Het bericht 'Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines' |
|
Silvio Erkens (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines»?1
Ja, dat artikel ken ik.
Wat is de huidige stand van zaken van het vormgeven van afstands- en geluidsnormen?
Geluidsnormen en een afstandsnorm zijn opgenomen in het ontwerpbesluit windturbines leefomgeving. Dit besluit (ontwerp-AMvB), tezamen met het bijbehorend milieueffectrapport (planMER), stond tot eind november 2023 ter publieke consultatie open voor zienswijzen van eenieder. Op dit moment worden de zienswijzen verwerkt. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik nader in op de planning van de AMvB-procedure.
Kunt u aangeven wat de huidige uitvoering is van de motie-Erkens/Leijten (Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Bij de brief van 6 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 32 813, nr. 1085) en vervolgens bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) heeft de Minister voor Klimaat en Energie uw Kamer op de hoogte gesteld van de uitvoering van de motie Erkens/Leijten. In deze motie werd verzocht om afspraken te maken met decentrale overheden over de te hanteren uitgangspunten voor de plaatsing van nieuwe windturbines en te onderzoeken of een afstandsnorm van vier keer de tiphoogte (Deense norm) tijdelijk kon worden toegepast. Het is juridisch echter niet mogelijk om – vooruitlopend op de AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-milieueffectrapportage (plan-m.e.r.). Dit geldt ook voor afspraken met decentrale overheden die een afstandsnorm willen hanteren, aangezien deze zonder een voorafgaande plan-m.e.r. in strijd kunnen zijn met de EU-richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling. Naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten is de afstandsnorm van vier keer de tiphoogte opgenomen ter beoordeling in de plan-m.e.r.-procedure.
Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld, hebben decentrale overheden wel de mogelijkheid om milieuvoorschriften per windpark op te nemen in de omgevingsvergunning, op basis van een zorgvuldige lokale milieubeoordeling. Het delen van kennis en werkwijzen tussen gemeenten en het Rijk speelt een belangrijke rol bij het ondersteunen van elkaar, het bevorderen van leermogelijkheden en het streven naar uniformiteit binnen dit proces. Het Rijk biedt gemeenten ondersteuning bij deze inspanningen, wat tegemoetkomt aan de wensen van de Kamer.
Kunt u aangeven wat er is gebeurd sinds het Nevele-arrest toen de normen ongeldig zijn verklaard? Kunt u dit aangeven in een tijdlijn?
Sinds het Nevele-arrest zijn er stappen gezet om te komen tot nieuwe milieunormen voor windparken op basis van een planMER. Er is ook een tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken ontwikkeld.
De volgende tijdlijn kan worden geschetst:
25 juni 2020
Uitspraak Europese Hof van Justitie (Nevele-arrest)
30 juni 2021
Uitspraak Raad van State met betrekking tot windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
Eind 2021
Start Helpdesk Wind op Land ter ondersteuning van decentrale overheden bij de gevolgen van de uitspraak windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
23 december 2021 tot en met 16 februari 2022
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over Voornemen/Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor een milieueffectrapport voor de op te stellen nationale windturbinebepalingen leefomgeving
3 maart 2022
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage over de NRD
1 juli 2022
Tijdelijke overbruggingsregeling van kracht, bestaande uit een wijzigingsbesluit en een wijzigingsregeling
augustus 2022
Publicatie reactienota naar aanleiding van zienswijzen op de NRD
11 oktober 2023 tot en met 22 november 2023
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over planMER en ontwerpbesluit windturbines leefomgeving
1 december 2023
Advies ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, Adviescollege toetsing regeldruk
24 januari 2024
Voorlopig advies Commissie voor de milieueffectrapportage Nationale windturbinebepalingen leefomgeving
Hoe bent u van plan zo snel mogelijk afstands- en geluidsnormen te hanteren? Hoe voorkomt u vertraging? Naar welke datum van invoering en implementatie van afstands- en geluidsnormen streeft u?
Een landelijke afstandsnorm, geluidsnormen en overige milieunormen voor nieuwe windparken zijn pas van kracht als de nieuwe regelgeving in werking is getreden. Bevoegde gezagen kunnen wel zelf regels stellen als zij daarvoor een milieueffectrapportage hebben uitgevoerd. Meet- en rekenvoorschriften moeten via een ministeriële regeling worden vastgesteld en tegelijkertijd met het ontwerpbesluit in werking treden. Om vertraging te voorkomen probeer ik zo spoedig mogelijk, naar verwachting na de zomer, het ontwerpbesluit bij uw Kamer voor te hangen. Daarna zal het ontwerpbesluit voor advisering aan de Raad van State worden aangeboden.
De geplande datum van inwerkingtreding van het besluit is 1 juli 2025. Op die datum vervalt de tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken.
Hoeveel windprojecten op land worden nog vergund van heden tot de gewenste implementatie van normen? Bent u in gesprek met provincies over een mogelijke pauzeknop op projecten indien de afstands- en geluidsnormen hierbij in de toekomst niet gewaarborgd kunnen worden? Acht u dit net als wij niet wenselijk aangezien er nu sprake is van willekeur en dit enorm schadelijk is voor het draagvlak voor wind op land?
Op basis van gegevens van de Wind op Land monitor 2023 (peildatum 31/12/2023) ben ik bekend met 15 lopende projecten waarvoor nog geen vergunning is verleend. Naar verwachting zal slechts een klein deel van deze projecten vóór medio 2025 vergund worden. Een aantal gemeenten wacht momenteel op de invoering van de landelijke normen, terwijl andere projecten vertraging oplopen door verschillende andere factoren, waardoor vergunningverlening voor medio 2025 niet haalbaar is.
Zolang er geen nieuwe normen zijn vastgesteld, dragen de betrokken overheden gezamenlijk de verantwoordelijkheid om windturbines zorgvuldig in te passen en op basis van een locatie-specifieke milieubeoordeling lokale normen op te stellen.
In samenwerking met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES), RVO, IPO en VNG wordt ondersteuning geboden aan decentrale overheden om een zorgvuldig proces op te zetten voor locatie-specifieke normen. Deze ondersteuning wordt geboden door onder andere informatiebijeenkomsten en kennisdelingssessies te organiseren en ondersteuning te bieden via een helpdesk. Provincies en gemeenten geven aan dit te waarderen en zelf door te willen met de regionale energieopgave.
Ik zie geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het proces dat de decentrale overheden doorlopen en deel uw mening niet dat er nu sprake zou zijn van willekeur. Er is dan ook geen reden om – vooruitlopend op de nieuwe landelijke normen – met provincies in gesprek te gaan over de mogelijkheid van een pauzeknop op windprojecten.
Hoe representatief acht u de Nivel-studie? Hoe houdt u rekening met het kernpunt dat de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden zoals benoemd in de studie? Betekent deze voorzichtigheid dat er nu tijdelijk gewacht moet worden op landelijke normen?
Uit de «Gezondheidsverkenning windturbines» van het Nivel, gedeeld met uw Kamer op 21 december 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 33 612, nr. 84), komen geen duidelijke aanwijzingen voor verhoogde gezondheidsrisico’s in de nabijheid van windturbines. Deze bevindingen zijn in lijn met eerdere conclusies van het RIVM op basis van internationaal onderzoek dat er geen eenduidig bewijs is dat windturbinegeluid samenhangt met gezondheidseffecten, met uitzondering van hinder en mogelijke slaapverstoring. Zoals ook in de brief aan uw Kamer is gemeld, moeten de resultaten van het Nivel voorzichtig geïnterpreteerd worden vanwege de beperkte statistische kracht om verbanden aan te tonen, voornamelijk door het relatief beperkt aantal mensen dat binnen 500 meter van een windturbine woont.
Het is daarom van belang de bestaande kennis met betrekking tot windturbines en gezondheid te blijven actualiseren en aan te vullen waar nodig. Om de kennis actueel te houden heeft het Ministerie van EZK in 2021 aan het RIVM opdracht gegeven voor het opzetten van het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, dat het RIVM samen met de GGD vormt. Verder zal het RIVM, in opdracht van de Ministeries van EZK en IenW, in de komende jaren ook een onderzoek uitvoeren naar de relatie tussen blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring in de Nederlandse situatie. De resultaten hiervan worden eind 2026 verwacht. Op voorhand zijn er volgens het planMER dat is opgesteld voor de AMvB (ontwerpbesluit windturbines leefomgeving) overigens geen aanwijzingen dat eerder gevonden verbanden tussen windturbinegeluid en effecten niet meer toepasbaar zouden zijn. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft in haar advies geconcludeerd dat het planMER de milieugevolgen van verschillende milieunormen, waaronder die voor geluid, overwegend goed in beeld brengt. Er is daarom geen reden om te wachten met het opstellen van nieuwe landelijke windturbinenormen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja, dat heb ik hierbij gedaa
Het bericht '65 miljoen euro schade door ontplofte lachgascilinders, kabinet overweegt compensatie' |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «65 miljoen euro schade door ontplofte lachgascilinders, kabinet overweegt compensatie»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat is volgens u de verklaring dat er sinds 1 januari 2023 – toen het lachgasverbod van kracht werd – een enorme toename aan ontploffingen door lachgascilinders wordt gezien door afvalverwerkers?
Deze problematiek is grotendeels te wijten aan de opkomst van niet-hervulbare drukhouders in de loop van 2022. In ons land, maar ook in omringende landen zoals België en landen als Frankrijk, Zweden en Denemarken – zijn er sindsdien meldingen van ontploffingen in de afvalverwerking door deze wegwerpcilinders. Deze ontwikkeling is in 2023 verder tot uiting gekomen. De problematiek in de afvalverwerking wordt veroorzaakt doordat individuen een illegaal product in bezit hebben en zich daar op een illegale wijze van ontdoen. Lachgascilinders zijn, net als andere soorten gasflessen en drukhouders, gevaarlijk afval op grond van de Wet milieubeheer en moeten bij de milieustraat of een andere bevoegde instantie worden ingeleverd.
Hoeveel explosies hebben er in 2023 plaatsgevonden bij afvalverwerkers als gevolg van ontploffende lachgascilinders? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere jaren?
Ik heb vanuit de media vernomen dat het bedrijf HVC, dat twee verbrandingsinstallaties exploiteert in Dordrecht en Alkmaar, in totaal 800 explosies heeft geregistreerd in 2023. Explosies worden niet centraal geregistreerd, dus ik kan geen uitspraken doen over hoe dit zich verhoudt tot het aantal explosies in 2022.
Bent u het met de stelling eens dat er een causaal verband mogelijk is tussen het aantal ontploffingen en het verbod op recreatief gebruik van lachgas?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De ontploffingen zijn niet het gevolg van het invoeren van het lachgasverbod, maar worden veroorzaakt doordat individuen handelen in strijd met wet- en regelgeving. Het is – op grond van de Opiumwet – illegaal om handelingen te verrichten met lachgas voor recreatief gebruik en tevens – op grond van de Wet milieubeheer – illegaal om lachgascilinders achter te laten in de openbare ruimte of te deponeren in het restafval.
Bent u het met de stelling eens dat het verbod op recreatief gebruik van lachgas niet ten koste mag gaan van de veiligheid van medewerkers in de afvalsector? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Zoals reeds toegelicht, is er geen causaal verband tussen het lachgasverbod en de ontploffingen in de afvalverwerking. Dat de ontploffingen van lachgascilinders (en ander gevaarlijk afval) in de afvalverwerking leiden tot risico’s voor de veiligheid van medewerkers in de afvalsector vind ik een zeer ernstige zaak. Daarom heb ik mij samen met de Minister van JenV en de Staatssecretaris van VWS ingespannen om te komen tot maatregelen om het probleem te beperken. Zo hebben we ingezet op zowel brede als gerichte communicatie zodat burgers geïnformeerd zijn over de veiligheidsrisico’s en over de correcte wijze van het zich ontdoen van lachgascilinders. Ook is een toolkit beschikbaar gesteld om gemeenten en milieustraten te helpen omgaan met deze situatie. We blijven ons – samen met de afvalbranche – inspannen om te komen tot verdere maatregelen om dit probleem het hoofd te bieden.
Kunt u garanderen dat explosies als gevolg van ontploffende lachgascilinders de continuïteit van de afvalverwerking niet wezenlijk bedreigen? Zo nee, op welke wijze onderneemt het Rijk stappen om de verwerking van ons afval te borgen?
Ik kan niet garanderen dat de explosies van ontploffende lachgascilinders of ander gevaarlijk afval de continuïteit van de afvalverwerking niet wezenlijk bedreigen. Deze explosies worden veroorzaakt door degenen die illegaal lachgascilinders of ander gevaarlijk afval deponeren in het restafval. De afvalbranche wordt geconfronteerd met de nadelige gevolgen van deze wetsovertredingen. Niet alleen gasflessen en overige drukhouders zorgen voor deze gevaren, maar ook andere soorten afval kunnen de continuïteit van de afvalverwerking bedreigen. U kunt hierbij denken aan criminelen die zich ontdoen van bijvoorbeeld hun munitie en wapens of inwoners die batterij-houdende producten zoals vapes en elektronisch speelgoed bij het restafval deponeren.
Vanuit het Rijk wordt gericht gecommuniceerd over de gevaren van het verkeerd ontdoen van lachgascilinders en worden gemeenten ondersteund in het vormgeven van afvalbeheerbeleid omtrent lachgascilinders. Daarnaast wordt er in het kader van het lachgasverbod voorgelicht over de gevaren van lachgasgebruik en wordt gehandhaafd op het verbod om zo vraag en aanbod van lachgas te beperken.
Overwegende dat afvalverwerkers aangeven dat zij in 2023 65 miljoen euro schade hebben geleden als gevolg van ontploffende lachgascilinders, hoe bent u voornemens afvalverwerkers te compenseren voor deze schade? Zo niet, op basis waarvan vindt u het legitiem dat afvalverwerkers opdraaien voor deze kosten of deze noodgedwongen via hogere afvalstoffenheffingen zullen moeten afwentelen op inwoners als gevolg van nationaal bepaald beleid?
De ontstane schade is niet het gevolg van het invoeren van het lachgasverbod, maar van het in strijd met de wet- en regelgeving handelen van individuen. De Rijksoverheid is niet verantwoordelijk voor het handelen van degenen die illegaal de lachgascilinders bij het restafval of in de openbare ruimte dumpen, waardoor de lachgascilinders in de verbrandingsinstallaties terechtkomen. Het ligt volgens het kabinet daarom niet in de rede dat de schade vanuit het Rijk wordt vergoed.
Het kabinet heeft aangegeven bereid te zijn te verkennen of een financiële tegemoetkoming mogelijk is voor het treffen van maatregelen die bijdragen aan het mitigeren van de risico’s in de afvalbranche. Daarbij is erop gewezen dat rekening moest worden gehouden met beschikbare middelen en Europese staatssteunregels. Inmiddels is gebleken dat een financiële tegemoetkoming vanuit het Rijk niet haalbaar is. De branche is op 14 maart jl. hierover geïnformeerd. Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat circulaire economie van 15 februari jl. zal ik de Kamer binnenkort in een separate Kamerbrief hier nader over informeren.
Lachgasgebruik concentreert zich voornamelijk in grote (Randstedelijke) gemeenten. De problematiek met illegale dumpingen en ontploffingen is daarmee ook het grootst in West-Nederland. Op grond van de Wet milieubeheer zijn gemeenten verantwoordelijk voor het afvalbeheerbeleid en mogen zij ter bestrijding van de kosten die daaruit voortkomen een heffing instellen. Dat gemeenten de extra kosten, die ontstaan zijn als gevolg van het in strijd met de wet- en regelgeving handelen van individuen, moeten doorberekenen, betreur ik ten zeerste. Echter is doorberekening van de extra kosten op basis van een lokale heffing de eerlijkste manier, omdat dit voorkomt dat inwoners uit gemeenten waar deze problematiek niet of nauwelijks speelt hieraan meebetalen.
Hoe groot zijn de kosten die gemeenten jaarlijks moeten maken om lachgascilinders veilig uit het afval te sorteren? Deelt u de zorgen van gemeenten dat dit probleem aanzienlijke gevolgen heeft voor de gemeentelijke afvalstoffenheffing?
De Koninklijke Nederlandse Vereniging van Afval- en Reinigingsdiensten heeft inzichtelijk gemaakt dat de kosten die gemeenten jaarlijks moeten maken voor het uitsorteren van lachgascilinders uit het restafval € 32 miljoen bedragen. Zij geven aan dat dit moet worden beschouwd als een ondergrens omdat dit een indicatie betreft voor de kosten voor alleen gemeenten in stedelijkheidsklasse 1 en 2 (en dus niet alle gemeenten).
Bent u bekend met het bericht «Gemeenten willen van rijk compensatie opruimkosten lachgas»?2 Op welke manier bent u van plan gehoor te geven aan deze oproep om compensatie vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Ja, ik bekend met dit bericht. Ten aanzien van de vraag over de oproep om compensatie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7.
Kunt u garanderen dat de kosten die voortkomen uit het sorteren van lachgascilinders en de schade bij afvalverwerkers die hiermee gemoeid zijn niet ten koste komen van de afvalstoffenheffing die inwoners betalen? Zo nee, kunt u een inschatting geven van de mogelijke stijging die hiermee voorzien is in de hardst getroffen gemeenten?
Gemeenten hebben krachtens de Wet milieubeheer (artikel 10.21) de zorgplicht voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. In artikel 15.33 van de Wet milieubeheer is bepaald dat gemeenten ter bestrijding van de kosten een heffing mogen instellen, die maximaal kostendekkend mag zijn. Gemeenten kunnen de extra kosten die zij maken door de lachgascilinders dus doorberekenen aan hun inwoners door middel van de afvalstoffenheffing. Ze mogen de extra kosten voor afvalbeheer ook dekken uit andere middelen. Dit is een gemeentelijke bevoegdheid en ik kan daarom niet garanderen dat gemeenten dit niet zullen doen. Zelf kan ik geen inschatting maken van de mogelijke stijging die hiermee is gemoeid, omdat dit sterk afhankelijk is van het afvalbeheersysteem dat in de desbetreffende gemeente wordt gehanteerd.
Hoeveel wegwerp lachgascilinders zijn er aangetroffen in het restafval en de publieke ruimte in 2023? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere jaren?
De Koninklijke Nederlandse Vereniging van Afval- en Reinigingsdiensten heeft in een rapportage inzichtelijk gemaakt dat zij, op basis van benchmark en een extrapolatie, verwachten dat op jaarbasis 375.000 cilinders in de openbare ruimte worden gedumpt ofwel worden ingeleverd bij de milieustraten. Er is geen landelijke registratie van illegale dumpingen van lachgascilinders, waardoor ik geen uitspraken kan doen over voorgaande jaren.
Overigens blijkt wel uit monitors dat het aantal gebruikers van lachgas flink is gedaald. Onder uitgaande jongeren daalde het gebruik van 35,2% in 2020 naar 15% in 2023. Ook geeft de helft van de jongeren die lachgas gebruiken aan dat het moeilijker is om aan lachgas te komen. Hopelijk vertaalt deze daling in het gebruik en de beschikbaarheid zich ook op korte termijn naar een afname van de problematiek van het lachgasafval.
Kunt u aangeven in hoeverre de fysieke verpakkingen van lachgas zijn veranderd ten opzichte van vóór het verbod?
De politie geeft aan dat zij de afgelopen jaren hebben gezien dat het aanbod op de lachgasmarkt niet statisch is, noch dat er sprake is van een situatie van voor en na het verbod. Waar zij initieel met name lachgaspatronen aantroffen, werden dit later hervulbare- en vervolgens niet-hervulbare drukhouders. Het is hierbij van belang op te merken dat op enig moment steeds één van deze verpakkingen dominant was, maar niet exclusief werd aangetroffen. Zo werden in 2022 al wegwerpcilinders aangetroffen en komt men ook nu nog patronen tegen. Daarbij is de problematiek die gemeenten en de afvalverwerkers ervaren met deze wegwerpcilinders niet gelimiteerd tot alleen Nederland. In 2022 hebben in Frankrijk bij twee verwerkingsinstallaties in totaal 3.568 explosies plaatsgevonden. Ook worden in landen als Denemarken en Zweden grote aantallen wegwerpcilinders aangetroffen in de openbare ruimte en/of ingeleverd bij de milieustraten. Dit leidt ook daar tot hoge kosten en schade.
Ik ben dan ook van mening dat het hier om een autonome ontwikkeling gaat en er geen sprake is van een verandering van verpakkingen van lachgas specifiek ten opzichte van voor en na het verbod.
Erkent u dat de toename aan wegwerpverpakkingen onveilig(er) zijn voor mens en milieu dan de herbruikbare verpakkingen die voornamelijk vóór het verbod werden aangetroffen? Erkent u dat mede daardoor de effecten op de afvalketen zo groot zijn?
Momenteel wordt onderzocht of een beperkt aantal typen verpakkingen van niet-hervulbare drukhouders voldoet aan de geldende ISO-normen. Dit onderzoek richt zich niet op het onveilig zijn van de niet-hervulbare drukhouders, maar op de vraag of de drukhouder conform het prototype is op grond waarvan een typegoedkeuring is afgegeven. Indien dit niet het geval blijkt, dan kan, los van de inhoud, mogelijk worden gehandhaafd op het moment dat deze specifieke types niet-hervulbare drukhouders worden aangetroffen. Ook in landen waar geen verbod geldt. Dit onderzoek doet geen uitspraak over of de toename aan wegwerpverpakkingen onveilig(er) is voor mens en milieu. De uitkomsten van het onderzoek zijn nog niet bekend. Ik kan daarom nog niet vooruitlopen op eventueel te nemen maatregelen.
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre deze wegwerpverpakkingen inderdaad ondeugdelijk zijn en of de leveranciers hiervan aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade?
Zie antwoord vraag 13.
Zijn de genoemde wegwerpverpakkingen überhaupt wel toegestaan op de Nederlandse en Europese markt, ongeacht hun inhoud? Zo nee, hoe bent u voornemens met dit gegeven om te gaan?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bekend met het bericht «Zwerfafvalrapers willen UPV lachgascilinders»?3
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u het met D66 eens dat ook binnen het lachgas dossier leidend zou moeten zijn dat de vervuiler betaalt? Hoe beoordeelt het kabinet de aangedragen oplossing in dit artikel om producenten verantwoordelijk te maken voor de lachgasverpakkingen?
Ik ben het er in het algemeen mee eens dat uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) een krachtig instrument is waarmee het streven dat «de vervuiler betaalt» kan worden vorm gegeven. Zoals ook in het artikel waar u naar verwijst wordt aangegeven, kan vanuit de overheid geen statiegeldsysteem of UPV worden opgelegd voor lachgascilinders voor recreatief gebruik. Onder de Opiumwet is het verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te produceren, te verkopen en te bezitten. Op illegale producten kan geen statiegeld worden geheven of een UPV worden ingesteld. Deze producten worden immers niet via legale verkoopkanalen aan een gebruiker verkocht. Eventuele Nederlandse producenten en importeurs van lachgas voor recreatief gebruik bevinden zich in het criminele circuit en buiten de radar van de Nederlandse overheid. Zodra deze illegale producenten en importeurs in beeld komen, is beëindiging van de activiteit en een strafrechtelijke vervolging de aangewezen route. Er zijn dus in Nederland geen legale producenten en importeurs van lachgas voor recreatief gebruik waar eisen ten aanzien van een UPV of statiegeldsysteem aan kunnen worden gesteld. Het produceren en importeren is immers een strafbaar feit. De producent van wegwerpcilinders bevindt zich veelal buiten Europa en lachgas voor recreatief gebruik wordt geïmporteerd door partijen in Europese landen die geen verbod kennen. Deze partijen bevinden zich buiten de reikwijdte van de bevoegdheden van de Nederlandse overheid.
Te hoge boetes voor studentenreisproducten |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat naar het oordeel van de Rechtbank Den Haag DUO onvoldoende actie onderneemt om te voorkomen dat oud-studenten onnodig een hoge openbaar vervoer(ov)-schuld opbouwen wegens het niet-tijdig stopzetten van hun studentenreisproduct? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1 2
Ja, ik ben bekend met dit bericht. DUO is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. Ik kan niet reageren op een lopende rechtszaak.
Het kan voorkomen dat oud-studenten een ov-boete opgelegd krijgen wegens het niet-tijdig stopzetten van, en reizen met, hun studentenreisproduct. Als een student rond 1 september, het begin van het nieuwe studiejaar, niet meldt dat deze is gestopt met studeren, lopen de studiefinanciering, waaronder het reisrecht, door.3 Ook kan het voorkomen dat onderwijsinstellingen hun administratie nog niet volledig hebben bijgewerkt. DUO controleert de inschrijvingen daarom 70 dagen na aanvang van het studiejaar.4 Als vervolgens (achteraf) blijkt dat er geen inschrijving is en er wel (onrechtmatig) is gereisd met het reisproduct, dan krijgt de student over die periode waarin is gereisd een of meerdere zogenoemde ov-boetes opgelegd.5 Bij deze beschikking legt DUO ook uit hoe meer boetes kunnen worden voorkomen.
DUO informeert studenten jaarlijks rond oktober over het belang van het controleren van hun inschrijving. Studenten weten dat de inschrijving van een opleiding een voorwaarde is om studiefinanciering te ontvangen. Een student heeft dus de mogelijkheid om te weten dat er een risico ontstaat op ov-boetes als de student niet bij DUO aangeeft dat deze is gestopt met studeren en studiefinanciering (waaronder het reisrecht) laat doorlopen, terwijl er geen inschrijving meer is. Als de student ervoor kiest om vervolgens toch te reizen, wordt een ov-boete opgelegd. Ook stuurt DUO in augustus een bericht aan studenten in het hbo en wo die in augustus en september een toekenning van de studiefinanciering hebben maar van wie de instelling nog niet aan DUO heeft doorgegeven dat de student is ingeschreven voor het aankomende studiejaar. Deze studenten worden erop gewezen dat de studiefinanciering en het reisrecht uiterlijk 1 september moeten worden stopgezet als zij stoppen met de studie. Deze «attentiemail» wordt alleen toegestuurd aan studenten die in Mijn DUO hebben aangegeven deze mails te willen ontvangen. DUO en Studielink wijzen de student bij een uitschrijving ook altijd op de gevolgen daarvan voor hun studiefinanciering en het reisrecht.
Waarom is het, ondanks een eerdere belofte, nog steeds niet mogelijk om een studentenreisproduct automatisch te stoppen als het recht op zo’n reisproduct is vervallen?3
De afgelopen jaren heb ik samen met de ov-bedrijven verschillende maatregelen genomen om het aantal ov-boetes te terug te dringen.7 Een belangrijke maatregel is het gebruik van de zogenaamde blacklist: wanneer het reisrecht is vervallen, laat DUO dit na 30 dagen aan de ov-bedrijven weten, zodat het desbetreffende OV-chipkaartnummer direct op de blacklist geplaatst wordt. Wanneer een student incheckt en de OV-chipkaartapparatuur ziet dat een kaart op de blacklist staat, dan wordt het studentenreisproduct, afhankelijk van modaliteit en apparatuur, direct geblokkeerd. Het is dan niet meer mogelijk om te reizen.8
Zoals in de vorige alinea aangegeven, hanteert DUO dus een vertraging van 30 dagen voordat aan de ov-bedrijven wordt doorgegeven dat het reisrecht is vervallen. De reden hiervoor is dat het regelmatig voorkomt dat studenten wisselen van opleiding, bijvoorbeeld wanneer zij doorstromen van het mbo naar het hbo en dit enige administratieve verwerkingstijd nodig heeft. Hierdoor wordt voorkomen dat een student zijn reisproduct niet meer kan gebruiken, terwijl er enkel sprake is van een overbruggingsperiode tussen twee opleidingen. Deze termijn van 30 dagen is dus bedoeld om ongewenste effecten voor studenten te voorkomen als een student wel doorstudeert, maar kan wel leiden tot ov-boetes indien het reisrecht daadwerkelijk vervalt en de student niet tijdig zijn reisproduct stopzet, maar er wel mee reist. De student houdt zelf de verantwoordelijkheid om dan het reisproduct stop te zetten.9 Aanpassing van deze termijn kan dus zowel voordelen als nadelen hebben. Ik wil in gesprek gaan met studenten over dit dilemma, waarbij de uitvoerbaarheid van eventuele aanpassingen een aandachtpunt is.
Daarbij is van belang dat het betalen in het openbaar vervoer verandert voor studenten medio 2025. In- en uitchecken kan bij het reizen op saldo inmiddels ook met een betaalpas of creditcard (OVpay). Voor een afgekocht reisrecht, zoals het studentenreisproduct, krijgt de OV-chipkaart een opvolger: de OV-pas (onderdeel van OVpay). Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij de wijziging van de WSF 2000 in verband met de invoering van nieuwe betaalmethoden in het ov, heeft dit ook gevolgen voor studenten.10 De drager van hun reisproduct zal namelijk veranderen: zij kunnen in de toekomst een OV-pas in fysieke vorm of een mobiele telefoon met daarop een digitale pas gebruiken.
De techniek achter OVpay is anders dan die achter de OV-chipkaart: bij de OV- chipkaart staat de informatie op de kaart; bij de OV-pas in een (online) account.11 Het grootste voordeel hiervan is dat RSR het studentenreisproduct direct zal verwijderen zodra het signaal van DUO binnen is, in plaats van het plaatsen op de blacklist.12 Ook kan de student het reisproduct straks zelf activeren en stopzetten via studentenreisproduct.nl.13 De student hoeft daarna niets meer te doen. Dit is een belangrijk verschil ten opzichte van de OV-chipkaart, waarbij het reisproduct alleen stopgezet kan worden bij een fysieke ophaalautomaat door de student. Dit laat onverlet dat het risico op een ov-boete blijft bestaan als studenten na hun uitschrijving niet doorstuderen, maar wel reizen met hun reisproduct. Dit geldt ook als studenten zich bij de start van het studiejaar niet opnieuw hebben ingeschreven bij hun instelling. Pas na controle door DUO op het recht op studiefinanciering kan DUO hierop reageren.
Bent u het ermee eens dat uit deze rechterlijke uitspraak moet worden afgeleid dat studenten door de handelwijze van DUO waarschijnlijk jarenlang ten onrechte extra boetes hebben gekregen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, kan ik niet reageren op deze zaak. Ik verwijs u ook naar de beschrijving van de algemene werkwijze van DUO bij in- en uitschrijvingen en de gevolgen daarvan voor studiefinanciering en reisrecht.
Kunt u een overzicht geven van de aan oud-studenten opgelegde boetes over de afgelopen tien jaar? En kunt u in dit overzicht de omvang aangeven van de waarschijnlijk ten onrechte geïnde boetes?
Ik heb aan DUO gevraagd om een overzicht te geven van het totaalbedrag aan (per saldo) opgelegde ov-boetes in de periode 2013–2023. Dit overzicht is weergegeven in onderstaande tabel. Op dit moment kan ik niet spreken over onterecht geïnde boetes, omdat deze rechtszaak nog loopt en de rechter een uitspraak moet doen in het hoger beroep.
Jaar
Totaalbedrag aan (per saldo) opgelegde ov-boetes
2013
€ 54,6 miljoen
2014
€ 52,6 miljoen
2015
€ 45,0 miljoen
2016
€ 40,7 miljoen
2017
€ 36,5 miljoen
2018
€ 32,8 miljoen
2019
€ 12,2 miljoen
2020
€ 6,5 miljoen
2021
€ 5,0 miljoen
2022
€ 6,7 miljoen
2023
€ 6,2 miljoen
Welke maatregelen neemt u zich voor om op korte termijn ervoor te zorgen dat studentenreisproducten automatisch worden gestopt? Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de aard en omvang van de door DUO te veel geïncasseerde bedragen, hoe dit zou kunnen worden gecompenseerd en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in antwoord 2, wordt het stopzetten van het studentenreisproduct makkelijker met de migratie van de OV-chipkaart naar de OV-pas. Ik heb regelmatig contact met het innovatieprogramma OV-betalen, om een zo soepel mogelijke overgang naar de nieuwe betaalmethoden mogelijk te maken. Zodra de techniek gereed is en voldoende bewezen, zullen we beginnen met de stapsgewijze migratie.
Ik zie geen aanleiding om onderzoek te doen. Deze rechtszaak loopt nog en DUO is in hoger beroep gegaan. Wel benadruk ik dat studenten zelf de verantwoordelijkheid hebben om, met de informatie die DUO via verschillende kanalen verstrekt, studiefinanciering stop te zetten zodra men geen inschrijving meer heeft bij een opleiding. Hier worden studenten ook ieder jaar rond oktober expliciet door DUO op gewezen. Ik heb regelmatig contact met DUO over de communicatiewijze en DUO verbetert deze continu om de student nog beter van dienst te kunnen zijn.
De verhouding tussen artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en de EVOA-verordening |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Is de veronderstelling juist dat wanneer afvalstoffen op basis van de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG), niet langer als afvalstof aangemerkt worden deze onder de EVOA-verordening (Verordening 1013/2006) niet langer als afvalstof behandeld hoeven te worden? Kunt u zo nodig aangeven wanneer wel of niet?
Materialen die voldoen aan de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, hebben de einde-afvalstatus. Zij vallen daarmee niet meer onder de afvalstoffenwetgeving. De EVOA is alleen van toepassing op afvalstoffen en dus niet op materialen met de status einde-afval. Bij een verschil van inzicht tussen bevoegde gezagen voor internationale afvaltransporten schrijft artikel 28 van Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) voor dat de strengste indeling moet worden gevolgd. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen afval of niet-afval.
Vereist artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen dat bij het hanteren van de genoemde criteria verschil gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd zullen worden of niet? Zo ja, op welke wijze?
Er is geen vereiste in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen op basis waarvan onderscheid gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd worden en stoffen die binnen Nederland blijven.
Is het op basis van artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen vereist dat afvalstoffen pas als niet-afvalstof aangemerkt mogen worden als ontvangende landen expliciet toestemming geven om het als niet-afvalstof aan te merken?
Dit vereiste volgt niet uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, maar uit artikel 28 van de EVOA.
Kunt u aangeven welke Europese jurisprudentie hierover beschikbaar is en hoe andere lidstaten hiermee omgaan?
De wijze waarop EU-lidstaten met deze vraag moeten omgaan is vastgelegd in artikel 28 «Geschillen over de indeling» van de EVOA-verordening. EVOA artikel 28 bepaalt dat bij verschil van inzicht over de status afval of niet-afval, het transport wordt behandeld als zijnde afval. Jurisprudentie over de toepassing van de Kaderrichtlijn afvalstoffen is beschikbaar via het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Het bericht 'Vervangen spoor Vroomshoop kost mogelijk miljoenen' |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vervangen spoor Vroomshoop kost mogelijk miljoenen»?1
Hoe verhouden deze maatschappelijke kosten zich tot uw inspanningen om dergelijke calamiteiten te voorkomen door preventief deze daken te vervangen?2
Zijn er verzekeringen die de volledige schade na een brand in een pand met een asbestdak dekken, ook als het pand volledig afbrandt en asbesthoudende deeltjes verspreid zijn in de wijde omgeving?
Bent u van mening dat er daarmee voldoende dekking is voor de te verwachten opruimkosten?
Als de verzekering niet alles vergoedt en de eigenaar onvoldoende middelen heeft, wie betaalt dan de resterende (opruim)kosten?
Kunt u ervoor zorgen dat er leningen beschikbaar komen voor het vervangen van asbestdaken van zowel particuliere als zakelijke eigenaren?
Welke overige financiële en niet-financiële instrumenten zet u in om eigenaren te stimuleren en te ondersteunen om hun asbestdak snel te vervangen?
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden?
Statiegeld |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Toezichthouder wil fors hoger statiegeld op plastic flessen»?1
Kunt u de brief van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan de inzamelings- en recyclingorganisatie Verpact met de Kamer delen? En kunt u de reactie van Verpact op deze brief ook met de Kamer delen?
Hoe staat u tegenover de in het artikel geschetste verhoging per juli 2025 van het statiegeld op grote én kleine plastic flesjes naar € 0,50? Hoe wordt de Tweede Kamer bij dit besluit betrokken? Deelt u de opvatting dat het lijkt alsof er hiermee wordt gekozen voor een optie die de verantwoordelijkheid vooral bij de consument neerlegt?
Kunt u aangeven welke effecten een verhoging van het statiegeld op flesjes naar € 0,50 zal hebben op de verkopen in de drankenmarkt? En heeft er een impactanalyse plaatsgevonden?
Hoe verhouden deze verhoogde statiegeldbedragen zich tot ons omringende landen met een statiegeldsysteem?
Deelt u de opvatting dat de tegenvallende inzamelingsprestaties voor statiegeldflessen en -blikjes vooral te wijten zijn aan een tekort aan inzamelpunten en het feit dat inzamelpunten relatief vaak defect zijn? Kunt u aangegeven wat de huidige inzet is om dit te verbeteren? En deelt u de mening dat eerst vooral dit opgelost zal moeten worden, voordat overgegaan wordt op een verhoging van het statiegeld op flesjes?
Vindt u het wenselijk dat, wanneer statiegeld op flesjes verhoogd wordt naar € 0,50, in sommige gevallen het statiegeld hoger zal zijn dan de prijs van het drankje zelf?
Kunt u een nadere specificatie geven van de mogelijk op te leggen dwangsommen aan Verpact en waar dit op is gebaseerd?
Deelt u de mening dat de uitbreiding naar statiegeld op sap-en zuivelflessen die volgend jaar is voorzien, pas aan de orde kan zijn als het huidige systeem goed functioneert?
De toelating van glyfosaat met tien jaar verlengen. |
|
Ines Kostić (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif»?1
Wat is uw reactie op de kritiek van meerdere wetenschappers op het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), waaronder dat de aanwijzingen dat glyfosaat bij mensen kanker kan veroorzaken systematisch is weggeredeneerd, dat het protocol van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wordt geschonden en dat er geen studies zijn gedaan naar de risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson?
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat de conclusie van het Ctgb dat er geen relatie is tussen glyfosaat en Parkinson «niet logisch» is?
Kunt u bevestigen dat het belangrijk is om het voorzorgsbeginsel toe te passen om te voorkomen dat vele mensen worden blootgesteld aan schadelijke stoffen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het voorkomen van (ernstige) gezondheidsschade belangrijker is dan een eventuele «precedentwerking» wanneer het advies van het Ctgb niet zou worden gevolgd? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van onder andere Wageningen University & Research blijkt dat veel bestrijdingsmiddelen overal, waaronder in het menselijk lichaam en huizen van mensen, wordt aangetroffen en zelfs in luiers van baby’s?2, 3
Kunt u bevestigen dat het Ministerie van IenW er onlangs, bij een casus over luchtvaart, door de rechter op is gewezen dat de Staat jarenlang mensenrechten van omwonenden heeft geschonden, de belangen van omwonenden ondergeschikt heeft gemaakt en dat dit hersteld moet worden?4
Kunt u bevestigen dat u naar aanleiding van het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) «Industrie en Omwonenden» heeft besloten om gezondheid leidend te laten zijn in beleid?
Deelt u de mening dat als de gezondheid leidend zou zijn geweest bij het al dan niet toelaten van glyfosaat, het voorzorgsbeginsel was toegepast? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat op basis van het voorzorgsbeginsel tegen het tien jaar langer toestaan van glyfosaat had moeten worden gestemd? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om, vanwege het voorzorgsbeginsel, alle nationale toelatingen van glyfosaat in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid u alsnog in te zetten voor een Europees verbod op glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen»)?
Afstemming voor de beantwoording van vragen met betrekking tot granuliet |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kunt u aangeven met wie er afstemming zou moeten plaatsvinden, alvorens u de schriftelijke vragen met betrekking tot granuliet kunt beantwoorden?1
Kunt u aangeven waarom de lopende civiele rechtszaken om extra afstemming vragen, als de Staat geen partij is in deze rechtszaken?
Kunt u aangeven of en, zo ja, waarom de uitkomst van die lopende rechtszaken van invloed zouden moeten of mogen zijn, op de beantwoording van vragen die uitsluitend betrekking hebben op de classificatie van granietzand en granuliet door het ministerie en de beantwoording van eerdere Kamervragen?
Kunt u bij elk van de gestelde (1 t/m 5)vragen apart aangeven waarom deze nu niet beantwoord kan worden en als dat wel kan, deze alsnog inhoudelijk beantwoorden?
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Asfaltcentrales |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de vele nieuwsberichten in het hele land waarin zorgen over asfaltcentrales geuit worden?1
Heeft u contact met omwonenden van asfaltcentrales door het hele land die zich zorgen maken over hun gezondheid? Raadpleegt u onder andere Bewonersinformatieplatform Asfalt Stinkt Landelijk? Zo ja, wat neemt u mee uit deze gesprekken?
Op welke wijze worden omwonenden actief betrokken bij beleid rondom asfaltcentrales? Hoe wordt inspraak georganiseerd? Worden omwonenden bijvoorbeeld actief gewezen op internetconsultaties over regelgeving omtrent asfaltcentrales? Worden zij betrokken bij de totstandkoming van adviesdocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT)?
Bent u zich er bewust van dat omgevingsdiensten verschillende eisen stellen aan hoe vaak asfaltcentrales emissiegegevens moeten aanleveren? Deelt u de mening dat er alleen adequaat kan worden gehandhaafd als emissies frequent worden gemeten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat met continue metingen, bijvoorbeeld middels infrafrood- of «Photo Ionisatie Detector (PID)»-technieken, het inzicht in de emissies van asfaltcentrales kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid continumeting verplicht te stellen?
Bent u bekend met het bericht «Doorbraak over omstreden Deventer Asfaltcentrale, grotere én schonere centrale stap dichterbij»?2
Denkt u dat de net afgesloten intentieovereenkomst wel gaat leiden tot nieuwbouw, in tegenstelling tot de vorige intentieovereenkomst met de asfaltfabriek?
Welke vervolgstappen bent u van plan te zetten in het geval dat deze overeenkomst niet leidt tot nieuwbouw?
Hoeveel extra energie kost het wanneer er asfalt wordt geproduceerd bij regen waardoor de grondstof nat is, omdat er een dak boven ontbreekt?
Hoeveel asfaltfabrieken hebben op dit moment geen dak boven hun grondstoffen, en in welke mate verwaaien de grondstoffen ter plekke? Bent u bereid direct aan te dringen op een overkapping van grondstoffen?
Speelt energieverbruik en uitstoot van giftige stoffen een rol in de aanbestedingen die uw ministerie uitschrijft ten behoeve van de aanleg van rijkswegen? Zo nee, bent u met mij van mening dat dat zo snel mogelijk moet worden ingevoerd?
Hoe beoordeelt u de resultaten van de afspraken in het kader van het Emissions Trading System (ETS) met de asfaltfabrieken?3
Bent u bereid tijdens de grote opdracht A1 tussen Apeldoorn en Twello, waarvoor de fabriek in Deventer het asfalt gaat leveren, extra toezicht te houden op het productieproces?
Het bericht 'Nieuwe sof voor treinreizigers: Nederland verliest directe spoorverbinding met Zwitserland' |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe sof voor treinreizigers: Nederland verliest directe spoorverbinding met Zwitserland»?1
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel is dat er in tijden van klimaatcrisis internationale treinverbindingen verdwijnen in plaats van worden toegevoegd? Welke concrete stappen heeft u tot op heden gezet om nieuwe internationale verbindingen van de grond te krijgen en daarnaast bestaande verbindingen te behouden?
Wat is uw eerste reactie op het per 15 juli wegvallen van de bijna honderd jaar oude internationale treinverbinding tussen Nederland en Zwitserland?
Bent u bereid het gesprek aan te gaan met de betrokken spoorbedrijven en de Duitse en Zwitserse overheden om samen alles op alles te zetten om de bijna honderd jaar oude verbinding tussen Nederland en Zwitserland te behouden? Welke stappen gaat de NS zetten om het vervallen van de verbinding Amsterdam-Basel te voorkomen?
Klopt het dat het laten vervallen van de verbinding naar Basel niet de voorkeur had van de NS? Waarom heeft de NS zelf geen ambitie en materieel om dergelijke internationale treinverbindingen op te zetten?
Hoeveel reizigers maakte jaarlijks gebruik van de verbinding tussen Amsterdam en Basel? Tot hoeveel extra vliegbewegingen zal het wegvallen van deze verbinding leiden?
Overwegende dat uit berekeningen van de website EcoPassenger blijkt dat een treinreiziger tussen Amsterdam en Basel 25 kilo broeikasgassen uitstoot, terwijl een vliegreiziger 121 kilo aan broeikasgassen uitstoot, wat is de totale klimaatschade van het wegvallen van de verbinding tussen Amsterdam en Basel?
Overwegende dat nieuwe spoorbedrijven staan te springen om nieuwe internationale verbindingen op te zetten, bent u bereid om met alle mogelijke aanbieders van internationale treinreizen samen te komen en een actieagenda op te stellen om zo snel mogelijk te komen tot nieuwe internationale verbindingen?
Welke maatregelen kunt u op korte termijn nemen om mogelijke nieuwe aanbieders van internationale treinen te ondersteunen? Bent u bereid om samen met uw Europese collega’s de mogelijkheid te verkennen om nationale spoorwegbedrijven wagons en treinen te laten verhuren aan potentiële nieuwe spoorwegbedrijven?
Het artikel 'Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid' |
|
Sophie Hermans (VVD), Joris Thijssen (PvdA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid» gepubliceerd door EW op 5 april 2024?1
Vindt u dat een schonere installatie met minder CO2-uitstoot, minder stikstofuitstoot, en minder uitstoot van vervuilende stoffen wenselijk is? Ziet u de maatwerkafspraak als een belangrijk instrument hiervoor?
Hoe staat het met het afsluiten van de maatwerkafspraak met Dow Chemical? Klopt het dat de besprekingen tussen de overheid en Dow over mogelijke maatwerkafspraken stilliggen? Klopt het dat er bijna een doorbraak was waarbij het bedrijf meer dan € 1 miljard zou investeren, maar dat deze enorme investering is vastgelopen op vergunningsverlening zoals besproken in bovenstaand artikel?
Indien u een schonere productie bij Dow Chemical als wenselijk ziet, waarom faciliteert u de noodzakelijke vergunningsverlening dan niet? Indien u dit niet wenselijk vindt, welke mogelijkheden heeft u dan onderzocht om het project toch door te laten gaan? Kunt u toelichten wat er momenteel wordt gedaan om de maatwerkafspraken met Dow Chemical zo snel mogelijk te realiseren?
Heeft u onderzocht hoe het zit met de niet-CO2 vervuiling waar vooral de omwonenden mee te maken hebben? Zo ja, wat is hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u reflecteren op de huidige voorwaarden voor vergunningverlening en hoe dit zich verhoudt tot Europese wet- en regelgeving? Heeft u in Europa getoetst of u niet doorslaat in hoe u zich hier opstelt? Hoe rijmt uw opstelling zich met het genoemde advies van de landsadvocaat dat flexibiliteit wel degelijk mogelijk is?
Klopt de constatering dat een enorm verduurzamingsproject, met groot belang voor de regio Zeeland, vastloopt op een bureaucratische werkelijkheid? Beseft u hiermee dat deze grote verduurzamingsinvestering mogelijk in een ander land gaat plaatsvinden en niet meer in Nederland? Vindt u niet ook dat vergunningverlening niet in de weg zou mogen staan van ambitieuze verduurzaming als de bescherming van milieu en omgeving wordt geborgd en de investering leidt tot minder vervuiling (door CO2 en andere stoffen)?
Voor welke investeringen zou Dow subsidie krijgen? Is dit alleen voor duurzamere installaties of ook voor carbon capture storage (CCS) en de infrastructuur voor CCS? Wat zouden de verhoudingen van de bedragen voor verschillende verduurzamingsmaatregelen zijn?
Deze maatwerkafspraak is een eerste stap in het klimaatneutraal maken van de installaties van Dow. Is het volledig klimaatneutraal maken ook onderdeel van de maatwerkafspraken met Dow? CCS wordt gezien als de eerste stap in de verduurzaming van Dow, hoe wordt gestimuleerd dat Dow uiteindelijk volledig overstapt op elektrisch kraken?
Bent u bereid om vóór het zomerreces met een oplossing voor dit probleem te komen, ook gezien het feit dat deze maatwerkafspraak cruciaal is voor het halen van klimaatdoelen voor 2030?
Speelt dit probleem breder bij andere grote verduurzamingsprojecten en andere maatwerkafspraken? Indien dat zo is, zou een generieke oplossing dan niet hoogstnoodzakelijk zijn aangezien de verduurzaming van onze industrie hier niet op mag vastlopen?
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het geplande commissiedebat verduurzaming industrie beantwoorden?
Het bericht ‘Maastricht en provincie Limburg slepen Vlaanderen definitief voor rechter en eisen miljoenen voor schrappen tramlijn’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Maastricht en provincie Limburg slepen Vlaanderen definitief voor rechter en eisen miljoenen voor schrappen tramlijn»?1
Klopt het dat de Vlaamse regering zonder overleg (dus eenzijdig) heeft besloten het tramproject Maastricht-Hasselt te beëindigen? Wat is uw rol in dit dossier geweest?
Klopt het dat Maastricht en de provincie Limburg 19,6 miljoen aan investeringen hebben gedaan hiervoor? Deelt u de mening dat dit voor deze beide partijen erg nadelig is dat zij zoveel geld hebben geïnvesteerd, terwijl hier nooit enig beoogd resultaat mee is bereikt?
Klopt het dat de Vlaamse regering tot op heden nog geen afspraken heeft gemaakt om dit op een fatsoenlijke manier te regelen? Welke inzet is er van u in dit dossier geweest?
Klopt het dat het Rijk een subsidie van 36,7 miljoen euro heeft verstrekt en dat de provincie Limburg u heeft verzocht om deze middelen voor andere regionale mobiliteitsprojecten in te kunnen gaan zetten? Zo nee, hoe zit dit dan wel?
Bent u voornemens deze middelen in de regio aan andere bereikbaarheidsprojecten te verbinden en dit op korte termijn met de provincie Limburg af te spreken? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘In ruim 400 woonwijken ligt tot 10.000 kilo vuurwerk opgeslagen: “Dat is 400 keer heel gevaarlijk”’ |
|
Michiel van Nispen |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «In ruim 400 woonwijken ligt tot 10.000 kilo vuurwerk opgeslagen: «Dat is 400 keer heel gevaarlijk»»?1 Wat is uw reactie hierop?
Kunt u voor het commissiedebat nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing op 15 mei 2024 met een reactie komen op in ieder geval het onderdeel van het rapport en onderzoek «Leren van twee vuurwerkrampen»2 van de Universiteit Twente dat hier specifiek betrekking op heeft; in het bijzonder de conclusies dat «licht» geclassificeerd vuurwerk bij brand veel gevaarlijker is dan gedacht, het Vuurwerkbesluit een onterecht beeld van veiligheid creëert, de huidige zoneringseisen voor consumentenvuurwerkopslag te soepel zijn en de blusinstructies voor de brandweer ontoereikend?
Hoe reageert u op de opmerking van brandweerman Marcel Dokter (voorzitter Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers) dat de brandweer niet altijd weet waar een opslagplek ligt, en dat ze in grotere gemeenten voor verrassingen komt te staan als het gaat om opslagplaatsen? Hoe kan dat voorkomen worden?
Wat is nu de stand van zaken met het voorstel om, in het geval van calamiteiten zoals brand bij vuurwerk(opslag), niet meer te blussen vanwege de onvoorspelbare gevolgen, maar te ontruimen, om de veiligheid van mensen in de omgeving en brandweermensen te waarborgen? Is dat nu al de landelijke instructie die overal dient te worden toegepast?
Wat vindt u ervan dat op dit moment is toegestaan dat woningen op slechts acht meter afstand van de opslag staan en dat deze afstandseis niet eens geldt voor woningen pal boven, naast of achter de opslag?
Bent u bereid om de regels van het Vuurwerkbesluit te wijzigen zodat vuurwerkopslag helemaal niet meer in woonwijken plaats mag vinden? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines' |
|
Silvio Erkens (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines»?1
Ja, dat artikel ken ik.
Wat is de huidige stand van zaken van het vormgeven van afstands- en geluidsnormen?
Geluidsnormen en een afstandsnorm zijn opgenomen in het ontwerpbesluit windturbines leefomgeving. Dit besluit (ontwerp-AMvB), tezamen met het bijbehorend milieueffectrapport (planMER), stond tot eind november 2023 ter publieke consultatie open voor zienswijzen van eenieder. Op dit moment worden de zienswijzen verwerkt. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik nader in op de planning van de AMvB-procedure.
Kunt u aangeven wat de huidige uitvoering is van de motie-Erkens/Leijten (Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Bij de brief van 6 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 32 813, nr. 1085) en vervolgens bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) heeft de Minister voor Klimaat en Energie uw Kamer op de hoogte gesteld van de uitvoering van de motie Erkens/Leijten. In deze motie werd verzocht om afspraken te maken met decentrale overheden over de te hanteren uitgangspunten voor de plaatsing van nieuwe windturbines en te onderzoeken of een afstandsnorm van vier keer de tiphoogte (Deense norm) tijdelijk kon worden toegepast. Het is juridisch echter niet mogelijk om – vooruitlopend op de AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-milieueffectrapportage (plan-m.e.r.). Dit geldt ook voor afspraken met decentrale overheden die een afstandsnorm willen hanteren, aangezien deze zonder een voorafgaande plan-m.e.r. in strijd kunnen zijn met de EU-richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling. Naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten is de afstandsnorm van vier keer de tiphoogte opgenomen ter beoordeling in de plan-m.e.r.-procedure.
Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld, hebben decentrale overheden wel de mogelijkheid om milieuvoorschriften per windpark op te nemen in de omgevingsvergunning, op basis van een zorgvuldige lokale milieubeoordeling. Het delen van kennis en werkwijzen tussen gemeenten en het Rijk speelt een belangrijke rol bij het ondersteunen van elkaar, het bevorderen van leermogelijkheden en het streven naar uniformiteit binnen dit proces. Het Rijk biedt gemeenten ondersteuning bij deze inspanningen, wat tegemoetkomt aan de wensen van de Kamer.
Kunt u aangeven wat er is gebeurd sinds het Nevele-arrest toen de normen ongeldig zijn verklaard? Kunt u dit aangeven in een tijdlijn?
Sinds het Nevele-arrest zijn er stappen gezet om te komen tot nieuwe milieunormen voor windparken op basis van een planMER. Er is ook een tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken ontwikkeld.
De volgende tijdlijn kan worden geschetst:
25 juni 2020
Uitspraak Europese Hof van Justitie (Nevele-arrest)
30 juni 2021
Uitspraak Raad van State met betrekking tot windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
Eind 2021
Start Helpdesk Wind op Land ter ondersteuning van decentrale overheden bij de gevolgen van de uitspraak windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
23 december 2021 tot en met 16 februari 2022
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over Voornemen/Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor een milieueffectrapport voor de op te stellen nationale windturbinebepalingen leefomgeving
3 maart 2022
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage over de NRD
1 juli 2022
Tijdelijke overbruggingsregeling van kracht, bestaande uit een wijzigingsbesluit en een wijzigingsregeling
augustus 2022
Publicatie reactienota naar aanleiding van zienswijzen op de NRD
11 oktober 2023 tot en met 22 november 2023
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over planMER en ontwerpbesluit windturbines leefomgeving
1 december 2023
Advies ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, Adviescollege toetsing regeldruk
24 januari 2024
Voorlopig advies Commissie voor de milieueffectrapportage Nationale windturbinebepalingen leefomgeving
Hoe bent u van plan zo snel mogelijk afstands- en geluidsnormen te hanteren? Hoe voorkomt u vertraging? Naar welke datum van invoering en implementatie van afstands- en geluidsnormen streeft u?
Een landelijke afstandsnorm, geluidsnormen en overige milieunormen voor nieuwe windparken zijn pas van kracht als de nieuwe regelgeving in werking is getreden. Bevoegde gezagen kunnen wel zelf regels stellen als zij daarvoor een milieueffectrapportage hebben uitgevoerd. Meet- en rekenvoorschriften moeten via een ministeriële regeling worden vastgesteld en tegelijkertijd met het ontwerpbesluit in werking treden. Om vertraging te voorkomen probeer ik zo spoedig mogelijk, naar verwachting na de zomer, het ontwerpbesluit bij uw Kamer voor te hangen. Daarna zal het ontwerpbesluit voor advisering aan de Raad van State worden aangeboden.
De geplande datum van inwerkingtreding van het besluit is 1 juli 2025. Op die datum vervalt de tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken.
Hoeveel windprojecten op land worden nog vergund van heden tot de gewenste implementatie van normen? Bent u in gesprek met provincies over een mogelijke pauzeknop op projecten indien de afstands- en geluidsnormen hierbij in de toekomst niet gewaarborgd kunnen worden? Acht u dit net als wij niet wenselijk aangezien er nu sprake is van willekeur en dit enorm schadelijk is voor het draagvlak voor wind op land?
Op basis van gegevens van de Wind op Land monitor 2023 (peildatum 31/12/2023) ben ik bekend met 15 lopende projecten waarvoor nog geen vergunning is verleend. Naar verwachting zal slechts een klein deel van deze projecten vóór medio 2025 vergund worden. Een aantal gemeenten wacht momenteel op de invoering van de landelijke normen, terwijl andere projecten vertraging oplopen door verschillende andere factoren, waardoor vergunningverlening voor medio 2025 niet haalbaar is.
Zolang er geen nieuwe normen zijn vastgesteld, dragen de betrokken overheden gezamenlijk de verantwoordelijkheid om windturbines zorgvuldig in te passen en op basis van een locatie-specifieke milieubeoordeling lokale normen op te stellen.
In samenwerking met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES), RVO, IPO en VNG wordt ondersteuning geboden aan decentrale overheden om een zorgvuldig proces op te zetten voor locatie-specifieke normen. Deze ondersteuning wordt geboden door onder andere informatiebijeenkomsten en kennisdelingssessies te organiseren en ondersteuning te bieden via een helpdesk. Provincies en gemeenten geven aan dit te waarderen en zelf door te willen met de regionale energieopgave.
Ik zie geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het proces dat de decentrale overheden doorlopen en deel uw mening niet dat er nu sprake zou zijn van willekeur. Er is dan ook geen reden om – vooruitlopend op de nieuwe landelijke normen – met provincies in gesprek te gaan over de mogelijkheid van een pauzeknop op windprojecten.
Hoe representatief acht u de Nivel-studie? Hoe houdt u rekening met het kernpunt dat de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden zoals benoemd in de studie? Betekent deze voorzichtigheid dat er nu tijdelijk gewacht moet worden op landelijke normen?
Uit de «Gezondheidsverkenning windturbines» van het Nivel, gedeeld met uw Kamer op 21 december 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 33 612, nr. 84), komen geen duidelijke aanwijzingen voor verhoogde gezondheidsrisico’s in de nabijheid van windturbines. Deze bevindingen zijn in lijn met eerdere conclusies van het RIVM op basis van internationaal onderzoek dat er geen eenduidig bewijs is dat windturbinegeluid samenhangt met gezondheidseffecten, met uitzondering van hinder en mogelijke slaapverstoring. Zoals ook in de brief aan uw Kamer is gemeld, moeten de resultaten van het Nivel voorzichtig geïnterpreteerd worden vanwege de beperkte statistische kracht om verbanden aan te tonen, voornamelijk door het relatief beperkt aantal mensen dat binnen 500 meter van een windturbine woont.
Het is daarom van belang de bestaande kennis met betrekking tot windturbines en gezondheid te blijven actualiseren en aan te vullen waar nodig. Om de kennis actueel te houden heeft het Ministerie van EZK in 2021 aan het RIVM opdracht gegeven voor het opzetten van het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, dat het RIVM samen met de GGD vormt. Verder zal het RIVM, in opdracht van de Ministeries van EZK en IenW, in de komende jaren ook een onderzoek uitvoeren naar de relatie tussen blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring in de Nederlandse situatie. De resultaten hiervan worden eind 2026 verwacht. Op voorhand zijn er volgens het planMER dat is opgesteld voor de AMvB (ontwerpbesluit windturbines leefomgeving) overigens geen aanwijzingen dat eerder gevonden verbanden tussen windturbinegeluid en effecten niet meer toepasbaar zouden zijn. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft in haar advies geconcludeerd dat het planMER de milieugevolgen van verschillende milieunormen, waaronder die voor geluid, overwegend goed in beeld brengt. Er is daarom geen reden om te wachten met het opstellen van nieuwe landelijke windturbinenormen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja, dat heb ik hierbij gedaa
Tata Steel en de HUMAN documentaire STAAL |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Joris Thijssen (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Heeft u de HUMAN-documentaire STAAL, bestaande uit vier afleveringen, gezien?1 Wat is uw reactie hierop?
Ik beschik niet over een NPO Plus account en heb daarom nog niet de volledige serie bekeken. Het materiaal dat ik tot nu toe heb gezien geeft een goede inkijk in de verschillende perspectieven in de IJmond.
Wat wilt u zeggen tegen de omwonenden van Tata Steel die, zoals ook naar voren komt in de documentaire, grote hinder en negatieve gezondheidseffecten ervaren van de fabriek en hun leven op allerlei wijzen moeten aanpassen aan de fabriek?
Bewoners in het IJmondgebied maken zich terecht zorgen over hun gezondheid en die van hun kinderen. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren2. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op het fragment waarin een Tata Steel-medewerker, wanneer hij een afsluiter van een installatie opendraait, tegen een collega zegt dat hierbij rotzooi vrijkomt, maar dat het goed is als het maar niet op de camera’s van Frisse Wind staat en dat ze de installatie daarom ’s avonds in het donker starten?2
Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet. Dat maakt het lastig om goed te kunnen reflecteren. In algemene zin geldt dat uit de wetgeving volgt dat de toezichthouder, in dit geval de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, onverwijld over ongewone voorvallen moet worden geïnformeerd.
Tata Steel heeft mij laten weten dat het in dit geval ging om normale onderhoudswerkzaamheden die conform de geldende eisen gemeld zijn aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied handelt deze informatie af conform de in het toezicht gebruikelijke werkwijze. Daarbij wordt beoordeeld wat hier precies gebeurd is en of het bedrijf regels heeft overtreden.
Klopt het dat Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, omdat gifwolken die hierbij vrijkomen dan minder goed te zien zijn op beeld? Zo nee, hoe zit dit dan en waarom wordt die indruk dan gewekt? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Dat kan ik niet beoordelen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ziet erop toe dat onderhoud conform de daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd en dat de daarbij behorende meldingen worden gedaan.
Bent u het ermee eens dat, als Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, zodat het minder goed te zien is op beeld, dit bevestigt dat Tata Steel handhaving probeert te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Wat vindt u van het feit dat omwonenden van Tata Steel zelf camera’s en een infraroodcamera moeten opstellen, om te borgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata goed wordt geregistreerd en erop kan worden gehandhaafd door de omgevingsdienst?
Het uitgangspunt van het milieurecht is overigens dat een grote onderneming als Tata Steel zélf door middel van metingen en monitoring de uitstoot van haar installaties in de gaten houdt. Daartoe huurt het bedrijf geaccrediteerde meetbedrijven in. De metingen die bewoners doen, kunnen een interessante aanvulling zijn op de zaken die het bedrijf en de verschillende overheden zelf al uitvoeren.
Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het indien nodig uitvoeren van controlemetingen daarop is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Ook is recent een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet.
Kunt u bevestigen dat de door omwonenden geïnstalleerde infraroodcamera meer en actuelere inzichten biedt in de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel? Zo nee, op welke wijze heeft de omgevingsdienst zelf (los van input van Tata Steel zelf) inzicht in de dagelijkse uitstoot van die stoffen door Tata Steel?
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Mijn ministerie zal, samen met het RIVM en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, contact leggen met de omwonenden om meer te weten te komen over de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie.
Bent u het ermee eens dat dit soort techniek actief moet worden ingezet door de omgevingsdiensten en dat burgers hiermee niet belast zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik op dit moment niet zeggen, omdat de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie mij nog niet duidelijk is.
Gaat u in gesprek met omgevingsdiensten om ze aan te sporen en waar nodig te faciliteren om bij grote vervuilers meer gebruik te maken van technologie zoals camera’s en eigen meetapparatuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ik vind in algemene zin dat de overheid voortdurend moet streven naar een effectief en sterk stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zet ik daarom in op onder andere effectieve handhaving door het delen van de juiste informatie. In de actieagenda Industrie en Omwonenden4 wordt in het onderdeel «meten en weten» ook nader onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van dit soort metingen.
Hoe kan het dat er nog maar zes verbeuringen zijn uitgedeeld in de derde last onder dwangsom voor rauwe kooks, terwijl op de camera’s van Frisse Wind al vele malen het soort zwarte wolken te zien zijn waarvan de omgevingsdienst in de documentaire STAAL zegt dat het rauwe kooks zijn?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst heeft op haar website een uitgebreide uitleg geplaatst over het beoordelen van camerabeelden en rauwe kooks5. Daaruit blijkt overigens dat er diverse zaken in onderzoek zijn.
Kent u het gezondheidsultimatum van omwonenden van Tata Steel en milieuorganisaties?3 Wat is uw reactie hierop, punt voor punt?
Ja, dat is mij bekend. Hierin roepen omwonenden en milieuorganisaties op tot een snelle sluiting van de ziekmakende fabrieksonderdelen en een voortvarende verduurzaming van de fabriek. Het voorstel van de omwonenden vertoont grote overeenkomsten met het door Hans Wijers en Frans Blom geanalyseerde scenario «alleen elektrische boogovens.7» Zij geven aan dat een keuze voor de productieroute met alleen elektrische hoogovens logisch is als de Staat de grote investering van publieke middelen in een economisch kwetsbaar bedrijfsmodel op vindt wegen tegen de reductie van de lokale hinder en het behoud van een deel van de lokale werkgelegenheid, en als de Staat het vertrouwen heeft dat Tata Steel Nederland concurrerend kan zijn in de markt voor laagwaardig staal. Zij beoordelen de economische levensvatbaarheid van dit scenario als slecht.
In de recente brief heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor een ander scenario, namelijk het «voorstel van TSN met versnelde overlastreductie»8.
Vindt u het acceptabel dat Tata Steel nog tot zeker 2040 wil doorgaan met het uitstoten van grote hoeveelheden ziekmakende stoffen, ten koste van de gezondheid van mens en milieu? Zo nee, welke maatregelen gaat u hier dan tegen nemen?
Nee, dat vind ik niet acceptabel. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil daarom op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren9. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op de eis van deze omwonenden- en milieuorganisaties, namelijk dat Tata Steel de kooksfabriek 2 uiterlijk in 2025 moet sluiten? Wanneer gaat u hier gehoor aan geven?
Zoals in het antwoord op vraag 12 is aangegeven, onderzoekt het kabinet of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren. Een definitief besluit hierover wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming genomen. Onderdeel van deze optie is een versnelde reductie van de impact op de gezondheid door het sneller realiseren van overkappingen en het eerder sluiten van Kooks- en Gasfabriek 2. In de onderhandelingen met het bedrijf zal moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om de gewenste versnelling ook daadwerkelijk te bereiken. Daarbij spelen zaken als technische haalbaarheid, mogelijkheden voor versnelling van vergunningverlening en financiële haalbaarheid een rol.
Erkent u dat het stellen van bovenstaande eisen zoals ook verwoord in het gezondheidsultimatum aan Tata Steel ook helpt om de klimaat- en stikstofdoelen te halen, gezien het bedrijf de grootste CO2- en stikstofuitstoter is van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende scenario’s waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaat- en stikstofdoelen. Hiervoor verwijs ik u naar het rapport van Hans Wijers en Frans Blom10.
Hoe gaat u de maatwerkafspraken die met Tata Steel worden gemaakt ook afdwingbaar maken, zodat er bijvoorbeeld sancties kunnen worden opgelegd als Tata de doelen niet haalt en de afspraken niet naleeft, ook met betrekking tot gezondheid?
Het kabinet zal, in lijn met het advies van de Expertgroep gezondheid IJmond11, inzetten op het opnemen in een eventuele maatwerkafspraak van een paragraaf over gezondheid, met duidelijk omschreven doelen wat betreft effecten op de gezondheid. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Zoals ik uw Kamer in juli 202312 heb gemeld, worden deze afspraken vastgelegd in juridisch bindende maatwerkafspraken, waar voorwaarden aan worden verbonden. Op dit moment wordt onderzocht hoe (het afdwingen van) een dergelijke afspraak het beste kan worden vormgeven.
Wat is uw reactie op het toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst, uitgesplitst per stap, namelijk: Tata Steel halffabricaten laten inkopen, de oude hoogovens uiterlijk in 2030 vervangen door elektrische ovens en de productie vanaf 2030 verlagen van 7 miljoen naar 4 miljoen ton staal?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 11.
Neemt u dit toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst mee bij het uitvoeren van de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?4 Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport van Hans Wijers en Frans Blom14 heeft dit onafhankelijk en transparant in beeld gebracht.
Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Esch c.s. met een MKBA van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder ook expliciet een scenario van recycling en het afschalen van de fabriek?
De Kamer heeft deze informatie recent ontvangen in de vorm van het rapport van Hans Wijers en Frans Blom15. Hiermee is deze motie afgedaan.
Aangezien eerder al is gebleken dat de data van Tata over de schadelijke stoffen die zij uitstoten geen betrouwbaar, compleet en actueel beeld geeft van de daadwerkelijk uitgestoten stoffen, bent u bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata Steel, bijvoorbeeld met meer inzet van slimme technologie en uitbreiding van meetpunten waardoor continu kan worden gemeten, actuele gegevens over schadelijke stoffen worden vergaard en handhavers en burgers zo voorzien worden van betrouwbare informatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 9 januari 202416 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de provincie Noord-Holland vorig jaar al aanvullend budget gegeven aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het uit laten voeren van additionele emissiemetingen bij Tata Steel. De Omgevingsdienst voert aanvullende emissiemetingen uit bij onder andere de Kooksfabrieken van Tata Steel. Dit vanwege de behoefte vanuit verschillende partijen om de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van metingen door het geaccrediteerde meetbureau van Tata Steel en door andere geaccrediteerde meetbureaus in opdracht van Tata Steel. Daarnaast is het doel onder meer om niet-genormeerde emissies in kaart te brengen. Na uitvoering van de metingen zal worden geëvalueerd of vervolg of aanpassing in deze meetstrategie nodig is. Daarnaast houdt de Omgevingsdienst sinds februari 2023 cameratoezicht op Kooksfabriek 2. Sinds eind december is ook een tweede camera operationeel met zicht op Kooksfabriek 117.
Indien u niet wilt zorgen voor meer onafhankelijke metingen bij Tata Steel, hoe denkt u dan het vertrouwen van omwonenden van Tata te herstellen, aangezien omwonenden geen vertrouwen hebben in de data van Tata en de overheid al jaren oproepen om te investeren in onafhankelijk, continu en fijnmazig meten?
Zie het antwoord op vraag 19.
Wat is uw reactie erop dat een kritische Tata Steel-medewerker, die te zien is in de documentaire STAAL, plotseling wordt ontslagen en één dag nadat de trailer van de documentaireserie te zien is, plotseling weer wordt aangenomen?5
Dit is een kwestie tussen de betreffende werknemer en Tata Steel als werkgever. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden van dit geval niet.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken er erg op wijst dat Tata Steel een kritische werknemer de mond wil snoeren? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie het antwoord op vraag 21.
Wat is uw reactie erop dat deze kritische Tata Steel-medewerker signaleert dat er achterstallig onderhoud is bij installaties, dat er te weinig mensen zijn voor het vele werk en dat enkele mensen veel te veel overuren maken?
Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Dat geldt ook voor de medewerkers van Tata Steel. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd en dat de werkgever de werknemers beschermt, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Hoewel ik de beweringen van deze kritische medewerker niet kan beoordelen, vind ik dit signaal wel zorgelijk.
Handhaving en toezicht op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit staat hoe lang een werknemer per dag en per week mag werken en wanneer de werknemer recht heeft op pauze of rusttijd. Werkgevers zijn op basis van Arbowet ook verplicht om beleid vast te stellen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Daaronder valt ook het voorkomen of beperken van hoge werkdruk. De werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Het toezicht op de Arbeidstijden- en de Arbowet is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie en vormt daarmee het sluitstuk.
Wat is uw reactie erop dat er nog nooit goed onderzoek is gedaan naar de gezondheid van medewerkers, terwijl staalarbeiders volgens onderzoeken in het buitenland tot 500% grotere kans op kanker hebben?
Ik neem de gezondheid van werknemers serieus. Iedereen heeft immers recht op een veilige en gezonde werkplek. De werkgever is verantwoordelijk voor het beschermen van zijn werknemers, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Werkgevers zijn verplicht om via een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) de arbeidsrisico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen om deze aan te pakken. Ook zijn werkgevers verplicht om een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan medewerkers aan te bieden. Deze verplichting vloeit voort uit de Arbowet- en regelgeving. Het toezicht hierop is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Bent u van plan opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door welke instantie en per wanneer?
In een eventuele maatwerkafspraak zet het kabinet in op het opnemen van een paragraaf over gezondheid die naast omwonenden ook gaat over werknemers en oud-werknemers. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Tata Steel de impact op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk minimaliseert. Deze vermindering van schadelijke impact op korte en lange termijn moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden.
Het inzetten van een onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers is echter niet aan mij, maar aan Tata Steel als werkgever. Zie hiervoor het antwoord op vraag 24.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden en het liefst voor 4 april 2024 in verband met het plenaire debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden?
Ja.
Het mogelijk maken van resomeren |
|
Wim Meulenkamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
In hoeverre deelt u de stelling dat, zoals het kabinet reeds in 2020 aangaf voornemens te zijn om de benodigde wetswijziging van de Wet op de lijkbezorging te realiseren en resomeren zo mogelijk te maken, resomeren zo snel als mogelijk legaal moet worden in Nederland?
Erkent u dat, in lijn met het draagvlakonderzoek van het ministerie uit 2017, een aanzienlijk deel van de bevolking positief tegenover resomeren staat en deze manier van afscheid nemen overweegt?1
In de brief van 2 januari jl. staat dat voor enkele verwerkingsmethoden meer onderzoek nodig is om te bepalen hoe succesvol de methode is om het effluent te zuiveren of te hergebruiken, kan daar een nadere toelichting op worden gegeven? Wanneer wordt dit vervolgonderzoek afgerond en wanneer kan naar verwachting het Besluit activiteiten leefomgeving naar aanleiding van dit onderzoek worden aangepast?2
Hoe reflecteert u op de voortgang van de modernisering van de Wet op de lijkbezorging? Hoe kijkt u naar de verwachtingen die zijn gecreëerd aan mensen die graag op deze manier afscheid willen nemen?
Kunt u toelichting geven op de aankondiging in de brief van 2 januari jl. dat de planning als gevolg van complexiteit wederom niet haalbaar is gebleken? Welke elementen zijn er vanaf 5 oktober jl. zo complex gebleken dat op 2 januari jl. moest worden geconcludeerd dat indiening bij de Kamer voor het zomerreces van 2024 niet mogelijk bleek? Wat is er voor nodig om de aangekondigde modernisering van de wet op de lijkbezorging op 1 januari 2025 in werking te laten treden?
Klopt het dat resomeren in België op dit moment wordt gedoogd in afwachting van nadere wetgeving? Bent u bereid om, vooruitlopend op de wetswijziging, een gedoogconstructie op te zetten om zo die mensen die op dit moment graag op deze manier hun afscheid willen invullen tegemoet te kunnen komen? Zo niet, waarom niet?
De verhouding tussen artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en de EVOA-verordening |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Is de veronderstelling juist dat wanneer afvalstoffen op basis van de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG), niet langer als afvalstof aangemerkt worden deze onder de EVOA-verordening (Verordening 1013/2006) niet langer als afvalstof behandeld hoeven te worden? Kunt u zo nodig aangeven wanneer wel of niet?
Materialen die voldoen aan de criteria in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, hebben de einde-afvalstatus. Zij vallen daarmee niet meer onder de afvalstoffenwetgeving. De EVOA is alleen van toepassing op afvalstoffen en dus niet op materialen met de status einde-afval. Bij een verschil van inzicht tussen bevoegde gezagen voor internationale afvaltransporten schrijft artikel 28 van Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) voor dat de strengste indeling moet worden gevolgd. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen afval of niet-afval.
Vereist artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen dat bij het hanteren van de genoemde criteria verschil gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd zullen worden of niet? Zo ja, op welke wijze?
Er is geen vereiste in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen op basis waarvan onderscheid gemaakt wordt tussen stoffen die geëxporteerd worden en stoffen die binnen Nederland blijven.
Is het op basis van artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen vereist dat afvalstoffen pas als niet-afvalstof aangemerkt mogen worden als ontvangende landen expliciet toestemming geven om het als niet-afvalstof aan te merken?
Dit vereiste volgt niet uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, maar uit artikel 28 van de EVOA.
Kunt u aangeven welke Europese jurisprudentie hierover beschikbaar is en hoe andere lidstaten hiermee omgaan?
De wijze waarop EU-lidstaten met deze vraag moeten omgaan is vastgelegd in artikel 28 «Geschillen over de indeling» van de EVOA-verordening. EVOA artikel 28 bepaalt dat bij verschil van inzicht over de status afval of niet-afval, het transport wordt behandeld als zijnde afval. Jurisprudentie over de toepassing van de Kaderrichtlijn afvalstoffen is beschikbaar via het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De zero-emissiezones |
|
Arend Kisteman (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de aangenomen motie van het lid Erkens c.s. over een ontheffing tot ten minste 2028 voor kleine mkb'ers bij nieuwe zero-emissiezones (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 41)?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan deze motie?
In de Kamerbrief van 29 januari 2024 heb ik aangegeven hoe ik uitvoering heb gegeven aan de motie (Kamerstuk 30 175, nr. 459). Daarnaast is op 15 maart jl. door de ondertekenaars van de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek besloten om een extra ontheffing toe te voegen aan het ontheffingenbeleid, die tegemoetkomt aan de motie. Er is besloten dat bakwagens met emissieklasse 6 en een Datum Eerste Tenaamstelling (DET) van tussen 1-1-2017 tot 31-12-2019 een ontheffing krijgen voor de zero-emissiezones tot 2028.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat de rol van het Rijk zit in het harmoniseren van het beleid. Het Rijk wil uniformiteit bieden aan ondernemers zodat zij overal hetzelfde beleid terug zien en niet met een lappendeken aan regels worden geconfronteerd. Gemeenten bepalen vervolgens zelf of zij al dan niet een zero-emissiezone invoeren.
Heeft u in navolging van uw contact met gemeenten over het ontheffingsbeleid ook contact gehad met ondernemers(organisaties)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat vinden ondernemers(organisaties) van het huidige ontheffingsbeleid?
Ja, ik spreek regelmatig met ondernemers en brancheorganisaties over de zero-emissiezones en het ontheffingenbeleid. Het valt me op dat ondernemers moeite hebben met de overgang naar zero-emissiezones, niet omdat ze niet willen, maar vanwege verschillende obstakels die ze moeten overwinnen. Deze obstakels omvatten technische en financiële uitdagingen, evenals de toenemende problemen met netcongestie. Echter, voor iedereen waar de transitie (nog) niet mogelijk is, is een oplossing beschikbaar. Ondernemers die de overstap nog niet kunnen maken, kunnen altijd een beroep doen op een passende ontheffing. Dit ontheffingenbeleid is opgesteld in uitgebreid overleg met gemeenten en brancheorganisaties zoals Transport en Logistiek Nederland (TLN), RAI Vereniging, Bovag en evofenedex. Het Rijk en de partners van de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek communiceren zo veel als mogelijk over dit beleid. Voor ondernemers is het belangrijk om in contact te treden met hun gemeenten en eventueel met een logistiek makelaar die hen kan helpen om een transitie-plan op maat te maken. Dat gebeurt al en wordt gestimuleerd door gemeenten.
Bent u het ermee eens dat het openen van het Centraal loket ZE-zones om ontheffingen aan te vragen vanaf eind 2024 voor onze mkb-ers in Nederland een niet werkbare situatie oplevert, gelet op het feit dat de meeste zero-emissiezones vanaf 1 januari 2025 ingaan?
Het openstellen van het Centraal Loket moet zorgvuldig worden getimed, zodat ondernemers voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de transitie naar emissievrije voertuigen en om tijdig de benodigde ontheffingen aan te vragen. Het openen van het Centraal Loket voor het aanvragen van ontheffingen vanaf eind 2024 kan een niet werkbare situatie opleveren. Daarom zet ik mij samen met de RDW en de gemeenten in om al vanaf 1 juli 2024 een functionerend loket gereed te hebben.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het eerder openen van het Centraal loket ZE-zones per 1 juli 2024? Welke stappen heeft u met de RDW ondernomen om dit te realiseren?
Mijn ministerie, in samenwerking met de RDW en gemeenten, is intensief bezig met deze kwestie zodat een opening van het Centraal Loket per 1 juli 2024 mogelijk is. Gemeenten hebben aangegeven bereid te zijn om een rol te spelen in het proces door het ontvangen, beoordelen en uitgeven van ontheffingsaanvragen aan ondernemers. De exacte invulling van deze aanpak wordt momenteel zorgvuldig uitgewerkt. Over de stand van zaken wordt uw Kamer voor de zomer geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat het een onwenselijke situatie is dat het Centraal Loket ZE-zones ontheffingen per jaar afgeeft, gelet op de continuïteit van bedrijven, de administratieve rompslomp voor ondernemers en investeringsplannen die over jaren heengaan?
De geldigheidsduur van een ontheffing varieert, afhankelijk van het type ontheffing en de bijbehorende situatie. Zo wordt een dagontheffing slechts voor één dag verleend, terwijl een ontheffing voor situaties waar geen zero-emissie alternatieven beschikbaar zijn, geldig zijn tot 2030.
Bent u het ermee eens dat als het invoeren van zero-emissiezones leidt tot omzetverlies bij kleine mkb-ers, dit onwenselijk is?
In 2019 is reeds een analyse uitgevoerd naar de Maatschappelijke Kosten en Baten van zero-emissiezones1. Uit deze analyse blijkt dat het investeren in de invoering van een nul-emissiezone voor stadslogistiek leidt tot belangrijke collectieve baten op het gebied van milieu en klimaat én tot meer maatschappelijk rendement. Op individueel niveau kunnen ondernemers die echt niet mee kunnen in de transitie aanspraak maken op ontheffingen, ook op basis van financiële omstandigheden. Bovendien is het belangrijk op te merken dat de Total Cost of Ownership (TCO) voor elektrische voertuigen steeds gunstiger wordt en dat deze in het geval van bestelvoertuigen vanaf volgend jaar zelfs positief uitpakt in het voordeel van de elektrische variant.
Hoe groot acht u de kans dat het ingaan van de zero-emissiezones in 2025 ervoor zal zorgen dat bakkers, slagers, bloemisten, ambulante handel en vele andere ondernemers uit het straatbeeld verdwijnen, omdat zij niet kunnen voldoen aan de voorwaarden van de zero-emissiezones? Wat vindt u hiervan?
Deze transitie brengt inderdaad uitdagingen met zich mee, met name voor bedrijven die afhankelijk zijn van voertuigen die momenteel nog niet volledig emissievrij zijn. Echter, het is belangrijk op te merken dat de overheid zich bewust is van deze uitdagingen en verschillende maatregelen neemt om de overgang naar zero-emissievoertuigen te vergemakkelijken. Dit omvat onder meer vrijstellingen en het verstrekken van ontheffingen. Ik vind het belangrijk dat deze overgang geleidelijk en inclusief verloopt, waarbij rekening wordt gehouden met de diversiteit aan bedrijven en hun specifieke behoeften. Het verdwijnen van deze kleine ondernemingen uit het straatbeeld zou een verlies betekenen voor de lokale economie en het sociale weefsel van buurten. Daarom wordt er nauw samengewerkt met belanghebbenden, om ervoor te zorgen dat er passende oplossingen worden gevonden en dat de negatieve impact op bedrijven tot een minimum wordt beperkt.
Het bericht 'Lift kapot: station Maarssen al máánden niet te gebruiken voor mensen die slecht ter been zijn' |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Lift kapot: station Maarssen al máánden niet te gebruiken voor mensen die slecht ter been zijn»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met de problemen rond de lift bij het station Maarssen waarover op 1 maart 2024 een uitzending van Meldpunt Max was? Welke actie is hier tot op heden op ondernomen en welke actie gaat u hierop nog ondernemen?
Ik ben bekend met de uitzending van Meldpunt Max en de genoemde problematiek. Ik vind het zeer vervelend dat reizigers met een beperking hinder ondervinden bij hun reis door de defecte lift. ProRail is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van transfervoorzieningen op stations, zoals liften en roltrappen. Uiteraard blijf ik in contact met ProRail om passende maatregelen te treffen en om reizigers goed te informeren in het geval van defecte liften en roltrappen. Over de laatste stand van zaken met betrekking tot liftstoringen heb ik uw Kamer door de verzamelbrief OV en Taxi van 8 maart jl. geïnformeerd.2 Daarnaast heb ik uw Kamer ook de beantwoording van de Kamervragen d.d. 29 februari van de leden Van der Plas en Pierik (beiden BBB) over de liftproblematiek op hetzelfde station toegestuurd.3 Voor meer informatie over de reeds getroffen maatregelen en de toekomstige acties om de problemen rond de lift bij het station Maarssen verwijs ik u naar de genoemde beantwoording van de Kamervragen.
Bent u het met de stelling eens dat toegankelijk OV een recht is van iedereen en dat dit betekent dat het OV te allen tijde voor iedereen toegankelijk moet zijn? Zo ja, hoe kijkt u naar het langdurig niet begaanbaar zijn van (in dit geval) station Maarsen als gevolg van een kapotte lift?
Met het ratificeren van het VN-verdrag handicap werken wij naar een zo toegankelijk mogelijk openbaar vervoer in 2040. Binnen het Bestuursakkoord Toegankelijkheid Openbaar Vervoer 2022–2032 (hierna te noemen: Bestuursakkoord) werk ik samen met vervoerders, ProRail, decentrale ov-autoriteiten, en belangenorganisaties aan de uitwerking van enkele artikelen die moeten bijdragen aan het halen van deze doelstelling.
De lift op station Maarssen is sinds 1 maart jongstleden weer in bedrijf. Dit neemt niet weg dat de lift veel te lang buiten dienst is geweest en reizigers hierdoor overlast hebben ervaren. Er zijn afspraken gemaakt tussen NS en ProRail indien een reiziger met een beperking strandt ten gevolge van niet-functionerende voorzieningen van ProRail.4 ProRail en NS hebben gezamenlijk afgesproken dat zij de reiziger een passend alternatief of vervangend vervoer bieden indien een lift of een andere toegankelijkheidsvoorziening defect is. In het Bestuursakkoord is deze afspraak ook formeel vastgelegd. Daarnaast heb ik samen met de OV-sector in het Bestuursakkoord afgesproken dat ProRail zo spoedig mogelijk het niet-functioneren of wegvallen van een toegankelijkheidsvoorziening meldt, zodat de reiziger vooraf de reis kan aanpassen.
Heeft u een goed beeld van hoe vaak het voorkomt dat liften op stations lang- of kort durend buiten gebruik zijn? Zo niet, bent u bereid om bij ProRail aan te dringen op betere rapportage hierover?
ProRail meldt dat de totale langdurige (langer dan een week) stilstand van alle ProRail liften en roltrappen rond de 3% bij liften en rond 1% bij roltrappen is. Een lift is daarnaast gemiddeld 9 keer per jaar buiten bedrijf geweest in 2023. Van de gemiddeld 9 storingen in 2023 betreft het gemiddeld 5 keer een storing met externe oorzaak, zoals wateroverlast, aanrijding en vandalisme. Bij gemiddeld 4 van de 9 gevallen gaat het om een interne storing.
Het Ministerie van IenW vraagt reeds periodiek gegevens over de liftstoringen op bij ProRail en spreekt daarover met de verantwoordelijke contactpersonen binnen ProRail. Die gegevens worden onder andere gebruikt voor Kamerbrieven en beantwoording van vragen van de zijde van uw Kamer. Reizigers kunnen de actuele informatie over het aantal langdurige liftstoringen vinden op de website van ProRail.5
Klopt het dat ProRail alleen rapporteert over het aantal liften dat langdurig buiten gebruik is? Bent u het met de stelling eens dat er een accurater beeld ontstaat van probleemliften wanneer ook de liften die regelmatig kortdurend in storing zijn, meegenomen worden in de monitoring?
Zoals ik uw Kamer in de beantwoording van Kamervragen van het lid Van der Graaf (CU) op 23 november 2023 heb gemeld, is ProRail hard aan het werk om een real-time monitoringssysteem voor verstoringen in te voeren.6 In de Kamerbrief over de stand van zaken en vooruitblik over OV en Taxi van 8 maart 2024 heb ik uw Kamer gemeld dat de vrijgave van de data zich inmiddels in een testfase bevindt. 7 Over de meest recente stand van zaken en de verdere planning voor het monitoringssysteem verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen d.d. 29 februari 2024 van de leden Van der Plas en Pierik (beiden BBB). Ik houd contact met ProRail om dit proces waar mogelijk te bespoedigen.
Ondertussen is er online informatie beschikbaar over liften die voor langere duur (een week of langer) stil staan. Die informatie wordt wekelijks geüpdatet in de reisplanner van NS. Uitgebreide informatie over die procedure is te vinden op de website van ProRail.8
Klopt het dat niet wordt gerapporteerd over de liftuitval bij andere vervoersvormen zoals tram, bus en metro? Zo ja, bent u bereid om ook hier jaarlijks over te rapporteren zodat er een duidelijk beeld ontstaat van de totale liftuitval binnen het OV?
Tram, bus en metro zijn hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van decentrale ov-autoriteiten en regionale vervoerders. De decentrale ov-autoriteiten maken zelf afspraken met hun vervoerders over de wijze waarop reizigers worden geïnformeerd over storingen. Overigens bieden verschillende vervoerders, zoals het GVB in Amsterdam, via de website reeds informatie aan over uitval in liften en roltrappen.
Overwegende dat er nog steeds veel liften langdurig kapot zijn met alle gevolgen voor reizigers van dien, bent u bereid om samen met ProRail aanvullende maatregelen te nemen om het aantal langdurig kapotte liften verder terug te dringen?
Ik vind het belangrijk dat reizigers zo min mogelijk hinder hebben van defecte liften. Het gemiddeld aantal liften dat langdurig in storing is, is gedaald van 15–20 liften medio 2022 naar 9 liften in dit kwartaal. Ik blijf in gesprek met ProRail om verdere maatregelen te treffen om deze problematiek te verhelpen. Mijn indruk is dat ProRail dit goed oppakt, maar iedere defecte lift zorgt voor hinder en dat is vanzelfsprekend onwenselijk.
Zo meldt ProRail dat er reeds een aantal verbeteracties met zijn onderhoudspartijen in gang is gezet om storingen met externe oorzaak binnen het systeem terug te dringen. ProRail heeft een project gestart specifiek voor wateroverlast die hinder veroorzaakt aan liften en roltrappen op stations. Vanwege de complexe aard zullen definitieve oplossingen relatief veel tijd in beslag nemen. Voorts worden er op dit moment op de meest vandalisme gevoelige stations camera’s geïnstalleerd die gericht worden op liften. Verder heeft ProRail een aantal kleinere acties in gang gezet, zoals een pilot met sterkere drukknoppen die minder snel vernield kunnen worden en het plaatsen van blauwe liftstickers op een dusdanige manier dat deze moeilijk kunnen worden verwijderd.
Ten slotte houd ik uiteraard nauw contact met decentrale ov-autoriteiten, vervoerders en belangenorganisaties om de algemene toegankelijkheid in het OV verder te verbeteren. Ik heb uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de laatste stand van zaken en vooruitblik in de verzamelbrief OV en Taxi van 8 maart 2024.9
Het bericht 'Hinder op spoor door vergeten werkzaamheden: 'Had betere planning verdiend'' |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hinder op spoor door vergeten werkzaamheden: «Had betere planning verdiend»»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe beoordeelt u de ontstane situatie rondom Schiphol en de gebrekkige communicatie hierover vanuit ProRail? Welke gevolgen heeft dit (gehad) voor reizigers rondom Schiphol?
Dat de vervoerders en reizigers hier op het laatste moment mee zijn geconfronteerd, vind ik vervelend. Op vrijdag 8 maart reden bijna 100 treinen van vervoerder NS – zowel nationaal als internationaal – niet of via een andere route. Op donderdagavond 7 maart stond de aangepaste dienstregeling van vrijdag 8 maart in de reisplanners.
Bent u het eens met de stelling dat dergelijke onaangekondigde grote onderbrekingen van de dienstregeling heel slecht zijn voor het draagvlak en de ervaren kwaliteit van ons OV?
Dit is inderdaad geen goed visitekaartje.
Bent u het eens met de stelling dat reizigers tijdig geïnformeerd moeten worden over werkzaamheden en dat er in geval van werkzaamheden een goed OV alternatief geboden moet worden?
Ik ben het er mee eens dat reizigers moeten weten waar zij aan toe zijn en altijd op hun plaats van bestemming moeten kunnen komen.
Hoe beoordeelt u het dat ProRail al twee weken wist van de benodigde werkzaamheden en pas gisteren (7 maart) reizigers heeft ingelicht over de werkzaamheden en de bijkomende verstoring van het treinaanbod van en naar Schiphol?
Het is absoluut wenselijk dat reizigers tijdig weten waar zij aan toe zijn. Voor de reiziger was het niet prettig om zo kort van tevoren geconfronteerd te worden met deze verstoring. ProRail heeft gezocht naar een veilige, zo snel mogelijke oplossing die zo min mogelijk hinder voor de reiziger zou opleveren. Dit heeft zij gedaan in overleg met de vervoerders, spoortechnisch ingenieurs en met aannemers. Het afstemmingsproces en het vinden van een geschikte oplossing kostte tijd.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de betreffende werkzaamheden zijn «vergeten»? Wat wordt er gedaan om dit in de toekomst te voorkomen? En kunt u garanderen dat er niet meer onderhoud is dat is «vergeten» door ProRail?
ProRail laat weten dat roestvorming kan optreden wanneer een spoor zeven dagen of langer niet bereden wordt. Het «ontroesten» van het spoor zorgt er vervolgens voor dat de treindetectie gewaarborgd blijft. Het «ontroesten» van de sporen binnen het project was gepland, maar van de toeleidende sporen buiten het project niet. Dit is pas op het laatste moment gesignaleerd. ProRail heeft mij laten weten dat ze dit betreurt en dat ze hiervan wil leren. ProRail zet zich in om soortgelijke situaties te voorkomen. Daarnaast scherpt ProRail het basisproces «ontroesten» aan en zorgt ze voor borging van de verantwoordelijkheden in de keten. De reiziger mag van ProRail verwachten dat zij een dergelijke fout niet nog eens maakt.
De Dual Fuel tractoren van Blue Fuel Solutions |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Wat vindt u van de innovatie van Blue Fuel Solutions om bestaande «Stage V»-tractoren om te bouwen tot Dual Fuel-tractoren die deels op waterstof rijden? Hoe waardeert u de emissiereductie die hierbij kan oplopen tot 45 procent? Bent u het ermee eens dat dit een prachtige innovatie is die flink kan bijdragen aan de vergroening van de agrarische sector en het groenbeheer?
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat er al sinds 2021 contact is met de RDW over goedkeuring van deze Dual Fuel-tractoren, maar dat dit tot op heden nog niet heeft geleid tot typegoedkeuring van deze voertuigen? Klopt het dat in eerste instantie is aangegeven dat de regeling voor typegoedkeuring direct na de zomer van 2022 opgesteld zou zijn? Kunt u uitleggen waarom dit nog niet gelukt is?
Kunt u aangeven waarom de afgegeven tijdelijke goedkeuring is ingetrokken door de RDW? Wat is ervoor nodig deze tijdelijke goedkeuring opnieuw af te geven en/of te komen tot definitieve goedkeuring?
Hoe kunt u verklaren dat uw ministerie en/of het RDW nu pas aangeven dat door het ontbreken van regelgeving er een artikel 35-procedure1 bij de Europese Commissie dient te worden doorlopen? Klopt het dat uw ministerie heeft aangegeven in te zetten op aanpassing van de betreffende regelgeving ná het starten van de artikel 35-procedure? Zo ja, waarom?
Welke stappen heeft u gezet of gaat u zetten in het geval Nederlandse regelgeving achterwege blijft om de artikel 35-procedure te versnellen en de Europese Commissie te overtuigen van het nut en de veiligheid van de Dual Fuel-tractor?
Klopt het dat de RDW de mogelijkheid heeft om een voorlopige EU-typegoedkeuring te verlenen in afwachting van het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie? Is de RDW bereid hier gebruik van te maken? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de RDW geadviseerd heeft voorlopig in te zetten op individuele emissiekeuring waarbij voor elke tractor een emissietest uitgevoerd moet worden? Kunt u aangeven of dit ertoe zou leiden dat elke individuele tractor door de RDW gekeurd moet worden? Erkent u dat dit tot financiële kosten als tijdsbelasting zal leiden?
Bent u bereid om in gesprek te treden met de RDW om zo spoedig te komen tot (wijziging van) benodigde regelgeving om te komen tot typegoedkeuring van de Dual Fuel-tractoren, zodat deze innovatieve tractoren zo snel mogelijk weer de weg op kunnen?
Het artikel 'Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur' |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Netbeheerder: elektrische auto's niet opladen tussen 16.00 en 21.00 uur»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is voor alle mensen die elektrisch rijden en willen rijden in de toekomst?
Ja, ik ben het ermee eens dat een goed werkende laadinfrastructuur cruciaal is.
Hoe verklaart u de uitspraken van netbeheerder Stedin in het licht van de acties die worden ondernomen binnen de Nationale Agenda Laadinfrastructuur, waar alle partijen die hierin een rol hebben aan tafel zitten?
In het kader van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur zijn afspraken gemaakt met partijen, waaronder Stedin, over de toepassing van slim laden om netcongestie door laden te kunnen voorkomen (zie ook vraag 7 en 8). Het bericht van Stedin verbaasde me dan ook.
Hoe kan het dat Stedin al ferme uitspraken doet over niet laden op bepaalde tijdstippen, terwijl er nog geen sprake is van transparantie van prijzen bij laadpalen en van andere mogelijkheden voor slim laden?
Het is van groot belang dat de prijzen van laden inzichtelijk zijn, ook wanneer slim wordt geladen. Dit staat echter los van het voorstel van Stedin. Het grootste risico op overbelasting van het elektriciteitsnetwerk doet zich voor op piekmomenten op een dag (tussen 16.00 en 21.00 uur). Daarom wordt breed gekeken naar alle mogelijke opties om de belasting van het net in die uren te beperken.
Hoe verhoudt de uitspraak van de netbeheerder zich tot de Elektriciteitswet, waarin staat dat netbeheerders verplicht zijn iedereen die dat verzoekt van elektriciteit te voorzien? Bent u van plan in te grijpen op het moment dat deze maatregel ook daadwerkelijk wordt ingevoerd?
Hoe kijkt u aan tegen het effect wanneer verschillende netbeheerders verschillende tijdstippen zouden invoeren voor het niet gebruiken van laadpalen voor auto’s, waarmee het voor automobilisten ondoenlijk wordt om te laden?
Het is van groot belang voor de transitie naar emissievrije mobiliteit dat gebruikers van elektrische auto’s voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden, in lijn met de motie van het lid De Groot2. Vanwege netcongestie op piekmomenten is het noodzakelijk maatregelen te treffen om de elektriciteitsvraag af te vlakken. Hiervoor is een breed aantal maatregelen van belang, waaronder slimme laaddiensten. Bij effectieve uitwerking van maatregelen voor slim laden is een geharmoniseerd aanbod door netbeheerders daarbij randvoorwaardelijk. Netbeheerders zijn bovendien niet bevoegd om tijdstippen voor gebruik van laadpalen voor te schrijven. Dit is aan gemeenten, provincies en laadpaalexploitanten (zie ook het antwoord op vraag 5). Maatregelen voor slim laden zijn onder andere uitgewerkt in de handreiking netbewust laden3, zoals ook opgenomen in de Actieagenda congestie laagspanningsnetten4.
Hoe gaat u er met betrokken partijen voor zorgen dat duidelijkheid en handelingsperspectief centraal komt te staan voor de elektrische rijders, nu en in de toekomst?
Zoals ook in het antwoord op vraag 6 benoemd, is het, in lijn met de motie van het lid De Groot5, van belang dat gebruikers van elektrisch vervoer voldoende mogelijkheden behouden om hun voertuigen op te laden. In het kader van de samenwerkingsovereenkomst die ik met netbeheerders en regionale overheden heb gesloten6, zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen. Dit houdt in dat met verlaagd vermogen geladen kan worden indien sprake is van (dreigende) schaarste aan netcapaciteit in een bepaald gebied. Uitgangspunten voor slim laden zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking en overeenstemming met overheden, marktpartijen, netbeheerders en belangenverenigingen van eindgebruikers, waaronder de Vereniging Elektrische Rijders (VER) en ANWB. In de Actieagenda congestie laagspanningsnetten7 is een onderzoek aangekondigd naar de potentiële bijdrage van onder meer laadpalen aan het efficiënt netgebruik.
Hoe bent u in gesprek met de netbeheerders om te voorkomen dat dergelijke rigoureuze maatregelen genomen gaan worden?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst slim laden en de Actieagenda congestie laagspanningsnetten worden gesprekken met netbeheerders gevoerd. Over het garanderen van voldoende mogelijkheden voor het opladen van elektrische voertuigen, in lijn met de motie van het lid De Groot8, heb ik ook contact met de Minister voor Klimaat en Energie. Ik vertrouw erop dat alle partijen de gemaakte afspraken over implementatie van slim laden, conform de handreiking netbewust laden, zullen nakomen. De uiteindelijke beslissing over de toepassing van slim laden ligt bij de laadpaalexploitant en/of de concessieverlener.
Welke stappen worden er gezet om met slimme oplossingen te komen voor het gevaar dat het stroomnet overbelast raakt?
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak laadinfrastructuur 2 zijn afspraken gemaakt over het implementeren van het Nationaal Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Onderdeel van dit programma is de landelijke toepassing van netbewust laden bij openbaar toegankelijke laadpalen zoals beschreven in de handreiking netbewust laden (zie ook vraag 6 en 7).
Olievervuiling op Bonaire |
|
Bart van Kent |
|
Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten over olievervuiling aan de kust van Bonaire?1 2
Een dergelijk incident heeft grote impact voor een prachtig stukje Nederland. Dat geldt voor de inwoners, het bestuur, de crisisorganisatie maar ook voor de natuur en biodiversiteit. Ik betreur de gevolgen voor alle getroffenen in welke zin dan ook en heb begrip voor de zorgen die leven op Bonaire. Het Kabinet ondersteunt het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) waar mogelijk bij de bestrijding van de verontreiniging, zowel gedurende als na de crisisfase.
Kunt u de Kamer informeren over de ontstane milieu en natuurschade op Bonaire?
Zoals beschreven in de informerende brief [IENW/BSK-2024/83781] aan de vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties lijkt de impact op de natuur en biodiversiteit vooralsnog beperkt. De exacte en lange termijn schade aan de natuur is op dit moment nog niet vast te stellen.
Welke maatregelen zijn reeds genomen om het onderwatermilieu, de kustnatuur en bewoners te beschermen tegen de olievervuiling en welke aanvullende maatregelen gaat u nemen?
In de eerder genoemde informerende brief staan zowel de preventief als correctief genomen maatregelen beschreven waaronder de ondersteuning van militairen. Daarnaast is beschreven hoe de monitoring vanuit de lucht en via satellieten voortgezet wordt. Afgaande op de verantwoordelijken ter plaatse is de situatie onder controle en zijn nadere maatregelen op dit moment niet nodig.
Hoe schat u de risico’s op gezondheidsschade en sterfte in voor mens en dier?
Het risico op gezondheidseffecten voor de mens wordt als klein ingeschat en ook de impact op de natuur en biodiversiteit lijkt vooralsnog beperkt. De exacte en lange termijn schade aan de natuur is op dit moment nog niet bekend. Er is door het Openbaar Lichaam Bonaire aan de lokale natuurorganisaties gevraagd naar de verwachtingen van de lange termijn gevolgen op de natuur in relatie tot de olievervuiling.
Klopt het dat de olie afkomstig is uit het verlaten tankschip Gulfstream?
Die kans is aannemelijk. Het is echter op dit moment niet uit te sluiten dat de substantie afkomstig is uit een andere bron. Er zijn geen feiten die stellig onderbouwen dat het uit de Gulfstream komt. Resultaten vanuit het laboratoriumonderzoek moeten daar duidelijkheid over geven. Die resultaten zijn nog niet bekend.
Wat kunt u doen om de veroorzaker van de ontstane schade aansprakelijk te stellen en de ecologische aantasting als gevolg van dit ongeluk voor de langere termijn in kaart te brengen?
Er wordt bezien of er mogelijkheden zijn om schade te kunnen verhalen. Op dit moment ontbreekt het daarvoor nog aan voldoende informatie. Zo is de eigenaar van het schip nog niet achterhaald, mede omdat de sleepboot «Solo Creed» direct na het ontstaan van de lekkage is verdwenen.
De exacte en lange termijn schade aan de natuur is op dit moment nog niet bekend. Er is door het Openbaar Lichaam Bonaire aan de lokale natuurorganisaties gevraagd naar de verwachtingen van de lange termijn gevolgen op de natuur in relatie tot de olievervuiling.
Het bericht 'Thom kwam met z’n rolstoel wel de Domtoren op, maar station Maarssen is ‘onmogelijke horde’' |
|
Caroline van der Plas (BBB), Cor Pierik (BBB) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Pia Dijkstra (D66) |
|
Klopt het dat er na maanden nog steeds geen informatie beschikbaar is gesteld over toegankelijkheidsvoorzieningen in stationsgebouwen, zoals eerder toegezegd in de beantwoording van Kamervragen van het lid Van der Plas (BBB) over het artikel «Rolstoelgebruiker Annemarie in de kou laten staan door NS»?1
Naar aanleiding van uw eerdere schriftelijke vragen d.d. 25 augustus 2023 is meegedeeld dat algemene informatie zal worden toegevoegd op de website van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over toegankelijkheidsvoorzieningen in stationsgebouwen, waaronder liften en hellingbanen. Deze actie is nog niet afgerond, maar zal de komende tijd worden uitgevoerd. Bedoeling is om op de site van de rijksoverheid te verwijzen naar de online-informatie die elders reeds wordt aangeboden op de website van ProRail.2 Voor meer informatie daarover zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om te onderzoeken of er een specifiek instrument voor toegankelijkheid op stations kan worden gecreëerd, bijvoorbeeld in de vorm van een meetinstrument dat meet of een station toegankelijk is en of er bijvoorbeeld een alternatief beschikbaar is in geval van uitval van een lift?
Via het Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV) komt binnenkort informatie over de toegankelijkheid van stations, waaronder de werking van liften, beschikbaar zodat (online) reisplanners en appbouwers dit op termijn kunnen opnemen in hun systemen. Het ontsluiten van deze data past binnen de ambitie van het Bestuursakkoord Toegankelijkheid OV 2022–2032 (verder te noemen Bestuursakkoord).
ProRail heeft in februari 2024 real time beschikbaarheidsinformatie over liften in een testomgeving vrijgegeven via het samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten DOVA en daarmee is een eerste mijlpaal richting real-time beschikbaarheidsinformatie van liften voor reizigers behaald. Nadat ProRail de definitieve real time beschikbaarheidsinformatie over liften aan DOVA heeft geleverd, heeft NS ongeveer acht maanden nodig om deze informatie om te zetten in reisinformatie (eerste versie). Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer ProRail de definitieve real time beschikbaarheidsinformatie over liften kan leveren aan DOVA.
De reisinformatie die NS op basis van deze data kan ontwikkelen over de liften waarvan ProRail de eigenaar is, is nu nog beperkt tot informatie of de lift het doet of niet. Als de dataset van ProRail wordt verbreed met prognoses voor herstel en/of alternatieven bij een defecte lift kan deze reisinformatie worden verrijkt tot voor reizigers meer betekenisvolle reisinformatie. Zodra ProRail start met de levering van bredere datasets onderzoekt NS op welke wijze en op welke termijn de rudimentaire reisinformatie over defecte liften kan worden uitgebreid zodat er meer betekenisvolle reisinformatie kan worden geleverd. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja wanneer ProRail in staat is om deze informatie toe te voegen aan de dataset.
Totdat deze actuele data beschikbaar komen, is er online informatie beschikbaar over liften die voor langere duur (een week of langer) stil staan. Die informatie wordt wekelijks geüpdatet in de reisplanner van NS. Uitgebreide informatie over die procedure is te vinden op de website van ProRail.3 Dat is echter geen real-time informatie. Het kan dus nog steeds zijn dat reizigers voor een niet functionerende lift komen te staan die na de laatste update defect is geraakt.
Kan dit instrument mogelijk worden opgenomen als onderdeel van de Europese regelgeving betreffende toegankelijkheid?
De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Het uiteindelijke doel is om het openbaar vervoer voor iedereen toegankelijk te maken in 2040, conform het VN-Verdrag Handicap. Dit is reeds vastgelegd in het Toekomstbeeld OV 2040. Voor de spoorsector wordt hieraan sinds 2006 gewerkt via het Implementatieplan Toegankelijkheid, waarmee in totaal ongeveer € 550 miljoen geïnvesteerd wordt in betere toegankelijkheid van stations waaronder de aanleg van liften en hellingbanen.
Inmiddels is ruim 90% van alle treinstations in Nederland toegankelijk voor mensen met een beperking. Ten aanzien van het rijdend treinmaterieel geldt dat per eind 2021 al het NS-sprintermaterieel toegankelijk is. Voor regionale treinen geldt dat deze ook beschikken over een toegankelijke instap.
In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van het Kamerlid Van der Graaf (ChristenUnie) d.d. 3 november 20234 over defecte toegankelijkheidsvoorzieningen op station Breda heb ik erop gewezen dat binnen het programma toegankelijkheid ook wordt gekeken naar herstel van verzakte perrons. Dit is onderdeel van de reguliere beheertaak van ProRail. ProRail geeft aan dat zij elk station in principe driejaarlijks meten op toegankelijkheidskenmerken. De zelfstandige instap voor mensen met een beperking is overigens niet alleen afhankelijk van de hoogte en afstand van het perron, maar ook van het type materieel waarmee de vervoerder rijdt.
Nadat deze voorzieningen zijn aangelegd moeten die worden onderhouden en dat vereist een extra inspanning, onder andere vanwege de gevoeligheid voor storingen als gevolg van bijvoorbeeld vandalisme en wateroverlast. ProRail geeft daar prioriteit aan zoals in deze antwoorden wordt beschreven (onder andere extra inzet op reparaties en het plaatsen van sensoren). En als in enkele gevallen een lift het tijdelijk niet doet wordt altijd voor vervangend vervoer gezorgd.
Deze inspanningen staan niet op zichzelf, maar moeten worden gezien in de bredere context van internationale verdragen, Europese en nationale wet- en regelgeving en (interdepartementale) beleidsprogramma’s om reizen met het openbaar vervoer voor mensen met een beperking te verbeteren. Zo zijn sinds respectievelijk 2011 en 2012 het Besluit en de Regeling toegankelijkheid van het openbaar vervoer van kracht en heeft Nederland in 2016 het VN-Verdrag Handicap geratificeerd.
Voorts geeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onder meer met het Bestuursakkoord verder invulling aan de ambitie om vanuit het VN-verdrag Handicap de toegankelijkheid van het openbaar vervoer te vergroten. Met het programma «Iedereen onderweg» wordt daarnaast toegewerkt naar een Nederland waarin iedereen die in staat is om naar bijvoorbeeld de supermarkt of het stadhuis te gaan ook met het openbaar vervoer kan reizen, dus met trein, tram, bus of metro.
Waarom worden de verplichtingen van ProRail en de rijksoverheid, op grond van artikel 2a van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte om zorg te dragen voor algemene toegankelijkheid, op dit moment niet nageleefd?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat gestrande reizigers naar de rechter kunnen stappen als ProRail en de rijksoverheid hun algemene verplichting niet uitvoeren?
Voor wat betreft de algemene verplichting in geval van een liftstoring, waaraan wordt voldaan, verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.
In geval een algemene verplichting niet wordt nageleefd geldt het volgende. Ook reizigers met een beperking kunnen nationale rechtsmiddelen aanwenden. Zij kunnen een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens of een juridisch geschil aan de rechter voorleggen. Om de rechtsbescherming verder te borgen heeft het kabinet in het voorjaar van 2023 het principebesluit5 genomen om de facultatieve protocollen bij het VN-Verdrag Handicap en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind te ratificeren. Wanneer ratificatie heeft plaatsgevonden kunnen personen met een beperking na uitputting van de nationale rechtsmiddelen, indien zij dat nodig achten, een klacht indienen bij het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap als zij menen slachtoffer te zijn van een schending van het Verdrag door de Nederlandse Staat.
Wat is de reden dat ProRail al zes maanden problemen heeft met het bestellen van onderdelen voor het herstel van de lift en roltrap op station Maarssen? Hoe kan het dat deze problemen niet eerder zijn opgelost, gezien de algemene verplichting tot toegankelijkheid?
De lift is sinds 1 maart jongstleden weer in bedrijf. Dit neemt niet weg dat de lift veel te lang buiten dienst is geweest en reizigers hierdoor overlast hebben ervaren. Aan herstel van de roltrap wordt nog gewerkt. Een roltrap is geen standaard toegankelijkheidsvoorziening is, maar een voorziening die comfort biedt aan de reiziger en normaliter alleen te vinden is op grotere stations. Ondanks dat vindt ProRail het vervelend als een roltrap defect is. Desalniettemin verwacht ik dat als deze voorzieningen er zijn, deze ook naar behoren werken en zo kort als mogelijk in storing zijn.
ProRail is de afgelopen tijd druk bezig geweest om de problemen op te lossen. Wateroverlast is de oorzaak van de defecte lift en roltrap op dit station, waardoor de apparatuur van beide installaties in de ruimte waarin deze staat opgesteld medio november 2023 defect is geraakt.
In eerste instantie dacht ProRail dat alleen de machinekamer was ondergelopen. Daarom werd die met een reguliere pomp leeggepompt. Binnen een dag was deze ruimte weer volgelopen. Het water bleek uit de kruipruimte te komen. Daarop is een grotere pomp geplaatst waarna diverse tankwagens met water zijn afgevoerd. Ook na plaatsing van de grote pomp bleef het water binnenstromen. Het water bleek via een leegstaand casco door de kruipruimte in de machinekamer te komen. Omdat de ruimte zo vochtig was moest de ruimte enkele weken droog geblazen worden voordat de schade van defecten onderdelen geïnventariseerd kon worden. De machinekamer is nu droog en de schade aan de apparatuur is geïnventariseerd. Het definitief oplossen en het voorkomen dat er «weer» water in de machinekamer komt is complex en zal langere tijd in beslag nemen.
ProRail zoekt nu naar een definitieve oplossing om ervoor te zorgen dat er geen water de machinekamer binnenkomt.
Deelt u de mening dat ProRail en de rijksoverheid op dit moment hun algemene verplichting niet uitvoeren? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat deze verplichting wel wordt nageleefd? . Wat is de verwachte datum waarop de lift en roltrap op station Maarssen weer operationeel zijn? Bent u ervan op de hoogte dat de verwachting is dat de reparaties nog niet voltooid zullen zijn eind deze maand?
ProRail voldoet aan de algemene verplichting en bij een eventuele storing biedt hij een alternatief. Als eerste biedt ProRail een alternatief voor liftafhankelijke reizigers wanneer een lift niet werkt. Naast een storing kan het ook zijn dat er onderhoud aan een lift wordt uitgevoerd waardoor de lift niet beschikbaar is.
Er zijn al diverse maatregelen ingevoerd. Indien een reiziger met een beperking strandt ten gevolge van niet-functionerende voorzieningen van ProRail geldt dat er afspraken zijn gemaakt tussen NS en ProRail. Indien de toegankelijkheidsvoorziening zich bevindt op een treinstation, draagt ProRail er zorg voor dat een gestrande reiziger met een beperking een vervangende oplossing krijgt aangeboden. ProRail heeft in het kader van deze verantwoordelijkheid uitvoeringsafspraken met NS gemaakt.
De liften van ProRail zijn voorzien van een blauwe sticker op de deur of op het kozijn. Hierop staat het telefoonnummer van de melddesk van NS. Indien de reiziger voor een niet werkende lift staat kan de reiziger naar dit nummer bellen om de storing aan te melden (indien dit nog niet is gedaan) en kan de melddesk de reiziger doorverbinden naar de klantenservice van NS die de reiziger van een alternatief reisadvies voorziet.
Als de storing van de lift reeds bekend is en de monteur de storing niet meteen op kan lossen dient de monteur een gele storingssticker (of in geval van gepland onderhoud een gele onderhoudssticker) op de liftdeur te plakken. Deze sticker is groter dan de blauwe sticker en hierop staat het telefoonnummer van de klantenservice van NS. De klantenservice kan de reiziger helpen met een alternatief reisadvies.
Naast de verbetertrajecten die ProRail met zijn onderhoudspartijen in gang heeft gezet om storingen binnen het systeem te verminderen richt ProRail zich op het terugdringen van storingen met een externe oorzaak. ProRail heeft een project gestart specifiek voor wateroverlast die hinder veroorzaakt aan liften en roltrappen op stations. Vanwege de complexe aard zullen definitieve oplossingen relatief veel tijd in beslag nemen. Voorts worden er op dit moment op de meest vandalisme gevoelige stations camera’s geïnstalleerd die gericht worden op liften. Verder heeft ProRail een aantal kleinere acties in gang gezet, zoals een pilot met sterkere drukknoppen die minder snel vernield kunnen worden en het plaatsen van blauwe liftstickers op een dusdanige manier dat deze moeilijk kunnen worden verwijderd.
Zijn er naast station Maarssen nog andere stations met hetzelfde probleem van ontoegankelijkheid? En zo ja, kunt u ons een overzicht geven van hoe groot het probleem van ontoegankelijke stations op dit moment is?
Zoals in het antwoord op vraag is meegedeeld is de lift sinds 1 maart jongstleden weer in gebruik. De roltrap is inmiddels 23 jaar oud. ProRail wijst erop dat onderdelen schaars zijn. De onderdelen worden medio maart geleverd. Verwacht hersteldatum van de roltrap is 22 maart 2024.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de problemen met water op station Maarssen worden opgelost en de lift en roltrap snel weer gebruikt kunnen worden?
Helaas is dit het geval. Op 10 maart 2023 waren 8 liften en roltrappen langer dan gebruikelijk stil. Daarvan zijn 7 liften en 2 roltrappen defect als gevolg van wateroverlast.
De totale stilstand (langer dan een week) van alle ProRail liften en roltrappen is bij liften rond 3% en bij roltrappen rond 1%.
Gemiddeld is een lift in 2023 in totaal 9 keer in storing geweest. Van de gemiddeld 9 storingen in 2023 betreft meer dan de helft (5 van de 9 gevallen) een storing met externe oorzaak, zoals wateroverlast, aanrijding, vandalisme etc. Bij 4 van de 9 gevallen gaat het om een interne storing (technisch falen).
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Spoor op 7 maart 2024?
Zie het antwoord op vraag 6.