Ingediend | 29 maart 2024 |
---|---|
Beantwoord | 20 juni 2024 (na 83 dagen) |
Indiener | Habtamu de Hoop (PvdA) |
Beantwoord door | Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur internationaal internationale samenwerking organisatie en beleid parlement verkeer |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z05470.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2047.html |
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
De provincie Limburg heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in september 2022 per brief geïnformeerd dat Vlaanderen het project van de tram eenzijdig heeft beëindigd.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en provincie Limburg hebben sinds 2010 een overeenkomst op grond van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV). Onderdeel van deze AROV-overeenkomst is de aanleg van het Nederlandse deel van de tram Hasselt-Maastricht. Hiervoor is vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ongeveer € 36,7 miljoen aan rijksmiddelen beschikt (via een Brede Doeluitkering). De rol van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarmee die van subsidieverstrekker voor de tram aan de provincie Limburg.
Het is bovenal erg jammer voor de reizigers tussen Hasselt en Maastricht dat het niet is gelukt om dit tramproject te realiseren. De provincie Limburg heeft in december 2023 op grond van de AROV-overeenkomst haar project- en financiële verantwoording aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gegeven over het project. Zij heeft daarin opgenomen dat de provincie Limburg samen met de gemeente Maastricht € 22,6 miljoen kosten heeft gemaakt op het project, waarvan Vlaanderen inmiddels een voorwaardelijk voorschotbedrag van € 3 miljoen heeft teruggestort.
De afspraken tussen de provincie Limburg en Vlaanderen over het Vlaamse deel van het tramproject Hasselt-Maastricht hebben zij vastgelegd in een eigen overeenkomst. Het is daarmee aan hen om er gezamenlijk uit te komen hoe zij het project afronden. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hierin geen formele rol.
Ja, dat klopt. Via de AROV-overeenkomst die in 2010 is afgesloten is ongeveer € 36,7 miljoen aan rijksmiddelen toegekend aan de provincie Limburg ten behoeve van de tram Hasselt-Maastricht. Deze middelen zijn via een Brede Doeluitkering aan de provincie Limburg beschikt.
De provincie Limburg heeft eind 2023 verzocht of zij de gemoeide rijksmiddelen in kan zetten voor andere regionale projecten. Zij deed dit in een brief waarin zij ook de verantwoording gaf over het Nederlandse deel van het tramproject: zowel financieel als inhoudelijk.
Helaas gaat het project van de tram niet door en is er geen zicht op het realiseren van de doelen van AROV: actiegericht de regionale bereikbaarheid verbeteren. Daarom is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat genoodzaakt om de overeenkomst met Limburg af te hechten en moeten de betreffende middelen à € 36,7 miljoen terug naar het ministerie. Wel blijft het ministerie met de provincie Limburg in gesprek, na afhechting van de AROV-overeenkomst, over de mobiliteitsopgaven in de regio en kansen voor het verbeteren van de regionale bereikbaarheid. Randvoorwaarden voor een eventuele afspraak zijn financiële tegenvallers en knelpunten in dit gebied die het verbeteren van de regionale bereikbaarheid in de weg staan. Ook mogen de afspraken niet leiden tot een grotere opgave voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verwachting is dat er richting het MIRT in het najaar tot een gezamenlijk en passend pakket gekomen wordt.
Op 29 maart heeft lid De hoop (GroenLinks-PvdA) mij vragen gesteld over de tram Hasselt – Maastricht2. Er is nog overleg gaande over de vraag hoe we omgaan met de gemoeide Rijksmiddelen die eerder bestemd zijn voor de tram Hasselt-Maastricht. Het juridische kader van het actieprogramma regionaal openbaar vervoer (AROV) en de bijbehorende AROV-overeenkomst die wij in 2010 met de provincie Limburg hebben gesloten in het kader van de tram Hasselt – Maastricht en de spelregels voor het Mobiliteitsfonds zijn hiervoor leidend. Ik verwacht binnen afzienbare tijd de vragen van lid De Hoop van een inhoudelijk antwoord te kunnen voorzien en zal ze dan zo spoedig mogelijk verzenden aan uw Kamer.