De sluipende onderhandelingen over het WHO pandemieverdrag en de IHR |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Klopt het dat de regering vóór 1 december 2023 bezwaar moet aantekenen tegen voorgestelde amendementen op de International Health Regulations (IHR),1 een bindende internationale regeling voor besmettelijke ziekten en andere grensoverschrijdende bedreigingen voor de volksgezondheid? Klopt dit ook met betrekking tot voorstellen rond het pandemieverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?
Conform de bepalingen in artikel 59 IHR, eerste lid, hebben lidstaten 18 maanden de tijd om bij een besluit tot wijziging van de IHR, een voorbehoud te maken of om dit af te wijzen. De 18 maanden gaan lopen vanaf het moment dat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) conform artikel 65, tweede lid van de IHR, een wijzigingsvoorstel heeft genotificeerd aan de lidstaten van de WHO, nadat dit door de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) is aangenomen. Met betrekking tot het besluit van de WHA om artikel 59 van de IHR te wijzigen, alsook de doorwerking daarvan in de artikelen 55, 61, 62 en 63, heeft de directeur-generaal van de WHO de lidstaten hiervan op 31 mei 2022 in kennis gesteld. Derhalve dienen lidstaten voor 1 december 2023 bezwaar aan te tekenen of de wijziging te verwerpen.
Nederland heeft de WHO op 16 augustus 2023 geïnformeerd dat het een voorbehoud heeft gemaakt op het door de WHA genomen besluit, aangezien er geen parlementaire goedkeuring was. De nationale goedkeuringsprocedure voor de wijziging wordt momenteel voorbereid. Mocht uw Kamer goedkeuring verlenen aan het besluit tot wijziging, dan kan ons land op grond van artikel 63 lid 1 van de IHR de verwerping van de wijziging weer intrekken, waarna dit ook voor ons land van kracht wordt.
Ten aanzien van de voorstellen rond het pandemieverdrag, is er op dit moment geen noodzaak noch mogelijkheid tot verwerping. De onderhandelingen over het verdrag zijn nog in volle gang en het uiteindelijke concept-verdrag zal na vaststelling daarvan door de WHA – conform de daarvoor geldende nationale goedkeuringsprocedure – worden voorgelegd aan de kamer.
Kunt u bevestigen dat de voorgestelde wijzigingen rond het WHO pandemieverdrag en de IHR een vergaande inbreuk teweegbrengen op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de aanpak van een toekomstige gezondheidscrisis in het bijzonder en met betrekking tot het gezondheidsbeleid in het algemeen?
De voorstellen voor een nieuw pandemieverdrag, alsook de wijzigingsvoorstellen die ingediend zijn voor de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) en waarover momenteel wordt onderhandeld, bevatten geen elementen die resulteren in vergaande inbreuken op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de bestrijding van toekomstige gezondheidscrises of met betrekking tot gezondheidszorgbeleid in zijn algemeen.
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 23 februari 20232, vinden de onderhandelingen voor beide juridische instrumenten plaats onder het uitgangspunt dat niets is besloten, tot alles is besloten. De verwachting is dat het definitieve voorstel voor het pandemieverdrag én het definitieve voorstel tot wijziging van de IHR, in mei 2024 aan de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) zullen worden voorgelegd ter vaststelling door de WHO-lidstaten.
Op basis van de op dat moment door de WHA vastgestelde inhoud van het pandemieverdrag en het besluit tot vaststelling van de wijzigingsvoorstellen op de IHR, kan ons land de beslissen om partij te worden bij het verdrag en/of de wijzigingsvoorstellen op de IHR te accepteren of deze af te wijzen.
Beide instrumenten zullen op dat moment volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement worden voorgelegd.
Bij de verdere ontwikkeling van het pandemisch instrument zal rekening worden gehouden met aangenomen moties vanuit uw Kamer.
Kunt u de Kamer nog deze maand informeren over het resultaat van de onderhandelingen over de IHR-amendementen en zo ja, wilt u aangeven welke amendementen voornamelijk technisch van aard zijn en welke wezenlijke veranderingen behelzen?
De onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) die in september 2022 door de lidstaten van de WHO zijn ingediend, zijn nog in volle gang. De verwachting is dat het totale pakket aan wijzigingen pas tijdens de Wereldgezondheidsvergadering in mei 2024 zal worden vastgesteld. Veel van de voorstellen die ingediend zijn op de IHR hebben tot doel de paraatheid en respons ten opzichte van toekomstige internationale gezondheidscrises te versterken. Dit onder meer door verbetering van surveillance en monitoring van ziekteverwekkers, het sneller delen van informatie, het versterken van nationale kerncapaciteiten, verbeterde samenwerking en coördinatie. Daarnaast zijn er ook nieuwe elementen, zoals een grotere aandacht voor gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen rijke en arme landen wanneer het gaat om de verdeling van medische tegenmaatregelen in crisistijd en bijvoorbeeld rondom de versterking van de governance, toetsing en rapportage over naleving van de gemaakte afspraken. Het gezamenlijke doel is de IHR in de toekomst nog efficiënter te maken en de implementatie ervan te verbeteren.
Zoals hierboven aangegeven, is er in mei 2022 al één wijziging op de IHR aangenomen; de wijziging van artikel 59 van de IHR. Vanwege verwijzingen van/naar artikel 59 en doorwerking van de wijziging, gaf de juridische dienst van de WHO aan dat ook wijzigingen in artikelen 55, 61, 62 en 63 noodzakelijk waren. De wijziging ziet dus op de artikelen 55, 59, 61, 62 en 63 van de IHR.
Deze wijzigingen betreffen enerzijds inkorting van de beslistermijn voor lidstaten van de huidige 18 naar 10 maanden om ofwel een voorbehoud te maken tegen een wijziging van de IHR of om een dergelijk voorstel te verwerpen. Daarnaast wordt de termijn van inwerkingtreding van wijzigingen van de IHR teruggebracht van 24 naar 12 maanden.
Ik zal uw kamer binnen afzienbare tijd nader informeren over de stand van zaken rond beide onderhandelingsprocessen. Ik doe dit graag op een moment waarop ik u zo volledig mogelijk kan informeren. Naar mijn oordeel is er op dit moment geen urgente reden om dit voor het einde van deze maand te doen.
Welke onderhandelingspositie neemt Nederland in met betrekking tot specifieke onderdelen van de IHR en het WHO pandemieverdrag?
In beide processen vindt de Nederlandse inbreng zoveel mogelijk plaats in EU-verband en in afstemming met de overige lidstaten. De Europese Commissie voert de onderhandelingen namens de EU lidstaten voor beide instrumenten. Zoals in de brief aan uw Kamer van 23 februari 2023 aangegeven, richt Nederland zich voor beide processen vooral op enerzijds het verbeteren en versnellen van internationale samenwerking op het vlak van monitoring, surveillance en bestrijding van potentiële internationale gezondheidscrises en de verspreiding van (resistente) infectieziekten en wordt tevens een versterking van de implementatie van nationale capaciteiten ondersteund. Ons land steunt ook het principe dat bij een toekomstige pandemie er een rechtvaardigere en eerlijkere verdeling van medische tegenmaatregelen moet komen, met name ook richting ontwikkelingslanden. Om de implementatie van de afspraken in het pandemieverdrag goed te kunnen volgen, is er een adequaat rapportage- en nalevingsmechanisme nodig.
Voor de IHR geldt nog in het bijzonder dat ons land voorstander is van gerichte amendementen om het instrument en de implementatie ervan te versterken en verbeteren, zonder dat het karakter en de werking van de IHR fundamenteel veranderd.
Als de regering bezwaren aantekent, welke zijn dat? Zo nee, kunt u uitleggen waarom de regering geen overwegende bezwaren ziet om afstand te doen van wezenlijke bevoegdheden met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis?
De mogelijkheid tot het aantekenen van een bezwaar geldt momenteel alleen nog voor mogelijke nieuwe wijzigingsvoorstellen conform artikel 59 van de IHR. Voor het pandemieverdrag moet nog nader vastgesteld worden volgens welke procedures partijen bij het verdrag kunnen aantekenen tegen onderdelen van het verdrag of toekomstige wijziging daarvan. Echter, noch bij de amendementen op de IHR, noch in het proces dat zou kunnen leiden tot een pandemieverdrag, is er sprake van afstand doen van wezenlijke bevoegdheden van nationale lidstaten met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis. Ook in de toekomst zal de Directeur-Generaal van de WHO ten tijde van een internationale gezondheidscrisis aanbevelingen voor (inter-) nationale maatregelen kunnen doen.
Met het pandemieverdrag zullen WHO-lidstaten kunnen beschikken over nieuwe instrumenten en verbeterde samenwerkingsmechanismen voor en tijdens een gezondheidscrisis, zodat de wereld gezamenlijk beter voorbereid is op toekomstige pandemieën. Dit zijn belangrijke doelen die door het kabinet gesteund worden.
Kunt u de Kamer informeren over de vraag welke mogelijkheden er zijn om de regering op te dragen alsnog tijdig bezwaar aan te tekenen tegen het overhevelen van bevoegdheden rond de wijziging van het WHO pandemieverdrag en het uitvoeringsverdrag IHR, die op nationaal niveau horen te blijven?
In de door WHO-lidstaten ingediende voorstellen voor een pandemieverdrag, noch in de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR), is er sprake van het overhevelen van bevoegdheden die volgens het principe van subsidiariteit beter op nationaal niveau geregeld kunnen worden.
Voor de onderhandelingstrajecten geldt dat een besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie tot vaststelling van een pandemieverdrag, dan wel tot wijziging van de IHR, volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement zullen worden voorgelegd, alvorens ze voor ons land in werking kunnen treden.
Doet de wijze waarop u uitvoering geeft aan de motie Van Haga/Smolders, waarin de regering wordt verzocht om de Kamer minimaal tweejaarlijks over de voortgang van het pandemieverdrag te informeren, voldoende recht aan de mogelijkheid voor het parlement om tijdig invloed uit te oefenen op voorgenomen fundamentele keuzes voor het WHO pandemieverdrag en de (wijziging van de) IHR?2
De kamer is sinds de motie Van Haga/Smolders meer dan tweejaarlijks geïnformeerd over beide processen, via twee kamerbrieven, de beantwoording van Kamervragen en via mondelinge vragen.
Het Bureau van de Intergovernmental Negotiation Body (INB) waarbinnen het pandemieverdrag wordt onderhandeld, heeft kort geleden een voorstel neergelegd voor een «Negotiation Text». De eerste beraadslagingen over deze tekst vinden momenteel plaats. Ik zal uw Kamer als hierboven aangegeven, op korte termijn informeren over dit nieuwe voorstel.
Krijgt de WHO in het pandemieverdrag en na aanpassing van de IHR een «absolute and non-questionable» leiderschap, absoluut dus en zonder dat daar iets tegenin kan worden gebracht, in een situatie waarin deze organisatie verwijst naar pandemische preventie, paraatheid en / of respons?
Nee dat is niet het geval.
Wat is de houding van Nederland tegenover het toekennen van deze zelfautorisatie aan de WHO?
Er is geen sprake van zelfautorisatie aan de WHO.
Kunt u een toelichting geven op de concrete invulling en afwegingscriteria voor het concept «one health», ofwel één gezondheid, dat cruciaal is in de plannen rond de rol van de WHO inzake pandemische preventie, paraatheid en respons?
Zoals beschreven in de Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie4, is One Health een geïntegreerde, verbindende aanpak die gericht is op het duurzaam in balans brengen en optimaliseren van de gezondheid van mens, dier en ecosysteem. Aangezien vele mondiale gezondheidscrises veroorzaakt zijn door infectieziekten afkomstig van dierlijke reservoirs (zoönose, zoals SARS-CoV2, MERS, Ebola, vogelgriep, de builenpest), is het van wezenlijk belang dat zowel op het gebied van pandemische preventie alsook infectieziektesurveillance er rekening gehouden moet worden met ziekten die uit dierlijke reservoirs kunnen overspringen op mensen.
Wat kunt u zeggen over het voornemen om de directeur-generaal van de WHO zelfstandig te laten bepalen wanneer er een «international health development of concern», een zorgwekkende situatie dus, bestaat of mogelijk kan ontstaan, waarin hij de lidstaten min of kan dwingen om allerlei beperkende maatregelen te nemen zoals lockdowns, (camera)toezicht en andere zware maatregelen?
Op grond van artikel 12 van de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) kan de Directeur-Generaal van de WHO bepalen of er naar zijn inzicht sprake is van een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) bij een specifieke gezondheidsbedreiging. De Directeur-Generaal baseert zich hierbij op hem beschikbare informatie, waaronder informatie zoals verstrekt door een betrokken WHO-lidstaat waar een crisissituatie zich voordoet, het beslisinstrument in annex 2 van de IHR, het advies van een «Emergency Committee» van onafhankelijke experts, wetenschappelijke inzichten en een inschatting van de risico’s voor de volksgezondheid, internationale verspreiding van een ziekte en/of mogelijke verstoring van het internationale personen en reizigersverkeer.
Op grond van artikel 15 respectievelijk artikel 16 van de IHR kan de Directeur-Generaal na het uitroepen van een PHEIC tijdelijke of staande aanbevelingen doen aan nationale lidstaten rondom te nemen maatregelen op het vlak van volksgezondheid, maar ook met betrekking tot het vervoer van reizigers en goederen. Deze aanbevelingen zijn niet bindend. Lidstaten zijn en blijven zelfstandig bevoegd om zelf te beslissen over nationale beschermingsmaatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen als lockdowns en (camera)toezicht.
Klopt het dat het pandemieverdrag in wording en de IHR geen mechanisme bevatten om besluiten van de WHO terzake te bevragen, bij te stellen of te stoppen?
Zowel bij de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) als het toekomstige pandemieverdrag, zijn lidstaten partij bij deze instrumenten. Lidstaten kunnen te allen tijde wijzigingsvoorstellen op de IHR indienen om de huidige bepalingen in de IHR omtrent het uitroepen van een PHEIC te veranderen. Dergelijke besluiten («decisions») worden door Wereldgezondheidsvergadering (WHA) genomen, waar alle lidstaten van de WHO zitting in hebben. Omdat de onderhandelingen over het pandemieverdrag nog in volle gang zijn, zijn de procedures rondom aanpassingen van besluiten nog niet vastgesteld.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de United States Court of Appeals for the Fifth Circuit, een federaal hof van beroep in de VS, waarin deze rechter de regering-Biden in de nasleep van het coronabeleid verbiedt om sociale mediaplatforms onder overheidsdwang aan banden te leggen wanneer daarop informatie wordt weergegeven die niet in overeenstemming is met dat beleid?3
Ja.
Wat heeft deze rechtelijke uitspraak voor de Amerikaanse situatie te zeggen voor de Nederlandse situatie, nu ook in Nederland sprake was van overheidssturing om sociale media in het gareel te krijgen?
Van de veronderstelde sturing is vanuit de overheid in Nederland geen sprake geweest. Bovendien beoordeelt de Amerikaanse rechtspraak aan haar voorgelegde rechtszaken volgens de geldende Amerikaanse wet- en regelgeving, waarmee er juridisch geen implicaties voor Nederland zijn.
Wat vindt u van het voornemen om de WHO aan lidstaten op te laten dragen wanneer en hoe informatie in de media en op sociale media moet worden gecontroleerd en bijgestuurd wanneer deze afwijkt van inzichten en het beleid van de WHO?
In het huidige voorstel van de onderhandelingstekst is een door lidstaten voorgesteld artikel opgenomen waarin overeengekomen wordt misinformatie over pandemieën tegen te gaan. In algemene zin vind ik het verstandig misinformatie tegen te gaan. In het huidige voorstel betreft het niet de WHO, maar de lidstaat die bepaalt wanneer en hoe in deze te handelen.
Bent u het ermee eens dat de nationale situatie rondom gezondheid en alles wat daarbij een rol speelt, te nemen maatregelen inbegrepen, zo specifiek nationaal is dat de grootst mogelijke terughoudendheid in acht genomen dient te worden om een internationale organisatie als de WHO daarover ook maar enige bevoegdheid te verlenen die verder strekt dan advisering aan de lidstaten?
Onze gezondheidszorg is primair nationaal georganiseerd. Dat geldt ook in belangrijke mate voor ons volksgezondheidsbeleid. Tegelijk is duidelijk dat de volksgezondheid in Nederland niet kan functioneren zonder internationale afspraken tussen landen en multilaterale organisaties, omtrent samenwerking en coördinatie. Dit geldt in belangrijke mate al voor onze samenwerking in EU-verband. Maar ook mondiaal is samenwerking noodzakelijk. Een voorbeeld is infectieziektesurveillance. Zonder afspraken over het delen van informatie over uitbraken van infectiezieken, kan een land zich niet voorbereiden, noch adequaat en tijdig reageren op mogelijke grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen wanneer die zich voordoen.
Ook is internationale coördinatie op het gebied van de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen wenselijk om sneller en effectiever te kunnen reageren op grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen en deze waar mogelijk in perken. Zoals aangeven, heeft de WHO op basis van de huidige IHR alsook ook na afronding van de onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen, enkel de bevoegdheid om niet-bindende aanbevelingen te doen voor gezondheidsmaatregelen op nationaal niveau ter bestrijding van een crisis. Hetzelfde zal gelden voor bepalingen in het pandemieverdrag.
Is er een ethische of neutrale omgang mogelijk met een pandemie? Zo nee, stemt u er dan mee in dat het onverantwoord is om nationale bevoegdheden over te dragen aan een internationale organisatie als de WHO, bevoegdheden die rechtstreeks raken aan het terrein van ethisch beladen en politieke keuzes met mogelijk verreikende maatschappelijke, psychosociale en economische strekking?
Zoals hierboven reeds vermeld, betreft het helaas een misverstand dat er voorstellen voorliggen om onze nationale bevoegdheden in aanzienlijke mate over te dragen aan de WHO.
Hoe passen plannen van de zogenoemde Global Health Hub Nederland en het onlangs ondertekende Global Health Pact in de plannen van de WHO voor een pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR?
De Global Health Hub Nederland en het daarmee gepaarde pact is tijdens de lancering op 28 september jl. officieel van start gegaan. De Global Health Hub is een voornemen uit de Kabinetsbrede Mondiale Gezondheidsstrategie6. Voor het bevorderen van intersectorale samenwerking is deze Nederlandse Global Health Hub opgezet. De Global Health Hub verenigt alle relevante actoren en sectoren, zoals kennisinstituten en -platforms, academici, ngo’s, topsectoren, vernieuwers en denktanks op het gebied van verschillende facetten van mondiale gezondheid. Dit netwerk biedt (mondiale) gezondheidsactoren in Nederland de kans om krachten te bundelen en samen verder invulling te geven aan deze strategie.
Het Pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR zijn onderhandelingen die bij de WHO lopen, waarbij de Global Health Hub niet betrokken is.
Leidt het Global Health Pact tot het aanpassen van wet- en regelgeving en tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden? Als dat niet zo is, sluit u dat ook uit voor de toekomst?
Het Global Health Pact heeft niet geleid tot het aanpassen van wet- en regelgeving. Het Global Health Pact heeft tevens niet de autoriteit en/of wens om wet- en regelgeving aan te passen en/of over te gaan tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden, uiterlijk 10 november 2023?
Helaas is de beantwoording niet binnen de gevraagde termijn gelukt, zoals gemeld in de verzonden uitstelbrief. Bij deze worden de vragen alsnog een voor een beantwoord.
Het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood |
|
Don Ceder (CU), Kees van der Staaij (SGP), Derk Boswijk (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023» van Kerk in Nood, waarin de ontwikkelingen in de laatste twee jaar ten aanzien van vrijheid van godsdienst in de wereld worden geschetst?
Ja.
Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
Het kabinet beoordeelt genoemde bevindingen als zorgelijk. De toenemende druk op de naleving van mensenrechten vraagt om tegendruk, zowel mondiaal als op landenniveau. Zeker wanneer grondrechten worden ingeperkt, bijvoorbeeld op het terrein van vrijheid van religie en levensovertuiging. Afhankelijk van de situatie doet het kabinet dit publiek of achter de schermen, zoveel mogelijk samen met gelijkgezinde landen. Zo zet Nederland binnen de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) steevast in op het bevorderen van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, door deze elementen terug te laten komen in relevante VN-resolutieteksten. De Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) werkt veel samen met collega’s binnen en buiten Europa om schendingen op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging aan de kaak te stellen. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in de recent verschenen Mensenrechtenrapportage 20221, specifiek het hoofdstuk «Vrijheid van religie en levensovertuiging» en de rol van de SGRL. Het gaat bijvoorbeeld om de samenwerking binnen de International Freedom of Religion or Belief Alliance (IRFBA) waar 37 landen lid van zijn.
Wat ziet u zelf als de belangrijkste en/of meest alarmerende ontwikkelingen op het terrein van godsdienstvrijheid en specifiek van christenvervolging?
De naleving van mensenrechten staat wereldwijd onder druk, wat zich onder andere uit in verminderde implementatie en naleving van mensenrechtenverdragen en stroevere multilaterale samenwerking op het terrein van mensenrechten. Dit heeft ook een negatief effect op de vrijheid van religie of levensovertuiging. Daarnaast beperken streng dogmatische geloofsleer en autocratische tendensen de vrijheden van (niet-)religieuze minderheden, waaronder ook christenen.
Herkent u de bevinding dat in Nigeria – waar bijna 95% van de politieke en militaire macht op federaal niveau in handen is van moslims terwijl ongeveer de helft van de bevolking christen is – stelselmatige overheidsdiscriminatie tegen christenen plaatsvindt? Zo ja, wilt u dit aankaarten bij de Nigeriaanse overheid?
Na de nationale verkiezingen in februari 2023 in Nigeria is er afgeweken van het zogenaamde «Zoning Arrangement», een ongeschreven regel waarin de belangrijkste hoge overheidsfuncties zo verdeeld worden dat er een balans is tussen de vertegenwoordiging van de twee grootste religieuze groepen in Nigeria (Christendom in het Zuiden en Islam in het Noorden). Er is in het gehele land sprake van een verslechterende veiligheidssituatie, waarbij slachtoffers vallen uit verschillende religieuze groepen. Dit geweld wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de beperkte sociaaleconomische ruimte, geringe mogelijkheid tot effectieve politieke participatie, marginalisering van verschillende bevolkingsgroepen en het landbeheerstelsel. Factoren als inflatie, hoge voedsel- en benzineprijzen en klimaatverandering dragen verder bij aan de verslechtering van de levensstandaard van de gemiddelde inwoner. De toename van geweld gericht op christelijke gemeenschappen in Nigeria sinds 2020 zoals beschreven in het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023, maakt daarmee deel uit van een grotere toename van geweld gericht op burgers in zijn algemeenheid in het land (28% gestegen van 2021–2022).
De verslechterde veiligheidssituatie in Nigeria wordt gekenschetst door een combinatie van factoren. Nederland spreekt de Nigeriaanse overheid aan op de verantwoordelijkheid richting de eigen bevolking en het belang de grondoorzaken van de onveiligheid op te lossen. Zo uitte Nederland zijn zorgen over het gebrek aan accountability voor religieus-geïnspireerd geweld tijdens de EU-Nigeria Mensenrechtendialoog (februari 2023), waarop Nigeria verklaarde toe te werken naar een betere gelijke behandeling voor alle religies. Ook draagt Nederland o.a. bij aan de versterking van het maatschappelijke middenveld via lokale organisaties, aan ontwikkeling van de landbouwsector en van de private sector.
Heeft (de aanklager van) het Internationaal Strafhof (ICC) inmiddels verdere stappen gezet in het vooronderzoek naar gewelddadigheden, oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid in Nigeria, waaronder tegen christenen? Zo nee, wilt u hier bij het ICC op aandringen, en de Kamer nader inlichten over de resultaten van deze inspanningen?
In december 2020 heeft de toenmalige aanklager van het Internationaal Strafhof het voorlopige onderzoek (preliminary examination) naar de situatie in Nigeria afgesloten en daarbij geconcludeerd dat er een redelijke basis is om aan te nemen dat er oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd. De volgende stap in de procedure bij het Strafhof zou zijn dat de aanklager bij de Kamer van vooronderzoek een verzoek indient om hem te machtigen om een formeel onderzoek (investigation) te openen.
Vorig jaar heeft de huidige aanklager Khan echter aangegeven dat hij in overeenstemming met het complementariteitsbeginsel eerst nog met de autoriteiten van Nigeria de mogelijkheid van nationale procedures wil onderzoeken. Tijdens zijn bezoek aan Nigeria op 19 en 20 april 2022 heeft hij ter bevordering van deze nationale procedures ook technische bijstand toegezegd. Of aanklager Khan in de komende jaren alsnog zal aansturen op procedures bij het Internationaal Strafhof, zal hoofdzakelijk afhangen van zijn oordeel over de voortgang van de nationale procedures in Nigeria.
Zoals bekend, respecteert het kabinet de onafhankelijkheid van het Strafhof en om die reden onthoudt het kabinet zich van inmenging in het vervolgingsbeleid van de aanklager van het Strafhof.
Herkent u de zorg dat jihadistische activiteiten zich vanuit de Sahel-regio (rond het Tsjaadmeer, Mozambique en Somalië) uitbreiden naar buurlanden, en wat betekent deze ontwikkeling voor ons buitenlandbeleid en voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)?
Ik deel de zorg over uitbreiding van gewelddadig extremisme vanuit de Sahelregio naar buurlanden, voornamelijk de kuststaten van West-Afrika. Er is sprake van een toename in de aanwezigheid van, en aantal aanslagen door, gewelddadig extremistische groeperingen in Ivoorkust, Benin, Ghana en Togo in de grensregio’s met Mali en Burkina Faso. Een vergelijkbare dynamiek is waar te nemen in de Hoorn van Afrika, waar Al-Shabab vanuit Somalië reeds decennia actief is en van tijd tot tijd aanslagen pleegt op Somalisch, Keniaans en Ethiopisch grondgebied. In het noorden van Mozambique vormt achterstelling en een gebrek aan perspectief een vruchtbare bodem voor radicalisering.
De ontwikkelingen onderstrepen het belang van een geïntegreerde aanpak waarbij oog is voor de grondoorzaken en voedingsbodems voor gewelddadig extremisme. Deze zorgen worden door verschillende leiders van West-Afrikaanse kuststaten regelmatig benadrukt en hebben geleid tot verzoeken om veiligheidssteun aan de EU, waaronder op het gebied van capaciteitsopbouw. Op 3 augustus jl. heeft de EU besloten een veiligheids- en defensie-initiatief op te richten ter ondersteuning van Benin, Ghana, Ivoorkust en Togo. Dit geïntegreerde partnerschap richt zich in eerste instantie op het opbouwen van een dialoog met deze vier landen over veiligheid en defensie, te beginnen met Benin en Ghana. Nederland steunt de implementatie van deze geïntegreerde civiele en militaire veiligheidsinzet van de EU, in samenwerking met de West-Afrikaanse kuststaten. De instrumenten uit het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, waaronder de Europese Vredesfaciliteit (EPF), vormen hiervoor de basis. Bovendien zet Nederland met de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) met een combinatie van interventies in op het voorkomen en tegengaan van gewelddadig extremisme en het tegengaan van radicalisering. Ook in stabiele landen als Kenia en Tanzania is het belangrijk om ontwikkelingen in conflicthaarden over de grens te monitoren en met autoriteiten en de lokale bevolking in deze landen de weerbaarheid tegen gewelddadig extremisme te verhogen zodat groepen als Al-Shabab en IS-Mozambique hun invloed in de regio niet verder uitbreiden.
Kunt u een update en overzicht geven van de inspanningen die Nederland, samen met de Europese Unie (EU), het United Nations Development Programme (UNDP) en andere organisaties, levert ten behoeve van de veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen in Afrika en elders?
Nederlandse inspanningen ten behoeve van veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen, zijn onderdeel van een bredere inzet gericht op vergroting van veiligheid van door islamitische extremisten bedreigde gemeenschappen. Dit is inclusief gemeenschappen met een geloofsovertuiging.
Voorbeelden zijn de ondersteuning van programma’s ten behoeve van stabiliteit en veiligheid in Afrika, waarbij de inzet ten goede komt van iedereen in het betrokken gebied, en specifieke mensenrechtenprogramma’s die steun geven aan brede categorieën mensenrechtenvoorvechters, inclusief voorvechters van vrijheid van religie.
Kunt u aangeven hoe, vanuit het mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade in India, ondersteuning verleend wordt aan capaciteitsversterking van organisaties die opkomen voor de rechten van religieuze minderheden in India?
De Nederlandse ambassade in India heeft diverse maatschappelijke organisaties ondersteund die zich inzetten voor de rechten van religieuze minderheden en de bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Een van de organisaties is actief in de deelstaat Odisha die enige jaren geleden het toneel is geweest van heftig antichristelijk geweld. De projecten hebben grotendeels betrekking op training in internationaal en Indiaas recht en rechtsnormen die betrekking hebben op de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden.
Capaciteitsversterking gericht op verbeterde respons en weerbaarheid tegen extremisme vormt een belangrijk onderdeel van verschillende projecten die met steun van de Nederlandse ambassade worden uitgevoerd. Deze dragen bij aan de capaciteitsversterking van maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van religieuze minderheden. Enkele van de door Nederland ondersteunde maatschappelijke organisaties zullen ook een handboek opstellen als basis voor toekomstige trainingen en capaciteitsversterking.
Hoe gaat de Nederlandse ambassade in India om met de sterke toename van het aantal aanvallen op (bekeerde) christenen en moslims, en valse beschuldigingen van proselitisme in het kader van «anti-bekeringswetten»?
De ambassade monitort de situatie op het gebied van vrijheid van religie als onderdeel van de bredere inzet op het gebied van mensenrechten. Afgelopen jaar heeft in het kader van de Universal Periodic Review (UPR) van de MRR een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens haar bezoek aan India begin maart van dit jaar met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft ze een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen. Daarnaast heeft de speciaal gezant religie en levensovertuiging bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
Welke mogelijkheden ziet u om de Nicaraguaanse overheid aan te spreken op de onrechtmatige arrestaties van geestelijk leiders en op andere maatregelen zoals het blokkeren van kerkelijke bankrekeningen, waardoor een groeiende groep arme Nicaraguanen broodnodige hulp wordt ontzegt?
In de VN-Mensenrechtenraad (MRR) wordt de zorgelijke mensenrechtensituatie in Nicaragua regelmatig besproken. Nederland spreekt hierbij ook zijn zorgen uit over de schending van mensenrechten, inclusief de vrijheden van vergadering, meningsuiting en religie. Ook in de afgelopen (53e) MRR van juni 2023 heeft Nederland actief bijgedragen en via de Europese Unie de Nicaraguaanse regering opgeroepen te stoppen met de vervolging van politieke dissidenten, mensenrechtenverdedigers, geestelijken, inheemse gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld.
Nicaragua heeft in september 2022 de diplomatieke betrekkingen met het Koninkrijk der Nederlanden eenzijdig verbroken. Dit maakt een bilaterale dialoog met de Nicaraguaanse overheid op dit moment niet mogelijk.
Welke inspanningen heeft Nederland verricht als lid van een werkgroep specifiek gericht op het tegengaan van kindhuwelijken en gedwongen bekeringen? Welke mogelijkheden ziet u om nog verder te bevorderen dat deze kwetsbare groepen ook door lokale wetshandhavers gerespecteerd en beschermd worden?
Zoals opgenomen in de beleidsnotitie «Doen waar Nederland goed in is» zet het kabinet zich actief in voor het tegengaan van kind- en gedwongen huwelijken. Dit wordt zowel diplomatiek als programmatisch gedaan.
In dit kader verstrekt het kabinet financiering aan o.a. het UNICEF-UNFPA Global Program to End Child Marriage en de Break Free!-alliantie. Dit zijn programma's gericht op het uitbannen van kindhuwelijken. Beide programma's richten zich daarbij ook op (lokale) overheden, onder meer voor het effectief uitvoeren en handhaven van bestaand beleid en de totstandkoming van nieuwe wetgeving waar deze ontbreekt.
Nederland is penvoerder bij de tweejaarlijkse child, early and forced marriage resolutie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties namens een cross-regionale werkgroep. Deze actieve Nederlandse betrokkenheid is een voorbeeld van de diplomatieke inzet. De resolutie die dit jaar is voorgelegd aan de Mensenrechtenraad is specifiek gericht op gedwongen huwelijken, waarbij ook stevige zorgen over gedwongen bekeringen opgenomen zijn. Deze resolutie is een belangrijk middel om VN-lidstaten bewust te maken van deze schadelijke praktijken en te bewegen actie te ondernemen om deze uit te bannen.
Kunt u ingaan op de bevinding in het rapport dat zich in het Westen een «cancelcultuur» ontwikkelt, met inbegrip van afgedwongen taalgebruik, waarbij er sprake is van verbale intimidatie van personen die om religieuze redenen afwijkende standpunten innemen, en waarbij het aantal juridische bedreigingen en verlies van kansen op werk toeneemt? Herkent u dit, en zo ja, wat doet Nederland om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting in Nederland en in andere Europese landen voluit te beschermen en waarborgen? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
Het rapport spreekt zorgen uit over wat beschreven wordt als de ontwikkeling van een «cancelcultuur» die, op termijn, zou kunnen leiden tot inperking van godsdienstvrijheid. Een dergelijke ontwikkeling zou vanzelfsprekend onwenselijk zijn. In Nederland is evenwel sprake van zowel vrijheid van meningsuiting als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze twee mensenrechten zijn complementair aan elkaar en sluiten elkaar niet uit. Het innemen van een afwijkend standpunt is toegestaan, zolang dit standpunt niet oproept tot geweld of intimidatie tegen (andere) groepen in de samenleving of de universele rechten van andere mensen probeert in te perken. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten om discriminatie op grond van religie tegen te gaan aan de hand van zowel een preventieve als strafrechtelijke aanpak.
Hoe duidt u de zaak van de voormalige Finse Minister van Binnenlandse Zaken Païvi Räsanen, waarbij is gebleken dat een onheldere definitie van «haatzaaien» zomaar kan leiden tot censuur, dat gewetensbezwaren en vrijheid van denken, ook op religieuze gronden, kan worden geschonden of ontkend, en waarbij ernstige twijfels zijn gerezen over de vraag of de vrijheid om religieuze opvattingen over gevoelige morele en culturele kwesties te uiten nog gewaarborgd is?
Nederland heeft vertrouwen in de Finse rechtsstaat. Het is niet aan Nederland zich te mengen in de rechtsgang van andere democratische landen. Meer in het algemeen geldt dat vrijheid van meningsuiting een van de pijlers is van een democratische rechtsorde en dat ook meningen die als schokkend of controversieel worden ervaren vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Pas wanneer er sprake is van het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een bepaalde bevolkingsgroep kan deze vrijheid worden beperkt. Dit zal telkens weer en per geval door een rechter moeten worden bekeken en worden gewogen. Het is juist deze test achteraf die voorkomt dat er sprake is van censuur.
Het bericht in Russische media inzake voorbereidingen van het Kremlin op de presidentsverkiezingen van 2024 door middel van een “lijst van vertrouwelingen” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het Kremlin bezig is met het opstellen van een «lijst van vertrouwelingen» voor Poetins kandidatuur in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2024 die campagne zullen gaan voeren voor zijn herverkiezing?1
Ja.
Deelt u de mening dat de personen op deze lijst, bestaande uit prominenten uit verschillende regio’s van Rusland, zich ondubbelzinnig scharen achter Vladimir Poetin en dat consequenties hoort te hebben?
Het kabinet zal de ontwikkelingen met betrekking tot deze lijst blijven volgen en afhankelijk hiervan kan een afweging worden gemaakt over eventuele consequenties in EU-kader. De precieze inhoud van deze lijst en de daadwerkelijke inzet van personen die hierop zouden komen te staan is momenteel nog onbekend.
Bent u in dat kader bereid om in EU-verband persoonsgerichte sancties, zoals een inreisverbod, aan te kondigen op alle individuen uit de lijst nog voordat die publiekelijk wordt bekendgemaakt?
Het is de inzet van het kabinet om met sancties de druk op Rusland waar mogelijk nog verder op te voeren en zo de Russische oorlogsmachine te belemmeren. Daarbij liggen voor het kabinet alle opties op tafel, waarbij Nederland onverminderd een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Onder de huidige sanctieregels kan eenieder die materiele steun levert aan de Russische overheid op de sanctielijst worden geplaatst. Met dit criterium geeft de EU een expliciete waarschuwing aan eenieder die zich nadrukkelijk aan het Kremlin verbindt dat dit consequenties kan hebben.
Nederland is in EU-verband continu in gesprek over de effectiviteit van bestaande maatregelen en het instellen van nieuwe sancties om de druk op Rusland verder te verhogen. De voornaamste aandacht gaat hierbij uit naar personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage leveren aan de Russische oorlogsinspanning. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt. In algemene zin geldt echter dat individuen niet op de sanctielijst kunnen worden geplaatst nog voordat de lijst bekend is gemaakt. Sanctiemaatregelen worden op individuele basis genomen en dienen per persoon te worden onderbouwd met een gedegen bewijspakket.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De actuele situatie in Israël en Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren? Bent u bereid om zich in Europees verband in te spannen voor een staakt-het-vuren voor de onmiddellijke verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat doet u om een humanitair staakt-het-vuren te realiseren? Is er contact binnen de Europese Unie (EU) om tot een humanitair staakt-het-vuren te komen?
Ja, ik heb kennisgenomen van de oproep van SGVN Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren. Het kabinet is zeer bezorgd om de snel verslechterende situatie in Gaza. Zowel in Europees verband als in contacten met partners in de regio, waaronder Egypte en Jordanië zet Nederland zich in voor de ongehinderde toegang voor humanitaire hulpverleners en hulpgoederen. Daarom roepen de EU en Nederland ook op tot onmiddellijke gevechtspauzes en humanitaire corridors, zoals in de verklaring van Hoge Vertegenwoordig Borrel namens de EU op 12 november jl. In dit licht verwelkomt het kabinet het akkoord dat is bereikt over een tijdelijke gevechtspauze tussen Israël en Hamas.
Het kabinet blijft zich inzetten voor onmiddellijke, ongehinderde en voortdurende toegang voor humanitaire hulpgoederen en hulpverleners. Daarbij gaat onze aandacht naast toegang tot Gaza, ook uit naar vrijheid van beweging binnen Gaza, zodat de humanitaire hulp alle burgers kan bereiken.
Pleit u voor een onafhankelijk VN-onderzoek naar de toedracht van de explosie bij het al-Ahli Arab ziekenhuis op dinsdagavond 17 oktober waarbij honderden slachtoffers vielen? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe zetten?
Het kabinet heeft grote zorgen over de bescherming van de ziekenhuizen in Gaza, die een speciale status genieten. Volgens het humanitair oorlogsrecht moeten ziekenhuizen te allen tijde worden ontzien en beschermd. Tegelijkertijd mogen ziekenhuizen ook niet misbruikt worden voor militaire doeleinden. Ook het gebruik van ziekenhuizen en burgers als menselijk schild door Hamas is verwerpelijk en door de EU veroordeeld.1
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Daarom heb ik 17 oktober opgeroepen tot een onderzoek naar de oorzaak van deze tragedie. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof
Op welke manier helpt u bij het opvoeren van internationale druk om de gijzelaars vrij te krijgen?
Nederland roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gegijzelden en leeft mee met de familieleden en naasten van de gegijzelden. Ook de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger Borrell namens de EU hebben Hamas opgeroepen alle gijzelaars onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Nederland staat hierover in contact met verschillende landen (onder andere Israël, Qatar en Egypte).
Kunt u een update geven over de huidige stand van zaken omtrent de verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat is de huidige beschikbaarheid van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen? Is de grens met Egypte open voor de toelevering van hulpgoederen?
Het kabinet is zich zeer bewust van de afschuwelijke berichten die sinds 7 oktober uit Gaza komen, alsmede van de zeer ernstige humanitaire situatie waarin de noodlijdende bevolking van Gaza verkeert en die ook al voor 7 oktober zeer fragiel was. Inmiddels zijn bijna 1,5 miljoen mensen ontheemd en zijn er tenminste 27.000 gewonden en 11.000 burgerslachtoffers, onder wie een bijzonder groot aantal kinderen.2 Deze berichten zijn hartverscheurend. De ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp, Griffiths, noemde de humanitaire situatie «intolerable» en wees tijdens de humanitaire conferentie in Parijs op «concerns that satisfactory conditions do not exist anywhere in Gaza to ensure adequate shelter, food, water, sanitation and health». Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Hoewel hulpkonvooien sinds 21 oktober 2023 mondjesmaat vanuit Egypte werden toegelaten, en er sinds 28 oktober een duidelijke stijging in het aantal hulpkonvooien is, zijn de geleverde middelen onvoldoende om in de basisbehoeften te voorzien. Waar er voor de oorlog dagelijks zo’n 500 vrachtwagens de Gazastrook inreden die deels humanitaire maar ook andere goederen bevatten, zijn er sinds het begin van de oorlog tot op heden nog maar iets meer dan 1.100 vrachtwagens in Gaza aangekomen.3 Deze humanitaire hulp is Gaza ingekomen via de grensovergang bij Rafah. Vooraf aan toegang wordt de inhoud van de trucks geïnspecteerd door Israël bij grensovergang Nitzana, een locatie meer dan 50 kilometer bij Rafah vandaan. Dit monitoringsproces en de extra reistijd zijn tijdrovend, hetgeen niet bijdraagt aan het kunnen voldoen aan de grote vraag. Daarnaast zijn de humanitaire faciliteiten in Gaza zwaar overbelast vanwege de hulp aan meer dan 1,5 miljoen ontheemden, en is volgens de WHO momenteel het merendeel van de ziekenhuizen en van de eerstelijnszorgvoorzieningen niet meer operationeel.4 Door het ontbreken van voorraden in ziekenhuizen in het noorden van Gaza worden complexe medische ingrepen uitgevoerd zonder verdoving of geschikte medicijnen.
Ook blijven watertekorten prangend. Doordat er in het gebied niet of nauwelijks brandstof binnenkomt, is er nauwelijks energie om water op te pompen of te zuiveren. VN OCHA spreekt van een watercrisis in Gaza: mensen staan uren in de rij en krijgen dan nauwelijks schoon (drink)water. Waterconsumptie in Gaza is 4% van het volume van voor 7 oktober 2023.5
Het kabinet zet zich in om de gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking van Gaza zoveel mogelijk te beperken, door aan te dringen op toegang voor humanitaire hulp en het openen van de verschillende grensovergangen. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen zet Nederland zich er bovendien in EU-verband voor in zoveel mogelijk eensgezind op te trekken, hetgeen onder meer leidde tot een gezamenlijke verklaring op 12 november. Met de EU bepleit Nederland de noodzaak van directe, onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes, en doorlopende humanitaire corridors voor de noodlijdende bevolking in Gaza en het veilig kunnen repatriëren van EU-burgers.6 Nederland verwelkomt in dat licht resolutie 2712 die de VN-Veiligheidsraad op 15 november heeft aangenomen.
Nederland verleent humanitaire steun waar dit kan en verkent samen met internationale partners de inzet voor het versnellen van de aanvoer van humanitaire goederen. Nederland maakte 25 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp. Naast transport over land worden ook de opties voor aanvoer over zee en door de lucht onderzocht. Het marineschip Zr. Ms. Holland is richting het oosten van de Middellandse Zee gestuurd voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor (Kamerstuk 23 432, nr. 500). Indien humanitaire hulp langs deze weg aan Gaza wordt verstrekt, vindt dit plaats indachtig het toepasselijk raamwerk zoals de Oslo Guidelines. Nederland heeft daarnaast scan-capaciteit aangeboden opdat meer humanitaire goederen sneller na een noodzakelijke check Gaza in kunnen. Ook gaat Nederland helpen bij medische hulp aan patiënten uit Gaza die in Egypte worden opgevangen door onder andere medische apparatuur en hulpmiddelen te leveren.
Deelt u de mening dat het afsluiten van Gaza van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen in strijd is met het internationaal recht en per direct moet worden opgeheven? Bepleit u bij Israël om deze blokkades zo snel mogelijk op te heffen?
Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt ook nu de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers onder wie de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd en of aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit wordt voldaan uiterst serieus. Een algehele blokkade van humanitaire goederen druist evident in tegen de Israëlische verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het bezettingsrecht, ten opzichte van de burgers en hulpverleners in Gaza. Op dit moment bereikt een beperkte hoeveelheid humanitaire hulp en essentiële goederen Gaza. De vaststelling of sprake is van een totale blokkade en daarmee schending van het humanitair oorlogsrecht, kan alleen als het kabinet beschikt over alle relevante feiten. Gezien de onduidelijke situatie ter plekke, beschikt het kabinet niet over voldoende feiten om vast te stellen dat sprake is van een algehele blokkade. Wel duidelijk is dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Nederland onderstreept met klem dat ook het optreden van Israël in overeenstemming moet zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, en roept Israël daarbij op tot aantoonbaar terughoudend handelen. Ook heeft het kabinet in de vele contacten met Israël sterk benadrukt dat het conform zijn verplichtingen actief duidelijk moet maken hoe het zeker stelt dat het geweldgebruik ter zelfverdediging voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Juist hiermee toont Israël nog meer het verschil tussen een legitieme staat en een terroristische organisatie als Hamas.
Dit neemt niet weg dat het tegelijkertijd zeer complex is ons een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas, hun infrastructuur in Gaza, en de grootte van de dreiging die nog steeds van Hamas uitgaat. Zo stellen Israël en de VS onder meer dat zich juist onder meerdere ziekenhuizen in Gaza commandocentra en faciliteiten van Hamas bevinden. Wel zijn de doelbewuste moordpartijen door Hamas en hun niet-onderscheidende raketaanvallen op Israëlische steden zonder meer te kwalificeren als oorlogsmisdrijven.
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof.
Wat is de reden dat de grens tussen Egypte en Gaza niet geopend is voor het leveren van goederen die al dagenlang aan de grens wachten? Wat doet de Nederlandse regering en wat doet de Europese Unie om bij te dragen aan een zo spoedig mogelijke opening van deze grens?
Benodigde reparaties aan de infrastructuur bij de grensovergang tussen Egypte en Gaza zorgden aanvankelijk voor vertraging van de opening. Daarnaast zorgen politieke – en veiligheidsbelangen aan zowel Egyptische als Israëlische kant voor zeer stroeve onderhandelingen, waarbij andere betrokken partijen voortdurend druk uitoefenen om de grens verder open te stellen voor het leveren van hulpgoederen. Nederland en de EU behoren tot de partijen die publiekelijk en achter de schermen druk uitoefenen om verschillende grensovergangen te openen voor humanitaire doeleinden.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt de vragen met de gewenste spoed te beantwoorden. Er is getracht zo spoedig mogelijk in de beantwoording te voorzien.
De illegale handel in traditionele medicijnen, gemaakt van bedreigde en beschermde dier- en plantsoorten |
|
Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Kuipers , van der Ch. Wal-Zeggelink , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van de Environmental Investigation Agency (EIA), waaruit blijkt dat er nog steeds op grote schaal traditionele medicijnen worden verkocht, waarin bedreigde en beschermde diersoorten zijn verwerkt: de neushoorn, tijger, pangolin en luipaard?1
Wist u dat er in tenminste 88 traditionele medicijnen en producten delen van luipaarden en pangolins worden gebruikt, gefabriceerd door 72 Chinese bedrijven en onder licentie van de Chinese Overheid (National Medical Products Administration of China)? Zo ja, kunt deze producten weren van de Nederlandse en Europese markt?
Bent u het eens met de conclusies van de onderzoekers dat als we niets doen, deze bedreigde dieren dreigen te verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
Kent u het artikel «Drugshandelaren controleren nu ook de illegale handel in goud, tijgers en hardhout»?2
Deelt u de mening dat illegale handel in bedreigde wilde dieren en planten, onder meer gedreven door een toenemende vraag naar traditionele medicijnen die zijn gemaakt van bedreigde dier- en plantsoorten, niet duurzaam is, temeer daar uit onderzoek blijkt dat deze handel in toenemende mate in handen is van georganiseerde criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van onderzoeker Van Uhm dat dit soort criminaliteit op grootschalige wijze de natuur vernietigt, zodat dit feitelijk ecocide is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit onder de aandacht brengen op internationale gremia?
Deelt u de mening dat het van enorm belang is dat de World Health Organization (WHO) een standpunt inneemt of een uitspraak doet over het gebruik van bedreigde dier- en plantsoorten in traditionele medicijnen, gezien de conclusies van bovenstaande onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan hiervoor te doen?
Kunt u aangeven in welke internationale gremia en fora u dit jaar aandacht heeft gevraagd voor illegale handel in bedreigde en beschermde diersoorten en de link met zoönosen, conform uw toezegging in antwoord op vragen van Partij voor de Dieren?3
Kunt u aangeven wat u heeft ingebracht over illegale handel van traditionele medicijnen, die zijn gemaakt van bedreigde en beschermde dier- en plantsoorten, tijdens de eerste WHO Traditional Medicine Global Summit, die plaatsvond op 17 en 18 augustus jongstleden?
Wat gaat u eraan doen om traditionele medicijnen, die zijn gemaakt van bedreigde dieren, te agenderen tijdens de World Health Assembly in mei 2024?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat andere landen zich ook uitspreken tegen het gebruik van dit soort medicijnen, waarvan de productie een extra aanslag betekent op bedreigde dier- en plantsoorten en daarmee een bedreiging vormt voor de biodiversiteit?
Kunt u bevestigen dat u de conclusies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-rapport «Kruidenproducten uit de traditionele Chinese geneeskunde, Een verkennende studie naar aard, omvang en gebruik» niet ondersteunt? Wat maakt dat u meent dat het RIVM geen gelijk heeft?4
Hoe staat het met de bewustwordingscampagne die u dit jaar zou ontwikkelen over illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten? Wanneer deelt u deze met de Kamer?
De deelname van een Hamas-handlanger aan een Nederlandse handelsmissie |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pro-Hamas-activist Abou Rashed mocht deelnemen aan Nederlandse handelsmissie in Qatar»?1
Klopt het dat Abou Rashed deelnam aan de handelsmissie naar Qatar in 2020? Zo ja, in welke hoedanigheid?
Wie heeft deze Hamas handlanger uitgenodigd om deel te nemen aan de handelsmissie? Met welk doel schoof hij aan bij de delegatie?
Heeft de Hamas-activist en fondsenwerver Abou Rashed ooit enige adviserende rol gehad binnen de Nederlandse overheid? Zo ja, welke?
Bij welke ontmoetingen was Abou Rashed tijdens de handelsmissie aanwezig? Wat was zijn inbreng tijdens die ontmoetingen?
Hoe kan het dat een Hamas handlanger, die van Hamas-leider Haniyeh een onderscheiding kreeg, voor de handelsmissie werd uitgenodigd?
Kunt u aangeven waarom deze man – die publiekelijk al sinds 2010 met Hamas werd geassocieerd – mocht aanschuiven bij de ambassadeur?
Wat was er op het departement bekend over Abou Rashed en zijn banden met Hamas, op de vooravond van de handelsmissie?
Zijn er ten aanzien van Abou Rashed ooit ambtsberichten of waarschuwingen van de AIVD op het departement terecht gekomen?
Is er Nederlands belastinggeld via Abou Rashed en/of tussenpersonen bij de terroristen van Hamas beland? Kunt u dat uitsluiten?2
Wat gaat u doen om te voorkomen dat Hamas handlangers zomaar uitgenodigd worden, of aanschuiven, bij Nederlandse handelsmissies?
De visumverlening aan en bezoek van Taliban-vertegenwoordiger Abdul Bari Omar aan Nederland |
|
Nico Drost (CU), Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van het Taliban-regime een visum voor Nederland krijgt?
Op welk niveau is deze beslissing binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen? Heeft u het besluit zelf goed gekeurd? Bent u bereid alle documenten van het ministerie betreffende de aanvraagprocedure, al dan niet geanonimiseerd, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Wie heeft Abdul Bari Omar uitgenodigd en waarom?
Hoe kan het dat Minister Kuipers een ontmoeting had met deze Taliban-vertegenwoordiger en met hem op de foto is gegaan?
Bent u bekend met de reactie van het Duitse Auswärtiges Amt dat zegt dat het Taliban-regime niet erkend wordt en er geen normalisering van de betrekkingen kan plaatsvinden?1 Waarom bent u wel tot normalisering overgegaan door het verlenen van een visum aan deze Taliban-vertegenwoordiger?
Hoe heeft het Duitse Auswärtiges Amt gereageerd op het feit dat het Nederland is geweest dat het visum verleend heeft? Welke opheldering heeft u het Amt kunnen verschaffen?
Als blijkens een reactie van uw ministerie deze Taliban-vertegenwoordiger geen visum had mogen hebben, waarom heeft hij het dan toch gekregen?2 Bent u het eens dat zeggen dat er een fout is gemaakt geen afdoende verklaring is?
Op welke manier gaat u uw excuses voor deze verkeerde beslissing overbrengen aan de nabestaanden van de in Afghanistan gevallen Nederlandse militairen?
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Het feit dat de minister van VWS op een foto stond met een Taliban-vertegenwoordiger in Den Haag |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Kuipers , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe heeft een vertegenwoordiger van de terreurbeweging Taliban een visum kunnen krijgen om vrij door de Europese Unie (en Nederland) te kunnen reizen?
Hoe heeft deze vertegenwoordiger op een evenement van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een toegangspas kunnen krijgen? Zou u contact met het WHO kunnen opnemen hierover om uitleg te krijgen en de Kamer hier zo snel als mogelijk over te informeren?
Hoe is deze persoon de EU binnengekomen en welke lidstaat heeft hem een visum verleend?
Waren er méér vertegenwoordigers van de Taliban (of andere terroristische organisaties) aanwezig op dit evenement? Zo ja, waarom waren überhaupt vertegenwoordigers van terreurbewegingen aanwezig op een evenement als deze?
Weet u waar deze Taliban-vertegenwoordiger nu verblijft? Indien dit nog altijd binnen de EU is, bent u bereid Europol te informeren hierover?
Waren er ook afgevaardigden van het Iraanse regime aanwezig op dit evenement?
Bent u van mening dat er gevolgen voor de WHO moeten zijn voor het verlenen van toegang aan een vertegenwoordiger van een terreurgroep? Zo ja, welke gevolgen?
Waarom was niet bekend bij de Nederlandse inlichtingendienst dat een vertegenwoordiger van een terreurbeweging op de Europese sanctielijst aanwezig was in Nederland? Is hier niet vreselijk gefaald?
Welke veiligheidsmaatregelen waren er tijdens het evenement om Onze Minister en andere aanwezigen te beschermen tegen niet alleen terreuracties maar ook tegen diplomatieke netwerkpogingen om banden met Westerse mogendheden aan te halen?
Welke stappen zet Nederland zodat in de toekomst vertegenwoordigers van de Taliban of andere terroristische organisaties niet meer vrij kunnen bewegen binnen de EU?
Wie heeft de reis- en verblijfkosten betaald van deze Taliban-vertegenwoordiger en zijn eventuele collega’s? Hoeveel euro bedroeg dit?
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen drie dagen beantwoorden?
Het bericht in Russische media inzake voorbereidingen van het Kremlin op de presidentsverkiezingen van 2024 door middel van een “lijst van vertrouwelingen” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het Kremlin bezig is met het opstellen van een «lijst van vertrouwelingen» voor Poetins kandidatuur in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2024 die campagne zullen gaan voeren voor zijn herverkiezing?1
Ja.
Deelt u de mening dat de personen op deze lijst, bestaande uit prominenten uit verschillende regio’s van Rusland, zich ondubbelzinnig scharen achter Vladimir Poetin en dat consequenties hoort te hebben?
Het kabinet zal de ontwikkelingen met betrekking tot deze lijst blijven volgen en afhankelijk hiervan kan een afweging worden gemaakt over eventuele consequenties in EU-kader. De precieze inhoud van deze lijst en de daadwerkelijke inzet van personen die hierop zouden komen te staan is momenteel nog onbekend.
Bent u in dat kader bereid om in EU-verband persoonsgerichte sancties, zoals een inreisverbod, aan te kondigen op alle individuen uit de lijst nog voordat die publiekelijk wordt bekendgemaakt?
Het is de inzet van het kabinet om met sancties de druk op Rusland waar mogelijk nog verder op te voeren en zo de Russische oorlogsmachine te belemmeren. Daarbij liggen voor het kabinet alle opties op tafel, waarbij Nederland onverminderd een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Onder de huidige sanctieregels kan eenieder die materiele steun levert aan de Russische overheid op de sanctielijst worden geplaatst. Met dit criterium geeft de EU een expliciete waarschuwing aan eenieder die zich nadrukkelijk aan het Kremlin verbindt dat dit consequenties kan hebben.
Nederland is in EU-verband continu in gesprek over de effectiviteit van bestaande maatregelen en het instellen van nieuwe sancties om de druk op Rusland verder te verhogen. De voornaamste aandacht gaat hierbij uit naar personen, bedrijven en organisaties die een bijdrage leveren aan de Russische oorlogsinspanning. Het kabinet verstrekt geen informatie over mogelijke toekomstige sanctiemaatregelen, daar het de effectiviteit van het sanctie-instrument ondermijnt. In algemene zin geldt echter dat individuen niet op de sanctielijst kunnen worden geplaatst nog voordat de lijst bekend is gemaakt. Sanctiemaatregelen worden op individuele basis genomen en dienen per persoon te worden onderbouwd met een gedegen bewijspakket.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het artikel 'NATO Minister Suggests Ukrainian Lives Are Cheap' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NATO Minister Suggests Ukrainian Lives Are Cheap»?1
Ja.
Is het correct dat u op het Warsaw Security Forum de volgende uitspraak heeft gedaan? «Because they have the same interest in a way of course, supporting Ukraine is a very cheap way to make sure that Russia with this regime is not a threat to the NATO alliance.»
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich vinden in de volgende Nederlandse vertaling van de bovenstaande Engelse uitspraak: «Omdat ze in zekere zin natuurlijk hetzelfde belang hebben, is het steunen van Oekraïne een zeer goedkope manier om ervoor te zorgen dat Rusland met dit regime geen bedreiging vormt voor het NAVO-bondgenootschap»? Zo nee, wat zou dan volgens u een betere vertaling zijn?
Ja.
Wat bedoelt u precies met «a very cheap way»? Waarom is het steunen van Oekraïne een zeer goedkope manier om ervoor te zorgen dat Rusland geen bedreiging vormt voor het NAVO-bondgenootschap? Welke alternatieven heeft u hierbij in gedachten? Waarom is het steunen van Oekraïne, ten opzichte van die alternatieven, «een zeer goedkope manier» om het door u gestelde doel te bereiken?
Oekraïne voert oorlog tegen Russische agressie. De Russische oorlog in Oekraïne is de grootste conventionele landoorlog in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlog vergt grote aantallen slachtoffers aan beide zijden. De consequenties van deze oorlog zijn groot, niet alleen voor de betrokken partijen, maar ook voor de veiligheid van Nederland, van Europa en van de wereld als geheel. Nederland en andere bondgenoten zijn geen partij in deze oorlog. Desalniettemin is het wel van groot belang voor de Europese veiligheidsarchitectuur en dus voor onze vrijheid en veiligheid, dat Rusland deze oorlog niet wint. Een andere uitkomst is voor Europa op de lange termijn veel kostbaarder. Daarom steunt Nederland Oekraïne politiek, financieel en militair. De strijd in Oekraïne is een noodzakelijke manier om de Russische opstelling in Europa en de onveiligheid die daar mee gepaard gaat het hoofd te bieden. Oekraïne brengt ontzettend grote offers en de bijdrage van Nederland en andere landen is in verhouding relatief bescheiden.
Kunnen we op basis van deze uitspraak concluderen dat de NAVO in Oekraïne een (preventieve?) proxy-oorlog tegen Rusland aan het voeren is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het correct dat u op dezelfde conferentie de volgende uitspraak heeft gedaan? «They are fighting this war, we are not fighting it.»
Ja.
Naar wie wordt in deze uitspraak door u verwezen met «They»?
De Oekraïense krijgsmacht.
Naar wie wordt in deze uitspraak door u verwezen met «we»?
Nederlandse militairen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De oproep van een groep rijksambtenaren aan het kabinet inzake de oorlog tussen Israël en Hamas |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Noodkreet rijksambtenaren aan kabinet: laat Israël stoppen met geweld»?1
Beaamt u dat het staatsrechtelijk gezien aan parlementariërs en leden van het kabinet is om openlijk politieke uitspraken te doen over een complex en politiek gevoelig onderwerp als de oorlog tussen Israël en Hamas, en dat rijksambtenaren de taak en verantwoordelijkheid hebben om de politieke keuzes en besluiten in dezen naar behoren uit te voeren? Vindt u deze verklaring in dat licht gepast?
Hoe verhoudt deze verklaring zich tot artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017, die stelt dat de ambtenaar zich «onthoudt van het openbaren van gedachten of gevoelens (...) indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie (...) niet in redelijkheid zou zijn verzekerd»? In hoeverre is er reden om aan te nemen dat deze verklaring leidt, of kan leiden, tot een «minder goede» invulling van de functie van rijksambtenaar? Zo nee, waarom niet?
Kunt u zich voorstellen dat parlementariërs die van mening zijn dat het kabinet zich inzake de oorlog tussen Hamas en Israël zeer genuanceerd opstelt, dat wil zeggen: aantoonbaar met oog voor de belangen van beide zijden, het als ongemakkelijk en ook ongepast ervaren dat rijksambtenaren met deze verklaring komen?
Deelt u de opvatting van de verklaring dat de Gazastrook als bezet gebied geldt, in het licht van de Israëlische terugtrekking in 2005? Zo nee, kunt u dit dan weerspreken?
Wat waren in grote lijnen de uitkomsten van de «open gesprekken» die hierover kennelijk hebben plaatsgevonden op de werkvloer? Heeft u daarbij aandacht gevraagd voor hetgeen in de voorgaande vragen naar voren is gebracht, waaronder het vanuit het parlement ervaren ongemak (vraag 4)?
Het optreden van de Libische kustwacht tegen bootvluchtelingen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de opnamen die zijn gemaakt van een Libische patrouilleboot die een rubberboot met vluchtelingen aan boord ramt?1 Zo ja, welke actie heeft u naar aanleiding daarvan ondernomen?
Weet u of er mensen verdronken zijn als gevolg van het rammen van deze rubberboot? Heeft u hier navraag naar gedaan?
Is dit incident voor u nu aanleiding om ervoor te pleiten dat de Europese Unie (EU) de steun aan de Libische kustwacht stopt? Zo nee, waarom niet en wat zou daar dan voor nodig zijn?
Vindt u het in het algemeen verstandig om samen te werken met organisaties die mensenrechten schenden, omdat dit ruimte biedt deze aan te spreken op «vermeende» misstanden, zoals u in de beantwoording op mijn eerdere schriftelijke vragen over de mensenrechtensituatie in Libië heeft geschreven?2
Vindt u de 57 miljoen euro die de EU sinds 2017 heeft uitgegeven aan Support to Integrated Border and Migration Management in Libya goed besteed? Hoe succesvol vindt u de training van medewerkers van de kustwacht op het gebied van respect voor mensenrechten? Vindt u dat deze steun door kan gaan? Zo ja, waarom?
Wat zijn de resultaten van de trainingen die door de International Organization for Migration (IOM) aan overheidsfunctionarissen zijn gegeven op het gebied van mental health and psychological support (MHPSS)? Geven Libische overheidsfunctionarissen inmiddels MHPSS aan migranten?
Wat zijn de resultaten van de 237 miljoen euro die door de EU is uitgegeven aan de bescherming van en assistentie aan migranten, vluchtelingen en ontheemden?
Wat is precies het nut van onafhankelijke monitoring, waar ook door Nederland op is aangedrongen, wanneer de rapportages daarvan niet worden gedeeld? Deelt u de mening dat dit eigenlijk een gotspe is? Wat zegt het over de situatie in Libië dat deze rapporten omwille van de veiligheid van de actoren die de monitoring verrichten geheim moeten blijven? Welke conclusies verbindt u hieraan?
Wordt er inmiddels verder onderzoek gedaan om de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen bij misdaden tegen de menselijkheid, waaronder door derde landen, vast te stellen? Zo nee, bent u bereid hierop aan te dringen?
De sluipende onderhandelingen over het WHO pandemieverdrag en de IHR |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Klopt het dat de regering vóór 1 december 2023 bezwaar moet aantekenen tegen voorgestelde amendementen op de International Health Regulations (IHR),1 een bindende internationale regeling voor besmettelijke ziekten en andere grensoverschrijdende bedreigingen voor de volksgezondheid? Klopt dit ook met betrekking tot voorstellen rond het pandemieverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?
Conform de bepalingen in artikel 59 IHR, eerste lid, hebben lidstaten 18 maanden de tijd om bij een besluit tot wijziging van de IHR, een voorbehoud te maken of om dit af te wijzen. De 18 maanden gaan lopen vanaf het moment dat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) conform artikel 65, tweede lid van de IHR, een wijzigingsvoorstel heeft genotificeerd aan de lidstaten van de WHO, nadat dit door de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) is aangenomen. Met betrekking tot het besluit van de WHA om artikel 59 van de IHR te wijzigen, alsook de doorwerking daarvan in de artikelen 55, 61, 62 en 63, heeft de directeur-generaal van de WHO de lidstaten hiervan op 31 mei 2022 in kennis gesteld. Derhalve dienen lidstaten voor 1 december 2023 bezwaar aan te tekenen of de wijziging te verwerpen.
Nederland heeft de WHO op 16 augustus 2023 geïnformeerd dat het een voorbehoud heeft gemaakt op het door de WHA genomen besluit, aangezien er geen parlementaire goedkeuring was. De nationale goedkeuringsprocedure voor de wijziging wordt momenteel voorbereid. Mocht uw Kamer goedkeuring verlenen aan het besluit tot wijziging, dan kan ons land op grond van artikel 63 lid 1 van de IHR de verwerping van de wijziging weer intrekken, waarna dit ook voor ons land van kracht wordt.
Ten aanzien van de voorstellen rond het pandemieverdrag, is er op dit moment geen noodzaak noch mogelijkheid tot verwerping. De onderhandelingen over het verdrag zijn nog in volle gang en het uiteindelijke concept-verdrag zal na vaststelling daarvan door de WHA – conform de daarvoor geldende nationale goedkeuringsprocedure – worden voorgelegd aan de kamer.
Kunt u bevestigen dat de voorgestelde wijzigingen rond het WHO pandemieverdrag en de IHR een vergaande inbreuk teweegbrengen op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de aanpak van een toekomstige gezondheidscrisis in het bijzonder en met betrekking tot het gezondheidsbeleid in het algemeen?
De voorstellen voor een nieuw pandemieverdrag, alsook de wijzigingsvoorstellen die ingediend zijn voor de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) en waarover momenteel wordt onderhandeld, bevatten geen elementen die resulteren in vergaande inbreuken op de soevereiniteit en autonomie van Nederland met betrekking tot de bestrijding van toekomstige gezondheidscrises of met betrekking tot gezondheidszorgbeleid in zijn algemeen.
Zoals aangegeven in de kamerbrief van 23 februari 20232, vinden de onderhandelingen voor beide juridische instrumenten plaats onder het uitgangspunt dat niets is besloten, tot alles is besloten. De verwachting is dat het definitieve voorstel voor het pandemieverdrag én het definitieve voorstel tot wijziging van de IHR, in mei 2024 aan de Wereldgezondheidsvergadering (WHA) zullen worden voorgelegd ter vaststelling door de WHO-lidstaten.
Op basis van de op dat moment door de WHA vastgestelde inhoud van het pandemieverdrag en het besluit tot vaststelling van de wijzigingsvoorstellen op de IHR, kan ons land de beslissen om partij te worden bij het verdrag en/of de wijzigingsvoorstellen op de IHR te accepteren of deze af te wijzen.
Beide instrumenten zullen op dat moment volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement worden voorgelegd.
Bij de verdere ontwikkeling van het pandemisch instrument zal rekening worden gehouden met aangenomen moties vanuit uw Kamer.
Kunt u de Kamer nog deze maand informeren over het resultaat van de onderhandelingen over de IHR-amendementen en zo ja, wilt u aangeven welke amendementen voornamelijk technisch van aard zijn en welke wezenlijke veranderingen behelzen?
De onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) die in september 2022 door de lidstaten van de WHO zijn ingediend, zijn nog in volle gang. De verwachting is dat het totale pakket aan wijzigingen pas tijdens de Wereldgezondheidsvergadering in mei 2024 zal worden vastgesteld. Veel van de voorstellen die ingediend zijn op de IHR hebben tot doel de paraatheid en respons ten opzichte van toekomstige internationale gezondheidscrises te versterken. Dit onder meer door verbetering van surveillance en monitoring van ziekteverwekkers, het sneller delen van informatie, het versterken van nationale kerncapaciteiten, verbeterde samenwerking en coördinatie. Daarnaast zijn er ook nieuwe elementen, zoals een grotere aandacht voor gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen rijke en arme landen wanneer het gaat om de verdeling van medische tegenmaatregelen in crisistijd en bijvoorbeeld rondom de versterking van de governance, toetsing en rapportage over naleving van de gemaakte afspraken. Het gezamenlijke doel is de IHR in de toekomst nog efficiënter te maken en de implementatie ervan te verbeteren.
Zoals hierboven aangegeven, is er in mei 2022 al één wijziging op de IHR aangenomen; de wijziging van artikel 59 van de IHR. Vanwege verwijzingen van/naar artikel 59 en doorwerking van de wijziging, gaf de juridische dienst van de WHO aan dat ook wijzigingen in artikelen 55, 61, 62 en 63 noodzakelijk waren. De wijziging ziet dus op de artikelen 55, 59, 61, 62 en 63 van de IHR.
Deze wijzigingen betreffen enerzijds inkorting van de beslistermijn voor lidstaten van de huidige 18 naar 10 maanden om ofwel een voorbehoud te maken tegen een wijziging van de IHR of om een dergelijk voorstel te verwerpen. Daarnaast wordt de termijn van inwerkingtreding van wijzigingen van de IHR teruggebracht van 24 naar 12 maanden.
Ik zal uw kamer binnen afzienbare tijd nader informeren over de stand van zaken rond beide onderhandelingsprocessen. Ik doe dit graag op een moment waarop ik u zo volledig mogelijk kan informeren. Naar mijn oordeel is er op dit moment geen urgente reden om dit voor het einde van deze maand te doen.
Welke onderhandelingspositie neemt Nederland in met betrekking tot specifieke onderdelen van de IHR en het WHO pandemieverdrag?
In beide processen vindt de Nederlandse inbreng zoveel mogelijk plaats in EU-verband en in afstemming met de overige lidstaten. De Europese Commissie voert de onderhandelingen namens de EU lidstaten voor beide instrumenten. Zoals in de brief aan uw Kamer van 23 februari 2023 aangegeven, richt Nederland zich voor beide processen vooral op enerzijds het verbeteren en versnellen van internationale samenwerking op het vlak van monitoring, surveillance en bestrijding van potentiële internationale gezondheidscrises en de verspreiding van (resistente) infectieziekten en wordt tevens een versterking van de implementatie van nationale capaciteiten ondersteund. Ons land steunt ook het principe dat bij een toekomstige pandemie er een rechtvaardigere en eerlijkere verdeling van medische tegenmaatregelen moet komen, met name ook richting ontwikkelingslanden. Om de implementatie van de afspraken in het pandemieverdrag goed te kunnen volgen, is er een adequaat rapportage- en nalevingsmechanisme nodig.
Voor de IHR geldt nog in het bijzonder dat ons land voorstander is van gerichte amendementen om het instrument en de implementatie ervan te versterken en verbeteren, zonder dat het karakter en de werking van de IHR fundamenteel veranderd.
Als de regering bezwaren aantekent, welke zijn dat? Zo nee, kunt u uitleggen waarom de regering geen overwegende bezwaren ziet om afstand te doen van wezenlijke bevoegdheden met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis?
De mogelijkheid tot het aantekenen van een bezwaar geldt momenteel alleen nog voor mogelijke nieuwe wijzigingsvoorstellen conform artikel 59 van de IHR. Voor het pandemieverdrag moet nog nader vastgesteld worden volgens welke procedures partijen bij het verdrag kunnen aantekenen tegen onderdelen van het verdrag of toekomstige wijziging daarvan. Echter, noch bij de amendementen op de IHR, noch in het proces dat zou kunnen leiden tot een pandemieverdrag, is er sprake van afstand doen van wezenlijke bevoegdheden van nationale lidstaten met betrekking tot het aanpakken van een gezondheidscrisis. Ook in de toekomst zal de Directeur-Generaal van de WHO ten tijde van een internationale gezondheidscrisis aanbevelingen voor (inter-) nationale maatregelen kunnen doen.
Met het pandemieverdrag zullen WHO-lidstaten kunnen beschikken over nieuwe instrumenten en verbeterde samenwerkingsmechanismen voor en tijdens een gezondheidscrisis, zodat de wereld gezamenlijk beter voorbereid is op toekomstige pandemieën. Dit zijn belangrijke doelen die door het kabinet gesteund worden.
Kunt u de Kamer informeren over de vraag welke mogelijkheden er zijn om de regering op te dragen alsnog tijdig bezwaar aan te tekenen tegen het overhevelen van bevoegdheden rond de wijziging van het WHO pandemieverdrag en het uitvoeringsverdrag IHR, die op nationaal niveau horen te blijven?
In de door WHO-lidstaten ingediende voorstellen voor een pandemieverdrag, noch in de wijzigingsvoorstellen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR), is er sprake van het overhevelen van bevoegdheden die volgens het principe van subsidiariteit beter op nationaal niveau geregeld kunnen worden.
Voor de onderhandelingstrajecten geldt dat een besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie tot vaststelling van een pandemieverdrag, dan wel tot wijziging van de IHR, volgens de daarvoor geldende goedkeuringsprocedure aan het parlement zullen worden voorgelegd, alvorens ze voor ons land in werking kunnen treden.
Doet de wijze waarop u uitvoering geeft aan de motie Van Haga/Smolders, waarin de regering wordt verzocht om de Kamer minimaal tweejaarlijks over de voortgang van het pandemieverdrag te informeren, voldoende recht aan de mogelijkheid voor het parlement om tijdig invloed uit te oefenen op voorgenomen fundamentele keuzes voor het WHO pandemieverdrag en de (wijziging van de) IHR?2
De kamer is sinds de motie Van Haga/Smolders meer dan tweejaarlijks geïnformeerd over beide processen, via twee kamerbrieven, de beantwoording van Kamervragen en via mondelinge vragen.
Het Bureau van de Intergovernmental Negotiation Body (INB) waarbinnen het pandemieverdrag wordt onderhandeld, heeft kort geleden een voorstel neergelegd voor een «Negotiation Text». De eerste beraadslagingen over deze tekst vinden momenteel plaats. Ik zal uw Kamer als hierboven aangegeven, op korte termijn informeren over dit nieuwe voorstel.
Krijgt de WHO in het pandemieverdrag en na aanpassing van de IHR een «absolute and non-questionable» leiderschap, absoluut dus en zonder dat daar iets tegenin kan worden gebracht, in een situatie waarin deze organisatie verwijst naar pandemische preventie, paraatheid en / of respons?
Nee dat is niet het geval.
Wat is de houding van Nederland tegenover het toekennen van deze zelfautorisatie aan de WHO?
Er is geen sprake van zelfautorisatie aan de WHO.
Kunt u een toelichting geven op de concrete invulling en afwegingscriteria voor het concept «one health», ofwel één gezondheid, dat cruciaal is in de plannen rond de rol van de WHO inzake pandemische preventie, paraatheid en respons?
Zoals beschreven in de Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie4, is One Health een geïntegreerde, verbindende aanpak die gericht is op het duurzaam in balans brengen en optimaliseren van de gezondheid van mens, dier en ecosysteem. Aangezien vele mondiale gezondheidscrises veroorzaakt zijn door infectieziekten afkomstig van dierlijke reservoirs (zoönose, zoals SARS-CoV2, MERS, Ebola, vogelgriep, de builenpest), is het van wezenlijk belang dat zowel op het gebied van pandemische preventie alsook infectieziektesurveillance er rekening gehouden moet worden met ziekten die uit dierlijke reservoirs kunnen overspringen op mensen.
Wat kunt u zeggen over het voornemen om de directeur-generaal van de WHO zelfstandig te laten bepalen wanneer er een «international health development of concern», een zorgwekkende situatie dus, bestaat of mogelijk kan ontstaan, waarin hij de lidstaten min of kan dwingen om allerlei beperkende maatregelen te nemen zoals lockdowns, (camera)toezicht en andere zware maatregelen?
Op grond van artikel 12 van de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) kan de Directeur-Generaal van de WHO bepalen of er naar zijn inzicht sprake is van een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) bij een specifieke gezondheidsbedreiging. De Directeur-Generaal baseert zich hierbij op hem beschikbare informatie, waaronder informatie zoals verstrekt door een betrokken WHO-lidstaat waar een crisissituatie zich voordoet, het beslisinstrument in annex 2 van de IHR, het advies van een «Emergency Committee» van onafhankelijke experts, wetenschappelijke inzichten en een inschatting van de risico’s voor de volksgezondheid, internationale verspreiding van een ziekte en/of mogelijke verstoring van het internationale personen en reizigersverkeer.
Op grond van artikel 15 respectievelijk artikel 16 van de IHR kan de Directeur-Generaal na het uitroepen van een PHEIC tijdelijke of staande aanbevelingen doen aan nationale lidstaten rondom te nemen maatregelen op het vlak van volksgezondheid, maar ook met betrekking tot het vervoer van reizigers en goederen. Deze aanbevelingen zijn niet bindend. Lidstaten zijn en blijven zelfstandig bevoegd om zelf te beslissen over nationale beschermingsmaatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen als lockdowns en (camera)toezicht.
Klopt het dat het pandemieverdrag in wording en de IHR geen mechanisme bevatten om besluiten van de WHO terzake te bevragen, bij te stellen of te stoppen?
Zowel bij de Internationale Gezondheidsregeling (IHR) als het toekomstige pandemieverdrag, zijn lidstaten partij bij deze instrumenten. Lidstaten kunnen te allen tijde wijzigingsvoorstellen op de IHR indienen om de huidige bepalingen in de IHR omtrent het uitroepen van een PHEIC te veranderen. Dergelijke besluiten («decisions») worden door Wereldgezondheidsvergadering (WHA) genomen, waar alle lidstaten van de WHO zitting in hebben. Omdat de onderhandelingen over het pandemieverdrag nog in volle gang zijn, zijn de procedures rondom aanpassingen van besluiten nog niet vastgesteld.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de United States Court of Appeals for the Fifth Circuit, een federaal hof van beroep in de VS, waarin deze rechter de regering-Biden in de nasleep van het coronabeleid verbiedt om sociale mediaplatforms onder overheidsdwang aan banden te leggen wanneer daarop informatie wordt weergegeven die niet in overeenstemming is met dat beleid?3
Ja.
Wat heeft deze rechtelijke uitspraak voor de Amerikaanse situatie te zeggen voor de Nederlandse situatie, nu ook in Nederland sprake was van overheidssturing om sociale media in het gareel te krijgen?
Van de veronderstelde sturing is vanuit de overheid in Nederland geen sprake geweest. Bovendien beoordeelt de Amerikaanse rechtspraak aan haar voorgelegde rechtszaken volgens de geldende Amerikaanse wet- en regelgeving, waarmee er juridisch geen implicaties voor Nederland zijn.
Wat vindt u van het voornemen om de WHO aan lidstaten op te laten dragen wanneer en hoe informatie in de media en op sociale media moet worden gecontroleerd en bijgestuurd wanneer deze afwijkt van inzichten en het beleid van de WHO?
In het huidige voorstel van de onderhandelingstekst is een door lidstaten voorgesteld artikel opgenomen waarin overeengekomen wordt misinformatie over pandemieën tegen te gaan. In algemene zin vind ik het verstandig misinformatie tegen te gaan. In het huidige voorstel betreft het niet de WHO, maar de lidstaat die bepaalt wanneer en hoe in deze te handelen.
Bent u het ermee eens dat de nationale situatie rondom gezondheid en alles wat daarbij een rol speelt, te nemen maatregelen inbegrepen, zo specifiek nationaal is dat de grootst mogelijke terughoudendheid in acht genomen dient te worden om een internationale organisatie als de WHO daarover ook maar enige bevoegdheid te verlenen die verder strekt dan advisering aan de lidstaten?
Onze gezondheidszorg is primair nationaal georganiseerd. Dat geldt ook in belangrijke mate voor ons volksgezondheidsbeleid. Tegelijk is duidelijk dat de volksgezondheid in Nederland niet kan functioneren zonder internationale afspraken tussen landen en multilaterale organisaties, omtrent samenwerking en coördinatie. Dit geldt in belangrijke mate al voor onze samenwerking in EU-verband. Maar ook mondiaal is samenwerking noodzakelijk. Een voorbeeld is infectieziektesurveillance. Zonder afspraken over het delen van informatie over uitbraken van infectiezieken, kan een land zich niet voorbereiden, noch adequaat en tijdig reageren op mogelijke grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen wanneer die zich voordoen.
Ook is internationale coördinatie op het gebied van de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen wenselijk om sneller en effectiever te kunnen reageren op grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen en deze waar mogelijk in perken. Zoals aangeven, heeft de WHO op basis van de huidige IHR alsook ook na afronding van de onderhandelingen over de wijzigingsvoorstellen, enkel de bevoegdheid om niet-bindende aanbevelingen te doen voor gezondheidsmaatregelen op nationaal niveau ter bestrijding van een crisis. Hetzelfde zal gelden voor bepalingen in het pandemieverdrag.
Is er een ethische of neutrale omgang mogelijk met een pandemie? Zo nee, stemt u er dan mee in dat het onverantwoord is om nationale bevoegdheden over te dragen aan een internationale organisatie als de WHO, bevoegdheden die rechtstreeks raken aan het terrein van ethisch beladen en politieke keuzes met mogelijk verreikende maatschappelijke, psychosociale en economische strekking?
Zoals hierboven reeds vermeld, betreft het helaas een misverstand dat er voorstellen voorliggen om onze nationale bevoegdheden in aanzienlijke mate over te dragen aan de WHO.
Hoe passen plannen van de zogenoemde Global Health Hub Nederland en het onlangs ondertekende Global Health Pact in de plannen van de WHO voor een pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR?
De Global Health Hub Nederland en het daarmee gepaarde pact is tijdens de lancering op 28 september jl. officieel van start gegaan. De Global Health Hub is een voornemen uit de Kabinetsbrede Mondiale Gezondheidsstrategie6. Voor het bevorderen van intersectorale samenwerking is deze Nederlandse Global Health Hub opgezet. De Global Health Hub verenigt alle relevante actoren en sectoren, zoals kennisinstituten en -platforms, academici, ngo’s, topsectoren, vernieuwers en denktanks op het gebied van verschillende facetten van mondiale gezondheid. Dit netwerk biedt (mondiale) gezondheidsactoren in Nederland de kans om krachten te bundelen en samen verder invulling te geven aan deze strategie.
Het Pandemieverdrag en het aanpassen van de IHR zijn onderhandelingen die bij de WHO lopen, waarbij de Global Health Hub niet betrokken is.
Leidt het Global Health Pact tot het aanpassen van wet- en regelgeving en tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden? Als dat niet zo is, sluit u dat ook uit voor de toekomst?
Het Global Health Pact heeft niet geleid tot het aanpassen van wet- en regelgeving. Het Global Health Pact heeft tevens niet de autoriteit en/of wens om wet- en regelgeving aan te passen en/of over te gaan tot het overdragen van nationale taken en bevoegdheden.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden, uiterlijk 10 november 2023?
Helaas is de beantwoording niet binnen de gevraagde termijn gelukt, zoals gemeld in de verzonden uitstelbrief. Bij deze worden de vragen alsnog een voor een beantwoord.
De actuele situatie in Israël en Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren? Bent u bereid om zich in Europees verband in te spannen voor een staakt-het-vuren voor de onmiddellijke verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat doet u om een humanitair staakt-het-vuren te realiseren? Is er contact binnen de Europese Unie (EU) om tot een humanitair staakt-het-vuren te komen?
Ja, ik heb kennisgenomen van de oproep van SGVN Guterres voor een humanitair staakt-het-vuren. Het kabinet is zeer bezorgd om de snel verslechterende situatie in Gaza. Zowel in Europees verband als in contacten met partners in de regio, waaronder Egypte en Jordanië zet Nederland zich in voor de ongehinderde toegang voor humanitaire hulpverleners en hulpgoederen. Daarom roepen de EU en Nederland ook op tot onmiddellijke gevechtspauzes en humanitaire corridors, zoals in de verklaring van Hoge Vertegenwoordig Borrel namens de EU op 12 november jl. In dit licht verwelkomt het kabinet het akkoord dat is bereikt over een tijdelijke gevechtspauze tussen Israël en Hamas.
Het kabinet blijft zich inzetten voor onmiddellijke, ongehinderde en voortdurende toegang voor humanitaire hulpgoederen en hulpverleners. Daarbij gaat onze aandacht naast toegang tot Gaza, ook uit naar vrijheid van beweging binnen Gaza, zodat de humanitaire hulp alle burgers kan bereiken.
Pleit u voor een onafhankelijk VN-onderzoek naar de toedracht van de explosie bij het al-Ahli Arab ziekenhuis op dinsdagavond 17 oktober waarbij honderden slachtoffers vielen? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe zetten?
Het kabinet heeft grote zorgen over de bescherming van de ziekenhuizen in Gaza, die een speciale status genieten. Volgens het humanitair oorlogsrecht moeten ziekenhuizen te allen tijde worden ontzien en beschermd. Tegelijkertijd mogen ziekenhuizen ook niet misbruikt worden voor militaire doeleinden. Ook het gebruik van ziekenhuizen en burgers als menselijk schild door Hamas is verwerpelijk en door de EU veroordeeld.1
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Daarom heb ik 17 oktober opgeroepen tot een onderzoek naar de oorzaak van deze tragedie. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof
Op welke manier helpt u bij het opvoeren van internationale druk om de gijzelaars vrij te krijgen?
Nederland roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gegijzelden en leeft mee met de familieleden en naasten van de gegijzelden. Ook de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger Borrell namens de EU hebben Hamas opgeroepen alle gijzelaars onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten. Nederland staat hierover in contact met verschillende landen (onder andere Israël, Qatar en Egypte).
Kunt u een update geven over de huidige stand van zaken omtrent de verlening van humanitaire hulp aan de bevolking in de Gazastrook? Wat is de huidige beschikbaarheid van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen? Is de grens met Egypte open voor de toelevering van hulpgoederen?
Het kabinet is zich zeer bewust van de afschuwelijke berichten die sinds 7 oktober uit Gaza komen, alsmede van de zeer ernstige humanitaire situatie waarin de noodlijdende bevolking van Gaza verkeert en die ook al voor 7 oktober zeer fragiel was. Inmiddels zijn bijna 1,5 miljoen mensen ontheemd en zijn er tenminste 27.000 gewonden en 11.000 burgerslachtoffers, onder wie een bijzonder groot aantal kinderen.2 Deze berichten zijn hartverscheurend. De ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp, Griffiths, noemde de humanitaire situatie «intolerable» en wees tijdens de humanitaire conferentie in Parijs op «concerns that satisfactory conditions do not exist anywhere in Gaza to ensure adequate shelter, food, water, sanitation and health». Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Hoewel hulpkonvooien sinds 21 oktober 2023 mondjesmaat vanuit Egypte werden toegelaten, en er sinds 28 oktober een duidelijke stijging in het aantal hulpkonvooien is, zijn de geleverde middelen onvoldoende om in de basisbehoeften te voorzien. Waar er voor de oorlog dagelijks zo’n 500 vrachtwagens de Gazastrook inreden die deels humanitaire maar ook andere goederen bevatten, zijn er sinds het begin van de oorlog tot op heden nog maar iets meer dan 1.100 vrachtwagens in Gaza aangekomen.3 Deze humanitaire hulp is Gaza ingekomen via de grensovergang bij Rafah. Vooraf aan toegang wordt de inhoud van de trucks geïnspecteerd door Israël bij grensovergang Nitzana, een locatie meer dan 50 kilometer bij Rafah vandaan. Dit monitoringsproces en de extra reistijd zijn tijdrovend, hetgeen niet bijdraagt aan het kunnen voldoen aan de grote vraag. Daarnaast zijn de humanitaire faciliteiten in Gaza zwaar overbelast vanwege de hulp aan meer dan 1,5 miljoen ontheemden, en is volgens de WHO momenteel het merendeel van de ziekenhuizen en van de eerstelijnszorgvoorzieningen niet meer operationeel.4 Door het ontbreken van voorraden in ziekenhuizen in het noorden van Gaza worden complexe medische ingrepen uitgevoerd zonder verdoving of geschikte medicijnen.
Ook blijven watertekorten prangend. Doordat er in het gebied niet of nauwelijks brandstof binnenkomt, is er nauwelijks energie om water op te pompen of te zuiveren. VN OCHA spreekt van een watercrisis in Gaza: mensen staan uren in de rij en krijgen dan nauwelijks schoon (drink)water. Waterconsumptie in Gaza is 4% van het volume van voor 7 oktober 2023.5
Het kabinet zet zich in om de gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking van Gaza zoveel mogelijk te beperken, door aan te dringen op toegang voor humanitaire hulp en het openen van de verschillende grensovergangen. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen zet Nederland zich er bovendien in EU-verband voor in zoveel mogelijk eensgezind op te trekken, hetgeen onder meer leidde tot een gezamenlijke verklaring op 12 november. Met de EU bepleit Nederland de noodzaak van directe, onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes, en doorlopende humanitaire corridors voor de noodlijdende bevolking in Gaza en het veilig kunnen repatriëren van EU-burgers.6 Nederland verwelkomt in dat licht resolutie 2712 die de VN-Veiligheidsraad op 15 november heeft aangenomen.
Nederland verleent humanitaire steun waar dit kan en verkent samen met internationale partners de inzet voor het versnellen van de aanvoer van humanitaire goederen. Nederland maakte 25 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp. Naast transport over land worden ook de opties voor aanvoer over zee en door de lucht onderzocht. Het marineschip Zr. Ms. Holland is richting het oosten van de Middellandse Zee gestuurd voor ondersteuning van taken in het kader van een mogelijke evacuatie of het eventueel bieden van humanitaire hulp via een maritieme corridor (Kamerstuk 23 432, nr. 500). Indien humanitaire hulp langs deze weg aan Gaza wordt verstrekt, vindt dit plaats indachtig het toepasselijk raamwerk zoals de Oslo Guidelines. Nederland heeft daarnaast scan-capaciteit aangeboden opdat meer humanitaire goederen sneller na een noodzakelijke check Gaza in kunnen. Ook gaat Nederland helpen bij medische hulp aan patiënten uit Gaza die in Egypte worden opgevangen door onder andere medische apparatuur en hulpmiddelen te leveren.
Deelt u de mening dat het afsluiten van Gaza van elektriciteit, water, voedsel, medicijnen en andere medische hulpmiddelen in strijd is met het internationaal recht en per direct moet worden opgeheven? Bepleit u bij Israël om deze blokkades zo snel mogelijk op te heffen?
Het kabinet maakt zich zeer ernstig zorgen over de humanitaire tragedie die zich op dit moment in Gaza ontvouwt en steeds verder verergert. Volgens de Verenigde Naties ontvangt de Palestijnse burgerbevolking nog steeds niet voldoende humanitaire hulp, en dient deze zowel vanuit Israël als vanuit Egypte in veel grotere mate te worden toegelaten. Directe toevoer van de meest basale levensbehoeften, waaronder drinkwater, voedsel, medicijnen, onderdak en brandstof is van levensbelang. Inmiddels functioneren veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen. Meer dan 41.000 woningen zijn volgens OCHA vernield of zwaar beschadigd, dat neer komt op 45% van het totaal aantal woningen in Gaza.
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt ook nu de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers onder wie de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd en of aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit wordt voldaan uiterst serieus. Een algehele blokkade van humanitaire goederen druist evident in tegen de Israëlische verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het bezettingsrecht, ten opzichte van de burgers en hulpverleners in Gaza. Op dit moment bereikt een beperkte hoeveelheid humanitaire hulp en essentiële goederen Gaza. De vaststelling of sprake is van een totale blokkade en daarmee schending van het humanitair oorlogsrecht, kan alleen als het kabinet beschikt over alle relevante feiten. Gezien de onduidelijke situatie ter plekke, beschikt het kabinet niet over voldoende feiten om vast te stellen dat sprake is van een algehele blokkade. Wel duidelijk is dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Nederland onderstreept met klem dat ook het optreden van Israël in overeenstemming moet zijn met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht, en roept Israël daarbij op tot aantoonbaar terughoudend handelen. Ook heeft het kabinet in de vele contacten met Israël sterk benadrukt dat het conform zijn verplichtingen actief duidelijk moet maken hoe het zeker stelt dat het geweldgebruik ter zelfverdediging voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Juist hiermee toont Israël nog meer het verschil tussen een legitieme staat en een terroristische organisatie als Hamas.
Dit neemt niet weg dat het tegelijkertijd zeer complex is ons een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas, hun infrastructuur in Gaza, en de grootte van de dreiging die nog steeds van Hamas uitgaat. Zo stellen Israël en de VS onder meer dat zich juist onder meerdere ziekenhuizen in Gaza commandocentra en faciliteiten van Hamas bevinden. Wel zijn de doelbewuste moordpartijen door Hamas en hun niet-onderscheidende raketaanvallen op Israëlische steden zonder meer te kwalificeren als oorlogsmisdrijven.
Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wordt momenteel onderzoek verricht naar alle partijen door het Internationaal Strafhof. Nederland onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek en maakt daarvoor drie miljoen euro extra vrij voor het Internationaal Strafhof.
Wat is de reden dat de grens tussen Egypte en Gaza niet geopend is voor het leveren van goederen die al dagenlang aan de grens wachten? Wat doet de Nederlandse regering en wat doet de Europese Unie om bij te dragen aan een zo spoedig mogelijke opening van deze grens?
Benodigde reparaties aan de infrastructuur bij de grensovergang tussen Egypte en Gaza zorgden aanvankelijk voor vertraging van de opening. Daarnaast zorgen politieke – en veiligheidsbelangen aan zowel Egyptische als Israëlische kant voor zeer stroeve onderhandelingen, waarbij andere betrokken partijen voortdurend druk uitoefenen om de grens verder open te stellen voor het leveren van hulpgoederen. Nederland en de EU behoren tot de partijen die publiekelijk en achter de schermen druk uitoefenen om verschillende grensovergangen te openen voor humanitaire doeleinden.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt de vragen met de gewenste spoed te beantwoorden. Er is getracht zo spoedig mogelijk in de beantwoording te voorzien.
De situatie van Nederlanders en van gegijzelde Israëliërs in de Gazastrook |
|
Kees van der Staaij (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hamas hostages: Who are the people taken from Israel?»1
Ja. Het kabinet is uiterst bezorgd over de door Hamas gegijzelde mensen die zich momenteel in de Gazastrook bevinden. De situatie en onzekerheid waar zij in zitten is verschrikkelijk moeilijk. Dat geldt voor henzelf, maar ook voor hun geliefden thuis die zich grote zorgen maken. Nederland blijft in diplomatieke contacten steevast aandacht voor hen vragen.
Kunt u een toelichting geven op de situatie en verblijfplaats van de Israëlische gijzelaars?
Verschillende groepen in Gaza, waaronder Hamas en de Palestinian Islamic Jihad, hebben Israëlische alsook buitenlandse burgers en militairen gegijzeld en houden hen in Gaza gevangen. Inmiddels zijn vier gegijzelden vrijgelaten, en is bevestigd dat enkele gegijzelden zijn omgekomen. Op 22 november 2023 werd bekend dat een akkoord is bereikt over een tijdelijke gevechtspauze tussen Israël en Hamas, en de vrijlating van een groep gegijzelde vrouwen en kinderen in Gaza. Verder is helaas weinig bekend over de situatie en verblijfplaats van de gegijzelden.
Wilt u er bij uw collega’s in Europese Unie (EU)-verband op aandringen dat de Europese Unie alles in het werk stelt om Israëlische gijzelaars te helpen bevrijden? Welke mogelijkheden ziet u om vanuit de EU maximale druk uit te oefenen op degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn?
Nederland roept op tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gegijzelden en leeft mee met de familieleden en naasten van de gegijzelden in deze enorm moeilijke en onzekere tijden. In de verklaring van de EU27 op 15 oktober, in de conclusies van de Europese Raad van 26-27 oktober en in de verklaring van de hoge vertegenwoordiger op 12 november heeft de EU Hamas opgeroepen om alle gegijzelden onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1975). Nederland staat in contact met verschillende landen (onder andere Israël, Qatar en Egypte) en de Palestijnse Autoriteit over de situatie van gegijzelden, waaronder specifiek de gijzeling van Ofir Engel. Op 8 november 2023 bezocht de Minister-President Qatar en Israël om onder andere te spreken over het belang van de vrijlating van de gegijzelden. De Minister van Buitenlandse Zaken bezocht Israël en de Palestijnse gebieden op 20 en 21 november en sprak hier ook over met haar gesprekspartners. In het belang van de zaak kan het kabinet verder geen uitspraken doen over de Nederlandse inzet. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv staat in nauw contact met de familie van de gegijzelde Nederlandse jongen. De Minister-President en vicepremier Van Gennip spraken afzonderlijk op 24 en 31 oktober 2023 met familieleden en vrienden van gegijzelden, waaronder ook familieleden van de Nederlandse jongen. Ook spraken zowel de Minister-President als de Minister van Buitenlandse Zaken op respectievelijk 23 oktober 2023 en 21 november 2023 met familieleden van Ofir Engel tijdens hun bezoeken aan Israël.
Heeft u proactief gepolst bij de Israëlische regering aan welke diplomatieke, humanitaire, medische en/of andere vorm(en) van steun aan Israëlische zijde behoefte bestaat?
Het kabinet staat in nauw contact met de Israëlische regering en heeft gevraagd hoe Nederland Israël kan ondersteunen. Het kabinet toetst binnenkomende steunverzoeken zorgvuldig en op hun eigen merites.
Kunt u een toelichting geven op de situatie en verblijfplaats van Nederlandse burgers in Gaza, en op de wijze waarop zij ondersteund en/of geëvacueerd (kunnen) worden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onder andere via de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah, houdt zo goed als mogelijk contact met de Nederlanders in Gaza. Op 30 oktober sprak de Minister-President op het Catshuis verschillende familieleden van Nederlandse burgers die vastzitten in de Gazastrook.
Op 1 november zijn de eerste personen met een buitenlands paspoort die zich na het uitbreken van de oorlog in de Gazastrook bevonden de Rafah-grensovergang met Egypte gepasseerd. Onder de personen die de grens passeerden op 1 november waren voor zover bekend geen Nederlanders. Op 2 november zijn 16 personen in de Gazastrook die een Nederlands paspoort hebben, beschikken over een verblijfsvergunning voor Nederland, of behoren tot het kerngezin van deze mensen via Rafah veilig aangekomen in Egypte. Aan de Egyptische kant van de grens zijn deze personen opgevangen en bijgestaan door een gezamenlijk team van medewerkers van de Nederlandse ambassade in Caïro en het Ministerie van Defensie. De groep werd onder begeleiding van deze medewerkers veilig naar Caïro gebracht. De Kamer is hier op 2 november 2023 over geïnformeerd (Kamerstuk 23 432, nr. 499). Op 4 november zijn vijftien personen uit deze groep met de repatriëringvlucht uit Caïro naar Eindhoven gekomen, waar de Minister van Buitenlandse Zaken op vliegbasis Eindhoven met hen heeft gesproken. Een Nederlander is een dag eerder met een lijnvlucht teruggekeerd naar Nederland.
Op 12 november is de tweede groep van 6 personen en op 13 november de derde groep van 4 personen met de Nederlandse nationaliteit of verblijfsstatus vanuit Gaza via Rafah aangekomen in Egypte. Zij zijn door het ambassadeteam vanaf de grens naar Caïro begeleid. In Caïro was er medische en psychosociale hulp beschikbaar van gespecialiseerd personeel van het Ministerie van Defensie. Deze groep van 10 personen is op 15 november overgebracht naar Nederland.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio blijven zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen voor inzetten dat alle overige bij ons bekende Nederlanders en verblijfsvergunninghouders, inclusief kerngezinsleden zo snel mogelijk de Gazastrook kunnen verlaten. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah en het consulaire belteam van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden actief contact met hen. Wanneer de overige Nederlanders kunnen vertrekken, is nog niet duidelijk. Samen met andere EU-lidstaten en landen in de regio wordt alles op alles gezet opdat alle buitenlanders zo snel mogelijk de Gazastrook veilig kunnen verlaten. Mede om deze mensen te beschermen dringt Nederland, ook in EU-verband, bij Israël aan op directe en onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes en mogelijkheden voor mensen om te vertrekken.
Hoe beoordeelt u de houding van Egypte inzake het openen van een grensovergang, onder meer ten behoeve van het mogelijk maken van humanitaire steun aan de Palestijnse burgers die Hamas niet steunen en onschuldig zijn?2 Is de EU hierover met Egypte in gesprek?
Nederland onderhoudt nauwe diplomatieke contacten, waaronder met Egypte, over de actuele ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden. Het eerste hulpkonvooi sinds de gebeurtenissen op 7 oktober 2023 bereikte de Gazastrook op zaterdag 21 oktober. Alhoewel het aantal vrachtwagens dat onderdeel uitmaakt van hulpkonvooien sindsdien mondjesmaat is toegenomen is het duidelijk dat massief meer hulp nodig is om in de noden van de ruim twee miljoen inwoners van Gaza te voorzien. Daarnaast bestaan er grote zorgen over het feit dat hulp slechts mensen in een beperkt gedeelte van de Gazastrook bereikt. Om die reden dringt het kabinet in contacten met Israël en in EU-verband voortdurend aan op snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en hulp, en het openen van de verschillende grensovergangen. Het kabinet zet zich in om de gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking van Gaza zoveel mogelijk te beperken, door aan te dringen op toegang voor humanitaire hulp en het openen van de verschillende grensovergangen. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen zet Nederland zich er bovendien in EU-verband voor in zoveel mogelijk eensgezind op te trekken, hetgeen onder meer leidde tot een gezamenlijke verklaring op 12 november.3 Met de EU bepleit Nederland de noodzaak van directe, onmiddellijke humanitaire gevechtspauzes, en doorlopende humanitaire corridors voor de noodlijdende bevolking in Gaza en het veilig kunnen repatriëren van EU-burgers. Nederland verwelkomt in dat licht resolutie 2712 die de VN-Veiligheidsraad op 15 november heeft aangenomen.
Nederland verleent humanitaire steun waar dit kan en verkent samen met internationale partners de inzet voor het versnellen van de aanvoer van humanitaire goederen. Nederland maakte 25 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp. Naast transport over land worden ook de opties voor aanvoer over zee en door de lucht onderzocht. Nederland heeft daarnaast scan-capaciteit aangeboden opdat meer humanitaire goederen sneller na een noodzakelijke check Gaza in kunnen. Ook gaat Nederland helpen bij medische hulp aan patiënten uit Gaza die in Egypte worden opgevangen door onder andere medische apparatuur en hulpmiddelen te leveren.
Beaamt u dat naast Egypte ook andere landen in de regio, denk aan Libanon, Jordanië en Syrië, een bijzondere verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het bevorderen van vrede en het respecteren van de veiligheidsbelangen van Israël?
Het voorkomen van regionale escalatie van het conflict is essentieel en heeft daarom ook de volle aandacht van het kabinet. Zowel bilateraal als in EU-verband spreekt het kabinet hierover. Er is op politiek niveau contact met onder andere Egypte, Jordanië, Libanon, Irak, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Koeweit en Qatar, de secretaris-generaal van de VN Guterres, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU Borrell, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze gesprekken tonen grote gedeelde zorgen over de ontwikkelingen, de humanitaire situatie in Gaza, evenals het belang om burgerslachtoffers te voorkomen en regionale uitbreiding van het conflict tegen te gaan. Deze zorgen werden tevens gereflecteerd in de Verklaring van de Europese lidstaten van 15 oktober 2023, die werd omarmd tijdens de informele bijeenkomst van de Europese Raad per videoverbinding op 17 oktober 2023, en de conclusies van de Europese Raad van 26-27 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1975). Bovendien dragen Nederlandse militairen bij aan de VN-missies UNIFIL en UNTSO, waarvoor zij in de grensgebieden van Libanon en Israël en in het geval van UNTSO ook op de Golanhoogten patrouilleren en de ontwikkelingen monitoren. Deze missies hebben als doel toe te zien op naleving van bestaande vredesakkoorden en proberen op dit moment verdere geweldstoename tegen te gaan door middel van hun internationale presentie.
Is Nederland, al dan niet in EU-verband, hierover in gesprek met bovengenoemde landen? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de Palestijnse Autoriteit (PA) de aanval van Hamas nog niet duidelijk heeft veroordeeld; en zo ja, bent u bereid om bij de Palestijnse Autoriteit aan te dringen om deze aanval alsnog duidelijk te veroordelen?
Nederland onderhoudt betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit (PA), die de Palestijnse Gebieden vertegenwoordigt. De PA staat los van Hamas. Nederland heeft teleurstelling bij de Palestijnse Autoriteit overgebracht dat niet direct publiekelijk afstand is genomen van de terroristische aanval door Hamas, dit is ook aan de orde gekomen tijdens gesprekken tussen Minister-President Rutte en President Abbas.
De PA ontvangt geen begrotingssteun van de Nederlandse overheid. Wel zet Nederland zich via de VN en partnerorganisaties in om de Palestijnse rechtsorde te versterken, toegang tot water en land te vergroten, en voor de economische ontwikkeling van de Palestijnse Gebieden. De EU verleent daarentegen wel begrotingssteun aan de PA als deel van de bredere ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet is voorstander van het zo snel mogelijk voortzetten van EU-ontwikkelingssamenwerking voor de Palestijnse gebieden, nu dat de herziening van EU-steun is afgerond en hieruit is gebleken dat geld niet (in)direct ten goede komt van terroristische organisaties of is gebruikt voor onbedoelde doeleinden.
Een onderbreking van de hulp zal ernstige gevolgen hebben voor het Palestijnse volk en zal de instabiliteit in een reeds zeer onstabiele situatie vergroten, met name op de Westelijke Jordaanoever.
Het huidige conflict heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat een duurzame oplossing onontbeerlijk is. Het proces om te komen tot een tweestatenoplossing, waarbij een veilig Israël en een levensvatbare Palestijnse staat in vrede naast elkaar kunnen bestaan, moet met voortvarendheid nieuw leven worden ingeblazen.
Wanneer de Palestijnse Autoriteit de aanval van Hamas weigert te veroordelen, vindt u het dan niet passend om de financiële ondersteuning aan de PA op te schorten?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u deze vragen voor aanvang van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober 2023 beantwoorden?
Helaas is dit niet gelukt. Er is getracht zo spoedig mogelijk in de beantwoording te voorzien.
Een amendement op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Is het correct dat een van de voorgestelde amendementen op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) luidt om in artikel 1 de term «niet-bindend» te laten vervallen?1
In het najaar van 2022 is een groot aantal amendementen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR, 2005) ingediend door de lidstaten van de WHO. Voor artikel 1 is bij zowel de definitie van «staande aanbeveling» zoals bedoeld in artikel 16 van de IHR en bij de definitie «tijdelijke aanbeveling» zoals bedoeld in artikel 15 van de IHR voorgesteld de term «niet-bindend» te schrappen.
Alle amendementen die door de lidstaten zijn ingediend, zijn beoordeeld door een IHR Review Committee van onafhankelijke experts, die een artikelsgewijs advies heeft gegeven op technisch en juridisch vlak. De IHR Review Committee heeft met betrekking tot artikel 1 geconcludeerd dat met het schrappen van de term «niet-bindend» er strikt genomen geen wijziging op zal treden van het begrip dat er ook in dat geval nog steeds sprake zal zijn van aanbevelingen die enkel als advies gelden en geen verplichting met zich meebrengen.
Desondanks adviseert de IHR Review Committee om de bestaande IHR tekst niet aan te passen omdat met de wijzigingen de indruk gewekt zou kunnen worden dat daarmee de aard van deze (vrijblijvende) aanbevelingen wordt veranderd. Zoiets kan volgens de IHR Review Committee niet zonder een fundamentele discussie over de aard van dergelijke aanbevelingen en over de wijze waarop zij vastgesteld en geïmplementeerd worden. De Europese Unie alsook Nederland volgt deze redenering van de Review Committee en zal zich blijven uitspreken tegen het schrappen van de term «niet-bindend» zoals hierboven aangegeven.
Betekent dit logischerwijs dat, als dit amendement wordt aangenomen, de adviezen van de WHO, waar in artikel 1 naar wordt verwezen, in de toekomst dus bindend zullen zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven, zal ook bij het schrappen van de term «niet-bindend» in relatie tot staande aanbevelingen en tijdelijke aanbevelingen van de WHO het nog altijd gaan om aanbevelingen en niet om verplichtingen. De adviezen van de WHO zullen in dat geval ook in de toekomst nog steeds adviezen zijn. De Europese Unie en Nederland hechten echter aan de bestaande duidelijkheid in artikel 1 van de IHR en zijn derhalve geen voorstander van de voorgestelde wijzigingen.
Is het correct dat een van de voorgestelde amendementen op de Internationale Gezondheidsrichtlijnen van de WHO luidt om in artikel 2 niet langer expliciet op te merken dat «mensenrechten» en «fundamentele vrijheden» van principieel belang zijn?
In de door WHO-lidstaten ingediende amendementen is onder artikel 3 lid 1 voorgesteld om in de eerste zin het tekstdeel te schrappen dat bepaalt dat de implementatie van de IHR moet plaatsvinden met volledig respect voor de waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden van personen. Dit voorstel is door India ingediend.
Ik heb inmiddels begrepen dat het zeker niet de bedoeling was om de principes waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden van burgers te veronachtzamen. Het voorstel berustte op de aanname dat het niet nodig was om deze principes opnieuw te noemen, omdat de IHR verankerd is in het VN Handvest en het Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarin deze al in geborgd zijn. Voor zover bekend, zal het betreffende land het voorstel om genoemde passages te schrappen intrekken of heeft het dat al gedaan om misverstanden te voorkomen.
Door welk land is voorgesteld om «mensenrechten» en «fundamentele vrijheden» als principes te schrappen? Waarom? Welke argumenten werden hiervoor aangedragen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Nieuwsberichten over Soedan |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een update geven van de actuele situatie van de strijd die gaande is in Soedan? Kunt u hierbij ingaan op het conflict tussen het regeringsleger (SAF) en de Rapid Support Forces (RSF), en op de situatie in andere regio’s, zoals Darfoer en de grensregio’s met Zuid-Soedan?
Is het voor de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU) mogelijk om een betrouwbaar beeld te krijgen van de situatie in Soedan?
Wat doet de internationale gemeenschap op dit moment concreet om bij te dragen aan een einde van het geweld in Soedan? Welke rol hebben Nederland en de EU hierin?
Kunt u aangeven wat de internationale gemeenschap doet om mensen te helpen die voor het geweld op de vlucht slaan en mensen die door het geweld te maken hebben met voedseltekorten, schaarste aan schoon drinkwater en bijvoorbeeld medicijntekorten? Kunt u hierbij ook specifiek aangeven wat de Nederlandse bijdrage is aan deze hulp?
Bent u bekend met berichten over het grootschalig schenden van mensenrechten in Soedan, zoals deze naar voren komen uit berichten in de (internationale) media?1 2 Zo ja, op welke wijze probeert de Nederlandse regering, via de VN en de EU, eraan bij te dragen dat dergelijke misdaden stoppen en er – hoe ingewikkeld ook – onderzoek wordt gedaan naar dergelijk misdrijven?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EU-sancties tegen de leiders van de strijdende partijen in Soedan?
Deelt u de mening dat er te weinig aandacht is voor de verschrikkelijke situatie in Soedan? Op welke wijze probeert u in internationaal verband meer aandacht te krijgen voor deze situatie?
Bent u bekend met het artikel «Westerse landen betaalden via een louche beveiligingsbedrijf mee aan de oorlog in Soedan» van de Groene Amsterdammer?3
Is er een aanbestedingsprocedure die voorschrijft dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek doet naar de achtergrond van beveiligingsbedrijven en hun eigenaren voordat contracten worden getekend?
Was de Nederlandse ambassade vóór het sluiten van het contract met Shield Protective Solutions op de hoogte van de connectie van het bedrijf met de RSF?
Zo nee, wanneer werd de Nederlandse ambassade voor het eerst ingelicht over de connecties?
Heeft de Nederlandse ambassade overwogen om net zoals de Europese Commissie, de Britten en de Amerikanen niet in zee te gaan met Shield Protective Solutions?
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken doorgaans contact met bondgenoten over de beveiliging van ambassades? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid te onderzoeken of Nederland met haar bondgenoten kan samenwerken om de beveiliging van ambassades zo adequaat en zorgvuldig mogelijk te organiseren?
Deelt u de constatering van onderzoeker Suliman Baldo dat Westerse regeringen druk hadden «moeten uitoefenen om de echte privésector toe te laten en contracten af te sluiten die onderhevig zijn aan hun eigen voorwaarden»?
Deelt u de mening van Baldo dat er alternatieve mogelijkheden waren, zoals individuele contracten met beveiligers?
Waarom is er voor gekozen om de individuele contracten met beveiligers in te ruilen voor een contract met Shield Protective Solutions?
Betaalt het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog steeds voor de diensten van Shield Protective Services?
Bent u bekend met de aflevering «De val van Khartoem» van VPRO Frontlinie?4
Kunt u aangeven of er, vijf maanden na de toezegging van haar voorganger, vooruitgang is geboekt in de evaluatie van de Europese en nationale coördinatie inzake de evacuatie uit Soedan, waaronder het achterlaten van de paspoorten op de ambassades? Zo ja, kunt u aangeven welke lessen er zijn getrokken? Zo nee, kunt u aangeven op welke termijn de analyse zal worden afgerond?
Kunt u uitleggen waarom bij een visumaanvraag het achterlaten van een paspoort op de ambassade of een consulaat noodzakelijk is? Is dit ook de normale gang van zaken bij diplomatieke posten van andere landen? Zijn er landen die een andere procedure hanteren waarbij visumaanvragers hun paspoorten bij zich mogen houden? Zo ja, bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het Nederlandse beleid daarmee in lijn te brengen?
Het bericht 'HRC54: Russia, China and Burundi are not fit to sit at the Human Rights Council' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat zowel Rusland als China proberen een zetel te verkrijgen in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN)?1
Ja.
Deelt u het standpunt van de International Service for Human Rights dat de VN Mensenrechtenraad effectief en toegankelijk dient te zijn voor slachtoffers en mensenrechtenactivisten, dat leden van de Raad zich moeten committeren aan de hoogste standaarden van mensenrechtenbescherming en promotie van mensenrechten, en dat zowel Rusland als China niet aan de geschetste criteria voldoen?
Volgens de VN-resolutie die ten grondslag ligt aan de Mensenrechtenraad hebben leden van de Raad de hoogste standaarden te hanteren in de bevordering en bescherming van mensenrechten2. Helaas voldoen niet alle (kandidaat)leden, waaronder ook Rusland en China, aan deze standaarden, wat echter een verkiezing tot de Mensenrechtenraad door een meerderheid van het VN-lidmaatschap niet kan verhinderen.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat Rusland nu opnieuw lid wil worden van de VN Mensenrechtenraad gezien het feit dat Rusland in april vorig jaar met een grote meerderheid van stemmen uit de VN Mensenrechtenraad is gezet door de voortdurende Russische agressie in Oekraïne?
Ja.
Hoe gaat u zich diplomatiek inzetten om een toetreding van Rusland tot de VN Mensenrechtenraad tegen te houden?
In de Oost-Europese kiesgroep voor de Mensenrechtenraad waren Albanië, Bulgarije en Rusland de kandidaten voor in totaal twee zetels. Een hernieuwde toetreding van Rusland tot de Mensenrechtenraad is zeer onwenselijk, gelet op de voortdurende agressie van Rusland tegen Oekraïne en de interne repressie en mensenrechtenschendingen in Rusland zelf. Nederland en andere internationale partners hebben dat standpunt actief onder de aandacht van andere landen gebracht. Rusland heeft uiteindelijk niet het benodigde aantal stemmen behaald om toe te treden tot de Mensenrechtenraad.
Bent u op de hoogte van het feit dat China een van de landen was die zich verzette tegen de uitzetting van Rusland uit de VN Mensenrechtenraad destijds?
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als China onderdeel blijft van de VN Mensenrechtenraad, mede omdat hierdoor onderzoek naar mensenrechtenschendingen van China zelf, zoals onderzoek naar de situatie van de Oeigoeren, dan van de agenda wordt geweerd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 vindt Nederland dat leden van de VN-Mensenrechtenraad de hoogste standaarden in de bevordering en bescherming van mensenrechten dienen te hanteren. Nederland maakt zich daarbij duidelijke zorgen over de mensenrechtensituatie in China, zoals onder andere bleek uit het rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over Xinjiang. Nu China door een meerderheid van landen evenwel is verkozen, zal Nederland samen met gelijkgezinde partners het Chinese lidmaatschap van de Mensenrechtenraad aangrijpen om China te blijven wijzen op zijn mensenrechtenverplichtingen, conform standaarden vastgelegd in VN-resolutie A/RES/60/251. De Mensenrechtenraad is daarmee één van de middelen om het gesprek over mensenrechten met China te blijven voeren, inclusief de situatie van de Oeigoeren.
Hoe gaat u zich diplomatiek inzetten om een hernieuwde deelname van China aan de VN Mensenrechtenraad tegen te houden?
In de Aziatisch-Pacifische kiesgroep waren China, Indonesië, Japan en Koeweit de kandidaten voor in totaal vier zetels. Daarmee waren er evenveel kandidaten als zetels. Dit maakte de kans op verkiezing voor alle vier deze kandidaten, waaronder ook China, zeer groot. De zorgen van Nederland en internationale partners over de mensenrechtensituatie in China zijn bekend, desalniettemin is China door steun van een meerderheid van landen herkozen in de Raad.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Nee.
De banden met Iran in Nederland |
|
Kees van der Staaij (SGP), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Waarom bent u in gesprek gegaan met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken Amir-Abdollahian, kunt u gespreksnotities sturen van wat er besproken is en waarom heeft u ervoor gekozen om met de Iraanse buitenlandminister te poseren op een foto?1
Net als mijn voorgangers in de voorgaande jaren, heb ik het gesprek met mijn Iraanse ambtsgenoot aangegrepen om de mensenrechtensituatie in Iran, het nucleaire programma van Iran en militaire steun aan Rusland aan te kaarten.
Het kabinet maakt dergelijke gespreksnotities niet openbaar. Openbaarmaking van de inhoud van vertrouwelijke gesprekken met andere landen is schadelijk voor de betrekkingen van Nederland.
Om welke reden heeft u bereidheid getoond om de bilaterale banden met Iran aan te halen, gezien het feit dat er nog geen enkele verbeteringen zijn getroffen in de mensenrechtensituatie in Iran?
Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran blijft ongewijzigd. Nederland heeft naast kritiek op de mensenrechtensituatie in Iran ernstige zorgen over o.a. het nucleaire programma van Iran, militaire steun aan Rusland, intimidatie van de Iraanse diaspora in het Westen en de rol van Iran in de regio. Het aanhalen van betrekkingen ligt derhalve niet in de rede.
Kunt u uitspreken, gezien de grote tegenstand in Nederland tegen dit gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, dat Nederland géén bilaterale banden met Iran wil aanhalen en kunt u vanaf heden de Kamer informeren alvorens u een gesprek aangaat met Iraanse bewindslieden?
Het beleid ten aanzien van Iran blijft ongewijzigd. Dit geldt ook voor het onderhouden van diplomatieke contacten. Juist in deze contacten adresseert Nederland de bovengenoemde zorgen.
Heeft u kennisgenomen van de documentaire van Zembla over dat Iran-sancties tegen de Revolutionaire Garde via Nederland worden ontdoken?2
Ja. Alhoewel het kabinet zich niet in het geschetste beeld herkent, wil het zich
onthouden van een inhoudelijk oordeel over de televisie-uitzendingen.
Zijn er aanwijzingen dat Iraanse oliebedrijven die nauw verweven zijn met de Revolutionaire Garde, via Nederlandse bedrijven sancties weten te ontduiken?
Het IRGC is sinds 26 juli 2010 door de EU gesanctioneerd vanwege betrokkenheid bij het Iraanse nucleaire programma en het programma voor ballistische raketten. Het is niet toegestaan om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen aan de IRGC. Indien er aanwijzingen zijn dat Nederlandse bedrijven helpen om sancties te omzeilen, dan treedt de overheid handhavend op.
Klopt het dat het Iraanse staatsoliebedrijf NIOC en het Iraans-Nederlandse handelscentrum «01 International BV» banden met elkaar hebben? Zo ja, is dit voor u reden tot feitelijk onderzoek naar het strafbare feit «zaken doen met een gesanctioneerde partij», waarop een boete kan staan van 900.000 euro en een celstraf van zes jaar?
Sanctiehandhaving is een prioriteit voor het kabinet. Als er aanwijzingen zijn dat sancties niet worden nageleefd, wordt er onderzoek gedaan, en waar nodig wordt er handhavend opgetreden. Indien sprake is van een overtreding van de Wet op economische delicten, kunnen individuen ook strafrechtelijk worden vervolgd. Over individuele gevallen kan het kabinet echter geen uitspraken doen.
Bent u het ermee eens dat NIOC op de Europese sanctielijst thuishoort, gezien het feit dat NIOC honderden miljoenen dollars aan olie heeft doorgesluisd naar de Revolutionaire Garde en ook gezien het feit dat NIOC en het Russische Gazprom warme banden met elkaar hebben en dit jaar nog een investeringsakkoord hebben getekend van welgeteld 40 mlrd. euro?3 Zo ja, bent u bereid bij de komende Raad Buitenlandse Zaken op 23 oktober 2023 hier een punt van te maken?
Het kabinet gaat niet in op potentiële sanctionering, aangezien een dergelijke vooraankondiging het verrassingseffect van de sancties schaadt.
Was het u reeds bekend met de mogelijke contacten tussen het Iraanse regime en het handelscentrum 01 International BV? Zo ja, vanaf wanneer was u zich hier van bewust, en zo nee waarom niet?
Over individuele gevallen kan het kabinet geen uitspraken doen.
Zijn er mogelijk andere (Iraans-)Nederlandse bedrijven waarvan vermoedens zijn dat zij warme banden hebben met de Revolutionaire Garde? Zo ja, kunt u vertrouwelijk een lijst daarvan voor enkel Kamerleden beschikbaar maken zodat de Kamer hierover geïnformeerd kan worden?
Zoals gesteld in antwoord 5 acht het kabinet het buitengewoon onwenselijk als de sancties tegen het IRGC via Nederland worden ontweken en zoals gesteld in antwoord 7 wordt er onderzoek gedaan als er aanwijzingen zijn dat sancties niet worden nageleefd. Over lopende onderzoeken naar derde partijen, waarbij (nog) geen strafbare feiten zijn vastgesteld, kan ik geen uitspraken doen.
Wanneer onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de Douane onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking handhavend optreden in samenwerking met het Openbaar Ministerie. Indien nodig kunnen bedrijven of individuen strafrechtelijk worden vervolgd. Over strafrechtelijke vervolging van derden kan ik eveneens geen uitspraken doen, noch de Kamer informeren.
De ruwe verwijdering van de Israëlische ambassadeur bij de VN |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
In hoeverre bent u bekend met de verwijdering van de Israëlische ambassadeur uit de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN)?1
Ik ben bekend met het voorval.
Wat zegt het over de VN dat een moorddadige Iraanse president er spreektijd krijgt, maar een daartegen protesterende ambassadeur ruw wordt aangepakt?
Zowel Israël als Iran zijn lidstaten van de Verenigde Naties en krijgen als zodanig spreektijd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Deelt u de mening dat praatjes over «mensenrechten» bij de VN een farce zijn als moordenaars, zoals de Iraanse president, er welkom blijven?
Ieder land heeft spreektijd bij de Verenigde Naties.
Waren er Nederlandse vertegenwoordigers in de zaal tijdens de toespraak van de Iraanse president, beter bekend als de «Slager van Teheran»? Zo ja, wie zaten er namens Nederland?
Het is staand beleid van Nederland dat er gedurende het zgn. General Debate altijd een vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden in de zaal zit. Tijdens de toespraak van de Iraanse president bestond deze presentie uit één ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (werkniveau).
Komt u, net als de Israëlische ambassadeur, op voor het Iraanse volk dat zich juist van het islamitische regime probeert te bevrijden?
Ik blijf opkomen voor de mensenrechten in Iran en Nederland blijft Iran hier voor en achter de schermen op aanspreken.
Zo ja, waarom sprak u dan uw Iraanse ambtsgenoot en wilt u de banden met het terroristische regime in Teheran aanhalen?2
Nederland en Iran onderhouden diplomatieke betrekkingen. In dat kader heeft er, net als de afgelopen jaren, een gesprek plaatsgevonden op ministersniveau tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Dergelijke gesprekken bieden de gelegenheid om te spreken over zaken als mensenrechten, het Iraanse nucleaire programma en militaire steun aan Rusland. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran is ook in andere opzichten ongewijzigd. Het aanhalen van betrekkingen is niet aan de orde.
Wilt u stoppen met dit soort diplomatieke miskleunen en kunt u garanderen dat u de banden met het Iraanse regime NIET gaat aanhalen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur een blijk van waardering te geven voor zijn moedige protest, in een voor Israël vijandige omgeving als de VN?
In reactie op de terroristische aanvallen van Hamas op Israël heeft onze Permanente Vertegenwoordiging bij de VN de Nederlandse steun voor en medeleven met Israël uitgedragen.
Het artikel 'Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Tunesië, het land dat Ursula von der Leyen in juni nog prees als «zeer gewaardeerde partner» van de EU, een delegatie van het Europees Parlement weigert toegang te geven tot het land?
Het kabinet acht het van groot belang dat het Europees Parlement zijn werk kan doen. Het kabinet vindt het dan ook terecht dat de EU kenbaar gemaakt heeft diep verrast te zijn door dit besluit, zeker in het licht van de EU-bezoeken van afgelopen maanden die juist als doel hadden om de dialoog te versterken tussen de EU en Tunesië.
Kan Tunesië nog als betrouwbare partner gezien worden, als het democratische verkozen vertegenwoordigers uit de EU de toegang tot het land ontzegt? Kunt u hierop reflecteren?
Gezien de migratie-uitdagingen waar zowel Tunesië als de EU mee worden geconfronteerd is het van belang dat er ruimte is voor dialoog. Het weigeren van de delegatie is wat het kabinet betreft niet bevorderlijk voor de inspanningen van de afgelopen maanden om de betrekkingen tussen de EU en Tunesië te intensiveren. Onze zorgen daarover zijn, bilateraal en in EU-verband, daarom ook opgebracht bij de Tunesische autoriteiten.
Welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband nemen om deze actie van Tunesië publiekelijk af te keuren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u reflecteren op de vraag hoe Nederland en Europa zaken kunnen doen met een dictator, die de democratisch gekozen vertegenwoordigers de toegang tot het land ontzegt en die de daarmee al wankele diplomatieke relaties verder onder druk zet?
Nederland en de EU hebben belang bij stabiliteit in Tunesië, een belangrijk land in Noord-Afrika. Het streven naar een versterkt strategisch partnerschap met Tunesië volgt uit de wederzijdse belangen op het gebied van macro-economische stabiliteit en migratie. Juist deze samenwerking biedt de mogelijkheid om met de Tunesische autoriteiten in gesprek te blijven over de gehele breedte van de relatie. Op die manier blijft Nederland zich bilateraal en via de EU inzetten voor onder andere rechtsstaatontwikkeling, respect voor mensenrechten, het creëren van werkgelegenheid (een grondoorzaak van migratie) en versterkte migratiesamenwerking.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor het imago van de Europese Unie als dit zonder reactie blijft?
De EU heeft zich stevig uitgelaten over dit voorval, onder andere middels een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger. Het kabinet acht het passend dat de EU kenbaar gemaakt heeft diep verrast te zijn door dit besluit.
Welk signaal geven Nederland en de EU hiermee af naar Kais Saied over wat zij zullen laten passeren als het aankomt op compromissen inzake democratie en mensenrechten?
Zie het antwoord op vraag 6. De EU heeft zich stevig uitgelaten over dit voorval en zal de diplomatieke kanalen ook in de toekomst blijven benutten. De Associatieraad, die voor het einde van het jaar hervat dient te worden, behoort tot die kanalen.
Waar ligt voor u de rode lijn om de samenwerking stop te zetten?
De inzet van Nederland en de EU is erop gericht om de dialoog aan te blijven gaan met Tunesië. Gezien de uitdagingen waar zowel de EU als Tunesië voor staan, is een versterkt partnerschap noodzakelijk. Het stopzetten van samenwerking is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde. Dit laat onverlet dat Nederland en de EU zich zullen blijven hardmaken voor het voeren van een brede politieke- en beleidsdialoog met Tunesië over de gehele breedte van de bilaterale en Europese relatie. Het is essentieel dat in deze dialoog óók ruimte is voor kritische geluiden en voor het bespreken van verschillen.
Kunt u deze vragen één voor één, los van elkaar, beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van Alice Wairimu Nderitu, de Speciale Adviseur van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor de Preventie van Genocide op 4 juli jl. |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Alice Wairimu Nderitu, de Speciale Adviseur van de Secretaris-Generaal van de VN voor de Preventie van Genocide, over de situatie in Papoea, die zij heeft gedaan in haar toespraak tot de VN Mensenrechtenraad op 4 juli jl.?1
De Speciaal Adviseur van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor de preventie van genocide informeerde op 4 juli jl. de Mensenrechtenraad over de ontwikkelingen binnen haar mandaat. Zij noemt de mensenrechtensituatie in Papua zeer zorgwekkend («deeply concerning»).
Nederland beoordeelde de mensenrechtensituatie in Papua eerder al als zorgelijk, (Kamervragen 20202021-3545). Nederland geeft zich daarbij rekenschap van het feit dat de situatie in Papua zeer complex is.
Bent u het met haar eens dat de mensenrechtensituatie van Papoea’s zeer zorgwekkend blijft?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is u bekend over willekeurige arrestaties, detentie en het niet erkennen van de rechten van de oorspronkelijke Papoea-bevolking? Is er inderdaad sprake van de onteigening van inheems land?
Naast de zorgen die de Speciaal Adviseur noemt en waarover door verschillende mensenrechtenorganisaties wordt gerapporteerd, zoals intimidatie, willekeurige arrestaties en detentie van de inheemse bevolking, vallen er ook slachtoffers door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen. Daarnaast zijn er ook uitdagingen op bijvoorbeeld sociaaleconomisch vlak.
Verschillende bronnen, zoals het World Resources Institute, geven aan dat de landrechten van de inheemse bevolking kwetsbaar zijn voor onteigening en eigendomsconflicten.
Wat weet u over de rol van buitenlandse bedrijven hierbij, waar de Speciale Adviseur over spreekt?
De Speciaal Adviseur verwijst in haar bijdrage over Papua niet naar de rol van, of het aantal, (buitenlandse) bedrijven dat hierbij betrokken is. Ik heb hiervan ook geen overzicht.
Bent u het ermee eens dat een van de wortels van de huidige problemen gelegen is in het feit dat de Papoea-bevolking nooit een werkelijke vrije keus heeft gehad tussen onafhankelijkheid of aansluiting bij Indonesië, ondanks de afspraken die daarover gemaakt zijn indertijd?
Zoals boven gesteld is de huidige situatie in Papua zeer complex. Hiervoor zijn niet een of twee oorzaken aan te wijzen; op dit moment lijkt vooral het vertrouwen tussen – en ook soms binnen – de verschillende betrokkenen en groepen, zoals de Indonesische autoriteiten, de inheemse bevolking en bewoners in Papua die daar niet oorspronkelijk vandaan komen, te ontbreken. Dit vertrouwen is nodig om – de door de Speciaal Adviseur aangemoedigde – oprechte en inclusieve dialoog te voeren waarbij onderliggende grieven kunnen worden geadresseerd.
Zoals in, onder andere, de Kamerbrief van 15 november 2005 is toegelicht, vormt het academische onderzoek van Professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice». Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie in Papua nauwlettend, onder andere via de Nederlandse ambassade in Jakarta. Dit is het vertrekpunt van de beoordeling van de huidige situatie en het beleid ten opzichte daarvan. De rol die Nederland kan spelen is echter beperkt. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de verschillende groepen binnen de lokale inheemse bevolking met elkaar daarover in dialoog treden.
Nederland zal aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens de afgelopen Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in november 2022 heeft gedaan.
Bent u het eens met de conclusie van het bekende Drooglever-onderzoek, waarin dit ook gesteld wordt? Zo nee, waarom niet? Welke rol moet de conclusie van dit onderzoek, waartoe de Tweede Kamer in 1999 opdracht heeft gegeven, volgens u hebben in de opstelling van Nederland ten aanzien van de huidige situatie?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u een mogelijkheid om de bevindingen van dit rapport onderdeel te maken van het feitenkader aan de hand waarvan Nederland de huidige situatie beoordeelt en beleid ten opzichte daarvan bepaalt, zonder de territoriale integriteit van Indonesië ter discussie te stellen? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de Kamer informeren over de stand van zaken rond het gesprek tussen Indonesië en de VN over een bezoek van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan West-Papoea? Waarom heeft Indonesië dit tot nu toe geweigerd? Wat is het effect geweest van de Nederlandse oproepen hiertoe?2
Nederlandse oproepen hebben nog niet het gewenste effect gehad; de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN heeft Indonesië nog niet bezocht. De precieze redenen hiervoor zijn onduidelijk. Uit de officiële reactie van Indonesië op de aanbevelingen die zijn gedaan tijdens de UPR in november 2022 blijkt dat Indonesië nota heeft genomen («noted») van aanbevelingen die een bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aanmoedigen. Nederland blijft de mensenrechtensituatie in Papua nauwlettend volgen en zou een spoedig bezoek door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua nog steeds verwelkomen. Nederland zal zich hiervoor blijven inspannen.
Het rapport ‘Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive’ |
|
Peter Valstar (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive»?1
Ja.
Klopt het dat de veiligheidseisen die gelden op trainingsfaciliteiten van lidstaten van de Europese Unie (EU) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) ook gelden als er Oekraïense militairen worden getraind?
Ja.
Deelt u de analyse uit het rapport dat deze veiligheidseisen soms goed passen bij een leger in vredestijd, maar beperkend werken voor realistische trainingen waar het Oekraïense leger behoefte aan heeft?
Het is evident dat de Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk getraind moeten worden. Echter moeten deze trainingen worden georganiseerd binnen de gestelde veiligheidseisen, voortkomend uit wet- en (interne)regelgeving, waarbij ook zicht wordt gehouden op de veiligheid van de trainers. Het is ook in het belang van de Oekraïense militairen om te trainen binnen de gestelde veiligheidseisen. Immers, trainen onder onveilige omstandigheden kan onacceptabele of beperkende gevolgen hebben voor de capaciteiten en inzetbaarheid van de Oekraïense militairen. Ook optreden in het hoogste geweldsspectrum vergt aandacht voor veiligheid.
De Nederlandse eenheden die belast zijn met het geven van de trainingen, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van risicomanagement.
Klopt het dat er strikte veiligheidseisen gelden aan het gebruik van onbemande vliegtuigjes tijdens oefeningen, en dat deze systemen daarom niet zo prevalent zijn tijdens oefeningen als boven het slagveld in Oekraïne?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tijdens de trainingen die Oekraïense militairen van EU- of NAVO-partners ontvangen er meer nadruk is op individuele tactische vaardigheden dan de omgang met artilleriedreiging?
Het aanbod van trainingen wordt voortdurend aangepast op basis van de ontwikkelende behoeften van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten. Op basis van de opgedane ervaring verschuift de aandacht van de trainingen steeds meer naar de realiteit en de realiteiten van het slagveld waarmee de Oekraïense militairen te maken hebben of zullen gaan krijgen.
Daarnaast doorlopen de Oekraïense militairen vaak verschillende fasen van training, waar de individuele (tactische) vaardigheden vaak aan ten grondslag liggen. Deze worden aangevuld met ander soortige trainingen.
Deelt u de mening dat de training aan Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk moet zijn, om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op de strijd? Hoe bent u van plan zich in te zetten voor verbeteringen op dit vlak?
Ja, het is van belang om de Oekraïense militairen zo goed mogelijk voor te bereiden op situaties waar zij daadwerkelijk mee te maken (kunnen) krijgen. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van speciaal ingerichte trainingslocaties, bijvoorbeeld om te oefenen voor militaire operaties in bebouwd gebied of loopgraven. Dit is onder andere het geval bij de Interflex trainingen. De training van Oekraïense militairen wordt doorlopend doorontwikkeld aan de door hen aangeven operationele behoefte (zie vraag 5.).
Deelt u de analyse dat er significante tekortkomingen zijn in de trainingen die Westerse landen aanbieden voor Oekraïne op het niveau van brigadestaven?
Nee. Ik herken dit beeld niet. NAVO-bondgenoten zijn gewend om brigadestaven te trainen en zijn hier goed op toegerust. Uiteraard dient er zoveel mogelijk eenduidigheid en synchronisatie te zijn tussen de diverse trainingen die worden aangeboden. Dit wordt onder andere nagestreefd via multinationale afstemmingsbijeenkomsten gericht op de verbetering van trainingen. De trainingen worden zo goed mogelijk aangepast aan de behoeften van Oekraïne en aan de beperkt beschikbare tijd.
Deelt u de mening dat het verbeteren van de brigadestaven cruciaal is om Oekraïne grootschaliger en complexer operaties uit te laten voeren, en om nieuwe wapensystemen (waaronder in de toekomst ook F-16»s) in operaties te integreren?
Om effectief op te kunnen treden in grootschalige(r) en complexe(re) operaties, waaronder met grotere wapensystemen zoals F-16»s, zijn goed functionerende staven, zoals brigadestaven essentieel. Geleerde lessen worden toegepast in nieuwe trainingsmodules. Het beeld dat er significante tekortkomingen zijn in de manier waarop trainingen nu vorm hebben die een dergelijke integratie zou bemoeilijken, deel ik niet.
Deelt u de analyse dat staftraining gebaseerd zou moeten zijn op de manier waarop Oekraïense brigadestaven daadwerkelijk functioneren, en niet op tekstboeken hoe ze dat volgens een NAVO-doctrine zouden moeten doen?
Nee. Uiteraard vormt het functioneren van de Oekraïense krijgsmacht en hun ervaring in de oorlog tegen Rusland de basis van de trainingen. Tegelijkertijd wil Oekraïne zijn krijgsmacht vernieuwen. Aansluiting bij de NAVO is het uiteindelijke doel en daarom zijn trainingen gericht op het aanleren van NAVO-werkwijzen en -doctrines waar dit nuttig is.
Hoe bent u van plan zich in te zetten voor een accurater beeld van hoe Oekraïense brigadestaven functioneren en een vertaling hiervan naar trainingen die Westerse landen aanbieden? Bent u bereid, gebaseerd op de aanbevelingen uit het rapport, te pleiten voor verbetermaatregelen bij relevante gremia zoals de EU-trainingsmissie voor Oekraïne?
Nederland draagt geregeld bij aan brigadestaftrainingen die Duitsland via de Militaire Assistentie Missie (EUMAM) voor Oekraïne aanbiedt. Vanuit deze bijdrage en deelname aan internationale afstemmingsoverleggen van o.a. het Ukraine Defense Contact Group (UDCG), Security Assistance Group Ukraine (SAG-U) en EUMAM Oekraïne streven we ernaar om dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen en waar nodig te verbeteren.