Het verkeerd informeren van de Eerste Kamer over de PCR-test tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving1 aangaande uw rol in het informeren van de Eerste Kamer over de interpretatie van polymerase chain reaction (PCR)-testen voor het inventariseren van geïnfecteerde en besmette mensen tijdens de coronacrisis?
Ja.
Waarom heeft u de PCR-data die is gebruikt voor het bepalen van de coronacijfers afgedaan als «irrelevant», terwijl deze data en de manier waarop die is gebruikt juist cruciaal zijn geweest voor het bepalen van de ernst van de pandemie en daarmee dus ook voor het beleid en de maatregelen die daarop gebaseerd werden?
Ik heb de PCR-data nooit irrelevant genoemd. Er is bij de besluitvorming over beleid en maatregelen steeds gebruik gemaakt van beschikbare wetenschappelijke data. Het aantal positieve PCR-testen is een van de databronnen die hierbij is meegewogen.
Waarom heeft u de Eerste Kamer niet volledig en juist geïnformeerd over de cycle threshold (Ct) die is gebruikt om te bepalen of iemand al dan niet een actieve coronabesmetting had en/of besmettelijk was? En waarom bent u ook niet eerlijk geweest over de amplificatie daarvan, terwijl het «opvoeren» van deze cycle threshold een aanzienlijk verschil heeft gemaakt in de hoogte van de coronacijfers?
Ik heb de Eerste Kamer meermaals volledig geïnformeerd over de onderbouwing van het testbeleid. Hierbij heb ik de relevantie van Ct-waarden en het gebruik van deze parameter bij het nemen van landelijke maatregelen toegelicht. Ook heb ik steeds aangegeven dat het testbeleid zijn basis vond in de (openbare en onafhankelijke) adviezen van het OMT en onderliggende wetenschappelijke studies.2
Kunt u uitleggen waarom u tegen de wetenschappelijke consensus bent ingegaan die stelt dat een cycle threshold hoger dan 38 eigenlijk per definitie zorgt voor onbetrouwbare testresultaten? Kunt u deze keuze gefundeerd, medisch-wetenschappelijk, onderbouwen?
Er is geen wetenschappelijke consensus dat een Ct-waarde hoger dan 38 zorgt voor onbetrouwbare testresultaten.
Hoe rijmt u de informatie die blijkt uit vrijgegeven Wob-documenten, onder andere met betrekking tot een uitbraak in Boxtel, waarin staat dat de hoge Ct-waarden waardoor positieve uitslagen werden gegenereerd betekenden dat er dus nauwelijks besmettelijkheid was, met de manier waarop de coronacijfers zijn gecommuniceerd en met hoe u als Minister de beide Kamers hebt geïnformeerd? Waarom hebt u bewust onjuiste en misleidende informatie verstrekt?
Bovenstaande stelling suggereert dat Ct-waarden absolute waarden zijn, die op zichzelf staand waardevol zijn. Dit is incorrect.
Was de Nederlandse overheid zich er vanaf het begin van de coronacrisis van bewust dat de Ct-waarde die werd gehanteerd bij de PCR-test voor het coronavirus (vaak) (veel) te hoog was? Zo ja, wie wisten dat en wat is er met deze informatie gedaan? Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen door te gaan met deze manier van dataverzameling, terwijl dit niet wetenschappelijk juist en verantwoord was?
Het kabinet heeft bij de interpretatie geen rol. De interpretatie van een PCR-test wordt door experts op het gebied van diagnostiek en virologie gemaakt.
Was het OMT ervan op de hoogte dat Ct-waarden (vaak) (veel) te hoog waren en wat is hierover besproken in overleggen?
De suggestie dat Ct waarden (vaak) (veel) te hoog waren klopt niet.
Indien een lagere Ct-waarde was aangehouden bij de PCR-testen voor het coronavirus, hoeveel lager waren de coronacijfers dan geweest? Kunt u hiervan een berekening maken, voor alle vermeende «golven» die Nederland heeft doorgemaakt?
Zie antwoord vraag 5 en 6.
Gebaseerd op de correctie gevraagd in bovenstaande vraag, wat voor verschil had dit gemaakt voor het coronabeleid en de maatregelen die zouden zijn genomen? Was Nederland dan nog steeds meermaals in lockdown gegaan en waren andere verregaande maatregelen, zoals de mondkapjesplicht, de schoolsluitingen en de avondklok, dan ook ingevoerd? Zo nee, moeten wij dan dus concluderen dat Nederland een hele hoop maatregelen bespaard was gebleven als de PCR-testen op de juiste manier waren uitgevoerd en/of geïnterpreteerd?
Zie antwoorden op vragen 4 tot en met 6.
Waarom heeft het kabinet er bewust voor gekozen Nederland een hele hoop schade te berokkenen door maatregelen in te voeren die, gebaseerd op de werkelijke data, indien deze juist zou zijn geïnterpreteerd, dus helemaal niet nodig waren? Kunt u beargumenteren waarom deze keuze is gemaakt?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u inzichtelijk maken welke Ct-waarden tijdens de coronacrisis wanneer zijn gehanteerd en of dat bij ieder testcentrum/ziekenhuis en tijdens iedere golf hetzelfde was? Kunt u vervolgens ook verklaren wat hiervoor de overwegingen waren en wie daarvoor verantwoordelijk waren?
Zie antwoord op vraag 6.
Zijn voor gevaccineerde en ongevaccineerde mensen dezelfde Ct-waarden gehanteerd? En hoe zit dit bij (gevaccineerd) zorgpersoneel? Hoe kan het dat er, bijvoorbeeld, in het Radboud UMC, grotendeels gevaccineerd zorgpersoneel al positief getest werd bij zeer lage Ct-waarden? En wat betekent dit voor de effectiviteit van de coronavaccins, aangezien gevaccineerde mensen dus potentieel in sommige gevallen misschien wel veel besmettelijker waren/zijn dan ongevaccineerde mensen, die pas positief testen bij een (veel) te hoge Ct-waarde?
De Ct-waarde van een positieve test zegt niets over hoe besmettelijk een persoon is. Er is dan ook geen verband met de vaccineffectiviteit tegen transmissie.
Waarom bent u tijdens de debatten over de wijziging van de Wet publieke gezondheidszorg Wpg) niet duidelijk en transparant geweest over deze bevindingen en deze data, terwijl dit een groot verschil had kunnen maken in de legitimiteit van het opnemen van de coronamaatregelen in deze wet?
Ik heb beide Kamers steeds juist en volledig geïnformeerd over de irrelevantie van Ct-waarden voor het nemen van maatregelen in de covid-crisis. Zie mijn antwoord op vragen 3 tot en met 6.
Welke Ct-waarden worden op dit moment gehanteerd bij coronatesten en hoe gaat de coronatestdata de komende tijd geïnterpreteerd en getoetst worden?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.
Brieven die professor Klaus Schwab heeft verzonden naar de premier |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kan de Kamer (ook) het antwoord ontvangen dat (eventueel) is verstuurd door (of namens) u in reactie op de vier brieven die professor Klaus Schwab heeft verzonden naar u en die op 12 juni 2023 (2023D25508) zijn verstuurd naar de Kamer?
Ja, in de bijlage vindt u de (in)formele antwoorden die door of namens mij aan de heer Schwab of het WEF zijn gestuurd.
Het informeren van de Kamer over de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het correct dat u samen met Minister Kaag – namens de Nederlandse regering en dus niet op persoonlijke titel – deelnam aan de Bilderbergconferentie afgelopen mei in Lissabon? Ja of nee? Zo nee, waarom komen de reis- en verblijfskosten dan voor rekening van het Rijk?
Ik nam deel aan de Bilderbergconferentie als Minister-President. Minister Kaag nam deel als Minister van Financiën.
Zo ja, waarom weigert u in reactie op eerdere Kamervragen (2023D26356) de Kamer te informeren over de standpunten die door u samen met Minister Kaag namens Nederland zijn ingebracht tijdens deze conferentie?
Zoals beschreven in de beantwoording op Kamervragen (d.d. 15 juni 2023, 2023Z08885) biedt de Bilderbergconferentie een informele setting voor dialoog over actuele geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s. Er worden geen regeringsstandpunten ingebracht.
Is het correct dat de Chatham House Rules enerzijds stellen dat de identiteit van de sprekers niet openbaar gemaakt mag worden, maar anderzijds ook stellen dat participanten de ontvangen informatie vrij mogen gebruiken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dit is een correcte weergave van de Chatham House Rule.
Kunt u exact aangeven welke regel of afspraak het voor u en Minister Kaag onmogelijk maakt de standpunten die tijdens de Bilderbergconferentie zijn verwoord door u beiden en namens de Nederlandse regering (en dus ook namens de Nederlandse bevolking) openbaar te maken?
Tijdens de Bilderbergconferentie worden geen standpunten namens de Nederlandse regering ingebracht.
Is het correct dat u tijdens de wekelijkse persconferentie op vrijdag 16 juni jl. uitspraken van Henry Kissinger op de Bilderbergconferentie over kunstmatige intelligentie heeft geciteerd of geparafraseerd? Kunt u uw antwoord toelichten? Is dit wel of niet een schending van de Chatham House Rules? Zo nee, waarom niet?
Henry Kissinger heeft zich met regelmaat publiekelijk uitgelaten over kunstmatige intelligentie. Dhr. Kissinger schreef hierover meerdere artikelen en is tevens co-auteur van een boek over dit onderwerp.1 Aangezien mijn verwijzing naar de uitspraken van dhr. Kissinger tijdens de wekelijkse persconferentie op vrijdag 16 juni jl. betrekking hadden op standpunten en inzichten die publiek bekend zijn, betreft dit geen schending van de Chatham House Rule.
Zo ja, waarom is het citeren of parafraseren van uitspraken gedaan door Henry Kissinger tijdens de Bilderbergconferentie blijkbaar geen probleem, maar het informeren van de Kamer over de door u en Minister Kaag namens de Nederlandse regering ingebrachte standpunten wel?
Zie de antwoorden op vraag 4 en 5.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar en binnen drie weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn afzonderlijk van elkaar beantwoord. De vragen zijn niet binnen drie weken, maar binnen vier weken beantwoord.
Het artikel 'Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land»?1
Wat vindt u ervan dat Tunesië, het land dat Ursula von der Leyen in juni nog prees als «zeer gewaardeerde partner» van de EU, een delegatie van het Europees Parlement weigert toegang te geven tot het land?
Kan Tunesië nog als betrouwbare partner gezien worden, als het democratische verkozen vertegenwoordigers uit de EU de toegang tot het land ontzegt? Kunt u hierop reflecteren?
Welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband nemen om deze actie van Tunesië publiekelijk af te keuren?
Kunt u reflecteren op de vraag hoe Nederland en Europa zaken kunnen doen met een dictator, die de democratisch gekozen vertegenwoordigers de toegang tot het land ontzegt en die de daarmee al wankele diplomatieke relaties verder onder druk zet?
Wat zijn volgens u de gevolgen voor het imago van de Europese Unie als dit zonder reactie blijft?
Welk signaal geven Nederland en de EU hiermee af naar Kais Saied over wat zij zullen laten passeren als het aankomt op compromissen inzake democratie en mensenrechten?
Waar ligt voor u de rode lijn om de samenwerking stop te zetten?
Kunt u deze vragen één voor één, los van elkaar, beantwoorden?
Het artikel ‘Yesilgöz: verdedigen dwangwet door Van der Burg ’niet ongeloofwaardig’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Yesilgöz: verdedigen dwangwet door Van der Burg «niet ongeloofwaardig»»?1
Wordt de spreidingswet door het voltallige kabinet, dus door alle bewindslieden, gesteund?
Geldt dit, voor alle duidelijkheid, ook voor de Minister van Justitie en Veiligheid?
In hoeverre is het staatsrechtelijk legitiem dat een Minister (of Staatssecretaris) zich schaart achter de spreidingswet, maar als lijsttrekker (of kandidaat Tweede Kamerlid) de spreidingswet bekritiseert?
Vindt u het staatsrechtelijk zuiver wanneer een bewindspersoon aanblijft en zich tegelijkertijd kandideert voor de Tweede Kamerverkiezingen terwijl die twee rollen elkaar inhoudelijk publiekelijk bijten inzake een cruciaal dossier waarmee de bewindspersoon in kwestie zich bezighoudt? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u voornemens stappen te zetten om deze situatie te herstellen en zo ja, welke?
Bent u het eens met de stelling dat het voor kiezers onbegrijpelijk is wanneer één en dezelfde persoon als Minister (of Staatssecretaris) de spreidingswet verdedigt, maar als lijsttrekker (of kandidaat-Tweede Kamerlid) diezelfde spreidingswet bekritiseert? Zo nee, waarom niet?
Gezien de aanstaande verkiezingen en de duidelijkheid die voor de kiezer geboden is, kan de Minister-President de vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Het verkeerd informeren van de Eerste Kamer over de PCR-test tijdens de coronacrisis |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving1 aangaande uw rol in het informeren van de Eerste Kamer over de interpretatie van polymerase chain reaction (PCR)-testen voor het inventariseren van geïnfecteerde en besmette mensen tijdens de coronacrisis?
Ja.
Waarom heeft u de PCR-data die is gebruikt voor het bepalen van de coronacijfers afgedaan als «irrelevant», terwijl deze data en de manier waarop die is gebruikt juist cruciaal zijn geweest voor het bepalen van de ernst van de pandemie en daarmee dus ook voor het beleid en de maatregelen die daarop gebaseerd werden?
Ik heb de PCR-data nooit irrelevant genoemd. Er is bij de besluitvorming over beleid en maatregelen steeds gebruik gemaakt van beschikbare wetenschappelijke data. Het aantal positieve PCR-testen is een van de databronnen die hierbij is meegewogen.
Waarom heeft u de Eerste Kamer niet volledig en juist geïnformeerd over de cycle threshold (Ct) die is gebruikt om te bepalen of iemand al dan niet een actieve coronabesmetting had en/of besmettelijk was? En waarom bent u ook niet eerlijk geweest over de amplificatie daarvan, terwijl het «opvoeren» van deze cycle threshold een aanzienlijk verschil heeft gemaakt in de hoogte van de coronacijfers?
Ik heb de Eerste Kamer meermaals volledig geïnformeerd over de onderbouwing van het testbeleid. Hierbij heb ik de relevantie van Ct-waarden en het gebruik van deze parameter bij het nemen van landelijke maatregelen toegelicht. Ook heb ik steeds aangegeven dat het testbeleid zijn basis vond in de (openbare en onafhankelijke) adviezen van het OMT en onderliggende wetenschappelijke studies.2
Kunt u uitleggen waarom u tegen de wetenschappelijke consensus bent ingegaan die stelt dat een cycle threshold hoger dan 38 eigenlijk per definitie zorgt voor onbetrouwbare testresultaten? Kunt u deze keuze gefundeerd, medisch-wetenschappelijk, onderbouwen?
Er is geen wetenschappelijke consensus dat een Ct-waarde hoger dan 38 zorgt voor onbetrouwbare testresultaten.
Hoe rijmt u de informatie die blijkt uit vrijgegeven Wob-documenten, onder andere met betrekking tot een uitbraak in Boxtel, waarin staat dat de hoge Ct-waarden waardoor positieve uitslagen werden gegenereerd betekenden dat er dus nauwelijks besmettelijkheid was, met de manier waarop de coronacijfers zijn gecommuniceerd en met hoe u als Minister de beide Kamers hebt geïnformeerd? Waarom hebt u bewust onjuiste en misleidende informatie verstrekt?
Bovenstaande stelling suggereert dat Ct-waarden absolute waarden zijn, die op zichzelf staand waardevol zijn. Dit is incorrect.
Was de Nederlandse overheid zich er vanaf het begin van de coronacrisis van bewust dat de Ct-waarde die werd gehanteerd bij de PCR-test voor het coronavirus (vaak) (veel) te hoog was? Zo ja, wie wisten dat en wat is er met deze informatie gedaan? Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen door te gaan met deze manier van dataverzameling, terwijl dit niet wetenschappelijk juist en verantwoord was?
Het kabinet heeft bij de interpretatie geen rol. De interpretatie van een PCR-test wordt door experts op het gebied van diagnostiek en virologie gemaakt.
Was het OMT ervan op de hoogte dat Ct-waarden (vaak) (veel) te hoog waren en wat is hierover besproken in overleggen?
De suggestie dat Ct waarden (vaak) (veel) te hoog waren klopt niet.
Indien een lagere Ct-waarde was aangehouden bij de PCR-testen voor het coronavirus, hoeveel lager waren de coronacijfers dan geweest? Kunt u hiervan een berekening maken, voor alle vermeende «golven» die Nederland heeft doorgemaakt?
Zie antwoord vraag 5 en 6.
Gebaseerd op de correctie gevraagd in bovenstaande vraag, wat voor verschil had dit gemaakt voor het coronabeleid en de maatregelen die zouden zijn genomen? Was Nederland dan nog steeds meermaals in lockdown gegaan en waren andere verregaande maatregelen, zoals de mondkapjesplicht, de schoolsluitingen en de avondklok, dan ook ingevoerd? Zo nee, moeten wij dan dus concluderen dat Nederland een hele hoop maatregelen bespaard was gebleven als de PCR-testen op de juiste manier waren uitgevoerd en/of geïnterpreteerd?
Zie antwoorden op vragen 4 tot en met 6.
Waarom heeft het kabinet er bewust voor gekozen Nederland een hele hoop schade te berokkenen door maatregelen in te voeren die, gebaseerd op de werkelijke data, indien deze juist zou zijn geïnterpreteerd, dus helemaal niet nodig waren? Kunt u beargumenteren waarom deze keuze is gemaakt?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u inzichtelijk maken welke Ct-waarden tijdens de coronacrisis wanneer zijn gehanteerd en of dat bij ieder testcentrum/ziekenhuis en tijdens iedere golf hetzelfde was? Kunt u vervolgens ook verklaren wat hiervoor de overwegingen waren en wie daarvoor verantwoordelijk waren?
Zie antwoord op vraag 6.
Zijn voor gevaccineerde en ongevaccineerde mensen dezelfde Ct-waarden gehanteerd? En hoe zit dit bij (gevaccineerd) zorgpersoneel? Hoe kan het dat er, bijvoorbeeld, in het Radboud UMC, grotendeels gevaccineerd zorgpersoneel al positief getest werd bij zeer lage Ct-waarden? En wat betekent dit voor de effectiviteit van de coronavaccins, aangezien gevaccineerde mensen dus potentieel in sommige gevallen misschien wel veel besmettelijker waren/zijn dan ongevaccineerde mensen, die pas positief testen bij een (veel) te hoge Ct-waarde?
De Ct-waarde van een positieve test zegt niets over hoe besmettelijk een persoon is. Er is dan ook geen verband met de vaccineffectiviteit tegen transmissie.
Waarom bent u tijdens de debatten over de wijziging van de Wet publieke gezondheidszorg Wpg) niet duidelijk en transparant geweest over deze bevindingen en deze data, terwijl dit een groot verschil had kunnen maken in de legitimiteit van het opnemen van de coronamaatregelen in deze wet?
Ik heb beide Kamers steeds juist en volledig geïnformeerd over de irrelevantie van Ct-waarden voor het nemen van maatregelen in de covid-crisis. Zie mijn antwoord op vragen 3 tot en met 6.
Welke Ct-waarden worden op dit moment gehanteerd bij coronatesten en hoe gaat de coronatestdata de komende tijd geïnterpreteerd en getoetst worden?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Het informeren van de Kamer over de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het correct dat u samen met Minister Kaag – namens de Nederlandse regering en dus niet op persoonlijke titel – deelnam aan de Bilderbergconferentie afgelopen mei in Lissabon? Ja of nee? Zo nee, waarom komen de reis- en verblijfskosten dan voor rekening van het Rijk?
Ik nam deel aan de Bilderbergconferentie als Minister-President. Minister Kaag nam deel als Minister van Financiën.
Zo ja, waarom weigert u in reactie op eerdere Kamervragen (2023D26356) de Kamer te informeren over de standpunten die door u samen met Minister Kaag namens Nederland zijn ingebracht tijdens deze conferentie?
Zoals beschreven in de beantwoording op Kamervragen (d.d. 15 juni 2023, 2023Z08885) biedt de Bilderbergconferentie een informele setting voor dialoog over actuele geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s. Er worden geen regeringsstandpunten ingebracht.
Is het correct dat de Chatham House Rules enerzijds stellen dat de identiteit van de sprekers niet openbaar gemaakt mag worden, maar anderzijds ook stellen dat participanten de ontvangen informatie vrij mogen gebruiken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dit is een correcte weergave van de Chatham House Rule.
Kunt u exact aangeven welke regel of afspraak het voor u en Minister Kaag onmogelijk maakt de standpunten die tijdens de Bilderbergconferentie zijn verwoord door u beiden en namens de Nederlandse regering (en dus ook namens de Nederlandse bevolking) openbaar te maken?
Tijdens de Bilderbergconferentie worden geen standpunten namens de Nederlandse regering ingebracht.
Is het correct dat u tijdens de wekelijkse persconferentie op vrijdag 16 juni jl. uitspraken van Henry Kissinger op de Bilderbergconferentie over kunstmatige intelligentie heeft geciteerd of geparafraseerd? Kunt u uw antwoord toelichten? Is dit wel of niet een schending van de Chatham House Rules? Zo nee, waarom niet?
Henry Kissinger heeft zich met regelmaat publiekelijk uitgelaten over kunstmatige intelligentie. Dhr. Kissinger schreef hierover meerdere artikelen en is tevens co-auteur van een boek over dit onderwerp.1 Aangezien mijn verwijzing naar de uitspraken van dhr. Kissinger tijdens de wekelijkse persconferentie op vrijdag 16 juni jl. betrekking hadden op standpunten en inzichten die publiek bekend zijn, betreft dit geen schending van de Chatham House Rule.
Zo ja, waarom is het citeren of parafraseren van uitspraken gedaan door Henry Kissinger tijdens de Bilderbergconferentie blijkbaar geen probleem, maar het informeren van de Kamer over de door u en Minister Kaag namens de Nederlandse regering ingebrachte standpunten wel?
Zie de antwoorden op vraag 4 en 5.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar en binnen drie weken beantwoorden?
De Kamervragen zijn afzonderlijk van elkaar beantwoord. De vragen zijn niet binnen drie weken, maar binnen vier weken beantwoord.
Brieven die professor Klaus Schwab heeft verzonden naar de premier |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kan de Kamer (ook) het antwoord ontvangen dat (eventueel) is verstuurd door (of namens) u in reactie op de vier brieven die professor Klaus Schwab heeft verzonden naar u en die op 12 juni 2023 (2023D25508) zijn verstuurd naar de Kamer?
Ja, in de bijlage vindt u de (in)formele antwoorden die door of namens mij aan de heer Schwab of het WEF zijn gestuurd.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.
Een Wob/Woo verzoek uit januari 2021 naar de reactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt), Renske Leijten (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u meer dan twee jaar geleden een zeer specifiek Wob-verzoek ontvangen heeft met de volgende strekking: a. alle conceptversies van de Kamerbrief met de reactie van het kabinet op het rapport «Ongekend onrecht» en b. van het nieuwsbericht getiteld «Kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» dat is gepubliceerd op rijksoverheid.nl over de periode van 3 januari 2021 tot en met 18 januari 2021; en c. de redeneerlijnen, Q&A's, en memo's met betrekking tot de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» over de periode van 10 januari 2021 tot en met 18 januari 2021.
Ja, dit Wob-verzoek is op 18 januari 2021 bij het Ministerie van Algemene Zaken ingediend.
Kunt u heel precies aangeven hoe u de afgelopen 2 jaar met dit Wob/Woo-verzoek bent omgesprongen en kunt u elke processtap in een tijdlijn zetten, inclusief overleg, bezwaren, beroepen, ingebreke stellingen, gerechtelijke uitspraken? Wilt u daarbij de reacties van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Algemene Zaken (AZ), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Financiën (Fin), de landsadvocaat en anderen niet vergeten?
Bijgevoegd bij deze Kamerbrief (bijlage 1) is per ministerie (AZ, BZK, EZK, Fin en SZW) een zo volledig mogelijke tijdlijn van dit Wob/Woo-verzoek opgenomen, zoals deze is doorgekregen vanuit de betrokken departementen. Daarbij merk ik op dat de overzichten zo zorgvuldig mogelijk zijn opgesteld, maar gelet op de hoeveelheid procedures en de korte beantwoordingstermijn kan een eventuele omissie niet volledig worden uitgesloten.
Klopt het dat een van de stappen in dit proces geweest is dat de rechtbank Midden Nederland op 10 juni 2022 het beroep van de indiener gegrond verklaard en het besluit van 15 september 2021 vernietigd1, voor zover daarin is beslist over openbaarmaking van de concepten van de Kamerbrief en voor zover het Wob-verzoek niet is doorgestuurd.
Ja, de rechtbankZ oordeelde: «dat verweerder de drie gevonden concept kamerbrieven die hij wel heeft overgelegd, heeft mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.» Ten aanzien van de andere concepten die (ook) bij andere departementen berusten heeft de rechtbank het besluit van 15 september 2021 vernietigd: «voor zover daarin is beslist over openbaarmaking van de onder hem berustende concepten van de kamerbrief en voor zover hij het Wob-verzoek niet heeft doorgestuurd».
Kunt u die uitspraak en de andere uitspraken van de rechtbank over dit Wob-verzoek aan de Kamer doen toekomen?
Ja, de uitspraak van de rechtbank is gepubliceerd en voor eenieder raadpleegbaar (ECLI:NL:RBMNE:2022:2280). De rechtbank heeft nog geen andere inhoudelijke uitspraken gedaan. Zoals volgt uit het overzicht bij het antwoord op vraag 2 zijn er wel rechterlijke uitspraken inzake beroep niet tijdig beslissen gedaan. U treft de desbetreffende uitspraken als bijlagen (2a t/m 2f) bij deze brief aan.
Herinnert u zich dat u in antwoord op mijn Kamervragen, die gesteld waren op 21 juli 2022 en beantwoord zijn op 15 september 2022 een lijst stuurde met in behandeling zijnde Wob/Woo-verzoeken bij het Ministerie van Algemene Zaken per 16/6/2023 en dat het oudste verzoek daarop 373 dagen oud was?
Ja.
Waarom stond dit Woo-verzoek niet op de lijst?
Er was op dat moment al beslist op het verzoek (zie daarvoor de tijdlijn van het Ministerie van Algemene Zaken bij het antwoord op vraag 2).
Kunt u een herziene lijst sturen?
Als aangegeven bij het antwoord op vraag 6 stond het verzoek terecht niet op de lijst. Er wordt dan ook geen reden gezien om een herziene lijst op te stellen.
Herinnert u zich dat vraag 13 van deze vragenset, die gericht was aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Algemene Zaken luidde: «Bent u bereid ervoor te zorgen dat voor 1 september aanstaande een besluit genomen wordt en stukken gepubliceerd worden op alle Wob-besluiten, waarop u volgens de rechter een besluit moet nemen?»2
Ja.
Herinnert u zich dat het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken luidde: «Er zijn op dit moment binnen mijn Ministerie geen besluiten in behandeling waarop volgens de rechter binnen een daartoe gestelde termijn een besluit moet worden genomen.»?
Ja.
Kunt u verklaren waarom dit verzoek niet vermeld is bij dat antwoord? Zijn er nog meer Woo-verzoeken die aan de Kamer gemeld hadden moeten worden?
Dit verzoek is niet vermeld bij dat antwoord omdat het in eerste instantie niet was ingediend bij mijn ministerie. Het gaat hierbij om een zaak van het Ministerie van Algemene Zaken. De rechter heeft daarbij de verweerder (het Ministerie van Algemene Zaken) opgedragen om binnen zes weken een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaarschrift en het Wob-verzoek door te sturen naar de ministeries waar volgens hem ook nog concepten berusten van de Kamerbrief. Aanvullend merk ik op dat in de beantwoording van genoemde vragenset werd gedoeld op verzoeken waarbij de rechter het bestuursorgaan een termijn en dwangsom heeft opgelegd wegens het niet tijdig beslissen op een verzoek, de zogeheten beroepen fictief. Dit volgt ook uit de vragen 6 t/m 8 van diezelfde vragenset waarbij ook gevraagd werd naar dit soort uitspraken. Bij deze specifieke uitspraak gaat het echter niet om een beroep fictief wegens niet tijdig beslissen, maar om een inhoudelijk beroep. De rechter heeft in de betreffende uitspraak ook geen dwangsom wegens het niet tijdig beslissen opgelegd. Om deze redenen is dit verzoek niet bij het antwoord op vraag 13 van de genoemde vragenset vermeld.
Kunt u een inventarislijst die bij dit Woo-verzoek hoort, openbaar maken en alle stukken die daarop staan aan de Kamer doen toekomen (verzoek onder artikel 68 Grondwet)?
Waar er in een besluit een inventarislijst is opgesteld is deze tegelijkertijd met het besluit gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor de stukken. Ten aanzien van de concepten van de kabinetsreactie merk ik op dat deze niet openbaar zijn gemaakt en ook niet aan uw Kamer worden verstrekt. Voor concepten van dergelijke brieven geldt – evenals concepten van andere stukken – dat zij in beginsel niet worden verstrekt. In de fase waarin een ambtelijk advies nog vorm moet krijgen, moet er ambtelijk ruimte zijn om in vertrouwelijkheid concepten en gedachten met elkaar uit te wisselen. Het is daarbij niet in het belang van een ordentelijk verloop van het parlementaire proces dat er een publiek debat plaatsvindt over onvoldragen documenten, zeker wanneer deze de bewindspersonen niet hebben bereikt. Bovendien geldt dat uw Kamer aan het einde van een besluitvormingsproces goed geïnformeerd moet worden over de achterliggende gedachten. Primair moeten die overwegingen onderdeel zijn van de aan uw Kamer gerichte brieven en andere documenten3.
Klopt het dat er Wob/Woo-verzoeken gedaan zijn naar de afhandeling van dit Wob/Woo-verzoek? Zo ja, wanneer zijn die gedaan en bij wie?
Ja, indien van toepassing volgt dit uit het overzicht bij het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven waar het besluit van het Ministerie van Algemene Zaken over het Woo-verzoek naar de afhandeling van het Woo-verzoek gepubliceerd is? Indien het niet gepubliceerd is, waarom is het dan niet gepubliceerd en kunt het u het aan de Kamer doen toekomen?
Ja, dit besluit is gepubliceerd op rijksoverheid.nl en daarmee voor eenieder vindbaar en raadpleegbaar (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/woo-besluiten/2023/02/15/besluit-op-woo-verzoek-over-uitvoering-uitspraak-betreffende-wob-procedure-ongekend-onrecht).
Kunt u ook de andere Woo-verzoeken daarover publiceren?
Ja, hieronder zijn de links opgenomen naar de besluiten van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken en Klimaat op de andere Woo-verzoeken naar de afhandeling van het Woo-verzoek.
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/woo-besluiten/2022/10/24/besluit-op-woo-verzoek-over-kabinetsreactie-ongekend-onrecht.
Economische Zaken en Klimaat:
Hoe beoordeelt u de gang van zaken in de afhandeling van het Woo-verzoek?
In algemene zin betreur ik dat de verzoeken – waar van toepassing – niet binnen de wettelijke termijnen zijn afgehandeld. Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van de afhandeling van het Woo-verzoek als ingediend bij het Ministerie van AZ wijs ik erop dat deze op dit moment onder de rechter ligt. De rechtbank geeft een oordeel over de wijze van afhandeling van het verzoek.
Kunt u deze vragen voor 22 mei 12.00 uur beantwoorden i.v.m. de commissiedebatten op 23 en 24 mei over de afhandeling van «Ongekend Onrecht» en over de Woo? Indien u een of twee vragen niet kunt beantwoorden voor dat tijdstip, kunt u dan de andere antwoorden wel voor genoemd tijdstip naar de Kamer sturen en aangeven waarom de overige vragen niet tijdig beantwoord konden worden?
Ja.
Het aanhoudende gebrek aan de politieke keuzes die nodig zijn om de klimaat- en natuurcrisis te bestrijden |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kun u zich voorstellen dat ontzettend veel mensen zich grote zorgen maken over de klimaatcrisis? Heeft u begrip voor hun wanhoop en boosheid, aangezien het Nederlandse kabinet volstrekt te weinig doet om de klimaatcrisis te bestrijden, terwijl tegelijkertijd de klimaatcrisis steeds ernstiger en onomkeerbare vormen aanneemt?1, 2
Het kabinet heeft begrip voor de zorgen van mensen en deelt deze ook. Het laatste IPCC rapport benadrukt nogmaals dat de klimaatcrisis een zeer urgent probleem is en dat we wereldwijd nog te kort schieten om klimaatverandering te beperken tot 1,5 graden opwarming.
De EU en Nederland dragen bij aan de oplossing van het probleem met de ambitieuze, vastgelegde doelen voor 2030 en 2050 en de daarbij behorende maatregelen. Hiermee nemen we onze verantwoordelijkheid en leveren een bijdrage die een stap verder gaat dan dat wat volgens de IPCC wereldwijd gemiddeld nodig is voor een klimaatneutrale samenleving in 2050.
Om te garanderen dat we op koers liggen om de klimaatdoelen te halen, hanteren we een jaarlijkse klimaatwetcyclus op basis van de Klimaatwet. PBL heeft geconstateerd dat we nog niet op koers liggen, daarom zijn er bij voorjaarsnota aanvullende maatregelen aangekondigd waarmee we het doel naar verwachting realiseren.
Wat zegt u tegen burgers en wetenschappers die het Nederlandse kabinet er terecht op aanspreken dat de klimaatdoelen die Nederland zichzelf heeft gesteld niet eens voldoende zijn om zich aan de belofte te houden die Nederland zelf heeft gemaakt met de ondertekening van het Klimaatakkoord van Parijs?3
Zie het antwoord bij vraag 1.
Heeft u gezien dat Nederlandse klimaatwetenschappers al ontzettend lang pleiten voor veel meer actie, maar dat zij het gevoel hebben dat het kabinet hun oproepen telkens naast zich neerlegt?4 Wat wilt u tegen deze wetenschappers zeggen?
Het beleid van het kabinet, zoals dat nationaal en in Europees kader is vastgesteld, is nadrukkelijk gebaseerd op de inzichten van wetenschappers zoals die in rapporten van het IPCC zijn verwoord. Om de rol van de wetenschap verder te versterken is ook de Wetenschappelijke Klimaatraad ingesteld, waarin Nederlandse wetenschappers het kabinet gevraagd en ongevraagd van wetenschappelijk onderbouwd advies voorzien.
Erkent u dat de belangrijkste verantwoordelijkheid van het Nederlandse kabinet het beschermen van het welzijn en de gezondheid van de eigen burgers is? Erkent u dat wanneer de aarde steeds verder opwarmt, u deze verantwoordelijkheid niet meer kunt waarmaken?
Het kabinet neemt zijn verantwoordelijkheid door een substantiële bijdrage te leveren aan de oplossing van het mondiale klimaatvraagstuk, zowel voor de gezondheid en het welzijn van de huidige als toekomstige generaties. Zie ook antwoord op vraag 1.
Heeft u er spijt van dat u de ernst van de klimaatcrisis jarenlang heeft gebagatelliseerd?5 Erkent u dat draagvlak creëren voor stevige klimaatmaatregelen begint met het schetsen van het eerlijke verhaal over het bovengemiddelde aandeel van Nederland in de klimaatcrisis6 en de ernst van de gevolgen voor huidige en toekomstige generaties Nederlanders?7
Het kabinet neemt de klimaatcrisis zeer serieus. Zoals reeds in antwoord op vraag 1 opgemerkt dragen de EU en Nederland bij aan de oplossing van het probleem met de ambitieuze, vastgelegde doelen voor 2030 en 2050, en de daarbij behorende maatregelen. In het coalitieakkoord heeft het kabinet Rutte IV een ambitieuze inzet geformuleerd op het klimaatbeleid, waarvoor in totaal € 35 miljard is gereserveerd in het Klimaatfonds.
Heeft u door dat niet alleen de klimaatcrisis een groot risico is voor het leefbaar houden van de aarde, maar dat hetzelfde ook geldt voor de natuurcrisis?8 Kunt u toelichten hoe vanuit de wetenschap gewezen wordt op de relatie tussen de klimaat- en de natuurcrisis, dat deze crises in essentie met elkaar samenhangen en dat wanneer de natuurcrisis effectief bestreden wordt, we daarmee ook klimaatcrisis bestrijden?9
Het kabinet is zich bewust dat klimaatverandering en biodiversiteitsverlies twee zeer grote uitdagingen van deze tijd en twee kanten van dezelfde medaille zijn. Het beschermen van biodiversiteit en ecosystemen is van fundamenteel belang. Naast dat gezonde ecosystemen koolstof kunnen vastleggen en vasthouden bieden zij veerkracht tegen klimaatverandering, terwijl klimaatverandering de habitats van soorten aantast en een belangrijke oorzaak is van het verlies aan biodiversiteit. Klimaatverandering en biodiversiteitsverlies hebben ook dezelfde grondoorzaken die verband houden met niet-duurzame consumptie- en productiewijzen. Met het verlies aan biodiversiteit verliezen we niet alleen de natuur, maar ook een deel van onze beste verdediging tegen klimaatverandering. Dit blijkt ook uit recente IPCC en IPBES-rapporten.
Heeft u door dat naast enorme fossiele industrie ook de wereldwijde veehouderij voor een heel groot deel verantwoordelijk is voor de uitstoot van broeikasgassen?10 Bent u ervan op de hoogte dat Frankrijk op dit moment van het jaar al met enorm droogte kampt en dat Franse boeren de noodklok luiden?11 Heeft u eigenlijk door dat dit soort problemen steeds vaker, ook in Nederland, zullen voorkomen?
Het kabinet is zich bewust dat ook de uitstoot van broeikasgassen uit landbouw en voedselsystemen wereldwijd bijdragen aan klimaatverandering. Deze zijn deels afkomstig uit de veehouderij, maar ook uit ontbossing voor nieuwe landbouwgrond. Landbouw en voedselsystemen wereldwijd worden tevens getroffen door de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatverandering heeft onder andere (extreme) droogte, wateroverlast en verzilting tot gevolg. Ook Europa en Nederland hebben met deze gevolgen te maken. Om die reden ondersteunen en stimuleren we in Nederland agrariërs, mede-overheden en ketenpartijen om de land- en tuinbouw weerbaarder te maken met onder meer het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw. We passen daarbij de drie adaptatiestrategieën gericht op optimaliseren, meebewegen en transformeren toe. In debrief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan uw Kamer van 7 juli 202212 bent u geïnformeerd over de inzet voor een klimaatadaptieve landbouw in de komende vier jaar (2023–2027).
Erkent u dat op een aarde die steeds verder opwarmt de landbouw als een van de eerste sectoren zwaar zal worden getroffen, onder meer omdat door droogte en verwoestijning steeds minder plekken geschikt zullen zijn voor het verbouwen van voedsel, waardoor voedseltekorten zullen oplopen en voedselprijzen zullen stijgen? Begrijpt u dat dit mogelijk tot grote migratiestromen kan leiden?
Het kabinet is bekend met het feit dat de landbouw getroffen wordt door de gevolgen van klimaatverandering en maakt zich hier zorgen over. Zoals de recente IPCC rapporten aangeven zorgt klimaatverandering in sommige regio’s voor een verminderde voedselproductie en worden miljoenen mensen blootgesteld aan acute voedselonzekerheid en verminderde waterzekerheid door toenemende weer- en klimaatextremen. Elke toename van de opwarming van de aarde zal de risico’s vergroten. Of klimaat gerelateerde voedselonzekerheid op zichzelf tot grote migratiestromen leidt, is afhankelijk van de lokale context en responsmechanismen, in samenhang met andere factoren die mensen doen beslissen om hun woongebied al dan niet te verlaten.
Bent u persoonlijk bezorgd over de steeds groter wordende klimaatcrisis? Voelt u – even los van uw politieke verantwoordelijkheid – de dreiging van de klimaat- en natuurcrisis als iets dat u in uw persoonlijke leven ook echt kan raken? Kunt u daarop reflecteren?
Het kabinet neemt de klimaatcrisis zeer serieus. De gevolgen ervan raken iedereen in Nederland (en daarbuiten) en zijn ook in onze omgeving merkbaar. De Minister-President en ik beantwoorden deze Kamervragen vanuit onze formele rol en niet vanuit de persoonlijke levenssfeer.
Het weerbaar maken van onze democratie tegen heimelijke (politieke) beïnvloeding |
|
Joost Sneller (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het concept van «dark money»? Deelt u de mening dat (financiële steun voor) lobby’s en acties met als doel politieke campagnes en/of wetgevingsprocessen te beïnvloeden zoveel mogelijk transparant dienen te worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Contacten tussen bewindspersonen en derden zijn voor een ieder kenbaar door de openbare agenda’s van Ministers en Staatssecretarissen. Voorts wordt in de consultatieparagraaf van memories van toelichting bij wetsvoorstellen aangegeven hoe inbreng van derden van invloed is geweest op de totstandkoming van het wetsvoorstel zoals dat bij de Tweede Kamer wordt ingediend. In lijn hiermee is in de recent vastgestelde gedragscode integriteit bewindspersonen een bepaling opgenomen over transparantie over contacten met derden. Het kabinet zet zich ervoor in om deze transparantie verder te vergroten.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat in aanloop naar wetgeving een onbekende organisatie financiële steun heeft gegeven aan een andere organisatie om (door middel van advertenties/reclames) een campagne te voeren om wetgeving te beïnvloeden?1 Acht u het bestaan van deze mogelijkheid onwenselijk?
Het is belangrijk dat iedereen kan deelnemen aan onze democratie. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het voeren van campagne over onderwerpen die belangrijk zijn voor inwoners en hun vertegenwoordigers in het parlement. Daarbij vind ik het van belang dat dit transparant gebeurt zodat inwoners, maar ook parlementsleden, weten wie achter deze boodschap zit. Dit is dan ook een van de redenen waarom in Europees verband op dit moment wordt onderhandeld over de verordening transparantie en gerichte politieke reclame. Hiermee worden aanvullende transparantieverplichtingen opgelegd rondom politieke reclame. Daaronder wordt verstaan politieke reclame in brede zin welke erop gericht is om het resultaat van verkiezingen of een referendum te beïnvloeden, het stemgedrag of een wet- of regelgevend proces op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau.
Een uitgangspunt van het wetgevingsproces is dat Kamerleden zonder last spreken in een openbaar wetgevingsproces; vanaf het moment dat een wetsvoorstel ingediend wordt bij het parlement is de schriftelijke en mondelinge gedachtewisseling daaromtrent openbaar. Politieke partijen baseren hun zienswijzen en standpunten op informatie die zij vanuit diverse bronnen tot zich kunnen nemen. Dit vindt zijn weerslag in de parlementaire stukken. De in het politieke proces gemaakte afwegingen zijn op deze manier voor iedereen inzichtelijk.
Welke transparantieverplichtingen, met betrekking tot de herkomst van de financiering voor advertenties, stelt de Ster momenteel aan adverteerders?
De Ster stelt als vereiste dat de afzender van een campagne duidelijk moet zijn richting de buitenwereld en altijd transparant moet zijn over welke partij bij hen heeft ingekocht. De Ster controleert echter niet wie de campagne heeft gefinancierd. Het is voor Ster ondoenlijk om dat te controleren. Na de inwerkingtreding van de eventueel noodzakelijke implementatiewetgeving m.b.t. de verordening transparantie en gerichte politieke reclame zullen de transparantieverplichtingen die hieruit voorkomen ook van toepassing zijn op de Ster. Over deze verordening wordt op dit moment nog onderhandeld in Europees verband.
Welke transparantieverplichtingen stellen decentrale overheden momenteel aan (de transparantie van) financiering van advertenties in de publieke ruimte zoals abri’s die deze overheden (tegen betaling) ter beschikking stellen?
De wijze waarop decentrale overheden eigen advertentieruimte in de publieke ruimte ter beschikking stellen en of zij dit doen, is aan deze decentrale overheden zelf. Dit is een duidelijk voorbeeld van gemeentelijke en provinciale autonomie waarover zij de rijksoverheid geen verantwoording verschuldigd zijn. Of decentrale overheden daarbij transparantieverplichtingen hanteren is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat alleen het openbaar maken van de opdrachtgever van de reclamespot op de publieke omroep onvoldoende is en dat burgers het recht hebben om te weten wie de reclames financieren op de publieke omroep dan wel in de publieke ruimte met als doel om democratische processen te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?
Waar het gaat om betaalde uitingen zoals commerciële of politieke reclame is van belang dat de ontvanger kan begrijpen namens wie de uiting gedaan wordt. Dit vraagt van commerciële adverteerders maar ook van politieke partijen en maatschappelijke organisaties dat zij hier transparant over zijn. Hiertoe kunnen adverteerders zich aansluiten bij de Reclame Code Commissie.
Op welke wijze kunt u, in navolging van de conclusies uit de Parlementaire ondervraging naar ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland, de transparantieverplichtingen met betrekking tot de herkomst van de financiering van publiekscampagnes met een politieke boodschap op de publieke omroep en in de publieke ruimte beter waarborgen?
In het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Ongewenste Beïnvloeding (POCOB) is geconstateerd dat er sprake is van beïnvloeding van maatschappelijke organisaties in Nederland door of vanuit onvrije landen en dat deze beïnvloeding onder andere plaatsvindt door donaties. Het wetsvoorstel transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) is erop gericht buitenlandse donaties aan in Nederland gevestigde maatschappelijke organisaties transparant te maken. Daartoe krijgen de burgemeester, het Openbaar Ministerie en andere specifiek aangewezen overheidsinstanties onder de in de Wtmo gestelde voorwaarden de bevoegdheid om bij een maatschappelijke organisatie gericht navraag te doen naar buitenlandse giften en, als deze substantieel blijken, verdere navraag te doen naar de persoon van de donateur.2
Als het wetsvoorstel wordt aanvaard door het parlement is dit ook het geval voor zover de financiering van publiekscampagnes met een politieke boodschap op de publieke omroep en in de publieke ruimte onder de reikwijdte van de Wtmo valt. Er moet dan wel sprake zijn van noodzaak voor een dergelijke navraag, in het kader van handhaving van de openbare orde (in het geval van het verrichten van navraag door de burgemeester), of bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel het bestuur naar behoren wordt gevoerd (in het geval van het verrichten van navraag door Openbaar Ministerie). De Wtmo wordt niet van toepassing op politieke partijen, maar hiervoor geldt de Wet financiering politieke partijen.
Wat is uw oordeel over de mogelijkheid voor staatsbedrijven van onvrije landen om te doneren aan Nederlandse ngo’s? Op welke wijze is geregeld dat deze donaties transparant worden gemaakt of is op andere wijze de controle geregeld?2
Er bestaat op zich geen bezwaar tegen donaties aan maatschappelijke organisaties, ongeacht of zij uit het binnen- of buitenland komen. Giften (en ledenbijdragen) vormen vaak de kurk waarop organisaties met volstrekt legitieme doelstellingen drijven. Dat wordt echter anders als gelden toevloeien naar organisaties die bijvoorbeeld (dreigen) in strijd met de wet of de openbare orde (te) handelen.4 Dat is ook onderkend door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in zijn verkennend onderzoek «Filantropie op de grens van overheid en markt». Daarin is aangegeven dat waakzaamheid geboden is voor anti-integratieve en antidemocratische aspecten van filantropie bij niet direct strafbare, maar onwenselijk geachte geldstromen uit «onvrije landen». Daarom is in uw Kamer op dit moment de Wtmo aanhangig, waarmee donaties aan in Nederland gevestigde maatschappelijke organisaties transparant kunnen worden gemaakt. Verder heeft het kabinet in lijn met de motie Becker c.s. (Kamerstukken 35 228, nr.5 van uw Kamer een nota van wijziging bij de Wtmo ingediend met een handhavingsinstrumentarium om in bepaalde omstandigheden in te grijpen bij organisaties.6 Denk hierbij aan het opleggen van dwangsommen, het verbieden van bepaalde donaties of activiteiten en het bevriezen van gelden. Ook is het met de inwerkingtreding van de Evaluatiewet Wet financiering politieke partijen (Wfpp) op 1 januari 2023 voor politieke partijen niet langer mogelijk om giften van niet Nederlandse gevers te ontvangen.
Bent u bekend met de recent opgerichte website «www.geefboerentoekomst.nl»? Kunt u toelichten welke transparantieverplichtingen gelden voor bedrijven, belangenorganisaties, stichtingen en overige rechtspersonen die publiekscampagnes met een politieke boodschap financieren tijdens verkiezingscampagnes?
Ja, ik ben bekend met deze website. Zoals eerder ook gesteld wordt er in Europees verband onderhandeld over de verordening transparantie en gerichte politieke reclame. Uw Kamer is op 19 december 2022 geïnformeerd over de uitkomsten van de onderhandelingen over de Raadspositie tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 2022 (Kamerstukken 21 501–02, nr. 2577). In Annex 1 en 2 van deze Raadspositie staat volledig beschreven aan welke transparantieverplichtingen moet worden voldaan7. Hierbij gaat het in ieder geval op het gebied van het financieringen van politieke reclame om transparantie over hoeveel geld er aan de reclame is uitgegeven en informatie over de bronnen van de middelen die voor de specifieke reclamecampagne worden gebruikt met inbegrip van de voorbereiding, plaatsing, promotie, publicatie en verspreiding van de politieke reclame.
Daarnaast kan in ieder geval een drietal transparantieverplichtingen worden genoemd op het terrein van bestrijding van ongewenste beïnvloeding, witwassen en terrorismefinanciering. Ten eerste moeten op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) transacties worden gemeld aan de Financial Intelligence Unit (FIU) waarbij er aanleiding is om te veronderstellen dat deze verband houden met witwassen of het financieren van terrorisme. Deze meldingen worden gedaan door bijvoorbeeld banken en notarissen en kunnen zien op alle soorten rechtspersonen. Ten tweede heeft het OM op grond van artikel 2:297 lid 1 BW de bevoegdheid om het bestuur van een stichting om inlichtingen te verzoeken. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt als er gegronde verdenking of ernstige twijfel bestaat of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd, dan wel of het bestuur naar behoren wordt gevoerd. Ten derde moet in beginsel iedere juridische entiteit bij de Kamer van Koophandel opgeven wie de uiteindelijk belanghebbende is (ultimate beneficial owner; UBO). Hiervan zijn slechts een beperkt aantal juridische entiteiten uitgezonderd, bijvoorbeeld beursgenoteerde vennootschappen, informele verenigingen die geen onderneming drijven, verenigingen van eigenaars en publiekrechtelijke rechtspersonen. Doel van de transparantie van UBO’s is het voorkomen van misbruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, en daarmee het voorkomen dat personen zich achter ondoorzichtige juridische structuren kunnen verbergen.
De genoemde transparantieverplichtingen zien niet specifiek op rechtspersonen die publiekscampagnes met een politieke boodschap financieren tijdens verkiezingscampagnes, maar hebben zoals gezegd als doel het bestrijden van ongewenste beïnvloeding, witwassen en terrorismefinanciering.
Kunt u toelichten of het ook mogelijk is om vanuit het buitenland initiatieven te financieren die gericht zijn op beïnvloeding van de verkiezingen? Zo ja, op welke wijze wordt gecontroleerd of de financiële geldstromen niet direct of indirect afkomstig zijn uit onvrije landen? Op welke wijze wordt voorkomen dat buitenlandse beïnvloeding van de verkiezingen op deze manier plaatsvindt?
Tijdens onze verkiezingen vindt zowel de stemming als de telling handmatig plaats. De kiezer maakt in het stemhokje zijn keuze bekend met een rood potlood op een papieren stembiljet. De papieren stembiljetten worden vervolgens door de leden van de stembureaus met de hand geteld. Doordat bij dit deel van de verkiezingen geen digitale middelen worden gebruikt, is het niet vatbaar voor digitale inmenging. Bij het optellen van de uitslagen gebruiken gemeenten, hoofdstembureaus en het centraal stembureau de nieuwe versie van de programmatuur die de Kiesraad beschikbaar stelt. Voor het gebruik van deze programmatuur krijgen gemeenten instructies over de manier hoe zij deze moeten gebruiken. Onderdelen daarvan zijn het vier-ogen-principe en het online publiceren van de processen-verbaal van alle stembureaus en de berekende totalen op gemeentelijk niveau. Gemeenten vervullen een centrale rol in het verkiezingsproces. Voorafgaand aan iedere verkiezing worden gemeenten gevraagd te analyseren waar er kwetsbaarheden kunnen zijn in die delen van het verkiezingsproces waar zij een verantwoordelijkheid hebben, en dat zij waar nodig, maatregelen treffen om die kwetsbaarheden te verminderen.
Om de gevolgen van buitenlandse inmenging bij verkiezingen verder zoveel mogelijk te voorkomen wordt door het kabinet ook ingezet op het tegengaan van desinformatie. De recente Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie benadrukt dat het verspreiden van desinformatie een product kan zijn om geld mee te verdienen. Hierbij kan worden gedacht aan het verkopen van een zogeheten botnetwerk. Het kabinet is zich ervan bewust dat het gebruik van desinformatie ook als product kan worden toegepast in Nederland.
Op dit moment is het onder art. 127 Sr strafbaar om met een bedrieglijke handeling ervoor te zorgen dat een stem van een ander van onwaarde wordt, of dat iemand een stem op een andere persoon uitbrengt dan de bedoeling was. Dat betekent dus dat beïnvloeding van het verkiezingsproces door middel van desinformatie strafbaar kan zijn. Hierbij moet wel de causaliteit tussen de desinformatie berichten en, bijvoorbeeld, het ongeldig worden van de stem aangetoond kunnen worden.
De Digital Service Act en de Praktijkcode tegen Desinformatie verplichten hele grote online platformen ook om actie te nemen om risico’s van hun diensten te beperken. Hier valt o.a. de verspreiding van desinformatie onder, zoals ook via nepaccounts/bots. Vanuit de online platformen kan en moet er dus ook meer actie ondernomen worden. Hier zal in de toekomst door de Europese Commissie en het kabinet op toegezien worden.
Acht u het huidige wettelijk kader van de Wet financiering politieke partijen toereikend om deze sluiproute voor financiële steun aan politieke campagnes zonder de bijbehorende limieten of transparantievereisten te blokkeren, en te voorkomen dat beïnvloeding vanuit (onvrije) andere landen op deze wijze plaatsvindt? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens de mogelijkheid om op deze wijze indirect steun aan een partij te verlenen in de Wet op de Politieke Partijen te reguleren?
Zowel de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) als het voorstel voor een Wet op de politieke partijen (Wpp) richten zich op politieke partijen en daaraan gelieerde neveninstellingen. Politieke partijen mogen geen giften ontvangen vanuit het buitenland, dit geldt ook voor giften in natura. Conform de toezegging van de Minister van Binnenlandse Zaken tijdens het tweeminutendebat Bestuurlijke organisatie, democratie en verkiezingen wordt in het kader van de Wpp gewerkt aan een «pentest» om te kijken naar mogelijke omzeilingsroutes rondom financiering van landelijke politieke partijen.
Deelt u de mening dat zolang de Wet op de Politieke Partijen nog niet van kracht is, het wenselijk is om de financiering van non-profit organisaties die publiekscampagnes met een politieke boodschap voeren, strenger te reguleren? Zo ja, kan de Minister aangeven hoe daar concreet invulling aan wordt gegeven?
In de Wpp heb ik, als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het voornemen geuit om transparantie rondom politieke advertenties door politieke partijen te vergroten. Aangezien de Wpp zich richt op politieke partijen en gelieerde neveninstellingen, valt het reguleren van non-profit organisaties niet binnen de reikwijdte van deze wet.
Op dit moment wordt in Europees verband onderhandeld over het voorstel voor een verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame. Met deze verordening wordt ingezet op het vergroten van transparantie rondom politieke reclames, o.a. op het gebied van financiering. Hierbij gaat het volgens de aangenomen Raadspositie ook om reclame welke erop gericht is om het resultaat van verkiezingen of een referendum te beïnvloeden, het stemgedrag of een wet- of regelgevend proces op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau. Binnen de reikwijdte van de verordening zullen dus ook campagnes van non-profit organisaties vallen.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 6 is het zo dat voor zover de bedoelde non-profit organisaties onder de reikwijdte van de Wtmo vallen (politieke partijen worden van die reikwijdte uitgezonderd), wanneer het wetsvoorstel wordt aanvaard door het parlement, het voor de burgemeester en het Openbaar Ministerie mogelijk zal worden gericht navraag te doen naar giften. Er moet dan wel sprake zijn van noodzaak voor een dergelijke navraag. Dit wordt gedaan in het kader van handhaving van de openbare orde (in het geval van de burgemeester), of bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel het bestuur naar behoren wordt gevoerd (in het geval van het Openbaar Ministerie).
Het antwoord dat oud-minister Martin van Rijn verantwoordelijk is voor de mondkapjesdeal waar 100,8 miljoen euro mee verloren ging |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met uw antwoorden op de schriftelijke vragen over wie politiek verantwoordelijk was voor de mondkapjesdeal?1
Ja.
Als oud-minister de heer van Rijn politiek verantwoordelijk was voor de mondkapjesdeal met Relief Goods Alliance (RGA) waarbij 100,8 miljoen euro belastinggeld verloren ging, bent u dan staatsrechtelijk de politiek verantwoordelijke opvolger van Van Rijn? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, wie is dan politiek verantwoordelijke op dit moment?
Nee, als Minister voor Langdurige Zorg en Sport (hierna: LZS) ben ik staatsrechtelijk niet de politiek verantwoordelijke opvolger van de toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: MZS). Uit artikel 42 van de Grondwet vloeit voort dat bewindspersonen verantwoordelijk zijn voor het door hen gevoerde beleid. De ministeriële verantwoordelijkheid is verbonden aan een beleidsterrein en de onderliggende onderwerpen. Conform de afgestemde portefeuilleverdeling van de bewindspersonen van het Ministerie van VWS valt het genees- en hulpmiddelenbeleid – en hiermee ook het beleid betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (hierna: PBM) – onder de Minister van VWS. Als Minister voor LZS ben ik verantwoordelijk voor de coördinatie van de nafase COVID-19 bij het Ministerie van VWS, waaronder het aanvullende onderzoek naar de inkoop van PBM en de voorbereiding van de parlementaire enquête COVID-19.
Klopt het dat de heer van Rijn niet mee heeft gewerkt aan het Deloitte 1 onderzoek? Zo ja, acht u het onderzoek van Deloitte 1, indien hij er niet aan meewerkte, volledig? Zo ja, waarom acht u het onderzoek volledig indien de verantwoordelijk bewindspersoon er zijn medewerking niet aan gaf?
Nee, dat klopt niet. Zoals uit het «Onderzoek inkoop PBM – (deel)Verslag van Handelingen inzake transacties Relief Goods Alliance B.V.» (hierna: het rapport) van Deloitte Forensic and Dispute Services B.V. (hierna: het onderzoeksbureau) blijkt, heeft de toenmalig Minister voor MZS wèl meegewerkt aan het proces van interviews en wederhoor.2 Daarnaast heeft het onderzoeksbureau desgevraagd aan mij bevestigd dat VWS de mailbox en berichtenverkeer van de mobiele telefoon van de toenmalig Minister voor MZS heeft overgedragen aan het onderzoeksbureau. De toenmalig Minister voor MZS heeft geen gebruik gemaakt van persoonlijke folders (persoonlijke map/schijf met bestanden).3
Op basis van welk contact met wie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport concludeerden Van Lienden, Danne en Van Gestel op de avond van 12 april 2022 dat ze miljonairs zouden gaan worden?
In de veronderstelling dat uw vraag betrekking heeft op randnummer 645 uit het rapport, merk ik het volgende op. Het rapport geeft weer dat de heer Van Lienden, de heer Damme en de heer Van Gestel hebben aangegeven dat op basis van feedback van VWS, het voor hen vrijwel onmogelijk was om met een nader voorstel van Hulptroepen tot overeenstemming te komen met VWS en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen. De heer Van Lienden, de heer Damme en de heer Van Gestel hebben tevens aan het onderzoeksbureau aangegeven dat het niet onlogisch zou zijn om te veronderstellen dat er een aardig bedrag zou kunnen overblijven indien men tot een alternatieve (commerciële) overeenkomst met Relief Goods Alliance B.V. (hierna RGA) zou komen, met name gezien het grote volume.4
Als u op dit moment de politiek verantwoordelijke Minister bent, die verantwoordelijk is voor het sluiten van de mondkapjesdeal met RGA, waarbij 100,8 miljoen euro verloren ging, en ambtenaren van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gingen in de periode 10 tot 22 april 2020 telkens met met Van Lienden, Danne en Van Gestel mee naar het Landelijk Consortium Hulpmiddelen om de deal rond te krijgen, waarbij druk werd uitgeoefend, bent u dan wel de geschikte persoon om de 100,8 miljoen euro belastinggeld die er met de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgedwongen deal kwam, terug te halen? Zo ja, waarom vindt u dat?
Zoals ik in mijn brief van 3 februari 2023 heb toegelicht vindt regelmatig overleg plaats met de landsadvocaat.5 Het advies van de landsadvocaat en de juristen van VWS is om de uitkomsten van de lopende (nadere) onderzoeken en de procedures van het OM af te wachten, zodat er een zorgvuldig en zo compleet mogelijk beeld beschikbaar komt van de mogelijke omvang van de schade die de Staat heeft geleden. Op grond van dat beeld kunnen de juiste juridische stappen gezet worden.
Wat is de verantwoordelijkheid van de oud-minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer de Jonge, in de mondkapjesdeal waarbij door zijn actie op 10 april 2020 uiteindelijk 100,8 miljoen euro belastinggeld verloren ging, aangezien uit het Deloitte 1 onderzoek blijkt dat de oud-minister op 10 april 2022 afdwong dat er opnieuw onderhandeld zou worden met Van Lienden, Danne en Van Gestel, nadat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) eind maart deze mensen al had afgewezen?
De formulering, dat uit het rapport zou blijken dat de toenmalig Minister van VWS zou hebben afgedwongen dat er opnieuw onderhandeld zou worden met de heer Van Lienden, de heer Damme en de heer Van Gestel, kan ik niet uit het rapport opmaken. Uit het rapport blijkt wel dat de toenmalig Minister van VWS aan het onderzoeksbureau heeft toegelicht dat hij op 10 april 2020 aan Functionaris 1 VWS heeft gevraagd om contact op te nemen met de heer Van Lienden.6
Voor een toelichting op de betrokkenheid van de toenmalig Minister van VWS bij de overeenkomst met RGA met de heer Van Lienden – in zijn hoedanigheid als Minister van VWS – verwijs ik volledigheidshalve naar de toelichting in de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 6 april 2022 die ik aan uw Kamer heb gestuurd. De inhoud van deze brief komt overeen met de door het onderzoeksbureau opgetekende bevindingen betreffende de door u genoemde datum van 10 april 2020.7
De voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 |
|
Laurens Dassen (Volt), Esther Ouwehand (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1), Jesse Klaver (GL), Farid Azarkan (DENK), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Kuipers , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:
Ten behoeve van een motie van het lid Geurts (CDA) waarmee de regering wordt opgeroepen om een tussendoelstelling te hanteren om in 2030 een halvering van het aantal verkeersslachtoffers te bewerkstelligen1, is Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) gevraagd om in beeld te brengen hoe het aantal ernstig verkeersgewonden en -doden zich ontwikkelt tot aan 2030. Ook is gevraagd of een set extra maatregelen bovenop het bestaande beleid kan bijdragen aan het behalen van de tussendoelstelling. De tussendoelstelling heeft betrekking op de (Europese) visie van nul verkeersslachtoffers in 2050. De uitkomst van het SWOV-onderzoek is op 22 november 2022 met uw Kamer gedeeld.2 SWOV concludeert dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is. Zonder extra maatregelen neemt het aantal ernstig verkeersgewonden toe vanwege de bevolkingsgroei, de meer gereden kilometers en onder anderen meer ouderen op de fiets. Met extra maatregelen is de trend in ernstig verkeersgewonden te keren, maar een halvering is niet realistisch. Ten aanzien van het aantal verkeersdoden kan een halvering in 2030 misschien mogelijk zijn als een combinatie van extra maatregelen wordt genomen.
Het kabinet blijft inzetten op een flinke vermindering van het aantal ernstig verkeersgewonden. Verkeersveiligheid blijft een speerpunt van beleid, waar het kabinet samen met alle partners van het strategisch plan verkeersveiligheid hard aan werkt. Bijvoorbeeld via de investeringsimpuls verkeersveiligheid van 500 miljoen euro, de 200 miljoen euro extra voor Rijks-N-wegen of door handvatten te bieden aan gemeenten om op meer wegen binnen de bebouwde kom de maximumsnelheid terug te brengen naar 30 km/u. Voor de uitvoering van de motie van het lid Geurts wordt de komende periode samen met andere overheden en maatschappelijke partners gekeken hoe een extra stap gezet kan worden. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stuurt een planning voor dit traject aan uw Kamer voor het aankomend commissiedebat verkeersveiligheid van 31 mei 2023.
Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?
Voor «Halvering aantal verkeersslachtoffers in 2030» geldt dat uit het SWOV-rapport «Kiezen of delen» dat op 22 november 2022 aan uw Kamer is gezonden, blijkt dat uit de basisprognoses komt dat in scenario 1 (wanneer de mobiliteitsveranderingen door corona blijvend zijn) het aantal verkeersdoden in 2030 op 480 verkeersdoden ligt en het aantal ernstig verkeersgewonden op 8.400. In scenario 2 (wanneer mobiliteit weer vergelijkbaar wordt met de periode voor corona) zijn er 810 verkeersdoden in 2030 en 9.500 ernstig verkeersgewonden in 2030.3 In 2019, het referentiejaar van SWOV, vielen 661 verkeersdoden en 6.900 ernstig verkeersgewonden (MAIS3+) in Nederland. Onlangs maakte CBS de ongevalscijfers bekend over 2022. In 2022 kwamen er 737 mensen om het leven bij een verkeersongeluk.
Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.4
Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.5
Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.6 Deze beantwoording ziet alleen op het deelonderwerp «Halvering aantal verkeersslachtoffers in 2030».
Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?
Helaas is het niet gelukt om de beantwoording binnen de termijn van drie weken te beantwoorden. Beantwoording had meer tijd nodig in verband met afstemming tussen departementen.
Hoogachtend,
De voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 |
|
Laura Bromet (GL), Lisa Westerveld (GL), Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA), Senna Maatoug (GL), Attje Kuiken (PvdA), Joris Thijssen (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA), Suzanne Kröger (GL), Jesse Klaver (GL), Tom van der Lee (GL), Corinne Ellemeet (GL), Julian Bushoff (PvdA), Bouchallikh , Mohammed Mohandis (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030: a. 60% CO2-reductie, maar in elk geval 55% CO2-reductie; b. Halvering van de stikstofuitstoot; c. 15% van landbouwgrond voor biologische landbouw (& een Europees doel van 25%); d. 50% minder grondstoffengebruik; e. 100% schoon water in 2027 (Kaderrichtlijn Water); f. Halvering van het aantal mensen in armoede (ten opzichte van 2015) g. Halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015); h. Halvering van het aantal mensen met problematische schulden; i. 0 daklozen (Lissabon verklaring); j. 0 jongeren in de gesloten jeugdzorg; k. 0 thuiszittende kinderen; l. 1 miljoen extra huizen, waaronder 250.000 sociale huurwoningen; m. Aandeel van 30% sociale huurwoningen per gemeente; n. Isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, omgerekend 300.000 woningen per jaar; o. Meer mensen met een passende huurquote (= tussen de 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie) ten opzichte van het WoonOnderzoek 2021; p. Halvering van het aantal verkeersslachtoffers; q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);
Ja, met dien verstande dat deze doelstellingen nader zijn omschreven en/of aangepast in de verschillende schriftelijke en mondelinge contacten met de Kamers van de voor deze onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen. Het kabinet staat voor belangrijke opgaven waarbij in de aanpak hiervan en de uitvoering van het regeerakkoord door het kabinet integraal afwegingen worden gemaakt.
Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?
Het aangeven van de meest actuele prognoses is een aangelegenheid van de voor deze onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen.
Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?
Het bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken is een aangelegenheid van de voor deze onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen.
Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?
Indien er een doelstelling is waarbij vraag 3 niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kan er per doelstelling door de voor dit onderwerp eerst verantwoordelijke bewindspersoon worden aangegeven hoe deze er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamers of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden.
Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen)?
Het aantonen bij hoeveel van de genoemde kabinetsdoelstellingen op basis van de meest actuele prognoses de doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden, is een aangelegenheid van de voor deze onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen. Voor de in vraag 1 genoemde onderwerpen zijn andere bewindspersonen dan de Minister-President de eerst verantwoordelijke bewindspersonen. Deze bewindspersonen kunnen in hun verschillende contacten met de Kamers, waaronder brieven, begrotingen en voortgangsrapportages, ingaan op de punten in de vragen 1 tot en met 5. Zo ontving u hierover onlangs informatie van de Minister voor Klimaat en Energie in zijn reactie op een rapport van de Algemene Rekenkamer dat op 25 januari jl. aan de Kamer is gezonden. In de ministerraad van heden heb ik bij dit onderwerp, zoals opgenomen in de openbare besluitenlijst, de aandacht van de bewindspersonen gevestigd op de gestelde vragen met het verzoek deze te betrekken bij hun contacten met de Kamers.
Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden?
Ja.
De nevenfunctie van de minister als GPMB-bestuurslid tijdens haar ministerschap |
|
Teun van Dijck (PVV) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het «besluit op Wob-/Woo-verzoek over lidmaatschap Sigrid Kaag van Global Preparedness Monitoring Board» (GPMB)?1
Ja.
In welke periode bent u GPMB-bestuurslid geweest, wat waren uw precieze taken en hoe valt deze nevenfunctie te rijmen met uw rol als Minister?2
Er is geen sprake geweest van een nevenfunctie in de zin van het Blauwe Boek, Handboek voor Ministers. Het lidmaatschap van Minister Kaag van de Global Preparedness Monitoring Board (GPMB) is uitgevoerd in haar hoedanigheid als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Minister Kaag is lid geweest van het bestuur van GPMB van november 2018 tot en met juni 2021. Bestuursleden van de GPMB nemen deel aan reguliere digitale bijeenkomsten van de GPMB en dragen bij aan rapportages en aanbevelingen van de GPMB gericht op verbetering van de voorbereiding en respons op de uitbraak van ziekten en andere gezondheidsgerelateerde noodsituaties.
Wie waren er allemaal op de hoogte van uw nevenfunctie als GPMB-bestuurslid en heeft de Minister-President hiermee ingestemd?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat uw nevenfunctie als GPMB-bestuurslid nooit helder aan de Tweede Kamer is gecommuniceerd en dat u hier ook geen verantwoording over heeft afgelegd, zoals vermeld staat in de WOB-documenten?3 Zo ja, wat is hiervan de reden?
Nee, dit klopt niet. De Tweede Kamer is geïnformeerd over het lidmaatschap van Minister Kaag van de GPMB. Zie bijvoorbeeld stuk over inzet World Health Assembly 2021: Kamerstuk 35570-XVI, nr. 192 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)). Ook in de beantwoording van de schriftelijke vragen ingediend op 24 maart 2020 Kamerstuk 34952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland (zie vraag4, heeft Minister Kaag aangegeven zich in haar hoedanigheid als lid van de GPMB hard te maken voor Global Health en Health Emergencies.
Hoe valt uw nevenactiviteit als GPMB-bestuurslid te rijmen met artikel 5.1.4 van het «Handboek Bewindspersonen», waarin het volgende vermeld staat: «Om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden en volledige inzet in de functie te garanderen dient de kandidaat-bewindspersoon alle betaalde en onbetaalde functies, nevenfuncties en andere nevenactiviteiten neer te leggen voorafgaand aan de beëdiging van het kabinet»?4 Kan hieruit geconcludeerd worden dat u de nevenfunctie illegaal bent aangegaan, dan wel voorgezet?
Er is geen sprake van een nevenfunctie in de zin van het Blauwe Boek, het handboek voor bewindspersonen, omdat de functie is uitgevoerd in het kader van de beleidsuitvoering.
Heeft u nog andere (neven)functies tijdens uw ministerschap gehad? Zo ja, wat waren deze (neven)functies, in welke periode heeft u deze (neven)functies gehad en op welke wijze heeft u dit gecommuniceerd richting de Kamer?
Er is geen sprake geweest van een nevenfunctie in de zin van het Blauwe Boek. Minister Kaag had (en heeft) geen nevenfuncties.
Bent u bereid om alsnog verantwoording af te leggen ten aanzien van al uw nevenfuncties richting de Kamer?
Er is geen sprake geweest van een nevenfunctie in de zin van het Blauwe Boek. Desgewenst kan ik de Kamer nader informeren over de Nederlandse inzet gedurende het bestuurslidmaatschap van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van GPMB. Het kabinet betracht uiterste zorgvuldigheid bij de naleving.
De brief aan de vertegenwoordigers van de Republik Maluku Selatan |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het nieuwsbericht «Mark Rutte beledigt Molukse gemeenschap in Nederland», op 19 december geplaatst door de Republik Maluku Selatan (RMS) als reactie op uw schrijven aan diens vertegenwoordiger middels een brief van de directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst op 14 oktober 2022?1
Ja.
Bent u naar eigen inzicht voldoende bekend met de vestigingsgeschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland en bent u zich ervan bewust dat het Molukse volk beschikt over een eigen cultuur, taal, identiteit en dat proclamatie van de RMS op 25 april 1950 in Ambon mede ten grondslag ligt aan de komst van de eerste generatie KNIL-militairen en hun gezinsleden naar Nederland?
Ik ben mij ervan bewust ben dat de Molukse gemeenschap een gemeenschap is met een eigen geschiedenis, cultuur en identiteit.
Zo ja, realiseert u zich dat de brief van 14 oktober 2022 waarin de Molukse gemeenschap meermaals als een «Indische gemeenschap» geclassificeerd wordt, door de Molukse gemeenschap als een diepe belediging wordt ervaren? Heeft u deze classificatie doelbewust gedaan en kunt u uw antwoord toelichten?
In de brief van 14 oktober 2022 wordt gerefereerd aan het beleid waarmee verschillende kabinetten getracht hebben het leed te verzachten dat samenhangt met de oorlogsgebeurtenissen in voormalig Nederlands-Indië. Het huidige beleid van collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap in Nederland is gericht op iedereen die na het einde van de Tweede Wereldoorlog, dus vanaf 15 augustus 1945, tot aan 1967 naar Nederland is gekomen – en hun nazaten – in verband met ontwikkelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Bersiap of de dekolonisatieoorlog. Het gaat daarbij om veel verschillende groepen waaronder Molukkers, Indische Nederlanders, Papoea’s, Nederlanders en Peranakan Chinezen. Kortheidshalve wordt daarom soms gesproken over de Indische gemeenschap, in het besef dat het hier gaat om een groot aantal verschillende unieke gemeenschappen. Ik heb helaas moeten constateren dat dit besef in de brief waaraan wordt gerefereerd, onbedoeld, niet is overgekomen.
Kunt u zich indenken dat, gezien de geschiedenis die de Nederlandse staat en de Molukse gemeenschap delen, het benoemen van het Molukse gemeenschap als Indische gemeenschap overkomt alsof dit onderdeel uitmaakt van een doelgericht beleid van de Nederlandse regering om de identiteit en cultuur van het Molukse volk en in het bijzonder de politieke strijd van de RMS, te vernietigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dit toch zo benoemd?
Gelet op de geschiedenis snap ik dat het gebruik van de term Indische gemeenschap in deze context gevoelig ligt en emoties oproept. Daarbij wil ik graag opmerken dat het beleid van collectieve erkenning van de Indische en de Molukse gemeenschap er juist op is gericht om ook de Molukse identiteit en cultuur te versterken en verankeren in de Nederlandse samenleving. Om het belang hiervan te onderstrepen is in 2020 € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld voor collectieve erkenning. Met deze extra impuls wordt onder andere ingezet op het vergroten van kennis over de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië en het zichtbaarder maken van onder meer de Molukse cultuur, bijvoorbeeld via digitalisering van archieven en het borgen van immaterieel erfgoed.
Maakt de wijze waarop de Nederlandse regering de Molukse gemeenschap tot op heden heeft behandeld onderdeel uit van het beleid, zoals dat is neergelegd in het «geheim akkoord van Wassenaar», welke tussen de Nederlandse regering en Indonesië is gesloten in 1975?
Het is bekend dat in het akkoord van Wassenaar is neergelegd dat een regeling wordt getroffen voor de repatriëring van individuele Molukkers naar de Molukken. En daarnaast is geregeld dat het voor Molukkers in Nederland eenvoudiger wordt een bezoek te brengen aan de Molukken. Dat laatste kreeg indertijd onder andere vorm in de oriëntatie- en werkervaringingsreizen. De repatriëringsregeling kwam in 2002 ten einde.
Bent u zich bewust van het feit, dat de onvrijwillige komst in 1951 van de Molukse KNIL-militairen en hun gezinsleden naar Nederland en de wijze waarop zij na aankomst zijn ontvangen en in de loop der jaren zijn behandeld door opeenvolgende Nederlandse regeringen tot op heden onmeetbaar veel leed en verdriet teweeg heeft gebracht bij de eerste generatie Molukkers en hun nazaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik realiseer mij dat het gebrek aan begrip voor de ondergane oorlogsverschrikkingen in Azië, de kille ontvangst en behandeling in Nederland en het daaropvolgende formalisme in het rechtsherstel bij de Molukse gemeenschap veel verdriet teweeg heeft gebracht. Voor deze slechte behandeling is erkenning uitgesproken en nu richten we ons vooral op het versterken en verankeren van de Molukse geschiedenis en cultuur in de maatschappij. Hierbij besef ik dat het verdriet nooit helemaal weggenomen kan worden. Het is belangrijk dat we dit verdriet zien en erkennen. Tegelijkertijd is er behoefte om vooruit te kijken en gezamenlijk te werken aan een toekomst waarin de Molukse gemeenschap zich gehoord voelt.
Kunt u toelichten of, op welke wijze en op basis van welke overwegingen de Molukse gemeenschap erkenning, excuses en herstel verdient van de Nederlandse staat voor de wijze waarop zij zijn behandeld?
In Nederland is lange tijd te weinig oog geweest voor het leed dat groepen vervolgingsslachtoffers en gemeenschappen, waaronder de Molukse gemeenschap, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Wel heeft de Nederlandse overheid in verschillende stappen geprobeerd het oorlogsleed en het gebrekkige rechtsherstel (instrument om het materiële onrecht te compenseren) waar mogelijk te herstellen. Bijvoorbeeld met het Gebaar in 2000, met de individuele Backpay in 2015 en sinds 2017 via de collectieve erkenning van de Indische en Molukse gemeenschap. In de brief aan de Tweede Kamer van 14 december 2022 betreffende de tweede kabinetsreactie op de uitkomsten van het onderzoeksprogramma «Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950» heeft de Minister-President benadrukt dat de excuses voor eenieder die geraakt is door het Nederlandse optreden in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog uitdrukkelijk ook bestemd zijn voor de Molukse gemeenschap. Deze excuses gelden ook voor de kille ontvangst in Nederland en zijn ook van belang voor de volgende generaties die zijn opgegroeid met de pijn en het verdriet van hun ouders en grootouders. Daarom wil het kabinet de komende periode in gesprek blijven met de Molukse gemeenschap over de gevoelens, beelden en ideeën die er leven binnen de Molukse gemeenschap rondom de aankomst van de eerste en tweede generatie in Nederland in 1951, maar ook over andere vraagstukken die de gemeenschap bezighoudt.
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de wijze waarop het Molukse volk en in het bijzonder de Molukse gemeenschap in Nederland is behandeld door de Nederlandse Staat na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerder is onderzoek verricht naar de overkomst, ontvangst en verblijf van Molukkers in Nederland, het meest recent door Steijlen en Smeets (In Nederland Gebleven, 2006). Voor nu zie ik geen reden nog een onderzoek te laten uitvoeren. Dit onderwerp wil ik wel meenemen in de gesprekken met de gemeenschap.
Kunt u uw antwoorden kenbaar maken vóór 26 januari 2023 zodat uw overwegingen meegenomen kunnen worden in het commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten?
Ik zal mijn reactie op de Kamervragen voor 26 januari 2023 naar de Tweede Kamer te sturen.
Is het overzicht van gesprekken die toenmalig demissionair Minister van Defensie, Dhr. Kamp, voerde in het najaar van 2021 met verschillende Kamerfracties volledig?1, 2
Door de toenmalige Ministers van BZK en van Defensie is in het najaar van 2021 besloten om te komen tot een voorstel voor een tijdelijke wet voor onderzoeken van de AIVD en de MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma gericht tegen Nederland of Nederlandse belangen. Dit wetsvoorstel is noodzakelijk gelet op de toegenomen dreiging van deze landen en de operationele knelpunten die de AIVD en MIVD ervaren in de onderzoeken naar deze landen.
De toenmalige Ministers van BZK en van Defensie hebben destijds gesproken met de portefeuillehouders van de coalitiepartijen, alsmede met de portefeuillehouders van de volgende oppositiepartijen: GroenLinks, PvdA, SGP en JA21. Ook is via de geëigende kanalen met Kamerleden gesproken over dit onderwerp en over de onderliggende dreiging.
Kunt u aangeven waarom met de fracties van GroenLinks, PvdA, D66, ChristenUnie, SGP en JA21 is gesproken en niet met andere fracties?
Het is niet ongebruikelijk dat een bewindspersoon de mogelijke steun in de Kamer voor een wetsvoorstel verkent. De gesprekken werden noodzakelijk geacht om een beeld te vormen over het draagvlak voor eerdergenoemd wetsvoorstel binnen de Tweede Kamer.
Waarom worden de bespreekpunten met de fracties zwartgemaakt in de nota’s die in het eerste deelbesluit zitten? Welke informatie mochten de geselecteerde Kamerleden wel krijgen en de samenleving niet? Hoe kan deze gedeelde informatie onder «persoonlijke beleidsopvatting» worden geschaard?
Waar in het politieke proces openheid het uitgangspunt is, vereist het goede functioneren van het parlementaire proces dat ook vertrouwelijke contacten tussen de deelnemers aan dit proces mogelijk zijn. Ten behoeve van die gesprekken hebben de bewindspersonen voorbereidende nota’s gekregen. De op basis van de Woo gelakte passages in deze nota’s, betreffen hoofdzakelijk passages over de inhoud van het conceptwetsvoorstel. Het concept bevatte persoonlijke beleidsopvattingen. Hoewel persoonlijke beleidsopvattingen met de komst van de Woo zo veel mogelijk openbaar gemaakt worden, geldt dat concepten van – in dit geval – het wetsvoorstel, in beginsel niet openbaar gemaakt worden.
In de fase waarin het besluit nog vorm moet krijgen, moet er ruimte zijn om concepten en communicatie hierover in vertrouwen met elkaar uit te wisselen. Wanneer communicatie over conceptteksten of de conceptteksten zelf openbaar worden gemaakt, kan dat schadelijk zijn voor het goed functioneren van de Staat als er een publiek debat ontstaat over documenten die (nog) niet rijp zijn voor besluitvorming. Het is van belang om, op het moment dat het definitieve besluit is gevallen, het besluitvormingsproces te kunnen reconstrueren.
Op dat moment is het van belang om te kunnen reconstrueren op grond van welke adviezen, welke informatie en welke beleidsalternatieven een besluit is genomen.
Hiertoe verwijs ik uw Kamer naar de beslisnotitie bij het wetsvoorstel (bijlage bij Kamerstuk 36 263).
Waarom is er in de documenten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties meer informatie gedeeld dan in de documenten van het Ministerie van Defensie? Is er zicht op hoe dit verzoek op basis van de Wet open overheid wordt afgerond?
Naar het oordeel van mij en de Minister van Defensie is er geen sprake van dat er door het Ministerie van BZK meer informatie gedeeld is dan door het Ministerie van Defensie. Beide departementen hanteren hetzelfde juridisch kader (de Wet Open Overheid) en voorafgaand aan de verstrekking van de informatie heeft (zoals te doen gebruikelijk) overleg plaatsgevonden tussen beide departementen.
Wel is het zo dat er verschillen kunnen bestaan in de hoeveelheid verstrekte documenten en de mate waarin die documenten gelakt zijn. Die verschillen zijn te verklaren door de onderlinge taakverdeling (BZK is bijvoorbeeld penvoerder voor wat betreft de wetgevingsproducten) en de aard en inhoud van de aanwezige documenten, waardoor (in dit geval) verhoudingsgewijs meer documenten van het Ministerie van BZK (gedeeltelijk) binnen de reikwijdte van het verzoek van Bits of Freedom vallen.
Kunt u aangeven welke gesprekken er na het najaar 2021 nog zijn geweest met Kamerleden? Hebben bijvoorbeeld de gesprekken zoals gepland in maart 2022 plaatsgevonden?3
Op 13 april 2022 heeft over het voorstel voor een Tijdelijke wet een gesprek plaatsgevonden tussen de Ministers van BZK en Defensie en de portefeuillehouders uit de coalitiefracties.
Wat wordt bedoeld met agendapunt 21, onderdeel d, in de besluitenlijst van de ministerraad van 18 november 2022? Op welke wijze is het proces van de Tijdelijke wet aan de orde geweest in de Tweede of Eerste Kamer?4
Agendapunt 21 van de besluitenlijst van de ministerraad van 18 november 2022 betreft belangrijke zaken die in de Tweede en/of Eerste Kamer aan de orde zijn geweest of op korte termijn zullen komen. In het geval van agendapunt 21, d (Proces Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma) ging het om een zaak die op korte termijn aan de orde zou komen. De Minister van BZK heeft in de ministerraad namelijk toegelicht dat zij voornemens was het wetsvoorstel en het nader rapport op korte termijn aan de Tweede Kamer te doen zenden.
Kunt u verklaren waarom er informeel gesproken is met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij de voorbereiding van de vormgeving van het wetsvoorstel?5
In het voorstel voor de Tijdelijke wet wordt een nieuwe beroepsprocedure bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) geïntroduceerd. Deze beroepsprocedure heeft direct gevolgen voor de Afdeling bestuursrechtspraak.
Het is gebruikelijk om belanghebbende partijen die rechtstreeks geraakt worden door een wetsvoorstel in een vroeg stadium te informeren over de voorgenomen regeling. Dit heeft niet alleen tot doel te verkennen of er voldoende draagvlak is voor het voorstel, maar ook om inzicht te krijgen in de (personele, administratieve en financiële) gevolgen en de uitvoerbaarheid van een wetsvoorstel. Dit was ook het doel van het informele gesprek met de Afdeling bestuursrechtspraak.
Wat is er precies besproken in het gesprek met de heer Van Ettekoven? Kunt u het ongelakte verslag naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Met de heer Van Ettekoven is gesproken over een ambtelijke conceptregeling voor de beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Het gesprek ging enerzijds over de vormgeving van de procedure, anderzijds over de (mogelijke) gevolgen van en randvoorwaarden voor een dergelijke procedure.
Het openbaar maken van nog in ambtelijke voorbereiding zijnde conceptteksten past niet bij een ordentelijk verloop van het formele wetgevingsproces. Dit geldt evenzeer voor discussiestukken of gespreksverslagen naar aanleiding van dergelijke concepten. Het wetgevingsproces dient te worden doorlopen op basis van finale en voldragen documenten. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien wetsvoorstellen in internetconsultatie worden gegeven, voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden voorgelegd of worden ingediend bij de Tweede Kamer. In de fase waarin het besluit nog vorm moet krijgen moet er ruimte zijn om concepten en communicatie over concepten in vertrouwen met elkaar uit te wisselen. Het definitieve besluit valt op het moment van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Dan is het van belang om te kunnen reconstrueren op grond van welke adviezen, welke informatie en welke beleidsalternatieven een besluit is genomen. Hiertoe verwijs ik uw Kamer naar de beslisnotitie bij het wetsvoorstel (bijlage bij Kamerstuk 36263). Zie ook antwoord op vraag 3.
Is het gebruikelijk om informeel vooroverleg met de Raad van State te voeren over een wet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 7.
Wie worden verstaan onder de «witte jassen» die zijn benoemd in de «strategie naar buiten brengen van Tijdelijke wet cyberorganisaties»?6
De term «witte jassen» wordt in de communicatiepsychologie gebruikt voor vaktechnische experts en vanuit hun expertise een inhoudelijke toelichting kunnen geven op het betreffende onderwerp. Zij zijn geen belanghebbende bij de kwestie, maar hebben wel relevante kennis.
Bij vaktechnische experts kunt u denken aan bijvoorbeeld cyberspecialisten of hoogleraren.
De term witte jassen of steunzenders vind ik overigens niet geheel passend en daarom zullen deze termen in het vervolg niet meer worden gebruikt, maar zal worden gesproken over vaktechnische- of inhoudelijk experts.
Zijn de «steunzenders» dezelfde groep mensen als «witte jassen»? Wat is het verschil?
Met de termen steunzenders en witte jassen wordt op dezelfde personen gedoeld.
Er is geen verschil.
Hoe worden «witte jassen» en «steunzenders» van informatie voorzien? Behoren zij volgens u de waarheid te spreken over nut en noodzaak van het wetsvoorstel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vaktechnische experts worden door middel van gesprekken met de dienstleidingen van de AIVD en MIVD op de hoogte gebracht van de achtergrond van het wetsvoorstel. In deze gesprekken wordt toegelicht waar de operationele knelpunten op zien en waar de toenemende (cyber)dreiging uit bestaat. Daarnaast zijn deze gesprekken bedoeld om vragen te beantwoorden van de gesprekspartners en kunnen feitelijke onjuistheden of misverstanden die in de buitenwereld leven, zoals dat de diensten na inwerkingtreding van het wetsvoorstel hele wijken zouden mogen tappen, rechtgezet worden.
Beoogd is aan genoemde experts feitelijke informatie te verschaffen over nut en noodzaak van het wetsvoorstel.
Ook media en andere geïnteresseerden die niet als inhoudelijk expert worden beschouwd kunnen een dergelijke toelichting krijgen. Zo is recent onder andere op hun verzoek BNR nieuwsradio nader geïnformeerd en is er eerder een sessie op 13 april 2022 georganiseerd voor belangenorganisaties waarbij de diensten toelichting hebben gegeven op de operationele knelpunten en toenemende cyberdreiging en hebben de departementen toelichting gegeven op het concept wetsvoorstel. Tot slot zal er nog een voorlichtingsbijeenkomst voor journalisten worden georganiseerd.
Weten «steunzenders» dat ze ingezet worden om een positief geluid te verspreiden als zij publiekelijk over de nieuwe wet worden gevraagd?7
Deze vraag wekt de suggestie dat «steunzenders» worden ingezet, gebruikt of gestuurd. Dat is niet het geval. Zoals in vraag 11 toegelicht, wordt met de termen steunzenders en witte jassen op dezelfde personen gedoeld. In de communicatie ten aanzien van het voorstel voor een Tijdelijke wet worden personen gesproken die bekend zijn binnen en met het nationale veiligheidsdomein, het werk van de TIB en CTIVD en de diensten, waardoor ze de (technisch) complexe materie die in de Tijdelijke wet wordt geregeld goed begrijpen en feitelijke informatie op dat punt goed over kunnen brengen aan anderen.
Is het mogelijk dat witte jassen en/of steunzenders een kritische houding ten aanzien van de Tijdelijke wet innemen of dat zij tegen de Tijdelijke wet zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, natuurlijk. Doordat vaktechnische- of inhoudelijk experts in staat zijn de (technisch) complexe materie die wordt geregeld in het voorstel voor een Tijdelijke wet goed te begrijpen, kunnen zij de daarin opgenomen voorzieningen kritisch(er) wegen. Ik merk hier nogmaals op dat beoogd is om aan genoemde experts feitelijke informatie te verschaffen over nut en noodzaak van het wetsvoorstel. Aan gesprekspartners wordt niet gevraagd om een positief verhaal over het wetsvoorstel te houden.
Ook media en andere geïnteresseerde organisaties die niet als inhoudelijk expert worden beschouwd kunnen een dergelijke toelichting krijgen.
Vindt u het wenselijk dat organisaties als de AIVD en de MIVD de waarheid spreken als zij spreken over de praktijk, en nut en noodzaak van de Tijdelijke wet, ook als de Kamer deze wet nog niet kent?8
De uitspraken van de AIVD en MIVD zijn te allen tijde op feiten gebaseerd.
Suggesties dat dit niet het geval zou zijn verwerp ik in de sterkste bewoordingen.
Is het interview van de directeur-generaal AIVD bij BNR te kenschetsen als een optreden bij een «steunzender»? Kunt u uw antwoord toelichten?
De directeur-generaal van de AIVD krijgt uitnodigingen van diverse media en kan dus bij verschillende radiozenders, dan wel nieuwszenders of kranten interviews geven. Voor het interview bij BNR is de directeur-generaal van de AIVD gevraagd om toelichting te geven op cyberdreiging in het algemeen en Russische cyberdreiging. Soms wordt er actief vanuit de AIVD een interview gepland, maar vaak wordt de directeur-generaal van de AIVD, net als het interview bij BNR, uitgenodigd om toelichting te geven op een bepaald onderwerp. In dit geval ging het over cyberdreiging. Daarnaast kunt u in mijn antwoord op vraag 11 lezen dat bij witte jassen en steunzenders gedacht moet worden aan vaktechnische- of inhoudelijke experts. BNR valt niet onder die categorie.
Klopt het dat de spoedprocedure bij aanvragen voor de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) in 3,6% van de gevallen is ingezet? Hoe beoordeelt u in dat licht de opmerkingen van de directeur-generaal van de AIVD dat spoedprocedures «eerder regel dan uitzondering» zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De TIB heeft in 2021 in totaal 3.071 verzoeken op rechtmatigheid beoordeeld. Het klopt dat in 3,6% van het totaal de spoedprocedure werd ingeroepen.9 Dit percentage heeft betrekking op de spoedprocedure die is geregeld in de Wiv 2017.
In het interview met BNR is aan de directeur-generaal van de AIVD de vraag gesteld of het gebruik van deze spoedprocedure in cyberonderzoeken niet voldoende is om snelheid te bewaren. De directeur-generaal van de AIVD heeft op die vraag geantwoord dat die spoedprocedure steeds meer regel wordt, omdat in het cyberdomein bijna alles vraagt om snelle reacties. Daarmee heeft de directeur-generaal van de AIVD willen aangeven dat de spoedprocedure is bedoeld voor onvoorziene en uitzonderlijke situaties waarbij er niet gewacht kan worden met de inzet van middelen om te onderzoeken hoe groot de dreiging is, terwijl in onderzoeken naar landen met een offensief cyberprogramma operationele snelheid en wendbaarheid juist doorlopend van essentieel belang is. Zo moet er snel meebewogen kunnen worden met de aanvaller, door kenmerken bij te schrijven voor een hacklast, en is snelheid de norm en is dat iets anders dan spoed. In de praktijk ervaren de diensten knelpunten bij het snel kunnen meebewegen met de aanvaller. De spoedprocedure uit de Wiv 2017 is daarom niet de geschikte procedure om snelheid en wendbaarheid in deze onderzoeken te bewerkstelligen.
Dit wetsvoorstel beoogt oplossingen te bieden om die snelheid en wendbaarheid in de dagelijkse praktijk van de diensten mogelijk te maken, waarbij het wettelijk kader aansluit bij de cyberonderzoeken.
Klopt de uitspraak van de directeur-generaal van de AIVD dat de AIVD niet hele wijken of steden kan afluisteren? Is het technisch onmogelijk voor de AIVD om hele wijken of steden af te tappen, of het is juridisch (nu) onmogelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, deze uitspraak klopt. De suggestie dat kabelinterceptie10 tot doel heeft om wijken of steden in Nederland af te luisteren is al vele malen weersproken, meest recentelijk in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Arib, d.d. 9 juni 2022.11 De inlichtingendiensten willen dit niet, mogen dit niet en kunnen dit niet. Ik licht dit hierbij graag nogmaals toe.
Omdat steeds meer communicatie afgehandeld wordt via de kabel is kabelinterceptie een onmisbaar middel in de inlichtingenmix die de diensten nodig hebben om hun onderzoeken te kunnen uitvoeren en zo onze nationale veiligheid te kunnen waarborgen. Ook hebben de diensten een internationale verantwoordelijkheid van Nederland voor het waarborgen van de internationale veiligheid, aangezien actoren die direct of indirect gebruik maken van Nederlandse infrastructuur elders in de wereld (ernstige) schade kunnen veroorzaken.
Kabelinterceptie is bedoeld om bekende en onbekende (cyber)dreigingen van onder andere statelijke actoren zoals Rusland, China en Iran bloot te leggen.12 De interceptieketen van de diensten – ofwel het geheel van toegang tot kabeldata, het verwerven van deze data en verdere verwerking daarvan – is daarom op het buitenland gericht.
Met name voor onderzoek in Nederland zijn diverse alternatieve bijzondere bevoegdheden beschikbaar die gericht op personen kunnen worden ingezet. Uit het wettelijk stelsel volgt dat het lichtst mogelijke middel moet worden ingezet (subsidiariteit) en dat het middel in verhouding moet staan tot de dreiging (proportionaliteit). Indien de inlichtingendiensten in Nederland een onderzoek uitvoeren gericht op meerdere personen in een wijk of stad in Nederland, zijn daar lichtere middelen voor beschikbaar dan kabelinterceptie, en zou men bijvoorbeeld toestemming kunnen vragen voor een gerichte telefoontap of hack. De inzet van kabelinterceptie zal de toets op het gebied van proportionaliteit en subsidiariteit in dit geval niet doorstaan. Toestemmingsaanvragen voor kabelinterceptie worden overigens, net als toestemmingsverzoeken voor telefoontaps of hacks, door de TIB op rechtmatigheid getoetst.
Tot slot is het voor de inlichtingendiensten technisch niet mogelijk om hele wijken of steden in Nederland af te luisteren. De inrichting van communicatienetwerken (zowel internet als telefonie) maken het integraal op wijk- of stadniveau in de praktijk technisch onmogelijk. Daar speelt mee dat de inrichting van de interceptieketen, zoals hierboven reeds is aangegeven, niet is ingericht op dergelijke interceptie. Er wordt dus gericht op internationaal verkeer waarbij, zoals ik uw Kamer reeds informeerde met de beantwoording van de Kamervragen van het lid Arib d.d. 9 juni 2022, door de inrichting van communicatienetwerken niet geheel kan worden uitgesloten dat verkeer met oorsprong en bestemming in Nederland wordt verworven.13
Klopt het dat de nieuwe wet een onderscheid maakt tussen complexe en niet complexe geautomatiseerde data-analyse? Hoe beoordeelt u in dit licht deze uitspraken van de directeur-generaal van de AIVD: «Maar u moet zich voorstellen een algoritme is een heel ingewikkeld model maar kan ook een hele simpele zoekslag zijn. [...] Deze wet probeert een onderscheid te maken tussen deze twee. Voor de meer complexe vormen moet je onder toezicht staan»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gegevensverwerking is een kernactiviteit van de diensten. Door technische ontwikkelingen zijn de mogelijkheden om gegevens te analyseren enorm toegenomen. Daarbij horen ook complexe vormen van analyse, waarbij deze analyse moet zijn omgeven met passende waarborgen. Daarom is in de Wiv 2017 het artikel opgenomen voor geautomatiseerde data-analyse (GDA) waarin deze vormen van analyse zijn voorzien van aanvullende waarborgen.
Echter, als de diensten GDA willen toepassen om gegevens uit kabel- of etherinterceptie te verwerken zijn er, gezien de gevoeligheid van deze gegevens, extra waarborgen van toepassing. In artikel 50 van de Wiv 2017 wordt dat gedaan door de toestemming van de Minister vooraf (bindend) te laten toetsen door de TIB.
In de praktijk blijkt dat het gaat om een heel dynamisch, technisch proces waarbij het niet goed mogelijk is dit vooraf, op papier, te toetsen. Daarom wordt in het wetsvoorstel voorgesteld de toets van de TIB vooraf te vervangen door bindend toezicht tijdens de uitvoering van GDA. De afdeling toezicht van de CTIVD krijgt dan de bevoegdheid om bindend te kunnen oordelen over de wijze waarop de diensten GDA op gegevens uit kabel- of etherinterceptie toepassen.
De reden dat deze waarborgen voor GDA op gegevens uit kabel- of etherinterceptie gelden is dat op die manier voor meer complexe verwerking van gevoelige gegevens de hoogste waarborgen gelden.
Klopt het dat er zo’n 3.000 mensen werkzaam zijn bij de inlichtingendiensten en bij de huidige toezichthouders 27 mensen? Hoe beoordeelt u in dit licht de uitspraken van de directeur-generaal van de AIVD dat «er over de schouder meegekeken wordt» met de diensten?
Er zijn circa 2000 personen werkzaam bij de AIVD.14 Over het aantal mensen dat werkzaam is bij de MIVD wordt in het openbaar geen uitspraken gedaan. De CTIVD heeft op dit moment toegang tot alle systemen en informatie van de AIVD en de MIVD. De CTIVD kan in alle fasen met het werk van de AIVD en MIVD meekijken, zowel bij het verwerven als bij het verwerken van gegevens. In die zin wordt er «over de schouder» meegekeken. Daarnaast toetst de TIB voorafgaand de rechtmatigheid van de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden.
Met dit wetsvoorstel wordt op een aantal bijzondere bevoegdheden bindend toezicht door de CTIVD geïntroduceerd. Het bindend toezicht zal enkel toegepast worden op de inzet van die bevoegdheden in onderzoeken die in dit wetsvoorstel passen, namelijk onderzoeken naar landen met een offensief cyberprogramma.
De formatie van de CTIVD was 16,89 FTE. In overleg met de voorzitter van de
CTIVD is besloten om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet de formatie met 10 FTE uit te breiden. Voor de TIB geldt dat de formatie bestond uit 8,17 FTE en dat deze in het kader van de Tijdelijke wet in overleg met de voorzitter van TIB met 3 FTE wordt uitgebreid. Voor de TIB en CTIVD zijn de wervings- en selectieprocedures in volle gang. In totaal beschikken de TIB en CTIVD daarmee over 38 FTE.
Kunt u aangeven of er bij al het overleg over de Tijdelijke wet, en de analyses die gemaakt zijn, ook is gekeken of de interne processen van de AIVD en de MIVD bij de inzet van bijzondere bevoegdheden kunnen worden verbeterd ten einde de toets door de TIB niet te hoeven aantasten en toch procedures sneller te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De AIVD en MIVD zijn continu bezig met het verbeteren van hun interne processen, waardoor het werk van de collega’s beter en efficiënter uitgevoerd kan worden. De operationele knelpunten die aangekaart zijn en waarvoor het voorstel voor een Tijdelijke wet is opgesteld, zien niet op de interne processen van de AIVD en MIVD, maar hebben te maken met het wettelijk kader dat naar het oordeel van de Minister van Defensie en mij, niet meer passend is in de tijd waar cyberdreigingen toenemen. Effectief en snel onderzoek doen naar statelijke actoren met een offensief cyberprogramma bleek namelijk niet mogelijk binnen de huidige kaders van de Wiv 2017. Het voorstel voor een Tijdelijke wet beoogt een oplossing te bieden voor deze geconstateerde problematiek.
Bij de implementatie van de Tijdelijke wet wordt daarnaast gekeken naar hoe efficiënt mogelijk de interne processen, bijvoorbeeld door onder andere automatisering van processtappen, geregeld kunnen worden. Dit staat echter los van de operationele knelpunten die tot deze Tijdelijke wet hebben geleid.
Zijn er andere alternatieven te bedenken om procedures sneller te maken zonder het toezicht aan te tasten, die nu niet in de beleidsoverwegingen zijn betrokken?
Voorafgaand aan het opstellen van het voorstel voor een Tijdelijke wet is samen met alle ketenpartners geprobeerd tot bestuurlijke afspraken te komen, omdat dat de snelste en minst ingrijpende manier is om de knelpunten in het cyberdomein weg te nemen. Uit de gesprekken met de ketenpartners, waaronder de TIB en de CTIVD, hebben de Minister van Defensie en ik echter de conclusie getrokken dat de totaliteit van de problematiek slechts kan worden opgelost via een wettelijke oplossing.
Met het voorstel voor een Tijdelijke wet is sprake van een verschuiving in het toetsings- en toezichtstelsel, waarbij toetsing vooraf naar toezicht tijdens gaat en daardoor beter wordt aangesloten op de dynamische praktijk. Het toezicht blijft dus op niveau. Het toezicht door de afdeling toezicht van de CTIVD wordt versterkt door de introductie van bindend toezicht om daarmee het toezicht tijdens te verstevigen. Gedurende de totstandkoming van het voorstel voor een
Tijdelijke wet is er regelmatig met de TIB en de CTIVD gesproken over de inhoud van het concept wetsvoorstel.
Uit de analyse van de Woo-stukken door Follow the Money ontstaat het beeld dat de Tijdelijke wet niet zozeer lijkt te zijn gericht op het winnen van snelheid maar op het aantasten van het toezicht vooraf. Wat is uw reactie op deze analyse?9
Ik herken deze analyse niet. Zie ook antwoord op vraag 22.
Kunt u aangeven waarom analyses over de Europeesrechtelijke kant in alle nota’s van de Woo-deelbesluiten zijn weggelakt? Op welke wijze is een juridische duiding van de Europeesrechtelijke kant een persoonlijke beleidsopvatting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Woo-verzoek ziet op alle documenten over het voorstel voor een Tijdelijke wet onderzoek AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma en haar consultatieprocedure. De analyses over de Europeesrechtelijke jurisprudentie zijn opgesteld in het kader van de herziening van de Wiv 2017 ter opvolging van de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 (ECW). Daarmee vallen passages over deze analyses buiten de reikwijdte van het Woo-verzoek en zijn de betreffende passages dan ook op deze grond gelakt. Overigens deed ik uw Kamer de Europeesrechtelijke analyses toekomen met mijn brief van 24 februari 2022.16
Kunt u aangeven waarom gewisselde beleidsopties alsmede de woordvoeringslijn (waarin meerdere argumenten zullen staan) in de drie deelbesluiten als «persoonlijke beleidsopvattingen» worden gezien en daarmee worden weggelakt? Op basis van welke invulling van de Woo is deze uitleg juridisch houdbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?10
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 dient het wetgevingsproces doorlopen te worden op basis van voldragen documenten. In de fase waarin het besluit nog vorm moet krijgen moet er ruimte zijn om concepten en communicatie over concepten in vertrouwen met elkaar uit te wisselen. Het definitieve besluit valt op het moment van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Dan is het van belang om te kunnen reconstrueren op grond van welke adviezen, welke informatie en welke beleidsalternatieven een besluit is genomen. Hiertoe verwijs ik uw Kamer naar de beslisnotitie bij het wetsvoorstel (bijlage bij Kamerstuk 36 263).
Bent u het eens met de voorzitter van de TIB, die in een radiointerview zegt dat de diensten de wet schrijven?11 Kunt u aangeven waarom dit niet klopt?
De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de wetteksten ligt bij de directie
Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de directie Juridische Zaken van het Ministerie van Defensie. Door de diensten wordt input geleverd om zeker te stellen dat de wet uitvoerbaar is. Dit sluit aan bij de aanbeveling uit het Algemene Rekenkamerrapport slagkracht AIVD en MIVD, om de I&V diensten op een vroeg moment bij de voorbereiding van een wetswijziging te betrekken voor adequate technische en operationele inbreng.
Wie zat er in de stuurgroep die aan de Tijdelijke wet heeft gewerkt sinds het uitkomen van de evaluatie van de Wiv 2017? Waarom is er voor gekozen daarin niet de toezichthouders op te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De stuurgroep is de ambtelijk opdrachtgever van het wetgevingsprogramma en bestaat uit vertegenwoordigers van de verantwoordelijke ministeries: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Algemene Zaken. De toezichthouders zijn geen opdrachtgever. Dit neemt niet weg dat de TIB en de CTIVD gedurende het wetgevingsproces herhaaldelijk zijn betrokken en geconsulteerd, conform de wens van uw Kamer.19
Het artikel 'Hoe Thierry Baudet de winst opstrijkt van een uitgeverij die met overheidssubsidie is opgezet' |
|
Joost Sneller (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het stuk «Hoe Thierry Baudet de winst opstrijkt van een uitgeverij die met overheidssubsidie is opgezet»1?
Ja
Klopt het dat de politieke partij Forum voor Democratie, via Forum voor Democratie BV, in 2020 een uitgeverij onder de handelsnaam «Amsterdam Books» heeft opgericht?
Politieke partijen zijn verenigingen en daarmee gebonden aan alle wetten die voor verenigingen en andere rechtspersonen gelden. Op politieke partijen met een zetel in de Eerste- en/of Tweede Kamer is daarnaast Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van toepassing. De Wfpp bepaalt in artikel 5 dat, indien een rechtspersoon uitsluitend of in hoofdzaak erop is gericht stelselmatig of structureel ten bate van een politieke partij activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de partij daar kennelijk voordeel bij heeft, de partij deze rechtspersoon als neveninstelling moet aanwijzen. Neveninstellingen zijn, net als de politieke partij, verplicht een door de accountant gecontroleerd overzicht van giften en schulden aan te leveren. De Wfpp stelt geen nadere regels aan de interne organisatie of structuur van een politieke partij of haar neveninstelling.
Forum voor democratie heeft in dat kader de rechtspersoon Forum voor Democratie B.V. aangewezen als neveninstelling. Uit openbare informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat de neveninstelling Forum voor Democratie B.V. tussen 18 maart 2020 en 1 januari 2022 de handelsnaam Amsterdam Books droeg.
Wat is uw mening op het gegeven dat een BV onderdeel kan zijn van de structuur van een politieke partij?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat dezelfde uitgeverij momenteel in naam wordt beheerd door «Amsterdam Media Group BV», een bedrijf dat in handen is van (oud-)FVD-bestuurders en politici, zoals ook valt op te maken uit de rapportage van het College van onderzoek integriteit Tweede Kamer?
Uit openbare informatie van de Kamer van Koophandel, die ook terugkomt in de rapportage van het College van onderzoek integriteit Tweede Kamer, blijkt dat Amsterdam Media Group B.V. op 4 november 2021 is opgericht door verschillende natuurlijke personen, waaronder Kamerleden van Forum voor Democratie. Ook blijkt dat Amsterdam Media Group B.V. op dit moment de handelsnaam Amsterdam Books hanteert. De rechtspersoon Forum voor Democratie B.V. gebruikt deze handelsnaam niet meer. Op dit moment is Amsterdam Media Group B.V. niet aangemerkt als neveninstelling van Forum voor Democratie.
Deelt u de mening dat het oprichten van een BV als onderdeel van een politieke partij, waarbij het bestuur van die BV overlapt met het partijbestuur aangezien de partijbestuursleden als privépersonen onderdelen van de BV van de partij overdragen, meer dan de schijn van belangenverstrengeling wekt en in strijd is met de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) en de Wet schadeloosstelling als de politici deze nevenfuncties en neveninkomsten niet melden?
Op grond van de Wfpp ben ik als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften van de Wfpp. De Wfpp stelt echter geen regels over de interne organisatie of structuur van een politieke partij, met uitzondering van de verplichtingen voor het aanwijzen van neveninstellingen en een ledeneis voor zover een politieke partij voor subsidie in aanmerking wil komen. Daarnaast stelt de Wfpp geen regels over de eventuele nevenactiviteiten van politici of bestuurders van politieke partijen. De reden daarvoor is dat de Wfpp zich uitsluitend richt op de financiering van politieke partijen. Het overige handelen van een politieke partij is een aangelegenheid van het Burgerlijk Wetboek.
In de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is in artikel 5 bepaald dat Kamerleden hun nevenfuncties en de inkomsten uit hun nevenfuncties openbaar maken door het ter inzage leggen van een opgave bij de griffie van de Tweede Kamer. In artikel 4 van deze wet wordt tevens bepaald dat dat zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar het Kamerlid aan de inspecteur van de Belastingdienst:
Indien de inspecteur van de Belastingdienst constateert dat er sprake is van te verrekenen neveninkomsten, vordert de griffier het teveel aan ontvangen schadeloosstelling terug van het Kamerlid. In het geval dat is gemeld dat een opgave achterwege zal blijven of het Kamerlid binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave of verklaring heeft ingezonden, stelt de griffier, conform Artikel 4 zesde lid van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de schadeloosstelling over het afgelopen jaar vast op 65% van de schadeloosstelling op jaarbasis.
Ook in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer is in artikel 15.19 bepaald dat leden van de Tweede Kamer nevenactiviteiten en inkomsten uit die nevenactiviteiten vermelden in het register nevenactiviteiten en belangen.
Handhaving door de Kamer zelf is mogelijk op grond van de Gedragscode leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Regeling handhaving en toezicht Gedragscode leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Deelt u de mening dat FVD financiële jaarverslagen van Amsterdam Media Group BV moet openbaren omdat deze BV wel degelijk gelieerd is aan de partij en dat de Wet financiering politieke partijen de partij verplicht om dit te openbaren?
De vraag veronderstelt dat neveninstellingen van een politieke partij wettelijk verplicht zijn een financieel jaarverslag openbaar te maken. Dit is echter incorrect. Indien een rechtspersoon door een politieke partij is aangewezen als neveninstelling, dan is deze rechtspersoon volgens de Wfpp verplicht jaarlijks een door een onafhankelijke accountant goedgekeurd overzicht van giften en schulden aan te leveren bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alleen voor neveninstellingen die vanuit de Wfpp subsidie ontvangen, geldt dat zij een door een onafhankelijke accountant goedgekeurd financieel verslag en een activiteitenverslag dienen aan te leveren2.
Een relatie tussen de politieke partij Forum voor Democratie en de rechtspersoon Amsterdam Media Group B.V. kan in de Wfpp dus ook niet leiden tot een verplichting een financieel jaarverslag openbaar te maken. Dit neemt niet weg dat in Nederland geldt dat elke B.V. verplicht is jaarlijks een jaarrekening aan te leveren bij de Kamer van Koophandel.
Klopt het dat hiermee niet valt uit te sluiten dat de uitgeverij Amsterdam Books is opgericht met geld dat Forum voor Democratie heeft ontvangen als subsidie onder de Wet financiering politieke partijen (Wfpp)?
In de Wfpp staat dat de subsidie aan politieke partijen wordt verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten (Artikel 7, lid 2):
Aangezien, zoals vermeld in het antwoord op vraag 4, Amsterdam Media Group B.V. niet is opgericht door de politieke partij Forum voor Democratie maar door verschillende natuurlijke personen, zou het oprichten van zo een B.V. niet vallen onder subsidiabele activiteiten onder de Wfpp.
Politieke partijen moeten jaarlijks verantwoording afleggen over de uitgaven van hun subsidie uit de Wfpp. Deze verantwoording wordt gecontroleerd door een onafhankelijke accountant, die hierover een goedkeurende accountantsverklaring moet afgeven. Het oordeel van de accountant per politieke partij wordt, gezamenlijk met het jaarverslag, jaarlijks openbaar gemaakt op de website van de rijksoverheid.3 De ADR heeft daarnaast bij de accountants van meerdere partijen, waaronder de accountant van Forum voor Democratie, de controle op de verantwoording over het jaar 2020 gereviewd. De verslagen van deze reviews zijn op 4 oktober 2022 aan uw Kamer toegezonden.4 Daarnaast is op 23 december 2022 het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over het verantwoordingsjaar 2021 aan uw Kamer toegezonden.5 Indien op basis van het hierboven genoemde proces blijkt dat een politieke partij subsidie op onrechtmatige wijze heeft besteed, dan kan dat leiden tot het terugvorderen van de subsidie. In dergelijke gevallen zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
In hoeverre is hier sprake van een onrechtmatige besteding van overheidssubsidie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om dit nader te onderzoeken en eventueel subsidie stop te zetten en/of terug te draaien als blijkt dat deze via de uitgeverij bij individuele FVD-politici en bestuurders terecht komt?
Zie antwoord vraag 7.
Het blokkeren van het amendement op de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 (Twm) |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving met betrekking tot het amendement van GroenLinks op de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 (Twm)?1, 2
Ja.
Kunt u uitleggen waarom er door ambtenaren van uw departement onderling over dit amendement werd gesproken in termen als een «akelig amendement» en een «heel machtig wapen»? Vindt u het normaal dat er in bestuurlijke kringen op een dusdanige manier over een democratisch instrument wordt gesproken, als zijnde een gevaar voor de zittende macht?
In de betreffende e-mails wordt gesproken over de (procedurele) gevolgen van het amendement3, zoals dit oorspronkelijk was ingediend, voor het nemen van maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19. Het is gebruikelijk dat elk ingediend amendement op zijn merites wordt beoordeeld. De beoordeling werd ingegeven door de gevolgen voor de bestuurlijke slagkracht bij de bestrijding van de epidemie. Ik ben het niet met u eens dat over dit amendement is gesproken als zijnde een gevaar voor de zittende macht.
Kunt u uitleggen waarom uw departement het dusdanig onwenselijk achtte dat de oppositie een ministeriële regeling zou kunnen blokkeren die potentieel verregaande gevolgen zou kunnen hebben voor de samenleving? Is het niet juist de taak van de oppositie om te waken over het parlementaire proces en ervoor te zorgen dat het kabinet zich niet te veel en op een oneigenlijke manier macht toe-eigent?
De aanname dat het Ministerie van VWS het onwenselijk achtte dat de oppositie een regeling zou kunnen blokkeren deel ik niet. Een belangrijke taak van zowel de Tweede als de Eerste Kamer is de regering te controleren. Beide Kamers beschikken daartoe over regulier instrumentarium. Ter versteviging van de parlementaire betrokkenheid bij het nemen en intrekken van maatregelen voorzag de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), zoals deze was ingediend, onder meer in een lichte voorhangprocedure4. Daarmee werd gewaarborgd dat indien noodzakelijk, mèt betrokkenheid van het parlement, snel maatregelen zouden kunnen worden genomen. De regeling zoals neergelegd in het amendement waarop de e-mails betrekking hebben (amendement nr. 7) zou ertoe leiden dat voor het nemen van maatregelen een wet nodig zou kunnen zijn. Een wetstraject zou vergaande gevolgen hebben voor de bestuurlijke slagkracht.
Kunt u uitleggen waarom het voor uw departement zo belangrijk was dat het kabinet per decreet zou kunnen regeren?
Deze aanname deel ik niet. Een belangrijk doel van de Twm was juist het creëren van een steviger democratische legitimatie van de maatregelen die nodig waren ter bestrijding van de epidemie5. Tot inwerkingtreding van de Twm werden maatregelen immers vastgesteld via noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Na inwerkingtreding van de Twm konden maatregelen -afgezien van de spoedprocedure, waarvoor een blokkeringsrecht achteraf gold – alleen worden genomen bij ministeriële regeling mèt voorafgaande betrokkenheid van het parlement. Van regeren bij decreet was geen sprake. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag 3.
Kunt u reflecteren op hoe dit raakt aan de grondbeginselen van de parlementaire democratie en op welke manier u het verantwoord acht dat uw ministerie en/of het kabinet deze grondbeginselen op deze manier probeerde te omzeilen?
Het standpunt dat het Ministerie van VWS of het kabinet de grondbeginselen van de parlementaire democratie trachtte te omzeilen, deel ik niet. Zoals in de antwoorden op de voorgaande vragen is aangegeven is met de Twm destijds een steviger democratische legitimatie van maatregelen gecreëerd. Met de Twm werd een balans gevonden tussen enerzijds de noodzaak van snelheid en flexibiliteit van handelen en anderzijds de noodzaak van democratische legitimatie en waarborgen voor de bescherming van grondrechten.
Vindt u het te rechtvaardigen dat is geprobeerd om de oppositie op deze manier actief buitenspel te zetten? Zo ja, waarom?
Deze aanname deel ik niet. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3 tot en met 5.
Wat vindt u ervan dat in de openbaargemaakte WOB-verzoeken wordt gesproken over een «machtigingswet door de Kamers jagen»? Waarom wordt er door ambtenaren van uw departement duidelijk nagedacht en gesproken over het inzetten van machtsmisbruik?
Wetgeving komt tot stand via een zorgvuldig regulier wetgevingsproces. In tijden van crisis moet dit proces, vanwege de urgente situatie, met de nodige voortvarendheid worden doorlopen. Een voortvarende behandeling sluit een zorgvuldige behandeling niet uit. Een wet door de Kamers jagen betreft beeldspraak en berust geenszins op gangbare praktijk. De woordkeuze in de e-mail is niet de mijne.
Waarom was uw departement blijkbaar van mening dat een minderheid in de Eerste en Tweede Kamer een democratisch recht wel kon worden onthouden? Kunt u uiteenzetten welke overwegingen hieraan ten grondslag lagen die dit in uw ogen zouden rechtvaardigen?
Er is beslist geen democratisch recht onthouden. Zoals in de antwoorden op de voorgaande vragen is aangegeven is met de Twm een steviger democratische legitimatie van maatregelen gecreëerd. Met de Twm werd een balans gevonden tussen enerzijds de noodzaak van snelheid en flexibiliteit van handelen en anderzijds de noodzaak van democratische legitimatie en waarborgen voor de bescherming van grondrechten.
Bent u niet van mening dat ingrijpende maatregelen, zoals de coronamaatregelen van de afgelopen jaren, juist verregaand gecontroleerd, getoetst en in sommige gevallen geblokkeerd moeten worden door de oppositie? Zo ja, staat dat dan niet haaks op de manier waarop uw departement gereageerd heeft op dit amendement?
Voor ingrijpende maatregelen, zoals coronamaatregelen, is een zorgvuldig besluitvormingsproces nodig. Met de Twm werd een balans gevonden tussen enerzijds de noodzaak van snelheid en flexibiliteit van handelen en anderzijds de noodzaak van democratische legitimatie en waarborgen voor de bescherming van grondrechten. Deze balans is bij de totstandkoming van de Twm in samenspraak tussen regering en parlement vastgesteld.
Hoe kijkt uw departement op dit moment tegen soortgelijke situaties aan? Bent u, als Minister van VWS, net als uw voorganger, van mening dat de oppositie op een dergelijke manier buitenspel gezet zou mogen worden en dat het kabinet het parlementaire proces op een dergelijke manier mag omzeilen om de eigen koers door te zetten? Zo ja, waarom en in wat voor situaties vindt u dat te rechtvaardigen?
Op 14 september 2022 is het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid bij uw Kamer ingediend. Het wetsvoorstel voorziet in grondslagen om collectieve maatregelen te treffen voor de bestrijding van infectieziekten met pandemisch potentieel. De betrokkenheid van de beide Kamers en de bescherming van grondrechten wordt in het wetsvoorstel gewaarborgd. Dat wetsvoorstel doorloopt de gebruikelijke parlementaire procedure.
Kunt u reflecten op het feit dat sommige media met betrekking tot deze kwestie spreken over een «staatsgreep»? Wat vindt u van dit sentiment en wat denkt u dat de openbaarmaking van deze beleidslijn doet met het vertrouwen van de burger in het kabinet en het (toekomstige) coronabeleid?
Het is onderdeel van de journalistieke vrijheid om berichtgeving naar eigen inzicht te duiden. De in het nieuwsitem aangehaalde e-mails openbaren geen beleidslijn.
Hoe rijmt u deze manier van regeren met de «nieuwe bestuurscultuur» die uw kabinet zegt te willen voorstaan?
Zie het antwoord op vraag 11.
De goedkope framing dat Groep van Haga nepnieuws zou verspreiden en over de poging om Kamerleden politieke instrumenten uit handen te willen nemen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht waarin gesteld wordt dat het lid Van Haga nepnieuws zou verspreiden?1
Ja.
Bent u de op de hoogte van het feit dat Kamerleden vragen stellen over informatie die via tal van kanalen tot hen komen en dat zij vragen stellen om de waarheid juist te willen verifiëren?
Ja, dat laat onverlet dat ik van mening ben dat politieke ambtsdragers en volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om zich rekenschap te geven van de mogelijke negatieve effecten van hun uitlatingen op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.
Waarom doet u aan framing door in antwoord op schriftelijke Kamervragen van het lid Van Haga te stellen dat het lid Van Haga nepnieuws verspreidt waarin u achteraf weet, wat het lid Van Haga vooraf niet wist, te weten dat het nieuws rondom de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM, niet klopte? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?2
Ik heb in mijn beantwoording van de betreffende schriftelijke vragen de kwalificatie «nepnieuws» niet gebruikt. Deze is afkomstig uit het artikel waarnaar wordt verwezen.
Deelt u de mening dat het niet aan de Minister is of en hoe vaak de Groep van Haga Kamervragen stelt?
Uiteraard gaan Kamerleden zelf over de frequentie en de inhoud van de Kamervragen die zij stellen. Ik vind het van belang om alle Kamervragen van een goede beantwoording te voorzien om zo te voldoen aan mijn grondwettelijke inlichtingenplicht.
Het indienen van een groot aantal Kamervragen in relatief korte tijd heeft gevolgen voor mijn vermogen om op een zo goed mogelijke manier aan mijn inlichtingenplicht te voldoen, daar dit een groot beslag legt op de ambtenaren van het Ministerie van VWS.
Bent u zich (achteraf) bewust van het feit dat u het controlerende orgaan (de Kamer) niet hoort te kapittelen, maar dat dit in de omgekeerde volgorde hoort plaats te vinden, de Kamer controleert u en niet andersom? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u zich, nu u zorgen heeft over het aantal Kamervragen van de Groep van Haga, vervoegen tot de Kamervoorzitter om te pleiten voor dezelfde spreektijden voor deze fractie als voor de rest van de Kamer?
Nee. De Kamer heeft zijn eigen afspraken over maximale spreektijden en het onderscheid dat gemaakt wordt tussen fracties en groepen vastgelegd in het Reglement van Orde. Initiatieven tot wijziging van dit Reglement dienen dan ook vanuit de Kamer te komen.
Wilt u afstand nemen van de woorden van de Minister van Justitie en Veiligheid die het lid Van Haga een extreemrechte onwelriekende reuzel heeft genoemd, dit om de verspreiding van nepnieuws tegen te gaan?
Ik sluit mij aan bij hetgeen de Minister-President hierover heeft gezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.
Wilt u zich ook inzetten voor de veiligheid het lid Van Haga, daar hij door allerlei spinnerij, mede vanuit het kabinet, doodsbedreigingen ontvangt en enkele weken geleden een man binnendrong in zijn huis? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Bedreigingen aan het adres van Kamerleden, in welke vorm dan ook, zijn volkomen onacceptabel en veroordeel ik ten zeerste. Het gehele kabinet spant zich in voor de veiligheid van politieke ambtsdragers en volksvertegenwoordigers. Deze veiligheid is van groot belang binnen onze democratische rechtsstaat.
Het bericht 'Van Huffelen kleunt mis' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Van Huffelen kleunt mis»?1
Ja.
Beschikt u over voldoende leesvaardigheid om de Wolbes begrijpend te kunnen lezen en kent u het verschil tussen de begrippen «verplicht» en «de mogelijkheid»?
Ja.
Indien het antwoord ja is, hoe kwalificeert u dan het feit dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd?
De Kamer is door mij niet verkeerd geïnformeerd. Een gezaghebber in Caribisch Nederland is lid van het bestuurscollege en heeft in die hoedanigheid de beginselplicht om te stemmen indien en voor zover het tot een stemming komt in het bestuurscollege. Voor de volledigheid merk ik op dat hierop een uitzondering geldt indien sprake is van een persoonlijk belang. In dat geval bepaalt de WolBES dat niet deelgenomen wordt aan de stemming. Een beginselplicht om te stemmen indien en voor zover het tot een stemming komt in het bestuurscollege, gaat niet zo ver als een algemene stemplicht. Het bestuurscollege is niet verplicht om een voorstel in stemming te brengen alvorens een besluit kan worden genomen. Zowel in het college van burgemeester en wethouders in Europees Nederland als in het bestuurscollege in Caribisch Nederland is het ook niet gebruikelijk om te stemmen voordat een besluit wordt genomen, maar wordt doorgaans in collegiaal overleg getracht consensus te bereiken. De gezaghebber is ook voorzitter van het bestuurscollege. Het is bij uitstek de rol van de voorzitter om te komen tot besluitvorming in consensus. Indien consensus is bereikt, is niet voor ieder besluit een stemming vereist.
Bent u bereid om openbaar excuses aan te bieden aan Bonaires Gezaghebber Rijna en daarmee zijn door u ernstig geschonden reputatie weer te herstellen? Zo nee, waarom niet?
De ingediende motie is door mij gelezen als een steun in de rug voor de onafhankelijke rol die gezaghebbers vervullen. Het is een rol waar ik veel waardering voor heb. Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is er absoluut oog voor de complexiteit waarin de gezaghebbers hun werk uitvoeren. Ik heb hierover met de gezaghebber een goed gesprek gehad en wij zitten op één lijn. Er is dan ook geen aanleiding voor het aanbieden van excuses. Ik steun de gezaghebbers in Caribisch Nederland graag bij de uitoefening van hun functie.
Het informeren van de Kamer |
|
Laura Bromet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden van 20 juni jl. op onze schriftelijke vragen van 3 juni 2022 over het informeren van de Kamer?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom niet iedere vraag inhoudelijk is beantwoord? Kunt u zich voorstellen dat door de zeer summiere beantwoording van de gestelde vragen over de grondwettelijke informatiepositie van de Kamer de indruk kan worden gewekt dat de regering de zorgen uit het parlement over de tijdige en volledige informatie niet serieus neemt?
Ja. In de antwoorden van 20 juni jl. op de schriftelijke vragen van 3 juni jl. is de inzet van het kabinet toegelicht ten aanzien van het zorgvuldig en tijdig informeren van de Kamer. Een zorgvuldige informatievoorziening van beide Kamers is in het licht van artikel 68 Grondwet essentieel in de verhouding tussen de regering en Kamers. Daarbij hoort dat de regering de Kamers zo snel als redelijkerwijs mogelijk informeert over relevante zaken. Sinds 2013 geldt hiervoor als werkafspraak voor verzending van stukken aan de Tweede Kamer dat stukken minimaal een kwartier voordat door media nieuws naar buiten wordt gebracht dienen te worden aangeleverd bij de griffies in verband met de benodigde verwerkingstijd. Naar aanleiding van uw vragen is deze werkafspraak nogmaals onder de aandacht gebracht bij alle Ministeries.
Wilt u vraag 3 «Hoe vindt u dat het sinds de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen is gegaan met het naleven van werkafspraken tussen kabinet en Kamer over de wijze van informeren van de Kamer?» alsnog inhoudelijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat Kamerleden zo snel als redelijkerwijs mogelijk is worden geinformeerd over relevante zaken. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, zijn de gemaakte werkafspraken over het tijdig informeren van de Kamer opnieuw bij alle Ministeries onder de aandacht gebracht.
Wilt u vraag 5 «Kunt u zich voorstellen dat Kamerleden hun werk niet goed kunnen doen, wanneer zij moeten reageren op berichtgeving in de media terwijl de informatie nog niet aan de Kamer is gezonden?» alsnog inhoudelijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat Kamerleden zo snel als redelijkerwijs mogelijk is worden geinformeerd over relevante zaken, zodat Kamerleden hun werkzaamheden goed kunnen uitvoeren. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, zijn de gemaakte werkafspraken over het tijdig informeren van de Kamer opnieuw bij alle Ministeries onder de aandacht gebracht.
Wilt u vraag 6 «Deelt u de mening dat het feit dat een bewindspersoon graag in de media wil optreden (bijvoorbeeld interview in een krant of een optreden in een televisie-uitzending) over een kabinetsplan het niet rechtvaardigt dat media voordat een kabinetsplan naar de Kamer wordt gestuurd, van het kabinetsplan (onder embargo) op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom acht u een mediaoptreden en/of het onder embargo naar de media sturen van een kabinetsplan belangrijker dat het tijdig informeren van de Kamer? En op welke wijze acht u dit passen binnen de werkafspraken met de Tweede Kamer?» alsnog inhoudelijk beantwoorden?
Het is belangrijk dat Kamerleden zo snel als redelijkerwijs mogelijk is worden geinformeerd over relevante zaken, zodat Kamerleden hun werkzaamheden goed kunnen uitvoeren, waaronder het te woord staan van media in reactie op kabinetsbeleid dat aan de Kamer is gestuurd. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, zijn de gemaakte werkafspraken over het tijdig informeren van de Kamer opnieuw bij alle Ministeries onder de aandacht gebracht.
Wat bedoelt u precies met «zo snel als redelijkerwijs mogelijk» in uw antwoord op vraag 2 van 20 juni jl.? Kunt u dit nader concretiseren aan de hand van voorbeelden? Deelt u de mening dat wanneer bewindspersonen (onder embargo) media kunnen informeren, het redelijkerwijs ook mogelijk moet zijn om diezelfde informatie ten minste op hetzelfde moment aan de Kamer te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
De betreffende passage houdt onder meer in dat alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Het is aan elke bewindspersoon hierin een zorgvuldige afweging te maken en hierover ook in voorkomende gevallen verantwoording af te leggen. Sinds 2013 geldt hiervoor als werkafspraak voor verzending van stukken aan de Tweede Kamer dat stukken minimaal een kwartier voordat door media nieuws naar buiten wordt gebracht dienen te worden aangeleverd bij de griffies in verband met de benodigde verwerkingstijd. Naar aanleiding van uw vragen is deze werkafspraak nogmaals onder de aandacht gebracht bij alle Ministeries.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden zonder te verwijzen naar antwoorden op voorgaande vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.