De toekenning van de extra middelen voor het Tijdelijk Noodfonds Energie |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Nobel , Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hoe staat het met de uitvoering van het amendement Grinwis c.s. dat € 50 miljoen extra toevoegt aan het Tijdelijk Noodfonds Energie?1
Allereerst wil ik benadrukken dat ik het initiatief van de Tweede Kamer om extra middelen om energiearmoede tegen te gaan, zeer waardeer. De afgelopen jaren heeft het Rijk zich ingezet om energiearmoede te verlagen. De inzet van de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie en de energieleveranciers zijn daarbij belangrijke partners geweest. De privaat-publieke constructie van het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2025 maakt het onmogelijk om dit jaar extra middelen toe te voegen zonder grote financiële en juridische risico’s. Met de aangehouden verhouding tussen publieke en private financiering is de maximale ruimte bereikt, waarbij het Rijk minder dan twee derde van de totale middelen aan het fonds beschikbaar mag stellen. Indien extra Rijksmiddelen uit het amendement zonder aanvullende private dekking aan het Tijdelijk Noodfonds Energie worden toegevoegd, is het risico groot dat het Tijdelijk Noodfonds Energie als een buitenwettelijk bestuursorgaan wordt gekwalificeerd. Dit kan verschillende consequenties hebben. Eén van de mogelijke consequenties is dat een huishouden als gevolg van deze steun gekort kan worden op de (bijstands)uitkering. Een andere consequentie is het ontstaan van een open einderegeling. De omvang is niet exact te bepalen, dit kan zeker honderden miljoenen euro’s betreffen.
Er ligt echter nog altijd een maatschappelijke opgave, zo laten ook de recente cijfers van TNO zien2. Dat is de reden waarom ik werk aan een publiek energiefonds, in het kader van het Social Climate Fund (SCF)3, om huishoudens te ondersteunen op de energierekening. Bij een publiek fonds is het mogelijk om hiervoor rijksmiddelen zonder private inleg voor dit doeleinde beschikbaar te stellen.
Er wordt verkend of de € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de beschikbare middelen voor het te ontwikkelen publieke energiefonds voor de ondersteuning van huishoudens op de energierekening. Met deze aanvulling op de middelen van het SCF kan de looptijd van het publieke energiefonds worden verlengd. Het streven is om de tegemoetkoming vanuit een publiek energiefonds ten behoeve van de winterperiode vanaf 2026/2027 beschikbaar te stellen. Er wordt bij de uitwerking van het fonds bezien of het (technisch) mogelijk is om met terugwerkende kracht huishoudens over 2026 steun toe te kennen.
Hoe staat het met de verwerking van de 210.000 ontvangen aanvragen die waren binnengekomen alvorens het loket werd gesloten op 29 april jl.? Hoeveel van de aanvragen kon aanvankelijk niet worden gehonoreerd met het budget van € 56,3 miljoen, maar nu wel met de € 50 miljoen extra?
In totaal hebben zo’n 227.000 huishoudens een aanvraag gedaan bij de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) in 2025. Op dit moment zijn er ruim 115.000 van de aanvragen goedgekeurd. Er is inmiddels zo’n 97% van de aanvragen behandeld. Deze huishoudens voldoen aan de vooraf gecommuniceerde voorwaarden (inkomen en energiequote) en ontvangen steun. Het aantal huishoudens dat daarmee in 2025 steun krijgt, is op dit moment vergelijkbaar met het aantal in 2024. De huishoudens die aan de voorwaarden voldoen, ontvangen in 2025 gemiddeld zo’n € 77,50 per maand voor een periode van zes maanden.
Van de 227.000 huishoudens wordt dus ongeveer de helft afgewezen. Dit is niet omdat de middelen niet toereikend zijn, maar omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden. Zij hebben een te hoog inkomen of een te lage energierekening in verhouding met het inkomen.
Hoeveel budget resteert er nog na de verwerking van de ontvangen aanvragen? Wanneer en voor hoe lang wordt het aanvraagloket voor het Noodfonds weer opengesteld, zodat rechthebbenden die niet in de gelegenheid waren om tijdens de eerdere korte openstelling van het fonds een aanvraag in te dienen, dit alsnog kunnen doen?
De inschatting is nu dat nagenoeg het gehele beschikbare bedrag van € 56,3 miljoen wordt uitgekeerd aan huishoudens en er dus vrijwel geen middelen onbenut zijn gebleven.
Staan de private partijen klaar om operationele uitvoering te geven aan het honoreren van de extra aanvragen?
Zoals aangegeven bij vraag 1 wordt verkend of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds. Het energiefonds 2025 was een publiek/ private constructie, zoals bij vraag 1 aangegeven is het niet mogelijk om aanvullende Rijksmiddelen aan deze constructie toe te voegen. Om die reden is deze vraag over operationele uitvoering niet aan de orde.
Aangezien enkele kabinetsleden geen trek leken te hebben in het aangenomen amendement, hoe ziet u erop toe dat het amendement nog in 2025 wordt uitgevoerd en de middelen benut worden en dat het budgetrecht van de Tweede Kamer dus wordt geëerbiedigd?
Zoals bij vraag 1 is aangegeven, maakt de privaat-publieke constructie van het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2025 het onmogelijk om dit jaar middelen toe te voegen zonder financiële en juridische risico’s. Het kabinet onderschrijft het doel van het amendement, het ondersteunen van huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening. Om die reden wordt verkend of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds dat in ontwikkeling is.
In hoeverre draagt deze € 50 miljoen bij aan de instandhouding van de systematiek van het Tijdelijk Noodfonds Energie?
De € 50 miljoen draagt niet bij aan de instandhouding van de systematiek. Zoals in eerdere Kamerbrieven inzake dit energiefonds is aangegeven, is het fonds in 2025 voor de laatste keer via de publiek-private constructie vormgegeven. In de kamerbrieven van 27 juni en 9 september4 jongstleden is aangegeven dat het Ministerie van SZW en het Ministerie van VRO gezamenlijk aan de verdere uitwerking van een voorstel binnen het SCF-plan werken. Dit voorstel is gericht op meerjarige financiële steun voor huishoudens (publiek energiefonds) in combinatie met de verduurzaming van woningen. Het SCF is opgericht om de effecten van het ETS-2-systeem op huishoudens in de meest (financiële) kwetsbare posities te verzachten.
De lessen van de afgelopen jaren over de effectiviteit van het fonds, zoals het bereik van de doelgroep, worden meegenomen in het vervolgtraject van het SCF.
Kunt u deze vragen vraag voor vraag beantwoorden voor aanvang van de augustusbesluitvorming?
Gezien het zomerreces was het niet mogelijk om deze Kamervragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De verkenning of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds loopt mee in de augustusbesluitvorming.
Het artikel 'De transformatie van Volksbank naar ASN Bank is niet goedkoop' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Het artikel beschrijft hoe de Volksbank een kostbare transitie doormaakt die gericht is op verkoop; is volgens u de huidige reorganisatie gericht op verkoop?1
ASN Bank, de voormalige Volksbank, heeft aangegeven dat het transformatietraject, waaronder deze reorganisatie valt, noodzakelijk is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. De bank geeft aan dat de transformatie haar in staat moet stellen haar 3 miljoen klanten beter te bedienen, haar datakwaliteit en IT-systemen te verbeteren, structureel te voldoen aan toenemende wet- en regelgeving en een kostenreductie te realiseren.
Zoals ik ook genoemd heb in mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 2025, staat deze transformatie op zichzelf als onderdeel van de commerciële strategie van ASN. De transformatie staat dus los van de voorbereiding voor de privatisering.2 Noch ik, noch NLFI zijn betrokken geweest bij dit operationele besluit. Op grond van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat ook geen invloed uitoefenen op de commerciële strategie van de bank.
Hoeveel middelen worden in totaal uitgegeven aan de reorganisatie?
Uit de halfjaarcijfers van ASN Bank van 8 augustus 2025 blijkt dat ASN Bank € 144 miljoen heeft gereserveerd voor het transformatietraject. Hiervan was op 30 juni 2025 € 35 miljoen uitgegeven.3
Waarom worden deze middelen uitgegeven aan een reorganisatie die door de Kamer als ongewenst wordt gezien?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb genoemd, is het besluit tot het transformatietraject een operationeel besluit in de context van de commerciële strategie van ASN Bank. Op grond van de ACM-maatregelen mogen NLFI, de staat en daarmee ook de Kamer geen invloed uitoefenen op deze commerciële strategie. Ik heb hier dan ook geen opvatting over.
Is dat wat u betreft een verantwoordelijke omgang met belastinggeld?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten hoe wordt geborgd dat medewerkers, klanten en stakeholders tijdig en volledig worden geïnformeerd over de voortgang en impact van de reorganisatie en eventuele verkoopplannen?
Het is aan het bestuur van ASN Bank om medewerkers, klanten en andere belanghebbenden tijdig en volledig te informeren over de voortgang en impact van het transformatietraject. Dit is een aangelegenheid waar NLFI en de staat niet bij betrokken zijn.
Wat betreft de eventuele verkoopplannen, blijkt uit de eerdergenoemde voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank over 2024, dat ASN Bank nog niet verkoopgereed is.
CEO Roland Boekhout stelt dat verkoop van de Volksbank het uitgangspunt is, dit onderstreept hij met de uitspraak «[w]e willen een zo groot mogelijke opbrengst realiseren voor de Nederlandse belastingbetaler, als compensatie voor al die jaren dat de staat de bank heeft ondersteund»; deelt u deze visie?
De voorloper van ASN Bank (SNS Reaal) is in staatshanden gekomen om de stabiliteit van het financiële stelsel te borgen. Zoals ook is toegelicht in de verschillende Kamerbrieven over de tijdelijke financiële instellingen (onder meer a.s.r.4, ABN AMRO5 en ASN Bank6), is de staat geen belegger en doet de staat geen risicovolle investeringen als daar geen publiek belang mee is gediend.
Zo ja, hoe weegt u het signaal van de Kamer die in juni heeft aangegeven de Volksbank niet te willen verkopen?
In haar onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank (nu ASN Bank) concludeert NLFI dat alleen een onderhandse verkoop of beursintroductie naar voren komen als realistische toekomstopties. Zoals ook genoemd in de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank over 2024, is het definitieve verkoopbesluit voor ASN Bank op dit moment niet aan de orde.7 Uit de analyse van NLFI blijkt dat ASN Bank nog een aantal jaar nodig heeft om verkoopgereed te zijn.
Bent u zich ervan bewust dat de motie, die oproept het privatiseringstraject te stoppen, ook betrekking heeft op het reorganisatieproces en vraagt deze te stoppen?
Zoals ik de Kamerbrief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 heb genoemd, is de relatie die wordt verondersteld tussen het besluit van het bestuur van ASN Bank tot de transformatie en de voorbereidingen voor een privatisering onjuist. Zoals toegelicht in bovenstaande antwoorden kan en mag ik geen invloed uitoefenen op het transformatietraject.
Deelt u de mening dat het openhouden van beleidsopties door het voortzetten van de reorgansiatie niet past binnen de wens van de Kamer?
Het voortzetten van het transformatietraject is een besluit van ASN Bank. NLFI en de staat mogen hier in het kader van de ACM maatregelen geen invloed op uitoefenen.
Welke invloed zou de Tweede Kamer normaal gesproken moeten hebben op het deelnemingenbeleid van de overheid?
Iedere 7 jaar wordt het deelnemingenbeleid geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie wordt een nieuwe nota deelnemingenbeleid opgesteld door het kabinet. In 2022 is het huidige deelnemingenbeleid opgesteld en met uw Kamer gedeeld. Zoals gebruikelijk heeft de Kamer het recht om hierover (schriftelijke) vragen te stellen, debat te voeren en moties in te dienen. Over de uitvoering van het aandeelhouderschap wordt jaarlijks verantwoording afgelegd en uw Kamer wordt geïnformeerd over mijn plannen met de staatsdeelnemingen. Middels het uitoefenen van de aan de Kamer toekomende rechten kan er invloed uitgeoefend worden.
Voor ASN Bank (en ook ABN AMRO) geldt dat zij is uitgezonderd van de nota deelnemingenbeleid. NLFI is belast met het privaatrechtelijke beheer van ASN Bank (en ABN AMRO) en valt niet zoals andere staatsdeelnemingen onder mijn verantwoordelijkheid. Dit biedt een extra waarborg voor een transparante belangenafweging, een geloofwaardige exitstrategie en een zakelijk, niet-politiek beheer. Het was destijds ook een nadrukkelijke wens van de Kamer om het beheer in een onafhankelijke organisatie onder te brengen.8 Daarnaast geldt dat op grond van maatregelen van de ACM, NLFI en de staat geen invloed mogen uitoefenen op de commerciële strategie van ASN Bank.
Vindt u de wens van de Kamer als hoogste staatsrechtelijke orgaan doorslaggevend en bent u alsnog bereid de wens van de Kamer uit te voeren?
De wens en oproep van de Tweede Kamer weegt altijd zwaar mee in de door mij te maken afwegingen. Daarbij heb ik als Minister ook een verantwoordelijkheid om besluiten te toetsen aan bestaande wetgeving, internationale verplichtingen en de uitvoerbaarheid.
Over de uitvoerbaarheid van de specifieke wens van de Tweede Kamer om de transformatie stop te zetten verwijs ik naar mijn Kamerbrief over de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank. Zowel NLFI als de staat mogen geen invloed hebben op de commerciële strategie van ASN Bank. Op dit moment is er van een besluit tot verkoop nog geen sprake en is ASN Bank daar nog niet gereed voor. Wanneer de daadwerkelijke privatisering van de ASN Bank aan de orde is en er eventuele verkoopplannen zijn, ga ik uiteraard in gesprek met uw Kamer.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
De voortgang van de hersteloperatie toeslagen. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer informeren over de status van de versnelling van de schadeafhandeling die ouders vanaf september tegenmoet zouden kunnen zien, zowel met betrekking tot de route ontwikkeld door het ministerie, als de huidige situatie bij de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH)?
In de aanbiedingsbrief van de 20e VGR is aangekondigd dat het kabinet er alles aan doet om ouders per september een versnelde schadeafhandeling aan te bieden. Het kabinet zet momenteel de laatste stappen naar een vereenvoudiging met uiteindelijk twee routes voor aanvullende schade: de route MijnHerstel en de route van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH). Ook zijn samen met diverse betrokkenen waaronder SGH, belangrijke stappen gezet rondom de uniformering van het schadekader. Ik verwacht dit op korte termijn hierover te kunnen communiceren zodat ouders duidelijkheid hebben over hoe we op een ruimhartige manier in de hersteloperatie schadeposten compenseren.
Met SGH zijn afspraken gemaakt over onder andere toegang voor de ouders met een IB-beschikking lager dan € 30.000,- en het overgaan op een systeem waarin schadestaten niet voor- maar achteraf gecontroleerd worden. Deze afspraken zijn gedurende de zomer in de praktijk gebracht, waardoor het nu nog te vroeg is om met zekerheid te zeggen wat voor effect dit heeft gehad op de gemiddelde doorlooptijd van schadeafhandeling bij SGH.
Met betrekking tot de ontwikkeling van Mijn Herstel heb ik u via een Kamerbrief geïnformeerd dat deze route niet in september live kan gaan. Wanneer een livegangsdatum bekend is, zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.
Zijn alle dossiers van gedupeerde ouders, zoals toegezegd, in augustus inderdaad opgepakt? Zo niet, waarom niet en om hoeveel dossiers gaat het?
Ja, op dit moment zijn ook de integrale beoordelingen van de laatste groep aangemelde ouders in behandeling. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) ligt op koers om zoals toegezegd einde dit jaar de integrale beoordelingen af te ronden.
Is het kabinet inmiddels wel bereid om een regeringscommissaris aan te stellen voor het herstel van de toeslagenaffaire, zoals een meerderheid van de Kamer al vanaf 2023 vraagt vanwege de enorme snelheid waarmee de verantwoordelijk bewindspersonen wisselen en de grote onrust die dit iedere keer veroorzaakt bij gedupeerde ouders en kinderen, aangezien gedupeerden opnieuw te maken hebben met een wisseling van bewindspersoon?
Juist om te zorgen voor voortgang in de hersteloperatie toeslagen en om onrust bij gedupeerden te minimaliseren heeft het kabinet gekozen voor continuïteit op de portefeuille Herstel en Toeslagen, en zal ik de komende periode mijn werk, samen met onder andere uw Kamer voortzetten om ouders voorbij het onrecht te helpen. Eerder heb ik u met de reactie op het rapport van de Commissie Van Dam1 geïnformeerd over de afwegingen rondom het aanstellen van een regeringscommissaris. De primaire verantwoordelijkheid om de hersteloperatie in goede banen te leiden ligt bij het kabinet, ondersteund en gevoed door onder meer een programma-directoraat-generaal gericht op de coördinatie van de hersteloperatie. Het kabinet heeft ervoor gekozen in te zetten op gerichte versterking van het overzicht, de slagkracht en de menselijkheid en tegelijkertijd geen grootscheepse herstructurering door te voeren, zoals bestuurlijke lagen introduceren of organisatorische of juridische herinrichting doorvoeren.
Een integrale audit van ideologisch gedreven overheidsuitgaven en mogelijke systeemfraude in de overheidsadministratie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), David van Weel (minister , minister ) , Judith Uitermark (minister ) (NSC), Barry Madlener (PVV), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dirk Beljaarts , Marjolein Faber (PVV), Mona Keijzer (minister ) (BBB), Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Reinette Klever (PVV), Fleur Agema (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u een volledig overzicht geven van alle organisaties die sinds 2010 overheidsfinanciering hebben ontvangen (subsidies, bijdragen, fondsen, opdrachten of garanties) en die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken?
Er wordt geen lijst bijgehouden van organisaties die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken. Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoeveel belastinggeld is sinds 2010 verstrekt aan organisaties die zich (mede) richten op abortuszorg en -bevordering, inclusief internationale partnerschappen; transgenderzorg, genderbevestigende medische interventies of «genderinclusief» onderwijs; LHBTIQ+-voorlichting of «empowerment»; «klimaatgerechtigheid»; «intersectionaliteit»; «dekolonisatie» en andere aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen gerelateerde doelen?
Departementen leggen in de jaarverslagen die jaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden verantwoording af over de uitgaven die zijn gedaan. Deze jaarverslagen en onderliggende gegevens zijn ook inzichtelijk via Rijksfinancien.nl.
Hoe wordt voorkomen dat deze subsidies of bijdragen direct of indirect worden gebruikt voor anti-democratische doeleinden, waaronder: a. rechtszaken tegen de Nederlandse Staat (zoals door Urgenda of Milieudefensie) en b. beïnvloeding van verkiezingen, beleidsvorming of publieke opinie via door de overheid betaalde campagnes?
Deze vraag bevat een aanname over de definitie van «anti-democratische doeleinden» die het kabinet niet deelt, waardoor hij moeilijk te beantwoorden is. In het algemeen is te stellen dat subsidies op verschillende manieren worden verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid hieromtrent.
Worden bij subsidieaanvragen en -verantwoording identiteiten, jaarrekeningen en bestuursstructuren van aanvragers gecontroleerd op dubbele registraties, schijnconstructies of verbonden partijen?
Subsidies worden op verschillende manieren verantwoord en gecontroleerd. Deze wijze van verantwoording en controle is vastgelegd in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook wel bekend als het Uniform Subsidiekader (USK). Vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het subsidiebeheer en het beleid tegen misbruik en oneigenlijk gebruik.
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland net als in de Verenigde Staten (waar het Department of Governmenet Efficiency (DOGE) recent gevallen aan het licht bracht van overheidsmedewerkers op de payroll met leeftijden boven de 100 jaar) sprake is van zogeheten «ghost employees» of fictieve ambtenaren in loondienst? Zo nee, wat is de oudste actieve ambtenaar in dienst bij de Rijksoverheid, en hoeveel medewerkers staan ingeschreven met leeftijden van 90 jaar of ouder?
Er zijn in de personele administratie geen medewerkers bekend met een leeftijd van 90 jaar of ouder. De oudste actieve ambtenaar die in de personele administratie staat geregistreerd heeft een leeftijd van 80 jaar. In overleg kunnen medewerkers doorwerken na het 70e levensjaar. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specialistisch adviseurs of bepaalde commissiesecretarissen.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024. De tabel laat zien dat er in Q4 2024 94 rijksmedewerkers waren met een leeftijd tussen de 71 en de 80 jaar.
Deze groep is goed voor 39,6 fte. Een meerderheid van deze groep werkt deeltijd, soms beperkt tot enkele uren per week.
Worden burgerservicenummers in de HR-administratie periodiek geverifieerd op vitaliteit, overlijden of dubbele inschrijving? En kunt u een overzicht geven van het aantal actieve ambtenaren naar leeftijdscategorie en dienstonderdeel?
Bij invoer van een werknemer in het HR-systeem vindt een validatie plaats op juistheid van BSN. Daarnaast wordt voorafgaand aan de salarisverwerking een loonaangiftecontrolerapport gedraaid, die een melding genereert wanneer een BSN bij meer dan één personeelsnummer wordt gebruikt. Werkgevers hebben geen toegang tot de Basisregistratie Personen (BRP). Elke medewerker waarvoor loon is berekend, wordt maandelijks met BSN opgenomen in de loonaangifte, die verstuurd wordt naar de Belastingdienst. De Belastingdienst controleert op de juistheid van het aangeleverde BSN. De Belastingdienst controleert aan de hand van de BRP of het BSN aansluit met de aangeleverde geboortedatum.
Tabel 1 in de bijlage geeft een overzicht van het aantal Rijksambtenaren, per ministerie, naar leeftijdscategorie in het jaar 2024.
Zijn er ambtenaren of externe consultants met toegang tot begrotingssystemen of subsidieverstrekkingsplatforms die gelijktijdig werkzaam zijn bij door de overheid gesubsidieerde instellingen? Zo ja, hoeveel?
Er geldt een meld- en registratieplicht voor nevenwerkzaamheden die in relatie tot iemands ambtelijke functievervulling de belangen van de dienst kunnen raken. Indien blijkt dat er integriteitsrisico's zijn, wordt door de betrokken persoon en de leidinggevende onderzocht welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden, met mogelijk zelfs een verbod op de nevenwerkzaamheden. De geschetste situatie in de vraag zal al snel onder deze meldplicht vallen.
Hoeveel subsidieaanvragen zijn sinds 2020 goedgekeurd waarin de volgende trefwoorden of gelijksoortige termen voorkwamen: «diversiteit, «inclusie», «dekolonisatie», «intersectionaliteit», «gender», «klimaatrechtvaardigheid», «safe space», «systemisch racisme», «lhbti+», «queer», «trans rights», «migratierechtvaardigheid»?
Informatie over het aantal subsidieaanvragen met de betreffende termen is niet beschikbaar.
Kunt u aangeven hoeveel verschillende organisaties in Nederland op meerdere plaatsen onder andere namen geregistreerd staan als subsidieontvanger? Hoeveel stichtingen of verenigingen zijn actief met een registratie bij de Kamer van Koophandel, maar zonder actieve fysieke of digitale aanwezigheid?
Een stichting of vereniging kan behalve de reguliere naam een verkorte (afwijkende naam) hebben. Als de stichting of vereniging een onderneming drijft, komen daar mogelijk ook nog handelsnamen van de onderneming bij. Al deze namen hangen echter aan hetzelfde KVK-nummer. Voor zover wederpartijen deze KVK-nummers in hun eigen administratie gebruiken, en dat is heel gebruikelijk, bestaat er dus geen verwarring over de identiteit van de vereniging of stichting ongeacht de naam die gevoerd wordt.
Indien in een stichting of vereniging al minstens een jaar geen activiteiten plaatsvinden, overeenkomstig de criteria in artikel 2:19a BW, dan moet de KvK deze ontbinden. Het voornemen tot ontbinding en, wanneer de organisatie zich niet alsnog bij KVK meldt ook de ontbinding zelf, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Bent u bereid een onafhankelijke taskforce (vergelijkbaar met het Amerikaanse DOGE-team) samen te stellen bestaande uit externen met bewezen expertise in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability, met als opdracht een systeemscan te doen op mogelijke inefficiënte, onrechtmatige of ideologisch gemotiveerde uitgaven en hen daarbij toegang te verschaffen tot interne subsidieportalen, IT-systemen en payroll-gegevens voor een integrale risicoanalyse?
Nee, het samenstellen van een taskforce zoals het Amerikaanse DOGE-team wordt naar ons inziens niet als nodig geacht.
Indien u hier niet toe bereid bent, wilt u dan toelichten waarom niet, en op welke wijze u dan wél de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven garandeert?
De Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (AR) zijn beide onafhankelijke controleurs die toezien op rechtmatig en doelmatig gebruik van overheidsmiddelen. De ADR werkt als interne auditor binnen de overheid, terwijl de AR als externe auditor optreedt. Samen zien zij toe op de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven. Daarbij is de AR wettelijk bevoegd om alle benodigde gegevensbronnen te betrekken in haar onderzoeken. Beide organisaties hebben vergaande expertise en zetten in op kennisontwikkeling in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability. Een extra controleorganisatie hier aan toevoegen is daarom niet wenselijk en ook ondoelmatig.
Kunt u een overzicht geven van alle creditcards, betaalpassen en betaalaccounts die in beheer zijn van de Rijksoverheid en onderliggende instanties (inclusief zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen en zelfstandige uitvoeringsorganisaties), met daarbij per kaart of account:
Het opstellen van een dergelijk totaaloverzicht is zeer arbeidsintensief en wordt daarom niet proportioneel geacht. Verder staan kaarten altijd op naam en zijn deze niet overdraagbaar, wat ook een verplichting is vanuit de bank. Als medewerkers vertrekken of een functiewijziging krijgen, wordt de pas ingetrokken.
Wordt er actief gecontroleerd op misbruik, dubbele uitgifte of ongeoorloofd gebruik van de onder de vorige vraag bedoelde betaalmiddelen? Zo ja, hoeveel gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik zijn de afgelopen vijf jaar vastgesteld? Wat was de financiële schade in die gevallen?
Alle betalingen worden gecontroleerd op misbruik. Het aantal gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik in de afgelopen vijf jaar is nagenoeg nihil. In de enkele gevallen dat er fraude of onrechtmatig gebruik heeft plaatsgevonden is het opgespoord en afgehandeld.
Bent u bereid het gebruik van deze betaalmiddelen – in navolging van het Amerikaanse voorbeeld – te onderwerpen aan een forensische audit gericht op verspilling, fraude en structurele lekken? Zo nee, waarom niet?
Naar ons inziens wordt dat niet als wenselijk of noodzakelijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's.
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren er momenteel op de loonlijst staan van het Rijk, uitgesplitst per ministerie, agentschap, ZBO en uitvoeringsorganisatie? En kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel van deze medewerkers in de afgelopen 30, 60 en 90 dagen géén van de volgende activiteiten hebben verricht: Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze accounts zich kenmerken door inactiviteit op ál deze punten tegelijk, en dus sinds minimaal 30 dagen geen enkele digitale of fysieke activiteit vertonen?
Het achterhalen van deze informatie voor alle 165.903 Rijksmedewerkers is praktisch niet mogelijk. Dit geldt ook voor het, op al deze punten tegelijk, aantonen of er sprake is van geen enkele digitale of fysieke activiteit.
In bijlage 1 is een uitsplitsing te vinden van het aantal Rijksmedewerkers dat op peildatum 2024 in de personele administratie van het Rijk bekend was, uitgesplitst naar ministerie. Hiervan werkt 71 procent (118.261 medewerkers, respectievelijk 111.446,3 fte) bij een organisatie gericht op uitvoering.
De inrichting van de personele administratie maakt dat het niet mogelijk is om de uitsplitsing naar ZBO's en agentschappen zuiver te maken. Zo zijn enkel de gegevens van ZBO's met een publiekrechtelijke entiteit, onderdeel van de Staat der Nederlanden, bekend. In 2024 bedraagt dit aantal 2971 medewerkers, wat gelijk staat aan 2818,26 fte. Van ZBO's met eigen rechtspersoonlijkheid (zowel publiekrechtelijk (onderdeel overheid), als privaatrechtelijk (marktpartijen)) zijn geen gegevens beschikbaar in de personele administratie.
Acht u het wenselijk dat dergelijke inactiviteit voortaan automatisch gesignaleerd en onderzocht wordt, teneinde misstanden zoals niet-bestaande ambtenaren op de loonlijst, ghost payroll-fraude of administratieve fouten uit te sluiten?
Dit wordt niet wenselijk geacht. Een dergelijk systeem bouwen en onderhouden zou een aanzienlijke financiële investering vergen die zich niet verhoudt tot de in de vraagstelling gesuggereerde risico's
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (VVD), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de op 1 september 2025 aan de Kamer gestuurde antwoorden op schriftelijke vragen «stand van zaken Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique»?
Klopt het dat, zoals de antwoorden weergeven, er op dit moment sprake is van activiteiten in het projectgebied rondom Cabo Delgado, door baggerbedrijf Van Oord, onder een lopende verzekeringspolis afgesloten bij Atradius Dutch State Business (ADSB)? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat de lopende activiteiten door Van Oord «in voorbereiding» op de uitvoering van het project, niet verzekerd zijn door de Nederlandse Staat via een specifieke exportkredietverzekering of andere vorm van handelssteun?
Bent u bekend met de uitspraken van Minister van Financiën Heinen in het EKV-debat van 27 november 2024 over dit project? In het debat over de exportkredietverzekering (EKV) stelde hij: «Sindsdien ligt het project formeel stil; dat ligt het nog steeds. Total, het bedrijf, wilde het begin dit jaar weer opstarten, gegeven de verbeterde veiligheidssituatie. Sindsdien loopt het proces van die herbeoordeling». Ook stelde hij dat «Voordat die herbeoordeling is afgerond, kan het project nog geen doorgang vinden.»
Kunt u deze uitspraken duiden in het licht van de antwoorden op schriftelijke vragen die u op 1 september 2025 aan de Kamer stuurde? Daarin wordt gesteld dat Van Oord onder een lopende verzekering op dit moment baggerwerkzaamheden «in voorbereiding» op het project uitvoert. Was de Minister van Financiën in november 2024 bekend met de lopende verzekering aan Van Oord? Zo ja, kunt u dan toelichten wat u verstaat met de uitspraak dat «het project geen doorgang kan vinden»? Zo nee, hoe verklaart u dat u niet bekend was met deze lopende verzekering?
Klopt het dat u, zoals u meerdere malen heeft aangegeven, de zorgen die bestaan over de veiligheid in het projectgebied, zeer serieus neemt?
Klopt het dat u daarom, net als andere betrokken exportkredietverzekeraars, zoals UKIP in het Verenigd Koninkrijk, vanuit die zorgen een onafhankelijk onderzoek heeft ingesteld? Zo nee, wat is dan de aanleiding voor het onafhankelijk onderzoek geweest?
Klopt het dat de uitkomsten van dat onderzoek nog niet bekend zijn?
Klopt het dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het LNG-project in Cabo Delgado? Zo nee, wat is dan de relatie tussen het onafhankelijk onderzoek en de herbeoordeling? Zo ja, kunt u dan verklaren dat er, lopende het onderzoek en vooraf aan de herbeoordeling, een lopende EKV te bestaan die project-gelieerde activiteiten dekken die nu in het betreffende projectgebied plaatsvinden?
Hoe moeten in het licht van de eerdere uitspraken dat het project stil ligt tot de herbeoordeling van de exportverzekering wegens zorgen rondom veiligheid en mensenrechten, de «voorbereidende» werkzaamheden worden gezien die Van Oord uitvoert met exportsteun van de Nederlandse overheid?
Wanneer bent u geïnformeerd dat deze project-werkzaamheden gestart of hervat werden? Welke voorwaarden zijn er aan de lopende verzekering aan Van Oord gesteld?
Kunt u toelichten waarom u aan de ene kant de Kamer informeert dat het verzekeringstraject en het project «on hold» staat en aan de andere kant, op het moment dat hij deze uitspraak doet, u een lopende verzekering heeft uitstaan waaronder projectwerkzaamheden door een Nederlands bedrijf in het projectgebied plaatsvinden?
Kan u aangeven wanneer deze verzekering is afgegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke overwegingen speelden daarbij een rol? Hoe is het risico van een negatieve beoordeling in het toekennen van de herverzekering aan TotalEnergies, meegewogen?
Waarom dekt ADSB dit risico wel en heeft het de andere polis op pauze staan juist wegens grote risico’s rondom mensenrechtenschendingen, sociale en milieueffecten van het project?
Klopt het dat u heeft aangegeven dat alle projectactiviteiten en de door de Staat uitgegeven exportkredietverzekering «on hold» staat wegens Force Majeure sinds 2021?
Klopt het dat ook andere exportkredietverzekeraars een dergelijke maatregel hebben getroffen?
Klopt het dat TotalEnergies daardoor nu nog niet haar gehele benodigde financieringspakket in orde heeft? Zo nee, kunt u aangeven wat de meerwaarde van de door Nederland en het Verenigd Koninkrij on hold-gezette EKV’s is voor het gehele project? Klopt het dat, dankzij de lopende kredietverzekering aan Van Oord, het bedrijf ook als de herbeoordeling negatief uitvalt, voor haar activiteiten betaald zal worden? Zo nee, waarom niet?
Kan u toelichten hoe Van Oord «eigenstandig zo een keuze kan maken» om de projectactiviteiten uit te gaan uitvoeren met steun van de Nederlandse overheid, terwijl het project herbeoordeeld wordt? Wat staat hierover in de polisvoorwaarden? Waarom is de exportkredietverzekering aan Van Oord toegekend terwijl u stelt dat het project «on hold» is?
Klopt het dat u in eerdere uitwisselingen heeft gesteld dat de Nederlandse Staat projecten niet financiert als deze gepaard gaan met onacceptabele mensenrechtenschendingen? Klopt het dat er op dit moment toch een verzekering is gegeven in de context van een project waar u zelf een onafhankelijk onderzoek naar in heeft gesteld? Zo nee, kunt u duiden waarom de lopende verzekering geen samenhang heeft met het project waarvan u zelf grove risico’s heeft geïdentificeerd? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Voldoet Van Oord aan internationale standaarden wanneer zij een opdracht accepteert om voorbereidende werkzaamheden te doen voor een project dat officieel on hold staat vanwege potentiële mensenrechtenschendingen? Zo ja, kunt u dat toelichten? Welke standaarden hanteert u?
Deelt u de zorgen dat TotalEnergies op deze manier via onderaannemers, haar due diligence verlichtingen kan omzeilen en het project op die manier alsnog laten doorgaan terwijl financiers zoals de Nederlandse Staat naar buiten toe communiceert dat het stil staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kiest u voor deze strategie?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het handelsbeleid op 25 september 2025?
De voortgang van de hersteloperatie toeslagen. |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer informeren over de status van de versnelling van de schadeafhandeling die ouders vanaf september tegenmoet zouden kunnen zien, zowel met betrekking tot de route ontwikkeld door het ministerie, als de huidige situatie bij de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH)?
In de aanbiedingsbrief van de 20e VGR is aangekondigd dat het kabinet er alles aan doet om ouders per september een versnelde schadeafhandeling aan te bieden. Het kabinet zet momenteel de laatste stappen naar een vereenvoudiging met uiteindelijk twee routes voor aanvullende schade: de route MijnHerstel en de route van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH). Ook zijn samen met diverse betrokkenen waaronder SGH, belangrijke stappen gezet rondom de uniformering van het schadekader. Ik verwacht dit op korte termijn hierover te kunnen communiceren zodat ouders duidelijkheid hebben over hoe we op een ruimhartige manier in de hersteloperatie schadeposten compenseren.
Met SGH zijn afspraken gemaakt over onder andere toegang voor de ouders met een IB-beschikking lager dan € 30.000,- en het overgaan op een systeem waarin schadestaten niet voor- maar achteraf gecontroleerd worden. Deze afspraken zijn gedurende de zomer in de praktijk gebracht, waardoor het nu nog te vroeg is om met zekerheid te zeggen wat voor effect dit heeft gehad op de gemiddelde doorlooptijd van schadeafhandeling bij SGH.
Met betrekking tot de ontwikkeling van Mijn Herstel heb ik u via een Kamerbrief geïnformeerd dat deze route niet in september live kan gaan. Wanneer een livegangsdatum bekend is, zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.
Zijn alle dossiers van gedupeerde ouders, zoals toegezegd, in augustus inderdaad opgepakt? Zo niet, waarom niet en om hoeveel dossiers gaat het?
Ja, op dit moment zijn ook de integrale beoordelingen van de laatste groep aangemelde ouders in behandeling. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) ligt op koers om zoals toegezegd einde dit jaar de integrale beoordelingen af te ronden.
Is het kabinet inmiddels wel bereid om een regeringscommissaris aan te stellen voor het herstel van de toeslagenaffaire, zoals een meerderheid van de Kamer al vanaf 2023 vraagt vanwege de enorme snelheid waarmee de verantwoordelijk bewindspersonen wisselen en de grote onrust die dit iedere keer veroorzaakt bij gedupeerde ouders en kinderen, aangezien gedupeerden opnieuw te maken hebben met een wisseling van bewindspersoon?
Juist om te zorgen voor voortgang in de hersteloperatie toeslagen en om onrust bij gedupeerden te minimaliseren heeft het kabinet gekozen voor continuïteit op de portefeuille Herstel en Toeslagen, en zal ik de komende periode mijn werk, samen met onder andere uw Kamer voortzetten om ouders voorbij het onrecht te helpen. Eerder heb ik u met de reactie op het rapport van de Commissie Van Dam1 geïnformeerd over de afwegingen rondom het aanstellen van een regeringscommissaris. De primaire verantwoordelijkheid om de hersteloperatie in goede banen te leiden ligt bij het kabinet, ondersteund en gevoed door onder meer een programma-directoraat-generaal gericht op de coördinatie van de hersteloperatie. Het kabinet heeft ervoor gekozen in te zetten op gerichte versterking van het overzicht, de slagkracht en de menselijkheid en tegelijkertijd geen grootscheepse herstructurering door te voeren, zoals bestuurlijke lagen introduceren of organisatorische of juridische herinrichting doorvoeren.
De tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in De Telegraaf van 25 augustus 20251 over de mogelijke gevolgen als de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen per 1 januari 2026 zou worden beëindigd?
Hoe beoordeelt u de verwachting dat het vervallen van de tijdelijke accijnsverlaging per 1 januari 2026 op termijn kan leiden tot sluiting van een aanzienlijk aantal laad- en tankvoorzieningen?
Bent u ermee bekend dat naar schatting 30 tot 40 procent van de laad- en tankvoorzieningen gevestigd is in grensregio’s langs de circa 1.000 kilometer lange landsgrens? Welke effecten verwacht u daar specifiek?
Hoe weegt u de mogelijke impact van het beëindigen van de tijdelijke accijnsverlaging op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en op de betaalbaarheid voor werkenden die afhankelijk zijn van de auto?
Welke beleidsopties ziet u, indien u deze zorgen deelt, om in het kader van de Miljoenennota en Rijksbegroting de gevolgen van het beëindigen van de tijdelijke accijnsverlaging te beperken of terug te draaien?
Indien u deze zorgen niet deelt, op welke gegevens en analyses baseert u die afweging?
Hoe beoordeelt u de oproepen van verschillende maatschappelijke organisaties, zoals branche- en consumentenorganisaties, om af te zien van automatische indexering van accijnzen?
Indien u aanleiding ziet om dergelijke oproepen te volgen, wat betekent dit dan voor het huidige accijnsbeleid?
Indien u geen aanleiding ziet deze oproepen te volgen, welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag?
Belastingheffing op pensioenen opgebouwd in Duitsland |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Belastingdrama treft 60.000 Nederlanders: kwaad bloed door dubbele heffing en uitblijvende rechtspraak» van De Stentor van 18 augustus 2025?1
Klopt het dat Nederlanders die in het verleden in Duitsland hebben gewerkt en daar een klein pensioen hebben opgebouwd, sinds 2016 in Nederland belasting moeten betalen over de bijbehorende pensioenuitkeringen?
Klopt het dat deze groep in Duitsland, in ieder geval voor het opgebouwde pensioen van vóór 2005, netto premies heeft betaald en er daardoor in deze gevallen sprake is van dubbele belastingheffing, namelijk over zowel de premies als over de uitkeringen?
Om hoeveel mensen gaat dit naar schatting en hoeveel belastinginkomsten heeft de Nederlandse staat hiermee sinds 2016 gerealiseerd?
Waarom is in het verdrag gekozen voor een grens van 15.000 euro per jaar? Kunt u een voorbeeldberekening maken van een in Nederland wonende gepensioneerden met een pensioen van 36.000 euro, waarvan een Duitse pensioen van 14.999 euro, respectievelijk 15.001 euro per jaar?
Waarom worden juist kleine pensioenen in Nederland belast, terwijl grotere Duitse pensioenen onder het gunstigere Duitse regime vallen?
Hoe verhoudt deze constructie zich tot het uitgangspunt dat belastingverdragen dubbele belasting moeten voorkomen en het beginsel «gelijke fiscale en sociale behandeling in de woonstaat»?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden uit 2022, waarin deze belastingheffing als onrechtmatig en onrechtvaardig werd aangemerkt?
Waarom koos uw ambtsvoorganger ervoor om in cassatie te gaan, terwijl de Belastingdienst zelf de uitspraak van het Hof wilde volgen?
Hoe beoordeelt u het advies van advocaat-generaal Melvin Pauwels aan de Hoge Raad in 2023 om het cassatieberoep van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren?
Bent u bereid om, vooruitlopend op het arrest van de Hoge Raad, maatregelen te treffen om deze groep gepensioneerden tegemoet te komen en verdere financiële schade te voorkomen?
Hoe beoordeelt u het oordeel van het Europees Hof van Justitie uit 2023 dat Nederland in strijd met EU-recht handelde door belasting te heffen bij de overdracht van pensioenkapitaal van migrerende werknemers?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Onrust onder gepensioneerden over nieuw verwacht belastingverdrag met Spanje |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de groeiende bezorgdheid onder Nederlandse gepensioneerden die in Spanje wonen of daarvoor plannen hebben, naar aanleiding van het aangekondigde nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Spanje?1
De VBNGB verzoekt om gelijktijdig met de publicatie van de verdragstekst ook berekeningen van inkomenseffecten voor voorbeeldmensen (bijvoorbeeld iemand met alleen AOW en iemand met 5.000 euro, dan wel 10.000 euro aanvullend pensioen) te publiceren, zodat mensen die daarmee te maken hebben beter weten waar ze aan toe zijn. Bent u bereid om dit te doen?
Zo niet, bent u bereid en ziet u mogelijkheden om mogelijke onrust over inkomenseffecten en bestaanszekerheid zo spoedig mogelijk na de publicatie van de verdragstekst weg te nemen?
Het artikel 'In deze Filipijnse baai groeide koraal en werd volop gevist. Toen kwam de Nederlandse baggeraar Boskalis' |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «In deze Filipijnse baai groeide koraal en werd volop gevist. Toen kwam de Nederlandse baggeraar Boskalis» in Trouw van 19 augustus jongstleden?1
Klopt het dat op 24 mei 2022 de Nederlandse exportkredietverzekeraar Atradius DSB heeft aangekondigd een verzekering (EKV) van 1,5 miljard euro aan Boskalis te verschaffen voor de commerciële landaanwinning in Manila Bay? Klopt het dat dit voor zowel de Nederlandse exportkredietverzekeraar als voor Boskalis, de grootste verzekering ooit is?2 Hebben zowel de Ministers van Financiën als voor Handel en Ontwikkelingssamenwerking, daar akkoord op gegeven?
Bent u bekend met de milieueffectrapportages voor andere commerciële landaanwinningsprojecten bij de Filipijnse kust die begin mei dit jaar, na jaren van geheimhouding, openbaar zijn gemaakt? Is het u bekend of Nederlandse partijen betrokken waren bij deze geheimgehouden rapportages? Zo ja, welke partijen waren dat? Is het u bekend of Nederlandse partijen betrokken waren bij de projecten waar deze geheimgehouden rapportages, betrekking op hebben? Zo ja, welke partijen waren dat? Zo nee, bent u bereid dat te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Terwijl de openbaar geworden rapportages geen betrekking hebben op het project van Boskalis, waarschuwen zij wel dat vergelijkbare landaanwinningsprojecten voor de Filipijnse kust «enorme milieu en veiligheidsrisico’s voor de bevolking» zullen hebben – heeft dit volgens u relevantie voor het door de Nederlandse staat gesteunde project van Boskalis? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke relevantie ziet u?
Welke studies heeft uw ministerie voorafgaand aan de uitgifte van de verzekering en tijdens de uitvoering van het project van Boskalis laten uitvoeren en door wie?
Komt er uit de geheimgehouden en recent in mei vrijgegeven documenten informatie die tot nu toe onbekend was bij uw ministerie? Zo ja, welke?
Had het EKV contract met Boskalis voorwaarden op het gebied van mitigatie en compensatie van natuurschade? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke afspraken? Zijn die allemaal afdwingbaar?
Hoe beoordeelt u de gevolgen van de activiteiten die Boskalis heeft uitgevoerd zoals in het artikel worden beschreven («Boskalis heeft het koraalrif bij de «San Nicolas shawls» kapotgemaakt. Het koraal is weg, en dus ook de mosselen, krabben en vissen.»)? Oordeelt u dat Boskalis voldoende heeft gedaan aan mitigerende maatregelen? Zo ja, op basis van welke informatie komten u tot dat oordeel? Oordeelt u dat aan de contractuele voorwaarden heeft voldaan? Zo nee, kunt u aangeven of en welke consequenties dit voor de verzekeringnemer heeft?
Hoe kan het dat Nederland een project heeft ondersteund dat heeft geleid tot een permanent verlies van inkomstenbronnen en overstromingsbescherming door het leeg baggeren van de gehele San Nicolas Shawl – een zandbank die diende als belangrijk visgebied en buffer tegen golven? Is het Ministerie van mening dat kortdurende financiële compensatie afdoende is om deze blijvende schade te compenseren? Zo ja, op welke basis velt u dit oordeel?
Klopt het dat hiervoor meerdere keren gewaarschuwd is, zowel voor uitgifte van de EKV als tijdens de werkzaamheden? Wat waren toen de overwegingen om wel door te zetten?
Deelt u de analyse dat volgens internationale standaarden zoals de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles, de primaire verantwoordelijkheid voor het mitigeren en compenseren van negatieve effecten ligt bij de actoren die deze effecten met hun bedrijfsactiviteiten veroorzaken? Zo nee, waarom niet? Deelt u de analyse dat Boskalis, die middels zijn baggerwerkzaamheden de San Nicholas Shawl heeft vernield, verantwoordelijk is voor de negatieve effecten op de lokale visserij en klimaatbestendigheid van kustgemeenschappen in Cavite? Zo nee, waarom niet?
Wat is er concreet terecht gekomen van de Nederlandse belofte – door ASDB en door Boskalis – om grootschalige natuurcompensatie te regelen? Kent u het openbaargemaakte Biodiversity Action Plan Non Technical Summary van SMC en Boskalis, dat spreekt van een offset gebied van 1000–1700 hectaren? Hoeveel hectaren telt het huidige offset gebied? Op basis van welke informatie doet u deze uitspraak? Is de kwestie van natuurcompensatie – dat voor ADBS een belangrijke voorwaarde was om de EKV te verstrekken – contractueel vastgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke voorwaarden zijn gesteld?
Hoe oordeelt u over de rol van Nederland bij landaanwinningen in Manila en de bijbehorende negatieve effecten op gemeenschappen, biodiversiteit en klimaatbestendigheid, gegeven de toenemende zorgen en protest vanuit Filipijnse burgers en overheid, zoals o.a. te lezen is in het recente artikel «Manila Bay is Alive» van het Filipijnse Department of Environment and Natural Resources?3 Bent u van mening dat Nederlandse betrokkenheid bij deze controversiële sector gunstig is voor het aanzien van het Nederlandse bedrijfsleven? Zo ja, kunt u dat dan toelichten? Zo nee, welke consequenties ziet u?
Het artikel 'De transformatie van Volksbank naar ASN Bank is niet goedkoop' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Het artikel beschrijft hoe de Volksbank een kostbare transitie doormaakt die gericht is op verkoop; is volgens u de huidige reorganisatie gericht op verkoop?1
ASN Bank, de voormalige Volksbank, heeft aangegeven dat het transformatietraject, waaronder deze reorganisatie valt, noodzakelijk is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. De bank geeft aan dat de transformatie haar in staat moet stellen haar 3 miljoen klanten beter te bedienen, haar datakwaliteit en IT-systemen te verbeteren, structureel te voldoen aan toenemende wet- en regelgeving en een kostenreductie te realiseren.
Zoals ik ook genoemd heb in mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 2025, staat deze transformatie op zichzelf als onderdeel van de commerciële strategie van ASN. De transformatie staat dus los van de voorbereiding voor de privatisering.2 Noch ik, noch NLFI zijn betrokken geweest bij dit operationele besluit. Op grond van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat ook geen invloed uitoefenen op de commerciële strategie van de bank.
Hoeveel middelen worden in totaal uitgegeven aan de reorganisatie?
Uit de halfjaarcijfers van ASN Bank van 8 augustus 2025 blijkt dat ASN Bank € 144 miljoen heeft gereserveerd voor het transformatietraject. Hiervan was op 30 juni 2025 € 35 miljoen uitgegeven.3
Waarom worden deze middelen uitgegeven aan een reorganisatie die door de Kamer als ongewenst wordt gezien?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb genoemd, is het besluit tot het transformatietraject een operationeel besluit in de context van de commerciële strategie van ASN Bank. Op grond van de ACM-maatregelen mogen NLFI, de staat en daarmee ook de Kamer geen invloed uitoefenen op deze commerciële strategie. Ik heb hier dan ook geen opvatting over.
Is dat wat u betreft een verantwoordelijke omgang met belastinggeld?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten hoe wordt geborgd dat medewerkers, klanten en stakeholders tijdig en volledig worden geïnformeerd over de voortgang en impact van de reorganisatie en eventuele verkoopplannen?
Het is aan het bestuur van ASN Bank om medewerkers, klanten en andere belanghebbenden tijdig en volledig te informeren over de voortgang en impact van het transformatietraject. Dit is een aangelegenheid waar NLFI en de staat niet bij betrokken zijn.
Wat betreft de eventuele verkoopplannen, blijkt uit de eerdergenoemde voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank over 2024, dat ASN Bank nog niet verkoopgereed is.
CEO Roland Boekhout stelt dat verkoop van de Volksbank het uitgangspunt is, dit onderstreept hij met de uitspraak «[w]e willen een zo groot mogelijke opbrengst realiseren voor de Nederlandse belastingbetaler, als compensatie voor al die jaren dat de staat de bank heeft ondersteund»; deelt u deze visie?
De voorloper van ASN Bank (SNS Reaal) is in staatshanden gekomen om de stabiliteit van het financiële stelsel te borgen. Zoals ook is toegelicht in de verschillende Kamerbrieven over de tijdelijke financiële instellingen (onder meer a.s.r.4, ABN AMRO5 en ASN Bank6), is de staat geen belegger en doet de staat geen risicovolle investeringen als daar geen publiek belang mee is gediend.
Zo ja, hoe weegt u het signaal van de Kamer die in juni heeft aangegeven de Volksbank niet te willen verkopen?
In haar onderzoek naar de toekomstopties van de Volksbank (nu ASN Bank) concludeert NLFI dat alleen een onderhandse verkoop of beursintroductie naar voren komen als realistische toekomstopties. Zoals ook genoemd in de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank over 2024, is het definitieve verkoopbesluit voor ASN Bank op dit moment niet aan de orde.7 Uit de analyse van NLFI blijkt dat ASN Bank nog een aantal jaar nodig heeft om verkoopgereed te zijn.
Bent u zich ervan bewust dat de motie, die oproept het privatiseringstraject te stoppen, ook betrekking heeft op het reorganisatieproces en vraagt deze te stoppen?
Zoals ik de Kamerbrief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 heb genoemd, is de relatie die wordt verondersteld tussen het besluit van het bestuur van ASN Bank tot de transformatie en de voorbereidingen voor een privatisering onjuist. Zoals toegelicht in bovenstaande antwoorden kan en mag ik geen invloed uitoefenen op het transformatietraject.
Deelt u de mening dat het openhouden van beleidsopties door het voortzetten van de reorgansiatie niet past binnen de wens van de Kamer?
Het voortzetten van het transformatietraject is een besluit van ASN Bank. NLFI en de staat mogen hier in het kader van de ACM maatregelen geen invloed op uitoefenen.
Welke invloed zou de Tweede Kamer normaal gesproken moeten hebben op het deelnemingenbeleid van de overheid?
Iedere 7 jaar wordt het deelnemingenbeleid geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie wordt een nieuwe nota deelnemingenbeleid opgesteld door het kabinet. In 2022 is het huidige deelnemingenbeleid opgesteld en met uw Kamer gedeeld. Zoals gebruikelijk heeft de Kamer het recht om hierover (schriftelijke) vragen te stellen, debat te voeren en moties in te dienen. Over de uitvoering van het aandeelhouderschap wordt jaarlijks verantwoording afgelegd en uw Kamer wordt geïnformeerd over mijn plannen met de staatsdeelnemingen. Middels het uitoefenen van de aan de Kamer toekomende rechten kan er invloed uitgeoefend worden.
Voor ASN Bank (en ook ABN AMRO) geldt dat zij is uitgezonderd van de nota deelnemingenbeleid. NLFI is belast met het privaatrechtelijke beheer van ASN Bank (en ABN AMRO) en valt niet zoals andere staatsdeelnemingen onder mijn verantwoordelijkheid. Dit biedt een extra waarborg voor een transparante belangenafweging, een geloofwaardige exitstrategie en een zakelijk, niet-politiek beheer. Het was destijds ook een nadrukkelijke wens van de Kamer om het beheer in een onafhankelijke organisatie onder te brengen.8 Daarnaast geldt dat op grond van maatregelen van de ACM, NLFI en de staat geen invloed mogen uitoefenen op de commerciële strategie van ASN Bank.
Vindt u de wens van de Kamer als hoogste staatsrechtelijke orgaan doorslaggevend en bent u alsnog bereid de wens van de Kamer uit te voeren?
De wens en oproep van de Tweede Kamer weegt altijd zwaar mee in de door mij te maken afwegingen. Daarbij heb ik als Minister ook een verantwoordelijkheid om besluiten te toetsen aan bestaande wetgeving, internationale verplichtingen en de uitvoerbaarheid.
Over de uitvoerbaarheid van de specifieke wens van de Tweede Kamer om de transformatie stop te zetten verwijs ik naar mijn Kamerbrief over de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank. Zowel NLFI als de staat mogen geen invloed hebben op de commerciële strategie van ASN Bank. Op dit moment is er van een besluit tot verkoop nog geen sprake en is ASN Bank daar nog niet gereed voor. Wanneer de daadwerkelijke privatisering van de ASN Bank aan de orde is en er eventuele verkoopplannen zijn, ga ik uiteraard in gesprek met uw Kamer.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Het artikel 'Zorgvuldige nieuwe wetgeving kan regelbrij voorkomen' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekent met het rapport van PricewaterhouseCoopers (PwC): Feiten en effecten wet- en regelgeving op uitvoeringsorganisaties?1
Herkent u de gedane constateringen in het rapport en kunt u toelichten of deze in lijn zijn met de reeds gedane constateringen binnen het kabinet en of u van mening bent dat, gezien dit rapport, de acties vanuit het kabinet voldoende zijn om deze tendens te doorbreken?
Hoe verklaart u het grote verschil in de gedane analyse die aantoont dat sinds 2005 het aantal wetten en regels voor uitvoeringsorganisaties is toegenomen met 147% terwijl de toename van wetten en regels maatschappij breed aanzienlijk lager was namelijk 14%?
Hoe kijkt u naar de constatering in het rapport dat, op basis van de adviezen van de Raad van State niet kan worden gesteld dat de kwaliteit van wet- en regelgeving noemenswaardig is afgenomen maar dat het wel zo kan zijn dat de uitvoerbaarheid (één van de vier toetsingscriteria) achteruit is gegaan?
Indien u van mening bent dat dit inderdaad samenhangt met achteruitgang van de uitvoerbaarheid, bent u dan voornemens en hoe bent u voornemens, hier steviger op te gaan sturen aan de voorkant van het proces, namelijk bij de totstandkoming van regelgeving?
Waarom worden, in plaats van belangrijk stelsels zoals het toeslagenstelsel, te herzien, deze regelmatig uitgebreid met nieuwe uitwerkingen van wetten en regels zonder stevige toetsing vooraf, bijvoorbeeld door een Raad van State?
Vindt u het verstandig dat, zeker bij een politiek gevoelig onderwerp, snelheid voor zorgvuldigheid dreigt te gaan (asielwetten en zorgen over uitvoerbaarheid bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is hier een voorbeeld van) en is ze zich bewust van de risico’s van deze keuze en zou ze die hieronder kunnen beschrijven?
Bent u bereid tijdelijk bedoelde maatregelen in beeld te brengen met een onderbouwing waarom deze nog niet zijn afgebouwd en dit overzicht naar de Kamer te sturen, aangezien het aantal uitzonderingen per wet of regel bijna is verdubbeld (+88%) en voor tijdelijk bedoelde uitzonderingen geldt vaak: niets is zo permanent als een tijdelijke maatregel?
Staat arbeidsproductiviteit hoog op de gezamenlijke agenda van ministeries en uitvoeringsorganisaties en hoe wordt hier gezamenlijk op geacteerd aangezien arbeidsproductiviteit in onze krappe arbeidsmarkt een grote zorg is en er is een sterk verband tussen de toename van het aantal uitzonderingen en de daling van de productiviteit van uitvoerders?
Zou u per aanbeveling uit het rapport willen reageren hoe u voornemens bent hiermee om te gaan?
Bent u bereid heldere keuzes te maken waarmee huidige regels uitvoerbaarder worden en om per uitvoerder samen met de werkvloer te onderzoeken waar bestaande wetten en regels knellen in de uitvoering, zoals het rapport vraagt?
Bent u bereid, zoals het rapport vraagt, tot vereenvoudig van wetsvoorschriften waar mogelijk door scherpe keuzes te maken: is de burger gebaat bij een complexere maatwerkregeling en maken we daar extra capaciteit voor beschikbaar, of versimpelen we de regeling zodat deze uitvoerbaar is met de bestaande capaciteit?
Bent u bereid werk te maken van stelselhervormingen met specifieke aandacht voor het inperken van de stapeling van wetten en uitzonderingen en waarbij grote stelsels periodiek worden opgeschoond, zoals het rapport vraagt?
Bent u bereid in beeld te brengen hoeveel middelen en tijd nodig zijn om binnen nu en acht jaar verouderde IT-systemen door te ontwikkelen ervan uitgaande dat de IT in de tussentijd niet met grote hoeveelheden nieuw beleid wordt belast?
Bent u bereid te bekijken of ook maatwerkdossiers (semi-)automatisch kunnen worden verwerkt?
Het bericht dat investeren in ontwikkelingssamenwerking gunstig is voor de Nederlandse economie |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Don Ceder (CU) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse economie heeft baat bij ontwikkelingssamenwerking»?1
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het rapport van de Universiteit van Göttingen, waarnaar dit artikel verwijst? Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke euro ontwikkelingshulp de Nederlandse export en economie flink doet groeien? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke sinds 2010 via ontwikkelingssamenwerking geïnvesteerde euro, bijna vier euro aan Nederlandse exportgroei opleverde? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat deze bevindingen in lijn zijn met eerdere gepubliceerde onderzoeken, waaronder door de IOB van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2014? Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister van Buitenlandse Zaken de conclusie dat de positieve impact van ontwikkelingssamenwerking op de Nederlandse werkgelegenheid en economie steeds groter wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uitspraken van uw voorganger – Minister Klever – dat bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in het Nederlandse belang zouden zijn?
Deelt u de zorgen, geuit door de experts in het artikel, dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking ten koste gaan van banen en economische ontwikkeling in Nederland?
Bent u bekend met het ODI-onderzoek naar de terugverdieneffecten van Europese ontwikkelingssamenwerking, waarin geconcludeerd wordt dat investeren in ontwikkelingssamenwerking een positieve impact heeft op Europese economieën? Hoe beoordeelt u de conclusies uit dit onderzoek?2
Deelt u de opvatting dat bij goed bestuur vereist dat de gevolgen van relatief grote bezuinigingen voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid, veiligheid en samenleving vooraf in kaart gebracht zouden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Hebben uw ministeries onderzoek laten doen om de brede maatschappelijke kosten en baten van de miljardenbezuinigingen van uw kabinet op ontwikkelingssamenwerking in kaart te laten brengen om zodoende een goed geïnformeerde afweging te kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Zo ja, welke kosten en baten voor het Nederlandse eigenbelang zijn onderzocht? Zijn ook de gevolgen buiten Nederland onderzocht? Zo ja, kunt u deze onderzoeken voor het einde van het zomerreces delen met de Kamer?
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het einde van het zomerreces beantwoorden?
De toekenning van de extra middelen voor het Tijdelijk Noodfonds Energie |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Nobel , Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hoe staat het met de uitvoering van het amendement Grinwis c.s. dat € 50 miljoen extra toevoegt aan het Tijdelijk Noodfonds Energie?1
Allereerst wil ik benadrukken dat ik het initiatief van de Tweede Kamer om extra middelen om energiearmoede tegen te gaan, zeer waardeer. De afgelopen jaren heeft het Rijk zich ingezet om energiearmoede te verlagen. De inzet van de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie en de energieleveranciers zijn daarbij belangrijke partners geweest. De privaat-publieke constructie van het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2025 maakt het onmogelijk om dit jaar extra middelen toe te voegen zonder grote financiële en juridische risico’s. Met de aangehouden verhouding tussen publieke en private financiering is de maximale ruimte bereikt, waarbij het Rijk minder dan twee derde van de totale middelen aan het fonds beschikbaar mag stellen. Indien extra Rijksmiddelen uit het amendement zonder aanvullende private dekking aan het Tijdelijk Noodfonds Energie worden toegevoegd, is het risico groot dat het Tijdelijk Noodfonds Energie als een buitenwettelijk bestuursorgaan wordt gekwalificeerd. Dit kan verschillende consequenties hebben. Eén van de mogelijke consequenties is dat een huishouden als gevolg van deze steun gekort kan worden op de (bijstands)uitkering. Een andere consequentie is het ontstaan van een open einderegeling. De omvang is niet exact te bepalen, dit kan zeker honderden miljoenen euro’s betreffen.
Er ligt echter nog altijd een maatschappelijke opgave, zo laten ook de recente cijfers van TNO zien2. Dat is de reden waarom ik werk aan een publiek energiefonds, in het kader van het Social Climate Fund (SCF)3, om huishoudens te ondersteunen op de energierekening. Bij een publiek fonds is het mogelijk om hiervoor rijksmiddelen zonder private inleg voor dit doeleinde beschikbaar te stellen.
Er wordt verkend of de € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de beschikbare middelen voor het te ontwikkelen publieke energiefonds voor de ondersteuning van huishoudens op de energierekening. Met deze aanvulling op de middelen van het SCF kan de looptijd van het publieke energiefonds worden verlengd. Het streven is om de tegemoetkoming vanuit een publiek energiefonds ten behoeve van de winterperiode vanaf 2026/2027 beschikbaar te stellen. Er wordt bij de uitwerking van het fonds bezien of het (technisch) mogelijk is om met terugwerkende kracht huishoudens over 2026 steun toe te kennen.
Hoe staat het met de verwerking van de 210.000 ontvangen aanvragen die waren binnengekomen alvorens het loket werd gesloten op 29 april jl.? Hoeveel van de aanvragen kon aanvankelijk niet worden gehonoreerd met het budget van € 56,3 miljoen, maar nu wel met de € 50 miljoen extra?
In totaal hebben zo’n 227.000 huishoudens een aanvraag gedaan bij de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) in 2025. Op dit moment zijn er ruim 115.000 van de aanvragen goedgekeurd. Er is inmiddels zo’n 97% van de aanvragen behandeld. Deze huishoudens voldoen aan de vooraf gecommuniceerde voorwaarden (inkomen en energiequote) en ontvangen steun. Het aantal huishoudens dat daarmee in 2025 steun krijgt, is op dit moment vergelijkbaar met het aantal in 2024. De huishoudens die aan de voorwaarden voldoen, ontvangen in 2025 gemiddeld zo’n € 77,50 per maand voor een periode van zes maanden.
Van de 227.000 huishoudens wordt dus ongeveer de helft afgewezen. Dit is niet omdat de middelen niet toereikend zijn, maar omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden. Zij hebben een te hoog inkomen of een te lage energierekening in verhouding met het inkomen.
Hoeveel budget resteert er nog na de verwerking van de ontvangen aanvragen? Wanneer en voor hoe lang wordt het aanvraagloket voor het Noodfonds weer opengesteld, zodat rechthebbenden die niet in de gelegenheid waren om tijdens de eerdere korte openstelling van het fonds een aanvraag in te dienen, dit alsnog kunnen doen?
De inschatting is nu dat nagenoeg het gehele beschikbare bedrag van € 56,3 miljoen wordt uitgekeerd aan huishoudens en er dus vrijwel geen middelen onbenut zijn gebleven.
Staan de private partijen klaar om operationele uitvoering te geven aan het honoreren van de extra aanvragen?
Zoals aangegeven bij vraag 1 wordt verkend of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds. Het energiefonds 2025 was een publiek/ private constructie, zoals bij vraag 1 aangegeven is het niet mogelijk om aanvullende Rijksmiddelen aan deze constructie toe te voegen. Om die reden is deze vraag over operationele uitvoering niet aan de orde.
Aangezien enkele kabinetsleden geen trek leken te hebben in het aangenomen amendement, hoe ziet u erop toe dat het amendement nog in 2025 wordt uitgevoerd en de middelen benut worden en dat het budgetrecht van de Tweede Kamer dus wordt geëerbiedigd?
Zoals bij vraag 1 is aangegeven, maakt de privaat-publieke constructie van het Tijdelijk Noodfonds Energie in 2025 het onmogelijk om dit jaar middelen toe te voegen zonder financiële en juridische risico’s. Het kabinet onderschrijft het doel van het amendement, het ondersteunen van huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening. Om die reden wordt verkend of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds dat in ontwikkeling is.
In hoeverre draagt deze € 50 miljoen bij aan de instandhouding van de systematiek van het Tijdelijk Noodfonds Energie?
De € 50 miljoen draagt niet bij aan de instandhouding van de systematiek. Zoals in eerdere Kamerbrieven inzake dit energiefonds is aangegeven, is het fonds in 2025 voor de laatste keer via de publiek-private constructie vormgegeven. In de kamerbrieven van 27 juni en 9 september4 jongstleden is aangegeven dat het Ministerie van SZW en het Ministerie van VRO gezamenlijk aan de verdere uitwerking van een voorstel binnen het SCF-plan werken. Dit voorstel is gericht op meerjarige financiële steun voor huishoudens (publiek energiefonds) in combinatie met de verduurzaming van woningen. Het SCF is opgericht om de effecten van het ETS-2-systeem op huishoudens in de meest (financiële) kwetsbare posities te verzachten.
De lessen van de afgelopen jaren over de effectiviteit van het fonds, zoals het bereik van de doelgroep, worden meegenomen in het vervolgtraject van het SCF.
Kunt u deze vragen vraag voor vraag beantwoorden voor aanvang van de augustusbesluitvorming?
Gezien het zomerreces was het niet mogelijk om deze Kamervragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De verkenning of de aanvullende € 50 miljoen kan worden toegevoegd aan de middelen voor het publieke energiefonds loopt mee in de augustusbesluitvorming.
Palantir |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Welke organisatieonderdelen binnen uw ministerie maken/maakten direct gebruik van of hebben/hadden toegang tot de Palantir software?1
Zijn er buiten de «Raffinaderij» nog andere projecten of initiatieven (geweest) die gebruik maken/maakten van Palantir software? Zo ja, welk organisatieonderdeel ontplooit/ontplooide dat initiatief en onder welke projectnaam of titel?
Welke organisatieonderdelen (onder organisatieonderdelen worden ook samenwerkingsverbanden als het RIEC, LIEC, iCOV, etc. verstaan) en/of functionarissen maken/maakten gebruik van of hebben/hadden toegang tot de informatieproducten uit de «Raffinaderij» en/of Palantir software?
Zijn er organisatieonderdelen die onder uw ministeriële verantwoordelijkheid vallen die data delen met de «Raffinaderij» of andere Palantir-gerelateerde initiatieven? Zo ja, welke organisatieonderdelen zijn dat?
Kunnen de vragen binnen drie weken en afzonderlijk beantwoord worden?
Stand van zaken Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique |
|
Tom van der Lee (GL), Daniëlle Hirsch (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Boerma , Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
In het commissiedebat Exportkredietverzekeringen van 27 november 2024, heeft de Minister van Financiën de toezegging gedaan de onafhankelijke review naar de beoordeling van de veiligheidssituatie bij de verstrekking van de exportkredietverzekering (EKV) voor het LNG-project in Mozambique met de Kamer te delen, voorafgaand aan de beslissing over mogelijke hervatting van de EKV. Wat is de huidige status van de onafhankelijke review? Wanneer verwacht u het rapport naar de Kamer te sturen?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld heb ik een externe partij gevraagd om een analyse naar vermeende mensenrechtenschendingen door Mozambikaanse veiligheidsdiensten in de context van het Mozambique LNG-project.1 Deze analyse is nog niet gereed, mede vanwege aanvullende vragen over de veiligheidssituatie. Ik verwacht het definitieve rapport, behoudens eventuele vertrouwelijke elementen, na de zomer met uw Kamer te kunnen delen.
Wat is de huidige status van de herbeoordeling van het LNG-project in Mozambique? Bent u bekend met lokale signalen dat Van Oord zijn activiteiten in Mozambique heeft hervat? Zo ja, hoe duidt u deze keuze, gelet op het feit dat Atradius Dutch State Business (ADSB) nog steeds bezig is met de herevaluatie van het project en dat force majeure nog steeds van kracht is? Zijn u en ADSB van tevoren door Van Oord geïnformeerd over het hervatten van activiteiten in Mozambique? Zo ja, wat is de reden voor hervatting? Welke activiteiten kunnen door Van Oord uitgevoerd worden onder force majeure?
De herbeoordeling ziet op de financieringspolis aan Standard Chartered Bank die het risico dekt van niet terugbetaling van de aan het project verstrekte lening. Projecteigenaar Total wil het project herstarten en weer kunnen beschikken over de financiering. Hiertoe worden alle betrokken exportkredietverzekeraars (ECA’s) – waaronder Nederland – en financiers gevraagd in te stemmen met de benodigde wijziging van de lening- en verzekeringsdocumentatie. Hierover is door Nederland nog geen besluit genomen, mede doordat een externe partij nog bezig is met een analyse (zie ook het antwoord op vraag 1). Zodra het kabinet een besluit heeft genomen, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Ik ben bekend met het feit dat projecteigenaar Total vooruitlopend op een hervatting van het project Van Oord heeft gevraagd om voorbereidende baggerwerkzaamheden te verrichten. Of Van Oord hier gehoor aan geeft is een keuze die het eigenstandig kan maken, mits dit past binnen de geldende polisvoorwaarden en ekv-uitvoerder ADSB hierover tijdig wordt geïnformeerd.
Wordt er op dit moment vanuit Van Oord informatie verstrekt over de stand van zaken in het projectgebied? Kan Van Oord verantwoorden dat zij aan internationale richtlijnen voldoet, terwijl de herbeoordeling en het onafhankelijke onderzoek niet zijn afgerond?
Van Oord informeert ADSB maandelijks over de stand van zaken rondom haar werkzaamheden voor het project en over milieu- en sociale aspecten. Daarnaast rapporteert de onafhankelijke milieu- en sociale consultant periodiek aan de groep van betrokken ECA’s en financiers of het Mozambikaanse LNG-project en de betrokken aannemers, waaronder Van Oord, voldoen aan de internationale richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).
Klopt het dat alle activiteiten die tussen nu en de herevaluatie door ADSB over het verstrekken van exportkrediet, volledig op eigen risico van Van Oord zijn? Zo nee, waarom? Kunt u aangeven onder welke bepalingen van de polis dit eventueel mogelijk is? Zo ja, kunt u bevestigen dat de eventuele exportkredietverstrekking nooit kan worden ingezet als dekking voor activiteiten uitgevoerd voor de conclusie van de herbeoordeling?
Nee dat klopt niet. Bij de financieringspolis gaat het om een polis waar nu geen rechten aan kunnen worden ontleend totdat ingestemd is met de gevraagde wijzigingen. Dit betekent dat er op dit moment niet getrokken kan worden uit de verzekerde lening. Voor de exporteurspolis, die is verstrekt aan Van Oord en het risico dekt dat Van Oord niet betaald krijgt voor uitgevoerde werkzaamheden, ligt het anders. Bij de exporteurspolis kunnen er wel rechten worden ontleend en is er juridisch gezien sprake van een lopende verzekering. Omdat het gaat om een lopende verzekering en Van Oord zich aan de polisvoorwaarden (inclusief premiebetaling) houdt, is er juridisch gezien voor de Nederlandse staat geen grond om de verzekering te beëindigen of te pauzeren. Dit betekent dus dat Van Oord voor betalingsrisico’s die het loopt uit hoofde van uitgevoerde werkzaamheden verzekerd is onder de exporteurspolis. Tot op heden hebben zich geen claims of schade voorgedaan uit hoofde van de exporteurspolis. Om aanspraak te kunnen maken op uitkering van eventuele schade dient Van Oord zich te blijven houden aan alle polisvoorwaarden, waaronder die voor mvo.
Heeft het mogelijk hervatten van activiteiten door Van Oord impact op de conclusies van de herbeoordeling? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beoordeelt voor de besluitvorming over het aanpassen van de financieringspolis het project integraal op financiële, compliance, milieu- sociale en veiligheidsrisico’s. Daarbij wordt ook gekeken of de uitgevoerde voorbereidende werkzaamheden, waaronder die Van Oord, voldoen aan het Nederlandse beleid voor de ekv.
Hoe zou u de bereidheid van Van Oord duiden om ook zonder een definitief besluit omtrent de kredietverstrekking het project te hervatten? Bent u het ermee eens dat dit een indicatie kan zijn dat de kredietverstrekking niet nodig is? Zo nee, waarom niet?
Van Oord heeft een contract met Total en op basis van de daarin gemaakte afspraken verricht Van Oord, zoals dat gebruikelijk is, werkzaamheden.
Bent u bekend met de recente berichtgeving door Africa Intelligence1 die melding maakt van problemen rond de betaling van de Rwandese troepen in Noord-Mozambique? Kunt u de informatie bevestigen of ontkennen? Deelt u de conclusie dat het niet betalen van de Rwandese troepen sinds augustus 2024, het veiligheidsrisico rondom het projectgebied vergroot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt dit meegenomen in de heroverweging van de EKV?
Ik ben bekend met de berichtgeving maar beschik niet over verdere informatie aangaande (afspraken over) betalingen tussen de Mozambikaanse en Rwandese overheden. Ik kan de berichtgeving dan ook niet bevestigen. Alle relevante aspecten voor het veiligheidsrisico, waaronder de duurzame aanwezigheid van Rwandese veiligheidsdiensten, worden meegewogen in de besluitvorming.
Welke rol speelt het onderzoek van het Franse Openbaar Ministerie naar TotalEnergies in de herbeoordeling? Wacht ADSB totdat de uitkomst van dit onderzoek bekend is voordat een keuze gemaakt wordt over de exportkredietverstrekking? Zo nee, waarom niet?
In de herbeoordeling wordt alle beschikbare informatie gewogen. Het kabinet beschikt niet over inhoudelijke informatie uit het Franse vooronderzoek. Dit aspect kan daarom geen onderdeel uitmaken van het proces van herbeoordeling en besluitvorming.
Bent u bekend met berichtgeving rondom het mogelijk terugtrekken van financiering voor het LNG-project vanuit UK Export Finance (EKEF), mede vanwege de mogelijke rol van TotalEnergies in het schenden van mensenrechten?2 Bent u bekend met de afwegingen van UKEF? Kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet? Heeft het eventueel wegvallen van UKEF-invloed op de afweging van ADSB? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de berichtgeving. Ik kan geen uitspraken doen over het onderzoek of de besluitvorming van het VK. Het kabinet zal eigenstandig een besluit nemen op basis van eigen onderzoek.
Verschillen de Nederlandse en Britse onderzoeken in hun opzet? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 9.
Welke (lokale) NGOs zijn betrokken bij het onderzoek van ADSB, en op welke manier? Deelt u de zorg dat medewerking aan het onderzoek risico’s met zich meebrengt voor lokale betrokkenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe worden burgers die betrokken zijn bij het Nederlandse onderzoek beschermd?
De door Nederland aangestelde onderzoekers maken gebruik van een breed scala aan bronnen, waaronder lokale bewoners, leden van veiligheidsdiensten, overheidsfunctionarissen, NGO’s die actief zijn in de regio en personeel dat betrokken is bij het LNG-project. Ik deel de genoemde zorgen over hun veiligheid. De onderzoekers hanteren daarom strikte geheimhouding van hun bronnen. Ik kan derhalve geen namen delen van betrokken lokale organisaties of individuen.
Wegens het voortdurende gebrek aan transparantie over de lopende onderzoeken, de onbetrouwbaarheid van het Mozambikaanse rechtssysteem en de focus van lopende onderzoeken naar de schendingen op het project in plaats van op gerechtigheid voor de slachtoffers, pleiten Mozambikaanse en internationale NGOs voor een internationaal onafhankelijk onderzoek door de VN (OHCHR). Bent u bereid dit te steunen? Zo ja, op welke manier? Zo niet, waarom niet?
Het Mozambikaanse Openbaar Ministerie is een onderzoek gestart naar de vermeende mensenrechtenschendingen door het Mozambikaanse leger. Via de ambassade in Maputo is bij de relevante Mozambikaanse organisaties (het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie) het belang onderstreept dat Nederland aan dit onderzoek hecht en de voortgang ervan zal nauwlettend worden gevolgd. Los daarvan is het niet aan Nederland om een internationaal onderzoek te gelasten naar gedragingen van Mozambikaanse legereenheden dan wel naar gerechtigheid voor eventuele slachtoffers daarvan op Mozambikaans grondgebied.
Bent u bekend met berichtgeving die een beeld schetst waarin commando’s, mede betaald door TotalEnergies, verantwoordelijk zijn voor martelingen en executies van burgers?3 Deelt u de mening dat het onacceptabel is als de Nederlandse staat, direct of indirect, steun heeft gegeven aan een project dat leidt tot het schenden van mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
De berichtgeving in Politico over mogelijke mensenrechtenschendingen door het Mozambikaanse leger is aanleiding geweest voor het kabinet om een onafhankelijke partij om advies te vragen over de mensenrechtencontext van het project.5 De rollen van de verschillende veiligheidsactoren in de regio worden hierin meegenomen. Het advies zal worden meegewogen in de besluitvorming over de aanpassing van de financieringspolis.
In algemene zin kan ik bevestigen dat Nederland geen ekv verstrekt aan projecten waarbij sprake is van onacceptabele mensenrechtenrisico’s. Mensenrechten vormen dan ook een integraal onderdeel van het toetsingskader voorafgaand aan het verstrekken van een ekv.6 ADSB monitort vervolgens alle hoogrisicoprojecten gedurende de looptijd van de polis. Als uit deze monitoring onregelmatigheden blijken dan zal Nederland in eerste instantie altijd kiezen voor een dialoog met betrokkenen om verbeteringen te realiseren. Mocht hiermee niet het gewenste resultaat behaald worden dan kan dit in het uiterste geval gevolgen hebben voor het recht op schade-uitkering onder de polis of trekkingen onder de verzekerde lening.
Bent u het eens met de stelling dat zelfs als er sprake is van een verbetering rond het behandelen van inwoners van het gebied, een incident zoals in vraag 13 beschreven zwaar moet wegen in het wel of niet verstrekken van een exportkredietverzekering? Zo nee, waarom niet? Op welke manier gaat het kabinet toezien op de partijen die een exportkredietverzekering ontvangen, zodat zij niet betrokken zullen zijn bij projecten met risico op hetzelfde soort incidenten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bekend met verschillende signalen van corruptie, direct of indirect gerelateerd aan het Mozambique LNG project?4 Hoe worden deze zorgwekkende berichten meegenomen in de herbeoordeling van het project?
De Nederlandse staat wenst onder geen beding betrokken te raken bij transacties waarbij op enige wijze corruptie heeft plaatsgevonden. Nederland heeft daarom een robuust anti-omkopingsbeleid dat in 2024 nog is aangescherpt.8 ADSB voert in het kader van de lopende (her)beoordeling van onderhavig project conform beleid een uitgebreide compliance analyse uit, waarin in alle relevante berichtgeving wordt meegewogen.
De uitvoering van een aantal aangenomen moties |
|
Folkert Idsinga (VVD) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het aannemen van en aantal moties van het lid Idsinga, die wel aangenomen zijn, maar nog niet uitgevoerd zijn? Bent u op hoogte van de volgende moties: Kamerstukken 32 545, 218, 32 545, 219, 31 477, 109 en 28 165, 453?
Ja.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 218 betreffende een verbod op koppelverkoop, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
In mijn brief aan uw Kamer van 1 oktober 20241, heb ik, als onderdeel van mijn bredere opvolging van aanbevelingen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ten aanzien van de Nederlandse spaarmarkt, toegezegd onderzoek te laten doen naar een dergelijke maatregel. Dit onderzoek is een belangrijke stap in een mogelijk wetgevingsproces, om te beoordelen of deze maatregel doeltreffend en doelmatig is. Dit onderzoek is verricht door PwC en onlangs opgeleverd. Het onderzoeksrapport van PwC stuur ik met de beantwoording van deze vragen mee aan uw Kamer. PwC verwacht dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het belang van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM die ertoe strekt om deze verplichting in te voeren.
Gelet op deze tegenstrijdige conclusie vind ik het van belang om de bevindingen van PwC eerst zorgvuldig te bespreken met de ACM, voordat ik een besluit neem over de verdere opvolging hiervan. Dat doe ik in samenhang met mijn eerdere toezeggingen over de opvolging van de overige aanbevelingen van de ACM ten aanzien van de spaarmarkt. Hierdoor is een integrale afweging ten aanzien van het beleid voor de spaarmarkt mogelijk. Op basis hiervan zal ik uw Kamer dit najaar informeren over de verdere opvolging van de aanbevelingen van de ACM, alsmede over de opvolging van de moties van Idsinga c.s. over de spaarmarkt2. Hiermee wil ik ervoor zorgen dat uw Kamer een volledig en consistent beeld ontvangt van de inspanningen en voorgestelde beleidslijnen ten aanzien van de spaarmarkt.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 32 545, 219, betreffende directe regulering van de spaarrente, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Ik verricht momenteel een verkenning naar directe regulering van spaarrentes. Daarbij wordt gebruik gemaakt van analyses van De Nederlandsche Bank (DNB), de Europese Centrale Bank (ECB) en de Nationale Bank van België (NBB). Deze verkenning is deel van de bredere maatregelen ten aanzien van de spaarmarkt die ik met de ACM wil bespreken. Over deze verkenning, de uitkomsten hiervan en mijn uiteindelijke appreciatie informeer ik uw Kamer met de hiervoor genoemde brief.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 31 477, 109, betreffende achterblijvende spaarrentes die verhoogd moeten worden, het garanderen van een basisbetaalrekening en een (bijna) gratis bankrekening, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
Toegang tot een betaalrekening is onmisbaar voor consumenten en zakelijke klanten om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Voor consumenten bestaat er in Europese regelgeving al het recht op een basisbetaalrekening, voor zakelijke klanten bestaat dit recht nog niet. In mijn Visie op de financiële sector3 schreef ik dat ik mij inzet om de toegang tot het betalingsverkeer voor zakelijke klanten te verbeteren via twee sporen. Allereerst pleit ik in Europees verband voor een EU-breed recht op een zakelijke betaalrekening (onder andere via het recent gepubliceerde non-paper)4. Daarnaast heb ik op nationaal niveau banken en ondernemersorganisaties de opdracht gegeven dit jaar nog met voorstellen voor zelfregulering te komen. Banken en ondernemersorganisaties zijn met elkaar in gesprek om de toegang van zakelijke klanten tot een betaalrekening te verbeteren, bijvoorbeeld met de inrichting van een hulppunt voor zakelijke klanten die geen betaalrekening kunnen krijgen of behouden. Als Europese regelgeving en zelfregulering niet tot de gewenste resultaten leiden ga ik over tot maatregelen zoals een nationaal wettelijk recht op een zakelijke basisbetaalrekening. In het najaar zal ik uw Kamer hierover informeren over de stand van zaken in de voortgangsbrief over witwassen.
Om te zorgen dat consumenten een zo hoog mogelijke spaarrente ontvangen en zo laag mogelijke kosten betalen voor een bankrekening, zet ik in op goede randvoorwaarden zoals transparantie en concurrentie in de spaarmarkt. In de hiervoor genoemde brief zal ik uw Kamer informeren over de opvolging die ik geef aan de verschillende acties op dit gebied. Daarnaast hebben mijn ministerie en ik in diverse gesprekken met banken benadrukt dat passende spaarrentes belangrijk zijn, mede gelet op de zorgen in uw Kamer. Binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) is aandacht gevraagd voor de kosten van betaalrekeningen.
Waarom is de motie met Kamerstuknummer 28 165, 453, betreffende het staken van de voorbereiding van de privatisering van de Volksbank, nog niet uitgevoerd? Kunt u dit uitgebreid motiveren?
In mijn brief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 van 8 juli 20255 ben ik ingegaan op de motie van de leden Idsinga (NSC) en Van der Lee (GroenLinks/PvdA) over het staken van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.6 In deze brief heb ik toegelicht dat in de overwegingen van de motie een relatie wordt gelegd tussen het besluit van het bestuur van ASN Bank tot de transformatie en de voorbereidingen voor een privatisering. Deze relatie die in de motie wordt verondersteld is niet juist. ASN Bank heeft aangegeven dat het transformatietraject noodzakelijk is voor het voortzetten van haar missie van een duurzame en toegankelijke bank. Dit staat volledig los van de voorbereidingen voor privatisering. In de Kamerbrief schreef ik dat noch NLFI noch ik betrokken zijn geweest bij dit operationele besluit. Op grond van maatregelen van de ACM mogen NLFI en de staat namelijk geen invloed uitoefenen op de commerciële strategie van de bank.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze moties? Wanneer kan de uitvoering verwacht worden? Kunt u deze moties zo spoedig mogelijk in uitvoering nemen? Zo nee, Waarom niet?
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven werk ik op dit moment aan een brief, waarin ik uitgebreid in zal gaan op de moties van Idsinga c.s. ten aanzien van de spaarmarkt en de toezeggingen die ik in mijn brief van 1 oktober heb gedaan. Uit het rapport dat ik u met deze beantwoording toestuur, blijkt dat PwC op basis van haar onderzoek verwacht dat het verplicht aanbieden van een zelfstandige spaarrekening niet in het belang van de consument is. Dit staat in contrast met de aanbeveling van de ACM om deze verplichting in te voeren. Gelet op deze tegenstrijdige conclusie acht ik het van belang om de bevindingen van PwC zorgvuldig te wegen en mogelijke verdere acties eerst uitgebreid en in samenhang met de opvolging van de andere aanbevelingen te bespreken met de ACM, voordat ik hierover een besluit neem en dit in de genoemde brief aan uw Kamer voorleg.
In mijn Kamerbrief Voortgangsrapportage de Volksbank over 2024 ben ik al ingegaan op de motie van de leden Idsinga en Van der Lee (GroenLinks/PvdA) over het staken van de voorbereidingen van de privatisering van de Volksbank.
Kunt u deze vragen ruim voor het einde van het zomerreces beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht ‘accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «accountantsbestuur NBA wendt revolte onder leden af» uit het Financieel Dagblad?1 Wat is uw appreciatie van de wijziging van het beroepsprofiel, zoals besloten door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accounants (NBA)?
Ja, ik ben bekend met het artikel.
In de Verordening op de beroepsprofielen staan de werkzaamheden, de kerncompetenties en de vereiste opleiding van accountants. De NBA stelt de beroepsprofielen op.2 Het beroepsprofiel is de basis voor de eindtermen voor de accountantsopleiding die de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) vaststelt.
De Kwartiermakers toekomst accountancysector (hierna: kwartiermakers) en de door hen ingestelde expertgroep Educatie hebben de NBA geadviseerd om nieuwe beroepsprofielen op te stellen die dienen als referentie voor nieuw ingerichte opleidingen. Daarmee moet de opleiding tot accountant aantrekkelijker worden, zodat er voldoende instroom van nieuwe accountants is en daardoor voldoende controlecapaciteit.
Mijn voorganger heeft de NBA gevraagd een plan van aanpak op te stellen voor de modernisering van het beroepsprofiel.3 Het plan van de NBA omvatte onder meer de oprichting van het Kernteam herijking beroepsprofiel (hierna: kernteam) binnen de NBA, belast met opstellen van een voorstel voor een nieuw beroepsprofiel van de accountant. Daarbij stelde men als belangrijkste voorwaarde aan het nieuwe beroepsprofiel dat de herijking ervoor moet zorgen dat het beroep toekomstbestendig, studeerbaar, en relevant en aantrekkelijk blijft.
Het kernteam heeft met stakeholders gesproken en daarna een ontwerpverordening geconsulteerd. Op 16 juni jl. heeft de ledenvergadering van de NBA ingestemd met de nieuwe verordening.4 De NBA wil met de nieuwe verordening voor het beroepsprofiel van de accountant5 de benodigde kerncompetenties voor de rol van de accountant herijken. Na deze herijking moet het beroepsprofiel «het DNA» van de accountant bevatten. Daarbij besteedt de nieuwe verordening nadrukkelijk aandacht aan de continue professionele ontwikkeling van de accountant, hetgeen in de oude verordening niet was opgenomen.
Met de nieuwe verordening kunnen eindtermen door de CEA worden ontwikkeld, die zijn gericht op het behalen van de accountantsopleiding met en zonder aantekening voor de certificeringsbevoegdheid. Dat is nu ook al het geval. De accountant zou dan bij de opleiding tot Accountant-Administratieconsulent (AA) kunnen kiezen voor het behalen van deze certificeringsbevoegdheid door het afronden van de «Assurance-variant» van de AA-opleiding. Accountants die geen certificeringsbevoegdheid willen behalen, kunnen dan de «Accountancy MKB-variant» van de AA-opleiding volgen. Na het afronden van de Accountancy MKB-variant bestaat tevens de mogelijkheid om een verkorte vervolgopleiding te volgen voor de «Assurance-variant». Hierdoor kunnen accountants die aanvankelijk voor de MKB-variant hebben gekozen, door middel van een kortere route alsnog de certificeringsbevoegdheid behalen. Deze keuzemogelijkheid voor de accountant heeft als doel om de aantrekkelijkheid en de studeerbaarheid van het beroep verder te vergroten wil. Daarnaast blijft de WO-opleiding tot registeraccountant (RA) bestaan.
Deze stap laat zien dat de accountancysector het belang ziet en bereid is om de nodige veranderingen in gang te zetten om het beroep toekomstbestendig en aantrekkelijker te maken. De NBA zal nu de volgende stappen zetten om het eerdergenoemde plan van aanpak verder uit te werken. Zij zal onder meer kijken naar mogelijke aanvullende maatregelen, zoals onder meer een onderscheid tussen de beroepstitel en de opleidingstitel, wijzigingen in titulatuur en eventueel specialisaties in het register. Over de voortgang van dit proces blijf ik in gesprek met de NBA.
Hoe bent u of hoe is het ministerie betrokken bij deze voorstellen?
De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de beroepsprofielen ligt bij de NBA.6 Dit is wettelijk zo vastgelegd. De NBA heeft het Ministerie van Financiën op de hoogte gehouden van de stappen die zij zet om te voldoen aan het verzoek om een plan van aanpak op te stellen om de beroepsprofielen te herzien. De NBA zal het ministerie ook informeren over het vervolg van het traject.
Bent u bekend met het feit dat met name bij MKB’ers en de MKB-accountants grote onrust is over dit besluit?
Ja, ik ben bekend met de zorgen die zijn geuit over het nieuwe beroepsprofiel.
Uit de zienswijzen die naar voren zijn gebracht over de ontwerpverordening op het beroepsprofiel, blijkt dat een deel van de accountants (zowel AA’s als RA’s) van mening is dat het nieuwe beroepsprofiel leidt tot een devaluatie van het beroep van de hbo-opgeleide AA. Volgens hen verdwijnt hierdoor de breed opgeleide accountant die, na een postbachelor hbo-opleiding, bevoegd is verklaringen af te leggen over de jaarcijfers van ondernemingen. Dit zou de aantrekkelijkheid van met name het MKB-accountantsberoep verminderen.
Daarnaast vindt een deel van de MKB-accountants dat iedere AA certificeringsbevoegd moet zijn voor wettelijke controles, met uitzondering van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang (oob). De RA krijgt dan een aanvullende aantekening voor het uitvoeren van oob-controles. Deze MKB-accountants pleiten voor een stelsel waarin de WO-masteropleiding voor de RA’s niet langer de standaard is voor het uitvoeren van wettelijke controles en waarin ook de AA als een hbo-accountant in principe deze controles kan verrichten, met uitzondering van controles van organisaties van openbaar belang.
Wat zijn de gevolgen van dit besluit met name ook voor het MKB om een goede accountant te krijgen? Wat zijn de gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf in Nederland die een wettelijke controleverklaring nodig hebben? Wat vindt u hiervan?
Het nieuwe beroepsprofiel geeft de keuze aan de accountant of deze certificeringsbevoegd wil zijn voor de uitvoering van de wettelijke controle. Dat houdt in dat accountants de keuze krijgen om de afstudeervariant Accountancy MKB of Assurance te volgen.
Ik verwacht niet dat het AA-accountantsberoep in relevantie zal inboeten. De accountant behoudt onder het nieuwe beroepsprofiel de mogelijkheid om opgeleid te worden als accountant mét of zonder certificeringsbevoegdheid, zoals die al bestond. Bovendien krijgt de accountant de mogelijkheid om na het afronden van de afstudeervariant Accountancy MKB, middels een verkort traject, alsnog de certificeringsbevoegdheid te behalen. Naar mijn mening zou dit juist de flexibiliteit en aantrekkelijkheid van het opleidingstraject kunnen vergroten, doordat het ruimte biedt voor zowel specialisatie als voor het opleiden van breed inzetbare accountants met certificeringsbevoegdheid. Dit zou de aantrekkelijkheid kunnen verbeteren en kunnen leiden tot een hogere instroom van studenten en uiteindelijk een groei van het aantal accountants. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de NBA met dit besluit voor de modernisering van het beroepsprofiel de toegankelijkheid tot accountantsdiensten voor onder meer het MKB verbetert.
De eerste stap richting het nieuwe beroepsprofiel is gezet. Het is nu van belang dat de NBA zorgvuldig de accountancysector betrekt bij de aanpassingen die nodig zijn voor de implementatie van de beroepsprofielen. De CEA zal in navolging van dit nieuwe referentiekader voor het beroepsprofiel de eindtermen voor de accountantsopleiding en examinering herzien, met als doel om de opleiding aantrekkelijker te maken.
Hoe ziet het aanbod van accountants RA en AA er nu uit en wat is de inschatting hoe dat straks is?
Hieronder geef ik u een overzicht van de meest recente cijfers van de NBA over het aanbod van AA’s en Registeraccountant RA’s.
Openbaar accountants
5.214
4.186
Intern en overheidsaccountants
1.309
114
Accountants in business
8.662
1.266
Postactieven
1.454
301
Openbaar accountants
5.367
4.173
Intern en overheidsaccountants
1.303
110
Accountants in business
8.674
1.243
Postactieven
1.401
282
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag drie waarin ik de afstudeervarianten heb toegelicht en heb aangegeven dat er na de afstudeervariant Accountancy MKB een verkort traject zal zijn om de certificeringsbevoegdheid te behalen. Door deze beide programma’s op elkaar aan te laten sluiten is de extra studietijd relatief beperkt. Dit zou AA’s kunnen stimuleren om een certificeringsbevoegdheid te behalen, waardoor het aantal AA’s met deze bevoegdheid kan toenemen. Ik beschik niet over gegevens waarmee het mogelijk is een inschatting te maken van het aantal toekomstige AA’s en RA’s.
Hoe gaat u er voor zorgen dat er straks voldoende accountants zijn die een wettelijke controleverklaring kunnen uitgeven?
De krapte in het aanbod van voldoende certificeringsbevoegde accountants voor wettelijke controles heeft mijn aandacht. Om dit tegen te gaan neemt de accountancysector maatregelen. Als onderdeel daarvan is de NBA, mede naar aanleiding van de bevindingen van de expertgroep en de aanbevelingen van de kwartiermakers, gestart met de modernisering van het beroepsprofiel. De CEA zal in navolging van dit nieuwe referentiekader voor het beroepsprofiel de eindtermen voor de accountantsopleiding en examinering herzien, met als doel om de opleiding en daarmee ook het vak aantrekkelijker te maken.
Als systeemverantwoordelijke draag ik zorg voor een effectieve werking van het stelsel van beroepsreglementering en voor een kwalitatief hoogwaardige beroepsuitoefening. Naar aanleiding van de beoogde modernisering van het beroepsprofiel door de accountancysector bekijk ik in overleg met de betrokken partijen hoe ik kan bijdragen aan het aantrekkelijk maken en houden van het beroep.
Wat zijn de gevolgen op de prijs van accountancydiensten, zoals voor het verkrijgen van een wettelijke controleverklaring, na de wijziging van het beroepsprofiel? Hoe beoordeelt u dit waarschijnlijke effect?
Het nieuwe profiel en de bijbehorende opleiding zijn erop gericht om het accountantsberoep aantrekkelijker te maken. Dit heeft als doel om het aantal certificeringsbevoegde accountants te vergroten.
De markt bepaalt de prijs voor de wettelijke controle op de jaarrekening. Die prijs komt tot stand in onderlinge afspraken tussen ondernemingen en accountantsorganisaties. Als het nieuwe beroepsprofiel leidt tot een toename van het aantal bevoegde accountants, dan kan dit, bij een gelijkblijvende vraag naar accountancydiensten, een drukkend effect op de prijs hebben.
Wat zijn de gevolgen voor de instroom en uitstroom aan accountants door bovengenoemde wijziging? Hoe verhoudt zich dit tot de verwachte toekomstige vraag naar accountancydiensten? Wat is uw appreciatie van deze geschatte ontwikkeling?
Zoals ik eerder beschreef, is het doel van de modernisering van het beroepsprofiel om het beroep toekomstbestendig en aantrekkelijk te maken, zowel voor RA’s als AA’s. Dit kan leiden tot een toename van het aantal accountants dat bevoegd is tot het verrichten van wettelijke controles.
Het is van groot belang dat er voldoende accountants beschikbaar zijn om de wettelijke controles uit te voeren. De huidige ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van accountants leiden tot zorgen bij zowel ondernemingen die hun jaarrekening moeten laten controleren als bij accountantsorganisaties die beperkt zijn in hun capaciteit om aan de vraag uit de markt te voldoen. De aanpassing van het beroepsprofiel door de accountancysector kan bijdragen aan het vergroten van het aantal bevoegde accountants, zodat kan worden voldaan aan de (toekomstige) vraag. De aanpassingen dienen er immers voor te zorgen dat de kerncompetenties van de toekomstige rol van de accountant beter naar voren komen. Ik volg deze ontwikkelingen dan ook met belangstelling en blijf hierover in gesprek met de betrokken partijen.
Wat zijn de gevolgen van de wijziging van het beroepsprofiel voor de fysieke spreiding over Nederland van accountants die een wettelijke controleverklaring kunnen afgeven? Wat vindt u van deze verwachte consequentie? Ziet u dat er nog meer consolidatie gaat plaats vinden en nog minder concurrentie zal zijn?
Ik verwacht niet dat de wijzigingen aan het beroepsprofiel invloed heeft op de geografische spreiding van accountants. Ik verwacht ook niet dat het aanbod van accountants afneemt door het nieuwe beroepsprofiel. Zoals hierboven beschreven is het doel is dat het toeneemt.
Hoe borgt u een florissante toekomst voor accountants voor het MKB en voor accountant-administratieconsulenten?
Als systeemverantwoordelijke draag ik zorg voor het waarborgen van een effectief stelsel van beroepsreglementering en toezicht in de accountancysector, zodat de kwaliteit van wettelijke controle en het vertrouwen hierin behouden blijven. Tot dit stelsel behoren alle accountants, onder wie de AA’s, die allen een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de controle op de financiële verslaggeving en daarmee bijdragen aan het publieke belang dat hiermee gemoeid is. In dit stelsel vervult de AA een belangrijke rol bij het opstellen en samenstellen van en het adviseren over financiële verslaggeving.
De accountancysector heeft een belangrijke stap gezet in de modernisering van het accountantsberoep. Deze stap is gezet met het oog op het toekomstbestendig en aantrekkelijk maken van het beroep, zodat ook in de toekomst voldoende accountants beschikbaar blijven voor het uitvoeren van wettelijke controles en passie blijven behouden voor het beroep. Ik heb er vertrouwen in dat het nieuwe beroepsprofiel van de accountant in voldoende mate rekening houdt met de rol en positie van alle accountants, onder wie de AA, zowel wat betreft de aard van het werk als de aantrekkelijkheid ervan.
Het is nu van belang dat de sector voortvarend werk maakt van de verdere uitwerking en implementatie van het nieuwe beroepsprofiel. Tegelijkertijd blijf ik in gesprek met de NBA en andere belangrijke stakeholders, zoals de SRA, over de signalen en zorgen die leven onder AA’s.
Steunt u de oproep van Bianca de Jong-Muhren, de beoogde nieuwe voorzitter van de NBA, om te komen tot eenheid in de sector? Zo ja, hoe gaat u daar aan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik steun de oproep van de beoogde nieuwe voorzitter van de NBA.
De NBA is de wettelijke beroepsorganisatie die de gemeenschappelijke belangen van accountants in Nederland behartigt. Zij stelt beroepsregels vast, ontwikkelt standaarden en richtlijnen voor de beroepsuitoefening en bewaakt de kwaliteit en integriteit van het beroep. In dit kader is het de verantwoordelijkheid van de NBA om de eenheid binnen de accountancysector te bewaken en waar mogelijk te verbeteren. Ik blijf met de NBA in gesprek over signalen die vanuit de sector mij bereiken.
Het (demissionaire) kabinetsstandpunt inzake het initiatiefwetsvoorstel Centraal Aandeelhoudersregister (CAHR) |
|
Michiel van Nispen (SP), Tom van der Lee (GL) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het KPMG-rapport «Krachten gebundeld – naar een effectievere en efficiëntere invulling van de poortwachtersrol in Nederland» (2023), waarin wordt aanbevolen lopende wetgevingsinitiatieven die poortwachters versterken – zoals het voorstel van wet van de leden Van der Lee en Van Nispen tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister; Kamerstuk 34 661) – voortvarend op te pakken?1
In hoeverre geeft het demissionaire kabinet invulling aan deze aanbeveling, mede gezien de brede steun vanuit poortwachters voor een dergelijk register?
Herinnert u zich de toezegging van Minister van Weel van Justitie en Veiligheid tijdens het tweeminutendebat van d.d. 19 februari 2025 naar aanleiding van het commissiedebat «Criminaliteitsbestrijding, ondermijning en georganiseerde criminaliteit» om het kabinetsstandpunt over het initiatiefwetsvoorstel voor een centraal aandeelhoudersregister (CAHR) opnieuw te bezien?
Herinnert u zich de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid om hierover te rapporteren in de halfjaarbrief Ondermijning vóór de zomer van 2025?
Wanneer kan de Kamer de nadere appreciatie, zoals beloofd door de Minister van Justitie en Veiligheid, tegemoetzien? Kunt u alvast delen welke inhoudelijke en juridische overwegingen hierin worden meegenomen?
Acht u het aannemelijk dat een CAHR poortwachters effectiever laat werken én misbruik van complexe eigendomsstructuren tegengaat en daarmee aansluit op de kabinetsbrief «Nieuwe anti-witwasaanpak» van 14 mei 2025, waarin wordt benadrukt dat de aanpak van witwassen enerzijds lastenverlichting voor bonafide ondernemers beoogt, en anderzijds barrières opwerpt voor criminelen?2 Kunt u dit toelichten?
Bent u ook van mening dat het huidige en toekomstige UBO-register – vanwege de (meer dan) 25%-drempel – geen volledig zicht biedt op de uiteindelijk belanghebbenden binnen vennootschappen, waardoor bijvoorbeeld aandeelhouders met 24% buiten beeld blijven?
Deelt u de opvatting dat een CAHR waarin álle aandeelhouders (beursgenoteerde bedrijven uitgezonderd) worden geregistreerd, ongeacht de omvang van het belang, dit transparantie gat kan dichten? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat een CAHR, gevuld op basis van notariële akten, betrouwbaardere en completere gegevens zal bevatten dan het UBO-register, dat afhankelijk is van zelfregistratie door vennootschappen?
Heeft u kennisgenomen van het recente standpunt van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in haar position paper van 21 mei 2025, waarin zij aangeeft invoering van het CAHR noodzakelijk te achten en technisch in staat te zijn het register te houden?
Ziet u technische of juridische belemmeringen bij implementatie via de KNB? Zo ja, hoe bent u voornemens deze weg te nemen?
Wordt de uitvoeringstoets die de Kamer van Koophandel uitvoert naar het CAHR op verzoek gedaan van het kabinet? Zo ja, overweegt het kabinet de KNB ook te vragen om het uitvoeren van een dergelijke uitvoeringstoets? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Uitbreiding stroomnet trekt door TenneT spoor van vernieling bij boeren: je moet instemmen anders kun je worden onteigend' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uw antwoorden op vraag 7 van de vorige set vragen nader specificeren?1 In hoeveel gevallen precies wordt er overeenstemming bereikt met grondeigenaren na minnelijk overleg?
Per project heeft TenneT vaak met tot wel honderd landeigenaren te maken. De afgelopen 5 jaar heeft TenneT met meer dan duizend unieke landeigenaren ruim 3.000 contracten afgesloten. Tussen 2020 en 2024 is een gedoogplicht opgelegd aan circa 40 landeigenaren (in 12 procedures), waarvan een aantal keer aan dezelfde landeigenaren omdat TenneT die in verschillende projecten is tegengekomen. In alle andere gevallen is er minnelijke overeenstemming bereikt.
In hoeveel gevallen is de inzet van een gedoogbeschikking nodig geweest?
Zie het antwoord op vraag 1.
En in hoeveel gevallen is er sprake geweest van mediation en juridische procedures?
Als alternatieve geschilbeslechtingsprocedure is het ook mogelijk om mediation in te zetten voor het bereiken van overeenstemming. Dit is mede afhankelijk van de wens van de betreffende grondeigenaar. In de afgelopen 5 jaar is dit 5 keer gebeurd. In de situaties waarin gekozen is voor een mediator heeft dat slechts 1 keer tot overeenstemming geleid. In de andere gevallen is uiteindelijk alsnog een gedoogplicht opgelegd, omdat de belangen van partijen te ver uit elkaar lagen om via mediation overeenstemming te bereiken.
Voor wat betreft juridische procedures is onder vraag 1 benoemd dat een gedoogplicht aan circa 40 landeigenaren zijn opgelegd. Dit is een vorm van juridische procedure om een opstalrecht te verkrijgen. TenneT zet dit in voor bijvoorbeeld masten en verbindingen. Naast de gedoogplicht heeft TenneT de mogelijkheid om het onteigeningsinstrument in te zetten voor het verkrijgen van eigendom onder hoogspanningsstations. Dit instrument wordt toegepast voor stations en opstijgpunten, omdat in deze gevallen geen ander gebruik van de grond mogelijk is en een gedoogplicht dus geen optie is. Ook bij dit instrument verwacht ik van TenneT dat alle andere opties uitvoerig worden overwogen voordat hiertoe wordt overgegaan. TenneT heeft dit instrument pas 1 keer is ingezet.
Wat kan er verder gedaan worden om juridische procedures te voorkomen?
In mijn gesprekken met TenneT blijf ik als aandeelhouder aandacht vragen voor het zorgvuldig handelen in de grote opgave waar TenneT voor staat. Ik vind het belangrijk dat juridische procedures alleen door TenneT worden ingezet als er echt geen andere oplossing mogelijk is binnen wettelijke kaders en de kaders van doelmatigheid waarbinnen TenneT heeft te opereren. De ACM toetst of de netbeheerders, zoals TenneT, hun uitgaven op de juiste wijze besteden (doelmatigheidstoets).
TenneT geeft aan er veel aan te doen om juridische procedures te voorkomen. Zo heeft het bedrijf zogenaamde cultuurtechnische toezichthouders in dienst. Dit zijn mensen met een agrarische achtergrond die constructief mee denken over oplossingsrichtingen als de belangen tussen TenneT en grondeigenaren in eerste instantie ver uit elkaar lopen. In bijna alle gevallen valt er toch een oplossing te vinden die voor iedereen acceptabel is. Ook evalueert TenneT projecten met betrokken partijen om daaruit te leren.
Het bericht ‘FNV-economen: Europese bedrijven in de knel? De winsten zijn nog nooit zo hoog geweest’ |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het stuk «FNV-economen: Europese bedrijven in de knel? De winsten zijn nog nooit zo hoog geweest» uit het FD van 26 mei 2025?1
Ja.
Klopt het dat in het «The Future of European Competitiveness» rapport, ook wel het Draghi-rapport genoemd, data van de investment survey van de Europese Investeringsbank (EIB) gebruikt worden als onderbouwing voor de stellingname dat regelgeving in Europa de productiviteit schaadt?
Ja. In het Draghi-rapport wordt met verschillende argumenten onderbouwd dat de regeldruk in Europa (te) hoog is en dat dit productiviteit negatief kan beïnvloeden. Dat 61% van de deelnemende bedrijven – zoals gemeld in de EIB Investment survey (EIBIS) van 2023 – regulering als een obstakel voor lange termijn investeringen beschouwt (en daarmee mogelijk productiviteitsverhoging) is één van die argumenten.
Onderschrijft u het dat uit data van de 2024 investment survey van het EIB blijkt dat regelgeving in Europa minder vaak een belemmering voor bedrijfsinvesteringen is dan in de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet?
Mijn antwoord op deze vraag is tweeledig. Ik onderschrijf dat een iets groter deel van de Amerikaanse bedrijven (75%) regelgeving als een belemmering voor investeringen ervaart dan Europese bedrijven (66%). Echter, blijkt ook uit de Investment Survey van de EIB (EBIS) 2024 dat het deel van de bedrijven dat regelgeving als een ernstige belemmering voor investeringen ziet, 9% hoger ligt in de EU dan in de VS.2 Dit komt vooral door verschillende productstandaarden, fragmentatie op de interne markt en wet- en regelgeving.
Klopt het volgens u dat uit deze data ook blijkt dat Nederlandse regelgeving, zowel regelgeving over de arbeidsmarkt als ook voor het bedrijfsleven, internationaal gezien relatief beperkte belemmeringen oplevert voor investeringen? Zo nee, waarom niet?
Uit de Investment Survey volgt dat voor Nederlandse bedrijven regelgeving een minder groot obstakel oplevert voor investeringen dan in andere Europese landen.
Regelgeving betekent niet automatisch dat bedrijven niet (meer) bereid zijn om te investeren. Regels hebben elk een verschillend doel, zoals wetgeving voor het milieu, regels om marktmacht te voorkomen of om productstandaarden te reguleren. Verschillende vormen van regels pakken anders uit voor bedrijven, de investeringen die zij doen en uiteindelijk de productiviteit.
Niet elke regel raakt elk bedrijf. Maar ondernemers kunnen regeldruk als een belemmering ervaren. Uit de regeldrukmonitor3 blijkt dat in de periode 2018 – 2023 de structurele regeldrukkosten in Nederland met € 731 miljoen zijn toegenomen. Dit zet een rem op de investeringsbereidheid en daarmee ook op de productiviteitsgroei van bedrijven.4
Bent u bekend met de Product Market Regulation (PMR) benchmark van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)?
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van de PMR dat de kwaliteit van de Nederlandse regelgeving gemeten aan de hand van de PMR hoger is dan de regelgeving in de Verenigde Staten en veel andere Europese landen en dus competitiviteit meer stimuleert? Zo nee, waarom niet?
Nederland scoort inderdaad beter op de PMR-indicator dan de VS. De PMR is een betrouwbare indicator die het mogelijk maakt om landen te vergelijken met elkaar op het gebied van marktregulering, zoals concurrentiebeperkingen en toetredingsbarrières. Een lage PMR-score (wat gunstig is, want het duidt op weinig belemmerende marktregulering) sluit regeldruk echter niet uit. Sterker nog, sommige vormen van regeldruk kunnen juist concurrentie bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn transparantieverplichtingen en aanbestedingsregels.
Als het gaat om het meten van regeldruk, heeft de PMR-indicator ook beperkingen. Zo kijkt de PMR naar de mate waarin regelgeving de werking van markten beïnvloedt, en bijvoorbeeld niet naar sociale, gezondheids- en milieuregelgeving. Daarnaast is de PMR gebaseerd op beleidsdocumenten en formele regelgeving, terwijl ervaren regeldruk ook voortkomt uit uitvoering en handhaving (controlelast, formulieren, etc.). Kortom, het biedt een internationale vergelijking op een deel van de regeldruk, maar om een compleet beeld te krijgen, is het nodig om deze aan te vullen met andere bronnen zoals de MKB Regeldrukmonitor.
Ziet u ook dat Europese landen, inclusief Nederland, beter scoren op het onderdeel regulatory and administrative burden van de PMR dan de Verenigde Staten van Amerika? Zo nee, waarom niet?
Zie voor antwoord vraag 9.
Gelet op deze internationaal vergelijkende onderzoeken, in hoeverre gelooft u dat het verschil in productiviteit tussen de Verenigde Staten en Europa verklaard kan worden door regeldruk? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 9.
Hoe verklaart u dat wij in Europa en Nederland minder belemmerende wet- en regelgeving hebben dan in de Verenigde Staten en tegelijkertijd minder productiviteitsgroei? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Het beeld over of wij in Nederland minder belemmerende wet- en regelgeving hebben dan in de VS ligt genuanceerder. Soms scoort Nederland beter op een bepaalde indicator van de regulatory and administrative burden van de PMR dan de VS en soms niet.5
Het verschil in productiviteit tussen Europa en de VS is het resultaat van meerdere factoren. Met andere woorden, de PMR kijkt niet naar alle relevante factoren voor concurrentievermogen. Zo spelen de technologische voorsprong van de VS in economisch bepalende sectoren en de hoge investeringen in R&D een belangrijke rol. Datzelfde geldt voor de relatief beperkte toegang tot bedrijfsfinanciering binnen Europa, met name voor niet-bancaire financiering (en daarmee durfkapitaal). Daarnaast worden de vruchten van de Europese interne markt nog niet volledig geplukt. Zo ontbreekt nog een geharmoniseerde kapitaalmarktunie. Er is sprake van een te hoge mate van fragmentatie, mede door uiteenlopende nationale regels en voorschriften en de toepassing en het toezicht daarop. Het resultaat daarvan is dat deze belemmeringen optellen tot een impliciet importtarief op de interne markt van 44% op goederen en 110% op diensten.6 Dit belemmert bedrijven die over landsgrenzen heen (willen) ondernemen. Exporterende bedrijven zijn over het algemeen productiever dan niet-exporterende bedrijven.7 Belemmeringen raken dus met name snelgroeiende, innovatieve bedrijven in hun mogelijkheden om op te schalen. Deze fragmentatie is ook een vorm van regeldruk voor Nederlandse bedrijven die op de Europese markt willen opereren.
Hoewel indicatoren zoals de PMR waardevolle inzichten bieden in nationale regeldruk, ligt de uitdaging met name ook op het niveau van Europese wet- en regelgeving. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft becijferd dat voor de periode 2018 – 2023 ongeveer € 687 miljoen (94%) van de toename in structurele regeldrukkosten voortkomt uit Europese wet- en regelgeving.8 Hoewel de grote hoeveelheid EU-regelgeving tot doel heeft te zorgen voor meer harmonisatie, gaat die regelgeving nog gepaard met te veel regeldruk en blijven er veel punten waarop de interne markt nog onvoldoende is geïntegreerd en geharmoniseerd. Die regeldruk en versnippering vormen een belemmering voor ondernemerschap en kunnen daardoor bijdragen aan het productiviteitsverschil met de VS. Deze analyse wordt ondersteund door diverse internationale studies (van o.a. het IMF) die wijzen op de economische voordelen van meer geïntegreerde en geharmoniseerde markten binnen de EU.
De Amerikaanse econoom Paul Krugman stelt dat het productiviteitsverschil tussen Europa en de Verenigde Staten voor een grootste gedeelte verklaard kan worden door de productiviteit in twee geografische hoogproductieve conglomeraties (Silicon Valley en Wall Street) die zich in de Amerikaanse staten in de VS met de meest drukkende regelgeving bevinden: in hoeverre verwacht u dat minder regelgeving dan zorgt voor meer hoogproductieve conglomeraties? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Regeldruk is één van de factoren die van invloed zijn op de productiviteit van een land of regio. Hoewel in gebieden zoals Silicon Valley (Californië) en Wall Street (New York) sprake is van relatief strenge regelgeving op onder meer het gebied van milieu, arbeidsrecht en financieel toezicht, laat de productiviteitsontwikkeling in deze regio’s een robuust beeld zien.
Dit is mede te verklaren door een combinatie van factoren die in nabijheid van elkaar de economische dynamiek en productiviteit positief beïnvloeden. Denk hierbij aan een hoge concentratie van hoogopgeleide arbeidskrachten, een sterke aanwezigheid van kennisinstellingen en onderzoekscentra, ruime beschikbaarheid van risicodragend kapitaal, en krachtige innovatie-ecosystemen met sterke netwerkeffecten. Daarnaast dragen ondernemerschapsklimaat, internationale oriëntatie en een snelle diffusie van kennis en technologie bij aan de productieve kracht van deze regio’s.
Het is voor het mogelijk maken van de groei van de tech sector van belang om toegang te hebben tot de schaal van een grote markt. Zoals ook toegelicht in mijn antwoord op vraag 9 is in de EU sprake van fragmentatie op de interne markt waardoor bedrijven nu kunnen worden belemmerd om op te schalen. Tegen deze achtergrond kan regeldruk invloed hebben op de operationele lasten van bedrijven. Daarbij komt dat in praktijk ook andere fundamenten van het regionale economisch ecosysteem, die zich vaak op een microniveau afspelen, een minstens even bepalende rol spelen in het stimuleren van productiviteit en economische groei op macroniveau.
En zoals toegelicht in mijn antwoord op vragen 4 en 9, heeft niet elke regel een negatieve impact op bedrijven, maar kunnen hoge administratieve lasten door ondernemers wel als belemmerend worden ervaren.
Hoe neemt u bovenstaande onderzoeken en analyses mee in uw economisch beleid? Onderschrijft u het feit dat de focus op het verminderen van regeldruk alleen er niet voor gaat zorgen dat de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen van Nederland worden verbeterd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke andere maatregelen gaat u nemen om de productiviteit van de Nederlandse economie te verbeteren? Wat is uw inzet in Europa?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 9 en 10 zijn er meerdere aandachtspunten om productiviteitsgroei te bevorderen, waaronder regeldruk.
Het Ministerie van Economische Zaken heeft verschillende trajecten in gang gezet die de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen van Nederland moeten verbeteren, zoals o.a. de Productiviteitsagenda, het Ondernemerspact, het Actieprogramma Minder Druk Met Regels en het 3%-Actieplan. Ik ben voornemens om hier de komende periode verdere stappen op te zetten.
Toegang tot financiering is ook van belang voor bedrijven om productiever te worden. Om knelpunten op te lossen in de bedrijfsfinancieringsmarkt is er een brede mix aan bedrijfsfinancieringsregelingen, zoals de BMKB, Qredits, Invest-NL en regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Daarnaast loopt een verkenning naar het verbeteren van toegang tot risicokapitaal, bijvoorbeeld via pensioenfondsen of Europese initiatieven. Ook blijft het kabinet in gesprek met de sector om de instrumenten goed te laten aansluiten op de praktijk (bijvoorbeeld via het Convenant MKB financiering).
Voor de inzet in Europa heeft het kabinet in december 2024 zijn visie op het Europese concurrentievermogen gepresenteerd. Het kabinet werkt aan een EU 1) waarin burgers profiteren van een productievere economie; 2) die leefbaar, gezond en veilig is en blijft voor huidige en toekomstige generaties; 3) waar bedrijven voordeel halen uit de nieuwe economische kansen die ontstaan door de klimaat-, circulaire- en energietransitie en (digitale) technologische innovaties; 4) die de geopolitieke en – economische positie van de EU versterkt en daarmee onze belangen kan beschermen tegenover derde landen. Om deze doelen te realiseren, zijn zes thema’s geïdentificeerd, elk met een toelichting op de inzet van het kabinet op de relevante onderwerpen.9 Zo werkt het kabinet onder andere aan de versterking van de kapitaalmarktunie, mobilisatie van privaat kapitaal en de integratie van de Europese energiemarkt.
De Kamer heeft eerder tien concrete suggesties gedaan voor belemmeringen op de interne markt (IM) waarop de Europese horizontale IM-strategie zich zou kunnen richten. Deze tien punten zijn ook toegelicht in de Kamerbrief over het EU-concurrentievermogen van december 2024. Acht van deze suggesties zijn opgenomen in de strategie die de Commissie in mei 2025 presenteerde. In 2022 is ook een kabinetsbrede IM-actieagenda aan de Kamer aangeboden. In deze agenda zijn zowel nationale als Europese acties opgenomen. Met deze agenda wil ik IM-belemmeringen voor ondernemers, burgers en werknemers wegnemen. De actieagenda wordt nu geactualiseerd. Deze zal ik begin 2026 aan de TK aanbieden.
Bovendien spant dit kabinet zich in voor de bevordering van buitenlandse handel als hoeksteen van de Nederlandse welvaart, omdat een derde van de Nederlandse economie daaraan verbonden is.10
Het rapport-Draghi geeft aan dat het productiviteitsverschil tussen Europa en de Verenigde Staten bijna volledig wordt veroorzaakt door de zogenaamde high-tech sectoren. Onderschrijft u die conclusie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre is deregulering van niet-hightechsectoren dan een oplossing voor ons productiviteitsprobleem?
Er bestaat een verschil in de sectorale compositie tussen de VS en EU, waarbij de VS ten opzichte van Europa meer high-techsectoren heeft die een grotere bijdrage leveren aan onderzoek en innovatie. Het verschil in productiviteitsgroei tussen Europa en de VS wordt inderdaad gedreven door (high)-techsectoren. Gerichte vermindering van regeldruk vormt daarom een onderdeel van de oplossing voor het productiviteitsprobleem, zoals Draghi ook beargumenteert. Maar zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 10 en 11 spelen er meer factoren een rol bij productiviteitsgroei.
Volgens het artikel zorgen ook de achterblijvende lonen aan de onderkant van de inkomensverdeling voor achterblijvende investeringen: deelt u deze opvatting? Wat gaat u hieraan doen?
Lage lonen kunnen investeringen via de vraagzijde (minder koopkracht remt de consumptie en daarmee investeringsprikkels) en de aanbodzijde (lage lonen kunnen investeringen in arbeidsbesparende technologie remmen omdat arbeid goedkoop is) drukken. Echter, hebben de lonen in Nederland na een periode van hoge inflatie een sterke inhaalgroei gemaakt. Daarnaast ben ik van mening dat andere factoren bepalender zijn voor het niveau van investeringen.
Bent u bekend met het artikel «Europa scoort op veel domeinen van welvaart veel beter dan de Amerika» in het ESB?2
Ja.
Hoe waardeert u het dat Europa beter scoort dan Amerika wat betreft levensverwachting, CO2-uitstoot per capita, watergebruik en inkomensongelijkheid?
Het is positief dat Europa over het algemeen goed scoort op de bovengenoemde punten. Het uiteindelijke doel is een hogere brede welvaart. Hoewel financieel-economische voorspoed belangrijk is, omvat welvaart in den brede meer thema’s die bijdragen aan de kwaliteit van leven. Het beeld uit de Monitor brede welvaart en SDG’s12, die het CBS jaarlijks maakt, is hier een belangrijke basis voor.
Wat ziet u als de belangrijkste reden voor de betere uitkomsten in Europa ten opzichte van de VS? Welke rol speelt regelgeving in uw ogen in het bereiken van deze hoge scores? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Ik zie hiervoor een belangrijke verklaring in de Europese waarden en de bijbehorende inrichting van ons sociaaleconomisch model. Ook Draghi benoemt het belang van dit Europese model. Publieke voorzieningen en sociale bescherming gaan hand in hand met een goed functionerende markt, die samen de basis vormen voor brede welvaart nu en in de toekomst. Regelgeving speelt daarin een belangrijke ondersteunende rol: het helpt publieke belangen te borgen, excessen te voorkomen en vertrouwen te creëren – maar moet altijd proportioneel zijn. Een te hoge regeldruk remt ondernemers af, belemmert innovatie en vertraagt het herstel van de productiviteitsgroei en het verdienvermogen. Het verdienvermogen is geen doel op zich, maar noodzakelijk om onze publieke voorzieningen in de toekomst te behouden.13
Ik zet mij in voor adequate regelgeving die de regeldruk vermindert en markten beter laat functioneren, met inachtneming van belangrijke beleidsdoelstellingen die met regelgeving worden nagestreefd. Door heldere spelregels te stellen, versterken we concurrentie, transparantie en ons verdienvermogen. Zo zorgt het Europese emissiehandelssysteem (ETS) ervoor dat milieukosten op de Europese markt worden verrekend of helpt het mededingingsbeleid bij het tegengaan van marktmacht en het stimuleren van eerlijke concurrentie en innovatie. En zorgen regels om veilig en gezond te werken ervoor dat werknemers duurzaam inzetbaar zijn. Proportionele regelgeving is in die zin geen rem op de markt, maar een voorwaarde voor een goed werkende en toekomstgerichte economie.
Eén van de redenen die in het ESB-artikel wordt genoemd voor het feit dat Europa beter op deze domeinen scoort is de grotere publieke sector én de regelgeving: deelt u de opvatting dat regelgeving en de publieke sector van belang zijn voor versterking en behoud van brede welvaart? Zo nee, waarom niet?
Zowel de regelgeving als de publieke sector speelt een belangrijke rol bij het versterken en behouden van brede welvaart. De publieke sector levert vele voorzieningen die bijdragen aan bijvoorbeeld gelijke kansen, sociale cohesie en (economische) weerbaarheid. Regelgeving helpt onze samenleving om negatieve externe effecten te beperken, zorgt voor een eerlijk speelveld en bevordert vertrouwen in markten en instituties.
Regelgeving en de publieke sector spelen dus een essentiële rol zijn in onze maatschappij, ook voor het bedrijfsleven. Maar te veel regeldruk en te ingewikkelde regels zijn één van de grootste problemen voor ondernemers. Met respect voor belangrijke beleidsdoelstellingen die met regelgeving worden nagestreefd, moeten regels werkbaar zijn, zonder onnodige regeldruk. Daarnaast moet fragmentatie van regelgeving op de Europese interne markt zoveel mogelijk worden voorkomen.
Hoe neemt u dit mee in uw economisch beleid?
Het Nederlandse verdienvermogen staat onder druk. Omdat onze samenleving vergrijst en relatief veel mensen al werken, hangt de welvaart van volgende generaties voornamelijk af van productiviteitsgroei. De productiviteitsgroei vlakt echter af en de investeringen door bedrijven blijven achter ten opzichte van andere EU-lidstaten. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Het kabinet ziet economische groei niet als doel op zichzelf, maar als een middel om onze brede welvaart te versterken in het hier en nu en voor toekomstige generaties. Daarbij staat voor het kabinet centraal dat iedereen mee kan doen én meeprofiteert van de welvaart die gezamenlijk wordt opgebouwd.
Het kabinet beoordeelt beleid al, zoals het ESB-artikel adviseert, vanuit een bredewelvaartsperspectief. Dat betekent dat we niet uitsluitend kijken naar de economische of financiële effecten van beleid, maar ook naar de impact op andere bredewelvaartsthema’s zoals gezondheid, milieu en veiligheid. Deze brede benadering helpt om beleidskeuzes toekomstbestendig te maken, met oog voor samenhang en de maatschappelijke waarde die beleid creëert.
De kracht van het Nederlandse model ligt juist in de wisselwerking tussen een sterke publieke sector en een dynamische markt. Daarom streeft het kabinet naar een evenwichtige inzet van publieke investeringen en doeltreffende regelgeving. Hiermee worden de randvoorwaarden gecreëerd waarbinnen de economie goed kan werken, zodat onze brede welvaart toeneemt.
In Nederland blijven de investeringen (investeringsquote CBS) al bijna 30 jaar constant terwijl de winsten (winstquote CBS) stijgen: ziet u deze achterblijvende investeringen als een probleem?
Investeringen van bedrijven zijn belangrijk voor de Nederlandse welvaart, op korte en lange termijn. Daarom zijn achterblijvende investeringen die leiden tot hogere productiviteit inderdaad een probleem. Er zijn meerdere verklaringen voor dit probleem. Bedrijven ervaren bijvoorbeeld allerlei kraptes. Er zijn kraptes op de arbeidsmarkt, op het energienet en in milieu en fysieke ruimte. Ook is de afgelopen jaren de Nederlandse economie diensten-intensiever geworden, wat bijvoorbeeld de investeringen in R&D drukt.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 11, ben ik voornemens om stappen te zetten met het 3% R&D actieplan, het Pact Ondernemingsklimaat en de productiviteitsagenda. Deze zullen maatregelen bevatten die belemmeringen voor investeringen wegnemen.
Volgens Draghi worden deze achterblijvende investeringen veroorzaakt door eveneens achterblijvende publieke investeringen: deelt u deze opvatting van Draghi? Zo nee, waarom niet?
Ik deel op hoofdlijnen de analyse van Draghi dat de EU achterloopt met de meest rendabele investeringen. Dit vergt lastige keuzes om structurele hervormingen door te voeren en randvoorwaarden te versterken. Het is daarbij van belang om publieke investeringen zo in te zetten dat ze private investeringen zo veel mogelijk ook mobiliseren. Tegelijkertijd is het van belang te benadrukken dat publieke investeringen geen doel op zich zijn, maar een middel. Publieke investeringen liggen voor de hand als er sprake is van publieke goederen. Deze investeringen kunnen nodig kunnen zijn voor de financiering van maatschappelijk opgaves op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, veiligheid en de groene en digitale transities. Structurele productiviteitsgroei vereist voornamelijk een gezonde combinatie van privaat en publiek kapitaal en groeibevorderende hervormingen. Ook Draghi constateert juist veel belemmeringen voor private investeringen, zoals onderontwikkelde kapitaalmarkten.
Daarom zet het kabinet in op het versterken van de economische randvoorwaarden die nodig zijn om private investeringen te stimuleren. Denk hierbij aan een goed functionerende kapitaalmarkt en het wegnemen van knelpunten zoals netcongestie. Het oplossen van deze belemmeringen kan substantieel privaat kapitaal mobiliseren en daarmee bijdragen aan de noodzakelijke productiviteitsgroei op langere termijn. Deze productiviteitsgroei is immers nodig voor het behoud van onze brede welvaart en ons sociaaleconomisch model, ook in de toekomst. Dit is voor mij één van de belangrijkste lessen uit het Draghi-rapport.
(cofinancierings)aanvraag AI-fabriek en aangeven interesse AI-gigafabriek |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Harm Holman (NSC), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
van Marum , Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de mogelijkheid om voor aanstaande vrijdag 17 uur interesse aan te geven bij de Europese Unie voor een AI-gigafabriek?1
Ja.
Bent u voornemens om uw interesse voor een AI-gigafabriek tijdig kenbaar te maken aan de EU?
Het demissionair kabinet ziet het belang om in de Europese Unie (EU) publiek en privaat te investeren in AI-infrastructuur, waarbij de AI-Gigafabrieken een belangrijk initiatief is. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarom samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de RVO een Nederlandse interessepeiling en bijeenkomst georganiseerd. Hieruit blijkt Nederlandse interesse. De Nederlandse bedrijven met een hoofdkantoor in de EU en andere organisaties kunnen zelfstandig reageren op de Europese Call for Expression of Interest die 20 juni sluit. Het gaat hier om een eerste uitvraag naar mogelijke interesse in Europa. Via een brief aan de Europese Commissie zal het Ministerie van Economische Zaken vervolgens op korte termijn het belang van AI-Gigafabrieken en de Nederlandse interesse ondersteunen. In deze brief zal worden verwezen naar de meest concrete initiatieven die bekend zijn bij het ministerie. Het demissionaire kabinet reageert daarmee niet zelf op de formele Call for Expression of Interest, maar ondersteunt wel de Nederlandse interesse. De Europese Commissie zal de reacties gebruiken voor verdere gesprekken in de komende maanden om te komen tot kansrijke initiatieven. De officiële call voor AI-Gigafabrieken wordt eind dit jaar verwacht. Ik blijf in gesprek met de Europese Commissie en de EuroHPC Joint Undertaking over de verdere uitwerking van dit initiatief en de Nederlandse belangen daarin.
Ervan uitgaande dat het gaat om een cofinancieringstraject met de EU, zijn daar middelen voor beschikbaar, (ook) vanuit Nij Begun (mits een dergelijke fabriek in Groningen zou kunnen komen)?
Voor een AI-Gigafabriek zijn momenteel geen financiële middelen gereserveerd in de begroting. Voor de AI-faciliteit in Groningen (geen AI-Gigafabriek) wordt op dit moment nog gewerkt aan het verkrijgen van een Rijksbijdrage, aanvullend op de regionale bijdrage vanuit Nij Begun, zodat uiterlijk 30 juni een voorstel kan worden ingediend voor Europese cofinanciering.
Wat is de stand van zaken van de (cofinancierings-)aanvraag voor een «gewone» AI-fabriek voor Groningen, met (een bijdrage uit) de middelen voor Nij Begun? Klopt het dat deze aanvraag uiterlijk eind juni gedaan moet zijn, vergezeld van een reservering van de benodigde nationale middelen? Bent u voornemens deze aanvraag te doen, of heeft u deze aanvraag gedaan?
Het klopt dat uiterlijk 30 juni een voorstel ingediend moet worden om aanspraak te maken op Europese cofinanciering. Een voorwaarde voor indiening is dat de benodigde nationale middelen zijn gereserveerd. Er wordt onderzocht of er door herprioritering ruimte beschikbaar gemaakt kan worden binnen de begrotingen van betrokken departementen om een voorstel in te dienen.
Kunt u deze vragen uiterlijk donderdag 19 juni 2025 beantwoorden (gezien de deadline van aanstaande vrijdag 17.00 uur)?
Ja.
Aanbesteding Exportkredietverzekeringen (EKV) |
|
Robert Rep (PVV) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uitsluitsel geven over de aanbesteding van de EKV’s?
Ja. Zoals medegedeeld aan uw Kamer in de brief van 20 februari van dit jaar wordt de ekv-dienstverlening aanbesteed. In de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recent naar uw Kamer is verstuurd is de stand van zaken geschetst van het aanbestedingsproces en is aangegeven onder welke uitgangspunten de ekv-dienstverlening in de markt wordt gezet.
Hebben zich naast Atradius DSB, Invest International en Invest-NL nog andere partijen aangemeld voor deze aanbesteding? Zo ja, welke?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld worden de aanbestedingsdocumenten deze zomer in detail verder uitgewerkt. Deze stukken worden vervolgens in september van dit jaar in een marktconsultatie voorgelegd aan potentiële inschrijvers. In de tussentijd worden potentieel geïnteresseerde marktpartijen actief benaderd om hun op de hoogte te stellen van de aankomende aanbesteding en hun interesse te polsen.
Het is vervolgens aan marktpartijen zelf om een keuze te maken of zij willen participeren in de marktconsultatie en het verdere aanbestedingstraject. Marktpartijen kunnen zich nu dus nog niet inschrijven voor de aanbesteding. Zoals ook is gedeeld in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 is het streven om de aanbestedingsstukken eind 2025 te publiceren en daarna een zogenoemde mededingingsprocedure met onderhandeling te doorlopen, waarmee gestreefd wordt om in de zomer van 2026 de ekv-uitvoering te gunnen.
Welke stakeholders worden betrokken bij de voorbereiding van deze aanbesteding?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld zijn en worden stakeholders (bijvoorbeeld ekv-gebruikers) actief betrokken bij de voorbereiding van de aanbesteding van de ekv-dienstverlening.
Zo is er de afgelopen tijd gesproken met het bedrijfsleven, financiers en maatschappelijke organisaties over de ekv-aanbesteding. Deze gesprekken hebben waardevolle inzichten opgeleverd, onder meer ten aanzien van de wensen en kansen tot de verbetering van de huidige ekv-dienstverlening. Ekv-gebruikers en andere stakeholders worden daarnaast actief betrokken in de zogenoemde stakeholderconsultatie in september van dit jaar, waarin de concept aanbestedingsstukken ter consultatie worden voorgelegd aan deze stakeholders.
Welke onderwerpen worden meegenomen in de aanbestedingsvoorbereiding?
De ekv-dienstverlening en de BZ-regelingen die thans door Atradius Dutch State Business (ADSB) worden uitgevoerd worden aanbesteed. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat een toekomstige ekv-uitvoerder zich flexibel en innovatief opstelt om zo tijdig en goed te kunnen inspringen op veranderende markt- en (geo)politieke omstandigheden. Het onderliggende beleid op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijnsbeleid, compliance en MVO wordt niet aangepast: de toekomstige ekv-uitvoerder dient zich daaraan te committeren. De precieze scope van de aanbesteding wordt in de zomer verder uitgewerkt in de aanbestedingsstukken. In de Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 die recentelijk met uw Kamer is gedeeld is aangegeven onder welke uitgangspunten de aanbesteding ter consultatie wordt aangeboden aan de markt in september van dit jaar.
Wanneer wordt de Kamer over het verloop van aanbesteding geïnformeerd?
Zoals aangegeven in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 wordt uw Kamer in dit najaar nader geïnformeerd over de stand van zaken van de aanbesteding. Wij streven ernaar om de marktconsultatie in september van dit jaar te houden en de aanbestedingsstukken eind 2025 te publiceren. De Kamer zal na afronding van de marktconsultatie en voor de publicatie van de finale aanbestedingsdocumenten opnieuw geïnformeerd worden over de stand van zaken.
Welke invloed heeft deze ontwikkeling op bedrijven die gebruikmaken van een EKV?
Het bedrijfsleven dat geregeld gebruik maakt van de ekv onderstreept het belang van het oplossen van de onrechtmatigheid in de huidige ekv-dienstverlening en de keuze om dat via een aanbesteding te doen.
Zoals aangegeven in de recente Kamerbrief bij de ekv monitor 2024 mag de ekv-aanbesteding niet ten koste gaan van de continuïteit van de ekv-dienstverlening. Een eventuele transitie van de huidige ekv-uitvoerder naar een nieuwe ekv-uitvoerder moet daarom tijdig en zorgvuldig worden voorbereid. De continuïteit van de huidige dienstverlening door ADSB is daarnaast geborgd: afgegeven polissen zijn en blijven juridisch bindend, ook indien de ekv-dienstverlening eventueel overgaat naar een nieuwe uitvoerder.
De Staat ziet met deze aanbesteding ook kansen om daar waar nodig de ekv-dienstverlening voor ekv-gebruikers te verbeteren. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 worden ekv-gebruikers en andere stakeholders daarom actief betrokken bij de aanbesteding, zo worden hun inzichten betrokken bij het opstellen van de aanbestedingsdocumenten.
Wat zijn de mogelijke langetermijngevolgen van de aanbesteding voor de uitvoeringspraktijk?
De onrechtmatigheid in de huidige dienstverlening met ADSB wordt door de aanbesteding opgelost, waardoor er rust en continuïteit wordt gecreëerd in de ekv-dienstverlening.
De inzet is om de ekv-dienstverlening voor een initiële termijn van 7 jaar aan te besteden. Bij goed functioneren kan de Staat de contracttermijn (meermaals) verlengen. Deze maximale looptijd wordt nog nader uitgewerkt, maar het idee is om met deze verlengingen een langere contracthorizon te creëren voor de ekv-uitvoering. Deze combinatie tussen een initiële termijn van 7 jaar en verlengingsmogelijkheden wordt in september van dit jaar getoetst op haalbaarheid in een marktconsultatie.
Het nieuwsbericht 'Brussels approves Poland's use of post-COVID funds for defence' |
|
Folkert Idsinga (VVD), Isa Kahraman (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Europese Commissie Polen toestemming heeft gegeven om bijna € 6 miljard uit het coronaherstelfonds (Herstel- en Veerkrachtfaciliteit – HVF) te herbestemmen voor defensiegerelateerde projecten, zoals de aanleg van dual-use infrastructuur?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de positieve beoordeling van de Europese Commissie2 van het Poolse verzoek tot aanpassing van het herstel- en veerkrachtplan (HVP). De Kamer is middels de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad van juni geïnformeerd over deze beoordeling.3
Hoe verhoudt deze goedkeuring zich tot de oorspronkelijke doelstellingen van het HVF dat primair gericht was op het bevorderen van de groene en digitale transitie (twin transition)?
Het doel van de HVF is, op grond van de HVF-verordening, het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Europese Unie door middel van het verbeteren van de weerbaarheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van lidstaten, het aanpakken van de sociale en economische impact van de COVID-19-crisis, en het steunen van de groene en digitale transities. Het bevorderen van de groene en digitale transitie is dus een van de componenten van de doelstelling van de HVF, maar niet het primaire doel. De doelstelling vertaalt zich in diverse voorwaarden waaraan een HVP moet voldoen. Een van de voorwaarden is dat minstens 37% van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan aan de groene transitie, en minstens 20% van de totale toewijzing aan de digitale transitie moet bijdragen.
De Commissie geeft in haar beoordeling van het Poolse wijzigingsverzoek aan dat het herziene HVP nog steeds voldoet aan de vereisten van de HVF-verordening, waaronder die op het gebied van de groene- en digitale transities. Het herziene HVP draagt voor 41,39% van de totale toewijzing van het plan bij aan de groene transitie en voor 20,39% van de totale toewijzing aan de digitale transitie.4
Welke voorwaarden heeft de Europese Commissie aan Polen gesteld voor deze herbestemming van middelen, gelet op artikel 41, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waarin is bepaald dat uitgaven met militaire of defensiegerelateerde implicaties in beginsel niet via de EU-begroting mogen worden gefinancierd? En geldt deze bepaling ook voor het coronaherstelfonds?
Artikel 41 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied niet ten laste kunnen komen van de begroting van de EU. De bepaling geldt ook voor de HVF. Dit betekent echter niet dat op grond van artikel 41 lid 2 VEU alle typen uitgaven die in verband kunnen worden gebracht met militaire of defensie-activiteiten zijn uitgesloten van financiering via de EU-begroting. Uit dit artikel volgt immers dat het specifiek dient te gaan om «operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied».
Met de aanpassing van het HVP heeft Polen een maatregel toegevoegd die ziet op een kapitaalinjectie in een Veiligheid- en Defensiefonds. Met dit fonds wordt geld beschikbaar gemaakt voor onder andere het versterken van cybersecurity, civiele bescherming, onderzoek op het gebied van militaire technologie, en dual-use technologieën. Met de positieve beoordeling van de aanpassing oordeelt de Commissie dat deze aanpassing niet in strijd is met artikel 41 lid 2 VEU. De Commissie heeft geen aanvullende voorwaarden aan Polen gesteld naar aanleiding van deze aanpassing.
Welk deel van het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) is momenteel nog beschikbaar of nog niet onherroepelijk vastgelegd, en is het realistisch om reeds ingediende plannen aan te passen ten behoeve van (dual-use) militaire doeleinden?
Nederland heeft reeds € 2,5 miljard uitgekeerd gekregen uit de HVF, en kan nog op € 2,9 miljard aanspraak maken. In theorie zou Nederland er ook voor kunnen kiezen om bepaalde investeringen in het HVP om te zetten naar andere investeringen, bijvoorbeeld voor defensie, als Nederland daarmee aan alle bovengenoemde eisen uit de HVF-verordening voldoet. Op basis van de huidige situatie lijkt dit echter niet opportuun, omdat de huidige investeringen volgens schema lopen, en het omwisselen van investeringen veel administratieve lasten met zich meebrengen. Daarnaast is het Nederlandse HVP gevuld met bestaand en begroot beleid.5 Volgens die afspraak zouden enkel reeds begrote defensie-uitgaven onder het HVP gebracht kunnen worden, waardoor er dus geen additionele investeringen in defensie worden gedaan. Ook zouden extra investeringen in defensie ervoor zorgen dat andere investeringsprojecten uit het HVP wegvallen. Het wegvallen van andere investeringsprojecten zou ervoor kunnen zorgen dat het HVP niet meer een significant deel van de landspecifieke aanbevelingen (LSAs) adresseert, waarmee niet meer voldaan wordt aan alle voorwaarden uit de HVF-verordening.
Overweegt het kabinet, mede gelet op de toenemende behoefte aan defensie-uitgaven, om de Europese Commissie te verzoeken om (een deel van) de HVP-middelen te herbestemmen naar defensiegerelateerde projecten?
Het Nederlandse HVP wordt volgens de geldende afspraak6 gevuld met bestaand en begroot beleid. Volgens die afspraak zouden enkel reeds begrote defensie-uitgaven onder het HVP gebracht kunnen worden, waardoor er dus geen additionele investeringen in defensie worden gedaan. Het aandragen van defensie-uitgaven leidt dus niet tot additionele investeringen in defensie, en gezien de zware administratieve lasten die komen kijken bij het wijzigen van een plan acht het kabinet dit voor nu niet opportuun. Zoals reeds bij de vorige vraag uitgelicht zou herbestemming van middelen ook niet rijmen met het vereiste om een significant deel van de LSA’s te adresseren. Daarnaast bevat het Nederlandse HVP al een investering in defensie. Het gaat om het versterken van de Defensie IT-infrastructuur middels het project Vernieuwen IT infrastructuur bij het Ministerie van Defensie, dat voor € 91,4 miljoen is opgenomen in het HVP.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld7 zit de uitdaging voor de laatste drie betaalverzoeken van Nederland voornamelijk bij een aantal hervormingen die specifieke LSA’s uit het Europees Semester adresseren. Voorbeelden hiervan zijn de wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) (LSA: aanpak schijnzelfstandigheid), wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) (LSA: adequate sociale bescherming voor zelfstandigen) en Wetsvoorstel Versterking Regie Volkshuisvesting (LSA: verstoringen woningmarkt terugdringen, o.a. door vergroten aanbod). Investeringen in bijvoorbeeld defensie bieden hiervoor geen geldig alternatief. Daarnaast schrijft de HVF-verordening voor dat het aantal investeringen en hervormingen met elkaar in balans dient te zijn. Als een hervorming uit het plan wordt gehaald, verwacht de Commissie dat een nieuwe hervorming wordt toegevoegd.
Heeft het kabinet reeds contact gehad met de Europese Commissie over de mogelijkheid om HVF-middelen in te zetten voor defensiegerelateerde doelen?
Het kabinet heeft hier, gezien de overwegingen toegelicht bij vraag 5 en 6, geen contact over gehad met de Europese Commissie. Het kabinet heeft wel contact met de Europese Commissie over de defensiemaatregel die reeds in het HVP is opgenomen. De laatste stand van zaken voor deze defensiemaatregel is opgenomen in de overzichtstabel over de voortgang van het HVP, die in april met de Kamer is gedeeld.8
Zo ja, wat waren de inhoud en uitkomst van dat overleg?
Zie antwoord bij vraag 6.
Zijn er andere EU-lidstaten die een dergelijke herbestemming ten faveure van defensiegerelateerde projecten hebben aangevraagd bij de Europese Commissie?
Tot op heden is Polen de enige lidstaat die middels een aanpassing van het HVP expliciet een maatregel heeft toegevoegd aan het originele plan om middelen toe te wijzen aan defensie-gerelateerde doeleinden.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft wel defensie-gerelateerde projecten opgenomen in zijn originele herstel- en veerkrachtplan. Voor Nederland gaat het om het versterken van de Defensie IT-infrastructuur middels het project Vernieuwen IT infrastructuur bij het Ministerie van Defensie dat voor € 91,4 miljoen is opgenomen in het HVP. Daarnaast heeft Spanje bijvoorbeeld een maatregel opgenomen in hun HVP die ziet op een investering in een Resilience and Security Fund, met als doel het bevorderen van productieve investeringen en het vergroten van de productiecapaciteit in veiligheid-, defensie-, en lucht- en ruimtevaartsectoren. Daarnaast heeft Litouwen een maatregel opgenomen in hun HVP met o.a. het doel om particuliere investeringen te stimuleren om het concurrentievermogen van de Litouwse defensie- en veiligheidsindustrie te vergroten. Ook Portugal heeft een defensie-gerelateerde maatregel in hun HVP, namelijk een investering in het Atlantic Defence Operations Centre en marine platform, met als doel om marine-onderzoek en toezicht te bevorderen.
Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s op het mislopen van de resterende € 2,9 miljard aan HVP-subsidies, zoals gesignaleerd door de Algemene Rekenkamer?
Het kabinet erkent dat nog niet met volledige zekerheid gezegd kan worden dat alle resterende mijlpalen en doelstellingen behaald gaan worden. Met het in mei goedgekeurde wijzigingsvoorstel9 heeft het kabinet alle voor nu bekende risico’s voor het binnenhalen van de resterende middelen gemitigeerd. Wel is een tweetal wetgevingstrajecten die mijlpalen in het derde betaalverzoek hebben nog niet afgerond. Dat zijn de wet VBAR en de wet Versterking Regie Volkshuisvesting. Het is belangrijk dat deze tijdig worden afgerond voor indiening van het derde betaalverzoek in de tweede helft van dit jaar. Ook bij de Wet BAZ (twee mijlpalen in betaalverzoek 5) spelen nog uitdagingen. Om de resterende betaalverzoeken succesvol te kunnen afronden, is een spoedige behandeling in de Kamer en tijdige inwerkingtreding van belang. Daarom brengt de val van het kabinet en het mogelijk daaropvolgend controversieel verklaren van verschillende maatregelen een aanvullend risico met zich mee.10 Het kabinet blijft de ontwikkelingen en mogelijke vertragingen bij mijlpalen en doelstellingen continu monitoren. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan uit te voeren en zo de volledige € 5,4 miljard aan EU-middelen in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in NL.
Welke concrete stappen worden genomen om deze risico’s te beperken?
Tijdens de Ecofinraad van mei jl. is een wijzigingsverzoek van het Nederlandse HVP goedgekeurd. Met dit wijzigingsverzoek zijn alle voor nu bekende risico’s voor het binnenhalen van de resterende middelen gemitigeerd11. Wel is er nog een aantal wetgevingstrajecten die mijlpalen in het derde en vijfde betaalverzoek hebben die nog niet afgerond zijn (zie antwoord op vraag 9). Om de resterende betaalverzoeken succesvol te kunnen afronden, is een spoedige behandeling in de Kamer en tijdige inwerkingtreding van belang. Het kabinet blijft de ontwikkelingen en mogelijke vertragingen bij mijlpalen en doelstellingen continu monitoren.
Daarnaast is het belangrijk om oog te houden voor de maatregelen in het HVP tijdens het controversieel verklaren van onderwerpen. Dit risico heb ik geprobeerd te mitigeren door de Kamer tijdig te informeren over de mogelijke financiële gevolgen van het controversieel verklaren van maatregelen uit het HVP.12
Hoe ziet het kabinet de toekomstige rol van de Europese Commissie bij het (indirect) faciliteren van defensiegerelateerde investeringen vanuit het Coronaherstelfonds?
De HVF heeft een looptijd tot eind 2026, waarbij de laatste mijlpalen en doelstellingen uiterlijk eind augustus 2026 behaald moeten zijn. Binnen de resterende looptijd van de HVF hebben de lidstaten de mogelijkheid om hun HVP aan te passen op basis van artikel 21 van de HVF-verordening. De Commissie roept op dat uiterlijk eind 2025 te doen. Op basis van dit artikel kunnen lidstaten het HVP wijzigen indien er sprake is van objectieve omstandigheden die een wijziging van het plan rechtvaardigen. Voor een uitgebreide toelichting van dit artikel verwijs ik u naar het verslag van de Eurogroep- en Ecofinraad van juni 202413. Het is mogelijk dat lidstaten in hun aangepaste HVP defensie-gerelateerde investeringen opnemen. Als de Commissie van oordeel is dat wijziging van het HVP gerechtvaardigd is, doet zij een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit. De Raad stelt het gewijzigde plan vervolgens vast middels dit uitvoeringsbesluit.
Is het kabinet voornemens om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van dat beleid?
Het is aan de lidstaten zelf om op basis van de mogelijkheden die de HVF-verordening biedt hun plan aan te passen. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 11 is de beoordeling van een aanpassing van een HVP in eerste instantie aan de Commissie. Als de Commissie van oordeel is dat wijziging van het HVP gerechtvaardigd is, doet zij een voorstel voor een nieuw uitvoeringsbesluit. De Raad stelt het gewijzigde plan vervolgens vast middels dit uitvoeringsbesluit. De Raad stemt met gekwalificeerde meerderheid. Nederland beoordeelt per voorstel of het zich in de beoordeling van de Commissie kan vinden en kan instemmen met het uitvoeringsbesluit voor het gewijzigde HVP.