Een VN-lijst met bedrijven die actief zijn in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vijf Nederlandse bedrijven op VN-lijst om Israëlische nederzettingen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat, in navolging van een resolutie van de VN-Mensenrechtenraad, een lijst is opgesteld met bedrijven die actief zijn in bezet Palestijns gebied en dat daar vijf Nederlandse bedrijven op staan? Zo nee, waarom niet?
Op 24 maart 2016 nam de VN-Mensenrechtenraad (MRR) resolutie 31/36 aan. Paragraaf 17 van de resolutie bevat een verzoek aan de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) om een database van bedrijven op te stellen die betrokken zijn bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen.
Op 26 januari 2018 publiceerde OHCHR een rapport naar aanleiding van dit verzoek. In het rapport licht OHCHR toe dat het momenteel onderzoek doet naar vermeende betrokkenheid van 206 bedrijven bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen. OHCHR maakt daarbij duidelijk dat het werk nog niet is afgerond en dat nog niet vastligt welke bedrijven uiteindelijk in de database terecht zullen komen.
OHCHR heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken per nota geïnformeerd dat het meldingen had ontvangen van vermeende betrokkenheid van vijf in Nederland gevestigde en/of onder Nederlandse rechtsmacht vallende bedrijven bij activiteiten gerelateerd aan Israëlische nederzettingen. OHCHR gaf hiervan geen verdere onderbouwing en stelde niet op de correctheid ervan te willen vooruitlopen. Het ministerie heeft de betreffende bedrijven op de hoogte gesteld van de genoemde nota. Daarbij is het standpunt van het kabinet over de database toegelicht, zoals weergegeven in het antwoord op vraag 5, en verwezen naar het ontmoedigingsbeleid en de OESO-richtlijnen.
Welke Nederlandse bedrijven staan er op de lijst en om welke activiteiten van deze bedrijven gaat het?
Zie antwoord vraag 2.
Is er contact opgenomen met deze bedrijven om zorgen te uiten over de in bezet gebied ontplooide activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in VN-verband te bepleiten dat deze lijst openbaar wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland en de overige EU-lidstaten die destijds zitting hadden in de MRR onthielden zich in 2016 van stemming op de betreffende resolutie. De database was een van de onderdelen in een bredere resolutie over Israëlische nederzettingen waarin gesteld wordt dat deze in strijd zijn met het internationaal recht. Dat is in lijn met het standpunt van het kabinet en de EU. Bij het bepalen van de stempositie is de afweging gemaakt dat een tegenstem hiermee inconsistent zou zijn. In een gezamenlijke stemverklaring bij de resolutie benadrukte de EU tegen de instelling van deze database te zijn. De EU gaf aan dat de primaire verantwoordelijkheid om het bewustzijn van bedrijven te vergroten over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen bij de lidstaten ligt. De EU onderstreepte voorts dat de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights wereldwijd van toepassing zijn en riep bedrijven op om deze onder alle omstandigheden te implementeren.
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Voor een toelichting op dit beleid wordt verwezen naar de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen. Nederland heeft in een reactie op de nota van OHCHR het eigen standpunt ten aanzien van de database nogmaals benadrukt. Voorts heeft Nederland bij OHCHR het belang van hoor en wederhoor in dit proces benadrukt, zodat bedrijven de gelegenheid krijgen hun beleid toe te lichten alvorens zij terecht zouden kunnen komen in een database.
Het uitzetten van mensen met een dubbele nationaliteit |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe luidt het beleid omtrent mensen afkomstig uit een oorlogsgebied met twee nationaliteiten?
Indien iemand twee of meer nationaliteiten heeft en aannemelijk maakt dat hij op grond van het Vluchtelingenverdrag of het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens bescherming behoeft, gelet op de situatie in één van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit, wordt beoordeeld of betrokkene naar het andere land waarvan hij tevens de nationaliteit heeft, terug kan keren.
Er is geen reden voor asielverlening indien betrokkene veilig kan terugkeren naar een land waarvan hij de nationaliteit bezit, ook al is dat niet het land waar hij woonachtig was.
Is het waar dat mensen met een andere nationaliteit van een veilig land hier in principe geen asiel krijgen? Wordt daarin meegewogen wat de situatie in dat andere land voor hen is in geval zij daar nooit geweest zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel Armeense Syriërs bevinden zich in Nederland en hoeveel hebben er asiel gekregen?
Het niet mogelijk om uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND te genereren hoeveel asielzoekers met zowel de Syrische als de Armeense nationaliteit zich in Nederland bevinden en asiel hebben gekregen.
Waarom worden velen van hen vijf jaar na dato alsnog naar Armenië gestuurd terwijl zij daar nooit geweest zijn? Bij hoeveel mensen speelt dit?
Zoals onder het antwoord op vragen 1 en 2 is aangegeven wordt bij de beoordeling van iemands asielaanvraag gekeken of iemand ook de nationaliteit dan wel rechtmatig verblijf heeft in een ander land. Bij brief van 14 november 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Armeense Syriërs.1 In verschillende zaken hebben betrokkenen bij hun asielaanvraag in Nederland geen openheid gegeven over het feit dat zij, naast de Syrische nationaliteit, mogelijk ook de Armeense nationaliteit bezaten. Indien na onderzoek wordt vastgesteld dat betrokkene ook de Armeense nationaliteit bezit, is er in het algemeen reden tot herbeoordeling van de verleende asielstatus. De intrekking van de asielstatus op deze grond is in verscheidene uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bekrachtigd. Er zijn overigens ook Syrische asielzoekers die wel openheid hebben gegeven over het feit dat zij naast de Syrische nationaliteit ook de Armeense bezitten.
Om hoeveel personen het hierbij gaat is onbekend, aangezien dit in het geautomatiseerde systeem van de IND en in dat van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) niet apart wordt geregistreerd.
Hoeveel mensen beweren dat zij nooit Armeense documenten hebben gehad of aangevraagd terwijl Armenië nu wel hun nationaliteit en paspoort accepteert?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat er in Armenië een crimineel netwerk van mensensmokkelaars werkzaam was die via officieel ambassadepersoneel aan Schengenvisa is gekomen zonder dat het paspoort van de betreffende persoon is gecontroleerd? Zo ja, deelt u dan de mening dat het argument dat de vergunningen in Nederland kunnen worden ingetrokken omdat de Armeense Syriërs ten tijde van de asielaanvraag in Nederland al een Armeens paspoort in bezit zouden hebben, niet steekhoudend is?
Ik ken bovengenoemd bericht niet.
In het algemeen geldt dat bij de beoordeling van een asielaanvraag wordt bekeken of betrokkene mogelijk nog een andere nationaliteit heeft. Soms kan dit betekenen dat iemand nog geen paspoort van dit land heeft, maar daar wel de nationaliteit van heeft en daarmee toegang tot dat land heeft. Dat wordt in iedere zaak individueel bekeken en beoordeeld.
Indien de asielaanvraag wordt afgewezen, omdat iemand rechtmatig verblijf in een ander land heeft, dan is het aan betrokkene om aan zijn terugkeer te werken. Daar wordt, zoals bij iedere andere afgewezen asielzoeker, steun door de DT&V bij aangeboden. Indien iemand niet actief aan terugkeer werkt, kan dit leiden tot gedwongen vertrek.
Welke factoren worden meegewogen in de beslissing of een Armeense Syriër wel of niet naar Armenië wordt gestuurd?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is de situatie voor Armeense Syriërs in Armenië? Is het waar dat zij van veel voorzieningen zijn uitgesloten en hoge prijzen moeten betalen omdat de bevolking denkt dat Syriërs rijk zijn?
Uit observaties en onderzoek van de Nederlandse ambassade en uit bronnen van UNHCR en in Armenië actieve non-gouvernementele organisaties blijkt dat de situatie voor Armeense Syriërs redelijk is. Zij zijn niet uitgesloten van voorzieningen en hebben dezelfde toegang als alle Armenen tot gezondheidszorg, sociale voorzieningen en het onderwijs. Het destijds bestaande beeld dat Armeense Syriërs rijk waren is bijgesteld. De mensen die na 2016 arriveerden hadden vaak al veel ontberingen geleden en waren vaak noodlijdend. Er zijn geen aanwijzingen dat prijzen voor Armeense Syriërs hoger zouden liggen.
Bent u bekend met het bericht «Turkey «ready» to reform terror laws for EU visa-free travel»?1
Ja.
Klopt de uitspraak van de Turkse ambassadeur voor de EU dat de Europese Commissie voornemens is slechts 100 miljoen euro per jaar te korten op de pre-toetredingsgelden die over een periode van 7 jaar 4.6 miljard euro aan belastinggeld kosten? Zo ja, wordt deze korting van 100 miljoen euro gesteund door Nederland?
Zoals met uw Kamer gedeeld tijdens het AO RAZ art. 50 van 24 januari jl., zijn de pre-toetredingsgelden voor Turkije in 2017 gekort en voor een groot deel omgebogen naar programma’s gericht op versterking van het maatschappelijk middenveld en fundamentele rechten en naar projecten die rechtstreeks ten goede komen aan Turkse burgers, kwetsbare groepen of organisaties die goede betrekkingen met de EU blijven waarderen. Concreet is er in 2017 circa 50% gekort op het jaarprogramma en circa 30% op de meerjarenprogramma’s.
De Europese Raad van 19–20 oktober jl. heeft de Commissie ook verzocht om de pretoetredingssteun aan Turkije voor de jaren 2018–2020 te heroriënteren.2 De Commissie werkt momenteel voorstellen voor inperking en herschikking van de middelen uit. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd zodra de cijfers bekend zijn.
Deelt u de mening dat er geen cent Nederlands belastinggeld meer naar Turkije zou moeten gaan en dat een korting van 100 miljoen euro een lachertje is?
Nederland pleit conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor het opschorten van pre-accessiesteun voor Turkije en zal dat blijven doen.3 Voor opschorting bestaat momenteel echter onvoldoende draagvlak. Nederland wacht de voorstellen van de Commissie voor inperking en herschikking van de middelen af.
Kunt u aangeven of Turkije effectief wordt gekort of dat hier gewoon een budgettair trucje wordt uitgehaald door ongebruikte fondsen te schrappen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Tweede Kamer een gedetailleerd overzicht doen toekomen met de bedragen die Turkije ontvangt vanuit de EU en waar dat geld exact door de Turken aan wordt uitgegeven, welke organisaties er geld ontvangen etc?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1702) van 2 december 2016 over de meerjarige financiële steun van de EU in Turkije, alsmede de voorschriften, voorwaarden en betalingen die daaraan verbonden zijn. Op de website van de Commissie is meer informatie te vinden over de specifieke projecten uit het Instrument voor Pre-accessiesteun (IPA)4 en de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT).5
Deelt u de mening dat ongeacht wat voor benchmarks de EU ook aan Turkije stelt, Turkije nooit van visumvrij reizen naar Nederland gebruik zou moeten mogen maken? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat er miljoenen Turken ongecontroleerd onze kant op kunnen komen?
De Commissie heeft niet vastgesteld dat Turkije aan alle 72 benchmarks van de Roadmap visumliberalisatie voldoet en derhalve ligt er thans geen besluit aan de Raad voor het afschaffen van het visumvereiste voor Turkse burgers voor. Een Nederlands oordeel over visumliberalisatie voor Turkije is pas aan de orde wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat Turkije voldoet aan alle gestelde eisen. In algemene zin hanteert het kabinet het beleid dat gemaakte afspraken ook moeten worden nagekomen.
Het subsidiëren van privaat onderwijs door gemeenten |
|
Peter Kwint , Mahir Alkaya |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het artikel «Gemeentes paaien expats met subsidie op privaat onderwijs»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de banen die buitenlandse investeerders in Nederland creëren zo veel mogelijk vervuld zouden moeten worden door Nederlandse werkzoekenden?
Ja, maar dat is niet altijd mogelijk. Voor sommige banen sluit het Nederlands aanbod niet aan bij de vraag van het bedrijf. Meer in het algemeen zien we in Nederland een toenemend aantal (moeilijk vervulbare) vacatures. In die gevallen is invulling van de vacatures door buitenlandse werknemers een goede oplossing. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) schat in dat circa 90% van de banen die buitenlandse investeerders in Nederland creëren door Nederlandse werkzoekenden worden ingevuld. Volgens het CBS (Internationaliseringsmonitor 2017) levert één directe baan bij een buitenlandse multinational, bijna één extra indirecte baan op. Deze extra banen komen vooral terecht in het MKB.
Deelt u de mening dat als buitenlandse investeringen vooral banen creëren voor expats terwijl de prijzen van woningen stijgen en er al een groot aantal woningzoekenden is, deze investeringen niet ten bate komen van de Nederlandse bevolking?
Deze mening deel ik niet. Zoals ik hiervoor heb aangegeven, creëren buitenlandse investeringen vooral banen voor Nederlandse werkzoekenden en slechts voor een klein deel voor internationale nieuwkomers. Daarentegen is de bijdrage van buitenlandse investeringen aan de Nederlandse economie groot: het afgelopen jaar betrof het een investeringsbedrag van bijna 1,7 miljard euro, waarmee ruim 12.500 nieuwe banen zijn gecreëerd; in Nederland gevestigde buitenlandse multinationals geven volgens het CBS (2017) gemiddeld meer aan R&D uit dan Nederlandse multinationals. Daarbij betalen internationale werknemers belastingen, dragen zij premies af en doen zij bestedingen in Nederland. Deze investeringen en banen leveren daarmee flinke baten aan de Nederlandse economie en de Nederlandse bevolking.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat de rijksoverheid en de gemeenten Amsterdam en Amstelveen 5 miljoen euro subsidie verlenen aan een internationale school om het vestigingsklimaat te verbeteren voor buitenlandse bedrijven, terwijl basisscholen de klassen maar niet kleiner krijgen?
Nee, die mening deel ik niet. Nederland heeft een goed vestigingsklimaat en is een aantrekkelijk land voor buitenlandse investeerders. Onze bevolking is hoogopgeleid, we hebben een uitstekende logistiek en infrastructuur en onze digitale verbindingen behoren tot de wereldtop. Daarnaast staan ook ons woon- en leefklimaat internationaal goed bekend en hebben we een concurrerend fiscaal stelsel. Een gevolg daarvan is dat het aantal banen bij internationale werkgevers de afgelopen jaren fors is gegroeid. Hier profiteren in de eerste plaats Nederlandse medewerkers, de Nederlandse economie en de Nederlandse overheid van. Een beperkt deel van die arbeidsplaatsen wordt ingevuld door internationale nieuwkomers. Sommigen van hen komen (tijdelijk) met hun gezin naar Nederland. Om geen achterstand in hun opleiding op te lopen zijn de kinderen uit deze gezinnen aangewezen op het volgen van internationaal onderwijs. Door de sterke groei van het aantal leerlingen op internationale scholen ontstonden er de afgelopen jaren flinke wachtlijsten in enkele Nederlandse regio’s. Omdat die wachtlijsten een negatieve uitstraling hebben op het vestigingsklimaat, heeft het kabinet vorig jaar besloten om eenmalig een impuls te geven om de wachtlijsten op internationale scholen substantieel terug te brengen. Daarom hebben kabinet en gemeenten in 2017 middelen beschikbaar gesteld om bestaande plannen naar voren te halen en tijdelijke lokalen in te richten. Hiermee is ook het signaal afgegeven dat Nederland serieus aan dit knelpunt werkt. Het kabinet heeft daarnaast extra middelen beschikbaar gesteld om de knelpunten in het regulier onderwijs aan te pakken.
Deelt u de mening dat subsidies als deze en de belastingvoordelen die expats genieten die met deze regeling naar Nederland worden gelokt beter kunnen worden besteed aan hogere salarissen in het onderwijs en het verlagen van de werkdruk door klassen kleiner te maken?
Zoals ik hiervoor heb gemeld, maakt het kabinet werk van de aanpak van de problemen in het regulier onderwijs. Los daarvan is ook het Nederlands vestigingsklimaat van belang. Om dat aantrekkelijk te houden kunnen een aantal instrumenten worden ingezet, zoals de 30%-regeling (dit is een forfaitaire tegemoetkoming in de extra kosten die internationale medewerkers moeten maken wanneer zij zich in Nederland vestigen). De baten uit de internationale investeringen komen ten goede aan de Nederlandse bevolking. Het kabinet financiert uit die baten onder meer de salarissen in het onderwijs.
Waaruit wordt de 2,5 miljoen euro subsidie van de rijksoverheid aan de Amity Education Group betaald?
Het kabinet heeft vorig jaar een eenmalige impuls van 5,5 miljoen euro aan het internationaal onderwijs gegeven. De middelen zijn uit de meevallers via het Gemeentefonds verstrekt aan de gemeenten Amsterdam en Den Haag, met de afspraak dat in beide regio’s 1160 (tijdelijke) leerlingplaatsen zouden worden gecreëerd, waarbij mijn inzet erop was gericht dat deze plaatsen bij aanvang van het schooljaar 2017–2018 daadwerkelijk ingericht zouden zijn. Voorwaarde was dat de betrokken gemeenten eenzelfde investering in het internationaal onderwijs zouden doen. Het Rijk heeft geen middelen beschikbaar gesteld aan de Amity Education Group. Dat betreft een besluit van de gemeente Amsterdam.
Wat is de relatie tussen het aantrekken van buitenlandse investeringen en goede faciliteiten voor expats? Waarom worden investeerders op deze manier tegemoet gekomen?
Ik heb hiervoor aangegeven dat buitenlandse investeringen goed zijn voor de Nederlandse economie in den brede. Om Nederland aantrekkelijk te maken voor buitenlandse investeerders en internationale nieuwkomers kennen we enkele faciliteiten. Eén daarvan betreft de 30%-regeling (de forfaitaire tegemoetkoming in de extra kosten die internationale medewerkers moeten maken wanneer zij zich in Nederland vestigen). Het kabinet heeft deze faciliteit overigens ingeperkt.
Hoeveel procent van de banen bij bedrijven die het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) de afgelopen vijf jaar heeft aangetrokken is ingevuld door Nederlanders en hoeveel procent door expats? Bent u bereid het NFIA dit structureel te laten monitoren indien u van deze verhouding thans geen overzicht kunt geven?
De NFIA schat in dat bij de initiële investering van buitenlandse bedrijven gemiddeld circa 90% van de nieuwe banen naar Nederlandse werknemers gaat, 10% van de arbeidsplaatsen wordt bemenst door internationale nieuwkomers. Afhankelijk van de omvang van de investering en de sector waarin de buitenlandse onderneming activiteiten worden opgezet kunnen de percentages afwijken. Bij grote investeringen ligt het aandeel internationale nieuwkomers gemiddeld genomen lager dan bij kleinere investeringen. Naarmate de buitenlandse onderneming langer in Nederland is gevestigd neemt het aandeel van de internationale nieuwkomers in het werknemersbestand af en neemt de omvang van werkgelegenheid voor Nederlandse ingezetenen toe.
Een nieuw rapport inzake Noord-Koreaanse dwangarbeid in de EU en de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven |
|
Han ten Broeke (VVD), Sadet Karabulut |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het rapport «People for Profit: North Korean Forced Labour on A Global Scale»1, waarin onder andere in wordt gegaan op de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven, de betrokkenheid van Noord-Koreaanse dwangarbeiders bij de bouw van Nederlandse schepen, de onjuistheid van eerdere antwoorden op Kamervragen en het uitblijven van actie aan Poolse, Nederlandse en Europese zijde?
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de antwoorden op eerdere vragen over Noord-Koreaanse dwangarbeiders in de Europese Unie en in het bijzonder de betrokkenheid bij de bouw van schepen voor NAVO-landen?2
Ja.
Bent u ook van mening dat de in het rapport beschreven praktijk, op basis van internationaal geaccepteerde VN-definities, gekwalificeerd zou moeten worden als «dwangarbeid» en zelfs «mensenhandel»?
Het kabinet sluit niet uit dat bepaalde omstandigheden die in het rapport worden beschreven, op basis van verschillende VN- en Europese verdragen mogelijk als «dwangarbeid» of «mensenhandel» gekwalificeerd zouden kunnen worden.
Kunt u zich herinneren dat uw ambtsvoorgangers verklaarden dat Nederland zich in EU-verband inzet «om te komen tot eenheid in de uitvoering van de genoemde VNVR-resolutie», verwijzend naar VNVR-resolutie 2321?3 Kunt u schetsen hoe het nu met de uitvoering van die resolutie staat?
Nederland heeft zich in EU-verband ingezet voor tijdige en volledige omzetting van de verschillende VNVR-resoluties in EU-regelgeving. Wat betreft bepalingen die verband houden met Noord-Koreaanse arbeiders, heeft de EU op 16 oktober 2017 – mede op stevig aandringen van Nederland – in aanvulling op de VN-sancties bepaald dat reeds afgegeven werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet langer mogen worden verlengd. Ook de bepaling uit de meest recente VNVR-resolutie 2397 van 22 december 2017 dat Noord-Koreaanse arbeiders uiterlijk binnen 24 maanden (voor eind 2019) moeten worden gerepatrieerd, is inmiddels omgezet in EU-regelgeving.
Kunt u zich tevens herinneren dat uw ambtsvoorgangers de wens uitspraken dat het aantal Noord-Koreaanse dwangarbeiders in de Europese Unie tot nul zou worden gereduceerd?4 Is dat al het geval? Kunt u daarnaast aangeven of het klopt dat de Poolse regering in 2017 nog werkvergunningen heeft afgegeven aan Noord-Koreaanse dwangarbeiders?5
Het kabinet veroordeelt mensenhandel en gedwongen arbeid waar ook ter wereld en zet zich in voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en tegen uitbuiting binnen en buiten de EU. De zorgelijke positie van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten heeft de specifieke aandacht van het kabinet, niet alleen vanuit het oogpunt van mogelijke schending van internationale mensenrechtennormen, maar ook vanwege de mogelijk met de inzet van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten gepaard gaande geldstromen naar de Noord-Koreaanse staat ten behoeve van het Noord-Koreaanse nucleaire en ballistische programma. Mede op stevig aandringen van Nederland zijn op dit vlak in EU-verband autonome maatregelen genomen waardoor het aantal Noord-Koreaanse arbeiders in de EU versneld zal afnemen. Op grond van de recente VNVR-resolutie 2397 (2017) zal het aantal uiterlijk eind 2019 tot nul gereduceerd moeten zijn. Desgevraagd geven de Poolse autoriteiten aan dat er sinds augustus 2017 geen nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse burgers zijn afgegeven, conform VNVR-resolutie 2371 van 5 augustus 2017. Tot die tijd was het afgeven van werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet verboden volgens VNVR-resoluties of EU-regelgeving. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat diverse Nederlandse bedrijven schepen of onderdelen daarvan lieten bouwen op werven waar Noord-Koreaanse dwangarbeiders werkten? Klopt het tevens dat zij niet of nauwelijks betaald kregen voor hun werk, dagen van twaalf uur of langer maakten en nauwelijks verlof kregen? Om hoeveel bedrijven en werven gaat het en in welke periode was hiervan sprake?
Om hoeveel bedrijven en werven het gaat, en in welke periode hiervan sprake was, valt niet met zekerheid vast te stellen. De Poolse arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de geldende regels. De Poolse autoriteiten herbevestigen desgevraagd dat zij bij inspecties van werven waar Noord-Koreaanse arbeiders werkten geen omstandigheden hebben aangetroffen die als dwangarbeid konden worden aangemerkt. Dezerzijds is op ambtelijk niveau contact opgenomen met verschillende in het rapport genoemde bedrijven. Daarbij is gewezen op de verantwoordelijkheid die zij hebben ten aanzien van de arbeidsomstandigheden van werknemers op de werven. Desbetreffende bedrijven hebben aangegeven aanvullende maatregelen te treffen om het risico op misstanden verder te verkleinen.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van voormalig Noord-Koreaans ambassadeur in Londen, Thae Yong-ho, nu gedeserteerd, waarin hij stelde dat de inkomsten van dwangarbeid gaan naar «de privérijkdommen van de Kim-familie, het kernwapenprogramma en het leger»?6
Ja.
Hoe kan het dat de praktijk van Noord-Koreaanse dwangarbeid al jaren bekend was bij diverse betrokken bedrijven, maar de bedrijven die op de een of andere manier betrokken zijn en waren zo weinig actie hebben ondernomen?7
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij zich houden aan de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals die onder meer zijn uitgewerkt in de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights. Het betrachten van due diligence (gepaste zorgvuldigheid) door bedrijven is een kernelement van deze OESO-richtlijnen. Het is daarbij primair de verantwoordelijkheid van bedrijven om risico’s op het gebied van arbeidsrechten, mensenrechten en mogelijke negatieve milieueffecten te identificeren, voorkomen of mitigeren, en rekenschap af te leggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan.
Op ambtelijk niveau is contact geweest met verschillende in het rapport genoemde bedrijven. Daarbij is gewezen op de verantwoordelijkheid die zij hebben ten aanzien van de arbeidsomstandigheden van werknemers op de werven. Desbetreffende bedrijven hebben aangegeven aanvullende maatregelen te treffen om het risico op misstanden verder te verkleinen. Ook de brancheorganisatie voor scheepswerven, maritieme toeleveranciers en dienstverleners spoort haar leden aan om te zorgen voor veilig en eerlijk werk.
Alle landen die de OESO-richtlijnen onderschrijven, beschikken over een Nationaal Contactpunt (NCP) dat als taak heeft bedrijven te ondersteunen bij het in praktijk brengen van de OESO-richtlijnen. Als er over de toepassing van de OESO-richtlijnen verschillen van inzicht zijn tussen belanghebbenden en het bedrijf, kan het NCP een onderzoek doen en als onafhankelijke partij een dialoog tussen belanghebbenden en het bedrijf faciliteren, en bemiddelen bij het oplossen van het probleem.
Hoe gaat de Nederlandse overheid invulling geven aan de tweede aanbeveling, die oproept tot het wijzen van bedrijven – dus ook tussenpersonen en onderaannemers – op hun verantwoordelijkheden als het gaat om het gebruikmaken van Noord-Koreaanse dwangarbeiders?8
Zie antwoord vraag 8.
Heeft Nederland inderdaad, op basis van in onze wetgeving geïmplementeerde EU-regelgeving, gewoon jurisdictie als er voldoende bewijs is dat er, in het geval van dwangarbeid of mensenhandel, een relatie met Nederland is? Is er dus een juridische grond om op te treden tegen deze praktijk? En was die er niet in het verleden?9
Nederland heeft brede extraterritoriale rechtsmacht over mensenhandel, die zich uitstrekt tot situaties waarin de mensenhandel is gepleegd door of tegen een Nederlander of een vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft (zie de artikelen 5, 6, eerste lid, en 7 van Wetboek van Strafrecht (Sr) en het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht). Het misdrijf mensenhandel heeft een ruime reikwijdte. Op grond van artikel 273f Sr maakt niet alleen degene die een situatie van uitbuiting creëert, maar ook degene die profijt trekt uit de uitbuiting van een ander, zich schuldig aan mensenhandel. Of er in een concreet geval juridische grond is om op te treden is aan het Openbaar Ministerie.
De implementatie van de EU-mensenhandel richtlijn 2011/36 heeft ertoe geleid dat het vereiste van dubbele strafbaarheid is afgeschaft als vereiste voor rechtsmacht over mensenhandel gepleegd in het buitenland door Nederlandse onderdanen jegens een volwassen slachtoffer. Nederland heeft sindsdien in deze situatie dus rechtsmacht, ongeacht de vraag of mensenhandel in het land waar dit is gepleegd, strafbaar is. Omdat mensenhandel in Polen ook strafbaar is gesteld, maakt deze verruiming van de rechtsmacht ten aanzien van Polen in de praktijk geen verschil.
Hoe gaat u invulling geven aan de elfde aanbeveling, die oproept om bedrijven die in hun productieketen gebruikmaken van Noord-Koreaanse dwangarbeid, zo snel mogelijk transparanter te laten zijn?10
Het kabinet vindt het belangrijk dat bedrijven open zijn over hoe zij maatschappelijk verantwoord ondernemen in binnen- en buitenland. Bedrijven worden gestimuleerd om verslag uit te brengen over hun economische en sociale prestaties. Volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen moet een bedrijf transparant zijn over de verwachte belangrijke risicofactoren en zaken die met werknemers of andere belanghebbenden te maken hebben. Met de komst van nieuwe Europese wetgeving is het voor bepaalde bedrijven verplicht geworden te rapporteren over bepaalde aspecten uit de OESO-richtlijnen. Sinds 24 maart 2017 is de EU-richtlijn 2014/95/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie van toepassing op grote beursvennootschappen, banken en verzekeraars met meer dan 500 werknemers. Bedrijven moeten een niet-financiële verklaring in hun bestuursverslag opnemen. Daarin moeten zij informatie verschaffen over hoe ze omgaan met milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten, en bestrijding van corruptie en omkoping. De regeling vloeit voort uit de EU-richtlijn over het jaarrekeningenrecht.
Hoe beoordeelt u de constatering dat de Europese Commissie de handhaving van Europese wetgeving nooit heeft afgedwongen, en dat het exploiteren van Noord-Koreanen in Poolse scheepswerven, tomatenkwekerijen en op bouwplaatsen gewoon is doorgegaan?11
De Europese Commissie heeft de Poolse autoriteiten in het verleden gewezen op signalen over vermeende overtreding van EU-wetgeving. Het is aan de Europese Commissie om op de afhandeling toe te zien en zo nodig actie te ondernemen. Nederland heeft het nieuwste rapport van LeidenAsiaCentre eveneens onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie.
Klopt het dat de Poolse overheid in februari 2016 weliswaar verklaarde te zijn gestopt met het afgeven van visa, maar gewoon visa en werkvergunningen bleef afgeven aan Noord-Koreaanse (dwang)arbeiders?12
De Poolse autoriteiten hebben desgevraagd aangegeven dat reeds sinds begin 2016 geen werkvisa meer aan Noord-Koreanen zijn verstrekt. Daarnaast hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat er sinds augustus 2017 geen nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse burgers zijn afgegeven, conform VNVR-resolutie 2371 van 5 augustus 2017. Tot die tijd was het afgeven van werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders niet verboden volgens VNVR-resoluties of EU-regelgeving. Sinds 16 oktober 2017 is ook het verlengen van bestaande werkvergunningen verboden op basis van EU-regelgeving, die mede op stevig aandringen van Nederland is aangenomen.
Herkent u zich in de constatering dat eerdere vragen van de Kamer zijn beantwoord met een Poolse woordvoeringslijn die geen recht deed aan de werkelijkheid?13
Nee.
Als de Europese Commissie met betrekking tot de handhaving naar de lidstaten zelf blijft wijzen, is er dan nog een rol voor de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) denkbaar, zoals de Commissie zelf suggereert? Zo ja, welke?14
Het Expertcomité van de Internationale Arbeidsorganisatie heeft in zijn rapport van februari 2017 een verzoek gedaan aan de Poolse regering om opheldering te verschaffen over vermeende uitbuiting van Noord-Koreaanse arbeiders na een melding daarover door een Poolse vakbond. De Poolse regering heeft tijdens de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2017 toelichting gegeven. Het Expertcomité heeft op basis van de door o.a. de Poolse overheid, werkgevers en werknemers geleverde informatie een formeel verzoek gedaan aan de Poolse regering om beter te waarborgen dat migrantarbeiders, met name uit Noord-Korea, volledig worden beschermd tegen uitbuiting of gedwongen arbeid, en dat zij de mogelijkheid hebben melding te maken van eventuele schendingen van hun rechten. Als de ILO oordeelt dat er onvoldoende voortgang is geboekt om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, zou de organisatie in het uiterste geval kunnen besluiten een Commissie van Onderzoek in te stellen.
Kunt u zich herinneren dat u schreef dat «in EU-verband diplomatieke acties [worden] ondernomen tegen landen die zich aan het sanctieregime tegen Noord-Korea onttrekken»?15 Hoe gaat u er concreet voor zorgen dat VNVR-resoluties, bijvoorbeeld VNVR-resolutie 2371, en de sancties in het bijzonder, ook echt worden gehandhaafd?16 Bent u ook van mening dat we daar een bijzondere rol in hebben, als voorzitter van het sanctiecomité voor Noord-Korea?
Nederland zet zich als voorzitter van het sanctiecomité voor Noord-Korea in voor volledige en effectieve uitvoering van de sancties. Zo dringt Nederland aan op robuuste en tijdige rapportage door alle VN-lidstaten. Daarnaast besteedt Nederland speciale aandacht aan wereldwijde sanctie-implementatie, bijvoorbeeld door voorlichtingsactiviteiten te organiseren in de relevante regio’s om het complexe sanctieregime inzichtelijker te maken voor overheden en bedrijven. Ook heeft Nederland in najaar 2017 samen met EU-partners diplomatieke demarches uitgevoerd om bij derde landen aan te dringen op goede implementatie en handhaving. Naar verwachting zal in het voorjaar 2018 een nieuwe ronde demarches volgen. Nederland blijft verder landen oproepen om meldingen van eventuele schendingen van sancties aan te kaarten bij het Expertpanel dat het sanctiecomité bijstaat.
Herkent u het beeld van Chinese en Russische pogingen binnen de VN-Veiligheidsraad, gericht op het afzwakken van resoluties met betrekking tot Noord-Korea, in het bijzonder inzake dwangarbeiders?17
Nee. Het huidige VN-sanctieregime ten aanzien van Noord-Korea is het meest stringente dat er is, en uit de snelheid waarmee de verschillende resoluties sinds afgelopen zomer zijn aangenomen, spreekt eensgezindheid binnen de VN-Veiligheidsraad.
In hoeverre is het, indien hiervan sprake is, zinvol om te verkennen of in EU-verband meer verregaande afspraken, vrij van Chinese of Russische vetodreiging, kunnen worden gemaakt? Kunt u, indien u van mening bent dat Europese afspraken al stevig genoeg zijn, inzichtelijk maken welke afspraken er reeds in EU-verband zijn gemaakt?
Op 16 oktober 2017 heeft de Raad besloten dat werkvergunningen voor Noord-Koreanen binnen de EU niet meer mogen worden verlengd, in aanvulling op het verbod op afgifte van nieuwe werkvergunningen op basis van VNVR-resolutie 2375 van 11 september 2017. Daarbovenop bepaalt de meest recente VNVR-resolutie 2397 (2017) dat Noord-Koreaanse arbeiders uiterlijk binnen 24 maanden (voor eind 2019) moeten worden gerepatrieerd.
Is het denkbaar dat van de tienduizenden Noord-Koreaanse dwangarbeiders wereldwijd – dus buiten Noord-Korea – er nog dwangarbeiders in de EU, of voor in de EU gevestigde bedrijven, werkzaam zijn? Worden volgens het rapport betrokken landen als China, Rusland, Koeweit, Myanmar, de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar en Rusland aangesproken op hun samenwerking met wat hoogleraar Koreastudies Remco Breuker «het grootste illegale uitzendbureau ter wereld» noemde?18 Zo ja, op welke wijze?
Het is zeker denkbaar dat er zowel binnen als buiten de EU Noord-Koreaanse arbeiders werken, aangezien dit niet in strijd is met VN-resoluties. De bevindingen in het rapport van het LeidenAsiaCentre zouden voor alle landen waarin deze arbeiders zich bevinden aanleiding kunnen zijn nog eens goed te kijken naar de arbeidsomstandigheden van deze specifieke groep arbeiders binnen hun eigen landsgrenzen.
WIFI Luchtmobiele Brigade te Schaarsbergen |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de problemen op de kazerne te Schaarsbergen, waaronder het overmatig gebruik van drank en drugs, prostitutie en doorgeslagen pesterijen?
Ja. Ik heb u hierover, en over de genomen maatregelen, geïnformeerd in mijn brief van 22 december 2017 (Kamerstuk 34 775X nr. 70).
Bent u bekend met berichten over het algemeen gedeelde gevoel van eenzaamheid en verveling onder het legerpersoneel op de kazerne te Schaarsbergen? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen u inmiddels heeft getroffen om dit tegen te gaan?
Het welbevinden van het personeel gelegerd op de Oranjekazerne in Schaarsbergen heeft de voortdurende aandacht van de kazerneleiding en andere betrokkenen, onder andere via het overleg met de Medezeggenschapscommissie. Via werkbezoeken en regulier overleg met de commandanten van de defensieonderdelen blijf ik op de hoogte van wat er speelt op de werkvloer. Commandanten kunnen mij ook altijd rechtstreeks benaderen als daar behoefte aan is. Verveling buiten de diensturen is een punt van zorg dat bekend is en de aandacht heeft. Om verveling buiten de diensturen te voorkomen, neemt Defensie maatregelen om de internetverbindingen op kazernes te verbeteren, zo ook in Schaarsbergen. Gebleken is dat de belangstelling voor georganiseerde avondactiviteiten, zoals een duik- en autohobbyclub, is afgenomen waardoor deze activiteiten grotendeels zijn gestopt. De sport- en kantinefaciliteiten in Schaarsbergen zijn ’s avonds wel toegankelijk. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Ik krijg geen signalen dat er sprake is van een algemeen gedeeld gevoel van eenzaamheid op de kazerne in Schaarsbergen.
Deelt u de opvatting dat een groot deel van de problemen op de kazerne te wijten is aan dit algemene gevoel van eenzaamheid en verveling? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is verveling buiten de diensturen een punt van zorg dat de aandacht heeft. Echter, verveling kan nooit een excuus zijn voor normoverschrijdend gedrag. Iedereen bij Defensie heeft recht op een sociaal veilige werkomgeving: discriminatie, machtsmisbruik, vandalisme en ander ontoelaatbaar gedrag horen niet thuis bij Defensie.
Bent u bekend met het feit dat de draadloze internetverbinding op de kazerne in Schaarsbergen al jaren dermate laag is dat het internet haast onbruikbaar is? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, het is mij bekend dat de beschikbare bandbreedte niet voorziet in de hedendaagse behoefte. Het komend half jaar wordt gewerkt aan de verbetering van de bandbreedte en dus de internetsnelheid in Schaarsbergen. Bij vraag 10 zal ik verder ingaan op de planning van deze verbetering. Verdere verbetering is pas mogelijk zodra de kazerne is voorzien van een glasvezelnetwerk. Of en hoe hieraan invulling wordt gegeven, wordt onderzocht.
Bent u bekend met het feit dat tevens de ontvangst van de kabel TV dermate slecht is dat enkel NPO1, NPO2 en NPO3 ontvangen kunnen worden? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
In de legering van de Oranjekazerne in Schaarsbergen is een zenderpakket van dertig zenders beschikbaar. Het is dus niet zo dat de bewoners alleen NPO 1, 2 en 3 kunnen kijken. Echter, omdat het een analoog signaal is, laat de kwaliteit te wensen over. Voorts komt het voor dat bij verstoringen van het satellietsignaal het beeld tijdelijk wegvalt. Een snelle oplossing is hier niet voorhanden vanwege het ontbreken van een glasvezelnetwerk op de kazerne, zoals vermeld in het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de slechte GSM en 4G dekking op de kazerne? Zo nee, kunt u aangeven hoe u op de hoogte blijft van wat er speelt op de werkvloer?
Ja, dit probleem komt voor op meerdere defensielocaties. Het voorzien in een goede dekking van GSM en 4G is een verantwoordelijkheid van de betreffende providers. Defensie is dan ook afhankelijk van de dekkingsgraad die de civiele provider aanbiedt, maar realiseert zich dat ze hier in het kader van goed werkgeverschap ook een rol heeft. In overleg met KPN, als huisprovider van Defensie, zijn of worden maatregelen genomen om de GSM/4G-dekking te verbeteren. Zo is er voor locatie Havelte een (KPN)-mast geplaatst om de dekking te verbeteren. Deze mast wordt momenteel gereed gemaakt voor gebruik. Ook voor de kazerne in Schaarsbergen wordt nog dit jaar gewerkt aan een oplossing.
Deelt u de opvatting dat een goede (draadloze) internetverbinding essentieel is voor het onderhouden van contact met familie en vrienden door het legerpersoneel? Zo nee, waarom niet?
Goede internet- en televisiefaciliteiten dragen zeker bij aan het welbevinden van het personeel en de sfeer op de kazerne aangezien daardoor meer mogelijkheden voor ontspanning ontstaan, zoals het spelen van videogames, en beter contact met familie en vrienden mogelijk is. Daarom verbetert Defensie het draadloze internet op de legering. De planning is dat medio 2019 de internetsnelheid op veertig locaties is verbeterd. Zoals gezegd, is gebleken dat er in Schaarsbergen weinig behoefte is aan entertainmentmogelijkheden in de avond. In overleg met de Medezeggenschapscommissie wordt bezien of er behoefte is aan aanvullende activiteiten of maatregelen. Overigens, het gebrek aan een goede draadloze internetverbinding mag nooit een excuus zijn voor het vertonen van normoverschrijdend gedrag.
Deelt u de opvatting dat entertainmentmogelijkheden in de avond kunnen bijdragen aan een verbetering van de sfeer op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat gezamenlijke avondactiviteiten, zoals het spelen videogames, kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderlinge verhoudingen bij het personeel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de opvatting dat het faciliteren van een goede draadloze internetverbinding zou kunnen helpen in het tegengaan van drank- en drugsproblemen en pesterijen op de kazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de opvatting dat het tot de verantwoordelijkheid van de leiding behoort om een goede draadloze internetverbinding te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke maatregelen u zal nemen om de situatie met betrekking tot het internet te verbeteren en op welke termijn deze maatregelen gerealiseerd worden?
Een draadloze internettoegang zowel op de legering als op de werk- en leslocaties acht ik van groot belang, zowel voor werk- en studiedoeleinden als voor ontspanning. Ofschoon vrijwel alle legeringsruimtes reeds draadloos internet hebben, voorziet de beschikbare bandbreedte niet op alle locaties in de hedendaagse behoefte. Daarom worden verbeteringen voorzien op veertig locaties. De mate van verbetering hangt mede af van de beschikbare infrastructuur. Op vijftien locaties is de bandbreedte al substantieel verbeterd; de internetsnelheid is daar verdubbeld. In het komende half jaar worden drie grote locaties aangepakt: Legerplaats Oirschot, Vliegbasis Woensdrecht en de Oranjekazerne in Schaarsbergen. Op de overige locaties wordt het internet in 2018 of de eerste helft van 2019 verbeterd.
De eerste honderd dagen van het kabinet |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Welke maatregelen heeft u genomen om de vakmensen die bij defensie, politie, zorg en onderwijs werken meer waardering, ondersteuning en ruimte te geven, zoals op pagina 1 van het Regeerakkoord staat?
Ik zal de antwoorden op de vragen één tot en met vier enkel beantwoorden op het terrein van politie. Voor de antwoorden op de vragen over defensie, zorg en onderwijs verwijs ik u naar de antwoorden van de verantwoordelijke ministers.
Voor de politie komt een bedrag beschikbaar, oplopend tot structureel € 267 miljoen, voor onder andere meer agenten in de wijk en rechercheurs. Het bedrag komt beschikbaar onder de voorwaarde dat er een flexibiliseringsagenda komt en dat knellende kaders worden weggenomen. Hierover wordt gesproken met de gezagen en – waar het arbeidsvoorwaarden betreft – met de politievakorganisaties. Of en in hoeverre hier extra middelen worden ingezet is op dit moment nog niet te zeggen. In het bestedingsplan van de eerste € 100 miljoen wordt jaarlijks € 1,6 miljoen uitgetrokken voor het opleiden van en zorg voor politiepersoneel.
Ten behoeve van geestelijke verzorging is € 200.000 extra ter beschikking gesteld naar aanleiding van een amendement op de begroting 2018. Ik heb toegezegd uw Kamer medio 2018 te informeren over de resultaten van het project voor geestelijke verzorging binnen de politie. Door middel van dit project wordt voorzien in de vraag naar geestelijke verzorging en wordt een plan ontwikkeld voor een structurele voorziening voor geestelijke verzorging in het korps.
Hoeveel geld is specifiek voor deze vakmensen, bovenop de normale loonruimte, extra beschikbaar gemaakt voor de komende jaren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel mensen in de zorg, in het onderwijs, bij defensie en bij de politie hebben burn-outklachten?
Hoeveel mensen bij de politie burn-outklachten hebben, is niet bekend. Uit de Wet bescherming persoonsgegevens vloeit voort dat een werkgever in de verzuimregistratie niet mag vastleggen wat de oorzaak van de ziekte van werknemers is. Het totale verzuimpercentage bij de politie over de afgelopen 12 maanden bedroeg per 1 januari 2018 7.0%.
Goed werkgeverschap, vanuit de waardering voor het vaak moeilijke werk van de agenten, heeft de volle aandacht binnen de politieorganisatie. Het terugbrengen van verzuim en het goed helpen re-integreren van collega’s is daarbij speerpunt. Voor het terugdringen van het verzuim bij de politie binnen twee jaar tot een significant lager percentage zal ik uw Kamer conform de motie van Oosten voor het mei-reces in 2018 een plan van aanpak sturen.
Wanneer komt u met een noodplan om iets aan de stress, de personeelstekorten en de werkdruk in het onderwijs, de zorg, bij defensie en bij de politie te doen?
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van vragen 1 en 2 heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld voor onder andere meer agenten in de wijk en rechercheurs. Dit is erop gericht om de werkdruk te verlagen.
Hoeveel geld komt er via het verlagen van de winstbelasting en het afschaffen van de dividendbelasting bij multinationals en buitenlandse beleggers terecht?
Is het waar dat buitenlandse regeringen, zoals de regering-Trump, en buitenlandse hedgefondsen het meest profiteren van de afschaf van de dividendbelasting?
Welke voorbeelden zijn er dat u zoekt naar breed draagvlak in het parlement en de samenleving?
Welke maatregelen heeft u genomen die laten zien dat dit kabinet er is voor alle Nederlanders?
Welke maatregelen zijn er tot nu toe genomen om meer vaste banen te creëren en schijnzelfstandigheid tegen te gaan? Wanneer kunnen we maatregelen verwachten?
Hoeveel betaalbare woningen worden naar verwachting gerealiseerd in de periode 2018–2021?
Voor hoeveel woningen voor lage- en middeninkomens is tot nu toe opdracht gegeven?
Waarom wordt er € 138 mln. bezuinigd op huurders via het schrappen van de KAN-bepaling in de regeling voor huurtoeslag?
Hoeveel euro per maand leveren mensen die afhankelijk zijn van de huurtoeslag in als gevolg van deze bezuiniging van € 138 mln.?
Hoeveel zijn de zorgpremies gestegen van 2017 op 2018?
Wat zijn de gemiddelde lasten per volwassene voor zorg in 2017 en 2018? Wat is de verwachting voor 2021?
Hoeveel van de € 270 mln. extra van het demissionaire kabinet-Rutte-Asscher is al bij leraren zelf terecht gekomen?
Wat doet u voor oudere werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd wel willen maar niet kunnen halen?
Welke maatregelen gaat u nemen zodat mensen die dat nodig hebben eerder kunnen stoppen met werken? Zo nee, waarom niet?
Wat doet u, c.q. wat bent u voornemens te doen om de inkomenspositie van arbeidsgehandicapten op peil te houden?
Hoe gaat u er voor zorgen dat de NAM met aandeelhouders Shell en Exxon snel gaat opdraaien voor de aardbevingsschade in Groningen?
Bent u bereid zekerheid voor Groningers te bieden door Exxon en Shell een schadefonds te laten vullen met daarin ruim voldoende middelen om de schade door mijnbouwactiviteiten te vergoeden?
Waarom laat u de gewone Nederlanders via hun energierekening betalen voor de vervuiling door vooral het bedrijfsleven? Om hoeveel euro per huishouden gaat het naar schatting in 2030?
Waarom gaan bedrijven die vuile lucht (CO2) uitstoten belastinggeld voor het opslaan daarvan krijgen?
Waar blijft de beloofde wet waarmee seksueel misbruik via internet echt strafbaar gaat worden?
Bij brief van 2 februari 2018 is Uw Kamer erover geïnformeerd dat een deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving gaande is en dat naar verwachting rond de zomer van 2018 een wetsvoorstel in consultatie kan worden gegeven.1
Daarnaast wil ik met ICT bedrijven een actiegerichte samenwerking starten om kinderpornografie van internet af te krijgen. Ook onderwerpen die betrekking hebben op misbruik van legale kinderfoto’s en het beschermen van kinderen tegen seksueel beeldmateriaal zijn vraagstukken die ik met urgentie wil bespreken met ICT-bedrijven. Eind maart organiseer ik daarom een rondetafelconferentie in het kader van de «Hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik»[1], om middels een publiek-private-samenwerking tot een gezamenlijke aanpak met concrete acties te komen.2
Wat doet u tegen cyberpesten?
Hoe gaat u «de aangiftebereidheid vergroten, het ophelderingspercentage verhogen en de doorlooptijden inkorten»? Wanneer kunnen we maatregelen verwachten?
Aangifte doen is altijd van belang; de inzet is en blijft om het doen van aangifte te stimuleren. Dat doen we door de inzet van meerdere kanalen zodat burgers kunnen kiezen voor de methode die hem/haar het beste past en door een maatwerkgerichte aanpak per delict. Slachtoffers maken per type delict een eigen kosten- baten afweging om te bepalen of aangifte voor hem/haar zinvol is. Dit is waarom dé aangiftebereidheid niet bestaat en per type delict bekeken zal moeten worden hoe het doen van aangifte gestimuleerd kan worden.
In het voortgangsbericht vorming nationale politie van 27 juni 2017 is gemeld dat de volgende maatregelen genomen zullen worden om de aangiftebereidheid te stimuleren:
Het ophelderingspercentage is sinds 2005 redelijk constant op ongeveer 25%. Het ophelderingspercentage betreft het aantal in een verslagjaar opgehelderde misdrijven gedeeld door het aantal in datzelfde jaar geregistreerde misdrijven. Met andere woorden, als de politie een verdachte aan een zaak koppelt, dan is de desbetreffende zaak voor de politie «opgehelderd». De ophelderingspercentages van de verschillende misdrijven verschillen sterk. Zo is het ophelderingspercentage bij rijden onder invloed zeer hoog, omdat de politie bij de constatering van het strafbare feit de verdachte voor zich heeft staan. Bij fietsendiefstal is dit percentage relatief laag omdat bij dit delict over het algemeen sprake is van weinig opsporingsindicaties. Door deze grote verschillen is het stellen van een algemeen wenselijk niveau weinig zinvol. Bij specifieke delicten kan dit echter wel zinvol zijn en gebeurt dit ook. Om de recherche te versterken en door te ontwikkelen in deze tijd waarin criminaliteit verandert, werken politie en OM aan een aanpak voor zowel de korte termijn als langere termijn. In 2015 zijn zeventien maatregelen gestart waarmee de kwaliteit van processen- verbaal, het vakmanschap en de professionaliteit van de opsporing is verbeterd. Ook de specialistische capaciteit op cyber en finec is in de afgelopen jaren versterkt. Voor de lange termijn wordt in proeftuinen geëxperimenteerd met nieuwe werkmethodes, technische innovatie en het versterken van burgerparticipatie. Dat maakt de opsporing wendbaar, adaptief en toekomstgericht. De transitie van de traditionele, sterk gedaalde criminaliteit naar de nieuwe, digitale verschijningsvormen van dezelfde criminaliteit is een traject dat we gaan versterken met de investeringsgelden uit het regeerakkoord. Rond het voorjaar ontvangt de Kamer de ontwikkelagenda opsporing.
Het is essentieel voor de geloofwaardigheid van de strafrechtketen dat slachtoffers en daders snel en adequaat duidelijkheid krijgen over de uitkomst van de strafzaak en de samenleving kan vertrouwen op de rechtvaardigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging. Er lopen diverse trajecten binnen de strafrechtketen die (mede) tot doel hebben om de doorlooptijden te verkorten. Een aantal hiervan is toegelicht in de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer d.d. 16 december 2016.3 Daarnaast heeft het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) van de strafrechtketen het initiatief genomen voor een maatschappelijk ambitietraject.4 In het kader van dit traject heeft het BKB besloten om (onder meer) de prioriteit te leggen bij het – ook in het regeerakkoord benoemde – thema doorlooptijden. De Minister voor Rechtsbescherming en ik informeren u nader over de aanpak in het tweede kwartaal van 2018.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle overheidsfunctionarissen niet meer dan het inkomen van een Minister gaan verdienen?
Deelt u de mening dat, als mensen bij de overheid meer gaan verdienen, het dan om agenten, leraren, militairen en verpleegkundigen moet gaan en niet om topsalarissen? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de leefbaarheid en het unieke karakter van Groningen bewaard blijven?
Hoe wordt de lagere opbrengst uit gas opgevangen als de gasproductie vanwege de aardbevingen in Groningen verder wordt verlaagd, nu de gasbaten door het kabinet – anders dan jarenlang het geval was – binnen de financiële kaders van de Rijksbegroting zijn geplaatst? Kunt u toezeggen dat dit niet via aanvullende bezuinigingen wordt gerealiseerd?
Kunt u aangeven waarom bouwen in stedelijke gebieden niet meer mogelijk is en waarom het noodzakelijk is om in het groen te bouwen?
Hoe wordt het gat van € 200 mln. gedekt dat is overgebleven na overheveling van de Omgevingswet naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Kunt u bevestigen dat dit niet ten koste zal gaan van huurders, die al geraakt worden door een bezuiniging op de huurtoeslag?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de wachtlijsten voor sociale huurwoningen niet verder oplopen?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat het spaargeld van mensen veilig is? Bent u van plan de ongewogen kapitaalbuffer verder te verhogen?
Wat gaat u doen om het MKB, net als de multinationals, tegemoet te komen, nu het MKB een verhoging van box 2, een verhoging van de BTW en het terugdraaien van het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting voor haar kiezen krijgt?
Wat doet u om sociaal en verantwoord ondernemen te stimuleren?
Wat doet u tegen geweld tegen lesbische, homoseksuele, biseksuele, en transgender personen (LHBT’ers)?
Ik keur elke vorm van geweld, ongeacht de seksuele gerichtheid af. In de huidige Veiligheidsagenda is de aanpak van LHTBI-geweld al aangemerkt als prioriteit en dit wordt tevens meegenomen in de gesprekken over de komende veiligheidsagenda. De samenwerking tussen politie, OM en anti-discriminatievoorzieningen zoals geformaliseerd in het gelijknamige convenant uit 2017 is gebaseerd op de uitgangspunten dat de aanpak van discriminatie interventies vereist die zichtbaar, merkbaar en herkenbaar zijn voor slachtoffers, daders en hun omgeving.
Vanaf 15 januari 2018 krijgen politie-eenheden tweewekelijks een overzicht met de discriminatie-incidenten (meldingen, aangiften en eigen waarnemingen van politiemedewerkers). Dit overzicht is behulpzaam bij de opvolging van discriminatie-incidenten en wordt periodiek besproken met het Openbaar Ministerie en de anti-discriminatievoorzieningen bij gemeenten.
De politie heeft in het meerjarige programma «De Kracht van het Verschil» vier focuspunten benoemd die ook ten goede komen aan de aanpak door de politie van homofoob (discriminatoir) geweld:
Hoe zorgt u dat de vrijwillige ouderbijdrage en bijkomende schoolkosten binnen de perken blijven?
Welk statement heeft u afgegeven dat het bagatelliseren van #MeToo onacceptabel is?
Seksueel geweld en seksuele intimidatie zijn nooit acceptabel. In mijn brief van 24 november jl. heb ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de staatsecretaris van SZW geschetst welke inspanningen er vanuit de overheid worden geleverd om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen, strafbare seksuele interactie aan te pakken en slachtoffers te ondersteunen. In de brief en ook tijdens het debat seksuele intimidatie op de werkvloer op 22 februari jl. heb ik uiteengezet wanneer ongewenst seksueel gedrag tussen volwassenen strafbaar is en welke gradaties daarin zijn. In het debat kwam ook aan de orde hoe seksuele intimidatie buiten het strafrecht kan worden aangepakt, bijvoorbeeld op basis het algemene verbod op seksuele intimidatie in de Algemene Wet gelijke behandeling. Seksueel geweld en seksuele intimidatie zijn helaas veelvoorkomende verschijnselen die voortdurend de aandacht van de samenleving én de overheid verdienen.
Hoe wilt u zorgen dat kunst en cultuur voor iedereen toegankelijk is, en dan niet alleen het Wilhelmus en het Rijksmuseum in Amsterdam?
Heeft u – in lijn met de goede adviezen van Kroes en Schippers – al steengoede vrouwen klaarstaan die u naar voren kunt schuiven als dat nodig is?
Wat zijn uw afrekenbare doelstellingen voor de bestrijding van de laaggeletterdheid?
Welke maatregelen neemt u om segregatie tegen te gaan in het onderwijs?
Hoeveel gaat u investeren in eerlijke kansen in het onderwijs?
Welke maatregelen neemt u om te zorgen dat een gemiste kans in het onderwijs nooit een laatste kans mag zijn?
Is het waar dat u onvoldoende geld uittrekt om alle peuters toegang te geven tot onderwijs?
Bent u voornemens om het beleid van het vorige kabinet voor eerlijke kansen in het onderwijs voort te zetten en hoeveel wilt u daarvoor investeren?
Welke maatregelen neemt u met het bedrijfsleven en MBO-instellingen om te zorgen dat MBO’ers zeker kunnen zijn van een stageplaats?
Op welke manier gaat u de hulp voor verwarde personen verbeteren?
Welke maatregelen gaat u nemen tegen de schuldenindustrie?
Bent u van mening dat doorverkoop van schulden onmogelijk moet worden gemaakt?
Wat gaat u doen om discriminatie op de arbeidsmarkt en bij stageplaatsen tegen te gaan?
Welke maatregelen neemt u tegen verborgen armoede bij werkende Nederlanders?
Welke maatregelen neemt u om de krijgsmacht weer een aantrekkelijke werkgever te laten zijn?
Op welke manier gaat u actief bijdragen aan het doel van een kernwapenvrije wereld?
Wat gaat u doen tegen speculanten en huisjesmelkers?
Hoe wilt u zorgen dat ieder kind zeker kan zijn van gym-onderwijs?
Wanneer draagt u een vrouwelijke Minister van Staat voor?
Bent u bereid de afschaffing van de dividendbelasting uit te stellen?
Hoe worden de administratieve lasten van mensen in de zorg teruggedrongen?
Wat doet u concreet om de macht van de farmaceutische industrie te doorbreken?
Met hoeveel euro steunt u SheDecides in 2018?
Wanneer wordt de numerus fixus voor de verpleegkunde-opleidingen afgeschaft?
Wanneer worden de walgelijke ontgroeningspraktijken bij defensie expliciet verboden?
Bent u bereid tegemoet te komen aan de salariseisen van de politiemedewerkers?
Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de onderhandelingen. Ik hoop op een constructief onderhandelingsproces waarin een arbeidsvoorwaardenakkoord wordt bereikt dat politiemedewerkers en de politieorganisatie ten goede komt.
In hoeveel (overheids)-sectoren spelen nu cao-conflicten?
Welke concrete maatregelen tegen desinformatie en politieke beïnvloeding door buitenlandse mogendheden heeft u genomen?
Wat doet u als het aantal leraren dat instroomt in het onderwijs niet drastisch toeneemt?
Welke concrete, meetbare doelstelling heeft u met het oog op de vermindering van de werkdruk in het onderwijs?
Bent u alsnog bereid om middelen voor verlaging van de werkdruk in het onderwijs eerder dan 2021 beschikbaar te stellen, zodat echt snel iets aan de werkdruk kan worden gedaan?
Hoe gaat u zorgen dat mensen zeker zijn en blijven van betaalbaar wonen, met voldoende aanbod maar ook met voldoende huurtoeslag?
Hoe zorgt u dat ieder kind zwemonderwijs krijgt?
Hoe zorgt u voor voldoende plekken in de jeugd-ggz?
Hoe gaat u zorgen dat de overheid er voor mensen is als ze hulp nodig hebben?
Hoe zorgt u dat het beroep, dat de overheid op burgers in problemen doet, niet zo groot is dat problemen eerder verergeren dan verminderen?
Waarom wordt er geen geld uitgetrokken voor het bestrijden van schulden en armoede bij gezinnen met kinderen vanaf 2021?
Is het waar dat u in tijden van overschotten en miljardencadeaus aan multinationals € 750 mln. bezuinigt op arbeidsongeschikten en arbeidsgehandicapten?
Is het waar dat er in de onderhandelingen over de bezuiniging op arbeidsgehandicapten een koppeling is gemaakt met beschutte werkplekken, terwijl het andere groepen betreft?
Is het waar dat u wel een breed sociaal akkoord wenste, maar met lege handen bij de sociale partners bent aangekomen?
Welke vorderingen zijn er op het gebied van het nieuwe pensioenstelsel? Bent u voornemens om, bij het uitblijven van een akkoord, zonder sociale partners verder te gaan met pensioenplannen? Zo nee, welke maatregelen wilt u aanpassen om een akkoord mogelijk te maken?
Welke redenen heeft u om – net nu het aantal vaste banen toeneemt – een proeftijd van 5 maanden zonder enige zekerheid voor werknemers te introduceren? Ziet u het risico van een draaideurconstructie hierbij, waarbij vooral jonge mensen onnodig lang in onzekerheid worden gehouden?
Welke redenen heeft u om in tijden dat de werkloosheid daalt de werkgevers te trakteren op nog minder verplichtingen?
Is er nog steeds ruimte – zoals u in het debat over de regeringsverklaring hebt aangegeven – alternatieven te bespreken met de sociale partners op voorwaarde dat deze voor meer vaste contracten zorgen?
Welke maatregelen neemt u om te zorgen dat jong-volwassenen ook kunnen rekenen op een volwassen loon?
Hoe zorgt u dat bibliotheken, muziekscholen, cultuur- en poppodia, de (gemeentelijke) musea en cultuureducatie voor iedereen beschikbaar blijven?
Bent u bereid om een Nationaal Fonds Geneesmiddelenonderzoek op te richten om te zorgen dat medicijnen beschikbaar zijn voor iedereen die dat nodig heeft?
Hoe gaat u zorgen dat leerlingen op meerdere niveaus eindexamen kunnen doen, zodat niet het vak waar je het slechtste in bent meer bepaalt wat je later wel of niet kunt worden?
Wat wilt u doen tegen de macht van internetreuzen als Google en Facebook?
Hoe gaat u de verkeersveiligheid rond scholen verbeteren?
Wat doet u om te zorgen dat mannen en vrouwen voor gelijk werk ook gelijk worden beloond?
Wat doet u om te zorgen dat vrouwen een eerlijke kans krijgen op topfuncties en is het kabinet zelf bereid daarbij het goede voorbeeld te geven?
Hoe zorgt u dat voorzieningen in krimpregio’s overeind blijven?
Welk bedrag trekt u uit om te zorgen dat ook ouderen goed van A naar B kunnen komen, ook als zij geen auto hebben of niet meer kunnen autorijden?
Wat doet u er tegen dat nu een half miljoen Nederlanders niet kunnen rekenen op een ambulance binnen 15 minuten?
Hoe gaat u zorgen dat het aantal thuiszitters in het onderwijs wordt beperkt en alle kinderen de kans krijgen zich maximaal te ontplooien?
Hoe gaat u werkzekerheid vormgeven in een tijd van robotisering en enorme veranderingen?
Hoe gaat u zorgen dat ieder kind zeker kan zijn van muziekonderwijs?
Wilt u de abortuspil gemakkelijk via de dokter beschikbaar maken en uit het Wetboek van Strafrecht halen?
Hoe zorgt u ervoor dat iedereen in Nederland zeker kan zijn van een eerlijke sollicitatie, ook als deze via uitzendbureaus loopt?
Kunt u deze vragen voor het 100-dagen debat beantwoorden?
De donorconferentie voor Irak |
|
Raymond de Roon (PVV), Danai van Weerdenburg (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Neemt Nederland deel aan de donorconferentie voor Irak welke voorzien is in Koeweit van 12 tot 14 februari 2018?1
Ja.
Is er een streefbedrag vastgesteld voor deze donorconferentie?
Nee. De conferentie in Koeweit is bedoeld om verschillende aspecten van de wederopbouw van Irak te bespreken met de Iraakse regering. Zo is er ook gesproken over mogelijkheden voor private investeringen en waren er honderden bedrijven aanwezig.
Is de regering van plan om een donatie toe te zeggen? Zo ja, tot welk bedrag en onder welke voorwaarden?
Nederland steunt Irak in de fase van wederopbouw na het militair verslaan van IS. Nederland heeft hiervoor recent al een bijdrage van EUR 12 miljoen beschikbaar gesteld aan de Funding Facility for Stabilisation, dat wordt beheerd door het ontwikkelingsfonds van de VN (UNDP). Met deze bijdrage ondersteunt Nederland de eerste herstelwerkzaamheden in gebieden die zijn heroverd op IS zodat ontheemden weer naar huis kunnen keren, zoals Mosoel. Daarnaast heeft Nederland tijdens de conferentie eerder toegezegde steun aan humanitaire hulp en ontmijning in Irak herbevestigd. In 2017 heeft Nederland ongeveer EUR 2 miljoen bijgedragen aan ontmijning in Irak en bijna EUR 12 miljoen aan humanitaire hulp. De ondersteuning die Nederland aan Irak biedt is gebonden aan strikte voorwaarden met betrekking tot de kwaliteit van de voorstellen en de uitvoerende organisatie, de monitoring en projectbeheer. De komende jaren zal Nederland om bovengenoemde redenen blijven investeren Irak. Daarom is in het Regeerakkoord Irak ook benoemd tot focusland.
Neemt ook de Europese Unie (EU) deel aan deze donorconferentie en welk bedrag overweegt de EU toe te zeggen? Welke voorwaarden zullen daarbij worden gesteld?
De EU is mede-organisator van de conferentie. De EU heeft een additionele bijdrage van USD 400 miljoen toegezegd voor humanitaire hulp, ontwikkeling en stabilisatie. De steun die de EU aan Irak biedt is eveneens gebonden aan strikte voorwaarden met betrekking tot de kwaliteit van de voorstellen en de uitvoerende organisatie, de monitoring en projectbeheer.
Deelt u de mening dat geld dat door de Nederlandse belastingbetalers is opgebracht, besteed dient te worden aan ouderen, aan de gezondheidszorg en aan de infrastructuur in Nederland, en niet in Irak? Zo nee, waarom geeft u de voorkeur aan Irak in plaats van aan ons eigen land?
Nederland heeft Irak gesteund in de strijd tegen ISIS via de anti-ISIS Coalitie en zal Irak ook steunen in de tijd van wederopbouw. Nederland heeft een duidelijk belang bij een stabiel Irak en het is belangrijk dat de internationale gemeenschap het land ondersteunt in deze moeilijke wederopbouwfase.
Wilt u na afloop van de donorconferentie een gedetailleerd overzicht van alle toezeggingen en donoren aan de Kamer toezenden? Zo nee, waarom niet?
Er is geen overzicht gemaakt van alle toezeggingen gedaan tijdens de conferentie. Volgens de Koeweitse voorzitter van de conferentie is ongeveer USD 30 miljard toegezegd in de vorm van bijdragen, leningen en exportkredietverzekeringen.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 8 februari 2018, 11.00 uur? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De situatie van Nederlandse kinderen in Syrië en Irak |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen over lot van de kinderen van het kalifaat»?1
Ja.
Wat is uw reactie op bovenstaande berichtgeving?
De bevolking in Syrië en Irak heeft zwaar te lijden onder de gevolgen van het gewelddadig conflict in hun land. Het is zeer betreurenswaardig dat zich daar ook kinderen van Nederlandse uitreizigers bevinden.
Kunt u exact aangeven hoeveel Nederlandse kinderen zich op dit moment in Syrië en Irak bevinden?
Er zijn geen exacte cijfers bekend. Uit de onlangs gepubliceerde cijfers van de AIVD, blijkt dat er minstens 175 minderjarigen met een Nederlandse link verblijven in Syrië en Irak.
Klopt het dat de Nederlandse regering deze kinderen niet actief wil helpen om terug te keren naar Nederland? Zo ja, waarom niet? Zo nee, op welke manier(en) draagt de Nederlandse regering zorg voor deze kinderen?
De Nederlandse regering verleent geen consulaire bijstand aan Nederlandse uitreizigers en families die zich in onveilige gebieden in Syrië en Irak bevinden en deze willen verlaten. Wanneer men zich in persoon meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, kan men daar vragen om consulaire bijstand.
Dit geldt ook voor de kinderen van deze uitreizigers. Nederlandse kinderen zullen worden bijgestaan als ze bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging verschijnen. Tot het moment van de melding in persoon, zijn de ouders primair verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van de kinderen.
Deelt u de mening dat Nederlandse kinderen niet het slachtoffer mogen worden van de keuzes van hun ouders en daarom actief geholpen moeten worden om terug te keren naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting van onderzoekster Marion van San van de Erasmus Universiteit dat het voor moeders met kinderen nagenoeg onmogelijk is om een Nederlandse post te bereiken en dat de Nederlandse overheid zelf hierin een actieve rol moet gaan spelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke andere manieren is consulaire bijstand mogelijk voor deze mensen?
Het bereik van de Nederlandse overheid in het buitenland is beperkt. Deze kinderen bevinden zich onder meer in kampen in Syrië. In landen, als Syrië, waar Nederland geen ambassade heeft en geen betrekkingen mee heeft, en in het bijzonder in die gebieden waar sprake is van crisis, kan BZ in principe geen bijstand verlenen. De Nederlandse ambassade in Bagdad en het Consulaat-Generaal in Erbil kunnen in Irak, mede gezien de huidige veiligheidsrisico’s in het gebied, slechts zeer beperkte consulaire bijstand verlenen. Verdragen of nationale wetgeving kennen geen algemene plicht daartoe. De Nederlandse overheid hecht groot belang aan de naleving van internationale verdragen waarin rechten en vrijheden van burgers zijn vastgelegd.
Vindt u niet dat Nederland volgens de internationale verdragen en nationale wetgeving een zorgplicht heeft om de Nederlandse kinderen in Syrië en Irak terug te laten keren? Zo ja, welke maatregelen kan de Nederlandse regering nemen om deze kinderen naar Nederland terug te laten keren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om met het speciale team van de kinderbescherming in Syrië en Irak samen te werken om de kinderen in Syrië en Irak terug te laten keren naar Nederland? Zo ja, wat voor concrete stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied adequaat bij te staan bij terugkeer. Indien bekend is dat minderjarigen terug zullen keren, bereidt de Kinderbescherming zich op deze terugkeer voor met een plan van aanpak voor het kind, tezamen met het regionale casusoverleg en overige ketenpartners. Er is geen speciaal team van de Kinderbescherming in Syrië en Irak.
Het betrekken van Nederlanders in het buitenland bij de verbetering van het postennetwerk en consulaire dienstverlening |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() ![]() |
Op welke wijze bent u van plan het postennetwerk en de consulaire dienstverlening, zoals voorgenomen in het Regeerakkoord, te versterken?
Bij de versterking van het diplomatieke netwerk wordt gekeken naar zowel extra capaciteit op bestaande posten als mogelijk het openen van posten op locaties elders in de wereld, en de organisatie daaromheen. Dit kunnen behalve ambassades ook consulaten-generaal of ambassadekantoren zijn maar ook inhuizende diplomaten bij posten van bevriende landen. De concrete invulling hangt nauw samen met het beleid uit het regeerakkoord dat in ontwikkeling is op het gebied van veiligheid, Europese samenwerking, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, migratie en met de ontwikkelingen op het gebied van consulaire dienstverlening. Uiterlijk voor de zomer wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de visie van het kabinet op het postennet en de wijze waarop de in het Regeerakkoord aangekondigde middelen voor de uitbreiding en versterking hiervan zullen worden besteed.
Specifiek op consulair terrein volgt een uitwerking van het Nederlandse «koploperschap». Daarbij hecht het kabinet aan duidelijke keuzes voor de verschillende consulaire producten en diensten voor Nederlanders en klanten wereldwijd. In de uitvoering daarvan zal Nederland excelleren en innoveren: van de verstrekking van reis- en identiteitsdocumenten, visa kort en lang verblijf tot de consulair-maatschappelijke dienstverlening.
In de eerste helft van dit jaar zal het kabinet die aanpak en invulling met uw Kamer delen, in de vorm van een beleidsbrief, de «Consulaire Canon», met een jaarlijkse rapportage over voortgang en dienstverlening.
De keuzes en kaders in die brief zijn van belang om voor iedereen helderheid te scheppen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van consulaire dienstverlening, en over de rechten en plichten die gelden voor de gebruiker van deze diensten. Daarin zal het kabinet ook aangeven hoe de rijksoverheid invulling zal geven aan het wereldwijde «koploperschap» in de consulaire dienstverlening.
In de tussentijd ligt het lopende consulaire moderniseringsprogramma op koers. Een moderne en innovatieve front office, inzet van externe partijen om diensten te verlenen, met een nadrukkelijke inzet op digitale dienstverlening. Veiligheid en betrouwbaarheid zijn daarbij een randvoorwaarde, nadrukkelijk ook bij de ICT-gerelateerde zaken.
Er loopt momenteel een pilot in Edinburgh (VK), waar Nederlanders een aanvraag voor een Nederlands reisdocument kunnen indienen bij een externe dienstverlener. De pilot wordt dit voorjaar definitief geëvalueerd. Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de uitbreiding van deze dienstverlening, ook in het licht van de specifieke wensen vanuit de Kamer, bijvoorbeeld met betrekking tot Canada en Australië. Hierover informeer ik u in het voorjaar van 2018.
Kunt u aangeven welk tijdspad u daarbij voor ogen heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de vele signalen van Nederlanders in het buitenland, die door het sluiten van consulaire afdelingen moeite ondervinden en lange afstanden moeten afleggen om onder andere een paspoort aan te vragen of andere consulaire diensten af te nemen?
Ja, deze signalen zijn mij bekend.
Bent u bereid de een miljoen Nederlanders in het buitenland actief te betrekken bij de verbetering van consulaire dienstverlening en uitbreiding van het postennetwerk, bijvoorbeeld door middel van een enquête of onderzoek onder deze doelgroep? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, het publiek wereldwijd wordt op verschillende manieren actief betrokken bij het uitwerken van de verdere plannen. Een belangrijk uitgangspunt is namelijk dat de «klant» centraal staat.
In het lopende moderniseringsprogramma gebeurt die consultatie voortdurend. Bij de ontwikkeling en verbetering van de huidige dienstverlening wordt reeds gebruik gemaakt van onderzoek onder de doelgroepen van deze diensten. Zo zijn voorafgaand aan de ontwikkeling en inrichting van de 24/7 BZ Reisapp, de BZ Informatieservice en de websites Nederlandwereldwijd.nl en Netherlandsandyou.nl de behoeften en verwachtingen actief in kaart gebracht. Daarnaast wordt doorlopend klanttevredenheid gemeten, bijvoorbeeld over het 24/7 BZ Contact Centre en aangepast als daartoe wensen zijn bij gebruikers. Datzelfde gebeurt bij de lopende paspoortpilot in Edinburgh en bij klanttevredenheidsonderzoek bij de verstrekking van reisdocumenten in Londen en Parijs.
Voor de nieuwe stappen zal ook actief worden ingezet op consultatie van «klanten».
De beleidsbrief Consulaire Dienstverlening («Consulaire Canon») zal dit voorjaar via publieksconsultaties worden vormgegeven (www.internetconsultatie.nl).
Voor het rijksbrede 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zal dit jaar een professionele «survey» worden afgerond zodat wereldwijd wensen, mogelijkheden, en suggesties worden opgehaald. Op die manieren brengt de Nederlandse overheid nog scherper de wensen in beeld.
Deelt u de mening dat het digitaliseren van consulaire dienstverlening, mits veilig, groot financieel en tijdsvoordeel op kan leveren voor Nederlanders in het buitenland? Zo ja, bent u voornemens deze digitalisering voortvarend aan te pakken? Welk tijdspad heeft u daarbij voor ogen?
Digitalisering van dienstverlening staat hoog op de consulaire agenda. Voor visumaanvragen zijn eerste stappen in die richting gezet, en draaien de eerste pilots. Voor de brede dienstverlening geniet digitale vormgeving de voorkeur. Dat geldt ook voor het aanvragen van Nederlandse reisdocumenten vanuit het buitenland. De inzet is erop gericht om in 2020 te komen tot een zo maximaal mogelijke digitalisering. De uitdaging daarbij is het vinden van de balans tussen zo eenvoudig mogelijke verstrekking enerzijds en (digitale) veiligheid, betrouwbaarheid en wet- en regelgeving anderzijds. Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, eerstverantwoordelijke voor de toekomstige vormgeving van het reisdocumentenproces, zetten hier gezamenlijk op in.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van het 24/7 Loket Buitenland voor Nederlanders in het buitenland? Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dit te hebben gerealiseerd?
Voor het 24/7 Loket Buitenland («one stop shop») zijn verkennende gesprekken met diverse departementen en uitvoeringsorganisaties bijna afgerond. De oogst hiervan wordt vertaald in een plan van aanpak voor het beoogde loket. Doel van het loket is betere dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland te realiseren. Cruciaal daarbij is een goede samenwerking met en mede-eigenaarschap van andere overheidspartijen, en een geleidelijke aanpak over een periode van 3–4 jaar. Deze «stap-voor-stap»-benadering geldt zowel voor de producten en diensten die in het loket worden ondergebracht als voor de mate waarin de coördinatie daarop wordt verdiept. De focus van het loket zal vooralsnog liggen op het optimaal ontsluiten van informatie over producten en diensten van de Nederlandse overheid voor de doelgroep.
In 2018 zullen drie stappen worden gerealiseerd: het afronden van de wereldwijde survey onder Nederlanders in het buitenland; een aanzet voor de inrichting van het digitale en telefonische loket (de balie van de «one-stop-shop»), inclusief de verbinding naar klantportalen en websites van diverse overheidspartijen; en het gaandeweg verbreden van de dienstverlening ten opzichte van de bestaande consulaire dienstverlening (toevoeging eerste nieuwe producten en diensten).
Bent u bekend met het Ierse initiatief «Global Irish»?1 Ziet u mogelijkheden een dergelijk initiatief, dat onder andere in het buitenland gevestigde Ieren via een selectiesysteem uitnodigd om Ierland te bezoeken en de banden met het moederland te behouden en verstevigen, ook in Nederland in te voeren?
Bij de verdere uitwerking en vormgeving van het 24/7 Loket Buitenland zullen ervaringen en initiatieven elders, waaronder Global Irish, worden meegenomen. Daarbij staat voorop dat we met het loket de Nederlander in het buitenland zoveel mogelijk willen faciliteren bij dienstverlening door de Nederlandse overheid.
Het bericht dat kortingsacties voor cosmetische ingrepen op grote schaal worden ingezet om mensen over te halen een cosmetische ingreep te ondergaan |
|
Nine Kooiman |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht in de Stentor d.d. 3 februari 2018 over kortingsacties voor plastische chirurgie?1
Ja.
Wat vindt u er van dat er nog steeds op grote schaal kortingsacties voor cosmetische ingrepen worden ingezet, met als doel mensen middels financiële prikkels onder tijdsdruk over te halen een cosmetische ingreep te ondergaan?
Net als mijn ambtsvoorganger vind ik het van belang dat de informatie die cliënten krijgen voorafgaand aan hun behandeling waarheidsgetrouw is en dat de informatie die cliënten krijgen volledig is. Cliënten moeten in begrijpelijke taal bewust worden gemaakt van de mogelijke risico’s. Mijn ambtsvoorganger heeft subsidie verstrekt aan de Nederlandse Stichting voor de Esthetische Geneeskunde (NSEG), de koepelorganisatie in de geneeskundige cosmetische sector, om kwaliteitsrichtlijnen waaronder reclamenormen te ontwikkelen. Deze reclamenorm is inmiddels door de NSEG ontwikkeld. Hierin is opgenomen dat enige vorm van tijdsdruk opnemen of suggereren in reclame verboden is.
Vindt u het ethisch verantwoord dat mensen middels financiële prikkels onder tijdsdruk verleid worden tot het ondergaan van een cosmetische ingreep?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u een reclameverbod voor cosmetische ingrepen wenselijk? Kunt u dit toelichten?
Ik wil de NSEG oproepen om in gesprek met de SRC over te gaan tot publicatie van de norm, zodat de RCC erop toe kan zien. Dit draagt bij aan de effectiviteit van zelfregulering. Vanaf dat moment kan er ook gehandhaafd worden. Ik ben niet voornemens een reclameverbod wettelijk te regelen.
Wat vindt u er van dat de Vereniging voor Plastische Chirurgie stelling neemt tegen tijdsgeboden kortingsacties, aangeeft dat dit een perverse prikkel is, maar ook duidelijk maakt niet te kunnen ingrijpen?
Ik vind het goed dat de Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) een reclamenorm heeft ontwikkeld. De NSEG heeft in navolging van de NVPC een reclamenorm ontwikkeld voor de hele cosmetische sector. Een norm die geldt voor zowel chirurgische als niet-chirurgische ingrepen in de cosmetische sector. De NSEG heeft de code voorgelegd aan de Stichting Reclame Code (SRC). Voordat de SRC de code zal publiceren en zal toezien op de code vraagt de SRC betrokken partijen onder andere om diverse stakeholders (o.a. bijvoorbeeld de Consumentenbond) te betrekken en een communicatieplan op te stellen. Sinds de zomer van 2015 zijn deze stappen door de NSEG doorlopen. De NSEG heeft de code reeds gecommuniceerd aan zijn achterban. Wanneer de SRC overgaat tot opname van de norm in de Nederlandse Reclame Code zal de Reclame Code Commissie (RCC) hierop ook gaan toezien.
Acht u een reclameverbod via zelfregulering effectief, aangezien er wel degelijk tijdelijke prijsacties worden gehanteerd, terwijl in de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie staat dat de (suggestie van) tijdsdruk, zoals tijdelijke prijsverlagingen en stuntacties, niet plaats mogen vinden?2
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat een reclameverbod voor cosmetische ingrepen niet aan de beroepsgroep moet worden overgelaten, omdat er op deze manier niet gehandhaafd wordt?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid een reclameverbod voor cosmetische ingrepen wettelijk te regelen? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, kunt toelichten waarom niet en wat gaat u dan doen om reclames voor cosmetische ingrepen tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
De uitzending van Hart van Nederland over bacteriofagen |
|
Nine Kooiman |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Hart van Nederland d.d. 3 februari 2018, waarin Marit na lange tijd af is van haar klachten door Fagentherapie in Georgië?
Ja.
Vindt u het acceptabel dat op dit moment alleen mensen die het geld beschikbaar hebben, toegang hebben tot een behandeling met bacteriofagen in Georgië? Kunt u dit toelichten?
Ik heb er begrip voor dat patiënten in het buitenland op zoek gaan naar manieren om een ziekte te behandelen, als dat in Nederland niet lukt. Gelet op de onzekerheden rondom kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van bacteriofagen, vind ik wel dat artsen hun patiënten goed moeten informeren over de mogelijke voor- en nadelen van een behandeling met bacteriofagen en de mogelijke alternatieven.
Wanneer verwacht u dat de eerste patiënten, onder medisch toezicht, behandeld kunnen worden met bacteriofagen?
Hier kan ik op dit moment geen beredeneerde uitspraak over doen. Er zijn geen wettelijke regels die verhinderen dat patiënten behandeld worden met bacteriofagen. De behandeling met bacteriofagen wordt in Nederland (nog) niet aangeboden omdat er geen consensus is over de werkzaamheid van deze therapie.
Het is aannemelijk dat bacteriofagen als geneesmiddel moeten worden aangemerkt3. In principe is dan een handelsvergunning nodig om patiënten te behandelen met bacteriofagen, tenzij sprake is van magistrale bereidingen in de ziekenhuisapotheek. Het lijkt erop dat de behandeling met bacteriofagen zeer patiëntspecifiek is. Het is dus de vraag of er uiteindelijk een «eindproduct» kan komen dat ook registreerbaar is bij de geneesmiddelenautoriteiten, en dat toepasbaar is als geneesmiddel voor grotere patiëntenpopulaties, of dat het beperkt zal blijven tot individuele behandelingen op maat in ziekenhuizen.
Acht u het wenselijk dat Nederlandse artsen mensen aanmoedigen om een behandeling van bacteriofagen te ondergaan in Georgië, terwijl er nog geen wetenschappelijk bewijs is voor de werking van bacteriofagen? Kunt u dit toelichten?1 2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er op korte termijn meer onderzoek gedaan moet worden om (mogelijk) klinisch bewijs voor de werking van bacteriofagen te verzamelen? Kunt u dit toelichten?
Om meer helderheid te krijgen over de werkzaamheid en risico’s van fagentherapie is meer klinisch onderzoek geboden. Dit is essentieel voordat bacteriofagen ingezet kunnen worden als behandeling voor bacteriële infecties. Het is de verantwoordelijkheid van onderzoekers, artsen, en farmaceutische bedrijven om klinisch onderzoek uit te voeren naar de veiligheid en werkzaamheid van een behandeling.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er op korte termijn meer onderzoek gedaan wordt naar de werking van bacteriofagen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u reageren op de uitspraak van Universitair hoofddocent Stan Brouns van de TU Delft, die graag meer geld vanuit de overheid beschikbaar gesteld zou zien voor de verdere ontwikkeling van fagen als oplossing voor antibiotica resistentie?3
Het Ministerie van VWS heeft via ZonMw en het NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) ruim 20 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onderzoek naar antibioticaresistentie. Een deel van de middelen is geïnvesteerd in een specifiek onderzoeksprogramma, gericht op de verdere ontwikkeling van nieuwe antibiotica en andere behandelopties voor infecties zoals fagentherapie. Er werden zowel bij ZonMw als NWO-TTW geen projectvoorstellen ingediend voor de verdere ontwikkeling van fagen.
De ministers van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zijn primair verantwoordelijk voor het Nederlandse beleid voor onderzoek en innovatie. In het Regeerakkoord zijn extra middelen hiervoor beschikbaar gesteld. Een groot deel van deze onderzoeksmiddelen wordt via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) verdeeld onder kansrijke onderzoeksprojecten. Het staat onderzoekers vrij om onderzoeksvoorstellen in te dienen voor de verdere ontwikkeling van bacteriofagen.
Wat gaat u doen om te stimuleren dat subsidie voor onderzoek naar antibiotica resistentie wordt ingezet voor onderzoeksvoorstellen met bacteriofagen?4
Het Netherlands Antibiotics Development Platform (NADP) is juist opgericht om onderzoek naar antibiotica en alternatieve therapieën te versnellen. Hiertoe brengt het NADP onderzoeksinstituten en betrokken bedrijven bijeen, en geeft het gerichte adviezen over het onderzoekstraject. Ik heb NADP gevraagd om te bezien, hoe Nederlandse onderzoekers die interesse hebben in onderzoek naar bacteriofagen geholpen kunnen worden bij het vinden van geschikte subsidiebronnen. De meeste beschikbare middelen zijn afkomstig van internationale organisaties, zoals Horizon 2020 en het Innovative Medicines Initiative (IMI) van de EU, Wellcome Trust in het Verenigd Koninkrijk, en CARB-X (Combating Antibiotic Resistant Bacteria Biopharmaceutical Accelerator) in de Verenigde Staten.
Hoe lang duurt het voordat een bacteriofaag als geneesmiddel aangemerkt kan worden, zodra voldoende klinisch bewijs is geleverd?
Met een ontwikkelingstraject als geneesmiddel kan snel enkele jaren gemoeid zijn. Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 3 heb aangegeven, is het op dit moment nog niet duidelijk of formele registratie als geneesmiddel uiteindelijk een begaanbare weg is.
Wanneer verwacht u de uitkomst van de studie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bevindingen van het bezoek aan Georgië?4
Ik verwacht de uitkomst van de literatuurstudie, waarin ook de bevindingen van het bezoek aan Georgië opgenomen worden, in het tweede kwartaal van dit jaar te ontvangen.
Het onderzoek naar de mogelijkheden voor een intercity-stop in Harderwijk |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis kunnen nemen van het onderzoek van Royal Haskoning naar de mogelijkheid om het station Harderwijk een intercity-status te geven?1
Ik vermoed dat het gaat om het rapport Vervolgstap MIRT-onderzoek Utrecht–Amersfoort–Harderwijk van 8 augustus 2017. Royal HaskoningDHV heeft dit rapport opgesteld in opdracht van de provincies Gelderland en Utrecht. Ik heb kennis kunnen nemen van het rapport. Het rapport is (nog) niet openbaar. De provincies Utrecht en Gelderland zullen gezamenlijk over het rapport communiceren. Ik zal aan hen melden dat uw Kamer op dat moment graag kennisneemt van het rapport.
Is het mogelijk om het genoemde rapport naar de Kamer te sturen?
Ik ben niet de opdrachtgever of eigenaar van het rapport. Het is voor mij daarom niet mogelijk het rapport naar de Kamer te sturen.
Hoe waardeert u de conclusie dat een tussenstop van intercity’s tussen Utrecht-Zwolle in Harderwijk niet haalbaar is, mede gelet op de wens om forenzen uit de auto in de trein te krijgen?
Mijn indruk is dat de opstellers van het rapport de verschillende alternatieven zorgvuldig hebben onderzocht. Ik denk dat het goed is hun bevindingen en conclusies serieus te nemen. Zie verder antwoord 5.
Hoe waardeert u de alternatieve mogelijkheden die Royal Haskoning aandraagt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in overleg te gaan met betrokken overheden en te bezien welke vervolgstappen gezet kunnen worden?
Het maken van de dienstregeling is de verantwoordelijkheid van NS. NS moet zich daarbij houden aan de voorschriften die in de vervoerconcessie staan. De concessie bepaalt onder meer hoe vaak een station per uur minimaal bediend moet worden, maar niet met welk type trein dit moet gebeuren. Het is dus aan NS om op grond van de vervoervraag te bepalen op welke stations Intercity’s stoppen.
Bij de afweging om op een station wel of niet met Intercity’s te stoppen moet NS verschillende belangen tegen elkaar afwegen. Een extra Intercity-stop maakt het openbaar vervoer aantrekkelijker voor de reizigers die van die stop gebruik willen maken. Maar een extra stop maakt het openbaar vervoer juist minder aantrekkelijk voor doorgaande reizigers. Die doen dan langer over hun reis, terwijl bekend is dat reissnelheid juist een belangrijke factor is bij de keuze voor een vervoermodaliteit.
Het toevoegen van een Intercity-stop kan een groter netwerk van verbindingen raken. Verslechtering van aansluitingen leidt tot langere reistijden. Daarom neemt NS ook in beschouwing wat het effect is voor het totale OV-netwerk (zoals aansluitingen op bus, tram, metro en de opgave om de reistijden tussen de Randstad en de landsdelen te verbeteren). Daarnaast kijkt NS naar het verwachte groeipotentieel, de beschikbare capaciteit, de inpasbaarheid in de dienstregeling en het effect op de exploitatiekosten.
NS heeft mij gelet op deze overwegingen laten weten geen plannen te hebben om station Harderwijk met Intercity’s te gaan bedienen. Ik wil hieraan toevoegen dat er in het verleden meermaals is gekeken naar de mogelijkheden om Intercity’s te laten stoppen in Harderwijk. De conclusie was tot nu toe steeds dat de nadelen voor de dienstregeling (en dus voor de reizigers) groter waren dan de voordelen, of dat er (te) grote infrastructurele maatregelen nodig waren.2
Niet alleen in Harderwijk, maar ook in plaatsen als Hoogeveen, Bilthoven en Zoetermeer is wel eens de wens geuit van een Intercity-stop. Daar gelden dezelfde afwegingen en dilemma’s. Meer Intercity-stops maken het Intercity-product minder snel.
De vervoerconcessie schrijft voor dat NS over de dienstregeling moet overleggen met regionale overheden. Deze kunnen zelf voorstellen uitwerken die ze met NS willen bespreken. Soms is er sprake van verschillende wensen van partijen uit de regio. Sommige partijen zien bijvoorbeeld meer Sprinters als beste optie voor betere bereikbaarheid, andere pleiten voor meer Intercity-stops. Het is aan NS om voorstellen en opties met betrokkenen af te wegen binnen de mogelijkheden die de infrastructuur biedt. Dat doet NS in de reguliere overleggen over de dienstregeling.
Sommige voorstellen voor een aanpassing van de bediening van stations vergen aanpassing of uitbreiding van de infrastructuur. Dan komt ook ProRail als infrastructuurbeheerder in beeld. En er ontstaat een financieringsvraagstuk dat door het Rijk en/of de betrokken decentrale overheden moet worden opgelost. Partijen kunnen dit meenemen in hun gezamenlijke regionale uitwerking van het Toekomstbeeld OV.
Gezinshuizen |
|
René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van recente onderzoeken waaruit blijkt dat kinderen in gezinshuizen – in vergelijking tot kinderen in residentiële instellingen – vaker aangeven zich veilig te voelen, veel te leren en meer autonomie te ervaren?1
Ja
Deelt u de conclusies van onderzoek waaruit blijkt dat langdurige opvang in gezinshuizen een hoog maatschappelijk rendement oplevert door het voorkomen van (duurdere) zorg, nu en in de toekomst? Zo nee, waarom niet?2
In de Jeugdwet is aangegeven dat een jongere die (tijdelijk) niet meer thuis kan wonen, bij voorkeur geplaatst dient te worden in een gezinsvervangende vorm van jeugdhulp zoals een pleeggezin of een gezinshuis, tenzij dit niet in het belang van de jeugdige zelf is.
De resultaten van het genoemde onderzoek «Maatschappelijke Business Case Gezinshuizen-2016» zijn goed om kennis van te nemen. Het onderzoek wijst op de financiële effecten en het hoge maatschappelijk rendement van de gezinshuizen vaak omdat (duurdere) zorg voorkomen wordt. Daarnaast toont het onderzoek ook aan dat er andere positieve effecten zijn op het leven van de jongere zelf indien hij in een gezinshuis verblijft.
Dit ondersteunt mij in de overtuiging dat jeugdigen die niet meer thuis kunnen wonen, vaak beter in kleinschalige en gezinsgerichte voorzieningen of in pleegzorggezinnen kunnen worden opgevangen. Uitgangspunt is dat, niet eventuele financiële motieven, maar vooral het belang van het kind voorop dient te staan bij de uiteindelijke beslissing waar het kind het beste geplaatst kan worden.
Kunt u een overzicht geven van het aantal gezinshuizen en het aantal kinderen in gezinshuizen? Kunt u dit onderverdelen in het aantal particuliere gezinshuizen en gezinshuizen waarvan de gezinshuisouder in dienst is van een zorgaanbieder?
In 2016 zijn er in totaal 70 (regionale) zorgaanbieders die samen realistisch geschat ten minste 764 gezinshuizen aanbieden. In deze gezinshuizen zijn in 2016 ten minste 2.594 jeugdigen inhuisgeplaatst, per gezinshuis gemiddeld bijna «3,5 jeugdigen». In 2016 was ongeveer 60% van de gezinshuizen in loondienst bij een zorgaanbieder. De overige gezinshuizen werkten via een franchiseconstructie aangesloten bij een (zorg)-organisatie als franchisenemer. Daarnaast zijn er gezinshuizen die volledig zelfstandig of als onderaannemer opereren. Het exacte aantal is niet bekend. Bron: factsheet gezinshuizen, www.gezinspiratieplein.nl
Wat is de stand van zaken van de aanpassing in de Jeugdwet, waarmee wordt geregeld dat jeugdhulpaanbieders zoals gezinshuizen zich voor aanvang van hun werkzaamheden moeten registreren?3
De aanpassing van de Jeugdwet in verband met de registratie van een nieuwe jeugdhulpaanbieder wordt momenteel op de juridische mogelijkheden bekeken. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ tot IGJ op 21 februari jl. aan de TK heb toegezegd, ben ik van plan uw Kamer voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging toetreding zorgaanbieder (Wtza) bij brief te informeren hierover.
Wat is de stand van zaken van de door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. geadviseerde ontwikkeling van een kwaliteitskader voor gezinshuizen, sinds deze in oktober 2016 door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de sector is besproken?4 5
Vertegenwoordigers uit de sector (waaronder gezinshuis.com, jeugdzorg NL, keurmerk gezinshuizen, Present 24/7, s’ Heeren Loo, Driestroom) werken momenteel aan het ontwikkelen van een kwaliteitskader. Het Nederlands Jeugdinstituut en de Hogeschool Leiden begeleiden dit traject.
Het kwaliteitskader is van toepassing voor gezinshuizen in de verschillende organisatievormen en wordt eind dit jaar opgeleverd. Het kwaliteitskader komt tot stand met input van de verschillende belanghebbenden: cliënten, aanbieders van gezinshuizen, gemeenten, andere belanghebbenden in het zorglandschap en kennispartners. Hierbij is aandacht voor de implementatie. Dit houdt in dat er draagvlak is voor het kwaliteitskader in het veld, dat alle belanghebbenden en aanbieders zijn geïnformeerd en dat er bereidheid is om met dit kader aan de slag te gaan.
Wordt in het kwaliteitskader gezinshuizen ook een concrete en eenduidige definitie van gezinshuizen opgenomen?
Ja
Op welke wijze wordt gewaarborgd dat gezinshuizen met zo min mogelijk administratieve lasten geconfronteerd worden? Wordt bijvoorbeeld in regelgeving, contracten en het kwaliteitskader rekening gehouden met het feit dat gezinshuizen kleinschaliger zijn dan jeugdzorginstellingen?
Uit onderzoek van Q-Consult («de puzzel afmaken», 6 oktober 2016) blijkt dat administratieve lasten in de decentrale stelsels niet alleen volgen uit regels vanuit het rijk, maar vooral voortkomen uit regels die gemeenten en aanbieders zelf opstellen. Het is hierom aan gemeenten en aanbieders zelf om hier samen met professionals mee aan de slag te gaan, zodat meer geld en tijd ten goede kan komen van de cliënten waarvoor zij zorg dragen.
Het kwaliteitskader jeugd is van beroepsbeoefenaren zelf en hierin staan kwaliteitseisen voor de beroepsuitoefening als het jeugdhulp betreft. Ook werkgevers kunnen hier een inbreng leveren.
Kunt u een overzicht geven van contractvormen die bij gezinshuizen worden gebruikt?
Er zijn gezinshuizen waarvan de gezinshuisouders in loondienst zijn aangesloten bij een zorgaanbieder, er zijn gezinshuisouders die als franchisenemer opereren en die aangesloten zijn bij een grotere zorgorganisatie waar een franchise-overeenkomst mee is aangegaan. En tenslotte zijn er ook gezinshuisouders die volledig zelfstandig of als onderaannemer werkzaam zijn (de vrijgevestigden).
Het bericht dat een demente vrouw €250 moest betalen voor een consult waarbij zij niet betrokken is geweest |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat een dementerende mevrouw 250 euro moest betalen voor een consult waarbij zij niet betrokken is geweest?1 2
Ik heb kennis genomen van dit bericht in de Telegraaf en bij Omroep Gelderland. Ik heb hierover contact gezocht met zorgverzekeraar Menzis. Menzis heeft bij mij aangegeven dat het Slingeland/SKB ziekenhuis en Menzis tot de conclusie zijn gekomen dat de declaratie onrechtmatig was aangezien er geen contact heeft plaatsgevonden tussen de arts van het ziekenhuis en de patiënt. Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Menzis heeft aangegeven dat het ziekenhuis de declaratie terugdraait en Menzis het bedrag zal verrekenen met de patiënt.
Vindt u dat een overleg tussen twee artsen hetzelfde is als een consult tussen een arts en een patiënt, of de belangenbehartiger van de patiënt?
Nee, dit vind ik niet hetzelfde.
Hoe kan een telefonisch overleg tussen twee artsen zonder betrokkenheid van de patiënt of diens belangenbehartiger in rekening worden gebracht via het eigen risico?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 zijn het Slingeland/SKB ziekenhuis en Menzis tot de conclusie gekomen dat er in deze situatie sprake was van een onrechtmatige declaratie. De situatie heeft zich voorgedaan in 2017. Een telefonisch contact tussen twee artsen was toen, en is nog steeds, geen basis voor een directe declaratie door de geconsulteerde arts.
De enige, enigszins vergelijkbare consultatie, is het meekijkconsult door de huisarts. Hierbij roept de behandelend huisarts de expertise van een medisch specialist in bij de behandeling van de patiënt. De vorm van dit contact wordt in onderling overleg afgestemd. De huisarts is hierbij verantwoordelijk voor de declaratie van de factuur. Aangezien het huisartsenzorg betreft kan dit niet ten laste komen van het eigen risico van de patiënt. Andere vormen van consultatie tussen medisch specialisten onderling, telefonisch of anderszins, zijn geen basis voor declaratie.
In 2018 is binnen de medische specialistische zorg een aantal zorgprestaties geïntroduceerd waarmee consultatie op afstand tussen poortspecialist en patiënt mogelijk is (zoals een telefonisch of schriftelijke consult). Wel gelden er een tweetal voorwaarden. Allereerst moet er sprake zijn van fysiek face to face contact tussen de poortspecialist en de patiënt voorafgaand aan het consult op afstand. Hierdoor weet de patiënt dat hij mogelijk een rekening onder zijn eigen risico kan ontvangen bij vervolgcontacten op afstand. Ten tweede moet de consultatie op afstand zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar zijn met de zorgverlening die in een regulier herhaal-polikliniekbezoek in het ziekenhuis wordt geboden.
In alle gevallen geldt dus dat een patiënt nooit rechtmatig een rekening zou kunnen ontvangen voor een onderling telefonisch overleg tussen medisch specialisten.
De genoemde wijzigingen per 2018 zijn ingezet om zorg op de juiste plek voor de patiënt te faciliteren. Waar dit kwalitatief goede zorg betreft en voorkomt dat de patiënt onnodig het ziekenhuis moet bezoeken lijkt mij dit een goede richting. Overigens, indien de patiënt de voorkeur geeft aan een regulier herhaal-polikliniekbezoek in het ziekenhuis, dan is dit ook altijd mogelijk.
Meer informatie over de bekostigingsmogelijkheden van e-health per zorgsector is vermeld in de wegwijzer bekostiging e-health3 van de NZa.
Als het eigen risico bedoeld is om mensen zogenaamd «bewust te maken van de kosten van de zorg», hoe kan het dan dat de patiënt in kwestie of diens belangenbehartiger niet betrokken is bij het «consult» en derhalve ook geen bewuste keuze voor dit «consult» heeft kunnen maken?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Klopt het dat per 1 januari is toegestaan dat besprekingen tussen artsen onderling bij de zorgverzekeraar gedeclareerd kunnen worden als «consult» met een cliënt of patiënt?
Nee, dit is niet toegestaan. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven betreft de wijziging per 2018 voornamelijk de mogelijkheid van consultatie op afstand (tussen arts en patiënt). Daarnaast is per 2018 de mogelijkheid van fysieke consultatie van de medisch-vertegenwoordiger van de patiënt geregeld. Dit bij een verondersteld risico voor het dagelijks functioneren en welzijn van de patiënt.
Kunt u zich voorstellen dat noodkreten over dat de zorg onbetaalbaar wordt niet meer zo geloofwaardig zijn als mensen 250 euro moeten betalen voor een telefoontje tussen twee zorgverleners?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van het interne onderzoek dat door zorgverzekeraar Menzis is gedaan? Zo nee, waarom niet?
Het Slingeland/SKB ziekenhuis en Menzis hebben gekeken naar de declaratie van 250 euro voor een telefonisch consult. Dit heeft enige tijd geduurd, want het gaat hier om een bijzondere situatie. De arts heeft meerdere keren contact gehad over de patiënt. Zowel telefonisch als in het verpleeghuis. Er is alleen nooit een overleg geweest waar de patiënt bij is geweest. De declaratie is daarom onrechtmatig, zie ook mijn antwoord op vraag 3. Menzis heeft aangegeven dat het ziekenhuis de declaratie terugdraait en Menzis het bedrag zal verrekenen met de patiënt.
Hoe vaak komt het voor dat mensen een rekening ontvangen van een consult – of andere vorm van overleg – tussen zorgverleners waar diegene niet bij betrokken is geweest? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
Hoe vaak dergelijke onrechtmatige declaraties voorkomen is mij niet bekend. Wel kan ik u verwijzen naar een persbericht van ZN4, dat ingaat op de verschillende rollen van partijen bij controle en fraudebeheersing en tevens de uitkomsten van controle- en fraudeonderzoeken over 2016.
Ik vind het positief dat de zoon in deze casus kritisch keek naar de door zijn moeder (de patiënt) ontvangen rekening. In die gevallen waarin burgers van mening zijn dat er sprake is van een onrechtmatige declaratie kunnen zij contact opnemen met de zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Ook kunnen zij hier melding van maken bij het meldpunt van de NZa5. Een medewerker van de NZa zal dan binnen vijf werkdagen contact opnemen.
Vroege selectie en prestatiedruk bij jonge sporters |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Sporten moet in de eerste plaats leuk zijn»1 en «Deze jeugdopleider kijkt radicaal anders naar voetbaltalent (en dat geeft hoop)»?2
Ja.
Wat is uw mening over de constatering dat meer dan de helft van de kinderen stopt met sport omdat ze er geen plezier meer in hebben? Ziet u een relatie met de druk om te presteren?
Ik vind het belangrijk dat plezier centraal staat in de sport. Zonder plezier blijf je niet sporten en kun je ook niet optimaal presteren. Het is vooral aan de sport zelf om te zorgen voor een positieve uitstraling en om mensen, in alle leeftijdscategorieën, aan zich te binden. Bestuursleden, vrijwilligers maar ook ouders en de sporters zelf kunnen daar een steentje aan bijdragen.
Uit deze artikelen blijkt dat daar nog wel wat aan verbeterd kan worden.
In hoeverre prestatiedruk een negatieve invloed heeft op sportplezier kan ik niet zeggen. Er zijn ook allerlei andere redenen waarom kinderen minder interesse in sport krijgen en kiezen voor andere tijdsbestedingen zoals bijbaantjes en andere sociale activiteiten.
Bent u bereid om bij het te sluiten sportakkoord aandacht te besteden aan de enorme prestatiedruk in de sport? Bent u daarbij bereid om initiatieven van de Koninklijke Nederlandse Hockeybond te stimuleren en uit te breiden naar andere sporten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in gesprek met verschillende partijen over de concrete invulling van het sportakkoord. Het sportakkoord is bedoeld om meer mensen te laten ervaren wat voor moois de sport te bieden heeft en hoe sport kan inspireren. Een veilig pedagogisch sportklimaat waar kinderen zich maximaal ontplooien en plezier aan sport kunnen beleven, hoort daar bij. Omgaan met prestatiedruk is daar, voor mij, ook een onderdeel van. In gesprekken die ik voer in het kader van het sportakkoord zal ik hiervoor aandacht vragen.
De sportverenigingen kunnen samen met de kinderen, ouders en coaches, het beste zoeken hoe plezier en prestaties in hun sport op een goede manier worden verbonden. Daarbij kunnen verschillende bonden en verenigingen veel van elkaar leren. Zo kan het initiatief van de KNHB een voorbeeld zijn voor andere takken
van sport.
Weet u hoeveel jonge kinderen stoppen met sporten vanwege blessures of een sportgerelateerde burn-out? Deelt u de mening dat een te vroege selectie bij jonge sporters de prestatiedruk verhoogt? Zo ja, ziet u hier een rol voor uzelf weggelegd? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen cijfers bekend waarin het directe verband wordt gelegd tussen blessures en/of burn-out aan de ene kant en uitval aan de andere kant.
In het algemeen denk ik dat te vroeg selecteren nooit goed is maar het is moeilijk te bepalen wat het optimale selectiemoment is. Dat verschilt ook nog eens per sport, denk bijvoorbeeld aan turnen waar al op jonge leeftijd veel trainingsuren moeten worden gemaakt. Selectie is hiervan een consequentie. Belangrijk is dat de sport zelf vaststelt of het proces van selectie en opvolging daarvan op een goede manier verloopt en niet tot bijvoorbeeld ongewenste prestatiedruk leidt.
Daarbij moet ook aandacht zijn voor individueel maatwerk: de prestatiedruk die jonge sporters ervaren of aan kunnen varieert. Coaches en ouders of verzorgers kunnen er bovendien ook aan bijdragen dat de verhouding tussen prestatiedruk en plezier zo goed mogelijk op het individuele kind worden afgestemd. Het is aan de sport zelf om deze processen te bewaken en te verbeteren.
Wat vindt u ervan dat jonge kinderen (vooral in het voetbal) al worden gescout en worden gepusht om te presteren? Deelt u de mening dat dit een «race to the bottom» is, waarin steeds jongere kinderen worden gescout? Zo ja, wat gaat u doen om deze jonge kinderen te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Plezier in sport, zeker voor jonge kinderen, staat voor mij voorop. Daar wil ik sportorganisaties op blijven aanspreken. Bij de KNVB wordt gewerkt met het programma «Kwaliteit & Performance Jeugdopleidingen». Dit programma is in het leven geroepen om jeugdopleidingen van zowel amateurverenigingen als betaald voetbalorganisaties (BVO’s) te controleren op diverse onderdelen van hun jeugdopleidingen, zo ook het onderdeel werken met kinderen in de leeftijd 8–12 jaar. Hiertoe zijn diverse eisen opgesteld die er voor zorgen dat er op een pedagogische verantwoorde manier met jonge kinderen wordt gewerkt. Voor betaald voetbalorganisaties betreft het hier eisen over ondermeer de samenstelling van de staf, reisafstanden, aantal keren trainen en aantallen spelers. Ieder jaar doet de KNVB onderzoek naar de jeugdopleidingen van de BVO’s en gaat hierover concreet in gesprek.
Het is verder een verantwoordelijkheid van de ouders of de verzorgers van een kind een bewuste keuze te maken bij welke club voor het kind het gaat voetballen.
Is bekend wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal? Heeft dit gevolgen voor de psychische gesteldheid van kinderen en de leerresultaten op school? Bieden voetbalclubs voldoende nazorg aan jongeren die afvallen tijdens de selectieprocedure?
Nee, gegevens over wat de gevolgen zijn voor voetballers die op jonge leeftijd worden gescout en uiteindelijk niet terecht komen in het betaald voetbal zijn bij mij noch de KNVB bekend.
Wat betreft de nazorg zijn er geen algemene richtlijnen die gelden voor alle BVO’s. Het is aan de BVO’s zelf hier op een verantwoorde manier mee om te gaan en kan per voetbalclub verschillen. Een belangrijke rol ligt hier ook voor de ouders en of de verzorgers om hun kind hierin goed te begeleiden.
Het klaar maken van Nederland voor de uitrol van 5G |
|
Harry van der Molen (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «KPN: Nederland mag 5G-slag niet missen».1
Ja.
Kunt u de meest recente informatie geven over de ontwikkelingen die gaande zijn om te faciliteren dat Nederland klaar kan worden gemaakt voor de uitrol van 5G? Kunt u hierbij ingaan op de Nederlandse situatie van de frequentieband van 3,5 gigahertz (GHz) in relatie tot 5G en de vraag of de frequentieband van 700 megahertz wel of geen goed alternatief zou zijn?
Voor de uitrol van 5G in Nederland is beschikbaarstelling van diverse frequenties van belang.
Zo wordt voor de 700MHz-, 3,5 GHz- en de 26 GHz-banden 5G technologie ontwikkeld. Ik werk reeds aan het landelijk beschikbaar stellen van de 700 MHz-band per 2020. Tevens bereid ik het beschikbaar stellen van de 26 GHz-band voor om na EU-besluitvorming over die band – naar verwachting later dit jaar – de inzet van 5G met die frequenties mogelijk te maken in heel Nederland.
Daarnaast en daaropvolgend zal 5G naar verwachting ook worden uitgerold in de frequentiebanden waar op dit moment 2G, 3G, en 4G mee worden aangeboden (800 MHz, 900 MHz, 1800 MHz, 2100 MHz en 2600 MHz).
5G betreft vooral een verbreding van het dienstenaanbod dat verder gaat dan alleen maar snel mobiel internet. Een belangrijke drijfveer achter 5G is een gedifferentieerd dienstenaanbod dat aansluit op de economische en maatschappelijke behoefte. Die verbreding van het dienstenaanbod ondersteun ik onder andere door het faciliteren van experimenten. Daarnaast kan een dergelijke dienstverlening ook op andere frequentiebanden worden aangeboden die in het bezit zijn van de mobiele operators.
Klopt het dat andere Europese landen verder zijn op het gebied van voorbereidingen van 5G in vergelijking met Nederland? Zo ja, heeft dit alleen met de complexe situatie van Nederland op het gebied van de 3,5 GHz-band te maken of ook met andere zaken?
In verschillende Europese lidstaten zijn inderdaad al vergunningen voor de 3,5 GHz-band verleend of is men bezig om de verdeling van frequenties in de 3,5 GHz-band voor te bereiden. De hoeveelheid frequenties die wordt uitgegeven, en de termijn waarop, verschilt overigens aanzienlijk tussen lidstaten. Het meest vergevorderd is naar mijn weten Ierland waar inmiddels 350 MHz beschikbaar is gesteld in de vorm van regionale vergunningen3. Een ander voorbeeld is Duitsland waar wordt gewerkt aan het (vrijwel) landelijk beschikbaar stellen van 300 MHz. Het merendeel van die frequenties komt beschikbaar in 2021, 2022 of 2023 omdat er nog lopende vergunningen zijn. Lopende vergunningen zijn overigens net als voor Nederland een uitdaging in veel lidstaten omdat op grond van een EU-besluit uit 2008 (2008/411/EG) de frequenties reeds eerder zijn uitgegeven. Als gevolg daarvan worden in verschillende lidstaten de frequenties reeds verdeeld maar kunnen deze niet direct na vergunningverlening in gebruik worden genomen.
Wat zijn de resultaten van de eerste proeven met 5G zoals die op het Leidseplein?
Experimenten voor 5G richten zich vooral op de ontwikkeling van nieuwe type dienstverlening. Dergelijke experimenten zijn niet afhankelijk van de inzet van één frequentieband. Er zijn ook mogelijkheden om in andere frequentiebanden experimenten in te zetten. De proef van T-Mobile met een 5G-antenne op het Leidseplein in Amsterdam is hier een goed voorbeeld van. Deze 5G-antenne maakt gebruik van de 2600 MHz-band. In september 2017 heeft T-Mobile een Massive MIMO-antenne in deze frequentieband voor haar klanten geactiveerd. Deze antenne wordt gebruikt om veel gebruikers tegelijkertijd van een snelle dataverbinding te voorzien (voor bijvoorbeeld videostreaming en skypen).
Kunt u aangeven of het reëel is dat de Amsterdam Arena bij het Europees kampioenschap van 2020 het eerste 5G-stadion van Europa wordt?
Dat is lastig nu al te zeggen. Ik probeer daar in ieder geval aan bij te dragen door er voor te zorgen dat er daadwerkelijk geëxperimenteerd kan worden met 5G-technologie in de 3,5 GHz-band in het gebied rond de Amsterdam Arena.
Het rapport: Mining taxes: Rio Tinto’s tax schemes lead to nearly $700 million tax revenue losses for Canada and Mongolia. |
|
Bart Snels (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het op woensdag 31 januari 2018 door Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) uitgebrachte rapport: «MiningTaxes: Rio Tinto’s tax schemes lead to nearly $ 700 million tax revenue losses for Canada and Mongolia»1?
Ja.
Bent u bekend met de berekening van SOMO dat Turquoise Hill Resources, een dochteronderneming van mijnbouwgigant Rio Tinto, met behulp van brievenbusondernemingen in Nederland en Luxemburg 230 miljoen dollar aan Mongoolse belasting en 470 miljoen dollar aan Canadese belasting heeft ontweken?
Ja, ik weet dat het SOMO rapport dit zo weergeeft.
Bent u bekend met het feit dat Mongolië met dit geld de jaarlijkse investeringen in onderwijs of gezondheidzorg met bijna 75% had kunnen verhogen?
Zie antwoord vraag 2.
Momenteel onderhandelt Nederland over de totstandkoming van een nieuw belastingverdrag met Mongolië, kunt u aangeven wie deze onderhandeling heeft geïnitieerd?
Zoals blijkt uit kamerstuk 23530-117, blg 829293 lopen er momenteel geen onderhandelingen met Mongolië over een nieuw belastingverdrag.
Bent u op de hoogte van het feit dat Mongolië in 2013 het belastingverdrag met Nederland heeft opgezegd omdat het verdrag grootschalige belastingontwijking in Mongolië mogelijk maakte?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat het IMF destijds Mongolië heeft geadviseerd om verschillende belastingverdragen, waaronder dat met Nederland, te heronderhandelen omdat zij de heffingsrechten van Mongolië onvoldoende zeker stelden. Over de beëindiging van het belastingverdrag met Mongolië heeft mijn ambtsvoorganger uw kamer destijds geïnformeerd3.
Bent u op de hoogte van het feit dat Mongolië destijds gewaarschuwd is door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) 2 over de schadelijke gevolgen van het belastingverdrag met Nederland, een waarschuwing die uiteindelijk heeft geleid tot de eenzijdige opzegging van het verdrag?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid Mongolië, een land dat afhankelijk is van ontwikkelingshulp3, in het nieuwe belastingverdrag meer belastingrechten toe te kennen dan in het eerdere verdrag, door onder andere geen verlaging van de statutaire bronheffingen na te streven, ten gunste van duurzame groei en ter bevordering van de zelfredzaamheid van Mongolië?
Bij het afsluiten van verdragen met ontwikkelingslanden houdt Nederland rekening met de gerechtvaardigde belangen van die landen. De suggestie dat verlaging van bronbelastingtarieven in dat kader altijd nadelig is voor de ontwikkelingslanden, waarbij een verlies aan belastinginkomsten wordt aangenomen op basis van een vermenigvuldiging van de verlaging van het tarief met de bestaande geldstroom, gaat echter voorbij aan de complexe werkelijkheid. Verlaging van bronheffing leidt vaak tot voorkoming van dubbele belasting en kan daarmee bijdragen aan verhoging van de investeringen en daarmee aan werkgelegenheid, winst, winstbelasting en bronheffingen in dat land.
Het Model belastingverdrag van de Verenigde Naties is gericht op verdragen tussen ontwikkelingslanden en meer ontwikkelde landen. Het heeft daarom zeker bruikbare elementen die wat Nederland betreft opgenomen zouden kunnen worden in een nieuw verdrag met Mongolië. Er zitten ook elementen in dat Model die zich minder goed verhouden tot het Nederlands verdragsbeleid. Ik zou dan ook het Model niet als harde ondergrens willen gebruiken.
Is Nederland bereid in het nieuwe belastingverdrag het United Nations-modelverdrag voor belastingverdragen als ondergrens te hanteren teneinde te voorkomen dat Mongolië wederom slachtoffer wordt van belastingontwijking via brievenbusondernemingen gevestigd in Nederland?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid in het verdrag met Mongolië anti-misbruik bepalingen te hanteren die voldoen aan de OESO Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) Actie zes?
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse dochteronderneming van Turquoise Hill Resources, genaamd Oyu Tolgoi Netherlands BV, met behulp van rentebetalingen naar de Luxemburgse dochteronderneming Movele Sarl, een centrale rol heeft gespeeld in het ontwijken van ongeveer 470 miljoen dollar aan belasting in Canada, waarbij Movele in Luxemburg een gemiddeld effectief belastingtarief van 4,19% genoot, de afgelopen vijf jaar?
Ja, ik weet dat het SOMO rapport dit zo weergeeft.
Is de Nederlandse regering voornemens de geplande bronheffing op rentestromen naar landen met zeer lage belasting ook toe te passen op rentebetalingen naar EU-lidstaten en in het bijzonder Luxemburg?
In de brief Aanpak belastingontwijking en ontduiking heb ik aangekondigd dat de nieuwe bronbelastingen van toepassing zullen zijn op dividend-, rente- en royaltybetalingen binnen concernverband aan een entiteit die is gevestigd in een land met een laag statutair tarief of een land dat is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve landen. Over de hoogte van het statutaire tarief geef ik meer duidelijkheid bij het indienen van het wetsvoorstel. Indien geen sprake is van een land met een laag statutair tarief of een land dat is opgenomen op de EU-lijst niet-coöperatieve landen, kan de bronbelasting alsnog van toepassing zijn indien sprake is van een misbruiksituatie. Hierbij kan gedacht worden aan een betaling die niet rechtstreeks vanuit Nederland naar een laagbelaste of niet-coöperatieve jurisdictie gaat, maar die via een omweg in een dergelijke jurisdictie terecht komt. De mogelijke reikwijdte van de antimisbruikbepaling wordt echter wel beperkt door het Europese Recht.
Heeft u vernomen dat het eigendom van de Oyu Tolgoi mijn in Mongolië indirect in handen is van de Nederlandse brievenbusmaatschappij Oyu Tolgoi Netherlands BV, een bedrijf dat geen werknemers in dienst heeft en dat de uiteindelijke eigenaren van het bedrijf, Turquoise Hill Resources en Rio Tinto, in reactie op het SOMO rapport te kennen geven dat het Nederlandse bilateraal investeringsverdrag met Mongolië de voornaamste reden was voor deze structurering?
Ja, ik weet dat het SOMO rapport dit zo weergeeft
Vindt u het wenselijk dat buitenlandse multinationals, brievenbusondernemingen in Nederland opzetten enkel om aanspraak te maken op voordelen geboden door Nederlandse investeringsverdragen?
Het kabinet vindt het wenselijk dat enkel investeerders die substantiële bedrijfsactiviteiten in Nederland verrichten, gebruik kunnen maken van Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zal daarom pogen brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming.
Bent u bereid het verdragsmisbruik krachtiger aan te pakken dan de afgelopen jaren is gebeurd?
Het vorige kabinet heeft zich op verschillende terreinen en in verschillende fora hard ingezet voor de ontwikkeling van maatregelen tegen belastingontwijking, waaronder ontwijking via verdragsmisbruik. Het huidige kabinet is van plan hier met dezelfde inzet mee door te gaan.
Bent u alsnog bereid naar aanleiding van de aangenomen motie Grashoff c.s. (Kamerstukken II, vergaderjaar 2016–2017, 25 087, nr. 139) de opties 1, 2 en 3 uit de brief van vier november 2016 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2016–2017, 25 087, nr. 136) over het aanscherpen van de zogenoemde «substance-eisen» nader uit te werken in beleidsvoorstellen, teneinde het parlement gedegen te informeren over hoe Nederland zelf belastingontwijking door brievenbusondernemingen krachtig aan kan pakken?
In de hiervoor genoemde brief belastingontwijking van 23 februari aan uw Kamer, ga ik ook in op het aanscherpen van de substance-eisen zoals genoemd in de brief van 4 november 2016.
Het bericht dat ‘Asielzoeker mag tweede vrouw uit Syrië halen in belang van kinderen’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asielzoeker mag tweede vrouw uit Syrië halen in belang van kinderen»?1
Ja.
Is een dergelijk verzoek in Nederland wel eens gedaan? Zo ja, hoe is in dat geval gehandeld? Zo nee, wat zou de lijn zijn wanneer een dergelijk verzoek wel zou worden gedaan?
Het komt wel eens voor dat de IND een aanvraag voor gezinshereniging ontvangt waarbij blijkt dat sprake is van een polygame situatie. De IND wijst aanvragen waarin een vergunninghouder verzoekt om de overkomst van zijn tweede of volgende echtgenoot bij polygame huwelijken en de daaruit geboren kinderen af. Voor zover bekend heeft de IND ook in het verleden dergelijke aanvragen afgewezen. Gezinshereniging van de buitenlandse tweede of volgende echtgenoot (alsmede eventuele gezinsleden) is niet toegestaan als de in Nederland verblijvende referent (i.e. aanvrager) met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft.
Deelt u de mening dat een dergelijke vorm van gezinshereniging nooit mag betekenen dat bigamie in feite wordt getolereerd in ons land?
Een polygaam huwelijk is in strijd met de openbare orde. Het beleid voorziet om die reden niet in de mogelijkheden voor gezinshereniging in polygame situaties. Evenmin acht ik gezinshereniging in polygame situaties in het belang van het kind. Ik ben met u van mening dat Nederland niet zou moeten meewerken aan deze vorm van gezinshereniging. De regels hieromtrent zijn daarom helder.
Deelt u de mening dat het leven in een situatie van een polygaam huwelijk nooit in het belang van het kind kan zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat juist naar nieuwkomers toe niet alleen in woord maar ook in daad gehandeld dient te worden conform normen en waarden van ons land?
Ja. De voorlichting aan de vreemdelingen en de bovenstaande beschreven regelgeving zijn daarop gericht.
Kunt u klip en klaar aangeven dat Nederland nooit zou meewerken aan een dergelijke vorm van gezinshereniging?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Te veel leraren ziek, basisschool moet dicht’ |
|
Dennis Wiersma (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Te veel leraren ziek, basisschool moet dicht»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat scholen hun deuren moeten sluiten, omdat een invalkracht niet meer ingezet mag worden als gevolg van de ketenbepaling in de Wet werk en zekerheid?
Mijn waarneming is dat scholen, schoolbesturen en vervangingspools er alles aan doen wat binnen hun vermogen ligt om te voorkomen dat een groep of groepen van kinderen geen les krijgen. Het feit dat er scholen zijn die zich desondanks in de winterperiode januari tot en met maart 2018 genoodzaakt zien om een of meer groepen van kinderen geen les te geven, is niet het directe gevolg van de werking van de ketenbepaling.2 De ketenbepaling is namelijk niet van toepassing in deze (griepgevoelige) periode voor tijdelijke vervangingen wegens ziekte van leerkrachten. Waar het om gaat is dat door de griepepidemie in combinatie met beschikbaarheid van flexibele invalkrachten, niet volledig kan worden voorzien in de behoefte van kortdurende vervangingen. Er kunnen zich dan situaties van overmacht voordoen.
Kunt u inzicht geven in hoe scholen, met behulp van vervangingspools, nu vorm geven aan de inzetbaarheid van invalkrachten in het onderwijs?
Scholen en besturen bepalen zelf hoe zij het invalwerk vormgeven. Steeds vaker kiezen zij ervoor vervanging te regelen via een gezamenlijk vervangingspool. Dit kan een pool zijn op het niveau van een bestuur, maar vaak ook een pool die door meerdere besturen in stand wordt gehouden.3
Een veel voorkomende vorm is dat een pool bestaat uit een «vaste» schil van leerkrachten die in vaste dienst zijn van de deelnemende schoolbesturen en een «flexibele» schil die bestaat uit invalkrachten die in tijdelijke dienst van de besturen. Schoolbesturen spreken dan met elkaar af welk percentage van hun personeelsformatie wordt ingebracht in de pool voor vervangingswerkzaamheden en hoe dat wordt verdeeld over de vaste en flexibele schil. Daarbij kunnen ook vaste vervangers per school worden aangewezen. De flexibele schil omvat een pool van tijdelijke invalkrachten die vaak bij minder goed te voorspellen afwezigheid van reguliere leerkrachten, zoals kortdurende ziekte, worden ingezet. Door met elkaar samen te werken, is het invalwerk beter te organiseren. Het bureau van de vervangingspool verzorgt de matching tussen de vervangingsverzoeken van de scholen en het beschikbare aanbod in de vaste en flexibele schil.
In hoeverre bent u bekend met belemmeringen die scholen ervaren rond de inzet van invalkrachten met behulp van vervangingspools? Kunt u een overzicht geven van ervaren belemmeringen?
In de cao 2016–2017 Primair Onderwijs zijn nieuwe afspraken vastgelegd voor het vervangingsbeleid als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid. Op verzoek van sociale partners heeft het bureau Andersson Elffers Felix (AEF) in de eerste helft van 2017 deze afspraken geëvalueerd.4 Uit de evaluatie wordt als een knelpunt in het bijzonder onderwijs genoemd de ketenbepaling en de daarmee samenhangende administratieve lasten. De mogelijkheden die de cao biedt worden daarbij als complex ervaren.
De afspraak in het regeerakkoord om tijdelijke invalcontracten voor vervanging van zieke leerkrachten uit te zonderen van de ketenbepaling is bedoeld om dit knelpunt in de praktijk weg te nemen voor besturen en vervangingspools.
Overigens wordt in de evaluatie als belangrijkste knelpunt het tekort aan vervangers genoemd. In een periode van een griepepidemie, zoals nu, waarin de vervangingsbehoefte extra groot is, wordt dit tekort nog duidelijker merkbaar. Mij bereiken signalen dat vervangingspools hierdoor vaker dan normaal niet kunnen voldoen aan alle verzoeken voor vervanging. Het oplopende tekort aan flexibele inzetbare invalkrachten is ook een duidelijke indicator van een krappe arbeidsmarkt. Begrijpelijkerwijs proberen steeds meer schoolbesturen invalkrachten aan zich te binden als vaste reguliere leerkracht.
Welke mogelijkheden hebben scholen op dit moment om in afwijking van de Wet werk en zekerheid toch tegemoet te komen aan de vraag naar (vervangende) leerkrachten?
Scholen moeten zich uiteraard aan de Wwz houden. Er is voor de maanden januari, februari en maart 2018 wel een tijdelijke uitzondering op de ketenbepaling van toepassing.
In de praktijk zijn er een reeks van mogelijkheden die door scholen worden toegepast. Volgens de AEF-evaluatie bestaat daarbij de top 5 van maatregelen uit:
Het is daarbij afhankelijk van de aard en inhoud van het dienstverband of een school rekening moet houden met de ketenbepaling uit het Burgerlijk Wetboek.
Daarnaast geven schoolleiders aan dat er op relatief grote schaal groepen worden opgesplitst en verdeeld over of samengevoegd met andere groepen. Dit alles laat zien dat het veel creativiteit van schoolleiders, besturen en vervangingspools vraagt om de voortgang van het onderwijs te waarborgen.
In hoeverre bieden de mogelijkheden die zijn gecreëerd om bij cao, in het kader van een griepgolf, tot maximaal veertien dagen te mogen afwijken van de ketenbepaling, naar uw mening, voldoende oplossing voor de ervaren problematiek?
Dit is onderzocht in de AEF-evaluatie. Blijkt dat in de wintermaanden januari, februari en maart van 2017 van deze mogelijkheid veel gebruik is gemaakt, namelijk door circa 60% van de schoolbesturen en schoolleiders in het bijzonder onderwijs. Zoals reeds toegelicht bij vraag 4 vermindert de afspraak in het regeerakkoord de ervaren problematiek, maar is niet dé oplossing voor de lerarentekort. De uitdaging voor de komende jaren is om in samenwerking met alle partijen, te zorgen voor voldoende nieuwe aanwas om het voorspelde lerarentekort en het daardoor nu al voelbare tekort aan invalkrachten, het hoofd te bieden.
Klopt het dat de oplossing uit december 2016 voor het vervangingsprobleem bij ziekte slechts tijdelijk is en alleen geldt voor de jaren 2017 en 2018? Zo ja, welke oplossing hebben scholen in het primair onderwijs voor het vervangingsprobleem bij ziekte door de Wet werk en zekerheid na 2018?
Ja, sociale partners zijn dit overeengekomen in de cao primair onderwijs 2016–2017. Het staat sociale partners vrij om bij de onderhandelingen over een nieuwe cao overeen te komen deze tijdelijke uitzondering te verlengen tot aan het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging ter uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord. Daarnaast kunnen cao-partijen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gezamenlijk schriftelijk verzoek indienen om de bestaande uitzonderingsmogelijkheid te verruimen.
Deelt u de mening dat de tijdelijke oplossing zoals gekozen in december 2016 geen wenselijke permanente oplossing is voor het vervangingsprobleem in het primair onderwijs door de Wet werk en zekerheid, ook omdat deze route via de cao van de PO-Raad loopt en niet alle schoolbesturen daarbij zijn aangesloten?
Zoals reeds toegelicht bij vraag 4 is de inzet om samen met mijn collega van SZW, die hierin het voortouw heeft, de uitzondering op de ketenbepaling voor tijdelijke invalwerk wegens ziekte, permanent voor het gehele schooljaar bij wet te regelen. Bij een regeling van de uitzondering bij wet is er niet meer sprake van een afhankelijkheid van een gezamenlijk verzoek van sociale partners.
Klopt het dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de PO-Raad heeft aangegeven dat de aanpassing van de ketenregeling tot 2020 kan duren? Zo ja, wat is uw reactie op de oproep van de PO-Raad dat schoolbesturen daar niet op kunnen wachten en een nieuwe ketenregeling zo snel zou moeten worden ingevoerd?2
Mijn collega van SZW heeft in zijn brief6 Naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt aangegeven dat momenteel de maatregelen van het Regeerakkoord die zien op het herstel van de balans tussen vast en flex nader worden uitgewerkt. De uitzondering van de ketenbepaling is een van de maatregelen. De maatregelen worden bezien in een samenhangende wetswijziging. Het kabinet wil de wetgeving in de loop van 2018 indienen. Dat is een ambitieuze doelstelling. In de brief is vermeld dat de inzet is om deze wetswijziging uiterlijk per 1 januari 2020 in werking te laten treden. Mocht de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dit mogelijk maken, dan kan de uitzondering ook eerder in werking treden, bijvoorbeeld met ingang van het schooljaar 2019/2020 (1 augustus 2019).
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 7 kunnen sociale partners een oplossing overeenkomen voor de periode tot aan inwerkingtreding van de wetswijziging en deze voorleggen aan mijn collega van SZW. In een brief van 15 maart 2018 aan sociale partners in de sector PO, heb ik hen gevraagd dit in overweging te nemen bij de lopende onderhandelingen over een nieuwe cao.7
Deelt u de mening dat, gezien het grote dreigende tekort aan leraren, het niet wenselijk is om te lang te wachten met de beoogde wijzigingen in de ketenbepaling Wet werk en zekerheid voor het primair onderwijs? Bent u bereid samen met uw collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit punt voortvarend op te pakken? Welke mogelijkheden ziet u daartoe?
Zie antwoord vraag 9.