De blootstelling aan Chroom-6 bij de Koninklijke Marine |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de leverancier van de boten een garantie heeft afgegeven dat de boten vrij van Chroom-6 waren? Indien zo’n garantie is afgegeven en er toch Chroom-6 is aangetroffen, wat betekent dit dan? Welke consequentie wordt daaraan verbonden?
Ja, de leverancier heeft bij de offerte verklaard dat er geen kankerverwekkende stoffen toegepast zullen worden. Chroom-6 is een kankerverwekkende stof. Defensie heeft in 2009 aan de leverancier een opdracht verstrekt om Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC) vaartuigen te leveren die vrij zijn van kankerverwekkende stoffen.
Op dit moment wordt onderzocht welke onderdelen met chroom-6 zijn behandeld. Op het moment dat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn én blijkt dat er inderdaad sprake is van behandeling met chroom-6, zullen we uiteraard nadere maatregelen treffen bij onderhoud aan de FRISC-vaartuigen. Voorts zal ik in een dergelijke situatie de leverancier aansprakelijk stellen voor geleden of in de toekomst mogelijkerwijs nog te lijden schade.
Bent u bereid bij de aankoop van materieel contractueel vast te leggen dat deze geen chroom-6 houdende verf mag bevatten en dat bij het onderhoud ervan Chroom-6 houdende verf benodigd is? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat gebeurt al. Bij de verwerving van materieel hanteert Defensie een lijst van verboden en beperkt toepasbare stoffen (sinds 2014 bekend als List Banned and Restricted Substances). Bij marktverkenningen voor de verwerving van materieel worden producenten/leveranciers geïnformeerd over de restricties voor het toepassen van stoffen om milieubelasting en blootstelling aan gevaarlijke stoffen te reduceren.
Ten aanzien van chroom-6 wordt bij verwerving van materieel (met uitzondering van luchtvaartuigen), vermeld: «De wetgever staat niet toe dat nieuw aan te schaffen militaire landvoertuigen, schepen en gronduitrusting zijn voorzien van een corrosiewerend coatingsysteem, welke chroom-6 verbindingen bevatten».
Ten aanzien van chroom-6 wordt het volgende bij verwerving van luchtvaartuigen vermeld: «De wetgever staat niet toe dat een coatingsysteem welke chroom-6 bevat op die vliegtuigdelen wordt aangebracht, waarvoor de Original Equipment Manufacturer (OEM) een chroom-6 vrij coatingsysteem heeft gecertificeerd. Indien een chroom-6 houdend coatingsysteem wordt toegepast, moet het gehalte aan chroom-6 verbindingen zo laag zijn als technisch verantwoord is».
Defensie staat het toepassen van chroom-6 houdende verf dus in de regel niet toe; er zijn vaak alternatieven beschikbaar. Op het moment dat deze alternatieven voorhanden zijn, is er geen noodzaak meer aanwezig om chroom-6 houdende verf tijdens onderhoud van materieel aan te brengen. Echter, een beperkt aantal gevallen (vaak luchtvaart gerelateerd) is ook bij onderhoud toepassing van chroom-6 houdende verf noodzakelijk.
Bent u bekend met het bericht «State Department Silent on MH17 Anniversary Following Trump-Putin Firestorm»?1
Ja.
Kunt u aangeven of en in hoeverre het onderzoek naar de daders van MH17 aan de orde is gekomen tijdens de top tussen de Amerikaanse president Trump en Russische president Poetin in Helsinki van 16 juli jl.?
Het ministerie heeft een verslag op hoofdlijnen ontvangen. Zoals de Kamer bekend kunnen op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan over door bondgenoten vertrouwelijk gedeelde informatie.
Heeft het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een verslag van de ontmoeting in Helsinki ontvangen van onze Amerikaanse bondgenoten? Zo ja, kunt u dit verslag op korte termijn delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u het feit dat het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken de verklaring over de ramp met MH17 zou hebben ingetrokken dan wel afgezwakt?2 Kunt u aangeven hoe dit bericht zich verhoudt tot de heldere verklaring van de G7-landen van 15 juli jl?3
Er bestaat geen enkele twijfel over de steun van de VS voor de inzet van het kabinet. De Verenigde Staten steunt de inspanning om waarheidsvinding en gerechtigheid te bewerkstellingen ten aanzien van MH17 volledig.
De VS heeft op 18 juli verklaard, bij monde van de woordvoerder van Secretary of State Pompeo dat er geen verandering is in het standpunt van de VS met betrekking tot MH17.
De Verenigde Staten hebben op zowel 24 als 25 mei jl. twee verklaringen afgegeven waarin ze de conclusies van het JIT volledig onderschrijven én de stap van Nederland en Australië om Rusland aansprakelijk te stellen ten zeerste ondersteunen. Daarna heeft de VS als lid van de G7 een verklaring afgegeven op 16 juli waarin de G7 Rusland oproept om onmiddellijk in goed vertrouwen te engageren met Nederland en Australië ten einde de schendingen van het internationaal recht te beantwoorden. Deze oproep is herhaald door de VS na afloop van de bilaterale ontmoeting met Australië op 24 juli jl.
Kunt u aangeven of deze berichten een verandering duiden in de Amerikaanse houding ten aanzien van haar steun voor het JIT?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waardeert u de uitspraken van de Amerikaanse ambassadeur Pete Hoekstra van 5 juni jl. dat Nederland zich agressiever moet opstellen ten opzichte van Rusland in het MH17-dossier na de mogelijke intrekking van de Amerikaanse verklaring over de ramp met MH17? In hoeverre verhouden de woorden van ambassadeur Pete Hoekstra dat Nederland de Russen verantwoordelijk moet houden, zich met de eerder genoemde verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ontmoeting in Helsinki?4
Het kabinet heeft op 25 mei jl. besloten om Rusland aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in het neerhalen van MH17. Het wacht het antwoord van Rusland af en loopt niet vooruit op mogelijke volgende stappen. Zoals gesteld in antwoord op vraag 4 en 5 kan Nederland daarbij rekenen op volledige steun van de VS.
Kunt u een appreciatie geven over de uitspraken van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken waarbij Rusland het onderzoek naar het neerhalen van MH17 schandalig noemt?5
De ongefundeerde kritiek van Rusland is bekend en is de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden, waaronder de speciale zitting van de VN Veiligheidsraad op 29 mei jl., weersproken.
Het bericht ‘AirBridgeCargo verkiest Luik boven Schiphol als Europese hub’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten: AirBridgeCargo verkiest Luik boven Schiphol als Europese hub1, AirBridgeCargo kiest Luik als alternatief voor Schiphol2, en Deal tussen KLM en AirBridgeCargo redt honderd banen op Schiphol?3
Ja.
Wat vindt u ervan dat het bedrijf Volga-Dnepr Group met haar dochters AirbridgeCargo en CargoLogicAir voortaan circa dertig vluchten per week zal gaan uitvoeren vanaf de Belgische luchthaven en niet meer vanaf Schiphol?
AirBridgeCargo heeft Luik weliswaar verkozen als luchthaven waar zij een Europese hub wil opzetten, maar heeft mij bevestigd daarnaast via Schiphol te blijven opereren.
Welke bedrijven die actief zijn in de luchtvracht verplaatsen hun activiteiten of hebben hun activiteiten al eerder verplaatst naar het buitenland? Welke nadelen leverde dit op? Wat betekent dit voor ondernemers die mogelijk geen gebruik meer kunnen maken van luchtvracht vanuit Nederland? Is te becijferen welke schade dit oplevert?
Enkele vrachtmaatschappijen hebben hun operaties gedeeltelijk verplaatst naar andere luchthavens omdat zij het vorige IATA winterseizoen (2017/2018) minder slots op Schiphol hebben kunnen krijgen dan waarom zij verzocht hadden.
Dit levert onzekerheid op voor de vrachtsector op Schiphol, maar het is op dit moment niet mogelijk om de potentiële schade op betrouwbare wijze te becijferen. Om hier meer inzicht in te verkrijgen ben ik van plan om nader onderzoek te verrichten naar het belang en de economische bijdrage van luchtvracht voor Nederland.
Welke invloed heeft het slot op Schiphol met de capaciteitsbeperking tot 500.000 vliegbewegingen dan wel het onvoldoende beschikbaar hebben van voldoende slots voor luchtvracht? Klopt het dat Luik profiteert van schaarste aan start- en landingsrechten (of slots) op Schiphol? Geldt dat ook voor Brussel of elders?
Als resultaat van een zorgvuldige afweging van belangen is er een capaciteitsbeperking afgesproken van 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020.
De toenemende vraag naar slots op Schiphol heeft inderdaad gevolgen voor met name vrachtmaatschappijen die in het verleden geen historische rechten op slots hebben opgebouwd. Sinds het IATA Winterseizoen (2017/18) hebben enkele vrachtmaatschappijen hun operaties gedeeltelijk verplaatst naar andere luchthavens zoals Luik of Brussel, omdat zij niet alle slots op Schiphol konden verkrijgen waarom ze verzocht hadden.
Wat is ondernomen, door wie en wat heeft u gedaan om dergelijke luchtvrachtactiviteiten op Schiphol te behouden?
Ik onderken het belang van de luchtvrachtsector voor de Nederlandse economie en realiseer me dat de schaarse capaciteit op Schiphol tot gevolg heeft dat verschillende vrachtmaatschappijen niet alle slots kunnen verkrijgen waarom zij verzoeken. Daarom onderzoek ik, binnen de kaders van de EU slotverordening, in samenspraak met de luchthaven Schiphol, de slotcoördinator ACNL en de sector de mogelijkheden om de beschikbare capaciteit van Schiphol optimaal vast te stellen en te verdelen.
In oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger in het belang van de vrachtsector de luchthaven Schiphol verzocht om tot een gedragen voorstel voor een lokaal richtsnoer voor slotsverdeling te komen. Het Coordination Committee Netherlands (CCN) heeft mij daarop in februari een lokaal richtsnoer ter goedkeuring voorgelegd. Zoals ik uw Kamer per brief van 15 juni heb meegedeeld (Kamerstuk 29 655, nr. 329) heb ik dat lokaal richtsnoer niet kunnen goedkeuren omdat er met invoering een risico zou kunnen ontstaan van overschrijding van het afgesproken jaarlijkse maximum van 500.000 vliegbewegingen tot en met 2020. Daarbij heb ik aangegeven welwillend tegenover een aangepast voorstel voor een lokaal richtsnoer van het CCN te staan.
Wanneer ontvangt de Kamer de gecorrigeerde local rule en wanneer komt er eindelijk zicht op voldoende ruimte voor luchtvracht?
Zoals ik in antwoord op vraag 5 heb aangegeven, heb ik eerder een voorstel voor een lokaal richtsnoer (local rule) voor de luchthaven Schiphol ten behoeve van de vrachtsector moeten afkeuren vanwege het risico van overschrijding van het afgesproken maximum van 500.000 bewegingen bij toepassing van het lokaal richtsnoer.
Ik heb vernomen dat een werkgroep van het CCN eind juli bijeengekomen is om het lokaal richtsnoer zodanig aan te passen dat dit risico wordt weggenomen.
Als deze aangepaste versie van het lokaal richtsnoer door het CCN wordt aanvaard en aan mij ter goedkeuring wordt voorgelegd, kan ik overgaan tot toetsing ervan.
Ik wacht de uitkomst van dat proces met belangstelling af.
Is er nu zicht op eventueel verlies van banen, tegen de achtergrond dat in november 2017 door het dreigende vertrek van AirBridgeCargo een ontslag van ruim honderd banen bij vrachtafhandelaar Menzies voorkomen werd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel banen gaat het? Wat is de rol van de vakbonden hierin?
Ik heb op dit moment geen indicaties van mogelijk verlies van banen in de vrachtsector.
Hoe rijmt u banen- en connectiviteitsverlies met de tekst uit het regeerakkoord over «een goede luchthaven Schiphol, <...> is belangrijk voor de Nederlandse economie en onze aantrekkingskracht als vestigingsplaats»?
Zoals ik in antwoord op vraag 7 heb aangegeven, heb ik op dit moment geen indicaties van mogelijk banenverlies in de vrachtsector. Zoals ook in het regeerakkoord is aangegeven zijn er uitdagingen die we gezamenlijk zullen moeten oppakken, waarbij de sector door de inzet van slimmere en schone vliegtuigen ruimte kan creëren voor de groei van het aantal vluchten.
Bent u van mening dat luchtvracht essentieel onderdeel is van de faciliteiten die Schiphol te bieden heeft en dat beperking daarvan schade aan onze economie kan berokkenen? Wat is uw visie op luchtvracht vanaf Schiphol in het algemeen? Welke rol speelt luchtvracht in relatie ander mainportgebonden luchtverkeer, zoals transferspassagiers, intercontinentale of zakelijke bestemmingen?
Ik onderken het economisch en maatschappelijk belang van de luchtvracht en aanverwante activiteiten voor de positie van Schiphol. Luchtvracht levert een bijdrage aan de netwerkkwaliteit van Schiphol en aan het rendabel maken van haar internationale verbindingen, omdat vracht zowel in vrachttoestellen als in de buik van passagierstoestellen kan worden vervoerd. Hiermee versterken het internationale passagiers- en vrachtvervoer elkaar en levert het luchtvrachtvervoer een belangrijke bijdrage aan het internationale netwerk van bestemmingen dat op Schiphol beschikbaar is.
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, ben ik van plan nader onderzoek te verrichten naar de economische bijdrage van luchtvracht voor Nederland. Mede op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wil ik mijn luchtvrachtbeleid in de nieuwe Luchtvaartnota waar nodig herijken.
In hoeverre kan Maastricht Aachen Airport een alternatief zijn om banen in ieder geval binnen Nederlands grondgebied te behouden?
Zoals in antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Dijkstra over Maastricht Aachen Airport (MAA) is aangegeven (Aanhangsel van de handelingen nummer 622, vergaderjaar 2017–2018) is MAA in de discussie over de slotschaarste voor vracht op Schiphol nadrukkelijk genoemd als mogelijk alternatief voor een deel van de vracht op Schiphol.
Ik heb ACN, Evofenedex en verschillende vrachtmaatschappijen eerder ook opgeroepen om de luchthaven van Maastricht als serieus alternatief voor Schiphol te overwegen. Dat heeft ertoe geleid dat de luchthaven in samenspraak met de luchtvrachtsector heeft verkend in hoeverre zij een oplossing kan bieden om de vrachtmarkt voor Nederland te behouden en waar mogelijk te versterken binnen de groeiruimte die MAA nog heeft op basis van de huidige gebruiksvergunning. Hieruit is gebleken dat de beschikbaarheid van een baan van 2.750 meter essentieel is om iets in deze kwestie te kunnen betekenen. Dat is ook één van de overwegingen geweest om het gebruik van de volledig beschikbare baanlengte van 2.750 meter voor startend vrachtverkeer op MAA vanaf eind 2017 toe te staan. De luchthaven is hiermee aantrekkelijker geworden voor de luchtvrachtsector, omdat vrachtvliegtuigen daarmee een grotere non-stop afstand kunnen afleggen en meer vracht kunnen meenemen.
Daartegenover staat wel dat MAA – in tegenstelling tot Schiphol – in de nacht gesloten is. Uiteindelijk is het aan de luchtvaartmaatschappijen om een afweging te maken op welke luchthaven zij willen opereren.
Het bericht dat tabaksfabrikanten festivaljongeren voor zich blijven winnen |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat ondanks kritiek, tabaksfabrikanten festivaljongeren voor zich blijven winnen?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte is van de genoemde schending van de sponsoringsregels, maar niet ingrijpt wegens andere prioriteiten? Zo ja, wat maakt die andere prioriteiten van groter belang dan de gezondheid van jongeren?
De Tabaks- en rookwarenwet verbiedt reclame en sponsoring voor tabaksproducten en aanverwante producten. Vorig jaar heeft de NVWA onderzoek gedaan naar reclame en sponsoring bij studentenverenigingen. De NVWA stuitte daarbij op verboden contracten en deelde 9 boetes uit. Op dit moment doet de NVWA onderzoek naar reclame en sponsoring op festivals. De NVWA beoordeelt per geval of er sprake is van verboden sponsoring of reclame en neemt maatregelen als blijkt dat het verbod op reclame en sponsoring wordt overtreden.
Handhaving van het verbod op reclame en sponsoring bij studentenverenigingen, op festivals of in andere risicovolle settings past al binnen de prioriteiten van de NVWA. In het jaarplan voor 2018 is namelijk opgenomen dat de NVWA prioriteit zal geven aan het toezicht op verboden reclame en sponsoring voor tabak2. Ik zal op deze handhavingsactiviteiten terugkomen in mijn jaarlijkse brief met handhavingscijfers.
Bent u bereid een verkoopverbod voor sigaretten te overwegen tijdens festivals die met name door jongeren bezocht worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De NVWA constateert dat naleving van het rookverbod bij evenementen aandacht behoeft. Steeds meer evenementen besluiten zelf om geen sigaretten meer te verkopen. Het staken van de verkoop van tabaksproducten kan voor evenementen één van de maatregelen zijn waarmee zij zelf de naleving kunnen verbeteren. Ik wil verkennen met de sector of zij bereid zijn om vrijwillig af te zien van de
verkoop van sigaretten, met name als het om festivals gaat waar kinderen onder de 18 jaar komen. Een verkoopverbod voor tabaksproducten of aanverwante producten bij evenementen is op dit moment niet aan de orde.
Bent u bereid de NVWA op te dragen alsnog handhavend op te treden op grond van de geconstateerde overtredingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de geconstateerde sponsoring zich tot het EU-reclameverbod op tabak tijdens grote evenementen?
In de Tabaks- en rookwarenwet is een reclame- en sponsoringverbod opgenomen, deels gebaseerd op de Europese richtlijn 2003/33/EG. Reclame en sponsoring van tabaksproducten is in Nederland sinds 7 november 2002 grotendeels verboden. Reclame is onder voorwaarden bijvoorbeeld toegestaan in tabaksspeciaalzaken. Op grote evenementen is noch reclame noch sponsoring toegestaan.
Kunt u bevestigen dat u in uw brief aan de Tweede Kamer van 18 juli jl. schrijft de aanstoot te betreuren die u heeft gegeven door de uitspraken? Klopt het dat u slechts de ophef betreurt en niet de bewoordingen?1
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 juli jl. (Kamerstuk 34 775-V, nr. 89) heb ik geschreven dat mijn inbreng tijdens de besloten bijeenkomst Touch Dutch Base deels erop gericht was te prikkelen. Om dat doel te bereiken heb ik de scherpte van de discussie opgezocht en illustraties en bewoordingen gebruikt die niet alleen ongelukkig maar ook onzorgvuldig zijn. Dat had ik niet moeten doen, zeker niet in mijn rol als Minister van Buitenlandse Zaken. Dit spijt mij.
Staat u nog altijd achter de inhoud van uw uitspraken, los van of u tevreden bent met de maatvoering van uw bewoordingen en de effecten van uw bewoordingen?
Zoals in mijn brief van 18 juli jl. en hierboven aangegeven heb ik mijn uitspraken deels gedaan om te prikkelen en de discussie tijdens de besloten bijeenkomst te voeden. Teneinde een compleet beeld te geven van de uitspraken tijdens deze bijeenkomst, is het gehele transcript als bijlage toegevoegd2. Aangezien het een transcript betreft van een besloten bijeenkomst, zijn de namen van de vragenstellers weggelaten. Ik ben de discussie aangegaan tegen de achtergrond van mijn motivatie om als Minister van Buitenlandse Zaken, samen met het ministerie en de ambassades wereldwijd, het hoofd te bieden aan serieuze onderliggende maatschappelijke vragen en internationale uitdagingen.
Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat mijn inzet als Minister van Buitenlandse Zaken ten volste gericht is en zal blijven op multilateralisme, juist in het Nederlands belang. In die context heb ik tijdens de bijeenkomst ook gesproken over de grote veranderingen die zich voordoen in de wereld en het door mensen ervaren van een verlies aan zekerheden dat daarmee gepaard gaat. Ik doelde met mijn uitspraken over de multiculturele samenleving bijvoorbeeld op spanningen die in de samenleving (kunnen) ontstaan wanneer sprake is van een grote en/of ongecontroleerde komst van irreguliere migranten en op de zorgen die dat geeft bij mensen in diezelfde samenleving. Zo heb ik gezegd dat we ook goed naar die mensen moeten luisteren en hun zorgen – waar die terecht zijn – serieus moeten nemen. Ik heb daaraan toegevoegd dat ik vind dat Nederland een humaan asielbeleid moet blijven voeren en dus open moet zijn en blijven voor die mensen die op de vlucht zijn en daadwerkelijk hulp nodig hebben, maar tegelijkertijd selectief en helder moet zijn naar diegenen die niet binnen die categorie vallen.
Mijn uitspraak over dat het waarschijnlijk in onze genen zou zitten om in een overzichtelijke groep te leven en we daardoor niet goed in staat zijn binding aan te gaan met ons onbekende mensen had ik niet moeten doen. Mijn woorden zijn op geen enkele manier bedoeld als vrijbrief voor racisme of uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. Het in goede banen leiden van de komst van nieuwkomers en hun voorspoedige integratie in de Nederlandse samenleving is een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid. Ik onderschrijf dat beleid volledig.
Ten aanzien van mijn uitspraken over burden sharing heb ik getracht te wijzen op de gevoeligheden die spelen bij het proces om te komen tot een solidair asielbeleid binnen de EU, waarbij lidstaten elkaar onderling steunen, bijvoorbeeld door middel van een herverdelingsmechanisme. Binnen dit vraagstuk hebben lidstaten uiteenlopende belangen en verschillende ideeën over de gewenste uitkomst van dit proces. Ook hierbij heb ik voorbeelden en bewoordingen gebruikt die ik zorgvuldiger had moeten kiezen en formuleren. Dat heb ik ook erkend in de contacten die ik naar aanleiding van mijn uitspraken heb gehad met mijn Poolse en Tsjechische ambtsgenoten. Ondanks de bestaande gevoeligheden en obstakels blijft het kabinet vertrouwen hebben in de onderhandelingen en zal onverminderd worden ingezet op een solidair asielbeleid binnen de EU. Nederland verwelkomt in dat kader ook het Commissievoorstel – voor de volgende Meerjarig Financieel Kaderperiode – om een sterkere koppeling te maken tussen aan de ene kant de opname en integratie van asielgerechtigde migranten en aan de andere kant de toekenning van structuurfondsen.
Zijn er uitspraken waar u niet achter staat? Vindt u bijvoorbeeld echt dat «waarschijnlijk ergens diep in onze genen we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen»? Zo ja, over welke uitspraken gaat het dan concreet en bent u ook bereid deze onverkort terug te nemen? Zo nee, waarom niet?
Hierbij verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat het op deze manier onderscheid maken tussen verschillende groepen in de samenleving slecht is voor Nederland en op geen enkele manier door de beugel kan?
Mijn woorden waren op geen enkele manier bedoeld als vrijbrief voor racisme of uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. Ik heb in mijn uitspraken dan ook op geen enkele wijze onderscheid willen maken tussen verschillende groepen binnen de Nederlandse samenleving.
Heeft u in andere, al dan niet besloten, (inter)nationale gremia soortgelijke uitspraken gedaan? Zo ja, op welke momenten?
In mijn rol als Minister van Buitenlandse Zaken heb ik niet eerder soortgelijke uitspraken gedaan in (inter)nationale gremia.
Kunt u de vraag die u bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebt uitgezet over vreedzame multiculturele samenlevingen met de Kamer delen? Kunt u eveneens het antwoord met de Kamer delen?
Een dergelijke vraag is niet formeel in het ministerie uitgezet, wel heb ik deze vraag sinds mijn aantreden een enkele keer in het kader van interne discussies opgeworpen. Dit heeft niet geresulteerd in een specifiek antwoord.
Zijn er contacten geweest met vertegenwoordigers van regeringen van andere landen over uw uitspraken? Zo ja, met welke vertegenwoordigers en waar bestonden deze contacten uit?
Ik heb contact gezocht met de premiers van de Caribische landen van ons Koninkrijk alsook met de Minister van Buitenlandse Zaken van Suriname. Ook heb ik contact gezocht met andere landen die zich gekwetst hadden kunnen voelen door mijn uitspraken.
Kunt u zich voorstellen dat landen als Singapore, Suriname, Tsjechië en Polen schrikken van uw uitspraken? Wat gaat u doen om de schade als gevolg van uw uitspraken te beperken?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zou u ervan vinden als buitenlandse bewindspersonen vergelijkbare teksten over Nederland hadden geuit? Had u dan verzocht om rectificatie?
Het kabinet zou per specifiek geval een eigen afweging maken hoe te reageren. Het is mijns inziens niet zinvol om verder te speculeren over een dergelijk hypothetisch voorbeeld.
Kunt u bevestigen dat u in uw brief van 18 juli jl. aan de Kamer schrijft dat u zich in blijft zetten om tot een solidair asielbeleid te komen, waarbij lidstaten elkaar onderling steunen? Welke invloed denkt u dat uw uitspraken hebben op dat streven?2
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als Minister van Buitenlandse Zaken blijf ik mij – samen met mijn collega’s in het kabinet – volledig inzetten voor het uitvoeren van het regeerakkoord, waaronder een toekomstbestendig en goed functionerend Europees asielsysteem. Voor Nederland is het belangrijk dat daarbij de juiste balans wordt gevonden tussen solidariteit en verantwoordelijkheid.
Betaaltermijnen aan mkb’ers |
|
Martin Wörsdörfer (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Mkb’er wacht lager op betalingen»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Kunt u verklaren waarom uit het onderzoek van Betaalme.nu blijkt dat ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb'ers) gemiddeld langer moeten wachten op betalingen terwijl in de beantwoording van de vragen van de leden Wörsdörfer en Veldman2 juist gesteld wordt dat bedrijven hun facturen sneller betaald krijgen?
De beantwoording van de Kamervragen waar u aan refereert was gebaseerd op de monitor van Graydon (Barometer Betaalgedrag over 2017) die op dat moment de meest actuele informatie bevatte. Betaalme.nu heeft in het voorjaar van 2018 onder een beperkte groep mkb’ers navraag gedaan naar de betaaltermijnen. Tevens is inmiddels de Graydon Barometer Betaalgedrag over de eerste helft van 2018 uitgekomen die de meting van Betaalme.nu bevestigt. Beide onderzoeken hebben evenwel een beperktere scope dan de jaarrapportage en zijn daarom niet één op één vergelijkbaar. Voor het onderzoek van Betaalme.nu geldt dit in termen van doelgroep en voor de halfjaarrapportage van Graydon in termen van tijd en seizoenseffecten.
Deelt u de mening dat de strengere wetgeving juist een verbetering van betaalgedrag aan onder meer mkb’ers tot doel had?
Ja, die mening deel ik. Ik roep uw Kamer evenwel in herinnering dat in de reactie van de toenmalige Minister van Economische Zaken op het initiatiefwetsvoorstel van 19 februari 20163 reeds is aangegeven dat niet te garanderen is dat de wet dit positieve effect op betaaltermijnen ook daadwerkelijk zal hebben.
Bent u bereid de evaluatie van de wetgeving met het oog op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen die begin 2019 gepland staat al in het najaar van 2018 uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, het starten van een evaluatie eerder dan het geplande tijdstip van medio 2019 acht ik niet zinvol. De wetgeving bestaat uit twee componenten, waarvan de tweede pas op 1 juli 2018 in werking is getreden. Dit betreft de verplichte aanpassing tot maximaal 6 maanden van overeengekomen betaaltermijnen in lang lopende overeenkomsten tussen grote afnemers en kleinere aanbieders. In het MKB-actieplan heb ik echter reeds aangegeven dat ik met ondernemers in contact ben om tot het moment van evaluatie de markt te monitoren.
Wilt u bij de invulling van de evaluatie expliciet onderzoek doen naar eventuele aanvullende voorwaarden die afnemers mogelijk stellen aan mkb’ers voor een tijdige betaling? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik kan niet op voorhand beloven naar aanvullende voorwaarden te kijken. De betaaltermijn is een onderdeel van het contract tussen afnemer en toeleverancier dat een veelheid aan afspraken omvat. Deze afspraken zijn alleen te vinden in die privaatrechtelijke overeenkomst die tussen partijen gesloten wordt. Dit maakt deze informatie bijzonder moeilijk vindbaar en verifieerbaar. Te zijner tijd zal een afweging gemaakt moeten worden tussen het nut van deze gegevens en de kosten van zo’n onderzoek. Verder is de overeenkomst het resultaat van onderhandeling tussen partijen die weliswaar niet altijd gelijkwaardig zijn aan elkaar, maar wel beide hun akkoord geven. In die zin rust er ook een eigen verantwoordelijkheid op beide contractpartijen om niet in te stemmen met voorwaarden die (te) nadelig zijn.
Wilt u tevens in kaart brengen hoe de kaders voor betaaltermijnen zijn in ons omringende landen en daarbij bezien of sprake is van een gelijk speelveld op de Europese interne markt? Zo nee, waarom niet?
De regelgeving inzake betaaltermijnen is gebaseerd op de Richtlijn 2011/7/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand in handelstransacties. De Europese Commissie monitort de implementatie van de richtlijn en de ontwikkelingen met betrekking tot betaaltermijnen in de lidstaten en rapporteert hierover4.
Bij deze periodieke evaluaties worden ook best practices in de lidstaten betrokken. De rapportages van de Europese Commissie voorzien in de informatiebehoefte omtrent de stand van zaken van het beleid in omringende landen.
Wilt u, tot slot, ook ingaan op de risico’s van een trend van langere betaaltermijnen voor mkb’ers die concurreren met grote bedrijven die minder geraakt worden door langere betaaltermijnen?
Blijkens onderzoek van Betaalme.nu ervaren ondernemers op dit moment weinig hinder van lange betaaltermijnen. Dit hangt vermoedelijk samen met de lage rentestand en de gunstige economische omstandigheden. In principe is dit een goed moment, ook voor minder sterke leveranciers op de markt, om de betaaltermijnen die zij hun afnemers bieden wat in te korten. Aan de gemeten betaaltermijnen is (nog) niet zichtbaar dat ondernemers deze gelegenheid ook inderdaad aangrijpen. Risico’s ontstaan vooral wanneer de marktomstandigheden op enig moment verslechteren. Dan kunnen lange betaaltermijnen opnieuw leiden tot liquiditeitsproblemen bij het mkb.
De invloed van accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC (Big Four) op Europees niveau op belastingbeleid en belastingontwijking |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u reageren op het uitgebreide onderzoek van Corporate Europe Observatory (CEO) over de wijze waarop de vier grootste accountantskantoren (Deloitte, KPMG, EY en PwC) het beleid van de EU beïnvloeden?1
Het rapport van de Corporate Europe Observatory stelt in grote lijnen dat de accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC (aangeduid als de «Big Four») niet de mogelijkheid moeten hebben om onderzoeken te verrichten of adviezen uit te brengen voor de beleidsbepaling en besluitvorming van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) op het gebied van het bestrijden van belastingontwijking.
Het rapport schetst het beeld dat er een draaideur bestaat van mensen die in de belastingadviespraktijk werken en vervolgens bij de Commissie gaan werken of andersom. Het komt natuurlijk wel voor dat accountants of fiscalisten bij een van de genoemde kantoren een carrièreoverstap maken om bij de Commissie te gaan werken. De omgekeerde situatie is ook denkbaar. Dit geldt niet alleen voor medewerkers van grote kantoren, maar ook voor medewerkers van belastingdiensten en andere organisaties. Het fiscale werkveld is dynamisch en overstappen tussen adviespraktijk, beleid, wetgeving en wetenschap is mogelijk en gebeurt. Van belang is dat enkel het arbeidsverleden van een medewerker niets zegt over zijn integriteit, objectiviteit of onafhankelijkheid.
Ik vind het belangrijk dat bij de vormgeving van fiscaal beleid en bij de totstandkoming van fiscale wetgeving, zowel internationaal als nationaal, gesproken wordt met partijen die met het beleid en de wetgeving in de praktijk in aanraking komen, zoals adviseurs, bedrijfsleven, niet-gouvernementele organisaties en burgers en bij hen advies wordt ingewonnen, bij voorkeur door tussenkomst van overkoepelende organisaties. In Nederlandse fiscale wetsvoorstellen wordt in de paragraaf «Advies en consultatie» aangegeven voor welke maatregelen advies is ingewonnen of overleg heeft plaatsgevonden met externe organisaties. Waar dit het geval is, wordt dit toegelicht bij de toelichting van de desbetreffende maatregelen. Ook kunnen externe partijen geconsulteerd worden door middel van een internetconsultatie. Deelname aan een internetconsultatie geschiedt op vrijwillige basis en niet in opdracht van het Ministerie van Financiën. Van belang is dat geen enkele externe partij een doorslaggevende stem heeft bij de vormgeving van fiscaal beleid of bij de totstandkoming van fiscale wetgeving. Dat externe partijen opkomen voor een deelbelang is op zichzelf niet bezwaarlijk. Een dergelijk deelbelang hoeft niet overeen te komen met het algemeen belang (dat kan uiteraard wel). Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van het kabinet om een belangenafweging te maken op welke wijze het algemene belang het beste wordt gediend. De Eerste Kamer en de Tweede Kamer hebben altijd de mogelijkheid om het kabinet hierop aan te spreken en hebben in elk geval het laatste woord bij wetgeving.
Herkent u het beeld uit het onderzoek van CEO dat er een enorme draaideur bestaat van mensen die eerst belastingadvies geven aan multinationals namens een accountantskantoor om vervolgens als beleidsmaker bij de Europese Commissie te gaan werken (of andersom)? Bestaat deze draaideur in Nederland ook?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat de belastingadvieskantoren voor multinationals ook als adviseur worden ingehuurd door de Europese Commissie zelf, vaak via miljoenencontracten? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bij overheidsopdrachten volgt de Commissie de regels van de Financiële Verordening (Vo. (EU) 2015/1929 en uitvoeringsverordening Vo. (EU) 2015/2462). Die lijken sterk op de regels voor aanbestedingsprocedures zoals die gelden voor de lidstaten op basis van richtlijn 2014/24/EU en daarop gebaseerde nationale regelgeving. Deze procedures beogen zorgvuldigheid en transparantie te creëren. Om die transparantie te bevorderen worden opdrachten van de Commissie, net als aanbestedingen door de lidstaten, gepubliceerd op het Europese systeem Tenders Electronic Daily (TED). De uiteindelijke selectie van de meest geschikte partij in een concreet geval is aan de Commissie. Die selectie doet zij op basis van vooraf vastgestelde, openbare criteria. Belastingadvieskantoren worden niet per definitie uitgesloten van overheidsopdrachten op basis van het enkele feit dat ze ook voor partijen uit het bedrijfsleven werkzaam zijn. Als de Commissie van oordeel is dat er sprake is van conflicterende belangen kan zij, op basis van de voor haar geldende financiële verordening, de inschrijving terzijde leggen met als argument dat het kantoor niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt.
Erkent u dat er in grote mate sprake is van belangenconflicten omdat de vier grote accountantskantoren grote internationale ondernemingen adviseren over belastingconstructies en tegelijkertijd de Europese Commissie adviseren over belastingontwijking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat accountantskantoren die betrokken zijn bij (veel) fraudezaken of belastingontwijkingszaken noch invloed moeten kunnen kopen op beleidsvorming, noch als «experts» moeten worden erkend op de terreinen waarop zij een flinke scheve schaats rijden of hebben gereden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er kan nooit sprake zijn van het kopen van invloed op beleidsvorming. Een onderzoek of advies op een specifiek terrein door een kantoor dat op dat gebied een flinke scheve schaats heeft gereden dient naar mijn mening kritisch beoordeeld te worden.
Erkent u dat het, na Lux Leaks, Panama Papers, Paradise Papers en vele andere voorbeelden van belastingontduiking door multinationals, gewoon bekend is dat juist de vier grootste accountantskantoren tot op hun nek betrokken zijn bij belastingconstructies die het daglicht niet kunnen verdragen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De gepubliceerde documenten in de Lux Leaks, de Panama Papers, de Paradise Papers en andere onderzoeken bevestigen het belang dat het kabinet hecht aan de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking. Er is internationaal al een groot aantal maatregelen getroffen om belastingfraude en belastingontwijking tegen te gaan, onder meer in OESO-, VN- en EU-verband. In dit verband wijs ik op de recentelijk aangenomen richtlijn voor verplichte automatische uitwisseling van informatie op het gebied van belastingen ten aanzien van potentieel agressieve belastingstructuren (mandatory disclosure). Het doel van deze richtlijn is het verkrijgen van meer inzicht in grensoverschrijdende mogelijk agressieve belastingstructuren waarbij financiële tussenpersonen een belangrijke rol spelen. Op grond van deze richtlijn worden intermediairs, waaronder de genoemde kantoren, verplicht potentieel fiscaal agressieve belastingstructuren te melden bij de belastingdienst. Daarnaast stelt het kabinet maatregelen voor om belastingontduiking en belastingontwijking aan te pakken.4
Hoe kwalificeert u vervolgens de 10,5 miljoen euro die dit jaar is toegekend aan PwC, Deloitte en KPMG door the European Commission’s Directorate-General for Taxation and Customs Union voor studies over «verschillende belasting- en douanekwesties»? Wat gaat u eraan doen om dit soort opdrachten te weigeren?
Dit zijn opdrachten die via de reguliere aanbestedingsprocedures zijn verleend. Zoals bij het antwoord op de vragen 3 en 4 is uiteengezet, is het aan de Commissie om in een concreet geval op een transparante wijze de opdrachtnemer te selecteren dan wel te weigeren, op basis van vooraf vastgestelde criteria. De Commissie beschikt over juridische mogelijkheden om belangenverstrengeling bij dit soort opdrachten te voorkomen, zoals hierboven in antwoord op de vragen 3 en 4 is aangegeven.
Vindt u het antwoord van de Commissie: «De Commissie vraagt regelmatig om onderzoek van adviesbureaus over de hele wereld. Dit zijn slechts vier van de duizenden bedrijven die studies voor ons uitvoeren» ook ernstig naïef? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het antwoord van de Commissie moet in bredere context worden opgevat. De Commissie schakelt een groot aantal bedrijven in voor onderzoek en advies, zonder dat één of enkele van deze bedrijven een doorslaggevende stem heeft in de beleidsvorming van de Commissie. Ik ga ervan uit dat de Commissie de vier grote accountantskantoren op dezelfde wijze behandelt als andere bedrijven en organisaties.
Wat gaat u ondernemen om in Brussel duidelijk te maken dat het afgelopen moet zijn met de ernstige belangenverstrengeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment zie ik geen aanleiding om actie te ondernemen in Brussel. Ik vertrouw op de deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit van de Commissie en de procedures die belangenverstrengeling tegengaan en transparantie bevorderen. In dit verband wijs ik op het systeem voor financiële transparantie en het zogenoemde transparantieregister van de Europese Commissie en het Europese parlement dat een overzicht geeft van de activiteiten van belangenvertegenwoordigers die actief zijn in Brussel. Op belastinggebied heeft de Commissie haar uiterste best gedaan om ervoor te zorgen dat in het Platform for Tax Good Governance, waarin ontwikkelingen rond en maatregelen tegen belastingontduiking en belastingontduiking worden besproken, naast de EU-lidstaten zowel maatschappelijke organisaties als vertegenwoordigers van het bedrijfsleven participeren.
Kunt u een overzicht geven van de opdrachten die het Ministerie van Financiën verleend heeft aan de Big Four, de hiervoor genoemde kantoren, in de afgelopen acht jaar, alsmede van de gemaakte kosten voor die onderzoeken?
Voor zover ik heb kunnen achterhalen, heeft het Ministerie van Financiën in de afgelopen acht jaar geen betaalde opdrachten gegeven voor onderzoeken op fiscaal terrein aan Deloitte, PwC, Ernst&Young of KPMG. Er worden wel werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht door deze kantoren op andere terreinen. Het gaat dan bijvoorbeeld om werkzaamheden op het gebied van ICT, organisatie inrichting of audits.
Het opheffen van de visumplicht voor Kosovo |
|
Sietse Fritsma (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Visumliberalisering: Commissie bevestigt dat Kosovo aan alle voorwaarden voldoet»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat Kosovo klaar is voor visumliberalisatie? Zo ja, wanneer wordt besluitvorming hierover verwacht en bent u van plan in te stemmen met het opheffen van de visumplicht voor 1.7 miljoen Kosovaren? Zo nee, hoe gaat u dit tegenhouden?
Het uitgangspunt van het kabinet ten aanzien van visumliberalisatievoorstellen is strikt en fair. Het kabinet ziet er nauwgezet op toe dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en blijven voldoen (zie BNC fiche van 10 juni 2016 betreffende de afschaffing van de visumplicht voor Kosovo (Kamerstuk 22 112, nr. 2152)). In het rapport van de Commissie op 18 juli jl. geeft de Commissie aan dat Kosovo aan alle voorwaarden in het stappenplan voor visumliberalisatie heeft voldaan. De Commissie heeft daarbij, mede op aandringen van Nederland, ook hernieuwd gekeken naar de benchmarks waaraan eerder was voldaan. Het kabinet zal dit rapport nauwgezet bestuderen alvorens een standpunt in te nemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Besluitvorming over Europees visumbeleid geschiedt volgens de gewone wetgevingsprocedure door het Europees parlement en de Raad (met gekwalificeerde meerderheid). Een eerste bespreking van het Commissierapport zal na de zomer plaatsvinden.
Hoe is het mogelijk dat hiervan sprake is nu bekend is dat het opheffen van de visumplicht voor Albanezen een ware misdaadgolf heeft opgeleverd die natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is?
Elk land wordt afzonderlijk beoordeeld m.b.t. het voldoen aan de gestelde criteria. Visumliberalisatie gaat vergezeld van een omvangrijk pakket aan voorwaarden en flankerende maatregelen die erop zijn gericht mogelijke negatieve effecten zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat is ook het geval op het thema openbare orde en veiligheid. Het kabinet acht het noodzakelijk dat vooraf helderheid en zekerheid bestaat ten aanzien van het volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumliberalisatie door Kosovo, waaronder die op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. Dit zal uiteraard worden meegewogen in de standpuntbepaling na bestudering van het rapport van de Europese Commissie door het kabinet.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de visumplicht, en het daarmee nog makkelijker maken om naar de EU te reizen, het stomste is wat je kunt doen gelet op alle terreur, massa-immigratie en islamisering die de open grenzen van de Europese Unie al over Nederland afroepen?
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend. Een land zal aan alle gestelde voorwaarden, inclusief die op het terrein van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde, moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan en zal dit ook na de afschaffing van de visumplicht moeten blijven doen. Mede op aandringen van Nederland ziet de Europese Commissie erop toe dat landen ook na afschaffen van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het Kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen, of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
Hoe beziet u het verschil tussen de leerkrachten in het basisonderwijs die er gemiddeld 8,5 procent op vooruitgaan en een bonus erbij krijgen van bijna een half maandsalaris en onderwijsondersteunend personeel dat slechts 2,5 procent extra loon krijgt en geen forse bonus?1
In de nieuwe cao is voor alle werknemers in het primair onderwijs in 2018 een algemene loonstijging van 2,5% afgesproken en een eenmalige uitkering van € 750 (op voltijdsbasis). Daarmee gaan alle werknemers, inclusief onderwijsondersteunend personeel, in de sector erop vooruit. Vanuit het Regeerakkoord wordt extra geïnvesteerd in verbetering van de lerarensalarissen.
Heeft deze ontwikkeling ermee te maken dat niemand aan de onderhandelingstafel voor de nieuwe CAO specifiek opkwam voor het personeel in de lagere salarisschalen in het basisonderwijs, zoals conciërges en klassenassistenten?
Het maken van cao-afspraken is een zaak van sociale partners in casu de PO-raad en de vakorganisaties, waarbij de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. Vakorganisaties vertegenwoordigen de belangen alle de werknemers in de cao-onderhandelingen, ook van conciërges en klassenassistenten.
Sociale partners hebben in deze cao een loonstijging van 2,5% afgesproken en een eenmalige uitkering van € 750 (op voltijdsbasis). Deze loonstijging geldt voor alle werknemers dus ook voor conciërges en klassenassistenten.
Welke gevolgen vallen op termijn te verwachten voor de beschikbaarheid van dit onderwijsondersteunend personeel?
Er zijn mij geen signalen bekend dat er een tekort is aan onderwijsondersteunend personeel.
Dreigen de goede voornemens om de werkdruk voor leerkrachten in het basisonderwijs te verminderen op termijn teniet te worden gedaan, doordat leerkrachten noodgedwongen meer taken zullen overnemen die normaliter door onderwijsondersteunend personeel worden gedaan? Zo nee, op welke gronden sluit u dit risico uit? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Met het werkdrukakkoord is € 237 miljoen beschikbaar gekomen om de werkdruk aan te pakken. Dit loopt op tot € 430 miljoen. De teams op scholen mogen zelf bepalen hoe zij dit geld willen inzetten. Een voorbeeld is het werven van extra ondersteunend personeel. Zo had bijna de helft van alle scholen een vacature voor onderwijsondersteunend personeel in de klas en 20 procent had een vacature van andersoortig ondersteunend personeel. Van deze vacatures was op 19 juli al driekwart vervuld.2
Het bericht ‘Te weinig nieuwe wapenstokken voor politie.’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Te weinig nieuwe wapenstokken voor politie?1
Ja.
Klopt dit bericht en zo ja, wat is er misgegaan bij de aanbesteding?
De levering van de uitschuifbare wapenstokken verloopt gefaseerd en conform planning en afspraak met de fabrikant. De eerste levering vond plaats in maart 2018 en de laatste levering van de uitschuifbare wapenstokken wordt verwacht in december 2018. De omscholingsplanning is afgestemd op de hoeveelheid stokken die iedere maand kunnen worden geleverd. In sommige eenheden verloopt de omscholing echter sneller dan gepland waardoor er een tijdelijk tekort aan stokken kan ontstaan. Een dergelijke tekort in een eenheid wordt zoveel mogelijk opgelost door de beschikbare hoeveelheid uitschuifbare wapenstokken met draagmiddelen zo eerlijk mogelijk tussen de eenheden te verdelen. Politieambtenaren die de opleiding hebben afgerond kunnen op een later moment hun oude wapenstok omruilen voor de uitschuifbare wapenstok indien in hun eenheid een tijdelijk tekort is. De wapenkamerbeheerder zorgt er daarnaast voor dat er voldoende uitschuifbare wapenstokken en draagmiddelen beschikbaar blijven zodat de opleidingen gewoon door kunnen blijven gaan.
Deelt u de mening dat dit ontzettend knullig is en demotiverend voor agenten die de vereiste cursus hebben gevolgd, maar vervolgens weer met de oude wapenstok de straat op moeten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen teneinde ervoor te zorgen dat aan de agenten zo snel mogelijk alsnog de nieuwe wapenstok ter beschikking wordt gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een garantie dat uiterlijk eind augustus 2018 voldoende nieuwe wapenstokken zijn geleverd? Zo nee, wat gaat u doen teneinde dit op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Moeten agenten, die de cursus hebben afgerond, deze cursus bij levering van de nieuwe wapenstok opnieuw volgen?
Nee, het gaat om een eenmalige opleiding.
Het bericht ‘Chroom-6 verf aangetroffen op speedboten Koninklijke Marine’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Chroom-6 verf aangetroffen op speedboten Koninklijke Marine»?1
Ik wil voorop stellen dat ik geschrokken ben door het aantreffen van chroom-6 houdende verf op verschillende FRISC-vaartuigen2. Mijn zorgen gaan daarbij allereerst uit naar de medewerkers die werkzaamheden hebben verricht aan deze vaartuigen. De direct betrokken medewerkers zijn (tijdens een «alle hens») geïnformeerd door hun commandant en in de gelegenheid gesteld zich te laten registreren. Dat geeft hun in de toekomst de mogelijkheid aan te tonen onder welke omstandigheden ze in aanraking zijn geweest met chroom-6.
De chroom-6 houdende verf is aangetroffen op verschillende FRISC-vaartuigen van de Koninklijke Marine. De ontdekking is gedaan door oplettende onderhoudsmedewerkers die het chroom-6, met behulp van speciaal hiervoor bij Defensie ingevoerde detectiepennen, aantroffen in de conserveerlaag op een affuit van een FRISC. Bij verdere controle bleken meerdere onderdelen van verschillende FRISC’s chroom-6 te bevatten. De werkzaamheden zijn daarop stilgelegd en de werkplaatsen waar de FRISC’s worden onderhouden zijn preventief gesloten. Deze werkplaatsen zijn inmiddels industrieel gereinigd. Ook wordt onderzocht hoeveel, en in welke mate, FRISC-vaartuigen en reserveonderdelen zijn bewerkt met chroom-6 houdende verf. Het was namelijk niet bekend dat er chroom-6 houdende verf voor de FRISC-vaartuigen is gebruikt. Het is daarom niet uit te sluiten dat defensiepersoneel dat werkzaamheden heeft verricht aan de FRISC-vaartuigen in het verleden aan chroom-6 is blootgesteld. Defensiemedewerkers die denken in het verleden mogelijk te zijn blootgesteld aan chroom-6 door werkzaamheden aan de FRISC-vaartuigen kunnen dit laten opnemen in hun personeelsdossier. Daarnaast kunnen zij voor vragen terecht bij hun bedrijfsarts of arbofunctionaris en zich laten registreren bij het www.informatiepuntchroom6.nl.
Ondanks alle preventieve voorzorgmaatregelen, instructies, toezicht etc. kunnen onvoorziene incidenten met gevaarlijke stoffen optreden, bijvoorbeeld door een technisch defect of menselijk handelen. Daarvoor is in de regelgeving een «calamiteitenprocedure» opgenomen, zodat op de juiste wijze kan worden gehandeld als onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. Meestal betekent dit het stilleggen van de werkzaamheden, het uitvoeren van metingen, het reinigen van de werkplaatsen, het informeren van het personeel en het zo nodig aanpassen van werkinstructies. In geval van een calamiteit wordt deze incidentele blootstelling, zoals eerder vermeld, vastgelegd in het personeelsdossier.
Bent u verrast dat ook hier mensen zijn blootgesteld aan Chroom-6? Deelt u de opvatting dat dit nieuws medewerkers kan doen twijfelen aan hun veiligheid en gezondheid? Wat doet u hiermee?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u reeds contact gehad met medewerkers die mogelijk op schadelijke wijze in aanraking zijn gekomen met de betreffende Chroom-6 houdende boten? Zo nee, op welke termijn gaat u dit alsnog doen?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat de reeds met de vakbonden overeengekomen schaderegeling voor medewerkers die werkten met Chroom-6 ook voor deze mogelijk nieuwe groep slachtoffers gelden? Zo nee, waarom niet?
Nee, Deze regeling geldt momenteel alleen voor (oud-)medewerkers die op de Prepositioned Organizational Materiel Storage (POMS)-locaties hebben gewerkt, of hun nabestaanden. Het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van het werken met chroom-6 op de POMS-locaties is afgerond; het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op andere defensielocaties is in voorbereiding. De onderzoeksopzet en reikwijdte van dit onderzoek moet nog door de paritaire commissie worden vastgesteld.
(Oud-)medewerkers van andere defensielocaties kunnen, indien zij onverhoopt ziek zijn geworden, afhankelijk van de aandoening, functie en functieduur, mogelijk aanspraak maken op de sinds maart 2015 bestaande coulanceregeling. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek, kan mogelijk de Regeling uitkering chroom-6 Defensie worden aangepast. Daarnaast kunnen
(oud-)medewerkers die ziek zijn geworden door blootstelling aan chroom-6 altijd een letselschadeclaim indienen bij Defensie.
Bent u bereid het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) te verzoeken ook de in het artikel aangehaalde boten mee te nemen in hun lopende vervolgonderzoek naar Chroom-6? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM gaat voor Defensie nu ook andere locaties en werkplekken onderzoeken waarbij is gewerkt met chroom-6. Dit onderzoek is in voorbereiding. De onderzoeksopzet en reikwijdte van dit onderzoek zullen op basis van het advies van het RIVM door de paritaire commissie worden vastgesteld. Zodra de onderzoeksopzet en de tijdsplanning voor dit onderzoek door de paritaire commissie is vastgesteld zal ik uw Kamer hierover op de gebruikelijke manier informeren.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om breder onderzoek te doen naar Chroom-6 op en in materieel waar defensie mee werkt, wie daarmee in aanraking is geweest en wanneer? Zo ja, op welke termijn kunt u een dergelijk onderzoek starten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De tarieflijst Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) waarin ook de overlastvergoeding genoemd wordt |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de tarieflijst van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen over de overlastvergoeding van 250 euro «voor alle gedoe» bij schadeafwikkeling?1
Ja.
Klopt het dat het bij deze overlastvergoeding alleen om de schadegevallen na 31 maart 2017 gaat? Zo ja, hoe is dit dan geregeld voor de oude schades?
Ja, dit klopt. De overlastvergoeding is een compensatie voor de overlast van de schadeafhandelingsprocedure bij de TCMG die voortvloeit uit artikel 7, vierde lid van het Protocol en bijlage 2 van het Besluit Mijnbouwschade Groningen (hierna: het Besluit). De TCMG is op grond van het Besluit alleen bevoegd om te besluiten op aanvragen om vergoeding van schade en overlastvergoeding voor schadegevallen die zijn gemeld na 31 maart 2017. Schademeldingen die zijn gedaan vóór 31 maart 2017 («oude gevallen») worden niet afgewikkeld door de TCMG, maar door NAM. NAM heeft zich gecommitteerd aan een ruimhartige afhandeling van de betreffende meldingen conform de hiervoor ontwikkelde spelregels.2
Geldt deze regeling ook voor huurders? Kunt u uw antwoord toelichten?
De TCMG verkent op dit moment of en hoe aan deze regeling voor huurders invulling kan worden gegeven, waarbij onder andere juridische aspecten nader moeten worden bekeken. De TCMG verwacht hier op korte termijn duidelijkheid over te kunnen geven.
Kunt u bevestigen dat de overlastvergoeding geen gevolgen heeft voor overige vergoedingen uit de tarieflijst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De overlastvergoeding is enkel bedoeld als een vergoeding voor de overlast die de benadeelde ervaart als gevolg van het doorlopen van een procedure van schadeafhandeling bij de TCMG. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan mensen die over de vloer komen. De TCMG laat weten dat de toekenning van een overlastvergoeding geen gevolgen heeft voor toekenning van de overige vergoedingen die zijn vermeld in het overzicht.
Kunnen vergoedingen uit de tarieflijst tot gevolg hebben dat de Belastingdienst minder kindgebonden budget, zorg-, of huurtoeslag uitkeert en/of vermogensbelasting gaat heffen? Kan TCMG gedupeerden informeren hierover? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vergoedingen uit de tarieflijst zijn schadevergoedingen. Ik verwijs naar de beantwoording van vragen over dit onderwerp van 13 juli 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/18 nr. 2801) voor een technische duiding van de impact op de rendementsgrondslag. Het recht op schadevergoedingen en de ontvangen schadevergoedingen kunnen op 1 januari (de peildatum) deel uitmaken van de rendementsgrondslag van box 3. Als de schadevergoeding is uitbetaald, kan dat alleen het geval zijn indien en voor zover de ontvangen schadevergoeding nog niet is besteed. Effect op toeslagen is aan te merken als gevolgschade. Deze gevolgschade valt onder het Besluit Mijnbouwschade Groningen en wordt door de TCMG vergoed.
Klopt het dat iedereen individueel de overlastvergoeding moet aanvragen? Kunt u dat toelichten?
Ja. De vergoeding voor bijkomende kosten, waaronder ook de overlastvergoeding, moet door de aanvrager zelf of diens gemachtigde worden aangevraagd. Op grond van het Besluit kan de TCMG alleen op aanvraag beslissen over schadevergoeding.
Deelt u de opvatting dat deze vergoedingen voor overlast gevoelens van oneerlijkheid teweeg brengt bij de mensen met oude schades, indien zij niet in aanmerking komen voor een vergoeding? Zo nee, waarom niet?
De betreffende overlastvergoeding is een compensatie voor de overlast van de schadeafhandelingsprocedure bij de TCMG. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is het de verantwoordelijkheid van NAM om de oude schademeldingen te voorzien van een aanbod. NAM heeft zich daarbij gecommitteerd aan een ruimhartige afhandeling van de betreffende meldingen.
Overigens wil ik benadrukken dat de betreffende lijst van de TCMG een algemeen overzicht geeft van gehanteerde tarieven voor compensatie van bijkomende kosten – hierin wordt niet verwezen naar adres- of persoonsgegevens van bewoners in het aardbevingsgebied.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat ook mensen met oude schades in aanmerking komen voor overlastvergoedingen, zoals mensen op de lijst die de TCMG openbaar heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Utrecht voornemens is een vorderingsbesluit in te zetten om Basisschool De Klimroos te verplichten klaslokalen beschikbaar te stellen aan de nieuwe islamitische basisschool Al Arqam?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat met de komst van islamitische waarden die een islamitische school nu eenmaal met zich meebrengt het Nederlandse karakter en het Nederlandse pedagogische klimaat van openheid, vrijheid en respect voor vrouwen, seksueel anders geaarden en ongelovigen ernstig in gevaar komt en te allen tijde vermeden moet worden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De vrijheid van godsdienst is net als de vrijheid van onderwijs een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat. Tegelijkertijd is het uitdragen van de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat een taak van alle scholen. Dat geldt ook voor het bevorderen van onderlinge verbinding in de samenleving.
Deelt u onze verwachting dat het voortbestaan van openbare school De Klimroos in gevaar komt, omdat Nederlandse ouders hun kinderen in andere scholen zullen onderbrengen, daar zij terecht niet willen dat hun kinderen dagelijks geconfronteerd zullen worden met leerlingen die vanuit de islamitische ideologie worden opgevoed in afkeer van het Westen, van Nederland en in dit specifieke geval in afkeer van de Nederlandse kinderen die zij in het gebouw en op het schoolplein tegenkomen? Zo nee, waarom niet?
In de praktijk zijn er talloze voorbeelden van openbare en bijzondere scholen (van verschillende richtingen) die zonder problemen een schoolgebouw delen. Het is ook heel gebruikelijk dat een gemeente leegstaande ruimte binnen bestaande schoolgebouwen tijdelijk inzet voor een startende nieuwe school.
Bent u van mening dat de gemeente Utrecht, onder aanvoering van D66-wethouder Anke Klein, alle mogelijke scenario’s dient te verkennen alvorens de gemeente Utrecht overgaat tot de zwaarst mogelijke bestuurlijke dwangmaatregel, namelijk die van vordering? Zo nee, waarom niet?
De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen. Op basis van de (openbare) informatie2 van de gemeente Utrecht constateer ik dat de gemeente vanuit die verantwoordelijkheid diverse huisvestingsmogelijkheden heeft onderzocht.
Bent u bereid Basisschool De Klimroos te steunen in de ongelijke strijd tegen deze activistische wethouder en erop toe te zien dat zij geen klaslokalen beschikbaar hoeft te stellen aan de islamitische basisschool Al Arqam? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat de haatdragende en intolerante ideologie van onderwerping die de islam is, zich nestelt binnen de muren van Basisschool De Klimroos?
In Nederland staat het iedereen vrij om een school op te richten. Als is aangetoond dat er voldoende leerlingpotentieel is, dan is de gemeente verplicht om te voorzien in huisvesting. Het is heel gebruikelijk dat een gemeente leegstaande ruimte binnen bestaande schoolgebouwen tijdelijk inzet voor een startende nieuwe school. Naarmate het leerlingenaantal van de startende school groeit, wordt gezocht naar permanente huisvesting. Dit is ook het geval in Utrecht. De gemeente Utrecht geeft aan in gesprek te willen blijven met beide schoolbesturen om, waar nodig en mogelijk, het huidige gebouw aan te passen en om op termijn afspraken te maken over permanente huisvesting.
Het bericht dat Russische trollen ook actief zijn in Nederland |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat een leger van Russische trollen ook actief is in Nederland?1
Ja.
Wat is uw reactie op en duiding van dit nieuws?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging zeer kwalijk aangezien dit het politieke en maatschappelijke systeem kan ondergraven en raakt aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving.2
In samenwerking met betrokken departementen en diensten is daarom een aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging ontwikkeld. Daarnaast kunnen onderzoeken van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijdragen aan het in kaart brengen van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiermee worden de kwetsbaarheden en dreigingen voor Nederland inzichtelijk gemaakt, waarmee ook de weerbaarheid tegen ongewenste buitenlandse inmenging gericht versterkt kan worden. Tevens wordt de inzet van diplomatieke instrumenten overwogen, zoals het starten van een dialoog of het aanspreken van de landen die aanleiding geven tot zorg.
Een ander onderdeel van de aanpak is het gecoördineerd optreden bij (dreigende) incidenten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van verschillende instrumenten die variëren van monitoren tot het nemen van maatregelen ten behoeve van het handhaven van de openbare orde.
Gaat het hier om strafbare feiten? Zo nee, waarom niet?
Of er sprake is van een strafbaar feit hangt af van de inhoud van de berichten. Het kan om uitingsdelicten gaan waarbij naast de inhoud van het bericht tevens de omstandigheden waarin de uitingen worden gedaan relevant zijn bij de beoordeling van de strafbaarheid. Uiteraard geldt in alle gevallen dat de beoordeling of een concrete uitlating en context het vermoeden van een strafbaar feit oplevert en vervolgd gaat worden, voorbehouden is aan het OM.
Deelt u de mening dat buitenlandse beïnvloeding van de publieke opinie schadelijk is voor het functioneren van onze democratie en onze rechtsstaat? Zo ja, bent u bereid in overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) een actieplan op te stellen om deze schade aan onze democratie en rechtsstaat tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met Twitter en Facebook om tafel te gaan om de heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie via sociale platforms nog veel actiever tegen te gaan?
Er worden geregeld gesprekken gevoerd met de grote IT-ondernemingen, waaronder Twitter en Facebook over diverse onderwerpen. Onderwerp van deze gesprekken is onder andere welke maatregelen door deze bedrijven vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid getroffen kunnen worden om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan en waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de vrijheid van meningsuiting en andere fundamentele vrijheden. Daarnaast wordt besproken welke stappen de grote IT-ondernemingen zetten in het kader van de Europese aanpak van desinformatie. Het kabinet verwelkomt de vrijwillige deelname van beide bedrijven aan het Multi-stakeholder forum on online disinformation dat op verzoek van de Europese Commissie een Gedragscode opstelt voor bedrijven om de verspreiding van online desinformatie tegen te gaan.3 Uiteraard zal het kabinet met deze partijen in gesprek blijven.
Bent u bereid dit in EU-verband aan te kaarten vanwege de manipulatie van semistatelijke actoren?
Het onderwerp online desinformatie, inclusief verspreiding door of in opdracht van statelijke actoren staat vanwege het grensoverschrijdende karakter nadrukkelijk op de agenda van de EU. Nederland kan de bespreking van deze problematiek in Europees verband dan ook ondersteunen en agendeert in dit verband dergelijke ongewenste activiteiten actief bij de relevante Europese expertgroepen en werkgroepen binnen de Raad. Nederland vraagt daarbij ook steeds nadrukkelijk aandacht voor het waarborgen van Europese waarden, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, bij het inrichten van de aanpak tegen desinformatie.4
Eind april 2018 heeft de Commissie de Mededeling: Bestrijding online desinformatie – een Europese aanpak over dit onderwerp gepubliceerd en het kabinet heeft middels het BNC fiche een reactie op de Mededeling geformuleerd.5
De uitspraken van minister Blok over de multiculturele samenleving |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de volgende uitspraken van Minister Blok: «Noem mij een voorbeeld, van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont (...) en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken het niet», en «Je loopt vrij snel tegen de grenzen van wat een samenleving kan hebben. Vandaar dat ik ook zeg: Ik begrijp de mensen in Amsterdam-West en in de Schilderswijk. Want als je in Benoordenhout woont, is het hartstikke leuk om op zondag naar de Turkse bakker te gaan. Je hebt ook geen last van een aantal bijeffecten. Maar als je er middenin woont, heb je enorm last.» en «Waarschijnlijk zit ergens diep in onze genen dat we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen.» en «Ik denk niet dat het gaat lukken om op centraal Europees niveau af te dwingen dat ieder land evenveel vluchtelingen gaat accepteren. Oost-Europeanen gaan er nooit mee akkoord.» en «Stel, we zouden ze helemaal de arm op de rug draaien en ze zeggen ja, dan nog, loop eens over straat in Warschau of in Praag. Daar lopen helemaal geen gekleurde mensen. Die mensen zijn binnen een week weg, worden letterlijk waarschijnlijk in elkaar geslagen. Die hebben daar geen leven.»1
Ja. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer met kenmerk 2018Z14238 van 18 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2849) en de beantwoording van de vragen van het lid Ploumen (PvdA) naar aanleiding van dezelfde berichtgeving.
Bent u het met deze uitspraken eens en heeft Minister Blok namens het kabinet gesproken?
De uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken zijn gedaan op 10 juli jl. tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlanders die werkzaam zijn bij internationale organisaties. Het doel van de Minister was een open uitwisseling te stimuleren en van de deelnemers hun ervaringen te horen. De inbreng van de Minister tijdens de vraag en antwoord sessie was er deels op gericht te prikkelen. De uitspraken veranderen niets aan het staande kabinetsbeleid.
Waarom voert u een beleid dat volstrekt haaks staat op de woorden van Minister Blok door multiculturalisme te koesteren in plaats van te bestrijden, door mensen in wijken te laten wonen waar ze enorm last van de bijeffecten van de multiculturele samenleving hebben en iedere dag meer door uw open grenzen, door tegen onze genen in met onbekende mensen een binding aan te moeten gaan en door in te zetten op een Europees immigratiebeleid dat zal falen in plaats van de Nederlandse grenzen te sluiten en na een Nexit ons eigen immigratiebeleid te voeren en door wél te proberen Oost-Europese landen de arm op de rug te draaien, waardoor gekleurde mensen in elkaar zullen worden geslagen?
Zie vraag 2. De uitspraken veranderen niets aan het kabinetsbeleid.
Bent u bereid naar aanleiding van de uitspraken van Minister Blok het beleid direct aan te passen en om te gooien conform de uitspraken van Minister Blok en de multiculturele samenleving te begraven, de wijken in Nederland van multiculturaliteit te ontdoen, uit de EU te stappen en onze grenzen te sluiten en de Oost-Europese landen niet langer de arm op de rug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van het no deal -scenario voor Nederlandse en EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk |
|
Anne Mulder (VVD), Pieter Omtzigt (CDA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de enigszins chaotische situatie in de Britse regering met negen afgetreden bewindspersonen de afgelopen week en de daardoor toegenomen kans op een no deal-scenario?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Europees toezichthouder voor de financiële sector nu partijen vraagt zich voor te bereiden op het no deal-scenario?1
Ja.
Begrijpt u dat ook de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en de Britse burgers in de EU feitelijk gedwongen worden zich voor te bereiden op een no deal-scenario?
De huidige situatie brengt veel onzekerheid met zich mee, ook voor de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britse burgers in de EU. Het kabinet probeert de Britse burgers in Nederland zo goed mogelijk te informeren over de potentiële gevolgen van de Brexit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hiertoe een pagina op de website van de IND2 geplaatst die Britse burgers woonachtig in Nederland kunnen raadplegen om te bezien welke acties zij nu al kunnen ondernemen, ongeacht de uitkomsten van de onderhandelingen. Voor de informatievoorziening aan Nederlandse burgers in het VK wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Ziet u mogelijkheden om er samen met alle huidige 28 EU-lidstaten voor te zorgen dat de deal over burgerschap wordt vastgelegd en dat hij uitgevoerd wordt in alle Brexitscenario’s inclusief het no deal-scenario? (Als het antwoord op deze vraag een ondubbelzinnig ja is, hoeft u de vragen hieronder niet te beantwoorden.)
Ondanks het op 19 maart 2018 gepresenteerde principeakkoord blijft het risico op een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zonder terugtrekkingsakkoord (het cliff edge scenario) bestaan. Immers, over zaken zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en de governance van het uittredingsakkoord moet nog verder worden onderhandeld. Hierbij geldt dat er pas een akkoord is als er overeenstemming is op alle onderdelen. Bovendien moet het terugtrekkingsakkoord door het Europees parlement en het nationale parlement van het Verenigd Koninkrijk worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op een no deal-scenario. Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen om nu al op deelterreinen, onder andere over de situatie van burgers, afspraken te maken voor het geval de onderhandelingen mislukken.
Welk perspectief hebben gemengde Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken onder het no deal-scenario?
De Britse regering heeft op 21 juni jl. een EU Settlement Scheme: Statement of Intent uitgebracht waarin staat hoe de Britse regering om zal gaan met EU-burgers woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Dit EU Settlement Scheme heeft de gemaakte afspraken in het principeakkoord als uitgangspunt: EU-burgers die vijf jaar of langer woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk kunnen een permanente verblijfsvergunning aanvragen; EU-burgers die korter dan 5 jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen, kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen die na vijf jaar kan worden omgezet in een permanente verblijfsstatus. Hiermee biedt de Britse regering perspectief aan Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken na de Brexit.
Dit Statement of Intent biedt echter geen harde garanties. De Britse regering heeft vooralsnog niet gecommuniceerd of het EU Settlement Scheme ook wordt toegepast in een no deal-scenario. Bovendien zal veel afhangen van hoe (streng) het Verenigd Koninkrijk de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe verblijfsstatus voor de EU-burgers in de praktijk gaat toetsen. Ook dient het Britse parlement nog in te stemmen met de werkwijze zoals geformuleerd in dit Statement of Intent.
Klopt het dat de Britse regering, behalve veel goede intenties, geen enkele garantie geboden heeft over verblijfsrechten (settled status) voor EU-burgers in het VK in het geval van een no deal-scenario?
Zie antwoord vraag 5.
Voor welke datum moet een gehuwd Brits/Nederlands koppel bij een no deal-scenario en een no deal-Brexit in maart 2019 naar Nederland komen, waarbij de Britse partner een verblijfsstatus krijgt zonder inburgeringscursus? Acht u het redelijk dat zij dus zeer snel na maart 2019 een besluit moeten nemen? Zo nee, wilt u de termijn dan verlengen?
In het scenario dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord is er op geen enkel onderwerp een overeenkomst, dus ook niet over een transitieperiode. Indien geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt, zal vanaf de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU het recht op toegang voor burgers uit het Verenigd Koninkrijk in beginsel worden beheerst door de nationale regelgeving van de lidstaten van de EU en door de relevante EU-wetgeving voor derdelanders.
Het is inderdaad van belang dat Britse burgers zich ook informeren over mogelijke gevolgen van de Brexit voor hun (toekomstige) verblijfsstatus. Informatie over verblijfsrechtelijke gevolgen van de Brexit is te vinden op bovengenoemde website van de IND.
Kunt u aangeven welke acties andere landen (Duitsland, Frankrijk, België) ondernemen voor hun burgers in het VK?
De voorbereidingen op de gevolgen van Brexit voor burgers zijn interne aangelegenheden binnen lidstaten. Ik kan dan ook niet aangeven welke acties andere EU lidstaten ondernemen voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om bij de ambassade en de consulaten van Nederland in het VK een helpdesk in te richten voor Nederlandse burgers in het VK, waar ze antwoord kunnen krijgen op hun zeer specifieke vragen rondom verblijfsrechten in Nederland en in het VK voor henzelf, hun partners en hun minderjarige en meerderjarige kinderen?
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk kunnen al contact opnemen met de ambassade voor specifieke consulaire informatie, ook omtrent de Brexit. De Nederlandse ambassade in Londen heeft een aparte pagina met betrekking tot de Brexit ingericht op de website. De ambassade informeert Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onder andere over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Ook informeert de ambassade Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook).
Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites van de rijksoverheid3 en het Brexit-loket4. Verder is in de periode van juni tot en met december 2017 de campagne «Dubbele nationaliteit? Raak je Nederlandse niet kwijt!» gehouden.
Bent u bereid om in augustus of september met een niet-vertrouwelijke brief de Kamer te informeren over alle aspecten van burgerschap en het no deal-scenario?
In september wordt de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de Brexit onderhandelingen en de voorbereidingen op de gevolgen ervan. Naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s. over draaiboeken voor het no-deal scenario wordt de Tweede Kamer in oktober in een besloten technische briefing nader geïnformeerd over de voorbereidingen op het no deal scenario, waarbij ook het thema burgers aan bod komt.5
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De brute werkwijze van de Libische kustwacht jegens bootvluchtelingen |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Libiërs laten migranten aan hun lot over op Middellandse Zee»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Libische kustwacht inderdaad drie bootvluchtelingen aan hun lot heeft overgelaten op zee en de rubberboot heeft vernield? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, wat is er volgens uw informatie gebeurd?
Migranten die via de Middellandse Zee Europa trachten te bereiken doen dat vaak onder buitengewoon schrijnende omstandigheden. De berichten over de drie in het artikel genoemde personen worden vooralsnog niet bevestigd door derde partijen als de Internationale Organisatie voor Migratie. Op basis van onze inlichtingen kan dus niet geconcludeerd worden dat het incident ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Kunt u zich voorstellen dat de betreffende drie bootvluchtelingen weigerden om aan boord te klimmen bij de Libische kustwacht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat reddingsoperaties van de Libische kustwacht soms worden gecompliceerd door het feit dat sommige drenkelingen niet door de Libische kustwacht willen worden gered. Migranten ondernemen een kostbare reis naar Europa en worden dan in de laatste fase gered op zee. Dat geeft spanningen en teleurstelling.
In de afgelopen jaren neemt de inzet toe, en daarmee ook het aantal mensen dat in nood op zee wordt gered door de Libische kustwacht. Dit wordt ook bevestigd door meerdere waarnemers, waaronder UNHCR. Tot eind juli van dit jaar heeft de Libische kustwacht volgens schattingen van UNHCR ca. 13.000 personen gered. Bij het merendeel van de ontschepingen zijn UNHCR en IOM, samen met andere hulpverleners aanwezig bij specifiek ingerichte centra waar de drenkelingen vervolgens aan wal worden gebracht.
Klopt het dat de betrokken Libische kustwacht geld ontvangt vanuit de EU om dit werk te verrichten? Zo ja, deelt u de mening dat de kustwacht niet eigenstandig de keuze had mogen maken om de bootvluchtelingen aan hun lot over te laten?
De Libische kustwacht wordt gesteund via verschillende projecten vanuit het EU Trustfund for Africa en via de Operatie EUNAVFOR MED Sophia als onderdeel van een menswaardig en effectief migratiebeleid zoals vaker met uw Kamer gewisseld. Migranten mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Of dat daadwerkelijk is gebeurd, kan niet worden bevestigd.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de Libische kustwacht om humaan om te gaan met bootvluchtelingen? Welke mogelijkheden heeft de EU om bij inhumaan optreden door de kustwacht in te grijpen?
De EU en de VN zijn voortdurend in dialoog met de Libische autoriteiten over de bescherming en behandeling van migranten die via de zeeroute Europa trachten te bereiken. In het kader van de operatie Sophia is in dit verband ook een monitoringsmechanisme opgesteld.2 Daarbij worden de Libische autoriteiten ook aangesproken op berichten over vermeende incidenten van de Libische kustwacht tegenover deze migranten. Ook in bilateraal verband spreekt Nederland de Libische autoriteiten aan, zowel op politiek als op (hoog) ambtelijk niveau. Over deze inzet, het optreden van de Libische kustwacht en de monitoring daarvan is eerder informatie tussen het kabinet en uw Kamer gewisseld.3
Herkent u het beeld dat de Libische kustwacht vaker op brute wijze omgaat met bootvluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De omstandigheden van migranten op overvolle boten zijn vaak schrijnend en een aantal migranten wil niet worden gered door de kustwacht. Tegelijkertijd herkent het kabinet niet het beeld dat de Libische kustwacht stelselmatig op brute wijze omgaat met migranten. Dit blijkt evenmin uit rapportages van UHCR en IOM die doorgaans aanwezig zijn op de locaties waar geredde drenkelingen door de Libische kustwacht aan land worden gebracht en opgevangen. Wel onderkent het kabinet dat de Libische kustwacht nog niet altijd optimaal functioneert. Daarom hecht Nederland belang aan intensieve en effectieve monitoring van de Libische kustwacht. Zie voorts beantwoording van vraag 7.
Bent u, al dan niet in Europees verband, in gesprek met de Libische kustwacht en betrokken lokale autoriteiten om bootvluchtelingen beter te beschermen? Zo ja, wat heeft dit reeds opgeleverd? Zo nee, op welke termijn gaat u dit doen?
Over het beter beschermen van migranten zijn wij voortdurend in gesprek, zowel met de Libische autoriteiten als met andere Europese Lidstaten. Het kabinet acht van het groot belang om vrijwillige terugkeer naar landen van herkomst op te schalen, de toegang voor internationale organisaties tot detentiecentra te verbeteren en de monitoring van de Libische kustwacht te versterken. Met een integrale aanpak kunnen migranten beter beschermd worden of uit onveilige situaties worden gehaald.
Als gevolg van het aandringen van het kabinet op intensievere monitoring bij de Libische kustwacht is hiertoe binnen de missie een monitoringsmechanisme opgericht. Deze houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht in het algemeen en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Monitoring wordt gedaan door middel van webcams aan boord van de missieschepen van Sophia, observatie vanuit de lucht met drones, analyse van de positie van kustwachtschepen, rapportages van de Libische autoriteiten zelf en dagbezoeken aan de operationele hoofdkwartieren van de Libische kustwacht. Op basis van deze monitoring worden bijvoorbeeld de opleidingsprogramma’s en instroom van nieuwe rekruten aangepast. Ook wordt de Libische kustwacht ondersteund via trainingen om mensenrechten om te gaan.
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen waren van uw eerdere oproep om Libische detentiecentra te sluiten wegens inhumane omstandigheden? Welke stappen heeft u ondernomen en hebben deze tot het gewenste effect geleid? Welke lessen trekt u daaruit om ook met de Libische kustwacht te werken aan verbeteringen?
Zoals uw Kamer bekend, is het doel van het kabinet en de EU om de situatie in de Libische detentiecentra te verbeteren met als inzet dat deze uiteindelijk worden gesloten en vervangen door alternatieve ontvangst- en transitcentra.4 Er zijn al verschillende detentiecentra gesloten. Het aantal mensen dat in de overgebleven centra vast wordt gehouden fluctueert.
Hoewel er sprake is van verbeteringen in de centra blijven de inspanningen van de EU-AU-VN taskforce hard nodig. Deze taskforce heeft, na de EU-AU top in november jl., er mede voor gezorgd dat vele duizenden extra migranten uit detentiecentra zijn teruggekeerd naar landen van herkomst en vluchtelingen zijn geëvacueerd. Nederland steunt zowel de vrijwillige terugkeer als de evacuaties in het kader van de werkzaamheden van de AU-EU-VN Taskforce.
In samenwerking met de centrale Libische autoriteiten is de toegang van UNHCR, IOM en andere hulpverleners sterk verbeterd. Dit jaar heeft UNHCR bijvoorbeeld 660 monitoringbezoeken uitgevoerd naar de verschillende centra. Mede daardoor is UNHCR ook in staat om meer vluchtelingen en asielzoekers in Libië te registreren. Dankzij de inspanningen van UNHCR mogen meer van deze mensen de centra verlaten. Dit jaar gaat het in totaal om ten minste 1.396 personen. Een groot deel is door UNHCR geëvacueerd naar Niger of naar andere landen. Recente spanningen en geweld in Tripoli bemoeilijken presentie en monitoring in de stad.
Samen met UNHCR, IOM en de EU blijft het kabinet bij de Libische autoriteiten aandringen op alternatieven voor de detentiecentra. Als gevolg van de opgeschaalde inspanningen van de internationale gemeenschap via de EU-AU-VN Taskforce blijft het aantal migranten dat met behulp van IOM vrijwillig terugkeert, toenemen. Alleen al in 2018 gaat het om 8.710 migranten. Dat is goed nieuws.
Het bericht minister Blok: ‘Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minister Stef Blok: «Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling»»?1
Ja. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2848) van 18 juli jl. en de beantwoording van de vragen van het lid Wilders (PVV) naar aanleiding van dezelfde berichtgeving.
Kunt u aangeven bij welke gelegenheid en in welke context u deze uitspraken heeft gedaan?
Op 10 juli jl. heb ik tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlanders gesproken die werkzaam zijn bij internationale organisaties. Mijn doel was een open uitwisseling te stimuleren en van de deelnemers hun ervaringen te horen. Mijn inbreng tijdens de vraag & antwoordsessie van de bijeenkomst was er deels op gericht te prikkelen.
Worden de door u gedane uitspraken – dus ook die met betrekking tot Suriname als «failed state», integratie in Nederland en het migratiebeleid van Singapore – gedeeld door het gehele kabinet? Op welke wijze wordt daar vorm aan gegeven in het kabinetsbeleid?
Het Regeerakkoord is leidend bij de uitvoering van mijn ambt en de invulling van het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik zet mij volledig in om de daarin geformuleerde doelen en afspraken na te streven
Het kabinetsbeleid ten aanzien van Suriname is sinds aanname van de zogenaamde Amnestiewet in 2012 gericht op een zakelijke maar betrokken relatie.
Welke invloed denkt u dat uw uitspraken hebben op het beeld van Nederland in het buitenland?
Het Nederlands buitenlands beleid is al sinds jaar en dag gericht op het behartigen van de belangen van Nederland en Nederlanders, en op versterking van een op regels gebaseerde internationale orde. Zo is dit ook in het Regeerakkoord opgenomen. Deze uitspraken veranderen daar niets aan.
Waar baseert u uw uitspraak op dat in steden als Warschau en Praag «geen gekleurde mensen over straat lopen en als ze er wel zouden lopen ze in elkaar geslagen worden»?
Zie antwoord op vraag 2. Ik heb tijdens de bijeenkomst illustraties gebruikt die ongelukkig kunnen overkomen.
Hoe denkt u Europese afspraken over migratie vorm te gaan geven als vluchtelingen in landen als Tsjechië en Polen volgens u niet veilig over straat kunnen?
Zoals uit de gepubliceerde beelden blijkt heb ik gezegd «Ze worden waarschijnlijk letterlijk in elkaar geslagen». Ik erken dat die uitspraak speculatief is. Zoals bekend is de inzet van het kabinet dat het thema migratie vraagt om Europese antwoorden. Daarom draagt het kabinet in contacten met andere lidstaten en de Europese Commissie uit dat alle lidstaten hieraan bijdragen. Ook geldt dat alle lidstaten zich aan de EU-regelgeving op het gebied van asiel en migratie moeten houden, alsook vanzelfsprekend de orde handhaven. Daarom is het belangrijk dat het werk aan dit dossier wordt voortgezet, ook al verlopen die gesprekken op enkele onderdelen zoals bekend moeizaam.
Wat betekent het dat volgens u afspraken over de verdeling van vluchtelingen alleen gemaakt kunnen worden als «de arm op de rug wordt gedraaid» van een aantal EU lidstaten? Is dat volgens u een realistische en wenselijke optie? Zo ja, hoe geeft u daar dan vorm aan? Zo nee, wat betekent dit voor de inzet van Nederland om tot EU-brede afspraken over migratiebeleid te komen?
Zoals uw Kamer bekend leidt het thema migratie al geruime tijd tot diepgaande verschillen van mening tussen de lidstaten. Europese consensus op de interne aspecten van dit thema is lastig te bereiken en te behouden. Zo heeft een aantal lidstaten geweigerd uitvoering te geven aan een juridisch bindend besluit van de Raad met betrekking tot de verplichte relocatie van asielzoekers. Zoals vaak met uw Kamer besproken, ligt er nog geen voorstel voor een meer structurele regeling voor herverdeling op tafel waarin alle lidstaten zich kunnen vinden. Het heeft de voorkeur van het kabinet dat een zo groot mogelijk draagvlak bestaat binnen de Raad om tot een beter werkend Europees asielbeleid te komen, waarbij ook werkende afspraken worden gemaakt over de herverdeling van asielzoekers. Het standpunt van het kabinet, zoals in het regeerakkoord verwoord, is dat financiële steun vanuit de EU zou moeten worden geconditioneerd aan de inspanningen van lidstaten op het gebied van asiel en migratie. De Europese Raad heeft de Raad opgeroepen hieraan verder te werken zodat de ER hier in oktober weer over kan spreken.
De brief van Hoge Vertegenwoordiger van de EU Federica Mogherini aan de Israëlische minister van Strategische Zaken Gilad Erdan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU Blasts Israëli Minister: You Feed Disinformation and Mix BDS, Terror»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Charity channelled millions of dollars to development centre that employed leader of terrorlisted group»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Palestijnse organisatie Ma’an Development Center een man in dienst had die door het terroristische Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) wordt aangeduid als «lid van het leiderschap van de PFLP in Deir al Balah»?
De betreffende man verrichtte tot 18 maart 2018, twee maanden voor zijn overlijden, op projectbasis veldwerk voor Ma’an Development Center, en was niet in vaste dienst. Ma’an stelt niet op de hoogte geweest te zijn van de veronderstelde affiliatie tussen betrokkene en de PFLP. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie waaruit blijkt wat de veronderstelde affiliatie zou zijn, of waaruit zou blijken dat de betrokkene zich schuldig gemaakt zou hebben aan terroristische activiteiten.
Klopt het dat via het Secretariat ook Nederlands belastinggeld terecht is gekomen bij het Ma’an Development Center?
Het Ma’an Development Center is in 2014 gefinancierd via het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat, waar Nederland destijds samen met Zwitserland, Zweden en Denemarken aan bijdroeg.
Bent u het eens met de stelling dat NGO’s die subsidies van Nederland en/of de EU ontvangen, nooit en te nimmer mensen in dienst mogen hebben die tevens lid zijn van door de EU als terroristisch aangeduide organisaties? Zo ja, wilt u toezeggen dat deze eis wordt meegenomen bij de procedure van projectenondersteuning door zowel Nederland als de EU?
Zoals bekend wil het kabinet op geen enkele manier steun bieden aan terroristische organisaties of personen, die als zodanig door de EU of Nederland zijn aangemerkt. Dit geldt ook voor organisaties die terrorisme verheerlijken, dan wel subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Activiteiten die gefinancierd worden door Nederland mogen niet in strijd zijn met het Nederlandse buitenlandse beleid. De huidige selectiecriteria zijn toereikend om effectief te kunnen optreden tegen misstanden. Fondsen van zowel Nederland als de EU worden pas verstrekt zodra zorgvuldige selectieprocedures zijn doorlopen. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland en de EU serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien om dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen?
Herziening van het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s is op dit moment niet aan de orde. Nederland hanteert een zorgvuldige selectieprocedure als het gaat om de mate waarin organisaties in staat worden geacht op effectieve wijze resultaten te boeken in de Palestijnse Gebieden en Israël. Hierbij is voldoende waarborging verzekerd op het terrein van te behalen resultaten, monitoring, transparantie en verantwoording van door Nederland beschikbaar gestelde fondsen.
De procedures bieden voldoende mogelijkheden om adequaat op te treden indien er sprake blijkt te zijn van schending van de (subsidie)voorwaarden. Indien dit daadwerkelijk het geval is, dan treedt het kabinet hiertegen op. Dit heeft Nederland in het verleden ook gedaan, zoals bij het Women’s Affairs Technical Committee (WATC).
Als de Israëlische Minister Erdan ingaat op de uitnodiging van HV Mogherini om zijn bewijzen in Brussel te presenteren, bent u dan bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid bij deze presentatie aanwezig te laten zijn en hiervan verslag uit te brengen aan de Kamer?
Mocht deze gelegenheid zich voordoen, dan zal een Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig zijn, indien mogelijk.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien, wanneer de Israëlische Minister Erdan daadwerkelijk met concrete bewijzen komt die zijn beschuldigingen bevestigen?
Zie antwoord vraag 6.
Het beëindigen van vluchten naar Teheran door KLM en de gevolgen van Amerikaanse secundaire sancties |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM stopt met vluchten naar Teheran om «commerciële» redenen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «VS wijst verzoek EU om vrijstelling Iran-sancties af»?2
Ja.
Kunt u aangeven of er naar uw visie relaties zijn met de Amerikaanse sancties in de richting van Iran en het stoppen met vluchten door KLM op Iran? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke relaties zijn dat?
De Nederlandse overheid is niet betrokken bij interne overwegingen en beweegredenen t.a.v. bedrijfsvoering van het Nederlandse bedrijfsleven. Naar verluidt is het besluit van KLM om de operaties op Teheran te staken met ingang van september a.s. uitsluitend genomen op basis van commerciële overwegingen, zijnde de langdurige negatieve resultaten van de vluchten op Teheran.
Kunt u aangeven hoe het besluit dat door KLM genomen is, zich verhoudt tot het Europese beleid richting Iran?
Zie antwoord vraag 3.
Spelen er naast commerciële overwegingen bij KLM nog andere overwegingen om deze vluchten te beëindigen? Zo ja, welke overwegingen zijn dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke gevolgen de secundaire sancties hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen? Kunt u dat per sector en indien mogelijk per bedrijf aangeven? Kunt u hierbij in ieder geval aangeven wat de impact is voor de Nederlandse olie- en gassector?
Van de secundaire sancties van de Verenigde Staten gaat extraterritoriale werking uit. Dit betekent dat Amerikaanse autoriteiten zich het recht voorbehouden op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen.
De secundaire sancties kunnen Nederlandse bedrijven die actief zijn in Iran mogelijk blootstellen aan risico’s op reputatieschade, financiële schade en rechtsvervolging in de Verenigde Staten. Dit geldt ook voor Nederlandse bedrijven in o.m. de olie- en gassector.
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen en erkent deze werking niet.
Ondersteunt de Nederlandse overheid de nieuwe Amerikaanse sancties?
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen. Minister Blok heeft dit in gesprekken met onder meer de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo kenbaar gemaakt. Ook de EU heeft herhaaldelijk zorgen richting de VS uitgesproken over deze extraterritoriale toepassing van sancties en zoekt met steun van Nederland en andere lidstaten naar mogelijkheden om handel met Iran waar mogelijk te behouden.
Ondersteunt de EU de nieuwe Amerikaanse sancties?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de Amerikaanse secundaire sancties die Europese bedrijven treffen, volgens u schadelijk voor de (economische) relatie tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er juridische en praktische mogelijkheden om de Amerikaanse secundaire sancties te omzeilen?
De Amerikaanse autoriteiten behouden zich het recht voor op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen. De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide maatregelen zijn op 7 augustus in werking getreden. De antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven om Amerikaanse wetgeving boven Europese wetgeving te zetten, en beoogt daarmee de effecten van de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven zoveel mogelijk te beperken. De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gezocht naar mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te blijven faciliteren.
Is er een Europees antwoord op dit sanctiebeleid van de VS? En is de EU voornemens tegenmaatregelen te nemen tegen de VS met eenzelfde economische impact?
Zie antwoord vraag 10.
Welke gevolgen zou het eventueel negeren van het Amerikaanse beleid met secundaire sancties voor Nederlandse bedrijven hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn deze secundaire sancties en de gevolgen daarvan voor het Nederlandse bedrijfsleven ter sprake gekomen in het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op 2 juli jl.?
Over het gesprek tussen premier Rutte en president Trump is eerder aan uw Kamer gerapporteerd (Kamerstuk 31 985, nr.3
Hoe ver zijn we in de termijn van de zogenaamde «wind-down period» van negentig tot honderdtachtig dagen die de Amerikanen hebben om bestaande zaken af te wikkelen? Is dat voldoende voor Nederlandse bedrijven? Op welke datum vallen Nederlandse bedrijven onder het Amerikaanse sanctiebeleid?
De eerste VS-sancties zijn op 7 augustus in werking getreden en de overige op 5 november 2018. Vanwege de extraterritoriale werking lopen Nederlandse bedrijven sinds 7 augustus kans om doelwit te worden van secundaire sancties.
Onder de eerste sancties vallen o.m. de handel in goud, edelmetalen, grafiet, steenkool, onbewerkte metalen zoals aluminium en staal en de automobielsector. Vanaf 5 november worden volgens de Amerikaanse sanctiewetgeving sancties opgelegd in de scheepvaart- en scheepsbouwsectoren, de aardolie-industrie en de financiële sector (o.m. verbod op transacties met de Centrale Bank van Iran en het verlenen van verzekeringen).