De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welk antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Het bericht ‘Bowi van #SorryJohan doet stap terug: 'Je krijgt veel stront over je heen' |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bowi van #SorryJohan doet stap terug: «Je krijgt veel stront over je heen»»?1 Deelt u de mening dat iedere vorm van bedreiging onacceptabel is, dus zeker ook mensen die anderen bedreigen die niets meer willen dan zichzelf zijn?
Ja. Voorts heb ik met initiatiefnemer Bowi hierover contact gehad.
Kunt u aangeven hoe u acceptatie van de LHBT-gemeenschap in de sportwereld, maar ook daarbuiten, blijft bevorderen?
Ik stimuleer dit onder meer door samen met de Minister van Medische Zorg en Sport de Alliantie Gelijkspelen te ondersteunen. Daarnaast zet de Minister van Medische Zorg en Sport zich ook in via het Sportakkoord. De Alliantie Gelijkspelen richt zich de komende jaren op het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport, waarbij het gaat om alle deelnemers aan sportactiviteiten, zowel op (spelers, arbiters) als rondom het veld (supporters, trainers, bestuurders etc.). In de Alliantie werken samen: de John Blankenstein Foundation, NOC*NSF, de KNVB, de KNHB en voetbalsupportsvereniging de Roze Regâhs. Met het sportakkoord streeft het kabinet ernaar dat inclusief sporten en bewegen als vanzelfsprekend wordt ervaren en belemmeringen zoals sociale ontoegankelijkheid worden weggenomen.2
Ook buiten de sportwereld zet ik mij in voor de sociale acceptatie. Dit voorjaar zend ik de Kamer de voortgangsrapportage over het Emancipatiebeleid 2018–2021.
Wilt u met de KNVB in gesprek gaan hoe zij hun rol om de acceptatie van LHBT’ers in de voetbalwereld te bevorderen in 2019 weer op te pakken, aangezien zij het afgelopen jaar hier een belangrijke rol hebben gespeeld maar in deze recente discussie stil lijken te zijn?
Ik ben, samen met mijn collega van Sport, in gesprek met de KNVB. De KNVB is een belangrijke partner in de Alliantie Gelijkspelen en is ook betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het Sportakkoord. De KNVB deelt de ambitie om discriminatie van de voetbalvelden te bannen. Net als ik vindt de KNVB iedere vorm van discriminerende of andere kwetsende uitspraken op en rond de voetbalvelden verwerpelijk en op geen enkele wijze te tolereren. De KNVB werkt aan beleid om alle vormen van uitsluiting, waaronder homofobie, uit het voetbal te weren. Niet voor niets heeft de KNVB als slagzin dat voetbal voor iedereen is en wil de KNVB graag dat iedereen zich welkom voelt op de velden en in de stadions.
Bent u bereid te leren van best practices uit sectoren die net zo gedomineerd worden door mannen als de voetbalwereld, maar waar homoacceptatie geen probleem lijkt te zijn en te bekijken hoe het ook in de voetbalwereld normaal wordt om jezelf te zijn, welke geaardheid je ook hebt?
Ja. Hoewel niet geheel vergelijkbaar, is de aanpak in de hockeywereld een goed praktijkvoorbeeld.
Bent u bereid met uw collega van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan hoe de bedreigers van Bowi Jong opgespoord en aangepakt kunnen worden?
Ik ben betrokken bij het gesprek dat mijn collega van Justitie en Veiligheid met relevante partijen voert over de uitvoering van de motie Sjoerdsma/Van den Hul3, die oproept tot het opstellen van een actieplan om geweld tegen LHBTI’s tegen te gaan. Over individuele gevallen van bedreiging en onderzoeken door het Openbaar Ministerie, kan ik geen mededelingen doen.
De opening van een gemeenteraadsvergadering met een gebed |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het reglement van orde van de gemeente Tholen1? Herinnert u zich de brief van uw ambtsvoorganger aan provincies en gemeenten over het ambtsgebed2 en kent u het bericht «Pauze tussen gebed en vergadering van gemeenteraad Kampen»3?
Ja.
Deelt u de mening van uw ambtsvoorganger dat «wanneer een verplichting tot uitspreken van het ambtsgebed voor de voorzitter wordt opgenomen in een reglement van orde [...] dit in strijd met het beginsel met de scheiding kerk en staat» is en dat «wanneer de raad er toch voor mocht kiezen om in een reglement van orde te bepalen dat de voorzitter een gebed uitspreekt, dan mag dit, zoals eerdere gezegd, nooit verplichtend zijn voor de voorzitter of de andere deelnemers aan de vergadering»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet meer?
Ik deel de opvattingen van mijn ambtsvoorganger over de verhouding tussen het ambtsgebed en het beginsel van de scheiding van kerk en staat, zoals opgenomen in de aangehaalde brief. Dat beginsel houdt in dat de staat zich niet mag uitspreken ten voordele van één bepaalde godsdienstige stroming. Door het opleggen van een verplichting tot het uitspreken van het ambtsgebed dan wel het bijwonen daarvan is dat wel het geval.
Deelt u de mening dat artikel 18 van het genoemde reglement met de inhoud «Bij de opening van de vergadering spreekt de voorzitter het ambtsgebed uit» een verplichting bevat tot het uitspreken van het ambtsgebed door de voorzitter? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De formulering in artikel 18 van het genoemde het reglement van orde (RvO) impliceert dat sprake is van een verplichting. Zoals ook door mijn ambtsvoorganger is aangegeven in zijn brief kan de raad ervoor kiezen om in het reglement van orde op te nemen dat de voorzitter bij de opening van de vergadering een gebed uitspreekt, zolang de voorzitter maar niet verplicht wordt het gebed uit te spreken en de deelnemers aan de vergadering niet verplicht worden eraan deel te nemen en/of er actief respect voor te tonen.
Inmiddels is de formulering van artikel 18 RvO gewijzigd. Naar aanleiding van vragen van de lokale PvdA/GL-fractie over dit onderwerp alsmede de onderhavige Kamervragen hebben de Tholense coalitiepartijen recent een initiatiefvoorstel ingediend waarin wordt voorgesteld om artikel 18 van het RvO aan te passen in de zin dat het ambtsgebed niet meer tijdens, maar direct voorafgaand aan de opening van de raadsvergadering wordt uitgesproken door de voorzitter of een lid van de gemeenteraad. De gemeenteraad van Tholen heeft op 24 januari jl. unaniem ingestemd met dit voorstel.
Bent u net zoals uw ambtsvoorganger van mening dat «wanneer mocht blijken dat er bepalingen in het reglement zijn die strijdig zijn met de scheiding kerk en staat, dan zal ik overwegen die betreffende bepaling voor te dragen voor spontane vernietiging»? Zo ja, gaat u de bepaling van artikel 18 van het reglement van orde vernietigen? En als u dit niet gaat doen waarom niet? Zo nee, waarom hebt u een andere mening dan uw ambtsvoorganger over vernietiging van een dergelijke bepaling?
Ook op dit punt deel ik de mening van mijn ambtsvoorganger. Gelet op de wijziging van artikel 18 van het RvO zoals weergegeven bij mijn antwoord op vraag 3, zie ik geen aanleiding om vernietiging van deze bepaling te overwegen.
Zijn er nog meer gemeenten waar een verplichting om bij opening van de vergadering een gebed uit te spreken? Zo ja, welke gemeenten zijn dit en wat gaat u doen om deze gemeenten op de scheiding van kerk en staat te wijzen?
Ik heb geen signalen ontvangen van andere gemeenten waar een verplichting zou bestaan om bij de opening van de vergadering een gebed uit te spreken.
Deelt u de mening dat de wijze waarop in Kampen met het gebed en de vergadering van de gemeenteraad wordt omgegaan wel recht doet aan de scheiding van kerk en staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook door mijn ambtsvoorganger is aangegeven in zijn brief is het ambtsgebed in overeenstemming met het beginsel van kerk en staat wanneer het wordt uitgesproken voorafgaand aan de opening van de vergadering en direct na de sluiting van de vergadering; dat is het geval in Kampen. Het ambtsgebed hoeft dan ook niet in het reglement van orde te worden opgenomen. Ook hierbij blijft gelden dat iedere deelnemer aan de vergadering, inclusief de voorzitter, vrij moet zijn in de beslissing om deel te nemen.
Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gebouwen gewoon veilig horen te zijn?
Ja.
Is het waar dat in de gemeente Zaanstad er in 2010 en 2011 vijf incidenten met betrekking tot bouwveiligheid waren, waarbij geen controle kon worden gedaan omdat gegevens ontbraken en delen al gebouwd waren zonder goedgekeurde constructietekeningen en -berekeningen?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. Tijdens de bouw van de parkeergarage is er door de gemeente toezicht gehouden. Hierbij is vijf keer geconstateerd dat gebouwd werd zonder dat constructietekeningen en -berekeningen aan de gemeente waren overlegd. De gemeente heeft hierop steeds de bouwer aangesproken en de bouwer heeft vervolgens alsnog tekeningen en berekeningen ter beoordeling aan de gemeente gestuurd.
Is het waar dat de gemeente Zaanstad moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. De gemeente geeft aan het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid2. Dit beleid is vastgesteld op basis van een risicoanalyse en de uitvoering is afgestemd op de beschikbare capaciteit aan toezichthouders. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen introduceert, in aanvulling op de rol van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening, een onafhankelijke en professionele kwaliteitsborger die gedurende het hele ontwerp en uitvoeringsproces erop toeziet dat de bouwwerkzaamheden zo worden uitgevoerd dat voor het bevoegd gezag het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaat dat het eindresultaat van de bouwwerkzaamheden voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. Deze aanvulling is noodzakelijk om de bouwkwaliteit te verbeteren en omdat het toezicht in complexiteit toeneemt. Bouwwerken worden steeds complexer en de wettelijke eisen aan gebouwen worden steeds verder uitgewerkt en aangescherpt, vooral met betrekking energiebesparing en duurzaamheid.
In het nieuwe stelsel verandert derhalve de rol van de gemeente bij de vergunningverlening, maar blijft het toezicht door het bevoegd gezag op de naleving van de bouwtechnische voorschriften bestaan. In dat verband kan zij waar nodig haar handhavende bevoegdheid inzetten op een wijze waarop dat in het specifieke geval naar haar oordeel geëigend is.
Bent u bereid om in de gemeente Zaanstad in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Zaanstad in te grijpen.
Herinnert u zich de Kamervragen, ingezonden op 24 september 2018 over het instorten van een parkeergarage in Wormerveer, waarbij ik ook heb gevraagd naar bouwtoezicht op de ingestorte parkeergarage in Eindhoven en op de gesloten parkeergarages in Haarlem, Bergen op Zoom en Purmerend?
Ja.
Is het waar dat met name kleinere gemeenten moeite hebben om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? Zo ja, wat is daar de oorzaak van? Zo nee, waarom niet? In hoeverre lost de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Alle gemeenten hebben te maken met de toenemende complexiteit van het bouwtoezicht. Daarnaast hebben veel gemeenten moeite om voldoende deskundig eigen personeel te werven voor het uitvoeren van deze wettelijke taak.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op het bouwtoezicht in de gemeente Eindhoven, waarbij er in de afrondende fase van de bouw van de parkeergarage bij Eindhoven Airport onvoldoende bouwtoezicht is gehouden, zoals bleek tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over veiligheidsrisico’s bij bouwprojecten op 12 december 2018?
Bij het rondetafelgesprek heeft de vertegenwoordiger van de gemeente Eindhoven uw Kamer geïnformeerd over haar bouwtoezicht. In Eindhoven vindt het toezicht op de bouw steekproefsgewijs plaats. Voor bouwwerken met een bouwsom van meer dan 5 miljoen euro, zoals de parkeergarage Eindhoven Airport, wordt gemiddeld 180 uur besteed aan het toezicht op de bouwplaats. Bij het begin van de bouw van de parkeergarage is volgens de gemeente vaker een bezoek gebracht (gemiddeld vier keer per maand) dan aan het einde (gemiddeld 1 keer per maand).
Ik heb naar aanleiding van uw vraag navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. Het bouwtoezicht dat de gemeente Eindhoven op basis van haar wettelijke taak bij de parkeergarage heeft uitgevoerd, is overeenkomstig haar vastgestelde beleid. Het toezicht op de constructieve veiligheid heeft prioriteit van de gemeente en dat verklaart dat de gemeente in het begin van de bouw, als de constructies worden gemaakt (ruwbouwfase), vaker op de bouwplaats is geweest dan aan het eind (afbouwfase). Dit is ook het geval geweest bij de parkeergarage, die in de afbouwfase is ingestort. Het college van burgemeester en Wethouders (B&W) heeft aan de gemeenteraad verantwoording afgelegd over het toezicht op de parkeergarage. Er heeft daarmee op het geëigende lokale niveau verantwoording plaatsgevonden over het toezicht op de parkeergarage.
Is het waar dat de gemeente Eindhoven moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. De gemeente geeft aan al het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid en te beschikken over voldoende personeel voor de uitvoering hiervan. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om in de gemeente Eindhoven in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Eindhoven in te grijpen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Koerhuis / Beckerman (Kamerstuk 28 325, nr. 185) om onder andere de lopende incidentele inventarisaties van probleemvloeren bij te houden en naar de Kamer te sturen voor het geplande debat hierover?
Deze motie is recent (11 december 2018) aangenomen. Ik bezie thans hoe ik deze motie ga uitvoeren.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat er in de toekomst nog meer parkeergarages instorten en om te voorkomen dat hier slachtoffers bij gaan vallen?
Bij de incidenten die zijn opgetreden bij parkeergarages op het gebied van constructieve veiligheid, ga ik, zodra definitieve rapporten over de oorzaak beschikbaar zijn bij de gemeente, na of er aanleiding is tot landelijke acties bij soortgelijke parkeergarages of bouwconstructies. Het instorten van de parkeergarage Eindhoven Airport heeft zodoende geleid tot landelijke actie zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw.
De aankoop van grond langs het spoor door ProRail |
|
Roy van Aalst (PVV) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht van 15 december 2018 waarin duidelijk is geworden dat ProRail ruim 18 miljoen euro heeft betaald voor grond die ze voorheen was aangeboden?1
Ja.
Hoe heeft het ministerie destijds negatief kunnen adviseren over de aankoop van deze grond als toen ook kon worden bedacht dat hier in de toekomst op gebouwd zou gaan worden om het spoor te beveiligen en te onderhouden?
De mogelijke aankoop van de gronden die NS later verkocht heeft aan Waalstede (later genaamd RailSide) is indertijd niet door ProRail aan het ministerie voorgelegd. ProRail heeft de grondportefeuille die NS wilde afstoten in lijn met het rijksvastgoedbeleid en het toen geldende afwegingskader dat ProRail hanteerde, beoordeeld op het strategisch belang voor de realisatie van aanlegprojecten.
ProRail heeft mijn ministerie vervolgens in maart 2011 verzocht 82 ha aan te kopen voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). In lijn met het rijksvastgoedbeleid is de aankoop daarvan door mijn ministerie in 2011 afgewezen omdat nog niet vaststond of deze gronden nodig waren voor de realisatie van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. Om deze gronden voor de spoorsector te behouden is NS verzocht om deze gronden te reserveren, hetgeen NS heeft gedaan. Deze gronden maken dan ook geen onderdeel uit van de grondtransacties zoals beschreven in mijn brief «Vier grote grondtransacties NS en ProRail in 2010, 2014, 2017 en 2018» die parallel aan de beantwoording van deze vragen aan uw Kamer is aangeboden.
Deelt u de mening dat het ministerie hier een enorme inschattingsfout heeft gemaakt waardoor de burger nu voor 18 miljoen euro de mist in gaat?
ProRail heeft de grondportefeuille die NS wilde afstoten in lijn met het rijksvastgoedbeleid en het toen geldende afwegingskader dat ProRail hanteerde, beoordeeld op het strategisch belang voor de realisatie van aanlegprojecten. Over ca. één tiende van de door NS te verkopen grondportefeuille is door ProRail overleg gevoerd met mijn ministerie. Dat betrof de mogelijke aankoop van gronden voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). In lijn met het rijksvastgoedbeleid is de aankoop daarvan door mijn ministerie in 2011 afgewezen omdat nog niet vaststond of deze gronden nodig waren voor de realisatie van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. In 2011 is NS het verzoek gedaan om de gronden te reserveren, hetgeen NS heeft gedaan. Deze gronden maken dan ook geen onderdeel uit van de grondtransacties zoals beschreven in mijn brief «Vier grote grondtransacties NS en ProRail in 2010, 2014, 2017 en 2018» die parallel aan de beantwoording van deze vragen aan uw Kamer is aangeboden. Voor de overige gronden is door ProRail bij mijn ministerie geen verzoek tot aankoop gedaan. Er heeft geen gesprek plaatsgevonden over het daarvoor benodigde budget. Deze gronden zijn direct na afwijzing door ProRail eind 2010 door NS verkocht.
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar het proces van adviseren in 2010 over het niet aankopen van de grond en de details omtrent dit advies openbaar te maken?
Ik heb mede namens de Minister van Financiën NS en ProRail gevraagd mij alle relevante informatie te verstrekken die ik u heb doen toekomen als bijlage bij mijn brief «Vier grote grondtransacties NS en ProRail in 2010, 2014, 2017 en 2018» die parallel aan de beantwoording van deze vragen aan uw Kamer is aangeboden.
Bent u bereid om te inventariseren welke stukken grond langs het spoor nog in particuliere handen zijn en welke op dit moment te koop staan?
Ik heb deze suggestie met ProRail besproken. ProRail geeft aan dat een dergelijke inventarisatie slechts een momentopname geeft terwijl de grondportefeuille voortdurend verandert. Daarnaast geldt dat het grootste deel van de gronden langs het spoor op dit moment al in bezit is van ProRail. De enige grote partij die nu nog gronden langs het spoor heeft, is NS. ProRail en NS hebben met elkaar afgesproken dat NS haar jaarlijkse lijsten van te verkopen gronden periodiek met ProRail zal afstemmen, hetgeen ProRail als eerste in de gelegenheid stelt de door NS te verkopen gronden te verwerven. NS en ProRail zullen dit in een convenant vastleggen.
Het bericht ‘856.000 Nederlanders in loondienst bouwen geen pensioen op’ |
|
Bart van Kent |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u het bericht «856.000 Nederlanders in loondienst bouwen geen pensioen op»?1 Kunt u verklaren waarom in de uitzendsector ondanks de verplichtstelling 1 op de 3 werknemers, wat neerkomt op 136.000 personen, geen pensioen opbouwt? Hoeveel mensen bouwen volgens de uitzendsector zelf geen pensioen op?
Ja, dit bericht is mij bekend. De uitzendsector kent relatief veel groepen werknemers die niet onder de verplichtstelling vallen, zoals jongeren onder de 21 jaar en werknemers die korter dan de wachttermijn van 26 weken werkzaam zijn omdat men binnen die termijn doorstroomt naar een andere baan of een dienstbetrekking bij de opdrachtgever. Om onder meer deze redenen bouwen niet alle uitzendkrachten pensioen op, ondanks dat er een verplichtstelling geldt in deze bedrijfstak.
Heeft u al een gesprek gehad met de uitzendsector over het niet nakomen van de verplichtstelling? Zo ja, kunt u daar verslag van uitbrengen? Zo nee, kunt u dit overleg voeren in de maand januari?2
Ik heb inmiddels om een eerste reactie gevraagd van het pensioenfonds van de uitzendsector (StiPP). Het pensioenfonds laat weten dat de uitkomsten genuanceerder liggen dan uit het onderzoek blijkt en dat het werkelijke aantal uitzendkrachten dat geen pensioen opbouwt waarschijnlijk kleiner is dan in het CBS-onderzoek wordt geconcludeerd. In de eerste plaats leidt, gezien de kenmerken van uitzendarbeid, het administratieve proces van verwerking van pensioenopbouw tot achterstanden in de verwerking van pensioendeelname. Daarnaast geeft het pensioenfonds aan dat de manier van berekenen van het CBS op onderdelen afwijkt van de werkwijze vanuit de sector. De sector rekent bijvoorbeeld met gewerkte weken en het CBS met een half kalenderjaar. Het effect van deze afwijking op de resultaten is niet bekend. De uitzendsector heeft aangegeven het voornemen te hebben om naar aanleiding van het CBS-onderzoek een verdiepingsonderzoek uit te voeren om vast te stellen hoe groot de werkelijke pensioendeelname is. De uitkomsten van dit onderzoek zijn momenteel nog niet bekend.
Welke maatregelen bent u voornemens te ondernemen richting de uitzendsector en andere werkgevers die ondanks de verplichtstelling niet de mogelijkheid bieden aan de werknemers om pensioen op te bouwen?
Er zijn wettelijke mogelijkheden in de uitzendbranche om onder bepaalde voorwaarden af te wijken van de verplichtstelling, zoals de wachttijd van 26 weken. Het is aan het pensioenfonds om de verplichtstelling te handhaven. Het pensioenfonds loopt bij het niet handhaven van de verplichtstelling het risico dat er pensioen moet worden uitgekeerd aan werkenden die wel onder de verplichtstelling vallen, maar waarvoor geen premie is afgedragen (het uitgangspunt van «geen premie, wel recht»). Ik ontvang overigens geen signalen dat deze verplichtstelling, naast de wettelijke afwijkingsmogelijkheden, op grote schaal wordt ontweken. Zoals aangegeven heeft pensioenfonds StiPP laten weten dat de uitkomsten genuanceerder liggen en zijn zij voornemens een verdiepingsonderzoek uit te voeren.
Daarnaast hebben de sociale partners in de uitzendsector besloten tot de uitvoering van een onderzoek naar de effecten van een verkorting van de wachttijd voor werknemers, werkgevers en het pensioenfonds StiPP. Het gaat daarbij om effecten op de pensioenopbouw, de kosten en de administratie. Dit laatste effect moet niet worden onderschat. Het is één van de redenen voor de bijzondere positie van de uitzendsector als het gaat om wachttijd. Veel uitzendkrachten werken slechts kort bij een opdrachtgever, waardoor er sprake zou zijn van relatief hoge administratieve kosten, die ten koste zou gaan van de opbouw van pensioen van de deelnemers. Sociale partners werken in dit onderzoek samen met StiPP en laten het onderzoek uitvoeren door een externe partij. Sociale partners streven ernaar deze resultaten voor de zomer beschikbaar te hebben.
Het is aan de sociale partners om mede op basis van de resultaten van het onderzoek afspraken te maken over een (aangepaste) pensioenregeling en een daarin te hanteren wachttermijn. Hantering van een drempelperiode wordt daarbij eveneens als alternatief overwogen, maar leidt tot verschillende nieuwe administratieve vraagstukken, zoals de bewaring van premiegelden gedurende de drempelperiode. Ik onderhoud contact met de betrokken partijen over de voortgang en zal uw Kamer informeren over de uitkomsten.
Kunt u de groep van 147.000 werknemers met een jaarloon lager dan het wettelijk minimumloon die geen pensioenregeling hebben bij hun werkgever nader uitsplitsen in type contract en sector waar ze in werkzaam zijn? Wat kan en gaat u doen om deze groep mensen wel de mogelijkheid te geven om pensioen op te kunnen bouwen?
Een inschatting van deze uitsplitsingen is gemaakt op basis van de aantallen uit de tabellen 1 en 5 van het CBS-onderzoek, en daar het verschil uit te berekenen (zie tabel 1). Hierbij moet worden opgemerkt dat deze verschillen enige mate van onzekerheid hebben, omdat de cijfers in tabellen 1 en 5 al zijn afgerond.
Totaal
Witte werknemer
Aandeel witte werknemer
Totaal
Witte werknemer
Aandeel witte werknemer
Totaal
Witte werknemer
Aandeel witte werknemer
Totaal
6.556
856
13%
6.164
708
11%
392
148
38%
Vast
4.490
347
8%
4.389
320
7%
101
27
27%
Flexibel (flexibel aantal uren of tijdelijk dienstverband)
2.066
509
25%
1.776
388
22%
290
121
42%
Landbouw, visserij, bouwnijverheid en industrie
988
79
8%
964
69
7%
24
10
42%
Commerciële dienstverlening
3.185
598
19%
2.908
500
17%
277
98
35%
Niet-commerciële dienstverlening
2.121
113
5%
2.056
85
4%
65
28
43%
Overig
262
66
25%
237
55
23%
25
11
44%
In Nederland kennen we geen algemene pensioenplicht. Bij bedrijven die niet onder een verplichtstelling vallen en waarin deelname aan een pensioenregeling ook niet in een CAO is vastgelegd, zijn werkgever en werknemers vrij om afspraken te maken over een pensioenregeling. Dan kan ook de consequentie zijn dat er geen pensioenopbouw wordt afgesproken. De verantwoordelijkheid om afspraken te maken over pensioen ligt in beginsel bij sociale partners.
Bij payrolling is er om uitzonderlijke redenen voor gekozen een adequate pensioenregeling voor te schrijven indien vergelijkbare werknemers bij de opdrachtgevers of in de sector deelnemen aan een pensioenregeling. Ik wil voorkomen dat payrolling wordt gebruikt vanwege kostenverschillen om zo te concurreren op arbeidsvoorwaarden. In het totaal aan arbeidsvoorwaarden is pensioen zeer belangrijk, waarbij de kostenverschillen tussen het wel of niet treffen van een pensioenregeling groot kunnen zijn. De voorgestelde invulling van een adequaat pensioen gaat deze oneigenlijke concurrentie tegen, maar laat partijen desondanks vrijheid om hun eigen pensioenregeling vorm te geven, mits deze voldoet aan de bij amvb te stellen (minimum)voorwaarden.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg pensioenonderwerpen dat op 6 februari 2019 zal plaatsvinden?
Ja.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gehouden tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, bijvoorbeeld door effectief klimaatbeleid te ontwikkelen en te stoppen met polderen met het bedrijfsleven?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten, het Ministerie van OCW, de gemeente Utrecht al doen?
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, zoals door de relaties met Saoedi Arabië af te bouwen, omdat Saoedi-Arabië een van de landen is die rechtstreeks lijkt te handelen tegen het belang van volgende generaties door de energietransitie te frustreren?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Ziekmakende giftige dampen in varkensstallen en het aanhoudende gedogen daarvan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat in het Varkensbesluit van 1997 al is bepaald dat varkensstallen zo moeten zijn ingericht dat de varkens toegang hebben tot een schone en comfortabele ruimte?
Ja.
Kunt u voorts bevestigen dat in de Wet dieren van 2011 is bepaald dat gehouden dieren moeten worden gevrijwaard van fysiek en fysiologisch ongerief en dat het in principe verboden is de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen?
In de Wet Dieren is in artikel 1.3 bepaald dat bij het stellen van regels of het nemen van daarop gebaseerde besluiten rekening wordt gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor de intrinsieke waarde van het dier. Daartoe wordt gerekend dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd, hetgeen onder meer inhoudt de vrijwaring vanfysiek en fysiologisch ongerief voor zover dat redelijkerwijs kan worden verlangd. Het is daarnaast op grond van artikel 2,1 van de Wet dieren verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.
Kunt u voorts bevestigen dat in de nadere regelgeving onder de Wet dieren, in het Besluit houders van dieren van 2014, een verbod is opgenomen om dieren te houden in stallen waarin de lucht zo vervuild is dat zij er ziek van worden?1
In het besluit houders van dieren is opgenomen dat de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties in de omgeving van het dier niet schadelijk zijn voor het dier.
Kunt u bevestigen dat zowel het Varkensbesluit als de Wet dieren als het Besluit houders van dieren in elk geval tot halverwege 2018 nooit is gehandhaafd als het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven?
De NVWA controleerde ook voor medio 2018 tijdens inspecties bij varkenshouderijen of het klimaat in de stal schadelijk is voor de dieren. In die gevallen waar duidelijk sprake was van een schadelijk klimaat werd ook handhavend opgetreden.
Indien u niet wilt bevestigen dat de dierenwelzijnswetten nooit zijn gehandhaafd als het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven, kunt u dan de informatie over concrete gevallen van handhaving en sanctionering van de afgelopen decennia naar de Kamer sturen zodat de Kamer kan controleren of uw bewering dat er wel is gehandhaafd wel klopt?
In mijn antwoord op uw vraag 4 heb ik aangegeven dat er ook vóór halverwege 2018 is gehandhaafd als het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven. Voor meer informatie over de handhaving op het klimaat in varkensstallen in 2018 verwijs ik naar de op 28 februari jl. door de NVWA gepubliceerde factsheet over de inspectieresultaten klimaat in varkensstallen.1
Vindt u het zelf prettig om ammoniakdampen in te ademen?
Nee.
Erkent u dat alleen al op basis van gezond verstand er al die jaren al ernstig rekening moest worden gehouden met de waarschijnlijkheid dat varkens die hun hele leven in gesloten stallen moeten doorbrengen, slechts via een rooster gescheiden van hun eigen uitwerpselen, te lijden hebben van de ammoniak in de lucht waarin ze 24 uur per dag moeten leven?
Ik ben me ervan bewust dat er meer aandacht moet komen voor de omstandigheden waarin de varkens gehouden worden. Dit is ook een van de maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord voor de sanering en verduurzaming van de varkenshouderij zijn afgesproken (Kamerstuk 28 973, nr. 200). Deze aanpak is gericht op het ontwikkelen van brongerichte emissiebeperkende maatregelen, waarbij de mest frequent uit de stallen wordt afgevoerd en bewerkt, en verbeterde ventilatiesystemen in varkensstallen. Hierdoor verminderen schadelijke emissies in stallen en verbetert de kwaliteit van het stalklimaat.
Kunt u bevestigen dat ammoniak voor varkens een van de schadelijkste gassen is in de stallucht?
Ammoniak is boven een bepaalde concentratie schadelijk voor de gezondheid. De mate van schadelijkheid is naast de concentratie ook afhankelijk van de blootstellingsduur. De relatie tussen blootstelling aan ammoniak en ontstaan van gezondheidsproblemen is moeilijk vast te stellen, omdat vaak meerdere stalfactoren tegelijkertijd van invloed zijn op de gezondheid van de dieren.
Kunt u bevestigen dat het reukorgaan, net als bij een hond, het belangrijkste zintuig is van varkens en dat varkens hun soortgenoten onderscheiden op geur?
Varkens herkennen elkaar onderling door een combinatie van geluid, zicht en geur.
Realiseert u zich dat aantasting van de neus en reuk betekent dat de dieren de mogelijkheid tot deze cruciale herkenning wordt ontnomen?
Er zijn geen aanwijzingen dat dieren elkaar minder goed herkennen in varkensstallen. Dieren herkennen elkaar op basis van geluid, zicht en geur. Wel is het zo dat Wageningen Livestock Research aangeeft dat een verminderd stalklimaat kan leiden tot frustratie en prikkelbaarheid van de dieren.
Hoe denkt u dat varkens zich voelen in een hok vol andere varkens als zij die niet (goed) meer kunnen herkennen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u bevestigen dat aantasting van de neus en reuk en daarmee het wegvallen van herkenning tot gevolg heeft dat de dieren minder sociaal gedrag kunnen vertonen en agressiever zijn naar elkaar, wat er weer toe leidt dat zij elkaar verwonden?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn er medewerkers op het ministerie (geweest) die aandacht hebben gevraagd voor de waarschijnlijkheid dat de lucht in varkensstallen een bron van leed vormt voor de dieren? Zo ja, vanaf wanneer, hoe vaak is dat gebeurd en wat is er met de respectieve signaleringen van (diverse) ambtenaren die aandacht vroegen voor dit specifieke dierenwelzijnsprobleem gebeurd?
De luchtkwaliteit in de varkensstallen is al geruime tijd een punt van aandacht binnen mijn ministerie.
In de plannen voor verduurzaming van de varkenshouderij is luchtkwaliteit in de stal ook een belangrijk aandachtspunt. Eén van de maatregelen in het Hoofdlijnenakkoord voor de sanering en verduurzaming van de varkenshouderij (Kamerstuk 28 973, nr. 200) is gericht op het ontwikkelen van brongerichte emissiebeperkende maatregelen, waarbij de mest frequent uit de stallen wordt afgevoerd en bewerkt, en verbeterde ventilatiesystemen in varkensstallen. Hierdoor verminderen schadelijke emissies in stallen en verbetert de kwaliteit van het stalklimaat.
Kunt u bevestigen dat er al jaren wetenschappelijke kennis beschikbaar is over de schadelijke effecten van het inademen van lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel dieren als mensen?
Het is bekend dat hoge gehaltes ammoniak niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid van de luchtwegen van mens en dier.
Er is veel onderzoek beschikbaar over de schadelijkheid van ammoniak voor mens en dier. Dit heeft er onder andere toe geleid dat WUR in 2015 onderzoek heeft gedaan naar indicatoren die gebruikt kunnen worden door de varkenshouders en handhavers om inzicht te krijgen in situaties waarbij het stalklimaat onvoldoende gewaarborgd is en er mogelijk sprake is van verminderd dierenwelzijn en verminderde diergezondheid. Het onderzoek heeft vijf indicatoren opgeleverd. Dit zijn de omgevingsindicatoren concentraties koolstofdioxide en ammoniak en de volgende dierindicatoren: mate van roodheid en/of bevuiling van de ogen; mate van oorbijten; mate van staartbijten; mate van bevuiling van de dieren. De NVWA gebruikt deze vijf indicatoren om het stalklimaat te beoordelen.
Welke onderzoeken en rapporten (inzake de schadelijke effecten van het inademen van lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel mensen als dieren) zijn sinds wanneer bekend op het ministerie en wat is er met die onderzoeken en rapporten gebeurd?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u bevestigen dat mensen ademhalingsproblemen ervaren bij een ammoniakgehalte van 6 parts per million (ppm) en dat biggen ammoniakconcentraties onder de 10 ppm al detecteren en vermijden?2
De onderbouwing van deze data zijn mij niet bekend.
Welke waarde kent u toe aan de duidelijke voorkeur van (deze) dieren om geen lucht met (deze gehaltes aan) ammoniak erin in te hoeven ademen?
Ik vind het belangrijk dat de dieren kunnen leven in een omgeving die niet schadelijk is.
Erkent u de voorkeur voor niet-vervuilde lucht als behorend tot de natuurlijke behoeften van het dier? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat er sprake is van een goed stalklimaat en een goede luchtkwaliteit. Het is daarom belangrijk om in te zetten op brongerichte maatregelen. Zie verder mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u bevestigen dat ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm tot beschadigingen aan de luchtwegen kunnen leiden bij varkens én mensen?3
Het is bekend dat hoge gehaltes ammoniak niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid van de luchtwegen van mens en dier. Een combinatie van factoren kan leiden tot respiratiestoornissen in de varkens. Dit uit zich bijvoorbeeld in longafwijkingen (long- en borstvliesontstekingen) bij vleesvarkens.
Kunt u bevestigen dat veel varkens als gevolg van de ammoniakdampen in de stal waarin zij opgesloten zitten lijden aan chronisch hoesten, ernstige benauwdheid, longontstekingen en pijnlijke borstontstekingen?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u bevestigen dat volgens de Arbowet de ammoniakconcentraties in stallen niet hoger mag zijn dan 10 ppm?
Volgens bijlage XIII bij de Arbeidsomstandighedenregeling mag de ammoniakconcentratie waaraan een werknemer blootstaat niet hoger zijn dan 14 mg/m3 (voor een gemiddelde blootstelling over 8 uur); dit komt overeen met 20 ppm. Bij een korte blootstellingsduur (15 min) mag de ammoniakconcentratie niet hoger zijn dan 36 mg/m3 (50 ppm).
Hoe verhoudt deze wettelijke arbonorm voor de lucht in stallen zich tot het gedogen van ammoniakconcentraties die veel hoger liggen?
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn antwoord op de vragen 14 en 15.
Onderschrijft u de bevindingen van het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit, dat op basis van metingen en berekeningen in 2013 concludeerde dat de ammoniakconcentratie in stallen op 50 tot 70 ppm kan liggen?
Ik heb geen reden om aan de uitkomsten van de bevindingen van het Klimaatplatform te twijfelen. Ik heb daarom ook door de WUR onderzoek laten doen naar indicatoren om het stalklimaat en de effecten daarvan op het dier zichtbaar te maken en een effectievere invulling te kunnen geven aan de handhaving op de luchtkwaliteit.
Kunt u bevestigen dat het dierenwelzijnspanel van de European Food Safety Authority (EFSA), in een zogenaamd «technical report» waaraan de Wageningen Universiteit heeft meegeschreven, in 2011 heeft gesteld dat het ammoniakgehalte in een varkensstal in elk geval niet boven de 20 ppm zou moeten komen?4
Ja dat is mij bekend. Een varkensstal goed ventileren is van belang voor de gezondheid en het welzijn van de varkens. Ventileren van stallen is een balans tussen het omlaag brengen van de ammoniakgehaltes en de luchtsnelheid in de stal. Als er teveel geventileerd wordt kan er tocht ontstaan en de temperatuur in de stal dalen, wat een negatieve invloed kan hebben op de diergezondheid van de dieren.
Kunt u bevestigen dat Duitsland wettelijk heeft vastgelegd dat de ammoniakconcentraties in varkensstallen niet hoger mag zijn dan 20 ppm wettelijk en dat ook in Frankrijk bij inspecties in varkensstallen deze grenswaarde als maximale bovengrens wordt gehanteerd?
In Duitsland is vastgelegd dat de ammoniakconcentratie in varkensstallen structureel niet hoger mag zijn dan 20 ppm. In Frankrijk is geen waarde voor de ammoniakconcentratie in varkensstallen in regelgeving opgenomen.
Kunt u bevestigen dat het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit in 2013 al waarschuwde dat de ammoniakconcentratie in varkensstallen hooguit 20 ppm mag zijn? Sinds wanneer was deze bevinding bekend op het ministerie? Werd de bevinding gesignaleerd door het team dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Wat is er met de bevinding gebeurd op het ministerie?
Het ging hierbij om een advies van het Klimaatplatform Varkens richting varkenshouders in 2013. In 2015 heeft mijn ministerie opdracht gegeven aan de WUR om onderzoek te doen naar indicatoren voor de handhaving van het stalklimaat. Zie ook vraag 17.
Kunt u bevestigen dat die bovengrens van 20 ppm in Nederland nog altijd niet wettelijk is vastgelegd?
In de regelgeving is de bovengrens van 20 ppm ammoniak niet opgenomen.
Erkent u dat Nederland op dit punt dus niet «voorop loopt» in Europa als het gaat om het dierenwelzijn in de veehouderij, zoals wel vaak wordt beweerd?
Nederland heeft ervoor gekozen om op basis van beschikbaar onderzoek de stap te zetten naar het laten opstellen van praktische handvatten voor het toezicht op de luchtkwaliteit in stallen. Zoals ook aangegeven bij mijn antwoord op vraag 13 is de luchtkwaliteit in varkenstallen al geruime tijd een punt van aandacht binnen mijn ministerie. Ik heb geen inzicht hoe aan deze opgave invulling is gegeven in andere landen.
Kunt u toelichten waarom u er niet voor heeft gekozen om in elk geval een wettelijke bovengrens vast te leggen voor de toegestane ammoniakconcentraties in varkensstallen, maar in plaats daarvan opdracht heeft gegeven aan Wageningen Livestock Research om een onderzoek te doen naar «signaalindicatoren» voor een ontoereikend stalklimaat?
Met het onderzoek zijn signaal indicatoren tot stand gekomen die de NVWA handvatten biedt voor een integrale beoordeling van het stalklimaat waarin verschillende aspecten, waaronder ammoniak, worden meegenomen. Daarmee wordt invulling gegeven aan het toezicht op stalklimaat. In Europese regelgeving is geen wettelijke bovengrens vastgelegd.
Hoeveel geld heeft het ministerie betaald aan Wageningen Livestock Research voor dit pilotproject voor de ontwikkeling van «indicatoren op basis waarvan bedrijven kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen» en hoeveel tijd heeft het onderzoek in beslag genomen?
Dit onderzoek heeft € 73.300 (inclusief btw) gekost. Het onderzoek liep van 2015 tot april 2017.
Hoe verantwoordt u de jarenlange vertraging en het opnieuw uitgeven van belastinggeld aan een onderzoek door Wageningen Universiteit, terwijl diezelfde universiteit in een samenwerkingsverband voor EFSA al in 2011 tot de conclusie was gekomen dat je 20 ppm als maximale bovengrens moet stellen voor de lucht in varkensstallen?
Om de uitkomsten van een rapport om te zetten in beleid en uitvoering is tijd nodig en extra onderzoek. In het rapport van de EFSA is als conclusie opgenomen dat ammoniak waarden van meer dan 20 ppm nadelige gevolgen kunnen hebben op de fysiologie en het gedrag van varkens. Op basis daarvan is in het rapport de aanbeveling opgenomen om de ammoniak waarde niet hoger te laten zijn dan 20 ppm. Dit is niet overgenomen in Europese regelgeving. Zie verder mijn antwoord bij vraag 28.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ondanks dit nieuwe onderzoek, weer zes jaar later, in ieder geval tot juli 2018 nog altijd geen sancties heeft opgelegd bij geconstateerde overtredingen met betrekking tot de slechte luchtkwaliteit in varkensstallen? En hoe is dit na juli 2018?
In de eerste helft van 2018 heeft de NVWA 59 keer het klimaat beoordeeld aan de hand van de checklist stalklimaat. Dit betrof 53 bedrijven. Bij 18 van de 32 inspecties op locaties met biggen is bij één of meerdere hokken een ammoniakwaarde boven de 20 ppm gemeten. Bij 18 van de 27 inspecties op locaties met vleesvarkens is bij één of meerdere hokken een ammoniakwaarde boven de 20 ppm gemeten. Dit betekent dat bij 36 van de 59 ingevulde checklijsten, bij één of meerdere hokken een ammoniakwaarde boven de 20 ppm is gemeten. Zoals ook uitgelegd in antwoord op de vragen 27 en 31 handhaaft de NVWA op basis van een combinatie van indicatoren en niet op basis van uitsluitend ammoniakwaardes. Naast een aantal omgevingskenmerken worden ook dierkenmerken meegewogen. Op 4 bedrijven is op basis van de uitgevoerde inspecties de luchtkwaliteit in de stal als niet akkoord beoordeeld. In één geval is hiervoor een schriftelijke waarschuwing gegeven. De overige drie inspecties zijn afgedaan met een mondelinge waarschuwing, waarbij in één geval de tekortkoming ter plekke is hersteld.
Kunt u bevestigen dat bij de inspecties die de NVWA aan het begin van dit jaar heeft uitgevoerd met de «checklist stalklimaat biggen», bij zo’n 70% van de inspecties ammoniakconcentraties in hokken zijn gemeten die (ver) boven de 20 ppm lagen?
Zie antwoord vraag 32.
Mogen we aannemen dat op dit moment in tot wel 70% van de hokken in Nederland varkens leven in een ammoniakconcentratie hoger dan de maximale waarde van 20 ppm? Zo nee, kunt u het uitsluiten?
Zie antwoord vraag 32.
Kunt u bevestigen dat de ammoniakconcentraties in stallen vooral tijdens koude dagen zomaar kan oplopen, omdat veel boeren het ventilatieniveau terugdraaien om de stal warm te houden?
De NVWA voert geen specifiek onderzoek uit naar het ventilatieniveau. Dat wil zeggen, dit wordt niet geregistreerd tijdens een inspectie. Inspecteurs geven wel aan dat zij op koudere dagen vaker een minimale ventilatie aantreffen in de stal en dat dit de oorzaak zou kunnen zijn voor een hogere ammoniakconcentratie. Het stalklimaat is een balans tussen het omlaag brengen van de ammoniakgehaltes en de luchtsnelheid in de stal. Als er teveel geventileerd wordt op koude dagen kan er tocht ontstaan en de temperatuur in de stal dalen, wat een negatieve invloed kan hebben op de diergezondheid van de dieren.
Kunt u bevestigen dat uit een onderzoek van EFSA blijkt dat zelfs een korte periode van blootstelling aan ammoniakconcentraties boven de 35 ppm al leidt tot ontstekingsreacties in de luchtwegen bij varkens, waarbij bacteriën tevens moeilijker uit de longen kunnen worden afgevoerd, wat in combinatie met fijnstof bij een hoge ammoniakconcentratie zorgt voor verdere ontstekingsreacties?
Ja.
Kunt u bevestigen dat ammoniak niet alleen de weerstand tegen bacteriën, maar ook tegen virussen beïnvloedt?
Het is bekend dat klimaatfactoren een risicofactor kunnen zijn bij het ontstaan van bepaalde ziekten. Er is geen eenduidige relatie maar correlaties zijn vastgesteld.
Kunt u bevestigen dat varkens al relatief kleine longen hebben, maar in de veehouderij de afgelopen 30 jaar dusdanig zijn gefokt op groeisnelheid dat de groei van spiermassa ten koste is gegaan van de longinhoud? Kunt u bevestigen dat hun longinhoud daardoor met 3% is verminderd, waardoor het «moderne» varken nog gevoeliger is geworden voor schadelijke gassen in de lucht van de stal waar zij hun hele leven in worden opgesloten?
Dat kan ik niet bevestigen. Belangrijk is dat het stalklimaat van voldoende kwaliteit is om longproblemen te voorkomen en dat het welzijn van de varkens niet wordt aangetast.
Erkent u, op basis van deze naar aanleiding van een WOB-verzoek verkregen inspectieresultaten, dat de door de EFSA voorgestelde bovengrens voor de luchtkwaliteit in stallen, en daarmee de wettelijke bepaling dat de omgeving niet schadelijk mag zijn voor dieren, stelselmatig wordt overschreden?
Zie mijn antwoorden op de vragen 27 en 31.
Hoeveel inspecties hebben er in de periode juli tot november 2018 plaatsgevonden aan de hand van de «checklist stalklimaat biggen»?
Er hebben geen inspecties plaatsgevonden aan de hand van de «checklist stalklimaat biggen» in de periode juli tot november 2018. De metingen waarop het onderzoek van WUR is gebaseerd, zijn uitgevoerd in het koelere deel van het jaar (winter en voorjaar). Voor de inspecties in 2018 is gekozen om ze in eenzelfde periode uit te voeren, omdat de door de WUR benoemde signaalindicatoren in ieder geval voor deze periode valide zijn.
In hoeveel procent van de hokken en in hoeveel procent van de bedrijven zijn er ammoniakwaardes boven de 20 ppm aangetroffen? Hoeveel boetes en waarschuwingen zijn hierbij uitgedeeld?
Zie mijn antwoord op de vragen 32, 33 en 34.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat geen enkel varken in de Nederlandse veehouderij nog wordt blootgesteld aan schadelijke ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm en om effectief op te treden als dat wel gebeurt, zoals sluiting van het bedrijf? Zo ja, hoe en op welke termijn mogen de dieren op de bescherming rekenen van de Minister die verantwoordelijk is voor hun wettelijke bescherming?
De vijf signaal indicatoren voor de controle op stalklimaat zijn inmiddels onderdeel van reguliere welzijnsinspecties van de NVWA bij varkenshouders. Als inspecteurs tijdens hun welzijnsinspecties bij varkenshouders twijfels hebben over het stalklimaat kunnen zij op basis van de checklist controleren of het stalklimaat in orde is. Bij overtredingen wordt, afhankelijk van de ernst van de overtreding, waarschuwend of bestraffend opgetreden.
Zie verder mijn antwoord op de vragen 13, 14 en 15.
Herkent u de volgende tekst: «De Nederlandse wet hanteert voor de wettelijke borging van dierenwelzijn in toenemende mate zogenaamde «open normen». Dat houdt in dat veelal in abstracte termen het doel wordt aangegeven waaraan de dierhouder moet voldoen. Zo mag het stalklimaat niet schadelijk zijn voor het dier. Dit geeft de veehouder de vrijheid om zelf de weg te kiezen waarlangs hij dit doel bereikt en creëert ruimte voor vernieuwingen. Voor de toezichthouder (NVWA) is het handhaven echter lastiger»?5
Open normen bieden de houder van dieren de ruimte om zelf invulling te geven aan de wijze waarop hij kan voldoen aan de gestelde eisen. Momenteel loopt er een onderzoek naar aanleiding van de motie Lodders en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 23) over onder andere het in kaart brengen hoe de taakverdeling tussen beleid en handhaving is vormgegeven bij het maken van beleid en het uitwerken van beleidsregels en het interpreteren van (Europese) normen. Hierbij wordt specifiek gekeken naar open normen. Uw Kamer zal over de uitkomsten geïnformeerd worden.
Onderschrijft u de analyse van de dierenwelzijnsonderzoekers van de Wageningen Universiteit dat de open normen in de Nederlandse dierenwelzijnsregels vrijheid geven aan de veehouder en het lastiger maken voor de toezichthouder om te handhaven?
Zie antwoord vraag 43.
Klopt het dat het doel van dit pilotproject «Klimaat in Varkensstallen», waar uw ministerie opdracht toe gaf, bestond uit «het ontwikkelen van indicatoren op basis waarvan bedrijven kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen, niet om daarmee van die open norm weer een gesloten norm te maken, maar om de inspecteur een instrument in handen te geven dat vervolgonderzoek kan rechtvaardigen»?
Ja.
Erkent u hiermee dat de NVWA op basis van de open norm dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn voor het dier tot nu toe geen instrument in handen heeft gehad op basis waarvan zij deze regel zou kunnen handhaven?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 4 en 5 handhaafde de NVWA ook vóór 2018 de open norm dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn voor het dier. Met de indicatoren die zijn ontwikkeld op basis van het WUR onderzoek heeft de NVWA specifiekere handvatten gekregen om dit te doen.
Voor welke open normen in de Wet dieren en het Besluit houders van dieren heeft de NVWA nog meer geen instrument in handen om daadwerkelijk te kunnen handhaven?
De NVWA houdt op alle relevante aspecten van de Wet dieren en het besluit houders van dieren toezicht en als dat ten aanzien van specifieke normen nodig is kan een nadere invulling plaats vinden zoals dat is gebeurd voor de indicatoren voor stalklimaat.
Kunt u bevestigen dat het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering (bureau) van de NVWA in 2015 in het rapport «Risicobeoordeling roodvleesketen» ook al concludeerde dat «het open karakter van diverse voorschriften in de vigerende dierenwelzijnswetgeving» de vaststelling van de naleving ervan «bemoeilijkt» en daarmee «effectief toezicht op en handhaving van» deze regelgeving «belemmert»?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 43 en 44.
Op welke wijze gaat u de conclusie van bureau en de constatering van de onderzoekers van de Wageningen Universiteit dat open normen vooral vrijheid geven aan de veehouder, terwijl het voor de toezichthouder lastiger is om te handhaven, betrekken bij de evaluatie van de Wet dieren?
Zie mijn antwoord op vraag 48. Verder zal ik dit punt ook betrekken bij de evaluatie van de Wet Dieren.
Kunt u de planning voor de beloofde evaluatie van de Wet dieren schetsen en de Kamer de opzet voor de evaluatie toesturen?
De evaluatie van de Wet Dieren zal op korte termijn starten en ik verwacht dat ik de uitkomsten en aanbevelingen van de evaluatie in het eerste kwartaal van 2020 aan de Kamer kan sturen. De evaluatie zal de Wet Dieren en de, voor dierenwelzijn relevante, onderliggende besluiten en regelingen betreffen.
De evaluatie zal worden uitgevoerd door een extern bureau dat onder andere verschillende belanghebbenden zal spreken om input te krijgen. Over de opzet van de evaluatie zal ik uw Kamer in de voortgangsbrief dierenwelzijn nader informeren.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo ja, welke voorstellen mogen de Kamer en jongeren zoals Thunberg nog voor het einde van 2018 van u verwachten om radicaal te breken met het beleid van «business as usual» en de grootste bedreigingen voor het klimaat drastisch aan banden te leggen, door gezond en duurzaam eten te stimuleren door de BTW op groente en fruit niet te verhogen naar 9%, maar te verlagen naar 0%?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welk antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn». Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Het bericht dat het kinderspel is om bedrijven lam te leggen met beslag |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bedrijven lamleggen met beslag is kinderspel»?1
Ja.
Kunt u voor de jaren 2016 en 2017 aangeven in hoeveel gevallen er conservatoir beslag is gelegd bij bedrijven of organisaties met als gevolg dat die bedrijven of organisaties werden belemmerd deel te nemen aan het economisch verkeer? In hoeveel van die gevallen is het beslag uiteindelijk opgeheven in een opheffingskortgeding? In hoeveel van die gevallen is het beslag door de rechter uiteindelijk opgeheven, omdat de vordering in de bodemprocedure is afgewezen?
Uit navraag bij de Raad voor de rechtspraak is gebleken dat er in 2016 door de voorzieningenrechter 6087 keer is beslist op een verzoek om verlof tot het leggen van conservatoir beslag. In 2017 was dit 5646 keer. Deze cijfers zien op alle beslissingen, dus zowel op toewijzingen als op afwijzingen. Uit de systemen van de rechtspraak kan niet worden afgeleid in hoeveel gevallen de verweerder een rechtspersoon en in hoeveel gevallen deze een natuurlijk persoon is. Bovendien wil de verlening van een verlof niet zeggen dat er daadwerkelijk beslag is gelegd. Het is aan de schuldeiser om de beslissing van de rechter vervolgens ten uitvoer te laten leggen.
In 2016 zijn 401 kortgedingen geweest over de opheffing van een conservatoir beslag. In 2017 waren dit er 427. Ook hiervoor geldt dat uit de systemen van de rechtspraak niet kan worden afgeleid hoe vaak de verweerder een bedrijf of organisatie is. Er zijn geen cijfers bekend over het aantal gevallen waarin het beslag is opgeheven in kortgeding. Evenmin wordt geregistreerd in hoeveel gevallen het beslag door de rechter is opgeheven omdat de vordering in de bodemprocedure is afgewezen.
Hoe oordeelt u over de positie van de beslaglegger ten opzichte van de beslagene? Kunt u in uw antwoord specifiek ingaan op de bewijslastverdeling tussen beide partijen, het opheffingskortgeding en de vaak lange duur van die kortgedingprocedure?
Een schuldeiser kan een juridische procedure beginnen om een executoriale titel te verkrijgen. Deze titel kan hij vervolgens ten uitvoer laten leggen om zijn vordering betaald te krijgen. De schuldeiser kan ervoor kiezen om, voordat hij de juridische procedure begint, conservatoir beslag te laten leggen op bepaalde vermogensbestanddelen van de schuldenaar. Denk hierbij aan een conservatoir beslag op de bankrekening, het loon of de woning van de schuldenaar. Het doel van dit beslag is het veiligstellen van het vermogensbestanddeel, zodat de schuldenaar het niet kan verduisteren. Heeft de schuldeiser vervolgens een rechterlijke uitspraak, dan is er nog steeds vermogen waarop hij zich kan verhalen.
Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof van de voorzieningenrechter vereist (zie artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De schuldeiser dient een verzoekschrift in waarin de vordering op de schuldenaar en de grondslag daarvan gemotiveerd zijn omschreven en waarin ook de tegen de vordering door de schuldenaar aangevoerde verweren moeten worden vermeld. Ook moet de schuldeiser motiveren waarom het beslag nodig is, waarom is gekozen voor beslag op dat specifieke goed en waarom niet op een minder bezwarende manier beslag gelegd kan worden (bijvoorbeeld beslag op een roerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank). De bewijslast ligt in dit geval dus bij de schuldeiser. Als de schuldeiser zich niet aan deze informatieverplichting houdt, zal dit ertoe leiden dat het verzoek wordt afgewezen (zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2018:910).
De voorzieningenrechter beslist op het verzoek na een summier onderzoek, in de regel zonder de schuldenaar te hebben gehoord. Weliswaar mag de voorzieningenrechter de schuldenaar oproepen om te worden gehoord (zie artikel 279, lid 1, Rv), maar dit doet hij doorgaans niet, omdat dan de kans bestaat dat het goed wordt verduisterd. Door het horen weet de schuldenaar immers dat er beslag kan worden gelegd en zal hij deze goederen misschien nog snel proberen te verplaatsen of de gelden overboeken. Een beslag zal dan geen doel treffen en nutteloos zijn. Een uitzondering geldt bijvoorbeeld als de schuldeiser beslag wil leggen op vermogensrechten van een bank. De bank moet dan in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord (zie artikel 700, lid 4, Rv), aangezien een beslag het gehele betalingsverkeer in gevaar kan brengen.
Is het verlof verleend, dan kan de schuldeiser conservatoir beslag leggen. Is beslag gelegd, dan moet de schuldeiser binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn (standaard is dit acht dagen) de bodemprocedure starten over de vordering waarvoor het beslag is gelegd. Hiermee wordt gewaarborgd dat het beslag niet eindeloos blijft liggen. De beslagene kan om de opheffing van het beslag vragen aan de voorzieningenrechter die het beslagverlof heeft verleend (zie artikel 705 Rv). De voorzieningenrechter zal het beslag opheffen als het bijvoorbeeld blijkt te gaan om een ondeugdelijke vordering of het beslag onnodig blijkt, bijvoorbeeld omdat na het leggen van het beslag al op een andere manier voldoende zekerheid is gesteld voor de betaling van de vordering (zie bijvoorbeeld Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2016:1074). Een opheffingskortgeding duurde volgens cijfers van de Raad voor de rechtspraak in 2017 gemiddeld 36 dagen.
Uit het voorgaande blijkt dat in de wet voor zowel de beslaglegger als de beslagene waarborgen zijn opgenomen. Zo is voor de beslaglegger van belang dat de voorzieningenrechter snel kan beslissen of er beslag gelegd mag worden. Als het beslag eenmaal gelegd is, kan de beslagene de voorzieningenrechter vragen om het beslag weer op te heffen. Bovendien kan de beslaglegger door de voorzieningenrechter worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de beslagene heeft opgelopen door een onterecht gelegd beslag.
Hoe beoordeelt u het gebruik van conservatoir beslag als pressiemiddel, teneinde de schuldenaar tot betaling of levering te dwingen?
Conservatoir beslag mag niet louter als pressiemiddel worden gebruikt. Dit is nu al zo op grond van de wet en is ook een van de uitgangspunten van de aanstaande herziening van het beslag- en executierecht. Het wetsvoorstel dat dit regelt is aangekondigd in de brief inzake de brede schuldenaanpak van 22 mei 2018 (zie Kamerstukken II, 24 515, nr. 431, blz. 9). Op dit moment is het wetsvoorstel bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig voor advies.
Hoe duidt u het feit dat de schuldenaar in de regel niet wordt gehoord bij een aanvraag van een schuldeiser voor een beslag (beslagrekest)?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het, dat de richtlijn voor een rechter te beoordelen of een beslagrekest voldoende onderbouwd is slechts negen minuten is? Klopt het voorts dat de voorbereidingstijd door een griffiemedewerker daarbij 28 minuten is? Zo nee, wat zijn die tijden dan wel? Kunt u in uw antwoord ingaan op de vraag of u die richttijden representatief acht voor een zorgvuldige beoordeling van een beslagrekest?
Navraag bij de Raad voor rechtspraak leert dat er geen normtijden of richtlijnen bestaan voor de tijd die nodig is voor het beoordelen van een beslagrekest door een rechter of griffier. Die tijden kan de Raad voor de rechtspraak dan ook niet verstrekken. Wel kent zij gemiddelde behandeltijden over heel Nederland. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat de tijd per zaak kan verschillen. Soms zijn het korte verzoeken en soms zijn het meer lijvige verzoeken. Daar wordt altijd de tijd voor genomen en zorgvuldig naar gekeken. De vraag of genoemde tijden representatief zijn voor een goede beoordeling is daarmee niet aan de orde.
Deelt u de mening dat de beschikbaarheid van meer informatie van de zijde van de beslagene kan leiden tot een minder eenzijdige beoordeling en een betere werking van de waarborgenaspecten voor de beslagene bij verlofverlening? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 al heb toegelicht, moet de schuldeiser zijn verzoek tot beslaglegging motiveren en moet hij daarin ook melding maken van de door de schuldenaar tegen de vordering aan te voeren verweren en de gronden daarvoor. De beslagsyllabus van het Landelijk overleg Vakinhoud Civiel, Kanton en Toezicht van de rechtbanken vult deze informatieplicht nader in. Afhankelijk van de soort vordering waarop het verzochte beslag betrekking heeft (vordering uit overeenkomst, onrechtmatige daad of overig), moet het verzoek aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo volgt uit de beslagsyllabus dat bij een onbetaalde factuur het factuuroverzicht en de aanmaningen moeten worden overgelegd. Bij een vordering uit onrechtmatige daad moet nader worden ingegaan op toerekenbaarheid, causaliteit en schade. De voorzieningenrechter verkrijgt van de schuldeiser zowel informatie over de positie van hemzelf als van de schuldenaar en zal op grond hiervan een belangenafweging maken. Ook kan de rechter ervoor kiezen de schuldenaar te horen. Het is dus wel mogelijk om meer informatie van de schuldenaar te verkrijgen, zolang dit er niet voor zorgt dat er een kans is dat de goederen niet meer aanwezig zijn op het moment van de beslaglegging. De rechter zal deze afweging telkens maken.
Kunt u aangeven hoe vaak er een dergelijk conservatoir beslag wordt gelegd in de ons omringde landen, en de mate aangeven waarin dit in Nederland gebeurt? Kunt u daarnaast uiteenzetten op welke wijze in dit verband het beslagrecht in de ons omringende landen, waaronder in ieder geval Duitsland en Frankrijk, is geregeld?
Het is mij niet bekend hoe vaak er conservatoir beslag wordt gelegd in de ons omringende landen. Voor de mate waarin in Nederland conservatoir beslag wordt opgelegd, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.
In Duitsland kent men geen conservatoir beslag zoals in Nederland. In Duitsland heeft men de rechtsfiguur «Arrest», waarvan het effect vergelijkbaar is met conservatoir beslag. Deze procedure wordt zelden gebruikt in Duitsland, onder meer omdat de schuldeiser aannemelijk moet maken dat het vermogensbestanddeel zonder Arrest zou worden verduisterd. In Duitsland wordt vaker gebruik gemaakt van het «Mahnverfahren». Dit is een procedure om snel een executoriale titel te verkrijgen voor de inning van onbetwiste geldvorderingen. Bij deze procedure wordt de schuldenaar, net zoals bij het Arrest, niet gehoord. De schuldeiser kan op basis van de uitspraak vervolgens direct executoriaal beslag leggen.
In Frankrijk kent men wel een conservatoir beslag dat vergelijkbaar is aan het Nederlandse conservatoir beslag. Zo wordt in Frankrijk de schuldenaar in beginsel niet gehoord, maar kan de rechter anders bepalen. Bij beslag op roerende zaken en beslag onder derden, zoals een bankbeslag, heeft het beslag een bewarend effect (zie W.H.Z. Westerhof, in «Conservatoir beslag in Europa; een kijkje over de grens», BER 2013/6 en «Conservatoir beslag in Europa; een kijkje over de grens» (deel II), BER 2015(6)).
Welke mogelijkheden ziet u om de positie van de beslagene en de beslaglegger meer in evenwicht te brengen in een conservatoir-beslagproces, althans te voorkomen dat beslagen bedrijven of organisaties door conservatoir beslag onevenredig worden belemmerd teneinde deel te kunnen blijven nemen aan het economisch verkeer?
Uit het antwoord op vraag 3 blijkt dat in de wet voor zowel de beslaglegger als de beslagene een aantal waarborgen is opgenomen. Zowel bij de beoordeling van een verzoek tot beslaglegging als bij een verzoek tot opheffing van een gelegd beslag maakt de voorzieningenrechter een afweging tussen de belangen van de beslaglegger en de beslagene. De rechter zal de mate van belemmering voor de beslagene om deel te nemen aan het economisch verkeer meenemen in zijn afweging. Ook heeft de voorzieningenrechter de mogelijkheid om de schuldenaar als belanghebbende te horen als de schuldeiser om een verlof tot conservatoir beslag heeft verzocht. Als de rechter dit nodig acht, kan de schuldenaar direct nadat het verzoek door de schuldeiser is gedaan, worden gehoord. Voor de bewijslast geldt dat de schuldeiser in het verzoek al moet ingaan op de verweren die door de schuldenaar zijn aangevoerd tegen de vordering. Ook moet in het verzoek worden beargumenteerd waarom beslag noodzakelijk is en waarom er is gekozen voor een bepaald beslagobject en of er niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is. Ik zie daarom geen noodzaak om de regels inzake het horen en de bewijslast aan te passen. Wel ben ik het ermee eens dat het niet wenselijk is dat beslag in sommige gevallen louter als pressiemiddel wordt gebruikt. Daarom heb ik een wetsvoorstel voor advies voorgelegd aan de Raad van State dat wettelijk verankert dat beslag niet louter als pressiemiddel mag worden gebruikt (zie ook het antwoord op vraag 4).
Ziet u mogelijkheden beslagenen het recht te geven om eerder in het proces gehoord te worden door de rechter, of de bewijslast op andere wijze te verdelen?
Zie antwoord vraag 9.
Het RST op Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kunt u uitsluiten dat door de interne managementproblemen in het Recherche Samenwerkingsteam (RST) op de Antillen belangrijke onderzoeken naar de verbodenheid tussen criminelen en de politiek, in het bijzonder naar de moord op politicus Helmin Wiels, zijn vertraagd of anderszins zijn beïnvloed?1
De samenwerking met partners van RST en TBO, nationaal en internationaal, verloopt naar behoren. Het RST en ook het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) hebben succesvolle jaren achter de rug in de bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Overigens heeft de korpschef van het politiekorps Curaçao naar aanleiding van de berichtgeving in de media laten weten dat de samenwerking met het RST goed verloopt en dat het onderzoek naar de moord op de heer Wiels in het geheel niet is gefrustreerd.2
Waarom is zo lang gewacht met ingrijpen toen duidelijk werd dat de toenmalige teamleider van het RST niet goed functioneerde? Waarom is niet eerder geluisterd naar signalen van interne klokkenluiders? Kunt u toezeggen dat deze klokkenluiders als gevolg van hun melding, niet zullen worden benadeeld?
Op het moment dat het ministerie en de politie signalen hebben ontvangen, is er vanuit goed werkgeverschap waaraan ik zeer hecht, opvolging aan gegeven. De signalen die zijn ontvangen, waren niet eenduidig en niet terug te voeren op één enkele oorzaak. Ze zijn direct bespreekbaar gemaakt met de leiding van het RST en hebben geleid tot verschillende acties. Er zijn vanuit het ministerie en de politie gesprekken gevoerd met de leiding van het RST, ook ter plaatse. Ook zijn gesprekken gevoerd met medewerkers en is een teamcoach voor de leiding van het RST aangesteld. Verder wordt gewerkt aan harmonisatie en verduidelijking van de toepasselijke arbeidsvoorwaardelijke regelgeving, omdat deze regelgeving als onduidelijk werd ervaren.
Klopt het, dat het slechte topmanagement van het RST ook van negatieve invloed is geweest op het optreden van het anti-corruptie team TBO en ook op de samenwerking met lokale partners op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en met de internationale partners in onder meer Italië en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is de Tweede Kamer pas op de hoogte gebracht van de problemen bij het RST nadat klokkenluiders hulp bij de Nederlandse politiebond NPB hebben gezocht en het Algemeen Dagblad over de zaak heeft geschreven? Waarom hebt u niet eerder zelf de Tweede Kamer over deze zaak geïnformeerd?
Over relevante ontwikkelingen met betrekking tot het functioneren van het RST zal ik uw Kamer uiteraard blijven informeren. Zo wordt op basis van een opdracht van de ministers van Justitie van de landen gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe visie op de recherchesamenwerking, die onder andere leidt tot een andere positionering van het RST. Voorzien is dat tijdens het volgende Justitieel Vierpartijenoverleg eind januari 2019 besluiten worden genomen over doorontwikkeling en positionering van het RST. Ik zal u over deze besluitvorming informeren.
Waarom is gekozen voor het aanstellen van een interim--chef teneinde de verstoorde relaties te herstellen? Zijn de verstoorde verhoudingen binnen het RST en is de samenwerking met de lokale en internationale partners ondertussen volledig hersteld? Zo nee, hoeveel tijd denkt u daarvoor nog nodig te hebben?
De vorige teamchef van het RST heeft besloten, na tien jaar betrokkenheid bij het Caribisch gebied, de in het antwoord op de vorige vraag genoemde doorontwikkeling van het RST over te laten aan een opvolger. Gezien de vele partijen betrokken bij de aanstelling van een teamchef van het RST is dit een langdurig proces. Daarop is besloten een al in het gebied werkzame functionaris met kennis van zaken van het RST en de lokale situatie, afkomstig van de Nederlandse politie, als interim--teamchef te benoemen. De samenwerking met de lokale korpsen is goed.
Promovendi |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de kinderopvangtoeslag van beurspromovendi1 en het artikel «Promovendus moet opvang voor kinderen helemaal zelf betalen»?2
Ja
Wat vindt u van de uitspraak van Promovendi Netwerk Nederland dat universiteiten promovendi in dienst moeten nemen, omdat er anders een ongelijke rechtspositie ontstaat met onvoorziene gevolgen?
Van een aanstelling of arbeidsovereenkomst is sprake als de werknemer gedurende een zekere tijd arbeidverricht waarvoor de werkgever loonbetaalt, waarbij er tussen werknemer en werkgever een gezagsverhoudingbestaat. De relatie tussen een werknemer-promovendus en een universiteit voldoet aan deze drie eisen. Het is belangrijk om daarnaast nog drie andere soorten promovendi te onderscheiden. Zoals onder andere in de nota van toelichting op het Besluit experiment promotieonderwijs3 uiteengezet is, zijn dat de buitenpromovendi, de promotiestudenten en de promovendi met een beurs van een derde partij. De uitspraak dat alle promovendi in dienst moeten zijn onderschrijf ik dan ook niet. De positie van promovendi verschilt tussen de vormen:
Buitenpromovendi, promotiestudenten en beurspromovendi zijn dus over het algemeen niet in dienst. Hierbij geldt dat als in de praktijk toch wordt voldaan aan de drie genoemde elementen van een arbeidsverhouding, zij worden aangemerkt als werknemer met een arbeidsovereenkomst.
Herkent u dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtspositie van beurspromovendi?
Zoals is aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is de rechtspositie van de promotiestudent en beurspromovendus afhankelijk van de relatie met de universiteit en de wijze waarop hier feitelijk uitvoering aan wordt gegeven. Dat er ook zonder arbeidsovereenkomst of aanstelling toch sprake kan zijn van een dienstverband of fiscaal gezien van een zogenoemde fictieve dienstbetrekking, kan in de praktijk leiden tot onduidelijkheid, zowel over de fiscale behandeling van de inkomsten als over het recht op kinderopvangtoeslag. De universiteit kan de overeenkomst met de promovendus en de praktische invulling hiervan vooraf laten toetsen door de Belastingdienst. Voor de bij het experiment met promotieonderwijs betrokken universiteiten heeft een dergelijke beoordeling plaatsgevonden en geleid tot de vaststelling dat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking. In die gevallen bestaat dus – indien aan de overige voorwaarden is voldaan – recht op kinderopvangtoeslag.
Wat vindt u ervan dat vanwege deze onduidelijke status (internationale) beurspromovendi geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, terwijl promovendi in loondienst dat wel kunnen?
In de Wet kinderopvang (Wko) staat wanneer een ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag. De voorwaarden staan ook op de website van de Belastingdienst. Een werknemer-promovendus heeft – indien aan de overige voorwaarden is voldaan – recht op kinderopvangtoeslag omdat er sprake is van belastbaar loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit geldt ook voor de promotiestudent en beurspromovendus met een fictieve dienstbetrekking.
Een promotiestudent kan niet op grond van zijn studentstatus aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Volgens de Wko volgt een promotiestudent geen opleiding; een promotietraject is namelijk geen bachelor- of masteropleiding in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De feitelijke invulling van de relatie van de promotiestudent en beurspromovendus met de universiteit bepaalt hun fiscale behandeling. Er bestaan geen wettelijke regels voor deze promotiestudent en beurspromovendus als zodanig. De feitelijke situatie kan dan ook per promovendus of per universiteit verschillen. Hierdoor is niet in zijn algemeenheid aan te geven hoe de inkomsten van deze promovendi fiscaal behandeld worden. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een (fictieve) dienstbetrekking of de inkomsten kunnen belast worden als resultaat uit overige werkzaamheden, zoals bedoeld in de Wet IB 2001. In die gevallen is sprake van het verrichten van tegenwoordige arbeid waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet IB 2001 wordt genoten en bestaat dan ook recht op kinderopvangtoeslag. Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven, kan de feitelijke invulling vooraf worden beoordeeld door de Belastingdienst, waardoor duidelijkheid kan worden verkregen over de fiscale behandeling.
Ziet u aanleiding om maatregelen te treffen waardoor (internationale) beurspromovendi voortaan ook aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag?
Het doel van de kinderopvangtoeslag is formele kinderopvang betaalbaar te houden. Financieel toegankelijke kinderopvang stelt ouders in staat arbeid en zorg te combineren. Zoals hierboven is aangegeven, zijn in de Wko criteria opgenomen wanneer ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Universiteiten kunnen bij de vormgeving van het promotietraject hiermee rekening houden. Als promotiestudenten en (internationale) beurspromovendi aan de criteria voldoen, hebben zij vanzelfsprekend ook recht op kinderopvangtoeslag.
Deelt u de mening dat het Nederlandse systeem voor het aanvragen van toeslagen buitengewoon complex is? Zo ja, vindt u het uit te leggen dat een buitenlandse promovendus, maar liefst 26.000 euro aan kinderopvangtoeslag moet terugbetalen?
Het kabinet begrijpt dat ouders de systematiek als complex kunnen ervaren. De Belastingdienst hanteert verschillende communicatiemethoden, zoals het informeren via de website, om dit onder de aandacht te houden bij ouders. Het recht op kinderopvangtoeslag is aan criteria uit de Wko verbonden. Van ouders wordt verwacht dat zij vooraf zelf beoordelen of zij aan de vereisten voldoen en dat zij eventuele wijzigingen in de omstandigheden die voor het recht op toeslag relevant zijn tijdig doorgeven, zodat de hoogte van de toeslag tijdig kan worden bijgesteld. De Belastingdienst gaat extra informatie over het recht op kinderopvangtoeslag voor (beurs)promovendi toevoegen op de website van Toeslagen. Naar verwachting zal dit binnen een maand online staan.
De wettelijke systematiek om lopende het jaar via een voorschot de toeslagen uit te betalen en achteraf het recht daarop vast te stellen zorgt ervoor dat een deel van de ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, te maken krijgt met een terugvordering of nabetaling. Zoals hiervoor is aangegeven is het tijdig doorgeven van wijzigingen hierbij van belang. Mocht een ouder te maken krijgen met een terugvordering en deze niet in een keer kunnen terugbetalen, bestaat er de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen met de Belastingdienst.
Ouders kunnen het aanvragen of wijzigen van kinderopvangtoeslag als lastig ervaren waardoor zij mogelijk niet altijd tijdig in de gaten hebben dat er geen recht (meer) op toeslag bestaat. Om de problematiek van terugvorderingen aan te pakken is een verbetertraject kinderopvangtoeslag opgezet met bijzondere aandacht voor hoge terugvorderingen, door eerder te signaleren, ouders met een grote kans op terugvorderingen te begeleiden en de digitale dienstverlening te verbeteren4. Bij verbeteringen binnen het huidige stelsel zal er ook aandacht zijn voor het verminderen van de complexiteit. Naast het verbetertraject wordt momenteel het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen uitgevoerd.5 In het IBO Toeslagen wordt in den brede bezien welke verbetermogelijkheden er zijn rond het toeslagenstelsel.
Heeft u in kaart gebracht wat de verschillen zijn qua toeslagen, sociale zekerheid, en werknemersrechten tussen (internationale) beurspromovendi en promovendi in loondienst? Zo ja, wat zijn de verschillen? Zo nee, kunt u deze verschillen in kaart brengen? Bestaan er nog meer knelpunten waar (internationale) beurspromovendi tegenaan lopen?
Ik heb in de nota van toelichting op het Besluit experiment promotieonderwijs in kaart gebracht wat de verschillen zijn tussen werknemer-promovendi, promotiestudenten en (internationale) beurspromovendi. Promovendi die inwoner van Nederland zijn, kunnen onder de werking van de volksverzekeringen vallen, ongeacht de arbeidsrelatie. Dit betreft de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), de Algemene nabestaandenwet (Anw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Zij kunnen ook aanspraak maken op kindgebonden budget, zorgtoeslag en huurtoeslag.
Op werknemer-promovendi zijn de regels van het ambtenarenrecht of het arbeidsrecht uit het Burgerlijk Wetboek (BW) met betrekking tot een werknemer van toepassing. Deze werknemers zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen en kunnen, naast de hiervoor genoemde toeslagen ook aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.
Promotiestudenten zijn geen ambtenaar of werknemer in de zin van het BW. Of recht bestaat op kinderopvangtoeslag hangt onder meer af van de feitelijke invulling van de relatie met de universiteit en de fiscale kwalificatie van de inkomsten. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 is voor promotiestudenten van de universiteiten die deelnemen aan het experiment promotieonderwijs geoordeeld dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Daarom geldt voor deze promotiestudenten wat betreft de sociale zekerheid hetzelfde als hiervoor beschreven bij promovendi in loondienst.
Beurspromovendi zijn evenmin werknemer. De regels van het ambtenarenrecht of het arbeidsrecht uit het BW zijn op deze categorie promovendi niet van toepassing. Als zij ook geen fictieve dienstbetrekking hebben, zijn zij ook niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Ook hier geldt dat de feitelijke invulling van de relatie tussen de universiteit en de promovendus leidend is. Deze feitelijke invulling bepaalt ook de fiscale behandeling van de inkomsten. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een (fictieve) dienstbetrekking of de inkomsten kunnen belast worden als resultaat uit overige werkzaamheden, zoals bedoeld in de Wet IB 2001.
Klopt het dat steeds meer beurspromovendi geen vast dienstverband krijgen, omdat zij dan voor universiteiten goedkoper zijn? Wat vindt u daarvan?
De universiteiten registreren hun promovendi nu nog niet in alle categorieën. Ik beschik daarom niet over cijfers waaruit blijkt hoeveel beurspromovendi aan Nederlandse universiteiten zijn verbonden en of daarin een stijgende lijn zit. Van de VSNU heb ik wel de beschikking gekregen over instroomcijfers van werknemer-promovendi in dienst van de universiteiten. Die instroom neemt niet af, maar blijft sinds 2012 stabiel op ongeveer 2000 promovendi per jaar. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal beurspromovendi dat de universiteiten aantrekken niet ten koste gaat van de instroom van werknemer-promovendi.
Om beter inzicht te krijgen in de verschillende soorten promovendi bij de Nederlandse universiteiten, is de VSNU begin dit jaar gestart met een traject waarin eerst onderscheidende definities voor de verschillende soorten promovendi aan Nederlandse universiteiten worden opgesteld, waarna de aantallen promovendi conform deze categorisering bij de universiteiten zullen worden geregistreerd.
Deelt u de mening dat (internationale) beurspromovendi net als promovendi in loondienst vaak onderzoek verrichten voor de instelling, actief bijdragen aan de onderwijsinstelling en dat er daardoor sprake is van een arbeidsrelatie? Gaat u maatregelen nemen om universiteiten te stimuleren hun promovendi in vaste dienst te nemen? Zo nee, waarom niet?
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Verder is, zoals vermeld in het antwoord op vraag 8, de VSNU bezig met een traject om de verschillende soorten promovendi aan de Nederlandse universiteiten in kaart te brengen. Als ik de uitkomsten hiervan heb ontvangen, zal ik uw Kamer mijn visie doen toekomen ten aanzien van de diversiteit aan promovendi. Daarbij zal ik rekening houden met de uitkomsten van de tussenevaluatie van het experiment met promotieonderwijs die momenteel plaatsvindt.
ABN medewerkers die de bonuswet omzeilen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich nog de antwoorden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het vragenuur op 30 november 2018 in uw afwezigheid gaf over de berichtgeving dat medewerkers van ABN Amro de bonuswet omzeilen?1
Ja, waarbij ik ervan uit ga dat u doelt op het vragenuur van 4 december 2018.
Moet de bank openbaar rapporteren over ABN Amro Participaties over 2018? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om alsnog aan ABN Amro te vragen te rapporteren over dit belang in 2018?
De winst van ABN AMRO Participaties2 (AAP) over 2018 kan nog niet worden vastgesteld aangezien het boekjaar 2018 nog niet is afgerond. Ook na afloop van het boekjaar zal ABN AMRO niet openbaar maken wat de winst van AAP was. ABN AMRO maakt op dit niveau van de organisatie geen specifieke gegevens openbaar en hiervoor geldt geen rapportageverplichting.
In het jaarverslag van ABN AMRO wordt het belang opgenomen dat derden hebben in de activiteiten van ABN AMRO. Het belang van de medewerkers in de private-equityfondsen van AAP valt hieronder. De belangen van derden zullen ook in het jaarverslag over 2018 worden opgenomen.3
Hoe hoog was de winst van ABN Amro Participaties over 2018, en hoeveel is daarvan uitgekeerd als dividend of terugbetaling van kapitaal?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel natuurlijke personen hadden belangen in ABN Amro Participaties in 2017 en 2018, en hoeveel dividend werd uitgekeerd aan deze natuurlijke personen?
ABN AMRO heeft bevestigd dat 16 huidige en voormalige medewerkers van AAP een belang hebben in één of meerdere fondsen van AAP. Bij de oprichting van dergelijke fondsen worden afspraken gemaakt over rechten en investeringen van de deelnemers. Op basis van deze vooraf gemaakte afspraken wordt, na verrekening van de oorspronkelijke investering, inclusief rente aan ABN AMRO, de meeropbrengst (dividend) conform de afspraken verdeeld onder ABN AMRO en de deelnemers. Bij tegenvallende resultaten kan de medewerker de inleg verliezen.
Informatie over de inleg en uitkering per persoon kan niet gegeven worden in verband met het persoonsvertrouwelijke karakter van deze informatie. Het is ook niet gebruikelijk dergelijke informatie over individuele medewerkers te publiceren. Wel wordt, zoals ik hiervoor onder de beantwoording van de vragen 2 en 3 heb aangegeven, het belang van de medewerkers in de private-equityfondsen van AAP in het jaarverslag over 2018 opgenomen.
Kregen alle 16 betrokkenen een gelijk deel van de te verdelen 10 miljoen euro? Zo nee, hoe werd dit bedrag verdeeld en wat was de hoogste uitkering?
Zie antwoord vraag 4.
Aangezien bij de beantwoording werd gesteld dat de bonuswetgeving niet van toepassing was omdat de betrokkenen participeerden, een aandelenbelang hadden, hoe hoog was deze inleg in ABN Amro Participaties? Staat deze in verhouding tot de verkregen beloningen? Hoeveel risico liepen de betrokken medewerkers en in hoeverre is dit te herleiden tot de ontvangen bedragen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt de gang van zaken zich tot de cao van ABN Amro? Vielen deze personen onder de cao? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre zijn deelnemingen in dochters acceptabel onder de cao?
Medewerkers van AAP vielen tot het moment van verzelfstandiging onder de cao van ABN AMRO. Uitgezonderd het hoofd van de private-equityactiviteiten, wiens functie buiten de cao viel. De betreffende regeling viel niet onder de cao.
Bent u het ermee eens dat met deze constructie tegen de geest van de bonuswet is gehandeld, omdat medewerkers van een bank op deze manier alsnog een hoge variabele beloning konden krijgen en het juist de bedoeling was deze te maximeren op 20 procent van het jaarsalaris?
Zoals ik in mijn brief van 17 december 20184 heb aangegeven is een participatie waarbij medewerkers investeren met hun eigen vermogen wezenlijk anders dan een beloning die een medewerker ontvangt voor geleverde prestaties voor de onderneming. Bij een dergelijke participatie verkrijgt de medewerker – in geval van een rendement van de investering – dividend; in geval van een negatief investeringsresultaat, verliest de medewerker (een deel van) zijn inleg. In algemene zin worden dividenduitkeringen en andere uitkeringen die partners, deelnemers, leden, eigenaren en dergelijke ontvangen dan ook – in lijn met richtsnoeren van de Europese toezichthouders, zoals de Europese Banken Autoriteit – niet aangemerkt als vaste of variabele beloningen in de zin van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). Dit ligt anders indien een dergelijke dividenduitkering aangemerkt kan worden als ontwijkingsconstructie in de zin van de Wbfo. DNB en de AFM zien hierop toe en zullen – indien daartoe aanleiding bestaat – maatregelen treffen.
ABN AMRO heeft mij laten weten dat de regeling geldt voor huidige en voormalige medewerkers van AAP. De uitkeringen die hieruit voortvloeien aan medewerkers zijn hoger dan de bank wenselijk vindt en sluiten niet aan bij de bank die ABN AMRO wil zijn. Ik kan me vinden in dit standpunt van ABN AMRO en begrijp van ABN AMRO dat dit een belangrijke rol heeft gespeeld bij de beslissing van om AAP te verzelfstandigen.
De vervolgstappen omtrent bevallen onder pseudoniem |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bevallen onder valse naam voorlopig niet toegestaan»?1
Ja.
Klopt het, dat in de brief van 3 december 2018 onder het kopje «vervolgstappen en verkenning» veelal gekeken wordt naar bevallen onder geheimhouding?2 Kunt u ingaan op de huidige situatie van bevallen onder geheimhouding? Welke specifieke afspraken moeten er met welke (overheids)instanties gemaakt worden teneinde de geheimhouding te realiseren? Welke (overheids)instanties worden op de hoogte gesteld van de geboorte van een kind, ook wanneer sprake is van geboorte onder geheimhouding?
Bij bevallen onder geheimhouding komen de gegevens van de moeder te staan op de geboorteakte van het kind. Deze worden vervolgens opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP) en verstrekt aan de (overheids)instanties die hierover moeten kunnen beschikken ter uitoefening van hun taken.
Fiom heeft op grond van jarenlange ervaring een werkwijze bij geheimhouding ontwikkeld en vastgelegd in een werkdocument. In dit werkdocument staan alle specifieke acties en afspraken beschreven die nodig zijn om geheimhouding te regelen. Het document wordt regelmatig aangevuld naar aanleiding van nieuwe ervaringen. Fiom en Siriz hebben aangegeven dat het regelen van geheimhouding vanwege het grote aantal betrokkenen uiterst bewerkelijk is. Met verscheidene instanties moeten specifieke afspraken worden gemaakt. Het kan gaan om afspraken met onder meer de gemeente waar de moeder woont, waar het kind geboren is en waar het kind bij het pleeggezin verblijft, met gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming, de rechtbank, met het RIVM, Sociale Verzekeringsbank, het ziekenhuis, de zorgverzekering, de GGD, de huisarts, de apotheek en soms met de immigratie- en naturalisatiedienst en de Belastingdienst.
Een aantal instanties moet altijd op de hoogte gesteld worden van de geboorte van een kind, ook als er sprake is van een «beperking gegevensverstrekking aan derden» (de zogenoemde geheimhouding in de BRP). Zo krijgen RIVM, de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank altijd bericht.
Daarnaast verschilt het per casus welke instantie de informatie krijgt, dit is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de moeder.
De toepassing van de geheimhouding is in deze gevallen mensenwerk, daarom valt geheimhouding niet voor de volle honderd procent te garanderen.
Kunt u voorts ingaan op de (financiële) gevolgen van een «beschermde bevalling» die Stichting Beschermde Wieg in samenwerking met een aantal ziekenhuizen aanbiedt? Hoe worden de kosten die samenhangen met een bevalling in dit soort gevallen vergoed?
Een beschermde bevalling is vanwege het anonieme karakter onverzekerde zorg waarvoor geen declaratietitel bestaat. Ziekenhuizen die een beschermde bevalling aanbieden nemen deze kosten daarom voor eigen rekening. Voor declaratie bij een zorgverzekeraar is immers nodig dat kan worden vastgesteld dat iemand verzekerd is. Dat gebeurt aan de hand van het burgerservicenummer.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat ziekenhuizen de kosten van zo’n beschermde bevalling declareren via de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Hoewel deze regeling een uitzondering kent als iemand verzekerd is, speelt hierbij hetzelfde probleem. Als niet kan worden vastgesteld of iemand verzekerd is, bijvoorbeeld omdat betrokkene weigert toestemming te geven om haar gegevens te verstrekken, kunnen de kosten desondanks onder deze regeling worden vergoed.3
Kunt u ingaan op de in de brief genoemde «samenwerking met Stichting Beschermde Wieg en de andere partners»? Welke andere partners zijn dat? Hoe gaat u pogen «een adequate bescherming» te bieden? Kunt u daarnaast ingaan op «adequate bescherming»? Wat acht u adequaat?
Mijn inzet is tweeledig. Ik wil voorkomen dat een ongewenst zwangere vrouw anoniem afstand doet van haar kind en óók dat een kind door de moeder in een hulpeloze toestand wordt achtergelaten omdat de moeder haar identiteit hoe dan ook verborgen wil houden.
Op 15 januari 2019 heb ik met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Fiom, Stichting Beschermde Wieg (SBW) en Siriz verkend op welke wijze de bescherming van moeder en kind het meest effectief geboden kan worden. Daarbij hebben de drie organisaties hun werkwijze toegelicht, is een inventarisatie van de ervaren knelpunten gemaakt bij bevallen onder geheimhouding en zijn mogelijke oplossingsrichtingen verkend. Deze oplossingsrichtingen zien op het versterken van de procedure bij geheimhouding en het de facto onder bepaalde omstandigheden mogelijk maken van het bevallen onder pseudoniem.
De drie organisaties bereiken vrouwen in verschillende omstandigheden: Fiom en Siriz hebben vooral te maken met vrouwen die doorverwezen worden vanuit de hulpverlening, huisarts of het ziekenhuis. De vrouwen die SBW benaderen, willen liever helemaal geen bemoeienis vanuit de hulpverlening. Een reden waarom vrouwen toch SBW benaderen is dat SBW een verdergaande vorm van geheimhouding biedt. Door in haar communicatie-uitingen de mogelijkheid om anoniem te bevallen niet uit te sluiten, tracht SBW die vrouwen over de streep trekken die anders iedere vorm van hulp zouden mijden. Als een vrouw zich meldt, is de hulpverlening vanuit SBW erop gericht de vrouw te bewegen alsnog de zorg voor haar kind op zich te nemen of in ieder geval in te stemmen met achterlating van gegevens over haar identiteit (bevallen onder geheimhouding met vermelding op de geboorteakte). Als de vrouw ook dit niet wil, kunnen de gegevens van de moeder met haar instemming elders worden bewaard op zodanige wijze dat de toegang op termijn voor het kind verzekerd is. De gegevens van de moeder worden dan niet in de geboorteakte van het kind opgenomen. In het uiterste geval heeft de moeder de mogelijkheid om geen enkel gegeven achter te laten. In de afgelopen jaren bleek slechts één moeder zich te hebben gemeld die uiteindelijk haar gegevens niet wilde delen. Deze vrouw is destijds door Siriz naar SBW verwezen. In dat geval biedt SBW de moeder de mogelijkheid om het kind anoniem achter te laten in een kamer in een ziekenhuis. De zorg voor het kind is daarmee geborgd. In de kamers worden vrouwen door het beschikbaar stellen van materiaal uitgenodigd alsnog contact te zoeken met de hulpverlening en om in ieder geval enige gegevens over haar persoon achter te laten.
Tijdens het overleg hebben Fiom en Siriz aangegeven de dilemma’s te delen die SBW gebracht hebben tot deze werkwijze. Ze zouden zelf ook graag meer ruimte willen hebben om zorgmijdende vrouwen pro-actiever tegemoet te treden. De komende maand ga ik met deze partijen en met het Openbaar Ministerie (OM), de ziekenhuizen die een vondelingenkamer hebben ingericht, de Raad voor de Kinderbescherming en de ministeries van BZK en VWS nader onderzoeken hoe we de bestaande knelpunten bij het bevallen onder geheimhouding zoveel mogelijk kunnen wegnemen waarbij we tegelijkertijd kijken naar de mogelijkheid van het de facto invoeren van bevallen onder pseudoniem. Daarbij zal ik nadrukkelijk aandacht besteden aan de mogelijke strafrechtelijke aspecten die hieraan verbonden zijn. Ik verwacht uw Kamer daarover vóór 1 maart te kunnen informeren.
Met de te nemen acties zal ook aangesloten worden bij de maatregelen in preventieve sfeer die de Staatssecretaris van VWS in zijn brief aan uw Kamer van 11 september 2018 heeft aangekondigd. Een belangrijk element daarin is de invoering van een gratis telefonische hulplijn die dag en nacht bereikbaar is. Tijdens het eerdergenoemd overleg bleek dat de hulplijn in een daadwerkelijke behoefte voorziet.
Kunt u ingaan op de positie van de Stichting Beschermde Wieg, als onafhankelijke private stichting? Hoe wordt de kwaliteit van de dienstverlening geborgd?
SBW is een private stichting en ontvangt geen subsidie van de overheid. Haar werkprocessen staan in haar protocollen beschreven. SBW streeft erkenning door de overheid na en is voornemens om de overheid om subsidie te vragen. Daartoe zal SBW moeten voldoen aan de voorwaarden en kwaliteitsvereisten die de overheid voor de verlening van subsidie stelt.
Deelt u de mening van het Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie dat wanneer een kind in een vondelingenkamer wordt neergelegd, diegene die de vondelingenkamer in staat houdt medeplichtig is aan verduistering van staat, ex artikel 236 Wetboek van Strafrecht?3 Ziet u het risico van een verdiepende samenwerking aangegaan met een organisatie die, indien een civiele rechter uitspraak heeft gedaan over de staat van het kind, mogelijk vervolgd kan worden door het openbaar ministerie (OM)?
In het voormelde advies concludeert het Wetenschappelijk Bureau van het OM dat er voor het beschikbaar houden van een vondelingenkamer sprake van medeplichtigheid kan zijn aan verduistering van staat in het geval dat er een kind in de vondelingenkamer wordt neergelegd. Het in artikel 236, derde lid, Wetboek van Strafrecht neergelegde vervolgingsbeletsel kan vervolging alleen plaatshebben nadat een verzoek tot inroeping of tot betwisting van staat is gedaan en de burgerlijke rechter daarop een eindbeslissing heeft gegeven of, ingeval het verzoek door het stilzitten van partijen onvoldoende voortgang vindt, nadat de burgerlijke rechter heeft beslist dat er een begin van bewijs is. Of er in een concrete situatie daadwerkelijk sprake is van medeplichtigheid als bedoeld, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Het is dan aan het OM om te beslissen of er aanleiding is tot vervolging.
Deelt u de mening dat de evaluatie van de in 2014 in Duitsland in werking getreden wettelijke regeling «Gesetz zum Ausbau der Hilfen für Schwangere und zur Regelung der vertraulichen Geburt», waarmee bevallen onder pseudoniem werd geïntroduceerd, positief of in ieder geval bemoedigend is? Erkent u dat door deze wettelijke regeling de adviesbureaus erin zijn geslaagd de vrouwen in het zorgstelsel te laten instromen zodat zij er ook voor konden kiezen hun anonimiteit op te geven teneinde een reguliere adoptieprocedure mogelijk te maken of om het kind zelf op te voeden?
De evaluatie van de wet laat een positief beeld zien. Meer vrouwen zijn bereid de hulpverlening te benaderen en geven aan dat de mogelijkheid van bevallen onder pseudoniem en de gelijktijdige beschikbaarstelling en intensivering van de hulpverlening daaraan hebben bijgedragen. De evaluatie maakt ook duidelijk dat deze vorm van bevallen niet voor alle gevallen een oplossing biedt.
Een aanmerkelijk aantal vrouwen doet geen beroep op de mogelijkheden die de wet biedt en kiest toch voor anoniem bevallen: de zorgmijders.
Ik neem uiteraard goede notie van de ontwikkelingen en ervaringen in Duitsland en zal deze, waar mogelijk, als input gebruiken om de Nederlandse procedure te optimaliseren.
Wat is de planning van de gesprekken die u de komende tijd aangaat met de betrokken organisaties? Hoe gaat u deze gesprekken aanpakken en wat is de gewenste uitkomst van deze gesprekken? Wanneer verwacht u de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken? Met welke betrokken organisaties gaat u spreken?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het, dat er geen sprake kan zijn van volledige bescherming van de vrouw bij bevallen onder geheimhouding, zelfs wanneer het proces verbeterd wordt? Acht u het daarom verstandig parallel aan de voorgenomen stappen, ook het traject van wetswijzigingen in te zetten die bevallen onder pseudoniem mogelijk maken, omdat deze wetswijzigingen tijd kosten?
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 4 is aangegeven, kan er geen absolute garantie gegeven worden voor volledige bescherming van de vrouw onder alle omstandigheden. Het risico op bijvoorbeeld een menselijke fout kan niet in absolute zin worden uitgesloten. Dit is niet anders bij wetswijziging. Mijn inzet is daarom nu gericht op het bereiken van de hoogst haalbare vorm van bescherming voor de vrouw in een praktische aanpak die flexibel is en het maatwerk kan bieden waar voor deze complexe materie behoefte aan is.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het algemeen overleg Personen- en familierecht van 24 januari 2019?
Ja.
Betere communicatie rondom de experimenten gesloten coffeeshopketen |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in verschillende media over het dalende animo voor deelname aan het experiment gesloten coffeeshopketen?1
Ja
Deelt u de mening dat het mogelijk dalende animo bij gemeenten mede kan worden veroorzaakt door een aantal hardnekkige misverstanden over de vormgeving van het experiment, zoals dat bij voorbaat vast zou staan dat na vier jaar het experiment stopt en terug moet worden gegaan naar de huidige situatie, ongeacht het resultaat (wat niet klopt)?
Wij hebben kennisgenomen van de diverse berichten in de media. Bij ons hebben zich, op basis van het voornemen in het regeerakkoord, circa 40 gemeenten gemeld met interesse om deel te nemen aan het experiment. Deze interesse bestond onder andere uit brieven en e-mails van burgemeesters, lokale fracties en gemeenteambtenaren. Ons zijn geen directe signalen bekend dat er sprake is van afnemende interesse. Wel is ons bekend, uit gesprekken met de VNG en gemeenten, dat zij op bepaalde onderdelen voor wat betreft de inrichting van het experiment een andere voorkeur hebben. We hebben op regelmatige basis contact met de VNG en diverse gemeenten over hoe dit experiment het beste kan worden vormgegeven.
Wij betreuren eventuele misverstanden over de invulling van het experiment die bij de media en bij enkele gemeenten zijn ontstaan. In de door ons verstuurde Kamerbrieven en stukken communiceren wij over de voorwaarden die zijn opgenomen in de wet en de algemene maatregel van bestuur en de planning van het experiment. Daarnaast staat deze informatie op de website van de rijksoverheid en informeren wij alle coffeeshopgemeenten regelmatig per mail.
In onze berichtgeving is gecommuniceerd dat het experiment niet automatisch na vier jaar stopt. In het wetsvoorstel is voorzien dat de evaluatie van het experiment vóór het einde van de experimenteerfase zal plaatsvinden. Voor aanvang van de afbouwfase kan het dan zittende kabinet op basis van de evaluatie verdere besluiten nemen. In het wetsvoorstel is de mogelijkheid opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur de experimenteerfase met anderhalf jaar te verlengen. Bijvoorbeeld in het geval dat wordt besloten om het experiment om te zetten in algemeen geldende landelijke regelgeving, dan wel als extra tijd noodzakelijk blijkt uit de evaluatie.
Kunt u uiteenzetten hoe het volgens u kon gebeuren dat er zoveel misverstanden zijn ontstaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid actief deze misverstanden bij gemeenten weg te nemen? Zo ja, hoe wilt u hierbij te werk gaan?
Sinds de bekendmaking van het regeerakkoord zijn er door ons diverse overleggen gevoerd met de bestuurlijke werkgroep cannabis van de VNG. Zo hebben wij op 26 november jl. uitgebreid gesproken met de bestuurlijke werkgroep over de wet, de AMvB en eventuele onduidelijkheden. Tevens hebben we expertsessies over het experiment georganiseerd op ambtelijk niveau. Daarnaast zijn de gemeenten met een coffeeshop actief geïnformeerd over de stappen die zijn gezet.
Wij ondernemen het komende jaar de volgende stappen om te waarborgen dat gemeenten duidelijkheid hebben over de aanmeldprocedure en de invulling van het experiment.
Op deze manier willen wij borgen dat voor alle gemeenten precies duidelijk is hoe het experiment wordt ingericht en wat de regels precies behelzen. De aanmeldprocedure van gemeenten wordt in overleg met de bestuurlijke werkgroep van de VNG vastgesteld
Kunt u uitleggen hoe u in de toekomst wil voorkomen dat bij gemeenten niet duidelijk is hoe de vormgeving van het experiment eruit ziet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u waarborgen dat gemeenten in de komende maanden precies te weten komen waartegen ze «ja» of «nee» zeggen, als het gaat om aanmelding voor deelname aan het experiment?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de indruk dat de procedure tot en met de aanmelding op dit moment bij gemeenten onvoldoende duidelijk is? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waaruit maakt u op dat dit wel voldoende duidelijk is?
Wij gaan ervan uit dat voor gemeenten voldoende duidelijkheid bestaat over de invulling en kaders van het experiment als het wetsvoorstel eenmaal door de Tweede Kamer is aangenomen en het ontwerp van de onderliggende algemene maatregel van bestuur bij het parlement is voorgehangen. Op basis van de huidige stand van zaken is de verwachting dat dit in het eerste kwartaal van 2019 zal zijn. Door middel van een mededeling zal kenbaar worden gemaakt binnen welk tijdvak gemeenten zich voor deelname aan het experiment kunnen aanmelden.
Met een aanmelding kunnen gemeenten hun belangstelling voor deelname aan het experiment kenbaar maken. Als verantwoordelijke ministers zullen wij de deelnemende gemeenten bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen. Dat zullen wij doen met inachtneming van het advies dat de Adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2019 hierover zal uitbrengen. Wij streven ernaar om de besluitvorming over de deelnemende gemeenten vóór het zomerreces van 2019 af te ronden. Op basis van de huidige stand van zaken zal in het najaar van 2019 na ontvangst van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het concept van de algemene maatregel van bestuur het traject kunnen worden afgerond, waarna de besluitvorming over de deelnemende gemeenten definitief zal zijn.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen?
Ja.
De wapenstilstand en de VN waarnemingsmissie in Jemen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de VN-waarnemers naar Jemen gaat sturen onder leiding van de Nederlandse generaal b.d. Patrick Cammaert?1
Ja.
Gaan er ook VN-militairen mee met het waarnemingsteam dat toezicht gaat houden op de wapenstilstand in de Jemenitische havenstad Hodeida?
De VN-Veiligheidsraad heeft de Secretaris-Generaal gevraagd om voorstellen te doen voor de invulling van deze missie. Details hierover zijn nog niet bekend.
Kunt u toezeggen dat Nederland nu, en in het vervolg van het vredesproces, geen militairen naar Jemen zal sturen om de strijdende islamitische partijen uit elkaar te houden en/of VN-waarnemers te beveiligen? Zo nee, waarom bent u dan bereid het risico te nemen dat Nederlandse militairen als speelbal gebruikt worden in de inter-islamitische oorlog tussen Saoedi-Arabië en Iran?
Dit is nu niet aan de orde aangezien er nog geen duidelijkheid bestaat over de invulling van een eventuele missie. Mocht Nederland een bijdrage overwegen dan zal uw Kamer hierover conform de reguliere procedure worden geïnformeerd.
Onderzoek naar fraude bij Vestia |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen (ingezonden 15 november 2018) over het bericht «Onderzoek naar fraude door medewerkers Vestia»?1
Ja.
Wanneer is het onderzoek van het forensisch bureau gestart? Wanneer is dit naar verwachting afgerond?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw), die door Vestia op de hoogte wordt gehouden over deze kwestie, heeft mij desgevraagd gemeld dat het forensisch onderzoek 19 november 2018 is gestart. Het onderzoek kent verschillende fasen, te starten met een inventariserend onderzoek en vervolgens een verdiepend onderzoek. De uiteindelijke doorlooptijd van het onderzoek is afhankelijk van de tussentijdse bevindingen, maar ook van de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek en de toestemming van het OM aan Vestia om de informatie die daaruit voort komt te kunnen gebruiken. De Aw zal over de voortgang en de uitkomsten van het onderzoek worden geïnformeerd.
Bent u bereid de uitkomst van dit onderzoek naar de Kamer te sturen, zodra het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het vertrouwelijk karakter daarvan is het niet gebruikelijk dat de Aw rapportages naar aanleiding van forensisch onderzoek waarover zij komt te beschikken openbaar maakt. Ook het onderhavige rapport zal daarvoor te veel vertrouwelijke informatie bevatten. De Aw zal wel, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, op hoofdlijnen kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Deze hoofdlijnen zal ik te zijner tijd met de Kamer delen.
Assistentiehonden |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Erkent u het belang van keuzevrijheid van gebruikers van assistentiehonden en de toegankelijkheid van deze vorm van zorg?
Ja
Klopt het volgens u dat het therapeutische en praktische effect van hulphonden, die relatief goedkoop zijn als ze een langere periode meegaan, voor heel veel mensen voorkomt dat zij andere dure zorgkosten maken?
Op grond van de Zorgverzekeringswet en daar aan aanverwante wet- en regelgeving hebben mensen aanspraak op een functionerend hulpmiddel, als ze daarop redelijkerwijs zijn aangewezen. Dat kan in sommige gevallen een hulphond zijn. Een hulphond is een hond die een substantiële bijdrage levert aan de mobiliteit en de algemene of huishoudelijke dagelijkse
levensverrichtingen (ADL) van een verzekerde die volledig doof is; of die als gevolg van blijvende, ernstige lichamelijke functiebeperkingen, aangewezen is op hulp bij die mobiliteit of bij ADL, en waarbij een hulphond de zelfstandigheid van de verzekerde vergroot en het beroep op zorgondersteuning (bijvoorbeeld thuiszorg) wordt verminderd. Bij het bepalen of een hulphond het meest passende hulpmiddel is, wordt onder meer ook gekeken naar welke zorg (bijvoorbeeld thuiszorg) door de hulphond kan worden voorkomen.
Deelt u de mening dat er in de samenleving nog stappen te zetten zijn wat betreft de erkenning van assistentiehonden?
Ja
Erkent u dat een assistentiehond in de praktijk voor gebruikers veel meer is dan een medisch hulpmiddel?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u op de hoogte van de wijziging in het inkoopbeleid van CZ waarbij zij voortaan enkel hulphonden vergoeden die in eigendom van de hulphondenschool zijn, terwijl er hulphondenscholen zijn die bewust voor een andere werkwijze kiezen waar de hulphond altijd eigendom is van de patiënt, en enkel de status van de hond in het eigendom van de school is?
Ja, en ik heb hierover contact gehad met zorgverzekeraar CZ. CZ geeft aan deze eis vanaf 2019 te stellen om de kwaliteit van de hulphond voor de kwetsbare groep verzekerden die daar gebruik van maakt beter te kunnen waarborgen. Een hondenschool zal doorgaans beter kunnen beoordelen of een hond geschikt is als hulphond. Doordat de hulphond in bruikleen wordt verstrekt en de hondenschool eigenaar blijft van de hulphond, kan de zorgverzekeraar nadere afspraken maken over kwaliteit van training, begeleiding, dierenartszorg, verzekering etc. Tot slot benadrukt CZ dat bij hun verzekerden zich nog nooit een situatie heeft voorgedaan waarin het voorkwam dat een hulphond is afgenomen.
Erkent u dat deze wijziging onwenselijk is, aangezien scholen die op deze manier werken nu niet meer in zee gaan met CZ, omdat zij willen vasthouden aan hun unieke werkwijze waarbij de gebruiker van de assistentiehond zich minder bezwaard voelt om eventuele problemen aan te kaarten, omdat de angst dat de hond hem/haar wordt afgenomen dan niet bestaat, aangezien enkel de status van de hond kan worden ontnomen en niet de hond zelf?
Nee, het is aan de zorgverzekeraars om te bepalen op welke wijze zij bepaalde zorg (wat dus in de vorm van een hulphond kan zijn) bij welke zorgaanbieder willen contracteren. Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders zijn echter niet verplicht om overeenkomsten met elkaar aan te gaan.
Verder kan juist het feit dat een hond in eigendom is van een hondenschool ervoor zorgen dat een verzekerde eventuele problemen kan melden, omdat dan de mogelijkheid open staat dat voor een andere hulphond gekozen kan worden bij dezelfde hondenschool, mocht dat nodig zijn.
Acht u het wenselijk dat sommige zorgverzekeraars verplichten dat de hulphonden rashonden zijn?
Ik heb daar geen oordeel over, omdat het aan de zorgverzekeraars is om te bepalen op welke wijze zij bepaalde zorg bij welke zorgaanbieder willen contracteren om aan hun zorgplicht te voldoen.
Overigens heeft CZ mij laten weten dat zij een dergelijke eis in haar inkoopbeleid 2019 had opgenomen, maar dat deze eis inmiddels is komen te vervallen, na een nadere toelichting door de hondenscholen over de selectie van een eventuele hulphond. De selectie van de hulphond vindt plaats onder de goede regie van de hondenscholen.
Is er volgens u sprake van willekeur in de vergoeding van assistentiehonden?
Zie mijn antwoorden op vraag 6 en 7
Wat vindt u ervan dat gebruikers van assistentiehonden moeite ondervinden bij het overstappen van zorgverzekeraar, bijvoorbeeld dat terwijl beide zorgverzekeraars onderhandelen over het restbedrag van de assistentiehond de hond tijdelijk wordt afgenomen, en zelfs definitief als de zorgverzekeraars hierover geen overeenkomst bereiken?
Op basis van mijn inzichten heb ik de indruk dat zorgverzekeraars hun taak om te zorgen voor continuïteit van zorg bij overstappen serieus nemen. Navraag bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) leert dat waar dit niet goed loopt, zorgverzekeraars dit met elkaar oplossen in het belang van de verzekerde. Wel heb ik begrepen dat de betaling van de onkostenvergoeding voor verzorging van de hulphond aan de verzekerde wel eens laat kan plaatsvinden. Zorgverzekeraars hebben, aldus ZN, onderling contact om deze situaties te voorkomen.