Het artikel ‘Dertigers stappen in hospitamarkt’ |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Dertigers stappen in hospitamarkt»?1
Deelt u de analyse dat hospitaverhuur zich snel ontwikkelt van een studentenoplossing naar een bredere woonvorm voor alleenstaande ouders, ouderen en andere woningzoekenden?
Erkent u dat juist in deze wooncrisis – waarin de bouw stagneert en bestaanszekerheid onder druk staat – het noodzakelijk is om alle mogelijkheden van de bestaande woningvoorraad te benutten, en hospitaverhuur hierin een serieuze rol kan spelen?
Hoeveel kamers kunnen volgens uw inschatting op korte termijn vrijkomen door de aangekondigde wetswijziging, en wat betekent dit concreet voor de druk op de woningmarkt?
Klopt het dat deze wetswijziging al eerder naar de Kamer zou worden gestuurd, maar nu pas begin 2026 verwacht wordt?
Wat zijn de oorzaken van dit uitstel, en welke gevolgen heeft dit voor woningzoekenden die nú in de knel zitten?
Deelt u de mening dat goede huurbescherming onmisbaar is bij hospitaverhuur, juist omdat verhuurder en huurder zo dicht in elkaars persoonlijke leefomgeving verkeren?
Hoe waarborgt u dat de voorgenomen wetswijziging niet alleen meer flexibiliteit creëert, maar ook voldoende bescherming biedt voor kwetsbare huurders?
Vindt u dat een landelijk huurregister noodzakelijk is om misstanden te voorkomen, transparantie te vergroten en huurders te beschermen?
Erkent u dat de roep om zo’n huurregister steeds urgenter wordt, en dat uitstel de kwetsbaarste huurders het hardst treft?
Wanneer kan de Kamer concreet rekenen op de invoering van een huurregister, en welke tussenstappen neemt u om dit vóór eind 2025 werkelijkheid te laten worden?
Zijn er elementen uit het beoogde basisregister die u al eerder kunt invoeren, zodat woningzoekenden sneller profiteren van meer zekerheid en bescherming
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken te beantwoorden?
Het bericht dat de koning aanwezig was bij loftuitingen over het Israëlische leger. |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In een Amsterdamse synagoge werd gebeden voor Israël en zijn leger, maar de Koning vertrok geen spier»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat tijdens een koninklijk bezoek een loftuiting werd gedaan voor het Israëlische bezettingsleger, terwijl dit leger verantwoordelijk is voor meerdere oorlogsmisdaden, waaronder het doden van tienduizenden onschuldige burgers in Gaza en genocide?
Wat vindt u ervan dat in aanwezigheid van de Koning werd gesproken over «van Libanon tot Egypte en van de Grote Zee tot de Jordaanvallei», oftewel: het gehele huidige Israël inclusief de Palestijnse gebieden? Deelt u de mening dat dit feitelijk neerkomt op een legitimering van de annexatie van Palestijns gebied?
Acht u het gepast dat de Koning aanwezig is bij een bijeenkomst waar steun wordt uitgesproken aan een staat die volgens verschillende onafhankelijke mensenrechtenorganisaties schuldig is bevonden aan het plegen meerdere oorlogsmisdaden en het plegen van een genocide tegen het Palestijnse volk?
Indien de Koning of zijn delegatie hiervan vooraf op de hoogte waren, waarom is er dan niet gekozen om de bijeenkomst niet bij te wonen of anderszins te voorkomen dat de indruk van het steunen van de Israëlische misdaden zou ontstaan?
De schending van het Poolse luchtruim door Russische drones. |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Jesse Klaver (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() |
Bent u bereid een extra Raad bijeen te roepen in EU-verband om te komen tot een gezamenlijke Europese reactie op schending van het luchtruim van Polen door Rusland?
Wij staan solidair met Polen: de schending van het Poolse luchtruim is onacceptabel. Het is primair aan Polen hoe zij opvolging willen geven aan de schending van hun luchtruim. Polen riep de NAVO gisteren al bijeen voor NAVO-consultaties onder artikel 4. De NAVO biedt deze mogelijkheid wanneer, naar oordeel van een bondgenoot, de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of de veiligheid van een van de Partijen wordt bedreigd. Dit is een belangrijk signaal aan Rusland, waarbij bondgenoten solidariteit met Polen onderstrepen en het roekeloze gedrag van Rusland afkeuren. In NAVO-verband wordt bezien welke acties moeten en kunnen worden genomen in reactie op deze schending. Gisteren hebben de EU27-Ministers in een verklaring een gezamenlijke reactie gegeven op de schending van het Poolse luchtruim, waarin deze in de sterkst mogelijke bewoordingen wordt veroordeeld en de volledige solidariteit met Polen wordt uitgesproken. In deze verklaring onderstreepten de EU27-Ministers ook het belang van aanvullende significante sancties om de druk op Rusland op te voeren. Ook spraken de EU-ambassadeurs gisteren over de ontwikkelingen. De Poolse Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven vooralsnog geen aanleiding te zien een extra raad in EU-verband bijeen te roepen.
Bent u bereid samen met bijvoorbeeld Polen een kopgroep te vormen om een escalatieladder overeen te komen met reacties op verdere Russische provocaties?
De NAVO is de hoeksteen van onze Trans-Atlantische veiligheid. De NAVO is het belangrijkste samenwerkingsverband voor bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging richting Rusland. In NAVO verband wordt dan ook constant gezamenlijk bepaald welke reactie gepast is in gevallen van Russische agressie of roekeloosheid. Hierbij onderstreept het kabinet het belang van NAVO-eenheid en samenwerking, separate kopgroepen zijn niet opportuun.
De NAVO, met directe betrokkenheid van Nederlandse F35’s, heeft gisteren opgetreden tegen Russische schendingen van het Poolse luchtruim door het onderscheppen van drones en het inroepen door Polen van Artikel 4. In NAVO-verband bestaan bredere responsopties richting Rusland, waarover het Kabinet niet nader in detail kan treden wegens strategische overwegingen, om Rusland niet in de kaart te spelen. Duidelijk is dat de afschrikking en verdediging van het NAVO-verdragsgebied dusdanig moet zijn dat de collectieve veiligheid in Europa wordt gewaarborgd. Inspanningen ter versterking van de oostflank van het NAVO-verdragsgebied behouden daarbij prioriteit. Vanaf december levert Nederland een Air Missile Defence Taskforce (AMDTF) aan Polen ter beveiliging van het NATO Security Assistance and Training for Ukraine. De AMDTF bestaat uit een geïntegreerde eenheid van drie verschillende capaciteiten (PATRIOT, NASAMS en anti-dronesystemen).
Bent u bereid te pleiten voor de invoering van een extra sanctiepakket met verbod op de import van Russische energie?
Nederland is groot voorstander van snelle aanname van een substantieel 19de sanctiepakket tegen Rusland. Prioriteiten van het kabinet zijn daarbij het raken van het voortzettingsvermogen van Rusland in de aanvalsoorlog tegen Oekraïne en het Russische verdienvermogen, inclusief opbrengsten uit export van fossiele brandstoffen. Het kabinet kan helaas niet verder in detail ingaan op de Nederlandse positie in lopende onderhandelingen.
Bent u bereid te pleiten voor een versnelde afbouw van de Europese afhankelijkheid van Russische energie door de uitvoering van REPowerEU met een jaar te versnellen?
Het kabinet heeft altijd consequent het standpunt ingenomen dat Nederland, conform het RePowerEU doel, de import van Russische fossiele brandstoffen zo spoedig mogelijk wil afbouwen naar nul. Nederland heeft zich de afgelopen jaren in de EU ook hard ingezet voor de afbouw van Russische fossiele brandstoffen en heeft alle mogelijke maatregelen voor de beperking daarvan genomen. Sinds 2022 is het aandeel Russische fossiele brandstoffen in de EU significant gedaald. De Europese Commissie heeft in juni onder RePowerEU een voorstel gedaan voor een EU Verordening die een eind moet maken aan de nog resterende import van Russisch gas. Daarover wordt op dit moment in Brussel intensief onderhandeld, met als streven om nog dit najaar tot overeenstemming te komen.
Bent u bereid de druk op te voeren op blokkerende EU-lidstaten, zodat Russische tegoeden kunnen worden ingezet voor extra steun aan Oekraïne?
Nederland roept al langere tijd op tot inhoudelijke internationale discussie over de mogelijkheden en risico’s van aanvullende maatregelen op basis van de bevroren tegoeden. Dit doen we in gezelschap van een aantal andere lidstaten en met oog voor de juridische en financiële risico’s, bijvoorbeeld de gevolgen voor de stabiliteit van de euro. Meerdere lidstaten zijn echter terughoudend. Onder andere tijdens de informele RBZ van eind augustus is Nederland, ook met kritische lidstaten, in gesprek gegaan. Nederland ziet de urgentie door de recente ontwikkelingen om dit te blijven doen in Europees verband en op bilateraal niveau.
Hoeveel olie en gas afkomstig uit Rusland wordt nog ingevoerd via Nederlandse havens?
Nederland importeert sinds de invoering van de EU-importsancties geen ruwe aardolie en olieproducten meer uit Rusland, dit is respectievelijk sinds 5 december 2022 en 5 februari 2023. Voor aardgas en vloeibaar aardgas (LNG) geldt dat er alleen nog een rechtstreekse import uit Rusland plaatsvindt in de vorm van een beperkte reststroom LNG op basis van bestaande langetermijncontracten die in het verleden zijn gesloten voor de oorlog in Oekraïne. Zoals in vraag 4 toegelicht wordt in EU-verband op dit moment hard gewerkt aan een RePowerEU verordening, op basis waarvan ook deze resterende import kan worden uitgefaseerd.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om op nationaal niveau beperkingen te stellen aan het aanmeren van schepen waarvan vermoed wordt dat zij olie en gas afkomstig uit Rusland transporteren?
Er bestaat een expliciete juridische grondslag voor het weigeren van schepen op basis van Europese sanctiewetgeving. Deze wetgeving bepaalt dat toegang tot de haven kan worden ontzegd aan schepen die Russische olie vervoeren, indien deze olie is verhandeld tegen een prijs die de vastgestelde grens overschrijdt. Toepassing van deze maatregel vereist de beschikbaarheid van toereikend bewijs. In dit kader wordt van tankers die onze havens willen aandoen, verwacht dat zij gedetailleerde documentatie aanleveren met betrekking tot de aard en herkomst van de lading. Op basis van deze informatie kan worden beoordeeld of toegang tot de haven al dan niet kan worden verleend. Naast deze Europese wetgeving, is er geen rijks bevoegdheid om de toegang van schepen tot havens te weigeren. Deze bevoegdheid ligt bij de havens en gemeentes. Nederland blijft zich inzetten voor strengere Europese maatregelen.
Kunt u deze vragen voor aanvang van het plenaire debat over de oorlog in Oekraïne beantwoorden?
Ja.
Correspondentie inzake versterkte gebedsoproepen buurtonderzoek |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
![]() |
Kunt u aan de Kamer doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief interne memo’s, adviezen en e-mails, tussen het ministerie en betrokken gemeenten, instanties, burgers en externe partijen over het traject aangaande de versterkte gebedsoproepen die u hebt ingesteld in het kader van uw actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid het daaraan gerelateerde buurtonderzoek openbaar te maken, zodat de Kamer volledig inzicht krijgt in de overwegingen en afwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld?
Het bericht 'Islamisering van het Westen: Turkse religieuze autoriteit roept op tot een wereldwijde jihad' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Nobel , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Islamisering van het Westen: Turkse religieuze autoriteit roept op tot een wereldwijde jihad»?1
Bent u op de hoogte van de oproep die Diyanet heeft gedaan om een wereldwijde jihad voor elkaar te krijgen met alle mogelijke middelen? Zo ja, hoe ziet u deze oproep?
Bent u al in gesprek getreden of bent u bereid dit te doen, met de moskeeën die in Nederland gelieerd zijn aan Diyanet en aan Islamitische Stichting Nederland (ISN) om hen te vragen of zij zich distantiëren van de oproep van Diyanet zoals ook in Duitsland is gebeurd?
Welke gevolgen ziet u indien ISN zich niet distantieert van deze extremistische oproepen?
Deelt u de mening dat overheidssteun (subsidies of inspraak in overlegorganen) niet kunnen blijven voortbestaan als organisaties zich niet distantiëren van zulke extremistische oproepen?
Hoe ziet u de analyse van prof. dr. Ruud Koopmans dat islamitische radicalisering sinds de Iraanse Revolutie in 1979 terrein wint onder andere ook in West-Europa?
Op welke manier werkt u samen met gemeenten, veiligheidsdiensten en moskeeën om radicalisering en verspreiding van extremisme tegen te gaan?
Hoe wordt er vanuit de overheid gemonitord of oproepen van buitenlandse (religieuze) autoriteiten tot haat of geweld leiden in de Nederlandse samenleving?
Bent u bereid de Kamer snel de uitkomsten te doen toekomen van het onderzoek naar mogelijkheden voor een slim verbod op buitenlandse financiering van religieuze instellingen, waarbij instellingen voor een groot deel afhankelijk zijn van de financiering vanuit onvrije regimes zoals Turkije?
De uitspraken van de minister over regenboogsymbolen en hakenkruizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Moes |
|
![]() |
Weet u nog dat u naar aanleiding van het bericht «Regenboogzebrapad in Appingedam nog voor opening beklad met hakenkruis en leuzen» van de Telegraaf de volgende tweet heeft geplaatst: «Zo werkt polarisatie. Jammer, van beide kanten jammer»?1
Ja.
Wat bedoelde u precies met die reactie en «beide kanten» en «polarisatie»?
Zoals ik recent meermaals heb aangegeven, wilde ik zeggen dat het onderwerp gepolariseerd is. Ik wilde nooit bedoeld of onbedoeld mensen pijn doen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Daar sta ik voor. Ik verwijs graag naar mijn brief aan uw Kamer op dinsdag 9 september jongstleden waarin ik dit schriftelijk verder heb toegelicht.
Welke beide kanten zijn er in deze situatie waarbij een symbool van liefde en jezelf zijn wordt beklad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de enige juiste reactie op het bekladden van een regenboogsymbool met een hakenkruis, een keiharde aanpak en veroordeling is van de bekladders en dat er verder geen twee kanten aan het verhaal zijn? Zo nee, wat is dan precies uw opvatting?
Ik sta voor gesprek en open dialoog. Daarom keur ik iedere vorm van vandalisme of intimidatie altijd af.
Biedt u uw excuses aan de hele LHBTQIA+ gemeenschap en Joodse gemeenschap omdat u niet meteen ondubbelzinnig en zonder kanttekeningen het bekladden van een regenboogpad heeft veroordeeld?
Zie het antwoord op vraag 2.
Weet u nog dat u op vragen hierover destijds antwoordde: «De kant die bedacht heeft dat daar zo'n regenboogpad moet komen en daarmee volledig de belevingswereld van veel jongeren daar negeert (misschien zelfs provoceert) en de kant die daar dan met hakenkruizen tegenin gaat.» Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo nee, wat bedoelde u dan hiermee precies en biedt u hiervoor uw excuses aan?2
Zie het antwoord op vraag 2.
In een toelichting zei u het jammer te vinden dat de twee groepen «zo ver van elkaar af staan»; begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend, op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?3
Zie het antwoord op vraag 2.
In reactie op een statement van zes politieke fracties uit de Groningse provinciale staten stelt u: «Ik sta voor mijn woorden, ik heb niks verkeerd gezegd. Mijn enige punt is dat zo’n regenboogzebra niet het handigste middel is om discriminatie en onveiligheid te bestrijden. Omdat het inderdaad júist de groepen die je wilt bereiken, wegjaagt.» Staat u nog steeds achter deze specifieke uitspraak en dus achter uw woorden van toen of biedt u ook hiervoor uw excuses aan?4
Als Minister sta ik achter het regeringsbeleid. Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
In een radiointerview vertelde u: «Polarisatie werkt zo: je hebt twee partijen die tegenover elkaar staan en niet willen toegeven. Dat heb ik willen aankaarten.» Wat bedoelde u hiermee en begrijpt u dat u hiermee de antisemitische en LHBTQIA+ hatende mensen die een hakenkruis hebben getekend op gelijke voet zet als mensen die LHBTQIA+ zijn en regenboogsymbolen in de publieke ruimte uitdragen en biedt u hiervoor uw excuses aan?5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vindt u het normaal dat u regenboogsymbolen problematiseert terwijl ze met hakenkruizen en haatleuzen zijn beklad?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u vertellen wat u weet over de geschiedenis van het regenboogsymbool en de belangrijke betekenis ervan in de beweging voor LHBTQIA+ rechten?
Sinds de vorige eeuw zijn er politieke en maatschappelijke veranderingen geweest die de emancipatie van mensen uit de LHBTQIA+ gemeenschap hebben gestimuleerd. Zo is homoseksualiteit niet meer strafbaar sinds 1971. Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap belangrijk vindt en ziet als een betekenisvol symbool van liefde en respect voor het recht van iedereen om zichzelf te zijn, dat een plek in de publieke ruimte verdient?
Als Minister vind ik het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. Ik sta achter het kabinetsbeleid.
Kunt u schetsen of u begrijpt wat de meerwaarde is van regenboogsymbolen in de politieke ruimte?
Zie het antwoord op vraag 12.
Kunt u bevestigen dat u het regenboogsymbool van LHBTQIA+ gemeenschap in welke vorm dan ook nooit de schuld geeft van welke vorm van polarisatie en haat dan ook?
Zie het antwoord op vraag 2.
Op 5 september stelt u dat u «de formulering heeft teruggenomen» en «ik snap heel goed dat er mensen zijn die dat wel als provocerend of als pijnlijk hebben ervaren. En het is natuurlijk netjes als je dan sorry zegt. En bij dezen doe ik dat ook.» Hoe rijmen deze woorden met al uw bovengenoemde uitspraken waarbij excuses juist uitbleef?6
Zie het antwoord op vraag 2.
Waar zegt u precies sorry voor; dat mensen uw woorden als «provocerend en pijnlijk hebben ervaren» of dat u destijds heeft laten zien geen enkel verstand te hebben van LHBTQIA-worstelingen en het belang van het regenboogsymbool en dat u de suggestie heeft gewekt dat er twee kanten aan het verhaal zitten bij het bekladden van een regenboogpad met een hakenkruis?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft u al die tijd sinds het incident met de hakenkruis geen excuses aangeboden richting LHBTQIA+ en Joodse gemeenschap en bleef u verwijzen naar twee groepen en polarisatie?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer om mijn uitingen van voor mijn ministerschap te duiden.
Begrijpt u dat u nu totaal niet geloofwaardig meer bent en het er nu ernstig op lijkt dat u alleen uw eigen positie probeert te redden?
Nee.
Kunt u deze vragen één voor één en met spoed beantwoorden, maar uiterlijk vóór het volgende OCW-tweeminutendebat aanstaande donderdag?
Ik begon het tweeminutendebat Cultuur op dinsdag 9 september jongstleden met een mondelinge toelichting over mijn eerdere uitingen. Diezelfde avond heb ik tevens een brief naar uw Kamer gestuurd met een schriftelijke reactie op een verzoek van het lid Westerveld (GL-PvdA). Eveneens heb ik aangegeven altijd bereid te zijn in gesprek te treden, ook met uw Kamer.
Het rapport 'Rechtsbescherming in het geding – Onderzoek informatieverstrekking aan de rechter, deel 2' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Sandra Palmen (NSC), Heijnen |
|
![]() |
Hoe duidt u de constatering dat er binnen de Belastingdienst een cultuur heerst waarin het «winnen van de zaak» prevaleert boven het eerlijk en volledig informeren van rechter en burger?1
Zoals ik ook in de kabinetsreactie op het IBTD-rapport heb aangegeven, vind ik het belangrijk om de bevindingen van de Inspectie in context te plaatsen. Op basis van een vijftal casussen constateert de IBTD dat zij een (proces)houding ziet bij medewerkers van «willen winnen». Echter, zo constateert de IBTD zelf ook, op basis van vijf casussen kunnen geen generieke uitspraken worden gedaan over de Belastingdienst. Dat onderschrijf ik.
Daarbij moet worden opgemerkt dat «op de zaak betrekking hebbende stukken», zoals geformuleerd in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een open norm is. De wetgever heeft het begrip niet nader ingevuld. De Belastingdienst spant zich bij iedere (hoger) beroepsprocedure – waarvan er jaarlijks ongeveer zesduizend worden ingesteld – in om te voldoen aan die open norm en de geldende jurisprudentie. Soms oordeelt de rechter dat de Belastingdienst in een concreet geval art. 8:42 Awb niet juist heeft toegepast. Die uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling van het begrip «op de zaak betrekking hebbende stukken», waardoor incidenten waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter worden verstrekt, verder worden voorkomen.
Onderschrijft u de conclusie dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de informatieverstrekking aan de rechter, waardoor de rechtsbescherming van burgers in het geding komt?
In het eerste deel van haar onderzoek spreekt de Inspectie over incidenten waarbij stukken ten onrechte niet of niet tijdig aan de rechter worden verstrekt.5 In het tweede deel, dat op 2 september jl. is gepubliceerd, verwijst de IBTD naar 168 rechtszaken6 in de periode tussen 1 januari 2022 en 20 oktober 2023 waarbij de informatieverstrekking aan de rechter onderdeel was van het geschil. In vergelijking worden er jaarlijks zo’n zesduizend (hoger) beroepsprocedures ingesteld waarbij de Belastingdienst optreedt als procespartij. In het merendeel van die procedures is de informatieverstrekking van de Belastingdienst aan de rechter dan ook geen onderwerp van geschil. In de kabinetsreactie op het rapport spreek ik de suggestie die uitgaat van de titel van het IBTD-rapport dat de rechtsbescherming van burgers en bedrijven in het geding zou zijn, dan ook tegen.
Daarbij bestrijd ik dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de informatieverstrekking aan de rechter. Het gaat om incidenten waarbij stukken ten onrechte niet of niet tijdig aan de rechter worden verstrekt. Om deze incidenten te allen tijde te voorkomen heeft de Belastingdienst mede naar aanleiding van het eerste onderzoek verbetermaatregelen getroffen. Die heb ik in de kabinetsreactie nader toegelicht. Ook heb ik toegezegd dat de Belastingdienst zelf onderzoek doet naar de meest recente casussen om een actueel beeld te krijgen van de huidige praktijk en het effect van de implementatie van de verbeteracties. Daarover wordt uw Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst geïnformeerd.
Wat gaat u doen aan de constatering van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane dat de informatiehuishouding van de Belastingdienst niet op orde is (meerdere systemen, conversieproblemen, ontbrekende e-mails), waardoor de informatieverstrekking aan de rechter en burgers en bedrijven in het geding komt?
Het programma Informatie Op Orde (IOO) van de Belastingdienst levert een belangrijke bijdrage aan de strategische doelstelling om de basis van de Belastingdienst verder op orde te brengen. De planning is om het programma eind 2026 af te ronden zodat de randvoorwaarden zijn ingevuld om de basis op orde te hebben. Het op orde houden van de informatiehuishouding zal voortdurend de aandacht blijven vragen. Daarom heeft het programma IOO een brede bewustwordingscampagne gelanceerd onder medewerkers.
Verder is op 22 augustus een nieuw systeem in gebruik genomen: het Generieke platform voor Document- en Archiefbeheer (GDA). Samen met de keten Omzetbelasting is daarmee de eerste aansluiting op GDA gerealiseerd. De keten Schenk- en Erfbelasting wordt deze week aangesloten op GDZ. Documenten worden na opmaak en verzending automatisch gearchiveerd in GDA. Geautoriseerde gebruikers van de keten kunnen zo eenvoudig de verzonden documenten opzoeken en inzien.
Medewerkers van de Belastingdienst worden met deze nieuwe, centrale voorziening ondersteund bij het verder op orde brengen van hun informatiehuishouding. Dit systeem helpt om ontvangen en verzonden documenten automatisch op te slaan en terug te vinden. Medewerkers kunnen zo gemakkelijk de juiste documenten opzoeken en veilig duurzaam archiveren. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet richting een toekomstbestendige informatievoorziening die voldoet aan wet- en regelgeving, waaronder de Modernisering Elektronisch Berichtenverkeer, de Keuzeregeling Elektronisch Berichtenverkeer en de in 2025 aangenomen nieuwe Archiefwet.
Voor het archiveren van e-mails bestaan werkinstructies en de Belastingdienst werkt aan een centrale voorziening voor e-mailarchivering.
Welke (directe) gevolgen verbindt u aan de bevinding dat artikel 8:42 Awb door de Belastingdienst te beperkt wordt toegepast?
Mede naar aanleiding van het eerste rapport van de IBTD heeft de Belastingdienst verbeteracties doorgevoerd om de informatieverstrekking aan de rechter te verbeteren. De werkinstructie over het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter is aangepast. Er worden sessies georganiseerd, bestaande uit een e-learning en workshops, die bijdragen aan de bewustwording over inzagerecht en transparantie onder medewerkers. En binnen het programma IOO lopen diverse initiatieven om de informatiehuishouding van de Belastingdienst verder te verbeteren.
De IBTD heeft geen onderzoek gedaan naar die verbeteracties, maar vijf casussen onderzocht die dateren van daarvóór. In de kabinetsreactie heb ik daarom een analyse aangekondigd naar de verbeteracties die de Belastingdienst heeft doorgevoerd. Deze analyse moet het gebruik van de werkinstructies, de verschillende sessies en andere hulpmiddelen voor medewerkers inzichtelijk maken. Over de uitkomsten van die analyse naar de verbeteracties en daaruit voortvloeiende maatregelen wordt uw Kamer geïnformeerd in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
Herinnert u zich uw antwoord op de motie Inge van Dijk over een onderzoek naar de meerwaarde van het inrichten van een team monitoring hoger beroep (Kamerstukken II 2024/25, 31 066, nr. 1463, bijlage 2025D09381)?
Ja.
Herinnert u zich de vraag dat uw onderzoek naar doorprocederen «aan het licht gebracht dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve informatie heeft over de afwegingen van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep te gaan»? Kunt u dit onderzoek naar doorprocederen als bijlage bij uw antwoorden voegen?
De Tweede Kamer heeft in april 2024 de motie Inge van Dijk (CDA) aangenomen. Die motie verzoekt het kabinet te onderzoeken of het inrichten van een team, vergelijkbaar aan het Team Monitoring hoger beroep bij de Dienst Toeslagen, ook bij de Belastingdienst meerwaarde kan bieden bij het kritisch beoordelen wanneer de inspecteur hoger beroep instelt.7
Uit de ambtelijke verkenning die is verricht ter uitvoering van de motie blijkt dat er in belastingzaken meerdere waarborgen bestaan om onnodig doorprocederen door de inspecteur te voorkomen. Op grond van paragraaf 3 van het Besluit Beroep in Belastingzaken (BBIB) is de inspecteur verplicht zijn voornemen om hoger beroep in te stellen af te stemmen met de betrokken vaktechnisch coördinatoren. Paragraaf 4 van het BBIB schrijft verder voor dat als de belanghebbende hoger beroep instelt, de inspecteur nagaat of niet alsnog aan de grieven van de belanghebbende tegemoet gekomen kan worden.
De beschikbare informatie geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van onnodig doorprocederen. Mede gelet op een eerste inschatting van de benodigde capaciteit en de bestaande waarborgen, inclusief de vaktechnische infrastructuur en het bestaande Team Cassatie bij de Belastingdienst, zag mijn ambtsvoorganger daarom geen meerwaarde van een Team Monitoring hoger beroep bij de Belastingdienst. Deze verkenning is met de Kamer gedeeld in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst van 6 maart jl.8
De verkenning heeft aan het licht gebracht dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve informatie heeft over de afwegingen van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep te gaan. Het vastleggen van (meer) informatie over procedures wordt opgepakt als onderdeel van het programma Klant- en Zaakbehandeling (KZB). Op dit moment worden de processen binnen KZB verder uitgewerkt. Zodra daarover meer bekend is, informeer ik u in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
Bent u na het rapport van de Inspectie alsnog bereid om het procederen door de fiscus meer aandacht te geven en waar mogelijk minder tegenover burgers en bedrijven te staan?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de voortgang van verbetermaatregelen en specifiek te rapporteren over de naleving van artikel 8:42 Awb?
In de kabinetsreactie heb ik aangekondigd de Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst te informeren over de uitkomsten van de analyse naar de verbeteracties en eventuele aanvullende maatregelen. Als de uitkomsten of de eventuele aanvullende maatregelen daar aanleiding toe geven, wordt uw Kamer daar aanvullend over geïnformeerd.
Kunt u aangeven of dezelfde risico’s (selectieve dossiervorming, niet aanleveren interne stukken, onvoldoende reflectie) ook spelen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)?
Dienst Toeslagen heeft monitoring (hoger)beroep ingesteld. Indien er op basis van uitspraken door rechters gesignaleerd wordt dat er structureel sprake is van het ontbreken van relevante stukken dan wordt daar op gehandeld. Dat maakt dat deze risico’s kunnen voorkomen, maar specifiek voor UHT geldt dat er waarborgen zijn ingebouwd om deze risico’s zoveel mogelijk te ondervangen. Op verzoek kan de ouder het ouderdossier ontvangen dat alle mogelijke relevante gegevens uit de systemen van de Dienst Toeslagen bevat die betrekking hebben op de integrale beoordeling. De inhoud van dit dossier is onder andere met de werkgroep toeslagenadvocaten afgestemd en wordt sinds april 2024 door UHT actief of op verzoek verstrekt. Dit dossier vormt dus de basis, waar nodig worden gedurende het proces stukken toegevoegd, uit eigen beweging of op verzoek.
Zijn er specifieke waarborgen ingebouwd bij de UHT om te voorkomen dat stukken worden achtergehouden of selectief aangeleverd aan de rechter?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u garanderen dat interne notities, e-mails en verslagen binnen de UHT in beginsel conform artikel 8:42 Awb worden verstrekt aan gedupeerden en de rechter, tenzij artikel 8:29 Awb wordt toegepast?
In beginsel worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt. Als blijkt dat er stukken ontbreken, dan worden deze uit eigen beweging of op verzoek in bezwaar toegevoegd.
Indien zulke waarborgen ontbreken, bent u bereid die alsnog in te voeren?
Bij UHT zijn net als bij Dienst Toeslagen waarborgen ingebouwd met de monitoring van (hoger)beroep. Daarnaast is er sprake van advisering door specialisten uit de vaktechnische lijn. Vaktechniek monitort of de juiste type stukken in het ouderdossier zitten. Dat neemt niet weg dat het altijd kan voorkomen dat stukken in individuele gevallen ontbreken. Ook worden waar nodig werkinstructies aan medewerkers als waarborg voor de kwaliteit en samenstelling van de dossiers aangescherpt.
Het artikel 'Groot deel bedrijven houdt zich al decennia niet aan wettelijke plicht medezeggenschap' |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groot deel bedrijven houdt zich al decennia niet aan wettelijke plicht medezeggenschap»?1
Ja.
Klopt het dat ongeveer 30 procent van de bedrijven die wettelijk verplicht zijn een ondernemingsraad in te stellen dat niet doet? Klopt het dat dit al decennia niet gebeurt?
Dit klopt. Het blijkt uit het periodieke nalevingsonderzoek van het Ministerie SZW.
Op welke manier gaat u de naleving hiervan verbeteren?
De naleving van de Wet op de Ondernemingsraden is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Dat gezegd hebbende, wordt er wel gekeken naar beleidsmaatregelen die de naleving van de WOR kunnen verbeteren. U kunt hierbij denken aan stimulerende maatregelen, maar ook aan maatregelen die de druk verhogen om een OR in te stellen. Uw Kamer wordt hierover voor het einde van het jaar per brief geïnformeerd.
Wat is de status van een pensioenovereenkomst, het aantal vakantiedagen of de hoogte van salarissen als er geen toestemming is verleend door een werknemersvertegenwoordiging?
De ondernemingsraad gaat in principe niet over primaire arbeidsvoorwaarden zoals het aantal vakantiedagen en de hoogte van het salaris. Voor het pensioen ligt dit anders. Voor het vaststellen, wijzigen of intrekken van een regeling op grond van een pensioenovereenkomst heeft de ondernemer de instemming van de ondernemingsraad nodig, tenzij het een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioen betreft.
Voor een pensioenregeling, en ook voor andere personele regelingen die onder het instemmingsrecht van de ondernemingsraad vallen, geldt dat een besluit zonder instemming van de ondernemingsraad nietig is. Deze nietigheid moet door de ondernemingsraad worden ingeroepen binnen een door de wet gestelde termijn. Heeft een OR-plichtige onderneming geen OR, dan is een instemmingsplichtig besluit van de ondernemer eveneens nietig.
Waarom zijn er in Nederland geen effectieve sancties of handhavingsmogelijkheden wanneer werkgevers weigeren een ondernemingsraad (OR) in te stellen, terwijl dat in landen als België en Frankrijk wel het geval is?
In Nederland schept de overheid de wettelijke kaders voor de medezeggenschap en wordt de invulling daarvan aan werkgevers en werknemers overgelaten. Medezeggenschapswetgeving wordt dan ook privaatrechtelijk gehandhaafd. Als een ondernemer verzuimt om een ondernemingsraad in te stellen, dan kan een vakbond of een werknemer de kantonrechter verzoeken om aan de ondernemer op te leggen dat deze een ondernemingsraad instelt.
In Frankrijk en België is medezeggenschap en de rol van de overheid anders vormgegeven. In beide landen staat de toepassing van medezeggenschapswetgeving onder bestuursrechtelijk toezicht en handhaving.
Overweegt u om sancties of handhavingsmogelijkheden toe te voegen aan het wettelijke instrumentarium? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt dit niet overwogen. De invoering van toezicht en handhavingsmaatregelen is ingrijpend. Het zou een systeemwijziging met zich meebrengen in de rol van de overheid ten opzichte van de medezeggenschap: van privaatrechtelijke naar publieke handhaving. Bovendien zijn andere maatregelen mogelijk om de naleving van de WOR te verbeteren. Hierover wordt u voor het einde van het jaar per brief geïnformeerd.
Wilt u onderzoeken op welke wijze de drempel voor werknemers om af te dwingen dat er een OR komt kan worden verlaagd? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit gebeurt al, in goed overleg met de sociale partners. Een mogelijkheid die hierbij in beeld komt is het beter in stelling brengen van de bedrijfscommissie. De bedrijfscommissie helpt ondernemingsraden, bestuurders en andere betrokkenen bij alles wat komt kijken bij medezeggenschap en kan bemiddelen bij geschillen over de WOR. De uitwerking hiervan wordt betrokken bij het totaalpakket aan maatregelen. Uw Kamer wordt daarover voor het einde van dit jaar per brief geïnformeerd.
Kunt u toezeggen dat u de punten genoemd onder vraag 6 en 7 onderzoekt in het traject voor betere naleving van de OR-plicht?
Toezicht en handhaving is op dit moment geen optie, zie antwoord op vraag 6. Naar verwachting zijn er andere maatregelen die de naleving van de WOR kunnen verbeteren. Punt 7 is wel een mogelijkheid die wordt uitgewerkt.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat arbeidsmarktbeleid van 24 september 2025?
Ja.
De opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 augustus jl., waarin werd geoordeeld dat werknemers in een slapend dienstverband ook recht hebben op de opbouw en uitbetaling van vakantiedagen?1
Hoe duidt u deze uitspraak?
Vindt de regering dat de Nederlandse wetgeving in lijn is met het Europees recht en jurisprudentie? Waarom wel of niet?
Hoe reflecteert u op artikel 7:634 BW, artikel 7 lid 1 Richtlijn 2003/88/EG en op rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ EU)?
Hoe reflecteert u op de publicatie «Geen arbeid, geen loon en toch vakantie» van Q. van Vliet in ArbeidsRecht 2024/28?
Gaat u de Nederlandse wetgeving in lijn brengen met het Europees recht middels een wetswijziging? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze wetgeving verwachten? Zo nee, waarom niet?
De Kamerbrief ‘Gezamenlijke reactie IenW en JenV op rapport Handhaven in het OV’ d.d. 9 juli 2025 |
|
Ingrid Michon (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat identiteitsvaststellingen door OV-boa’s in de praktijk geregeld 30 tot 45 minuten of langer duren, of soms helemaal niet plaatsvinden, met oplopende agressie en grote veiligheidsrisico’s voor reizigers en personeel tot gevolg?1
Klopt het dat OV-boa’s in de praktijk bij de inschatting dat de politie pas laat of helemaal niet ter plaatse kan komen, vaak besluiten een overlastgever te laten lopen?
Kan worden aangegeven hoe groot het zogenoemde «dark number» is van zwaardere overtredingen en incidenten in het OV die hierdoor niet kunnen worden afgehandeld, en hoe beoordeelt u dat in de praktijk juist lichtere overtredingen vaker worden beboet, terwijl zwaardere overtredingen vaak onbestraft blijven?
Deelt u de zorg dat reizigers door onveiligheid in het OV bepaalde lijnen of tijdstippen mijden, en dat dit in het bijzonder voor meisjes en vrouwen kan leiden tot een onveilig reisgevoel, waardoor zij het openbaar vervoer minder vaak gebruiken?
Hoe beoordeelt u dat de RET in Rotterdam via het Real Time Intelligence Centre (RITC) sinds 2021 aantoonbaar betere resultaten boekt – met fors minder wachttijd, minder agressie, meer veiligheid en een betere inzet van politie en boa’s – terwijl landelijk nog geen vergelijkbare aanpak wordt toegepast?
Hoe beoordeelt u dat de Rotterdamse aanpak in nog geen jaar tijd (2019) 13.820 politie-uren én 8.544 RET-uren heeft bespaard, terwijl elders in het land dagelijks politie en boa’s kostbare capaciteit verliezen aan tijdrovende identiteitschecks?
Kunt u toelichten waarom er nog geen landelijke richtlijnen of protocollen zijn opgesteld voor de samenwerking tussen politie en OV-boa’s bij identiteitsvaststellingen (behalve bij een check via het Rijbewijsregister), terwijl de brancheorganisatie OV-NL hier al jaren expliciet om vraagt?
Kunt u bevestigen dat de NS in 2023 circa 15.000 keer assistentie van de politie moest vragen, waarvan ongeveer 5.000 keer specifiek voor identiteitsvaststelling, en hoe beoordeelt u dat een aanpak zoals in Rotterdam deze inzet grotendeels had kunnen voorkomen?
Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat u de juridische basis van de Rotterdamse samenwerking «niet solide genoeg» achten, en welke mogelijkheden ziet u om deze werkwijze zo snel mogelijk te borgen?
Kunt u aangeven hoe u voorkomt dat de toegang van OV-boa’s tot het rijbewijzenregister (voorzien 1 januari 2026) en andere registers nog verder vertraagt, terwijl de knelpunten al jaren bekend zijn en de noodzaak in de praktijk dagelijks zichtbaar is?
Welke reden ligt eraan ten grondslag dat u opnieuw teruggrijpt op het onderzoeken van de «wenselijkheid en noodzaak» van toegang tot de strafrechtsketendatabank en de Basisvoorziening vreemdelingen, en ziet u mogelijkheden om sneller richting uitvoering te gaan?
Ben u bereid om uiterlijk binnen zes maanden concrete voorstellen aan de Kamer voor te leggen om de Rotterdamse aanpak in meerdere regio’s te starten en te borgen, zodat reizigers en OV-personeel niet langer hoeven te wachten op oplossingen?
Het niet naleven van sancties tegen Rusland door Nederlandse internetproviders |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederlandse providers houden zich niet aan sancties tegen Rusland»?1
Ja.
Was dit gebrek aan naleving van sancties door Nederlandse internetproviders al eerder bij u en/of het openbaar ministerie (OM) bekend? Zo ja, is daar actie op ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het was bekend dat niet alle internetproviders zich aan deze sanctiemaatregelen houden. Uit het onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat dit beeld overeenkomt met de mate van naleving in diverse andere EU-lidstaten. In Nederland wordt bij signalen van mogelijke overtreding van sancties altijd onderzoek gedaan. Hier wordt waar nodig verdere opvolging aan gegeven. Het is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie om eventuele niet-naleving van de sancties te onderzoeken en te vervolgen.
Om internetproviders te ondersteunen bij de implementatie van de media-gerelateerde sancties is het kabinet al langere tijd met de Europese Commissie in overleg over de precieze interpretatie van het verbod en de nadere verduidelijking die nodig is om het verbod in de praktijk uit te kunnen voeren. Om te voorkomen dat er ten onrechte websites worden geblokkeerd is het van belang om nauwkeurig te weten welke website bij welke gesanctioneerde propagandazender hoort. Daarnaast gebruiken de Russische media vele verschillende IP-adressen en URL’s, zijn er veel dienstverleners betrokken bij de toegang tot die media en bevindt een deel van de dienstverleners zich buiten de EU-grenzen. Verduidelijking van het verbod is ook nodig voor een uniforme implementatie in de hele EU. Dit overleg met de Europese Commissie heeft onder meer geresulteerd in guidanceover de interpretatie van het artikel en doorverwijzingen naar overzichten van URL’s en IP-adressen die volgens nationale bevoegde autoriteiten van lidstaten geblokkeerd dienen te worden.2 Uit gesprekken met de sector is gebleken dat de guidance die tot dusver is verstrekt volgens de sector niet toereikend is. Nederland blijft daarom in overleg met de Commissie over verdere informatie. Dit is echter geen vrijbrief voor bedrijven om zich niet aan de sanctiemaatregelen te houden. Zij hebben hier een eigen verantwoordelijkheid om zich aan de geldende maatregelen te houden.
Deelt u de opvatting dat het doel van deze sancties, naast het economisch tegenwerken van Rusland en belangrijke individuen in Rusland, ook het tegengaan van Russische propaganda in Nederland en Europa is en daarmee een kwestie van nationale veiligheid? Zo ja, hoe valt dan slechts 25 procent naleving uit te leggen?
Ja, het kabinet deelt deze opvatting en heeft daarom steeds ingestemd met beperkende maatregelen tegen Russische mediakanalen die bij propaganda-acties zijn betrokken. Hoewel enkele bedrijven deze sancties hebben aangevochten bij het Hof omdat de maatregelen volgens hen zouden schuren met de vrijheid van meningsuiting, heeft het Hof in twee verschillende zaken de sancties beoordeeld en geconcludeerd dat ze rechtmatig zijn en een toelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting.
Nederlandse (rechts)personen moeten zich houden aan alle sanctiemaatregelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het kabinet daarnaast doorlopend in gesprek met de Europese Commissie over het verduidelijken van het verbod voor de uitvoerders.
Hoe gaat u zich inspannen om betere naleving van de sanctiemaatregelen te bereiken, in zijn algemeenheid en in deze specifieke casus?
Het kabinet vindt het niet acceptabel dat sommige websites van gesanctioneerde bedrijven nog toegankelijk zijn. Iedere rechtspersoon in Nederland moet zich aan de wet en de sanctiemaatregelen houden. Wel is het kabinet zich zoals gezegd bewust van de complicaties in de uitvoering van deze sanctiemaatregelen. Om de implementatie van de maatregelen voor de relevante bedrijven uitvoerbaar te maken blijft het kabinet met de Europese Commissie in gesprek om hiervoor de benodigde duidelijkheid te verkrijgen.
Het is uiteindelijk de keuze van het Openbaar Ministerie om te handhaven als er sprake is van een mogelijke overtreding van de ingestelde maatregelen.
Deelt u de opvatting dat de Kamer meer inzicht en invloed moet krijgen in de manier waarop sanctiemaatregelen worden gehandhaafd? Zo ja, hoe gaat u hierop samenwerken met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Het handhaven van Europese sanctiemaatregelen is een nationale bevoegdheid. Het kabinet informeert uw Kamer regelmatig over de naleving van de Europese sanctiemaatregelen, bijvoorbeeld middels passages in de verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken of de Kamerbrief sanctienaleving.3 In januari dit jaar organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een sanctienalevingsconferentie in Den Haag, waar zowel is ingezet op een Europees spoor om meer aandacht voor naleving te vragen als een nationaal spoor om met het Nederlandse bedrijfsleven de dialoog over sancties aan te gaan. De rapporteurs Modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel waren voor deze conferentie uitgenodigd en daarnaast is uw Kamer over het verloop van de conferentie geïnformeerd.4
Nederland heeft daarnaast uitgebreide voorstellen in de EU gedaan om de naleving in de hele Unie te verbeteren en handhaving gelijk te trekken. Uw Kamer is hier over geïnformeerd op 22 november 2024, middels het non-paper Strengthening European cooperation to reinforce national efforts on the implementation and enforcement of EU restrictive measures.5 Deze voorstellen worden thans uitgewerkt en het kabinet zal uw Kamer hierover terugkoppelen.
Deelt u de opvatting dat het voor Kamerleden onmogelijk is om het sanctiebeleid goed te controleren als de regering steevast volhoudt niet op individuele gevallen in te gaan? Zo ja, kunt u voortaan wat meer informatie geven over het falen van het sanctiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent het beeld dat het sanctiebeleid faalt niet. Sanctiemaatregelen zijn het meest effectief als deze goed worden nageleefd. Het overgrote deel van de Nederlandse bedrijven houdt zich goed aan sancties. Het kabinet informeert de Kamer over relevante algemene ontwikkelingen ten aanzien van naleving, zoals handhaving, toezicht, wetgeving en uitvoering daarvan. Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen om redenen van privacy, in het belang van (strafrechtelijk) onderzoek en omdat het vaststellen van mogelijke overtredingen uiteindelijk aan de rechter is.
Eerder is door de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving vastgesteld dat er veel goed gaat bij de naleving van sancties in Nederland. De aanbevelingen van de coördinator zijn inmiddels geïmplementeerd. Een deel daarvan is meegenomen in de Wet internationale sanctiemaatregelen (Wis) die momenteel bij de Raad van State ligt. Relevante toezichthouders zoals het AFM, DNB, FIU en de Douane geven jaarlijks in hun jaarverslag een weergave van de sanctienaleving in Nederland. Ook hieruit rijst niet het beeld dat de naleving niet op orde zou zijn. Het kabinet heeft in het kader van de voorjaarsnota structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland6. Tegelijkertijd blijft het een kat- en muisspel, waarbij landen als Rusland blijven proberen om sancties te omzeilen teneinde essentiële goederen uit de EU te verkrijgen.
Hoeveel keer is het OM overgegaan tot vervolging vanwege het niet naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland?
Sinds de ingestelde sancties naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne in 2022 zijn onder leiding van het Openbaar Ministerie meer dan 50 strafrechtelijke onderzoeken gestart vanwege de verdenking van het niet-naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland. Door het OM zijn zowel dagvaardingen uitgebracht als OM-strafbeschikkingen opgelegd. Bovendien bevindt een aantal zaken zich nog in de opsporingsfase.7
Winningsvergunningen |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u nader toelichten wat u in de brief van 4 september 2025 over de stand van zaken gebruik diepe ondergrond Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 296) op pagina 4 schrijft: «(h)et is aan een volgend kabinet hoe om te gaan met deze nieuwe inzichten die meer ruimte lijken te geven voor activiteiten in de Waddenzee dan het huidige vastgestelde «hand-aan-de-kraan»-beleid.»?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief zijn er twee wetenschappelijke rapporten verschenen over het «hand-aan-de-kraan»-principe. Eén rapport van TNO over de mogelijkheid tot aanpassing van de methodiek van het «hand-aan-de-kraan»-principe1 waarbij onzekerheden expliciet worden meegenomen en een rapport van Deltares over het meegroeivermogen (natuurlijke sedimentatie) van de Waddenzee. Deltares adviseert om het meegroeivermogen van de kombergingen in de Waddenzee naar boven bij te stellen waardoor meer ruimte zou ontstaan voor delfstoffenwinning. TNO illustreert, dat met het meenemen van onzekerheden op lange termijn, het langer duurt voordat de gebruiksruimte voor delfstoffenwinning wordt overschreden in de Waddenzee. Beide rapporten geven dus vanuit een deskundigenperspectief meer ruimte voor delfstoffenwinning in de Waddenzee. Of het huidige «hand-aan-de-kraan»-principe moet worden aangepast met deze nieuwe inzichten is aan een volgend kabinet. Vooralsnog wordt het hand-aan-de-kraan-principe dus niet aangepast.
Kan dit betekenen dat een volgend kabinet zou kunnen besluiten om de gas en/of zoutwinning vanuit bestaande vergunde winningslocaties te intensiveren? Geeft de wet dan wel de vergunningen hiervoor mogelijkheden?
Winning van delfstoffen onder de Waddenzee kan alleen binnen de grenzen van bestaande winningsplannen en de ruimte die in het gebruiksruimtebesluit wordt gegeven. Het gebruiksruimtebesluit wordt periodiek herzien op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten daaromtrent. Indien een bestaand winningsplan geen ruimte biedt om de productie te verhogen tot de nieuwe gebruiksruimte, dan is een gewijzigd winningsplan vereist. Echter, de instemming daarmee wordt op grond van artikel 36, vijfde lid, van de Mijnbouwwet geweigerd als de aanvraag is ingediend na 1 mei 2024. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Geeft dit wat u betreft mogelijkheden voor nieuwe winningsvergunningen?
Nee, nieuwe winningsvergunningen voor een gebied dat is gelegen binnen (het Natura 2000-gebied) de Waddenzee worden sinds 1 mei 2024 niet meer verleend (op grond van artikel 7, derde lid, van de Mijnbouwwet). Vanaf die datum wordt ook instemming met nieuwe winningsplannen of een wijziging van bestaande winningsplannen voor dat gebied, voor zover die een verlenging van het tijdvak of een uitbreiding van de omvang van de winning inhouden, geweigerd (op grond van artikel ü36, vierde en vijfde lid, van de Mijnbouwwet). Hiervan zijn de aanvragen die al waren ingediend vóór 1 mei 2024 uitgezonderd.
Vindt u het wenselijk of moreel acceptabel dat mijnbouwbedrijven alle hun vergunde milieuschade, zoals bodemdaling, «opmaken»? Gaat u dat faciliteren?
Het «hand-aan-de-kraan»-principe is gebaseerd op het compenseren van de bodemdaling veroorzaakt door delfstoffenwinning door natuurlijke sedimentatie. Dit betekent dat er geen sprake is van milieuschade door bodemdaling, aangezien sedimentatie in de Waddenzee de bodemdalingskom opvult. Het «hand-aan-de-kraan»-principe is conservatief opgesteld. Dit betekent dat de grenzen zodanig zijn gekozen dat we zeker weten dat de bodemdaling door delfstoffenwinning wordt gecompenseerd. De kritische waardes waarbij verdrinking van de Waddenzee gaat plaatsvinden (een zeer langzaam proces) liggen daarbij beduidend hoger dan de waardes waarop de gebruiksruimte is gebaseerd. De gebruiksruimte voor delfstoffenwinning is daarmee maar een fractie van de hoeveelheid beschikbare ruimte voordat verdrinking plaatsvindt.
Kunt u deze vragen voor 22 september 2025 beantwoorden?
Dit is in verband met de benodigde afstemming niet gelukt.
Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (VVD), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de op 1 september 2025 aan de Kamer gestuurde antwoorden op schriftelijke vragen «stand van zaken Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique»?
Ja.
Klopt het dat, zoals de antwoorden weergeven, er op dit moment sprake is van activiteiten in het projectgebied rondom Cabo Delgado, door baggerbedrijf Van Oord, onder een lopende verzekeringspolis afgesloten bij Atradius Dutch State Business (ADSB)? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat de lopende activiteiten door Van Oord «in voorbereiding» op de uitvoering van het project, niet verzekerd zijn door de Nederlandse Staat via een specifieke exportkredietverzekering of andere vorm van handelssteun?
Het klopt dat Van Oord eerder dit jaar voorbereidende werkzaamheden heeft uitgevoerd in opdracht van projecteigenaar Total. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 september 2025 is er juridisch gezien sprake van een lopende exporteurspolis waaraan Van Oord rechten kan ontlenen.
Bent u bekend met de uitspraken van Minister van Financiën Heinen in het EKV-debat van 27 november 2024 over dit project? In het debat over de exportkredietverzekering (EKV) stelde hij: «Sindsdien ligt het project formeel stil; dat ligt het nog steeds. Total, het bedrijf, wilde het begin dit jaar weer opstarten, gegeven de verbeterde veiligheidssituatie. Sindsdien loopt het proces van die herbeoordeling». Ook stelde hij dat «Voordat die herbeoordeling is afgerond, kan het project nog geen doorgang vinden.»
Ja.
Kunt u deze uitspraken duiden in het licht van de antwoorden op schriftelijke vragen die u op 1 september 2025 aan de Kamer stuurde? Daarin wordt gesteld dat Van Oord onder een lopende verzekering op dit moment baggerwerkzaamheden «in voorbereiding» op het project uitvoert. Was de Minister van Financiën in november 2024 bekend met de lopende verzekering aan Van Oord? Zo ja, kunt u dan toelichten wat u verstaat met de uitspraak dat «het project geen doorgang kan vinden»? Zo nee, hoe verklaart u dat u niet bekend was met deze lopende verzekering?
De verzekering die de Staat in 2021 is aangegaan met Van Oord (de «exporteurspolis») moet worden onderscheiden van de verzekering die in dat stadium met Standard Chartered Bank is aangegaan ter dekking van een onderdeel van de financiering van het project (de «financieringspolis»). Het gaat om twee verzekeringen met verschillende partijen, die los van elkaar staan.
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold». Zoals uitgelegd in de Kamerbrief van 1 september beraadt het kabinet zich hier momenteel op.1
De exporteurspolis voor Van Oord staat los van de financieringspolis. In tegenstelling tot de financieringspolis geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar Van Oord rechten aan kan ontlenen zolang zij zich houdt aan de polisvoorwaarden.
Van Oord voert de voorbereidende werkzaamheden uit in het kader van het project, die door de stillegging van de financiering van het project niet worden geraakt. Het gaat om werkzaamheden die onder de exporteurspolis zijn gedekt. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Het gaat slechts om beperkte voorbereidende werkzaamheden en niet om het project zelf.
Klopt het dat u, zoals u meerdere malen heeft aangegeven, de zorgen die bestaan over de veiligheid in het projectgebied, zeer serieus neemt?
Ja.
Klopt het dat u daarom, net als andere betrokken exportkredietverzekeraars, zoals UKIP in het Verenigd Koninkrijk, vanuit die zorgen een onafhankelijk onderzoek heeft ingesteld? Zo nee, wat is dan de aanleiding voor het onafhankelijk onderzoek geweest?
Naar aanleiding van berichtgeving over vermeende mensenrechtenschendingen van het Mozambikaanse leger en om recht te doen aan de complexiteit van de veiligheidssituatie heb ik besloten om extra onafhankelijk advies in te winnen.2 Over het onderzoek of het besluitvormingsproces van het Britse UKEF kan ik, zoals eerder aangegeven, geen uitspraken doen.
Klopt het dat de uitkomsten van dat onderzoek nog niet bekend zijn?
Ja, het onderzoek is nog niet afgerond.
Klopt het dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het LNG-project in Cabo Delgado? Zo nee, wat is dan de relatie tussen het onafhankelijk onderzoek en de herbeoordeling? Zo ja, kunt u dan verklaren dat er, lopende het onderzoek en vooraf aan de herbeoordeling, een lopende EKV te bestaan die project-gelieerde activiteiten dekken die nu in het betreffende projectgebied plaatsvinden?
Ik kan bevestigen dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling en dat het kabinet de analyse van de onderzoekers mee zal wegen in de besluitvorming.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is het juridische handelingsperspectief voor de exporteurspolis wezenlijk anders. Hier is juridische gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Hoe moeten in het licht van de eerdere uitspraken dat het project stil ligt tot de herbeoordeling van de exportverzekering wegens zorgen rondom veiligheid en mensenrechten, de «voorbereidende» werkzaamheden worden gezien die Van Oord uitvoert met exportsteun van de Nederlandse overheid?
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold».
Anticiperend op een verwachte herstart van het project heeft projecteigenaar verschillende onderaannemers, waaronder Van Oord, de opdracht gegeven voorbereidende werkzaamheden te verrichten.
Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven voorbereidende werkzaamheden uit te voeren.
Onder deze exporteurspolis met Van Oord is juridisch gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Wanneer bent u geïnformeerd dat deze project-werkzaamheden gestart of hervat werden? Welke voorwaarden zijn er aan de lopende verzekering aan Van Oord gesteld?
Ekv-uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) monitort het project sinds afgifte van de ekv-polissen in 2021. In het kader van deze monitoring is ADSB goed op de hoogte van eventuele werkzaamheden binnen het project. Van Oord heeft ADSB in mei 2024 op de hoogte gebracht van de plannen om voorbereidende werkzaamheden uit te voeren. Hiermee heeft het project echter nog geen toegang tot de financiering, omdat deze sinds het uitroepen van de force majeure «on hold» staat. Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Op de exporteurspolis zijn de algemene polisvoorwaarden van toepassing.3
Kunt u toelichten waarom u aan de ene kant de Kamer informeert dat het verzekeringstraject en het project «on hold» staat en aan de andere kant, op het moment dat hij deze uitspraak doet, u een lopende verzekering heeft uitstaan waaronder projectwerkzaamheden door een Nederlands bedrijf in het projectgebied plaatsvinden?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 uiteen heb gezet, moeten mijn uitspraken tijdens het commissiedebat van 27 november 2024 gezien worden in de context van de financiering van het project. Dat de projecteigenaar voortijdig besluit om zonder financiering voorbereidende werkzaamheden te laten uitvoeren ligt buiten de invloedssfeer van de financierende partijen.
Kan u aangeven wanneer deze verzekering is afgegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke overwegingen speelden daarbij een rol? Hoe is het risico van een negatieve beoordeling in het toekennen van de herverzekering aan TotalEnergies, meegewogen?
De exporteurspolis voor Van Oord is afgegeven op 26 maart 2021.
Waarom dekt ADSB dit risico wel en heeft het de andere polis op pauze staan juist wegens grote risico’s rondom mensenrechtenschendingen, sociale en milieueffecten van het project?
De projectfinanciering staat «on hold» vanwege het uitroepen van de force majeure door de verslechterde veiligheidssituatie die is ontstaan na de terroristische aanslag in maart 2021. Voor de financieringspolis geldt dat er geen sprake is van een lopende polis en dat daar nu geen rechten aan kunnen worden ontleend. Hiermee ontstaat voor Nederland een nieuw wegingsmoment.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Anders dan bij de financieringspolis bestaat geen juridische mogelijkheid om de voortzetting van de exporteurspolis te heroverwegen.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat alle projectactiviteiten en de door de Staat uitgegeven exportkredietverzekering «on hold» staat wegens Force Majeure sinds 2021?
Als gevolg van de force majeure kan het project niet beschikken over de financiering totdat alle financiers en exportkredietverzekeraars, waaronder Nederland, hiertoe toestemming hebben gegeven. Mijn uitspraken over de status van het project moeten in dit licht worden bezien.
Klopt het dat ook andere exportkredietverzekeraars een dergelijke maatregel hebben getroffen?
Het niet-toestaan van trekkingen uit de lening gedurende de force majeure situatie is een gezamenlijk besluit geweest van de betrokken financiers en kredietverzekeraars.
Klopt het dat TotalEnergies daardoor nu nog niet haar gehele benodigde financieringspakket in orde heeft? Zo nee, kunt u aangeven wat de meerwaarde van de door Nederland en het Verenigd Koninkrij on hold-gezette EKV’s is voor het gehele project? Klopt het dat, dankzij de lopende kredietverzekering aan Van Oord, het bedrijf ook als de herbeoordeling negatief uitvalt, voor haar activiteiten betaald zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat Total niet kan beschikken over de eerder besproken financiering totdat alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Nog niet alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Bij het wegvallen van één of meerdere financiers zal het project op zoek gaan naar alternatieve financiering om het ontstane gat op te vullen. In het geval dat er geen Nederlandse betrokkenheid bij de projectfinanciering zou zijn, verwacht ik dat Van Oord door het project betaald zal worden. Het feit dat Van Oord beschikt over een exporteurspolis is voor de betalingsplicht van de projecteigenaar niet relevant. De exporteurspolis dekt voor Van Oord het risico dat zij niet betaald krijgen voor uitgevoerde werkzaamheden.
Kan u toelichten hoe Van Oord «eigenstandig zo een keuze kan maken» om de projectactiviteiten uit te gaan uitvoeren met steun van de Nederlandse overheid, terwijl het project herbeoordeeld wordt? Wat staat hierover in de polisvoorwaarden? Waarom is de exportkredietverzekering aan Van Oord toegekend terwijl u stelt dat het project «on hold» is?
Het betreft een polis die is afgegeven op 26 maart 2021, voorafgaand aan de force majeuresituatie. Zolang Van Oord zich houdt aan de polisvoorwaarden kunnen zij aanspraak maken op de verzekering. De herbeoordeling ziet enkel toe op de financieringspolis. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat u in eerdere uitwisselingen heeft gesteld dat de Nederlandse Staat projecten niet financiert als deze gepaard gaan met onacceptabele mensenrechtenschendingen? Klopt het dat er op dit moment toch een verzekering is gegeven in de context van een project waar u zelf een onafhankelijk onderzoek naar in heeft gesteld? Zo nee, kunt u duiden waarom de lopende verzekering geen samenhang heeft met het project waarvan u zelf grove risico’s heeft geïdentificeerd? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Onderhavige financierings- en exporteurspolis zijn op respectievelijk 25 en 26 maart 2021 verstrekt na een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling. Op dat moment is geoordeeld dat het project voldoet aan het Nederlandse beleid voor de ekv. Sindsdien is de situatie rondom het project verslechterd. Voor de financieringspolis is sprake van een nieuw besluitvormingsmoment, waarvoor het kabinet alle omstandigheden opnieuw zal wegen. Voor de exporteurspolis is dit niet het geval.
Voldoet Van Oord aan internationale standaarden wanneer zij een opdracht accepteert om voorbereidende werkzaamheden te doen voor een project dat officieel on hold staat vanwege potentiële mensenrechtenschendingen? Zo ja, kunt u dat toelichten? Welke standaarden hanteert u?
De projectfinanciering is gepauzeerd vanwege het verslechteren van de veiligheidssituatie in maart 2021. Sinds afgifte van de polissen wordt het project, inclusief de werkzaamheden van Van Oord, intensief gemonitord door ADSB en onafhankelijke consultants op naleving van de internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).4 Uit de monitoring blijkt dat Van Oord nog steeds voldoet aan deze standaarden. Van Oord rapporteert sinds afgifte van de polis maandelijks aan ADSB.
Deelt u de zorgen dat TotalEnergies op deze manier via onderaannemers, haar due diligence verlichtingen kan omzeilen en het project op die manier alsnog laten doorgaan terwijl financiers zoals de Nederlandse Staat naar buiten toe communiceert dat het stil staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kiest u voor deze strategie?
Het project wordt met behulp van onafhankelijke consultants intensief gemonitord door financiers en kredietverzekeraars, waaronder ADSB. Er kan dan ook geen sprake zijn van het omzeilen van due diligence verplichtingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het handelsbeleid op 25 september 2025?
Ja.
Het Onderwijsraad advies 'Talige diversiteit benutten' |
|
Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA), Rosanne Hertzberger (VVD) |
|
Becking |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het rapport «Talige diversiteit benutten» van de Onderwijsraad?1
Ja.
Welke wetenschappelijke onderbouwing geeft de Onderwijsraad voor haar bewering dat het beter benutten van meertaligheid ten goede komt aan de ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van bijvoorbeeld nieuwkomers?
De Onderwijsraad stelt dat bij het leren van een nieuwe taal een beroep wordt gedaan op de kennis die leerlingen hebben van een eerder verworven taal. Dit komt omdat de talen die leerlingen beheersen niet gescheiden zijn in het brein, maar met elkaar verbonden en elkaar versterken.2 Daarnaast onderbouwt de Onderwijsraad het advies met studies die concluderen dat dat leerlingen zich veiliger en meer verbonden voelen met de leraar en hun klasgenoten als de leraar aandacht en waardering heeft voor hun thuistaal.3 Tenslotte is gebruik gemaakt van internationaal onderzoek dat concludeert dat het geen negatieve invloed heeft op de ontwikkeling en leerprestaties van leerlingen als zij talen afwisselend gebruiken.4
Biedt deze onderbouwing genoeg zekerheid om «bewezen effectief» te zijn, zoals als voorwaarde in het regeerprogramma is opgesteld voor onderwijsmethodes?
Uw Kamer heeft op 11 september om een beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad verzocht. In deze reactie, die uw Kamer in november zal ontvangen, zal ik ingaan op hoe het advies aansluit bij mijn beleid.
Deelt u de opvatting dat de houding ten aanzien van meertaligheid vooral een keuze is vanuit maatschappijvisie, wereldbeeld en mensbeeld?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre strookt het advies met het uitgangspunt in het regeerprogramma dat leraren alleen werken met onderwijsmethodes die bewezen effectief zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe ziet u dit advies in het licht van de verengelsing in het onderwijs, op de werkvloer en in de maatschappij en vindt u het wenselijk dat andere talen meer ruimte krijgen in het basisonderwijs?
Voor mij is het belangrijkste dat leerlingen goed leren lezen, schrijven en rekenen in het Nederlands en dat de aanpak die de school hiervoor kiest bewezen effectief en goed doordacht is. Scholen hebben nu al ruimte om andere talen dan het Nederlands in het onderwijs te gebruiken. Zowel in het po als het vo is dit mogelijk indien een andere taal beter aansluit bij leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond. Hier moet het bevoegd gezag dan wel een gedragscode voor opstellen die de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs in de andere voertaal borgt.
Vindt u het ook wenselijk vanuit uw maatschappijvisie dat kinderen op basis van thuistaal, en dus op basis van afkomst, apart in groepjes een deel van het onderwijs krijgen?
Zie antwoord 3, 4 en 5.
Gezien de lerarentekorten, de administratielast en de veelvoud aan maatschappelijke opgaven die op het bord van de docent belanden en de grote uitvlucht van leerkrachten die hun beroep verlaten, acht u het haalbaar en wenselijk dat zij meer talen in het onderwijs gaan gebruiken?
We moeten terughoudend zijn om teveel nieuwe onderwerpen op het bordje van de leraar neer te leggen. Omgaan met meertaligheid is wel een onderwerp waar leraren expertise in moeten opdoen, omdat het onderdeel wordt van de kerndoelen en de examenprogramma’s Nederlands. Het is aan scholen om hiervoor een aanpak te kiezen die aansluit bij hun visie en leerlingpopulatie en die bewezen effectief is.
Hoe ziet u het advies om weer nieuwe onderwijsmethoden en onderwerpen in te voeren in het licht van de wens uit het werkveld om de pilotcultuur terug te dringen?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de schets van de Onderwijsraad dat leraren in het funderend onderwijs onvoldoende voorbereid zijn of misschien zelf onbeholpen om in een multiculturele of talig diverse setting les te geven?
De Onderwijsraad baseert deze schets op de uitkomsten van het Teaching and Learning International Survey (Talis) uit 2018, een internationaal vergelijkend onderzoek van de OESO dat de leer- en werkomgeving van leraren en schoolleiders in kaart brengt.
Bent u voornemens om het advies van de Onderwijsraad op te volgen?
Ik zal zorgvuldig bekijken welke elementen uit het advies van de Onderwijsraad binnen mijn beleid passen. In de beleidsreactie zal ik daarop ingaan.
Deelt u de mening dat het tij moet worden gekeerd in de afnemende kwaliteit van het ondernemersklimaat en dat starre regelgeving niet aan de basis mag staan van een rem op groei of zelfs vertrek van innovatieve ondernemingen?
Onze economie kan niet zonder een sterk ondernemersklimaat. Niet in de laatste plaats om het huidige niveau van onze welvaart en sociale voorzieningen te kunnen handhaven in de toekomst. Dit kabinet staat voor het behoud van dit klimaat. De Minister van Economische Zaken heeft hier recent een Kamerbrief over gestuurd waarin ook specifiek wordt ingegaan op de aanpak van onnodige regeldruk. Mijn ministerie levert daaraan ook een actieve bijdrage.
Deelt u de mening dat het van belang is zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over dispensatie van de algemeen verbindend verklaring (avv) voor een collectieve arbeidsovereenkomst (cao), zowel voor eventuele investeringsbeslissingen van ondernemers als voor de werknemers?
Ja die mening deel ik. Voor het algemeen verbindend verklaren van cao’s bestaat een duidelijk te doorlopen proces. Daarbij houd ik mij aan de voorgeschreven wet- en regelgeving (Wet AVV en Toetsingskader AVV). Het is belangrijk dat dit proces juist wordt doorlopen voor alle betrokkenen. Dit is in het belang van het maken van een zorgvuldige afweging.
Klopt het dat er medio september een besluit wordt genomen over de avv- en dispensatieprocudure van Picnic, zoals valt te lezen in de beslisnota behorend bij de Kamervragen van de VVD over dit onderwerp uit 21 augustus 2025?1 Zo ja, bent u bereid dit besluit per ommegaande met de Kamer te delen? Zo nee, waarom is dit besluit nog niet gevallen?
Op 22 september heb ik het avv- en dispensatiebesluit genomen. De cao Levensmiddelenbedrijf is algemeen verbindend verklaard. De cao Levensmiddelenbedrijf is van toepassing op zelfstandig detaillisten, franchisenemers en online-supermarkten. Werkgeversvereniging E-commerce Nederland (VEN), waar Picnic onderdeel vanuit maakt, krijgt dispensatie van die cao.
De reden voor het toekennen van de dispensatie is dat de bedrijfskenmerken van onder meer online-supermarkt Picnic op essentiële punten verschillen van deze andere ondernemingen. Daarom mogen de online-supermarkten hun eigen cao e-commerce toepassen.
Het avv-besluit zal naar verwachting op donderdag 25 september gepubliceerd worden in de Staatscourant. Het besluit betreft een algemeen verbindend voorschrift, treedt na publicatie in werking en is daarmee voor eenieder kenbaar. Ik kan geen inzage geven in de tekst van het dispensatiebesluit. Het dispensatiebesluit is een beschikking die gericht is aan een individuele aanvrager. Cao-partijen worden daarvan ook in kennis gesteld. Het is aan die betrokkenen om de inhoud al dan niet te delen.
Wanneer kan de Kamer uw voorgestelde wijzigingen aan het cao en avv-stelsel verwachten, daar u in de beantwoording van eerdergenoemde Kamervragen schrijft dit na de zomer met de Kamer te willen delen?
Naar verwachting zal ik uw Kamer in het najaar informeren over de verkenning naar het onderhoud van het cao- en avv-stelsel. Het avv- en dispensatiebeleid zijn daar onderdeel van.
De door China opgelegde importheffingen voor varkensvlees |
|
Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB), Aukje de Vries (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat China forse importheffingen heeft ingevoerd voor Europees varkensvlees, in het bijzonder voor de coöperatie Vion1?
Ja.
Kunt u een inschatting geven van de gevolgen van deze importheffingen voor de Europese en Nederlandse markt, de bedrijven in de keten en de primaire sector, die te maken heeft met opgaven met betrekking tot milieu en dierenwelzijn?
De gevolgen voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven van de door de Chinese overheid opgelegde voorlopige heffingen zijn op dit moment nog onduidelijk. Deze zijn afhankelijk van meerdere factoren. De voorlopige heffingen variëren voor Nederlandse bedrijven van 20% tot 62,4%. Nederlandse exporterende bedrijven behoren, samen met bedrijven uit Spanje, Denemarken en Frankrijk, tot de voornaamste Europese exporteurs van varkensproducten naar China. Meer dan de helft van de varkensvleesproducten betreft bijproducten: poten, snuiten, oren, staartjes. De afzet op de Chinese markt en die van Hongkong genereert voor bijproducten de hoogste waarde. De totale export naar China van Europese varkensvleesproducten bedroeg in 2024 ca. 2,2 miljard euro, waarvan ca. 374 miljoen euro vanuit Nederland2. Er zijn weinig alternatieve markten waar een vergelijkbare opbrengst kan worden gegenereerd voor bijproducten. De verwachting is dat de door China ingestelde heffingen op termijn kunnen leiden tot een verminderde afzet naar China, met als mogelijk gevolg verlaging van de prijs voor vleesvarkens in Nederland en de EU als geheel. Nederland en de Europese Commissie volgen de ontwikkelingen op de Nederlandse respectievelijk Europese markt nauwgezet.
Hoe waardeert u de Chinese analyse dat sprake zou zijn van dumpingpraktijken, in het licht van het Wereldhandelsorganisatie (WTO)-kader?
De Europese Commissie heeft in een eerste reactie reeds aangegeven dat het Chinese onderzoek naar dumpingpraktijken gebaseerd is op ontoereikend bewijs van dumpingpraktijken. De Europese Commissie analyseert het onderzoek en de voorlopige maatregelen momenteel nader op conformiteit met regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), om op basis daarvan mogelijke vervolgstappen in kaart te brengen.
Bent u voornemens op kortst mogelijke termijn bij de Europese Commissie aan te dringen op het aanvragen van uitstel voor invoering van deze importheffingen?
Sinds de Chinese aankondiging van de voorlopige antidumpingmaatregelen op 5 september jl. staan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) in nauw contact met zowel de Europese Commissie en andere betrokken EU lidstaten, als met (vertegenwoordigers van) de Nederlandse varkenssector. De Europese Commissie heeft in reactie op de voorlopige maatregelen schriftelijk commentaar ingediend bij het Chinese Ministerie van Handel, om de bezwaren tegen het onderzoek duidelijk te maken en aan te dringen op het opheffen van de voorlopige maatregelen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft namens de Nederlandse overheid eveneens schriftelijk commentaar ingediend, met dezelfde strekking. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en LVVN blijven in nauw contact met de Europese Commissie, en met de Nederlandse varkenssector, om de meest geschikte vervolgstappen te bepalen om de gevolgen voor de Nederlandse varkenssector waar mogelijk te kunnen beperken.
Welke stappen gaat u in Europees verband zetten om ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk gereageerd wordt op de Chinese aankondiging en dat de gevolgen voor de Nederlandse varkenssector ingeperkt worden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u, gelet op de urgentie, bereid deze vragen zo snel mogelijk, deze week te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht dat Nederland moet meewerken aan het overbrengen van ambassadebewakers |
|
Derk Boswijk (CDA), Stephan van Baarle (DENK), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de kantonrechter in een kort geding dat de Nederlandse Staat transportmiddelen beschikbaar moet stellen voor het overbrengen van 42 Afghaanse bewakers?
Ja. Ik ben bekend met de uitspraak van de kantonrechter in kort geding van 2 september jl.
Wat vindt u van het feit dat de rechter stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en haar zorgplicht niet heeft nageleefd door de Afghaanse bewakers niet te evacueren?
Het kabinet neemt zijn werkgeversverantwoordelijkheid serieus, ook in het buitenland. In dit geval waren de 42 eisers geen werknemers van de Staat. In deze procedure zijn verschillende redenen om aan te nemen dat artikel 7:658 lid 4 BW, het Nederlandse artikel waaruit de kantonrechter een zorgplicht van de Staat tegenover de 42 eisers heeft afgeleid, niet van toepassing is. Voor de beantwoording van vraag 2 verwijs ik u verder naar de brief1 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe verklaart u dat Hongaarse beveiligers die via hetzelfde bedrijf (Asman Abi) waren ingeleend wel geëvacueerd zijn, terwijl Afghaanse bewakers die hetzelfde werk verrichtten niet werden geëvacueerd? Hoe is deze afweging tot stand gekomen?
De Hongaarse bewakers zijn door speciale eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk zonder tussenkomst van Nederland gerepatrieerd naar Hongarije. Zij hadden als EU-onderdanen recht op consulaire bijstand en hierover zijn voorafgaand aan de acute evacuatiefase specifieke afspraken gemaakt. Dit is niet vanwege hun werk als extern ingehuurde bewakers bij de Nederlandse ambassade gebeurd, zoals ook gecommuniceerd is in de brief2 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe ziet u het feit dat de rechter stelt dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft tegenover deze bewakers, omdat zij ook na de evacuatie en de machtsovername door de Taliban de ambassade nog enige tijd hebben beveiligd onder gevaarlijke omstandigheden? Bent u het hiermee eens? Hoe gaat u deze bijzondere zorgplicht vervullen?
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022 plaatsvond. Er is met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor de Nederlandse ambassade.
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat de omstandigheid dat de ambassadebewakers na de evacuatie de toen ontruimde ambassade nog enige tijd hebben beveiligd zou kunnen inhouden dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft. Wat de kantonrechter daarmee bedoelt, wordt niet verder uitgewerkt en is het kabinet niet duidelijk.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze bewakers met hun gezinnen nu zo snel mogelijk alsnog worden overgebracht?
Het overbrengen van Afghanen is een complex proces. Dat proces bestaat uit verschillende stappen, waaronder verificatie van alle gegevens en documenten. Naar aanleiding van de uitspraak van 2 september jl. heeft de Staat eerste stappen gezet voor het mogelijk maken van deze overbrengingen.
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat geschorst om per direct uitvoering te geven aan het vonnis totdat het hof in het hoger beroep over deze zaak heeft geoordeeld. Om deze reden onderneemt het kabinet momenteel geen verdere stappen om het vonnis uit te voeren.
Onderschrijft u dat de uitspraak van de kantonrechter bij voorbaat uitvoerbaar is en zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden?
De Staat heeft een turbospoedappel ingesteld gezien het kabinet zich niet kan vinden in de uitspraak van de kantonrechter, zoals eerder aangegeven in kabinetsbrief3 van 5 september jl. en de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 19 september jl.4 Hierbij heeft de Staat verzocht om een snelle uitspraak in het schorsingsincident. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof in het schorsingsincident de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegekend.
Sommige bewakers van deze groep bevinden zich momenteel in Pakistan en Iran en zouden snel naar Nederland kunnen komen. Gaat u direct dit proces in gang zetten?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 5.
Gelden voor de overbrenging van gezinsleden dezelfde voorwaarden als voor het recht op gezinshereniging voor asielstatushouders?
In punt 4.45 van het vonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van familieleden het volgende gezegd:
«Ter voorkoming van misverstanden daaromtrent zal de kantonrechter bepalen dat als familieleden van Eisers zullen worden aangemerkt hun wettige echtgenoten of partners, die daarmee rechtens kunnen worden gelijkgesteld, en de van hen afhankelijke minderjarige kinderen, die op het moment van vertrek nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.»
Ook bij gezinshereniging na asiel wordt in beginsel uitgegaan van het kerngezin, zijnde de partner en minderjarige kinderen (paragraaf C2.4.1 Vreemdelingencirculaire). Het door de kantonrechter bepaalde is daarmee in lijn met de gezinshereniging voor asielstatushouders.
Kunt u de Kamer wekelijks (kort) op de hoogte houden van de status van deze overbrengingen?
Op dit moment wacht het kabinet de uitspraak in hoger beroep af.
Kunt u de beantwoording van deze vragen meenemen in de kabinetsbrief die tijdens de procedurevergadering van 4 september jl. is aangevraagd door de commissie Buitenlandse Zaken?
De kabinetsbrief5 is op 5 september jl. verstuurd. Hierin worden veel van de hierboven gestelde vragen beantwoord, zie ook de verwijzingen naar de brief in de beantwoording. Daarnaast is op 19 september jl. de beantwoording van het Schriftelijk Overleg6 naar de Kamer verstuurd.
Machtsvorming via overnames in de huisdierenbranche |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Rummenie , Karremans |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat de huisdierenbranche een groeiende markt is die steeds meer op de radar staat van beleggers?
Ik weet niet precies hoe groot de positie van investeringsmaatschappijen op de huisdierenbranche is, maar wat ik wel zie, is dat deze sector ontzettend divers is. Denk aan dierenspeciaalzaken, groothandels, fabrikanten van diervoeding, trimsalons en dierenpensions. Wat mij opvalt, is dat er in verschillende delen van deze markt(en) niet alleen beleggers actief zijn, maar ook grote spelers uit de levensmiddelen- en farmaceutische industrie en de diergeneeskundige zorg.
Deelt u de mening dat de huisdierenbranche als verdienmodel voor beleggers op gespannen voet staat met de belangen van huisdieren en hun baasjes? Zo nee, waarom niet?
Ik snap heel goed dat er zorgen leven over de belangen van beleggers versus die van huisdieren en hun baasjes. Die twee lijken niet altijd op één lijn te zitten, en dat is begrijpelijk. Toch ben ik niet per definitie tegen overnames door investeringsmaatschappijen. Ze kunnen namelijk ook meerwaarde bieden: denk aan een efficiëntere bedrijfsvoering of het delen van backofficekosten over meerdere vestigingen, wat uiteindelijk ook huisdieren en hun eigenaren ten goede kan komen. Wat voor mij wel essentieel is, is dat er geen machtspositie ontstaat die misbruikt kan worden en dat voorkomen moet worden dat het maken van winst boven de goede zorg voor huisdieren gaat.
Deelt u de mening dat advertenties voor investeringen waarin de sterke band die mensen met hun huisdieren hebben als verdienmodel wordt gepresenteerd, bijvoorbeeld de slogan van het beursgenoteerde Pet Service Holding N.V.: «Investeer in je liefde voor huisdieren», ongewenst en misplaatst zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan ondernemingen zelf om te bepalen hoe ze met hun reclameslogans hun klanten willen aanspreken. Wel is het belangrijk dat reclame-uitingen voldoen aan de Nederlandse Reclame Code. Is dat niet het geval, dan kan een klacht worden ingediend bij de Reclame Code Commissie.
Deelt u de mening dat bedrijfsmodellen in de huisdierenbranche die gericht zijn op winst en uitbreiding via overnames van (kleinere) veterinaire apotheken, groothandels, online shops en digitale platforms om zo een monopolistische machtspositie te verkrijgen onwenselijk zijn, doorgaans tot problemen met betaalbaarheid en toegankelijkheid leiden, en in het verlengde liggen van eerder aangekaarte toestanden in de dierenzorg met betrekking tot dierenklinieken (Kamerstuk 2024D48056)?
Mensen houden veel van hun huisdier, maar het hebben van een huisdier kan hoge kosten met zich meebrengen. Steeds meer huisdiereigenaren worden geconfronteerd met deze hoge kosten en ik begrijp dat dit vragen kan oproepen over winstmarges en overnames. Tegelijkertijd is het maken van winst over het algemeen juist een kenmerk van een gezonde marktwerking en sta ik ook niet negatief tegenover uitbreiding en diversifiëring door middel van overnames. Wat mij wel zorgen baart, is als overnames vooral bedoeld zijn om een machtspositie te verwerven, met als doel die later te misbruiken. Dan raakt het niet alleen de concurrentie, maar uiteindelijk ook de het welzijn van dieren en hun eigenaren.
Overnames die boven de meldingsdrempels uitkomen, moeten gemeld worden bij de ACM. De ACM zal dan onderzoeken of de overname de mededinging zal beperken. Dit geldt momenteel niet voor de kleinere («onderdrempelige») overnames. Daarom sta ik positief tegenover het voornemen het concentratietoezicht te actualiseren, zodat ook kleinere overnames die mogelijk mededingingsbeperkende gevolgen kunnen hebben, voortaan onder het toezicht van ACM kunnen vallen. Ik heb vandaag uw Kamer hierover geïnformeerd. Overigens heeft de ACM momenteel wel de mogelijkheid om achteraf onderzoek te doen als zij het vermoeden heeft dat een onderneming misbruik maakt van een economische machtspositie (ook als deze is ontstaan door het doen van vele kleinere overnames).
Ziet u een link tussen het bovengemiddelde stijgen van de kosten voor dierenverzorging (van niet-medische maar wel deels noodzakelijke aard zoals voeding, snacks, middelen tegen vlooien en wormen, benodigdheden als een halsband of kattenbak en overige producten voor bijvoorbeeld de vacht, het gebit en de ogen van de afgelopen jaren, zoals blijkt uit het «Onderzoek naar de prijsontwikkelingen in de diergeneeskundige zorg» en de bovengenoemde bedrijfspraktijken in de huisdierenbranche»? Kunt u daar onderzoek naar laten doen, gezien het genoemde onderzoek zich toespitste op diergeneeskundige zorg en niet-medische dierenverzorging grotendeels buiten beschouwing liet? Zo nee, waarom niet?1
Ook dierenverzorgingsproducten zijn duurder geworden en dat is voor huisdiereigenaren erg vervelend, omdat zij natuurlijk het beste voor hun huisdier willen, maar tegelijkertijd ook op de kosten moeten letten. Deze prijsontwikkeling sluit aan bij de algemene ontwikkelingen van consumentenprijzen en zal deels te verklaren zijn door de inflatie, maar komt vaak door een samenspel aan factoren (grondstoffen, lonen, veranderende vraag etc). De ACM heeft onlangs aangekondigd een onderzoek te starten naar de prijzen van sommige boodschappen.2 Ik wil de resultaten van dit onderzoek graag afwachten en zie op dit moment dan ook geen aanleiding om onderzoek te laten doen naar specifiek de markt voor dierverzorgingsproducten.
Deelt u de mening dat een bovengemiddelde kostenstijging voor (deels) noodzakelijke producten voor het welzijn van huisdieren onwenselijk is en dat de kosten van noodzakelijke producten voor het welzijn van dieren daarom niet volledig aan de markt dienen te worden overgelaten?Kunt u hier een toelichting op geven?
Zoals ik in antwoord op vraag 5 aangaf, zijn dierenverzorgingsproducten, net als veel andere consumentenproducten, duurder geworden. Deze ontwikkeling zal deels te verklaren zijn door de inflatie, maar ook door factoren zoals duurdere grondstoffen, lonen, vraag etc). Ik zie dat deze markt zich kenmerkt door A-merkproducten en huismerk producten, wat over het algemeen duidt op een gezonde concurrentie.
Op dit moment zie ik geen aanleiding om te onderzoeken of de marktwerking op deze markt beperkt zou moeten worden. Ook niet door bijvoorbeeld prijsmaxima in te voeren. Een dergelijke maatregel vertoont kenmerken van een planeconomie en dat kan grote nadelige effecten hebben. Denk aan het ontstaan van tekorten aan artikelen. Of juist hogere prijzen voor als aanbieders maximumprijzen gaan gebruiken als richtprijzen. Natuurlijk blijf ik alert en blijf ik de ontwikkelingen volgen.
Heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de laatste jaren gekeken naar overnames in de huisdierenbranche?
De ACM heeft in het verleden geen overnames in de huisdierenbranche beoordeeld.
Naar aanleiding van eerdere vragen (Kamerstuk 2024Z12157) (Kamerstuk 2024Z20371) (Kamerstuk 2025Z14873) en moties van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 600-XIV, nr. 48) kijkt u naar de mogelijkheden om overnames strenger door de ACM te laten toetsen, wat is hiervan de stand van zaken en wanneer kan de Kamer hier verder bericht over verwachten?
Ik onderzoek niet de mogelijkheid om een strengere toets voor fusies en overnames in te voeren. Wel sta ik positief tegenover het voornemen het concentratietoezicht te actualiseren zodat kleinere overnames die momenteel buiten het concentratietoezicht van de ACM vallen, maar wel mededingingsbeperkende gevolgen kunnen hebben, onder het toezicht van de ACM worden gebracht. Ik heb vandaag uw Kamer hierover geïnformeerd.
Welke stappen kunt u nu al met de toezichthouder zetten om machtsvorming in de huisdierenbranche te voorkomen?
Als ACM concrete signalen ontvangt dat er een onderneming is die een machtspositie inneemt in de huisdierenbranche, dan heeft de ACM de mogelijkheid om een onderzoek naar misbruik van een economische machtspositie te starten. Dit is een afweging die de ACM als onafhankelijke toezichthouder zelf neemt.
Het bericht ‘Fiscaal beleid bedreigt onze weerbaarheid op zee’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Ruud Verkuijlen (VVD) |
|
Heijnen |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fiscaal beleid bedreigt onze weerbaarheid op zee» in het FD van 25 augustus 2025?
Klopt het dat de Nederlandse implementatie van de Global Tax Deal (Pijler 2) de beleidsdoelen van de tonnageregeling deels ondergraven? Bereiken u signalen dat Pijler 2 leidt tot bijheffing bij ondernemingen die de tonnageregeling toepassen? Zo nee, kunt u navraag doen bij de Belastingdienst en bij de sector?
Klopt het dat de tonnageregeling leidt tot stabiele budgettaire opbrengsten uit de zeescheepvaart? Is deze stabiliteit en zekerheid wenselijk voor zowel het Ministerie van Financiën als voor ondernemers?
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat beleidsdoelen van één stuk belastingwetgeving worden ondergraven door een ander stuk belastingwetgeving?
Wat is de directe en wat is de indirecte impact van het eventuele vertrek van de Nederlandse rederijen die onder de reikwijdte van Pijler 2 vallen voor de belastingopbrengsten? Kan dit worden uitgesplitst per belastingmiddel (Vpb, IB, loonbelasting, omzetbelasting, etc.)?
Wat zijn de (on)mogelijkheden rondom de in het bericht gesignaleerde oplossingsrichtingen, te weten het uitsluiten van de tonnageregeling van de Wet minimumbelasting 2024, het invoeren van (qualified refundable) tax credits of het benutten van de substance-based income inclusion voor de sector? Wat zou voor elke optie de budgettaire derving zijn? Kan dit vóór de geplande evaluatie van de scheepvaartregelingen, bij voorkeur per ultimo 2025, nader uitgewerkt worden?
Hoe verhoudt de eventueel verloren belasting bij het vertrek van rederijen uit Nederland zich tot de budgettaire derving van de verschillende gesignaleerde beleidsopties?
Hoe beoordeelt u de kwalificatie dat de Nederlandse zeescheepvaart van belang is voor de weerbaarheid van Nederland?
Het rapport de problemen op Schiphol |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Tieman , Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() ![]() |
Kent u het rapport «De problemen op Schiphol – Hoe zijn ze ontstaan en waarom zijn ze nog niet opgelost», dat de FNV onlangs publiceerde?1
Kunt u samenvatten wat er post-corona concreet en merkbaar is verbeterd aan de arbeidsomstandigheden van werknemers op Schiphol en in hoeverre daarmee is voldaan aan de gemaakte afspraken?
Kunt u aangeven wat er volgens u nog allemaal moet gebeuren en per wanneer aan alle afspraken is voldaan? Kunt u aangeven aan welke afspraken niet is voldaan en hoe dat komt?
Kunt u ingaan op de klachten, zoals samengebracht in dit rapport, en wie volgens u hiervoor verantwoordelijk is? Wilt u hierbij ook de ketenverantwoordelijkheid betrekken?
Kunt u ingaan op de eisen en aanbevelingen in het rapport en wie volgens u de eerst aangewezenen zijn om deze om te zetten en wie volgens u de eerst aangewezenen zijn om te handhaven?
Bent u bereid een jaarlijkse rapportage te eisen over het aantal veiligheidsvoorvallen, de werkdruk, het personeelsverloop en de veiligheids-, security- en meldingscultuur in de grondafhandeling en in de luchthavenbeveiliging en hierover te rapporteren?
Bent u bereid Schiphol te verplichten om maatregelen te nemen voor een lager personeelsverloop en een lagere werkdruk, onder meer door het betalen van een leefbaar loon, het vast in dienst nemen van werkers, en het voldoen aan een verantwoorde minimale bezettingsnorm?
Kunt u bij vraag 5 ten minste de punten op pagina 44 betrekken en deze punten los aflopen?