De Nederlandse voorbereiding op een harde Brexit |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de kans op een harde, chaotische Brexit (cliff edge-scenario) op 31 oktober 2019 onverminderd aanwezig is en dat de regering in de planning rekening moet blijven houden met dat scenario?
Ja. De inzet van het kabinet blijft gericht op een ordelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk(VK) uit de Europese Unie(EU) mét terugtrekkingsakkoord, maar de kans op een no dealscenario blijft onverminderd aanwezig. Het kabinet blijft zich inzetten om zo goed als mogelijk voorbereid te zijn op dit scenario. Ondanks de voorbereidingen zal een no dealscenario overigens onvermijdelijk gepaard gaan met verstoringen.
Herinnert u zich dat in dat scenario 928 extra douaniers nodig zouden zijn en dat er op 31 maart 2019 500 mensen geworven waren en 300 inzetbaar?1
Ja. De wervings- en inzetbaarheidsdoelstellingen voor 29 maart 2019 (ruim 500 FTE ingestroomd, waarvan ruim 300 FTE inzetbaar) zijn behaald.
Hoeveel nieuwe douaniers zijn er op 31 oktober aanstaande aangesteld en hoeveel van die douaniers zijn op dat moment inzetbaar?
Naar verwachting zijn op 31 oktober 2019 ongeveer 930 FTE ingestroomd, waarvan ongeveer 600 inzetbaar.
Welke aanbevelingen uit het EY-rapport over de douane en Brexit neemt de douane slechts gedeeltelijk of niet over?2
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (TK 2018–2019, 31 934, nr. 19), heeft de Douane alle aanbevelingen van EY overgenomen.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer schreef: «Met de dan beperkt beschikbare capaciteit moeten keuzes in handhaving en controle worden gemaakt. Bij het afsluiten van het onderzoek was nog geen besluit genomen over de keuzeopties»?3
Ja.
Zijn de keuzes over handhaving en controle nu wel gemaakt en kan de Tweede Kamer daar inzage in krijgen?
Over deze keuzes is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van het kabinet d.d. 18 januari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 304) en in het verslag van een schriftelijk overleg over het rapport van de Algemene Rekenkamer d.d. 22 januari 2019 (Kamerstuk 31 934, nr. 20).
De keuzes gingen uit van een no deal Brexit op 29 maart jl, De Douane zou direct op alle ferryterminals aanwezig zijn om toe te zien op de naleving van douaneformaliteiten, zoals het doen van een aangifte. Indien hieraan niet wordt voldaan worden goederen niet vrijgegeven voor verder vervoer.
Voor wat betreft de handhaving van fiscale (o.a. invoerrechten) en niet-fiscale verplichtingen (o.a. op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu) was – in overleg met de opdrachtgevende beleidsdepartementen – ervoor gekozen om deze geleidelijk aan op te bouwen. Dit naar de mate waarin er meer douaniers instromen en naar de mate waarin beter zicht ontstaat op de risico’s in de goederenstroom tussen het VK en Nederland. De Douane is immers een risicogerichte handhavingsorganisatie die de mensen en middelen inzet daar waar risico’s het grootst zijn.
Het toezicht op de kleine vliegvelden en havens zou eveneens geleidelijk aan worden opgebouwd naar de mate waarin meer douaniers instromen. Ook zou voorrang worden gegeven aan de verwerking en afgifte van vergunningaanvragen in het kader van de terugtrekking uit het VK en de door de EU verplichte herbeoordeling van alle onder het oude Douanewetboek van de Unie afgegeven vergunningen voor 1 mei 2019, boven administratieve controles bij bedrijven.
Door de keuze om de handhaving op de goederenstroom tussen het VK en Nederland geleidelijk aan op te bouwen, zouden de gerichte handhavingsinspanningen op de andere goederenstromen ook in 2019 doorgang vinden.
Doordat de datum van een no dealBrexit is verschoven naar 31 oktober 2019, zijn de keuzes niet geëffectueerd. De keuzes zijn nu van toepassing bij een no dealBrexit op 31 oktober aanstaande. Aangezien op die datum ongeveer 600 FTE’s extra inzetbaar zijn in plaats van ruim 300 fte’s op 29 maart jl., zal het handhavingsniveau op de ingangsdatum van de Brexit hoger zijn. Aangezien ook op deze datum niet alle voor de Brexit benodigde aantal douaniers inzetbaar zijn (930 FTE), gelden bovengenoemde keuzes nog steeds, zij het dat dan meer gehandhaafd kan worden dan op 29 maart jl.
Herinnert u zich de unaniem aangenomen motie van de leden Omtzigt en Van den Berg (beiden CDA), waarin de regering wordt verzocht «in nauwe samenwerking met zorginstellingen en inkooporganisaties, leveranciers en groothandels te voorkomen dat er als gevolg van een no-deal Brexit tekorten ontstaan aan kritieke medicijnen en medische hulpmiddelen, en verzoekt de regering tevens, binnen een maand de Kamer te informeren hoe de beschikbaarheid van alle geneesmiddelen op de CBG-lijst geborgd wordt na een harde Brexit, en verzoekt de regering, in kaart te brengen waar tekorten in hulpmiddelen ontstaan, alternatieven in kaart te brengen en voorbereidingen te treffen voor het verlenen van ontheffingen voor de import van kritieke hulpmiddelen zodat deze ontheffingen wanneer nodig zo snel mogelijk verleend kunnen worden»?4
Ja.
Kunt u op elk van de drie punten van de motie precies ingaan op de stand van zaken?
Zoals gemeld in de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) van 19 maart jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 331) is voor alle producten op het overzicht van kritieke geneesmiddelen zoals opgesteld door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) een oplossing gevonden en/of een plan van aanpak beschikbaar voor wanneer een no deal scenario zich voordoet. De oplossingsmaatregelen en instrumenten die in voornoemde brief genoemd zijn, blijven van kracht, zoals de reeds bestaande ontheffing van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor de invoer van specifieke geneesmiddelenproducten uit derde landen wanneer deze niet langer op de Nederlandse markt beschikbaar zijn.
Het aantal kritieke producten op dit overzicht is verder gedaald. Dit past bij het beeld dat handelsvergunninghouders in toenemende mate aan de eisen voor registratie in een EU-lidstaat voldoen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die centraal op EU-niveau worden toegelaten via het Europees geneesmiddelenbureau (EMA). In de aanloop naar de nieuwe deadline van 31 oktober 2019 zal de Minister van MZS samen met alle betrokken partijen de voorbereidingsmaatregelen blijven toetsen op actualiteit. Ondanks de voorbereidingen, valt er geen garantie te geven dat er geen geneesmiddelentekorten zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij geneesmiddelen die niet op het kritieke overzicht staan. Tekorten komen ook nu voor en worden in voorkomende gevallen door betrokken partijen zo snel mogelijk opgelost. Het speciale Brexit-team met experts vanuit VWS, het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd zal paraat staan om eventuele problemen snel het hoofd te bieden en aan te pakken.
De extra tijd die door het uitstel van de Brexit datum is verkregen, heeft bedrijven en zorginstellingen meer ruimte gegeven om zich voor te bereiden op een no dealscenario. Zoals de Minister van MZS in eerdere brieven aan uw Kamer heeft gemeld, is het voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica (IVD) niet mogelijk om precies aan te geven voor welke producten er specifieke risico’s bestaan op tekorten. Een overzicht met kritieke medische hulpmiddelen is niet goed vast te stellen vanwege de grote hoeveelheid en verscheidenheid aan producten op de markt (indicatief: het gaat hier om enkele honderdduizenden producten). Ook eenvoudige producten kunnen een onmisbare schakel vormen bij specifieke handelingen.
Zoals de Minister van MZS in zijn brief van 6 februari 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 311) aangaf, heeft het RIVM beter in beeld proberen te krijgen voor welk type medische hulpmiddelen en IVD’s er mogelijk leveringsproblemen kunnen ontstaan bij een no deal scenario. In haar eindrapportage van deze inventarisatie heeft het RIVM enkele handvatten aangereikt waarmee zorginstellingen gerichter in kaart kunnen brengen aan welke producten zij specifiek aandacht moeten schenken.5 Het gaat dan bijvoorbeeld om producten waar specifieke trainingen of vaardigheden voor vereist zijn, «dedicated consumables» zonder welke een bepaald medisch hulpmiddel niet meer gebruikt kan worden (zoals specifieke infuuslijnen of bepaalde IVD’s) en waarvan mogelijk ook bekend is dat deze via of vanuit het VK geleverd worden. Aan de hand van de productetiketten kan vervolgens worden nagegaan om welke Britse notified body het gaat. Ten slotte kunnen zorginstellingen daarbij ook in kaart brengen of het gaat om producten met een hoge omloopsnelheid, met een korte houdbaarheidsduur of producten waarvoor er nu al vertragingen optreden bij leveranties.
De Minister van MZS heeft in zijn brief van 19 maart 2019 uiteengezet dat er een ontheffingsprocedure is ingericht voor medische hulpmiddelen en IVD’s die op de Brexit-datum nog bij een Britse notified body geregistreerd staan en die op de Nederlandse markt worden aangeboden. Deze ontheffingsmogelijkheid is gebaseerd op artikel 8 van de Wet op de medische hulpmiddelen (Wmh) en biedt de Minister de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing voor een periode van zes maanden voor het in de handel brengen van medische hulpmiddelen of IVD’s die niet voldoen aan alle gestelde eisen uit de medische hulpmiddelen regelgeving.
Deze mogelijkheid tot ontheffing is ook na 31 oktober 2019 beschikbaar voor producten met een certificaat afgegeven door een Britse notified body. Deze ontheffing kan online worden aangevraagd bij Farmatec (CIBG). Van deze ontheffing kan alleen gebruik worden gemaakt in uitzonderlijke situaties in het belang van de volksgezondheid. Dit is het geval wanneer er bij een no deal scenario geen of onvoldoende alternatieven beschikbaar zijn van een product en er risico’s bestaan voor de continuïteit van zorg in Nederland. De fabrikant in kwestie zal wel aan de gestelde voorwaarden voor de ontheffing moeten voldoen.
Ondanks alle voorbereidingen is het van groot belang dat bedrijven en instellingen in de zorg zich blijven voorbereiden op een no deal scenario. De kans bestaat nog steeds dat verstoringen zich voordoen in de leveringsketen van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, bijvoorbeeld wanneer zich aan de Britse zijde van de grens met de EU opstoppingen voor zullen doen bij het vervoer van goederen. Deze effecten kunnen zich ook enige tijd na de Brexit-datum zelf voordoen. De komende weken zal de Minister van MZS onverminderd hiervoor aandacht blijven vragen, onder meer via informatiebijeenkomsten en andere kanalen.
Herinnert u zich dat u dit voorjaar aan de Kamer schreef dat «Op basis van informatieverzameling- en uitwisseling tussen EU-lidstaten bestaat het beeld dat er op dit moment naar schatting nog minstens 30% van het totaal aantal door Britse Notified Bodies (NoBo’s) afgegeven certificaten voor medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica in het Verenigd Koninkrijk geregistreerd staan» en dat zonder EU-certificaten deze middelen niet beschikbaar zijn in de Europese Unie?
Ja.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is en voor welke hulpmiddelen er niet tijdig EU-certificaten zullen zijn?
In de afgelopen maanden zijn vrijwel alle medische hulpmiddelen en IVD’s die bij de grootste Britse notified body BSI UK geregistreerd stonden, overgezet naar de Nederlandse notified body BSI NL. De Britse notified body UL is samenwerking aangegaan met een notified body in Polen en heeft inmiddels bijna alle certificaten overgeheveld. De Britse notified body SGS UK hevelt voor zover mogelijk certificaten over naar SGS in België. Omdat SGS België niet over de expertise beschikt om dezelfde productgroepen te beoordelen als SGS UK kunnen niet alle certificaten worden overgezet. Tenslotte zal de notified body LRQA (Lloyds) haar werkzaamheden medio september 2019 staken in de sector medische hulpmiddelen en IVD’s, waardoor alle bij deze instantie geregistreerde CE-certificaten bij een andere notified body moeten worden ondergebracht. Leveranciers van medische hulpmiddelen in Nederland en de daarbij aangesloten zorginstellingen doen er daarom goed aan om proactief contact op te nemen met fabrikanten die certificaten hadden ondergebracht bij LRQA.
Met deze ontwikkelingen is het aantal certificaten dat nog bij Britse notified bodies staat geregistreerd aanzienlijk gedaald ten opzichte van begin van dit jaar. Mochten er in deze restgroep van in het VK geregistreerde certificaten producten zitten die van belang zijn voor de Nederlandse gezondheidszorg waar ook geen alternatief voor beschikbaar is, dan kan de fabrikant een beroep doen op de hierboven genoemde ontheffingsmogelijkheid.
Kunt u aangeven op welke wijze u ervoor gaat zorgen dat er een functionerend keurpunt voor levend vee zal zijn op 31 oktober 2019, zoals meerdere keren gevraagd in moties en Kamervragen? Waar zal dat keurpunt zijn?
Over de eventuele inrichting van een inspectiepost voor levende dieren bij de ferryhavens lopen de gesprekken nog. De Minister van LNV blijft zich inspannen om samen met de NVWA en betrokken private partijen voortdurend naar geschikte (tijdelijke) locaties en oplossingen te zoeken. Voor zover dit mogelijk is binnen de Europese staatsteunkaders en de grenzen die deze stellen aan percentages en omvang van bedragen, wil LNV deze oplossingen faciliteren door onder strikte voorwaarden een subsidie te verstrekken voor de inrichting van een inspectiepost en een garantiestelling op het verlies op een eventuele grondpositie. Het blijkt voor het bedrijfsleven lastig om goede businesscases rond te krijgen, mede vanwege de geringe aantallen levende dieren die via de zeehavens ons land binnenkomen en de onzekerheid rond de beschikbaarheid van alternatieven via andere routes vanuit het VK naar de EU. Er is op dit moment een aanvraag voor een inspectiepost voor bepaalde soorten levende dieren ingediend, de NVWA is in gesprek met de indiener hierover met het oog op een complete en tijdige aanmelding van een kansrijke aanvraag bij de Europese Commissie. De locatie van een inspectiepost voor levende dieren zal in de directe nabijheid van de aankomstlocatie moeten liggen.
Wie heeft in Frankrijk keurpunten ingericht?
De informatie over de Franse inspectieposten is te vinden op deze website6. In Calais zijn bijvoorbeeld twee posten ingericht waarvan één direct bij de Eurotunnel en één direct bij de aankomstlocatie van de ferrylijn zijn gelegen. Over deze locaties is ons niet bekend hoe de (terminal)eigenaren Eurotunnel en het havenbedrijf dit exact hebben vormgegeven.
Kunt u aangeven of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldoende is voorbereid op het cliff edge-scenario?
Ja. Zie ook de uiteenzetting hieronder in het antwoord op vraag 14.
Hoeveel extra mensen zijn aangesteld en volledig aangesteld voor de Brexit op 31 oktober aanstaande?
De NVWA bereidt zich ook onverminderd voor op een no deal Brexit op basis van de huidige volumestromen. De NVWA heeft in aanloop naar 29 maart de nodige voorbereiding op een no dealBrexit getroffen. Uw Kamer is meerdere malen geïnformeerd over onder andere de werving en het opleidingsbeleid van de benodigde extra 143 fte. Nu de uittredingssdatum is gesteld op 31 oktober, gaat de werving van de benodigde medewerkers onverminderd voort en de huidige extra gegunde tijd wordt benut om de recent aangenomen medewerkers verder op te leiden waarmee hun inzetbaarheid flexibeler wordt. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer, zal de NVWA bij een no deal Brexit in het worst case scenario 143 fte extra nodig hebben, bij gelijkblijvende handelsstromen. 100 van deze 143 fte zijn toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export.
De NVWA heeft inmiddels een fors aantal medewerkers van de voorziene 143 personeelsleden geworven voor de diverse activiteiten. Van de 80 benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 21 momenteel in de praktijk aan het werk. Een tweede tranche van 31 (nog niet-Nederlandstalige) dierenartsen is in april 2019 gestart met hun opleiding. Zij zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na afronding van hun taaltraining en opleiding. Recent zijn 24 fte aan toezichthoudende dierenartsen geworven welke per aanstaande 1 september met de taaltraining starten. Verder zijn 25 medewerkers voor importinspecties en 7 medewerkers voor overige activiteiten geworven. Het kabinet wijst hierbij op de krapte op de arbeidsmarkt voor Nederlandstalige dierenartsen. Daardoor heeft de NVWA al jaren moeite met het vullen van vacatures voor toezichthoudende dierenartsen. De NVWA spant zich in om op het tekort aan dierenartsen zo goed als mogelijk op te vangen: zoals de flexibele inzet van personeel, bijvoorbeeld door de tijdelijke invoering van een ander roostersysteem en het inzetten van niet-dierenartsen voor bepaalde werkzaamheden (waar toegestaan). Deze maatregelen kunnen er wel voor zorgen dat het niveau van dienstverlening tijdelijk wordt verlaagd.
Welke grote problemen zijn de laatste tijd naar boven gekomen in de Brexit-voorbereidingen en op welke wijze wordt er naar oplossingen gezocht?
De gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU op alle terreinen zijn in aanloop naar de eerste no deal deadline van 29 maart 2019 in kaart gebracht, waarna zowel op Europees als nationaal niveau passende contingency maatregelen zijn genomen of voorbereid. Sinds april zijn geen nieuwe aandachtsgebieden naar boven gekomen. Uw Kamer is steeds uitgebreid geïnformeerd over mogelijke problemen en getroffen maatregelen, zoals laatstelijk in de brief met de Kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling Brexit van 12 juni en stand van zaken nationale voorbereidingen no deal scenario (Kamerstuk 23 987, nr. 362). Hoewel de laatste tijd geen nieuwe aandachtsgebieden zijn geconstateerd, betekent dit niet dat er zich geen verstoringen zullen voordoen. Deze blijven onvermijdelijk in een no dealscenario. Daarbij geldt bovendien dat niet alle oplossingen van de rijksoverheid kunnen komen: burgers, bedrijven en instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om zich tijdig en gedegen voor te bereiden op de terugtrekking van het VK uit de EU, inclusief in geval van een no dealscenario.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Een bericht op Twitter van het Operationeel Centrum van de politie Den Haag (@POL_OCDH) |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht op Twitter van het Operationeel Centrum van de politie Den Haag (@POL_OCDH) met deze inhoud: «In verband met het offerfeest, bestaat de kans dat er vanuit vrachtwagens veel #kadavers worden verkocht. Dit is een legale actie. Schrik er niet van en er hoeft geen contact met de politie gemaakt te worden erover. Bedankt voor uw begrip! ^DV»1
Ja.
Waar baseert deze eenheid van de politie haar standpunt op dat het verkopen van kadavers uit vrachtwagens legaal is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini)vrachtwagens heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Na navraag bij de gemeente bleek dat naar aanleiding van het verzoek tot een incidentele standplaats ten behoeve van de verkoop, in dit geval uitgifte, van vlees, een vergunning was afgegeven. Over de voorwaarden voor dergelijke vergunningen informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid uw Kamer in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD).
Deelt u de mening dat, zelfs als het legaal zou zijn, het enorm aanstootgevend is en voor kinderen zelfs beangstigend, dat dode dieren op dergelijke wijze worden uitgestald en verkocht? Zo nee, waarom niet?
Bij de meldkamer (Operationeel Centrum) en het Regionaal Service Centrum van de Eenheid Den Haag kwamen meldingen en vragen binnen over de uitgifte van vlees. Om meer duidelijkheid te verschaffen aan burgers en om drukte op het telefoonnetwerk te beperken heeft de meldkamer daarop besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting. Het is aan de politie om zorg te dragen voor social media-gebruik binnen de wettelijke kaders en afspraken.
Bent u bereid om hier meteen een einde aan te (laten) maken en deze eenheid van de politie op het matje te roepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Tonnen winst: saucijsjes en gehakt onterecht verkocht als biologisch’ |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tonnen winst: saucijsjes en gehakt onterecht verkocht als biologisch»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is om normaal vlees te verkopen als zijnde biologisch?
Ja. Ik vind het belangrijk dat consumenten kunnen vertrouwen op het biologische keurmerk.
Wat is volgens u de reden dat de directeur van het betreffende bedrijf niet strafrechtelijk is vervolgd voor zijn praktijken?
De overweging om strafrechtelijk onderzoek in te stellen maakt de NVWA-IOD samen met het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie.
Belangrijke criteria voor het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek zijn de vermoedelijke aard, ernst en omvang van de fraude en de beschikbare opsporingscapaciteit. Bij de selectie voor opvolging zaken via het strafrecht moeten prioriteiten worden gesteld. Casussen waarbij er sprake kan zijn van risico’s voor de volksgezondheid zullen als eerste worden opgepakt.
In de praktijk betekent dit dat de NVWA-IOD onvoldoende capaciteit heeft om alle vermoedelijke fraude met biologisch voedsel strafrechtelijk te onderzoeken.
Voor deze casus is besloten om een ander handhavingsinstrument te gebruiken om de vermenging van biologisch en gangbaar vlees te stoppen. De NVWA heeft namelijk door een uitgebreide administratieve controle vastgesteld dat de traceerbaarheid bij het bedrijf niet op orde was, waardoor ingekocht gangbaar vlees als biologisch is uitgeslagen en gefactureerd, en andersom. Skal heeft op basis daarvan kunnen optreden door het certificaat van het bedrijf in te trekken. Daarmee mag het bedrijf producten niet als biologisch op de markt brengen.
Bent u bereid de Kamer te informeren over het in het artikel genoemde capaciteitstekort bij de Nederlanse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Ja. Ik zal uw Kamer bij de rapportage over de definitieve resultaten van de herbezinning van de NVWA hierover informeren. Ik verwijs naar mijn brief van 12 juli 2019 (Kamerstuk 33 835, nr. 127).
Bent u van plan om een onderzoek uit te voeren naar frauderende vleesverhandelaars? Zo nee, waarom niet?
De NVWA-IOD heeft de afgelopen jaren al diverse strafrechtelijke onderzoeken uitgevoerd naar frauderende vleeshandelaren. Als daar aanleiding toe is zal dit in de toekomst ook gebeuren.
Is er volgens u een juridische mogelijkheid om bedrijven die aantoonbaar hebben gefraudeerd het keurmerk «biologisch» te ontzeggen? Zo ja, bent u in het geval van dit bedrijf bereid om deze maatregel toe te passen zodra de vermeende fraude is aangetoond?
Het ontzeggen van het keurmerk «biologisch» bij bedrijven die vermoedelijk of aantoonbaar hebben gefraudeerd valt binnen de bestaande sanctiemogelijkheden van toezichthouder Skal Biocontrole. Skal trekt het certificaat in van bedrijven die hebben gefraudeerd. Van de door RTL Nieuws benoemde vleesverwerker is het certificaat in juni 2017 door Skal ingetrokken. Hiermee wordt de consument beschermd en is de betrouwbaarheid van het biologisch keurmerk gewaarborgd.
De wettelijke grondslag van de pilot van de Raad voor Rechtsbijstand met LegalGuard/Achmea |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Herinnert u zich de eerdere vragen over deze pilot? Bent u bekend met het feit dat inmiddels discussie is ontstaan over de wettelijke grondslag van de pilot rechtshulp van LegalGuard/Achmea?1
Ja, ik herinner mij deze vragen. Ik ben bekend met de in de vraag genoemde discussie.
Wat is uw reactie op de constatering dat artikel 13 Wet op de rechtsbijstand regelt door wie rechtsbijstand verleend mag worden en dat inmiddels uit een Wob-verzoek blijkt dat de Raad voor Rechtsbijstand geen regels heeft gesteld voor het aangaan van overeenkomsten met anderen tot het verlenen van rechtshulp? Als geen regels zijn gesteld, waar is dan de bevoegdheid op gebaseerd om anderen (dan de reeds in de Wet op de rechtsbijstand genoemden) rechtshulp te laten verlenen?
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) heeft het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand onder meer tot taak om zorg te dragen voor de organisatie van alsmede de verlening van rechtsbijstand. Op grond van artikel 8, tweede lid, Wrb kan het bestuur van de Raad met het oog op de uitoefening van zijn taken een of meer voorzieningen treffen. De Raad heeft gebruik gemaakt van deze bevoegdheid om een voorziening ex artikel 8, tweede lid, Wrb te treffen, waarbij LegalGuard belast is met rechtsbijstandverlening aan rechtzoekenden. Uit artikel 13, eerste lid, onder b, en tweede lid, Wrb volgt dat medewerkers van een voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, Wrb hiertoe bevoegd zijn tot verlening van rechtsbijstand. Hiervoor hoeven op grond van artikel 13, derde lid, Wrb door het bestuur van de Raad geen beleidsregels te worden gesteld.
Klopt het dat LegalGuard geen medewerkers in dienst heeft en de werkzaamheden verricht worden door werknemers van de stichting Achmea Rechtsbijstand? Hoe beoordeelt u dat?
Op grond van artikel 13, eerste lid, onder b, en tweede lid, Wrb kunnen medewerkers van een voorziening belast zijn met rechtsbijstandverlening aan rechtzoekenden. De Wrb stelt geen eisen aan de aard van de arbeidsverhouding tussen de voorziening in de zin van artikel 8, tweede lid, en de medewerkers van die voorziening die de rechtsbijstand daadwerkelijk verlenen.
Wat is volgens u de wettelijke grondslag van deze pilot? Is deze pilot volgens u geheel in overeenstemming met alle wetten en regels? Zo niet, welke consequenties moet dit hebben?
Zoals hiervoor is aangegeven, wordt de pilot uitgevoerd binnen de wettelijke kaders van de artikelen 7, eerste lid, 8, tweede lid, en 13, eerste lid, onder b, en tweede lid, Wrb. Ik verwijs voorts naar de antwoorden op vragen 2 en 3.
Het deels instorten van het dak van het stadion van AZ in Alkmaar |
|
Michiel van Nispen (SP), Sandra Beckerman (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het gedeeltelijk instorten van het dak van het AFAS-stadion van AZ in Alkmaar, waar gelukkig niemand bij gewond is geraakt?
Ik ben geschrokken van het feit dat dit heeft kunnen gebeuren. Ik vind het daarom een goede zaak dat de eigenaar van het stadion een grondig onderzoek laat uitvoeren naar de oorzaak van de instorting door Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en dat de gemeente hierop toeziet. Hetzelfde geldt voor het onderzoek dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna Onderzoeksraad) gaat uitvoeren. Mijn verdere reactie geef ik u in de onderstaande antwoorden.
Is het waar dat door een bezuiniging de dakconstructie van het voetbalstadion te licht gebouwd is in 2005–2006? Kunt u dit antwoord over de (mogelijke) oorzaak/oorzaken toelichten?1
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar, die bevoegd gezag is voor het voldoen aan de veiligheidsvoorschriften die in het Bouwbesluit staan voor bouwwerken. De gemeente heeft geen aanwijzingen dat de dakconstructie te licht is gebouwd. De gemeente heeft bij de vergunningverlening beoordeeld of de dakconstructie voldeed aan de wettelijk eisen (Bouwbesluit) en heeft ook toezicht gehouden op de bouw. De gemeente wacht de resultaten van het onderzoek door Haskoning af.
Wat waren de redenen van de gemeente indertijd om te stellen dat een stevigere dakconstructie niet nodig was?
Zoals ik in mijn eerdere antwoord heb gemeld, heeft de gemeente bij de vergunningverlening beoordeeld of de dakconstructie aan de wettelijke voorschriften (Bouwbesluit) voldeed. Er was daarbij voor de gemeente geen reden om te stellen dat een stevigere dakconstructie nodig was.
Wie of welke organisatie heeft besloten om bij de bouw van het AFAS-stadion niet voor een stevigere stalen constructie te kiezen, gezien de adviezen van de brandweer over de constructie in verband met de brandveiligheid, en hoeveel euro is «bespaard» door voor de lichtere variant te kiezen?
De gemeente heeft mij laten weten dat er diverse onderzoeken uitgevoerd zijn naar de brandveiligheid. Op basis hiervan hebben de brandweer en gemeente uiteindelijk geconstateerd dat het pand voldeed aan de eisen van de brandveiligheid (Bouwbesluit). Er was daarmee geen reden om te kiezen voor een stevigere stalen constructie.
Hoeveel onderaannemers zijn tijdens de bouw van het stadion betrokken geweest, en hoeveel van deze onderaannemers zijn failliet gegaan of gestopt tijdens de bouw?
De gemeente heeft mij laten weten hierover geen gegevens te hebben.
De gemeente heeft in het kader van de uitvoering van een bouwvergunning alleen te maken met de vergunninghouder, of diens vertegenwoordiger voor zover deze daartoe mandaat heeft van de vergunninghouder. Dit is conform wet- en regelgeving. De vraag betreft privaatrechtelijke verhoudingen tussen hoofd- en onderaannemers. Dat is geen zaak van de gemeente. Evenmin volgt de gemeente de aantallen onderaannemers in hun financiële positie dan wel faillissement. Daarin is de gemeente geen partij.
In hoeverre heeft in uw ogen de versnippering van verantwoordelijkheden op de bouwplaats bijgedragen aan een mogelijke bouwfout of een te lichte constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan hierover op dit moment geen uitspraken doen. Ik wacht op dit punt het onderzoek af van de Onderzoeksraad.
Is het waar dat de constructie niet voldeed aan het Bouwbesluit en aan de eisen voor de brandveiligheid, zoals een buitengewoon lid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zoals ik heb geantwoord bij de vragen 2 en 4 heeft de gemeente geen aanwijzingen dat de constructie niet voldeed aan het Bouwbesluit.
Ik wacht daarnaast de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad af.
Heeft de gemeente Alkmaar «gerommeld» met de vergunningen en/of het toezicht of op de een of andere manier een oogje toegeknepen rondom de bouw van het voetbalstadion?
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar en deze heeft mij laten weten het niet eens te zijn met dit beeld. De gemeente stelt dat er bij het stadion juist een uitzonderlijk intensief beoordelingstraject is geweest en toezicht is uitgeoefend. Tijdens de toezicht fase zijn aanvullende onderzoeken geëist en is een aantal keer een bouwstop opgelegd.
Is er een vorm van druk uitgevoerd op de gemeente om de bouw van het stadion goed te keuren en/of voor een lichtere constructie te kiezen? Wanneer u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Alkmaar. De gemeente heeft laten weten niet bekend te zijn met het uitoefenen van een vorm van druk. De gemeente Alkmaar stelt momenteel een feitenrelaas op dat zal worden gedeeld met de gemeenteraad. Ik wacht de uitkomsten hiervan af.
Is bij de beslissing in 2015 om zonnepanelen op het dak te plaatsen onderzoek gedaan naar de draagconstructie en de veiligheid van het dak? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?3
Het plaatsen van zonnepanelen op een dak is sinds 2013 een bouwvergunningsvrije activiteit. Ondanks dat dit vergunningsvrij is, moet men wel voldoen aan het Bouwbesluit. De verantwoordelijkheid voor de plaatsing en de samenhang met het bouwwerk is aan de eigenaar van het gebouw. De eigenaar dient ervoor te zorgen, dat het gebouw in overeenstemming blijft met de daaraan te stellen en gestelde eisen conform het Bouwbesluit. Ik heb van de gemeente vernomen, dat de toenmalige eigenaar van het stadion in 2015 alleen in algemene zin informatie heeft ingewonnen over een mogelijk vergunningsstelsel bij zonnepanelen. Hij heeft daarbij van de zijde van de gemeente te horen gekregen dat dit vergunningsvrij is en daarbij is de eigenaar gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid. Mij is niet bekend of de gebouweigenaar betreffende onderzoeken heeft laten uitvoeren.
Hoe oordeelde het bouw- en woningtoezicht van de gemeente Alkmaar over de plaatsing van de zonnepanelen op het dak? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft mij laten weten geen oordeel te hebben gegeven over de plaatsing van de zonnepanelen. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Is zonnepanelenfabrikant Hanergy bij het leveren van de zonnepanelen op de hoogte gesteld van de eerdere adviezen van de brandweer over de draagconstructie? Zo nee, waarom niet en wie is/was verantwoordelijk voor het overdragen van deze informatie? Zo ja, waarom zijn de zonnepanelen toch geplaatst? Wie is/was verantwoordelijk voor het overdragen van deze informatie?
De gemeente heeft mij laten weten geen oordeel te hebben gegeven over de plaatsing van de zonnepanelen. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Is er een vorm van druk uitgevoerd op de gemeente om de plaatsing van de zonnepanelen goed te keuren? Wanneer u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
De gemeente hoefde de plaatsing van de zonnepanelen niet goed te keuren. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord op vraag 10.
Bent u bereid de uitkomsten van het verkennende onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de Tweede Kamer te sturen zodra dit gereed is?4
De Onderzoeksraad heeft haar verkennende onderzoek afgerond, Ik heb geen uitkomsten van dit onderzoek ontvangen. Wel heeft de Onderzoeksraad informatie gegeven over dit verkennend onderzoek op haar website, waarnaar ik uw Kamer verwijs (https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/14903/ingestort-dak-az-stadion-10-augustus-2019).
Bent u bereid de uitkomsten van het onderzoek, dat AZ heeft ingesteld, naar de Tweede Kamer te sturen zodra dit gereed is?5
Over de uitkomsten van dit onderzoek zal de gemeente Alkmaar mij informeren. Nadat dit is gebeurd, ben ik bereid uw Kamer te informeren.
Wat zijn de uitkomsten van de inspectie van de gemeente Alkmaar en de deskundigen van Royal HaskoningDHV die op zondag 11 augustus heeft plaatsgevonden?
De gemeente heeft mij laten weten dat het onderzoek door Haskoning nog niet is afgerond. De gemeente Alkmaar heeft toegezegd dat de uitkomsten van het onderzoek, na bespreking met AZ, aan de Onderzoeksraad, aan mij en de gemeenteraad bekend worden gemaakt.
Welke maatregelen gaan genomen worden in het AFAS-stadion om de dakconstructie te verstevigen en de veiligheid voor publiek, spelers en werknemers van AZ te garanderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft mij laten weten, dat het antwoord op deze vraag pas kan worden gegeven als beide onderzoeken zijn afgerond en als daaruit conclusies worden getrokken. Dan is het aan de huidige eigenaar om een nieuw plan in te dienen waarin de gebreken op adequate wijze worden weggenomen.
De huidige eigenaar heeft er inmiddels op last van de gemeente voor gezorgd dat het veld, de tribunes, de Molenaartribune inclusief de onderliggende ruimten en het parkeerterrein voor de Molenaartribune, niet meer toegankelijk mag zijn voor personen. Zolang de opruimingswerkzaamheden nog niet zijn afgerond, blijven het veld, de tribunes waaronder de Molenaar tribune en de ruimtes eronder en op het parkeerterrein ervoor als onveilig bestempeld en dienen deze afgesloten
publiek te blijven. Het is alleen toegestaan om hoogstnoodzakelijk onderhoudswerk te verrichten om verdere schade te voorkomen. De huurders van de ruimtes onder de tribune wordt de mogelijkheid geboden om onder begeleiding van de club, benodigde kantoorspullen op te halen. De routing hiervoor is afgestemd.
Voordat personen genoemde onderdelen van het stadion mogen betreden, dient de eigenaar een plan van aanpak voor de benodigde sloop- en herstelwerkzaamheden bij de gemeente in te dienen en ter goedkeuring voor te leggen. Per stap beoordeelt de gemeente welke delen eventueel vrijgegeven kunnen worden voor gebruik.
Op welke veilige plek kunnen de spelers, toeschouwers en medewerkers van AZ en de tegenpartij terecht voor de komende thuiswedstrijden?
Op de korte termijn zal AZ de komende thuiswedstrijden spelen in andere voetbalstadions. Het is nog onbekend wanneer het eigen stadion weer gereed is voor wedstrijden en waar AZ op de middellange termijn de thuiswedstrijden zal afwerken.
Zijn er andere bouwwerken in ons land met vergelijkbare (dak)constructie en bent u bereid deze extra te controleren op de bouw- en brandveiligheid? Zo ja op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mogelijk andere bouwwerken in ons land met vergelijkbare (dak)constructies. Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak of oorzaken zijn geweest van het gedeeltelijk instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Haskoning en de Onderzoeksraad uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal ik mij beraden of er landelijke actie nodig is bij andere bouwwerken.
Wilt u deze vragen per stuk beantwoorden en niet samenvoegen?
Ja.
De wanhoop van huurders in Middelstum |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het artikel over de wanhoop die huurders in Middelstum ervaren? Wat is hierop uw reactie?1
Ja, ik ken het artikel. Ik begrijp goed dat het voor bewoners heel belastend kan zijn om ongevraagd niet één maar zelfs twee keer te moeten verhuizen. Ik vind dat corporaties huurders daarbij goed moeten ondersteunen, ook in financiële zin. Tegelijkertijd heb ik begrip voor de druk die de Groningse corporaties ervaren door de aardbevingsproblematiek. Corporaties worden net als andere partijen geplaatst voor een grote uitdaging. Omdat dit een terugkerend probleem is zal ik het initiatief nemen om in overleg te treden met NCG en woningcorporaties.
Hoe is precies de situatie van alle huurwoningen in het gaswinningsgebied? Kunt u in een overzicht aangeven waar de versterking is gestaakt door de NAM en woningcorporaties, en waar huurwoningen gesloopt worden en opnieuw worden gebouwd?
De versterkingsaanpak maakt geen onderscheid naar huur- of koopwoningen. Woningen in het gaswinningsgebied die niet aan de veiligheidsnorm voldoen moeten worden versterkt. Voorop staat daarbij de veiligheid van de woningen, prioriteit ligt bij de aanpak van de meest onveilige woningen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld werkt de NCG momenteel aan een dashboard over de voortgang van de versterking.
Hoeveel huurwoningen gaan gesloopt worden in het aardbevingsgebied en hoeveel sociale huurwoningen worden er teruggebouwd? Kunt u een eventueel verschil in aantallen verklaren?
Op basis van hetgeen de Groningse corporaties (exclusief Woonzorg Nederland) in hun prognose informatie (dPi) van eind 2018 voor de komende vijf jaar hebben opgegeven, komt naar voren dat zij in de periode 2019 t/m 2023 in totaal ongeveer 3.200 woningen willen slopen, terwijl zij van plan zijn ongeveer 6.300 woningen te bouwen in diezelfde periode. Het is niet mogelijk dit uit te splitsen naar gemeente omdat de gegevens uitsluitend beschikbaar zijn op het niveau van de organisatie. Het is dus niet duidelijk in hoeverre het sloop en nieuwbouw betreft in het aardbevingsgebied, in het krimpgebied of in Groningen stad. Het verschil tussen sloop en nieuwbouw kan onder andere verklaard worden uit het feit dat in Groningen stad veel nieuwbouw gepland staat, zoals in de woondeal Groningen (Kamerstuk 32 847, nr. 465) is overeengekomen. Woonzorg Nederland is buiten beschouwing gelaten omdat deze landelijk werkzaam is en de beschikbare gegevens niet te herleiden zijn tot Groningen.
Wat is uw reactie op het feit dat huurders dubbele, hoge kosten krijgen doordat zij twee keer moeten verhuizen, terwijl zij zelf nooit om deze situatie hebben gevraagd?
Zoals gesteld begrijp ik heel goed dat het erg ingrijpend is om ongevraagd te moeten verhuizen. Woongroep Marenland geeft aan zich ervoor in te zetten om huurders één keer te laten verhuizen door eerst veilige woningen te bouwen. Bewoners kunnen dan meteen verhuizen van oud naar nieuw. Veel huurders hebben te kennen gegeven dat graag te willen. Dit is echter niet altijd mogelijk en er zijn ook huurders die graag terug willen keren naar de locatie waar ze al wonen. Ik heb vernomen dat in de situatie in Middelstum huurders kunnen kiezen voor nieuwbouw elders maar ook voor terugkeer op de huidige locatie. Bij die laatste optie is het wonen in een wisselwoning en daarmee twee keer verhuizen niet te voorkomen. In verband met de extra verhuizing wordt de huurders een aanvullende vergoeding geboden.
Waarom hoeft bij het verhuizen naar een wisselwoning de verhuurder slechts één keer een verhuisvergoeding te betalen, terwijl er sprake is van twee verhuizingen? Is het mogelijk dat huurders in het aardbevingsgebied, naast de verhuisvergoeding, een schadevergoeding kunnen krijgen of tweemaal een verhuisvergoeding en gaat u zich hiervoor inspannen?
Corporaties zijn er wettelijk aan gehouden bij een gedwongen verhuizing huurders te compenseren door een verhuiskosten- en herinrichtingsvergoeding. De hoogte daarvan is wettelijk geregeld, betreft ruim € 6.095, en is alleen variabel voor wat betreft het type woning dat men verlaat. In de regelgeving is geregeld dat de verhuiskostenvergoeding slechts één keer verstrekt hoeft te worden, ook al is er sprake van een wisselwoning. Wel kunnen de huurders verzoeken om extra schadevergoeding, als de vergoeding de kosten niet dekt. In het geval van Woongroep Marenland is de huurders die terug willen keren op de oorspronkelijke locatie en daarmee twee keer moeten verhuizen ontvangen een aanvullende vergoeding van € 609,5. Huurders kunnen kiezen voor de wettelijke + aanvullende vergoeding van € 6.095 + € 609,5 of voor een keuzepakket. Dit pakket voorziet in keuzes voor het stofferen van de woning (wand, vloer en raamafwerking) en verhuizing waarmee de huurders worden ontzorgd.
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur dat er één lijn getrokken moet worden door alle woningcorporaties? Hoe verklaart u dat tijdens de versterkingspilot sommige mensen wel een onkostenvergoeding kregen, anderen niet en weer anderen een veel hogere vergoeding? Waarop is die ongelijkheid gebaseerd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u, in het licht dat u meermalen heeft benadrukt dat geld geen probleem mag zijn, aangeven wat u direct voor alle mensen gaat doen die (meermalen) moeten verhuizen door herstel van schade en/of versterking?2
De manier waarop woningcorporaties huurders betrekken en compenseren, is opgenomen in statuten. NCG geeft aan dat woningcorporaties geld ontvangen vanuit de NCG voor gemaakte afspraken omtrent dubbele verhuizingen vanuit de richtlijn vergoedingen. Daarna sluiten woningcorporaties met hun eigen huurders een overeenkomst. Voor deze compensatie zijn en worden separate afspraken gemaakt met de woningcorporaties in het aardbevingsgebied. In het geval van Woongroep Marenland heeft dat geresulteerd in een keuzepakket.
Wat gaat u specifiek voor de groep huurders (extra) doen in het gaswinningsgebied en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 7.
Welke zeggenschap hebben de huurders in Middelstum, die twee keer moeten verhuizen, wanneer woongroep Marenland het gesprek met ze aangaat? Op welke manier ondersteunt u deze huurders en huurders in het aardbevingsgebied specifiek?
Uit de informatie van de corporatie komt het volgende naar voren. Het plan voor Middelstum is tot stand gekomen in overleg met de 13 huishoudens (huurders). Een aantal huurders, met name gezinnen, heeft gekozen voor gezinswoningen aan de rand van het dorp en kan verhuizen van de oude woning naar een nieuwe. Op de huidige locatie worden 11 levensloopwoningen gebouwd en twee gezinswoningen. Veel van de huurders zijn op leeftijd en hebben gekozen voor een levensloopwoning.
Alle huurders krijgen woonlastengarantie wat betekent dat de huur- en energielasten niet hoger zullen worden dan in de uitgangssituatie. Ook wordt maatwerk geleverd en daar waar nodig extra ondersteuning en hulp geboden. Bewoners kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen dat de woning wordt voorzien van behang of sauswerk uit de verhuiskostenvergoeding. Binnen het budget kunnen bewoners ook stoffering, vloer- en wandafwerking kiezen.
Huurders die dit onvoldoende achten, kunnen bezwaar aantekenen bij de corporatie en de klachtencommissie. Ook kunnen dergelijk zaken aan de orde gesteld worden in de prestatieafspraken met de gemeente en de corporatie. De inspraak en betrokkenheid van huurders is wettelijk gewaarborgd, ik zie dan ook geen rol weggelegd om huurders verder te ondersteunen.
Hoe gaat u woongroep Marenland ondersteunen om binnen zes weken met deze honderden gedupeerden te spreken en een plan te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Woongroep Marenland heeft de huurders onlangs een keuzepakket geboden om hen tegemoet te komen. De huurders zijn hier niet mee akkoord gegaan. In eerste aanleg is het aan de corporaties en de huurders om hier uit te komen. Gemeente Loppersum is nauw betrokken en heeft een mediator ingeschakeld om overeenstemming te bereiken tussen de huurders en Woongroep Marenland. Wij volgen dit gelet op het belang nauwgezet en zullen zoals bij vraag één genoemd een overleg plannen over de hoogte van verhuisvergoedingen in dergelijke situaties. Ik verwijs hier verder naar de reguliere mogelijkheden die huurders en hun organisaties thans hebben om kwesties aan te kaarten bij de corporatie en/of de onafhankelijke klachtencommissie. Ook kunnen de huurdersorganisaties dit soort zaken inbrengen in prestatieafspraken met de gemeente en corporatie.
Hoe gaat de overheid (de gemeentelijke en/of de landelijke) ervoor zorgen dat genoemde huurders over zes weken zo zorgeloos mogelijk kunnen verhuizen naar een tijdelijke woning, en in een later stadium naar een nieuwe, permanente woning, met in achtneming van de zorgplicht van een gemeente en de grondrechten van mensen op het gebied van hun welzijn, gezondheid en volkshuisvesting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht '‘Russen’ intimideren vrouwen Nederlandse F16- vliegers' |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: ««Russen» intimideren vrouwen Nederlandse F-16-vliegers»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de strekking van de berichtgeving klopt?
Het risico van ongewenste benadering van militairen en hun naasten wordt onderkend. Uiteraard is het intimideren van familie/naasten van onze militairen onacceptabel.
Het is bekend dat de krijgsmacht in toenemende mate te maken heeft met hybride dreigingen. De MIVD schrijft hier ook over in zijn jaarverslag (Kamerstuk 29 924, nr. 184). In dit jaarverslag beschrijft de MIVD de hybride dreiging die uitgaat van Rusland, waarbij Rusland vooral politieke en economische middelen, militaire intimidatie en beïnvloedingsinstrumenten inzet om de NAVO-solidariteit en de trans-Atlantische band te ondergraven en nationale en Europese besluitvormingsprocessen te beïnvloeden.
Hoewel hybride dreiging moeilijk te attribueren is, is deze vorm van dreiging extra aanwezig/merkbaar voor militairen die zijn gestationeerd in de nabijheid van Rusland. De voortdurende hybride dreiging die militairen ervaren, is dan ook een van de redenen geweest om de Herinneringsmedaille Internationale Missies toe te kennen aan militairen die minimaal dertig dagen aaneengesloten deelgenomen hebben aan de enhanced Forward Presence in Litouwen (Kamerstuk 35 000 X, nr. 143).
Zo ja, klopt het dat deze intimidatie werd en/of nog steeds wordt uitgevoerd door Rusland?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, deelt u dan de mening dat het onacceptabel is dat de familie/naasten van onze militairen geïntimideerd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets te zeggen, desnoods vertrouwelijk, over hoe vaak dit de afgelopen jaren is gebeurd en in welke mate sprake is van een toename van deze intimidatiepraktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het actieve beleid dat Defensie voert om militairen en hun familie/naasten te beschermen?
Het defensiepersoneel wordt door middel van veiligheidsbriefings geïnformeerd over hybride dreigingen, en de maatregelen die genomen kunnen worden om deze te mitigeren. Voor militairen maakt deze briefing onderdeel uit van de jaarlijkse toetsen militaire basisvaardigheden. Defensie adviseert haar personeel om bij onregelmatigheden of incidenten, een zogeheten «Melding Van Voorval» (MVV) op te maken.
Ook in de voorbereiding op uitzendingen worden militairen geïnformeerd over hybride dreigingen en de risico’s verbonden aan het gebruik van mobiele telefoons en sociale media. Defensie biedt tijdens uitzending een netwerk inclusief VPN aan, zodat uitgezonden militairen geen gebruik hoeven te maken van lokale netwerken of openbare WiFi-verbindingen. Familieleden worden tijdens de Thuisfront informatiedagen bij iedere missie geïnformeerd over dit onderwerp. Mochten zich incidenten voordoen dan dienen zij dit te melden aan het verantwoordelijke situatiecentrum dat 24 uur per dag bereikbaar is. Aansluitend wordt er onderzoek gedaan.
Heeft u actief contact gezocht over deze intimidatie met Rusland of diegene(n) die verantwoordelijk zijn om aan te geven dat deze intimidatiepraktijken moeten stoppen?
Het is in bredere zin niet altijd mogelijk om de herkomst van incidenten onomstotelijk vast te stellen. Waar het kan, zal Nederland attribueren, zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd na de verstoorde spionageoperatie van de Russische militaire inlichtingendienst GRU gericht tegen de OPCW in Den Haag (Kamerstuk 33 694, nr. 22). Publieke attributie is een van de manieren om staten af te schrikken van het gebruik van hybride middelen.
Het bericht dat Uber een belastingvoordeel van miljarden heeft gecreëerd in Nederland |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Uber creëert eenmalig belastingvoordeel van miljarden in Nederland»?1
Ja.
Op welke manier kan de verhuizing van intellectueel eigendom van Bermuda naar Nederland een grote aftrekpost opleveren in Nederland?
De laatste jaren zijn internationaal veel afspraken gemaakt over maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, bijvoorbeeld in de eindrapporten van het BEPS-project van de OESO/G20 en in de eerste en tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn van de EU. Ook nemen landen zelf aanvullende maatregelen, zoals Nederland doet met de introductie van een bronbelasting op betalingen van interest en royalty’s naar laagbelastende landen. Door dit soort maatregelen wordt het voor bedrijven onaantrekkelijk om gebruik te maken van structuren waarbij winsten kunstmatig worden verplaatst naar landen waar geen of weinig winstbelasting wordt geheven. Daardoor kiezen steeds meer bedrijven ervoor om dergelijke structuren te ontmantelen. Hierbij zal in voorkomende gevallen ook het intellectueel eigendom verplaatst worden naar een andere vennootschap van hetzelfde concern, mogelijk in Nederland.
In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Op welke wijze is het intellectueel eigendom door Uber verhuisd? Zijn er functies en personen vanuit Bermuda naar Nederland verplaatst? Hoeveel mensen werkten er voorheen op Bermuda en in Nederland voor Uber en hoeveel waren dat er na de verhuizing?
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
In zijn algemeenheid geldt dat Bermuda geen winstbelasting-systeem kent. Winst van een op Bermuda gevestigde vennootschap zal daardoor op Bermuda niet aan winstbelasting zijn onderworpen. Dit geldt ook voor een eventuele overdrachtswinst bij verplaatsing van een immaterieel activum. Afhankelijk van de fiscale wetgeving van de staat waarin een (onmiddellijke of middellijke) aandeelhouder van de op Bermuda gevestigde vennootschap is gevestigd, zou de winst van de op Bermuda gevestigde vennootschap overigens nog in die staat (deels) in de heffing kunnen worden betrokken.
Voor de vraag of het immaterieel activum kan worden toegerekend aan een in Nederland gevestigde groepsmaatschappij, is voorts van belang dat die maatschappij over de vereiste relevante functionaliteit beschikt om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende immaterieel activum te kunnen beheersen.
Is er over het intellectueel eigendom belasting betaald in Bermuda of elders alvorens het naar Nederland is verplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Uber een ruling heeft waarin de aftrekpost is bevestigd door de Belastingdienst? Is deze ruling afgegeven conform de regels? Is bij het afgeven van de ruling gecontroleerd of elders belasting is betaald over het intellectueel eigendom, alvorens het in Nederland op de balans is gezet?
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Om die reden kan ik ook niet ingaan op vragen over de inhoud van een mogelijke ruling.
In zijn algemeenheid geldt dat informeel kapitaal zich kan voordoen indien op grond van de aandeelhoudersrelatie activa, waaronder immateriële activa, om niet of tegen een (te) geringe vergoeding aan een in Nederland gevestigde groepsmaatschappij worden overgedragen. Er is dan sprake van een eenmalige informeel kapitaalstorting. Indien de overdracht echter plaatsvindt op basis van een vergoeding gelijk aan de waarde in het economische verkeer is er geen sprake van een informeel kapitaalstructuur. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 is de belastingheffing ten aanzien van de eventuele overdrachtswinst in de staat waarin die overdragende groepsmaatschappij is gevestigd afhankelijk van de fiscale wetgeving in die staat.
Tijdens het algemeen overleg over de vernieuwde rulingpraktijk van 4 juni 2019 heb ik aangegeven dat, omdat bij informeel-kapitaalsituaties de transactie een onzakelijk karakter heeft, het besparen van buitenlandse belasting voorop zal staan en belastingbesparing dus de doorslaggevende beweegreden zal zijn voor de structuur.3 Dit heeft tot gevolg dat vanaf 1 juli 2019 geen informeel-kapitaalrulings (met internationaal karakter) meer kunnen worden afgesloten.
Is deze ruling een zogeheten informeelkapitaalruling, of gelijkend daarop, waarvan door u was gesteld dat deze niet meer afgegeven zou worden?1
Zie antwoord vraag 5.
Kan volgens het rulingbeleid een ruling worden afgegeven indien over de onderliggende waarde van het bedrijf tot verhuizing naar Nederland niet is afgerekend? Zo ja, bent u bereid het beleid aan te passen zodat dit niet meer gebeurt?
Ik interpreteer uw vraag zo dat u doelt op de vraag of er een ruling kan worden afgegeven in de situatie waarin een immaterieel activum wordt verplaatst naar Nederland en de waardestijging van dat immaterieel activum tot het moment van verplaatsing wordt belast in een land dat geen of een relatief lage winstbelasting kent. In het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is opgenomen in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden gevoerd en derhalve geen ruling tot stand zal komen.4 Kort samengevat is dit het geval indien geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties5. Indien een immaterieel activum vanuit één van deze jurisdicties wordt verplaatst naar Nederland zal geen ruling tot stand komen over deze transactie, ook niet over de waarde waartegen het immaterieel activum kan worden geactiveerd.
Deelt u de mening dat het oneerlijke concurrentie is als een bedrijf niet alleen zich op de markt begeeft met kennelijk, gezien de verliezen, te lage tarieven, maar ook nog eens geen belasting betaalt terwijl andere bedrijven dat wel gewoon doen?
De vennootschapsbelasting is een belasting over de winst. Indien een bedrijf (nog) geen winst maakt, hoeft het in beginsel ook geen vennootschapsbelasting te betalen. Ik kan geen oordeel geven over de vraag of een onderneming te lage tarieven rekent en daarmee oneerlijke concurrentie bedrijft. Omdat de vennootschapsbelasting wordt geheven op basis van de behaalde winst vind ik het niet onredelijk dat een vennootschap die verliezen lijdt geen vennootschapsbelasting betaalt in het verliesjaar.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat bedrijven die zich hier vestigen ook daadwerkelijk belasting betalen, en niet met fiscaal trapezewerk voor lange tijd in de fiscale luwte blijven?
De aanpak van belastingontwijking is en blijft een speerpunt van dit kabinet. Onderdeel van die aanpak is het beschermen van de Nederlandse belastinggrondslag tegen uitholling. Dat doet dit kabinet op meerdere manieren. Zo heeft dit kabinet de EU-richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (ATAD1)6 op meerdere aspecten strenger geïmplementeerd dan de minimumstandaarden die ATAD1 voorschrijft, heeft Nederland in het Multilateraal Verdrag7 gekozen voor een breed palet aan maatregelen, en worden hybridemismatches bestreden met het wetsvoorstel implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking dat voorligt in uw Kamer. Binnenkort stuurt het kabinet een wetsvoorstel naar uw Kamer ter invoering van een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s.
Daarnaast heb ik op verzoek van uw Kamer een Commissie belastingheffing van multinationals ingesteld om maatregelen te inventariseren die leiden tot een grondslagverbreding van de vennootschapsbelasting, waarbij tegelijkertijd oog wordt gehouden voor het behoud van hoofdkantooractiviteiten in Nederland. Deze commissie zal in 2019 met concrete voorstellen komen.
Het bericht ‘Stichting AAP vindt 53 exoten in Nederlandse huisdierenhandel’ |
|
Arne Weverling (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stichting AAP vindt 53 exoten in Nederlandse huisdierenhandel»?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek van Stichting AAP? Zo ja, wat is uw reactie op dit onderzoek?
Ik ben bekend met het onderzoek van Stichting AAP. Zoals in de aanbevelingen van het onderzoek staat, ben ik bezig om de beoordelingssystematiek af te ronden om daarmee een huis- en hobbydierenlijst (positieflijst) voor zoogdieren op te stellen.
Kunt u aangeven of er de afgelopen jaren een toename is in het aanbod van dieren die verboden zijn op basis van regelgeving, zoals de Regeling Natuurbescherming, op verschillende verkoopkanalen? Zo ja, hoe groot is deze toename?
Er wordt geen informatie verzameld over het aanbod van dieren, dus deze informatie is niet bekend. Social-mediakanalen zorgen er wel voor dat men makkelijker in aanraking komt met vraag- en aanbod van bijvoorbeeld exotische dieren. Met Bol.com en Marktplaats zijn afspraken gemaakt om advertenties te verwijderen van beschermde dieren of planten of producten daarvan die in Nederland niet (zomaar) verkocht mogen worden.
Volgens het onderzoek van Stichting AAP zijn in Nederland via verschillende verkoopkanalen 53 verschillende exotische zoogdiersoorten aangeboden. Herkent u zich in dit aantal? Zo nee, waarom niet?
Er wordt geen informatie verzameld over de aantallen zoogdieren die via verschillende verkoopkanalen worden verkocht. Ik deel echter wel de mening van Stichting AAP dat exotische zoogdieren complexe behoeften hebben als het om voeding, huisvesting en verzorging gaat. Om die reden werk ik aan een huis- en hobbydierenlijst voor zoogdieren.
Deelt u de mening dat internet veruit het belangrijkste handelskanaal voor exotische zoogdieren is? Zo ja, wat is de inzet van het kabinet om dit terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Internet is voor veel mensen toegankelijk en daarmee een makkelijk kanaal om goederen of dieren te kopen of verkopen. Dieren worden ook te koop aangeboden op beurzen en in dierenwinkels. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert de internethandel risicogericht en treedt, indien nodig, handhavend op. Daarnaast ben ik in gesprek met de verschillende online verkoopkanalen om afspraken te maken over samenwerking.
Heeft u contact met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming over genoemd probleem? Zo ja, kunt u aangeven wat de inzet van deze organisatie is om de handel in exotische zoogdieren terug te dringen?
Ik heb geen contact met de LID specifiek over de internethandel, maar wel als het gaat om dierenwelzijnsovertredingen. De LID handhaaft bij overtredingen op dierenwelzijn. Zij voert bijvoorbeeld routinecontroles in dierenwinkels, toeleveranciers van dierenwinkels en bedrijfsmatig handelaren uit. Naast de routinematige controles volgt de LID ook meldingen op die worden gedaan bij het meldpunt 144.
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is aangegeven dat de illegale import van beschermde diersoorten moet worden teruggedrongen. Kunt u aangeven wat de inzet van het kabinet is om dit te bereiken en welke stappen er de afgelopen tijd zijn gezet om illegale import daadwerkelijk terug te dringen?
Nederland voert vanuit de diverse betrokken overheidsinstanties het CITES-verdrag uit. Internationaal, Europees en nationaal werken de Nederlandse autoriteiten nauw samen om de illegale handel zoveel mogelijk tegen te gaan. Nederland neemt deel aan internationale opsporings- en handhavingsacties, zoals onlangs aan de Interpolactie Operation Thunderball,2 en wisselt actief opsporingsinformatie en -kennis uit. Op Europees niveau neemt Nederland sinds enkele jaren actief deel aan het EMPACT/Envicrime-programma om zicht te krijgen op illegale handelingen met beschermde dieren en planten die onder het CITES-verdrag vallen.
Nederland committeert zich daarnaast aan het EU Action Plan against wildlife Trafficking 2016–2020. Belangrijke voorbeelden van nationale acties in dit kader zijn de twee operaties Pangolin en Toekan3. Nationaal wordt er doorlopend veel aandacht besteed aan voorlichting op beurzen zoals vogel- en reptielenbeurzen en loopt er de Meld Misdaad Anoniem Campagne gericht op wildlife4. De inzet beperkt zich overigens niet tot levende beschermde diersoorten, maar richt zich ook op beschermde plantensoorten en producten hiervan. Ook in 2020 zullen de inspanningen worden gecontinueerd.
In het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is tevens aangegeven dat gekomen zal worden met een aangepaste positieflijst voor huisdieren. Kunt u aangeven wanneer u verwacht het voorstel voor deze positieflijst naar de Kamer te zenden? Zal de Kamer bij het toezenden van het voorstel ook geïnformeerd worden over de uitkomst van de consultatieronden over deze positieflijst?
Ik verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te consulteren op internetconsultatie.nl. Van de internetconsultatie wordt een verslag gemaakt. Deze zal op internetconsultatie.nl worden geplaatst en wordt daarmee voor een ieder toegankelijk. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden.
Het bericht 'Honingcowboys die de wilde bij bedreigen in de Biesbosch' |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Honingcowboys bedreigen de wilde bij in de Biesbosch»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe het kan dat er net buiten de grenzen van de Biesbosch ongehinderd honderden (ongeregistreerde) bijenkasten staan?
In Nederland geldt geen registratieplicht van bijenkasten. Afhankelijk van de lokale regelgeving (zoals Algemene Plaatselijke Verordeningen) kunnen bijenkasten op eigen terreinen worden geplaatst of op terreinen waar een afspraak met de eigenaar is gemaakt. Binnen de natuurgebieden van Staatsbosbeheer zijn er richtlijnen om verdringing van wilde bijen te voorkomen. Buiten de grenzen van de natuurgebieden is er geen regelgeving voor het plaatsen van bijenkasten.
Kunt u toelichten welke risico’s dit oplevert voor wilde bijensoorten, waarvan in Nederland meer dan de helft op de Rode Lijst van met uitsterven bedreigde diersoorten staat?2
Mogelijke risico’s hangen af van het seizoen, de lokale situatie en de interacties tussen het aantal honingbijen, soorten wilde bijen en voedselaanbod (plantensoorten en hoeveelheid). Rodelijstsoorten kunnen mogelijk last hebben van verdringing door honingbijen, wanneer de honingbijen dezelfde bloemen gebruiken als wilde bijen. Natuurbeheerders gaan vaak uit van een voorzorgsprincipe ten aanzien van wilde bijen, wat leidt tot beperkingen van het aantal bijenkasten in natuurgebieden.
Het is wetenschappelijk vastgesteld dat een grootschalige plaatsing van bijenkasten op een gelimiteerde voedselbron een negatieve impact op wilde bijen kan hebben. Dat kan gebeuren in situaties, waarin veel bijenkasten worden geplaatst in een gebied met weinig voedsel en/of aanwezigheid van kwetsbare wilde bijensoorten. Er komt steeds meer kennis uit lopend (landelijk) onderzoek beschikbaar, zodat het inschatten van de situatie per locatie door de natuurbeheerders in de nabije toekomst beter mogelijk wordt.
Zijn er meer natuurgebieden bekend waar dergelijke problemen spelen? Zo ja, om welke natuurgebieden gaat het? Zo nee, waarom bent u hiervan niet op de hoogte?
Uit een inventarisatie binnen Staatsbosbeheer blijkt dat in meerdere natuurgebieden gesproken wordt met imkers over het plaatsen van honingbijenkasten. Voorbeelden hiervan zijn: Dwingelderveld, Oost-Brabant (Sint Athonis), Buitenplaats Elswout, Bargerveen (Oost-Drenthe) en op Texel. Volgens Staatsbosbeheer is in deze gebieden echter geen sprake van dezelfde problematiek als in de Biesbosch.
Kunt u de opmerking van de boswachter dat er «totaal geen regulering is» duiden in het kader van uw wettelijke verplichting het behoud en herstel van de Nederlandse natuur te bevorderen en de door u onderschreven doelstellingen uit de Nationale Bijenstrategie om in 2030 weer populaties van bijen (en andere bestuivers) te hebben die stabiel zijn en/of zich positief ontwikkelen?3
Het klopt dat er rondom de Biesbosch geen regulering is. Mocht regulering noodzakelijk zijn, dan zijn de betreffende terreinbeherende organisaties, provincies en gemeenten daarvoor verantwoordelijk.
In de Nationale Bijenstrategie4 zet ik samen met maatschappelijke partners in op 1) het bevorderen van de biodiversiteit, 2) het verbeteren van de wisselwerking tussen landbouw en natuur en 3) het helpen van imkers om de gezondheid van de honingbij te verbeteren.
Kunt u uitleggen waarom het huidige vergunnings- en handhavingssysteem, binnen en buiten de grenzen van de Biesbosch, kennelijk niet werkt?
Binnen de Biesbosch gelden de richtlijnen zoals door Staatsbosbeheer voorgeschreven. Plaatsing van honingbijenkasten buiten de grenzen van het natuurgebied valt onder de verantwoordelijkheid van de provincies en gemeenten. Gemeenten kunnen in gemeentelijke algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) richtlijnen opnemen, zodat per gebied kan worden bezien welke aanpak het beste is.
Maakt u zich zorgen over de verdringing van kwetsbare wilde bijensoorten door de commerciële honingbij?
De mogelijke verdringing van wilde bijensoorten door plaatsing van honingbijenkasten, zoals in het krantenbericht over de Biesbosch, is een punt van aandacht. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat afhankelijk van de landschappelijke context in sommige gevallen een negatief effect op lokale populaties van bestuivers wordt gevonden.
Deelt u de mening dat deze verdringing ontwrichtend kan werken voor de natuur en natuurlijke ecosystemen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Een grote hoeveelheid honingbijen kan in sommige gevallen de natuurlijke soortenrijkdom van wilde bijen negatief beïnvloeden. Zoals ik in de Nationale Bijenstrategie heb onderschreven, moeten we toe naar een integrale oplossing voor het voedselprobleem voor bestuivers. Meer voedsel voor insecten in het algemeen is de oplossing. De oplossing ligt niet alleen in de natuurgebieden, maar ook daarbuiten.
Deelt u de mening van de boswachter dat de situatie zo niet langer houdbaar is?
In dit specifieke geval begrijp ik de mening dat de situatie zorgwekkend is. Het is aan de provincie en gemeenten om een eventuele oplossingsrichting te bepalen.
Bent u bereid om in te grijpen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij provincies, gemeentes (in bijvoorbeeld APV’s) en bij de terreinbeherende organisaties. We zullen de partijen wijzen op deze problematiek.
Bent u bereid in overleg met decentrale overheden, waaronder de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland, beleid in te richten om het aantal bijenkasten in en om natuurgebieden drastisch te beperken en een effectief registratie- en handhavingssysteem op te zetten, om zo de wilde bijensoorten te beschermen?
Ik heb regelmatig overleg met decentrale overheden over het biodiversiteitsbeleid (zoals het Natuurpact en de Nationale Bijenstrategie). De decentrale overheden werken met veel ambitie aan het verbeteren van onze leefomgeving. Juist omdat het probleem regionaal verschilt, is het van belang om dit regionaal op te pakken. Ik zie geen aanleiding tot het formuleren van nieuw overheidsbeleid. Wel zet ik in op kennisontwikkeling, zodat er meer inzicht komt om vergelijkbare situaties lokaal goed in te kunnen schatten. Verder wordt binnen de imkerij momenteel gesproken over zelfregulering, een ontwikkeling die ik graag een kans wil geven.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Ja.
Het bericht ‘Deze nieuwe en gevaarlijke cyberaanval wordt gewoon met de post bezorgd’ |
|
Martin Wörsdörfer (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Arne Weverling (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Antoinette Laan-Geselschap (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deze nieuwe en gevaarlijke cyberaanval wordt gewoon met de post bezorgd»?1
Ja, ik ken het bericht.
Bent u bekend met de term «warshipping», waarbij met een apparaat wordt ingebroken op plaatselijke wifi-netwerken?
Ja, ik ben bekend met de term «warshipping».
Bent u bekend met het feit dat pakketjes worden gebruikt om «warshipping» toe te passen?
Hoewel ik bekend ben met de technische mogelijkheden, zijn mij geen gevallen bekend waarin «warshipping» daadwerkelijk in de praktijk plaatsvindt.
Kunt u aangeven hoe vaak «warshipping» de afgelopen tijd is geconstateerd in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mij geen gevallen bekend waarin «warshipping» is geconstateerd in Nederland.
Is het mogelijk om pakketjes met desbetreffende apparatuur op te sporen en onschadelijk te maken tijdens het sorteerproces? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Er bestaan mogelijkheden voor organisaties (zoals pakketbezorgers en ontvangende bedrijven) om dergelijke pakketjes op te sporen tijdens het sorteerproces en vervolgens onschadelijk te maken. Het zal per organisatie verschillen of er sprake is van een postkamer met een scanstraat, hoe snel pakketjes worden uitgepakt en hoe grondig zij worden gecontroleerd.
Kunt u aangeven hoe personen of bedrijven behoren te handelen indien zij een pakketje met genoemde apparatuur ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Indien personen of bedrijven dergelijke pakketjes daadwerkelijk ontvangen worden zij geadviseerd aangifte te doen bij de politie.
Heeft u contact met postbedrijven over pakketjes met desbetreffende apparatuur? Zo ja, welke afspraken zijn er tussen de overheid en de postbedrijven gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Aangezien «warshipping» in de praktijk voor zover mij bekend niet plaatsvindt zijn daarover geen afspraken met postbedrijven gemaakt.
Zijn instanties (zoals de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) op de hoogte van de schadelijke gevolgen van «warshipping»? Zo ja, hebben zij deze techniek aangemerkt als risico voor digitale veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Hoewel dergelijke methodiek voor zover mij bekend niet is ingezet in de praktijk, is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) op de hoogte van de mogelijke schadelijke gevolgen van warshipping. De NCTV richt zich op het beschermen van de nationale veiligheid en houdt rekening met verschillende risico’s op basis van dreigingsinformatie. Als daar aanleiding toe is adviseert het Nationaal Cyber Security Centrum – dat als het centrale informatieknooppunt op het gebied van cybersecurity voor de rijksoverheid en organisaties binnen de vitale infrastructuur fungeert – haar doelgroeporganisaties over nieuwe dreigingsontwikkelingen.
Is bekend op welke manier andere landen omgaan met «warshipping» en het tegengaan hiervan? Zo ja, bent u bereid met deze landen samen te werken om «warshipping» tegen te gaan?
Er wordt op veel terreinen intensief met partnerlanden samengewerkt om dreigingen voor de digitale veiligheid te verkennen en af te wenden. Er zijn mij geen signalen bekend dat «warshipping» in het buitenland wel plaatsvindt.
Is bekend of deze techniek, naast cybercriminelen, ook gebruikt wordt door statelijke actoren? Zo ja, kunt u aangeven (zover dit kan met het oog op de nationale veiligheid) of de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) bekend is met deze techniek en of de AIVD weet hoe hij moet handelen in het geval «warshipping» door een statelijke actor wordt ingezet?
Er zijn mij geen gevallen bekend dat deze techniek in de praktijk is ingezet. Zoals aangegeven bij vraag 8, adviseert het Nationaal Cyber Security Centrum als daar aanleiding toe is haar doelgroeporganisaties over nieuwe dreigingsontwikkelingen.
Het volgens de toezichthouder falende witwasbeleid van ABN Amro |
|
Renske Leijten (SP), Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «DNB geeft ABN Amro tik op vingers om falende witwascontrole»?1
Ja.
Kunt u aangeven wanneer De Nederlandsche Bank (DNB) heeft bepaald dat het witwasbeleid van ABN Amro tekortschiet en dat alle particuliere klanten moeten worden doorgelicht?
ABN Amro heeft zelf naar buiten gebracht dat zij op aanwijzing van DNB haar particuliere klanten opnieuw moet doorlichten. DNB kan zelf geen informatie naar buiten brengen over aanwijzingen omdat dit toezichtvertrouwelijke informatie betreft. DNB kan de aanwijzing ook niet met mij delen.
DNB beschikt over verschillende handhavingsinstrumenten in de uitvoering van haar taken, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen zogenoemde reparatoire instrumenten en punitieve instrumenten. De reparatoire instrumenten zijn gericht op herstel, de punitieve instrumenten zijn bestraffend van aard. Een voorbeeld van een reparatoir handhavingsinstrument is de aanwijzing. Een bestuurlijke boete is een punitief instrument. Voor overtreding van sommige bepalingen van de financiële wetgeving kan zowel een strafrechtelijke als een bestuurlijke punitieve sanctie worden opgelegd. Het una via-beginsel bepaalt dat voor een overtreding niet zowel een strafrechtelijke als een bestuurlijke punitieve sanctie mag worden opgelegd. Om een dergelijke ongeoorloofde samenloop van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties te voorkomen, hanteren het Openbaar Ministerie, de FIOD, de AFM en DNB een afstemmingsprocedure die in een convenant is vastgelegd.2
Bij constatering van overtredingen van wet- en regelgeving neemt DNB maatregelen (formeel en informeel) en wordt herstel en verbetering afgedwongen. In de brief die DNB op 24 september 2018 aan mij heeft gezonden naar aanleiding van de transactie van het OM met ING, heeft DNB laten weten dat zij sinds 2014 op basis van haar handhavingsbeleid bij 17 banken formele maatregelen heeft opgelegd gerelateerd aan overtredingen van de Wwft.3
Ten aanzien van eerdere maatregelen bij ABN Amro heeft DNB desgevraagd laten weten gebonden te zijn aan haar geheimhoudingsplicht. Om redenen van toezichtvertrouwelijkheid kan DNB niet ingaan op vragen over specifieke instellingen onder haar toezicht.
Welke stappen heeft DNB – voor de publieke aansporing – gezet richting ABN Amro om te zorgen dat het naleven van de financiële poortwachtersfunctie verbetert?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom de ene bank een schikking met boete heeft getroffen en de andere bank een aanwijzing heeft gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Waren er ten tijde van het versturen van uw brief over de schikking van ING met het Openbaar Ministerie (OM) inzake jarenlange en structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) al signalen bekend dat ook ABN Amro tekortschiet bij het naleven van de Wwft?2
Naar aanleiding van de transactie van ING met het Openbaar Ministerie heb ik DNB gevraagd naar de naleving van deze wetgeving in de sector. In haar brief van 24 september 2018 heeft DNB benoemd dat nog te vaak binnen de bankensector de poortwachtersfunctie onvoldoende op orde is en dat uit onderzoek van DNB blijkt dat bij verschillende banken sprake is van het doen van onvoldoende klantonderzoek en een gebrekkige transactiemonitoring. DNB laat in de brief weten bij meerdere banken overtredingen van de Wwft te hebben geconstateerd en hiervoor, al dan niet door handhaving, herstelmaatregelen te hebben afgedwongen. Op specifieke vragen over ABN AMRO kan DNB vanwege haar geheimhoudingsplicht geen antwoord geven.
Welke stappen zijn door u, door de toezichthouder en/of door ABN Amro gezet sinds er signalen zijn van tekortschietend anti-witwasbeleid?
Ik ben op 3 augustus jl. op de hoogte gesteld van de herstelmaatregelen die ABN Amro moet treffen en was niet eerder op de hoogte van een aanwijzing van DNB. DNB kan gezien de toezichtvertrouwelijkheid geen informatie verstrekken over individuele instellingen. ABN AMRO heeft aangegeven al enige tijd bezig te zijn met maatregelen ter verbetering van de naleving van integriteitswetgeving en hier ook de nodige investeringen voor te doen.
Krijgt ABN Amro een boete opgelegd? Zo ja, van wie? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 kunnen punitieve sancties worden opgelegd, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Het is aan de toezichthouder en het Openbaar Ministerie om te oordelen of sprake is van overtredingen en welke bevoegdheden zij inzetten.
Erkent u dat hier sprake is van bestuurlijk falen? Zo ja, welke gevolgen moet dit volgens u hebben? Zo nee, hoe kan het niet naleven van de wettelijke taak als financiële poortwachter gezien worden als acceptabel?
Een adequate vervulling van de poortwachtersfunctie is een belangrijke maatschappelijke taak. Dat ABN Amro haar retailklanten opnieuw moet beoordelen vind ik zorgelijk. Tegelijkertijd past dit in het beeld dat DNB in haar brief naar aanleiding van de transactie met ING schetste. Naar aanleiding van de aanwijzing van DNB investeert ABN Amro de nodige middelen om de gebreken te herstellen. Het is niet aan mij om te oordelen over het bestuurlijk handelen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering, de raad van commissarissen houdt hier toezicht op.
Kunt u uitsluiten dat het OM bij vervolging de route van een schikking zal kiezen om de zaak af te doen, waarmee vervolging dus wordt afgekocht? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraak doen over waar het Openbaar Ministerie wel of geen strafrechtelijk onderzoek naar doet, ook niet over de wijze waarop een eventueel strafrechtelijk onderzoek af moet worden gedaan. Hierbij zij verder in algemene zin opgemerkt dat als het OM overgaat tot het opleggen van een hoge transactie de aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties van het OM van toepassing is.
Kunt u toelichten hoe het kan dat een bank die nog altijd voor het grootste deel in handen van de staat is, niet de best mogelijke naleving van wetgeving en van de poortwachtersfunctie laat zien?
Ik verwacht van alle banken dat zij hun wettelijke verplichtingen als poortwachter adequaat naleven. Ik blijf banken hierop aanspreken. Het is van belang dat zij voortdurend investeren in hun rol als poortwachters. In het plan van aanpak witwassen dat ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid op 30 juni 2019 aan uw Kamer zond, is dit ook nogmaals benadrukt.
Deelt u de mening dat banken, indien twijfel kan bestaan over de juistheid of volledigheid van het resultaat van het cliëntenonderzoek, net als trustkantoren in een dergelijke situatie geen zakelijke relatie zouden mogen aangaan? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Banken zijn verplicht risicogebaseerd cliëntenonderzoek te verrichten voordat zij een zakelijke relatie aangaan, waaronder ook relaties met particuliere klanten vallen. Het onderzoek naar de cliënt moet een bank in ieder geval in staat stellen de identiteit van de cliënt vast te stellen, het doel van de zakelijke relatie te achterhalen en de transacties te monitoren. Als de bank hier niet toe in staat is, kan geen zakelijke relatie worden aangegaan. Voor trustkantoren geldt dat aan trustdiensten een inherent hoog risico is verbonden. Daardoor zijn trustkantoren verplicht bovenop bovengenoemde zaken aanvullende onderzoeksmaatregelen te treffen alvorens zij een zakelijke relatie kunnen aangaan.
Hoeveel ongebruikelijke transacties zijn door de verschillende banken bij de Financial Intelligence Unit (FIU) gemeld in het afgelopen jaar? Om welke bedragen gaat het per transactie?
Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties door de verschillende banken staat vermeld in de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland. Deze jaaroverzichten worden ook aan uw Kamer aangeboden.6 In 2018 zijn door de verschillende banken 68.217 ongebruikelijke transacties gemeld bij de FIU-Nederland. De bedragen van de door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties verschillen van onder de 10.000 euro tot boven de 10 mln. euro.
Zijn er signalen dat ABN Amro of andere Nederlandse banken onderzocht worden in internationale witwasonderzoeken, zoals bij de «Troika Laundromat»?
Ik ben niet bekend met dergelijke signalen. Zoals ook in relatie tot mogelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie is aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over strafrechtelijke onderzoeken, ook niet door buitenlandse autoriteiten. Wat DNB betreft, geldt in algemene zin dat bij signalen van internationale onderzoeken, DNB de onder haar toezicht staande instellingen vraagt naar eventuele betrokkenheid en daarover contact heeft met buitenlandse toezichthouders. Vanwege de toezichtvertrouwelijkheid kan DNB geen informatie verschaffen over specifieke instellingen onder haar toezicht.
Kunt u aangeven hoe het er bij de andere de Nederlandse grootbanken voor staat met het naleven van de financiële poortwachtersfunctie? Is bijvoorbeeld te merken dat er meer meldingen van ongebruikelijke transacties zijn, nu banken meer mensen hebben ingezet om te controleren op witwassen?
In de eerder genoemde brief van DNB naar aanleiding van de transactie van ING geeft DNB aan dat zij binnen de bankensector nog te vaak constateert dat de poortwachtersfunctie onvoldoende op orde is. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heb ik DNB gevraagd jaarlijks in haar zbo-verantwoording uitgebreid in te gaan op de naleving van de integriteitswetgeving door de banken en de ontwikkelingen hierin. De volgende rapportage verwacht ik aan het einde van het eerste kwartaal van 2020.
Verder blijkt uit het jaaroverzicht 2018 van de FIU-Nederland dat het aantal ongebruikelijke transacties dat is gemeld door de banken aanzienlijk is gestegen tussen 2017 en 2018, van 22.789 naar 68.217. De FIU-Nederland heeft aangegeven dat dat naar haar mening mede is ingegeven door de verhoogde inzet, ook qua capaciteit, van de banken.
Wat vindt u ervan dat na de publicatie door DNB van «good practices» voor de banken, door banken wordt betwist dat belastingontwijking makkelijk te signaleren zou zijn?4, 5
Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) met betrekking tot een integere bedrijfsvoering en de Wwft in het kader van het cliëntenonderzoek hebben instellingen een onderzoeksplicht om belastingontduiking van belastingontwijking te onderscheiden. Om te voorkomen dat banken betrokken raken bij belastingontduiking door cliënten, zullen banken belastingontwijkende structuren moeten beoordelen op kenmerken van belastingontduiking. Ook doen banken onderzoek naar belastingontwijking omdat bepaalde fiscale structuren door deze banken als maatschappelijk niet betamelijk worden gezien of omdat die structuren anderszins niet passen binnen hun «risk appetite». DNB biedt met de Good Practices fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken, die op 4 juli 2019 zijn gepubliceerd op de website van DNB, praktische handvatten, in de vorm van voorbeelden uit de praktijk, om risico’s op belastingontduiking te kunnen herkennen, bijvoorbeeld in complexe cliëntstructuren en -transacties die (door de cliënt) zijn vormgegeven als fiscaal-gedreven structuren en transacties.9
Erkent u dat de banken hier een verkeerde moraal laten zien, omdat zij zeggen een bestaande wettelijke taak – namelijk het signaleren, melden en voorkomen van belastingontwijking – niet te kunnen of willen naleven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven beschreven, hebben instellingen op grond van de Wft en de Wwft een onderzoeksplicht om belastingontduiking van belastingontwijking te onderscheiden. Banken zullen belastingontwijkende structuren moeten beoordelen op kenmerken van belastingontduiking, om te voorkomen dat zij betrokken raken bij belastingontduiking door cliënten. Ook zullen banken onderzoek doen naar belastingontwijking omdat bepaalde fiscale structuren door deze banken als maatschappelijk niet betamelijk worden gezien of omdat die structuren anderszins niet passen binnen de «risk appetite» van deze banken. DNB ziet in de praktijk dat banken scherper letten op fiscale risico’s bij hun klanten. DNB constateert echter dat banken stappen moeten zetten om dit verder te verbeteren in hun bedrijfsvoering. Daarom heeft DNB met de Good Practices de sector een handreiking geboden, in de vorm van voorbeelden uit de praktijk, hoe zij risicogebaseerd om kunnen gaan met fiscale integriteitsrisico’s van klanten.
De militarisering van Europa’s Afrikabeleid |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Europa’s Afrikabeleid militariseert»?1
Ja.
Herkent u zich in de constatering dat uit allerlei onderzoeken blijkt dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven de afgelopen tien jaar een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld in de vormgeving van de Europese migratiepolitiek? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven, onder andere via de European Organisation for Security, een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld bij het vormgeven van het Europese migratiebeleid wordt door het kabinet niet herkend.
De EU en haar lidstaten zetten zich in om effectief, veilig en humanitair migratiebeleid te ontwikkelen. Voor Nederland is veiligheid een integraal onderdeel van het migratiebeleid, zie de Kamerbrief «integrale migratieagenda» (Kamerstuk 19 637 nr. 2375). In het kader van de beleidsvorming zijn er contacten met een veelheid aan niet-gouvernementele organisaties, nationaal en internationaal. Het merendeel van deze organisaties, zo niet allemaal, heeft tevens contacten met uw Kamer en spant zich in voor met name een humanitair beleid. Bij het opstellen van het Nederlandse migratiebeleid, inclusief de integrale aanpak, en het bepalen van het Nederlands standpunt in de EU, zijn geen private militaire of beveiligingsbedrijven betrokken.
Nederland en andere lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het migratiebeleid, waaronder bewaking van de buitengrenzen. In operaties van Frontex kan eventueel beroep worden gedaan op de diensten van private partijen ter ondersteuning van deze uitvoering, bijvoorbeeld door het inzetten van een vliegtuig ter ondersteuning van grenssurveillance. Deze inzet vindt altijd plaats onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende lidstaat.
Wat is uw reactie op de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven niet alleen de middelen voor grensbewaking hebben geleverd, maar ook nauw betrokken zijn bij het opstellen van het Europese beleid ten opzichte van migratie, onder andere via de European Organisation for Security (EOS), een lobbygroep voor de grootste wapenfabrikanten in Europa?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een inschatting geven van de toename van drone surveillance boven de Middellandse Zee de afgelopen jaren en de afname van de maritieme capaciteit om mensen op zee te redden? Kan gesteld worden dat drones de inzet van schepen in enige mate vervangen?
De investeringen in grensbewakingsmiddelen, waaronder Unmanned Aerial Systems (UAS), door de EU zijn toegenomen. UAS worden voornamelijk ingezet voor Intelligence, Surveillance & Reconnaissance (ISR)-taken met als doel om onder andere mensensmokkelnetwerken in kaart te brengen. In het geval van operatie EUNAVFORMED Sophia is bijvoorbeeld, als gevolg van de verminderde maritieme presentie, het belang van UAS voor de instandhouding van de informatiepositie toegenomen. Echter, door de grote verschillen in de taakstelling van UAS en schepen kan niet worden gesteld dat UAS de inzet van schepen ten behoeve van Sophia kunnen vervangen. Er is dan ook geen direct causaal verband vast te stellen tussen de toename van het gebruik van drones en de afname van de maritieme capaciteit.
Herkent u het beeld dat wapenbedrijven erin zijn geslaagd migratie als een veiligheidsprobleem voor te stellen in plaats van een mensenrechtenkwestie?
Nee, het kabinet herkent dit beeld niet. Onder verwijzing naar de Integrale Migratieagenda van 29 maart 2018 merkt het kabinet op dat mensenrechten en veiligheid beide belangrijke aspecten zijn van het migratievraagstuk en onderdeel vormen van het Nederlandse en Europese migratiebeleid. Zoals vermeld in de beantwoording van vraag 2 en 3 zijn wapenbedrijven geenszins betrokken bij de totstandkoming van het migratiebeleid.
Voorts wijst het kabinet u erop dat de term veiligheid in het Nederlandse en Europese migratiebeleid niet alleen veiligheid van grenzen en nationale veiligheid behelst, maar ook in belangrijke mate betrekking heeft op de veiligheid van vluchtelingen en andere migranten. Zo zetten Nederland en de EU zich in voor het voorkomen en tegengaan van verdrinkingen, mensensmokkel en mensenhandel. Daarnaast strekt de term veiligheid zich ook uit naar de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, waarbij tal van verschillende instrumenten worden ingezet om instabiliteit en conflict in landen van herkomst te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven die verdienen aan de verkoop van beveiligingstechnologie ook actief zijn in de oorlogen die verantwoordelijk zijn voor veel van de vluchtelingen, waardoor de industrie profiteert van twee kanten van de tragedie? Wat vindt u hiervan?
Het ligt voor de hand dat beveiligingsbedrijven voornamelijk worden ingeschakeld in minder veilige gebieden, en dat onverantwoorde leveranties van militaire goederen een negatieve impact kunnen hebben op de veiligheid en stabiliteit in landen.
Om dit laatste te voorkomen kent Nederland een restrictief wapenexportbeleid, dat er op toe ziet dat vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen aan een zorgvuldige toetsingsprocedure worden onderworpen. Het kabinet toetst dit soort vergunningaanvragen aan de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt (EUGS) inzake wapenexport. Conform criterium 3 verleent het kabinet geen uitvoervergunning als het risico bestaat dat desbetreffende goederen bijdragen aan het uitlokken, verlengen of verergeren van gewapende conflicten of bestaande spanningen in het land van eindbestemming. Verder bestaat de toetsing uit een grondige analyse van onder meer de mogelijke effecten van de goederen op de mensenrechtensituatie (criterium 2) en op de regionale stabiliteit (criterium 4). Als de toetsing uitwijst dat er een duidelijk risico bestaat dat de beoogde uitvoer een negatieve uitwerking heeft op bovengenoemde onderwerpen, wordt de vergunningaanvraag geweigerd.
Nederland bepleit in verschillende fora dat andere Europese landen een even restrictief wapenexportbeleid hanteren, maar kan dit niet afdwingen omdat het afgeven van exportvergunningen voor militaire goederen een nationale bevoegdheid is.
Kunt u aangaande migratie vanuit Afrika aangeven hoeveel Nederland sinds 2015 heeft uitgegeven, al dan niet via de Europese Unie (EU), aan de in het artikel genoemde en andere (particuliere) beveiligingsbedrijven?
Zowel Nederland als de EU verstrekken geen rechtstreekse ondersteuning aan (particuliere) beveiligingsbedrijven gerelateerd aan migratie vanuit Afrika. Het komt wel voor dat bij de implementatie van migratieprogramma’s voor specifieke doeleinden gebruik wordt gemaakt van (particuliere) beveiligingsbedrijven. Daarbij gaat het om inzet ter beveiliging van het betrokken EU-personeel, voor de aanschaf van materieel en het verzorgen van trainingen.
Kunt u bevestigen dat ondanks de inzet van vele duizenden militairen in Mali de veiligheidssituatie in dat land ernstig is verslechterd? Zo nee, waarom niet?
De VN-missie in Mali (MINUSMA) is voornamelijk ingericht om, samen met de ondertekenaars van het vredesakkoord uit 2015, de vrede in Noord-Mali te bestendigen. Hier ligt dan ook het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht. In de afgelopen jaren heeft MINUSMA bijgedragen aan de afname van conflicten tussen gewapende groepen in het noorden van Mali. Ook is de stabiliteit in dat deel van het land verbeterd. Tegelijkertijd is duidelijk dat de uitvoering van het vredesakkoord in een hoger tempo moet plaatsvinden. Bovendien is in andere delen van het land, met name in Centraal-Mali, sprake van toenemende onveiligheid en instabiliteit. Gezien de veranderende veiligheidssituatie heeft MINUSMA inmiddels haar aanwezigheid uitgebreid naar het centrum van het land. De stabiliserende rol van de missie blijft essentieel om duurzame vrede en stabiliteit in Mali te bereiken.
Een uitgebreide analyse van de verslechterende veiligheidssituatie in het centrum van Mali is uw Kamer op 14 mei jl. toegegaan (Referentie 2019D18857).
Hoe belangrijk was het argument om te voorkomen dat terroristen naar Europa zouden reizen voor Nederland, zoals de premier in 2017 stelde, om deel te nemen aan de VN-missie in Mali?
In de artikel-100 brief «Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2019 en veiligheidsinzet in de Sahel 2019 tot en met 2021» zijn de Nederlandse gronden voor deelname aan MINUSMA uiteengezet. Daarin beschrijft het kabinet, dat, zoals geschetst in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS), de Defensienota, de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en verschillende Kamerbrieven, het kabinet inzet op een internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland. Deze inzet blijft zich primair richten op instabiele regio’s rondom Europa en vooral daar waar de Nederlandse veiligheid en belangen in het geding zijn.
De Sahel is zo’n instabiele regio in de nabijheid van Europa. De demografische trend (verdriedubbeling van de bevolking tot 2050) in combinatie met een gebrek aan sociaaleconomische perspectieven en klimaatvraagstukken is een katalysator voor instabiliteit. Bovendien vormt Mali een kruispunt van smokkelroutes, waarvan terroristische groeperingen, criminele organisaties en gewapende groepen gebruik maken voor de smokkel van wapens, drugs en mensen. Een gebrek aan staatsgezag en basisvoorzieningen voor de bevolking vormen een voedingsbodem voor radicalisering.
Het besluit tot Nederlandse deelname aan de VN-vredesmissie in 2013 diende verscheidene Nederlandse belangen, waarvan een de zojuist genoemde Nederlandse inzet op vrede en stabiliteit betrof. Door een bijdrage te leveren aan MINUSMA wilde Nederland bijdragen aan de bevordering van stabiliteit in Mali en aan het tegengaan van terrorisme en geweld. Instabiliteit in Mali werkt namelijk (internationaal) terrorisme in de hand en heeft niet alleen een destabiliserend effect op Mali, maar op de gehele fragiele regio aan de zuidgrens van Europa.
De Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel blijft er ook de komende jaren op gericht om terrorisme tegen te gaan en de grondoorzaken van instabiliteit, en de daaruit voorkomende irreguliere migratie, weg te nemen.
Welk bewijs heeft u dat de VN-missie eraan heeft bijgedragen dat terroristen niet naar Europa konden reizen? Kunt u concrete voorbeelden hiervan noemen?
Zie antwoord vraag 9.
De kandidatuur van oud-minister Dijsselbloem als directeur van het IMF |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Op welk moment heeft het kabinet besloten dat Nederland de positie van directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) graag wilde invullen?
Het kabinet heeft op 12 juli definitief besloten dat Nederland de positie van directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) wilde vervullen. Nederland was er namelijk van overtuigd met Jeroen Dijsselbloem een geschikte kandidaat te hebben.
Welke analyse heeft geleid tot de conclusie dat het invullen van deze positie voor Nederland een meerwaarde heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland was in 1944 een van de oprichtingsleden van het IMF, inmiddels uitgegroeid tot 189 leden en heeft daarmee een mondiale representatie. Het IMF, als toonaangevende multilaterale organisatie, richt zich op mondiale monetaire samenwerking, financiële stabiliteit, internationale handel en duurzame inclusieve groei wereldwijd. Het primaire doel van het IMF daarbij is stabiliteit in het internationale monetaire systeem. Als open economie is Nederland gebaat bij die stabiliteit en Nederland hecht dan ook veel waarde aan een sterk IMF. In een periode waarin internationale samenwerking onder druk staat is het in het belang van onder andere Nederland dat een multilaterale instelling zoals het IMF een sterk leiderschap kent. In het algemeen is het daarbij een voordeel als een Nederlander met gedegen ervaring en staat van dienst internationaal opereert.
Welke selectieprocedure is er daarna toegepast bij het vinden van een geschikte kandidaat voor deze internationale topfunctie?
De IMF Executive Board heeft een profielschets opgesteld voor de positie van directeur van het IMF1. Binnen die kaders achtte het kabinet het van belang dat als Nederland een kandidaat naar voren zou schuiven, deze een ruime internationale en financieel-economische ervaring had. Het kabinet had in de persoon van oud-minister van Financiën en voormalig Eurogroep voorzitter, de heer Dijsselbloem, een geschikte en geloofwaardige kandidaat. In zijn periode als Minister en Eurogroep voorzitter heeft hij onder andere intensief samengewerkt met het IMF in de Euroroep, G7 en G20. Daarnaast heeft de heer Dijsselbloem als Minister van Financiën, samen met België, de vierde grootste kiesgroep, bestaande uit 15 landen in het IMF vertegenwoordigd.
Op welke wijze is er gekeken naar risico’s en kansen bij de kandidaat die uiteindelijk naar voren is geschoven namens Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het voordragen van een kandidaat voor een dergelijke internationale functie gaat altijd gepaard met risico’s en kansen. Gezien het belang landen hechten aan het IMF en aan sterk leiderschap lag het in de lijn der verwachtingen dat er meerdere geschikte kandidaten voor deze positie naar voren zouden worden geschoven, daarom is er per definitie een gerede kans dat een ander dan de eigen kandidaat het wordt.
Had de Nederlandse regering signalen een gerede kans te maken op de topfunctie omdat Nederland aan de beurt was, of hing de gerede kans samen met de persoon Dijsselbloem?
Het kabinet is ervan overtuigd dat de heer Dijsselbloem een geschikte directeur van het IMF zou zijn. Daarin werd het kabinet bevestigd door de ruime steun die de heer Dijsselbloem voor zijn kandidatuur genoot. Deze steun zal onverkort samen hebben gehangen met de ruime internationale ervaring van de heer Dijsselbloem.
Kunt u aangeven wat er allemaal precies is gedaan door uzelf en door ambassadeurs om de kandidatuur van Dijsselbloem kracht bij te zetten? Kunt u een overzicht geven van gesprekken, vergaderingen en wat dies meer zij?
Vanaf het moment dat het kabinet de heer Dijsselbloem als kandidaat voor directeur IMF naar voren schoof is er intensief contact geweest met Europese en internationale collega’s op onder andere het niveau van de Minister-President, de Minister van Financiën en op hoog-ambtelijk niveau inclusief de vertegenwoordiging bij het IMF. Gezien het aantal gesprekken en het vertrouwelijke karakter kan geen overzicht geven worden van de gesprekken die hebben plaatsgevonden.
De 28 EU Ministers van Financiën hebben op donderdag 1 augustus en vrijdag 2 augustus een telefonisch overleg gehad.
Klopt het dat de voormalig Minister van Financiën zelf ook naar landen is gegaan om zijn kandidatuur uit te leggen? Zo ja, reisde hij op kosten van de Nederlandse overheid? Is hiervoor het regeringsvliegtuig ingezet?
De heer Dijsselbloem is naar Spanje en Griekenland gereisd om zijn kandidatuur toe te lichten. Hij reisde daarbij niet met het regeringsvliegtuig, maar met lijnvluchten. De kosten die gemaakt zijn voor deze reizen zijn ten laste gekomen van de Nederlandse overheid.
Is er over de kandidatuur contact geweest met Kamerfracties of fractievoorzitters? Zo ja, welke waren dat en op welke momenten precies?
Op 12 juli maakte de Minister-President bekend dat Nederland een kandidaat zou voordragen voor de plek van directeur van het IMF. Om de kansen voor de kandidaat, vroeg in het proces, zo groot mogelijk te maken kon het kabinet er op dat moment publiekelijk niet meer over zeggen.
Verder kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat het kabinet bij een Nederlandse kandidatuur voor een internationale topfunctie in de regel diverse wegen bewandelt; direct contact tussen regeringsleiders en betrokken bewindspersonen, via diplomatieke en partijpolitieke kanalen en door ambtelijk overleg. In verband met de vertrouwelijkheid kan geen overzicht worden gegeven van de gesprekken die hebben plaatsgevonden.
Waarom is de Kamer niet publiekelijk geïnformeerd over de inzet van het kabinet en het corps diplomatique om voor de topfunctie bij het IMF te gaan?
Zie antwoord vraag 8.
Wat was precies de rol van de Franse Minister van Financiën bij de selectieprocedure van de nieuwe directeur van het IMF?
De Franse Minister van Financiën heeft opgetreden als coördinator om te komen tot een Europese kandidaat voor de opvolging van Christine Lagarde van het IMF. In principe zou een dergelijke rol belegd worden bij de voorzitter van de Raad, echter omdat Finland – vanaf 1 juli voorzitter van de Raad – een eigen kandidaat naar voren had geschoven was het niet opportuun voor Finland om deze rol op zich te nemen. Omdat Frankrijk op dit moment ook het voorzitterschap van de G7 vervult, heeft de Franse Minister van Financiën het initiatief genomen om het proces te begeleiden om tot een Europese kandidaat te komen.
Wat is de evaluatie van het kabinet over het feit dat de heer Dijsselbloem het net niet is geworden?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet heeft met de heer Dijsselbloem een geschikte kandidaat naar voren geschoven voor de opvolging van Christine Lagarde bij het IMF, dit blijkt ook uit de brede steun in Europa voor zijn kandidatuur. Uit de intensieve gesprekken die plaats hebben gevonden is allereerst het belang gebleken dat landen hechten aan het IMF en aan sterk leiderschap. Het kabinet en de heer Dijsselbloem hebben tot het laatste moment veel steun ervaren. In de laatste stemronde onder de EU lidstaten heeft Kristalina Georgieva net meer steun verworven. Het kabinet vindt het uiteindelijk belangrijk dat Europa gezamenlijk en eensgezind een sterke kandidaat naar voren schuift en vindt dat Kristalina Georgieva aan dit profiel zonder meer voldoet.
Het bericht 'Uber created a $6.1 billion Dutch weapon to avoid paying taxes' |
|
Bart Snels (GL) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uber created a $ 6.1 billion Dutch weapon to avoid paying taxes»?1 Deelt u de opvatting dat dergelijke nieuwsberichten niet bijdragen aan de prioriteit van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. Ik deel de opvatting niet dat degelijke nieuwsberichten van invloed zijn op de prioriteit van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken. De aanpak van belastingontwijking is en blijft een van de speerpunten van dit kabinet.
Klopt het dat bedrijven Nederland als fiscaal vriendelijk alternatief zien, nu andere landen (zoals Bermuda) op de zwarte lijst van de EU staan? Kunt u dit kwantificeren? Hoeveel bedrijven hebben de afgelopen jaren intellectueel eigendom verplaatst vanuit een land op de zwarte lijst naar Nederland? Wat is de totale waarde hiervan?
De laatste jaren zijn internationaal veel afspraken gemaakt over maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, bijvoorbeeld in de eindrapporten van het BEPS-project van de OESO/G20 en in de eerste en tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn van de EU. Ook nemen landen zelf aanvullende maatregelen, zoals Nederland doet met de introductie van een bronbelasting op betalingen van interest en royalty’s naar laagbelastende landen. Door dit soort maatregelen wordt het voor bedrijven onaantrekkelijk om gebruik te maken van structuren waarbij winsten kunstmatig worden verplaatst naar landen waar geen of weinig winstbelasting wordt geheven. Als bedrijven er door deze maatregelen voor kiezen om dergelijke structuren te ontmantelen, dan is dat volgens het kabinet een wenselijk gevolg van de maatregelen tegen belastingontwijking.
Door de nationale en internationale aanpak van belastingontwijking zijn ondernemingen in toenemende mate op zoek naar een duurzame vennootschappelijke structuur. Een structuur die meer in overeenstemming is met de economische realiteit. Bedrijven kunnen daarbij besluiten om (een deel van) de activiteiten voortaan in Nederland uit te voeren. Nederland heeft immers een aantrekkelijk ondernemingsklimaat, waarbij de fiscaliteit overigens maar één van de relevante aspecten is. Als onderdeel van het ontmantelen van de oude structuur kan een bedrijf besluiten om intellectueel eigendom naar Nederland te verplaatsen. Hierbij geldt als voorwaarde dat in Nederland de vereiste relevante functionaliteit aanwezig is waardoor de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom kunnen worden beheerst. Het Nederlandse lichaam moet hier dus reële aanwezigheid hebben en kan zich voor fiscale doeleinden niet enkel op papier in Nederland vestigen als juridische eigenaar van het intellectueel eigendom. Ook is de winst die het Nederlandse lichaam vervolgens behaalt met de exploitatie van het intellectueel eigendom onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij het bepalen van de fiscale winst kan daarbij in voorkomende gevallen worden afgeschreven op het intellectueel eigendom. Het kabinet herkent zich daarom niet in de stelling dat Nederland «een fiscaal vriendelijk alternatief» zou zijn voor landen op de EU-lijst van niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.2
Informatie over verplaatsingen van intellectueel eigendom naar Nederland vanuit landen die zijn opgenomen op de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties3 is niet voorhanden omdat dit niet uit de aangiften naar voren komt. Ik beschik daarom niet over de gevraagde kwantitatieve informatie hieromtrent.
Wat is bij grote multinationals gemiddeld gezien de waarde van het intellectueel eigendom ten opzichte van de marktwaarde van die bedrijven, bijvoorbeeld voor een bedrijf X met een marktwaarde van $ 73 miljard? Wat is gemiddeld genomen de waarde van het intellectuele eigendom van bedrijf X als de aftrekpost hiervoor $ 6,1 miljard bedraagt in Nederland?
Zowel het jaarrekeningrecht als de fiscale regelgeving kent niet de verplichting om intellectueel eigendom jaarlijks op marktwaarde te waarderen. Informatie over de waarde van intellectueel eigendom bij grote multinationals, en de waarde van intellectueel eigendom in verhouding tot de marktwaarde van grote multinationals, is daarom niet beschikbaar.
Kunt u in het algemeen beschrijven hoe een constructie eruitziet waarmee bedrijven belasting kunnen ontwijken via Nederland door middel van intellectueel eigendom?
Ik interpreteer uw vraag zo dat u doelt op de fiscale behandeling van een verplaatsing van intellectueel eigendom naar een Nederlands lichaam. In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Waarom is het voor bedrijven fiscaal gunstig om intellectueel eigendom onder te brengen bij een Nederlandse tak van het bedrijf? Hoeveel jaar is intellectueel eigendom fiscaal aftrekbaar? Hoe wordt bepaald of intellectueel eigendom aan slijtage onderhevig is en afschrijfbaar is ten laste van de fiscale winst?
Op een verplaatsing van intellectueel eigendom naar een in Nederland gevestigde vennootschap is al ingegaan in het antwoord op vraag 4. Een intellectueel eigendom wordt op de balans gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de lagere bedrijfswaarde. In zijn algemeenheid geldt dat op grond van goed koopmansgebruik over het intellectuele eigendom mag worden afgeschreven omdat het intellectueel eigendom gedurende de gebruiksduur wordt benut. Per jaar mag van de aanschaf- of voortbrengingskosten maximaal 20% worden afgeschreven, rekening houdend met de restwaarde.4
Kan intellectueel eigendom ook worden afgeschreven ten laste van de fiscale winst tot beneden de werkelijke waarde van dat intellectuele eigendom? Hoe denkt u over een afschrijvingsbeperking op intellectueel eigendom, net zoals de afschrijvingsbeperking op vastgoed?2
Zoals uiteengezet in het antwoord bij vraag 5 kan in de meeste gevallen over intellectueel eigendom worden afgeschreven, rekening houdend met de restwaarde. Hierdoor kan de aanschafwaarde daarvan, verminderd met de restwaarde, gedurende de gebruiksduur in de loop der jaren ten laste van het resultaat worden gebracht. Ik zie geen aanleiding om een (verdere) afschrijvingsbeperking te introduceren ten aanzien van intellectueel eigendom omdat op basis van goed koopmansgebruik de uitgaven mogen worden toegerekend aan de jaren waarin deze worden benut.
Klopt het dat bedrijven tot 1 juli 2019 rulings konden afsluiten met de Belastingdienst over transacties met belastingparadijzen zoals Bermuda en daarna niet meer? Wat gaat er met deze rulings gebeuren na 1 juli 2019? Hoelang blijven de oude regels dan nog gelden?
De maatregelen die ik heb genomen in het kader van de vernieuwde rulingpraktijk zijn per 1 juli jl. van kracht geworden. Deze maatregelen zijn neergelegd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.6 Het besluit beschrijft in onderdeel 3 in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden gevoerd en derhalve geen ruling tot stand zal komen. Kort samengevat is dit het geval indien geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling, of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties. Deze eisen golden niet voor rulings afgegeven vóór 1 juli jl.7 Zodra de looptijd van deze rulings is geëindigd zullen bij een eventueel nieuw verzoek om zekerheid vooraf de per 1 juli 2019 aangescherpte maatregelen van toepassing zijn.
Deelt u de opvatting van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat belastingdiensten achteraf altijd zouden moeten kijken of intellectueel eigendom goed op waarde is geschat?
In het algemeen geldt dat het zakelijkheidsbeginsel van de OESO (het arm’s-lengthbeginsel) is gecodificeerd door artikel 8b Wet Vpb 1969. Ik zie de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen als een passende uitleg en verduidelijking van het zakelijkheidsbeginsel. In het Verrekenprijsbesluit8 wordt nadere invulling gegeven aan het zakelijkheidsbeginsel. In 2018 is het Verrekenprijsbesluit aangepast mede naar aanleiding van de resultaten van het BEPS-project van de OESO/G20. Een belangrijke wijziging is de aanpassing van de paragrafen over moeilijk te waarderen immateriële activa en de prijsbepaling daarvan.9
Bij de overdracht van immateriële activa kan het moeilijk zijn om op het moment van overdracht de waarde vast te stellen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende soortgelijke markttransacties zijn of er onvoldoende inzicht bestaat in de toekomstige voordelen en risico’s. De Nederlandse Belastingdienst neemt het standpunt in dat het onzakelijk is een vaste prijs overeen te komen wanneer de waardering op het tijdstip van de transactie hoogst onzeker is en economisch rationeel handelende onafhankelijke partijen in een soortgelijke situatie geen vaste prijs zouden zijn overeengekomen. In dergelijke gevallen dient bijvoorbeeld een aanpassingsclausule te worden opgenomen in de overeenkomst tussen de gelieerde partijen waarbij de prijs mede afhankelijk is van de latere inkomsten. In dat geval loopt de overdrachtsprijs in de pas met de voordelen die het immateriële activum in de toekomst genereert. De Belastingdienst kan in dat geval achteraf de daadwerkelijk met het immateriële activum behaalde resultaten gebruiken bij de beoordeling van de zakelijkheid van de prijs op het moment dat de overdracht heeft plaatsgevonden.
De OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen beschrijven tevens de mogelijkheid dat de gelieerde overdracht van het intellectueel eigendom is afgedekt door middel van een bilaterale of multilaterale APA tussen de landen van de overnemer en de overdrager. De beoordeling door belastingdiensten kan derhalve ook vooraf plaatsvinden. Indien er sprake is van een unilaterale APA hanteert de Belastingdienst bij moeilijk te waarderen immateriële activa conform het Verrekenprijsbesluit een prijsaanpassingsclausule. Zie ook mijn brief van 23 mei 2017.10
Controleert u bij een bedrijf X (met een aftrekpost voor intellectueel eigendom van meer dan een miljard euro) altijd of de waarde van het intellectueel eigendom zich achteraf redelijkerwijs verhoudt tot de opbrengsten uit de bezittingen? Zo niet, hoe groot is de kans dat een dergelijk bedrijf X achteraf wordt gecontroleerd?
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 8. In zijn algemeenheid geldt dat het toezicht dat de Belastingdienst uitoefent risicogericht plaatsvindt. Hierbij wordt met allerlei factoren rekening gehouden, waaronder het financiële belang. Binnen de Belastingdienst is de Coördinatiegroep Verrekenprijzen verantwoordelijk voor de uitvoeringscoördinatie op het terrein van de verrekenprijzen. Hierbij worden de kaders gehanteerd die worden gesteld door artikel 8b Wet Vpb 1969, de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen en het Verrekenprijsbesluit.
Hoe vaak wordt de waardering van het intellectueel eigendom bij een dergelijk bedrijf X (met een aftrekpost voor intellectueel eigendom van meer dan een miljard euro) achteraf aangepast als de opbrengsten mee- of tegenvallen?
Zoals ook blijkt uit het antwoord van vraag 8 kan de Belastingdienst onder omstandigheden de waardering van immateriële activa achteraf aanpassen. De regelgeving omtrent moeilijk te waarderen immateriële activa maakt sinds eind 2015 onderdeel van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen en is sinds 2018 opgenomen in het Verrekenprijsbesluit. Informatie over de vraag hoe vaak de waardering van het intellectueel eigendom achteraf wordt aangepast is niet voorhanden.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
De verhuizing van Uber van Bermuda naar Nederland om winstbelasting |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uber verhuist van Bermuda naar Nederland om winstbelasting»?1
Ja.
Klopt het dat Uber het intellectueel eigendom van het merk verhuist van Bermuda naar Nederland? Klopt het dat dankzij Nederlandse belastingregels het bedrijf hier kan rekenen op een jaarlijkse belastingaftrek over de winst van 6,1 miljard dollar?
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Voor de vraag of een intellectueel eigendom kan worden toegerekend aan een in Nederland gevestigde groepsmaatschappij, is voorts van belang dat die maatschappij over de vereiste relevante functionaliteit beschikt om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Het is aan de Belastingdienst om dit te beoordelen, evenals bijvoorbeeld de vragen of bij de overdracht van activa een zakelijke overdrachtsprijs is gehanteerd en of de afschrijving past binnen de kaders van goed koopmansgebruik. Indien deze beoordeling plaatsvindt voorafgaand aan de overdracht is sprake van zekerheid vooraf in de vorm van een ruling. In de andere gevallen vindt beoordeling achteraf plaats aan de hand van de ingediende aangifte. Bij het geven van zekerheid vooraf en bij de beoordeling achteraf worden dezelfde kaders gehanteerd.
Klopt het dat Uber met de Nederlandse belastingdienst een ruling is overeengekomen waarin de aftrek gegarandeerd is? Waarop is het bedrag van jaarlijks 6,1 miljard dollar gebaseerd?
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Om die reden kan ik ook niet ingaan op vragen over de inhoud en looptijd van een mogelijke ruling.
In zijn algemeenheid geldt dat de looptijd van rulings met een internationaal karakter vóór 1 juli 2019 niet eenduidig was. Om die reden heb ik als onderdeel van de maatregelen die zien op de vernieuwde rulingpraktijk duidelijkheid gecreëerd. Rulings met een internationaal karakter gelden in principe voor ten hoogste vijf boekjaren. Als de feiten en omstandigheden een uitzondering rechtvaardigen – bijvoorbeeld bij langlopende contracten – kan een maximale looptijd van tien boekjaren worden gehanteerd met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd.
Heeft de ruling een eindige looptijd? Wat is de einddatum?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt zich deze ruling tot het regeerakkoord, waarin is afgesproken «We willen een eind maken aan de situatie dat firma’s zich alleen op papier in Nederland vestigen om belastingvrij miljoenen te kunnen rondpompen» en «Zelf gaan we het goede voorbeeld geven via een bronheffing op rente en royalty’s op uitgaande stromen naar landen met zeer lage belastingen»?
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Om die reden kan ik ook niet ingaan op de vraag hoe een mogelijke specifieke ruling zich verhoudt tot het regeerakkoord.
Bij het vormgeven van de wet- en regelgeving en het beleid is en blijft de aanpak van belastingontwijking een van de speerpunten van dit kabinet. Zoals aangekondigd in het regeerakkoord doet dit kabinet dat onder meer met de introductie van een bronbelasting op betalingen van interest en royalty’s naar laagbelastende landen. De laatste jaren zijn ook internationaal veel afspraken gemaakt over maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, bijvoorbeeld in de eindrapporten van het BEPS-project van de OESO/G20 en in de eerste en tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn van de EU. Door dit soort maatregelen wordt het voor bedrijven onaantrekkelijk om gebruik te maken van structuren waarbij winsten kunstmatig worden verplaatst naar landen waar geen of weinig winstbelasting wordt geheven. Als bedrijven er door deze maatregelen voor kiezen om dergelijke structuren te ontmantelen, dan is dat volgens het kabinet een wenselijk gevolg van de maatregelen tegen belastingontwijking.
Door de nationale en internationale aanpak van belastingontwijking zijn ondernemingen in toenemende mate op zoek naar een duurzame vennootschappelijke structuur. Een structuur die meer in overeenstemming is met de economische realiteit. Bedrijven kunnen daarbij besluiten om (een deel van) de activiteiten voortaan in Nederland uit te voeren. Nederland heeft immers een aantrekkelijk ondernemingsklimaat, waarbij de fiscaliteit overigens maar één van de relevante aspecten is. Als onderdeel van het ontmantelen van de oude structuur kan een bedrijf besluiten om intellectueel eigendom naar Nederland te verplaatsen. Hierbij geldt als voorwaarde dat in Nederland de vereiste relevante functionaliteit aanwezig is waardoor de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom kunnen worden beheerst. Het Nederlandse lichaam moet hier dus reële aanwezigheid hebben en kan zich voor fiscale doeleinden niet enkel op papier in Nederland vestigen als juridische eigenaar van het intellectueel eigendom. Ook is de winst die het Nederlandse lichaam vervolgens behaalt met de exploitatie van het intellectueel eigendom onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij het bepalen van de fiscale winst kan daarbij in voorkomende gevallen worden afgeschreven op het intellectueel eigendom.
Bent u van mening dat de komst van Uber en de gemaakte afspraken passen bij de letter én de geest van het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 5.
Het ‘Special Report on Climate Change and Land’ van het IPCC |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Onderschrijft u de stelling dat het rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) zowel zeer zorgwekkend als hoopgevend is?
Het rapport onderstreept de noodzaak om de mondiale emissies zo snel mogelijk terug te dringen. Het maakt ook duidelijk dat er een grote samenhang bestaat tussen het klimaatbeleid, land- en bosbouwbeleid, biodiversiteitsbeleid en armoedebestrijding en dat een integrale beleidsaanpak rond die terreinen van belang is. Het rapport geeft aan dat er veel effectieve strategieën beschikbaar zijn die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Tegelijkertijd geeft het rapport ook aan dat er spanningen tussen beleidsdoelstellingen kunnen bestaan, in het bijzonder tussen klimaatmitigatie enerzijds en klimaatadaptatie, voedselzekerheid en duurzaam landbeheer anderzijds.
Deelt u de ernstige zorgen van het IPCC dat wanneer we niet in staat zijn ons landgebruik en voedselsysteem aan te passen het niet mogelijk is om de temperatuurstijging tot een betrekkelijk veilig niveau te beperken? Zo nee, waarom niet?
Land maakt een belangrijk onderdeel uit van het klimaatsysteem. IPCC concludeert dat de landbouw, bosbouw en ander landgebruik (AFOLU) wereldwijd verantwoordelijk zijn voor 23% van de totale netto uitstoot van broeikasgasemissies door menselijke activiteiten wereldwijd gedurende 2007–2016. Ook op dit terrein zijn dus maatregelen nodig om de mondiale emissies zo snel mogelijk terug te dringen.
Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daarbij gaat het om beter landgebruik (incl. natuurbehoud- en herstel), duurzame landbouwpraktijken en aanpassingen in het voedselsysteem.
Deelt u de optimistische kant van het rapport dat het in onze eigen handen ligt om hier iets aan te doen?
Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar tegen lage tot beperkte kosten die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daarbij gaat het om beter landgebruik (inclusief natuurbehoud- en herstel), duurzame landbouwpraktijken en aanpassingen in het voedselsysteem. De meeste van deze strategieën kunnen volgens het rapport worden toegepast zonder te leiden tot concurrentie om land en kunnen meerdere nevenvoordelen opleveren. Zo biedt «Climate Smart Agriculture» kansen om de uitdagingen inzake landgebruik, klimaat en voedselzekerheid aan te gaan. Dit is ook een speerpunt in het huidig Nederlandse beleid.
Erkent u dat één van de belangrijkste conclusies van dit IPCC-rapport een urgente oproep is om het huidige voedselsysteem te hervormen? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC doet nooit concrete beleidsaanbevelingen. Het rapport geeft inzicht in de bijdrage van het voedselsysteem aan klimaatverandering, welke effecten klimaatverandering op het voedselsysteem en voedselzekerheid heeft en kan hebben en hoe aanpassingen in het voedselsysteem kunnen bijdragen aan mitigatie en adaptatie. Er zijn volgens het rapport veel effectieve strategieën beschikbaar die tegelijkertijd klimaatverandering, landdegradatie en voedselonzekerheid tegengaan. Daaronder valt ook het voedselsysteem. Het rapport geeft aan dat veranderingen in het hele voedselsysteem, van productie tot consumptie, kunnen bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en klimaatadaptatie en daarnaast bijvoorbeeld de druk op het land verminderen en bijdragen aan het tegengaan van armoede en verbetering van de gezondheid.
Onderschrijft u één van de belangrijkste conclusies van dit IPCC-rapport dat een forse krimp van de wereldwijde veestapel onvermijdelijk is? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Onderschrijft u de conclusie uit dit IPCC-rapport dat het grootschalig aanleggen van bossen, dat wil zeggen het creëren van zogenaamde «natuurlijke buffers», een van onze belangrijkste wapens tegen klimaatverandering is? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC dat het landgebruik door de veehouderij een van de grootste veroorzakers van ontbossing en daarmee van klimaatverandering is? Zo nee, waarom niet?
De veehouderij en ontbossing dragen in belangrijke mate bij aan klimaatverandering, maar het IPCC concludeert niet dat ze de belangrijkste veroorzakers zijn van klimaatverandering. Feitelijk komt de grootste bijdrage aan klimaatverandering van het gebruik van fossiele energiedragers.
IPCC concludeert dat de landbouw, bosbouw en ander landgebruik (AFOLU) wereldwijd verantwoordelijk zijn voor 23% van de totale netto uitstoot van broeikasgasemissies door menselijke activiteiten wereldwijd gedurende 2007–2016.
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC dat de veehouderij een dermate grote claim op het landgebruik doet dat het daarmee een enorme sta-in-de-weg kan worden van effectief klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet?
Het IPCC-rapport bevat geen conclusie in die bewoordingen. Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Wat zijn de vijf belangrijkste conclusies die u trekt uit dit IPCC-rapport voorover ze betrekking hebben op het Nederlandse kabinetsbeleid, of kunt u deze conclusies niet trekken? Zo nee, waarom niet?
Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Bent u van plan om uw inzet – als het gaat om het stimuleren van vegetarische en volledig plantaardige diëten – te vergroten, omdat een verschuiving naar deze diëten volgens het IPCC enorme kansen biedt om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in zijn reactie op het advies «Duurzaam en gezond, samen naar een houdbaar voedselsysteem» van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Kamerstuk 31 352, nr. 217) aangegeven de analyse van de Raad te delen dat de productie en consumptie van dierlijke producten in belangrijke mate bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen en emissies met negatieve impact op natuur en biodiversiteit.
De aangrijpingspunten voor een consumptiepatroon dat het klimaat minder belast zijn minder voedselverspilling, meer consumptie van groenten en fruit en een groter aandeel consumptie van eiwitten op plantaardige basis. Het kabinet streeft naar een gezonde balans in de verhouding van eiwitten in het eetpatroon van de consument gebaseerd op de Schijf van Vijf, zonder de keuzevrijheid van de burger te beperken.
In 2018 is de LNV-visie «Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden» verschenen, gevolgd door het «Realisatieplan Visie LNV: Op weg met nieuw perspectief» in 2019. De visie en de realisatie van de visie dragen bij aan de toenemende aandacht voor een meer plantaardige voedselvoorziening. De kern van de visie is de omschakeling naar een kringlooplandbouw. Volgend op het eiwitrapport van de Europese Commissie1 ontwikkelt het kabinet een nationale eiwitstrategie om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten.
Vindt u het niet getuigen van struisvogelpolitiek om wel in te zetten op het tegengaan van voedselverspilling, maar niet in te zetten op de eiwittransitie (van dierlijke naar plantaardige eiwitten), omdat uit het IPCC-rapport immers blijkt dat de consumptie van dierlijke producten een veel grotere milieu en klimaatimpact heeft dan het voedsel dat we weggooien?
Zie antwoord vraag 10.
Op welke manier bent u bereid om in het licht van de conclusies van het IPCC u ervoor in de te zetten dat de «Schijf van Vijf» zodanig herzien wordt dat de «Schijf van Vijf» ook de gevolgen van een bepaald eetpatroon voor het klimaat meeneemt?
Het rapport kent vele conclusies en aspecten waarvoor nadere bestudering noodzakelijk is. Een uitgebreide appreciatie van het IPCC-rapport ontvangt u in november (tezamen met die van het nog te verschijnen speciale rapport over Oceanen en IJs).
Erkent u in het licht van dit IPCC-rapport dat de «Schijf van Vijf» onvoldoende rekening houdt met de gevolgen voor het klimaat van ons voedselsysteem? Zo nee, waarom niet?
Het Voedingscentrum stimuleert consumenten vanuit het huidige voedingspatroon stapsgewijs te verschuiven naar een meer plantaardig voedingspatroon. Door de Nederlandse consument te bewegen meer volgens de Schijf van Vijf te eten wordt een gezonder, maar ook een duurzamer voedingspatroon gestimuleerd.
Kunt u deze vragen één voor één en zonder te verwijzen naar andere antwoorden beantwoorden?
Ja.
Turkije dat IS-veteranen rekruteert, traint en bewapent in Afrin |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
In hoeverre klopt de informatie dat tientallen veteranen van Islamitische Staat (IS) in de Syrische regio Afrin vechten voor aan Turkije gelieerde strijdgroepen?1
In het algemeen kan worden gesteld dat de dynamiek van het strijdtoneel in Syrië ruimte biedt voor strijders om zich – doorgaans om pragmatische, financiële redenen – aan te sluiten bij strijdgroepen die voorheen hun ideologische tegenstanders waren.
Beschikt u over informatie dat IS-veteranen (waaronder IS-commandanten) samenwerken met de Turkse inlichtingendienst (MIT)?
Het kabinet beschikt niet over deze informatie.
Kunt u aangeven of op de lijst met 40 IS-veteranen ook personen staan met de Nederlandse nationaliteit?
Op de lijst staan voor zover bekend geen personen met de Nederlandse nationaliteit.
Bestaat volgens u het risico dat Turkije bij het creëren van een nieuwe «bufferzone» in Noord-Syrië opnieuw gebruik zal maken van IS-veteranen? Zo nee, waarom niet?
Turkije werkt samen met de VS aan het creëren van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens. Volgens Turkije en de VS zullen hierbij alleen Turkse en Amerikaanse militairen worden ingezet. Hiertoe is inmiddels in de Turkse stad Şanlıurfa een begin gemaakt met het opzetten van een Turks-Amerikaans Joint Operations Center.
Heeft Nederland in het kader van het totaal mislukte programma voor non-lethal assistance (NLA) direct of indirect materiële dan wel financiële steun verleend aan één of meer van de IS-veteranen van de lijst?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun hebben ontvangen van Nederland. Een overzicht van de groepen die steun hebben ontvangen is de Kamer vertrouwelijk toegegaan. De gesteunde groepen boden weerstand tegen extremistische en terroristische bewegingen zoals ISIS.
Bent u nog steeds van mening dat het NLA-programma van onschatbare waarde is geweest voor de Nederlandse inlichtingenpositie? Zo ja, kunt u dan op basis van die kennelijk geweldige Nederlandse inlichtingenpositie aangeven of en in welke mate Turkije op Syrische grondgebied samenwerkt of heeft samengewerkt met (voormalige) IS-strijders?
Het NLA-programma had als doel de gematigde gewapende oppositie te ondersteunen als alternatief voor extremistische groepen en het regime en de burgers in het gebied te beschermen (zie antwoord 164, Kamerstuk 32 623, nr. 229). Informatie verkregen van de groepen was relevant voor het veiligheidsbeleid van Nederland en dat van onze bondgenoten (zoals ook gesteld in antwoord 65, Kamerstuk 32 623, nr. 229 en antwoord 17, Kamerstuk 32 623, nr. 247).
Bent u bereid om binnen de NAVO te pleiten voor een onderzoek naar de samenwerking van Turkije met IS-veteranen?
Neen, Turkije is en blijft een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als lid van de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft zelf ernstig te lijden gehad onder terrorisme van ISIS en treedt hier tegen op.
Bent u bereid uw standpunt dat Turkije lid moet blijven van de NAVO, te herzien als onomstotelijk vast komt te staan dat Turkije samenwerkt met (voormalige) IS-strijders? Zo nee, waarom niet?
Turkije is en blijft een belangrijke NAVO-partner in een moeilijke, onrustige regio. Daarmee is NAVO-lidmaatschap van Turkije in het belang van de Nederlandse en Europese veiligheid. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Novartis gemanipuleerde data gebruikte |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Novartis gebruikte gemanipuleerde data»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Als een leverancier tijdens een centrale beoordelingsprocedure niet transparant handelt en bewust informatie manipuleert of achterhoudt, dan vind ik dat een zeer kwalijke zaak. Het is de verantwoordelijkheid van de leverancier om bij de instanties een volledig dossier aan te leveren op basis waarvan de werkzaamheid en veiligheid van een geneesmiddel kan worden beoordeeld.
Wat zegt dit volgens u over de integriteit van Novartis, niet in de laatste plaats aangezien het hier over het duurste medicijn ooit gaat?
De FDA verklaart dat AveXis (onderdeel van Novartis) op de hoogte was van de gemanipuleerde gegevens voordat Zolgensma werd goedgekeurd. De leverancier informeerde de FDA hier echter pas over nadat het product was goedgekeurd. Naar mijn mening dient transparantie in de goedkeuringsprocedure bij ieder farmaceutisch bedrijf voorop te staan. Het is een slechte zaak dat dit bij AveXis niet het geval lijkt te zijn geweest.
Om welke data gaat het precies? Vormt deze onthulling aanleiding om uit werkbaarheids- of veiligheidsoverwegingen deze therapie niet toe te laten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De FDA heeft 6 augustus jl. naar buiten gebracht dat gemanipuleerde gegevens zijn ingediend in het kader van de goedkeuringsprocedure voor Zolgensma bij de FDA in de Verenigde Staten. Volgens de verklaring2 van de FDA gaat het om gegevens die AveXis indiende ter ondersteuning van de ontwikkeling van het productieproces van Zolgensma. De FDA geeft verder aan dat de geconstateerde manipulatie van deze gegevens niets veranderen aan de positieve beoordeling van de informatie uit de klinische studies. Volgens de FDA ondersteunt de totale bewijslast voor de werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma nog steeds een gunstige verhouding tussen de risico’s en de baten van het geneesmiddel. Wel geeft de FDA aan de data over het productieproces van de leverancier te evalueren.
In Europa gelden voor Zolgensma dezelfde regels als voor andere nieuwe geneesmiddelen waarvoor toelating wordt gevraagd op de Europese markt. De werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma worden op dit moment centraal beoordeeld door de European Medicines Agency (EMA).
Op dit moment beoordelen de specialisten bij de EMA -waaronder vertegenwoordigers van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen- de ingediende gegevens voor Zolgensma. Daarbij moet ook worden bepaald of signalen uit de Verenigde Staten van invloed zijn op de lopende beoordelingsprocedure in Europa.
Zal er een extra nauwkeurig proces te pas komen aan de goedkeuring van Zolgensma en andere van Novartis afkomstige middelen door het European Medicines Agency (EMA)? Kunt u de specifieke consequenties voor het goedkeuringsproces toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat Europa hier punitieve consequenties aan zou moeten verbinden voor Novartis, net zoals de Food and Drug Administration (FDA) overweegt strafrechtelijke maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet vooruitlopen op eventuele gevolgen en/of maatregelen vanuit de Europese Unie richting AveXis. Ik merk wel op dat de situatie in Europa anders is dan in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten stelde AveXis de FDA van de manipulatie van data op de hoogte nadat Zolgensma was goedgekeurd, ondanks dat men al kennis van de manipulatie had voordat de goedkeuring was verleend.
De goedkeuring van de vergunningsaanvraag voor Zolgensma bij de EMA is echter nog niet afgerond. Dat biedt de aanvrager de gelegenheid om het dossier waar nodig aan te vullen met nieuwe gegevens die nodig zijn om te komen tot een juiste afweging door de EMA.
Ik kan me goed voorstellen dat de EMA de signalen uit de Verenigde Staten meeneemt in de lopende beoordelingsprocedure van Zolgensma
Welke gevolgen zal dit voorval hebben voor de extreem hoge prijs van Zolgensma?
De leverancier heeft vooralsnog niet openbaar gemaakt wat de prijs in Nederland gaat worden. Wanneer Zolgensma – naar verwachting – tegen een zodanig hoge prijs wordt aangeboden dat het valt onder de wettelijke criteria voor de pakketsluis, wordt het eerst in de sluis geplaatst en volgt een beoordeling door Zorginstituut Nederland. Als het Zorginstituut mij daarop adviseert om te onderhandelen over de prijs van Zolgensma, zal ik kritisch kijken naar de gevraagde prijs. Dit alles staat echter los van de huidige signalen uit de Verenigde Staten.
Het bericht 'Opvallend banenverlies binnen de banenafspraak' |
|
René Peters (CDA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tussentijdse rapportage van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de doelstelling om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering van het UWV dat er in vergelijking met het voorgaande kwartaal een netto banenverlies is van 1.411 banen? Bent u het eens dat dit niet de bedoeling kan zijn?
In juli is de trendrapportage banenafspraak over het eerste kwartaal van 2019 verschenen. Arbeidsmarktregio’s gebruiken de trendrapportage om de regionale voortgang van de banenafspraak te monitoren. De trendrapportage is echter niet geschikt voor de officiële monitoring van de banenafspraak. De officiële meting van de banenafspraak vindt elk jaar begin juli plaats. Op 4 juli heb ik u geïnformeerd over de resultaten van 2018.
Om seizoenseffecten uit te sluiten worden trendrapportages altijd vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder. De trendrapportage van het eerste kwartaal van 2019 wordt daarom vergeleken met het eerste kwartaal van 2018. Hieruit blijkt dat het aantal banen in een jaar tijd met 13.235 is toegenomen. De werkgelegenheid voor mensen met een beperking is in een jaar tijd dus toegenomen.
Als het eerste kwartaal van 2019 toch wordt vergeleken met het vierde kwartaal van 2018, zoals in vraag 2, valt op dat er netto 1.411 minder banen zijn. Deze daling wordt onder andere veroorzaakt door seizoenseffecten. In het algemeen geldt dat gemiddeld genomen mensen meer uren in het vierde kwartaal van een jaar werken dan in het eerste kwartaal van een jaar.
Daarnaast zijn er minder mensen vanuit de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gedetacheerd bij reguliere werkgevers.2 Netto gaat het om een afname van 881 mensen in het eerste kwartaal 2019 ten opzichte van het vierde kwartaal 2018. Deze mensen werken nu intern in een Wsw beschut- werkbaan bij het sociaal werk-bedrijf (sw-bedrijf) in plaats van dat ze gedetacheerd zijn bij een reguliere werkgever. Ze hebben dus nog wel een baan, deze baan telt alleen niet meer mee voor de banenafspraak. In de banenafspraak tellen immers alleen banen bij reguliere werkgevers mee.
Hoe verklaart u dit verlies aan banen voor mensen met een arbeidsbeperking?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is er een verband met de uitstroom uit de banenafspraak naar beschut werk? Hoe groot is deze uitstroom precies?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekent dit banenverlies binnen de banenafspraak per saldo voor de werkgelegenheid van mensen met een beperking?
Zie antwoord vraag 2.
Constaterende dat er sinds de nulmeting in 2012 tot nu toe 51.978 banen voor mensen met een beperking binnen de banenafspraak gecreëerd zijn, bent u bereid om op korte termijn in overleg te gaan met de sociale partners om ervoor te zorgen dat de afspraak om eind dit jaar 55.000 banen te realiseren, wordt gehaald?
Jaarlijks hebben alle werkgevers tezamen tot nu toe de macro-aantallen gehaald. Ik krijg uit het gehele land signalen waaruit blijkt dat werkgevers gemotiveerd zijn om mensen met een beperking een kans te geven. Tot en met 2018 hebben werkgevers al bijna 52.000 banen van de 55.000 banen gerealiseerd. Ik acht daarom de doelstelling om eind 2019 55.000 extra banen te realiseren, haalbaar.
De afgelopen tijd heb ik met verschillende (sociale) partners gesproken over de houdbaarheid van het systeem van de banenafspraak op de lange termijn. Zij gaven aan dat zij de huidige werkwijze Wet banenafspraak complex vinden en leidt tot administratieve lasten. Ik ben daarom het systeem van de banenafspraak aan het vereenvoudigen. Ik wil het systeem zo vormgeven dat werkgevers meer mogelijkheden krijgen om banen te creëren en dat de administratieve lasten voor werkgevers en de uitvoering minder worden. Doel van de vereenvoudiging is om het mogelijk te maken dat ook op de lange termijn de extra banen voor de doelgroep banenafspraak er kunnen komen. Eind dit jaar zal ik u verder informeren over de vereenvoudiging.