De uitspraak van de Raad van State inzake het Tracébesluit A27/A12 |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State inzake het Tracébesluit A27/A12?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze uitspraak een logisch gevolg is van de eerdere uitspraak over het Programmatische Aanpak Stikstof-stelsel (PAS-stelsel) en dat dit niet zozeer een juridisch probleem is, maar een consequentie van teveel stikstofemissies en te slechte natuurwaarden?
De Raad van State heeft geoordeeld dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof (PAS), niet voldoet aan de eisen die het Europese Hof van Justitie daaraan stelt. Omdat het Tracébesluit A27/A12 zich baseert op de PAS als ecologische onderbouwing heeft de RvS dit besluit, evenals verschillende andere besluiten, vernietigd. Daarmee is de vernietiging van het Tracébesluit A27/A12 het directe gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 waarin is aangegeven dat het PAS niet meer gebruikt kan worden als basis voor toestemmingsverlening.
Deelt u de mening dat de oplossing dus moet worden gezocht in het snel verminderen van de emissies en concentraties totdat de natuur zich voldoende heeft hersteld? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Welke extra maatregelen worden overwogen?
De uitspraak van de Afdeling bevestigt het belang van bron- en herstel-maatregelen voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur. Zoals de Minister van LNV u eerder ook heeft geïnformeerd (DGNVLG-NP/19140219) is het de ambitie van het kabinet om samen met de verschillende sectoren afspraken te maken over dit onderwerp. Dit vraagt fundamentele keuzes die het kabinet samen met de bestuurlijke partners en uw Kamer zal moeten maken.
Nu de verbreding van de snelwegen bij Utrecht en het toevoegen van extra wegverkeer voorlopig geen optie is vragen wij hierbij wat u gaat doen om de bereikbaarheid op een emissievrije manier te verbeteren? Komen alternatieve opties, zoals het verbeteren van het openbaar vervoer (ov) en de fietsinfrastructuur weer in beeld? Komen maatregelen, die de verkeergroei niet accommoderen, maar juist verminderen of spreiden, zoals rekeningrijden, weer in beeld?
In de uitwerking van het programma U-Ned werkt het rijk samen met de regio aan een adaptieve aanpak op het gebied van wonen, werken, leefbaarheid en mobiliteit waardoor Utrecht nu én straks haar economische belofte als gezonde metropoolregio waarmaakt en de draaischijffunctie voor Nederland behoudt. Hiervoor is de Ring Utrecht van groot belang. Ondanks de vernietiging van het Tracébesluit ligt er nog steeds een opdracht om de regio bereikbaar te houden. De urgentie en noodzaak om het probleem aan te pakken is nog steeds aanwezig.
Binnen de projectdoelstellingen en de eisen van de natuurwetgeving zal daarom verder gewerkt worden aan een oplossing voor de stikstofproblematiek voor de Ring Utrecht en bereid ik een nieuw Tracébesluit voor. Vanuit de afspraken die binnen het klimaatakkoord gemaakt zijn zal het kabinet, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, een aantal varianten van betalen naar gebruik onderzoeken. Het is aan een nieuw kabinet om een besluit te nemen over een eventuele invoering.
Bent u bereid de verlaging van de snelheid op de ring Utrecht naar 80 km/u te overwegen, waarmee voldoende capaciteit binnen de huidige bak een optie is, conform de resultaten van extern onderzoek?2
Er is in het verleden diverse keren gekeken naar een mogelijkheid zonder de bak te verbreden, met minder rijstroken (2x6 ipv 2x7), waarbij de snelheid omlaag gaat naar 80 km/uur en waarbij het ontweven van rijrichtingen in stand blijft.
De commissie Schoof heeft geconcludeerd dat er géén veilige oplossing mogelijk is binnen de bestaande bak. In hoofdstuk 5 van de Gids van netwerkanalyse tot Ontwerp Tracébesluit staat beschreven waarom de commissie Schoof tot deze conclusie kwam. De belangrijkste argumenten voor 2x7 zijn verkeersveiligheid, met name ten aanzien van de vele weefbewegingen, en de specifieke dwangpunten (de twee spoorviaducten, de ligging van de folie en de bak) die leiden tot een heel specifiek ontwerp.
Bent u bereid om op korte termijn wel te starten met de «minder hinder»-maatregelen, die voorzien waren voor tijdens de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld automobilisten te adviseren om -voor wie dat mogelijk is- op andere tijden te reizen, een alternatief vervoermiddel te kiezen of thuis te werken? Bent u bereid op korte termijn ook andere maatregelen te nemen die tijdens werkzaamheden vaak gebruikt worden om binnen de bestaande capaciteit doorstroming op peil te houden, zoals het verlagen van de snelheid en het versmallen van rijbanen?3
De financiering van minder hinder maatregelen is specifiek gekoppeld aan werkzaamheden. Uw Kamer heeft door de aangenomen motie Hoogland/Visser (Kamerstuk 29 398, nr. 519) besloten dat het toepassen van spitsmijden alleen in geval van groot onderhoud, wegwerkzaamheden en activiteiten vooruitlopend op wegwerkzaamheden toegestaan is.
Daarnaast is de korte termijn aanpak voor bereikbaarheid een onderdeel van het programma U-Ned.
Welke voorbereidende werkzaamheden zijn inmiddels uitgevoerd? Heeft dit onherstelbare schade aan natuur en landschap aangericht? Worden deze voorbereidende werkzaamheden nu gestaakt? Wat hebben deze werkzaamheden en de totale voorbereiding van dit project tot nu toe gekost?
Er zijn voorbereidende werkzaamheden gestart, onder andere op het gebied van grondverwerving en het verleggen van kabels en leidingen. Bestaande processen/activiteiten worden afgerond. Er worden geen nieuwe processen/ activiteiten gestart. Er is geen onherstelbare schade aan natuur en landschap aangericht. De totale kosten die tot op heden zijn gemaakt tellen op tot circa € 50 mln.
Wat gaat er met de voor dit project gereserveerde fondsen gebeuren? Worden deze toegevoegd aan de overschotten op de infrastructuurbegroting of ingezet voor projecten die niet voor meer luchtvervuiling zorgen?
De Raad van State heeft het Tracébesluit vernietigd. Dit betekent echter niet dat het project niet verder uitgevoerd wordt. Binnen de projectdoelstellingen en de eisen van de natuurwetgeving zal verder gewerkt worden aan een oplossing voor de Ring Utrecht.
Worden de onderdelen van het project die onomstreden zijn en waarvoor geen wijziging van het tracébesluit nodig is, zoals de natuurcompensatie of de betere geluidsschermen, wel uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
De maatregelen voor natuur en geluid zijn onderdeel van het Tracébesluit dat door de Raad van State is vernietigd. Daarmee is de grondslag om deze maatregelen te nemen komen te vervallen. Er wordt een nieuw besluit voor de Ring Utrecht voorbereid, waarin de maatregelen voor natuur en geluid een plek krijgen.
Welke andere projecten die leiden tot extra stikstofemissies zijn nu in voorbereiding? Welke hiervan lopen eveneens het risico om door de uitspraak van de Raad van State te worden belemmerd? Ben u van plan dit risico voor elk project te nemen of gaat u de conclusies van deze zaak toepassen op alle lopende projecten?
Een overzicht van IenW-projecten die mogelijk gevolgen ondervinden van de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is opgenomen bij de brief die de Minister van LNV u 13 september j.l. heeft doen toekomen (Kamerstuk 32 670, nr. 165).
Mogelijke gevolgen kunnen uiteenlopen van vertraging in besluitvorming en/of realisatie, hogere kosten voor onderzoek, het treffen van extra mitigerende of compenserende maatregelen of een andere wijze van uitvoering van het project.
Deze gevolgen zullen per project worden bezien. Het is altijd de bedoeling geweest om recht te doen aan de bescherming van Natura 20000-gebieden, dit is niet nieuw. Uit de uitspraak volgt dat het PAS niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt voor tracébesluiten. De PAS-uitspraak betekent niet dat er helemaal geen activiteiten meer mogelijk zijn die stikstof veroorzaken. Deze zijn wel mogelijk met een individuele projectspecifieke beoordeling die voldoet aan de randvoorwaarden, zoals beschreven in de nadere reactie van de Minister van LNV op de PAS-uitspraak d.d. 11 juni 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 147).
Het bericht ‘Commando’s: ’de Baas’ heeft veel dodelijke aanslagen voorkomen’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Commando’s «de Baas» heeft veel dodelijke aanslagen voorkomen»?1
Ja.
Klopt het dat «de Baas», ook wel bekend als «Windhond32», werkzaam was voor de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)?
De MIVD verricht onderzoeken in het belang van de nationale veiligheid. In dat kader verzamelt de MIVD onder meer inlichtingen over mogelijke dreigingen tegen uitgezonden eenheden in het buitenland. Deze inlichtingen verkrijgt de MIVD uit verschillende soorten bronnen, waaronder menselijke bronnen. Over de activiteiten van de MIVD en de eventuele inzet van menselijke bronnen kan ik in het openbaar geen mededelingen doen.
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat bij de MIVD zorgvuldigheid centraal staat als het gaat om het zoeken, het rekruteren, het onderhouden en het uiteindelijk afbouwen van een relatie met een bron. Die zorgvuldigheid is nodig omdat deze informanten en agenten niet zelden een groot persoonlijk risico lopen door het delen van informatie die we nodig hebben om onze militairen veilig te houden.
Ik verwijs u ook naar de beantwoording van vragen van het lid Karabulut over dit onderwerp (vergaderjaar 2018–2019 nr. 1153).
Klopt het dat Windhond32 de locaties en tijdstippen van honderden IEDs (geïmproviseerde explosieven), raketaanslagen en hinderlagen wist te melden waardoor vele (Nederlandse) slachtoffers voorkomen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Windhond32 informatie had bemachtigd die een positieve invloed had op de veiligheid in Europa?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Windhond32 zeven jaar lang grote risico’s heeft gelopen en zich in veel extreem gevaarlijke netwerken heeft begeven om de veiligheid van Nederlandse militairen te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat zijn familie heeft moeten onderduiken als gevolg van zijn werkzaamheden voor de MIVD?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat hij momenteel gediagnosticeerd is met post-traumatische stress stoornis (PTSS)? Klopt het dat Defensie hem niet wil bijstaan met de (financiering van de) behandeling? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u een brandbrief van leden van het Korps Commando Troepen ontvangen over Windhond32? Klopt het dat deze brief de enorme bijdrage van Windhond32 bevestigt? Wat was uw antwoord op deze brief?
Op 10 december 2018 heb ik een ongedateerde brief ontvangen. Deze brief is niet ondertekend zodat een gericht antwoord niet mogelijk is.
Klopt het dat de MIVD Windhond32 heeft gewezen op een krantenartikel waarin staat dat Nederland Afghanen die voor de Afghaanse veiligheidsdienst hebben gewerkt mogen uitzetten? Was dit bedoeld om Windhond32 onder druk te zetten gezien zijn verleden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Windhond32 schulden heeft gemaakt tijdens zijn dienstverband bij de MIVD en de afronding van dat verband? Klopt het dat er een verschil van mening bestaat tussen Windhond32 en de MIVD over de afronding van (de financiering van) operationale contacten en activiteiten? Klopt het dat Windhond32 als gevolg daarvan additionele schulden heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met leden van het Korps Commando Troepen die schrijven dat de inzet van Windhond32 voor Nederland openlijke erkenning en waardering verdient? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid Windhond32 en zijn familie te ontvangen voor een persoonlijk gesprek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De toename van agressie tegen weginspecteurs |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Werkplek weginspecteurs Rijkswaterstaat levensgevaarlijk»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ook ik zie dat de werkomstandigheden van de weginspecteurs steeds gevaarlijker worden. De weginspecteurs zijn er om te zorgen dat iedereen zo veilig en vlot mogelijk van A naar B kan rijden. Het is dus in ieders voordeel dat deze mensen hun werk goed uit kunnen oefenen. De weginspecteurs staan daar in weer en wind in gevaarlijke situaties langs de weg. Als ik ergens ontzettend boos van word, is het wel agressief gedrag tegen hulpverleners, zoals de weginspecteurs.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de directeur-generaal van Rijkswaterstaat aangeeft nooit de publiciteit te zoeken, maar nu een uitzondering maakt omdat gemerkt wordt dat agressief gedrag tegen weginspecteurs toeneemt?
Dat de directeur-generaal een uitzondering maakt, geeft aan dat agressie tegen hulpverleners een ernstige zaak is. Agressiviteit richting medewerkers van Rijkswaterstaat, niet alleen de weginspecteurs maar ook de handhavers op het water, neemt steeds meer toe. De directeur-generaal is en voelt zich als werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving voor al haar mensen, dus ook de weginspecteurs.
Deelt u de mening dat naast fysiek geweld ook agressief gedrag als «een vinger opsteken», spugen of schelden naar mensen die op of naast de weg aan het werk zijn absoluut onacceptabel is?
Die mening deel ik. Ook dergelijk gedrag is volkomen onacceptabel.
Deelt u de mening dat de mensen die voor ons werken aan de weg, de weginspecteurs, de bergers en de wegenwacht bescherming verdienen tegen dit soort wangedrag?
Ik ben het hier van harte mee eens. Iedereen die bij het uitoefenen van zijn of haar functie agressief bejegend wordt, verdient bescherming.
Kunt u aangeven waar de toename van dergelijk wangedrag vandaan komt? Deelt u het gevoel van urgentie om grenzen te stellen en waar mogelijk eerder in te grijpen en de pakkans te verhogen?
In zijn algemeenheid zien we dat de maatschappij verhardt en dat het persoonlijk belang prevaleert boven het algemeen belang. In veel sectoren neemt de agressiviteit richting publieke hulpverleners en handhavers toe. Om hier aandacht voor te vragen en mensen bewust te maken van de effecten van hun gedrag, is de rijksoverheid de campagne #doeslief gestart. Het gevoel van urgentie om agressief gedrag richting hulpverleners aan te pakken deel ik. De Minister van Justitie en Veiligheid is ook bezig om dit aan te pakken.
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de Minister van Justitie en Veiligheid om te kijken welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden?
Mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid is druk bezig om maatregelen hiertegen te nemen. Zo is in 2018 de celstraf voor agressief gedrag tegen hulpverleners verhoogd van 1 naar 3 maanden en wordt op dit moment gewerkt aan een wet die moet voorkomen dat mensen die geweld plegen tegen hulpverleners wegkomen met een taakstraf.
Rijkswaterstaat heeft ook regelmatig contact met de politie en het OM over dit onderwerp. Een van de maatregelen die hiermee in gang zijn gezet is het versneld en vereenvoudigd aangifte kunnen doen van agressief gedrag. Een andere maatregel die uit deze gesprekken is voortgekomen, is het gebruik van de noodknop door weginspecteurs.
De dyslexie-industrie |
|
René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u in elk geval bevestigen dat het aantal bedrijven en het aantal vestigingen van bedrijven dat zich op commerciële basis bezighoudt met het begeleiden van kinderen met dyslexie, de afgelopen jaren exponentieel is toegenomen, gezien u in antwoord op eerdere schriftelijke vragen aangeeft dat u onvoldoende zicht heeft op de aantallen kinderen met de diagnose Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) onder de dertien jaar?1
Zoals aangegeven in de beantwoording op 12 juli jl. is er op dit moment onvoldoende zicht op aantallen en uitgaven rond EED-zorg. Er zijn geen cijfers beschikbaar over het totaal aantal dyslexieaanbieders of over overnames van dyslexieaanbieders door (buitenlandse) investeringsfondsen. Van het Nationaal Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD) heb ik vernomen dat het aantal dyslexiepraktijken dat bij het NKD aangesloten is gedaald van 114 in 2017 naar 99 in 2019. Een dyslexiepraktijk kan (meerdere) vestigingen hebben. Het aantal is afgenomen door fusies en beëindiging.
In de voorgaande beantwoording is een onderzoek toegezegd om zicht te krijgen op de aantallen en uitgaven voor EED-zorg en de ontwikkeling hierin. Het onderzoek zal zich ook richten op de manier waarop de gemeenten sturen op de EED-uitgaven en hoe effectief deze sturing is. Aanvullend zal in het onderzoek gekeken worden of ontwikkelingen in EED-uitgaven en aantallen te verklaren zijn door de organisatie van dyslexiezorgaanbieders.
Naast zicht op de EED-uitgaven, vind ik het van groot belang om het aantal onterechte dyslexieverklaringen te verminderen, en gemeenten handvatten te geven om te sturen. Daarom is, in samenwerking met mijn collega Minister Slob, een aantal maatregelen genomen. Zo wordt dit jaar een handreiking ontwikkeld voor samenwerkingsverbanden passend onderwijs en gemeenten met diverse voorbeelden hoe gestuurd kan worden op de dyslexieketen. Daarnaast wordt op dit moment een richtlijn ontwikkeld met het veld onder leiding van het Nationaal Jeugd Instituut. Met deze richtlijn komen handvatten beschikbaar voor professionals voor signalering, ondersteuning, diagnostiek en behandeling bij dyslexie. Tot slot subsidieert het Ministerie van OCW het Stimuleringsprogramma Preventieve & Integrale Aanpak Dyslexie & Hulpmiddelen Onderwijs. Dit programma heeft als doel dat ondersteuning vanuit school verbetert en zodoende minder leerlingen onterecht doorverwezen worden voor dyslexieonderzoek.
Kunt u bevestigen dat meerdere van deze bedrijven inmiddels zijn overgenomen door (buitenlandse) investeringsfondsen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de antwoorden op de twee bovenstaande vragen in het onderzoek naar de aantallen jeugdigen met EED te betrekken, dat naar aanleiding van de eerdere schriftelijke vragen is toegezegd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de poortwachter – waarover u in antwoord op de eerdere schriftelijke vragen pleit voor het invoeren van een orthopedagoog als poortwachter tussen onderwijs, zorg en gemeenten om te bekijken of er een zorgtaak of een onderwijstaak ligt in de begeleiding van een kind – onafhankelijk zou moeten zijn en in ieder geval geen banden mag hebben met commerciële aanbieders van dyslexiezorg? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat een poortwachter vanuit de gemeente en/of samenwerkingsverband passend onderwijs onafhankelijk moet zijn en geen financiële banden moet hebben met aanbieders van dyslexiezorg. Op dit moment zijn hier geen (wettelijke) waarborgen voor. Ik wil daarom in het eerder toegezegde onderzoek laten meenemen of, en zo ja hoe invulling gegeven wordt aan de poortwachtersfunctie in regio’s. Wanneer de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven, wil ik nadere stappen ondernemen om de onafhankelijkheid te waarborgen. Tot slot zal ik in de handreiking voor gemeenten en samenwerkingsverbanden passend onderwijs aandacht besteden aan de onafhankelijkheid van de poortwachter.
Erkent u dat het op dit moment niet gewaarborgd is dat de poortwachter onafhankelijk is en geen banden heeft met commerciële aanbieders van dyslexiezorg?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de aanstelling van zo’n onafhankelijke poortwachter verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 wil ik onderzoeken hoe gemeenten sturen op EED-zorg. Tot nu toe blijkt namelijk dat gemeenten op verschillende manieren actief beleid voeren op de EED-prevalentie. Een veel voorkomende manier is door het aanstellen van een poortwachter (al dan niet samen met het onderwijs). Er zijn echter ook gemeenten die ervoor kiezen om te werken met een regionale benchmark. Zij pakken hierbij een regierol en voeren met scholen en zorgaanbieders het gesprek over deze verwijzing- en diagnosecijfers.
Ik wil daarom onderzoeken hoe gemeenten samen met het onderwijs sturing op EED-prevalentie invullen en wat de effecten zijn van de verschillende vormen van sturing. Wanneer de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven, wil ik nadere stappen ondernemen. Ik vind het nu te vroeg om de conclusie te trekken dat een onafhankelijke poortwachter verplicht gesteld moet worden.
In antwoorden op eerdere vragen geeft u aan dat de «meningen in het veld over het meten van een ontwikkelingsstoornis verdeeld zijn»; kunt u bevestigen dat de meningen «in het veld» over klimaatverandering en het belang van vaccineren ook verdeeld zijn?
Het huidige protocol is onder andere gebaseerd op het advies van de gezondheidsraad uit 1995 en op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Zoals hiervoor aangegeven, wordt op dit moment een brede vakinhoudelijke richtlijn ontwikkeld onder leiding van het Nederlands Jeugd Instituut in opdracht van de beroepsverenigingen NIP, NVO en LBRT en het NKD. Deze richtlijn wordt ontwikkeld door vertegenwoordigers van wetenschap en werkveld op basis van de huidige wetenschappelijke kennis, praktijkkennis en cliëntvoorkeuren. De richtlijn biedt handvatten voor het handelen van de professionals in de zorg en het onderwijs in de signalering, ondersteuning, diagnostiek en behandeling bij dyslexie. In deze richtlijn zal ook de manier van en methoden voor diagnosticeren aan de orde komen.
Deelt u de mening dat uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek niet veranderen omdat mensen blijkbaar van mening kunnen verschillen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u bevestigen dat door in uw antwoord expliciet te schrijven dat meningen op dit punt verschillen, u onderzoek ontkracht waaruit blijkt dat het overgrote deel van de testen uit het Protocol Diagnose en Behandeling wetenschappelijk bezien flauwekul en overbodig zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Wat beoogt u te zeggen met uw opmerking in het antwoord op de vragen over commercieel belanghebbenden die zitting nemen in de wetenschappelijke adviesraad en een instituut dat de kwaliteit van dyslexiezorg bewaakt? Kunt u uw opmerking over het feit dat mensen zitting nemen «zonder last en ruggespraak en op persoonlijke titel» verduidelijken?
Het NKD geeft aan dat een lid van de wetenschappelijke adviesraad zitting heeft op basis van wetenschappelijke kennis en dat de organisaties (waar een lid werkzaam is) niet worden geconsulteerd.
Kent u andere voorbeelden van (zorg)systemen waarbij screening, diagnose, behandeling, kwaliteitscontrole en wetenschappelijk advies feitelijk in handen zijn van enkele commerciële aanbieders?
Binnen jeugdhulp is het niet ongebruikelijk dat de intake van cliënten, de diagnose en behandeling geschiedt door dezelfde zorgverlener. Dit heeft bijvoorbeeld tot voordeel dat er minder overdracht tussen zorgverleners hoeft plaats te vinden en dat voor de school, ouders en het kind er een vertrouwd gezicht is.
Op landelijk niveau zet het NKD zich in voor het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van diagnostiek en behandeling van EED. Dit doen zij door kwaliteitseisen op te leggen aan aangesloten praktijken. Onder andere door het werken volgens het protocol, en verplichte audits door het KIWA. Daarnaast leveren de aangesloten praktijken informatie aan bij de Nederlandse Databank Dyslexie van het NKD. Deze informatie wordt (geanonimiseerd) terug geleverd aan de praktijken, hetgeen zij kunnen gebruiken voor benchmarking of verantwoording naar de gemeente. De NKD is ook voornemens om op basis van deze informatie een geanonimiseerde landelijke rapportage op te stellen. Tot slot heb ik heb begrepen dat de voorzitter van het NKD voornemens is om de governance structuur te evalueren met de hulp van een externe partij. Waar van toepassing en mogelijk, wordt de onafhankelijkheid verder versterkt
Dat zorgaanbieders en professionals zich verenigen en met elkaar afspraken maken om de kwaliteit van zorg(verlening) te verbeteren is niet ongebruikelijk en vind ik positief. Soms is dit gekoppeld aan een specifiek beroep, zoals bij de beroepsverenigingen met (kwaliteits)eisen voor lidmaatschap. Maar het kan ook in andere samenwerkingsvormen zijn. Zo hebben recent de gezinshuizen eigen kwaliteitscriteria geformuleerd, is er het ZKN-keurmerk voor zelfstandige klinieken, of het keurmerk fysiotherapie voor fysiotherapeuten en praktijken.
Kunt u aangeven of ook daar aanbieders hun eigen vlees «zonder last en ruggespraak» keuren?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven hoe u het feit weegt in het volgende citaat uit uw antwoord op de eerdere vragen; dat het «niet ongebruikelijk is dat het stellen van een diagnose, het uitvoeren van een behandeling en de evaluatie hiervan wordt uitgevoerd door een en dezelfde zorgaanbieder. Uiteraard in nauw overleg met andere betrokkenen zoals gemeenten en / of het onderwijs»?
Het is aan gemeenten om EED-zorg beschikbaar te stellen. Vrijwel alle gemeenten doen dit door dyslexiezorgaanbieders te contracteren. De afspraken die daarbij gemaakt worden met het onderwijs en de manier waarop gemeenten (en het onderwijs) sturen verschilt tussen regio’s. Het overleg dat de gemeenten en het samenwerkingsverband voeren over hoe de ondersteuning voor dyslexie (in de gehele keten) vormgegeven wordt, vind ik daarbij essentieel.
De gemeente kan, al dan niet samen met het samenwerkingsverband, het aantal verwijzingen vanuit scholen naar dyslexiezorg monitoren. Ook beschikt de gemeente over informatie van de zorgaanbieders, bijvoorbeeld het percentage kinderen dat na verwijzing de diagnose EED krijgt en hoelang een behandeltraject gemiddeld duurt. Vervolgens kan er met scholen en dyslexieaanbieders hier overleg over gevoerd worden wat goed gaat en beter kan.
Kunt u in algemene termen aangeven hoe het «nauwe overleg» met andere betrokkenen er in de praktijk uit kan zien, anders dan het betalen van de rekening?
Zie antwoord vraag 13.
Kosten en opbrengsten in de belastingsfeer van allochtonen |
|
Emiel van Dijk (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van 10 jaar geleden – gesteld op 17 juli 2009 – over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?1
Ja, het kabinet heeft de vragen van destijds inhoudelijk beantwoord en daarbij beargumenteerd waarom het maken van de door het lid Fritsma gevraagde berekeningen niet mogelijk was.
Kunt u aangeven hoeveel belastinggeld wordt opgebracht door (niet-westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking, de relatief lage arbeidsparticipatie van deze groep en de relatief slechte inkomenspositie van deze groep?
Van geen enkele persoon of geen enkel huishouden is exact vast te stellen hoeveel belastinggeld door hem of haar wordt betaald. Een verklaring hiervoor is dat een belangrijk deel van de belastinginkomsten afkomstig is van indirecte belastingen die worden betaald bij de aanschaf of het verbruik van bepaalde goederen en diensten. Van deze indirecte belastingen wordt niet bijgehouden wie ze betaalt. Voorbeelden van indirecte belastingen zijn de omzetbelasting (btw) en accijnzen.
Directe belastingen, met name de inkomstenbelasting, zijn wel tot personen te herleiden. Zoals in de antwoorden op de vragen van tien jaar geleden is betoogd, gebruikt de Belastingdienst bij de aangiften en aanslagoplegging geen gegevens over de eventuele migratieachtergrond van de belastingplichtige. Het CBS heeft over een korte periode (2006–2014) wel cijfers gepubliceerd over de door huishoudens betaalde inkomstenbelasting (inclusief premies volksverzekeringen) waaruit informatie te halen was over de migratieachtergrond van de betrokken huishoudens. Deze tabellen waren ten tijde van de beantwoording van de vragen van het lid Fritsma niet voorhanden op het Ministerie van Financiën. Inmiddels is de publicatie van de betreffende tabellen stopgezet. Gegevens van het CBS voor het laatste beschikbare jaar (2014) zijn opgenomen in onderstaande tabel.
Hoe verhouden deze opbrengsten zich tot de gemiddelde belastingopbrengst?
Zie antwoord vraag 2.
Welke andere opbrengsten binnen het terrein van Financiën worden door bedoelde groep opgebracht?
Het Ministerie van Financiën houdt wat betreft deze vraag geen administratie bij.
Kunt u aangeven wat het bedrag aan toeslagen is dat (door de Belastingdienst) aan (niet westerse) allochtonen wordt uitbetaald gelet op de hierboven genoemde zaken?
Wat de toeslagen betreft verwijs ik naar de antwoorden van de beleidsverantwoordelijke departementen. De Belastingdienst houdt het bedrag aan uitbetaalde toeslagen aan burgers met een (niet westerse) migratieachtergrond niet apart bij.
Kunt u aangeven welke inkomsten als btw en eventuele andere heffingen de Nederlandse staat misloopt door export van pensioenuitkeringen, sociale uitkeringen en persoonlijk kapitaal voor c.q. van (niet-westerse) allochtonen?
Deze informatie wordt niet door de Belastingdienst bijgehouden.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van (niet-westerse) allochtonen in de bevolking en de arbeidsparticipatie/inkomenspositie van deze groep?
Zie de antwoorden op vragen 2 en 3.
Kunt u de genoemde opbrengsten/kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognotiseerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Zie antwoord vraag 7.
Indien de hier gevraagde kosten/opbrengsten niet exact zijn vast te stellen: wat is hier de reden van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De verbijsterende CAF affaire met de kinderopvangtoeslag |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de nieuwe berichtgeving over de Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-affaire inzake de kinderopvangtoeslag?1
Ja.
Waarom heeft u op 4 juli 2019, tijdens het algemeen overleg over stopzetten kinderopvangtoeslag, de CAF 16-zaak in Rotterdam verzwegen, terwijl Kamerleden u daar wel naar gevraagd hebben?
In het AO Stopzetten kinderopvangtoeslag van 4 juli 2019 heb ik onder meer aangegeven dat ik niet kan uitsluiten dat er meer toeslaggerelateerde CAF-zaken zijn buiten het CAF 11-dossier waar hetzelfde is gebeurd. Daarom heb ik de Adviescommissie uitvoering toeslagen (hierna: de Adviescommissie) en de ADR gevraagd het handelen van Belastingdienst/Toeslagen (hierna: Toeslagen) te onderzoeken.
Klopt het dat in de rechtbank Rotterdam op 8 juli 2019 is gebleken dat ook daar kinderopvangtoeslagen onrechtmatig zijn stopgezet en teruggevorderd?
Naar aanleiding van de situatie rondom het CAF 11-dossier is deze zaak voorafgaand aan de behandeling op zitting door Toeslagen nogmaals bestudeerd. Hierbij is ruimhartig gekeken naar het dossier. Ook is tijdens de zitting van de zijde van de Belastingdienst, in navolging van een uitspraak van de Raad van State, inderdaad gemeld dat in deze zaak het besluit tot stopzetting van het voorschot onrechtmatig is geweest. Mede om deze reden heeft Toeslagen de vrijdag voorafgaand aan de zitting een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Neemt u de Kamer nog wel serieus, nu u de Kamer opnieuw onvolledig en onjuist hebt geïnformeerd?
Ik informeer de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Bent u op hoogte van het grondwettelijke recht van de Kamer (art. 68 Grondwet) om alle inlichtingen te ontvangen? Waarom leeft u de wet niet na?
Ik informeer de Kamer altijd naar eer en geweten en zo juist en volledig mogelijk.
Heeft u de Belastingdienst nog wel onder controle? Hoe reageert u op de berichtgeving dat het kerndepartement en de Belastingdienst elkaar niet meer vertrouwen? Hoe reageert u op de berichtgeving dat de Belastingdienst, en met name de afdeling Toeslagen, zijn eigen gang gaat, en een staat in de staat vormt, die denkt aan niemand verantwoording schuldig te zijn?
Ik laat de kwalificaties voor rekening van de vragensteller. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 2 juli jl.2, sta ik een open en veilig klimaat voor, waar medewerkers in hun kracht gezet worden, zich veilig voelen en fouten kunnen maken. Dilemma’s moeten worden besproken en van fouten moet worden geleerd. Alleen zo kan ruimte ontstaan voor de menselijke maat. Daarom is cultuur de vierde pijler van beheerst vernieuwen. De kern van de pijler cultuur heeft een deels gedifferentieerd programma dat gericht is op alle medewerkers van de Belastingdienst. Het programma is niet vrijblijvend en maakt gebruik van kennis en expertise van buiten de Belastingdienst. De pijler cultuur is heeft tot doel het gedrag en handelen van medewerkers echt te veranderen.
Kunt u toezeggen dat de algemeen directeur Toeslagen bij de Belastingdienst als gevolg van de CAF-affaire strafontslag zal krijgen, de leidinggevenden binnen Toeslagen voorwaardelijk strafontslag, en alle andere medeplichtige ambtenaren van de Belastingdienst een waarschuwing of berisping?
Ik doe geen uitspraken over individuen en individuele casussen.
Vindt u het niet schokkend dat ambtenaren willens en wetens de wet hebben overtreden? Welke sancties heeft u ter beschikking? Welke sancties gaat u opleggen?
De Adviescommissie en de ADR heb ik gevraagd het handelen van Toeslagen te onderzoeken. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken. Als de onderzoeken zijn afgerond, zal ik met een reactie komen. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 6 en vraag 7.
Klopt het dat het niet om incidenten ging, maar dat het om staand beleid ging, en de top van Toeslagen op de hoogte was? Waren ook de secretaris-generaal en de toenmalige staatssecretarissen en ministers van Financiën op de hoogte? Kunt u dit uitsluiten?
Ik heb de Adviescommissie en de ADR gevraagd het handelen van Toeslagen te onderzoeken. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken.
Waarom zijn de interne signalen in 2015 genegeerd? Klopt het dat hier intern overleg over is gevoerd? Klopt het dat er instructies zijn uitgewisseld en welke waren dat?
In mijn brief van 2 juli 2019 ben ik hierop ingegaan. In september 2015 is een overdrachtsdocument gewisseld tussen behandelaars van bezwaarschriften bij Toeslagen. Ik heb geen aanwijzingen dat dit document binnen de Belastingdienst is besproken.
Vindt u ook dat, net als de Nationale ombudsman, de overheid een meewerkende overheid moet zijn, die het volk dient? Hoe kwalificeert u het hysterische optreden van de Afdeling Toeslagen in dit licht?
Ik deel de stelling dat de overheid zijn burgers moet faciliteren.
Is de klokkenluider inmiddels weer aan het werk? Kunt u deze klokkenluider voordragen voor promotie en salarisopslag, en daarnaast voordragen voor een lintje, nu deze persoon een heldenrol heeft vervuld? Zo nee, waarom niet?
Ik doe geen uitspraken over individuen of individuele casussen.
Bent u nog wel de juiste persoon om de CAF-affaire op te lossen? Of groeit deze affaire u boven het hoofd? Bent u bereid op te stappen, als deze zaak niet uiterlijk op 1 januari 2020 volledig opgelost zal zijn, inclusief het uitbetaald hebben van alle schadevergoedingen, met de volledige genoegdoening van alle slachtoffers?
Ik ben vastberaden deze zaak goed en zorgvuldig op te lossen.
Klopt het dat er in de nasleep van de Bulgarenfraude in de jacht op fraude zorgvuldig onderzoek en bewijsvoering zijn overgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eerder heb aangegeven, heeft, ingegeven door de tijdgeest gericht op het voorkomen en aanpakken van fraude, de focus gelegen op de bestrijding van fraude en is de menselijke maat uit het oog verloren.3 Dit heeft in voorkomende gevallen vervelende consequenties gehad voor goedwillende ouders van wie de toeslag is stopgezet, terwijl later bleek dat zij er wel recht op hadden.
Wat is de achtergrond van het nieuwe onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) dat u op 9 juli jl. heeft gelast? Bent u ervan op de hoogte dat de Kamer op 9 juli nieuwe vragen heeft gesteld, die in grote lijnen overeenkomen met het gelaste ADR-onderzoek?
Zoals ik tijdens het plenaire debat van 21 maart jl. heb aangegeven, laat ik de ADR onderzoeken of de problemen in het CAF 11-dossier ook in andere zaken hebben gespeeld. De Auditdienst Rijk (ADR) kijkt naar het handelen van Toeslagen in toeslaggerelateerde CAF-zaken. In het debat over dit onderwerp op 4 juli jl. heb ik aangegeven de onderzoeksopdracht aan de ADR zo snel als mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen. De vragen van uw Kamer voor het ADR onderzoek van 9 juli jl. heb ik mee laten nemen in de onderzoeksopdracht. Op diezelfde datum heb ik u over de opdracht geïnformeerd. Naar aanleiding van een verzoek van de leden Lodders en Omtzigt en de Adviescommissie is het ADR onderzoek uitgebreid en nader gespecificeerd, hierover heb ik u 5 september jl. een brief gezonden.4
Wanneer denkt u het bredere CAF-onderzoek van de ADR te hebben afgerond? Is dat voor het einde van de week? Of is het bredere CAF-onderzoek van de ADR een nieuw rookgordijn dat u opwerpt?
Het onderzoek van de ADR is naar verwachting eind 2019 afgerond, zoals ook gemeld in mijn Kamerbrief van 11 juni jl.5
Kunt u ervoor zorgdragen, dat er een volledig overzicht komt van alle (170) CAF-zaken, met daarin een overzicht van de hoeveelheid stopzettingen, de hoeveelheid terugvorderingen, de hoeveelheid gastouders, de hoeveelheid gastouderbureaus (en een lijst hiervan) en de totale bedragen die hiermee gemoeid zijn? Bent u in deze bereid om art. 68 van de Grondwet na te leven?
Alle relevante informatie over de zaken wordt op dit moment geïnventariseerd ten behoeve van de Adviescommissie en de ADR. Nadat deze onderzoeken zijn afgerond zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten hiervan.
In hoeveel zaken wordt er nog geprocedeerd? In hoeveel zaken hebben burgers gelijk gekregen en in hoeveel zaken heeft Toeslagen gelijk gekregen?
Alle relevante informatie over de zaken wordt op dit moment geïnventariseerd ten behoeve van de Adviescommissie en de ADR. Nadat deze onderzoeken zijn afgerond zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten hiervan.
Hoeveel hebben de lopende rechtszaken inmiddels gekost aan griffie- en advocaatkosten? Hoeveel heeft de Staat inmiddels aan kosten gemaakt bij de Landsadvocaat?
Tot medio augustus 2019 is er in CAF 11 zaken circa € 4.600 griffierecht vergoed. De kosten van de Landsadvocaat tot en met de maand juni 2019 bedragen € 405.000. Het gaat om het totaal van inzet van de Landsadvocaat bij de verschillende afgesloten en nog lopende bestuursrechtelijke procedures, de lopende procedure inzake de civiele schadeclaims en algemene advisering in het kader van CAF 11. Dit bedrag is afgerond op duizenden euro’s en omvatten honoraria, kantoorkosten, verschotten en BTW.
Bent u bereid niet alleen de kinderopvangtoeslagenzaken vanaf 2013, maar vanaf 2010 opnieuw te beoordelen? Kunt u de juridische verantwoordelijkheid hierin onderzoeken?
Omdat het CAF-team in 2013 is opgericht, is dat het startmoment van het onderzoek. In de CAF 11-zaak is van een groot aantal ouders de kinderopvangtoeslag stopgezet terwijl onderzoek naar het recht hierop nog niet was afgerond. Een dergelijke stopzetting is niet in overeenstemming met de systematiek van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Ik kan niet uitsluiten dat deze handelwijze ook in andere toeslaggerelateerde CAF-zaken bij een groot aantal personen tegelijk is toegepast. Mede daarom laat ik de ADR toeslaggerelateerde CAF-zaken onderzoeken.
Hoeveel ouders zijn door het ingrijpen van Toeslagen in de bijstand of een andere uitkering terechtgekomen?
Dit wordt niet bijgehouden. Er zijn mij dan ook geen cijfers bekend over ouders die door het ingrijpen van Toeslagen in de bijstand of een andere uitkering zijn terechtgekomen.
Bent u het eens met de uitspraak van de Minister van Financiën, op 9 juli 2019 in het programma Jinek, dat het stilleggen van alle rechtszaken niet ver genoeg gaat? Om hoeveel van deze rechtszaken gaat het?
Ik heb de Minister horen zeggen dat hij hetzelfde vindt als ik. Op het moment van verzenden van deze antwoorden gaat het om 10 procedures in het kader van CAF 11 en om 20 rechtszaken die betrekking hebben op de overige CAF-zaken.
Klopt het dat al in 2012 gebleken was dat de signalen van de GGD uit 2011 niet klopten?
Nee, dat klopt niet. In de brief van 11 juni jl. ben ik uitvoerig ingegaan op deze materie.
Waarom heeft Toeslagen hier niets mee gedaan? Deelt u de mening dat de overheid niet in zichzelf gekeerd moet zijn, maar ontlastende signalen serieus moet nemen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 23.
Hoe reageert u op de uitspraken van de Algemene Rekenkamer, in Nieuwsuur van 10 juli jl.?2
Francine Giskes van de Algemene Rekenkamer constateert in de uitzending van Nieuwsuur van 10 juli onder meer dat op het toeslagendossier sprake is van grote politieke druk. Bij de invoering van het toeslagensysteem werd van de Belastingdienst gevraagd «snel de voorschotten te betalen en pas later te controleren», waardoor veel terugvorderingen ontstonden. Daarna is de Belastingdienst juist gevraagd om «heel goed te controleren alvorens uit te keren.»
Francine Giskes stelt in genoemde uitzending verder dat «het beter moet met de interne coördinatie binnen de Belastingdienst, maar ook in de regelgeving.» Deze conclusies onderschrijf ik grotendeels. Daarom kondigde ik in oktober vorig jaar als maatregel aan dat de vaktechnische inbedding van Toeslagen verbeterd wordt. Dit moet de interne coördinatie verbeteren. Daarnaast is mijn beeld dat ook de wetgeving op onderdelen rigide is en soms te weinig mogelijkheden biedt om tegemoet te komen aan het maatschappelijk rechtvaardigheidsgevoel in deze zaken. Dit kan soms disproportionele gevolgen hebben en tot schrijnende situaties leiden. Ik ben daarom met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nader aan het onderzoeken of in dergelijke situaties tot een meer proportionele benadering kan worden gekomen. Daarnaast wordt op dit moment een IBO Toeslagen uitgevoerd, waarbij onder meer verdergaande opties van het stelsel van toeslagen worden bezien. De uitkomsten van dit IBO worden aan het eind van 2019 verwacht.
Deelt u de mening dat de toeslagenwetgeving te complex is, maar ook de inrichting van de Belastingdienst chaotisch is, en dat deze dienst in zichzelf gekeerd is? Wat gaat u hieraan doet?
Zoals ik in mijn brief van 11 juni jl. heb aangegeven, is het mijn beeld dat de wetgeving op onderdelen rigide is. In mijn brief van 3 juli jl. ben ik ingegaan op mijn aanpak «beheerst vernieuwen» om de Belastingdienst te vernieuwen en toekomstbestendig te maken.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat er al vele onderzoeken van de Algemene Rekenkamer geweest zijn, en bijvoorbeeld ook de commissie-Joustra/Borstlap, maar dat er heel weinig met deze onderzoeken wordt gedaan?
Ik deel het beeld dat in de vraag geschetst wordt niet. Met de aanbevelingen van de Commissie Joustra/Borstlap is de Belastingdienst bijvoorbeeld voortvarend aan de slag gegaan. Ik verwijs uw Kamer naar de voortgangsrapportage van 5 december 2017, waarin uitgebreid wordt ingegaan op de dertien aanbevelingen van de Commissie.
Is de stelling gerechtvaardigd te stellen dat de Belastingdienst een onbestuurbare en onverbeterlijke organisatie is en vergelijkbaar met een stuurloze en zinkende olietanker, die niet meer is bij te sturen?
Nee.
Is de stelling gerechtvaardigd dat we eigenlijk rechtstreeks op een parlementaire enquête afstevenen, waarin alle verantwoordelijken in de loop der jaren op het matje zullen moeten komen?
Het instellen van een parlementaire enquête is een recht van uw Kamer.
Bent u bereid om alle beschikbare documenten zeker te stellen, om een dergelijke parlementaire enquête effectief te laten verlopen? Welke rol kunnen de politie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) hierin spelen?
Indien de Kamer besluit tot het instellen van een parlementaire enquête verleen ik vanzelfsprekend alle medewerking.
Deelt u de mening dat het structureel kwakkelen van de Belastingdienst niet alleen begonnen is in 2006, met de invoering van de Toeslagen, maar dat de neergang van de dienst eigenlijk al begonnen is bij de brede belastingherziening in 2001?
Nee, die mening deel ik niet.
Klopt het dat in 2001 begonnen is met het veel meer gebruik maken van steekproeven, in plaats van 100%-controle?
Volledige controle was en is niet mogelijk. De Belastingdienst moet daarom risicogericht werken. Ook voor 2001 was dit al het geval. Het toepassen van steekproeven en deelwaarnemingen is een gebruikelijke werkwijze.
Klopt het dat veel mensen en bedrijven gebruik maken van de grote mazen in de wet, die door deze steekproefcontroles zijn ontstaan?
Eventuele mazen in het wettelijke kader staan los van de wijze waarop toezicht en handhaving is ingericht en dienen door aanpassing van dit kader te worden opgelost.
Klopt het bijvoorbeeld dat een gemiddelde controle bij een mkb'er gemiddeld 31.000 euro aan te weinig betaalde belasting oplevert? Dit kan toch niet? Wanneer gaat u hier eindelijk eens wat aan doen?
De Belastingdienst controleert grotendeels risicogericht. Een gemiddelde opbrengst van een controle bij een MKB-bedrijf zegt daarom niets over de mate waarin deze sector wet- en regelgeving naleeft.
Klopt het dat er zwarte lijsten bestaan, waarop toeslaggerechtigden staan, die in beginsel afgewezen worden voor de kinderopvangtoeslag, of die voor stopzetting of terugvordering in aanmerking komen? Kunt u uitsluiten dat deze zwarte lijsten bestaan?
Zoals ik in het debat van 21 maart 2019 heb aangegeven, bestaan er geen zwarte lijsten binnen Toeslagen. Wel bestaan er lijsten voor handmatige beoordeling. Toeslaggerechtigden die op een dergelijke lijst staan worden handmatig gecontroleerd. Plaatsing op deze lijst heeft geen gevolgen voor het recht op kinderopvangtoeslag.
Op basis van welke criteria zijn deze zwarte lijsten samengesteld? Wie nam hierin beslissingen? Zijn dit besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waar bezwaar en beroep tegen mogelijk is? Waarom is niemand hierover geïnformeerd? Kunt u dit alsnog doen?
Er bestaan binnen Toeslagen geen zwarte lijsten. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 35.
Hoe kan iemand van een zwarte lijst afkomen? Welke procedure gaat u hiervoor inrichten?
Er bestaan binnen Toeslagen geen zwarte lijsten. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 35.
Hoeveel van de benadeelde ouders in de CAF 11-zaak hebben een dubbele nationaliteit?
Bij de start van het CAF 11-onderzoek hadden 196 vraagouders een dubbele nationaliteit.
Hoeveel van de benadeelde ouders in de andere CAF-zaken hebben een dubbele nationaliteit? Kunt u per CAF-zaak aangeven welk percentage van de ouders een dubbele nationaliteit hebben? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment worden toeslaggerelateerde CAF-zaken geïnventariseerd en verstrekt aan de Adviescommissie en de ADR. Nadat de onderzoeken zijn afgerond zal ik uw Kamer nader informeren.
Kunt u uitsluiten dat er bij het samenstellen het criterium van etniciteit is gehanteerd? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, waarom niet en wat gaat u hieraan doen?
In mijn brief van 11 juni jl. ben ik uitgebreid ingegaan op het verwerken van nationaliteit in de CAF-zaken:
«Vanaf de startperiode van het CAF maakte Toeslagen na het ontvangen van een signaal een uitdraai uit de systemen. Hiervoor werd vanaf 2013 door een medewerker een uitgebreid queryverzoek gedaan om gegevens uit de systemen te kunnen combineren. In dit queryverzoek werd gevraagd om specifieke gegevens over vraagouders. Naast naam, adres, en woonplaats, werden bijvoorbeeld ook gegevens over (eerste en tweede) nationaliteit, de startdatum van de toeslag en een eventuele immigratiedatum opgevraagd. In de opgeleverde gegevensset zijn alle gevraagde gegevens opgenomen.
Wanneer de analyse van een query aanwijzingen geeft van mogelijk georganiseerd misbruik, worden bezoeken aan gastouders en/of een gastouderbureau uitgevoerd. Bezoeken worden in het geval van CAF-zaken afgerond met een intern verslag van bevindingen.
Vanaf 2014 worden de analyses van de queries vastgelegd in een intern document om een overzichtelijk beeld te geven van de situatie. Dit interne document bevat een samenvattend overzicht van het aantal vraagouders, het soort toeslag, de woonplaatsen van de vraagouders, en de totale financiële omvang. Ook de nationaliteit van aanvragers was opgenomen in dit interne document. Sinds 2016 wordt specifiek op basis van dit document besloten of verder onderzoek nodig is, bijvoorbeeld in de vorm van een actualiteitsbezoek. Informatie over de (tweede) nationaliteit is geen selectiecriterium geweest bij de starten van CAF-zaken, dat waren immers steeds signalen van buitenaf. Recent is besloten dat nationaliteit ook geen onderdeel meer is van het queryverzoek.»
Ik keur etnisch profileren ten strengste af. De Autoriteit Persoonsgegevens doet onderzoek bij Toeslagen naar de verwerking van persoonsgegevens en bekijkt of sprake is geweest van etnisch profileren. De uitkomsten van dit onderzoek wacht ik af.
Deelt u de mening dat de Discriminerende Overheid heel ver af staat van de Dienstbare Overheid, die ons voor ogen zou moeten staan?
Zoals ik eerder heb aangegeven in mijn brief van 11 juni jl., keur ik etnisch profileren ten strengste af.
Bent u bereid om, naast het al lopende onderzoek, een diepgaand onderzoek te gelasten naar het gebruik van etniciteit als criterium, oftewel het discrimineren op etniciteit?
De Autoriteit Persoonsgegevens doet reeds onderzoek bij Toeslagen naar de verwerking van persoonsgegevens en bekijkt of sprake is geweest van etnisch profileren. De ADR is tevens gevraagd te onderzoeken of nationaliteit een bepalende rol heeft gespeeld in de CAF-onderzoeken. Ook heeft op 7 juni jl. de Nationale ombudsman een onderzoek aangekondigd om een indruk te krijgen van de aard van de klachten bij de overheid als het gaat om etnisch profileren en hoe overheden daar vervolgens mee omgaan. Daarnaast heb ik de Adviescommissie gevraagd hoe het in algemene zin met de praktische rechtsbescherming van de toeslaggerechtigden is gesteld, en welke verbeteringen zijn hier wenselijk zijn. Bij het advies wordt ook betrokken de aanwezigheid van bijzondere categorieën persoonsgegevens – meer in het bijzonder [tweede] nationaliteit – bij Toeslagen. Ik wacht de uitkomsten van deze onderzoeken af.
Bent u bereid om, indien discrimineren op etniciteit inderdaad het geval blijkt te zijn geweest, strafrechtelijke aangifte te doen van discriminatie?
Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderzoeken die in het antwoord op vraag 42 zijn genoemd.
Wanneer verwacht u dat het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar o.a. etnisch profileren afgerond zal zijn? Wanneer zal de Kamer hierover geïnformeerd worden?
Ik kan daar geen uitspraak over doen omdat de Autoriteit Persoonsgegevens zelf haar agenda vaststelt.
Kunt u nader ingaan op de zelfmoord, die in de media wordt genoemd (1), en die gerelateerd zou zijn aan het terugvorderen van kinderopvangtoeslag?
Zelfdoding is een bijzonder trieste gebeurtenis, in het bijzonder voor alle betrokkenen. Dat behoeft geen enkele nadere toelichting. Bij de Belastingdienst komen incidenteel meldingen binnen, waarbij nabestaanden aangeven dat sprake is van zelfdoding. De Belastingdienst heeft mij desgevraagd laten weten dat een melding over de zelfdoding van een vraagouder in Rotterdam niet in de organisatie geregistreerd staat.
Kunt u een causaal verband uitsluiten tussen de zelfmoord en het terugvorderen van kinderopvangtoeslag door Toeslagen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u hier mee doen?
Zie antwoord vraag 45.
Wat doet dit met u? Deelt u de mening dat dit verbijsterend is?
Zie antwoord vraag 45.
Op welke manier kunt u de 2-jarige wees royaal compenseren, indien blijkt dat het leven van dit kind door toedoen van de Belastingdienst verwoest is?
Zie antwoord vraag 45.
Hoe hoog zullen de schadevergoedingen zijn? Deelt u de mening dat dit hoger zal moeten zijn dan de 15.000 euro, die de Q-koorts patiënten hebben gekregen? Wat vindt u van een schadevergoeding van 15.000 euro per verpest jaar?
Ik heb de Adviescommissie gevraagd te adviseren over een passende oplossing. Ik wil niet op dit advies en de uitwerking daarvan vooruitlopen.
Waarom bent u eerder met de schaamteloze fooi gekomen van 500 euro per half jaar? Dit kan toch niet?
Het bestuursrecht kent op basis van jurisprudentie kort gezegd een vergoeding van € 500,– voor ieder (deel van een) half jaar dat de behandeling van het bezwaarschrift en beroep langer heeft geduurd dan twee jaar. Ik heb Toeslagen de opdracht gegeven deze vergoeding in CAF 11-zaken proactief en ruimhartig toe te kennen.7 Deze vergoeding ziet uitsluitend op de overschreden termijn. Om een passende oplossing te vinden voor gedupeerde ouders, heb ik de Adviescommissie om advies gevraagd.
Hoe breed is de CAF-affaire inmiddels? Klopt het dat er 170 CAF-zaken zijn? Kunt u uitsluiten dat, gezien de 302 gevallen in CAF 11, het hier wel eens om ca. 50.000 (302*170) toeslaggedupeerden zou kunnen gaan? Hoe gaat u deze mensen compenseren?
In totaal zijn er inderdaad circa 170 toeslaggerelateerde CAF-zaken. Op dit moment worden deze zaken geïnventariseerd en verstrekt aan de Adviescommissie en de ADR. Nadat de werkzaamheden van de commissie en de ADR zijn afgerond zal, ik uw Kamer nader informeren.
Deelt u de mening dat het hele toeslagensysteem op de schop moet?
Op dit moment wordt een IBO Toeslagen uitgevoerd, waarbij onder meer verdergaande opties van het stelsel van toeslagen worden bezien. De uitkomsten van dit IBO worden aan het eind van 2019 verwacht. Daarnaast is, zoals ik in mijn brief van 11 juni jl. heb aangegeven, mijn beeld dat de wetgeving op onderdelen rigide is en soms te weinig mogelijkheden biedt om tegemoet te komen aan het maatschappelijk rechtvaardigheidsgevoel in deze zaken. Dit kan soms disproportionele gevolgen hebben en tot schrijnende situaties leiden. Ik ben daarom met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nader aan het onderzoeken of in dergelijke situaties tot een meer proportionele benadering kan worden gekomen.
Kunt u beleidsopties uitwerken waarbij toeslagen alleen nog maar toegekend worden op basis van vaststaande feiten, waardoor er later geen terugvordering meer nodig is?
Terugvorderingen zijn inherent aan de huidige systematiek. Op dit moment wordt een IBO Toeslagen uitgevoerd, waarbij onder meer verdergaande opties van het stelstel van toeslagen worden bezien. De uitkomsten van dit IBO worden aan het eind van 2019 verwacht. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van dit onderzoek.
Klopt het dat er aan de terugvordering op basis van nieuwe inkomensgegevens geen eindtermijn zit (op basis van art. 20 en 21 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)? Klopt het dat dit erg afwijkt van de hoofdregel, waarin de eventuele vorderingen van de Belastingdienst verjaren na vijf jaar?
Ook voor de toeslagen geldt in principe een verjaringstermijn van 5 jaar. Binnen deze termijn kan een reeds vastgestelde toeslag naderhand in bepaalde gevallen nog in het voordeel of in het nadeel van de belanghebbende worden herzien. De mogelijkheid tot herziening van een vastgestelde toeslag in verband met een wijziging van het inkomensgegeven op grond van artikel 20 Awir heeft echter geen verjaringstermijn, maar is gekoppeld aan het moment waarop het nieuwe inkomensgegeven is vastgesteld. Dat heeft als reden dat de Belastingdienst/Toeslagen voor wat betreft dit inkomensgegeven afhankelijk is van de inspecteur van de Belastingdienst en het bij langlopende procedures in de sfeer van de inkomstenbelasting, bijvoorbeeld in geval van navordering door de inspecteur, langer dan 5 jaar kan duren voordat het inkomensgegeven definitief vaststaat. Mede daarom schrijft artikel 20 Awir voor dat de Toeslagen, als dat inkomensgegeven eenmaal wijzigt, binnen 8 weken tot een herziening moet overgaan.
Waarom is voor deze afwijkende regel gekozen? Kunt u overwegen om de uiterste terugvorderingstermijn voor de Afdeling Toeslagen eveneens op vijf jaar te zetten? Kunt u een voorstel hiertoe opnemen in het Belastingplan 2020? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 54. Ik ben niet voornemens om nu een voorstel in het Belastingplan 2020 op te nemen waarin een verjaringstermijn aan artikel 20 van de Awir wordt verbonden.
Klopt het dat de afdeling van de Belastingdienst die de Inkomstenbelasting uitvoert de inkomensgegevens van bijna iedereen heeft?
De Belastingdienst is houder van de Basisregistratie inkomen (art. 21 Algemene wet inzake rijksbelastingen). In dit register wordt het inkomen vastgelegd van alle burgers. Daarnaast krijgt de Belastingdienst bijvoorbeeld actuele inkomensgegevens van het UWV. Dat betekent echter niet dat van iedereen de actuele inkomensgegevens beschikbaar zijn. Het komt bijvoorbeeld voor dat personen om uiteenlopende redenen uitstel vragen en krijgen voor de aangifte inkomstenbelasting of dat er wordt nagevorderd, waardoor definitieve inkomensgegevens pas later bekend zijn.
Klopt het dat deze inkomensgegevens vaak pas na vele jaren bij de Afdeling Toeslagen terechtkomen, die dan vervolgens tot terugvordering overgaat, tot grote ergernis van de toeslaggerechtigden?
Nee, dat klopt niet. Toeslagen verkrijgt gedurende het jaar doorlopend inkomensgegevens. Op basis van deze gegevens kan Toeslagen voor een aantal toeslaggerechtigden bijvoorbeeld al gedurende het toeslagjaar het voorschot aanpassen. Daarnaast kan belanghebbende zelf de inkomensgegevens aanpassen, zodat het voorschot op het actuele inkomen gebaseerd is. Zo kunnen (hoge) terugvorderingen worden voorkomen. Het komt echter voor dat inkomensgegevens pas later bekend zijn. Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 56. Voor de volledigheid wijs ik erop dat ook andere factoren een rol kunnen spelen bij terugvorderingen. Zo kan het (wisselend) aantal opvanguren bij de kinderopvangtoeslag ook een belangrijke rol spelen.
Hoe kunt u bewerkstelligen dat deze inkomensgegevens veel sneller tussen de beide delen van de Belastingdienst worden gedeeld? Het is toch bizar dat de ene hand van de Belastingdienst niet weet wat de andere hand doet?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 56 en 57.
Is de Belastingdienst inmiddels de slechtst functionerende overheidsdienst van Nederland?
Deze appreciatie laat ik aan de vragensteller.
Kunt u een vergelijking maken met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de Defensie Materieel Organisatie?
Nee, dat kan ik niet. Bovendien vallen de genoemde diensten niet onder mijn verantwoordelijkheid.
EZK-gerelateerde kosten van allochtonen |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van tien jaar geleden (17 juli 2009) over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?1
De antwoorden van mijn ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van 17 juli 2009 zijn mij bekend. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is sinds die beantwoording niet overgegaan tot een administratiesysteem waarbij uitgegeven beleidsgelden worden gerelateerd aan de eventuele (westerse of niet-westerse) migratieachtergrond van ontvangers. Hierover zijn dan ook geen gegevens beschikbaar.
Kunt u aangeven welk deel van de EZK-gerelateerde kosten toeziet op (niet westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking en eventuele relevante karakteristieken van deze groep?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van EZK?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van bovenstaande?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de kosten uitsplitsen naar dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen, wat is hier de reden van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op vraag 6 verwijs ik graag naar de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (Kamerstuk 30 573, nr. 176)
Aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten van allochtonen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van tien jaar geleden (17 juli 2009) over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland?1 Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?
In het antwoord op de vragen van 17 juli 2009 is aangegeven dat Infrastructuur en Waterstaat geen indeling in kosten naar burgers met een (niet-westerse/westerse) migratieachtergrond hanteert. Dat is sinds die tijd niet gewijzigd.
Kunt u aangeven welk deel van de aan Infrastructuur en Waterstaat gerelateerde kosten toe zijn te rekenen aan (niet-westerse) allochtonen? Hoe verhouden deze kosten zich tot de relatieve omvang van deze groep?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van Infrastructuur en Waterstaat?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het bovenstaande?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hiervan de reden en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de begeleidende brief. (Kamerstuk 30 573, nr. 176)
Kosten van OCW-voorzieningen voor allochtonen |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van tien jaar geleden, 17 juli 20091, over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?
Ja; wij zullen deze vragen opnieuw beantwoorden.
Kunt u aangeven welk deel van al het onderwijs wordt aangewend voor (niet-westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de (jeugdige) bevolking van ons land, en hoe deze groep is verdeeld over de diverse onderwijstypen?
Het aandeel leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond was op peildatum 1 oktober 2018: PO: 18,6%, VO: 17,8%, MBO: 21,9%, HBO: 16,5% en WO: 15,3%.
Op 1 oktober 2018 volgden 3.736.500 mensen één van deze typen onderwijs, onder wie 683.110 mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dat is 18,3% van het totaal aantal onderwijsvolgenden op die datum.
Kunt u aangeven wat de weerslag hiervan is in de kosten die hierdoor ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen worden gemaakt?
Het aandeel leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond kan niet worden doorvertaald naar een aandeel in de kosten. Dit komt door het systeem van lumpsum bekostiging in het onderwijs. Binnen de lumpsum worden bedragen niet geoormerkt voor bepaalde groepen en er wordt door de onderwijsinstellingen ook niet verantwoord naar herkomst van de leerlingen en studenten.
In welke mate worden extra kosten voor allochtone leerlingen gemaakt in de sfeer van bijvoorbeeld het tegengaan van spijbelen en schooluitval (gelet op oververtegenwoordiging hierin van allochtone leerlingen)? En hoe hoog zijn deze kosten?
In de kosten van de aanpak van spijbelen en voortijdig schoolverlaten wordt geen onderscheid gemaakt naar doelgroepen. Iedere leerling of student valt onder deze regelingen. Wel kunnen scholen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs extra personele bekostiging ontvangen voor leerlingen die tot een culturele minderheid behoren. Voor het schooljaar 2019–2020 is hiervoor € 45,5 miljoen beschikbaar. Ook krijgen basisscholen extra materiele bekostiging voor Nederlands onderwijs aan anderstaligen. Dit bedraagt € 4,5 miljoen in 2019. Soortgelijke regelingen bestaan al sinds de jaren tachtig. Daarnaast is er in het primair en voortgezet onderwijs (aanvullende) bekostiging voor nieuwkomers die bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers. In 2019 is hiervoor € 90 miljoen beschikbaar. Ook voor al deze regelingen geldt dat er geen onderscheid gemaakt wordt naar doelgroepen. Via deze regelingen is extra bekostiging beschikbaar voor zowel leerlingen met een (niet-westerse) migratieachtergrond als expats en vreemdelingen.
In het hoger onderwijs was tien jaar geleden een bedrag van € 12,8 miljoen structureel geoormerkt voor het verbeteren van het studiesucces van Nederlandse studenten met een niet-westerse achtergrond. Dat bedrag maakt nu onderdeel uit van de Rijksbijdrage voor ho-instellingen. Via een bijdrage aan de Stichting UAF is voor de begeleiding en ondersteuning van vluchtelingen die zich voorbereiden op een studie in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs jaarlijks € 2,8 miljoen beschikbaar.
In welke mate worden kosten op het gebied van cultuur, media, kinderopvang en emancipatie gemaakt voor (niet-westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking en de specifieke karakteristieken die deze groep kent ten aanzien van bijvoorbeeld emancipatie?
Cultuur
Het beleid is ten opzichte van tien jaar geleden verschoven, zie ook de Visiebrief en de Uitganspuntenbrief. OCW subsidieert geen instellingen meer apart onder de noemer culturele diversiteit. OCW subsidieert wel een aantal initiatieven vanuit de sector, waarin brancheverenigingen en instellingen samenwerken:
Media
Publieke omroepen hebben de wettelijke opdracht om onder meer op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving te geven en om hun aanbod te richten op zowel een breed en algemeen publiek, als bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling met in het bijzonder aandacht voor kleine doelgroepen. Zij ontvangen daarvoor financiering. Het Ministerie van OCW registreert niet welk deel van de financiering wordt ingezet voor mensen met een (niet-westerse) migratieachtergrond.
Emancipatie
Het emancipatiebeleid heeft betrekking op gender- en lhbti emancipatie. Twee posten zijn exclusief gericht op mensen met een migranten- of vluchtelingenachtergrond:
de alliantie verandering van binnenuit; € 500.000 per jaar voor de periode 2018 t/m 2022
de subsidie aan Femmes for Freedom voor het bevorderen van de emancipatie van vrouwen of meisjes met een migranten- of vluchtelingenachtergrond; totaal € 517.291 in de periode 2019–2022
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De overheid voert geen boekhouding van de kosten en opbrengsten van groepen in de samenleving. En onderscheid naar herkomst wordt alleen gemaakt/kan gemaakt worden als dit noodzakelijk is met het oog op monitoren van een achterstandssituatie.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van niet-westerse allochtonen in de bevolking en de oververtegenwoordiging van deze groep in zaken als schooluitval?
Het aandeel van leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond op het totaal aantal leerlingen en studenten, is bepaald door koppeling (door het CBS), van DUO-gegevens over onderwijsdeelname aan persoonsgegevens verzameld door het CBS.
OCW baseert de informatie over het aantal voortijdige schoolverlaters op gegevens uit het Basisregister Onderwijs (BRON) en het GBA. Met behulp van de gegevens uit BRON en bijbehorende algoritmes worden door DUO de voortijdig schoolverlaters afgeleid en gekoppeld aan persoonsgegevens uit het GBA, zoals het geboorteland en nationaliteit.
DUO publiceert jaarlijks factsheets waarin ook het aandeel voortijdig schoolverlaters onder de groep mensen met een migratieachtergrond wordt benoemd. De factsheets zijn te vinden op de website van DUO: https://duo.nl/open_onderwijsdata/publicaties/vsv/index.jsp.
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Zie de antwoorden op vragen 3, 4 en 5.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hier de reden van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat Nederland acht of negen extra F35-straaljagers gaat kopen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland gaat acht of negen extra F35-straaljagers kopen»?1
Ja.
Waarom moet de Kamer hiervan via de media kennisnemen? Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt met de transparantiebelofte uit de Defensienota 2018 en de informatieverplichting uit de Regeling Grote Projecten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota (Kamerstuk 35 210, nr. 1) besloten om de defensie-uitgaven structureel te verhogen met € 162 miljoen extra per jaar en daarnaast ook extra geld beschikbaar te stellen voor investeringen. De politieke intentie voor deze investeringen was reeds aangekondigd in het Nationaal Plan, dat in december 2018 door de Minister-President is ingediend bij de NAVO. In dit plan staan prioritaire capaciteitendoelstellingen die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO.
Uw Kamer is met de antwoorden naar aanleiding van de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 210 X, nr. 5) geïnformeerd dat de beschikbare middelen worden geïnvesteerd in:
Tot slot zal een deel van de aanvullende beschikbare middelen in ons personeel worden geïnvesteerd.
Daarbij is aangegeven dat uw Kamer uiterlijk in de komende begroting nader wordt geïnformeerd over de concrete invulling van deze ambities.
Bij de daadwerkelijke invulling van de extra aantallen F-35 vliegtuigen zal uw Kamer daarover vooraf worden geïnformeerd, conform de (recent gewijzigde) uitgangspuntennotitie groot project Verwerving F-35 (kenmerk 2019Z03999/2019D09255), zoals vastgesteld in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie van 7 maart 2019. Eventuele extra toestellen vallen binnen de reikwijdte van het groot project Verwerving F-35.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat u 8 of 9 «vliegende Titanic’s» wilt aanschaffen? Kunt u aangeven waarom Defensie onduidelijk blijft over het werkelijk aantal aan te schaffen «vliegende Titanic’s»? Kunt u ook aangeven hoeveel «vliegende Titanic’s» u werkelijk wilt aanschaffen? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op deze vraag verwijzen wij graag naar het antwoord op vraag 2.
Kunt u limitatief aangeven hoeveel kosten en budgettaire gevolgen verband houden met de aanschaf van 8 «vliegende Titanic’s» versus 9 «vliegende Titanic’s»? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze kosten en budgettaire gevolgen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Bij de daadwerkelijke invulling van de extra aantallen F-35 vliegtuigen zal uw Kamer daarover vooraf worden geïnformeerd inclusief een commercieel vertrouwelijke bijlage met daarin de geraamde kosten (zie ons antwoord op vraag 2).
Bent u bekend met het bericht «Minister-President Rutte en ministers Blok en Bruins naar de Verenigde Staten voor bezoek Witte Huis en handelsmissie Boston»?2
Ja.
Kunt u aangeven of tijdens de voorbereiding en het bezoek aan het Witte Huis en de handelsmissie in Boston besprekingen zijn gevoerd of toezeggingen zijn gedaan in het kader van de «vliegende Titanic»? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze besprekingen en toezeggingen bestaan en welke gevolgen deze hebben voor Defensie? Zo nee, waarom niet?
De intentie voor de aanschaf van extra F-35’s, zoals die ook met uw Kamer is gedeeld, is bekend bij onze internationale partners. In de voorbereiding op het bezoek aan de VS is gesproken over het voornemen om met een deel van de additionele middelen uit de voorjaarsbesluitvorming additionele F-35’s aan te schaffen. Dat is ook door Minister-President Rutte in het gesprek met de Amerikaanse president kenbaar gemaakt. Zoals wij in antwoord op vraag 4 meldden, zullen wij bij de daadwerkelijke aanpassing van de aantallen F-35 vliegtuigen uw Kamer daarover vooraf informeren.
Kunt u aangeven of de NAVO en/of de Amerikaanse regering, politiek en wapenlobby besprekingen hebben gevoerd met Defensie over de aanschaf van extra «vliegende Titanic's»? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze besprekingen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de zorg dat de aanschaf van extra «vliegende Titanic's» alleen zorgt voor nog meer problemen binnen Defensie, temeer nu de «vliegende Titanic» kampt met technische problemen en ouderdomsverschijnselen en de echte vijand – namelijk de import van mohammedanen – alleen aangepakt kan worden door strenge grensbewaking? Zo nee, waarom niet?
Nederland verwerft 37 vijfde generatie F-35 jachtvliegtuigen, die in 2024 alle taken van de inmiddels verouderde F-16 vliegtuigen gaan overnemen. De verwerving van de F-35 betekent een aanzienlijke versterking van de Nederlandse krijgsmacht, zodat Defensie nog beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren.
Vindt u het niet beschamend en ronduit verwerpelijk dat u in strijd handelt met uw belofte dat defensiepersoneel op de eerste plaats staat, zolang u het vrijgekomen defensiebudget wel besteedt aan de aanschaf van extra «vliegende Titanic’s», maar niet besteedt aan het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van defensiepersoneel en veilig materiaal? Zo nee, waarom niet?
Het geld dat vrijkomt met de Voorjaarsnota wordt in verschillende zaken geïnvesteerd. Zoals wij in ons antwoord op vraag 2 aangaven, zal een deel van de beschikbare middelen in ons personeel worden geïnvesteerd. Het personeel van Defensie staat altijd op de eerste plaats en derhalve hebben wij ons sterk gemaakt voor een arbeidsvoorwaardenakkoord dat in het belang is van de mensen in onze organisatie die allen waardevol werk verrichten.
Daarnaast merken wij graag op dat Defensie bij investeringen voor het personeel altijd het beste materieel voor de beste prijs voorstaat. De verwerving van de F-35 betekent een aanzienlijke versterking van de krijgsmacht en verschaft onze militairen het beste materieel voor de uitoefening van hun taken.
Kunt u begrijpen dat de plotselinge aanschaf van extra «vliegende Titanic’s» en het niet volledig willen investeren in de geprioriteerde personeelsproblemen en materiaalproblemen het vermoeden doet ontstaan dat de Lockheed-affaire uit 1976 een vervolg krijgt en/of Defensie gedwongen wordt bij te springen in het JSF-project, nu Turkije recentelijk geschrapt is uit het JSF-project? Bent u bereid deze vermoedens weg te nemen door de Kamer en het defensiepersoneel inzage te geven in alle besluiten, voorbereidingshandelingen en correspondentie die verband houden met de aanschaf van extra «vliegende Titanic's»? Zo nee, waarom niet?
Zoals wij eerder meldden, zullen wij bij de daadwerkelijke aanpassing van de aantallen toestellen uw Kamer vooraf informeren, conform de (recent gewijzigde) uitgangspuntennotitie groot project Verwerving F-35. Daarnaast informeren wij uw Kamer met de jaarlijkse voortgangsrapportage Verwerving F-35 over de belangrijkste ontwikkelingen binnen het project ten aanzien van product, tijd, geld en risico’s. In de eerstvolgende rapportage die u uiterlijk met Prinsjesdag ontvangt, zullen wij zover bekend ook de gevolgen van de schorsing van partnerland Turkije voor het groot project Verwerving F-35 met u delen.
Bent u bereid af te zien van de aanschaf van extra «vliegende Titanic’s» en het vrijgekomen defensiebudget te investeren in een goede arbeidsvoorwaarden voor defensiepersoneel, veilig materiaal en extra grensbewaking? Zo nee, waarom niet?
Zoals wij eerder in de beantwoording van uw vragen meldden, heeft het kabinet de intentie tot investeringen en prioritaire capaciteitendoelstellingen met uw Kamer gedeeld. Tevens is uw Kamer geïnformeerd waaraan de extra middelen uit de Voorjaarsnota worden besteed.
Bent u bereid, indien bovenstaande vragen niet (volledig) kunnen worden beantwoord vanwege privacy- en geheimhoudingsredenen, deze gegevens te anonimiseren en/of toestemming te vragen aan de betrokkenen en/of de Regeling vertrouwelijke stukken van toepassing te verklaren? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met uw inlichtingenplicht?
De wijze van rapporteren over het groot project Verwerving F-35 is opgetekend in de uitgangspuntennotitie groot project Verwerving F-35, zoals vastgesteld in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie van 7 maart 2019.
Daarin is vastgelegd dat u uiterlijk op Prinsjesdag de jaarlijkse voortgangsrapportage project Verwerving F-35 ontvangt en tevens elk voorjaar, uiterlijk tegelijkertijd met het Defensie jaarplan, de financiële verantwoording tegemoet kunt zien.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De kwantificering van zorgkosten |
|
Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorgangers op de Kamervragen van het lid Fritsma van 10 jaar geleden – 17 juli 2009 – over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?1
Ja
Kunt u aangeven welk deel van alle kosten op het gebied van zorg, welzijn en sport wordt aangewend voor (niet-westerse) allochtonen, mede gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking, het relatief zware beroep dat deze groep doet op zorg en welzijn (wat zich vertaalt in zaken als frequent huisartsenbezoek) en het vaker voorkomen van bepaalde aandoeningen bij deze groep (bijvoorbeeld met het oog op geboorten uit neef-/nichthuwelijken)?
We hebben geen inzicht in welk deel van de kosten van zorg wordt aangewend voor Nederlanders met een migratieachtergrond.
Wel is in het Integratierapport 2018 van het CBS een hoofdstuk opgenomen over gezondheid en zorg (https://longreads.cbs.nl/integratie-2018/gezondheid/). Een van de conclusies is dat voor iedere leeftijdsgroep geldt dat de zorgkosten van mannen en vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond hoger zijn dan van Nederlanders zonder migratieachtergrond of Nederlanders met een andere westerse migratieachtergrond. In de beantwoording van eerdere vragen van PVV over dit onderwerp2 wordt, naast verschillen in leeftijdsopbouw, ook als verklaringen van dit verschil in zorgkosten genoemd de gemiddeld lage sociaaleconomische situatie van Nederlanders met een migratieachtergrond wat een deel van het verschil in gezondheid verklaart en daarmee aan bijdrage aan de zorgkosten. Daarnaast spelen fysiologische verklaringen een rol: diabetes komt bijvoorbeeld vaker voor bij Nederlanders met een migratieachtergrond dan bij Nederlanders zonder migratieachtergrond, óók als gecorrigeerd wordt voor andere factoren die ook tot een hogere kans op diabetes leiden.
Welk deel van de geprognosticeerde premie-inkomsten zijn niet behaald in verband met wanbetaling door (niet-westerse) allochtonen?
Mensen zijn verplicht zich te verzekeren en premie te betalen. Een zorgverzekeraar kan een verzekerde met een premie-achterstand ter hoogte van zes maanden zorgpremie aanmelden voor het bestuursrechtelijk premieregime (wanbetalersregeling). Als een wanbetaler een regelmatig inkomen heeft dan wordt de premie ingehouden op het inkomen. Als dat niet lukt, dan gaat de vordering door naar het CJIB en wordt eventuele zorgtoeslag ingehouden. Uiteindelijk komt niet-geinde premie bij de deurwaarder. Het CAK, het CJIB en de deurwaarder hebben geen gegevens over de migratieachtergrond. Daarmee kan geen inzicht worden gegeven in welk deel niet wordt betaald.
Wat zijn de financiële gevolgen van de speciaal op allochtonen gerichte beleidsprogramma’s?
VWS heeft geen speciaal op Nederlanders met een migratieachtergrond gerichte beleidsprogramma’s. Wel wordt een subsidie verstrekt aan Pharos (een kennisinstelling) om kennis over mensen met gezondheidsachterstanden, waartoe ook Nederlanders met een migratieachtergrond behoren, te verzamelen, duiden en verspreiden. Verder worden met het programma GIDS gemeenten ondersteund om het beleid te richten op het bereiken van mensen met een gezondheidsachterstand. Ook hiervoor geldt dat dit niet specifiek is opgezet voor Nederlanders met een migratieachtergrond.
Via de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden, kunnen zorgverleners hun kosten voor geleverde zorg aan onverzekerde personen declareren. Het gaat hier om zorg aan zowel Nederlanders zonder migratieachtergrond als Nederlanders met een migratieachtergrond. In totaal werd in 2018 € 17 miljoen uitgekeerd via deze regeling. Een grove inschatting op basis van het aantal declaraties levert op dat circa € 2,2 miljoen hiervan is uitgegeven aan medisch noodzakelijke zorg voor Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.
Hoe verhouden genoemde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Medische Zorg?
Hierover zijn geen gegevens bekend. VWS heeft geen doelgroepenbeleid specifiek gericht op Nederlanders met een migratieachtergrond.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het bovenstaande?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven zijn er geen specifieke gegevens bekend.
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd) het komende jaar en de komende vijf jaar?
Hierbij een overzicht van de begrootte uitgaven aan de bij vraag 4 genoemde subsidieregeling.
De regeling medische noodzakelijke zorg voor onverzekerden is niet enkel gericht op Nederlanders met een (niet-westerse) migratieachtergrond. Een deel hiervan wordt wel aangewend voor zorg aan onverzekerde personen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen, wat is hiervan dan de reden? Kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
VWS heeft geen doelgroepenbeleid specifiek gericht op Nederlanders met een migratieachtergrond, hierdoor is het niet altijd mogelijk om de cijfers uit te splitsen naar migratieachtergrond. Er is in de antwoorden geprobeerd een zo volledig mogelijk beeld te schetsen. Reële uitsplitsingen zijn echter niet altijd te maken.
Kosten, die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet- westerse) allochtonen in Nederland |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid Fritsma van 10 jaar geleden – 17 juli 2009 – over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?
Ja.
Kunt u aangeven welk deel van de inzet van de politie, en andere BZK- gerelateerde onderdelen als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), wordt aangewend voor (niet westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking en de oververtegenwoordiging van deze groep in criminaliteit, terreur(dreiging) en overlast e.d.?
De politie maakt geen onderdeel uit van het Ministerie van BZK, maar valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van JenV. Voor een goede uitvoering van de wettelijke taken van de politie is het bijhouden van de politie-inzet per bevolkingsgroep geen vereiste. Dit wordt dan ook niet gedaan. Gegevens over de kosten van de inzet van politie ten aanzien van burgers met een (niet-westerse) migratieachtergrond, zijn niet voorhanden.
Op basis van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 doet de AIVD-onderzoek naar personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde. De AIVD kijkt dus naar de doelen en activiteiten van een persoon. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, lidmaatschap van een vakvereniging, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats (Wiv 2017 artikel 19 lid 3). Daarom is een dergelijk overzicht niet beschikbaar.
Kunt u aangeven wat de weerslag hiervan is in de kosten die hierdoor ten aanzien van (niet- westerse) allochtonen worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welk deel van de inzet van de overige BZK-programma’s, zoals diversiteit en arbeidsmarktgerelateerde programma’s, wordt aangewend voor (niet-westerse) allochtonen?
Een inclusieve organisatie met divers samengestelde teams is een van de focuspunten van het Strategisch Personeelsbeleid Rijk (SPB) 2025. Voor het goed functioneren van de overheid is de samenkomst van verschillende perspectieven, achtergronden, oriëntaties en kennis een belangrijke randvoorwaarde, omdat meer variatie in visies en oplossingen resulteert in meer creativiteit en innovatie, betere resultaten en beter beleid. Dit betekent dat werken in divers samengestelde teams en in een inclusieve organisatiecultuur wordt bevorderd.
Daarnaast is in het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 aandacht voor het Rijk als aantrekkelijk werkgever, door het profileren van de Rijksoverheid op de arbeidsmarkt. In het kader van het SPB is een aantal acties gericht op arbeidsmarktbeleid en diversiteit en inclusie afgesproken die deels door Ministeries afzonderlijk en deels rijksbreed worden uitgevoerd. Van de afgesproken acties is er geen die zich uitsluitend richt op mensen met een (niet-westerse) migratieachtergrond.
Kunt u aangeven welke kosten hiermee gemoeid zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven welke omvang het provinciefonds heeft, en welk deel hiervan geoormerkt is voor beleid ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen, en welk deel hiervan daadwerkelijk besteed wordt voor beleid(-sprogramma’s) gericht op (niet-westerse) allochtonen?
In onderstaande tabel is opgenomen hoeveel middelen er via het provinciefonds wordt verdeeld.
* 2014–2018 op basis van jaarverslagen, 2019–2023 voorlopige stand 1e suppletoire provinciefonds
Het provinciefonds betreffen de algemene middelen van provincies. De middelen zijn niet geoormerkt voor een bepaald doel. Uit de begrotingen en rekeningen van provincies is het niet mogelijk gegevens te halen die betrekking hebben op burgers met een (niet-westerse) migratieachtergrond.
Kunt u aangeven welke omvang het gemeentefonds heeft, en welk deel hiervan geoormerkt is voor beleid ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen, en welk deel hiervan daadwerkelijk besteed wordt voor beleid(-sprogramma’s) gericht op (niet-westerse) allochtonen?
In onderstaande tabel is opgenomen hoeveel middelen er via het gemeentefonds wordt verdeeld.
* 2014–2018 op basis van jaarverslagen, 2019–2023 voorlopige stand 1e suppletoire gemeentefonds.
Het gemeentefonds betreft algemene middelen van gemeenten. De middelen zijn niet geoormerkt voor een bepaald doel. Over de omvang van de bestedingen door gemeenten aan programma’s voor Nederlanders met een (niet-westerse) migratieachtergrond hebben wij geen informatie.
Daarnaast wordt sinds 2008 via het gemeentefonds een aantal decentralisatie uitkeringen van vakdepartementen gedaan, waarbij bepaalde groepen (waaronder burgers met een (niet-westerse) migratieachtergrond) in de verdeling een rol hebben gespeeld. De Minister van BZK en Staatssecretaris van Financiën zijn verantwoordelijk voor de verdeling van de uitkeringen. De vakministers zijn inhoudelijk verantwoordelijk. Het gaat om de volgende uitkeringen:
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Kunt u voorts aangeven in welke mate het werk van (lokaal) bestuur / gemeenten / gemeentelijke basisadministraties toeziet op (niet-westerse) allochtonen en hoe dit zich vertaalt in kosten die voor deze groep worden gemaakt?
Gemeenten hebben, als autonome bestuurslaag, zelf het beste inzicht in de inspanningen die zij verrichten in het kader van Basisregistratie Personen (BRP) en zij leggen daar lokaal verantwoording over af. Op voorhand valt niet te stellen dat er meer werk en/of kosten zijn verbonden aan de registratie van een burger met een (niet-westerse) migratieachtergrond dan van een burger zonder migratieachtergrond. De tijd en kosten hangen af van veel uiteenlopende factoren zoals gezinssamenstelling, gezagsverhoudingen, verhuisbewegingen en de mate waarin uittreksels worden opgevraagd.
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert op het terrein van BZK?
Van opbrengsten voor de begroting van BZK is geen sprake. Voor wat betreft de kosten wordt verwezen naar bovenstaande antwoorden.
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van niet- westerse allochtonen in de bevolking en de oververtegenwoordiging van deze groep in criminaliteit en overlast e.d.?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar de antwoorden van de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 466)
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen 5 jaar, en (geprognotiseerd) het komende jaar en de komende 5 jaar?
Zie het antwoord op vraag 7.
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hier de reden van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo neen, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de begeleidende brief (Kamerstuk 30 573, nr. 176).
Het bericht ‘Vernieuwing Leeghwaterbrug opnieuw maanden vertraagd’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vernieuwing Leeghwaterbrug opnieuw maanden vertraagd»?1
Ja.
Onder wiens verantwoordelijkheid vallen deze brug en de werkzaamheden eraan? Wie is de vergunningverlener en wie is de toezichthouder? Wat zijn in deze de rollen van Rijkswaterstaat, de provincie en de gemeente?
Deze brug en de werkzaamheden aan deze brug vallen onder de verantwoordelijkheid van de provincie Noord Holland. De gemeente is vergunningverlener en toezichthouder. Rijkswaterstaat heeft, behalve als belanghebbende, geen rol bij deze werkzaamheden.
Is er inzicht in de oorzaak van deze vertraging? Is hiermee ook inzicht in hoe verdere vertraging in de nabije toekomst te voorkomen is?
De provincie komt binnenkort met een brief naar buiten, mede naar aanleiding van Statenvragen. Ik verwacht dat uw vragen daarmee ook grotendeels beantwoord zullen worden. Mijn organisatie zal verder ook geïnformeerd worden over de ontwikkelingen.
Is de veiligheid voor passanten van de brug en automobilisten in het gevaar of in het gevaar geweest? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe wordt gegarandeerd dat dit ook in de toekomst zo blijft?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er op dit moment alternatieven denkbaar om verdere vertraging in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel schade (economisch en/of in tijd) wordt er geleden door ondernemers als gevolg van de vertraging bij de oplevering van de brug? Kunnen zij deze schade ergens verhalen? Gelden daar regels voor?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is het wel realistisch dat de brug klaar is en klopt het dat er momenteel amper aan gewerkt wordt? Hoe zit dit precies?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u de frustratie van automobilisten die dagelijks deze bottleneck moeten passeren? Kent u de lijst van de ANWB waarin de N242 met stip op plek één is binnengekomen als N-weg die de meeste ergernis oproept?2
Ja.
Het bericht ‘Berucht Chinees veiligheidsministerie gebruikt Nederlandse software die emoties leest’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Berucht Chinees veiligheidsministerie gebruikt Nederlandse software die emoties leest»?1
Ja.
Klopt het dat twee Nederlandse technologiebedrijven emotieherkenningssoftware hebben geleverd aan de Chinese staat? Klopt het dat deze bedrijven deze software hebben geleverd aan het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid en aan de Chinese politieacademie? Kunt u toelichten vanaf wanneer deze bedrijven aan de Chinese staat emotieherkenningssoftware leveren?
Het bedrijf stelt in het bericht dat er een levering heeft plaatsgevonden van het product aan het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid. Het product is, aldus Noldus, een samenwerking van de bedrijven Noldus en Vicar Vision – het gaat om één gezamenlijke levering van de twee bedrijven. Het bedrijf geeft aan dat de software geschikt is voor het herkennen van emoties op individuele gezichten – en niet identiteit – en daarmee is deze volgens Noldus niet geschikt voor surveillance.
Klopt het dat het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid verantwoordelijk is voor hightech surveillance die leidt tot privacyschendingen van Chinese burgers? En klopt het ook dat ditzelfde ministerie ook verantwoordelijk is voor de ernstige onderdrukking van de Oeigoeren in Xinjiang?
Er zijn verschillende Chinese overheidspartijen betrokken bij de (digitale) surveillancesystemen die in het land zijn opgetuigd. Vast staat dat het Ministerie van Openbare Veiligheid één van die partijen is. Ook bij de surveillance, de veiligheidsmaatregelen en de internering van moslimminderheden in heropvoedingscentra in Xinjiang speelt het ministerie – en de provinciale afdeling voor openbare veiligheid – waarschijnlijk een rol.
Bent u bekend met de plannen van de Chinese staat om in 2020 alle naar schatting 200 miljoen openbare beveiligingscamera’s te integreren tot één groot videosurveillancesysteem, dat gekoppeld wordt aan gezichtsherkenningssoftware en een database met persoonlijke gegevens over alle 1,4 miljard Chinezen? Wat is uw mening over deze plannen?
Berichten over dergelijke plannen zijn mij bekend. Zoals eerder aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Ploumen (1 juli jl., kenmerk 2019Z12806) in het kader van Chinese plannen voor een nationaal sociaal kredietsysteem ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van diepgaande schendingen van privacy en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken. Er zijn ook indicaties dat gezichtsherkenningssoftware buiten Xinjiang wordt ingezet om burgers te monitoren en categoriseren. Dit vormt een risico voor bepaalde etnische en/of religieuze groepen, mensenrechtenverdedigers en activisten van wie bekend is dat zij om hun (volgens internationale mensenrechtenverdragen legale) opvattingen, religie en/of gedragingen in China kunnen worden vervolgd of onderdrukt.
Bent u op de hoogte van de berichtgeving van mensenrechtenorganisaties2 die waarschuwen dat China surveillance-technologie inzet tegen iedereen die uit de pas loopt, zoals activisten, dissidenten en minderheden (één miljoen Oeigoeren)?3
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het eens dat het onwenselijk is wanneer door Nederlandse bedrijven ontwikkelde en verkochte software wordt ingezet om bevolkingsgroepen te onderdrukken en mensenrechten te schenden?
Inzet van Nederlandse technologie voor het onderdrukken van bevolkingsgroepen of het schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar geavanceerde technologie dienen zich te allen tijde rekenschap te geven van mogelijke ongewenste toepassingen van geleverde producten door Chinese afnemers. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor toepassen van due diligence. Zij dienen rekening te houden met de mogelijkheid dat Chinese partners een aandeel hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die beperking van fundamentele vrijheden van Chinese burgers tot gevolg hebben. In het geval van vergunningplichtige dual-usegoederen wijst de Nederlandse regering een vergunning af, indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Hebben Nederlandse technologiebedrijven een vergunningsplicht voor export van software die gebruikt kan worden voor gezichtsherkenning en emotieherkenning die ook ingezet kan worden voor predictive policing?
Nee.
Op welke wijze voert Nederland op dit moment exportcontrole uit op cybersurveillance technologie? Wordt deze export aan een mensenrechtentoetsing onderworpen? Zo ja, op welke wijze? Voldoet deze controle naar uw oordeel om te voorkomen dat deze technologie ingezet kan worden om de mensenrechten te schenden?
Bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën staan ingevolge het potentiële gebruik in civiele of militaire toepassingen onder exportcontrole. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verkoop van technologie voor de ontwikkeling van intrusion software, software die gebruik maakt van kwetsbaarheden in systemen. Deze goederen zijn opgenomen in de controlelijst van de Europese dual-useverordening. Een bedrijf dat binnen de EU gevestigd is, is verplicht voor het exporteren van deze goederen en technologie buiten de EU een vergunning aan te vragen. Nederland keurt vergunningaanvragen af indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen. Nederland spant zich internationaal in om aanvullend cybersurveillancegoederen in relatie tot mensenrechtenschendingen onder exportcontrole te brengen. Een voorbeeld hiervan zijn interceptie- en monitoringsystemen die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten. In het Wassenaar Arrangement vergt dit consensus van alle deelnemende landen.
Kunt u uiteenzetten wat de laatste stand van zaken is bij de herziening van de Europese dual-use verordening inzake de uitbreiding van exportcontrole op cybersurveillance goederen? Kunt u dit nader toelichten met uw appreciatie en de Nederlandse inzet?
Nederland steunt de uitbreiding van exportcontrole op cybersurveillance goederen in relatie tot mensenrechtenschendingen in de herziening van de dual- useverordening. De in 2016 begonnen onderhandelingen in de Raad over de herziening van de dual-useverordening zijn moeizaam verlopen. Grootste discussiepunt in de onderhandelingen was voornoemde controle van cybersurveillancetechnologie. In december 2018 is gebleken dat geen gekwalificeerde meerderheid voor het onder controle brengen van cyber surveillance kon worden behaald om tot een Raadspositie te komen. Gelet op deze langdurige patstelling in de Raad en de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten om tot een eensgezind standpunt te komen, is de Raad in juni 2019 een mandaat overeengekomen tot onderhandeling met het Europese parlement. In dit mandaat is niet voorzien in aanvullende exportcontroleregelgeving op cybersurveillance technologie via de dual-useverordening.
Het is teleurstellend dat er geen overeenstemming in de Raad was om te komen tot een positie, waarbij de toevoeging van cybersurveillance technologie in relatie tot mensenrechtenschendingen is opgenomen. Nederland heeft zich hier zowel in de Raad als bilateraal actief voor ingezet en betreurt dat er op dit moment onvoldoende draagvlak voor is in de Raad. Nederland zal zich ervoor inzetten dat het onderwerp in de toekomst op de agenda blijft.
Het is onwenselijk nu vooruit te lopen op de nog onbekende uitkomst van het onderhandelingstraject tussen de Europese Raad, Europees parlement en de Europese Commissie op het gebied van exportcontrole op bepaalde typen cybersurveillancegoederen.
Bent u het eens dat Nederlandse cybersurveillance technologie aan exportcontrole zou moeten worden onderworpen, en dat een mensenrechtentoets hier onderdeel van uit zou moeten maken? Bent u het eens dat dergelijke exportcontrole op Europees niveau zou moeten gelden?
Zie antwoord vraag 9.
De export van cybersurveillance technologie |
|
Bram van Ojik (GL), Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Berucht Chinees veiligheidsministerie gebruikt Nederlandse software die emoties leest»?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse bedrijven dergelijke technologie leveren aan het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid, wetende dat dit ministerie een belangrijke rol speelt bij het opzetten van de surveillancestaat in China en het onderdrukken van minderheden en tegenstanders van het regime?
Wat betreft toepassing van geavanceerde technologie voor cybersurveillance of gezichts- en emotieherkenning in China ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van vergaande schendingen van privacy en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken.
Inzet van Nederlandse technologie voor het onderdrukken van bevolkingsgroepen of het schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar geavanceerde technologie dienen zich te allen tijde rekenschap te geven van mogelijke ongewenste toepassingen van geleverde producten door Chinese afnemers. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor toepassen van due diligence. Zij dienen rekening te houden met de mogelijkheid dat Chinese partners een aandeel hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die beperking van fundamentele vrijheden van Chinese burgers tot gevolg hebben. In het geval van vergunningplichtige dual-usegoederen wijst de Nederlandse regering een vergunning af, indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse bedrijven dergelijke technologie leveren aan Chinese bedrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de reactie van de Chinese autoriteiten dat de technologie slechts wordt gebruikt voor trainingsdoeleinden? Vindt u dit geloofwaardig?
Het kabinet sluit niet uit dat de technologie ook voor andere dan trainingsdoeleinden wordt gebruikt.
In hoeverre is de export van cybersurveillance technologie onderhevig aan een vergunningplicht?
Bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën staan ingevolge het potentiële gebruik in civiele of militaire toepassingen onder exportcontrole. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verkoop van technologie voor de ontwikkeling van intrusion software, software die gebruik maakt van kwetsbaarheden in systemen. Deze goederen zijn opgenomen in de controlelijst van de Europese dual-useverordening. Een bedrijf dat binnen de EU gevestigd is, is verplicht voor het exporteren van deze goederen en technologie buiten de EU een vergunning aan te vragen. Nederland wijst vergunningaanvragen af indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen. Nederland spant zich internationaal in om aanvullend cybersurveillancegoederen in relatie tot mensenrechtenschendingen onder exportcontrole te brengen. Een voorbeeld hiervan zijn interceptie- en monitoringsystemen die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten. In het Wassenaar Arrangement vergt dit consensus van alle deelnemende landen.
Wat is de huidige stand van zaken van de discussie in de Europese Raad over het voorstel van de Europese Commissie uit 2016 om de dual use-verordening te herzien?
Nederland steunt de uitbreiding van exportcontrole op cybersurveillance goederen in relatie tot mensenrechtenschendingen in de herziening van de dual-useverordening. De in 2016 begonnen onderhandelingen in de Raad over de herziening van de dual-useverordening zijn moeizaam verlopen. Grootste discussiepunt in de onderhandelingen was voornoemde controle van cybersurveillancetechnologie. In december 2018 is gebleken dat geen gekwalificeerde meerderheid voor het onder controle brengen van cyber surveillance kon worden behaald om tot een Raadspositie te komen. Gelet op deze langdurige patstelling in de Raad en de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten om tot een eensgezind standpunt te komen, is de Raad in juni 2019 een mandaat overeengekomen tot onderhandeling met het Europese parlement. In dit mandaat is niet voorzien in aanvullende exportcontroleregelgeving op cybersurveillance technologie via de dual-useverordening.
Het is teleurstellend dat er geen overeenstemming in de Raad was om te komen tot een positie, waarbij de toevoeging van cybersurveillance technologie in relatie tot mensenrechtenschendingen is opgenomen. Nederland heeft zich hier zowel in de Raad als bilateraal actief voor ingezet en betreurt dat er op dit moment onvoldoende draagvlak voor is in de Raad. Nederland zal zich ervoor blijven inzetten dat het onderwerp op de agenda blijft.
In uw brief van 29 augustus 2018 schreef u dat het voorstel van de Europese Commissie nog vraagt om verdere uitwerking en een duidelijke afbakening van het begrip cybersurveillance technologie en dat Nederland zich inzet voor een controlelijst voor cybersurveillance technologie2; vindt u dat gezichtsherkenningssoftware en emotieherkenningssoftware moeten worden opgenomen op de controlelijst?
Op EU niveau is besproken in hoeverre interceptie- en monitoringsystemen, zijnde cyber surveillance technologie, die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten gecontroleerd dienen te worden binnen de dual-useverordening.
Ten aanzien van andere opkomende technologieën die mogelijk ingezet kunnen worden voor surveillance doeleinden, zoals gezichtsherkenningssoftware en emotieherkenningssoftware, acht Nederland het onwenselijk dat schending van mensenrechten plaatsvindt met behulp van dergelijke technologieën. Voordat een nieuwe technologie onder exportcontroleregelgeving kan vallen, zal eerst vastgesteld moeten worden in hoeverre deze technologie zowel civiel als militair toepasbaar is. Dat gaat daarnaast om een goede afbakening van de technologie alsook de identificatie van potentiele risico’s.
Welke mogelijkheden ziet u om de Nederlandse export van cybersurveillance technologie aan landen waar zulke technologie mogelijk wordt ingezet bij mensenrechtenschendingen, aan banden te leggen, zolang consensus in de Europese Raad over herziening van de dual use-verordening uitblijft?
Het is onwenselijk nu vooruit te lopen op de nog onbekende uitkomst van het onderhandelingstraject tussen de Europese Raad, Europees parlement en de Europese Commissie op het gebied van exportcontrole op bepaalde typen cybersurveillancegoederen.
Een catch-all beschikking kan alleen worden afgegeven in een beperkt aantal gevallen. Dat geldt indien het risico aanwezig is dat de desbetreffende dual-usegoederen bestemd zijn voor inzet in massavernietigingswapens, of indien de eindbestemming van deze goederen een land betreft waarvoor een wapenembargo van toepassing is.
Op grond van de dual-useverordening (artikel 8) kan Nederland nationale wetgeving opstellen om een vergunningplicht in te stellen voor de uitvoer van dual-use items naar landen waar deze mogelijk worden ingezet bij mensenrechtenschendingen.
Ondanks het gegeven dat sommige (cyber)surveillance technologie niet onder de reikwijdte van de huidige verordening en het Nederlandse exportcontrolebeleid valt, is het kabinet van mening dat het bedrijfsleven een zelfstandige weloverwogen afweging dient te maken of de voorzetting van levering van de goederen aan dergelijke eindgebruikers past binnen een adequaat compliance en MVO-beleid.
Welke mogelijkheden ziet u op dit moment om een catch-all beschikking af te geven voor de export van cybersurveillance technologie en zo een ad-hoc vergunningplicht op te leggen?
Zie antwoord vraag 8.
Welke mogelijkheden ziet u om, onder 5.4.4 in het hoofdstuk »30.06.00 Strategische goederen» uit het Handboek VGEM3, bij ministeriële regeling een vergunningplicht in te stellen op de uitvoer van cybersurveillance technologie naar landen met autoritaire regimes waar de technologie mogelijk wordt gebruikt bij mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 8.
Het artikel “De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders" |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat tussen juni en november 2018 13 procent van de migranten werd gered door een commercieel schip, tegen drie procent in diezelfde periode een jaar eerder? Zo nee, welke cijfers heeft u daarover?
Het kabinet beschikt niet over dergelijke cijfers.
Wat is er precies gebeurd bij het incident, waarbij een koopvaardijschip is gekaapt? Is dit vaker voorgekomen?
Dit schip (de ElHiblu2 vaart niet onder de Nederlandse vlag. De precieze toedracht van het incident is daardoor niet bekend.
Incidenten waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen heeft geleid tot spanningen aan boord worden niet centraal geregistreerd. Het is dan ook niet mogelijk vast te stellen om hoeveel incidenten het gaat.
Een onveilige situatie aan boord kan ontstaan wanneer de schepen onvoldoende zijn uitgerust om voor langere tijd grote groepen mensen aan boord te hebben. Dit kan ook voor koopvaardijschepen gelden wanneer drenkelingen zich langere tijd aan boord bevinden.
Hoeveel incidenten zijn bekend waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen vervolgens heeft geleid tot spanningen aan boord?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het pleidooi van de Nederlandse reders voor voldoende veilige havens om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen?
Het kabinet steunt dit pleidooi. Het is ook in lijn met de inzet van het kabinet om te komen tot een structurele oplossing voor ontscheping in de EU, maar ook in andere landen om de Middellandse Zee.
Welke stappen gaat u, al dan niet in EU-verband, zetten om ervoor te zorgen dat er veilige havens zijn voor de spoedige ontscheping van geredde migranten?
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de meest recente correspondentie hierover via het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli jl. als ook het verslag van deze bijeenkomst.3 Zoals toegelicht in dit verslag, hebben deze bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping. Het kabinet zal blijven aandringen op een mechanisme waarin een zo groot mogelijke groep, zo niet alle lidstaten, haar verantwoordelijkheid neemt. Inclusief de lidstaten van aankomst. Daarnaast blijft het kabinet voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst middels een verplichte grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers, kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten. Hierbij draagt het kabinet tevens uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk staat.
Welke andere maatregelen kunt u nemen om de veiligheid, zowel van migranten als koopvaardijschepen, te vergroten?
Zoals bij uw Kamer bekend heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om veiligheidsredenen recentelijk veiligheids- en bemanningseisen gesteld aan schepen die stelselmatig drenkelingen aan boord nemen. Dit vergroot de veiligheid. Daarnaast mag worden verwacht dat een structurele oplossing voor de herverdeling van drenkelingen in Europa ertoe zal leiden dat sneller een veilige haven gevonden kan worden waar migranten ontscheept kunnen worden. Dit kan betekenen dat het verblijf van deze mensen aan boord kortstondig wordt. Ook dit vergroot de veiligheid. Over de laatste stand van zaken over deze discussie, is uw Kamer geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18–19 juli jl.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EUNAVFOR MED Sophia missie?
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen als onderdeel van het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli jl. als ook naar de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Groothuizen over dit onderwerp.4 Daarbij moet worden aangetekend dat het mandaat van operatie Sophia is gericht op het bestrijden van mensensmokkel en niet op de redding van drenkelingen. Laatste is een internationale verplichting die voortvloeit uit het internationaal zeerecht. Voor Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU conform de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en ook niet vooruitlopen op onderhandelingen over het Gemeenschappelijke Europees Asiel Stelsel (GEAS). Inmiddels heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) van de EU besloten om het mandaat van Sophia voor 6 maanden onveranderd te verlengen.
Welk effect heeft, naar uw verwachting, het hervatten van patrouilles met schepen van EUNAVFOR MED Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen?
Het mandaat van Sophia is onveranderd verlengd voor zes maanden. Het kabinet wijst er op dat ook het beschermen van koopvaardijschepen geen onderdeel is van het mandaat van de missie. Het kabinet beschikt niet over informatie over het effect van patrouilles in Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen.
Op welke wijze probeert u het mandaat van deze missie te verlengen en daarbij weer tot de inzet van schepen te komen om drenkelingen te redden en mensensmokkel te bestrijden?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor 20 augustus 2019 beantwoorden?
Nee.
Reders die op zoek zijn naar veilige havens |
|
Jasper van Dijk , Bram van Ojik (GL), Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders»?1
Nederland onderschrijft de verplichting voor kapiteins om mensen die op zee in nood verkeren te redden en de noodzaak om voor hen een veilige haven te vinden. Het is bekend dat de situatie in het Middellandse Zeegebied de afgelopen maanden veranderd is en dat het steeds moeilijker lijkt te worden voor bepaalde schepen om havens te vinden die willen meewerken aan het ontschepen van drenkelingen. Dat dit leidt tot spanningen aan boord is gebleken bij recentelijk uitgevoerde operaties. De stelling in het nieuwsbericht dat het noodzakelijk is dat er in het Middellandse Zeegebied voldoende veilige havens zijn om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen, onderschrijf ik.
Deelt u de mening dat reders die migranten oppikken een veilige haven moeten kunnen bereiken?
Ja.
Deelt u de mening dat de problematiek rond het redden van drenkelingen voor de reders toeneemt omdat de EU haar eigen missie met marineschepen in de Middellandse Zee heeft opgeschort?
Dit causale verband kan niet worden vastgesteld. Operatie Sophia heeft als hoofdtaak om mensensmokkel te bestrijden en niet om drenkelingen te redden. Het redden van drenkelingen is een internationale verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht en wordt veelal uitgevoerd door de kustwacht van Mediterrane landen en andere schepen actief op de Middellandse Zee.
In hoeverre zijn de Europese lidstaten bereid om koopvaardijschepen met drenkelingen te ontvangen?
De meeste Europese lidstaten aan de Middellandse Zee zijn hiertoe bereid. Zoals bekend ligt dit moeilijker voor schepen die opereren in de Middellandse Zee en stelselmatig drenkelingen aan boord nemen.
In hoeverre zijn veilige landen in Noord-Afrika hiertoe bereid?
Ook in Noord-Afrika zijn landen die bereid zijn veilige havens te bieden. Het is bekend dat landen in Noord-Afrika eerder koopvaardijschepen veilige havens hebben geboden en toegestaan hebben om drenkelingen aan wal te brengen.
Hoe staat het met de onderhandelingen over ontschepingsplatforms in Noord-Afrika, waar ook UNHCR en IOM hun medewerking aan willen verlenen?
Kortheidshalve verwijs ik u naar de beantwoording van vergelijkbare vragen in het schriftelijke overleg d.d. 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 20192 Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-) Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daarbij betrokken.
Deelt u de mening van de reders als zij zeggen dat mensen terugsturen naar Libië in strijd is met het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf een moratorium heeft afgekondigd op terugkeer naar Libië?
Dit kan niet zo worden gesteld. De Internationale Maritieme Organisatie en UNHCR hebben gezamenlijk richtlijnen opgesteld over de omgang met drenkelingen die hebben aangeven internationale bescherming te willen. In dat geval, dient een kapitein de betreffende drenkelingen aan wal te brengen in een veilige haven waar men toegang heeft tot een procedure die kan leiden tot een beschermde status. Dat kan via de nationale autoriteiten of via UNHCR. Deze mogelijkheid bestaat op dit moment niet in Libië. Het door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 juli 2019 voor de duur van een half jaar ingestelde besluit- en vertrekmoratorium ten aanzien van Libië staat hier los van. Zoals door de Staatssecretaris toegelicht tijdens het Algemeen Overleg Asiel -en Vreemdelingenbeleid op 4 juli 2019 ziet het vertrekmoratorium er uitsluitend op toe dat uitgeprocedeerde Libische asielzoekers thans niet verplicht worden vanuit Nederland terug te keren naar Libië.
Wat onderneemt u om aan de zorgen van de reders tegemoet te komen?
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderhandelt op Europees niveau over een structurele oplossing voor de herverdeling van migranten. Ik verwacht dat een structurele oplossing zal bijdragen aan het beschikbaar zijn van voldoende veilige havens om schepen met drenkelingen aan boord te ontvangen. Daarnaast wordt in EU-verband door enkele lidstaten gesproken over een tijdelijk ontschepingsmechanisme. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019.
Klopt het dat op 17 juli in het kader van de JBZ-Raad op initiatief van Frankrijk en Duitsland een spoedbijeenkomst wordt gehouden over veilige ontscheping van migranten? Steunt u de inzet van deze spoedbijeenkomst?
Ja. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer voorafgaand aan de informele Raad hierover geïnformeerd via het schriftelijke overleg van 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019. Voorts verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019 waarin een uitgebreide toelichting is opgenomen. Zoals toegelicht in dit verslag, hebben de bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping.
De problemen bij het Commissariaat voor de Media |
|
Harry van der Molen (CDA), Jan de Graaf (CDA), Thierry Aartsen (VVD), Joost Sneller (D66) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Waakhond voor media stuurloos»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het functioneren van het Commissariaat voor de Media boven iedere twijfel verheven dient te zijn als het gaat om integriteit en transparantie?
Ja.
Kunt u toelichten welke «wachtgeldregeling» precies van toepassing is voor collegeleden van het Commissariaat voor de Media? Hoe beoordeelt u de proportionaliteit van deze regeling?
De Bezoldigingsregeling Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de pers bevat de volgende wachtgeldregeling.2 In geval van niet herbenoemen (tenzij door eigen toedoen) bestaat recht op wachtgeld gedurende een periode die gelijk is aan de tijd dat betrokkene onafgebroken lid van het Commissariaat is geweest. Wachtgeld eindigt in elk geval bij 65 jaar. Het eerste jaar bedraagt het wachtgeld 80%, daarna 70%. Daarbij worden inkomsten die betrokkene niet al had tijdens de uitoefening van de functie met de uitkering verrekend voor zover die 30% van de laatstgenoten bruto bezoldiging en vakantie-uitkering overschrijden.3
Zoals ik in mijn visiebrief over de publieke omroep van 14 juli 2019 heb aangekondigd, bezie ik de bezoldigingsnormen in de mediasector. Op dit moment bezie ik de huidige rechtpositieregeling van het Commissariaat omdat deze ook naar mijn mening niet meer past in de huidige tijd. Ik ben van plan om de regeling zo snel mogelijk te herzien.
Overigens kan ik u melden dat de inmiddels per 1 juli 2019 afgetreden voorzitter geen beroep zal doen op de wachtgeldregeling.
Op welke wijze is door het Commissariaat en door uw ministerie geanticipeerd op het bereiken van de maximale bestuurstermijn door de voorzitter van het Commissariaat voor de Media? Kunt u toelichten of het voorzien was dat hier thans een vacature voor zou bestaan?
Er is voorzien dat er per 1 juli 2019 een vacature voor de functie van voorzitter van het Commissariaat zou ontstaan. Eind vorig jaar zijn de eerste stappen gezet voor de procedure voor werving van een nieuwe voorzitter. Doordat een lid van het Commissariaat nadien in opspraak is geraakt, is de procedure tijdelijk aangehouden. De verwachting is dat op korte termijn een nieuwe voorzitter kan worden benoemd. Binnen het Commissariaat is voorzien in het aftreden van de voorzitter per 1 juli 2019. Door een uitbreiding van het mandaatbesluit kunnen besluiten over de reguliere bedrijfsvoering gewoon doorgang vinden. Zaken die bestuursrechtelijke besluitvorming op college-niveau vereisen, worden aangehouden totdat er een nieuwe voorzitter is.
Klopt het bericht dat de heer Buné vorig jaar door de tuchtrechter is berispt vanwege «onzorgvuldig en ondeskundig» handelen? Zo ja, wanneer werd u hier voor het eerst van op de hoogte gesteld?
Ja. Betrokkene heeft in maart 2017 in een telefoongesprek met het ministerie genoemd dat er een klacht bij de Accountantskamer tegen hem was ingediend. Het ministerie is daarna niet op de hoogte gesteld van het verloop van de klachtprocedure en de uitspraken van de Accountantskamer en in hoger beroep het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB). De uitspraken van de Accountantskamer en het College zijn anoniem. Naar aanleiding van het NRC-artikel heeft betrokkene op 17 juli 2019 het ministerie volledig op de hoogte gebracht van de uitspraken. Terugkijkend had de lopende zaak en het signaal dat daarover informeel is afgegeven, moeten leiden tot het opvragen van meer informatie en een duidelijker afweging over of het gegeven de omstandigheden niet beter was geweest de herbenoeming al dan niet aan te houden. Doordat dit destijds niet is gebeurd, is die afweging niet gemaakt.
Kunt u toelichten welke gevolgen deze informatie zou hebben gehad ten aanzien van zijn herbenoeming, mocht deze voorafgaand daaraan bij u bekend zijn geweest?
Zie antwoord vraag 5.
Welke consequenties gaat u nu verbinden aan deze informatie?
Aan de informatie verbind ik voor betrokkene geen consequenties. Betrokkene is tegen de uitspraak van de Accountantskamer in beroep gegaan bij het CBB. Ik neem daarbij in ogenschouw dat zowel de Accountantskamer als het CBB hebben uitgesproken dat niet is gebleken dat betrokkene niet integer heeft gehandeld en dat het CBB de berisping heeft teruggedraaid en volstaan heeft met een waarschuwing. Wel concludeer ik dat in dit geval de informatievoorziening niet voldoende was nu achteraf is gebleken dat ik bepaalde informatie niet had. De communicatie en informatievoorziening in zaken als deze moeten op orde zijn en ik zal intern en met het Commissariaat zorgen dat dit gebeurt.
Kunt u toelichten welke regels – zowel qua tijdsbeslag als inhoudelijke verenigbaarheid – van toepassing zijn op het vervullen danwel accepteren van nevenfuncties door collegeleden? Op welke wijze is het toezicht op deze regeling ten aanzien van nevenfuncties geregeld?
Regels omtrent nevenfuncties van leden van publiekrechtelijke zbo’s, zoals het Commissariaat, zijn opgenomen in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (artikel 13). Een lid van een zbo mag geen nevenfuncties bekleden die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Een lid van een zbo dient daarom het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie te melden bij de Minister en alle nevenfuncties moeten openbaar gemaakt worden. Daarnaast heeft het Commissariaat een eigen Gedragscode Integriteit Commissariaat voor de Media https://www.cvdm.nl/wp-content/uploads/2019/07/Gedragscode-Integriteit-van-het-Commissariaat-voor-de-Media.pdf. Op grond daarvan bestaat een meldplicht indien werkzaamheden, betaald of onbetaald, de belangen van het Commissariaat kunnen raken. Verder bepaalt de code dat nevenwerkzaamheden waardoor een goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst niet in redelijkheid zou zijn verzekerd, verboden zijn. Dat is het geval bij ongeoorloofde belangenverstrengeling, botsing van belangen, schade aan het aanzien van het ambt en onvoldoende beschikbaarheid voor de functie bij het Commissariaat.
Zodra een nieuwe voorzitter in functie is, zal ik met het Commissariaat nader overleggen hoe optimale transparantie en toetsing van nevenfuncties bereikt kunnen worden. Daarbij zullen de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de eigen code van het Commissariaat in beschouwing worden genomen.
Kunt u toelichten hoe deze controle heeft plaatsgevonden voor de nevenfunctie van de heer Buné bij Mail.ru?
Betrokkene is op 15 juli 2013 per 1 september 2013 benoemd als lid van het Commissariaat. Zijn betrokkenheid bij Mail.ru dateert van daarna, namelijk vanaf 1 oktober 2013. Deze nevenfunctie stond daarom niet vermeld op het cv van betrokkene waarover het ministerie beschikte ten tijde van de benoeming. De informatie over de nevenfunctie is na de benoeming per 1 oktober 2013 openbaar gemaakt door vermelding op de website van het Commissariaat. De nevenfunctie is niet afzonderlijk gemeld bij het ministerie. Naar aanleiding van de publiciteit ben ik met het zittende lid van het Commissariaat in gesprek gegaan over zijn nevenfunctie bij Mail.ru. Op grond daarvan ben ik vooralsnog van mening dat er geen reden is te concluderen dat die nevenfunctie ontoelaatbaar is. Zoals gezegd zal ik na het aantreden van de nieuwe voorzitter met het Commissariaat nader overleggen hoe voortaan optimale transparantie en toetsing bereikt kunnen worden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de heer Eljon, waarvan u in uw brief van 25 april jl. stelde dat u «verwachtte dit onderzoek uiterlijk eind mei te kunnen afronden en dan definitief besluit te zullen nemen.»?2 Wanneer verwacht u de Kamer uitsluitsel te kunnen geven over dit besluit?
Het onderzoek is afgerond en heeft geresulteerd in een besluit tot ontslag van betrokkene. Ik heb uw Kamer hiervan bij brief van 1 augustus 2019 op de hoogte gesteld.
Acht u thans de continuïteit van de bedrijfsvoering en de bestuurlijke slagkracht van het Commissariaat voor de Media adequaat gewaarborgd? Zo nee, welke maatregelen bent u voornemens te treffen om dit te borgen?
Ja. Zie het antwoord op vraag 4.
Moslimfobie en intimidatie bij de politie |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over «Moslimfobie en intimidatie bij de politie»?1
Ja.
Klopt het dat politieagenten burgers omschrijven als «kankermongolen, kankerleijers, pauper-allochtonen, kankervolk, kutvolk en kutafrikanen»? Wat is uw reactie hierop?
Ik heb geen inzicht in politie-appgroepen of in mogelijke uitlatingen die politieagenten richting burgers doen. Mocht het gebeuren dat dergelijke bewoordingen worden gebruikt, dan keur ik, en met mij de korpschef, dat ten zeerste af. Dergelijke aanstootgevende en kwetsende woorden zijn niet acceptabel. Discriminatie en racisme, door wie dan ook, is ontoelaatbaar. Een ieder die zich daar schuldig aan maakt moet daar in elk geval op worden aangesproken. Wanneer blijkt dat plichtsverzuim is gepleegd, dan zal een disciplinaire maatregel worden getroffen. De op te leggen maatregel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de functie van de politiemedewerker, de aard van het plichtsverzuim (denk hierbij bijvoorbeeld aan de mate van het grensoverschrijdende gedrag) en de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden. Dit betreft altijd een individuele afweging.
Klopt het dat politieagenten «de wens uitspreken dat burgers een pak slaag krijgen, de burger doodgereden zal worden, de burger wel aan de beurt zal komen, en de burgers allemaal kapot gemaakt moeten worden»?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het uitermate schokkend is dat politieagenten zich op deze manier uiten over burgers? Wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het uitermate schokkend is dat politieagenten zich openlijk bezondigen aan racisme en discriminatie? Wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de politieagenten die de genoemde appberichten hebben verstuurd op non-actief zetten? En kunt u ze daarna voordragen voor strafontslag en vervolgen voor discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom houden politieagenten zich bezig met «seksuele intimidatie, aanrandingen van vrouwelijke collega’s, pesten, ernstige discriminatie en valsheid in geschrifte»?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de politie nog nooit van Me Too gehoord? Kunt u de politie hierover inlichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom «gaan staande houdingen en aanhoudingen gepaard met excessief, al dan niet verbaal, geweld»?
Bij staande houdingen en aanhoudingen gaat de politie in principe de-escalerend te werk. In voorkomende gevallen is de politie echter genoodzaakt om gebruik te maken van de aan haar toegekende geweldbevoegdheid. Het gebruik van deze bevoegdheid moet in overeenstemming zijn met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en in verhouding tot het te bereiken doel, redelijk en gematigd zijn. Aan het gebruik van geweld gaat, indien mogelijk, een waarschuwing vooraf. Afhankelijk van de situatie kan een dergelijke waarschuwing in bepaalde gevallen op een verbaal indringende wijze worden gegeven. Van excessief, buitenproportioneel (verbaal) geweld mag geen sprake zijn.
In het rapport Verantwoord politiegeweld van de Nationale ombudsman2 wordt meer specifiek ingegaan op de mate van geweld die, afhankelijk van het door een verdachte geboden verzet, kan worden toegepast.
Waarom «hebben moslimagenten het zwaar te verduren, worden zij openlijk gediscrimineerd, met gedrag dat onder de gordel is, en worden steeds uitlatingen gedaan met een ultrarechtse geur, die niet past bij de neutrale houding die de politie moet hebben»?
Ten aanzien van het gestelde bij vraag 10 merk ik op dat de korpschef publiekelijk heeft aangegeven zich niet te herkennen in enkele kwalificaties die de voormalig adviseur bij de politie, de heer Boers, de politieorganisatie heeft toebedeeld. Als medewerkers worden geconfronteerd met discriminatie of uitsluiting of een misstand signaleren, dan is het belangrijk dat zij zich vrij voelen om hiervan een melding te maken en dat zij zich daarbij door hun leidinggevende gesteund voelen. Daarom bevordert de leiding van de politie een werkcultuur waarin het gesprek wordt aangegaan over gedragingen die als grensoverschrijdend worden ervaren. De politie heeft een netwerk van hulpstructuren waar politiemedewerkers terecht kunnen met een probleem, klacht of melding. Graag verwijs ik u naar de bijgevoegde kamerbrief waarin ik nader in ga op het beleid om te zorgen voor een veilige en inclusieve werkomgeving.
Kunt u zo spoedig mogelijk een einde maken aan dit onvoorstelbare en onaanvaardbare gedrag? Kunt u de Kamer nauwgezet informeren over uw aanpak in deze?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u hiertoe een (nieuw) plan van aanpak formuleren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt vertellen wat u en korpschef Akerboom ondernomen hebben om de misstanden waar wijlen korpschef Bouman voor waarschuwde «Er sluipt een gif de nationale politie binnen» tegen te gaan?2
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat de Leidse teamchef Fatima Aboulouafa een spreekverbod is opgelegd door de eenheidsleiding van Den Haag? Wat is de reden hiervan? Kunt u dit spreekverbod onmiddellijk opheffen? Zo nee, waarom niet?
De teamchef, op wie de vragen betrekking hebben, is gewezen op het social media-beleid dat interne richtlijnen geeft hoe een politiemedewerker zich tot de sociale media dient te verhouden en op welke wijze de medewerker daarop actief kan zijn. Dit beleid geldt voor alle medewerkers5.
In het algemeen is het zo dat politiemedewerkers zich veilig moeten voelen om dilemma’s, risico’s, signalen, ervaringen en mogelijke misstanden met elkaar te kunnen en te durven bespreken. In dat kader heeft de korpschef aangegeven dat te allen tijde bereid te zijn collega’s te spreken die worstelen met normoverschrijdend gedrag in hun omgeving.
Klopt het dat «Fatima Aboulouafa ook niet meer op Instagram over de politie mag schrijven, omdat dit niet past in de huisstijl», aldus een hooggeplaatste Haagse politiemedewerker?
Zie antwoord vraag 14.
Wie is deze hooggeplaatste Haagse politiemedewerker?
Zie antwoord vraag 14.
Wat is de huisstijl van de (Haagse) politie met betrekking tot social media?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u het document waarin de huisstijl staat omschreven doen toekomen aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat het monddood maken van klokkenluiders door het opleggen van een spreekverbod juist een averechts effect heeft en het juist beter zou zijn indien deze integere klokkenluiders gekoesterd zouden worden?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat korpschef Akerboom het volgende heeft gezegd in zijn blog: «voor ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag is binnen de politie geen plaats. Collega’s die daar het slachtoffer van worden en dat (durven te) melden verdienen de steun van iedereen in het korps» en «In mijn antwoordbrief heb ik geschreven dat voor iedereen in het korps, ook oud-collega’s, mijn (digitale) deur open staat. Ik wil dat collega’s zich vrij en gesteund voelen om ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag te melden.»?3
Zie antwoord vraag 14.
Hoe verhoudt datgene wat korpschef Akerboom schreef zich tot het feit dat de klokkenluider die zich uitliet over «the blue wall of silence» een spreekverbod opgelegd heeft gekregen? Deelt u de mening dat dit tegenstrijdig is?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat korpschef Akerboom het volgende heeft gezegd in zijn blog: «Binnen het korps is helaas nog niet overal sprake van de veilige en inclusieve werkcultuur die nodig is. Er is genoeg te doen.»?
Dit klopt. Om het interne vakmanschap te vergroten en inclusie te bevorderen, hebben de Centrale Vertrouwenspersonen en de medewerkers van de afdeling Veiligheid, Integriteit & Klachten professionaliseringstrainingen gevolgd die in het teken staan van multiculturaliteit en inclusie. Teamchefs en operationeel experts nemen deel aan leiderschapsdagen die ook in het teken staan van het creëren van een veilige, inclusieve werkcultuur. De diverse instrumenten en methodieken zijn beschikbaar gesteld op intranet en een groeiend aantal teamchefs weet de weg hiernaar te vinden. Ook vragen zij vaker om ondersteuning van onder meer coaches en veranderkundigen. Tevens zijn er bijeenkomsten georganiseerd met collega’s van diverse achtergronden om te weten hoe de organisatie er nu bijstaat als het gaat om inclusie en om ideeën voor verbeteringen op te doen en door te voeren. Ook wordt in teamverband de theatervoorstelling Rauw georganiseerd waarin een spiegel wordt voorgehouden. Graag verwijs ik u naar de bijgevoegde kamerbrief voor een toelichting op het beleid ter bevordering van een veilige en inclusieve werkomgeving.
Kunt u vertellen wat er volgens u en volgens korpschef Akerboom nodig is om overal binnen het korps te zorgen voor de nodige veilige en inclusieve werkcultuur?
Zie antwoord vraag 22.
Kunnen u en korpschef Akerboom afstand nemen van discriminerende agenten? Zo nee, waarom niet?
De korpschef en ik nemen afstand van alle discriminerende uitlatingen en gedragingen. Discriminatie, door wie dan ook, is ontoelaatbaar.
Waar komt «de weerzin tegen diversiteit» vandaan, die wordt genoemd door de politiedeskundige Sinan Cankaya?4
Voor de beantwoording van de vragen 25 t/m 27, verwijs ik u naar het gecombineerde antwoord op vraag 37.
Waarom is er zo weinig inlevingsvermogen bij de heersende, zittende groep? Heeft dit te maken met racisme en white supremacy, die hier doorwerken? Wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 25.
Waarom ervaren agenten de diversiteitsagenda als een bedreiging?
Zie antwoord vraag 25.
Deelt u de mening dat het programma «Kracht van het Verschil» vanuit de politie in de basis een visiedocument is en zonder concrete doelen tandeloos is?
Nee, deze mening deel ik niet. Na de vorming van de nationale politie is in kaart gebracht welke verschillende diversiteitsprogramma’s er bestonden. In 2015 zijn deze en nieuwe initiatieven ondergebracht in het programma De Kracht van het Verschil. Dit programma heeft sindsdien een belangrijke agendasettende rol gehad, onder meer bij het borgen van dit thema in de P&C-cyclus en managementgesprekken, de alertheid om te reageren op grensoverschrijdende uitingen op intranet en social media, en de aandacht voor collega’s met een migratie-achtergrond. Het programma De Kracht van het Verschil bevindt zich momenteel in een afrondende fase; de thema’s en projecten die onderdeel uitmaken van het programma worden ondergebracht in de staande organisatie. Daarnaast zijn tal van andere maatregelen genomen zoals ook in de beantwoording van deze Kamervragen beschreven. Hierover heb ik u ook in het halfjaarbericht geïnformeerd.7
Kunt u vertellen hoeveel diversiteitsprogramma’s sinds de transitie naar de Nationale Politie zijn gesneuveld vanwege bezuinigingen?
Zie antwoord vraag 28.
Deelt u de mening van politiewetenschapper Cankaya dat de top en het kader verantwoordelijk moeten worden gemaakt voor het diversiteitsbeleid? En dat er anders alleen maar een draaideureffect zal zijn waardoor mensen met een migratieachtergrond wel de politie binnenkomen, maar ook snel weer zullen verlaten?
Iedereen in de organisatie is verantwoordelijk voor een veilig en inclusief werkklimaat. Het verkrijgen en behouden van een gewenst werkklimaat vraagt om inspanning en een kritische houding van zowel de korpsleiding als van individuele politiemensen in alle lagen van de organisatie. De leiding heeft daarbij de specifieke rol om richting te geven aan de invulling van het veilig en inclusief werkklimaat, te motiveren en te sturen op resultaat.
Klopt het dat de portefeuillehouder diversiteit bij de politie Lute Niewerth in een reactie tegen de NOS heeft gezegd dat «Als er sprake is van discriminatie, pesten en uitsluiting zal de leiding niet schromen om scherp en hard op te treden. Maar als je wilt straffen moet je het kunnen aantonen. Dat is best ingewikkeld.»? Kunt u hier op ingaan?
De korpschef heeft mij verzekerd dat de politieorganisatie iedere melding van grensoverschrijdend gedrag serieus neemt. Zo nodig wordt een oriënterend of disciplinair onderzoek gestart. Als uit concrete aanwijzingen blijkt dat een medewerker zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, wordt de strafmaat in een strafmaatoverleg besproken. De op te leggen maatregel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de functie van de politiemedewerker, de aard van het plichtsverzuim en de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden. Dit betreft telkens een individuele afweging. Disciplinaire maatregelen variëren van een schriftelijke berisping tot ontslag, conform het Besluit algemene rechtspositie politie.
Kunt u vertellen tegen hoeveel agenten hard en scherp is opgetreden sinds 2014? Hoeveel waarschuwingen, berispingen, schorsingen en strafontslagen zijn verleend voor discriminerend gedrag?
Voor de cijfers over disciplinaire onderzoeken en de daaruit volgende ontslagen verwijs ik u naar de jaarverantwoordingen van de politie. Ik heb uw Kamer aangegeven dat de politie ernaar streeft om met ingang van 2019 jaarlijks een geanonimiseerd overzicht van opgelegde disciplinaire maatregelen te publiceren. Op dit moment is het nog te arbeidsintensief om het totaal aantal voor specifieke disciplinaire maatregelen te genereren. Op verzoek van de korpsleiding is een landelijk systeem in ontwikkeling dat de Veiligheid, Integriteit en Klacht (VIK)- en HRM-processen koppelt en deze cijfers beter inzichtelijk zal maken. Het overzicht van opgelegde disciplinaire maatregelen zal vanaf 2020 in de jaarverantwoording worden opgenomen.
Klopt het dat volgens Niewerth regelrechte discriminatie of pesterij niet heel veel voorkomt? Kunt u hierop reageren?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 37.
Deelt u de mening dat de uitlatingen van de heer Niewerth te bagatelliserend zijn, en min of meer goedpraten dat de heersende groep zich moeilijk kan aanpassen aan mensen uit andere groepen?
Zie antwoord vraag 33.
Klopt het dat de heer Niewerth heeft aangeven dat deze problematiek al twintig jaar speelt? Bent u bereid om een commissie in te stellen, die zal onderzoeken wat er allemaal is ondernomen de afgelopen twintig jaar, buiten het inzetten op streefcijfers, en wat wel en wat niet werkt?
Dit klopt. Het is een weerbarstig vraagstuk, niet alleen bij de politie. Op dit moment wordt door de korpsleiding invulling gegeven aan de borging van het programma De Kracht van het Verschil in de staande organisatie. Daarbij wordt ook bezien wat in de afgelopen jaren goed heeft gewerkt, wat niet en wat er verder nog ontwikkeld moet worden. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding voor een onafhankelijk onderzoek.
Hoe kijkt u naar de uitspraken van de heer Niewerth, dat gebrek aan inlevingsvermogen een steeds vaker voorkomend probleem is: «Als je wit bent en Westers opgevoed is het soms moeilijk om in te voelen wat de problemen van een ander zijn»?
Zie antwoord vraag 25.
Deelt u de mening van politiedeskundige Cankaya: «Als je een succesvol diversiteitsbeleid wil nastreven, moet je je juist richten op de witte heteroseksuele meerderheid die er al jaren zit. Zij moeten zich openstellen voor nieuwe ideeën en een veranderende samenleving. Het korps moet mee veranderen.»? Op welke manier zou een dergelijke verandering teweeg gebracht moeten worden? Kunt u hier nader op ingaan?
Zie antwoord vraag 25.
Kunt u de klokkenluider (coach Carel Boers) opnieuw aannemen en voordragen voor promotie? Zo nee, waarom niet?
De heer Boers was niet in dienst bij de politie. Hij verrichtte werkzaamheden op basis van inhuur. Het staat de heer Boers vrij zich bij de politie aan te bieden om opnieuw werkzaamheden te verrichten voor de politie. Of van dat aanbod gebruik wordt gemaakt, en onder welke condities, is aan de korpsleiding.
Waarom heeft de top niets gedaan met de signalen van de klokkenluider? Kunt u de top verzoeken dit alsnog te doen? Kunt u de organisatie Control Alt Delete hierbij betrekken? Zo nee, waarom niet?
De signalen die zijn aangedragen, zijn door de korpsleiding onderzocht. Over de inhoud daarvan kan ik vanwege het vertrouwelijke karakter niets zeggen. Ik vertrouw erop dat de korpsleiding op basis van de signalen indien nodig gepaste maatregelen neemt. Met Control Alt Delete is zowel bij de politie als op mijn ministerie goed contact over vraagstukken als discriminatie en etnisch profileren.
Luisteren de politieagenten op de werkvloer nog wel naar de korpsleiding in Den Haag? Of gaan zij volledig hun eigen gang, in een eigen staat in de staat?
De politie verricht zijn werkzaamheden onder het gezag van de burgemeester als het gaat om de bestuursrechtelijke handhaving van de openbare orde en onder gezag van de officier van justitie ten aanzien van strafrechtelijke handhaving en vervolging. De korpschef is verantwoordelijk voor het beheer van de organisatie waaronder het in de vraag bedoelde HRM-beleid. Op alle niveaus wordt binnen de politie de dialoog over het werkklimaat gevoerd en wordt waar nodig ingegrepen.
Vindt u het niet vreemd dat de handhavers van de wet zelf de wet overtreden? Op deze manier ondermijnt de politie toch haar eigen gezag?
Zowel de samenleving als politiemensen onderling moeten erop kunnen vertrouwen dat de politie integer en betrouwbaar haar werk uitvoert. De politie heeft daarin een voorbeeldfunctie. Er is geen ruimte voor grensoverschrijdend gedrag binnen de politie. Dit ondermijnt het functioneren van de organisatie en draagt niet bij aan een veilige werkomgeving waar verschillen juist erkend en gewaardeerd worden. Hoewel integriteitsschendingen nooit helemaal kunnen worden voorkomen, wordt door de korpsleiding veel inzet gepleegd om de kans op integriteitsschendingen te voorkomen en wordt waar nodig opgetreden.
Hoort de politie volgens u in het rijtje van problematische overheidsdiensten, zoals de Belastingdienst (o.a. toeslagen), het UWV, het CBR, de IND en de Defensie Materieel Organisatie? Wat gaat u eraan doen om de politie uit het verkeerde rijtje te krijgen?
Ik herken mij niet in uw aanduiding dat de politie een problematische overheidsdienst is.
Klopt het dat politieagenten liever op straat lopen dan op het politiebureau aanwezig zijn? Kunt u uitsluiten dat er daar zo’n verstikkend en intimiderend klimaat heerst dat veel politieagenten daar niet aanwezig willen zijn?
Grensoverschrijdend gedrag zal nooit helemaal te voorkomen zijn, dus vraagt het voorkomen en aanpakken ervan structurele aandacht. Medewerkers mogen nimmer de dupe worden van welke vorm van uitsluiting ook. Zij moeten zich beschermd weten door hun leidinggevenden.
Kunt u overwegen om de politie van de politie te versterken? Welke rol kan de Rijksrecherche hierin spelen?
De politie heeft een netwerk van hulpstructuren waar politiemedewerkers terecht kunnen met een probleem, klacht of melding. Iedere melding van een misstand bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) of het Landelijk Meldpunt Misstanden (LMM) wordt onderzocht. Ik heb van de politie begrepen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is bij de afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten voor het doen van screeningen en onderzoeken, hoewel er soms sprake kan zijn van «piekbelastingen», waardoor sommige zaken moeten wachten. Daar waar het gaat om strafrechtelijke onderzoeken kunnen de afdelingen VIK en de Rijksrecherche samenwerken. Over de rol van Rijksrecherche bij strafrechtelijke onderzoeken naar een ambtenaar van politie heb ik u 15 januari 2019 reeds per brief geïnformeerd.8
Tevens is de korpschef voornemens een meldpunt in te richten waar collega’s terecht kunnen met een probleem, klacht of melding om een overkoepelend beeld te krijgen van wat er speelt op de werkvloer. Dat meldpunt is onafhankelijk en direct gepositioneerd onder de korpschef. Het meldpunt werkt samen met de bestaande voorzieningen. De komende maanden zal er verder vorm worden gegeven aan de inrichting van het meldpunt, dat directe toegang heeft tot de top van de organisatie en gepositioneerd wordt naast de bestaande voorzieningen.
Kunt u overwegen om binnen de politiebureaus permanent cameratoezicht in te voeren, zodat politieagenten in hun gedrag beter in de gaten kunnen worden gehouden?
Ik heb vertrouwen in de preventieve en repressieve maatregelen die de korpschef heeft genomen om grensoverschrijdend gedrag aan te pakken en/of te voorkomen. In die aanpak past niet het hanteren van permanent cameratoezicht.
Klopt het dat de doelstelling van 25% instroom van mensen met een migratieachtergrond niet gehaald wordt? Hoe komt dit en wat gaat u hieraan doen?
Het percentage kandidaten met een dubbele culturele achtergrond bedroeg 29 procent in 2017. Het percentage voor 2018 ligt met 22,4 procent lager dan in 2017. De verklaring voor deze daling moet enerzijds gezocht worden in de omvang van de instroom. In 2017 zijn er, in vergelijking met 2016 en 2018, in totaal aanzienlijk minder kandidaten ingestroomd. In absolute zin is het aantal aangestelde kandidaten met een dubbele culturele achtergrond echter wel gestegen (van 244 in 2016 naar 254 in 2017 en 315 in 2018).
Wat is het percentage uitstroom van mensen met een migratieachtergrond? Waarom is dit zo hoog? Wat gaat u hieraan doen?
Van iedere medewerker die de politie verlaat wordt een tweetal gegevens geregistreerd: de datum van uitdiensttreding en de reden van uitdiensttreding, waarbij uit een beperkt aantal categorieën gekozen kan worden. Er is geen rechtsgrond om meer dan deze categorieën te registreren. De categorieën die worden geregistreerd zijn:
Het personeelssysteem van de politie laat over het hele korps een uitstroompercentage zien van 3,6% in 2017 en 4,0% in 2018 (t.o.v. het totale personeelsbestand). Uit een vergelijking van de uitstroompercentages van de politie met die van andere overheden blijkt dat de uitstroom bij de politie aan de lage kant is. Van alle overheden die binnen de drie categorieën «openbaar bestuur», «onderwijs en wetenschappen» en «veiligheid» vallen, heeft de politie het op een na de laagste uitstroompercentage (4,2%).9 Welk aandeel hiervan medewerkers met een migratieachtergrond betreft kan niet uit de registraties van de politie worden gehaald.
Uit de analyse die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt het volgende:
Gegeven het belang dat de politie hecht om inzicht te krijgen in de redenen van de uitstroom, wordt op dit moment door de politie gewerkt aan een beleidskader en een bijbehorend implementatieplan om met iedere medewerker die de politie verlaat, op vrijwillige basis, een exitgesprek te houden.
Deelt u de mening dat dit voldoende stof is voor een parlementaire enquête? Bent u bereid hieraan uw volledige medewerking te geven?
Ik zal uiteraard volledig meewerken aan een parlementaire enquête als de Kamer daartoe zou besluiten. De beoordeling of er aanleiding is tot een enquête is aan de kamer.
Kunt u vertellen wat u en korpschef Akerboom hebben gedaan, nadat zesentwintig politiemedewerkers op 2 november 2017 «een zwartboek» hebben aangeboden aan korpschef Akerboom, waarin zij de intolerante cultuur bij de politie aanklagen?5
Klopt het dat deze zesentwintig politiemedewerkers hun persoonlijke ervaringen binnen de politie beschrijven? Zijn er met al deze politiemedewerkers gesprekken gevoerd over hun ervaringen en wat hebben deze gesprekken opgeleverd?
Kunt u vertellen wat korpschef Akerboom ondernomen heeft om het sentiment van onveiligheid binnen het korps bij deze politiemedewerkers weg te nemen?
Kunt u vertellen wat korpschef Akerboom ondernomen heeft om het gevoel van «zich niet gehoord voelen door hun leidinggevenden» bij deze politiemedewerkers weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Is na het in ontvangst nemen van het zwartboek en het lezen van de persoonlijke ervaringen van deze agenten (de meeste onder hun volledige naam) de ernst van hun situatie doordrongen bij korpschef Akerboom? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel van deze beschreven persoonlijke ervaringen zijn afgedaan als incident en hoeveel zijn afgedaan als grap? Deelt u de mening dat discriminatoire behandeling of bejegening nimmer als grap afgedaan mag worden?
Wat hebben korpschef Akerboom, sinds zijn aanstelling als korpschef op 1 maart 2016, en toenmalig portefeuillehouder Diversiteit Peter Slort ondernomen om het intern kleineren, uitsluiten en respectloos behandelen van agenten met een migratieachtergrond te bestrijden (wat wijlen korpschef Bouman in een interne blog in april 2015 aan de kaak stelde)?
Graag verwijs ik u naar mijn bijgevoegde kamerbrief waarin ik nader inga op het beleid ter bevordering van een veilige en inclusieve werkomgeving.
Hoeveel van de politiemedewerkers heeft op dit moment een migratieachtergrond? Kunt u verklaren waarom dit percentage structureel achterblijft bij het percentage in de samenleving van alle burgers die een migratieachtergrond hebben?
Er is geen wettelijke grondslag voor de registratie van de etniciteit van instromende, zittende en uitstromende medewerkers van de politie zoals ook in het antwoord op vraag 47 aangegeven. Verder is uw Kamer hierover al eerder geïnformeerd.11 Bij instroom in het initiële politieonderwijs geeft de betreffende sollicitant op basis van vrijwilligheid op het sollicitatieformulier aan of hij/zij of één van zijn ouders in het buitenland is geboren. Het arbeidsmarktpotentieel in de verschillende eenheden maakt dat de diversiteitsdoelstelling op dit moment niet wordt behaald.
Kunt u aan de Kamer een overzicht met resultaten doen toekomen van de door korpschef Akerboom in 2016 aangekondigde nieuwe aanpak? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar mijn bijgevoegde kamerbrief waarin ik nader inga op het beleid ter bevordering van een veilige en inclusieve werkomgeving.
Klopt het dat de politie bij het opnemen van aangifte van burgers die zich legitimeren met hun Nederlandse nationaliteit de eventuele tweede nationaliteit tevens geregistreerd wordt?
De huidige werkinstructie schrijft niet voor dat een eventuele tweede nationaliteit geregistreerd wordt. Ongeacht welke nationaliteit, een of meerdere, heeft ieder slachtoffer in Nederland dezelfde rechten. Ook slachtoffers zonder papieren (statenlozen, slachtoffers zonder verblijfsstatus) mogen aangifte doen.
Kunt u vertellen wat u en korpschef Akerboom hebben ondernomen om het sentiment van argwaan, dat agenten ervaren wanneer ze promotie maken, weg te nemen?
Speerpunten van het programma De Kracht van het Verschil zijn het versterken van de verbinding met de samenleving, een inclusievere werkcultuur bij de politie, meer variëteit binnen de teams en het versterken van divers vakmanschap. Het achterstellen of het bevoordelen van personen louter omdat zij een andere culturele achtergrond hebben past niet bij deze speerpunten, die gericht zijn op het versterken van vakmanschap binnen een professioneel en divers samengesteld korps.
Kunt u verklaren waarom agenten in het zwartboek aangeven dat collega’s zeggen dat agenten met een migratieachtergrond louter een bepaalde functie hebben gekregen op basis van hun kleur? Deelt u de mening dat dit afkeurenswaardig is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 59.
Hoe beoordeelt u het vermoeden van de agenten die het zwartboek hebben samengesteld dat zij voorbij worden gestreefd door minder gekwalificeerde collega’s, en daardoor zelf geen promotie maken?
Zie antwoord vraag 59.
Deelt u de mening dat van de blog van korpschef Akerboom «Ik sta voor mijn mensen» een averechts effect uitgaat richting de opstellers van het zwartboek en in feite bevestigt dat hun signalen en de zorgen die zij hebben geuit tegen dovemans oren gericht zijn? Zo nee, waarom niet?
In het blog zegt de korpschef: «Ik sta voor de integriteit van het korps en voor al mijn mensen. En ik sta voor een korps waar iedereen gewaardeerd wordt, zich veilig voelt en onderdeel van is.» Een veilige en inclusieve werkcultuur verkrijg je ook door je kritisch op te stellen. Het zwartboek is dus zeker niet tegen dovemans oren gericht.
Kunt u een overzicht doen toekomen van interne klachten van agenten van de jaren 2016, 2017 en 2018 en welke stappen zijn ondernomen richting de klagers?
Nee, dat kan niet. Dit valt niet uit de registraties van de politie te halen. Daardoor kan geen overzicht gegeven worden van de genomen maatregelen bij interne klachten.
Bij hoeveel van de klagers is er aangedrongen op mediation door middel van «een kopje koffie te drinken» en «het met elkaar op te lossen»? Deelt u de mening dat hiermee een signaal wordt afgegeven dat verkeerd gedrag wel wordt getolereerd? Tegen hoeveel van deze agenten die collega’s onheus bejegenden zijn maatregelen genomen en om welke maatregelen ging het dan?
Zie antwoord vraag 63.
Kunt u aangeven hoeveel van deze zesentwintig agenten nog steeds werkzaam zijn bij de politie?
Ik kan hier geen antwoord op geven omdat een deel van deze zesentwintig agenten ervoor heeft gekozen anoniem te blijven. Of zij nog steeds werkzaam zijn bij de politie is dus niet te achterhalen.
De afbouw en overdracht van de zorg bij jeugdzorginstelling Juzt |
|
René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven of naast jeugdzorginstelling Juzt ook andere aanbieders (zoals Kenter, Parlan, Oosterpoort) in ernstige financiële en/of organisatorische problemen zitten?1
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. De situatie bij deze aanbieders is verschillend en (op dit moment) niet zo ernstig als bij Juzt. De Jeugdautoriteit is betrokken. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend.
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, gemeenten en/of het Rijk proactief omgaan met eventuele aanbieders die in financiële en/of organisatorische problemen zitten, zodat onaangename verrassingen voorkomen worden?
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van passende jeugdhulp. Bestuurders van aanbieders dragen zorg voor continuïteit van de organisatie en het waarborgen van de kwaliteit van zorg.
Om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg tijdig te kunnen signaleren, is binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd afgesproken dat er een early warning instrument komt. De VNG heeft inmiddels een instrument ontwikkeld dat input levert voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen een accounthoudende regio met aanbieders van specialistisch veel of weinig voorkomende jeugdhulp over signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. De VNG zal deze zomer de accounthoudende regio’s en aanbieders begeleiden bij de voorbereiding van de invoering van een early warning instrument.
Mocht er inderdaad sprake zijn van financiële en/of organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg, dan zal in eerste instantie het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in actie komen. Het OZJ is sinds 1 januari 2019 operationeel en biedt onder andere eerstelijns bemiddeling bij geschillen tussen gemeenten en aanbieders.
Als het OZJ geen soelaas biedt, kan sinds 1 januari 2019 geëscaleerd worden naar de Jeugdautoriteit (JA). De JA heeft vier taken:
Bijdragen aan borging van de continuïteit van cruciale jeugdhulp door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp of gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken.
Voorbereiden, indien aan de orde, van bestuurlijke maatregelen door de Minister voor Rechtsbescherming of mijzelf.
Mij adviseren over lopende aanvragen en herzieningsverzoeken in het kader van de subsidieregeling «Bijzondere transitiekosten Jeugdwet» (TAJ-regeling).
Signaleren en monitoren van financiële ontwikkelingen rond het Zorglandschap Jeugdhulp. De Minister voor Rechtsbescherming en ik kunnen de JA vragen om onderzoek te doen naar vraagstukken rond het Zorglandschap Jeugdhulp.
De JA werkt aan een ontwikkelagenda om het doel en de taken van de Jeugdautoriteit verder vorm te geven en instrumenten te ontwikkelen ten behoeve van de continuïteit van jeugdhulp en het voorkomen van schoksgewijze bewegingen in het zorglandschap. De ervaringen en aanbevelingen van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) vormen samen met de korte ervaring van de JA een belangrijke aanleiding voor de Ontwikkelagenda JA. De evaluatie van de TAJ die dit jaar wordt afgerond, vormt mede input voor de Ontwikkelagenda Jeugdautoriteit. De ontwikkelagenda wordt in de tweede helft van dit jaar verder vormgegeven in afstemming met gemeenten en aanbieders.
Verder heb ik met gemeenten afgesproken om € 20 miljoen uit de extra beschikbare middelen voor gemeenten te positioneren bij de Jeugdautoriteit. Dit bedrag is bedoeld om de mogelijkheid te hebben om tijdelijke liquiditeitssteun toe te kennen als de zorgcontinuïteit daadwerkelijk in gevaar komt. De middelen kunnen na advies van de Jeugdautoriteit en akkoord van gemeenten worden ingezet en dienen te worden terugbetaald.
Hoe weegt u de uitspraken van de wethouder in Oosterhout die aangeeft dat de tarieven nu wel omhoog kunnen omdat hij de gesloten zorg wil behouden?
Naar ik heb begrepen van de betreffende wethouder in Oosterhout, heeft hij andere uitspraken gedaan. Concreet is aangegeven dat bij de overname van jeugdhulp door andere aanbieders, indien nodig, ruimte is met hen in gesprek te gaan over de tarieven. Daarbij is overigens ook aangegeven dat de bedrijfsvoering van Juzt en de daarmee vergezeld gaande kostprijzen niet maatgevend zijn voor de uitspraak dat de tarieven niet toereikend zouden zijn. Volgens de betreffende wethouder zijn er aanbieders die de jeugdhulp voor deze tarieven weten uit te voeren.
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is exact te weten waar zaken fout gegaan zijn, zodat zowel zorgaanbieders, maar ook gemeenten en het Rijk kunnen leren van de ernstige financiële en organisatorische problemen waar jeugdzorginstelling Juzt in terecht is gekomen?
Ik onderschrijf het belang voor alle betrokkenen om te leren van zaken die beter zouden kunnen en dat deze inzichten van waarde kunnen zijn voor gemeenten, jeugdhulpaanbieders en het Rijk. Op dit moment zetten gemeenten in de regio’s West-Brabant-Oost en West-Brabant-West en Juzt, met ondersteuning van mij, primair in op het borgen van de continuïteit van zorg voor alle vrouwen en kinderen die hulp ontvangen vanuit Juzt. Als de overdracht van zorg geborgd is, kan worden bezien of een onderzoek naar de oorzaken nodig is. Momenteel zie ik geen meerwaarde in een onderzoek naar de oorzaken ten opzichte van hetgeen nu al bekend is.
Bent u bereid een gedegen onderzoek naar de oorzaken van de ernstige financiële en organisatorische problemen van Juzt te faciliteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u in dit onderzoek de volgende subvragen minstens betrekken:
Zie antwoord vraag 4.