De kapwerkzaamheden in Natura 2000-gebied de Schoorlse Duinen |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van 19 november jl. over de kapwerkzaamheden in Natura 2000-gebied de Schoorlse Duinen?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten «Veel minder kap in bossen van Schoorl» en «Vergunningsaanvraag bomenkap Schoorl ingetrokken: is dit uitstel of afstel?»?2 3
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de geplande en reeds uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van natuuromvorming in het gebied?
De tot nu toe geplande natuurherstelmaatregelen (werkzaamheden) zijn aangekondigd in het Natura2000-beheerplan Schoorlse Duinen. Dit beheerplan is te vinden via de volgende weblink: https://www.bij12.nl/assets/86_Schoorlse-Duinen_definitief-beheerplan.pdf.
De kernopgave voor de Schoorlse Duinen is het herstellen van de natuurlijke processen in het duingebied. Dit betekent dat er maatregelen nodig zijn om de dynamiek door verstuiving en duinvorming in het gebied weer te herstellen. Verder is het van belang om verdroging van het gebied tegen te gaan. Daarnaast zijn voor diverse habitattypen instandhoudingsdoelen geformuleerd.
Voor de Schoorlse Duinen waren daarom de volgende maatregelen benoemd:
Begrazing: 435 hectare.
Ontbossen (aangeplant naaldhout) 141 hectare (waarvan in het verleden al 45 hectare verbrand en daarom destijds al gekapt zijn).
Waarvan 34 hectare Westelijke bossen.
Mobilisatie paraboolduinen 24 hectare (zoekgebied).
Chopperen (=heel ondiep plaggen) en/of afplaggen (42 hectare).
Verloofing naaldbos: 270 hectare.
Van bovengenoemde maatregelen is tot op heden in totaal 15 hectare van de habitattypen Duinheide met kraaihei en Duinheide met struikhei gechopperd.
Daarnaast hebben als onderdeel van het reguliere bosbeheer in de winter van 2018/2019 in het zuidelijk deel van het bos van de Schoorlse Duinen boswerkzaamheden plaatsgevonden als eerste aanzet richting langzame verloofing. Er zijn in een gebied van ca. 90 ha op diverse plekken bomen verwijderd uit het naaldbos om ruimte te maken voor natuurlijke verjonging door loofhout. Er is circa 9.000 kuub hout uit het bos gehaald tijdens deze dunning.
Rondom de voorgenomen boskap in het gebied is veel commotie geweest. Na verschillende gesprekken met de omgeving is afgesproken om in de eerste beheerplanperiode (2017 – 2023) alleen het Dr. Van Steijnbos te kappen (circa 10 hectare, ongeveer 1% van het totale bosoppervlakte). Ook is met de omgeving afgesproken dat het Baaknolbos (circa 50 hectare, ongeveer 5% van het totale bosoppervlakte in het gebied) in principe niet gekapt zal worden.
Kunt u een tijdlijn schetsen van de ontwikkeling van de hervormingsplannen voor het natuurgebied vanaf het moment dat het aanvankelijke besluit is genomen in 2016?
In onderstaande tijdlijn zijn de verschillende ontwikkelingen weergegeven:
Oktober 2016. Vaststellen Natura 2000-beheerplan door het Rijk en de provincie Noord-Holland.
Februari 2017. Toezegging door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland dat evaluatie van boskap van fase 1 (20 ha) plaats zal vinden gezamenlijk met omwonenden.
September 2017. Toezegging door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland de monitoringsresultaten af te wachten, alvorens de geplande boskap fase 2/3 zal starten.
December 2017. Raadsinformatiebrief aan de gemeente Bergen met de stand van zaken omtrent boskap.
September 2018. «Duindialogen» met bewoners en raadsleden. Bekrachtigen eerdere afspraken monitoring en evaluatie door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland.
Oktober 2018. Indienen omgevings- en kapvergunningsaanvraag fase 1, ten behoeve van kap en omvorming van het Leeuwenkuilbos en Dr. Van Steijnbos door Staatsbosbeheer. De vergunning is verleend.
Mei 2019. Verzoek tijdelijk intrekken vergunningsaanvraag vanuit de gemeenteraad Bergen.
Mei 2019. Oprichting platform Schoorlse Duinen door Staatsbosbeheer, waarin 14 gebruikers van het gebied zitting in hebben.
Juli 2019. Staatsbosbeheer trekt tijdelijk de vergunningsaanvraag in.
Juli 2019. Duindialoog Raadsleden in duingebied om hen verder te informeren.
Oktober 2019. Toezegging door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland dat in principe het Baaknolbos niet wordt gekapt (afgestemd met Staatsbosbeheer, gemeente Bergen en het Platform Schoorlse Duinen). Staatsbosbeheer dient opnieuw de omgevings- en kapvergunningsaanvraag in.
November 2019. Burgerinitiatief aangeboden aan provinciale staten van de provincie Noord-Holland door Stichting ter Behoud van het Schoorlse- en Kennemerduingebied.
Januari 2020. Naar aanleiding van het burgerinitiatief is een technische briefing, locatiebezoek en expert-meeting met voor en tegenstanders georganiseerd om de commissieleden natuur, landbouw en gezondheid van de provinciale staten van Noord-Holland te infomeren over de kapplannen.
Februari 2020. In provinciale staten van februari stond de behandeling van het burgerinitiatief op de agenda. Voor stemming plaats zou vinden, verzocht de gedeputeerde van de provincie Noord-Holland de Stichting en de partijen het burgerinitiatief en de moties aan te houden. De gedeputeerde van de provincie Noord-Holland wenst eerst nogmaals met de omgeving in gesprek te gaan, alvorens het in provinciale staten te behandelen. Dit voorstel werd met ruime meerderheid aangenomen.
Maart 2020. De provincie en de initiatiefnemers van het burgerinitiatief spreken af dat van de oorspronkelijke plannen nu alleen het dr. Van Steijnbos zal verdwijnen, het Leeuwenkuilbos blijft in ieder geval deze beheerplanperiode staan. Daarmee wordt nu 1% van het bos verwijderd.
De resultaten van de eerste beheerplanperiode (2017 – 2023) en de boskap van het dr. Van Steijnbos evalueert de Provincie Noord-Holland met de omgeving op basis van de monitoringsgegevens. Ook betrekt de Provincie Noord-Holland de omgeving bij het opstellen van het Natura 2000-beheerplan voor de volgende planperiode. Hierbij wordt bepaald of en welke aanvullende boskap nodig is ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen.Met deze toezeggingen laten de initiatiefnemers het burgerinitiatief vallen.
Kunt u zich voorstellen dat de kapplannen leiden tot ophef onder omwonenden, bezoekers en natuurorganisaties en hoe zijn de provincie, gemeenten en Staatsbosbeheer hier tot op heden mee omgegaan?
Ja, ik kan begrijpen dat het verdwijnen van een geliefde en bekende omgeving hard kan aankomen bij omwonenden, of dit nu voor infrastructuur, woningbouw óf andere natuur moet gebeuren. De afgelopen jaren heeft de provincie Noord-Holland, die hiervoor bevoegd is en de daarom veelvuldig met betrokken partijen en de omgeving gesproken via allerlei kanalen. Ook de nieuwe afspraken omtrent het ontbossen van alleen het dr. Van Steijnbos laten zien dat de partijen in gesprek blijven met de omgeving.
Hoeveel hectare bos is door Staatsbosbeheer reeds gekapt of is Staatsbosbeheer nog van zins om te kappen en welke ecologische doelstellingen worden daarmee nagestreefd?
Na de aangestoken branden in de periode 2009–2011 in de Schoorlse Duinen is in totaal 45 hectare verbrand bos verwijderd. Deze oppervlakte was al opgenomen in het totaal van de maatregel van 141 hectare te kappen bos.
Van de oorspronkelijke resterende opgave van 96 hectare bos dat omgevormd had moeten worden naar Grijze duinen, wordt in de huidige beheerplanperiode (tot 2023) alleen het dr. Van Steijnbos gekapt. Dit betreft ongeveer 10 hectare. Voor de twee overige beheerplanperiodes stonden de overige twee aangegeven bosgebieden gepland om te kappen, maar daarvan heeft de provincie Noord-Holland aangegeven dat het Baaknolbos in principe niet wordt gekapt en dat besluitvorming over het kappen van de Frederiksblink pas plaatsvindt na monitoring en evaluatie van de uitgevoerde maatregelen uit de eerste beheerplanperiode.
De ecologische doelen die met het kappen van het bos worden nagestreefd zijn verwoord in het antwoord bij vraag 3.
Ook is er een opgave van een langzame transitie naar meer loofbomen in 270 hectare bos opgenomen.
Om hoeveel bomen gaat het in totaal en welk percentage van het totale bosareaal van de Schoorlse Duinen wordt hiermee gekapt?
Het bosareaal dat vooralsnog in de eerste planperiode van het beheerplan omgevormd zal worden, betreft 10 hectare. Op basis van de tijdens de bomeninventarisatie opgenomen gegevens betreft dit circa 7.000 naaldbomen. Ten opzichte van het totale bosareaal is dit circa 1%. In de tweede en derde planperiode is nog 86 hectare voorzien. Van dit areaal hebben de provincie Noord-Holland en Staatsbosbeheer toegezegd het Baaknolbos in principe niet te kappen. Als de komende jaren niet uit de natuurmonitoring blijkt dat kap écht nodig is, blijft het bos dus bestaan. Op basis van dit besluit is de geplande boskap van de Schoorlse Duinen in de tweede en derde planperiode nog ca. 5% van het totale bosareaal. Op basis van de monitoring zal moeten blijken hoeveel hiervan ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden.
Kunt u een overzicht verschaffen van de huidige oppervlakteverhouding tussen enerzijds grijs openduingebied en anderzijds bosgebied in de Schoorlse Duinen?
De totale oppervlakte van het Natura2000-gebied Schoorlse Duinen is 1.731 hectare. Daarvan is 912 hectare bebost gebied. Dit is 52% van het totale oppervlakte van het Natura2000-gebied Schoorlse Duinen.
Van de kwalificerende habitattypen Grijze duinen is gezamenlijk 159 hectare aanwezig in het gebied. Dit is 9% van het totale oppervlakte van het Natura2000-gebied Schoorlse Duinen.
In de bijgaande tabel is één en ander nader toegelicht:
waarvan Niet-kwalificerend* naaldbos
–
waarvan Kwalificerende habitattypen Duinbos
– Duinbossen (droog)
H2180A
– Duinbossen (vochtig)
H2180B
– Duinbossen (binnenduinrand)
H2180C
Totale oppervlakte open duin, waarvan:
819
– Grijze duinen (kalkrijk)
H2130A
55,16
– Grijze duinen (kalkarm)
H2130B
103,35
* Valt niet binnen de habitattypen die onder Natura 2000 bescherming vallen.
Welke kapvergunningen zijn voor het gebied verleend of nog in aanvraag en welke bevoegde gezagen zijn hiervoor verantwoordelijk?
Begin april zal Staatsbosbeheer een omgevingsvergunning aanvragen voor het Dr. Van Steijnbos bij de gemeente Bergen.
Klopt het dat diverse natuurorganisaties bezwaar of beroep hebben aangetekend tegen de plannen van Staatsbosbeheer? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst en in hoeverre heeft dit geleid tot een pas op de plaats voor wat betreft de werkzaamheden?
Er is door de gemeente Bergen nog geen besluit genomen over bovengenoemde vergunningaanvraag, dus de mogelijkheid tot bezwaar of beroep is nog niet geopend.
Zoals bij het antwoord op vraag 4 is aangegeven zijn er al twee keer eerdere vergunningaanvragen gedaan door Staatsbosbeheer. In het eerste geval is deze op verzoek van de gemeente weer ingetrokken, voordat de zienswijzeprocedure was afgerond. In het tweede geval omdat er nieuwe afspraken waren gemaakt voor de kap van alleen het dr. Van Steijnbos in deze planperiode.
In hoeverre passen de kapplannen van Staatsbosbeheer binnen de klimaat- en natuurambities van dit kabinet?
In de bossenstrategie (Kamerstuk 33 576 ,nr. 186) heb ik aangegeven dat het kabinet streeft naar een netto uitbreiding van het bosareaal in Nederland met 10% in 2030, wat neerkomt op ongeveer 37.000 hectare. Met deze ambitie geeft het Kabinet vorm aan de verschillende klimaat- en natuurdoelstellingen. Voor herstel van biodiversiteit en waardevolle natuur zijn soms maatregelen nodig als omvorming van bos naar andere natuurtypen. Het uitgangspunt in de bossenstrategie is dat deze maatregelen alleen uitgevoerd worden als ze echt noodzakelijk zijn én dat eventuele ontbossing ruimhartig gecompenseerd moet worden.
Vindt er herplant van bomen plaats? Zo ja, op welke locatie?
In de bossenstrategie stellen Rijk en provincies dat alle kap in het kader van Natura 2000 gecompenseerd zal worden met terugwerkende kracht.
Welke bestemming krijgt het gekapte hout?
Het hout wat bij Staatsbosbeheer bij kap vrijkomt, krijgt altijd de hoogwaardigste bestemming die mogelijk is.
Bij omvorming naar andere natuur spelen echter andere factoren dan bij regulier bosbeheer. Waar bij omvorming ook het tak en tophout en de stobben worden afgevoerd, wordt dit bij regulier bosbeheer vaak niet gedaan. Geschikte stammen uit omvorming worden tot zaaghout, emballagehout of plaatmateriaal verwerkt. Ook zal het daarvoor geschikte deel van de boom, naar de papierindustrie gaan. Takken, tophout en stobben zullen verwerkt worden tot biomassa voor energie.
Is er een natuurtoets uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid om de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen?
Ja, er is in 2018 een Natuurtoets uitgevoerd: «Natuurtoets kap dennenbos en chopperen heide Schoorlse Duinen» door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot.
Deze is te vinden als bijlage bij deze brief.4
Daarnaast is voor een toetsingsadvies door de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord een activiteitenplan opgesteld op basis van bovengenoemde Natuurtoets, aangevuld met informatie over de uit te voeren maatregelen, de gedragscodes Natuurbeheer en Bosbeheer (VBNE) en de Kennisdocumenten Soorten van BIJ12.
Het activiteitenplan is door de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord getoetst samen met de onderliggende documenten. Dat is positief beoordeeld.
Voldoen de kapplannen voor het gebied aan de Wet natuurbescherming en de Gedragscode bosbeheer?
De Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord heeft de kapplannen positief beoordeeld en geconcludeerd dat deze kunnen worden uitgevoerd binnen de vrijstellingen die de Wet Natuurbescherming biedt.
De Gedragscode Bosbeheer is niet van toepassing, het betreft namelijk geen bosbeheer, maar omvorming naar habitattype Grijze duinen. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden volgt Staatsbosbeheer de in het Activiteitenplan aangegeven werkwijze die getoetst is door de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord.
Wanneer wordt de door u toegezegde actualisatie van de Gedragscode bosbeheer voltooid?4
Op dit moment is het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in overleg met de Vereniging van Bos- en Natuureigenaren (VBNE) over een actualisatie van de huidige gedragscode. De actualisatie gebeurt met name om de formulering op een aantal onderdelen, waaronder kap ten behoeve van verjonging, te verbeteren. LNV verwacht dit jaar tot overeenstemming te komen met de VBNE over de actualisatie van de huidige gedragscode, waarna deze voor formele goedkeuring in procedure zal worden gebracht.
Bent u bereid om de provincie Noord-Holland en Staatsbosbeheer op te roepen om deze actualisatie af te wachten alvorens over te gaan tot nieuwe grootschalige kap?
Dat lijkt mij gezien de laatste ontwikkelingen niet nodig.
De evaluaties van 15 CAF projecten (uitgevoerd in 2015), waarom de Kamer meerdere keren gevraagd heeft |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de Kamer bij verschillende gelegenheden middels Kamervragen expliciet gevraagd heeft hoeveel Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-zaken er zijn om voor elk van deze CAF-zaken de evaluatie aan de Kamer te doen toekomen? Herinnert u zich de gelegenheden in februari en in maart 20191 en in deze zomer2?
Ja.
Wanneer heeft u voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Tijdens het debat van 21 maart jl. heb ik reeds, hoewel ik toen aangegeven heb zelf nog geen signalen gehad te hebben, aan uw Kamer toegezegd aan de ADR te vragen te onderzoeken of de gewraakte aanpak die in de CAF 11 zaak is gehanteerd breder is toegepast. In het debat op 4 juli jl. heb ik aangegeven dat ik niet kan uitsluiten dat ook in andere CAF-zaken hetzelfde is gebeurd.
Wanneer heeft u ambtsvoorganger voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Uit niets blijkt dat mijn ambtsvoorganger was geïnformeerd over mogelijke problemen bij andere CAF-zaken. De CAF aanpak is als zodanig al eind 2013 openbaar gemaakt. Zie hiervoor de brief van de Minister van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie van 20 december 2013.3
Wist u ambtsvoorganger van de problemen bij de CAF-projecten toen besloten werd de CAF-projecten stop te zetten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wanneer is er intern bij de Belastingdienst voor het eerst gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor mensen bij meerdere CAF-projecten? Was dat al in 2018 (of zelfs eerder)?
Ik kan niet uitsluiten dat binnen de Belastingdienst eerder is gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor andere CAF-zaken. Ik weet wel dat voor CAF 11 naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman (Geen powerplay, maar fair play) is gesproken over zijn aanbeveling om een tegemoetkoming te bieden voor het aangedane leed.
Hebben de Electronic Data Processing (EDP)-auditors de evaluaties van deze andere CAF-projecten aangetroffen? Zo nee, hoe komt dat dan? Zo ja, waarom zijn ze niet aan de Kamer gestuurd, al dan niet vertrouwelijk?
EDP-auditors hebben toegang gehad tot alle door hen relevant geachte informatie. Het onderzoek van de EDP-auditors was echter uitsluitend gericht op CAF 11 en zag niet op andere CAF-zaken.
Waarom staan de evaluaties van de CAF-projecten niet op de lijst van stukken van de EDP-auditors?
Zie ook het antwoord op vraag 6, deze evaluaties gingen niet over CAF 11.
Waarom staan de evaluatie-stukken wel op de inventarislijst van de submap «evaluatierapporten CAF» volgens het Wob-verzoek, maar zijn dezelfde evaluatierapporten niet bijgevoegd bij de Wob (of de Kamerstukken)?
In het WOB-verzoek is niet om deze individuele evaluaties verzocht, omdat deze niet waren gedeeld met het MT Fraude, de ambtelijke en politieke leiding (verzoek 1 uit het Wob-verzoek). Zij staan wel op de inventarislijst van de submap omdat daar specifiek naar werd gevraagd.
Heeft iemand deze 15 evaluatierapporten op een andere schijf gezet, die de EDP-auditors niet doorzocht hebben? Zo ja, kunt u hieromtrent uitleg verschaffen?
Deze evaluatierapporten stonden op meerdere schijven waardoor de EDP-auditors toegang tot deze informatie hadden. De EDP’ers hebben zich conform opdracht alleen gericht op CAF 11 stukken. Zij hebben dus geen stukken van andere CAF-zaken in beeld gebracht. De bedoelde 15 evaluaties zijn aanwezig op de zogenoemde q-schijven van Toeslagen en ook ter beschikking gesteld aan de ADR als onderdeel van hun onderzoek.
Heeft de landsadvocaat evaluatierapporten van andere CAF-projecten op enig moment ontvangen?
Nee, deze stukken zijn niet verstrekt aan de landsadvocaat.
Sinds wanneer weet u dat deze 15 evaluatierapporten bestaan en wanneer heeft u ze voor het eerst gezien?
Het bestaan van evaluatierapporten anders dan die van CAF 11 is bij mij bekend sinds de beantwoording van de door u in vraag 1 genoemde Kamervragen in maart 2019. Ik heb deze evaluaties vandaag voor het eerst zelf gezien.
Beschikt de commissie-Donner over (een deel van) de evaluatierapporten van de andere CAF-projecten?
De commissie Donner beschikte voor het interim--advies uitsluitend over het CAF 11 Hawaii evaluatie rapport. De ADR doet onderzoek naar de overige CAF zaken, de Adviescommissie uitvoering toeslagen zal hiervan gebruik maken.
Herinnert u zich dat u afgelopen vrijdag op de vragen van de Kamercommissie, die expliciet vroegen naar de evaluaties uit 2015, wel een antwoord gaf over de jaren 2013, 2014 en 2016 maar niet 2015: De evaluaties van het CAF-team uit 2013 en evaluaties uit 2014 zijn openbaar gemaakt. Ik verwijs u hiervoor naar bijlage 2, onderdeel 1, document 39 en 44 en naar de beslissing op het Wob-verzoek van 7 februari 2017. Het Managementteam Fraude is eind juni 2015 opgehouden te bestaan. Ik heb geen evaluaties meer aangetroffen na die tijd.»?3
Ja, dit antwoord ging in op de evaluatie voor het CAF-team, in het antwoord op vraag 14 hierna wordt ingegaan op evaluaties van individuele CAF zaken.
Kunt u alle evaluaties van CAF-projecten uit 2015 (inclusief de CAF-11 evaluatie uit 2015, die blijkens het rapport van de commissie-Donner bestaat) per ommegaande aan de Kamer doen toekomen en wel voor woensdag 27 november 18.00 uur in verband met het mogelijk te houden gesprek met de commissie-Donner en het rondetafelgesprek de volgende dag?
Ja, de gevraagde documenten zijn als bijlage bij deze set gevoegd, inclusief de CAF 11 evaluatie uit 2015. Deze is op 30 augustus 2018 aan uw Kamer vertrouwelijk verstrekt en in een Wob-verzoek van 24 april 2019 openbaar gemaakt.5 6
Staat er voor de Kamer relevante informatie in de evaluaties, zoals een groot aantal bezwaarschriften bij een aantal CAF-projecten? Zo ja, waarom heeft u die informatie dan niet eerder met de Kamer gedeeld?
Gezien de kwaliteit van de informatiehuishouding bij Toeslagen in de betrokken periode kan ik nog geen conclusies verbinden aan de inhoud van de documenten en de eventuele gevolgen voor de mogelijk gedupeerde ouders. Verder verwijs ik naar de begeleidende brief.
Wilt u de overige documenten waarom de Kamer vroeg en die u afgelopen vrijdag niet stuurde, voor donderdagavond 28 november 18.00 uur aan de Kamer doen toekomen?
Zoals ik in mijn brief van 22 november jl. heb aangegeven acht ik het van groot belang dat ambtenaren met mij en onderling vrij van gedachten moeten kunnen wisselen zodat tot een zorgvuldige belangenafweging kan worden gekomen.7 Stukken ten behoeve van intern beraad worden om die reden geen onderdeel gemaakt van het debat met de Kamer. Ik verwijs in dit kader ook naar de brief van de Minister van BZK van 18 november 2019.8
De structurele problemen in de jeugdzorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de problemen in de jeugdzorg inmiddels zo acuut en structureel zijn dat men niet meer kan spreken van incidentele problemen, maar een falend systeem? Zo nee, waarom niet?
Iedere dag werken professionals, gemeenten en aanbieders samen om de jeugdhulp steeds beter te maken. Er gaan veel dingen goed maar helaas gaan er ook dingen minder goed. Er zijn meer kinderen in beeld, minder uithuisplaatsingen, minder kinderen die zijn aangewezen op zware residentiële zorg, en meer kinderen die in een gezinssetting worden opgevangen. Maar we zien ook dat de regionale samenwerking in sommige regio’s te wensen overlaat en dat sommige kinderen met complexe problemen te lang moeten wachten op een passende behandeling. Op 7 november jl. hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer geïnformeerd over onze voornemens om te komen tot een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering1. Een niet vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen.
Kunt u zich inbeelden dat ouders van kinderen die als laatste redmiddel voor ontbrekende zorg voor hun kind bij een verantwoordelijke wethouder aankloppen en worden afgescheept met de redenering dat hun situatie een uitzondering is ten einde raad zijn?1 Welke boodschap wilt u deze ouders en kinderen geven? Is er iets dat zij hadden moeten doen om deze ernstige situatie te voorkomen volgens u?
Kinderen die hulp nodig hebben, moeten deze ook krijgen. Dat staat voorop. Het kan voorkomen dat een situatie complex is en dat een passende oplossing niet tijdig voorhanden is. Dat is moeilijk, vooral voor het kind en de ouders. Het is goed dat de ouders bij de wethouder hebben aangeklopt, de gemeente is als eerste verantwoordelijk. Als het niet lukt om passende hulp te organiseren, kunnen de wethouder en het lokale team contact opnemen met het regionale expertteam. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) kan dit regionale expertteam ondersteunen. Als het het regionale expertteam zelf niet lukt om een complexe zorgvraag op te lossen, kan er ook naar het OZJ worden opgeschaald. Wanneer de ouders geen passende hulp hebben gevonden bij de hiervoor genoemde instanties kunnen zij zelf contact opnemen met het team complexe casuïstiek van het Ministerie van VWS.
Bent nu nog steeds van mening dat jeugdzorgaanbieders over voldoende middelen en manieren beschikken om te lage tarieven aan te vechten en te veranderen? Zo ja, waarom is er wekelijks een instelling die dreigt om te vallen of daadwerkelijk failliet gaat vanwege tarieven die niet kostendekkend zijn?2
Het kabinet heeft bij Voorjaarsnota extra geld uitgetrokken voor de uitvoering van de Jeugdwet: € 420 miljoen in 2019, € 300 miljoen in 2020 en € 300 miljoen in 2021.4 We onderzoeken volgend jaar of gemeenten structureel (na 2021) extra middelen nodig hebben voor de uitvoering van de Jeugdwet. Rijk en VNG hebben dit voorjaar ook geconcludeerd dat -naast het extra geld- ook een betere organisatie van het jeugdstelsel nodig is om de beloften van de Jeugdwet te kunnen inlossen. Op 7 november jl. hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer geïnformeerd over onze voornemens om te komen tot een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering5. Een niet vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. Daarnaast werk ik de komende tijd aan een wetswijziging die het mogelijk maakt een AMvB reële prijs te treffen.
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. Tarieven zijn één van de factoren die hierbij een rol spelen. Ik heb uw Kamer op 7 november jl. laten weten dat ik in de Jeugdwet, net zoals dat voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 al geldt, een artikel opneem op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de «reële prijzen» die gemeenten ingevolge artikel 2.12 van de Jeugdwet met aanbieders moeten afspreken. Tegelijkertijd werken we aan de AMvB zelf, waarbij we ook de ervaringen met de AMvB voor de Wmo 2015 zullen meenemen. De AMvB zal in ieder geval een verplichting tot indexatie bevatten.
Bent u bereid direct actie te ondernemen om reële tarieven voor zorg te garanderen zodat instellingen niet failliet gaan en kinderen die zeer specialistische hulp nodig hebben deze hulp blijven krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een tijdspad aangeven voor wanneer gemeenten duidelijkheid krijgen over hoe de zorg in de toekomst georganiseerd dient te worden?
Gemeenten moeten passende en tijdige jeugdhulp voor hun jeugdigen organiseren, zo thuis mogelijk. Wanneer het schaalniveau van een gemeente hiervoor te klein is, moeten we afspreken hoe we dat dan wel (boven)regionaal gaan organiseren en de taak in gezamenlijkheid uitvoeren. Belangrijk is om niet te wachten tot de wet is gewijzigd, maar ook vooral aan de slag te gaan met het verbeteren van de jeugdhulp. Zoals toegezegd tijdens het WGO van 18 november jl., kom ik begin maart 2020 met een plan hoe we de organisatie van de jeugdhulp willen verbeteren op korte en langere termijn.
Deelt u de mening dat het uiterst onwenselijk is dat gemeenten nu plannen ter verbetering van de jeugdzorg in de koelkast zetten omdat zij niet weten waar zij aan toe zijn?3
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens met de stelling dat deze situatie voorkomen had kunnen worden als u eerst duidelijke plannen had geformuleerd en deze met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Tweede Kamer had besproken, voordat u NRC Handelsblad vroeg een stuk te schrijven over uw plannen?
Zoals aangegeven bij mijn antwoorden op vragen 3 en 4 is er in het voorjaar extra geld beschikbaar gesteld, waarbij ook is geconstateerd dat alleen geld niet de oplossing is, maar dat ook inhoudelijke afspraken gemaakt moeten worden over hoe we het jeugdhulpstelsel effectiever en beter kunnen maken: een nadere ordening van het jeugdhulplandschap. De inhoud van de brief van 7 november is een vervolgstap op eerder aangekondigde plannen. Daarover is overigens ook steeds overleg gevoerd met een vertegenwoordiging van de VNG en dat blijf ik ook de komende tijd doen. Ook heb ik veelvuldig contact met (groepen) wethouders van individuele gemeenten om oplossingsrichtingen te bespreken.
De veiligheid van het 5G netwerk |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU poised to send warning to China on 5G» van Bloomberg?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat de beoordeling van de leveranciers van 5G infrastructuur ook moet kijken naar de nationale wetgeving in het land waar de leverancier vandaan komt, en dan met name of daar bepalingen in staan die de leverancier kunnen dwingen tot het delen van data met de lokale autoriteiten? Zo ja, kan de aanwezigheid van dergelijke bepalingen reden zijn om de leverancier niet goed te keuren? Zo nee, waarom niet?
In het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie2, zoals dat op 5 december 2019 is gepubliceerd, wordt geregeld dat aanbieders van openbare elektronische communicatie netwerken of -diensten in Nederland de verplichting kan worden opgelegd om in de kritieke onderdelen van hun netwerken louter gebruik te maken van producten of diensten van anderen dan de daarbij genoemde, voor die kritieke onderdelen uitgesloten, leveranciers. Daarbij gelden krachtens dit besluit als criteria voor het uitsluiten van leveranciers, dat bekend is of gronden zijn te vermoeden dat de genoemde leveranciers de intentie hebben om Nederlandse telecomnetwerken te misbruiken of te laten uitvallen, dan wel dat zij nauwe banden hebben met of onder invloed staan van een partij met die intentie.
Zoals toegelicht bij het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie zijn deze criteria in lijn met de overwegingen die het kabinet hanteert bij de beoordeling van risico’s ten aanzien van onder meer spionage door statelijke actoren, zoals die zijn vermeld in de brief aan de Tweede Kamer over C2000.3 Dat betekent dat bij de beoordeling van bovengenoemde leveranciers ook wordt gekeken naar de wetgeving van het land waaruit de leverancier afkomstig is, en meer in het bijzonder of deze wetgeving de leverancier verplicht om (bv. in de vorm van het moeten delen van data) samen te werken met de overheid van dat land.
Bent u het eens met de risicobeoordeling van de Europese Unie (EU) dat ook delen van het netwerk buiten de kern, zoals het Radio Access Network (RAN), moeten worden bestempeld als «hoog risico» voor spionage en sabotage en worden de extra veiligheidseisen ook van toepassing op het RAN? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse providers al investeren in Chinese technologie in dit deel van het netwerk, terwijl de extra veiligheidseisen nog niet zijn afgekondigd? Zo nee, waarom niet?
De Taskforce Economische Veiligheid heeft in de nationale risicoanalyse op basis van de te beschermen belangen en de actuele dreiging kritieke onderdelen geïdentificeerd in de huidige telecomnetwerken. De lijst met kritieke onderdelen is als vertrouwelijk geclassificeerd en kan ik daarom niet met u delen.
In samenwerking met de telecomaanbieders wordt een structureel proces ingericht. Deze structurele aanpak maakt het mogelijk om adaptief te kunnen reageren op veranderingen in de dreiging of ontwikkelingen in de telecomnetwerken. Op die manier kunnen ook de telecomnetwerken in de toekomst beschermd worden tegen de dreiging.
Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van de Europese risicoanalyse, die zich richt op het toekomstige 5G netwerk, en de bevindingen zijn in lijn met en complementair aan de bevindingen van de Nederlandse Taskforce Economische Veiligheid.
De telecomaanbieders zijn geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet neemt. De telecomaanbieders blijven ook bij de nadere uitwerking hiervan nauw betrokken en het is daarbij aan deze partijen om bij hun investeringen hier rekening mee te houden.
Zullen alle delen van 5G die beoordeeld worden als «hoog risico» ook expliciet zo worden benoemd? Of klopt het, zoals de Minister van Justitie en Veiligheid suggereerde tijdens het algemeen overleg over nationale veiligheid en crisisbeheersing van 14 november jl. dat dit niet bekend kan worden gemaakt vanwege redenen die samenhangen met nationale veiligheid?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de stelling dat het 5G netwerk in de Europese Unie moet zijn gegrond op de basiswaarden van de EU, zoals mensenrechten, de rechtsstaat en het beschermen van privacy? Zo ja, worden deze principes meegenomen in de beoordeling van leveranciers? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij alle telecommunicatienetwerken is het belangrijk dat ook bij 5G-netwerken de randvoorwaarden zijn geborgd. De Telecommunicatiewet, waarin de Europese richtlijnen op het gebied van telecommunicatie en e-privacy zijn geïmplementeerd, biedt deze borging op tal van onderwerpen, waaronder de privacy, vertrouwelijkheid, veiligheid en integriteit. Deze regels richten zich tot de openbare aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten. Zij zijn op grond van artikel 11a.1 van de Telecommunicatiewet verplicht passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de risico’s voor de integriteit en veiligheid van hun netwerken en -diensten te beheersen. Het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie, dat hierop is gebaseerd, biedt de mogelijkheid om telecomaanbieders daarbij te verplichten in de kritieke onderdelen van hun netwerken uitsluitend gebruik te maken van producten en diensten van vertrouwde leveranciers. Zoals hierboven ook in het antwoord op vraag 2 vermeld, zal het criterium bij de beoordeling van leveranciers zijn of zij zelf de intentie hebben om Nederlandse telecomnetwerken te misbruiken of laten uitvallen, dan wel nauwe banden hebben met of onder invloed staan van een partij met die intentie. Bij misbruik valt te denken aan spionage: ongeoorloofde toegang tot communicatiegegevens, zowel verkeersgegevens als inhoud van communicatie. Daarnaast zijn de aanbieders uiteraard ook gehouden aan de privacyregels in de Telecommunicatiewet en de Algemene verordening gegevensbescherming. Verder zijn er ook algemenere kaders zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.»
Kunt u zich vinden in de laatste aanbeveling van de EU risicobeoordeling dat de EU en haar lidstaten bij de uitrol van het 5G-netwerk ook rekening moeten houden met de ontwikkeling van de eigen industriële capaciteit op het gebied van 5G? Zo ja, hoe bent u van plan om deze aanbeveling op te volgen? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk om het vraagstuk van industriële capaciteit voor 5G te bezien in een bredere context van innovatiebeleid, omdat dit vraagstuk ook op andere terreinen speelt. Om de transitie naar een duurzame en digitale economie te kunnen maken is een stevig innovatiebeleid nodig. Gezamenlijk optrekken binnen de EU zal ontwikkeling van sleuteltechnologieën en onderzoek en innovatie in het algemeen bevorderen. Ook het versterken van de Europese interne markt heeft onze blijvende prioriteit. Hierbij is het vooral belangrijk om uit te blijven gaan van onze eigen economische waarden. Open markten zorgen ervoor dat onze bedrijven concurrerend en innovatief zijn en leveren nieuwe producten en diensten op voor consumenten, tegen redelijke prijzen. Binnen de interne markt zijn strenge mededingingsregels en politiek onafhankelijk toezicht nodig voor het beschermen van de belangen van de consument en het faciliteren van eerlijke concurrentie. Over de aspecten waarop een eventuele stimulering van de eigen 5G industriële capaciteit plaatsvindt en de mate waarin dat dan gebeurt wordt nog in EU-verband besproken.
De berichten ‘Puinhoop bij Arnhems verpleeghuis; inspectie grijpt in’ en ‘All Day moet cliënten van Dunya Zorggroep na twee maanden alweer overdragen aan goede zorgpartij’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Puinhoop bij Arnhems verpleeghuis; inspectie grijpt in» en «All Day moet cliënten van Dunya Zorggroep na twee maanden alweer overdragen aan goede zorgpartij»?1 2
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Op welke wijze is bij het overdragen destijds van cliënten en patiënten van Dunya Zorggroep naar All Day M.O. door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en/of de zorgverzekeraar proactief bezien dan wel getoetst of daarmee de kwaliteit en continuïteit van zorg aan betrokkenen was gewaarborgd? Is daarbij bijvoorbeeld beoordeeld of een concreet kwaliteitsplan aanwezig was respectievelijk of dat van voldoende niveau was?
Aan Dunya Woonzorg is op 19 augustus 2019 een aanwijzing gegeven om binnen de gestelde termijn van één maand de zorg te verbeteren. Op 20 september 2019 heeft de inspectie Dunya Woonzorg bezocht om te toetsen of aan de aanwijzing was voldaan. De inspectie kwam tot de conclusie dat het niet langer verantwoord was dat Dunya Woonzorg zorg verleende. Voordat de inspectie een nieuwe aanwijzing kon opleggen waarin Dunya Woonzorg werd verplicht de zorg zorgvuldig over te dragen, heeft Dunya Woonzorg zelf, zonder de inspectie en/of de zorgverzekeraar hierover actief te informeren, haar cliënten overgedragen aan organisatie All Day. De inspectie werd voor een voldongen feit geplaatst. Uit inspectieonderzoek naar All Day bleek dat de bestuurder van All Day de zorg van Dunya Woonzorg had overgenomen, terwijl de kwaliteit van zorg nog steeds niet op orde was en zonder een concreet plan om de kwaliteit op orde te krijgen. De IGJ heeft daarom All Day op 13 november 2019 een aanwijzing gegeven om de cliënten binnen twee weken op zorgvuldige wijze over te dragen aan een zorgaanbieder die naar het oordeel van de inspectie goede zorg verleent.
Wat is de standaard werkwijze in gevallen waarin cliënten en patiënten na ingrijpen van de inspectie moeten worden overgedragen aan een andere zorgverlener? Wordt er alvorens dat feitelijk gebeurt getoetst om kwaliteit en continuïteit van zorg, en daarmee de cliënt- en patiëntveiligheid, te waarborgen? Wiens verantwoordelijkheid is dat?
Het opleggen van de maatregel om cliënten over te dragen, is zeer ingrijpend. Deze maatregel wordt alleen opgelegd als de inspectie ernstige risico’s voor de veiligheid en kwaliteit van zorg constateert. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor een zorgvuldige overdracht van cliënten. De IGJ toetst of sprake is van continuïteit en veiligheid van zorg. De zorg dient te worden overgedragen aan een nieuwe zorgaanbieder die volgens de IGJ goede zorg verleent. Het zorgkantoor is vanuit zijn zorgplicht nauw betrokken bij de overdracht van de cliënten. De situatie dat de cliënten in aanloop naar een maatregel worden overgedragen zonder dat de IGJ en/of de zorgverzekeraar worden betrokken is uitzonderlijk.
Mocht een toets als hiervoor bedoeld niet standaard plaatsvinden, wilt u er dan voor zorgdragen dat dat wèl gaat gebeuren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunt u zeggen over de opstelling en handelwijze van Dunya Zorggroep (die al meerdere keren met de IGJ in aanraking c.q. aanvaring kwam) in dezen?
De kwaliteit en veiligheid van zorg dient voor een zorgaanbieder voorop te staan. Gelet op de aanwijzing die de inspectie aan All Day heeft gegeven, is door Dunya Woonzorg niet gezorgd voor een overdracht naar een goede zorgaanbieder. Deze handelwijze vind ik onaanvaardbaar.
Hoe wordt gewaarborgd dat Dunya Zorggroep c.q. haar (voormalige) bestuurder, met zoals aangegeven een geschiedenis van aanvaringen met IGJ en zorgverzekeraar waarbij de veiligheid van cliënten en patiënten meermaals in gevaar is geweest, in de toekomst niet opnieuw in de zorg activiteiten ontplooit? Biedt de huidige regelgeving in dit opzicht voldoende mogelijkheden? Als dat niet het geval is, bent u dan tot extra regelgeving bereid?
Ik vind dat cliënten moeten kunnen rekenen op goede kwaliteit van zorg. De huidige Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) waarborgt de kwaliteit van zorg momenteel onvoldoende.
Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), dat door uw Kamer is aangemeld voor plenaire behandeling, introduceert een meldplicht en een vergunningplicht. Met de meldplicht komen alle nieuwe zorgaanbieders voor de aanvang van de zorgverlening in beeld bij de IGJ. Dit stelt de inspectie in staat om waar nodig eerder maatregelen te nemen als in de praktijk blijkt dat een nieuwe zorgaanbieder niet aan de voorwaarden voor goede zorg voldoet. Daarbij zijn aan de Wtza-vergunning meer weigerings- en intrekkingsgronden verbonden dan aan de huidige WTZi-toelating, zoals kwaliteitseisen uit de Wkkgz. Daarbij verwacht ik dat zorgverzekeraars en zorgkantoren bij de contractering van zorg kritisch zullen zijn.
In mijn brief van 25 november jl. heb ik u geïnformeerd over de hoofdlijnen en planning van het nog op te stellen wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders dat tot doel heeft de IGJ en NZa extra handvatten te geven om zorgaanbieders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige bedrijfsvoering. Gezien de complexiteit en impact van deze maatregelen is gekozen voor een apart wetstraject dat voortbouwt op de Wtza. Een onderdeel van dit wetsvoorstel is de uitbreiding en inrichting van de Wtza-vergunning om aanbieders die de verkeerde intenties hebben of eerder de fout in zijn gegaan beter te kunnen weren, door aanvullende weigering- en intrekkingsgronden. Daarbij wordt onder andere gedacht aan het weigeren of intrekken van de vergunning vanwege kortgezegd eerdere gedragingen ten aanzien van kwaliteit of integriteit van bepaalde bij de zorgaanbieder betrokken personen.
Wat betekent het feit dat Dunya Zorggroep naar eigen zeggen op eigen verzoek failliet wordt verklaard voor eventuele vorderingen op Dunya Zorggroep of bijvoorbeeld door Dunya Zorggroep nog niet voldane eventuele dwangsommen? Bent u van mening dat maximaal ingezet moet worden op het voorkómen van het via een zelfgekozen faillissement benadelen van zorgverzekeraars dan wel premiebetalers en/of de overheid? Welke mogelijkheden heeft u daartoe?
Ik heb vernomen dat Dunya Woonzorg op 27 november jl. door de rechtbank failliet is verklaard. Het is nu aan de curator om de schuldeisers, waaronder de zorgverzekeraars, zo veel als mogelijk te vergoeden uit de failliete boedel. Het is daarnaast de taak van de curator om onderzoek te doen naar de oorzaken van het faillissement. Als blijkt dat het handelen van de bestuurder(s) heeft bijgedragen aan het faillissement, kan de curator besluiten de bestuurder(s) persoonlijk aansprakelijk stellen voor het faillissementstekort.
Ook wanneer een zorgaanbieder ervoor kiest om zelf faillissement aan te vragen is het altijd aan de rechter om te beoordelen of een faillissementsaanvraag wordt ingewilligd. Een aanvrager moet kunnen aantonen dat structureel niet meer aan betalingsverplichtingen kan worden voldaan. In het geval van Dunya Woonzorg heeft de rechter besloten om het faillissement uit te spreken.
Bladblazerterreur |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending gezien van EenVandaag over de schadelijke gevolgen van bladblazers?1
Ja.
Wist u dat het Duitse federale milieuministerie (Bundesumweltministerium) heeft geadviseerd om bladblazers niet langer te gebruiken, omdat ze te luid, te vies, en een bedreiging voor insecten en het milieu zijn?2
Ik ken het artikel. De Duitse regering heeft op bondsniveau wetgeving die regelt dat op bepaalde plekken en op bepaalde tijden bladblazers niet gebruikt mogen worden. Dit heeft betrekking op geluidoverlast. Op Länder niveau en lokaal niveau bestaat de mogelijkheid om het gebruik verder te beperken. Daarbij moet opgemerkt worden dat een categorisch verbod op bladblazers niet mogelijk is vanwege Europese regelgeving.
Wist u dat Vlaanderen ruim 300 gemeenten verbiedt om nog langer bladblazers te gebruiken, omdat de apparaten te vervuilend zijn?3
De Vlaamse regering heeft in oktober van dit jaar laten weten dat ze bladblazers willen uitfaseren voor onderhoud van openbaar groen. Groen onderhoud in eigen beheer zal enkel nog met elektrisch aangedreven materiaal gebeuren. Die voorwaarde neemt Vlaanderen ook op in de aanbesteding van onderhoudsdiensten. Op dit moment onderzoekt de Vlaamse overheid de mogelijkheden om het gebruik bij steden en gemeenten zo snel mogelijk uit te faseren. Aangezien een categorisch verbod niet mogelijk is, wil de Vlaamse overheid aanmoedigen dat gemeenten via aanbestedingsvoorwaarden regelen dat tweetaktmotoren niet langer worden gebruikt.
Wist u dat bladblazers giftige en kankerverwekkende stoffen zoals stikstofdioxiden, koolstofdioxiden, en fijnstof de lucht in blazen en daarmee schadelijk zijn voor de gezondheid en het klimaat?4
Ja, de Nederlandse emissieregistratie schat het aantal bladblazers met tweetaktmotor en de bijbehorende emissies in 2017 als volgt in (emissies in ton):
Model
Techniek
Aantal
CO
CO2
NOx
PM
>. 20 cc en < 50 cc
1991-STAGE I
23.214
164
581
<1
1
>. 20 cc en < 50 cc
STAGE I
80.029
464
1.962
1
3
>. 20 cc en < 50 cc
STAGE II
46.757
271
796
0,7
2
De emissies van de toxische stoffen door bladblazers zijn zeer gering ten opzichte van de totale emissies van deze stoffen in Nederland. Ditzelfde geldt voor de emissies van het broeikasgas CO2. Het is bekend dat emissies van verbrandingsmotoren schadelijke emissies bevatten, zoals ook het aangehaalde Amerikaanse onderzoek aangeeft.
Wist u dat bladblazers herrie maken tot wel 120 Db en dat hierdoor gehoorbeschadiging kan optreden?
Bladblazers vallen onder de Europese richtlijn 2000/14, Geluidsemissies in milieu voor materieel voor gebruik buitenshuis. Dit betekent dat gegevens over het geluidsvermogensniveau van deze apparaten moeten worden gemeten en geregistreerd, en aan afnemers bekend moeten worden gemaakt. De Europese Commissie beheert een database met het gemeten geluid van (onder meer) bladblazers. Het hoogste gemeten niveau volgens deze database is 119 dB. Er is op dit moment geen Europese norm voor het maximale geluidsvermogensniveau. De richtlijn wordt momenteel wel geëvalueerd en het opnemen van een geluidnorm voor bladblazers wordt overwogen.
Te veel geluid kan het gehoor beschadigen. Hierbij gaat het zowel om het geluidniveau als de duur van de blootstelling. Bij geregelde blootstelling aan een grote dosis kan een blijvende gehoorschade ontstaan. In arbeidssituaties geldt dat bij blootstelling aan een dagelijkse dosis boven de 80 dB(A) de werkgever gehoorbeschermers beschikbaar moet stellen. Bij dagelijkse blootstelling aan een dosis boven de 85 dB(A) zijn werknemers verplicht om gehoorbeschermers te dragen.
Wist u dat afgevallen bladeren voedingsstoffen in de bodem brengen en in de winter een isolerende deken tegen de vorst vormen, en daarmee belangrijk zijn voor de biodiversiteit en voor insecten en kleine zoogdieren als egels?
Ja, het nut van afgevallen bladeren voor de bodem en het bodemleven is mij bekend.
Wist u dat bladblazers een bedreiging vormen voor onder meer overwinterende insecten en kleine zoogdieren, die gebruik maken van de isolerende werking en de voedingsstoffen in de bladeren?
Met het verwijderen van de bladlaag verdwijnt de schuilplaats van de insecten en andere kleine dieren, zoals egels, padden, kikkers en salamanders, die in deze bladlaag overwinteren. Daarmee verdwijnt ook een belangrijke bron van voedsel voor kleine vogels die in de winter zoeken naar insecten tussen de afgevallen bladeren. Het maakt hiervoor niet uit of het blad verwijderd wordt met behulp van een bladblazer of mechanisch, met bijvoorbeeld een hark.
Deelt u de mening dat de voordelen van bladblazers niet opwegen tegen de nadelen voor het klimaat, de luchtkwaliteit, de gezondheid van mensen, de biodiversiteit en wilde dieren?
Zoals aangegeven is het niet mogelijk om bladblazers te verbieden. De afweging tussen de voor- en nadelen van bladblazers zal in verschillende situaties anders uitvallen. Gemeenten zullen zelf zorgvuldig de voor- en nadelen moeten afwegen in welke situaties bladblazers ingezet zullen worden. Gemeenten kunnen kiezen voor bladblazers die zo schoon en stil mogelijk zijn, en kunnen de effecten voor de gezondheid en de natuur afwegen tegen nut en noodzaak van het gebruik ervan.
Vindt u het verantwoord dat mensen in dienst van de gemeente werken met dergelijke ongezonde, luidruchtige en schadelijke apparaten?
Of dat verantwoord is hangt af van hoeveel tijd deze mensen met de apparaten werken en de mate van blootstelling aan het lawaai. Voor wat betreft de blootstelling van werkenden aan lawaai dienen ze zich te houden aan de Arbeidsomstandighedenwet (zie hoofdstuk 6 van het Arbobesluit). De werkgever moet de plaatsen en werkzaamheden waar het gevaar van blootstelling aan lawaai voorkomen, inventariseren en maatregelen treffen, die het risico van blootstelling aan lawaai wegneemt aan de bron of de blootstelling tot een minimum beperkt. Als technische of organisatorische maatregelen (b.v. stillere machines en goed onderhouden materieel) niet mogelijk zijn of te weinig effect sorteren, moet gebruik worden gemaakt van gehoorbeschermingsmiddelen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met gemeenten om te onderzoeken hoe de bladblazer zo snel mogelijk uitgefaseerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven is aangegeven is het aan gemeenten om te beslissen of zij bladblazers willen inzetten en onder welke voorwaarden dat gebeurt. Zij kunnen daar via de aanbestedingsvoorwaarden voor zover het gebruik door gemeentelijke instellingen betreft op sturen. Ook hebben gemeenten de mogelijkheid om voor burgers beperkingen op te nemen in de eigen APV ten aanzien van de tijden dat bladblazers gebruikt mogen worden en/of ten aanzien van de plekken waar bladblazers gebruikt mogen worden. Ik vind het niet de taak van de nationale overheid om hier in te treden, maar ik wil wel dit onderwerp bij de gemeenten via de VNG onder de aandacht brengen.
Bent u bereid te onderzoeken of een (deel)verbod op (de verkoop van) bladblazers voor particulier gebruik mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Europese regelgeving staat niet toe dat lidstaten een verbod instellen op de aanschaf of verkoop van producten met een CE-markering. Een nader onderzoek hiernaar is derhalve niet noodzakelijk.
Het bericht dat mensen niet meer naar buiten durven vanwege een gebrek aan openbare toiletten |
|
Ronald van Raak (SP), Maarten Hijink |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Waarom doen 189 gemeenten niets aan het plaatsen van openbare toiletten?1
Het onderzoek van de Maag Lever en Darm stichting laat zien dat er vorig jaar al 1500 openbare toiletten zijn bijgekomen. Toch zijn er nog niet genoeg toegankelijke, openbare toiletten in de publieke ruimte.
In het programma «Onbeperkt Meedoen!», dat ik in 2018 heb gelanceerd om te zorgen voor een inclusievere samenleving, is toegankelijkheid een belangrijk thema. In dit programma werk ik samen met de VNG om gemeenten te ondersteunen bij de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het toegankelijker maken van de openbare ruimte, waaronder de beschikbaarheid van voldoende openbare toiletten, maakt daar onderdeel van uit. De VNG brengt onder andere het belang van voldoende openbare toiletten onder de aandacht. Het plaatsen van openbare toiletten is echter een kostbare aangelegenheid.
Gelukkig zijn er ook alternatieven. Een gemeente kan ervoor zorgen dat winkeliers en horecagelegenheden hun toiletten «bewust openbaar» maken ofwel semi-openbare toiletten creëren. Het VNG-project Iedereen doet mee! geeft hierover informatie door te verwijzen naar de webpagina www.waarkaniknaarhettoilet.nl en goede voorbeelden te delen over hoe andere gemeenten dit doen.2
Niet alleen de VNG, maar ook VNO-NCW en MKB-Nederland besteden in het kader van het programma «Onbeperkt meedoen!» aandacht aan toegankelijke toiletten. In het project MKB Toegankelijk zijn vijf lokale pilotprojecten uitgevoerd waarbij ondernemers advies kregen over de wijze waarop ze hun toegankelijkheid konden verbeteren. Ook de toiletruimte werd daarin meegenomen. Daarnaast werd toegankelijkheid van de openbare ruimte onderzocht. Toegang tot en de aanwezigheid van voldoende openbare toiletten vormde hierin een belangrijk onderdeel. De pilotprojecten worden in de toekomst uitgebreid, ook dan zal rekening worden gehouden met openbare en toegankelijke toiletten. MKB Toegankelijk stimuleert ondernemers om hun toilet open te stellen voor iedereen die hoge nood heeft en gebruik te maken van de HogeNood App.3
Snapt u de zorgen van mensen met een aandoening die afhankelijk zijn van deze publieke voorziening? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard snap ik deze zorgen. Een gebrek aan openbare toiletten mag geen drempel zijn voor mensen om net als ieder ander in de maatschappij te kunnen meedoen. Toegankelijkheid van de openbare ruimte en publieke voorzieningen is daarom één van de aandachtspunten van het programma «Onbeperkt Meedoen!».
Ik deel de observatie dat niet alleen mensen met een beperking of chronische aandoening van deze openbare toiletten gebruik kunnen maken. Iedereen wil graag naar een toilet kunnen indien de nood hoog is.
Bent u het ermee eens dat niet alleen mensen met een specifieke aandoening zullen profiteren van meer openbare toiletten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre voldoet Nederland in dit verband aan het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap?
Het VN-verdrag kent geen specifieke opdracht om toegankelijke openbare toiletten te realiseren. Daar waar het niet beschikbaar zijn van voldoende toiletten in de publieke ruimte de participatie van mensen met een beperking, het «naar buiten kunnen» echter belemmert ligt er wel een opgave. Door via het programma «Onbeperkt meedoen!» bij gemeenten en ondernemers te stimuleren dat steeds meer toegankelijke (semi) openbare toiletten beschikbaar zijn, werk ik aan de geleidelijke verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid.
Bent u bereid te onderzoeken of en hoe een minimumnorm kan worden opgelegd aan gemeenten voor toegankelijke openbare toiletvoorzieningen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten hebben zelf de vrijheid en verantwoordelijkheid samen met inwoners, met en zonder beperking, te bepalen hoeveel (semi)openbare toiletten nodig zijn. Het aantal benodigde toiletten hangt af van een groot aantal factoren, waaronder de grootte van winkel- en recreatiegebieden in de gemeente. De omgevingsvisies die gemeenten nu aan het opstellen zijn, bieden goede mogelijkheden om het benodigde aantal (semi)openbare toiletten te bepalen. Landelijke normering ligt dan ook niet in de rede.
Het bericht 'Onderzoek: omrijden taxi en te veel rekenen is schering en inslag' |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de resultaten uit de Taximonitor 2018 van de Amsterdamse taximarkt?1
Ja.
Hoe verhouden de resultaten zich tot de landelijke kwaliteit van de taxibranche, opgesplitst in opstap- en bestelmarkt?
Er zijn op landelijk niveau geen vergelijkbare cijfers beschikbaar over de kwaliteit van het taxivervoer. Vanwege de sterke lokale verschillen op de straattaximarkt zouden resultaten van een landelijk panel- en mystery guest-onderzoek niet tot betekenisvolle landelijke cijfers leiden.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat er in bijna 40% van de ritten, gemaakt door een mysteryguest, sprake is van grote overtredingen?
De gemeente Amsterdam heeft mij laten weten dat de ritten met mystery guestsvooral zijn gereden vanaf standplaatsen waarover bij de gemeente klachten zijn ingediend. De bevindingen zijn daarmee niet representatief voor de Amsterdamse opstapmarkt, laat staan de gehele taximarkt. Dit laat onverlet dat overtredingen nooit acceptabel zijn.
Deelt u de conclusie dat de problemen zich vooral in de opstapmarkt voordoen? Wat is volgens u hier de oorzaak?
De ritten met mystery guests zijn uitsluitend uitgevoerd vanaf standplaatsen en dus op de opstapmarkt. Om die reden kan uit de resultaten van die ritten niet geconcludeerd worden dat de problemen zich vooral op dat deel van de markt voordoen.
Deelt u de conclusie van het rapport dat de kwaliteit van de taximarkt structureel onder druk staat?
De resultaten van de ruim 200 ritten met mystery guests op de opstapmarkt in de gemeente Amsterdam laten zich niet zonder meer vertalen naar een landelijk beeld op de gehele taximarkt (zie ook het antwoord op vraag 3). Dit temeer gelet op het unieke karakter van de Amsterdamse taximarkt. Dat laat onverlet dat op landelijk en lokaal niveau – maar vooral vanuit de branche zelf – blijvende aandacht nodig is voor de kwaliteit van het taxivervoer.
Wat is er volgens u nodig om de kwaliteit van de taxibranche weer naar een acceptabel niveau te krijgen?
Daar gelaten welke conclusies uit de Taximonitor 2018 van de gemeente Amsterdam kunnen worden getrokken, is het in eerste instantie aan de branche zelf om taxivervoer van goede kwaliteit aan te bieden, afgedwongen door de tucht van de markt. De landelijke regels borgen daarbij de basiskwaliteit voor de reiziger. Ik vind het van belang dat vervolgens op lokaal niveau en afhankelijk van de specifieke lokale problematiek gerichte maatregelen worden getroffen. Op de opstapmarkt kan primair worden ingezet op het vergroten van de prikkels voor aanbieders om zich in positieve zin te onderscheiden van concurrenten. Om gemeenten hierbij te ondersteunen, breng ik op dit moment met de gemeenten in kaart welke gemeentelijke bevoegdheden en best practices ingezet kunnen worden. Ook zie ik samen met gemeenten een meerwaarde in versterking van de handhaving op de taximarkt door enerzijds betere samenwerking tussen lokale en landelijke handhavingsinstanties en anderzijds betere uitwisseling van gegevens die voor de handhaving relevant zijn tussen deze instanties. Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 19 september 2019 (Kamerstuk 31 521, nr. 116) heeft aangegeven, wordt uw Kamer in de eerste helft van 2020 over de voortgang hiervan geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat het niet langer van deze tijd is dat de toegelaten taxi organisatie (TTO) voorrang krijgt op andere taxi’s, aangezien de andere taxi’s dus beter scoren op alle punten uit dit onderzoek?
Er is geen sprake van voorrang van TTO-taxi’s ten opzichte van andere taxi’s. Voor al het taxivervoer gelden dezelfde landelijke regels. Gemeenten kunnen – gelet op de kwaliteitsproblemen die samenhangen met de specifieke kenmerken van dat deel van de markt – aanvullende kwaliteitseisen stellen aan het taxivervoer op de opstapmarkt. Vier gemeenten hebben daarbij groepsvorming met TTO’s verplicht gesteld. Alleen aanbieders die aan de aanvullende kwaliteitseisen voldoen, mogen taxivervoer aanbieden op de opstapmarkt en dus klanten oppikken op een standplaats of na aanhouding op straat. Juist omdat de aanvullende kwaliteitseisen niet gelden op de bestelmarkt worden aanbieders gestimuleerd om diensten aan te (gaan) bieden op dat deel van de markt. Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in haar brief van 30 augustus 2018 (Kamerstuk 31 521, nr. 105) heeft aangegeven, is de transitie naar de bestelmarkt vanuit reizigersperspectief een wenselijke ontwikkeling.
Aanbieders van decentrale selectietrainingen geneeskunde |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende commerciële aanbieders bestaan die studenten «begeleiden», «trainen» en «opleiden» om de decentrale geneeskundeselectie te halen, waaronder decentraleselectiegeneeskundetraining.nl, athenastudies.nl, tentamentrainingen.nl, decentralestudent.nl?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat deze aanbieders er puur op gericht zijn om studenten in spe de vereiste kennistoets te laten halen?
Ja.
In hoeverre wegen opleidingen de score van de kennistoets mee in hun afweging om studenten al dan niet toe te laten tot de opleiding geneeskunde?
Kennis (cognitieve vaardigheden) maakt onderdeel uit van de decentrale selectie van geneeskunde opleidingen. De manier waarop opleidingen dit toetsen is echter verschillend. Niet alle opleidingen maken gebruik van een kennistoets. Alternatieve methoden om kennis te testen zijn bijvoorbeeld het overgangscijfer van vwo 5 naar 6 of door aankomende studenten tijdens een selectiedag een college te laten volgen op basis waarvan zij een aantal vragen beantwoorden.
Bij het inrichten van de selectieprocedure wordt verder uitgegaan van het profiel van de betreffende opleiding en de instelling zodat de student die het best bij de opleiding past, geselecteerd kan worden. Daarbij moet de selectieprocedure uit ten minste twee kwalitatieve criteria bestaan en kan een kennistoets dus nooit het enige criterium bij de selectie zijn.
Is bekend hoeveel aanbieders er zijn, hoeveel geld er aan de vraagkant in omgaat en hoeveel studenten jaarlijks deelnemen aan deze trainingen?
Het is mij niet bekend hoeveel aanbieders er zijn en hoeveel geld er aan de vraagkant in omgaat. De VSNU laat mij weten dat er in het verleden onderzoek is gedaan bij de geplaatste studenten. Hieruit kwam naar voren dat een beperkte groep studenten (5–10%) een decentrale selectietraining had gevolgd.
Voor welke andere opleidingen worden dergelijke selectietrainingen ook aangeboden?
Het is mij bekend dat dergelijke selectietrainingen ook worden aangeboden voor Tandheelkunde.
Bent u het ermee eens dat het volgen van een dergelijke training de kans om toegelaten te worden tot een geneeskundeopleiding aanmerkelijk vergroot? Zo ja, heeft u ooit onderzocht in hoeverre dat percentage toeneemt?
Uit onderzoek van ResearchNed blijkt dat het gebruik van hulpbronnen, waaronder selectietrainingen, over het algemeen de kans op toelating niet vergroten.1
Bent u het ermee eens dat dit een stuitend voorbeeld is van kansenongelijkheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat aanvullende trainingen om door de decentrale selectie te komen niet nodig moeten zijn. We leven echter in een vrij land. Als er behoefte is aan dergelijke trainingen en deze op de markt worden aangeboden, kan ik die niet verbieden. Het is mij daarbij niet bekend dat er banden zijn tussen aanbieders van deze specifieke trainingen, middelbare scholen en universiteiten. Maar ik vind wel dat we samen met de instellingen kritisch moeten zijn op het selectieproces en de gehanteerde selectiecriteria. Het kan niet zo zijn dat wie zich maar goed genoeg laat trainen, er doorheen komt. Dat zou een gevaarlijk neveneffect van selectie zijn. Zoals ik in het antwoord op vraag 6 al aangeef, blijkt uit onderzoek van ResearchNed dat het gebruik van selectietrainingen over het algemeen de kans op toelating niet vergroot.
Wat zegt het bestaan van dergelijke selectietrainingen over de maatschappij, volgens u?
Zie antwoord op vraag 7.
Bent u het ermee eens dat dergelijke trainingen volstrekt onacceptabel, onwenselijk en ontoelaatbaar zijn? Zo ja, wat gaat u ondernemen om het businessmodel van deze trainingaanbieders te belemmeren?
Zie antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om het aanbieden van dergelijke toetsen te ontmoedigen? Zo ja, op welke manier? Is bekend of er ook banden zijn tussen aanbieders van deze kennistoetsen, middelbare scholen en universiteiten?
Zie antwoord op vraag 7.
Ziet u dergelijke selectietrainingen als een aanleiding om het beleid ten aanzien van selectie te heroverwegen?
De toegankelijkheid van het hoger onderwijs gaat mij nauw aan het hart. Daarom wil ik, zoals ik in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs ook aangeef, selectie zoveel mogelijk beperken.2 En als instellingen toch selecteren, moeten ze de inhoud en het aantal selectiecriteria en de methoden van selectie zeer zorgvuldig afwegen en onderbouwen met beschikbare wetenschappelijke inzichten. Ook dienen zij hierbij oog te hebben voor de druk van een eindexamenperiode, zelfselectie en kansenongelijkheid.
De actieve promotie van de controversiële paspoortprofessor Kochenov door de Rijksuniversiteit Groningen |
|
Frank Futselaar , Renske Leijten |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Klopt het dat de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) tot op heden nog niet is gestart met het onderzoek naar de mogelijke belangenverstrengeling van hoogleraar Kochenov?1
Het onderzoek is gestart. Met de beantwoording op 30 oktober 2019 van vragen van de leden Futselaar en Leijten over het aangekondigde onderzoek naar hoogleraar Kochenov en nadien bij brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 5 november 2019 (Kamerstuk 30 573, nr. 177) is uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat de Rijksuniversiteit (RUG) uitzet naar mogelijke belangenverstrengeling.
Uit informatie van de RUG maak ik op dat medio oktober 2019 een onafhankelijke externe voorzitter is aangesteld en een adviesbureau is aangezocht om dit onderzoek te doen. Eveneens is in oktober 2019 een eerste onderzoeksopzet opgesteld. Deze opzet is aan de Inspectie van het Onderwijs voorgelegd. Medio november is gestart met het dossieronderzoek. De eerste afspraak met heer Kochenov heeft plaatsgevonden in december 2019.
Erkent u, gezien de serieuze verdenkingen van belangenverstrengeling vanwege advies aan de Maltese regering over de verkoop van paspoorten en een mogelijke dubbelrol met een adviesbureau over aanschaf van paspoorten, dat niet alleen zorgvuldigheid maar ook snelheid geboden is bij dit onderzoek?
Ik vind dit een serieuze aangelegenheid en ik begrijp dan ook de kennelijke wens van de leden. Zorgvuldigheid staat echter voorop, dat maakt dat oplevering helaas niet sneller kan. Na oplevering van het onderzoeksrapport – naar verwachting in eerste kwartaal 2020 – zal de Rijksuniversiteit Groningen zich moeten verhouden tot de onderzoeksresultaten en eventueel maatregelen nemen. Zoals eerder aangekondigd heb ik de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om de bevindingen van het onderzoek te beoordelen.
Vindt u het ook vreemd dat de RuG geen onderzoek is gestart, maar wel actief onderzoeken van Kochenov deelt op de website en Twitter van de RuG?2
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven vindt er wel degelijk een extern onafhankelijk onderzoek naar onder meer de naleving van de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden Nederlandse universiteiten en de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018 plaats. Ik heb er kennis van genomen dat de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de RUG via haar website en sociale media overzichten deelt van publicaties in media van onderzoekers verbonden aan de faculteit, waaronder ook van de heer Kochenov. De wijze waarop de universiteit activiteiten van haar medewerkers kenbaar maakt is aan de instelling. Dat naar een specifieke medewerker een onderzoek wordt verricht doet aan dit uitgangspunt niet af. Laat onverlet dat ik er begrip voor had gehad als er een andere afweging was gemaakt met betrekking tot opnemen van de activiteiten van de heer Kochenov in het overzicht van publicaties.
Vindt u het wenselijk dat onderzoeken van Kochenov worden gepromoot, terwijl er nota bene juist een onderzoek door de RuG naar Kochenov zou moeten lopen over belangenverstrengeling?
Zie antwoord vraag 3.
Is het wenselijk om onderzoeken te promoten van personen die, op basis van serieuze en onderbouwde verdenkingen, worden verdacht van het schenden van de ethische code voor onderzoekers?3
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u het idee dat de RuG de ernst van de situatie juist inschat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik heb geen reden te veronderstellen van het College van Bestuur van de RUG de ernst van de situatie niet juist inschat.
Bent u bereid, ook in lijn met de toezegging op eerdere Kamervragen van de SP hierover, in gesprek te gaan met de RuG over de ongewenstheid van de promotie rondom onderzoek van Kochenov en het feit dat niet alleen zorgvuldigheid maar ook snelheid geboden is bij het onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling? Kunt u de Kamer hierover informeren?
De wijze waarop universiteiten activiteiten van hun medewerkers kenbaar maken is aan de instellingen. Ten aanzien van de voortgang en zorgvuldigheid van het onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling is er eveneens geen aanleiding om met de RUG in gesprek te gaan. Bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven dat de onderzoeksopzet door de RUG is voorgelegd aan de inspectie. Het bestuur van de instelling is volgens mijn waarneming doordrongen van de ernst van de situatie en de noodzaak om zo spoedig mogelijk te kunnen reageren op een door haar geïnitieerd zorgvuldig uitgevoerd extern onafhankelijk onderzoek.
Bent u bereid een eigen onderzoek naar belangenverstrengeling te starten, als de RuG blijft talmen met een eigen onderzoek? Zo ja, wanneer is dat wat u betreft nodig? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de beantwoording bij vraag 1 aangegeven is er een onderzoek gestart. Ik wacht de uitkomsten van het onderzoek en het oordeel van de inspectie over dit onderzoek af.
Het bericht 'KPN loopt voor de troepen uit en bouwt ondanks politieke strijd alvast Huawei-zendmasten in de Randstad' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «KPN loopt voor de troepen uit en bouwt ondanks politieke strijd alvast Huawei-zendmasten in de Randstad»?1
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat KPN momenteel Huawei-antennes installeert voor zijn huidige 4G- en toekomstige 5G-netwerk? Indien ja, om hoeveel antennes gaat het en op welke locaties?
KPN heeft bevestigd dat zij dit najaar zijn begonnen met het moderniseren van het radionetwerk met apparatuur van Huawei.
Zijn KPN en T-Mobile op dit moment de enige telecomaanbieders in Nederland die Huawei-apparatuur in hun telecomnetwerk hebben?
Meerdere telecomaanbieders in Nederland en in de Europese Unie maken thans gebruik van Huawei-apparatuur in hun netwerken.
Is hier volgens u, indachtig de aangenomen motie-Weverling c.s. (Kamerstuk 24 095, nr. 471), sprake van een «onomkeerbare stap» in de uitrol van 5G? Indien niet, wanneer zou daar wel sprake van zijn?
In de motie Weverling c.s. wordt het kabinet verzocht telecomproviders te bewegen geen onomkeerbare stappen te nemen in de uitrol van 5G totdat de resultaten van de Taskforce bekend zijn. Op 1 juli 2019 zijn de resultaten van de Taskforce aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 30 821, nr. 92), waarna op 4 juli 2019 hierover een debat plaatsvond. De telecomaanbieders zijn vervolgens geïnformeerd over deze resultaten, waarbij is besproken dat zij hier rekening mee moeten houden bij de verdere inrichting van hun netwerk. KPN heeft aangegeven dit te doen.
Behoren antennes naar uw mening tot de kritische onderdelen van een telecomnetwerk, met vertaald naar de EU risicoanalyse voor 5G (pag. 16/17) een «hoog» veiligheidsrisico?
De Taskforce Economische Veiligheid heeft in de nationale risicoanalyse op basis van de te beschermen belangen en de actuele dreiging kritieke onderdelen geïdentificeerd in de huidige telecomnetwerken. De lijst met kritieke onderdelen is vertrouwelijk. In samenwerking met de telecomaanbieders wordt een structureel proces ingericht. Deze structurele aanpak maakt het mogelijk om adaptief te kunnen reageren op veranderingen in de dreiging of ontwikkelingen in de telecomnetwerken. Op die manier kunnen ook de telecomnetwerken in de toekomst beschermd worden tegen de dreiging.
Zoals ook beantwoord onder vraag 4 zijn de telecomaanbieders, waaronder KPN, geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet neemt. De telecomaanbieders blijven ook bij de nadere uitwerking hiervan nauw betrokken en het is daarbij aan deze partijen om bij hun investeringen hier rekening mee te houden.
De Nederlandse aanpak past binnen de Europees gecoördineerde aanpak zoals vormgegeven met de Commissie Aanbeveling Cyberbeveiliging van 5G-netwerken2 en de tijdens de Telecomraad van 3 december jl. aangenomen Raadsconclusies3.
Wat vindt u van het moment dat KPN heeft gekozen om zijn antennes te vervangen, wetende dat de regering momenteel werkt aan een algemene maatregel van bestuur met daarin de juridische grondslag voor de noodzakelijke aanscherpingen van de eisen aan (de leveranciers van de diensten en producten in de kritische onderdelen van) telecomnetwerken?
Zie antwoord vraag 5.
Past deze vervangingsoperatie in uw ogen binnen de «gecoördineerde aanpak» van de integriteit van 5G-netwerken waartoe de aangenomen motie-Van den Berg c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 747) oproept?
Zie antwoord vraag 5.
Het slechter presteren van kinderen als gevolg van het lerarentekort |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft u inmiddels de inspectie verzocht om een mogelijk direct verband tussen het lerarentekort en woordenschat, Cito-scores en schooladviezen te gaan onderzoeken?1 Zo ja, wanneer kunnen wij de uitkomsten daarvan verwachten? Zo nee, hoe gaat u de Kamer dan wel inzicht verschaffen over de effecten van het lerarentekort op kansenongelijkheid?
Met u ben ik van mening dat de kwaliteit van het onderwijs op peil moet blijven. Het lerarentekort is ongelijk verdeeld over het land en groepen leerlingen. De scholen in kwetsbare wijken van grote steden worden het hardst getroffen. Het lerarentekort vormt daarmee een bedreiging voor kansengelijkheid en dat is zorgelijk. In de plannen van de G5 hebben we daarom speciale aandacht voor kansengelijkheid. Ik zet alles op alles om het lerarentekort, samen met de scholen, besturen en gemeenten aan te pakken.
De inspectie voert geen onderzoek uit naar een direct verband tussen het lerarentekort en woordenschat, cito-scores en schooladviezen. Wel houdt de inspectie toezicht op de kwaliteit van het onderwijs en houdt daarbij ook rekening met het lerarentekort op scholen.
Vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van deze effecten van het lerarentekort op de kansenongelijkheid enkel ligt bij de scholen of ziet u daarbij ook een bijzondere rol voor zichzelf weggelegd? Hoe geeft u daaraan, naast de zogenoemde «regionale aanpak», gestalte?
Het tegengaan van kansenongelijkheid is een gedeelde verantwoordelijkheid. Samen met schoolbesturen, lerarenopleidingen, leraren, gemeenten en andere betrokkenen zetten we alle zeilen bij elkaar om de problemen zo goed mogelijk aan te pakken. Zo ontvangen scholen met veel leerlingen met een risico op achterstand extra bekostiging in de vorm van onderwijsachterstandsmiddelen en leerplusmiddelen. Een relevante regeling in aanvulling hierop is de pilot «vrijroosteren leraren», waarin komende twee schooljaren opnieuw subsidie beschikbaar is gesteld voor scholen die veel leerlingen hebben met een risico op achterstand. Met deze subsidie kunnen zij twee jaar lang tijd vrijmaken om leraren te helpen bij de begeleiding van achterstandsleerlingen en om leraren te coachen. Ook kunnen schoolbesturen ervoor kiezen om een arbeidsmarkttoelage aan medewerkers toe te kennen.
Daarnaast werkt het Ministerie van OCW via de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) samen met gemeenten en scholen om gelijke kansen te bevorderen. Een belangrijk onderwerp is de professionalisering van leraren die zich onvoldoende geëquipeerd voelen in het effectief lesgeven in een grootstedelijke context met de bijbehorende uitdagingen. Dit doet de GKA binnen de Community Urban Education (CUE) die leraren een gepast handelingsrepertoire bieden om optimaal te kunnen functioneren in een steeds veranderende, diverse samenleving en hun leerlingen goed te kunnen laten presteren.
We verwachten dat op deze manier via een lager verloop van leerkrachten, minder ziekteverzuim en kwalitatief betere lessen tot meer gelijke kansen leidt voor leerlingen.
Erkent u nu dat een loonsverhoging in het primair onderwijs wel een noodzakelijke component vormt van elke oplossing voor het lerarentekort? Zo nee, welke andere oplossingen staan u dan voor ogen die op korte termijn effect hebben?
Zoals ik in mijn antwoord op uw vraag 4 van 18 november jl. naar uw Kamer heb gestuurd2, kan het verhogen van salarissen het beroep aantrekkelijker maken. Daarom heeft het kabinet ook in de salarissen van leraren in het primair onderwijs geïnvesteerd. Er is echter niet één oplossing voor het lerarentekort. Daarom worden er zowel landelijk als in regio’s verschillende maatregelen genomen.
Kunt u nader specificeren wat de regionale aanpak, waarbij schoolbesturen subsidie kunnen aanvragen voor maatregelen die kansengelijkheid bevorderen, precies inhoudt? Op welke wijze zullen deze maatregelen precies waarborgen dat de ongelijkmatige spreiding van het lerarentekort de kansenongelijkheid in het onderwijs niet verder vergroot?
In het kader van de regionale aanpak lerarentekort kunnen regio’s ervoor kiezen om speciale aandacht te besteden aan het werven en behouden van leraren op scholen met veel leerlingen met een risico op achterstand. Ook in de noodplannen van de G5 is er aandacht voor kansengelijkheid.
Bent u in gesprek met lerarenopleidingen en aanbieders van nascholing over de manier waarop toekomstige en huidige leraren beter kunnen worden voorbereid en getraind om – ondanks de voortdurende problemen die het lerarentekort met zich meebrengt – kansenongelijkheid tegen te gaan?
Ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat een startende leraar goed toegerust is om leerlingen met diverse niveaus en achtergronden te onderwijzen.
Daarom besteden de lerarenopleidingen in lijn met de generieke kennisbasis – het document dat de minimale kennis van een start bekwame leraar beschrijft – hier op verschillende manieren aandacht aan. De lerarenopleidingen zijn/worden daarnaast ook betrokken bij de noodplannen van de G5.
Voor de nascholing van zittende leraren is – met de inwerkingtreding van de Wet beroep leraar – het bevoegd gezag van elke school verplicht in overleg met leraren een professioneel statuut op te stellen. Hierin worden afspraken vastgelegd over de professionele ruimte van de leraar. Deze «professionele ruimte» moet natuurlijk passen binnen het onderwijskundig beleid van de school en kan dus per school verschillen.
Afhankelijk van de behoefte van individuele school/leraar kunnen leraren zich ontwikkelen om beter om te gaan met verschillen in de klas en hoe ze leerlingen extra kunnen begeleiden.
Een nieuw witwasschandaal bij ABN Amro |
|
Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met alweer het volgende schandaal in de bancaire sector?1
Ja, ik ben bekend met het bericht waar u naar verwijst.
Hoe verklaart u dat ABN Amro 5 miljoen klanten is «vergeten» te screenen? Hoeveel geld is hiermee destijds bespaard voor ABN Amro?
Eind september heeft ABN AMRO bekend gemaakt dat het OM onderzoek doet in het kader van de naleving van de vereisten onder de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financiering (Wwft). Het OM voert op dit moment strafrechtelijk onderzoek uit. Uw vragen houden voor een groot deel verband met dit onderzoek. Ik kan lopende het onderzoek van het OM geen uitlatingen doen.
Banken (en andere financiële instellingen) zijn op grond van Wwft verplicht om doorlopend risicogebaseerd cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te detecteren en onverwijld te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU-Nederland). Om dit te kunnen doen is het van cruciaal belang dat banken beschikken over een effectief proces voor het verrichten van cliëntenonderzoek en het monitoren van transacties. DNB houdt toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen door financiële instellingen en trustkantoren. DNB is onafhankelijk in de uitvoering van haar toezicht. Indien instellingen de wet onvoldoende naleven, zal DNB herstel afdwingen, waar nodig door handhaving. DNB heeft daartoe een breed scala aan maatregelen tot haar beschikking en zal de maatregelen inzetten die zij passend acht. Betrokkenheid van financiële instellingen bij financieel-economische criminaliteit is bovendien voor DNB een speerpunt in het toezicht. Dit speerpunt heeft DNB ook opgenomen in haar Visie op Toezicht 2018–2022.
Kunt u uitleggen of het überhaupt mogelijk is dat op zo grote schaal geld via rekeningen van ABN Amro wordt doorgesluisd zonder dat de topbestuurders bij ABN Amro dit in de gaten hadden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten wat hier fout is gegaan, hoe en wanneer dit is opgepakt door de toezichthoudende autoriteiten? Heeft de toezichthouder hier adequaat gehandeld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen kunt u als grootaandeelhouder van ABN Amro zetten om ervoor te zorgen dat rekeningen van de bank niet nog vaker worden gebruikt om smeergeld door te sluizen? Gaat u uw rol als aandeelhouder actief inzetten?
Banken hebben een belangrijke poortwachtersfunctie. Het is de verantwoordelijkheid van banken zelf om deze taak naar behoren te vervullen. De CEO van ABN AMRO heeft toegezegd maatregelen te zullen nemen om ervoor te zorgen dat ABN AMRO aan alle wet- en regelgeving voldoet.
Bij de tijdelijke financiële instellingen, zoals ABN AMRO, vervult NLFI het reguliere aandeelhouderschap. NLFI staat als aandeelhouder op afstand van de onderneming. Als certificaathouder, via NLFI, sta ik ook op afstand van de vennootschap. Het is van groot belang dat ABN AMRO de zaken zo snel mogelijk op orde heeft. Ik heb NLFI gevraagd de maatregelen die de bank gaat nemen nauwgezet te volgen en mij daarover te informeren.
Ziet u ook dat een commerciële instelling, opgestookt door aandeelhouders die op zoek zijn naar zo veel mogelijk rendement, maar met veel taken van publiek belang keer op keer zal falen?
Tal van commerciële instellingen voeren taken uit in het publieke belang binnen diverse sectoren van de Nederlandse economie. Deze commerciële instellingen kunnen bijdragen aan innovatie en efficiëntie, zo ook in de financiële sector.
Het is daarbij belangrijk om met goede wet- en regelgeving en een solide toezichtsysteem de balans tussen de commerciële en publieke belangen te bewaken. De borging van publieke belangen ten aanzien van de financiële sector is de afgelopen jaren versterkt door onder meer strengere eisen aan buffers, waardoor burgers beter beschermd worden tegen private verliezen. Maar we zijn nog niet klaar. In mijn Agenda financiële sector2 heb ik meerdere maatregelen aangekondigd die deze balans tussen de publieke en private belangen binnen de financiële sector verder moeten waarborgen. Tot slot verwijs ik u ten aanzien van het WRR rapport «Geld en Schuld» naar de uitgebreide kabinetsreactie hierop.3
Deelt u de mening dat vriendelijk verzoeken, een moreel appel, of straffen die vaak niet opwegen tegen de gemaakte winst, niets zullen uitrichten zolang de onderliggende structuren in stand worden gehouden?
De toezichthouders en het OM hebben een breed scala aan handhavingsinstrumenten waarmee naleving van financiële wet- en regelgeving afgedwongen kan worden. Deze instrumenten kunnen zowel een informeel als formeel karakter hebben en variëren van een waarschuwingsbrief tot het intrekken van vergunningen.
De beschikbare sancties hebben voldoende invloed. Ik vind het belangrijk dat het eigenaarschap voor de uitvoering van anti-witwasbeleid nadrukkelijk binnen de Raden van Bestuur wordt belegd en dat zij dit een onderdeel van hun intrinsieke cultuur maken. Dit is eveneens een vereiste van de Wwft waarin is opgenomen dat één van de personen die het dagelijks beleid bepalen expliciet belast moet zijn met de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft door de instelling.
De cultuur is bepalend voor de mate waarin de instelling deze wettelijke plichten doorlopend en effectief naleeft. Daarom moet naleving van de anti-witwasregelgeving voortvloeien uit het besef van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en niet omdat dit verplicht is op grond van de wet. Ik verwacht daarom van poortwachters dat zij hun taak niet alleen uitvoeren omdat het moet, maar omdat zij de eigen overtuiging hebben dat het belangrijk is om te voorkomen dat criminelen gebruik maken van hun instelling en het financiële stelsel voor hun illegale activiteiten.
Wat is uw mening over de ontspoorde activiteiten van sommige Nederlandse multinationals, zoals de grote drie banken, die ondermijning van de rechtsstaat en democratie in andere landen faciliteren? Zou u dit accepteren als het onze eigen rechtsstaat en democratie betrof?
Om te voorkomen dat dit soort activiteiten worden gefacilieerd door de legitieme financiële infrastructuur wordt van instellingen verwacht dat ze doorlopend klantenonderzoek doen. De toezichthouder ziet er op toe dat dit naar behoren gebeurt.
Deelt u de mening dat we vitale publieke taken en infrastructuur zo min mogelijk moeten beleggen bij private commerciële instellingen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u in dat de kabinetsreactie op het rapport van de WRR (Geld en schuld; de publieke rol van banken) in geen enkele zin adequaat is en dat er een publiek alternatief nodig is om banken te disciplineren en het publieke belang te borgen?
Zie antwoord vraag 6.
De berichten ‘Neergeschoten vrouw in Alkmaar teisterde buurt al jaren: “Tweehonderd meldingen gemaakt”’ en ‘Door politie doodgeschoten vrouw (48) liep in Alkmaar met hamer en mes op agenten af’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Kelly Regterschot (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de nieuwsberichten «Neergeschoten vrouw in Alkmaar teisterde buurt al jaren: «Tweehonderd meldingen gemaakt»»1 en «Door politie doodgeschoten vrouw (48) liep in Alkmaar met hamer en mes op agenten af»?2
Ja.
Klopt het bericht dat al eerder honderden meldingen gedaan zijn bij de woningbouw, politie, GGZ en crisisdienst over de situatie van deze mevrouw? Zijn bij andere instanties ook meldingen gedaan? Zo nee, hoeveel meldingen zijn er gedaan? Zo ja, wat is precies gedaan met de meldingen? Hoe zijn de gemeente en partners met deze situaties omgegaan?
Het klopt dat er eerder meldingen zijn gedaan over mevrouw bij diverse instanties. De in de media genoemde «honderden meldingen» herken ik niet op basis van informatie die is aangeleverd door de gemeente Alkmaar in afstemming met de woningbouw, politie, verslavingszorg en ggz (waaronder ook de crisisdienst valt). Het is niet gebruikelijk om gedetailleerd in te gaan op een individuele casus, zoals deze. Er liepen meerdere interventies en verschillende instanties waren al betrokken bij mevrouw. Voor zover nu te beoordelen valt, is er door zowel politie als de verslavings- en geestelijke gezondheidszorg gehandeld volgens de landelijke richtlijnen.
Hoewel er al veel gebeurde, is het incident niet voorkomen. De problematiek van sommige personen is dermate complex dat incidenten helaas niet altijd te voorkomen zijn. Wat – naast het uiteindelijke incident – een specifiek punt van aandacht is, is dat de naasten en omwonenden onvoldoende het gevoel hebben gehad dat er geluisterd werd naar hun signalen door de betrokken partijen. Ook was het voor hen onvoldoende duidelijk dat er concrete acties ondernomen werden om mevrouw te helpen. Ik poog hierin ook verbetering te brengen. Zo hebben familie en naasten met de invoering van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die per 1 januari 2020 in werking is getreden, meer mogelijkheden tot inspraak en betrokkenheid. Zowel bij de voorbereiding, de uitvoering en de beëindiging van verplichte zorg.
Over hoeveel personen die in Alkmaar verward gedrag vertonen zijn meldingen gedaan? Hoeveel van deze personen die verward gedrag vertonen lopen nog vrij rond op straat en bij hoeveel van deze meldingen is daadwerkelijk ingegrepen? Bij hoeveel meldingen wordt sowieso ingegrepen? Kunt u per staffel van 25 meldingen aangeven om hoeveel personen het gaat en wat de aard van de meldingen is? Hoeveel van deze personen die verward gedrag vertonen, hebben agressief gedrag?
In het onderstaande wordt een overzicht gegeven van het aantal incidenten dat door de politie in de gemeente Alkmaar in de afgelopen 5 jaar is geregistreerd onder de code E33 (overlast door verward/overspannen persoon) waarbij één of meer personen met verward gedrag (conform de RIVM-definitie) waren betrokken:
aantal incidenten E33
jaar
gemeente
2015
2016
2017
2018
2019
totaal
Alkmaar
315
445
648
740
593
2.741
In de afgelopen 5 jaar waren bij de in totaal 2.741 incidenten in de gemeente Alkmaar 1.125 unieke personen betrokken. Het is op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk om gedetailleerder in te gaan op de aard van de meldingen.
Hoe is het mogelijk dat bij een persoon met verward gedrag, ook na meerdere meldingen vanuit haar omgeving, niet is ingegrepen? Zou u daar een verklaring voor kunnen geven? Welke maatregelen bent u bereid te treffen om beter met meldingen om te gaan om herhaling te voorkomen?
De meldingen die gedaan zijn, hebben er onder andere toe geleid dat mevrouw verschillende vormen van zorg en ondersteuning heeft gekregen. Zo liepen er meerdere interventies en waren er verschillende instanties, zoals de woningbouw, politie en verslavingszorg, betrokken bij mevrouw.
In meer algemene zin is het goed om op te merken dat de groep personen met verward gedrag een brede doelgroep is met diverse problematiek. In deze groep zitten onder andere mensen met dementie, mensen met psychosociale problemen of een verstandelijke beperking en mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Het is belangrijk om te benadrukken dat het grootste deel van de groep personen met verward gedrag niet gevaarlijk is voor zichzelf of voor anderen en geen overlast veroorzaakt.
Dit laat uiteraard onverlet dat het van belang is om wanneer er een melding wordt gedaan over een acute situatie of een strafbaar feit deze serieus genomen wordt. Wanneer een burger of instantie een melding maakt bij de politie, dient er daarom in de meldkamer een goede triage te worden uitgevoerd. De triage dient om te bepalen welke hulp en of ondersteuning passend bij de betreffende situatie gepast is. In de brief «stand van zaken persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen» (die op 10 december jl. naar uw Kamer is gestuurd),3 is aangegeven dat onze ambitie voor 2020 is om bij iedere melding, waarbij het vermoeden bestaat van ernstige problematiek, een goede triage uit te voeren en zo passende hulp en ondersteuning te kunnen bieden.
Bent u het ermee eens dat, als beter was geluisterd naar de klachten van de buren, de gemeente en alle instanties waar meldingen gedaan zijn, al veel eerder hadden kunnen ingrijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Wie is verantwoordelijk voor het helpen en oppakken van personen met verward gedrag die een dreiging zijn voor de openbare orde?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is het vanwege de diversiteit van de problematiek van de groep personen met verward gedrag belangrijk om maatwerk te bieden bij een melding en per persoon te kijken wat het beste werkt. Wanneer er een melding verward gedrag (E33) gedaan wordt, is het zoals eerder beschreven van belang dat politie en zorgpartners een goede triage uitvoeren. Op die manier kan bepaald worden welke hulp door welke partij het meest passend is bij de situatie. Als er sprake is van een openbare-ordeverstoring of van een gevaarlijke situatie kan politie-ingrijpen nodig en/of gewenst zijn. Personen met verward gedrag die geen strafbaar feit hebben gepleegd en geen veiligheidsrisico zijn, vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de politie, maar hebben een zorgbehoefte, waarin door andere partijen voorzien moet worden.
Kunt u aangeven welke acties u heeft ondernomen sinds in 2018 is de eindrapportage «Op weg naar een persoonsgerichte aanpak» gepresenteerd? In hoeverre heeft de gemeente Alkmaar deze aanpak verder geïmplementeerd en geborgd?
Recent hebben wij zoals gezegd de brief over de stand van zaken persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen naar uw de Kamer gestuurd.4 In deze brief beschrijven we de huidige stand van zaken rond de aanpak van personen met verward gedrag en wordt geschetst waar we de komende tijd op gaan inzetten. Wat betreft de gemeente Alkmaar geldt dat zij in 2017 samen met de overige gemeenten in Noord-Holland Noord, de ggz, de GGD (OGGZ), politie, OM, de reclassering en vertegenwoordigers van ervaringsdeskundigen de aanpak van personen met verward gedrag heeft opgepakt. Sindsdien zijn er verschillende trajecten ingezet om ketensamenwerking te verbeteren. Zo is het Team Complexe Casuïstiek ingesteld, wordt er zo nodig opgeschaald en wordt er nauw samengewerkt met het Zorg- en Veiligheidshuis. Daarnaast is met behulp van een subsidie van het Ministerie van JenV op schaal van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord in 2018 gestart met het project «Aanpak verwarde personen met een veiligheidsrisico». Dit project beoogt de overlast en het gevaar van deze groep terug te dringen, het perspectief voor de doelgroep te vergroten en de maatschappelijk kosten, die gepaard gaan met de inzet voor deze groep te verminderen. In het kader van dit project is uitgebreid onderzoek verricht naar de verbeterpunten ten opzichte van de huidige aanpak en is gestart met de ontwikkeling van een langdurige persoonsgerichte aanpak voor 45 geselecteerde personen. Daarnaast is begonnen met het project «Maatwerkvoorzieningen», dat beoogt een bijdrage te leveren en de realisatie van (soms onorthodoxe) passende woon- of verblijfsvoorzieningen van deze doelgroep. Deze aanpak is bestuurlijk geborgd in de bovenregionale, bestuurlijke commissie Zorg- en Veiligheid waarin zowel burgemeesters als wethouders samen sturing geven aan de aanpak van zorg- en veiligheidsdossiers.
Klopt het dat de woningcorporatie meerdere meldingen bij de politie heeft gedaan over het feit dat deze vrouw al jaren extreem agressief- en verward gedrag vertoonde? Klopt het dat, zoals in het artikel wordt gemeld, de woningcorporatie in al die jaren geen gedegen dossier heeft kunnen opbouwen? Zo ja, hoe kan dit? Welke eisen worden aan een «gedegen dossier» gesteld? Is een dergelijk gedegen dossier noodzakelijk voor de woningcorporatie of voor de politie om te kunnen handelen?
Er is een aantal (schriftelijke) meldingen gedaan bij woningcorporatie Woonwaard. Voorafgaande hieraan waren er bij de woningcorporatie geen signalen bekend van overlast door mevrouw. Om deze reden is er eerder ook geen dossier opgebouwd. Met het opbouwen van een dossier is in september begonnen naar aanleiding van de eerder gememoreerde (schriftelijke) meldingen.
In zijn algemeenheid geldt dat de volgende eisen worden gesteld aan een gedegen dossier van een woningcorporatie: hulpverlening is ingeschakeld, er is een schriftelijke waarschuwing gegeven en de overlast moet extreem en structureel zijn. Hierbij is het van belang dat al deze stappen gezet worden, want een dergelijk dossier is noodzakelijk voor de woningcorporatie om een juridische procedure op te starten tegen een huurder. Of het dossier gedegen genoeg is, is steeds een maatwerkweging van de rechter en is in dit geval dus niet te beoordelen.
Bent u het ermee eens dat het zeer zorgwekkend is dat dit soort incidenten voorkomen? Zo ja, welke maatregelen worden getroffen en welke maatregelen bent u bereid te treffen om het aantal incidenten terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Dit soort incidenten is verdrietig voor de directe betrokkenen en is ook zorgwekkend vanuit maatschappelijk perspectief. Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 4 en 6 proberen we met alle betrokken partijen in gezamenlijkheid te kijken hoe we dit soort situaties het beste kunnen aanpakken, om waar mogelijk incidenten te voorkomen. De komende tijd zullen we, zoals we in de Kamerbrief van 10 december jl. hebben geschetst5, met onverminderd veel ambitie doorgaan om te komen tot een goed werkende aanpak voor mensen met verward gedrag. We hebben daarbij alle vertrouwen in alle professionals die zich elke dag inzetten voor deze persoonsgerichte aanpak. Tegelijkertijd is het ook belangrijk dat we ons realiseren dat incidenten als deze nooit helemaal te voorkomen zijn, zoals in bovenstaande antwoorden reeds opgemerkt is.
Klopt de constatering dat gemeentes er allemaal een verschillende aanpak ten aanzien van verwarde personen op na lijken te houden? Ziet u mogelijkheden om met een landelijke aanpak voor verwarde personen te komen? Zo ja, welke maatregelen bent u hiervoor bereid te treffen? Zo nee, waarom niet?
De complexiteit van de problematiek van personen met verward gedrag vraagt om maatwerk. Hierbij moet enerzijds rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van de persoon in kwestie, maar anderzijds ook met het lokaal beschikbare zorgaanbod. Het klopt dus dat de aanpak voor personen met verward gedrag per regio en per gemeente kan verschillen. Eén landelijke aanpak zou ook geen recht doen aan de complexiteit van de problematiek en onvoldoende ruimte bieden voor lokaal maatwerk. Overigens sluit dit ook aan bij het advies van het Schakelteam personen met verward gedrag en het eerder advies van de heer Van der Vlist. Ook zij stellen dat op lokaal en regionaal niveau de oplossing ligt. We blijven de regio’s en de gemeenten hierbinnen vanuit onze brede verantwoordelijkheid ondersteunen, moedigen hen aan om van elkaar te leren en stimuleren het uitwisselen van best practices.
Het handhaven van de stakingsacties door sociaal advocaten in januari 2020 |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Piketacties niet van de baan: «Hoezo is iedereen ineens zo tevreden»»?1
Ja.
Kunt u zo snel mogelijk na het sluiten van de deadline op 1 december 2019 aangeven hoeveel sociaal advocaten zich alsnog hebben aangemeld voor de piketdienst, na het sluiten van de oorspronkelijke deadline?
Uit informatie van de raad voor rechtsbijstand blijkt dat inmiddels ongeveer 1850 advocaten één of meer dagen beschikbaar zijn voor piketdiensten in de eerste twee weken van januari. Dit aantal is voldoende om veruit de meeste piketdiensten op de normale wijze uit te voeren. Zie daarover ook het antwoord op vraag 4.
Kunt u zo snel mogelijk na het sluiten van de deadline op 1 december 2019 aangeven hoeveel sociaal advocaten hun staking in januari 2020 handhaven?
De raad voor rechtsbijstand registreert niet hoeveel advocaten staken. Voor het maken van de piketroosters vraagt de raad voor rechtsbijstand advocaten aan te geven of ze beschikbaar zijn of niet. Naar eventuele redenen van niet-beschikbaarheid wordt niet gevraagd.
Kunt u in kaart brengen wat de gevolgen zijn van de gehandhaafde staking door sociaal advocaten en zo snel mogelijk na het sluiten van de deadline op 1 december 2019 de Kamer daarover informeren?
Nadat de NOvA en de specialisatieverenigingen hadden aangegeven dat wat hen betreft de aangekondigde piketacties en verhinderacties van de baan waren hebben veel advocaten zich alsnog aangemeld voor het vervullen van piketdiensten in de eerste twee weken van januari. Op een paar uitzonderingen na kan de raad voor rechtsbijstand de piketroosters op de normale manier vullen. Voor het enkele (zeer lokale) uitzonderingsgeval treft de raad voor rechtsbijstand maatregelen, zodat rechtsbijstand ook op die plekken verzekerd is. De raad houdt mij hierover geïnformeerd.
Het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd geweigerd in Marokko |
|
Jasper van Dijk |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wist u dat uw collega, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet welkom was voor een bezoek aan haar ambtsgenoot in Marokko?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Waarom was uw collega niet welkom?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat de relatie met Marokko «problematisch» is? Waarom?
De relatie tussen Nederland en Marokko kent een lange historie en de wederzijdse belangen zijn substantieel. Niet alleen migratie en terugkeer maar ook consulaire zaken, handel en investeringen, justitie- en politiesamenwerking en de strijd tegen terrorisme zijn onderdeel van deze bilaterale relatie. Een dergelijke relatie kent logischerwijs ook onderwerpen die de betrekkingen ingewikkeld kunnen maken. Op specifiek het onderwerp van terugkeer zijn helaas nog weinig resultaten geboekt. Zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bespreken in contacten met de Marokkaanse autoriteiten de mogelijkheden tot voortgang op dit dossier.
Deelt u de mening dat deze weigering zeer ongepast was? Wat heeft u hiertegen ondernomen?
Zie ook het antwoord op vraag 1 en 2.
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse ambtgenoot.
Hoe gaat de regering gesprekken met Marokko over terugkeer van «veiligelanders» weer opstarten?
Er is geregeld dialoog tussen Nederland en Marokko op verschillende niveaus over migratie in brede zin en specifiek over terugkeersamenwerking. Terugkeer vormt een belangrijk onderwerp van gesprek waarbij constant wordt ingezet om resultaten te boeken. Ook in de contacten van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Marokkaanse ambtgenoot is terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, een belangrijk onderwerp van gesprek.
Het bericht dat de minister van Defensie niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019 |
|
Isabelle Diks (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse Minister van Defensie, in tegenstelling tot wat in de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2019 staat vermeld, niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019?1
Ja.
Klopt het dat zij, zoals Trouw meldt, afwezig was «om zich in Den Haag te concentreren op de beantwoording van de Kamervragen over het bombardement en een debat over de kwestie»?
Ja, de Minister van Defensie hield rekening met een mogelijke wens van uw Kamer om op korte termijn een debat te voeren over de transparantie over burgerslachtoffers en heeft daarom besloten om niet naar Brussel af te reizen.
Zo niet, wat was dan de reden dat de Minister van Defensie, die immers de Minister van Buitenlandse Zaken zou vervangen, afwezig was?2
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft de Minister van Defensie uiteindelijk vervangen?
De permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de NAVO heeft namens de Minister van Buitenlandse Zaken aan de NAVO-vergadering deelgenomen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 26 november 2019?
Ja.
Een voormalige vruchtbaarheidskliniek in Oosterbeek |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Misschien wel 150 kinderen van één vader; arts in Oosterbeek had eigen vruchtbaarheidskliniek»?1
Ja
Welke wet- of regelgeving bestond er in de jaren ’70 en ’80 met betrekking tot vruchtbaarheidsklinieken of andere vormen van georganiseerd zaaddonorschap? Was een kliniek zoals die in het bericht genoemd wordt naar de toenmalige juridische maatstaven legaal? Zo nee, waarom niet?
De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is in 2004 in werking getreden. Voor die tijd bestond nog geen specifieke wetgeving rond het gebruik van en de registratie van donoren van ei- en zaadcellen.
Er zijn geen aanwijzingen dat de kliniek in Oosterbeek naar de toenmalige juridische maatstaven niet legaal was.
Welke juridische en praktische mogelijkheden zijn er voor de kinderen die in deze kliniek zijn verwekt om hun donorvader te vinden?
De administratie van deze vruchtbaarheidskliniek ontbreekt, zodat het niet mogelijk is op basis daarvan te achterhalen welke donoren in deze kliniek hebben gedoneerd. Om die reden zijn er geen juridische mogelijkheden voor de donorkinderen die in de vruchtbaarheidskliniek in Oosterbeek zijn verwekt om hun donor te vinden. Het enige wat overblijft is de gratis inschrijving in de Fiom KID-DNA databank. Donoren van voor 2004 kunnen zich ook gratis inschrijven. Op deze manier kunnen donorkinderen en donoren met elkaar worden gematcht. Ook kunnen donorkinderen, indien zij dit wensen, mogelijk met eventuele halfbroers en -zussen worden gematcht. Wanneer donorkinderen of donoren vragen hebben over dit onderwerp kunnen zij terecht bij Fiom.
Kunnen deze kinderen hun dna-profiel in de Fiom KID-DNA Databank laten opnemen om hun dna met dat van een donor te laten matchen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Wat kunt u in het kader van uw actieplan ondersteuning donorkinderen doen om kinderen die in deze kliniek zijn verwekt en hun vader zoeken te helpen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in Marokko niet welkom is om met de ambtsbekleder die daar over gaat te praten over de terugkeer van uitgeprocedeerde Marokkanen?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Kunt u aangeven welke reden de Marokkaanse autoriteiten hebben gegeven voor het weigeren van een gesprek met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom is hier geen navraag over gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke inspanningen onderneemt u om te zorgen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alsnog op korte termijn in gesprek kan met de Marokkaanse ambtsbekleder die het betreft over de terugname van uitgeprocedeerde Marokkaanse staatburgers?
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse counterpart.
Ondertussen worden de contacten over de terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, die geregeld op verschillende niveaus tussen Nederland en Marokko plaatshebben, voortgezet.
Het racisme tijdens de voetbalwedstrijd FC Den Bosch – Excelsior |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat was uw reactie op de uitlatingen richting Excelsior-speler Ahmad Mendes Moreira tijdens de voetbalwedstrijd FC Den Bosch–Excelsior op 17 november 2019?
Racisme en discriminatie horen niet thuis in de sport en op de tribunes. De uitlatingen richting Excelsior-speler Ahmad Mendes Moreira zijn onacceptabel.
Bent u op de hoogte van de reactie die FC Den Bosch in eerste instantie heeft gegeven op de gebeurtenissen tijdens de wedstrijd? Wat vindt u van deze initiële reactie van FC Den Bosch als gevolg van de gebeurtenissen?
Ja. Die reactie was uiterst ongelukkig. Daags erna heeft FC Den Bosch na gesprekken met de spelersgroep en andere betrokkenen het boetekleed aangetrokken en aangegeven diep geschrokken te zijn. Voor zover ik heb begrepen doet de club verder onderzoek naar wat er feitelijk is gebeurd en zal ze alles in het werk stellen om de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan dit grensoverschrijdend gedrag te achterhalen en te straffen. Ook komt de club met een actieplan om misstanden grondig aan te pakken en uit te bannen.
Bent u het eens met de stelling dat dat buiten deze gebeurtenissen, racisme, discriminatie en homofobie bredere problemen zijn binnen de sport?1
Het is de realiteit dat wij nooit alle gebeurtenissen kunnen voorkomen, maatschappelijke issues als racisme, discriminatie en homofobe uitingen komen ook op en rond het sportveld voor. Het realiseren van een positieve sportcultuur vergt een lange adem en is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen: sporters, coaches, vrijwilligers, scheidsrechters, ouders, supporters en de overheid.
Heeft u cijfers over wat de omvang is van racisme, discriminatie, antisemitisme en homofobie binnen de sport?
Uit de monitor van het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» (VSK) 2017 en 2018, welke jaarlijks aan u toegestuurd, bleek als volgt:
In 2016 is 9% van de sporters van 15 jaar of ouder geconfronteerd met discriminatie (op grond van sekse, handicap, religie, huidskleur, homoseksualiteit, cultuur).
In 2018 heeft 12% van het arbitrerend kader in de sportwereld te maken gehad met discriminatie vanwege huidskleur, 14% met discriminatie vanwege cultuur of religie en 5% procent met discriminatie vanwege homoseksualiteit en 15% met vrouwonvriendelijk gedrag. Van het sporttechnisch kader heeft 6% in 2018 te maken gehad met discriminatie vanwege huidskleur, 8% met discriminatie vanwege cultuur of religie, 4% met discriminatie vanwege homoseksualiteit en 15% met vrouwonvriendelijk gedrag. Van het bestuurlijk kader heeft 6% in 2018 te maken gehad met discriminatie vanwege huidskleur, 7% met discriminatie vanwege cultuur of religie, 2% met discriminatie vanwege homoseksualiteit en 10% met vrouwonvriendelijk gedrag.
Wat heeft u op het moment als beleid om racisme, discriminatie, antisemitisme en homofobie te voorkomen en tegen te gaan in de sport?
De sportsector werkt al jaren aan een veilig sportklimaat. Het beleid heeft dan ook als focus dat iedereen overal met plezier veilig kan sporten. Racisme, discriminatie, antisemitisme en homofobie horen daar niet in thuis. Belemmeringen vanwege iemands etnische achtergrond, seksuele geaardheid, geloofsovertuiging of sociale positie moeten worden weggenomen. Een dergelijk klimaat vergt een lange adem die zorgvuldig moet worden opgebouwd door sporters, bestuurders, trainers, coaches, ouders en supporters. De afgelopen jaren heb ik hiervoor het actieplan «Naar een veiliger Sportklimaat» ondersteund. Ik bouw daar op voort en ondersteun de komende jaren de sportsector financieel om te zorgen dat sportverenigingen structureel aandacht hebben voor een positieve sportcultuur.
Ik licht hier twee specifieke voorbeelden toe.
Het project «Ons voetbal is voor iedereen» van de KNVB heeft als doel om een positieve sportcultuur en inclusie te bevorderen en discriminatie tegen te gaan. Het project zal onder meer een campagne kennen die zich zal gaan richten op de volledige achterban van de KNVB.
Daarnaast de Alliantie Gelijkspelen (welke ik samen met de Minister van OCW ondersteun), die tot doel heeft het realiseren van een open, veilig en prettig team- en verenigingsklimaat voor LHBTI-ers in de sport. Dat doen ze onder meer door workshops te geven aan jeugdtrainers en jeugdcoaches van Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s), door in bondsopleidingen waaronder die van de KNVB aandacht te hebben voor diversiteit en het omgaan met verschillen én door zichtbaarheidsacties met de regenboog aanvoerdersbanden.
Eind januari kom ik samen met mijn ambtsgenoten van J&V en SZW en de KNVB met een aanvalsplan om racisme en discriminatie in de sport nog beter te bestrijden.
Wat is het doel van uw torentjesoverleg met betrekking tot racisme in de sport met verschillende partijen, waaronder Ahmad Mendes Moreira, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de bondscoach en de aanvoerder van het Nederlands Elftal, Virgil van Dijk?2 Wanneer zal dit torentjesoverleg plaatsvinden? Wat verwacht u als consequenties voor uw beleid met betrekking tot racisme en discriminatie? Kunt u de Kamer hierover informeren?
Op 28 november heb ik bij de KNVB in Zeist met direct betrokkenen en de KNVB, de Minister-President en de Minister van Justitie en Veiligheid gesproken. In dit gesprek heb ik richting Ahmad Mendes Moreira mijn empathie en richting scheidsrechter Laurens Gerrets mijn waardering voor zijn optreden uitgesproken. Voorts hebben we gezamenlijk afspraken gemaakt om racisme en discriminatie in de sport beter te bestrijden. Tijdens het wetgevingsoverleg sport van 2 december jl. heb ik aan uw Kamer toegezegd u hierover na 31 januari te informeren.
Bent u bekend met voorbeelden uit andere landen van oplossingen tegen racisme binnen de sport? Bent u bijvoorbeeld bekend met een app waarmee racisme kan worden gemeld door supporters in Engeland en wat vindt u hiervan?3
Ja, als onderdeel van het aanvalsplan zal gekeken worden hoe een anonieme meldingsapp ook in Nederland geïmplementeerd kan worden.
Bent u op de hoogte van het artikel «Moreira doet geen aangifte en wacht onderzoek KNVB naar racisme af»?4
Ja
Heeft de KNVB volgens u voldoende strafmogelijkheden? Klopt het dat FC Den Bosch de mogelijkheid heeft om een levenslang stadionverbod op te leggen aan de supporters die zich hebben misdragen?5
De KNVB kan in dit geval een landelijk stadionverbod opleggen. De termijn van een stadionverbod wordt bepaald op basis van de «Richtlijn termijn stadionverbod». Op basis van deze richtlijn staat voor het beledigen van een groep c.q. het verspreiden van discriminatoire uitlatingen een stadionverbod van 60 maanden.
FC Den Bosch heeft de mogelijkheid om op lokaal niveau een persoon een levenslang stadionverbod op te leggen. Dit lokale stadionverbod geldt in principe alleen voor de thuiswedstrijden van FC Den Bosch.
Klopt het dat er tijdens de sinterklaasintocht in 's-Hertogenbosch, FC Den Bosch-supporters zich al hebben misdragen?6 Zijn er toen maatregelen genomen tegen deze supporters?
Voorafgaand aan de intocht van Sinterklaas in ’s-Hertogenbosch hebben zowel voor- als tegenstanders van zwarte piet bij de gemeente aangegeven gebruik te willen maken van hun demonstratierecht. Onder de pro-zwarte piet demonstranten bevonden zich ook supporters van FC Den Bosch. Het gedrag van de demonstranten gaf geen aanleiding tot strafrechtelijk optreden en/of andere maatregelen.
Daar waar u heeft aangegeven dat de KNVB meer moet doen tegen racisme en u heeft voorgesteld dat zij eventueel punten in mindering zouden kunnen nemen bij clubs waar dit gebeurt, vind u dit proportionele maatregelen om racisme te bestrijden?7
In een brief aan de KNVB heeft mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid opgeroepen tot meer actie, en noemde daarbij enkele voorbeelden waaronder de puntenaftrek. In het aanvalsplan komen we met gerichte maatregelen om racisme en discriminatie te bestrijden.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat u een leidende rol kunt spelen in het uitspreken tegen weerzinwekkend racisme en het bij elkaar brengen van partijen die naar middelen zoeken om racisme uit te roeien?
Ja, ik heb mijn afschuw uitgesproken en daarop volgend het initiatief genomen om partijen bij elkaar te brengen en samen te zoeken naar effectieve maatregelen om racisme en discriminatie te bestrijden. Het tegengaan van racisme en discriminatie is echter niet iets van de overheid of van de sportsector alleen, maar vraagt een verantwoordelijkheid van iedereen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.