De aflevering van Zondag met Lubach ‘de slacht & NVWA’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Wat zijn de consequenties van het tekort aan dierenartsen werkzaam voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) die het slachtproces binnen slachthuizen in de gaten houden?1
Het genoemde tekort aan dierenartsen heeft geen directe consequenties voor de uitvoering van de keuringen die worden uitgevoerd op het slachtproces. De bedrijven vragen de keuringen aan bij de NVWA en de dierenartsen worden ingezet voor de uitvoering van deze keuringen. De dierenartsen leggen op basis van hun deskundigheid keuringsbeslissingen vast. Hierbij gaat het zowel over dierenwelzijn als voedselveiligheid.
Ten algemene leidt het tekort aan dierenartsen wel tot een hogere werkdruk. Dit heeft als gevolg dat er minder ruimte is voor opleidingen, werkoverleg en andere vormen van afstemming tussen dierenartsen. Dit wordt opgepakt in het kader van de maatregelen die worden ondernomen naar aanleiding van het 2Solve onderzoek (Kamerstuk 28 286 en 26 991, nr. 1065). Binnenkort wordt uw Kamer daar nader over geïnformeerd.
Tevens worden er door de NVWA (mede in het kader van de Brexit) goede stappen gezet om de vacatures van toezichthoudende dierenartsen te vullen, onder andere door het werven van dierenartsen uit andere EU-lidstaten (Kamerstuk 23 987, nr. 370).
Hoeveel studenten starten ieder jaar met de opleiding diergeneeskunde en kunt u dit cijfer uitsplitsen naar de verschillende richtingen die gekozen kunnen worden?
Er zijn ieder jaar 225 plaatsen in de bachelor diergeneeskunde die gevuld worden. Na succesvolle beëindiging van de bachelor stroomt men door naar de master diergeneeskunde. Aan het begin van de master wordt de keuze voor een afstudeerrichting gemaakt. De faculteit Diergeneeskunde biedt drie masterprogramma’s aan: Geneeskunde van gezelschapsdieren (GD), Gezondheidszorg landbouwhuisdieren en veterinaire volksgezondheid (LHD) en Gezondheidszorg paard (P). Tussen 2014 en 2018 zijn er gemiddeld 158 diploma’s per jaar uitgereikt aan studenten die hun diergeneeskunde master hebben afgerond. De verhouding binnen deze groep afgestudeerden is 55% GD, 30% LHD en 15% P.
Klopt het dat de verhouding tussen het aantal afgestudeerde landbouwhuisdierenartsen en gezelschapsdierenartsen nu scheef loopt en wat zijn de toekomstige verwachtingen?
In de periode voor 2017 werden studenten met een affiniteit met landbouwhuisdieren door middel van een decentrale selectie geselecteerd voor de opleiding diergeneeskunde. Daarbij werd vastgelegd dat de student, na het succesvol afronden van de bachelor, de master LHD ging volgen. In het nieuwe systeem van decentrale selectie worden studenten niet op deze specifieke affiniteit getoetst en toegelaten. Het gevolg hiervan is momenteel nog niet met zekerheid vast te stellen, aangezien decentrale selectie pas vanaf studiejaar 2017/2018 is ingevoerd. De algemene verwachting is echter dat deze nieuwe wijze van selectie leidt tot een kleiner aantal studenten met een voorkeur voor het master programma LHD.
In Nederland studeren momenteel meer dierenartsen af in de richting van GD dan LHD. Het succesvol beëindigen van de masteropleiding leidt tot het verkrijgen van het diploma «algemeen bevoegd dierenarts». Dierenartsen afgestudeerd in andere richtingen dan LHD kunnen ook werkzaam zijn als NVWA-controleur in het slachthuis.
Wat was het gevolg van het afschaffen van de decentrale selectie voor de opleiding diergeneeskunde waarbij studenten met een voorkeur voor landbouwhuisdieren en veterinaire volksgezondheid voorkeur genoten?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u mogelijkheden om de toestroom van studenten tot de landbouwhuisdieren richting de maatschappelijke vraag te verhogen en welke activiteiten nemen de onderwijsinstellingen daartoe?
Een goede studiekeuze begint met goede voorlichting, waaronder voorlichting over de arbeidsmarktvraag. De faculteit diergeneeskunde informeert (bachelor)studenten voor en tijdens hun opleiding over de mogelijkheden van de master LHD en probeert studenten op deze manier te motiveren voor deze master te kiezen.
Tegelijkertijd is het van belang te benadrukken dat elke afgestudeerde dierenarts algemeen bevoegd is en om die reden kan voldoen aan de maatschappelijke vraag om als NVWA-controleur aan het werk te gaan.
Klopt het dat er circa 70 Nederlandse dierartsen afstuderen in Vlaanderen? Zo ja, welke motieven hebben zij om de studie in België en niet in Nederland te volgen?
Het klopt dat er Nederlandse studenten afstuderen van de opleiding diergeneeskunde in Vlaanderen. Dit zijn voor een deel studenten die uitgeloot of niet toegelaten zijn in Utrecht en graag de opleiding diergeneeskunde willen doen. Andere motieven kunnen zijn de hoogte van het collegegeld of de inhoud van het curriculum. In België is geen toelatingsexamen en geen numerus fixus.
Klopt het dat de Vlaamse overheid strenger wil gaan selecteren en minder buitenlandse studenten wil toelaten tot deze studie? Zo ja, wat is daarbij het gevolg voor de Nederlandse studenten en het aantal dierenartsen dat in de toekomt zal afstuderen?
De nieuwgevormde Vlaamse regering is voornemens het aandeel buitenlandse studenten voor de opleiding Diergeneeskunde te beperken via een numerus clausus of fixus. Hierdoor zullen er mogelijk minder Nederlandse studenten diergeneeskunde kunnen studeren in Vlaanderen. Mijn inschatting is dat dit Vlaamse voornemen volgens Europese regels niet mogelijk is. EER-studenten mogen niet anders behandeld worden dan Belgische studenten.
Kan worden gesteld dat het aantal dieren die in Nederland wordt geslacht te hoog is om de voedselveiligheid nog te garanderen daar er een tekort is aan controleurs en dierenartsen?
Er kan niet puur op basis van aantallen geslachte dieren gesteld worden dat een capaciteitstekort in het toezicht leidt tot risico’s voor de voedselveiligheid.
Vanuit de wetgeving is dwingend voorgeschreven dat elk dier vóór en na het slachten beoordeeld wordt op risico’s voor de voedselveiligheid. Deze keuringen worden door de NVWA uitgevoerd ondanks het bestaande capaciteitstekort.
De NVWA richt haar toezicht, daar waar mogelijk, steeds risicogerichter in en de meeste capaciteit wordt gericht op de hoogste risico’s. Bepaalde diercategorieën vragen meer aandacht en tijd bij de keuringen vanwege de hogere risico’s voor de voedselveiligheid. De NVWA houdt rekening met deze diercategorieën bij de keuring en past ook haar toezichtregime daarop aan.
Alleen vlees van dieren dat als veilig wordt beoordeeld, komt in aanmerking voor humane consumptie. Het is belangrijk om hierbij te benadrukken dat het de primaire verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is om de voedselveiligheid te borgen. De NVWA houdt toezicht op de naleving van de wettelijke regels, die aan de producenten van levensmiddelen gesteld zijn om de voedselveiligheid te waarborgen.
Het bericht ‘Ziekenhuis Winterswijk verliest intensive care, kinderafdeling en verlosafdeling’ |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ziekenhuis Winterswijk verliest intensive care, kinderafdeling en verlosafdeling»?1
Ik vind het goed dat de Raad van Bestuur van Santiz (de overkoepelende organisatie van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk en het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem) tijdig een strategische koers heeft opgesteld. Op basis hiervan kan er een goede dialoog plaatsvinden met alle belanghebbenden. Ik betreur de onrust die hierover is ontstaan. Ik heb aan de Raad van Bestuur van Santiz aangegeven dat bij voornemens over veranderingen in het aanbod van acute zorg, de stappen die zijn beschreven in de concept amvb over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg (Kamerstuk 29 247, nr. 292) gevolgd moeten worden voordat er definitieve besluitvorming plaatsvindt. Ik verwacht ook dat ze dit doen voor de niet acute zorg, zoals de klinische kindergeneeskunde. Dat betekent dus dat ik van de Raad van Bestuur verwacht dat zij, vóórdat definitieve besluitvorming over sluiting of verplaatsing van zorg plaatsvindt, zeer zorgvuldig overleg voeren met andere zorgketenpartners, gemeenten (gemeenteraad en gemeentebestuur), inwoners, patiënten en het ROAZ op een manier waarbij hun inbreng echt meegenomen kan worden in het besluitvormingsproces. Dat betekent dus niet alleen informeren, maar echt tweezijdig overleg voeren. Ik vind het belangrijk dat zij hun zorgen en suggesties kunnen uiten. Ook verwacht ik van de Raad van Bestuur dat zij bij de besluiten die zij (na overleg met de zorgverzekeraars) nemen aangeven hoe zij bezwaren en voorstellen van betrokken zorgaanbieders, gemeenten en inwoners hebben meegewogen bij hun besluit. De Raad van Bestuur heeft aangegeven dat zij een zorgvuldig besluitvormingsproces zullen doorlopen. Voor de volledigheid wijs ik erop dat ik u op 3 december 2019 via een Kamerbrief (Kamerstuk 310 16, nr. 258) en vervolgens tijdens het mondelinge vragenuur ook heb geïnformeerd over het sluiten van de afdelingen acute verloskunde en kindergeneeskunde in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. Zie hierna mijn reactie op antwoorden 7 en 8.
Wat is de directe aanleiding voor dit besluit?
De Raad van Bestuur van Santiz heeft mij laten weten dat zij een strategische koers heeft uitgewerkt. De Raad van Bestuur wil met deze strategische koers bevorderen dat er tijdig duidelijkheid komt voor de inwoners van de regio over hoe de zorg voor hen in de toekomst georganiseerd wordt. Ook kan op basis van deze strategische koers samen met zorgverzekeraars en banken bekeken worden welke investeringen er nodig zijn voor de toekomst. De regiogroep «duurzame medische specialistische zorg Achterhoek» zal dit specifieker uitwerken.
Was het voornemen tot het sluiten van deze afdelingen u al bekend? Zo ja, hoe was uw reactie hierop? Zo nee, bent u van mening dat u hierover al eerder geïnformeerd had moeten worden?
Dat was mij niet bekend. Via de nieuwsberichten ben ik hierop geattendeerd. Op 29 november 2019 hebben mijn medewerkers vervolgens contact gehad met de Raad van Bestuur van Santiz en het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) Euregio over de plannen van het ziekenhuis in Winterswijk. Zoals ik mijn antwoord bij vraag 1 heb aangegeven heb ik de Raad van Bestuur van Santiz laten weten dat bij voornemens over veranderingen in het aanbod van acute zorg, de stappen die zijn beschreven in de concept amvb over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg (Kamerstuk 29 247, nr. 292) gevolgd moeten worden voordat er definitieve besluitvorming plaatsvindt.
Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van de afdelingen en de volwaardige status van het ziekenhuis voor de inwoners van Winterswijk? Vindt u dit acceptabel?
Volgens de gevoelige ziekenhuizenanalyse van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is het ziekenhuis in Winterswijk een gevoelig ziekenhuis voor de afdelingen SEH en acute verloskunde voor 400 mensen in de regio. Dat betekent dat de afdeling voor acute verloskunde in Winterswijk niet kan sluiten. Het ziekenhuis in Winterswijk ontvangt een beschikbaarheidbijdrage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om acute verloskunde 24/7-uur te kunnen blijven aanbieden. Een bereikbaarheidsanalyse van de locatie van het nieuwe ziekenhuis bij Doetinchem aan de A18, dat naar verwachting in 2025 gerealiseerd wordt, zal uit moeten wijzen of het ziekenhuis in Winterswijk dan nog steeds een gevoelig ziekenhuis is. Uitgangspunt is dat het aantal inwoners met meer dan 45 minuten ritduur om naar een SEH of ziekenhuis met acute verloskunde te kunnen worden gebracht in de nieuwe situatie niet toeneemt in vergelijking met de huidige situatie. Ik heb de Raad van Bestuur ervan op de hoogte gesteld dat het uitgesloten is dat de acute verloskunde in Winterswijk kan sluiten, zolang er niet aan deze voorwaarden voldaan is. De gevolgen voor de toegankelijkheid (SEH, acute verloskunde) moeten dus eerst nog worden onderzocht en ook de bereikbaarheid van de toekomstige situatie moet opnieuw in kaart worden gebracht. Voorts moet een regiobeeld beschikbaar zijn voordat besluiten kunnen worden genomen.
De 45 minuten-norm geldt niet voor de afdeling klinische kindergeneeskunde. Dat betekent dat het niet aan mij is om te bepalen of de afdeling klinische kindergeneeskunde in Winterswijk open moet blijven. De regiogroep «duurzame medische specialistische zorg Achterhoek» zal dit specifieker uitwerken.
Is de verwachting dat ook andere specialistische afdelingen worden overgeheveld naar Doetinchem, waardoor het voortbestaan van het ziekenhuis als geheel in gevaar komt? Hoe reëel acht u deze kans en wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Dat is mij niet bekend. Het is aan het ziekenhuis om haar strategische koers nader uit te werken. Ik vind het belangrijk dat zij de keuzes die zij in de toekomst maken zorgvuldig afstemmen met zorgketenpartners, gemeenten (gemeenteraad en gemeentebestuur), inwoners, patiënten en het ROAZ op een manier waarbij hun inbreng meegenomen kan worden in het besluitvormingsproces. De toezichthouders (de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit) zullen hierop toezien.
Hoeveel mensen worden er getroffen door zowel de sluiting van deze afdelingen als wanneer definitieve sluiting van het gehele ziekenhuis een feit blijkt? Wat is in beide situaties het gevolg voor de reistijden?
Volgens de huidige gevoelige ziekenhuizenanalyse van het RIVM is het ziekenhuis in Winterswijk een gevoelig ziekenhuis voor de afdelingen SEH en acute verloskunde voor 400 mensen in de regio. Uitgangspunt is dat het aantal inwoners met meer dan 45 minuten ritduur om naar een SEH of ziekenhuis met acute verloskunde te kunnen worden gebracht in de nieuwe situatie niet toeneemt in vergelijking met de huidige situatie. Ik heb de Raad van Bestuur ervan op de hoogte gesteld dat het uitgesloten is dat de acute verloskunde in Winterswijk kan sluiten, zolang er niet aan deze voorwaarden voldaan is.
Begrijpt u de verontwaardiging in Winterswijk aangezien altijd is beloofd dat er een volwaardig ziekenhuis zou blijven bestaan? Waarom wordt deze belofte niet serieus genomen?
Ik begrijp de teleurstelling en de onrust die is ontstaan hierover. Op 16 december en 17 december 2019 heb ik met de ziekenhuisdirectie, zorgverzekeraars, het openbaar bestuur, zorgverleners en inwoners/patiënten vertegenwoordiging gesproken over de strategische koers van Santiz. De Raad van Bestuur van Santiz heeft mij op 16 december 2019 laten weten dat zij in februari 2020 geen besluit zullen nemen over hun plannen om de geboortezorg en klinische kindergeneeskunde te concentreren. De Raad van Bestuur heeft aangegeven dat zij in samenspraak met de zorgverzekeraars Menzis en VGZ, het voorstel heeft hernomen en een stap terug doen in het overleg en besluitvormingsproces. Er zal een regiogroep «duurzame medische specialistische zorg Achterhoek» worden ingesteld. Deze groep bestaat uit een vertegenwoordiging van de cliëntenraad, de inwoners van de Achterhoek, huisartsen, eerstelijns verloskundigen, de ambulancezorg, het openbaar bestuur, de medisch specialistisch specialisten, de zorgverzekeraars en de Raad van Bestuur van Santiz. Deze regiogroep zal zich buigen over de verschillende voorstellen voor een duurzame toekomst van de ziekenhuiszorg in de Achterhoek, waarbij ook de mogelijke concentratie van geboortezorg, klinische kindergeneeskunde en het behoud van de SEH op de locatie Winterswijk op de agenda staan. De regiogroep zal starten in januari 2020 en het proces wordt begeleid door een externe partij.
Ik heb overigens op 16 januari 2020 vernomen dat de bestuursvoorzitter van Raad van Bestuur van Santiz vertrekt.2 De Raad van Toezicht en de voorzitter van de Raad van Bestuur verschillen van mening over de aanpak die nodig is om de ontstane onrust te beteugelen. De taken van de voorzitter worden waargenomen door een ander lid van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht zal op korte termijn voorzien in versterking van de Raad van Bestuur door middel van het aantrekken van een interim- bestuurder. De Raad van Toezicht geeft aan dat zij de komende periode intensief aandacht zal besteden aan de stappen die nodig zijn voor het verder borgen van goed bestuur voor Santiz en haar strategische koers.
Sluiting van de spoedeisende hulp (SEH) en spoedeisende verloskunde in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB) is toch uit den boze omdat het SKB een gevoelig ziekenhuis gezien de bereikbaarheidsanalyse van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor deze afdelingen, of is dit een vergissing? Bent u het met uw ambtsvoorganger eens dat acute verloskunde en de SEH voor Winterswijk behouden moeten blijven? Kunt u dit toelichten?2
Uitgangspunt is dat het aantal inwoners met meer dan 45 minuten ritduur om naar een SEH of ziekenhuis met acute verloskunde te kunnen worden gebracht in de nieuwe situatie niet toeneemt in vergelijking met de huidige situatie. Ik heb de Raad van Bestuur ervan op de hoogte gesteld dat het uitgesloten is dat de acute verloskunde in Winterswijk kan sluiten, zolang er niet aan deze voorwaarden voldaan is. De gevolgen voor de toegankelijkheid (SEH, acute verloskunde) moeten dus eerst nog worden onderzocht en ook de bereikbaarheid van de toekomstige situatie moet opnieuw in kaart worden gebracht.
Wat gaat u ondernemen om dit besluit terug te draaien?
De Raad van Bestuur van Santiz heeft mij op 16 december 2019 laten weten dat zij in februari 2020 geen besluit zullen nemen over hun plannen om de geboortezorg en klinische kindergeneeskunde te concentreren. De Raad van Bestuur heeft aangegeven dat zij in samenspraak met de zorgverzekeraars Menzis en VGZ, het voorstel heeft hernomen en een stap terug doen in het overleg en besluitvormingsproces.
Het artikel ‘Overheid sponsort eigen verzet’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Chris van Dam (CDA), Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Overheid sponsort eigen verzet»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de opvatting dat een deel van de 75 ontvangende «organisaties» die vorig jaar subsidies van bijna 105.000 euro ontvingen er een bedrijfsmodel van lijken te hebben gemaakt om te procederen tegen de Staat? Is het wenselijk dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld kleine buurtcomités ook dergelijke organisaties in aanmerking komen voor subsidie?
Op grond van de Wet op de rechtsbijstand kunnen zowel burgers als rechtspersonen, indien zij aan de gestelde voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Die rechtsbijstand kan ook zien op bestuursrechtelijke aangelegenheden. Daarmee is het een gegeven dat procedures gevoerd tegen de overheid deels ook gesubsidieerd kunnen worden door de overheid. Uit de cijfers als zodanig leid ik niet af dat er organisaties zijn die er een bedrijfsmodel van lijken te hebben gemaakt om te procederen tegen de Staat. Wel is het zo dat bij milieuzaken een stapeling van procedures kan voorkomen. Per besluit zijn er steeds verschillende processtappen mogelijk (voorlopige voorziening, bezwaar, beroep en hoger beroep) waarbij rechtsbijstand aan de orde kan zijn, en voor een voorgenomen project zijn vaak meerdere besluiten nodig. De cijfers over het kalenderjaar 2018 lijken een stapeling van procedures ook te indiceren. De bevoegdheid om te beslissen over aanvragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand ligt bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad toetst daarbij of er sprake is van een milieubelang. Als er sprake is van een serieuze zaak en de aanvraag voldoet aan de overige gestelde criteria, dan is er recht op rechtsbijstand.
In hoeverre is rechtsbijstand bedoeld voor actiegroepen als krakersgroepen die een oude scheepswerf bezetten als «culturele broedplaats»?
Gesubsidieerde rechtsbijstand is bedoeld voor alle natuurlijke en rechtspersonen wier financiële draagkracht de in de Wet op de rechtsbijstand genoemde bedragen niet overschrijdt en wordt toegekend ten behoeve van de behartiging van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen.
Klopt hetgeen in het artikel vermeld staat dat u de ontstane praktijk reeds evalueert? Zo ja, wat wordt precies bezien en wanneer verwacht u hier een beeld van te hebben? Bent u van plan of bereid deze met de Kamer te delen?
Voor natuur- en milieuorganisaties geldt een specifieke regeling. Voor 1 januari 2008 werd de rechtsbijstand aan deze organisaties gratis verleend door de toenmalige bureaus voor rechtshulp. Met ingang van deze datum is de milieurechtsbijstand ingebed in het reguliere stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Gesubsidieerde rechtsbijstand is sindsdien mogelijk voor natuur- en milieuorganisaties die minder dan € 10.000 eigen vermogen hebben. Bij de inbedding is bepaald dat voortaan ook een eigen bijdrage per toevoeging dient te worden betaald, in lijn met de uitgangspunten van de Wet op de rechtsbijstand. Deze werd vooralsnog gesteld op 25% van de eigen bijdrage die voor overige rechtspersonen geldt. Na ommekomst van een jaar zou worden geëvalueerd of deze reductie op de eigen bijdrage voortgezet diende te worden dan wel kon vervallen (zie ook de brief van 29 oktober 2007 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie aan uw Kamer2). Deze evaluatie heeft evenwel nooit plaatsgevonden en wordt nu alsnog uitgevoerd. Ik streef ernaar uw Kamer in de eerste helft van 2020 over de uitkomsten daarvan te informeren.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden?
Ja.
Erdogan die dreigt politieke tegenstanders in Europa te kidnappen of vermoorden |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het interview waarin de Turkse president Erdogan aangeeft duizenden politieke tegenstanders te willen kidnappen in Europa?1
Het kabinet is bekend met berichten over het terughalen van Turkse onderdanen uit derde landen. Het kabinet is daarnaast bekend met de uitspraken van president Erdogan in relatie tot een Gülenaanhanger die door de Turkse overheid wordt gezocht. President Erdogan heeft hierbij voor zover bekend niet aangegeven dat Turkije voornemens is om duizenden politieke tegenstanders in Europa te kidnappen.
Weet u dat de Turkse inlichtingendienst MIT reeds 80 Turken (politieke tegenstanders) uit 18 landen heeft ontvoerd?2
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer bent u ermee bekend dat Turkije het aantal kidnappings en moorden wil opschalen, omdat Europese landen vaak niet voldoen aan Turkse uitleveringsverzoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel uitleveringsverzoeken Turkije sinds de «coup» in 2016 aan Nederland heeft gericht?
Turkije richt jaarlijks enkele tientallen uitleveringsverzoeken aan Nederland. Deze verzoeken worden beoordeeld aan de hand van de Uitleveringswet. Turkije heeft ook enkele verzoeken aan Nederland gericht waarbij werd verzocht om uitlevering van leden van de door hen als terroristisch bestempelde Gülenbeweging. Indien de gezochte personen zich in Nederland bevonden, zijn deze verzoeken afgewezen omdat het aanhangen van Gülen of lidmaatschap van de Gülenbeweging in Nederland niet strafbaar is.
Kunt u tevens aangeven hoeveel verzoeken zijn afgewezen/gehonoreerd en op welke gronden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting van Erdogan dat de verzoeken betrekking hebben op terroristen, of zijn het voornamelijk politieke tegenstanders en journalisten zoals Can Dündar?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waarschijnlijk acht u het dat Erdogan het dreigement dat hij politieke tegenstanders wil kidnappen of vermoorden gaat waarmaken in Europa in het algemeen, en in Nederland in het bijzonder?
Het kabinet heeft op dit moment geen aanwijzing dat er in Nederland Turkse ontvoeringsteams actief zijn. Het kabinet beschikt ook niet over informatie dat er een specifiek ontvoeringsgevaar is voor politieke tegenstanders van president Erdogan in Nederland.
Richt Erdogan’s jachtpartij zich alleen op burgers met een Turks paspoort of moet iedereen die Erdogan bekritiseert oppassen niet plots in een Turkenbusje gesleurd te worden voor een enkeltje Turkije?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen neemt u om Turkse kidnappers en moordteams van Nederlandse bodem te weren? En bent u bereid Erdogan openlijk te veroordelen voor zijn plannen?
Iedereen die zich op het Nederlandse grondgebied bevindt, heeft recht op bescherming. De Nederlandse politie zorgt voor veiligheid voor iedereen die zich in Nederland bevindt. De politie en het Openbaar Ministerie zijn extra alert op zaken die voortvloeien uit de spanningen in de Turks-Nederlandse gemeenschap. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging of geweld worden nadrukkelijk opgeroepen om aangifte te doen.
Migrantenschepen die mogen aanmeren in Italië |
|
Vicky Maeijer (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Schepen Ocean Viking en Alan Kurdi mogen aanmeren in Italië met 121 migranten»?1
Ja.
Kunt u garanderen dat Nederland geen van deze migranten overneemt, onderdak zal bieden of in de asielprocedure zal toelaten?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 14 januari 2019, zal Nederland, zonder een concreet perspectief op een structurele oplossing, niet meer deelnemen aan ad hoc maatregelen in het kader van ontscheping.2 Daaruit volgt dat Nederland in principe geen migranten meer zal overnemen van dergelijke schepen, in dit geval de Ocean Viking en de Alan Kurdi.
Kunt u aangeven wat u ervan vindt dat de ongekozen Europese Commissie de beslissing heeft genomen om weer bootladingen vol gelukszoekers en potentiële terroristen de Schengenzone binnen te halen en te gaan herverdelen? Welke rol heeft de Europese Commissie gespeeld in het faciliteren van deze mensensmokkel en was u hiervan op de hoogte?
De Europese Commissie coördineert op verzoek van de betreffende lidstaat van eerste aankomst de herplaatsing van ontscheepte migranten naar lidstaten die zich hiertoe bereid verklaren. Middels de Kamerbrief «Voortgang integrale migratieagenda» bent u geïnformeerd over de stappen die zijn gezet om mensensmokkel en -handel, zowel binnen de EU als daarbuiten, te bestrijden.3
Hoe gaat u ervoor zorgen dat niet één van deze asielzoekers (nu niet en in de toekomst niet) voet op Nederlandse bodem zet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u eraan doen om een einde te maken aan deze door de Europese Unie gefaciliteerde mensensmokkel?
Zie antwoord vraag 3.
De Giessenbrug |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Giessenbrug bij renovatie in 2026 in totaal tien jaar onbedienbaar is geweest?
Op 26 januari 2017 is er voor de Giessenbrug een stremming ingesteld voor het hoge vaarwegverkeer. Als de stremming in 2026 nog ingesteld is zal de brug dan een kleine 10 jaar niet zijn bediend.
Door wie is de stremming van de vaarweg voor schepen van 5,40 meter en hoger ingesteld? Is dat door de Provincie Zuid-Holland of door Rijkswaterstaat afgekondigd?
De beheerder van de brug, Rijkswaterstaat, heeft de beslissing genomen om deze niet langer te bedienen. Hierdoor werd het onmogelijk voor schepen hoger dan 5,40 meter om gebruik te maken van de vaarweg. Hiervan is melding gedaan aan de Waterkamer, die de scheepvaart heeft geïnformeerd. De beheerder van de vaarweg, de provincie Zuid-Holland, heeft dus niet een besluit tot stremming genomen zoals abusievelijk vermeld in het antwoord op vraag 2 van november 2019.
Is het zo dat feitelijk de vaarweg van een CEMT-klasse 3 naar een -klasse 2 afgewaardeerd is? Kunt u aangeven of dit soort schepen op deze route varen?
Formeel voldoet de vaarweg weliswaar nog steeds aan de CEMT klasse III uit 1992, maar feitelijk is de vaarweg inderdaad afgewaardeerd van onbeperkte hoogte naar maximaal 5,40m. Materieel gezien is er slechts beperkt sprake van een afwaardering aangezien, op enkele schepen na, alle binnenvaartschepen de brug kunnen passeren door ballast te zetten.
Bent u bekend met het feit dat er een scheepswerf is gelegen achter de Giessenbrug die, door het feit dat de brug niet meer geopend wordt, geschaad wordt in zijn bedrijfsuitoefening?
Ik ben bekend met het feit dat er een scheepswerf is gelegen achter de Giessenbrug. In het antwoord op vraag 6, van de vragen die u mij op 15 oktober 2019 heeft gesteld, heb ik geantwoord dat ik bekend ben met het feit dat deze scheepswerf aangegeven heeft klanten mis te lopen en dat uitbreidingsplannen mogelijk niet door kunnen gaan vanwege de situatie bij de Giessenbrug. Ik vind dit een vervelende situatie en blijf daarom in gesprek met betrokken partijen over mogelijke oplossingen.
Is er informatie binnen Rijkswaterstaat bekend die kan leiden tot een oplossing om de brug weer te kunnen gebruiken voor 2026?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om met de provincie Zuid-Holland en andere betrokken partijen te zoeken naar een mogelijkheid om tot een versnelde oplossing te komen voor de Giessenbrug?
Sinds mijn brief van 11 november 2019 hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Op dit moment zie ik geen mogelijkheden tot versnelling van de renovatie van de brug. Ik blijf echter alert op mogelijkheden – als deze zich aandienen – om de uitvoering van de renovatie te versnellen. Ook blijf ik, mede in het kader van de gestarte planstudie, met de betrokken partijen, zoals de provincie Zuid-Holland, in gesprek over mogelijke oplossingen.
Het bericht 'Meer dan honderdduizend verkeersboetes onterecht: ‘Bezwaar maken loont' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Meer dan honderdduizend verkeersboetes onterecht: «Bezwaar maken loont»»?1
Ja.
Klopt het dat er 107.300 onterechte boetes op de mat vielen?
Nee, dat klopt niet. In 2018 werd er in 430.365 zaken in beroep gegaan op de beslissing van de officier van justitie. Een groot deel van de ingediende beroepen bij de officier van justitie betreft beroepen van een leasemaatschappij of verhuurbedrijf. Veel van deze beroepen zijn gegrond verklaard, omdat niet de leasemaatschappij of het verhuurbedrijf de ontvangen beschikking moet betalen, maar de betreffende bestuurder. De boetes zijn, conform de kentekenaansprakelijkheid, wel terecht opgelegd maar voor een andere persoon bestemd. De boete wordt dan na bewijs van een (kortdurend) huurcontract op naam van de bestuurder gezet. In eerste instantie dacht het Openbaar Ministerie (OM) dat het om 100.064 van dit soort beroepen ging in 2018. Zoals inmiddels ook in de reactie van het OM te lezen valt2, bleek het echter in nog eens 60.974 gevallen te gaan om een zaak waarin een verhuurmaatschappij een huurcontract heeft overgelegd. Van de eerder genoemde 107.300 gegrond verklaarde beroepen, zijn er uiteindelijk dus 46.326 zaken op inhoudelijke gronden toegekend. Het gaat dus om in totaal ongeveer 11% van alle beroepen. Verder zijn er 179.828 beroepen ongegrond verklaard, 26.077 niet-ontvankelijk verklaard, 5.650 gedeeltelijk gegrond verklaard (de boete wordt dan niet vernietigd maar gewijzigd) en in 11.446 zaken is nog geen beslissing genomen.
Klopt het dat bij amper 4% van de 9 miljoen uitgedeelde boetes bezwaar wordt gemaakt?
Het klopt dat tegen 4% van de opgelegde boetes, bezwaar wordt ingediend. Het gaat hierbij dus in veel gevallen om beroepen van leasemaatschappijen en verhuurbedrijven.
Klopt het dat bij één derde deel van de 318.000 bezwaren het bezwaarschrift terecht wordt bevonden en de boete wordt verscheurd?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u het beeld dat 95% van de mensen de verkeersboete direct betaalt? Klopt het dat de meeste mensen toch denken dat bezwaar maken geen zin heeft?
Indien er in beroep wordt gegaan tegen een boete, hoeft de boete in eerste instantie nog niet betaald te worden. Van alle boetes waar niet tegen in beroep wordt gegaan en de boetes die na een beroep niet vernietigd worden en dus alsnog betaald moeten worden, wordt ongeveer 85% binnen de gestelde termijn betaald. Een groot deel van de boetes wordt dus inderdaad direct betaald. Wanneer een beschikking terecht wordt opgelegd zal een betrokkene niet snel in beroep gaan. Op de beschikking wordt duidelijk uitgelegd hoe het bewijs voor de boete digitaal kan worden opgevraagd, zodat eenvoudig te controleren is of de boete terecht is opgelegd. Dit draagt bij aan de acceptatie van de oplegde boete.
Waaruit bestaat de drempel voor mensen om bezwaar te maken voor een, in hun ogen verkeerd opgelegde, verkeersboete?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat mensen een drempel ervaren voor het in beroep gaan tegen een, in hun ogen, onterecht opgelegde boete.
Klopt het dat mensen in eerste instantie een standaardbrief terugkrijgen? Is dit bedoeld als een ontmoediging om nog verder stappen te ondernemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waar blijkt uit dat dit niet het geval is?
Nee, dit klopt niet. Alle beroepen worden inhoudelijk beoordeeld door het OM. Het OM ziet vaak dezelfde argumenten (gronden van beroep) terug. Uit oogpunt van gelijkheid zijn hier duidelijke normatieve motiveringen voor gemaakt die kunnen worden gebruikt in de antwoordbrief. Wellicht dat hierdoor het beeld is ontstaan dat er standaard antwoordbrieven worden verzonden. Dit is dus echter niet het geval en er is dus ook geen sprake van een ontmoedigingsbeleid. De ontvangstbevestiging van het beroep, die voorafgaand aan het inhoudelijk antwoord wordt verstuurd, is wel een standaardbrief.
Klopt het dat na inloggen via DigiD de website om digitaal bezwaar te maken niet toegankelijk of zichtbaar is op een moderne telefoon? Zo ja, welke stappen kunnen op de korte termijn worden gezet om dit wel mogelijk te maken? Deelt u demening dat indien het digitaal bezwaar maken allerlei barrières opwerpt, het mensen lastiger wordt gemaakt om via het indienen van een bezwaarschrift in het gelijk te worden gesteld?
Nee, dit klopt niet. De pagina waar digitaal beroep kan worden ingesteld schaalt mee met de breedte van het scherm en is daardoor ook op mobiele telefoons goed te gebruiken. Er is geen sprake van opgeworpen barrières om in beroep te gaan tegen een boete. Het systeem is er juist op gericht om degenen die in beroep willen gaan te faciliteren.
In hoeverre maakt u het mensen die vinden dat zij ten onrechte een boete hebben ontvangen mogelijk en duidelijk om bezwaar te maken, gezien het feit dat zij het recht hebben om in bezwaar en beroep te gaan?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 7 heb aangegeven, is er geen sprake van een ontmoedigingsbeleid. Iedereen die het niet eens is met een boete kan hiertegen in beroep gaan. In de beschikking wordt duidelijk uitgelegd wat de betrokkene kan doen als hij of zij het niet eens is met de boete. Indien een betrokkene het niet eens is met een beslissing kan hij of zij in beroep gaan bij de officier van justitie. Dit kan zowel via een digitaal loket als schriftelijk. In beroep gaan is niet ingewikkeld en gedurende de procedure wordt duidelijke taal gebruikt. De beroepsprocedure wordt daarmee zo laagdrempelig mogelijk gemaakt. Tegen de beslissing van de officier van justitie staat beroep bij de kantonrechter open. Indien de betrokkene het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter, bestaat de mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Hoe beoordeelt u het feit dat, vanwege verregaande digitalisering, eigenlijk pas bij een hoger beroep bij het Gerechtshof in Leeuwarden inhoudelijk naar de zaak wordt gekeken?
Zoals ik eerder heb aangegeven is ten onrechte het beeld ontstaan dat er een standaard afwijzingsbrief wordt gestuurd. Indien er in beroep wordt gegaan vindt er altijd een inhoudelijke beoordeling door het OM of de kantonrechter plaats en niet pas bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Deelt u de mening van de jurist in het artikel dat verkeersboetes te allen tijde goed onderbouwd moeten zijn?
Ja, die mening deel ik. In de beschikking worden daarom verschillende gegevens opgenomen, zoals het kenteken van het voertuig en de aard, plaats en tijd van de gedraging. Bewijs is daarnaast eenvoudig op te vragen via het Digitaal Loket Verkeer.
Het bericht ‘Dutch minister urges EU action to fight child pornography online’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dutch Minister urges EU action to fight child pornography online»?1
Ja.
Wat is de reden dat u, in strijd met het kabinetsstandpunt en antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, internationaal een pleidooi houdt voor het verzwakken van encryptie, wat evident niet binnen de kaders van het kabinetsstandpunt past?
Zoals ik heb gemeld in antwoorden op Kamervragen van het lid Verhoeven op 15 november jl. zijn mijn zorgen niet in strijd met het kabinetsstandpunt over encryptie uit 2016.2 Ik streef naar oplossingen die binnen de kaders van het kabinetsstandpunt recht doen aan de belangen van de opsporing en de nationale veiligheid. Daarbij acht ik het onder meer van belang te bezien of een internationale oplossing mogelijk is.
Het breder gebruik van encryptie, onder meer door het instellen als standaard bij communicatie tussen personen, maakt het opsporen van strafbare feiten lastiger en soms onmogelijk. Zoals gemeld in mijn brief van 22 november jl. over de aanpak van online seksueel kindermisbruik ben ik bezorgd over de toekomstige effectiviteit van opsporing naar het vervaardigen, verspreiden of bezitten van kinderporno, zware criminaliteit en terrorisme.3
De integrale aanpak van online seksueel kindermisbruik is een belangrijk speerpunt voor mij, dit misbruik is mensonterend en één van de meest verwoestende vormen van criminaliteit. Vanaf het begin van deze kabinetsperiode wil ik deze spiraal doorbreken, slachtoffers verdienen dat.
Bent u bereid te stoppen met pleiten voor het verzwakken van encryptiesoftware?
Ik heb niet gepleit voor het verzwakken van encryptiesoftware. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat u niet enerzijds «het belang van encryptie voor de veilige communicatie tussen burger, bedrijf en overheid, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de toegevoegde waarde voor de digitale economie in Nederland» kunt onderschrijven en anderzijds kunt pleiten voor het afzwakken dan wel terugdraaien van encryptie van communicatie?
Het kabinetsstandpunt uit 2016 benoemt diverse betrokken belangen, waaronder het belang van encryptie voor de veilige communicatie tussen burger, bedrijf en overheid, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de toegevoegde waarde voor de digitale economie in Nederland. Daarnaast wijst het kabinetsstandpunt op het belang van het (tijdig) verkrijgen van inzicht in de communicatie ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid en de opsporing van strafbare feiten. In de antwoorden op Kamervragen van het lid Verhoeven van 15 november jl. heb ik erop gewezen dat de mogelijkheid om gegevens in onversleutelde vorm te vorderen bij een dienstverlener minder vaak beschikbaar is. In toenemende mate worden bij moderne toepassingen van encryptie de gegevens nog slechts in versleutelde vorm door dienstverleners verwerkt.
De diverse betrokken belangen staan in bepaalde gevallen met elkaar op gespannen voet. Voor dergelijke gevallen is het nodig oplossingen te vinden die recht doen aan deze belangen en/of waarbij deze belangen zorgvuldig zijn gewogen. Daarvoor heb ik aandacht gevraagd. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 streef ik naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt uit 2016.
Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?
Verzending binnen twee werkdagen bleek helaas niet haalbaar. De vragen zijn wel met spoed beantwoord.
Een rapport over mensenrechtenschendingen in het noorden van Syrië |
|
Sadet Karabulut , Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het rapport «Syria: Civilians Abused in «Safe Zones»» van Human Rights Watch?1
Ja
Wat is uw reactie op de bevindingen in het rapport dat de door Turkije gesteunde Syrian National Army zich in het noorden van Syrië schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, waaronder executies, plunderingen en het tegenhouden van vluchtelingen?
Alle berichten over mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden zijn zeer zorgelijk, dus ook deze laatste over Noord-Syrië. Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid bestaan en daarom ondersteunt het kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM).
Deelt u de analyse dat Turkije hier een verantwoordelijkheid heeft, namelijk dat het deze schendingen moet onderzoeken, schuldigen moet straffen en ervoor moet zorgen dat het stopt?
Er mag wat Nederland betreft geen straffeloosheid bestaan en daarom ondersteunt het kabinet ook meerdere initiatieven die dat bestrijden. Zo steunt Nederland bijvoorbeeld organisaties die gespecialiseerd zijn in het vergaren van bewijsmateriaal en het International Impartial Independent Mechanism(IIIM). Turkije heeft wat betreft het kabinet een duidelijke verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht te stoppen, en meldingen daarover te onderzoeken. Nederland roept Turkije hier ook voortdurend toe op, ook in bilaterale contacten op politiek niveau. De Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu zegde publiekelijk toe dat Turkije meldingen van mensenrechtenschendingen zal onderzoeken.
Deelt u de analyse dat Turkije bevindingen zoals beschreven in het rapport van Human Rights Watchniet serieus neemt? Zo nee, waaruit blijkt dan het tegendeel?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe dringt u er bij Turkije op aan dat mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in het noorden van Syrië worden beëindigd en vluchtelingen veilig terug kunnen keren? Welke gevolgen bepleit u als Turkije dit niet doet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of en in welke mate de Syrian National Army bestaat uit (strijders van) groepen die eerder van Nederland zogenaamde niet-letale steun ontvingen? Wat vindt u hiervan?
In verband met herleidbaarheid naar de namen van de gematigde gewapende groepen die voorheen door Nederland gesteund zijn kan hier in het openbaar niet op in worden gegaan. Uw Kamer is hier vertrouwelijk over geïnformeerd.
Van hoeveel strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen die door Nederland voorzien zijn van niet-letale steun is bekend dat zij meestrijden met Turkije?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met strijders, strijdgroepen en/of rebellengroepen die niet-letale steun hebben ontvangen?
Als onderdeel van het onderzoek naar de betrokkenheid van eerder door Nederland gesteunde gematigde gewapende groepen bij deze militaire operatie is op 7 december voor het laatst contact gehad met een van deze strijdgroepen.
In hoeverre acht u het problematisch dat met Nederlandse steunmaterialen gevochten wordt tegen de Syrische Koerden, een NAVO-bondgenoot?
De Syrische Koerden als bevolkingsgroep kennen vele verschillende partijen en groeperingen, waaronder het aan de PKK gelieerde PYD, maar ook bijvoorbeeld de Kurdish National Council. Geen van deze groepen kan echter aangemerkt worden als NAVO-bondgenoot.
Ten aanzien van operatie Peace Spring kan gesteld worden dat er geen indicatie is gevonden dat door Nederland geleverde goederen zijn ingezet in de strijd. Tegelijkertijd kan het kabinet ook niet uitsluiten dat dat wel is gebeurd. In het algemeen kan worden gesteld dat de door Nederland geleverde goederen aan gebruik onderhevig waren. In eerdere beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat goederen als voedselpakketten en medicijnen al grotendeels geconsumeerd zijn en de gemiddelde levensduur van een geleverd voertuig in de Syrische context naar schatting zes tot acht maanden was (kamerstuk 32623–229). Maar het is ook mogelijk dat sommige (onderdelen van) voertuigen die Nederland leverde wel zijn ingezet (zie ook Kamerbrief onderzoek betrokkenheid NLA-groepen bij operatie Peace Spring d.d. 17 december).
Apen als proefdieren |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie inval in berucht horrorlaboratorium LPT»?1
Ja.
Is het waar dat het genoemde Nederlandse bedrijf apen uit een Duits proefdierbedrijf heeft geïmporteerd dat verdacht wordt van dierenmishandeling en fraude? Zo ja, om hoeveel apen gaat het?
Vanuit een bedrijf in Duitsland zijn meerdere zendingen met apen naar Nederland geëxporteerd. Op grond van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens kan ik de informatie over het aantal apen niet verstrekken. De transporten zijn toegestaan door de Duitse autoriteiten en zijn aangemeld in het TRACES-systeem.
Heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de herkomst van deze apen gecontroleerd?
Ja, de NVWA heeft de herkomst van deze apen gecontroleerd. De transportdocumenten, CITES-documenten en levensloopdossiers van de dieren waren aanwezig en op orde.
Is de legale herkomst uit een legale fokinstelling van deze apen met zekerheid vast te stellen? Zo ja, wat is de uitkomst van die controle? Zo nee, gaat die herkomst alsnog vastgesteld worden?
De NVWA heeft de begeleidende documenten bij de verschillende zendingen gecontroleerd. Daaruit blijkt dat de apen een legale herkomst hebben.
Wanneer heeft de NVWA het genoemde Tilburgse bedrijf voor het laatst gecontroleerd en wat waren de uitkomsten van die controle?
Naar aanleiding van de zendingen apen vanuit Duitsland heeft de NVWA op 28 november 2019 een bestemmingscontrole uitgevoerd. Daarnaast heeft de NVWA op 27 november 2019 en 8 januari 2020 inspecties uitgevoerd op de naleving van vereisten voor huisvesting en dierenwelzijn. Er zijn bij deze inspecties geen onregelmatigheden geconstateerd. De dieren zijn gehuisvest en worden verzorgd volgens de regels gesteld in de Wet op de dierproeven.
Deelt u de mening dat om het risico dat, ondanks het verbod daarop, in het wild gevangen apen als proefdier worden gebruikt of worden verhandeld, alleen proefdieren uit gereguleerde fokprogramma’s zouden moeten worden gebruikt? Zo ja, hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het is in Europa verboden om niet-humane primaten uit wildvang te gebruiken in dierproeven. De dieren moeten afkomstig zijn van een fokinstelling. Bij de invoer van niet-humane primaten is de CITES-overeenkomst van toepassing. Het CITES-certificaat geldt als bewijs voor legale herkomst uit een fokinstelling, afgegeven door de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst. De invoer wordt niet toegestaan indien er gerede twijfel bestaat over de fokstatus van de dieren.
Deelt u de mening dat de handel in apen als proefdier met name vanwege het dierenwelzijn in het algemeen en in het kader van het terugbrengen van het aantal proefdieren ongewenst is en tenminste teruggebracht of beter nog verboden zou moeten worden? Zo ja, hoe gaat u hier verder gevolg aan geven? Wilt u dit in EU-verband gaan bepleiten? Zo nee, waarom niet?
Niet-humane primaten voor de inzet in dierproeven mogen in Europa worden geïmporteerd en verhandeld. Om het welzijn van deze dieren te waarborgen zijn hiervoor Europese regels opgesteld waar bedrijven zich aan moeten houden en waar in Nederland de NVWA op toeziet.
Wel ben ik van mening dat lange afstandstransporten voor dieren belastend kunnen zijn. Ik ben daarom blij dat de Nederlandse dierproefinstellingen zich in 2014 ervoor hebben uitgesproken om alleen nog apen te willen betrekken die in Nederland zijn gefokt (Kamerstuk 32 336, nr. 44). De herkomst van de niet-humane primaten in dierproeven in Nederland wordt jaarlijks gepubliceerd in het registratierapport «Zo doende» van de NVWA.
Het bericht 'EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht »EU diplomat ordered to leave Malawi after protesting police rape allegations» d.d. 2 december jl.?1
Ja.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid over de grond voor de uitzetting van de EU-ambassadeur? En zo ja, wat was de reactie? En zo nee, waarom niet?
Navraag bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) leert dat de berichten in de pers onjuist zijn, en dat er geen sprake is van een uitzetting.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s over deze uitzetting en de mogelijke gevolgen? En zo ja, wat is het resultaat? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u in reactie op dit bericht namens Nederland uw afkeuring over de uitzetting van de EU-ambassadeur uitgesproken of heeft u zich in EU-verband ingezet om een gezamenlijke afkeuring uit te spreken? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met uw Malawiaanse ambtsgenoot om de zorgen over het geweld tegen vrouwen door de politie over te brengen? En zo nee, waarom niet?
De berichtgeving over meldingen van aanrandingen en verkrachtingen door de Malawiaanse politie na afloop van de verkiezingen is zeer verontrustend. De Nederlandse ambassade in Harare (Zimbabwe) volgt de ontwikkelingen in Malawi op afstand. De bilaterale betrekkingen zijn beperkt, en Nederland heeft geen ambassade in Malawi. Mede daarom is de EU voor Nederland een belangrijk kanaal in de relatie met Malawi.
De EU-delegatie volgt de ontwikkelingen met betrekking tot vrijheid van meningsuiting en geweld tegen vrouwen in Malawi op de voet, en onderhoudt daartoe contacten met relevante actoren, zoals vrouwenorganisaties. De EU voert, in samenwerking met de VN en Malawi, specifieke programma’s uit gericht op het bestrijden van geweld tegen vrouwen. De EU-ambassadeur heeft daarnaast het geweld tegen vrouwen publiekelijk veroordeeld en opgeroepen tot een onderzoek. Het geweld tegen vrouwen, en het optreden van de Malawiaanse politie bij demonstraties in bredere zin, zijn expliciet besproken tijdens de laatste formele politieke dialoog met de Malawiaanse regering in november 2019.
Nederland zal de dialoog tussen de EU en Malawi met aandacht blijven volgen, en de EU vragen het geweld tegen vrouwen en de vrijheid van meningsuiting in de politieke dialoog op te blijven brengen. Deze thema’s zullen ook aan bod komen bij een eerstvolgend bezoek vanuit de Nederlandse ambassade in Harare aan Malawi.
Heeft u in bilateraal of EU-verband contact opgenomen of laten nemen met de Malawiaanse overheid om te wijzen op het recht van demonstratie en de vrijheid van meningsuiting? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u geïnformeerd over de klacht van de Malawiaanse regering bij de EU over de deelname van de EU-ambassadeur aan een demonstratie? En zo ja, is er een reactie geweest van de EU op deze klacht? En zo nee, waarom niet?
Er is navraag gedaan bij de EDEO. Volgens de EDEO is er geen sprake van een officiële klacht.
Is er in EU-verband overleg geweest met de Britse hoge commissaris voor Malawi over een gezamenlijke inzet op het onderzoek naar geweldsmisbruik van de Malawiaanse politie?
De EU-delegatie in Lilongwe voert nauw overleg met de Britse hoge commissaris, ook over mensenrechtenkwesties en over de noodzaak tot – en effectiviteit van -een eventuele gezamenlijke inzet.
Heeft u contact opgenomen of laten nemen met de Niet-Gouvernementele Organisatie (NGO) Gender Coördinatie netwerk over de meldingen die zij hebben verzameld en over het onderzoek dat nu door de Malawiaanse overheid is ingesteld? En zo nee, waarom niet? En zo ja, wat was hun reactie op de recent ingestelde commissie die nu onderzoek gaat doen naar de beschuldigingen?
Zie antwoord vraag 5.
Tekortschietende hulp in woonzorgcentrum Het Schild |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgcentrum Het Schild in de problemen: kwaliteit schiet tekort»?1
Ja.
Wat brengt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot de conclusie dat ze eraan twijfelt of het Het Schild «gaat lukken» om de noodzakelijke zorg te leveren? Welke aanwijzingen heeft de IGJ daarvoor?
Uit het inspectieonderzoek blijkt dat er nog steeds tekortkomingen zijn in de zorgverlening. De inspectie heeft in oktober 2019 kwaliteitsverbeteringen geconstateerd, maar het resultaat acht de inspectie nog niet voldoende en niet voldoende stabiel. De beperkte en wisselende verbeterresultaten zetten het vertrouwen van de inspectie onder druk. De inspectie heeft daarom geoordeeld dat het instellen van verscherpt toezicht noodzakelijk is geworden.
Waarom is klaarblijkelijk meer dan een jaar verstreken tussen het vorige onderzoek en het huidige? Is dat standaard in gevallen als hier aan de orde? Zou het gelet op de hierboven bedoelde twijfel van de IGJ niet voor de hand hebben gelegen eerder een heronderzoek te verrichten?
Het Schild stond in 2018 voor een grote verbeteropdracht over alle getoetste thema’s heen. De bewaking en het herstel van de kwaliteit is primair de taak en de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Het Schild kreeg een verbetertermijn van 9 maanden om aan de normen te voldoen. De inspectie voerde na deze verbetertermijn een hertoetsbezoek uit in oktober 2019.
Is nu in de ogen van de IGJ sprake van een laatste kans voor Het Schild om de zorg op orde te brengen?
De inspectie heeft verscherpt toezicht ingesteld om de situatie binnen Het Schild nauwlettend te kunnen volgen. Als de termijn van het verscherpt toezicht afloopt, zal de inspectie de stand van zaken binnen Het Schild nogmaals beoordelen en zo nodig aanvullende maatregelen treffen.
Vindt u het redelijk dat bewoners al minimaal een jaar zorg ontvangen die blijkbaar niet goed genoeg is?
Uiteraard moet het zorgaanbod in Het Schild voldoen aan geldende normen. Als dat niet het geval is, kunnen er immers risico’s voor de cliënten ontstaan. Mede hierom geldt nu een situatie van verscherpt toezicht.
Welke alternatieven zijn er voor de tot een zeer specifieke doelgroep behorende bewoners als Het Schild gesloten zou moeten worden? Hoe kunt u verzekeren dat de continuïteit van zorg wordt gewaarborgd?
Van iedere zorgaanbieder wordt verwacht dat deze zorg biedt die passend is bij de cliëntgroep. De inspectie betrekt de continuïteit van zorg bij haar toezicht en bij door haar te nemen maatregelen.
Bent u bereid Het Schild in aanmerking te laten komen voor extra vrijgemaakte verpleeghuismiddelen om de gewenste en noodzakelijke omslag te maken? Zo nee, waarom niet en welke andere maatregelen gaat u dan treffen om de zorg voor deze kwetsbare ouderen te waarborgen?
Ik heb naar aanleiding van de problematiek bij Het Schild contact opgenomen met het zorgkantoor. Het zorgkantoor is in gesprek met Het Schild om te bezien welke maatregelen er nodig zijn om de bedrijfsvoering en de kwaliteit van zorg op orde te krijgen, zodat wordt voldaan aan de vereisten van de IGJ en de continuïteit van zorg voor deze kwetsbare ouderen kan worden geborgd. Het zorgkantoor kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden voor ondersteuning vanuit het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg. Voorts ontvangt Het Schild inmiddels vanuit het programma «Waardigheid en trots op locatie» ondersteuning op het gebied van bedrijfsvoering en zorg.
Het bericht dat het COA asielzoekers, die slachtoffer zijn van een zedendelict, afraadt aangifte te doen |
|
Jasper van Dijk , Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««COA ontraadt aangifte na verkrachting», Staatssecretaris eist onderzoek naar verhaal Elya uit Dronten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het Centrum Opvang Asielzoekers (COA), asielzoekers die slachtoffer zijn van een ernstig misdrijf zoals aanranding of verkrachting, niet moet ontraden daarvan aangifte te doen maar die slachtoffers juist zou moeten helpen bij het doen van aangifte? Zo ja, kunt u dit aan het COA laten weten? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het van belang is dat asielzoekers die slachtoffer zijn van een ernstig misdrijf gestimuleerd worden tot het doen van aangifte en dat zij daarbij gesteund en begeleid worden. Het COA stimuleert bewoners om aangifte te doen en biedt waar nodig ondersteuning. Ook in de onderhavige zaak hebben COA medewerkers de bewoner geadviseerd om aangifte te doen en is er voorts geregeld navraag gedaan naar het doen van aangifte. COA-medewerkers zijn verplicht van incidenten waarbij sprake is van geweld, bedreigingen of andere vermoedelijk strafbare feiten een melding te doen bij de politie. Een COA-medewerker kan ook aangifte doen wanneer hij/zij getuige is van een incident. Dit maatregelenbeleid is schriftelijk vastgelegd en alle medewerkers van het COA zijn erover geïnformeerd. Tijdens de verplichte trainingen over incidenten en maatregelen wordt hier voorts aandacht aan besteed. Het COA handelt derhalve al volgens de door uw Kamer gevraagde werkwijze.
Beschikt u over meer signalen dan de in het bericht genoemde, dat homoseksuele slachtoffers van een zedendelict door het COA geadviseerd zouden worden daarvan geen aangifte te doen? Zo ja, waaruit bestaan die signalen? Zo nee, gaat het door u aan het COA opgelegde intern onderzoek ook na hoe vaak homoseksuele asielzoekers slachtoffer worden en in welke gevallen er geadviseerd wordt geen aangifte te doen?
Nee, ik beschik niet over andere signalen dat aan homoseksuele slachtoffers van een zedendelict geadviseerd zou worden om geen aangifte te doen. Er is overigens, anders dan in de media vermeld staat, geen sprake van een aan het COA opgelegd intern onderzoek. Het COA heeft wel op mijn verzoek de feiten op een rij gezet.
Hoe vaak doen homoseksuele asielzoekers die in de opvang slachtoffer zijn geworden van een zedendelict daar wel aangifte van? Beschikt u over gegevens over de aard en de omvang van deze problematiek? Zo ja, wat zijn die gegevens? Zo nee, wilt u dit laten onderzoeken?
De politie heeft hierover geen centraal geregistreerde cijfers beschikbaar. Deze vraag zou enkel te beantwoorden zijn door een arbeidsintensieve combinatie van registraties waarbij dossiers één voor één moeten worden doorgelezen om te kunnen vaststellen of het slachtoffer homoseksueel en/of asielzoeker is. Het COA registreert niet of een slachtoffer lhbti is.
In hoeverre is een intern onderzoek door het COA naar haar eigen medewerkers onafhankelijk genoeg om betrouwbare onderzoeksresultaten mee te bereiken? Overweegt u een onafhankelijk onderzoek door een derde? Zo nee, waarom niet en acht u een dergelijk onderzoek na afronding van het intern onderzoek wel mogelijk?
Er is geen sprake van een intern onderzoek. Gezien de antwoorden op de vragen 2 en 3 acht ik dit ook niet nodig, evenmin als een onafhankelijk onderzoek door een derde.
Wat moet er gebeuren om homoseksuele asielzoekers die in een asielzoekerscentrum zitten beter te beschermen? Hoe gaat u hier voor zorgen?
Het COA heeft aandacht voor de kwetsbare positie van lhbti’s in de opvang. Er zijn diverse maatregelen om daders te straffen en slachtoffers te beschermen. Het COA geeft voorts actief voorlichting aan bewoners dat discriminatie niet is toegestaan en treedt altijd op tegen discriminatie.
Het dreigend verlies bij Postnned Stadskanaal |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tientallen banen bij Postnned Stadskanaal op de tocht door fusie PostNL en Sandd»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de fusie tussen PostNL en Sandd met behoud van zoveel mogelijk banen gepaard moet gaan? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik. Eén van de redenen voor het verlenen van een vergunning voor de overname van Sandd was dat door de overname een geleidelijke afbouw van het aantal postbezorgers kan worden gefaciliteerd, in samenhang met de krimp van het postvolume, en schokeffecten zoveel mogelijk te voorkomen. Bij Sandd werken circa 11.000 postbezorgers en bij PostNL circa 21.000. Tegelijkertijd is van belang dat door het samenvoegen van volumes van Sandd en PostNL efficiëntievoordelen kunnen worden behaald, waardoor ook in een sterk krimpende markt een kwalitatief hoogwaardige en betaalbare postdienstverlening geborgd kan worden. Een deel van deze efficiëntievoordelen zal noodzakelijkerwijs bestaan uit besparingen op arbeidsinzet.
Heeft u bij de toestemming voor de fusie als voorwaarde gesteld dat alle bezorgers van Sandd zouden meegaan in de fusie of andere voorwaarden ten aanzien van baanbehoud?
PostNL biedt medewerkers van Sandd die werkzaam zijn in de bezorging van post de mogelijkheid om op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst te treden als postbezorger, ook wanneer zij op basis van een overeenkomst van opdracht voor Sandd werken. Voor overige werknemers van Sandd geldt dat zij voorrang hebben bij sollicitaties bij PostNL. Aan de vergunning voor de overname heb ik een voorschrift verbonden dat PostNL zich moet houden aan toezeggingen aan de ondernemingsraden van Sandd op het gebied van de bescherming van werkenden. Mensen die werken bij de franchisenemers van Sandd vallen echter niet onder de afspraken (met name de sociale regelingen) die gemaakt zijn met de ondernemingsraad van Sandd en waar PostNL zich aan moet houden.
Deelt u de mening dat ook bezorgers die niet in juridische zin maar wel de facto bezorgers van Sandd zijn ook na de fusie in dienst zouden moeten blijven van de rechtsopvolger van Sandd, te weten het gefuseerde PostNL en Sandd? Zo ja, hoe gaat u hier in de richting van dit bedrijf op reageren? Bent u bereid een pleidooi te houden voor het in dienst houden van de genoemde bezorgers? Zo nee, waarom niet?
PostNL heeft aangegeven graag met de individuele franchisenemers in gesprek te gaan om te kijken op welke manier er voor postbezorgers die bij deze bedrijven werken vervangend werk kan worden gevonden binnen PostNL of daarbuiten. Dit kan per persoon en per regio verschillen, onder andere omdat PostNL niet in alle regio’s evenveel vacatures open heeft staan. Ik steun de inzet van PostNL om ook postbezorgers van franchisenemers zo mogelijk aan werk te helpen en moedig PostNL en franchisenemers aan om deze gesprekken daadwerkelijk op korte termijn en op constructieve wijze te voeren in het belang van de mensen die bij deze franchiseorganisaties werken.
Zijn er nog meer franchisenemers van Sandd of PostNL waarbij ten gevolge van de fusie banen verloren dreigen te gaan? Zo ja, om hoeveel arbeidsplaatsen gaat het en wat kunt u doen om banenverlies te voorkomen?
Er zijn mij in totaal 9 franchisenemers van Sandd bekend. Dit zijn: FRL Post, Meren Post, Postnned, Meco Distributie, Herling Strijdhorst, Mail DMB, Post Service, Postedd, Reli Groep. Sandd heeft aangegeven dat er als gevolg van de overname door PostNL vanaf een moment in het eerste kwartaal van 2020 geen volume meer beschikbaar zal zijn voor de Sandd franchiseformule omdat het Sandd-netwerk wordt geïntegreerd in het netwerk van PostNL en daarmee ophoudt te bestaan. Sommige franchisenemers hebben aangegeven dat dit betekent dat het werk op het gebied van postbezorging bij hen stopt. Deze acties van franchisenemers zijn gedaan vooruitlopend op de uitkomst van het aanbod van PostNL om te bezien of postbezorgers vervangend werk kan worden geboden.
In een rapport opgesteld door Ecorys (dat bij de aanvraag voor een vergunning op basis van artikel 47 van de Mededingingswet is gevoegd) is onder meer aangegeven dat er in totaal circa 4000 mensen bij deze franchisenemers werkzaam zijn. Deze bedrijven verrichten ook andere werkzaamheden dan alleen postbezorging voor Sandd. Het aantal mensen dat zich bij deze bedrijven bezighoudt met postbezorging (al dan niet voor Sandd) ligt derhalve lager, maar het exacte aantal is mij niet precies bekend. In een eerder artikel in het Financiële Dagblad wordt door de Vereniging Francisnemers Sandd aangegeven dat bij deze bedrijven 3000 postbezorgers werken en 450 medewerkers in dienst zijn. Dit bevestigt het geschetste beeld ten tijde van de vergunningsaanvraag. Ik treed met de Vereniging Franchisenemers Sandd in contact om te bezien of zij nadere gegevens kan en wil verschaffen over de mensen die bij de franchisenemers werken.
Daarbij dient te worden aangetekend dat in de situatie waarin Sandd zelfstandig was blijven bestaan, het ook onzeker was of er voor mensen die bij deze franchisenemers werken (als werknemer of als zzp’er) een baan bij deze bedrijven zou zijn geweest, vanwege de voortdurende krimp van het postvolume. In het rapport van Ecorys is aangegeven dat Sandd verwachtte per 1 januari 2022 geen gebruik meer te maken van franchisenemers en dat het ook in dat scenario nog onzeker was of een positief bedrijfsresultaat kon worden behaald door Sandd.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 vind ik het belangrijk om te bezien of er voor mensen die bij deze franchisenemers werken vervangend werk kan worden gevonden bij PostNL of daarbuiten. Daarom moedig ik partijen aan op korte termijn en op constructieve wijze het gesprek hierover met elkaar aan te gaan, in het belang van de mensen die deze franchiseorganisaties werken.
Het bericht ‘Vliegers Lelystad slaan alarm’ |
|
Eppo Bruins (CU), Suzanne Kröger (GL), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Vliegers Lelystad slaan alarm»?1
Ja.
Klopt het dat er op Lelystad Airport driehonderd banen op de tocht staan?
Nee, dat klopt niet. Tijdens het Alderstraject is veel aandacht besteed aan de toekomst van General Aviation (GA) verkeer op Lelystad Airport. Geconstateerd werd dat dat in de beginjaren goed samen kan gaan met de geleidelijke komst van handelsverkeer en in veel latere jaren het GA verkeer zal moeten afnemen. Recentelijk onderzoek van Luchtverkeersleiding Nederland en de luchthaven heeft dit herbevestigd, hetgeen aan de luchthavengebruikers gecommuniceerd is vanaf 16 mei jl. Op 28 oktober 2019 heb ik u als reactie op vragen hierover daarom aangegeven dat in de situatie tot 10.000 vliegtuigbewegingen handelsverkeer, de capaciteit toereikend is voor de huidige vraag naar GA bewegingen. Het gecontroleerd zijn van de luchthaven en de internationale veiligheidsregels die daarbij horen leiden wel tot een maximum aantal bewegingen per uur. Dat betekent dat op de drukste momenten de vraag het aanbod (capaciteit) kan overstijgen. Hiertoe is spreiding over de dag nodig en ontwikkelt de luchthaven een planningstool. Er vindt thans in onderling overleg afstemming plaats om tot een evenwichtige balans te komen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Voor de situatie ná 10.000 bewegingen handelsverkeer wordt door de luchthaven in samenwerking met LVNL onderzocht welke aantallen GA bewegingen ook op deze langere termijn kunnen worden geaccommodeerd. Hier zal de GA sector bij betrokken worden. Er zal in ieder geval ruimte blijven voor GA. Het onderzoek kan gebruik maken van de ervaringen die tijdens de inregelperiode worden opgedaan.
Klopt het dat vliegscholen, onderhouds- en andere luchtvaartbedrijven worden gedwongen de helft van hun vluchten te schrappen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de banen die verloren gaan als gevolg van de uitbreiding van Lelystad Airport naar groot commercieel luchtverkeer meegenomen in de MKBA Lelystad Airport? Zo ja, hoe is dit geschat en wat is het aantal? Zo nee, waarom niet?
Van de halvering van het aantal vliegtuigbewegingen of 300 banen die op de tocht zouden staan is geen sprake. Er is ten tijde van het opstellen van de MKBA2 op basis van onder andere de werkgelegenheidsstudie van bureau Stratagem3 geconcludeerd dat als er al sprake zou zijn van verplaatsing van GA bedrijfsactiviteiten, dat tot een maximaal verlies aan 30 arbeidsplaatsen op de luchthaven zou leiden. Dit valt binnen de onzekerheidsmarges van de werkgelegenheidsschatting als gevolg van de toename van het handelsverkeer. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de MKBA is uitgevoerd vanuit nationaal perspectief. Dit betekent dat verschuivingseffecten tussen regio’s niet meetellen in het MKBA-saldo. Indien opening van Lelystad Airport voor handelsverkeer op termijn zou leiden tot verplaatsing van GA bedrijfsactiviteiten naar andere luchthavens in Nederland, dan betekent dit dat ook een verschuiving van werkgelegenheid binnen regio’s in Nederland, en geen verlies van werkgelegenheid. Om die reden komt dit niet tot uitdrukking in het MKBA-saldo.
In de MKBA is beschreven dat de directe luchthavengerelateerde werkgelegenheid bij een scenario van 45.000 vliegtuigbewegingen circa 4.000 arbeidsplaatsen in totaal voor Nederland is, waarvan ongeveer de helft op Lelystad Airport. Dit is exclusief indirecte werkgelegenheid bij toeleveranciers. Ik vind dit een belangrijk economisch effect voor de regio Lelystad. In totaal voor Nederland (dus ook buiten Flevoland) wordt het werkgelegenheidseffect geschat op circa 10.000 arbeidsplaatsen (luchthavengerelateerd plus indirect bij toeleveranciers).
Hoeveel banen komen er volgens de MKBA naar schatting bij als gevolg van de uitbreiding van Lelystad Airport? En hoe verhoudt dat aantal zich tot de banen die dreigen verloren te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer de banen die verloren dreigen te gaan als gevolg van de uitbreiding van Lelystad Airport worden meegenomen in de MKBA, valt de MKBA dan nog positief uit?
Zie antwoord vraag 4.
Alle plussen en minnen tegen elkaar wegstrepend en verdringing meegerekend, hoeveel extra directe arbeidsplaatsen zal Lelystad Airport naar verwachting gaan opleveren binnen de gemeente Lelystad? Kunt u deze berekening post voor post toelichten?
De werkgelegenheidsstudie van Stratagem die is opgesteld gaat uit van een direct werkgelegenheidseffect van 2.500 banen op Lelystad Airport. Er is in de MKBA geen werkgelegenheidsanalyse uitgevoerd op gemeenteniveau. In de MKBA is de directe luchthavengerelateerde werkgelegenheid op het luchthavenareaal Lelystad Airport geschat op circa 2.000, exclusief indirecte werkgelegenheid bij toeleveranciers. Dit is werkgelegenheid die gecreëerd wordt op de luchthaven als deze 45.000 vluchten handelsverkeer afhandelt. Er wordt hierbij in de MKBA toegelicht dat deze werkgelegenheid niet geheel als additionele werkgelegenheid gezien wordt, door de werking van de arbeidsmarkt waarop verschuivingen plaatsvinden. Hiermee is rekening gehouden in het bepalen van het MKBA-saldo.
De collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis met Milli Görüs |
|
Bente Becker (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de collectieve zorgverzekering die Zilveren Kruis aanbiedt samen met de stichting Milli Görüs?
Ja.
Is het waar dat Milli Gorus een moskeeorganisatie is waarvan banden met de AK-partij van president Erdogan zeer waarschijnlijk zijn?
De Milli Görüs beweging vindt haar oorsprong in Turkije. In Nederland is Milli Görüs actief onder de naam Nederlandse Islamitische Federatie (NIF). In 2017 heeft RadarAdvies in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als uitvoering van de motie Karabulut/Potters praktijkonderzoek gedaan naar Turkse organisaties en stromingen in Nederland (TRSO’s).
Het Radaronderzoek uit 2017 liet geen direct bewijs zien van buitenlandse aansturing vanuit de Turkse overheid op het handelen van de TRSO’s. Dit betekent overigens niet dat er geen banden zijn tussen Milli Görus en de AK-partij, maar dat op basis van dit onderzoek niet zichtbaar wordt dat dit daadwerkelijk effect heeft op de betrokken organisatie.
Is het waar dat Milli Gorus een actieve rol speelt in de diasporapolitiek van de Turkse regering in Nederland, onder andere door studiereizen naar Turkije te organiseren en een eigen imamopleiding in Nederland te financieren, en nu dus ook een eigen collectieve zorgverzekering?
Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties vrij om buitenlandse reizen te organiseren. Hierop wordt door de overheid geen toezicht gehouden, dit zou schuren met de terughoudendheid die de overheid betracht als het om de vrijheid van godsdienst gaat.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van Kamerleden Becker (VVD) op 20 augustus 2018 en Jasper van Dijk (SP) op 21 augustus 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met Milli Görüs.1 Milli Görüs heeft aangegeven van 2014 tot 2016 reizen te hebben georganiseerd voor jongeren van 16 tot 22 jaar naar Turkije. Inmiddels vinden deze studiereizen voor zover bekend niet meer plaats.
Milli Görüs Noord is de initiatiefnemer van de islamitische theologische faculteit Amsterdam (IUA). Dit betreft een privaat opleidingsinitiatief. Dit initiatief maakt geen onderdeel uit van het bestel van erkend hoger onderwijs en ontvangt daarmee geen bekostiging vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het kabinet beschikt niet over informatie die aantoont dat er in deze gevallen sprake is van een vorm van ongewenste buitenlandse inmenging.
Vindt u het wenselijk dat zorgverzekeraars afspraken maken met organisaties gelieerd aan de AK-partij van president Erdogan die een rol spelen in actieve diaspora-politiek? Zo ja, waarom? Zo nee, wat onderneemt u hier tegen?
Verzekeraars hebben acceptatieplicht voor de basisverzekering en mogen niemand weigeren, niet op basis van leeftijd, inkomen of gezondheid en net zo min op basis van geloof, ras of welk kenmerk dan ook. Verzekeraars mogen voor een specifieke groep collectieve afspraken maken en een collectiviteitskorting geven, maar zijn hiertoe niet verplicht. Hiervoor kunnen groepen geselecteerd worden en het staat verzekeraars vrij welke afspraken er gemaakt worden, mits de korting het wettelijk maximum maar niet te boven gaat.
Zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft naast werkgeverscollectiviteiten ook collectiviteiten van patiënten- en thuiszorgorganisaties, ouderenbonden en gemeentecollectiviteiten. Zilveren Kruis heeft aangegeven bij collectiviteitsafspraken geen onderscheid te maken naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of seksuele geaardheid. Uiteraard moet elke organisatie voldoen aan wettelijke regels.
In hoeverre acht u een collectiviteit met een dergelijke organisatie passend bij de oorspronkelijke doelstelling van de wet, waarin een verzekeraar specifieke brancheafspraken kan maken met werkgevers voor werknemers met vergelijkbare gezondheidsrisico’s?
Het staat verzekeraars vrij om met groepen verzekerden collectieve zorgafspraken te maken. Dat geldt niet alleen voor werkgevers, maar ook voor bijvoorbeeld bonden, patiëntenverenigingen en gemeenten.
Wel ben ik kritisch ten aanzien van collectieve verzekeringen die géén specifieke aanvullende zorgafspraken maken voor de doelgroep, waardoor de korting niet wordt gelegitimeerd vanuit de zorg. Dan is die verzekering feitelijk een kopie van de basispolis, waarbij de een wel korting krijgt en de ander niet. Daar zie ik geen meerwaarde in.
Zilveren Kruis heeft aangegeven afscheid te nemen van collectiviteiten waar zorginhoudelijke afspraken niet mogelijk zijn of geen meerwaarde hebben. In het kader van de afbouw van collectiviteiten zonder zorginhoudelijke meerwaarde toetst Zilveren Kruis of collectiviteiten een waardevolle bijdrage leveren aan preventie, gezondheidswinst, zelfredzaamheid en/of duurzame inzetbaarheid.
Kunt u aangeven welke zorginhoudelijke winst de collectiviteit van Zilveren Kruis met Milli Görüs heeft?
Zilveren Kruis geeft aan dat er voor verzekerden met een migratieachtergrond meer dan gemiddeld leefstijlgerelateerde aandoeningen voorkomen, zoals hart- en vaatziekten; maagklachten en suikerziekte. Betere communicatie, bewustwording en activatie op leefstijl kan via een collectiviteit versterkt worden via diverse communicatiekanalen.
Ik begrijp dat Zilveren Kruis in gesprek is met Milli Görus om te kijken of verdere zorginhoudelijke afspraken mogelijk zijn en of er op termijn voldoende zorginhoudelijke meerwaarde kan worden gecreëerd op het gebied van gezondheidswinst, preventie en zelfredzaamheid om een korting te rechtvaardigen.
Kunt u aangeven welke bijzondere vergoedingen er onderdeel zijn van deze collectiviteit die niet via een andere verzekering verkregen kan worden?
Zilveren Kruis geeft aan dat met de collectiviteit wordt ingezet op het realiseren van gezondheidswinst door het bieden van effectieve communicatie met de doelgroep en activatie van de doelgroep op leefstijl. Extra aanvullende vergoedingen zijn nu geen onderdeel van de collectiviteit.
Bent u bereid in de uitvoering van de motie Becker c.s. voor een contrastrategie tegen de actieve diasporapolitiek uit Turkije ook specifieke maatregelen te overwegen die voorkomen dat Nederlanders met een Turkse achtergrond zelfs via de zorgverzekering beïnvloed worden vanuit Turkije? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?1
Het kabinet beschikt niet over informatie die aantoont dat er via de keuze voor deze collectiviteitskorting van de zorgverzekering sprake is van een vorm van ongewenste buitenlandse inmenging. Als gevolg hiervan zie ik géen toegevoegde waarde in het nemen van de door u gevraagde specifieke maatregelen.
Het bericht dat vluchtelingen worden uitgehongerd in Libië |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht over de zware omstandigheden voor vluchtelingen in Libië?1
Zoals vaker aan uw Kamer gemeld zijn de zware omstandigheden voor vluchtelingen en migranten in Libië zorgelijk. De situatie van migranten en vluchtelingen was al zeer nijpend, maar is zeker sinds het uitbreken van het geweld in april jl. verder verslechterd. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Libië nauwgezet, onderhoudt intensief contact met UNHCR, IOM en andere (internationale) hulpverleners en vraagt in verschillende internationale overleggen aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie en de noodzaak voor effectieve samenwerking binnen de internationale gemeenschap.
Klopt het dat de situatie in het verzamel- en vertrekcentrum van de UNHCR in Tripoli zo erbarmelijk is geworden dat het niet langer mogelijk is om vluchtelingen te evacueren?
UNHCR meldt2 dat het verzamel- en vertrekcentrum (Gathering and Departure Facility, GDF) zwaar overbevolkt is omdat de afgelopen maanden meerdere groepen migranten, vluchtelingen en asielzoekers zich toegang tot de locatie hebben verschaft. Een groot deel van deze mensen komt niet voor evacuatie in aanmerking doch weigert de locatie te verlaten. Dit bemoeilijkt het functioneren van het GDF als transitfaciliteit. Desalniettemin evacueert UNHCR nog steeds vluchtelingen uit Libië. Op 24 november zijn 117 vluchtelingen en asielzoekers geëvacueerd naar het Emergency Transfer Mechanism (ETM) Rwanda en op 28 november 43 vluchtelingen naar het ETM Niger. Een deel hiervan was afkomstig uit het verzamel- en vertrekcentrum in Tripoli.
Klopt het dat de vluchtelingen in het verzamel- vertrekcentrum geen eten meer krijgen zodat zij het centrum moeten verlaten? Zo nee, hoe zit het dan wel?
UNHCR heeft samen met andere VN-agentschappen en partners de migranten, vluchtelingen en asielzoekers ondersteund met humanitaire assistentie, waaronder warme maaltijden. Dit gaat nog steeds door. Wel meldt UNHCR dat de situatie niet langer houdbaar is en dat zij de hulpverlening deels verlegt van het GDF naar stedelijke centra. Als onderdeel hiervan gaat UNHCR de voedselcatering in de GDF in het nieuwe jaar uitfaseren. Het is belangrijk hierbij aan te tekenen dat het personen vrij staat om het GDF te verlaten en dat zij in stedelijke centra financiële ondersteuning van UNHCR kunnen krijgen waarmee ze in de eerste twee maanden in de eerste levensbehoeften en onderdak kunnen voorzien. UNHCR communiceert dit actief naar de personen die in het GDF verblijven.
Bent u via de UNHCR in staat noodhulp te verlenen om de situatie in het centrum te verbeteren?
Zoals hierboven uitgelegd kiest UNHCR er voor de hulpverlening te verleggen naar stedelijke centra, omdat door overbevolking het GDF niet naar behoren kan functioneren. Het kabinet heeft dit najaar additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië gegeven (resp. USD 3,9 mln. en USD 2,5 mln.) om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe ETM Rwanda, cash assistentie aan vluchtelingen in stedelijke centra en opvang en vrijwillige terugkeer van migranten.
Bent u bereid steun te geven aan de evacuatie van de meest kwetsbare vluchtelingen naar veilige gebieden?
Zoals uw Kamer bekend, hervestigt Nederland, als onderdeel van het bestaande quotum, vluchtelingen via het Emergency Transit Mechanisme (ETM) in Niger en steunt Nederland IOM bij de vrijwillige terugkeer van migranten in Libië naar hun landen van herkomst.
Bent u bereid als Nederland een aandeel te nemen door een deel van deze vluchtelingen te hervestigen en andere EU-landen op te roepen hetzelfde te doen? Zo ja, wat kunnen wij concreet verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kinderen die seksueel zijn misbruikt en onvoldoende hulp krijgen |
|
Niels van den Berge (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u het item «Misbruikslachtoffer Stephanie (16) zwaar in problemen na verkeerde diagnose» in Hart van Nederland gezien?1
Ja
Bent u het eens met de conclusie dat vaak niet wordt herkend dat slachtoffers een post-traumatische stresstoornis ontwikkelen na seksueel misbruik?
Het blijkt in de praktijk moeilijk om te herkennen wanneer als gevolg van seksueel misbruik een posttraumatische stressstoornis ontwikkeld is. Dit heeft meerdere oorzaken. Voor slachtoffers is het lastig om over seksueel misbruik te spreken omdat bijvoorbeeld schaamte en angst een rol spelen. Daarnaast zijn signalen van seksueel geweld niet altijd zichtbaar omdat ook andere ernstige problematiek aan de orde kan zijn. Hierdoor blijft de nodige hulp voor onderliggende problemen soms achterwege.
Zo ja, wat kunt u doen om het herkennen van seksueel misbruik onder hulpverleners te verbeteren?
Het herkennen van seksueel geweld en de gevolgen is een belangrijke stap in de hulpverlening. Daarom zijn we op verschillende manieren bezig om dit met hulpverleners te verbeteren.
Binnen het programma Geweld hoort nergens thuis is specifieke aandacht voor slachtoffers van seksueel misbruik. Met het programma zetten we in op het verbeteren van traumascreening en het organiseren van meer traumahulp. Komende periode wordt verder gewerkt aan:
Dat regio’s en organisaties beschikken over handvatten voor (a) het maken van de afweging óf en wanneer traumascreening nodig is, (b) het uitvoeren van traumascreening en (c) het monitoren van de traumascreening en -behandeling.
Dat regio’s en organisaties in staat worden gesteld om bepaalde groepen kinderen en gezinnen de juiste traumahulp te bieden. Het gaat dan in ieder geval om de gezinnen en kinderen die in de Vrouwenopvang zitten, bij Veilig Thuis bekend zijn, in beeld zijn van een GI, in behandeling zijn bij een van de drie «Multidisciplinaire centra onder één dak» of onderdeel uitmaken van de MDA++-aanpak.
Daarnaast ondersteunt het Ministerie van VWS, mede ter uitvoering van de motie Kuiken, de uitvoering van de pilots High Intensive Care & High Safety. De aanbieders Fier, Spirit en Sterk Huis ontwikkelen via deze pilots alternatieven voor gesloten plaatsingen en gaan na welke alternatieven wel en niet werken. De opbrengsten van deze pilots worden gedeeld met de gehele sector.
Momenteel wordt binnen het programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming een richtlijn trauma ontwikkeld. Deze richtlijn heeft tot doel de traumasensitiviteit onder jeugdprofessionals te vergroten om over- en onderdiagnostiek van traumagerelateerde problemen zo veel mogelijk te voorkomen
Bij de Centra Seksueel Geweld kunnen slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase medische en psychische hulp krijgen, waaronder traumabehandeling.
Tot slot is de Minister voor Rechtsbescherming recent een landelijke campagne gestart om mensen die seksueel geweld hebben meegemaakt te motiveren hulp te zoeken. Dankzij de campagne, «wat kan mij helpen», waaronder de bijbehorende website (www.watkanmijhelpen.nl) kunnen mensen die een ongewenste seksuele ervaring hebben gehad zien wat anderen hebben meegemaakt, waarom zij professionele hulp hebben gezocht en vooral ook wat hen dat heeft gebracht.
Met de hierboven beschreven ontwikkelingen zetten wij ons gezamenlijk in om slachtoffers te ondersteunen in het zoeken van hulp.
Klopt de analyse van onderzoeker Peer van der Helm dat 300 tot 400 meisjes in Nederland verkeerd gediagnosticeerd zijn na seksueel misbruik? En ongeveer 10 procent binnen vier jaar komt te overlijden? Zo nee, welke cijfers zijn u bekend?
Uit navraag over deze cijfers blijkt dat de heer van der Helm een ruwe schatting heeft gemaakt van de prevalentiecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over patiënten met eetstoornissen van 18 jaar en ouder2 en suïcide onder jongeren.3 Er is bekend dat kwetsbare jongeren die te maken hebben met multi-problematiek in 60% van de gevallen ook ervaring hebben met seksueel geweld of misbruik.4 Op basis van een combinatie van deze cijfers is de schatting gemaakt.
De precieze aantallen zijn niet bekend, onder andere omdat jongeren vaak veel verschillende diagnoses of problemen hebben waar seksueel geweld één van de oorzaken van is.
Herkent u het signaal van Stephanie die aangeeft dat ze «van het kastje naar de muur is gestuurd»? Zo ja, hoe kan het dat kinderen en jongeren die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik zo vaak worden doorverwezen?
Het is belangrijk dat jongeren met complexe en/of meerdere problemen een goede diagnose krijgen om te zorgen dat zij de juiste hulp en zorg krijgen. Het signaal dat het bij kinderen en jongeren met complexe en weinig voorkomende problematiek nog onvoldoende lukt om op tijd, de juiste hulp, op de juiste plek te krijgen, herken ik. De kern van de problematiek wordt in de regel gedurende de behandeling duidelijk en pas als de behandelrelatie op gang komt, ontstaat er bij de cliënt ruimte om hierover te praten. Seksueel misbruik speelt bij iedere cliënt een eigen specifieke rol in de problematiek. Het is daarom moeilijk bij kinderen en jongeren met complexe en weinig voorkomende problematiek om tijdig de juiste hulp, op de juiste plek te krijgen. Zo wordt bij slachtoffers van seksueel geweld niet altijd de onderliggende problematiek tijdig herkend. Ook is het huidige aanbod nog te veel op enkelvoudige specialistische jeugdhulp ingericht/toegerust. Meervoudige problematiek vraagt om een integrale benadering, behandeling van meerdere aspecten en onderliggende problematiek. Ik herken dan ook het signaal van Stephanie. Daarom ben ik niet alleen bezig met het inzetten op het beter en vaker herkennen (van de gevolgen) van seksueel misbruik en traumascreening, maar ben ik ook gestart met de inrichting van de regionale expertisecentra gespecialiseerde jeugdhulp. Met de expertisecentra willen we bereiken dat in Nederland ook voor kinderen met complexe, weinige voorkomende, problematiek goede hulp tijdig beschikbaar is.
Bent u bereid om meer gegevens inzichtelijk te maken over seksueel misbruik en hulptrajecten voor kinderen en jongeren, zoals hoe lang het duurt voordat de juiste diagnose wordt gesteld, hoe vaak kinderen en jongeren worden doorverwezen en hoelang het duurt voordat ze in een behandeltraject zitten?
Jeugdproblematiek van deze aard ontwikkelt zich dynamisch, zo ook de aard en ernst daarvan. Geestes- en gedragsproblematiek is moeilijk meetbaar te maken omdat er meerdere factoren een rol spelen. Het delen van misbruik door de cliënt en het stellen van «de juiste diagnose» vraagt om vertrouwelijkheid tussen behandelaar en cliënt. Die vertrouwelijkheid (en daarmee de behandeling) wordt geschaad als er bijvoorbeeld bij het eerste contact direct naar wordt gevraagd.
Binnen deze context doe ik er alles aan om de problematiek zo zichtbaar mogelijk te maken. Hierom is dossieronderzoek verricht naar het voorkomen van seksueel geweld bij kinderen in jeugdhulp waar we vermoeden dat deze het meest voorkomt. Zo weten we vanuit het CBS onderzoek5 dat tussen de 2.5 en 4.1% van jongeren in jeugdhulp seksueel slachtofferschap een rol in de aanleiding speelt voor de hulp. Bij ongeveer 40% van de kinderen die in 2016 gesloten jeugdhulp hebben ontvangen, was dit mede naar aanleiding van seksueel geweld. Meisjes worden elf keer zo vaak gesloten geplaatst als jongensslachtoffers van seksueel geweld.
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen6 om meer zicht te krijgen op de aanleiding van kindermishandeling en seksueel geweld van jeugdhulp, laat ik samen met de Nationaal Rapporteur onderzoek doen of er alternatieve mogelijkheden zijn om het voorkomen van seksueel geweld in beeld te krijgen zodat professionals hier beter op in kunnen spelen.
Is bekend hoeveel kinderen en jongeren die slachtoffer zijn van seksueel misbruik nu nergens terecht kunnen voor een behandeling? Hoe kan het dat er te weinig beschikbare plekken zijn waar kinderen en jongeren terecht kunnen voor hulp?
De gevraagde cijfers zijn niet bekend. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Wat vindt u ervan dat jongeren die slachtoffer zijn van seksueel misbruik of geweld, nog steeds regelmatig in een isoleercel terechtkomen?
Zie antwoord 9.
Bent u het eens met de stelling dat dwangmaatregelen (zoals opsluiting en fixeren) herbelevingen kunnen oproepen en trauma’s veroorzaken? Bent u het met ons eens dat dwangmaatregelen mede om deze redenen niet opgelegd mogen worden aan jongeren die slachtoffer zijn van seksueel misbruik?
Dat jongeren die slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik of geweld in een isoleercel terechtkomen zou niet moeten gebeuren. Want we weten dat een dergelijke gedwongen afzondering traumatiserend kan worden. Niet voor niets is de doelstelling uit het actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren» om het gedwongen afzonderen in 2021 met 80% te verminderen. De haalbaarheid zal de komende jaren blijken uit nieuwe metingen. De ervaringen in de ggz leren dat het een weerbarstig vraagstuk is. Een positieve ontwikkeling is dat de IGJ in hun Factsheet Terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen geconstateerd heeft dat alle instellingen voor gesloten jeugdhulp bezig zijn met het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.7
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de afspraken die u heeft gemaakt met de jeugdzorgsector om het aantal afzonderingen fors terug te dringen?
Om op termijn te stoppen met de afzondering in de jeugdzorg, worden, zoals benoemd in de derde voortgangsrapportage van het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd8, de volgende stappen gezet:
Er is een brede definitie opgesteld.
Er is reeds een nulmeting beschikbaar. Dit vormt het startpunt en geeft een analyse van de omvang van het probleem.
Er worden twee nieuwe metingen uitgevoerd om de voortgang te monitoren.
De instellingen zijn begonnen met het vervolg van het project «Ik laat je niet alleen» met als doel het aantal gedwongen afzonderingen te verminderen. Volgend voorjaar wordt dit meegenomen in de meting.
Er wordt een overzicht ontwikkeld over de verminderingen van gedwongen afzonderingen en good practices ten aanzien van alternatieven worden gedeeld.
Er komt een voorstel voor registratie en definitieve inrichting van de landelijke monitor gedwongen afzonderen in samenspraak met instellingen.
De IGJ ontwikkelt, op basis van de factsheets terugdringen vrijheidsbeperking gesloten jeugdhulp, jeugd-ggz en jeugd-lvb, voor de zomer van 2020 een nieuw toetsingskader.
De ministers van VWS en JenV bereiden een wetsvoorstel voor waarin de rechtspositie van jeugdigen in gesloten jeugdinstellingen zoveel mogelijk geharmoniseerd wordt.
Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van uw gesprekken met gemeenten over het oplossen van de problemen bij het Centrum Seksueel Geweld?
De CSG’s hebben bij de VNG aangegeven onvoldoende middelen te hebben. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de financiering en regionale borging van de 16 CGS’s binnen het gemeentelijk zorg- en ondersteuningsaanbod. Het is aan gemeenten om besluiten te nemen over de begrotingen van de 16 CSG’s en met hen afspraken te maken binnen welk budget dat kan. De VNG heeft ons geïnformeerd dat het merendeel van de betrokken gemeenten de voor 2020 door «hun» CSG ingediende begroting te zullen honoreren. De overige gemeenten zullen hier binnenkort een beslissing over nemen. Verder bereiden VWS, VNG en JenV momenteel een onderzoek voor dat meer inzicht moet geven in de ontwikkelingen en de financiering van het CSG.
De kranslegging op het oorlogskerkhof te Margaten |
|
Martijn van Helvert (CDA), Henk Krol (50PLUS) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht van 1Limburg van 1 december jl., waarin wordt vermeld dat de kransen die op oorlogsgraven in Margaten worden gelegd, gemaakt van de balsemzilverspar uit Amerika, slechts 72 uur op de graven mogen liggen?1
Ja.
Klopt het dat de kransen van de balsemzilverspar een speciale betekenis hebben voor de herdenking van de gevallen soldaten?
Een kranslegging is over het algemeen een plechtige gebeurtenis en heeft daarmee een belangrijke symbolische betekenis voor nabestaanden maar is ook belangrijk voor de Nederlandse samenleving. De mooie traditie van de krans van balsemzilverspar kende ik persoonlijk niet maar wordt in Amerika wel al jaren toegepast omdat het voor nabestaanden belangrijk is.
Klopt het dat de kransen, die door families van soldaten in Amerika worden gemaakt en speciaal door Delta Cargo zijn overgevlogen, na 72 uur weggehaald moeten worden? Zo ja, klopt het dat dit te maken zou hebben met EU-importregels in verband met schadelijke organismen die mogelijk op het hout van de kransen zouden kunnen zitten? Zo nee, waarom moeten de kransen dan na 72 uur weggehaald worden?
Ja dit klopt. Bij de import van planten en plantaardig materiaal gelden Europese en nationale regels2. Deze regels dienen ter bescherming van onder andere landbouwgewassen, biodiversiteit en ecosystemen in de Europese Unie. Het importeren van levende plantdelen van balsemzilverspar is in beginsel verboden. Op de balsemzilverspar uit de Verenigde Staten kunnen verschillende soorten schadelijke organismen voorkomen (waaronder diverse rupsen/vlindersoorten en schimmels) die ernstige schade kunnen toebrengen aan Europese bomen uit de dennenfamilie en andere houtige planten. Eitjes van diverse insectensoorten kunnen achterblijven en later uitkomen hetgeen grote schade kan veroorzaken aan bossen in Nederland en de EU.
Bij inspecties van de kransen is een dode larve van een insect aangetroffen. Deze larve wordt nader onderzocht in een laboratorium om te bepalen welke soort het betreft. Voorzichtigheid is daarom gepast. Omdat de kransen niet binnen maar buiten worden geplaatst is het risico op verspreiding van schadelijke organismen groter. Het is dan ook niet zonder reden dat de organisatie die bij de import is betrokken in de aanvraag een periode van 72 uur heeft opgenomen. De periode is bewust kort gehouden om het risico op verspreiding te minimaliseren. Nederland heeft deze aanvraag bij uitzondering toegekend.
Klopt het dat bij de oorlogsgraven in Normandië (Frankrijk) deze kransen wel mogen blijven liggen, terwijl ze aldaar te maken hebben met dezelfde EU-importregels?
De vergunning die door de Franse autoriteiten bij uitzondering is verstrekt gaat er ook vanuit dat de kransen binnen drie dagen worden verwijderd en vernietigd. Dit is ook conform de aanvraag van de organisatie uit de Verenigde Staten.
Bent u het met de indieners eens dat deze periode wel heel kort is en geen eer doet aan de inzet van de gevallen soldaten die voor onze bevrijding hun leven gaven, en bij de nabestaanden tot onbegrip leidt?
Zoals hiervoor aangegeven is de periode mede vastgesteld op basis van de aanvraag door de organisatie uit de Verenigde Staten en passend gezien de fytosanitaire risico’s.
Begrijpt u dat het hier gaat om een traditie die in Amerika al jaren bestaat voor de daar aanwezige 2,2 miljoen oorlogsgraven, dat het de bedoeling was deze traditie in Nederland ook op te starten, en dat dit initiatief nu in de kiem wordt gesmoord?
Ik realiseer me dat een dergelijke traditie bijzonder is. De wetgeving met betrekking tot de bescherming van de plantgezondheid is er echter niet zonder reden. Per 14 december 2019 is het Europese fytosanitaire stelsel verder aangescherpt. Dit is nodig om de Europese landbouw en biodiversiteit te beschermen. Zoals hierboven gemeld, is de betreffende vergunning bij uitzondering toegekend en is er tijdens inspecties aanwezigheid van insecten vastgesteld. Bij een eventuele nieuwe aanvraag volgend jaar zal een nieuwe risico analyse moeten worden gemaakt. Het is dus niet zeker of een dergelijke ontheffing volgend jaar opnieuw kan worden verleend. De betreffende organisatie is daarom reeds geadviseerd gebruik te maken van plantmateriaal van Europese bodem.
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat in de toekomst de kransen tot 2 januari van het jaar daarop mogen blijven liggen, bijvoorbeeld door het maken van afspraken met de producent, de vervoerder, de importeur, de douane, de gemeente, hoveniers, enzovoort?
Gezien de strikte regelgeving en de risico’s dient Nederland behoedzaam om te gaan met het toepassen van uitzonderingen. Desgewenst ga ik graag in gesprek met de initiatiefnemers hoe we op alternatieve wijze aan de wensen rond Amerikaanse kransleggingstradities tegemoet kunnen komen.
Het bericht ‘Een extra kliko voor plastic: meer scheiden is niet beter’ |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een extra kliko voor plastic: meer scheiden is niet beter»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat uit dit artikel naar voren komt?
Ik herken een aantal zaken die in dit opiniestuk genoemd worden zoals de betrokkenheid van de burgers bij het scheiden van afval en dat het niet altijd makkelijk is om dit scheiden goed te doen. Daarnaast herken ik ook het beeld dat er werk gemaakt moet worden van kwaliteit van de afvalstromen en dat grondstoffen in de EU beter verwerkt moeten worden.
Bent u bekend met onderzoeken van onder andere Wageningen University & Research (WUR) die aangeven dat het daadwerkelijk zinnig hergebruik van huishoudelijke kunststof afval uit plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drinkpakken (PMD) blijft steken rond de 20 procent (bladzijde 60)?2 Bent u bekend met het voorstel «Raamovereenkomst Verpakkingen» zoals afgelopen vrijdag, 29 november 2019, aangenomen door de ledenvergadering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)? Is het ministerie partij bij dit nieuwe voorstel?
Ja, ik ben bekend met de onderzoeken van Wageningen University & Research (WUR).
Nederlands kunststof verpakkingsafval wordt op verschillende manieren ingezameld en gerecycled. De voorkomende routes zijn: bronscheiding van huishoudelijk verpakkingsafval, nascheiding van huishoudelijk verpakkingsafval, statiegeld en de inzameling van bedrijfsmatig verpakkingsafval. Volgens de WUR werd in 2014 25% van alle kunststofverpakkingen bij huishoudens gescheiden ingezameld. Daarvan werd 89% voor recycling aangeboden.3 Deze route zorgde daarmee in 2014 voor de recycling van 20 procentpunt van de totale hoeveelheid verpakkingen die op de markt kwam. In 2016 is dit aandeel volgens WUR gestegen naar 26 procentpunt. Deze stijging is volgens de WUR het gevolg van de brede PMD-inzameling.4 Samen met de andere inzamelroutes (nascheiding, statiegeld en bedrijfsafval) leidt dit opgeteld tot het totaalpercentage aan verpakkingen dat gerecycled wordt.
Wel wordt ook door de WUR geconstateerd dat in de periode 2014–2016 met de toegenomen PMD-inzameling ook de vervuiling in dit PMD is toegenomen. Dit zorgpunt wordt door de Raamovereenkomstpartijen (VNG, Stichting Afvalfonds Verpakkingen en Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) onderkend. De nieuwe afspraken hebben als doel dit op te lossen.
Is het ministerie betrokken geweest bij de ontwikkeling van dit voorstel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja, ik ben bekend met de afspraken die gemaakt zijn tussen het verpakkend bedrijfsleven en de VNG.
De juridische en beleidsmatige basis voor het verpakkingenbeleid is vastgelegd in het Besluit beheer verpakkingen 2014 (hierna: Besluit). Dit Besluit stelt producenten van verpakte producten er verantwoordelijk voor zorg te dragen voor de gescheiden inname of de inname en nascheiding van de door hen in Nederland in de handel gebrachte verpakkingen. Daarnaast dienen producenten ervoor te zorgen dat de in het Besluit gestelde doelstellingen t.a.v. recycling worden gehaald. Stichting Afvalfonds Verpakkingen voert als collectief namens producenten de verantwoordelijkheden uit het Besluit uit.
In december 2018 is naar aanleiding van de tussenevaluatie van de Raamovereenkomst Verpakkingen het platform ketenoptimalisatie (PKO) opgericht. Binnen het PKO is door de VNG en het Afvalfonds gewerkt aan de inrichting van het regiemodel voor de inzameling, sortering en recycling van PMD- verpakkingsafval. Met de afspraken die nu tussen de VNG en het verpakkend bedrijfsleven zijn gemaakt geven de producenten uitwerking aan de producentenverantwoordelijkheid die zij hebben. Het ministerie is op regelmatige basis geïnformeerd over de voortgang en de inhoud van de afspraken. Het ministerie is geen partij bij dit nieuwe voorstel.
Acht u het wenselijk dat gemeenten aan autonomie verliezen op de zeer zichtbare gemeentelijke taak van het inzamelen van afval?
Zie antwoord vraag 4.
Neemt de verwarring onder consumenten niet toe door ook niet-recyclebare verpakkingen bij het PMD te voegen? En wat is volgens u het hoofddoel van gescheiden inzameling bij de bron; de producentverantwoordelijkheid of circulariteit?
Gemeenten hebben een zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Met deze afspraken verandert er niets aan de gemeentelijke autonomie bij het inzamelen van afval.
De producentenverantwoordelijkheid maakt producenten verantwoordelijk voor de inzameling en recycling van verpakkingen en producenten betalen hiervoor de kosten. In de Raamovereenkomst is tussen gemeenten, het bedrijfsleven en het Rijk afgesproken dat gemeenten de ketenregie voeren over het kunststofverpakkingsafval. Dit betekent dat gemeenten naast inzameling sinds 2015 ook verantwoordelijk waren voor het sorteren en recyclen van kunststofverpakkingsafval. Hiervoor ontvingen zijn een ketenvergoeding van het verpakkend bedrijfsleven.
Naar aanleiding van de tussenevaluatie van de Raamovereenkomst bleek dat de kunststofverpakkingsketen niet effectief en efficiënt georganiseerd was en dat dit ook te maken had met de rolverdeling in de keten en de betaalde vergoedingen. Ik heb uw Kamer over de uitkomsten van de tussenevaluatie geïnformeerd op 10 maart 2018 (Kamerstuk 28 694, nr. 135). De VNG heeft n.a.v. de tussenevaluatie een peiling gehouden onder haar leden en daaruit bleek dat ongeveer 50% van de gemeenten de integrale ketenregie van inzameling, sortering en recycling, niet meer kon of wilde uitvoeren. De uitkomsten van de peiling zijn medebepalend geweest voor de afspraken die nu gemaakt zijn.
In de nieuwe afspraken wordt gemeenten een mogelijkheid geboden hun taak te beperken tot inzameling. De sortering en recycling van kunststofverpakkingsafval valt dan onder de regie van de producenten, die dit samen met andere ketenspelers organiseert. Om recht te doen aan de afspraken van de Raamovereenkomst wordt tot het einde van de overeenkomst gemeenten wel de mogelijkheid geboden om de regie te houden als ze dat willen.
Op de buitengewone ALV van de VNG op 29 november jl. hebben gemeenten in zeer ruime meerderheid (98,1%) ingestemd met de nieuwe afspraken.
Klopt het dat naast de 30 procent van het PMD dat direct naar de verbrandingsoven gaat nog eens zo’n 38 procent van het PMD als «mix plastics» naar Duitsland wordt geëxporteerd? En dat dit als uitval wordt beschouwd, maar wel meegeteld wordt als gerecycled? En klopt het dat deze uitval met het nieuwe voorstel nog toe zal nemen?
Belangrijk uitgangspunt bij de nieuwe afspraken is geweest dat stoorstromen, zijnde (plastic) afval dat echt leidt tot een problemen bij de sortering of leidt tot slechte kwaliteit recycling, buiten de ingezamelde stroom worden gehouden. Naast dit uitgangpunt moeten consumenten bediend worden met een begrijpelijk en eenduidig inzamelsysteem. Daarmee wordt ook voorkomen dat de verantwoordelijkheid om goed- en slecht-recyclebare verpakkingen tot in detail van elkaar te onderscheiden, bij goedwillende consumenten wordt neergelegd.
Het hoofddoel van beleid is een circulaire verpakkingsketen. De gescheiden inzameling en de producentenverantwoordelijkheid zijn daarvoor instrumenten. Door het verpakkend bedrijfsleven verantwoordelijk te maken de verpakkingenstroom breed in te zamelen, ontstaat een stimulans om voor alle verpakkingen in te zetten op recycling en het op de markt brengen van niet-recyclebare verpakkingen te minimaliseren. Het verpakkend bedrijfsleven stuurt op beter recyclebare verpakkingen door tariefdifferentiatie toe te passen.
Kunt u toelichten waarom PMD uitgangpunt moet worden, gelet op de cijfers genoemd bij vraag 8? Waar zit de milieuwinst, gelet op gepresenteerde analyse in bovengenoemd bericht?
Al het ingezamelde PMD wordt naar de sorteerders gebracht. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 wordt circa 89% van het ingezameld plastic gerecycled. De overige 11% betreft vocht en vuil en niet recyclebaar sorteerresidu. De recycling vindt plaats in Nederland en in omringende EU-lidstaten.
Een deel van de recyclebare stroom, de zogenoemde mix-fractie, vindt zijn toepassing in diverse, vaak volumineuze objecten als pallets, verkeersbordvoetjes, wegbaanscheidingselementen, geluidswallen, tuin-palissades, etc. Hierbij wordt tropisch hardhout en/of cement vervangen. Verder hebben deze objecten levensduren die vaak de 40 jaar overschrijden, zonder behoefte aan onderhoud. Deze toepassing heeft daarom doorgaans een positief milieueffect en voldoet aan de geldende definitie van recycling. Ik zie geen reden deze stromen als verloren te beschouwen.
Wel hebben de nieuwe afspraken mede als doel te sturen op betere kwaliteit van recycling. o.a. door betere sortering mogelijk te maken waardoor de hoeveelheid mixed-plastic daalt en er meer mono-stromen (PE, PP en PET) overblijven.
Was het rapport Berenschot «Routekaart materiaalverduurzaming kunststof verpakking» van juli 20183, waarin onder andere wordt verwezen naar toenemende kosten voor inzamelen en sorteren alsmede afnemende kwaliteit door de invoering van PMD, bij u bekend op het moment dat een positief advies uitgebracht werd over het VNG-voorstel «Raamovereenkomst Verpakkingen» waarin PMD als uitgangspunt wordt voorgesteld?
Zoals in dit opiniestuk ook wordt aangehaald bestaat er bij de burger soms verwarring over welke verpakking in welke bak hoort. Ik streef ernaar dat afvalscheiding voor de burger eenvoudig en begrijpelijk wordt. In ongeveer 80% van de gemeenten met bronscheiding wordt verpakkingsafval nu via PMD ingezameld en dit heeft geleid tot een forse toename van de hoeveelheid ingezameld verpakkingsafval. Gemeenten hebben hier zelf voor gekozen. Bij het opstellen van de nieuwe afspraken was het ook de inzet van de gemeenten om PMD als uitgangpunt te nemen. Nu PMD-inzameling de standaard is, ontstaat eenduidigheid en hoeven consumenten ook niet uitgebreid geïnstrueerd te worden. Alle verpakkingen horen dan in de PMD-bak/zak. De enige uitzonderingen hierop zijn glas en oud-papier, stromen waarvan de consument al decennia gewend is ze te scheiden.
Bent u bekend met de analyse in dit rapport dat de doelstelling van het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) in combinatie met hogere tarieven voor de restfractie leidt tot «afwijkend gedrag» (blz. 30) waarbij meer restafval in PMD terechtkomt?
Ja, ik ben bekend met het rapport.
Bent u bekend met het rapport «Verbeteropties voor de recycling van kunststof verpakkingen» van de WUR waarin gesteld wordt dat de industrie een negatieve prikkel zal ondervinden bij inspanningen om sortering te verbeteren met het oog op circulariteit? Zo ja, waarom toont u zich alsnog voorstander van de overheveling van de regie van gemeenten naar de industrie, gelet op deze negatieve prikkel?
Zoals in mijn Kamerbrief van 9 oktober 2019 betreffende de voortgang van diverse initiatieven circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 96) gemeld, is mijn inzet voor huishoudelijk afval erop gericht om naast het verhogen van de afvalscheiding en het verminderen van de hoeveelheid restafval, de kwaliteit van de deelstromen verder te verbeteren.
PMD wordt op kosten van de producenten ingezameld en daarmee is de inzameling voor gemeenten en burger in principe gratis. Indien gemeenten de hoeveelheid restafval proberen af te remmen voor burgers kan dit een prikkel zijn om restafval bij het PMD te stoppen. Onderzoek van het Learning Centre Kunststof Verpakkingen6 heeft naar voren gebracht dat vervuiling in het PMD niet het gevolg is van de keuze voor PMD, maar het gevolg van de andere karakteristieken van het afvalinzamelsysteem: zoals de inzamelfrequentie, de hoogte van tarieven voor restafval of het al dan niet toepassen van omgekeerd inzamelen.
De nieuwe afspraken scheppen dan ook duidelijkheid tussen gemeenten en de overige ketenspelers over de toegestane vervuiling in het PMD. Indien een gemeente er niet in slaagt PMD volgens de afgesproken kwaliteit in te zamelen, is het aan deze gemeente ervoor te zorgen dat deze kwaliteit verbetert. Ook wordt door de Raamovereenkomstpartijen voor PMD ingezet op eenduidige inzameling en communicatie richting de consument.