Kamervraag 2020Z11465

Beperkingen opgelegd aan studenten in het openbaar vervoer

Ingediend 18 juni 2020
Beantwoord 8 juli 2020 (na 20 dagen)
Indieners Gijs van Dijk (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA)
Beantwoord door Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66)
Onderwerpen spoor verkeer
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z11465.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3466.html
  • Vraag 1
    Klopt het dat reizen met het openbaar vervoer vanwege de coronacrisis de laatste maanden door veel Nederlanders wordt vermeden?

    Tot 1 juli jl. was het OV alleen voor noodzakelijke reizen. De reizigers houden zich over het algemeen goed aan de afspraken. In het begin van de coronacrisis was het gebruik circa 15% t.o.v. 2019. Inmiddels is het gebruik gemiddeld 35% – 40% ten opzichte van 2019.

  • Vraag 2
    Klopt het dat reizigers die de beschikking hebben tot een auto sinds de coronacrisis minder vaak reizen met het openbaar vervoer?

    Sinds het begin van de coronacrisis zien we dat het OV-gebruik sterk is gedaald. De belangrijkste reden hiervoor is dat veel mensen minder zijn gaan reizen omdat ze niet meer naar kantoor of onderwijsinstelling gaan. Daarnaast is een klein deel van de OV-reizigers op dit moment overgestapt naar een andere modaliteit (auto, fiets, lopen). Dit zien we in mindere mate ook bij automobilisten waar een klein deel is overgestapt naar fiets of lopen.

  • Vraag 3
    Klopt het dat veel studenten afhankelijk zijn van het openbaar vervoer omdat zij geen beschikking hebben over een alternatief?

    Scholieren en studenten maken veel meer gebruik van het openbaar vervoer dan andere groepen in de samenleving. Normaal gesproken zijn studenten en scholieren goed voor circa een derde van alle afgelegde treinkilometers in Nederland en voor bijna de helft van alle bus-, tram en metrokilometers, terwijl hun aandeel in de totale mobiliteit niet meer dan 15% is. Uit eerdere studies is ook bekend dat volwassenen (18+) die géén rijbewijs hebben, voor een groter deel van hun kilometers gebruik maken van het openbaar vervoer. Zij leggen 35%van hun kilometers af met het ov, terwijl volwassenen met rijbewijs daarmee maar 9% van hun kilometers realiseren.
    De afhankelijkheid van het OV hangt af van herkomst en de bestemming en de beschikbaarheid van een alternatief (fiets, lopen of auto). Voor veel korte verplaatsingen is de fiets een goed alternatief voor het OV. Van de door MBO-, HBO- en WO-studenten gemaakte ritten, is normaal gesproken 2% van de treinritten korter dan 5 kilometer en 43% van de bus, tram en metroritten korter dan 5 kilometer.
    Omdat veel studenten aangewezen zijn op het OV om hun onderwijsinstelling te bereiken en het van belang is dat alle studenten kunnen deelnemen aan de activiteiten op de onderwijsinstelling, zijn er geen specifieke beperkingen opgelegd aan studenten in het OV. Samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb ik afspraken gemaakt met onderwijskoepels en vervoerders over aanvangs- en eindtijden van onderwijsactiviteiten. Deze afspraken hebben tot doel zoveel mogelijk reizigers veilig te kunnen vervoeren richting onderwijsinstellingen binnen de capaciteitsbeperkingen van het OV.

  • Vraag 4
    Waarom heeft u specifiek aan studenten gevraagd om het openbaar vervoer te mijden in de spits?

    De oproep om drukte te mijden en zoveel mogelijk buiten de spits te reizen geldt voor alle OV-reizigers.

  • Vraag 5
    Heeft u voor de invoering van de beperkingen overlegd met studentenvakbonden en/of onderwijsvakbonden over het besluit om studenten te weren in de spits? Zo nee, waarom niet?

    Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven gelden geen beperkingen voor studenten in het OV. De gemaakte afspraken zien op spreiding van onderwijsactiviteiten om zo ook spreiding in gebruik van het OV mogelijk te maken. Als uitgangspunten zijn daarbij haalbaarheid en uitvoerbaarheid gehanteerd. Studentenbonden zijn hier niet rechtstreeks bij betrokken geweest. Wel zijn het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) geïnformeerd over de aard van de afspraken, voordat deze definitief waren.

  • Vraag 6
    Heeft u ook rekening gehouden met de positie van studenten die buiten de randstad wonen?

    Door te kiezen voor spreiding van onderwijsactiviteiten en niet voor beperkingen voor studenten worden alle studenten in gelegenheid gesteld deel te kunnen nemen aan onderwijsactiviteiten. Regionaal worden de afspraken uitgewerkt tussen vervoerders en onderwijsinstellingen om rekening te kunnen houden met de regionale situatie en mogelijkheden.

  • Vraag 7
    Hoe beoordeelt u het feit dat studenten onmogelijk op tijd kunnen komen bij hun stageplekken, waar geen sprake is van aangepaste roosters?

    De oproep aan alle reizigers is drukte te vermijden en zo veel mogelijk buiten de spits te reizen. Deze kaders bieden de ruimte om op tijd te kunnen komen bij een stageplek.

  • Vraag 8
    Waarom bent u van mening dat het rechtvaardig is om studenten de komende tijd te vragen minder gebruik te maken van het openbaar vervoer? Vindt u de belangen van studenten niet even zwaarwegend als die van andere reizigers in het openbaar vervoer?

    Zie het antwoord op vraag 4.

  • Vraag 9
    Hoe weegt u de belangen van stagairs en studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs (MBO en HBO) die hun opleiding niet vanuit huis kunnen volgen?

    Zie het antwoord op vragen 3 en 4.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven hoe lang de beperkingen in het openbaar vervoer zullen gelden? Hoe lang verwacht u aan studenten te zullen vragen om het openbaar vervoer te mijden tijdens de spits?

    De algemeen geldende oproep om drukte te vermijden en zo veel mogelijk buiten de spits te reizen zal gelden zo lang de situatie rond COVID-19 daar aanleiding toe geeft.

  • Vraag 11
    Welke alternatieve vervoersmogelijkheden zijn er voor studenten als zij in september nog steeds geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer in de spits?

    Zie het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 12
    Bent u bereid om bij de vervolggesprekken en -afspraken over het gebruik van het openbaar vervoer door studenten, ook de studentenbonden en onderwijsvakbonden tijdig te betrekken?

    Indien nieuwe afspraken worden gemaakt of de gemaakte afspraken worden herzien, zal ik in overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bezien hoe studentenbonden en/of onderwijsvakbonden op passende wijze betrokken kunnen worden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z11465
Volledige titel: Beperkingen opgelegd aan studenten in het openbaar vervoer
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-3466
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Gijs van Dijk en Van den Hul over beperkingen opgelegd aan studenten in het openbaar vervoer