Het bericht 'Ondernemers in krediet-ellende' |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ondernemers in krediet-ellende»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat «ondanks afspraken met de overheid de wachttijden voor de kredieten lang zijn, ondernemers massa’s papierwerk moeten inleveren en de kosten hoog zijn»? Deelt u de mening dat dit gegeven de huidige crisis geen gewenste situatie is, daar veel ondernemers het water aan de lippen staat?
Mij bereiken inderdaad signalen met betrekking tot de zakelijke kredietverlening. Het Ministerie van EZK en het Ministerie van Financiën voeren zeer regelmatig overleg met de banken over het proces van de kredietverlening en om de snelheid te bespreken. Banken verwerken momenteel een groot aantal kredietaanvragen. Snelheid van verwerking is daarbij van groot belang, zodat ondernemers ook snel weten waar zij aan toe zijn. De banken geven aan dat op het moment dat een aanvraag in behandeling wordt genomen de gemiddelde doorlooptijd van een aanvraag tot verstrekking van de BMKB-C 10 tot 14 dagen is. Dit gaat de goede kant op. Een belangrijke versnelling kan bereikt worden wanneer de ondernemer die krediet aanvraagt administratief de zaken op orde heeft en snel de benodigde informatie kan aanleveren bij de bank. Voor kleine kredieten wordt op dit moment een regeling uitgewerkt, de Kleine Kredieten Corona (KKC). Daarover heb ik uw Kamer recent geïnformeerd.2 Deze nieuwe regeling bevat een overheidsgarantie van 95% op leningen van financiers aan bedrijven. Met dit hoge garantiepercentage kan naar verwachting een groot aantal kleine ondernemingen geholpen worden aan financiering. Het kredietbeoordelingsproces door de financier kan grotendeels automatisch worden uitgevoerd, hetgeen de snelheid van het proces ten goede komt.
In overleg met de banken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is het proces van kredietverstrekking onder de BMKB-C en de GO-C geoptimaliseerd, zodat snel en optimaal gebruik kan worden gemaakt van de regelingen. Dit heeft mijn constante aandacht. Het is voorts belangrijk om op te merken dat de liquiditeitssteun die het kabinet biedt via de BMKB-C en de GO-C bedoeld is voor in de kern gezonde bedrijven. Het is belangrijk dat banken een goede risicobeoordeling uitvoeren, en mede daarom delen banken ook mee in het risico van de financieringen. Dit kan betekenen dat bepaalde bedrijven geen krediet krijgen, bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende terugbetaalcapaciteit hebben.
Kunt u aangeven of banken zich voor 100% hebben gecommitteerd aan het versneld uitvoeren van kredietfinancieringen tot en met € 250.000, ook voor mkb-ondernemers die nog geen kredietverstrekking hebben bij een bank? Indien ja, kunt u ook aangeven welke concrete aanpassingen er zijn gedaan in de procedures en/of automatische afhandeling in computersystemen bij de drie grote banken?
De gemiddelde BMKB-C lening is momenteel 171.000 euro. Banken zijn gecommitteerd om het mkb zo goed mogelijk te bedienen en daarbij een goede risicobeoordeling uitvoeren (zie ook het antwoord op vraag 2). Er zijn optimalisaties doorgevoerd ten aanzien van de BMKB om te komen tot een versneld beoordelingsproces. Dit betreft onder andere het verlengen van de looptijd van BMKB-C van 2 naar 4 jaar en het toevoegen van een omzettoets om de liquiditeitsbehoefte te bepalen die zorgt voor minder voorbereiding voor de ondernemer en bank. Daarnaast kunnen banken BMKB-posten in batches aanmelden bij RVO.nl in plaats van individueel de aanmeldingen doen, dit bespaart tijd. Het kabinet heeft daarnaast recent een aparte garantieregeling aangekondigd voor kleine ondernemers met een beperkte kredietbehoefte, waarbij het kredietbeoordelingsproces grotendeels automatisch kan worden uitgevoerd, hetgeen de snelheid van het proces ten goede komt.
Wat is uw indruk van de kredietverstrekking van banken aan bedrijven, in het bijzonder aan het mkb?
Mijn indruk is dat banken zich naar hun vermogen hebben ingezet om uitstel van aflossingen te verlenen en kredietlijnen te verstrekken, in het belang van het bedrijf en van de bank zelf. Waar het gaat om nieuwe financieringen blijkt het door de coronacrisis lastig voor banken om de financieringsrisico’s in te schatten. Deze onzekerheid resulteert in enige terughoudendheid. De regelingen BMKB-C, GO-C en KKC zijn er daarom op gericht om het financieringsrisico te beperken, waardoor banken gemakkelijker financiering kunnen verstrekken. In totaal hebben banken per 1 mei 2020 ongeveer 8000 nieuwe financieringen verstrekt aan bedrijven, met een totaalwaarde van 4,3 miljard euro. Banken hebben per 1 mei 2020 aan ruim 103.000 bedrijfsklanten (inclusief mkb) uitstel van betaling verleend, waarmee in totaal 2,7 miljard euro is gemoeid. Bovengenoemde aantallen en bedragen zullen de komende tijd verder oplopen.
Welke mogelijkheden hebt u, naast een moreel appel, om de kredietverlening van banken aan (mkb-)bedrijven te versnellen, vereenvoudigen en verbeteren?
Het is van groot belang dat de kredietverlening door de banken zo snel mogelijk ten goede komt aan (mkb-)bedrijven. Banken verwerken op dit moment grote aantallen kredietaanvragen en snelheid is daarbij cruciaal. Een belangrijke versnelling kan hierbij bereikt worden wanneer de ondernemer die krediet aanvraagt administratief de zaken op orde heeft en snel de benodigde informatie kan aanleveren bij de bank.
Hoe staat u tegenover het, tot een bepaalde hoogte van het bedrag, voor 100% garant staan voor leningen aan het mkb, zoals de Duitse overheid doet? Zou dit ook voor Nederland een optie kunnen zijn?
Het Duitse voorbeeld is niet toepasbaar op de Nederlandse situatie. Bij ons wordt de kredietbeoordeling en -acceptatie volledig gedaan door de banken zelf. Een garantiepercentage van 100% zou hier kunnen leiden tot onverantwoorde toekenning van aanvragen van bedrijven die krediet mogelijk niet kunnen dragen, wat op korte termijn veel liquiditeit zou verschaffen, maar op langere termijn tot hoge kosten van de belastingbetaler zou leiden. In Duitsland toetsen banken vooraf op voorwaarden gesteld door de Duitse overheid en doen geen aanvullende kredietbeoordeling en wordt het krediet voor 100% door de Duitse overheidsbank KfW gefinancierd. De Duitse banken hebben in dat proces daardoor vooral een uitvoerende rol. Met de garantieregelingen KKC, BMKB-C en GO-C wordt op een verantwoorde manier een groot gedeelte van het mkb bereikt.
Bent u van mening dat Qredits een daadkrachtige rol zou kunnen vervullen in deze crisis, wanneer andere banken hier onvoldoende toe in staat blijken? Indien ja, op welke wijze(n) kan het kabinet deze rol versterken?
Extra inzet vanuit Qredits is onderdeel van het noodpakket banen en economie. Qredits heeft daadkrachtig opgetreden door na de aankondiging van het noodpakket3 een loket te openen voor uitstel van aflossing voor bestaande klanten gedurende zes maanden. Er zijn inmiddels 5100 aanvragen goedgekeurd. Qredits financiert en coacht een grote groep kleine en startende ondernemers, die via de bank vaak moeilijk aan financiering komen.
Kunt u deze vragen gelet op hun urgentie binnen één week beantwoorden?
Dit is door grote drukte en de benodigde interdepartementale afstemming helaas niet gelukt.
Het bericht dat Corona de armoede versterkt. |
|
Joël Voordewind (CU), Achraf Bouali (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoe corona de armoede versterkt» uit Het Financieel Dagblad van 7 april 2020?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de noden in ontwikkelingslanden, waar de gevolgen van de coronacrisis gezien de staat van de gezondheidszorg aldaar mogelijk desastreus zullen zijn?
Die zorgen deel ik. Ervaring met eerdere gezondheidscrises, zoals de ebola-crisis, wijzen uit dat de toch al zwakke gezondheidszorgsystemen in ontwikkelingslanden maximaal onder druk zullen komen te staan. Ontwikkelingslanden kampen vaak met tekorten aan gezondheidspersoneel, persoonlijke beschermingsmaterialen en geneesmiddelen. Veel landen hebben bovendien een zeer geringe IC-capaciteit. COVID-19 is daarbij niet de enige gezondheidscrisis die mensen in de armste landen ervaren: medische dienstverlening is al beperkt aanwezig voor bijvoorbeeld moeder- en kindzorg of de behandeling van andere ziektes zoals TB, malaria en HIV/Aids.
Deelt u de opvatting dat het bijdragen aan oplossingen voor deze delen van de wereld voortkomt uit solidariteit, maar ook uit eigenbelang gezien de verwevenheid van de wereld? Welke belangen ziet u?
De impact van de coronacrisis op kwetsbare landen zal naar verwachting fors zijn, op het vlak van de volksgezondheid, maar ook sociaaleconomisch en voor de politieke en economische stabiliteit. Dat heeft gevolgen voor de mensen in ontwikkelingslanden zelf en indirect ook voor de rest van de wereld. Met het bijdragen aan het bestrijden en mitigeren van de coronacrisis in ontwikkelingslanden neemt Nederland verantwoordelijkheid om de meest kwetsbare mensen en landen in de wereld te ondersteunen. En dat is ook in het belang van Nederland zelf, omdat de korte en lange termijn gevolgen van deze crisis ook Nederland raken. De wereldgemeenschap is in de strijd tegen COVID-19 zo sterk als de zwakste schakel. Virussen kennen geen grenzen, net zo min als hun negatieve gevolgen. Juist voor Nederland als open economie, die ongeveer een derde van het totale inkomen verdient door te handelen met het buitenland, is het van belang dat overal ter wereld de strijd tegen COVID-19 wordt gevoerd en gesteund.
Kunt u een overzicht geven van de vrijgemaakte bilaterale middelen van andere EU-landen en EU-instellingen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19?
Verschillende EU-instellingen en individuele lidstaten hebben initiële financiële bijdragen ten behoeve van de externe COVID-19 aanpak aangekondigd. De Europese Commissie (EUR 10,4 mrd) en Europese Investeringsbank (EUR 5,2 mrd) stellen een bedrag van in totaal 15,6 mrd beschikbaar, dat grotendeels voortkomt uit herprogrammering. Van dit pakket zal EUR 502 mln ten goede komen aan korte termijn noodhulp/ humanitaire steun, EUR 2,9 mrd voor versterking van gezondheidssystemen en EUR 12,3 mrd voor de beperking van sociaaleconomische gevolgen.
Daarnaast is de verwachting van de Europese Commissie dat de individuele bijdragen van lidstaten optellen tot nog eens EUR 4 mrd, bestaande uit zowel schenkingen als leningen of garanties. Een precies overzicht is nog niet te geven; nog niet alle lidstaten hebben hun (voorziene) maatregelen al aangekondigd. Voorbeelden van reeds aangekondigde steunpakketten komen bijvoorbeeld uit Duitsland, dat al een pakket van EUR 1 mrd aankondigde, nog zonder verdere toelichting over specifieke bestedingen. Frankrijk zegde een bedrag van EUR 1,2 mrd toe, voor EUR 1 mrd bestaande uit leningen. Denemarken zette EUR 150 mln opzij voor de internationale COVID-19 respons en Zweden, dat nog geen volledig pakket aankondigde, heeft via verschillende maatregelen ruim EUR 14 mln toegezegd.
Welke oproepen tot financiële steun van de VN-instellingen, de multilaterale financiële instellingen, alsook van het maatschappelijk middenveld zijn er inmiddels binnengekomen en om welke bedragen gaat het?
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 14 april over de Nederlandse inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden staat een overzicht van de gecoördineerde multilaterale en humanitaire financieringsverzoeken die ik reeds heb ontvangen naar aanleiding van de COVID-19 crisis. Veel andere organisaties en instellingen zijn op dit moment nog aan het inventariseren welke additionele steun ze nodig hebben, en welke ombuigingen zij kunnen doen binnen bestaande financiering.
Hoe duidt u het gegeven dat – gezien de aanstaande economische crisis als gevolg van de coronacrisis – het aan de 0,7%-BNI-norm gekoppelde ontwikkelingsbudget zal dalen? Welk gat dreigt er te vallen?
Het Nederlandse ODA-budget is zoals afgesproken in het regeerakkoord gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI en komt daarmee op 0,7% BNI minus EUR 1,4 miljard. Budgettaire ruimte hangt mede samen met de BNI-ontwikkeling en de effecten hiervan op het ODA-budget. Naar verwachting zal hierover richting de zomer meer bekend worden. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft omwille van de bijzondere situatie recent reeds vier scenario’s gepubliceerd over mogelijke effecten van COVID-19 op de economische ontwikkeling. In alle scenario’s wordt rekening gehouden met een economische krimp.
Bent u het ermee eens dat – gezien zowel de economische als de gezondheidsproblematiek in ontwikkelingslanden – een verdere daling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking zeer onwenselijk zou zijn?
Ja. Afwegingen daarover worden integraal bekeken in het licht van humanitaire en ontwikkelingssituatie, de Rijksbrede prioriteiten en de budgettaire kaders.
Bent u bereid alles wat nodig is – zowel vanuit solidariteit als eigenbelang en zowel vanuit bilateraal als Europees verband – te ondernemen om de crises in deze regio’s voor zover mogelijk het hoofd te kunnen bieden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u op de korte termijn? Wat heeft u hiervoor nodig?
Om de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden in ontwikkelingslanden, is een internationaal gecoördineerde inzet en financiering wenselijk. Verschillende internationale en multilaterale organisaties hebben de kennis en expertise om een goede inschatting te kunnen maken waar hulp geboden is en kunnen deze via bestaande structuren snel leveren. Om die reden heb ik per direct EUR 100 mln vrijgemaakt op mijn begroting als onderdeel van deze internationale gecoördineerde inzet. Nederland draagt hiermee bij aan preventie, humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid via de WHO en de VN-Noodhulporganisaties, maar ook via andere betrouwbare partners zoals de Dutch Relief Alliance en het Internationaal Comité van het Rode Kruis.
Mede in aanloop naar de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) van 8 april 2020 heb ik intensief contact gezocht met mijn EU-collega’s ten behoeve van een krachtige en gecoördineerde EU-inzet. Tijdens de RBZ/OS gaven de EU-instellingen en lidstaten een toelichting op hun geplande inzet. Ook schaarde de Raad zich achter de door de Commissie en EDEO voorgestelde Team Europe benadering; het gezamenlijk optrekken van de Commissie, EU-instellingen, EU lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en -banken. De Team Europe benadering zal zijn beslag moeten krijgen in partnerlanden én op mondiaal niveau.
Het kabinet heeft naar aanleiding van het plenair debat met de Tweede Kamer over ontwikkelingen rondom het coronavirus op 16 april 2020 de Adviesraad Internationale Vraagstukken verzocht een spoedadvies op te stellen over de wijze waarop Nederland effectief en op gepast niveau kan bijdragen aan de mondiale strijd tegen de impact van het corona virus, met speciale aandacht voor de meest kwetsbare landen en groepen, vooral in Afrika.
Ben u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Helaas is dit niet gelukt.
Politieke gevangenen in Turkije |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Turkey to free thousands of prisoners due to coronavirus pandemic»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Turkije vanwege de verspreiding van het coronavirus tienduizenden gevangenen vrijlaat, maar dat een uitzondering wordt gemaakt voor politieke gevangenen?
Turkije heeft besloten in totaal ongeveer 90.000 gevangenen vrij te laten. Deze (tijdelijke) vrijlating heeft twee doeleinden: voorkomen van verspreiding van het coronavirus in de gevangenissen, en tegelijkertijd ook het verlichten van de druk op overvolle gevangenissen. Er worden uitzonderingen gemaakt voor verschillende categorieën gevangenen, waaronder hen die zijn veroordeeld onder de anti-terreur wetgeving.
Hoe beoordeelt u het dat allerlei gevangenen worden vrijgelaten om gezondheidsredenen, maar de regeling niet geldt voor politieke gevangenen die sowieso al ten onrechte opgesloten zijn?
Het is goed dat er nu met het oog op de verspreiding van het Coronavirus iets wordt gedaan aan de overvolle gevangenissen in Turkije, zoals maatschappelijke organisaties ook aangeven.
De Europese Commissie heeft zorgen uitgesproken over het uitsluiten van personen die vastzitten op basis van een voorarrest of vanwege niet-gewelddadige misdrijven, zoals advocaten, journalisten, politici, en mensenrechtenverdedigers. Het Kabinet onderschrijft dit.
Hoe verhoudt het vasthouden van mensen om hun mening zich tot het internationaal recht? Kunt u in uw antwoord ook ingaan op uitspraken van nationale en internationale hoven over vrijlating van een aantal specifieke politieke gevangenen in Turkije?
De vrijheid van meningsuiting is verankerd in het internationaal recht. Het is om die reden dat Nederland in het kader van de UPR Turkije heeft opgeroepen het uiten van kritiek niet te bestraffen en gerelateerde wetsartikelen waarvan een te brede toepassing de vrijheid van meningsuiting inperkt te decriminaliseren. Zoals bekend is aanpassing van de brede definitie van terrorisme in de Turkse anti-terreurwetgeving ook een voorwaarde in het EU-visumliberalisatieproces.
Bovendien dient Turkije zich als lid van de Raad van Europa te houden aan uitspraken van het EHRM. De EU roept Turkije dan ook regelmatig op om zich te houden aan de principes van het EVRM.
Hoeveel politieke gevangenen heeft Turkije nu en hoe verhoudt dat zich tot 2016, in de periode vóór de mislukte coup?
Sinds de couppoging van 2016 is een groot aantal arrestaties verricht en is het aantal gevangenen in Turkije toegenomen. Het kabinet kan echter niet met zekerheid vaststellen in hoeveel gevallen het personen betreft die om politieke redenen vastzitten. Betrouwbare cijfers daarover zijn niet beschikbaar.
Bent u bereid contact op te nemen met uw Turkse ambtsgenoot om erop aan te dringen dat juist ook politieke gevangenen worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
Nederland kaart de mensenrechtensituatie in Turkije, waaronder de vrijheid van meningsuiting, regelmatig en op alle niveaus aan en zal dit blijven doen, ook in Europees en internationaal verband.
Het bericht ‘Verzorging 750 dieren in Oliemeulen Tilburg in gevaar door coronacrisis: ‘We vragen dringend hulp’’ |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de berichten «Verzorging 750 dieren in Oliemeulen Tilburg in gevaar door coronacrisis: «We vragen dringend hulp»» en «Kleine dierenparken luiden noodklok: «Ik wil geen dieren moeten verkopen»?1 2
Ja, deze berichten zijn mij bekend.
Voor welke steunmaatregelen komen dierenparken momenteel in aanmerking?
Er zijn verschillende regelingen waar werkgevers en ondernemers in Nederland gebruik van kunnen maken tijdens de coronacrisis. Werkgevers, en dus ook dierentuinen, komen in aanmerking voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden die passen bij deze regeling. Dierentuinen met directeur-groot aandeelhouders die niet op de loonlijst staan kunnen mogelijk in aanmerking komen voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden. Daarnaast zijn er garantieregelingen, zoals BMKB-C en GO, waarmee ondernemers in financiële nood geld bij de bank kunnen lenen, en kunnen ondernemers uitstel van belastingbetaling krijgen. Ten slotte komen kleinere dierentuinen in aanmerking voor de TOGS, waarmee zij eenmalig € 4.000 kunnen ontvangen. Van welke regelingen een dierentuin gebruik kan maken, hangt onder andere af van het aantal arbeidskrachten dat in dienst is en of de dierentuin btw afdraagt.
Deelt u de mening dat genoemde parken een belangrijke maatschappelijke functie vervullen en daarnaast onmisbaar zijn voor de opvang van dieren?
Dierentuinen hebben een maatschappelijke waarde vanwege hun educatieve functie en de bijdrage die zij leveren aan conservatie. Ook vangen sommige dierentuinen verwaarloosde exotische dieren op.
Bent u bereid te inventariseren welke dierenparken middelen missen voor de noodzakelijke zorg aan dieren gedurende deze crisis? Bent u bereid om deze parken te helpen?
Ik sta in nauw contact met de dierentuinen over de problemen die zij ervaren tijdens de coronacrisis. Net als vele andere sectoren in Nederland hebben zij het financieel lastig omdat hun inkomsten zijn weggevallen, terwijl hun vaste lasten doorlopen. De generieke maatregelen, zoals genoemd bij vraag 2, zijn bedoeld om de impact van de coronacrisis op bedrijven zo goed mogelijk op vangen. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de huidige maatregelen, om te bezien of eventuele aanpassing van het generieke maatregelenpakket gewenst is. Daarom heb ik de dierentuinen gevraagd inzicht te geven in de kosten die zij maken en aan te geven waar de huidige maatregelen tekort schieten. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het generieke maatregelenpakket en heeft contact met de dagattractiesector, waaronder de dierentuinen vallen, over de economische gevolgen van de coronacrisis.
Bent u bereid om een regeling te treffen speciaal voor dierenparken die hoofdzakelijk draaien op vrijwilligers en daardoor uitgezonderd zijn van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)?
Dierentuinen die hoofdzakelijk draaien op vrijwilligers kunnen gebruik maken van verschillende regelingen, zoals genoemd bij vraag 2. Een tegemoetkoming in loonkosten via de NOW is op dierentuinen die hoofdzakelijk draaien op vrijwilligers inderdaad niet van toepassing. Er wordt ingezet op generieke maatregelen om de dierentuinen te helpen.
Het bericht dat andere Europese landen 10 miljard dollar aan belastinginkomsten mislopen door belastingontwijking via Nederland |
|
Renske Leijten |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kunt u reageren op het bericht «Revealed: Netherlands, blocking EU’s Covid19 recovery plan, has cost EU countries $ 10bn in lost corporate tax a year»?1
Ja. In het bericht van Tax Justice Network wordt gemeld dat veel winsten van buitenlandse multinationals naar Nederland worden verplaatst om in Nederland laag te worden belast. Ik herken mij niet in dit beeld. Nederland heft tegen het reguliere tarief van 25% vennootschapsbelasting over de onder internationaal overeengekomen regels aan Nederland toerekenbare ondernemingswinsten (en effectief 7% voor zover op die winsten de innovatiebox van toepassing is). Dat neemt niet weg dat ons internationaal georiënteerde belastingstelsel onbedoeld aantrekkelijk kan zijn voor structuren waarmee belasting kan worden ontweken. Bijvoorbeeld door geld via Nederland naar landen met een laag belastingtarief te laten stromen. Het kabinet vindt belastingontwijking ongewenst, omdat het ervoor zorgt dat de kosten van algemene voorzieningen worden afgewenteld op burgers en bedrijven die geen belasting ontwijken. De strijd tegen belastingontwijking is daarom een speerpunt van dit kabinet. Dit kabinet zet daarbij in op zowel unilaterale maatregelen als op internationale samenwerking. In de beantwoording van uw vragen hierna ga ik hier nader op in. Bovendien heeft de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals in haar adviesrapport van 15 april jl. een breed palet aan grondslagverbredende maatregelen aanbevolen. Ik verwacht deze zomer een kabinetsreactie op dit rapport aan uw Kamer aan te bieden.
Deelt u de mening dat Amerikaanse bedrijven zeker nu hun steentje bij horen te dragen aan de bestrijding van de coronapandemie en de economieën van getroffen landen, zowel in Europa als in andere regio’s?
Het is nodig dat alle bedrijven, waar ook gevestigd, hun verantwoordelijkheid nemen door rekening met elkaar te houden en samen te werken om de tegenslagen van de coronacrisis samen op te vangen. Het kabinet roept alle bedrijven op om zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden, ook mensen met een flexibel contract, om de economie zoveel mogelijk draaiende te houden. Daarbij roept het kabinet bedrijven ook op om alleen gebruik te maken van de noodmaatregelen als het echt nodig is en om voorlopig geen dividend uit te keren. Dat neemt niet weg dat het kabinet aan het verlenen van steun in de toekomst voorwaarden kan stellen. Ik verwijs ook naar de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën van 1 mei 2020 over steunverlening aan individuele bedrijven.
Onderschrijft u de cijfers van Tax Justice Network dat zo’n 45 miljard dollar aan winst via Nederlandse belastingontwijkingsconstructies veel lager belast wordt dan in de landen waar de omzet wordt gemaakt, zoals zwaar getroffen landen als Italië en Spanje, waardoor deze landen respectievelijk 1,5 en 1 miljard dollar aan belastinginkomsten mislopen? Zo nee, waarom niet en kunt u hier andere cijfers tegenover plaatsen?
Naar de omvang van belastingontwijking wordt veel onderzoek gedaan. Internationaal opererende bedrijven maken bij belastingontwijking vaak gebruik van verschillen tussen fiscale stelsels (mismatches). Het toewijzen van bedragen die voortkomen uit mismatches aan een enkel land is daarmee altijd arbitrair. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) doet ook geen uitspraken over landspecifieke bedragen. Nederland heft tegen het reguliere tarief van 25% vennootschapsbelasting over de onder internationale regels aan Nederland toerekenbare winsten. Omdat er geen eenduidig beeld is van de precieze omvang van belastingontwijking, is het precair om hierover stellige conclusies te trekken. Dat laat onverlet dat dit kabinet de aanpak van belastingontwijking als speerpunt heeft en hier maatregelen tegen genomen heeft. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn beantwoording van vraag 5 hierna.
Het rapport van Tax Justice Network baseert zich op Amerikaanse data uit landenrapporten (country-by-country reporting) uit 2017. Over deze gegevens zijn de volgende opmerkingen te plaatsen. Zo zijn in veel gevallen deelnemingsdividenden of andere deelnemingsresultaten in de winst opgenomen, waardoor deze winsten te hoog uitvallen en dubbeltellingen bevatten. Dit kan ertoe leiden dat effectieve belastingdruk op basis van deze data niet zuiver te berekenen is en dat belastingontwijking overschat wordt. Ten tweede zijn in de data uit 2017 de effecten van de maatregelen tegen belastingontwijking, zowel in internationaal verband als door Nederland, nog niet te zien, omdat de maatregelen destijds nog niet in wetgeving waren omgezet, of nog niet in werking waren getreden.
Hoe verhouden de cijfers die Tax Justice Network heeft gepubliceerd voor Europese landen zich tot de cijfers voor ontwikkelingslanden?
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF)2heeft sterke aanwijzingen gevonden dat ontwikkelingslanden meer belastingopbrengsten mislopen door belastingontwijking dan ontwikkelde landen. Ontwikkelingslanden zijn voor hun publieke inkomsten immers in grotere mate afhankelijk van belasting op bedrijfswinsten. Ook bij de analyse van het IMF gelden echter bovengenoemde beperkingen. In de eerste plaats moeten grote aannames gemaakt worden bij het schatten van belastingontwijking. Daarnaast stammen de gebruikte data van vóór de implementatie van nationale en internationale maatregelen tegen belastingontwijking. En ten slotte geldt dat belastingontwijking vaak plaatsvindt door gebruik te maken van mismatches tussen verschillende stelsels, waardoor het niet eenduidig aan één land toe te wijzen is. Ik zal binnen afzienbare termijn in mijn monitoringsbrief uiteenzetten hoe de effecten van mijn beleid tegen belastingontwijking in kaart ga brengen, en ook bij de OESO wordt er elk jaar gekeken hoe de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-maatregelen geëvalueerd kunnen worden.
Is het verlies aan belastinginkomsten bij landen die nog harder worden getroffen dan Nederland door de coronapandemie aanleiding om routes voor belastingontwijking via Nederland versneld af te sluiten? Zo nee, waarom niet en kunt u uitgebreid beargumenteren waarom zelfs in een humanitaire crisis Amerikaanse bedrijven het recht krijgen om geld dat zij verdienen aan Italiaanse en Spaanse burgers dankzij het Nederlandse belastingstelsel in veiligheid te stellen?
De strijd tegen belastingontwijking is een speerpunt van dit kabinet. Het kabinet heeft daarom al veel maatregelen genomen op dit terrein. Veel maatregelen zijn omgezet in wetgeving, waarvan een deel nog in werking zal treden. Zo voert het kabinet vanaf 2021 een bronbelasting op rente- en royaltybetalingen in naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Deze maatregel is erop gericht te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties. Daarnaast heeft Nederland gekozen voor een ruime implementatie van het multilaterale instrument, zodat Nederlandse belastingverdragen bestand zijn tegen allerlei vormen van misbruik. Dit biedt de landen van waaruit betalingen aan Nederlandse vennootschappen worden gedaan meer mogelijkheden om op te treden als er sprake is van belastingontwijking. Ook heeft Nederland de afgelopen jaren de maatregelen van de eerste en tweede EU anti-belastingontwijkingsrichtlijnen (ATAD1 en ATAD2) geïmplementeerd. Op sommige punten bovendien strenger dan de minimumnorm, zoals het verlagen van de drempel van € 3 miljoen naar € 1 miljoen bij de earningsstrippingmaatregel (een generieke renteaftrekbeperking). In aanvulling hierop neemt dit kabinet meerdere stappen om te komen tot een evenwichtig belastingstelsel voor bedrijven. In dit kader verwijs ik naar de aangekondigde beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling, en ook op de recent gepresenteerde aanbevelingen van de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals. Het kabinet komt in de zomer met een reactie op dit rapport.
Tot slot moedigt het kabinet ook in internationaal verband de strijd tegen belastingontwijking aan. Daarbij wil Nederland, waar mogelijk, een voortrekkersrol vervullen. Daarom steunt Nederland de discussies over herziening van het internationale winstbelastingsysteem die op dit moment volop worden gevoerd in OESO- en in Inclusive Framework-verband. Op deze wijze zet dit kabinet zich actief en op meerdere fronten in om belastingontwijking te voorkomen.
Bent u conform de aanbevelingen van Tax Justice Network bereid een onvoorwaardelijke bronbelasting van 25% in te stellen die ervoor zorgt dat bedrijven die via Nederland belasting ontwijken, alsnog belasting betalen ter hoogte van de vennootschapsbelasting? Bent u bereid additionele opbrengsten naar rato te delen met de landen die door deze belastingontwijking worden geraakt? Zo nee, welke alternatieven heeft u om ervoor te zorgen dat landen naast deze pandemie niet ook geraakt worden door belastingontwijking via Nederland?
Het kabinet acht een onvoorwaardelijke bronbelasting ongewenst. De bronbelasting op rente- en royaltybetalingen aan laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties die Nederland per 1 januari 2021 invoert, maakt Nederland onaantrekkelijk voor structuren die erop zijn gericht geld via Nederland naar landen met een laag belastingtarief te laten stromen. Een bronbelasting op alle betalingen – bijvoorbeeld op betalingen naar niet-laagbelastende jurisdicties en in niet-gelieerde verhoudingen – is niet nodig om dit soort structuren tegen te gaan. Tegelijkertijd zou een dergelijke onvoorwaardelijke bronbelasting kunnen leiden tot dubbele belastingheffing, de administratieve lasten verhogen en daardoor het investerings- en vestigingsklimaat schaden, wat juist van belang is voor een open economie zoals die van Nederland. Volgens de Europese Commissie zijn in de Europese Unie (EU) de administratieve lasten van bronbelastingen jaarlijks € 8,4 miljard.3 Dit vergroot de barrière voor internationale investeringen en belemmert hierdoor de Europese interne markt. Dit is ook de reden dat in EU-verband de rente- en royaltyrichtlijn tot stand is gekomen op basis waarvan in beginsel geen bronbelasting mag worden geheven op rente- en royaltybetalingen aan een verbonden lichaam gevestigd in een andere EU-lidstaat.4 De EU- rente- en royaltyrichtlijn biedt landen wel de mogelijkheid om in gevallen van misbruik de voordelen van deze richtlijn aan bedrijven te ontzeggen. Verder zal een onvoorwaardelijke bronbelasting tevens rentebetalingen door binnenlandse bedrijven treffen. Dit gaat dan bijvoorbeeld in beginsel ook over de rentebetalingen op spaarleningen (in box 3) en over rentebetalingen op staatsobligaties. Het kabinet acht dit ongewenst.
Ik lees in het rapport van Tax Justice Network overigens een breder pleidooi, namelijk voor internationale afspraken over een minimumniveau van winstbelasting. Bij de kabinetsaanpak van belastingontwijking hoort ook de internationale component. Met uitsluitend unilaterale maatregelen zoals de bronbelasting kan internationale belastingontwijking namelijk niet effectief bestreden worden. Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, steunt Nederland daarom de discussies over herziening van het internationale winstbelastingsysteem die op dit moment volop worden gevoerd in OESO- en Inclusive Framework verband. Een onderdeel van dit project is het onderzoeken en uitwerken van maatregelen om te waarborgen dat internationaal opererende ondernemingen altijd een minimumniveau aan winstbelasting betalen.
Bent u bereid het opvoeren van verrekenbare verliezen om het bedrijfsresultaat te drukken aan banden te leggen? Zo nee, welke redenen zijn er om afschrijving op intellectueel eigendom en andere vormen van informeel kapitaal als verliezen in te boeken en daarmee winst te verlagen?
Als een bedrijf dat belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting fiscaal een verlies leidt, dan kan dat verlies worden verrekend met de winst van het voorgaande jaar (achterwaartse verliesverrekening) en met de winst van de daaropvolgende zes jaren (voorwaartse verliesverrekening). Dit kabinet heeft de termijnen voor voorwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting beperkt van negen tot zes jaar. Hiernaast brengt het kabinet per 1 januari 2021 een beperking aan in de mogelijkheid om liquidatie- en stakingsverliezen in aftrek te brengen. Deze zogenoemde liquidatie- en stakingsverliesregeling wordt zo aangepast dat bedrijven minder vaak een dergelijk verlies kunnen aftrekken.
Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Een informeelkapitaalsituatie doet zich voor indien op grond van de aandeelhoudersrelatie activa, waaronder een intellectueel eigendom, tegen een lagere vergoeding worden overgedragen dan een vergoeding die onafhankelijke derden met elkaar onder vergelijkbare omstandigheden zouden zijn overeengekomen. In Nederland wordt op grond van het arm’s-lengthbeginsel in een dergelijk geval de waarde in het economische verkeer voor fiscale doeleinden in aanmerking genomen. Hierover kan op grond van het beginsel van goedkoopmansgebruik worden afgeschreven. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst. Toepassing van het arm’s-lengthbeginsel kan echter in bepaalde situaties leiden tot mismatches waardoor een deel van de winst van een concern niet wordt belast. Dat knelt met de door het kabinet beoogde aanpak van belastingontwijking. Aan uw Kamer is om die reden toegezegd om een onderzoek te doen naar de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel.5
De Adviescommissie Belastingheffing van multinationals heeft in haar adviesrapport dat op 15 april jl. aan uw Kamer is aangeboden6 een breed palet aan grondslagverbredende maatregelen voorgesteld, waaronder maatregelen om verliesverrekening of aftrek van bepaalde kosten te beperken. Daarnaast heeft deze commissie ook voorstellen gedaan om de hiervoor beschreven mismatches weg te nemen. Deze zomer verwacht ik een kabinetsreactie op de aanbevelingen van de commissie aan te bieden aan uw Kamer.
Het bericht ‘De zorgverleners worden niet voldoende beschermd’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorgverleners worden niet voldoende beschermd»?1
Vindt u dat zorgverleners wel voldoende worden beschermd?
Vindt u dat de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg gelijk heeft als hij zegt dat een «enorme inschattingsfout» is gemaakt doordat zorgverleners onvoldoende getest en onvoldoende beschermd zijn? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft u dan wel besloten meer te gaan testen?
Kunt u zich voorstellen dat zorgverleners het idee hebben dat een eerdere versoepeling van de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) omtrent het gebruik van beschermingsmiddelen, terwijl de geluiden over het besmettelijker zijn van corona toenamen, wellicht niet ingegeven is door hun gezondheid maar door het gebrek aan beschermingsmiddelen? Zo nee, hoe overtuigt u betrokkenen van het tegendeel?
Is het zo dat zorgverleners inmiddels de grootste «besmettingshaard» van het coronavirus zijn geworden? Beschikt u over cijfers waaruit dat of het tegendeel blijkt en wilt u die snel met de Kamer delen? Als u niet over deze cijfers beschikt, wilt u die dan wel boven tafel krijgen en met de Kamer delen?
Heeft de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) contact met de organisatie Buurtzorg gehad over persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wat was de reden c.q. strekking daarvan?
Zou u het een goede zaak vinden als de IGJ een organisatie zou aanspreken over het «te veel» gebruiken van beschermingsmiddelen, ook als die organisatie die zelf zou hebben aangeschaft?
Wat vindt u van de stelling dat de schaarste aan beschermingsmiddelen ook komt door de (gekozen) infrastructuur? Ziet u kans c.q. bent u voornemens deze (nog) te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en wanneer?
Herkent u de opmerking van de directeur van thuiszorgorganisatie Buurtzorg dat zorgverleners nu emotioneel belast zijn omdat ze niet weten of ze patiënten hebben besmet die overleden zijn? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen uitingen over «onderbescherming» en «schijnveiligheid»? Wat zou u tegen deze zorgverleners willen zeggen?
Wilt u deze vragen (separaat) beantwoorden voor het debat van donderdag aanstaande?
Het bericht ‘Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat»?1
Ja.
Bent u bekend met de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 2009/128/EG (richtlijn duurzaam gebruik) waarin wordt vastgesteld dat lidstaten maatregelen kunnen treffen omwille van het aquatisch drinkmilieu of de bescherming van specifieke gebieden? Zo ja, bent u ook bekend met het feit dat lidstaten op grond van artikel 14 van de richtlijn eveneens maatregelen kunnen treffen om bestrijding met lage pesticideninzet te bevorderen, waarbij zij waar mogelijk voorrang geven aan niet-chemische methoden?
Ja, ik ben bekend met de artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Deze artikelen zijn geïmplementeerd in nationale regelgeving.
Bent u bekend met de grondslag van de richtlijn duurzaam gebruik, namelijk de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?
Ja, ik ben bekend met de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).
Bent u bekend met artikel 193 VWEU, waarin bepaald is dat beschermende maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 192, een lidstaat niet beletten verdergaande beschermingsmaatregelen te treffen en handhaven?
Ja, ik ben bekend met artikel 193 van het VWEU.
Kunt u toelichten of u op basis van artikel 14 van de Richtlijn Duurzaam Gebruik jo. artikel 78 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden jo. artikel 193 VWEU uitvoering kunt geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) over een verbod op glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming? Zo nee, waarom niet?
In Nederland dienen alle agrarische ondernemers de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming toe te passen conform artikel 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Uit de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst is naar voren gekomen dat nog niet alle agrarische ondernemers op dit moment alle mogelijkheden benutten. Dit leidt tot de vraag hoe we kunnen bevorderen dat agrarische ondernemers wel alle mogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming gaan benutten. De «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» voorziet hierin via onder meer het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen. Geïntegreerde gewasbescherming is namelijk een wezenlijk onderdeel van weerbare teeltsystemen.
Dit leidt tot de vraag in hoeverre de in de vragen genoemde artikelen en regelgeving een grondslag bieden voor het verbieden van één specifiek gewasbeschermingsmiddel of van specifieke toepassingen van een gewasbeschermingsmiddel.
Verordening (EG) 1107/2009 bevat regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Deze verordening biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om op basis van een wetenschappelijke beoordeling al dan niet werkzame stoffen goed te keuren en biedt het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (hierna: Ctgb) de mogelijkheid om al dan niet gewasbeschermingsmiddelen toe te laten in Nederland op basis van goedgekeurde werkzame stoffen. Het uitgangspunt is hierbij het voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu.
De verordening biedt de Europese Commissie en het Ctgb handvatten om in te grijpen in de goedkeuring van een werkzame stof of in de toelating van een gewasbeschermingsmiddel op het moment dat er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn, waaruit blijkt dat niet meer aan de goedkeurings- of toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Deze nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn er volgens het Ctgb op dit moment niet voor de werkzame stof glyfosaat of voor glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen. Wel heeft het Ctgb in oktober 2019 het principebesluit genomen om de volvelds vooroogst-toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat in Nederland te verbieden. Deze toepassingen zijn namelijk in strijd met EU-uitvoeringsverordening 2017/2324 (Kamerstuk 27 858, nr. 487). Het Ctgb implementeert dit principebesluit bij de herbeoordeling van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen en bij nieuwe aanvragen voor dergelijke middelen.
Luxemburg heeft de Europese Commissie en de lidstaten geïnformeerd over het feit dat gebruik wordt gemaakt van artikel 44 van Verordening (EG) 1107/2009 voor het intrekken van de toelating van alle glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen per 1 februari 2020. De wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt echter. Het Ctgb heeft mij laten weten deze maatregel van Luxemburg niet over te kunnen nemen, omdat er daarvoor geen wetenschappelijke onderbouwing is. Bovendien sluit een dergelijk verbod niet aan bij de wetenschappelijke lijn die ik volg, namelijk handelen op basis van adviezen van ECHA, EFSA en het Ctgb. Deze lijn heeft ten grondslag gelegen aan het feit dat Nederland eind 2017 heeft ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie om de Europese goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat te hernieuwen voor een periode van vijf jaar. Binnenkort zullen vier rapporterende lidstaten – voor Nederland het Ctgb -starten met de nieuwe herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, zodat er op basis van alle wetenschappelijke inzichten eind 2022 weer besluitvorming kan plaatsvinden op Europees niveau.
De milieuregelgeving is aanvullend op Verordening (EG) 1107/2009 en biedt de mogelijkheid om generieke milieuvoorschriften te stellen met als criteria noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid. Deze criteria gelden overigens ook als er een beroep wordt gedaan op artikel 36 van het VWEU en artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Het generieke verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw4, de zuiveringsplicht in de glastuinbouw en de verplichting voor agrarische ondernemers om bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen de verwaaiing van spuitvloeistof te verminderen met ten minste 75% voldoen aan deze criteria.
Als voor een verbod op specifieke gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen daarvan Verordening (EG) 1107/2009 aangevoerd zou worden, dan dient het Ctgb dit te baseren op nieuwe wetenschappelijke inzichten. Aangezien deze inzichten er op dit moment niet zijn, zou zo’n verbod de verordening doorkruisen. Als een verbod specifieke gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen daarvan gebaseerd zou worden op de milieuregelgeving, dan dient voldaan te worden aan de hierboven genoemde criteria. Daar is geen sprake van. We zullen dan ook moeten afwachten in hoeverre het verbod dat in Luxemburg is ingesteld gerechtelijk zal worden aangevochten en hoe de rechter in dezen zal oordelen. Ik treed daar verder niet in.
Ik heb inmiddels – ter uitvoering van de motie De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) – afspraken gemaakt met de agrarische sector over gebruik van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen voor het bestrijden van onkruiden, in graslandbeheer en het behandelen van groenbemesters en vanggewassen. Hiervoor gaat een «nee, tenzij»-beleid gelden, waarbij de principes van geïntegreerde gewasbescherming leidend zijn. Dit was niet nodig voor kalenderspuiten (het regelmatig preventief op een vast moment gebruiken van een gewasbeschermingsmiddel om te voorkomen dat een plaag, ziekte of onkruid zich ontwikkelt). Dit preventief toepassen doet zich namelijk niet voor met glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen, omdat deze middelen systemisch werken en uitsluitend worden ingezet als het onkruid al aanwezig is (Kamerstuk 27 858, nr. 487).
Kunt u uiteenzetten wat het verschil in wettelijke grondslag is tussen het huidige verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw en het in de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 426) voorgestelde verbod op het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor gebruik buiten geïntegreerde gewasbescherming (zoals kalenderspuiten, resetten van grasland en pre-harvest)? Zo ja, kunt u dan toelichten waarin het wezenlijke verschil tussen de twee verboden ligt, dat u er nu van weerhoudt om uitvoering te geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463)?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoe uw antwoorden op vraag 5 en 6 zich verhouden tot de volgende tekst uit de nota van toelichting bij het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw: «Het treffen van een verdergaande beschermingsmaatregel dan waartoe de artikelen 11 en 12 van de richtlijn [Duurzaam Gebruik] verplichten, is op grond van artikel 193 VWEU mogelijk, mits de maatregel verenigbaar is met onder meer het VWEU [...] Het gebruiksverbod wordt wel ter uitvoering van [...] artikel [14 van de Richtlijn Duurzaam Gebruik] getroffen waarbij gebruik wordt gemaakt van de vrije beleidsruimte daarin om alle nodige maatregelen te treffen om een lage inzet van chemische bestrijdingsmiddelen te bevorderen [...] Een dergelijke maatregel binnen het kader van artikel 14 of een verdergaande maatregel dan waartoe artikelen 11 en 12 van richtlijn 2009/128/EG verplichten, is toegestaan als daarvoor een rechtvaardiging bestaat in de in artikel 36 VWEU genoemde gronden»?2
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten waarom een totaalverbod op glyfosaat wel is toegestaan in Luxemburg vanaf 1 januari 2021? Op basis van welke Europese wetgeving heeft Luxemburg het totaalverbod kunnen instellen? Ziet u op basis van deze wetgeving een kans voor Nederland om het gebruik van glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming uit te bannen?3
Zie antwoord vraag 5.
Het artikel ‘Verstager urges stakebuilding to block Chinese takeovers’ |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Verstager urges stakebuilding to block Chinese takeovers»?1
Ja.
Herkent u het geschetste beeld ook voor Nederland dat sommige bedrijven door de coronacrisis nu extra kwetsbaar zijn voor (ongewenste) overnames? Kunt u dit toelichten, bijvoorbeeld voor type bedrijven en specifieke sectoren waar de risico’s groter zijn?
Zonder twijfel hebben bedrijven in sommige branches, vooral die direct lijden onder de noodzakelijke coronamaatregelen, hun marktwaarde zien dalen. In Nederland is dit ook zo, hoewel wellicht – door de relatief forse steunmaatregelen – minder dan in sommige andere delen van de wereld. Daardoor kunnen bedrijven goedkoper worden overgenomen. Dat biedt echter voor Nederlandse bedrijven tegelijkertijd kansen.
Daar staat tegenover dat potentiele overnemende bedrijven, vooral die in dezelfde branches, hun buffers hebben moeten aanspreken en daarmee een kleinere oorlogskas hebben. Wat per saldo het effect is, is moeilijk te zeggen. Vooralsnog is geen sprake van een overnamegolf.
Wat vindt u van het voorstel van Eurocommissaris Verstager dat landen extra maatregelen mogen nemen om bedrijven te beschermen tegen vijandelijke overnames?
De Commissie benadrukt net als het kabinet dat directe buitenlandse investeringen bijdragen aan onze werkgelegenheid, ons innovatievermogen en onze concurrentiekracht, ook juist in tijden van economisch herstel. Tegelijkertijd erkent het kabinet de noodzaak die de Eurocommissaris schetst om in tijden van (corona)crisis extra waakzaam te zijn op ongewenste overnames of investeringen. Het kabinet staat daarom in beginsel positief tegenover het voorstel van Eurocommissaris Vestager voor het nemen van extra maatregelen om bedrijven te beschermen tegen vijandelijke overnames. We houden daarom proactief de vinger aan de pols bij marktontwikkelingen, zodat bij mogelijke ongewenste overnames en investeringen tijdig gereageerd kan worden indien risico's voor de nationale veiligheid ontstaan.
Heeft u nu extra aandacht voor deze risico’s? Hoe gaat Nederland daar mee om? Welk instrumentarium is daarbij voor handen?
Het kabinet is recent betrokken geweest bij dreigende overnames van enkele kennisintensieve bedrijven door Chinese partijen, hoewel deze niet direct gerelateerd zijn aan de coronacrisis. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan de uitbreiding van het beschikbare instrumentarium om ongewenste overnames en investeringen te voorkomen.
Bedrijven beschikken zelf over mogelijkheden om zich te beschermen tegen vijandige overnames. Zo kent het Nederlandse ondernemingsrecht een aantal reguliere beschermingsmaatregelen, waaronder blokkeringsmaatregelen en – indien het een beursgenoteerde onderneming betreft – het uitgeven van prioriteitsaandelen of beschermings-preferente aandelen of het buitenplaatsen van bepaalde strategische activa. Daarnaast ligt het wetsvoorstel Bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap momenteel voor in uw Kamer. Dit voorstel kan aanvullende bescherming bieden in geval van een vijandige overname. Op 17 april 2020 heeft uw Kamer de Nota naar aanleiding van het verslag ontvangen.
In uitzonderlijke gevallen, wanneer er sprake is van risico’s voor onze nationale veiligheid, zal de overheid in moeten kunnen grijpen bij overnames of investeringen. Het kabinet ontwikkelt hiervoor zowel sectorspecifiek als generiek instrumentarium.
Op 11 november 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de implementatie van de EU-verordening voor de screening van buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk 30 821, nr. 97). De Uitvoeringswet hiervoor wordt naar verwachting voor de zomer naar uw Kamer verstuurd. In dezelfde brief bent u ook geïnformeerd over het breder wetsvoorstel voor een stelsel van investeringstoetsing op risico’s voor de nationale veiligheid. Dit stelsel gaat toezien op de screening van overnames en investeringen binnen aanbieders van de vitale processen of vitale infrastructuur en bij ondernemingen die technologieën ontwikkelen die raken aan nationale veiligheid. Het wetsvoorstel voor de brede investeringstoets wordt naar verwachting eind 2020 aan uw Kamer aangeboden. Daarnaast werkt het kabinet ook aan sectorspecifieke wetgeving voor toetsing op risico’s voor de nationale veiligheid bij overnames en investeringen in de defensie-industrie, ter borging van de Nederlandse technologische en industriële basis (Kamerstuk 31 125, nr. 108).
Deze investeringstoetsen vormen een aanvulling op de bestaande sectorale investeringstoetsen voor de gassector en de elektriciteitssector. Het wetsvoorstel Ongewenste Zeggenschap Telecommunicatie, dat op 19 mei 2020 door de Eerste Kamer is aangenomen, zal bij inwerkingtreding voorzien in het toetsen van overnames en investeringen in de IT- en telecomsector (Kamerstuk 35 153, A).
Deelt u de mening dat de coronacrisis ongewenste overnames van belangrijke bedrijven, banen en technologie kan aanwakkeren en dat Nederland proactief op deze risico’s moet screenen? Welke stappen zet u om extra alert te zijn op de door Eurocommissaris Verstager genoemde risico’s?
In aanvulling op het in ontwikkeling zijnde instrumentarium heeft het kabinet op 2 juni 2020 aangekondigd een peildatum op te nemen in het wetsvoorstel investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid (Kamerstuk 30 821, nr. 113). Het opnemen van deze peildatum 2 juni 2020 in de toekomstige wet heeft tot gevolg dat na inwerkingtreding van de wet, overnames en investeringen die vanaf 2 juni 2020 zijn gedaan, met terugwerkende kracht getoetst kunnen worden wanneer daar vanuit de bescherming van onze nationale veiligheid aanleiding voor is. Tegelijkertijd wordt het mogelijk strategisch gedrag van ondernemingen of investeerders in aanloop naar de inwerkingtreding te voorkomen. Op deze manier zet het kabinet zich proactief in om ongewenste overnames of investeringen met risico’s voor de nationale veiligheid tegen de achtergrond van de coronacrisis te voorkomen.
Het bericht ‘Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onbegrijpelijke concurrentie rond abortus»?1
Ja.
Klopt het dat buitenlandse vrouwen op dit moment nog steeds toegang hebben tot Nederlandse abortusklinieken? Waarom wordt dit met het oog op besmettingsrisico’s niet onmogelijk gemaakt?
Alle abortusklinieken in Nederland zijn open. De abortushulpverlening in Nederland gaat dan ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Deze toegankelijkheid geldt ook buitenlandse vrouwen die ondanks de maatregelen in het land van herkomst gelegenheid zien om naar Nederland te komen.
Overigens blijkt uit een rondgang van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat het aandeel buitenlandse vrouwen is afgenomen.
Welke maatregelen hebben abortusklinieken genomen om besmetting met het coronavirus te voorkomen?
Alle klinieken hebben de adviezen van het RIVM overgenomen en opgenomen op hun website. Het aantal fysieke consulten wordt tot het noodzakelijk minimum beperkt. Waar mogelijk, wordt gebruik gemaakt van beeldbellen. Er vinden momenteel geen inloopspreekuren plaats.
Omdat het nemen van beschermende maatregelen tijd vraagt, wordt meer behandeltijd per vrouw uitgetrokken. Klinieken zijn in verband hiermee langer of meer dagen open. Er is meer rust in de kliniek en er zijn minder mensen tegelijk aanwezig.
Overweegt u, of heeft u op enig moment overwogen, om de capaciteit (personeel, beschermingsmiddelen, etc.) van de abortusklinieken in te zetten in de strijd tegen het coronavirus?
Nee. Abortushulpverlening gaat ook in deze omstandigheden door. Het betreft noodzakelijke zorg die niet uitgesteld kan worden en zorg die ook niet door een andere sector overgenomen kan worden. Het aantal vrouwen met een verzoek tot zwangerschapsafbreking is ongewijzigd. Het is dus van groot belang dat de capaciteit van de abortusklinieken behouden blijft voor de abortushulpverlening. De zorgvuldigheid van de besluitvormingsprocedure en de kwaliteit van de abortuszorg staan daarbij nog steeds voorop.
Klopt het dat diverse abortusklinieken op dit moment geen spreekuur meer houden? Hoe wordt gewaarborgd dat nog steeds het gesprek wordt gevoerd over de keuze (voor alternatieven) voor abortus?
Het klopt dat er geen inloopspreekuren meer gehouden worden. Vrouwen moeten een afspraak voor een consult maken. Recentelijk heb ik besloten dat het eerste consult met een arts – waarna de beraadtermijn gaat lopen – zoveel mogelijk telefonisch en bij voorkeur met beeldverbinding mag plaatsvinden. Deze maatregel geldt uitsluitend gedurende deze pandemie en dient ter bescherming van zowel de vrouw in kwestie als van de medewerkers in de abortuskliniek.
Tijdens dit consult met de arts krijgt de vrouw alle voorlichting die voor haar noodzakelijk is om de zorgvuldigheid van haar besluitvorming te kunnen waarborgen.
Na de beraadtermijn zal de vrouw zich voor de uiteindelijke behandeling naar de kliniek moeten begeven, alwaar zij wederom zal spreken met een arts. Ook in dit gesprek voorafgaand aan de behandeling wordt, ook in deze omstandigheden, het weloverwogen karakter van de beslissing als ook het vrijwillig nemen van deze beslissing getoetst.
Erkent u dat de coronacrisis geen reden vormt om bestaande abortuswet- en regelgeving niet in acht te nemen, waaronder de bedenktijd?
Ja. Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u bevestigen dat de huidige omstandigheden voor u geen aanleiding vormen om de abortuspil vrij verkrijgbaar te stellen?
Ja. Recentelijk heeft hierover een procedure plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter. Volledigheidshalve verwijs ik naar die uitspraak2.
Welke maatregelen heeft u genomen opdat ook onder de huidige omstandigheden hulp kan worden geboden aan onbedoeld zwangere vrouwen, zoals huisvesting, materiële of financiële ondersteuning?
De keuzehulpgesprekken voor onbedoeld zwangere vrouwen kunnen – ondanks de coronacrisis – gewoon plaatsvinden via ICT-mogelijkheden. Ook is het mogelijk dat – mocht een vrouw toch graag een face to face gesprek krijgen op locatie – dat organisaties dit kunnen organiseren binnen de regels die nu gelden, zoals 1,5 meter afstand.
Huisvesting die wordt geboden aan zwangere vrouwen is belegd bij gemeenten. Organisaties die deze hulp bieden, krijgen hier vaak via de maatschappelijke opvang van gemeenten geld voor. Gemeenten zijn op dit moment bezig te kijken naar de gevolgen van de coronacrisis voor zorgorganisaties en zullen passend compenseren als dat nodig blijkt.
Welke gevolgen hebben de coronamaatregelen voor het Zevenpuntenplan onbedoelde (tiener)zwangerschappen,2 zoals activiteiten van de GGD-en, gastlessen op scholen en keuzehulpgesprekken?
Ik verwijs voor het onderdeel keuzehulpgesprekken naar het antwoord op vraag 8.
Ten aanzien van de opleiding Keuzehulp kunnen de trainingen die gepland waren in juni niet plaatsvinden. Dit wordt nu doorgeschoven naar juli of september. Alles wat online aangeboden kan worden, gebeurt wel online.
Voor het centraal informatiepunt geldt dat de planning van mei niet kan worden gehaald. De training van de centralisten kan op dit moment niet worden gegeven. Die is nu naar augustus verschoven. De website van het informatiepunt is in mei wel gereed, maar de lancering hiervan wordt in augustus gedaan, evenals de campagne over dit informatiepunt.
Het Toetsingspanel Keuzehulp kan op dit moment ook de werkzaamheden door corona niet goed uitvoeren. De verwachting is dat een deel van het rapport daarom later wordt uitgevoerd dan gepland.
Ten aanzien van de gastlessen op scholen heeft deze coronacrisis natuurlijk ook impact. Scholen zullen op dit moment de gastlessen waarschijnlijk niet inplannen, gezien het feit dat kinderen thuis zijn. Het is natuurlijk wel mogelijk gastlessen te geven via ICT-mogelijkheden, maar de verwachting is dat scholen op dit moment prioriteit geven aan andere taken. Dat is een kwestie van overmacht. Het geld dat scholen hebben aangevraagd voor het huidige schooljaar 2019/2020 om op dit thema activiteiten uit te voeren, kan wat de Staatssecretaris van VWS betreft worden ingezet zodra de maatregelen rondom corona voor scholen weer worden versoepeld.
De plannen die de Staatssecretaris van VWS heeft ingezet rondom het Stimuleringsplan onderwijs voor de komende twee schooljaren (2020/2021 en 2021/2022) worden desalniettemin verder voorbereid. Er hebben ook nu al 211 scholen een aanvraag ingediend voor het ondersteuningsaanbod Relaties & Seksualiteit voor het schooljaar 2020/ 2021. Dat betekent dat deze gelden ingezet kunnen worden vanaf september als het nieuwe schooljaar begint. Daar is de Gezonde School met alle relevante partijen nu ook de voorbereidingen voor aan het treffen en tot nu toe verwacht de Staatssecretaris van VWS dat in september scholen en GGD’en hiermee aan de slag kunnen.
Het bericht ‘Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet»?1
Kunt u nader ingaan op de tijdlijn voor de ontwikkeling van de vorige week aangekondigde Corona-app? Wat is de reden dat op zaterdag, zonder dat dit is aangekondigd tijdens het debat op 8 april, een tender online werd geplaatst? Waarom is de deadline van die tender gezet op dinsdag 14 april 2020, 12:00 uur, net na Pasen?
Vindt u dit een realistische deadline voor experts en bedrijven om een gedegen reactie op de tender voor te bereiden? Hoe zijn de deadlines met betrekking tot de ontwikkeling van de app (18 april een publieke proef en eind van de maand gereed voor verspreiding) tot stand gekomen? Vindt u dit realistische deadlines om een app te ontwikkelen en te waarborgen dat de app aan alle in de tender beschreven uitgangspunten voldoet? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de uitgangspunten met betrekking tot de cyberveiligheid? Kunt u onderbouwen in hoeverre het onder deze strenge deadlines mogelijk is om een veilige app te bouwen?
Kunt u uitsluiten dat u reeds een voorkeur voor een bepaalde aanbieder van een Corona-app heeft? Is er de afgelopen weken reeds contact geweest met aanbieders van Corona-apps? Zo ja, welke?
Waarom vraagt de aanbesteding uitsluitend om reeds bestaande, uitontwikkelde en werkende oplossingen? Worden hiermee innovatieve oplossingen die op dit moment nog niet volledig zijn uitontwikkeld niet ten onrechte uitgesloten?
Hoe zijn de uitgangspunten in de tender tot stand gekomen? Waarom staat opensource niet als uitgangspunt in de tender, aangezien u tijdens het debat op 8 april jl.: «Open source: dat kan ik me ook heel goed voorstellen» zei?
Heeft u de brief van een groep van zestig wetenschappers en experts over de corona-apps gelezen? Bent u het ermee eens dat het vertrouwen van wetenschappers en experts in de apps van groot belang is voor de effectiviteit van de apps, indien deze worden ingezet? Wat doet u om dat vertrouwen te creëren?
Kunt u deze vragen voor het debat op donderdag 16 april beantwoorden?
Het uitstellen van klimaatmaatregelen en het bericht dat de CO2-heffing mogelijk wordt uitgesteld. |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabinet stelt CO2-heffing voor industrie uit om coronacrisis»?1
Ja.
Klopt het dat CO2-heffing wordt uitgesteld? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zit het dan?
Nee.
Wanneer ontvangt de Kamer het wetsvoorstel voor de CO2-heffing?
De internetconsultatie van het wetsvoorstel CO2-heffing industrie is gestart op 24 april jl. en loopt tot en met 29 mei. De planning is om het wetsvoorstel als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag aan te bieden aan uw Kamer.
Wat is de huidige inhoudelijke stand van zaken omtrent dit wetsvoorstel?
Kunt u toelichten wat volgens u de gevolgen zijn voor de uitvoering van het Klimaatakkoord?
Aangezien de invoering van de CO2-heffing niet is uitgesteld, zijn er voor wat betreft dit onderdeel van het Klimaatakkoord geen gevolgen. Ten aanzien van de uitvoering van het Klimaatakkoord volgt het kabinet de borgingscyclus uit de Klimaatwet die ervoor zorgt dat de reductieopgave gehaald wordt.
Klopt het dat ook de vliegtaks mogelijk later wordt ingevoerd? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zit het dan?
De coronacrisis heeft zoals bekend ook zware gevolgen voor de luchtvaartsector, waarbij de ontwikkelingen in de komende periode nog zeer onzeker zijn. Het wetsvoorstel voor de invoering van de vliegbelasting voorziet inwerkingtreding van de vliegbelasting op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip. Achtergrond is dat op deze manier tot het laatste moment rekening kan worden gehouden met de mogelijke totstandkoming van een Europese belasting op luchtvaart. Het betekent ook dat een latere inwerkingtreding mogelijk is als gevolg van de coronacrisis.
Indien de vliegtaks wordt uitgesteld, wanneer wordt de vliegtaks dan wel ingevoerd?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer mag de Kamer de extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis verwachten?
Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 496).
Erkent u dat we momenteel meerdere crises tegelijkertijd doormaken, met naast de coronacrisis ook onder andere de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis? Zo nee, waarom niet?
Ook het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies zijn urgente opgaven waar het kabinet mee bezig is, bijvoorbeeld door het nemen van extra maatregelen voor uitvoering van het Urgenda-vonnis en de uitvoering van maatregelen uit het Klimaatakkoord.
Bent u zich, naast de coronacrisis, ook bewust van de urgentie waarmee de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis moeten worden aangepakt? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat het economische model van vóór de coronacrisis juist onderdeel was van het probleem waardoor we nu te maken hebben met onder andere de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis? Zo nee, waarom niet?
Uitstootbeperking grijpt niet aan bij het ene of andere economische model, maar vraagt de inspanningen zoals neergelegd in het Klimaatakkoord.
Erkent u dat wanneer we de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis nog verder laten ontsporen, de kosten in de brede zin van het woord vele malen hoger kunnen uitpakken dan het economische steunpakket dat nu wordt uitgewerkt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende onderzoeken die uitwijzen dat het niet nemen van maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan uiteindelijk tot hogere maatschappelijke kosten zal leiden dan de maatregelen die onze broeikasgasuitstoot helpen verminderen.
Erkent u dat de enorme financiële middelen die nu ter beschikking komen, gebruikt zouden kunnen worden om de transitie te versnellen naar een daadwerkelijk toekomstbestendige economie, binnen de grenzen van onze planeet? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven sowieso al moesten veranderen om ook een rol te kunnen spelen in de toekomstige economie, waarin we de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis zo snel mogelijk moeten hebben opgelost en de grenzen van de planeet niet worden overschreden? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven daarom juist gebaat zouden zijn bij het inzetten van de enorme financiële middelen die nu vrijkomen, om de transitie te versnellen naar een daadwerkelijk toekomstbestendige economie, binnen de grenzen van onze planeet? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven daarom juist niet gebaat zouden zijn bij het herstellen van de oude status quo van vervuiling, uitbuiting en schaalvergroting? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat een groot deel van het geld dat u nu nog steekt in het terug laten keren van de fossiele en natuur-ontwrichtende economie, zal eindigen als «gestrande bezitting»? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om de enorme financiële middelen die nu vrijkomen, slim te benutten zodat we alle crises tegelijkertijd aanpakken?
Wat gaat u doen om alle tijd die onder dit kabinet werd en wordt verloren met de aanpak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, weer in te halen?
Het mondiale tekort aan vaccinaties |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de opvattingen in het artikel «Coronavirus risks creating a lethal vaccine gap» dat het tekort aan vaccinaties een groot gezondheidsrisico vormt in de lage inkomenslanden?1
Ja. Daarbij geldt dat niet zozeer de aanvoer van vaccins maar het opschorten van vaccinatiecampagnes gezien wordt als het grootste gezondheidsrisico.
Kunt u aangeven welke 21 landen met tekorten dreigen te kampen en welke van deze landen in de Nederlandse focusregio’s liggen?
Genoemde lijst van 21 landen opgesteld door UNICEF was gebaseerd op een dreigende opschorting van intercontinentale vluchten en niet op beschikbare voorraden van vaccins in de betreffende landen. De meeste vluchten vonden echter alsnog plaats volgens schema. Momenteel is het niet zozeer de aanvoer van vaccins die immunisatie in een land in gevaar brengt, maar de opschorting van vaccinatiecampagnes in de betreffende landen zelf. Navraag bij GAVI leerde dat evenwel de volgende landen kampen met een dreigend vaccintekort: Ivoorkust; Pakistan; Uganda; Cambodia; Burundi; Tajikistan; Tsjaad.2
Kunt u bevestigen dat 13,5 miljoen mensen in de 14 armste landen binnen korte tijd zonder vaccins zitten? Zo ja, kunt u daarbij aangeven wat er wordt gedaan door Nederland en internationale organisaties om dit tekort aan vaccinaties aan te pakken?
De genoemde 13,5 miljoen mensen betreft de totale doelgroep die zou zijn bereikt met alle geplande grootschalige vaccinatiecampagnes voor de periode maart-december 2020 als er geen uitbraak van COVID-19 had plaats gevonden. Outreach activiteiten, waar gezondheidswerkers proactief gemeenschappen bezoeken om routinevaccinaties aan te bieden, zijn echter in meerdere landen vanwege de «lockdown» opgeschort.3 Veel gezondheidswerkers worden ingezet bij de COVID-19 respons. Waarschijnlijk zal het aantal niet volledig geïmmuniseerde kinderen verder oplopen, vanwege de opschorting van grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes en het gebrek aan voldoende gezondheidswerkers voor het uitvoeren van routinevaccinaties.
Nederland en internationale organisaties sporen regeringen aan om immunisatie programma’s te intensiveren zodra «lockdowns» worden versoepeld en zich bij het inhalen van de gemiste vaccinaties vooral te richten op de armste en meest kwetsbare kinderen.4
Kunt u aangeven hoe de maatregelen met betrekking tot »physical distancing» zoals afgekondigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), eraan bijdragen dat kinderen noodzakelijke vaccinaties mislopen? Hoe kan dat verholpen worden?
Vaccinaties worden beperkt door de noodzaak van «physical distancing» en door «lockdown» maatregelen in verschillende landen.5 Routinevaccinatie gebeurt nog wel op bescheiden schaal in gezondheidsklinieken onder strikte hygiëne en «physical distancing» maatregelen. Multilaterale actoren als UNICEF en GAVI, alsook NGOs en andere organisaties die actief zijn in vaccinatieprogramma’s, dienen zich aan deze nationale maatregelen te houden.
Meerdere instellingen staan klaar om grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes te ondersteunen zodra de «lockdown» op landenniveau wordt opgeheven. Hierbij gaat het om ondersteuning bij het herstel van gezondheidssystemen en om verhoging van de dekkingsgraad voor vaccinaties. Verder werken internationale partners aan het versterken van de «epidemic preparedness» van gezondheidssystemen in lage-inkomens landen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er bij de laatste uitbraak van ebola in 2014–2016 een veelvoud aan slachtoffers van ebola is gevallen aan de gevolgen van HIV, TBC en malaria? Worden dergelijke cijfers nu ook bijgehouden als gevolg van de adsorberende kracht die vanuit de bestrijding van COVID-19 uitgaat op de zorgsector, waardoor reguliere zorg ontbreekt?
Tijdens de 2014–2016 Ebola-epidemie in West Afrika is gebleken dat een gelijktijdige epidemie van een andere infectieziekte een vernietigend effect heeft op de mogelijkheid van gezondheidssystemen om reguliere gezondheidszorg te leveren. Er zijn naar schatting 10.600 mensen gestorven aan HIV, tuberculose en malaria, bijna zo veel als het sterftecijfer ten gevolge van Ebola zelf. Ook zijn er ten tijde van de Ebola epidemie ongeveer 2.5 keer zoveel mensen overleden aan mazelen dan aan Ebola. Aantallen en oorzaken voor sterfgevallen worden routinematig verzameld door nationale «health information systems». Een vergelijking van deze sterftecijfers ten tijde van de COVID-19 pandemie met sterftecijfers van de periode voor de COVID-19 zal de additionele sterftecijfers aan HIV, TBC en malaria aantonen.6
Bent u bereid beleid te maken en middelen in te zetten om het toenemend aantal slachtoffers van niet COVID-19 gerelateerde ziekten mede aan te pakken?
Nederland zet zich samen met andere partners in voor versterking van gezondheidssystemen in die landen waar SRGR tot de prioritaire thema’s behoort.
De respons op COVID-19 zet de vaak al fragiele gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden verder onder druk.7 Nederland geeft binnen het SRGR-programma nadrukkelijk aandacht aan de versterking van gezondheidssystemen juist om gezondheidsinstellingen in staat te stellen de noodzakelijke reguliere zorg te kunnen blijven bieden. Van het SRGR budget gaat 40% naar multilaterale organisaties zoals WHO, GFATM, GAVI, en UNFPA die zorgsystemen direct versterken. Nederland financiert daarnaast de Global Financing Facility (GFF), een initiatief van de VN en de Wereldbank waarin specifiek het versterken van nationale gezondheidssystemen centraal staat. Ook in de COVID-19 respons combineert GFF dit met reguliere versterking van gezondheidssystemen die nu extra onder druk staan. Daarmee draagt GFF bij aan het voorkomen van een grotere gezondheidscrisis.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande Schriftelijk Overleg Ontwikkelingssamenwerking?
Helaas is dit niet gelukt.
De wanhopige oproep van de docenten van de Hoenderloo Groep en de huidige stand van zaken |
|
Peter Kwint , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat vindt u van het bericht «Help ons, we kunnen het niet meer», docenten Hoenderloo Groep doen wanhopige oproep»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en de zorgen van het onderwijspersoneel tot me genomen. Door middel van beantwoording van deze Kamervragen breng ik u graag op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Gaat u er nog steeds vanuit dat Pluryn haar beloftes waar gaat maken gezien dit bericht, nu er nog steeds geen sociaal plan ligt voor de leraren van het Hoenderloo College en er voor hen ook nog steeds geen passende plek is gevonden binnen Pluryn? Of bent u intussen bereid om zelf actie te ondernemen om deze ellende op te lossen?2
De Raad van Bestuur van Pluryn heeft op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Dit betreft onderwijs aan kinderen met specifieke problematiek, die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn, Jan Pieter Heije, in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. Het op onderdelen openblijven van het Hoenderloo College maakt tevens een ordentelijke definitieve sluiting van het Hoenderloo College beter mogelijk. Er wordt momenteel gewerkt aan een sociaal plan voor het onderwijspersoneel. Dit is recent op 16 april en 1 mei 2020 tijdens een Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) besproken door de vakbonden en het (onderwijs)bestuur. Voor maandag 18 mei staat het volgende DGO gepland waarin deze onderhandelingen verder worden uitgewerkt.
Wat is de status van de uitwerking van het sociaal plan, zoals eerder toegezegd aan de onderwijsmedewerkers?
Zoals bij vraag 2 is vermeld wordt er momenteel in het DGO gewerkt aan een sociaal plan.
Hoe verhoudt de toezegging van het sociaal plan voor onderwijsmedewerkers zich tot het laatste voorgestelde plan van Karel Verweij (bestuurder van Pluryn), waarin alle werknemers per 1 augustus 2020 ontslagen worden, zonder enige vorm van een sociaal plan of regeling? Is dit arbeidsrechtelijk gezien überhaupt toegestaan?
Zie vraag 2.
Acht u het wenselijk dat, wie van het onderwijspersoneel voor mei vertrekt, enkele maandsalarissen meekrijgt met als consequentie dat de continuïteit van het onderwijs voor leerlingen nu al gevaar loopt en de werkdruk voor de overige medewerkers enorm zal toenemen? Bent u bereid het bestuur van Pluryn hierop aan te spreken?
De inspectie van het onderwijs (IvhO) ziet toe op de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Zij heeft signalen ontvangen dat de medewerkers van het Hoenderloo College de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs niet meer zouden kunnen waarborgen. Deze signalen zijn op 18 maart 2020 met de interim schooldirecteur, de locatieleiding en de bestuursmanager onderwijs besproken. De IvhO heeft laten weten dat zij de signalen zorgelijk vindt voor de leerlingen en dat zij voortdurend contact houdt met Pluryn om toe te zien op een goede borging van het onderwijs. Verder betekenen deze signalen dat de IvhO aanleiding ziet om extra scherp navraag te doen over de stand van zaken bij het bestuur.
Hoeveel onderwijsmedewerkers hebben er al van dit aanbod gebruik gemaakt en hoeveel van hen komt het Hoenderloo College nu tekort om in ieder geval tot 1 augustus a.s. het onderwijs te continueren? Wat zijn hier de gevolgen van?
Er hebben tot 1 mei 2020, 8 medewerkers, (7,4 fte) gebruik gemaakt van dit aanbod. Volgens het Hoenderloo College heeft dit geen gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Vindt u ook dat door het sluiten van het Hoenderloo College het toekomstperspectief van jongeren weggenomen wordt, aangezien niet alleen hun specialistische zorg maar ook hun onderwijs nu wordt weggenomen?
Dit is naar mijn mening niet het geval. Voor alle leerlingen van wie de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, zoekt Pluryn naar een nieuwe, passende plek binnen de jeugdzorg. Aan deze jeugdzorginstellingen, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Daarnaast is het voor een aantal leerlingen het geval dat hun behandeltraject in de residentiële jeugdzorg is afgerond. Voor hen hoeft geen nieuwe residentiële zorg- dan wel onderwijslocatie te worden gezocht.
Voor hoeveel leerlingen is op dit moment al een gepaste onderwijsplek gevonden? Bieden deze plekken hetzelfde type specialistische onderwijs als zij volgden op het Hoenderloo College?
Op dit moment hebben alle jongeren een jeugdhulpaanbod gekregen. Pas als de jongeren en ouders/verzorgers akkoord zijn gegaan, mag contact worden gelegd met de bij de betreffende locatie behorende onderwijsplek. Het Hoenderloocollege is nu in afwachting van akkoord van ouders/verzorgers. Ik heb nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij het Hoenderloocollege dat er snel duidelijkheid moet komen voor de leerlingen. De IvhO volgt dit proces nauwgezet.
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van de uitstromende leerlingen. Ook worden de signalen met betrekking tot de veiligheid van leerlingen nauwlettend gevolgd. Deze jongeren krijgen speciaal onderwijs als dat nodig blijkt te zijn. Aan de jeugdzorginstellingen waar de jongeren worden geplaatst, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren.
Voor hoeveel leerlingen moet er nog een passende onderwijsplek gevonden worden? Wat is de status daarvan?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u toezeggen dat de leerlingen hetzelfde onderwijs zullen krijgen daar waar zij nu ondergebracht zullen gaan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier periodiek over informeren?
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van welke jongeren waar een plek krijgen en per wanneer. Voor alle jongeren die in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling is er volgens Pluryn Onderwijs, een andere en passende vervolgplek gevonden vanaf 1 augustus 2020. Aan deze jeugdzorginstellingen zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Het voorgenomen besluit om het Hoenderloo College langer open te houden is voor jongeren die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. De onderwijsinstelling die hieraan is verbonden hoort bij een ander bestuur. Zij hebben tijd nodig om het onderwijs voor deze doelgroep goed in te richten.
Acht u het wenselijk dat de toekomst van jongeren en onderwijs- en zorgpersoneel ondergeschikt is aan financiële belangen? Zo nee, waarom grijpt u niet in?3
Het besluit tot het sluiten van Het Hoenderloo College lijkt een onvermijdelijk gevolg van het besluit tot het sluiten van beide jeugdzorglocaties van De Hoenderloo Groep. Pluryn heeft allereerst besloten om de zorglocaties Hoenderloo en Kop van Deelen te sluiten. Als redenen voor de sluiting noemt Pluryn zorgen over de kwaliteit van de hulpverlening, de structureel slechte financiële resultaten van de Hoenderloo Groep en de wens om complexe zorg meer gezinsgericht en in de regio de organiseren.
Bent u bereid met het bestuur van Pluryn in gesprek te gaan met als doel het overnemen van het voorstel van de onderwijsmedewerkers, namelijk ook na de zomer de school openhouden, zodat jongeren op een goede wijze elders ondergebracht kunnen worden en er vanwege het doorlopen van de financiering gewerkt kan worden aan een sociaal plan, waarbij leraren van werk naar werk worden begeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit gesprek delen met de Kamer?
Zoals ik u al liet weten in mijn antwoord op vraag 2, heeft de Raad van Bestuur van Pluryn op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 01-08-2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Het gaat om een aantal leerlingen binnen het Autisme Spectrum Stoornis cluster. Hierdoor is er meer tijd om een passende plek voor deze leerlingen te vinden en de sluiting/afbouw van het Hoenderloo College voor het personeel in goede banen te leiden. Dit zal og nader uitgewerkt moeten worden in het sluitingsplan.
In de eerder genoemde persverklaring geven medewerkers van het Hoenderloo College aan dat er geen sociaal plan aanwezig is. Zoals reeds in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, vindt er momenteel overleg plaats over dit sociaal plan tussen het schoolbestuur en de vakbonden in het DGO.
Kunt u de Kamer een update sturen hoe het staat met de sluiting van de Hoenderloo Groep, over de huidige zorg aan de jongeren en hoe het staat met de geplande verhuizingen?
Betreft de jeugdhulplocaties streeft Pluryn naar sluiting eind augustus 2020. Pluryn werkt dus toe naar overplaatsing voor die datum. Pluryn garandeert dat geen kind tussen wal en schip gaat vallen. Die verantwoordelijkheid houdt niet op in augustus. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al aangeef, blijft het Hoenderloo College in afgeslankte vorm open tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen.
De IGJ zal in de praktijk beoordelen of dit ook het geval is en grijpt indien nodig in. Voor het overgrote deel van de ongeveer 40 jongeren van wie Pluryn op dit moment verwacht dat de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, hebben in maart oriënterende gesprekken plaatsgevonden met jongeren en ouders/voogden over een mogelijke vervolgplek. Op basis hiervan heeft Pluryn op 7 april 2020 aan de ouders/voogden van alle jongeren een aanbod met een, volgens Pluryn, passende vervolgplek gedaan. Deels zijn dit plekken binnen en deels buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden.
Deelt u de mening dat met een toename van de vraag om residentiële jeugdzorg en de huidige tekorten aan geschikte plekken, het verstandiger is om de Hoenderloo Groep – al dan niet tijdelijk langer- open te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn collega Minister de Jonge en ik delen deze mening niet. In zijn brief4 van 20 februari 2020 schrijft de Minister van VWS dat er een kwantitatief evenwicht tussen vraag en aanbod is. Om ook van een kwalitatief evenwicht te spreken moet de beschikbaarheid van de plaats ook samenvallen met het passend zijn van de groep en het behandelaanbod en zou dit zo mogelijk ook in de regio beschikbaar moeten zijn. Als dat passende aanbod er niet is, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor een passend aanbod voor toekomstige zorgvraag. Die verantwoordelijkheid hebben de gemeenten zowel voor de jeugdigen die nu nog bij de Hoenderloo Groep verblijven als voor jeugdigen die in de toekomst geplaatst moeten worden in een 3-milieusvoorziening. Ook geeft de voortgang van het vinden van een vervolgplaats voor jeugdigen die nu bij de Hoenderloo Groep verblijven en in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling geen aanleiding de Hoenderloo Groep langer open te houden. Daarbij helpt het dat Pluryn ongeveer 90 nieuwe plaatsen creëert, waarbij de specifieke expertise van de Hoenderloo Groep wordt meegenomen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om de Hoenderloo Groep open te houden, gezien door de huidige coronavirus de jeugdzorg onder druk staat en de structuur en capaciteit van de Hoenderloo Groep nu nog overeind staan? Zo ja, gaat u stappen ondernemen om de Hoenderloo Groep open te houden? Zo nee, waarom niet?4
U stelt, terecht, dat de coronacrisis de situatie ingewikkelder maakt. Ik kan goed begrijpen dat deze niet bijdraagt aan het verminderen van de al bestaande ongerustheid. Het is daarom in het belang van medewerkers, ouders, maar vooral de jongeren zelf, dat er snel duidelijkheid komt over een vervolgplek. Het proces vertragen vanwege corona zou, mijns inziens, vooral leiden tot een langere periode van onzekerheid. Het langer open houden van de Hoenderloo Groep draagt daar niet aan bij. Ik vind het daarom verstandig dat Pluryn hard door werkt aan de zorgoverdracht, en ook de nodige coronamaatregelen heeft genomen. Op 6 mei heeft de IGJ in haar voortgangsbericht over de zorgoverdracht van jongeren van de Hoenderloogroep geconcludeerd dat de uitstroom van jeugdigen volgens planning verloopt, ondanks het Coronavirus.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden en informeren over alle gesprekken die gevoerd worden met Pluryn en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn en andere betrokken gemeenten omtrent de sluiting van de Hoenderloo Groep? Zo nee, waarom niet?
De Minister van VWS is bereid de Kamer, zoals hij ook de afgelopen periode heeft gedaan vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid, op de hoogte te houden van de voortgang van de sluiting. Hij heeft uw Kamer onder andere op 17 december 2019, 15 januari 2020, 20 februari 2020, 2 maart 2020 en via antwoorden op meerdere Kamervragen geïnformeerd.
Injecties met giftige bestrijdingsmiddelen in eikenbomen |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht »Vlinderstichting waarschuwt voor bestrijdingsmiddel eikenprocessierups»?1
Ja.
Is het juist dat in de proef 2500 eiken worden geïnjecteerd met het giftige bestrijdingsmiddel Vertimec, dat ook dodelijk is voor onder meer bijen, hommels en vlinders (waaronder zeldzame soorten)?2
De proef was aangevraagd voor de behandeling van 2.500 eiken in zes gemeenten. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft met ingang van 15 april de proefontheffing voor het injecteren van eiken met het middel Vertimec ter bestrijding van de eikenprocessierups ingetrokken. Voordat het Ctgb de proefontheffing heeft ingetrokken was daar in één gemeente al gebruik van gemaakt. Middelen met de actieve stof uit Vertimec zijn als biocide tot nu toe alleen toegelaten voor het bestrijden van organismen in gesloten, goed te definiëren ruimtes, kieren, etc. Na een interne evaluatie heeft het Ctgb besloten dat voor het toedienen buiten in een eik, ook de kennis over milieuaspecten van Vertimec als gewasbeschermingsmiddel (het buitengebruik) moet worden meegewogen. Dat betekent dat nu breder is gekeken naar de gevolgen van het middel in het milieu, zoals naar de effecten op andere organismen die leven in en bij de boom. Het Ctgb oordeelt dat die risico’s voor andere insecten en voor bijvoorbeeld foeragerende vogels te groot zijn. Die risico’s kunnen bij deze toepassing niet worden weggenomen met aanvullende voorschriften.
Is het juist dat eiken honderden insectensoorten herbergen en dat deze bomen daarmee van cruciaal belang zijn voor veel insecten?3
Eiken in Nederland kunnen honderden insectensoorten herbergen en dragen daarmee bij aan de biodiversiteit.
Is onderzocht of Rode lijst-soorten het genoemde gif binnen kunnen krijgen wanneer zij zich op een met gif geïnjecteerde eik bevinden en zich voeden? Zo nee, waarom niet? Hoe zal voorkomen worden dat ook andere, beschermde soorten sterven door het gebruik van dit middel?
Het middel Vertimec is een insecticide dat bij deze proef geïnjecteerd zou worden in de sapstroom van de boom en vanuit deze sapstroom verder verspreid zou worden naar andere delen van de boom, zoals naar het blad. Op die manier zou het middel beschikbaar kunnen komen voor de eikenprocessierups en wellicht ook voor andere organismen die in en van deze boom leven. Gezien dit laatste risico heeft Ctgb de proef inmiddels verboden. Alle beheerders zijn wettelijk verplicht (conform Wet natuurbescherming) om te voorkomen dat beschermde soorten schade ondervinden van een uitgevoerde bestrijding.
Is er een ontheffing voor het gebruik van het bestrijdingsmiddel aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming, omdat het gebruikte middel niet soortspecifiek is en dus ook andere insectensoorten zal doden?
Nee.
Deelt u de zorg dat gebruik van het gif het natuurlijke evenwicht verder kan ontwrichten, waardoor de natuurlijke bestrijding van eikenprocessierupsen nog moeilijker wordt?
Het Ctgb heeft geoordeeld dat de risico’s van deze proef voor andere insecten en voor bijvoorbeeld foeragerende vogels te groot zijn. Die risico’s kunnen bij deze toepassing niet worden weggenomen met aanvullende voorschriften. Daarom heeft het Ctgb de proefontheffing ingetrokken. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Is het juist dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Gtgb) erkent dat de proef schadelijke en onaanvaardbare effecten kan hebben op de gezondheid van mensen, in het bijzonder kwetsbare groepen, voor dieren en voor het milieu?4
Zie antwoord vraag 6.
Is het juist dat de proef al is begonnen terwijl er nog een bezwaarprocedure loopt? Zo ja, klopt het dat het experiment daarmee tegen de regels en dus illegaal is? Zo nee, waarom niet?
Dat klopt niet. De bevoegdheid van het Ctgb is vastgelegd in de wet gewasbeschermingsmiddelen en biocide. Er is een melding van de proef gemaakt binnen het kader van de Biocidenverordening. Dat is een reguliere procedure. Ctgb beoordeelt de proef en kan – binnen 45 dagen – de proef toestaan, verbieden of restricties opleggen. Het besluit dat het Ctgb neemt staat open voor bezwaar. Dit bezwaar heeft geen schorsende werking.
Bent u bereid om de schadelijke proef, waarbij gif wordt geïnjecteerd in bomen, direct te beëindigen?
Zie het antwoord op vraag 2. De proefontheffing is ingetrokken. Daarmee is de proef beëindigd.
Gaat u zich inzetten, bijvoorbeeld via het Kennisplatform Processierups, voor uitsluitend gebruik van natuurvriendelijke oplossingen voor minder eikenprocessierupsen? Zo nee, waarom niet?
Op 9 april jl. heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over het beleid rondom de bestrijding van de overlast van de eikenprocessierups en de rol van het Kennisplatform Processierups (Kamerstuk 27 858, nr. 507). In de brief benadruk ik het belang van een natuurlijke balans. Een omgeving met een rijke en robuuste variëteit aan plant- en diersoorten geeft natuurlijke weerstand tegen plaagsoorten en is verreweg de te prefereren optie. Biodiversiteitsherstel duurt echter jaren en experts geven aan dat natuurlijke bestrijders ten tijde van een plaag met grote overlast niet voldoende zijn en aanvullende inzet nodig is.
Het doel van het Kennisplatform processierups is ondersteuning van de preventie en bestrijding van de (eiken)processierups door het bieden van eenduidige informatie aan professionals, overheden, burgers en terreineigenaren over preventie, bestrijding, monitoring, opschaling, gezondheid en (na)zorg. Het uitgangspunt daarbij is dat gemeenten en terreineigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor preventie en bestrijding van de processierups.
Samen met alle betrokken partijen doen we hard ons best om handvatten voor manieren van, liefst natuurlijke, vormen van preventie en bestrijding aan te reiken aan burgers, professionals en overheden. Voor het bestrijden van de eikenprocessierups dienen de principes van geïntegreerde gewasbescherming te worden toegepast. Wanneer de eikenprocessierups, ondanks de inzet van natuurlijke vijanden of andere preventiemaatregelen, bestreden dient te worden zal dit eerst met niet-chemische maatregelen moeten worden gedaan (zoals mechanisch wegzuigen). Wanneer dit de eikenprocessierups onvoldoende bestrijdt en de volksgezondheid in het gedrang komt, kan gebruik worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen, waarbij de voorkeur uitgaat naar laagrisicomiddelen.
Het gevolgde en te volgen protocol bij coronarepatriëringsvluchten uit niet-brandhaarden. |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat de beelden die te zien zijn via Schipholwatch.nl, vlucht KL812 betreffen, op weg van Kuala Lumpur naar Schiphol en dat deze vlucht daar op 11 april om 7.00 uur verwacht werd?1 Zo nee, hoe zit het dan?
Ik kan niet onafhankelijk bevestigen dat de beelden die via Schipholwatch.nl te zien zijn, inderdaad de genoemde vlucht uit Kuala Lumpur betreffen. Wel kan ik bevestigen dat op 11 april een repatriëringsvlucht uit Kuala Lumpur is aangekomen op Schiphol, met daarin 285 passagiers en 13 bemanningsleden, waarvan 9 cabine crew aan boord. De geldende internationale richtlijnen en regelgeving met betrekking tot de luchtvaartsector zijn daarbij nageleefd.
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) heeft op 26 maart jl. richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus. EASA beveelt luchtvaart- maatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar te beperken om het risico op besmetting door en van passagiers te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen.3 Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen.
Het RIVM concludeert dat er duidelijke richtlijnen beschikbaar zijn en dat de risico’s op een besmetting van vliegend personeel beperkt worden door onder andere goede ventilatie en luchtfiltersystemen in vliegtuigen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een minimum. Het RIVM heeft geen norm gesteld voor het aantal passagiers dat is toegestaan.
Mijn beeld is dat de richtlijnen van het RIVM en EASA worden gerespecteerd door de luchtvaartmaatschappijen. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren waardoor onder meer de service aan de passagiers is aangepast. Ook worden bemanningsleden uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoentjes.
In aanvulling op de richtlijnen aan de luchtvaartmaatschappijen geldt sinds 17 april 2020 dat reizigers uit hoog-risicogebieden voor vertrek een verklaring in moeten vullen met vragen over gezondheidsklachten die passen bij COVID-19. Indien geen gezondheidsverklaring kan worden getoond omdat de passagier klachten heeft die passen bij COVID-19, zal de toegang tot de vlucht moeten worden ontzegd. Daarnaast krijgen reizigers uit hoog-risicogebieden het dringende advies om 14 dagen quarantaine in acht te nemen na aankomst in Nederland.
Op dit moment overweegt het kabinet geen nieuwe maatregelen, maar we monitoren de situatie nauwlettend.
Kunt u aangeven hoeveel passagiers en bemanning aan boord van het betreffende vliegtuig waren en op welke wijze RIVM-maatregelen met betrekking tot «voldoende bescherming bieden aan cabinepersoneel» zijn toegepast?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een langdurig verblijf in de beperkte ruimte die een vliegtuig biedt, met een groter aantal passagiers dan de RIVM-normen normaal toestaan een reëel besmettingsgevaar oplevert voor de passagiers, de bemanningsleden, personeel dat werkzaam is op Schiphol en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke nieuwe maatregelen overweegt u dan?
Zie antwoord vraag 1.
Overweegt u (andere) quarantainemaatregelen of -voorschriften voor coronarepatriëringsvluchten uit niet-brandhaarden? Zo ja, hoe gaan deze eruitzien?
De repatriëringsvluchten in het kader van het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland worden uitgevoerd conform dezelfde richtlijnen en regelgeving als andere commerciële vluchten. Ook voor deze vluchten geldt het beleid zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Hoe verhoudt het protocol van de repatriëringsvluchten zich met het protocol dat gebruikt wordt voor de vluchten van arbeidsmigranten, met name op het gebied van handhaving van de 1,5 meterregel?3
Ook voor het uitvoeren van commerciële vluchten met bijvoorbeeld arbeidsmigranten geldt dat deze worden uitgevoerd conform dezelfde richtlijnen en regelgeving als andere commerciële vluchten. Ook voor deze vluchten geldt het beleid zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Het in gevaar brengen van Nederlanders door het in brand steken van zendmasten |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dutch telecommunications towers damaged by 5G protestors»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat de wetenschap geen enkele indicatie heeft voor welk verband dan ook tussen 5G en het nieuwe coronavirus, en de belagers van zendmasten zich derhalve laten leiden door complottheorieën?
De Europese Commissie2 en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Kennisplatform EMV3 hebben reeds benadrukt dat er geen enkel verband is tussen COVID-19 en 5G-technologie, en dat virussen niet worden verspreid via radiogolven/mobiele netwerken.4
Hoeveel aanvallen op zendmasten hebben de afgelopen maand plaatsgevonden en tot welke schade hebben deze geleid?
Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Is er sprake van een toename van aanvallen op zendmasten dit jaar? Zo ja, hoe verhoudt deze zich tot incidenten in voorgaande jaren?
Voor zover bekend zijn er in Nederland in de afgelopen jaren geen eerdere incidenten gemeld van brandstichting bij zendmasten. Dit is daarmee een nieuw risico dat aandacht vraagt van zowel de sector als de overheid.
Hoe vaak zijn hulpdiensten in gebieden rondom een zendmast onbereikbaar geweest in die periode?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen. De branden hebben tot op heden geen impact gehad op de communicatie tussen de hulpdiensten (C2000).
Welke maatregelen wilt u treffen om deze vitale infrastructuur te beschermen tegen aanvallen door brandstichters?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Landelijke Eenheid van de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De C2000-masten zullen extra beveiligd worden. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen. De maatregelen hebben zowel een preventieve als repressieve werking. De meest kritische masten zullen eerst beveiligd worden. Het kost naar verwachting ongeveer drie maanden om alle masten te beveiligen.
In hoeverre hebben andere landen te maken met aanvallen op hun infrastructuur van telecommunicatie met hetzelfde motief, namelijk complottheorieën over 5G en het coronavirus?
Verschillende landen in Europa hebben te maken met vandalisme gericht op hun infrastructuur van telecommunicatie. De online verspreiding van onjuiste informatie met betrekking tot COVID-19 lijkt hierin een rol te spelen.
Bent u bekend met de groep of groepen die betrokken zijn bij deze brandstichtingen? Kunt u aangeven of het hier gaat om grensoverschrijdende netwerken?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Protesten tegen zendmasten zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting van de afgelopen weken. Onder anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over de veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Tussen de branden is geen relatie gebleken.
Vindt volgens u de verspreiding van deze complottheorieën enkel organisch plaats of is er sprake van een georganiseerde inzet van desinformatie? Indien u nog geen antwoord heeft op deze vraag, bent u bereid te onderzoeken of, en zo ja, hoe deze complottheorieën actief verspreid worden door professionele verspreiders van desinformatie?
De verspreiding van onjuiste informatie over COVID-19 en 5G verloopt zowel ongeorganiseerd (door bijv. individuen) als georganiseerd (bijv. in echokamers op sociale media). In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend in nauw contact om informatie over en signalen van mogelijke desinformatieactiviteiten te delen, te duiden en daarop zo nodig te acteren. Deze informatie en signalen over COVID-19 worden ook bij elkaar gebracht in de bestaande crisisstructuur.Ook via het Rapid Alert Systeem van de Europese Unie wordt informatie gedeeld tussen de lidstaten en EU-instituties.
Bent u bereid een (video)conferentie van telecomministers te initiëren om deze gevaarlijke trend te agenderen en de EU-informatie te gaan uitwisselen over de aanvallen op zendmasten?
Op 5 mei jl. vond er een informele Telecomraad plaats, waarin ik (de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) aandacht heb gevraagd voor de onjuiste informatie over 5G in relatie tot COVID-19 en andere negatieve gezondheidseffecten en de recente branden in zendmasten.
Een noodfonds voor mensen werkzaam in de zorg |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur waarin aandacht was voor een steunfonds, opgezet voor zorgverleners die intensief werken met COVID-19-patiënten?1
Ja.
Is er vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport contact geweest met de initiatiefnemers van de Stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC)?
Ja.
Vindt u ook dat zorgverleners die in de huidige crisis extra risico’s lopen, een vangnet moet worden geboden?
Voor het antwoord op de gestelde vragen verwijs ik naar de toezegging die ik heb gedaan in de brief van 15 april jl. inzake COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Bent u het ermee eens dat zo snel mogelijk een steunfonds moet worden gerealiseerd voor (nabestaanden van) een brede groep zorgverleners, die als gevolg van hun werkzaamheden besmet raken met het coronavirus, worden opgenomen op de afdeling intensive care of komen te overlijden? Zo ja, ziet u mogelijkheden om bij het oprichten van een fonds voor zorgmedewerkers, zoals voorgesteld in de aangehouden motie van het lid Asscher, een samenwerking aan te gaan met de initiatiefnemers van ZWIC? Zo ja, hoeveel bent u bereid aan een steunfonds bij te dragen?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u ook dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid moet zijn voor de medewerkers in de zorg die door hun werk extra risico’s lopen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke kortst mogelijke termijn is het mogelijk een steunfonds te realiseren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het debat op 16 april beantwoorden?
Zie antwoord vraag 3.
Tekorten van medische hulpmiddelen in de langdurige zorg |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg, in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) uitgevoerde inventarisatie onder haar leden in de care sector naar tekorten aan medische hulpmiddelen?
Hoe denkt u het huidige tekort aan handschoenen per direct op te lossen, aangezien geconcludeerd kan worden dat de grootste tekorten ontstaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen?
Welke maatregelen heeft u getroffen om een tekort te voorkomen aan schorten, mondmaskers en desinfecterende vloeistoffen en per welke datum worden de voorraden aangevuld, aangezien bij deze beschermingsmiddelen de komende tijd de grootste stijgingen van tekorten worden verwacht?
Zijn er op dit moment al zorgmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten uitvoeren omdat er te laat is gereageerd op de dreigende tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Gaat het onderhandelingstraject ten koste van de bescherming van zorgmedewerkers die hierdoor onbeschermd hun werk moeten doen, gezien veel leveranciers ervaren dat ze ontzettend lang moeten onderhandelen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de prijs?
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
Het voorstel om migranten op de Griekse eilanden vanwege corona over te brengen naar stilliggende cruiseschepen |
|
Bram van Ojik (GL), Maarten Groothuizen (D66), Madeleine van Toorenburg (CDA), Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk , Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Hoe moet het dan met die vluchtelingen op Lesbos»?1
Ik heb dit artikel, waarin de aandacht wordt gevestigd op de situatie van migranten in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waaronder Moria, en het risico van een COVID-19 uitbraak aldaar, met belangstelling gelezen. Het kabinet onderkent dit risico en volgt de situatie in Griekenland al langer nauwlettend. Nederland biedt sinds de migratiecrisis van 2015/2016 doorlopend steun aan Griekenland, middels expertise, middelen en/of financiering. Juist ook nu, met het verspreidingsrisico van COVID-19 in de opvangfaciliteiten, heeft de EU, maar ook Nederland, deze steun geïntensiveerd.
Zoals bekend zal Nederland geen steun aanbieden in de vorm van ad hoc herplaatsing van alleenstaande minderjarigen. Het kabinet geeft de voorkeur aan het doorvoeren ter plekke, samen met de Griekse partners, van structurele verbeteringen, in de opvang en bescherming van deze kwetsbare groep. Dit heeft geleid tot een Grieks-Nederlands initiatief dat is gericht op de spoedige realisatie van een voogdijsysteem voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en de duurzame verbetering van hun opvang en bescherming. Dit Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband zal bestaan uit drie elementen: 1) het opzetten van een voogdijvoorziening in Griekenland, 2) het opzetten en organiseren van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in opvangvoorzieningen, kleinschalige begeleid wonen projecten en bij gastouders en 3) het bieden van hulp bij het begeleiden van alleenstaande minderjarigen nadat zij de asielprocedure hebben doorlopen. Dit sluit aan op de Europese inzet gericht op capaciteitsopbouw waaraan ook de huidige Griekse regering sterk is gecommitteerd. Uw Kamer is separaat over dit samenwerkingsinitiatief geïnformeerd.2 De verdere details van het voorstel worden momenteel nader uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Griekse autoriteiten. Uw Kamer zal gedurende de looptijd van het programma met regelmaat worden geïnformeerd over de uitvoering van het programma.
Voor wat betreft de verwijzing van de auteurs naar «vermeende beloftes van de Nederlandse regering» inzake herplaatsing, verwijst het kabinet naar de oorspronkelijke herplaatsingsbesluiten. Deze betroffen een specifieke groep asielzoekers die op het moment van de besluiten al in Griekenland aanwezig was. Over het verloop van de uitvoering van deze besluiten is uw Kamer eerder geïnformeerd.3 In dit verband zij tevens gewezen op de Mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot de voortgangsrapportage uit maart 2018 over de implementatie van de Europese Migratieagenda en Annex 4: Herplaatsing.4 In deze mededeling stelt de Europese Commissie dat de herplaatsing van de migranten succesvol is gebleken en dat 96% van de herplaatsingsverzoeken die in het kader van de noodregelingen zijn verzonden naar de ontvangende lidstaten en geassocieerde landen, tot daadwerkelijke herplaatsing leidde. Deze conclusie is tevens weergeven in de recente reactie van de Europese Commissie op het Speciaal Verslag van de Europese Rekenkamer «Asiel, Herplaatsing en Terugkeer van Migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten aan te pakken».5
Deelt u de mening dat op de Griekse eilanden 42.000 vrouwen, mannen en kinderen op elkaar gepakt zitten en dat een corona-uitbraak zowel voor hen als voor de Europeanen een groot gevaar vormt?
Zoals aangegeven in bovenstaand antwoord deelt het kabinet de zorgen rondom een mogelijke COVID-19 uitbraak in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waar momenteel rond de 36.400 migranten worden opgevangen. Het kabinet zet via verschillende manieren in om te komen tot structurele verbeteringen. Daarover is uw Kamer meermaals geïnformeerd, waaronder in de recente Kamerbrief Grieks-Nederlandse samenwerking ter verbetering van de situatie alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland, het schriftelijke overleg met de Vaste Kamer Commissie Justitie en Veiligheid en in de schriftelijke beantwoording in het kader van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken.6
De Europese Commissie, UNHCR en IOM werken op dit moment samen met de Griekse autoriteiten om kwetsbare groepen, waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen, vanuit de opvangfaciliteiten op de eilanden onder te brengen in leegstaande hotels en appartementen op het Griekse vasteland die naar verwachting voorlopig dicht zullen blijven in verband met COVID-19. Er zijn momenteel geen geluiden vanuit de Europese Commissie bij het kabinet bekend dat dit onverwacht traag zou verlopen en dat hiervoor aanvullende steun wordt gevraagd. Ook de recente financiering van EUR 700 mln in het kader van het EU Actieplan voor Griekenland kan hiervoor worden ingezet. Een deel van de financiering voorziet in het vergroten van de opvangcapaciteit in Griekenland. Daarnaast is EUR 220 miljoen beschikbaar gesteld om op de Griekse eilanden vijf Multi-Purpose Reception and Identification Centres (MPRIC´s) op te zetten voor het einde van 2020. Hierover is uw Kamer recentelijk geïnformeerd.7
Wat onderneemt u om een humanitaire ramp te voorkomen op de Griekse eilanden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat de Europese Commissie (d.m.v. een «temporary accomodation scheme») 35 miljoen euro beschikbaar heeft om vluchtelingen in lege hotels te plaatsen? Is het tevens juist dat de uitplaatsing traag verloopt en dat de Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Johansson, meer steun vraagt vanuit Europese lidstaten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het voorstel om «stilliggende cruiseschepen in te zetten voor de Griekse kust zodat we mensen de verzorging geven die ze nodig hebben om overslag van de epidemie te voorkomen»?
Het is in beginsel aan de Griekse autoriteiten om adequate maatregelen te treffen om de COVID-19 situatie het hoofd te bieden. Dit geldt ook voor een mogelijke evacuatie van migranten in de opvangkampen op de Griekse eilanden naar een andere locatie. Hierbij zij opgemerkt dat de «transfer» van kwetsbare migranten vanaf de Griekse eilanden naar het vasteland al geruime tijd staand Grieks beleid is. Volgens de Griekse autoriteiten zijn in 2020 tot en met 24 mei jl. al ruim 13.500 migranten van de Griekse eilanden overgebracht naar het vasteland. Dit is meer dan het totaal aantal aankomsten op de Griekse eilanden in dezelfde periode (circa 7.400). Op de korte termijn is Griekenland voornemens andermaal een grote groep kwetsbare migranten naar het vasteland over te plaatsen en in opvangcentra, leegstaande hotels en appartementen onder te brengen.
Bekend is dat de Griekse autoriteiten in het verleden (o.a. in 2015 en 20178) overwogen hebben om gebruik te maken van schepen om tijdelijke extra opvangcapaciteit te creëren op de eilanden. Tijdens een recent video-overleg met mijn collega’s heb ik mijn Griekse ambtgenoot naar deze optie gevraagd. Daarop werd aangegeven dat hiervoor op dit moment geen noodzaak werd gezien en voorts dat dit een relatief kostbare optie betreft. Zoals hierboven gemeld is geopteerd voor opvang in leegstaande hotels en appartementen
Bent u bereid om bij Eurocommissaris Johansson aan te dringen op het nemen van alle benodigde acties om evacuatie van de vluchtelingen naar cruiseschepen (of andere locaties in Griekenland waar beschermingsmaatregelen getroffen kunnen worden) mogelijk te maken? Zo nee, hoe voorkomt u een uitbraak op de Griekse eilanden met grote gevolgen voor allen, waaronder vluchtelingen en omwonenden?
Zie antwoord vraag 5.