Het actief ontmoedigen van onnodige reizen naar risicogebieden |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «1 op de 5 nieuwe coronapatiënten was kort daarvoor op vakantie in buitenland»?1
Ja.
Klopt het dat van de ruim 4.000 nieuwe coronabesmettingen die de afgelopen week werden vastgesteld, er 738 in de twee weken daarvoor in het buitenland zijn geweest? Zo nee, hoe zit het dan?
De wekelijkse epidemiologische update van het RIVM geeft aan dat er in week 34 (11–18 augustus) inderdaad sprake was van het feit dat 18,4% van de COVID-19 patiënten voor aanvang van de ziekte in het buitenland is geweest.
Erkent u dat op dit moment onnodig veel nieuwe besmettingen vanuit het buitenland Nederland binnenkomen? Zo nee, waarom niet?
Import van COVID-19 uit het buitenland moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Daarom worden al verschillende maatregelen getroffen. Zie vraag 5 voor deze maatregelen.
Erkent u dat de waarschuwing van het label «code oranje» kennelijk niet voldoende is om het aantal onnodige reizen naar risicogebieden in voldoende mate in te perken? Zo nee, waarom niet?
Een oranje reisadvies voor een land of een gebied betekent dat niet-noodzakelijke reizen, waaronder toeristische reizen, naar dat land of gebied worden afgeraden. Het is de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf om de afweging te maken of een reis noodzakelijk is of niet. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt via verschillende instrumenten, waaronder het reisadvies, communicatie via de NederlandWereldWijd-website, het 24/7 ContactCenter en de BZ-reisapp, de Nederlandse burger om hierin een weloverwogen keuze te maken. Communicatie naar de burger over o.a. reisadviezen wordt op regelmatige basis in interdepartementaal verband besproken.
Overigens zijn er op dit moment 2 verschillende aanleidingen voor een oranje reisadvies voor een land in de EU. Er zijn landen met een oranje reisadvies, omdat het RIVM oordeelt dat de gezondheidssituatie niet veilig is (COVID-risico-gebied). Ook landen die beperkende maatregelen invoeren voor Nederlanders zoals quarantaine bij aankomst vanwege de gezondheidssituatie in Nederland krijgen een oranje reisadvies (zoals bijvoorbeeld het VK en Finland), omdat die beperkende maatregelen zich niet verenigen met een toeristisch reispatroon. Voor reizigers die terugkeren uit dergelijke landen geldt geen quarantainemaatregel. Of quarantainemaatregelen gelden bij terugkeer wordt duidelijk gecommuniceerd in de reisadviezen en via andere kanalen.
Hoe gaat u de dagelijkse stroom aan nieuwe besmettingen vanuit het buitenland stoppen?
Op mijn verzoek voert het RIVM wekelijks een inventarisatie uit van landen die onveilig zijn om naar toe te reizen. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar het aantal besmettingen en het aantal testen uitgevoerd in dat land. Ook wordt het aantal positief geteste personen met een reishistorie in het betreffende land meegewogen. Daarnaast worden de diplomatieke posten geraadpleegd voor meer informatie over de situatie van een land of gebied. Op basis van de inventarisatie onveilige landen van het RIVM wordt het reisadvies van de rijksoverheid telkens aangepast.
Reizigers die naar een oranje gebied afgereisd zijn dat een COVID-19 risicogebied is, worden dringend geadviseerd om 10 dagen in thuisquarantaine te gaan bij aankomst in Nederland. Daarnaast is op Schiphol een teststraat (dit betreft een onderzoeksetting) ingericht om reizigers uit dergelijke risicogebieden direct te kunnen testen bij hun aankomst in Nederland. Bij de gates worden reizigers opgewacht door GGD-personeel dat hen o.a. begeleidt naar deze teststraat en informatie geeft over thuisquarantaine. Ook vooraf aan hun reis worden reizigers bewust gemaakt van de gevolgen van een reis (met vliegtuig). Om aan boord van een vliegtuig toegelaten te worden, moet elke passagier een gezondheidsverklaring invullen waarin hij/zij verklaart geen klachten te hebben die duiden op COVID-19 en bewust is van de gevolgen van de reis.
Ook voor landen met een geel reisadvies worden reizigers geadviseerd om zich in het buitenland zowel te houden aan de maatregelen die in Nederland gelden als aan de lokale maatregelen. Deze boodschap wordt via verschillende communicatie kanalen, waaronder het reisadvies, gecommuniceerd.
Hoe gaat u voorkomen dat mensen nog massaal afreizen naar bestemmingen met code oranje?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u de motie-Van Esch c.s. waarin de Kamer de regering oproept om «vliegreizen naar risicogebieden actiever te ontmoedigen»?2
Ja.
Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Tijdens het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 12 augustus jl. heeft de Minister-President aangegeven uitvoering te geven aan de motie door reisorganisaties te wijzen op het bijzondere karakter van de noodzakelijk reizen. De Minister van IenW heeft de Nederlandse reisorganisaties en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hierop gewezen via een brief.
Erkent u dat bestemmingen met code geel ook vrij plotseling in code oranje kunnen veranderen, zoals recent nog het geval was met o.a. Brussel, Parijs, Marseille, Madrid, Mallorca, Ibiza en verschillende Spaanse regio’s?3
Ja, er is sinds op 15 juni jl. het wereldwijde oranje reisadvies werd losgelaten en de reisadviezen voor EU landen werden aangepast naar een gele classificatie indien de situatie dat toeliet, ook steeds voor gewaarschuwd dat reisadviezen in verband met de snel veranderende virusdynamiek weer naar een oranje classificatie opgeschaald kunnen worden. Dit is via de kanalen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere overheids-communicatiekanalen gecommuniceerd aan het publiek, de reisbranche en andere belanghebbenden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zijn reisadviezen op de wekelijkse beoordeling van het RIVM van de COVID-19 situatie in die landen.
Deelt u de mening dat het daarom verstandig is om ook reizen naar bestemmingen met code geel actief te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert reisadviezen op basis van de situatie in het desbetreffende land. Via de kleurcode wordt inzichtelijk gemaakt hoe veilig een land of gebied is. De situatie in landen met code geel of oranje verschilt dus van elkaar en het is voor de Nederlandse burger van belang dat deze verschillen inzichtelijk blijven. Daarom is het niet wenselijk om dezelfde waarschuwingen af te geven voor oranje en gele kleurcodes. Een gele kleurcode voor een land houdt in dat daar veiligheidsrisico’s zijn. Reizigers worden aangeraden goed voorbereid op reis te gaan. Zoals in het antwoord van vraag 9 staat genoemd waarschuwt het Ministerie van Buitenlandse Zaken reizigers dat als gevolg van nieuwe virusuitbraken het gele reisadvies voor bepaalde gebieden of landen weer kan worden aangescherpt.
Herinnert u zich de recente publiekscampagne van de rijksoverheid toen er op OV-haltes posters hingen met teksten als «met de bus, alleen als het noodzakelijk is»?4
Ja.
Is een dergelijke campagne volgens u ook een optie voor het actief ontmoedigen van vliegreizen? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 30 juli 2020 (Aanhangsel van de Handelingen 3637) met antwoorden op vragen van het lid Van Raan (PvdD) heb ik aangegeven dat reizen reeds wordt ontmoedigd door voor bepaalde gebieden een oranje reisadvies uit te brengen en dit reisadvies op verschillende manieren onder de aandacht te brengen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er weer volop reclames in omloop zijn voor ploftickets en dat op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, niet of nauwelijks melding wordt gemaakt van het reisadvies bij bepaalde bestemmingen?5 6 7 Zo nee, waarom niet?
Reisorganisaties worden aangemoedigd om een link naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op te nemen. Veel organisaties doen dit ook al.
Het staat reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen vrij om reizen aan te bieden en aan te prijzen. Mits de reizigers zich aan de RIVM-richtlijnen houden, stellen de reis- en luchtvaartbranche hen in staat om van een op vakantie te gaan of een noodzakelijke reis te maken. Hoewel ik reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen niet kan verplichten hun aanbod te wijzigen, vind ik het niet passen dat reizen naar oranjegebieden worden aangeprezen als mogelijke vakantiebestemming. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 8 heeft de Minister van IenW reisorganisaties hierop gewezen via een brief.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, duidelijk moet worden gemaakt wat het reisadvies is bij de beschikbare bestemmingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, het reizen naar risicobestemmingen actief dient te worden ontmoedigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Kent u de actie van Corendon waarbij tijdens de verzengende hittegolf de korting op vliegtickets opliep bij hogere temperaturen?8
Ja.
Deelt u de mening dat, vanwege o.a. de klimaatcrisis en de coronacrisis, dergelijke reclames voor ploftickets volstrekt ongepast zijn? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 13, 14 en 15.
Wat is uw inzet om het aantal reclames voor ploftickets in te dammen?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u alsnog een concreet antwoord geven op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Raan over de onwenselijkheid van het bagatelliseren van volksgezondheidrisico’s en de waarde van code oranje door Corendon?9
Uw Kamer heeft op 30 juli 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3637) de verzochte concrete antwoorden ontvangen.
Kent u het bericht «De coronateststraat op Schiphol is «moeilijk te vinden» en «de capaciteit is onvoldoende»«?10
Ja.
Klopt het dat de capaciteit van de teststraat op Schiphol nog steeds onvoldoende is? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Op dit moment is de testcapaciteit op Schiphol ca. 800–1000 testen per dag. Vanwege de huidige druk op de labcapaciteit en omdat het hier nog gaat om een onderzoeksetting naar het effect van testen van mensen/reizigers zonder klachten, wordt er vooralsnog niet opgeschaald. Op zijn vroegst verwacht ik het resultaat en een advies van dit onderzoek half september.
Klopt het dat de GGD nog geen verzoek heeft gekregen om de testcapaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden? Zo ja, waarom is die opdracht nog niet gegeven?
Dat klopt. Op dit moment moeten we allereerst weten hoe effectief de teststraat is op Schiphol omdat het hier gaat om het testen van mensen zonder klachten. Daarom is er op Schiphol ook direct een onderzoek gestart. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek half september. Ten tweede nam de druk op de lab capaciteit de afgelopen weken sterk toe. Op de drukste dag van de week in week 34 was er zelfs een stijging van 40% in het aantal afgenomen testen, ten opzichte van de drukste dag in week 33. Dit komt onder meer doordat steeds meer mensen zonder klachten zich laten testen. Dit legt een grote druk op de testketen en testcapaciteit van de GGD’en en laboratoria.
Wanneer gaat u de GGD alsnog verzoeken om de capaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden?
Zie antwoord vraag 22.
Wat is de stand van zaken omtrent teststraten op andere Nederlandse luchthavens?
De eerste oriëntatie gesprekken met andere luchthavens dan Schiphol hebben plaatsgevonden. Uitbreiding is echter met name afhankelijk van de druk op de lab capaciteit en de resultaten van het onderzoek op Schiphol. Vergeleken met Schiphol komen er relatief veel minder reizigers uit COVID-19 risicogebieden aan op deze luchthavens. Daarnaast moeten deze mensen alsnog 10 dagen in quarantaine, en kunnen zij zich ook bij (milde) klachten laten testen bij een GGD in hun eigen regio.
Kunt u deze vragen vanwege de urgentie binnen een week beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt bovenstaande vragen binnen een week te beantwoorden.
Het bericht ‘Hotel biedt longstay aan: 799 euro voor 6 vierkante meter’ |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hotel biedt longstay aan: € 799 voor 6 vierkante meter»?1
Ja.
Deelt u de mening dat € 799, voor een «woning» van 6 vierkante meter waarvan zo’n 2 m2 feitelijk woonoppervlak, een bizarre prijs is en dat de geboden ruimte op geen enkele manier als een woning gekwalificeerd zou kunnen worden?
CityHub hotel biedt kamers aan voor kortstondig verblijf onder een hotelbestemming. Hoewel ik de voorkeur geef aan reguliere bewoning voor mensen die opzoek zijn naar een woning, kunnen dergelijke aanlandplekken meerwaarde hebben voor een woningzoekende die tijdelijk onderdak nodig heeft in afwachting van een woning. Het is echter aan gemeenten om te bezien of dergelijke aanlandplekken een bijdrage kunnen leveren voor bijvoorbeeld studenten.
Deelt u de opvatting dat het van belang is dat nationale en internationale studenten kunnen wonen op een plek die leefbaar en betaalbaar is, en constateert u dat deze eenheden aan geen van deze voorwaarden voldoen?
Ik vind het belangrijk dat voor studenten voldoende en passende huisvesting beschikbaar is. Daarom heb ik samen met betrokken partijen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting ondertekend. Samen zetten we ons in op het in evenwicht brengen van vraag en aanbod naar studentenhuisvesting. De ambities die de studentensteden de afgelopen jaren hebben uitgesproken worden meer en meer ondersteund door concrete plannen waarmee het tekort lokaal zal teruglopen. Zo zijn er vorig jaar in verschillende studentensteden bijna 8.000 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn verschillende acties ingezet om studenten te informeren over hun rechten en mogelijkheden, zoals het laten checken van hun huurprijs bij de Huurcommissie. Zoals ik hierboven heb aangegeven, kan het concept meerwaarde hebben voor een woningzoekende die tijdelijk onderdak nodig heeft. Dit kan ook het geval zijn voor (internationale) studenten.
Kunt u aangeven welke regelgeving geldt voor dergelijk «woning»-aanbod? Deelt u de mening dat, mede gezien het adverteren op een kamerverhuursite en het bewust adverteren van het concept «flexible living», de aanbieder niet zomaar een beroep kan doen op het feit dat het hier om toeristische verhuur zou gaan?2
In deze casus betreft het geen verhuur van een woning maar van een hotelkamer voor kortstondig gebruik. Het huurrecht is derhalve niet van toepassing. Het staat aanbieders van hotelkamers vrij om te bepalen via welke kanalen zij hun aanbod onder de aandacht willen brengen. Ik deel uw mening dat een kamerverhuursite voornamelijk kamers met een woonbestemming zou moeten aanbieden.
Op welke wijze is in regelgeving nu exact het onderscheid gemaakt tussen toeristische verhuur, en verhuur van woonruimte? Welke voorwaarden worden er in deze gevallen gesteld aan overeenkomsten? Hoe is hierin in het bijzonder de bescherming van huurders van de ruimte geregeld?
Bij de verhuur van hotelkamer wordt geen gebruik gemaakt van een reguliere huurovereenkomst. Er is immers geen sprake van wonen. Bij verhuur van woonruimte wordt een (tijdelijke) huurovereenkomst door huurder en verhuurder getekend en kan huur(prijs)bescherming van toepassing zijn.
Geeft dit voorbeeld en het feit dat, mede als gevolg van de coronacrisis, meer horeca-partijen extended stay en/of longstay aanbieden, aanleiding om huurbescherming ook hiervoor mogelijk te maken, regelgeving in brede zin te herzien of in ieder geval om nader afspraken te maken met deze partijen?
Ambtelijk is met de gemeente Amsterdam gesproken over de wenselijkheid van dergelijke constructies. De gemeente Amsterdam heeft aangegeven dat zij hotelkamers als aanlandplekken voor studenten beschouwen maar dat dit in geen enkel opzicht de norm mag worden. Volgens de gemeente Amsterdam zijn hotels in beginsel niet om in te wonen. Ambtelijk wordt er samen met de gemeente Amsterdam bezien wat passende maatregelen zijn om langdurig verblijf in hotels niet de norm te laten worden.
Op welke termijn verwacht u met het convenant naar buiten te komen over transparantie voor huurders over de aanvangshuurprijs? Zal dit direct ook worden gevolgd door wetgeving?
Ik ben met de sector in overleg om meer transparantie te creëren voor huurders over hoe de aanvangshuurprijs tot stand komt. Zo kunnen verhuurders zich beter verantwoorden over de hoogte van de huurprijs. Dit zal leiden tot een convenant met de sector. Ik verwacht dit najaar het convenant met uw Kamer te kunnen delen. De afspraken van het convenant kunnen vervolgens verankerd worden in wetgeving, zodat zij bindend worden voor de gehele sector.
Het bericht ‘A. broedt op derde aanval’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat Saleh A. al twee aanslagen op het Joodse restaurant HaCarmel heeft gepleegd en met een derde aanslag, een aanslag met een vuurwapen, dreigt?1
Ja.
Deelt u de mening dat als deze terrorist, de Syrische asielzoeker Saleh A. die al twee keer het restaurant HaCarmel in Amsterdam heeft aangevallen en geterroriseerd, het land uit was gezet hij niet zou kunnen broeden op een derde aanval? Zo nee, waarom niet?
Het is in zijn algemeenheid voor het beramen van strafbare feiten niet nodig om zich in de omgeving te bevinden van de plaats waar men voornemens is het strafbare feit te plegen. Dat neemt niet weg dat fysieke afstand een praktische belemmering kan vormen voor de tenuitvoerlegging van dergelijke voornemens.
Deelt u de mening dat het openbaar ministerie steken heeft laten vallen in de vervolging van de Syrische terrorist Saleh A. door niet alleen een hele lage straf te eisen na de eerste aanval waardoor hij na twee dagen alweer op straat liep, maar ook door deze terrorist niet als terrorist te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Mij past terughoudendheid in het doen van uitspraken over individuele strafzaken. Ik constateer dat de officier van justitie in 2018 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 52 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar heeft geëist. Bij het onherroepelijk geworden vonnis van de Rechtbank Amsterdam is de verdachte veroordeeld tot 10 weken gevangenisstraf waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.2 Het vonnis van de Rechtbank Amsterdam wijkt daarmee niet sterk af van de eis van de officier van justitie. Bovendien heeft het Gerechtshof Amsterdam in de door de slachtoffers aangespannen art. 12 Sv-procedure geoordeeld dat er goede redenen zijn om in de rechtszaak uit 2018 geen vervolging te gelasten voor vernieling dan wel brandstichting met terroristisch oogmerk. Overigens heb ik begrepen dat het OM op dit moment nog onderzoekt of er aanleiding bestaat om in de huidige rechtszaak ook een terroristisch oogmerk ten laste te leggen.
Bent u bereid deze Syrische asielzoeker, deze terrorist, na zijn opgelegde straf ons land uit te zetten?
In antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Markuszower en Wilders (beiden PVV)3 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, aangegeven dat wanneer deze verdachte, die een verblijfsvergunning heeft, wordt veroordeeld, dit overeenkomstig geldende procedures zal worden meegenomen in de beoordeling van zijn verblijfsstatus door de IND. Indien dit zou leiden tot intrekking van zijn verblijfsvergunning zal de verdachte Nederland dienen te verlaten. Overigens is een gedwongen uitzetting vanwege de veiligheidssituatie in Syrië op dit moment niet aan de orde. Wanneer de veiligheidssituatie in Syrië verbetert, zal dit weer tot de mogelijkheden behoren. Tot die tijd zal de Dienst Terugkeer en Vertrek vreemdelingen uit Syrië die niet (langer) over een rechtmatige verblijfsvergunning beschikken, bewegen zelfstandig Nederland te verlaten.
Welke andere maatregelen gaat u nemen zodat Saleh A. geen nieuwe aanslag kan plegen op het restaurant HaCarmel of andere Joodse doelen in Nederland?
De verdachte zit op dit moment vast. Zoals gemeld in antwoord op schriftelijke Kamervragen van de leden Yesilgöz-Segerius (VVD) en Van der Graaf (ChristenUnie)4 is aan de verdachte in 2018 een gebiedsverbod opgelegd, dat wordt gehandhaafd door de politie, die op de momenten dat daarvoor aanleiding bestond intensief heeft gesurveilleerd rondom het restaurant. Verder zijn er in de omgeving van het restaurant gemeentelijke camera’s geplaatst, die er nog steeds hangen. Over eventuele nieuwe, toekomstige strafrechtelijke maatregelen doe ik geen uitspraken nu de rechtszaak tegen de verdachte nog loopt.
Met corona besmette nertsen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat uit de drie nieuwe besmettingen1 ook weer blijkt dat het wel erg aannemelijk is dat de tot nu toe genomen maatregelen geen of nauwelijks effect hebben gehad? Zo nee, waarom niet?
Deze besmettingen zijn reden om aan te nemen dat de naar aanleiding van het vorige OMT-Z genomen maatregelen onvoldoende zijn geweest om nieuwe besmettingen op nertsenhouderijen te voorkomen. Om die reden heb ik in mijn brief van 28 augustus 2020 een aanscherping van de huidige maatregelen en enkele aanvullende maatregelen afgekondigd. De maatregelen betreffen een intensivering van de screening van bedrijven, een wachtperiode tussen het werken op twee verschillende bedrijven en een verplichting om bezoek aan het bedrijf en medewerkers die werken op het bedrijf voorafgaand te melden. Ook zal de controle en handhaving op het naleven van de genomen maatregelen worden geïntensiveerd door de NVWA.
Waarom hebt u een nieuw advies van het OMT-Z nodig om te weten dat het aantal besmettingen blijft toenemen en dat preventief ruimen, mede gezien het eerdere advies van het OMT-Z, onvermijdelijk is?
In het OMT-Z advies van 17 juli staat dat wanneer er na half augustus nog nieuwe besmettingen onder nertsenbedrijven zouden zijn, het OMT-Z dan zal adviseren om nertsenbedrijven preventief te ruimen, mits de situatie met de verspreiding van het virus onder mensen vergelijkbaar zou zijn met half juli. Destijds was het aantal vastgestelde besmettingen onder mensen laag. Ook stelde het OMT-Z dat als de situatie met de verspreiding van het virus onder mensen in Nederland zou veranderen, dit opnieuw zou moeten worden afgewogen. Het kabinet heeft dit advies als uitgangspunt genomen. Omdat veterinaire maatregelen op grond van de Wet alleen getroffen kunnen worden ter bescherming van de dier- en volksgezondheid, is het OMT-Z om een vervolgadvies gevraagd om nader in te gaan op de risicobeoordeling in het licht van de volksgezondheid. Het OMT-Z heeft dit advies 24 augustus jl. opgesteld.
Deelt u de mening dat, zoals bij de Q-koorts het geval was, ook nu onderschatting van de risico’s dreigt omdat economische belangen boven het belang van de volksgezondheid worden gesteld en dat daardoor ook nu onnodig veel slachtoffers gaan vallen? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vraagt steeds het OMT-Z, waarin diverse onafhankelijke experts van verschillende onderzoeksinstituten deelnemen, om advies welke maatregelen genomen moeten worden. Aan deze maatregelen ligt primair de bescherming van de volksgezondheid ten grondslag. Echter dient bij iedere maatregel die genomen wordt ook rekening te worden gehouden met dierwelzijn en diergezondheid.
Waarom neemt u het risico door de besmettingen met COVID-19 onder nertsen te laten voortwoekeren dat meer mensen besmet raken en waarom geeft u geen voorrang aan het voorzorgprincipe door de nertsen preventief te laten ruimen? Hoeveel besmette bedrijven moeten er nog bijkomen voordat u wel over laat gaan tot preventief ruimen?
Preventief ruimen is volgens het OMT-Z niet de meest effectieve wijze om reservoirvorming in de nertsenhouderij te stoppen, zoals het in het advies van 24 augustus jl. heeft aangegeven. Het OMT-Z adviseert daarom een aantal preventieve maatregelen om het risico op reservoirvorming in de nertsenhouderij en daarmee aanhoudende introductie naar de humane populatie te voorkomen. Ook wordt geadviseerd om de pelsdierhouderij na het pelzen niet meer verder te laten gaan. Dit advies hebben we uitgewerkt in een versnelde beëindiging van de pelsdierhouderij. Voor meer details hierover verwijs ik naar mijn brief van 28 augustus 2020.
Rookvrije ruimte om op te groeien |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Gezondheidsfondsen voor Rookvrij waaruit blijkt dat steeds meer Nederlanders pleiten voor rookvrije speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het onderzoek.
Loopt de situatie in de praktijk achter op het draagvlak dat er al is? Deelt u de mening dat dit een momentum is om een grote stap richting een rookvrije omgeving voor kinderen te zetten?
In het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt met diverse partijen om te komen tot een Rookvrije Generatie in 2040. De betrokken partijen hebben zich ook gecommitteerd aan acties om stappen te zetten richting rookvrije omgevingen voor kinderen. Ik deel de mening dat dit een momentum is om een grote stap te zetten. De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. De draagvlakcijfers gepubliceerd door de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV) zullen deze beweging versterken.
Klopt het dat elke week honderden kinderen verslaafd raken aan roken?
In 2017 startten 75 kinderen per dag met roken. Uit het onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019 van het Trimbos-instituut blijkt dat 1,8% van de leerlingen van 12 tot en met 16 jaar dagelijks rookt en verslaafd is. Ook blijkt uit het onderzoek dat de prevalentie van roken onder jongeren niet is veranderd vergeleken met 2017. Ik vind het zeer jammer dat de daling van de prevalentie in 2019 lijkt te stagneren. In het Nationaal Preventieakkoord hebben we ons voor 2020 tot doel gesteld dat het aantal jongeren dat start met roken is gehalveerd (van 75 per dag naar minder dan 40). Om daar te komen zetten we in op een rookvrije omgeving voor kinderen. Het kabinet heeft hiervoor samen met diverse partijen een pakket aan maatregelen en acties afgesproken. Een belangrijk onderdeel van het pakket aan maatregelen focust op het ontmoedigen van roken onder jongeren. Dit is in 2019 ingezet en moet leiden tot het verder terugdringen van prevalentie onder jongeren. De gevolgen van Covid-19 hebben echter ook impact op bovengenoemde doelstelling en kunnen leiden tot een vertraging van de voortgang.
Kunt u aangeven of de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen rookvrij zijn behaald is?2
Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 213. In totaal zijn er 400 kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn.
Is de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat 75% van de speeltuinen in 2020 rookvrij zijn gehaald? Waarom is het geheel rookvrij maken nog niet gelukt voor plekken die expliciet bedoeld zijn voor kinderen om zorgeloos te spelen?3
Meer dan 50% van de speeltuinen is op dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de speeltuinen in 2020 rookvrij te behalen. COVID-19 heeft ook voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021 rookvrij zijn.
Deelt u de mening dat – nu het draagvlak voor het rookvrij maken van speeltuinen zelfs op 91% ligt – er doorgepakt moet worden om alle speeltuinen rookvrij te maken voor het einde van 2020?
De draagvlakcijfers zijn een stimulans voor speeltuinen. De NUSO zet zich de komende maanden in om speeltuinen te ondersteunen bij het rookvrij worden. Zo zal er contact worden opgenomen met speeltuinen die nog niet rookvrij zijn om te achterhalen wat zij nodig hebben. Er wordt ondersteuning aangeboden in de vorm van materialen zoals bordjes en flyers, persoonlijk advies en begeleiding. In samenwerking met KinderboerderijenActief worden ook twee digitale bijeenkomsten georganiseerd voor speeltuinen en kinderboerderijen. Zie verder antwoorden 2 en 5.
Is de doelstelling van 2.500 rookvrije sportverenigingen in 2020 (in 2025 moeten nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn) gehaald? Kunt u aangeven wat de knelpunten zijn waarom nu al niet nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn?
Uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17% van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300 sportverengingen.4 De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid. De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken en eventuele knelpunten.
Test- en ventilatiebeleid bij corona |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat niet iedereen zich eenvoudig en laagdrempelig kan laten testen op het coronavirus omdat de teststraat te ver weg is of mensen te weinig mobiel of te kwetsbaar zijn om zich buitenshuis te laten testen?1
Zie voor mijn antwoord op uw vragen 1 en 2 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Deelt u de mening dat er voldoende teststraten moeten zijn in de grote(re) steden en in de regio’s om te voorkomen dat mensen die mogelijk besmet zijn met het coronavirus gaan reizen en daarmee een extra risico vormen voor anderen en om te zorgen dat mensen zich makkelijk kunnen laten testen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat in een grote stad als Breda de teststraat gaat verdwijnen? Is dat in meerdere steden of regio’s ook het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De testlocatie in Breda in het NAC-stadion wordt per 1 oktober gesloten in verband met de start van voetbalactiviteiten en weerbestendigheid van de locatie; tegelijkertijd gaat er in Breda een nieuwe vaste testlocatie open. De keuze voor de testlocaties wordt bepaald door goede bereikbaarheid, spreiding in de regio en de mogelijkheid om voor de medewerkers een goede en veilige werklocatie te realiseren. Met de herfst en de winter voor de deur moeten sommige locaties in de open lucht worden gesloten. Bij het zoeken naar de benodigde nieuwe locaties kijkt de GGD naar de bereikbaarheid en spreiding van de locaties.
Bent u bereid in overleg met de GGD’s om te zorgen dat er voldoende teststraten zijn die voor mensen makkelijk te bereiken zijn? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie voor mijn antwoord op uw vraag 4 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Wilt u reageren op de oproep van KBO-PCOB die vraagtekens zet bij de betrouwbaarheid van ventilatiesystemen in verpleeghuizen en aandringt dat ventilatiesystemen bij verpleeghuizen voor 1 oktober gecheckt worden door uitbereiding van de taken van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op scholen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zoals ik eerder heb aangegeven moet een ventilatiesysteem minimaal voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit genoemd worden. Dit houdt in dat instanties zorg moeten dragen dat hun gebouw voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit en zo nodig moeten aanpassen wanneer dit niet het geval is. Voor gebouwbeheerders is het volgende van belang:
Het ventilatiesysteem moet voldoende worden onderhouden;
Het ventilatiesysteem moet op een juiste wijze worden gebruikt. Daarbij zijn instructies voor personeel nodig;
Als er tussenwanden of -schotten in een ruimte worden geplaatst, kan dit de oorspronkelijke goede functie van het systeem verstoren;
Als het systeem niet voldoet moet het dus aangepast worden of de bezettingsgraad moet omlaag;
Bij twijfel dient een onafhankelijk expert geraadpleegd worden;
Ook dient recirculatie binnen één ruimte vermeden te worden. Het RIVM adviseert uit voorzorg om recirculatie van lucht in ruimtes die gedurende langere tijd door meer personen worden gebruikt te vermijden.
Actiz heeft deze informatie doorgezet aan haar leden en desgevraagd aangegeven dat er naar verwachting weinig gebruik wordt gemaakt van dergelijke systemen (recirculatie in één ruimte gebruikt door meer personen) in verpleeghuizen. Actiz voert op dit moment een inventarisatie onder de leden uit en zal mij daarover informeren. Een inventarisatie door het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie heeft op dit moment geen toegevoegde waarde.
Het bericht dat woningcorporatie De Alliantie Sammy-Jo uit huis zet na het overlijden van haar vader. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Sammy-Jo (21) wordt huis uitgezet na overlijden vader»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bij een ingrijpende gebeurtenis zoals het overlijden van een familielid verwacht mag worden dat corporaties de menselijke maat hanteren? Vindt u het in dat licht passend dat een corporatie zich erop beroept dat een termijn is overschreden en dat een inwonende dochter niet formeel stond ingeschreven?
In de huidige crisisperiode is het temeer van belang dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen om eraan bij te dragen dat niemand op straat belandt. Vanuit de verhuurders is er grote bereidwilligheid getoond om huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis te voorkomen. Hierbij geldt als gezamenlijke lijn in het statement dat huisuitzettingen als gevolg van de financiële situatie van de huurder voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast.
De situatie waarin Sammy-Jo terecht is gekomen is zeer verdrietig. In het geval van Sammy-Jo gaat het om een situatie waarin het huurcontract bij een overlijden van haar vader automatisch eindigt op het moment dat verhuurder of huurder niets doen. Volwassen kinderen worden door de wet niet als medehuurder, maar als medebewoner aangemerkt. Medebewoners hebben het huurcontract niet medeondertekend. Het gevolg is dat een medebewoner het huurcontract alleen kan voortzetten als de rechter dat op vordering van de medebewoner heeft bepaald, of als de verhuurder daarmee instemt. Verhuurders mogen op grond van het Burgerlijk Wetboek niet zomaar instemmen met een verzoek tot voortzetting van het huurcontract. Huurcontracten zijn niet overerfbaar. De gedachte daarachter is dat een verhuurder anders geen nieuwe huurders kan kiezen. Bovendien komen de woningen in dat geval niet vrij voor andere woningzoekenden.
Verhuurders (en daarmee ook woningcorporaties) mogen alleen instemmen met een verzoek tot voortzetting van het huurcontract als is voldaan aan de wettelijke eis dat er gedurende (minstens twee jaar) sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Van een duurzame gemeenschappelijke huishouding wordt in de regel niet uitgegaan. Daarvan kan wel worden gesproken als ouder en kind gedurende twee jaar een wederkerige zorgrelatie hebben en delen in de kosten van de huishouding. Woningcorporaties moeten bij de beoordeling van een verzoek tot voorzetting van het huurcontract door een volwassen kind daarnaast rekening houden met de regels die gemeenten opstellen voor de verdeling van woonruimten. Deze regels worden onder andere neergelegd in een huisvestingsverordening.
Van De Alliantie heb ik begrepen dat zij samen met Sammy-Jo naar een passende oplossing heeft gezocht en dat er inmiddels vervangende woonruimte is gevonden bij woningcorporatie Dudok Wonen. Hier kan Sammy-Jo op korte termijn terecht. Tot die tijd mag zij in haar ouderlijk huis blijven wonen.
Vindt u dat corporatie De Alliantie in strijd handelt met de afspraak dat er tijdens de coronacrisis geen huisuitzettingen plaatsvinden, tenzij er sprake is van criminaliteit of ernstige overlast? Zo ja, gaat u de corporatie hier indringend op aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de corporatie de huur opzegt op het moment dat de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten afloopt? Acht u het waarschijnlijk dat de corporatie deze datum bewust gekozen heeft?
Zoals toegelicht onder vraag 2 en 3 gaat het in het geval van Sammy-Jo niet om een opzegging van de huur door een woningcorporatie, maar om een contract dat automatisch eindigt bij het overlijden van de huurder. Bij een contract dat automatisch eindigt kan niet worden gesproken van een bewuste keuze van de verhuurder. Ik acht het daarom onwaarschijnlijk dat er een samenhang is met het aflopen van de tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten. Daar komt bij dat ik van De Alliantie heb begrepen dat zij samen met Sammy-Jo op zoek zijn gegaan naar een passende oplossing. Sammy-Jo mocht tot die tijd in haar ouderlijk huis blijven wonen. Inmiddels is bekend dat Sammy-Jo op korte termijn terecht kan bij een woonproject van woningcorporatie Dudok Wonen.
Wat vindt u van de uitspraak van de corporatie dat er formeel geen huisuitzetting is, omdat het contract op naam van de inmiddels overleden vader stond? Deelt u de mening dat de feitelijke uitkomst hetzelfde is?
Het Kabinet heeft maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat er tijdens de coronacrisis zo min mogelijk mensen in de financiële problemen komen. Daarnaast is met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang en Kences afgesproken dat tijdens de coronacrisis huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Het klopt dat het in het geval van Sammy-Jo niet om een huisuitzetting gaat, maar belangrijker vind ik dat door De Alliantie naar een passende oplossing is gezocht en dat er inmiddels een andere woonruimte is gevonden. Die belofte en de gevonden oplossing zijn in lijn met de afspraak «geen huisuitzettingen tijdens Corona» en geven blijk van een op maatwerk gerichte oplossing.
Is het waar dat het doel van de afspraak «geen huisuitzettingen tijdens Corona» is dat huurders tijdens de COVID-19 crisis niet op straat komen te staan? Deelt u de mening dat de corporatie in strijd met het doel van deze afspraak handelt?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre klopt de bewering van de corporatie dat het filmpje met de verklaring van de inmiddels overleden vader geen meerwaarde meer heeft? Is hier geen sprake van een mondelinge overeenkomst, aangezien de corporatie eerder aangaf dat een filmpje genoeg zou zijn?
Woningcorporaties dienen bij de beoordeling van een duurzame gemeenschappelijke huishouding op grond van de wet rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, in onderling verband. Zoals hierboven toegelicht wordt een duurzame gemeenschappelijke huishouding in de regel niet verondersteld. De gedachte daarachter is als huurcontracten overerfbaar zouden zijn, verhuurders geen kans zouden krijgen nieuwe huurders te kiezen. Bovendien komen woningen bij een overerfbaarheid van huurcontracten niet vrij voor andere woningzoekenden. De Alliantie heeft aangegeven haar beoordeling zo zuiver en zorgvuldig mogelijk uit te voeren en daarbij alle relevante feiten en omstandigheden te betrekken. Het filmpje met de verklaring van de vader van Sammy-Jo is hier onderdeel van, maar is, in tegenstelling tot wat in de berichtgeving van RTL wordt gesuggereerd, niet doorslaggevend. Daarbij geeft De Alliantie aan dat de toezegging dat het filmpje genoeg zou zijn voor een voortzetting van het huurcontract, niet heeft plaatsgevonden.
Bent u bereid op korte termijn de corporatie te wijzen op de afspraken die in maart met Aedes zijn gemaakt over het voorkomen van huisuitzettingen en aan te dringen op een oplossing?
Inmiddels heeft De Alliantie aangegeven dat er voor Sammy-Jo een passende oplossing is gevonden. Zij kan op korte termijn terecht in een woonproject van woningcorporatie Dudok Wonen. Tot die tijd mag zij in haar ouderlijk huis blijven wonen.
De verdubbeling van de prijzen voor persoonlijke beschermingsmiddelen door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen LCH |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) de prijzen van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft verdubbeld?1
Ja.
Waarom is in de brief van 6 augustus 2020 niet gemeld dat het overgaan naar marktconforme tarieven door het LCH een verdubbeling van de prijzen betekende?2
Zie het antwoord op vraag 4.
Gelden deze prijzen ook voor bijvoorbeeld mantelzorgers?
Deze prijzen gelden niet voor mantelzorgers. Vooralsnog kunnen zij aanspraak maken op de korte en langetermijnpakketten beschermingsmiddelen, die om niet worden verstrekt via de apotheek op recept van een arts.
Waarom worden niet meer prijzen van voor het uitbreken van de coronaepidemie gehanteerd?
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (hierna LCH) hanteerde tot eind juli «pre-COVID-19»-verkoopprijzen terwijl huidige marktprijzen hoger lagen. Hierdoor ontstond het onwenselijke effect dat het LCH niet als noodvoorraad wordt gebruikt, maar als reguliere leverancier in de zorg. Hiermee werd de markt verstoord, waardoor partijen die regulier leverden zich terugtrokken uit de markt. De afhankelijkheid van LCH en daarmee het risico voor levering en beschikbaarheid wordt daardoor groter. Het LCH heeft daarom ingezet op een meer marktconforme prijs, zodat reguliere marktpartijen de mogelijkheid houden om hun product af te zetten en de zorg niet volledig gaat leunen op het LCH. Dit is in het kader van risicobeperking ook in het belang van de zorgpartijen. De verhoging is van toepassing geweest op 3 producten die door het LCH worden geleverd. Voor andere producten is de prijs onveranderd. Ik heb u hier eerder over geïnformeerd met de Kamerbrief van 6 augustus 20203.
Is het niet beter in te zetten op zoveel mogelijk productie in eigen land van de beschermingsmiddelen tegen kostprijs om de kosten voor zorginstellingen en patiënten zoveel mogelijk te beperken?
De coronacrisis heeft kwetsbaarheden die in de productieketens van medische technologie bestaan op mondiale schaal blootgelegd. Doel is dan ook om de beschikbaarheid van voldoende betrouwbare beschermings- en medische hulpmiddelen te borgen. Tijdens de crisis was er naast een tekort aan beschermingsmateriaal, zoals mondmaskers, handschoenen en schorten ook een tekort aan andere medische hulpmiddelen, zoals IC-apparatuur. Voor de nationale inkoop en verdeling van deze (tijdens de crisis) schaarse middelen en apparatuur is het LCH opgericht. Daarnaast is in samenwerking met het Ministerie van VWS en het Ministerie van EZK gekeken naar de mogelijkheden om Nederlandse productie van schaarse beschermingsmiddelen en apparatuur op te zetten. Voor een aantal Nederlandse initiatieven zijn contracten uitgegeven met een looptijd van 12 maanden.
Op dit moment is een speciaal team binnen het Ministerie van VWS bezig met de verdere uitwerking van productie in Nederland. De productie van FFP-2 mondmaskers, beschermingsbrillen, spatschermen en beademingsapparatuur door Nederlandse bedrijven is momenteel gaande. Drie fabrikanten zijn inmiddels FFP2-mondmaskers aan het produceren. Inmiddels zijn ook met drie fabrikanten contracten gesloten voor onder meer de afname van chirurgische mondmaskers. Daarnaast voer ik ook gesprekken met verschillende Nederlandse partijen over onder andere de productie van beschermingsjassen en (onderdelen van de) testapparatuur zoals matrijzen en cartridges. Ook wordt de productie van grondstoffen gestimuleerd en kijken we naar mogelijkheden voor opschaling (indien de vraag stijgt).
Het LCH geeft aan dat er op basis van de huidige RIVM-richtlijnen op het gebied van gepast gebruik van beschermingsmiddelen voor de zorg voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn om een eventuele tweede golf op te kunnen vangen. Om in de toekomst goed voorbereid te zijn op een nieuwe pandemie of gezondheidscrisis onderzoeken we of en op welke manier een ijzeren voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen hier een rol in kan spelen. De reeds door het LCH opgebouwde voorraad kan een substantiële rol spelen in de aanleg van deze ijzeren voorraad. De ontwikkeling van het opzetten van productie van beschermingsmiddelen in Nederland en Europa hangt nauw samen met dit traject. Tot slot zoeken we – waar mogelijk – ook aansluiting bij Europese initiatieven om gezamenlijk voorraden aan te leggen.
Hoe staat het met het produceren van beschermingsmiddelen in eigen land om te voorkomen dat er in de toekomst tekorten ontstaan en de prijzen worden opgedreven?
De geselecteerde voorstellen kunnen voorzien in een substantieel aandeel van de Nederlandse vraag naar FFP2 maskers. Daarnaast zijn met drie fabrikanten van chirurgische mondmaskers contracten afgesloten. Op het moment dat deze bedrijven hun productie volledig op stoom hebben en voldoen aan de kwaliteitseisen, kunnen gemiddeld ruim 3 miljoen chirurgische mondmaskers per week geproduceerd worden.
Het bericht 'Lange rijen bij registratie in Ter Apel'. |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in NRC dat er lange rijen zijn bij de registratie in Ter Apel en dat mensen op een stoel of op de grond moeten slapen?1
Ja.
Waarom stokt de identificatie en de registratie van asielzoekers in Nederland op deze wijze? Hoe kan het dat, juist nu ervoor gezorgd is dat de financiering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet langer gerelateerd is aan de schommelingen in de instroom, dit toch plaatsvindt?
Het aantal asielzoekers dat zich begin augustus meldde, was een aantal dagen hoger dan verwacht. Deze hogere instroom viel samen met het aanpassen van het aanmeldproces volgens de RIVM-richtlijnen om nieuwe coronabesmettingen tegen te gaan. Zo mogen er minder personen in een ruimte aanwezig zijn en moet er een check op coronasymptomen worden uitgevoerd voordat het registratieproces begint. De lange rijen waaraan gerefereerd wordt in de berichtgeving werden daarbij tevens veroorzaakt door toepassing van de 1,5 meter norm tijdens het wachten.
Gelet op deze instroom in combinatie met genoemde aanpassingen verliep het aanmeldproces van de gehele vreemdelingenketen tijdelijk trager dan gebruikelijk. De betrokken ketenpartners in Ter Apel bekijken op dit moment in onderlinge afstemming welke verdere aanpassingen nodig zijn om het proces van identificatie en registratie goed en conform de RIVM-maatregelen te laten verlopen. Het uitgangspunt is dat een eventuele piek in de instroom middels een flexibele planning van capaciteit binnen de migratieketen opgevangen kan worden.
Waarom krijgen mensen niet fatsoenlijk een bed toegewezen? Klopt het dat er een extra paviljoen is ingericht maar dat daarin niet in een slaapmogelijkheid is voorzien?
Voor de coronacrisis werden asielzoekers die gedurende de dag niet meer konden worden geregistreerd ’s nachts opgevangen op het COA-terrein. Door het tijdelijk opschorten van het asielproces en het sluiten van de COA-locaties voor nieuwe asielzoekers vanaf 16 maart jl., als onderdeel van de coronabeperkende maatregelen, is deze werkwijze aangepast.
Om coronabesmettingen in de opvang zoveel mogelijk tegen te gaan, worden asielzoekers pas toegelaten op het COA-terrein nadat zij zijn gecontroleerd door GZA op signalen van corona. Deze check vindt plaats voorafgaand aan het identificatie- en registratieproces.
Asielzoekers die op de dag dat ze aankomen niet meer kunnen worden geregistreerd, worden daarom in een aparte ruimte opgevangen. Hiervoor is een tijdelijk paviljoen ingericht. In dit paviljoen staan inmiddels bedden. Helaas was deze inrichting nog niet gereed toen de instroom begin augustus een aantal dagen hoger was dan verwacht. Hierdoor moesten asielzoekers langer dan voorheen doorbrengen in een wachtruimte zonder bedden.
Asielzoekers die ’s nachts in Ter Apel aankomen, worden niet in het paviljoen opgevangen. Zij kunnen plaatsnemen in een aparte wachtruimte zonder bedden. Dit was ook voor de coronacrisis het geval.
Waarom is het beleid gewijzigd dat mensen in noodgevallen ten minste een slaapplek krijgen alvorens ze zijn geregistreerd?
Zie antwoord vraag 3.
Komt het voor dat ook minderjarigen op deze wijze worden bejegend (geen slaapplek krijgen)?
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden met voorrang in het ketenproces opgenomen en zijn uitgezonderd van bovengenoemde werkwijze. Als een alleenstaande minderjarige vreemdelingen zich meldt, dan wordt hij direct toegelaten. Dit is echter op basis van een inschatting van de leeftijd. Dit betekent dat het kan voorkomen dat achteraf blijkt dat een alleenstaande minderjarige vreemdeling ten onrechte in de wachtkamer heeft moeten plaatsnemen.
Voor wat betreft gezinnen vindt afstemming plaats met de diverse betrokken ketenorganisaties om hen met voorrang op te nemen in de procedure.
Waarom is er geen rekening gehouden met een toename van asielzoekers nu grenzen weer open gegaan zijn en mensen weer kunnen reizen?
De inzet van medewerkers wordt ingepland op basis van verwachtingen van de asielinstroom. Daarbij wordt ook rekening gehouden met een te verwachten toename van de instroom, bijvoorbeeld omdat reisbeperkingen (deels) worden opgeheven.
Hoe snel kunt u ervoor zorgen dat mensen die een lange reis hebben gemaakt tenminste snel kunnen worden geregistreerd en kunnen uitrusten?
Bij nieuwe asielzoekers wordt, in lijn met de ketenafspraken, binnen 24 uur na binnenkomst gestart met het identificatie- en registratieproces.
Daarnaast is de opvanglocatie voor asielzoekers die nog niet geregistreerd zijn aangepast, zodat degenen die gedurende de dag niet meer kunnen worden geregistreerd in een bed kunnen slapen.
Hydroxychloroquine |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga), Thierry Baudet (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is thans de stand van zaken met betrekking tot de nationale onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19, nu het door u in uw antwoorden op de vragen van de leden Baudet (FvD) en Van Haga (Van Haga) de dato 26 mei 2020 aangehaalde artikel uit de Lancet, is ingetrokken, daar bleek dat de auteurs niet konden instaan voor de juistheid van de bronnen van de primaire data?1
De inclusie van nieuwe patiënten in de klinische onderzoeken waarbij het gebruik van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19 werd onderzocht, is destijds tijdelijk gestopt. Na aanvankelijke hervatting, is de inclusie voor deze onderzoeken inmiddels definitief stopgezet.
Kunt u uitleggen waarom het (tijdelijk) stopzetten van de onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine in relatie tot COVID-19 voornamelijk werd gebaseerd op een tamelijk omstreden studie en u – nu betreffende studie is ingetrokken – niet meer bent teruggekomen op een mogelijke voortgang van de onderzoeken?
Degene die het medisch wetenschappelijk onderzoek verricht is verantwoordelijk voor de voortgang en de uitvoering van het onderzoek.
Waarom heeft u de beloofde inspanningen (zie uw antwoord op vraag 5 van eerder gestelde schriftelijke vragen) nog niet geleverd, nu inmiddels duidelijk is dat in andere landen goede resultaten worden geboekt wanneer hydroxychloroquine – in combinatie met zink en azitromycine – in een vroeg stadium wordt toegediend?
In lijn met mijn antwoord van destijds, is er nog steeds geen objectiveerbare aanleiding om over te gaan tot extra inspanningen m.b.t. het beschikbaar houden van hydroxychloroquine voor COVID-19.
Hoe duidt u thans de bewering van Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) dat zou zijn gebleken dat toediening van hydroxychloroquine bij COVID-19 geen- of potentieel weinig klinisch effect heeft, nu duidelijk is geworden dat de onderzoeken naar de werking van hydroxychloroquine bij patiënten die al ernstig ziek in het ziekenhuis verbleven niet te vergelijken zijn met onderzoeken naar de werking van het middel in een vroeger stadium?
Het is aan de deskundigen om klinisch onderzoek te duiden.
Bent u nog steeds van mening – met de huidige kennis en onder de huidige omstandigheden – dat uw kwalificatie «kwakzalvermotie» ten aanzien van de motie inzake hydroxychloroquine treffend is?2
In de in vraag 2 bedoelde eerdere beantwoording heb ik mijn onderbouwing gegeven bij de gebruikte kwalificatie. Daarin is niets veranderd.
Bent u bereid de beloofde inspanningen ten aanzien van hydroxychloroquine nu wel te leveren?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Hoe verklaart u dat landen die hydroxychloroquine in een vroeg stadium toedienen aantoonbaar minder coronadoden per hoofd van de bevolking hebben dan landen, zoals ook Nederland, die dat niet doen?
De analyse die aan de suggestie in de vraag ten grondslag ligt is omstreden. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met de Zwitserse hydroxychloroquine-casus, waarbij men eerst hydroxychloroquine gebruikte, vervolgens na het artikel uit de Lancet een korte periode niet, en na het terugtrekken van het artikel door de Lancet, juist weer wel?
Ja.
Vindt u niet dat de Zwitserse hydroxychloroquine-casus voldoende aanleiding geeft om opnieuw het vroegtijdig toedienen van hydroxychloroquine in combinatie met zink en azitromycine te onderzoeken?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
De polymerase chain reaction-test (PCR-test) |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat een polymerase chain reaction-test (PCR-test) geen klinische besmetting met COVID-19 kan aantonen, maar dat een PCR-test slechts aantoont of er (een (oud) deeltje) viraal RNA in het neusslijmvlies aanwezig is/was?
Bent u op de hoogte van het feit dat de detectie van (een deeltje) viraal RNA niet per definitie een besmetting met COVID-19 inhoudt, maar ook besmetting met een ander virus – zoals het rhinovirus – kan betekenen?
Bent u op de hoogte van het feit dat de detectie van (een deeltje) viraal RNA niet per definitie een besmetting met COVID-19 inhoudt, maar ook restanten kan aantonen van een oude, niet meer actieve besmetting met het COVID-19 virus?
Bent u – in het licht van bovenstaande vraag – op de hoogte van het feit dat zogenaamde «genetic debris» (oude DNA of RNA fragmenten) vele weken tot maanden na een eerdere infectie(poging) of contaminatie in de neus, aantoonbaar kunnen blijven door middel van de PCR-test? Indien ja, realiseert u zich in dat geval dat dit op grote schaal kan voorkomen?
Realiseert u zich dat de demografische variëteit van geteste personen (bijvoorbeeld per maand periode) invloed kan hebben op de hoogte van de positieve uitslagen? Indien ja, hoe waardeert u dit feit?
Hoe beoordeelt u – in het licht van bovenstaande – het feit dat een positieve PCR-test thans als coronabesmetting wordt geduid, terwijl dit dus klinisch gezien niet klopt?
Bent u het met de mening eens dat het duiden van een positieve PCR-test als coronabesmetting en besmettelijkheid onnodig angst en paniek creëert in onze samenleving? Indien nee, waarom niet?
Bent u het met de mening eens dat, gelet op het feit dat de PCR-test geen klinische besmetting met COVID-19 kan aantonen, deze testmethode niet als leidende methode zou moeten worden gebruikt bij het detecteren van COVID-19? Indien nee, waarom niet?
Kunt u aangeven welke klinische parameters er – naast de PCR-test – nodig zijn om van een klinische besmetting met COVID-19 te kunnen spreken?
Kunt u aangeven welke andere klinische indicatoren er – naast de niet-klinische PCR-test uitslag – door gekwalificeerde artsen via anamnese (daadwerkelijk medisch onderzoek) worden vastgesteld, om zodoende van een daadwerkelijk ziektebeeld als gevolg van COVID-19 te kunnen spreken?
Realiseert u zich dat, ongeacht verdere tekortkomingen, de huidige PCR-test een foutenmarge heeft van twee procent en wordt hierop gecorrigeerd?
Kunt u een exact percentage false positives overleggen waar het gaat om de PCR-test? Indien nee, waarom niet?
Kunt u onderzoeken overleggen naar het percentage false positives specifiek bij PCR-testen op COVID-19? Indien nee, waarom niet?
Kunt u aangeven wat er gebeurt met de uitslag van een PCR-test? Wordt deze uitslag in het medisch dossier van de geteste persoon opgenomen? Indien nee, waarom niet?
Het bericht ‘Absurditeit op Amsterdamse huizenmarkt: mini-hotelkamer te huur als woning’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Absurditeit op Amsterdamse huizenmarkt: mini-hotelkamer te huur als woning»? Wat is hierop uw reactie?1
Ja
Is er bekend hoeveel personen gebruik maken van dit aanbod zoals aangeboden op Kamernet?2
Het is mij niet bekend hoeveel personen gebruik maken van dit concept en wie hier gebruik van maken. Volgens Cityhub hotel wordt er zeer beperkt gebruik gemaakt van dit aanbod en geeft zij aan dat zij geen onderscheid maakt in de gebruikers van de aangeboden ruimten en de door u gevraagde uitsplitsing niet aan kan leveren.
Ziet u dit aanbod als woonverblijf of als hotelverblijf? Kunt u dit uitleggen?
Of er sprake is van een woonverblijf hangt in eerste instantie af van de bestemming. In deze casus is er sprake van een hotelbestemming waarbij de gebruiker een bepaald bedrag betaalt per nacht of per termijn. Het gebeurt vaker dat mensen om uiteenlopende redenen een wat langere periode in een hotel verblijven. Voorts is er bij wonen sprake van een huurovereenkomst waardoor de huurder meer rechten heeft dan een gebruiker van een hotelkamer. In sommige situaties kan er huurrecht ontstaan zonder dat er sprake is van een huurovereenkomst. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of er sprake is van reguliere huur.
Voldoet dit aanbod volgens u aan het bouwbesluit? Kunt u dit toelichten?
Het Bouwbesluit 2014 is ook van toepassing op hotelkamers. Het is aan de gemeente Amsterdam om te controleren of in deze casus aan het Bouwbesluit 2014 is voldaan.
Is er bekend of dit aanbod voornamelijk internationale studenten betreft of ook Nederlandse studenten? Kunt u dit achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het concept «flexible living? Wat is hierover uw oordeel?3
Ik heb kennis genomen van het door u genoemde concept. CityHub hotel biedt kamers aan voor kortstondig verblijf onder een hotelbestemming. Hoewel ik de voorkeur geef aan reguliere bewoning voor mensen die opzoek zijn naar een woning, kunnen dergelijke aanlandplekken uitkomst bieden voor een woningzoekende die kortstondig onderdak nodig heeft in afwachting van een woning. Het is echter aan gemeenten om te bezien of dergelijke aanlandplekken een bijdrage kunnen leveren voor bijvoorbeeld studenten.
Hoeveel studenten maken op dit moment gebruik van deze zeer korte termijn verblijven? Kunt u dit uitsplitsen in Nederlandse en internationale studenten?
Hiervan worden geen cijfers bijgehouden.
Vindt u een huurprijs van 799 euro per maand voor zes vierkante meter, waarvan twee vierkante meter woonoppervlakte een redelijke huurprijs? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In deze casus is er geen sprake van een huurprijs maar van een hotelkamerprijs. Het is aan de sector zelf om een overnachtingsprijs te bepalen en aan een gebruiker om deze prijs wel of niet te betalen.
Kunt u verklaren op basis van welke criteria deze verhuurder tot dit bedrag is gekomen?
Zie antwoord vraag 8.
Is het volgens het woningwaarderingsstelsel ook mogelijk om tot dit bedrag te komen? Kunt u dit toelichten?
Huurprijsbescherming is in beginsel niet van toepassing op de verhuur van hotelkamers. In het geval van huur van woonruimte is in beginsel huurprijsbescherming en huurbescherming van toepassing, behalve wanneer het gaat om huur «welke een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is» (artikel 7:232 lid 2 BW). In dat geval geldt de huurprijsbescherming en huurbescherming van woonruimte niet, en geldt slechts wat tussen partijen is overeengekomen. Bij de beoordeling of van dit «gebruik dat naar zijn aard van korte duur is» sprake is, zijn blijkens de jurisprudentie een aantal criteria van belang, waarvan de duur van de huurovereenkomst er (slechts) een is. Er geldt daarbij dus geen harde grens van 6 maanden. Het is aan de huurcommissie en uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of sprake is van reguliere huur van woonruimte en of daarbij vervolgens de huurprijsregelgeving wordt overschreden.
Kunnen huurders zich in dit geval ook wenden tot de Huurcommissie om een lagere huurprijs af te dwingen?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u dit aanbod wenselijk? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, op welke wijze bent u van plan om dit soort praktijken tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt er meer navolging gegeven aan de motie Asscher / Heerma over bestuurlijke boetes voor verhuurders die doelbewust te hoge huren vragen?4
Over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de door u genoemde motie, wordt u bij brief separaat geïnformeerd.
Op welke wijzen kunnen (buitenlandse) studenten extra worden beschermd tegen de uitwassen van zogenaamde studentenhotels en «short stay» contracten, waarbij er weinig tot geen sprake is van huur(prijs)bescherming? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ambtelijk is met de gemeente Amsterdam gesproken over de wenselijkheid van dergelijke constructies. De gemeente Amsterdam heeft aangegeven dat zij hotelkamers als aanlandplekken voor studenten beschouwen maar dat dit in geen enkel opzicht de norm mag worden. Volgens de gemeente Amsterdam zijn hotels in beginsel niet om in te wonen. Ik sta achter dit uitgangspunt. Ambtelijk wordt er samen met de gemeente Amsterdam bezien wat passende maatregelen zijn om langdurig verblijf in hotels niet de norm te laten worden.
Ik vind het belangrijk dat voor studenten voldoende en passende huisvesting beschikbaar is. Daarom heb ik samen met betrokken partijen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting ondertekend. Samen zetten we ons in op het in evenwicht brengen van vraag en aanbod naar studentenhuisvesting. De ambities die de studentensteden de afgelopen jaren hebben uitgesproken worden meer en meer ondersteund door concrete plannen waarmee het tekort lokaal zal teruglopen. Zo zijn er vorig jaar in verschillende studentensteden bijna 8.000 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn verschillende acties ingezet om studenten te informeren over hun rechten en mogelijkheden, zoals het laten checken van hun huurprijs bij de Huurcommissie.
Bent u bereid om met gemeenten, studentenhuisvesters en studentenorganisaties in overleg te treden om te waarschuwen tegen nadelige kanten van constructies als studentenhotels?
Zie antwoord vraag 14.
Wat gaat u aan deze situatie doen? Bent u niet bang dat straks een hele generatie studenten zonder huurrechten komt te zitten?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u alle vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
De vragen zijn zo veel als mogelijk apart beantwoord.
Het bericht ‘ Na corona komt het foute geld’ |
|
Thierry Aartsen (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Na corona komt het foute geld»?1
Ja.
Herkent u het risico dat als bonafide bedrijven en bedrijfstakken wankelen doordat de kosten doorlopen, maar het merendeel van de inkomsten wegvalt door de coronapandemie, het criminelen een gouden kans biedt om hier misbruik van te maken en zich met fout geld in te kopen? Zo ja, hoe heeft u hierop geanticipeerd en wat is de huidige stand van zaken? Zo nee, kunt u toelichten waarom u dit risico niet ziet?
Waar bedrijven zich in kwetsbare situaties bevinden, is extra alertheid tegen criminele gedrag waaronder «foute helpers» geboden. Ik onderken dat als gevolg van de coronapandemie risico’s van misbruik door criminelen richting het bedrijfsleven toenemen. Hierbij benadruk ik allereerst dat de steunmaatregelen van het kabinet, zoals uiteengezet in antwoord op vraag 8, erop zijn gericht de kwetsbare situatie van bedrijven te beperken. Daarnaast ben ik continu in gesprek met het bedrijfsleven, en de verschillende publieke partners om gezamenlijk te bezien hoe we ondernemers bewust kunnen maken van deze risico’s en hun handelingsperspectief alsook hun weerbaarheid kunnen vergroten. Dit doen wij middels campagnes en het aanreiken van verschillende instrumenten2. Ook de komende tijd blijf ik dit doen, bijvoorbeeld door de online bewustwordingscampagne van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Amsterdam Amstelland om horeca ondernemers te waarschuwen voor foute investeerders, nu landelijk uit te rollen samen met Koninklijke Horeca Nederland (KHN).
Wat is de afgelopen maanden concreet gedaan met het signaal dat zo'n 10 procent van de bevraagde ondernemers van de enquête die aan het begin van de lockdown werd gehouden door het Regionaal Informatie – en Expertisecentrum (RIEC) aangaf een aanbod te hebben gehad van een onbekende investeerder?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u het beeld dat de gevolgen van criminelen die op de loer liggen, pas nu, door de financiële nood, zichtbaar beginnen te worden? Zo ja, welke concrete acties neemt u? Zo nee, waar baseert u dit op?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt ondernomen om ondernemers tegen «foute helpers» te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met belangenorganisaties en ondernemers over de manieren om ondernemingen te beschermen tegen criminelen en crimineel gedrag? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen naar aanleiding van deze gesprekken en zijn deze acties teruggekoppeld, zodat gevolgd kan worden of deze inderdaad bijdragen aan degelijke bescherming? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit op zeer korte termijn te organiseren en de Kamer te informeren over de uitkomsten en vervolgstappen betreffende deze gesprekken?
Ja, ik heb contact met de verschillende brancheorganisaties in de private sector, onder andere in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC). In het NPC is onder andere afgesproken om samen op te trekken met de horecabranche om horeca ondernemers weerbaarder te maken. Hieruit voortvloeiend wordt op dit moment met de horecabranche een social media campagne gelanceerd. Zie onder vraag 2 genoemde landelijke online bewustwordingscampagne.
Op grond van de ervaringen binnen de horecabranche, zullen dit najaar ook activiteiten ondernomen worden met andere kwetsbare branches. Hierbij kunt u denken aan Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de automotive sector.
Tenslotte zijn we in gesprek met de vastgoedsector en agrarische buitengebieden om ook daar de bewustwording en weerbaarheid te vergroten.
Wat betreft het vergroten van de bewustwording en het beschermen van ondernemers tegen crimineel gedrag, lopen er verschillende (PPS-)initiatieven vanuit LIEC/RIEC’s, de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s), het Aanjaagteam Ondermijning (ATO), Politie, Openbaar Ministerie en het Ministerie van JenV. In het kader van de aanpak ondermijning vindt regelmatig overleg plaats tussen genoemde partijen en de private sector over acties en lopende ontwikkelingen van de gezamenlijke agenda ondermijning.
Is er regelmatig en gezamenlijk overleg tussen beide departementen en brancheverenigingen over het thema «veilig ondernemen»? Zo ja, welke stappen zijn hier vanuit genomen? Zo nee, waarom niet?
Binnen het NPC vindt regelmatig overleg plaats tussen de ministeries van JenV en van EZK, branches, VNO-NCW/MKB-NL, Politie, gemeenten en Openbaar Ministerie, over actuele ontwikkelingen en de (voortgang van de) integrale aanpak van verschillende vormen van criminaliteit tegen het bedrijfsleven, als ook op de aanpak van criminaliteit die het bedrijfsleven (onbewust) zelf faciliteert. Bij brief van 23 juli 20193 heb ik uw Kamer het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2019–2022 toegestuurd. Onderdeel van dit actieprogramma is de publiek private aanpak van ondermijnende criminaliteit, waarbij maatregelen worden getroffen gericht op het vergroten van de weerbaarheid van ondernemers, specifiek in een aantal kwetsbare branches. Daarnaast kent Nederland tien Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s). Hierin slaan ondernemers, gemeenten, Politie, Openbaar Ministerie en RIEC’s de handen ineen om de criminaliteit tegen en in het bedrijfsleven terug te dringen. PVO’s vervullen een behoefte aan verbinding tussen veiligheidsthema’s en ondernemerschap en zetten zich in op preventie van criminaliteit en bewustwording.
Welke concrete acties neemt u, indien het klopt dat regels en beperkte bevoegdheden verhinderen dat ondernemers effectief geholpen worden door de overheid, zodat regels voor de mensen thuis en onze ondernemers werken in plaats van andersom?
De coronapandemie heeft een grote impact op de samenleving, waaronder op ondernemers van klein tot groot, in alle sectoren. Het kabinet wil werkenden en werkgevers helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen. Daarom heeft het kabinet op 17 maart 2020 het noodpakket banen en economie gelanceerd en vervolgens het noodpakket 2.0. Beide pakketten zijn gepaard gegaan met aanpassingen in wet- en regelgeving waar dit nodig en nuttig was om effectief hulp te kunnen bieden. Met het oog op het tot nader order voortzetten van (delen van) de noodzakelijke gezondheidsmaatregelen wordt ook het beleid voortgezet van stimuleren en investeren waar het kan en ondersteunen waar aanpassing nodig is. Op 28 augustus 2020 presenteerde het kabinet hiertoe het derde steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt. Ook in dit derde pakket zet het kabinet alle ten dienste staande middelen in, inclusief financiële middelen en wet- en regelgeving. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en heeft daarover steeds contact met ondernemersorganisaties, sociale partners en banken om te bezien welke concrete acties nodig zijn om werkenden en werkgevers effectief te helpen gedurende deze crisis.
Heeft u contact gehad met uw Italiaanse collega's gelet op het feit dat aan het begin van de coronaperiode Italië al waarschuwde voor dergelijke praktijken? Zo ja, welke adviezen zijn gedeeld en welke concrete acties zijn hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
De gevolgen van de coronapandemie op criminele activiteiten is meerdere malen aan de orde gekomen tijdens de JBZ-Raad. Tijdens de informele JBZ-Raad van 28 april jl. heb ik de mogelijke invloed van sociaaleconomische gevolgen op de criminaliteit gemarkeerd. Op initiatief van Italië is met de ondersteuning van EuropOL een werkgroep opgericht op de gevolgen van de coronapandemie, waar Nederland ook bij aangesloten is. Eén van de doelen is het bespreken van de exploitatie door georganiseerde criminaliteit van de economische gevolgen van de coronapandemie, door te infiltreren in legale economische en bedrijfsmatige activiteiten.
Hoe is op Europees niveau geborgd in de Veiligheidsuniestrategie dat ondernemers worden beschermd tegen criminelen? Welke concrete initiatieven hebben de Europese Commissie en de Raad reeds genomen naar aanleiding van deze signalen?
In de Veiligheidsuniestrategie stelt de Commissie dat de EU-strijd tegen georganiseerde criminaliteit moet worden versterkt. Deze inzet zal worden samengebracht in een toekomstige EU-agenda voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Binnenkort zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de Veiligheidsuniestrategie door middel van een zogenoemd BNC-fiche.
Bent u bereid dit onderwerp te bespreken bij de eerstvolgende (informele) JBZ-raad? Zo nee, waarom niet?
Het Duits voorzitterschap is voornemens dit onderwerp te bespreken in de JBZ-Raad op 3–4 december 2020. Het kabinet hecht aan de bespreking van dit onderwerp in de Raad.
Bent u bereid, gezien de urgentie, deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Het heeft helaas langer geduurd dan gepland.
Een door COVID getroffen vluchtelingenkampen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de oproep «S&Ds call for immediate evacuation of COVID-19-hit refugee camps in Greece»?1
Ja.
Deelt u de mening dat in een omgeving waar te veel mensen te dicht bij elkaar verblijven en de benodigde hygiënische voorwaarden grotendeels ontbreken, dit het risico op verspreiding van COVID vergroot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de oproep van de Nederlandse regering om social distancing te betrachten en regelmatig handen te wassen?
Een omgeving waar te veel mensen te dicht bij elkaar verblijven en er sprake is van onvoldoende hygiënische middelen brengt inderdaad een risico met zich mee voor de verspreiding van covid-19. Het is daarom van belang dat autoriteiten ook voor dergelijke situaties de nodige maatregelen treffen. Indien zij daar niet toe in staat zijn, is het van belang dat zij daarin worden ondersteund door de internationale gemeenschap, zoals ook gebeurt. Dat kan op verschillende manieren.
Deelt u de mening dat ook in vluchtelingenkampen sociale distancing in acht genomen zou moeten kunnen worden? Zo ja, waarom en hoe ziet u dat voor zich in de overvolle Griekse vluchtelingenkampen? Zo nee, waarom niet en waarom zou wat voor de Nederlandse bevolking moet gelden, niet voor vluchtelingen hoeven te gelden?
Welke maatregelen van belang zijn in een bepaalde opvanglocatie is afhankelijk van de omstandigheden ter plekke. Van belang is dat de autoriteiten gepaste maatregelen treffen.
Deelt u de mening dat met uw voornemen om de plaatsing van een aantal vluchtelingen op het Griekse vastenland te faciliteren dat wat betreft de verbetering van de omstandigheden in de vluchtelingenkampen amper een druppel op een gloeiende plaat kan zijn? Zo nee, waarom niet? En hoeveel vluchtelingen zijn er trouwens inmiddels met Nederlandse steun op het Griekse vasteland gevestigd?
Het kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de omstandigheden en de maatregelen die door de Griekse overheid zijn getroffen om de uitbraak van COVID-19 onder de migranten op de eilanden te voorkomen. Daarin werd Griekenland gesteund door de Europese Commissie en verschillende lidstaten, waaronder Nederland. Zo heeft Nederland in april een zogenoemde hospitainer aangeboden om de toegang tot medische zorg te verbeteren. Deze is specifiek ingezet voor het uitvoeren van COVID-19 testen.
Helaas is op 2 september COVID-19 vastgesteld bij een statushouder die van het vasteland was teruggekeerd naar Moria op Lesbos. Daarop hebben de Griekse autoriteiten besloten migranten en vluchtelingen die positief testten op COVID-19 in isolatie te plaatsen, afgezonderd dus van anderen. De weigering van enkelen van hen om in isolatie te gaan en de onrust die hierop ontstond lijkt gepaard te zijn gegaan met brandstichting. Door de harde wind kon het vuur zich snel verspreiden, waarna het opvangkamp goeddeels afbrandde. Door voortdurende brandstichting is de dagen daarna ook het resterende deel van Moria inclusief het merendeel van de flankerende voorzieningen verwoest. De Griekse overheid heeft met steun van de Europese Commissie een groep van ca. 400 alleenstaande minderjarigen direct na de brand overgebracht naar het vasteland. Daar worden zij opgevangen in tijdelijke voorzieningen van IOM die door de Europese Commissie worden gefinancierd. Over de gebeurtenissen op Lesbos, de reactie van de Griekse overheid, alsook de steun die door het kabinet is aangeboden aan de Griekse overheid, is uw Kamer schriftelijk geïnformeerd en is uitgebreid gesproken tijdens het Algemeen Overleg op 10 september jl.
Daarnaast is het staand beleid dat kwetsbare migranten door de Griekse autoriteiten vanuit de Griekse eilanden worden overgebracht naar het vasteland. Mede met het oog op COVID-19 zijn de afgelopen maanden circa 26.000 kwetsbare migranten, waaronder amv, overgebracht naar het Griekse vasteland. In geval van Lesbos gaat het om 12.000 personen, d.w.z. bijna de helft van de populatie migranten en vluchtelingen op het eiland in maart 2020. Daarnaast zijn Griekse autoriteiten voornemens om in de week van 28 september 2.000 erkende vluchtelingen over te plaatsen vanaf Lesbos naar het Griekse vasteland. Al met al is het totaal aantal migranten en vluchtelingen dat aanwezig is op de Griekse eilanden afgenomen van circa 42.000 begin 2020 naar 26.000 in september 2020. Dit is een afname van 38%.
Ten aanzien van het samenwerkingsverband dat ik met mijn Griekse collega heb opgezet om het voogdij- en opvangsysteem van amv in Griekenland te verbeteren, heb ik uw Kamer via verschillende brieven geïnformeerd.2 Het doel van dit samenwerkingsverband is niet zo zeer om de Griekse autoriteiten te ondersteunen in de feitelijke transfer van amv naar het vasteland, maar om aanvullende gespecialiseerde opvang voor deze groep op te zetten en de voogdij en begeleiding structureel te verbeteren.
Deelt u de mening dat de dreiging van COVID tot onmiddellijke en omvangrijke evacuatie van vluchtelingen uit de overvolle kampen naar veiliger locaties zou moeten leiden? Zo ja, wat gaat uw bijdrage daaraan worden anders dan uw bestaande voornemen tot herplaatsing van een gering aantal minderjarige vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Chaos bij taskforce asielaanvragen’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat asieladvocaten niet worden betrokken bij de planning van de gehoren van hun cliënten? Zo ja, waarom niet?1
Over het plannen van gehoren en uitnodigen van asielzoekers zijn goede afspraken gemaakt met de Raad voor Rechtsbijstand (Raad) en het COA. Toevoegingen van advocaten regelt de Raad. Als blijkt dat een advocaat niet op het opgegeven tijdstip kan, kan hij een vervanger sturen of de Raad kan een andere gemachtigde regelen.
Deelt u de mening dat de vrije advocaatkeuze onder druk kan komen te staan als een asielzoeker geen bijstand van zijn eigen advocaat krijgt, terwijl hij/zij dit wel wenst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen om advocaten beter te betrekken bij de planning van gehoren?
Er zijn zaken bekend waarbij de vreemdeling niet wordt bijgestaan door de advocaat die hij zelf heeft gekozen. In beginsel is dit niet wenselijk, het recht op vrije advocaatkeuze is immers een groot goed. Bij verhindering van de advocaat is het aan de betreffende advocaat zelf om een vervanger te regelen of aan de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken een andere advocaat te regelen
Deelt u de mening dat betrokkenheid van advocaten van groot belang is voor het zorgvuldig en efficiënt afdoen van zaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiervoor?
Ik deel de mening dat de betrokkenheid van advocaten van groot belang is voor het zorgvuldig afhandelen en efficiënt afdoen van zaken. Om die reden voert de Taskforce regelmatig overleg met vertegenwoordigers van de advocatuur over de logistiek en behandeling van de zaken door de Taskforce.
Hoe verhoudt de huidige werkwijze zich tot uw toezegging dat de taskforce werkt binnen de grenzen van de juridische kaders en zonder afbreuk te doen aan de rechten van mensen die in Nederland asiel aanvragen?2
Over de stand van zaken van de Taskforce heb ik uw Kamer op 7 september jl. per brief geïnformeerd. Om de Taskforce zijn opdracht te kunnen laten uitvoeren, heb ik opdracht gegeven om, binnen de grenzen van de juridische kaders en zonder afbreuk te doen aan de rechten van mensen die in Nederland asielaanvragen, zo nodig onorthodoxe maatregelen te nemen. Deze maatregelen zijn vooral bedoeld om de besluitvorming in de zaken te versnellen. Ik benadruk nogmaals dat bij deze maatregelen getoetst wordt aan zorgvuldigheid, nationale veiligheid en de openbare orde.
Bent u bereid met de asieladvocatuur te bespreken hoe zij beter betrokken kunnen worden bij de planning van zaken, met als doel dat zaken zo zorgvuldig en snel als mogelijk kunnen worden behandeld? Zo nee, waarom niet?
Ik voer regelmatig overleg met vertegenwoordigers van de advocatuur over de logistiek en behandeling van de zaken door de Taskforce.
Wat vindt u van de suggestie om asieladvocaten circa twee weken voor het voorgenomen gehoor van hun cliënt te informeren met een datumvoorstel en één uitwijkmogelijkheid, hen een korte reactietermijn te geven om het datumvoorstel te accepteren of weigeren, zodat de vrije advocaatkeuze zoveel mogelijk geborgd blijft, asieladvocaten de cliëntgesprekken kunnen voorbereiden en zo de asielprocedure zoveel mogelijk binnen de gestelde termijnen afgerond kan worden op een zorgvuldige manier?
De inbreng van advocaten is belangrijk voor het zorgvuldig en efficiënt kunnen beslissen van zaken. Daarom voer ik regelmatig overleg met vertegenwoordigers van de advocatuur over de logistiek en behandeling van de zaken door de Taskforce. Gezien de strakke planning van de Taskforce is het op dit moment niet mogelijk deze suggestie over te nemen.
Het bericht ‘Zorgmedewerkers willen voorrang bij coronatests nu wachttijden oplopen’? |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van bovenstaand bericht?1
Kunt u zich de oproep van NU’91, V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) en Actiz om zorgmedewerkers met voorrang te laten testen voorstellen?
Bent u bereid per direct aan het door genoemde organisaties gedane verzoek te voldoen? Zo nee, waarom niet? Hoe garandeert u dan dat zorgmedewerkers direct kunnen worden getest?
Hoe kan het dat, ondanks dat al maanden wordt gezegd dat de testcapaciteit voldoende is, toch sprake is van wachtlijsten met als gevolg dat zorgmedewerkers in de tussentijd gedwongen thuiszitten, terwijl al sprake is van een groot personeelstekort in de sector? Hoe vindt u dat gezien het feit dat de coronacrisis inmiddels bijna een half jaar duurt?
Wilt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Vermogen van het Wit-Russische regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het u bekend of het regime van de Wit-Russische president Loekasjenko vermogen heeft in belastingparadijs Nederland?
Nee, dat is mij niet bekend.
Acht u het ook onwenselijk dat Nederland via brievenbusmaatschappijen bijdraagt aan dictatoriale regimes als dat in Wit-Rusland?
Brievenbusmaatschappijen kunnen zowel een fiscale als een niet-fiscale achtergrond hebben. Als er sprake is van belastingontwijking- en ontduiking via brievenbusmaatschappijen dan is dat inderdaad onwenselijk en worden daar maatregelen tegen genomen.1 Over individuele gevallen kan ik geen uitspraken doen, zolang er geen sprake is van sancties die van toepassing zijn op die personen of regimes.
Daarnaast vindt het kabinet het van groot belang dat voorkomen wordt dat de diensten van (financiële) instellingen worden gebruikt voor witwassen en terrorismefinanciering en de onderliggende delicten, waaronder corruptie en fraude. Het cliëntenonderzoek en de doorlopende monitoring van transacties door poortwachters van het financiële stelsel is daarbij van groot belang. Het verhogen van de effectiviteit van het cliëntenonderzoek en het toezicht daarop is een van de pijlers in het plan van aanpak witwassen.2 Daarbij heeft het kabinet ook bijzondere aandacht voor de integriteitrisico’s die spelen bij de dienstverlening door trustkantoren. Zij beheren doelvennootschappen waarbij internationale geldstromen betrokken zijn. Het regelgevend kader voor trustkantoren is recent al aanzienlijk aangescherpt met de Wet toezicht trustkantoren 2018. Op enkele punten zal deze wetgeving op korte termijn verder worden aangescherpt, onder andere met een verbod om diensten te verlenen als de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt woonachtig of gevestigd is in een derde land met hoge risico’s op witwassen.
Deelt u de mening dat zo snel mogelijk onderzoek moet worden gedaan naar het vermogen van het Loekasjenko-regime bij Nederlandse brievenbusfirma’s?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u ook dat deze tegoeden bevroren moeten worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mede op aandringen van het kabinet, zijn de lidstaten van de Unie onmiddellijk na de bespreking in de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 14 augustus gestart met de voorbereiding van gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor de verkiezingsfraude en het geweld tegen demonstranten. Zodra de Raad hierover overeenstemming heeft bereikt, dienen de lidstaten maatregelen te nemen die garanderen dat beperkende maatregelen worden nageleefd. Het kabinet hecht groot belang aan zorgvuldige implementatie van overeengekomen sancties, waaronder de bevriezing van eventueel gestalde tegoeden van de betreffende personen.
Is het u bekend of andere dictatoriale regimes hun vermogen via Nederlandse brievenbusfirma’s hebben weggezet?
Op het moment dat de Raad besluit dat een buitenlandse overheid moet komen te vallen onder een Europees sanctieregime, dan wordt het vermogen van specifiek aangewezen personen of entiteiten die onderdeel zijn van die buitenlandse overheid bevroren. Dat betekent dat zij niet meer bij hun financiële tegoeden kunnen. Hiermee zorgt Nederland en de EU als geheel ervoor dat dergelijke gesanctioneerde buitenlandse overheden hun geld niet in Nederland kunnen wegzetten. De EU heeft op dit moment meer dan veertig van zulke sanctieregimes in werking. Een overzicht is te vinden via de EU sanctions map.3 Dit overzicht wordt zeer regelmatig geactualiseerd.
Bent u bereid om maatregelen te nemen om vermogens van dictatoriale regimes, zoals dat van Loekasjenko, te weren uit Nederland?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 3. Dergelijke maatregelen worden in EU-verband genomen. Op dit moment is het onder Nederlandse wetgeving niet mogelijk om unilateraal dergelijke maatregelen te nemen.
Daarnaast is het, zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven, van groot belang dat de poortwachters van het financiële stelsel onderzoek doen naar hun cliënt, de zakelijke relatie doorlopend monitoren en ongebruikelijke transacties melden bij FIU-Nederland. Daarbij is van belang dat geen zakelijke relaties aangegaan kunnen worden als vermoedens van witwassen, waaronder middelen uit corruptie of fraude, bestaan, en dat bestaande zakelijke relaties bij dergelijke vermoedens moeten worden beëindigd. De dienstverlening door trustkantoren heeft daarbij bijzondere aandacht van het kabinet. In Nederland geldt al de strengste wetgeving binnen de Europese Unie voor trustdiensten en deze zal nog verder aangescherpt worden.
Het niet voldoen aan de zorgplicht jegens gedetineerden in verband met bescherming tegen het COVID-19 virus |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Commissie van Toezicht bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard, Locatie Zuyder Bos (zaaknummer: ZB-2020-2 14)? Wat is uw reactie op deze uitspraak?
Ja, ik heb van deze uitspraak kennisgenomen. Tegen deze uitspraak heeft de vestigingsdirecteur bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming op 13 augustus 2020 beroep ingesteld. Ik kan geen reactie geven op zaken die nog onder de rechter zijn.
In hoeverre verschillen de maatregelen die in de PI Heerhugowaard zijn genomen van de maatregelen die in andere PI’s in het land zijn genomen?
Vanaf 14 maart 2020 heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verschillende maatregelen getroffen om verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen. Zo werden bezoek en verlof per direct opgeschort en werden gedetineerden met een vermoeden van besmetting met COVID-19 geïsoleerd op cel.
Sinds begin april worden gedetineerden bij binnenkomst bij DJI bovendien onderworpen aan een verscherpte medische intake om te controleren op coronagerelateerde klachten. Daarbij worden deze justitiabelen eerst op een éénpersoonscel geplaatst en gemonitord. Zolang er geen sprake is van corona gerelateerde klachten kunnen zij deelnemen aan onderdelen van het aangeboden dagprogramma. Daarbij wordt het contact met medejustitiabelen vermeden. Na twee weken, inmiddels 8 dagen, kunnen zij vervolgens aan het reguliere dagprogramma meedoen mits zij geen coronagerelateerde klachten vertonen.
De maatregelen die DJI heeft getroffen ter voorkoming van besmetting van gedetineerden en personeel worden binnen alle PI’s toegepast. De PI Heerhugowaard houdt zich, net als de andere PI’s, aan de adviezen van het RIVM en aan het daarop gebaseerde beleid van DJI. De maatregelen hebben ertoe geleid dat het aantal besmettingen in de PI’s beperkt was en nog steeds is. Dit alles overtuigt mij ervan dat in alle PI’s aan de zorgplicht jegens gedetineerden in verband met bescherming tegen het COVID-19 virus wordt voldaan.
Kunt u garanderen dat in alle PI’s, buiten de PI Heerhugowaard, aan de zorgplicht wordt voldaan in het kader van het beschermen van gedetineerden tegen COVID-19? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de zorgplicht in alle PI’s? Bent u in ieder geval bereid om het beleid in alle inrichtingen nog eens kritisch onder de loep te nemen om te bezien of overal wel voldoende aan de zorgplicht jegens gedetineerden wordt voldaan?
Zie antwoord vraag 2.
De korting op de verhuurdersheffing voor extra nieuwbouwwoningen |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Ollongrens sigaar levert geen extra woningen op»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling van de auteur op Follow The Money (FTM) dat er geen nieuwe woningen worden opgeleverd?
Ten tijde van de aankondiging van de sluiting van de regeling was er voor 80 duizend woningen een aanvraag ingediend. Het aantal aanvragen is uiteindelijk opgelopen tot 119.000 woningen, waarvan 115.000 bij corporaties. Als ook rekening wordt gehouden met nog openstaande aanvragen van de in 2018 gesloten heffingsvermindering voor nieuwbouw gaat het in totaal om 150 duizend woningen bij corporaties (160.000 in totaal). Aanvragers hebben vijf jaar de tijd om deze woningen te realiseren. Niet elke investering zal echter daadwerkelijk gerealiseerd worden, omdat de realisatie van woningen altijd onzekerheden kent. Als alle aanvragen daadwerkelijk omgezet worden in een definitieve heffingsvermindering in de komende vijf jaar, dan liggen de aantallen gerealiseerde woningen ruim hoger dan het aantal woningen dat de laatste jaren is gerealiseerd in het segment tot de aftoppingsgrens.
Om te zorgen dat de vermindering verhuurderheffing voor nieuwbouw daadwerkelijk zo snel mogelijk leidt tot de bouw van nieuwe woningen, heb ik op 13 september jl. met AEDES en VNG afgesproken dat wij de bouw samen gaan bewaken en aanjagen. Hiertoe richten wij nog dit jaar een gezamenlijke taskforce op. Met deze gezamenlijke aanpak willen we bereiken dat in de komende twee jaar de bouw van de 150.000 reguliere sociale huurwoningen kan starten. Daarnaast willen partijen dat er de komende twee jaar 10.000 tijdelijke en flexibele woningen worden gebouwd en gaan daarvoor aan de slag met het oplossen van de knelpunten. De Taskforce gaat monitoren of de bouw van de woningen daadwerkelijk plaatsvindt.
De heffingsvermindering zorgt voor lagere lasten bij de sector als geheel. Deze lagere lasten komen terecht op de plekken waar de meeste heffingsverminderingen zijn aangevraagd en het woningtekort het grootst is. Ook heeft de heffingsvermindering effect op de prijsstelling van de woningen, er komen meer woningen in een goedkope huurcategorie beschikbaar. Dit blijkt onder meer uit de rapportage verhuurderheffing, die ik in mei van dit jaar aan de Eerste en Tweede Kamer heb gestuurd. Daar bleek ook uit dat er aanwijzingen zijn dat de heffingsvermindering nieuwbouw die aan te vragen was tot 1 juli 2018 leidt tot een hogere investeringsratio in volgende jaren.
De heffingsvermindering heeft dus positieve effecten, hier is echter niet een exact getal aan te koppelen. Bouwprojecten zijn vaak tot in een laat stadium door onzekerheid omgeven, waardoor het lastig te bepalen is of een bouwplan nieuw is, of zonder heffingsvermindering al dan niet ook uitgevoerd zou zijn. Wel is duidelijk dat een heffingsvermindering bijdraagt aan de financiële haalbaarheid van plannen, waardoor het risico op uitval kleiner wordt.
Hoeveel nieuwe woningen worden er door de heffingsvermindering opgeleverd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de conclusie van FTM zich tot uw uitspraak afgelopen mei dat er 80.000 sociale huurwoningen bij komen door de heffingsvermindering?2
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre klopt de uitspraak van FTM dat de totale heffingsvermindering hoger kan uitvallen dan 1 miljard euro? Welke gevolgen zou dit hebben voor de rijksbegroting en welke beheersmaatregelen worden hierbij ingezet?
Er is voor een bedrag van € 2,66 miljard aan heffingsvermindering nieuwbouw aangevraagd, dit ligt boven de € 1 miljard. De regeling is inmiddels gesloten. De budgettaire verwerking van de reeds gerealiseerde aanvragen in de begroting is op Prinsjesdag gepresenteerd.
Herkent u de uitspraken van diverse corporatiebestuurders dat zij geen nieuwe woningen gaan bouwen, maar inschrijven op plannen die toch al zouden doorgaan?
Deze uitspraken komen overeen met de bevindingen uit de eerder genoemde evaluatie van de heffingsverminderingen, die ik in mei naar de Tweede Kamer heb gestuurd. Ook daarin gaven corporaties aan dat de heffingsverminderingen die tot 2018 waren aan te vragen in directe zin er niet toe heeft geleid dat er besloten is tot het doen van investeringen voor projecten die de corporaties nog niet al langere tijd gepland had. Wel gaven corporaties aan dat de heffingsvermindering op andere manieren een positief effect heeft gehad op het investeringsgedrag van corporaties. Corporaties gebruiken de heffingsvermindering onder meer voor versnelling van volgende projecten of voor andere keuzes in kwaliteit of kwantiteit van de woningen. Daarnaast worden de woningen verhuurd voor een lager dan geplande huur. Ook constateer ik dat als alle aanvragen daadwerkelijk omgezet worden in een definitieve heffingsvermindering de aantallen gerealiseerde woningen in het segment tot de aftoppingsgrens de komende jaren ruim hoger ligt dan het aantal woningen dat de laatste jaren is gerealiseerd.
Is het waar dat een periode van vijf jaar te kort is om nieuwbouwplannen te realiseren? Waarom is in de regeling gekozen voor een periode van 5 jaar?
Een nieuwbouwproject kan van eerste idee tot oplevering een doorlooptijd van zeven jaar of meer hebben. Dit is inclusief de periode waarin er nog sprake is van zachte plannen omdat locaties bijvoorbeeld slechts genoemd zijn in visiedocumenten voor de lange termijn. Het is wenselijk dat gemeenten nu al nadenken over de woningbouwlocaties van de toekomst. Daarna kan ook de grondverwervingsfase met name bij versnipperd eigendom lange tijd in beslag kan nemen. Wanneer het opstellen van het omgevings- of bestemmingsplan start, waarmee plannen hard worden gemaakt, kan de realisatietermijn veel korter zijn. Met een maximumtermijn van vijf jaar wordt gestimuleerd dat projecten daadwerkelijk voortvarend gerealiseerd worden.
Op basis van welke criteria wordt de heffingskorting toegekend aan corporaties?
Een voorlopige heffingsvermindering wordt afgegeven op het moment dat uit de aanvragen blijkt dat aan alle voorwaarden wordt voldaan: er wordt een zelfstandige woning gebouwd met een huur onder de eerste aftoppingsgrens van de huurtoeslag, waarbij een minimaal bedrag wordt geïnvesteerd. Het moet gaan om woningen waarvan de bouw begonnen is op of na 1 januari 2020. Na de daadwerkelijke realisatie van de investering wordt getoetst of daadwerkelijk is voldaan aan deze voorwaarden. Als dat het geval is, wordt een definitieve heffingsvermindering afgegeven en kan de verhuurder deze aftrekken van de te betalen verhuurderheffing.
Hoe wordt beoordeeld dat de heffingskorting tot extra woningen leidt?
Of een heffingsvermindering tot extra woningen leidt, wordt bij de uitvoering van de heffingsvermindering niet getoetst. Zoals in vraag 2 gemeld, is dit niet toetsbaar.
In hoeverre wordt de heffingskorting als voorschot toegekend? Lopen corporaties het risico op naheffingen?
Er wordt geen voorschot toegekend. Pas na realisatie van de investering en afgifte van de definitieve heffingsvermindering kan een verhuurder zijn heffingsvermindering aftrekken van de verhuurderheffing.
Wordt bij corporaties die een aanvraag ingediend hebben op basis van bestaande plannen de heffingskorting toegekend? Zo ja, hoe leidt dit tot extra woningen?
Een aanvraag wordt toegekend indien deze voldoet aan de in het antwoord op vraag 8 genoemde voorwaarden. Hiertoe behoort geen toets of een bouwplan reeds bestond. Dit is, zoals ik eerder heb aangegeven, niet te toetsen. Wel is een voorwaarde dat niet voor 1 januari 2020 met de bouw is gestart.
Hoeveel aanvragen omvatten al bestaande nieuwbouwplannen? Welk aandeel is dit van alle aanvragen?
Dit is niet vast te stellen. Aanvragen worden niet getoetst op het feit of het bestaande of nieuwe nieuwbouwplannen zijn. Dit kan ook niet getoetst worden.
Hoeveel aanvragen bestaan uit volledig nieuwe nieuwbouwplannen? Welk aandeel van de aanvragen is dit?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u nog steeds van mening dat de heffingskorting tot 80.000 nieuwe woningen leidt?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Politievrijwilligers woedend om schrappen opleidingen’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politievrijwilligers woedend om schrappen opleidingen»?1
Ja.
Bent u bekend met de reactie van de korpsleiding op de brandbrief van de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV)? Klopt het dat (executieve) politievrijwilligers pas in 2022 weer kunnen beginnen met doorstromen naar niveau 4? Kunt u uitleggen waarom er zoveel vertraging optreedt?2
Executieve politievrijwilligers hebben momenteel de mogelijkheid om doorstroomopleidingen te volgen van de smalle naar volledige niveau 2-kwalificatie (surveillant) en van niveau 2 naar niveau 3 (agent). Deze doorstroomopleidingen lopen tot en met 2021. De doorstroomopleiding van niveau 2 naar niveau 3 zal daarna niet meer worden gegeven, omdat deze wordt vervangen door een nieuwe doorstroomopleiding naar niveau 4, het niveau van de vernieuwde basispolitieopleiding voor de allround politieagent. Politievrijwilligers hadden niet eerder de mogelijkheid een doorstroomopleiding naar niveau 4 te volgen.
De Politieacademie vernieuwt momenteel de basispolitieopleiding op niveau 4 voor aspiranten. Deze vernieuwing heeft absolute prioriteit, omdat de vernieuwde basispolitieopleiding begin 2021 van start moet gaan. De Politieacademie zal hierop aansluitend de doorstroomopleiding voor politievrijwilligers naar niveau 4 ontwikkelen. Derhalve gaat de nieuwe doorstroomopleiding naar niveau 4 in 2022 van start. Vanaf dat moment kunnen politievrijwilligers op hetzelfde niveau worden opgeleid als beroepsmedewerkers.
Hoe verhoudt de brief van de korpsleiding zich tot uw toezeggingen in bijlage 4 (Politiepersoneel, pagina 7 en 8) bij het halfjaarbericht politie d.d. 16 november 2018? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in het bijzonder ingaan op de op pagina 8 verwoorde opleidingsafspraken? Deelt u de waarneming dat er van de doorstroomopleiding van niveau 2 naar niveau 3 nagenoeg niets terecht is gekomen?3
Zoals toegezegd in het tweede halfjaarbericht politie 20184, heeft de Politieacademie doorstroomopleidingen van de smalle naar de volledige niveau 2-kwalificatie en van niveau 2 naar niveau 3 ontwikkeld. Deze opleidingen zijn volgens planning respectievelijk in week 45 van 2018 en het eerste kwartaal van 2019 gestart. In totaal hebben ongeveer 217 politievrijwilligers de doorstroomopleiding van de smalle naar de volledige niveau 2 kwalificatie gevolgd en 46 politievrijwilligers de doorstroomopleiding van niveau 2 naar niveau 3.
Wat de opleiding van nieuwe politievrijwilligers betreft, is het niet mogelijk gebleken om deze opleiding in 2020 aan te bieden. Gelet op de grote vervangings- en uitbreidingsopgave waar de politie thans voor staat, moeten politie en Politieacademie absolute prioriteit geven aan het opleiden van aspiranten en het vernieuwen van de basispolitieopleiding. De Politieacademie zal in 2021 een opleiding voor nieuwe executieve politievrijwilligers ontwikkelen, die aansluit bij de vernieuwde basispolitieopleiding. Deze opleiding zal in 2022 van start gaan. Nieuwe executieve politievrijwilligers zullen op hetzelfde niveau worden opgeleid als beroepsmedewerkers.
Hoe verhoudt de brief van de korpsleiding zich tot het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst», waarin is afgesproken dat er samen met de politie en de LOPV gewerkt wordt aan landelijk beleid dat onder andere ziet op de opleidingen? Deelt u de opvatting dat de realisatie van het regeerakkoord ziet op de periode 2017–2021 en dat het realiseren van opleiding voor vrijwilligers (pas) vanaf 2022 daar een inbreuk op is?4
De politie, de politievakorganisaties en de LOPV hebben de afgelopen jaren gewerkt aan landelijk beleid voor politievrijwilligers om te voorkomen dat het aantal vrijwilligers afneemt, zoals afgesproken in het Regeerakkoord. Er is onder meer een meerjarenprogramma opgesteld voor het opleiden en behouden van de huidige politievrijwilligers. De Politieacademie verzorgt sinds 2018 doorstroomopleidingen om de bevoegdheden van politievrijwilligers uit te breiden en hen te behouden voor de organisatie. Dat is in lijn met de doelen die in het Regeerakkoord zijn gesteld.
Klopt de informatie dat ter realisatie van het regeerakkoord in 2019 en 2020 aanzienlijke budgetten aan de Politieacademie zijn toegewezen ter bekostiging van het onderwijs aan executieve politievrijwilligers? Klopt het dat ook de politie vanuit haar eigen financiering voor dit doel extra middelen (fte) aan de Politieacademie heeft doen toekomen? Om hoeveel geld gaat dit (afzonderlijk en totaal)? Kunt u met de beantwoording van deze vragen een gedetailleerd overzicht meesturen waaruit blijkt waar die middelen aan besteed zijn en hoeveel opleidingen aan vrijwilligers daarmee gerealiseerd zijn?
In de periode 2018–2021 is er € 0,5 miljoen per jaar uit het Regeerakkoord beschikbaar gesteld aan de Politieacademie voor het verzorgen van doorstroomopleidingen voor politievrijwilligers. De politie had voor het schooljaar 2019/2020 2 fte beschikbaar gesteld, maar heeft daar vanaf gezien omdat het opleiden van aspiranten en de ontwikkeling van het nieuwe basispolitieonderwijs op dit moment absolute prioriteit hebben. Hierover zijn nieuwe afspraken gemaakt die zijn gecommuniceerd met vertegenwoordigers van de politievrijwilligers, onder andere met de LOPV.
De tabel hieronder laat zien hoeveel politievrijwilligers in de jaren 2018 tot en met 2020 zijn begonnen aan een opleiding.
2018/2019
2019/2020
2020/2021
Doorstroom van niveau 2 smal naar niveau 2 breed
20
114
83
Doorstroom van niveau 2 naar niveau 3
0
46
0
Opleiding voor specialistische vrijwilligers
0
0
168
Deelt u de analyse dat de Politieacademie de komende tijd de handen vol zal hebben aan het opleiden van beroeps-politiepersoneel? Kunt u zich voorstellen dat, zeker onder politievrijwilligers, de verwachting bestaat dat de Politieacademie zelfs met de beste wil van de wereld de komende jaren niet in staat zal zijn in voldoende mate politievrijwilligers nadere opleidingen aan te bieden?
Het opleiden van grote aantallen aspiranten en het vernieuwen van de basispolitieopleiding vraagt het maximale van zowel de Politieacademie als de politie. De Politieacademie neemt daarom sinds 2018 externe docenten in de arm voor het verzorgen van de (doorstroom)opleidingen voor politievrijwilligers. Ook in 2021 zal de Politieacademie het doorstroomonderwijs en het onderwijs voor nieuwe politievrijwilligers met specialistische kennis door externe docenten laten verzorgen.
Bent u bekend met het aanbod vanuit de (executieve) politievrijwilligers zelf, maar ook vanuit het MBO, de ROC’s en de Hogescholen, om onderwijs aan politievrijwilligers te verzorgen? Zou het niet verstandig zijn om zo spoedig mogelijk het opleidingsmonopolie van de Politieacademie voor politievrijwilligers te breken en enkel de examinerende taak bij de Politieacademie te laten rusten?
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 6, wordt het onderwijs van politievrijwilligers al sinds 2018 uitbesteed aan externe docenten. De Politieacademie blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleidingen en de examinering.
Bent u, in het licht van de strekking van de vorige vraag, bereid om beschikbare en reeds begrote opleidingsgelden voor politievrijwilligers los te weken van de bestaande begrotingen van de politie en Politieacademie en deze beschikbaar te stellen voor opleidingen door andere instituten of initiatieven?
Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 6 en 7, wordt het onderwijs aan politievrijwilligers al uitbesteed. Ik zie geen noodzaak om dit te veranderen.
Hoeveel huidige niveau 2 breed-opgeleide (executieve) politievrijwilligers missen (enkel) nog de opleiding om vuurwapendragend te mogen zijn? Deelt u de opvatting dat deze groep vrijwilligers betrekkelijk snel opgeleid kan worden en breder ingezet kan worden? Wat zijn de mogelijkheden om deze vuurwapenopleiding te laten verzorgen door IBT-afdelingen (Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen) binnen de eenheden dan wel door instructeurs van Defensie?
De opleiding voor het dragen van een vuurwapen beperkt zich niet alleen tot het praktisch toepassen van het wapen, maar er dient ook geleerd te worden hoe het wapen legitiem en proportioneel gebruikt wordt binnen het geheel aan politietaken en geweldsmiddelen. Toepassing van het dienstwapen is immers het ultimum remedium. Om deze reden kunnen de onderdelen betreffende het vuurwapen niet los worden gezien van de rest van de opleiding.
In verband met het ophogen van het jaarlijkse aantal RTGP-trainingsuren, is er bij de OBT-afdelingen in de eenheden momenteel een krapte in de capaciteit. Personeel van Defensie beschikt over een ander type dienstwapen dan de politie en wordt op andere gronden met een wapen uitgerust. Om deze reden kunnen er geen instructeurs van Defensie worden ingezet.
Waarom start de Politieacademie met een nieuwe opleiding die een looptijd heeft van 2,5 jaar, terwijl bestaande vrijwilligers met een aanvullende module van hooguit driekwart jaar breed inzetbaar gemaakt kunnen worden? Deelt u de angst dat deze lange, extra opleidingsinspanning vele vrijwilligers zal doen besluiten te stoppen met hun werkzaamheden?
De doorstroomopleiding van een smalle naar een brede inzet (op niveau 2) duurt maximaal een jaar (56 weken). De doorstroomopleiding van niveau 2 naar niveau 3 opleiding duurt ongeveer 2 jaar (112 weken). Dit is inclusief bufferweken en vakanties. De opleidingsduur kan worden ingekort als de vrijwilliger in aanmerking komt voor vrijstellingen. Vrijwilligers krijgen dezelfde opleiding en hetzelfde diploma als beroepskrachten. Het gevolg is dat hier ook eenzelfde opleidingsduur aan is verbonden.
Klopt het dat politievrijwilligers in hun dagelijkse werkzaamheden soms een wapendragende functie hebben, bijvoorbeeld bij de Koninklijke Marechaussee, andere onderdelen van Defensie of bij de politieorganisatie zelf, maar dat zij als politievrijwilliger geen wapens mogen dragen zonder de benodigde N3-opleiding? Klopt het ook dat het deze politievrijwilligers erg moeilijk wordt gemaakt om de benodigde certificering te behalen, terwijl dit niet meer is dan een papieren werkelijkheid aangezien het politievrijwilligers betreft die weten hoe ze met een wapen moeten omgaan? Waarom wordt er bij deze politievrijwilligers geen maatwerk in de politieopleiding toegepast?
Executieve politiemedewerkers die na hun loopbaan vrijwilliger worden, mogen een vuurwapen dragen indien toegewezen en gecertificeerd. Er is mij één casus bekend van een politievrijwilliger die een vuurwapendragende functie bekleedt bij de Koninklijke Marechaussee. Deze persoon heeft zich onlangs gemeld. De politie onderzoekt naar aanleiding van deze melding momenteel of in dit soort gevallen een maatwerktraject mogelijk is. Defensie en de BOA’s bij Defensie beschikken over een ander type dienstwapen. Het is belangrijk dat zij goed bekend zijn met het type dienstwapen van de politie, voordat zij dit wapen mogen gebruiken. Hierom moeten zij dan ook voor het politie vuurwapen geschoold en gecertifieerd zijn. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 9. Om deze reden kan er geen vrijstelling worden gegeven aan deze politievrijwilligers.
Deelt u de mening dat het veel te lang duurt als huidige vrijwilligers pas in 2022 weer kunnen beginnen met een opleiding om door te stromen en dat dit totaal het verkeerde signaal is vanuit de politieorganisatie en de Politieacademie richting politievrijwilligers? Deelt u de mening dat de politieorganisatie meer perspectief moet bieden aan huidige vrijwilligers? Wat denkt u dat dit bericht doet met de motivatie van politievrijwilligers?
De korpsleiding en ik zijn van mening dat politievrijwilligers van grote waarde zijn voor de politieorganisatie. Politievrijwilligers zijn en blijven volwaardig deel van de politie; beroepspersoneel en politievrijwilligers doen de taakuitvoering met én naast elkaar. Zoals blijkt uit mijn eerdere beantwoording, worden er nog tot en met 2021 doorstroomopleidingen aangeboden van een brede naar een smalle inzet en van niveau 2 naar niveau 3. Vervolgens zal in 2022 de vernieuwde doorstroomopleiding naar niveau 4 worden aangeboden.
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja.