Het bericht dat politieke oppositie in Azerbeidzjan wordt mishandeld of vastgezet. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van Human Rights Watch over de mishandeling van oppositieleider Tofig Yagublu bij vreedzame protesten in Bakoe?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe oordeelt u over dit gewelddadige optreden van de Azerbeidzjaanse autoriteiten en het handelen tegen oppositieleider Tofig Yagublu?
Het kabinet acht de berichtgeving hierover zeer verontrustend. Nederland keurt iedere vorm van geweld tegen oppositieleden af. Diverse internationale partners, waaronder de EU, hebben dit met steun van Nederland aan de orde gesteld. Azerbeidzjan is partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en is derhalve verplicht zich te houden aan dit verdrag, waaronder ook de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en vereniging vallen.
Hoe staat het met de gezondheid van oppositieactivisten die vast zitten in Azerbeidzjaanse gevangenissen, zoals Saleh Rustamov, Aslan Gurbanov2, Zamin Salayev3 en Elvin Isayev? Is Rustamov reeds uit hongerstaking en krijgt hij de benodigde medische zorg?
Het kabinet beschikt niet over vertrouwelijke medische gegevens van individuen in Azerbeidzjaanse detentie. Het kabinet is enkel bekend met hetgeen publiekelijk is gezegd over de toestand van deze personen.
Verschillende Azerbeidzjaanse media hebben bericht dat dhr. Rustamov zijn hongerstaking in december jl. beëindigde. Volgens berichtgeving is hij destijds onderzocht door artsen van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) die vaststelden dat de hongerstaking van 41 dagen serieuze consequenties heeft gehad voor zijn gezondheid.4 Dhr. Gurbanov zou, volgens nieuwsberichten, lijden aan hartproblemen en epilepsie.5 Dhr. Salayav zou, volgens mediaberichtgeving, na zijn vrijlating op 19 januari, hebben gezegd dat hij last had van serieuze gezondheidsproblemen zoals verminderd zicht en falende benen, als gevolg van marteling en hongerstakingen.6 Wat betreft dhr. Isayev is er een bron die stelt dat hij wordt gemarteld.7
Kunt u een update verschaffen over de situatie van Saleh Rustamov, Aslan Gurbanov, Zamin Salayev en Elvin Isayev, hun gevangenschapssituatie en de staat van hun rechtszaken?
Wat betreft de individuele zaken verwijs ik u naar de mediaberichtgeving hierover. De kleine Nederlandse ambassade in Bakoe (twee diplomaten) beschikt over onvoldoende capaciteit om de gevangenschapssituatie en stand van rechtszaken van individuen in detail te volgen, anders dan hetgeen daarover wordt gepubliceerd of meegedeeld door derden. De ambassade staat hierover in contact met internationale partners en de EU-delegatie mede in gelet op het bredere belang met gelijkgezinde partners op te trekken. Ambtenaren van mijn ministerie hebben contact gehad met betrokkenen uit de kring van dhr. Isayev en worden door hen over zijn zaak geïnformeerd.
Wat betreft de algemene situatie van de stand van gevangenissen in Azerbeidzjan verwijs ik u naar internationale rapporten zoals de bezoekrapporten van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT).8 Het rapport van het laatste bezoek, eind 2020, is nog niet gepubliceerd.
Bent u op de hoogte dat de uitspraak naar aanleiding van de cassatieklacht in de zaak van Elvin Isayev op 30 november 2021 (zonder opgave van een duidelijke redenen) tot onbepaalde tijd is uitgesteld? Is er een verklaring voor te geven?
Ja, mijn ministerie is daarvan op de hoogte gebracht door personen uit de kring van Elvin Isayev. Van dezelfde bron ontving mijn ministerie de recente update dat de cassatiezaak nu gepland staat voor 22 februari aanstaande. Ik weet niet wat de redenen zijn voor het aanvankelijke uitstel.
Krijgt de Nederlandse ambassade in Bakoe toestemming om politieke tegenstanders van het regime van president Aliyev te bezoeken? Zo ja, maakt de ambassade hier gebruik van? Zo nee, waarom niet?
Zoals gebruikelijk spreken medewerkers van de ambassade af en toe met leden van de oppositie. Hiervoor is geen toestemming nodig.
Waarom worden verzoeken aan het ministerie om een bezoek van de ambassademedewerker aan de politieke tegenstanders van het regime van president Aliyev geweigerd?
Indien u doelt op een verzoek aan mijn ministerie tot het verlenen van consulaire bijstand aan een persoon in detentie, dan is het een voorwaarde dat de persoon in kwestie de Nederlandse nationaliteit bezit.
In zeldzame gevallen komt het voor dat Nederland deelneemt aan bezoeken aan personen in detentie die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. Deze vinden altijd plaats in gezelschap van gelijkgezinde landen en vaak de EU-vertegenwoordigers. Dit gebeurt alleen bij zeer hoge uitzondering.
Zijn er nog andere politieke gevangenen in Azerbeidzjan wiens situatie zorgwekkend is? Zo ja, welke?
Zaken bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hebben aangetoond dat het voorkomt dat Azerbeidzjan pogingen doet om de oppositie en o.a. het maatschappelijk middenveld tot zwijgen te brengen door onder valse voorwendselen detentiemaatregelen op te leggen, mogelijk wegens hun weerstand tegen het regime.
Verschillende NGO’s hanteren lijsten van vermeende politieke gevangen, deze zijn vaak publiekelijk beschikbaar. Ook op EU-niveau worden (vermeende) zaken gevolgd, dit gebeurt op vertrouwelijke wijze en deze worden besproken met de Azerbeidzjaanse autoriteiten.
Hoe oordeelt u over het algemeen over de rechtspraak in Azerbeidzjan?
Over het algemeen worden vraagtekens gezet bij de onafhankelijkheid van de rechtsgang in Azerbeidzjan. Zo krijgt Azerbeidzjan van de NGO «Freedom House» een zeer lage score voor het functioneren van de rechtsstaat.9 In dialoog met de Azerbeidzjaanse autoriteiten benoemt en bespreekt de EU deze uitdagingen t.a.v. de onafhankelijkheid, transparantie en accountability van het judiciële systeem.
Voor meer detail verwijs ik u naar de rapporten van de Europese Commissie voor de efficiëntie van justitie van de Raad van Europa (CEPEJ). Deze instantie werkt aan instrumenten om de efficiëntie en werking van justitie in Europa te verbeteren en publiceert met regelmaat rapporten over de situatie in de lidstaten, waaronder Azerbeidzjan.
Wat doet Nederland in bilateraal en Europees verband om Azerbeidzjan te bewegen naar een beter mensenrechtenbeleid en een eerlijkere vrijere rechtspraak voor o.a. politieke gevangenen, andersdenkenden en minderheden?
Zowel voor Nederland als voor de EU zijn mensenrechten een prioriteit in het internationaal beleid. Bilateraal en in EU-verband spreekt Nederland met de Azerbeidzjaanse overheid en het maatschappelijk middenveld over de mensenrechtensituatie.
De EU en Nederland proberen ook middels concrete projecten de mensenrechtensituatie op de grond te verbeteren. De EU focust zich onder andere op de bevordering van een omgeving waarin het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers vrij kunnen opereren, het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting en het versterken van de rechtsstaat. Ook de Nederlandse ambassade in Bakoe steunt projecten ter bevordering van de mensenrechten, gericht op onder andere het trainen van mensenrechtenverdedigers, het versterken van de positie van vrouwen en het beschermen van slachtoffers van mensenhandel.
Momenteel lopen onderhandelingen over een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de EU en Azerbeidzjan: mensenrechten is hierin een belangrijk onderwerp. Ook binnen het Oostelijk Partnerschap zijn de rechtsstaat en mensenrechten prominente thema’s.
Daarnaast staan de mensenrechten in multilaterale organisaties hoog op de agenda. Zo ook in de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland Azerbeidzjan onder andere heeft opgeroepen journalisten en mensenrechtenverdedigers beter te beschermen.
In de Raad van Europa is recentelijk het actieplan voor Azerbeidzjan voor de komende jaren besproken. Daarnaast hecht Nederland veel waarde aan het systeem van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Tot slot houdt de Organisatie voor Vrede en Veiligheid in Europa (OVSE) de naleving van mensenrechten in de regio in de gaten en draagt bij aan de levering van technische expertise aan landen als Azerbeidzjan ter ondersteuning van hervormingen.
Welke diplomatieke instrumenten worden ingezet om president Aliyev te bewegen werk te maken van een beter mensenrechtenbeleid? Worden hierbij stille diplomatie en Europese sancties overwogen? Zo nee, waarom niet?
Het gaat om dialoog, stille diplomatie, diplomatieke druk (onder andere via het Comité van Ministers in de Raad van Europa). Voor meer detail verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.
Overweegt Nederland het stellen van sancties in specifieke gevallen van bijvoorbeeld Elvin Isayev, zoals ook in de zaak van Aleksej Navalny4 in Europees verband werden opgelegd?
In algemene zin geldt dat in EU-verband op voortdurende basis wordt gekeken naar mensenrechtenschendingen. De instelling van restrictieve maatregelen door de Europese Unie, waaronder ook het EU-mensenrechtensanctieregime, vormt een instrument dat kan worden ingezet als onderdeel van het bredere gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Over de vraag of in individuele gevallen al dan niet een sanctiemaatregel wordt overwogen kan het kabinet om redenen van vertrouwelijkheid geen uitspraken doen.
In hoeverre worden de gremia van de Raad van Europa aangewend om Azerbeidzjan te wijzen op haar verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? Gebeurt dit met enig succes? Zo nee, waarom niet?
Nederland legt binnen de Raad van Europa de nadruk op tenuitvoerlegging van en toezicht op bestaande verplichtingen, waaronder de verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Nederland hecht veel waarde aan de geloofwaardigheid en effectiviteit van het EVRM-toezichtssysteem. Het Comité van Ministers oefent het toezicht uit op de naleving van de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Aan dat toezicht neemt Nederland actief deel en spreekt daarbij andere lidstaten van de Raad van Europa, waaronder Azerbeidzjan, aan op hun verplichtingen om de vereiste individuele en algemene maatregelen te treffen om de bindende uitspraken van het EHRM ten uitvoer te leggen.
Azerbeidzjan staat op de zesde plaats van landen met de meeste zaken onder verscherpt toezicht bij het Comité van Ministers, na Rusland, Oekraïne, Turkije, Roemenië en Italië. Veel van deze zaken betreffen pogingen van Azerbeidzjan om de oppositie en het maatschappelijk middenveld tot zwijgen te brengen door onder valse voorwendselen detentiemaatregelen op te leggen. Nederland zet zich in het Comité van Ministers veelvuldig in voor invrijheidstelling, herstel van politieke rechten, en algemene maatregelen die de onafhankelijkheid van de rechtspraak en het openbaar ministerie waarborgen. In dat kader is ook de eerste inbreukprocedure (artikel 46 lid 4 EVRM) tegen Azerbeidzjan gevoerd, uiteindelijk resulterend in de vrijlating van oppositiepoliticus Ilgar Mammadov, de vernietiging door het Azerbeidzjaanse Supreme Court van zijn veroordeling, en de toekenning van compensatie. Vergelijkbare zaken blijven op de rol van het Comité van Ministers staan, waar zowel individuele als algemene maatregelen vereist zijn. Nederland blijft zich ervoor inzetten dat deze maatregelen door Azerbeidzjan worden getroffen.
Wat zijn de concrete resultaten van de inspanningen van uw departement op het terrein van mensenrechten in Azerbeidzjan in de afgelopen periode, en welke projecten lopen nog? Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
De mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan heeft de voortdurende aandacht van mijn ministerie. Inspanningen gebeuren voornamelijk in goed gezelschap, waaronder in EU-verband. Het is veelal niet mogelijk om vast te stellen of inspanningen tot concrete resultaten leiden.
Wat betreft de projecten die o.a. door de Nederlandse ambassade in Bakoe worden gesteund zijn de resultaten wel zichtbaar. Recent waren er resultaten op onder andere de capaciteitsopbouw en het vergroten van de rol van mensenrechtenverdedigers en de bevordering van een actieve rol van vrouwen in het bedrijfsleven en de politiek. Momenteel lopen er projecten op het vlak van bevordering van de positie van LGBTI-personen en ondersteuning van door vrouwen geleide lokale initiatieven. Hierdoor worden met name vrouwen in rurale gebieden in staat gesteld volledig en billijk deel te nemen aan het economische en sociale leven van hun gemeenschappen.
Een mislukt ICT-project dat gegund is aan een stichting van een ambtenaar |
|
Renske Leijten |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is ervoor gekozen een ICT-project te gunnen aan een stichting van een ambtenaar van het ministerie?1
Laat ik eerst ingaan op het ontstaan van de stichting. Voor het goed functioneren van de rijksoverheid is het van belang zicht te hebben op en kennis te hebben van de ontwikkelingen in de samenleving.
Om die reden heeft de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) – als onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) – medio april 2018 een kennisgroep opgericht van ambtenaren en marktpartijen, waarin in een vertrouwde omgeving informatie kon worden uitgewisseld over het bevorderen van digitale betrouwbaarheid en het verantwoord gebruik van identiteit, gegevens en systemen. Specifiek besprak de kennisgroep nieuwe methoden om in een digitale omgeving zeker te weten dat iemand is die hij zegt te zijn.
In de zomer van 2019 vonden gesprekken plaats tussen een aantal actieve leden van de kennisgroep, waarin zich geleidelijk de gedachte ontwikkelde de kennisgroep te formaliseren in een stichtingsvorm.
Daarop heeft een niet-ambtelijk lid van de kennisgroep als natuurlijk persoon op 19 december 2019 stichting New Trust Foundation (NTF) opgericht. De betrokkene deed dit in overleg met en met financiële steun van UBR. Doordat een externe stichting NTF oprichtte, meenden betrokkenen van UBR dat aan de regels werd voldaan. Uit de Brede evaluatie van de organisatiekaders van rijksorganisaties op afstand blijkt dat er meer algemeen onduidelijkheid bestaat over wat moet worden verstaan onder «doen oprichten». Op de aanbeveling dit begrip te verduidelijken, ben ik ingegaan in de kabinetsreactie op deze evaluatie1.
Per 1 januari 2020 is een ambtenaar werkzaam bij UBR op persoonlijke titel en onbezoldigd in de rol van voorzitter toegetreden tot het bestuur van stichting NTF. Hij heeft hiervoor toestemming gekregen van zijn leidinggevende, die daarbij heeft aangegeven dat de werkzaamheden niet mogen conflicteren met de aanstelling bij het Rijk, altijd duidelijk moet worden gemaakt in welke rol naar buiten wordt getreden en het verzoek doet de nevenwerkzaamheden in P-Direkt te registreren. Per 26 maart 2020 is een tweede ambtenaar werkzaam bij UBR als secretaris tot het bestuur toegetreden. Eveneens met toestemming en onbezoldigd.
Bij het uitbreken van de coronacrisis in maart 2020 heeft het Rijk Webex gekozen als voorziening voor video-vergaderen. Deze voorziening kon op dat moment alleen gebruikt worden voor ongerubriceerde informatie. Voor de langere termijn en specifieke groepen onderzocht de CIO Rijk via proeftuinen geschikte voorzieningen voor gerubriceerde informatie. In dat kader heeft UBR stichting NTF – uit middelen die voor innovatie beschikbaar waren – gefinancierd voor het door X-systems doen opleveren van een prototype van een veilige voorziening voor video-vergaderen. De reeds opgedane kennis en kunde in de reeds bestaande kennisgroep en de crisissituatie door corona speelden bij deze afweging een rol. Binnen deze context was er vertrouwen dat op korte termijn tot een veilige, geheel in Nederland ontwikkelde voorziening kon worden gekomen. Deze stichting vond men beter in staat om niet alleen aan het Rijk, maar ook aan marktpartijen diensten te leveren. UBR zou alleen de overheid kunnen bedienen. Als voorwaarden stelde UBR dat alle bestuursleden gelijke zeggenschap hadden en dat alle verplichtingen die de stichting aanging ook de instemming behoefden van alle drie de bestuursleden.
Zie voorts de beantwoording van vraag 4.
Kunt u uiteenzetten welke afwegingen zijn gemaakt om tot dit besluit te komen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u ook aangeven welke adviezen er zijn ingewonnen voorafgaand aan het besluit? Kunt u deze adviezen delen met de Kamer?
Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking is juridisch inkoopadvies ingewonnen bij de Haagse Inkoop Samenwerking (HIS). Deze organisatie adviseert departementen bij inkooptrajecten – waaronder BZK – en is organisatorisch ondergebracht bij UBR. Kern van het advies was dat vanwege de coronasituatie het noodzakelijk was om over te kunnen gaan op directe opdrachtverlening op basis van dwingende spoed aan een partij die direct beschikbaar was. Vanwege de aard van de activiteiten, namelijk uitwisselen van gevoelige informatie, adviseerde de HIS de opdracht geheim te verklaren.
Tevens gaf de HIS aan dat het bestuur van NTF wellicht moest worden uitgebreid met één of meer personen van overheidswege, om invloed te kunnen uitoefenen op beslissingen binnen de stichting. Het advies wijst erop dat diverse varianten mogelijk zijn die nog verder moeten worden uitgediept en besproken met partijen. Zo kon ook gedacht worden aan een raad van toezicht waaraan besluitvorming moet worden voorgelegd.
De directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) van het Ministerie van BZK heeft gereageerd op het advies van de HIS en geoordeeld dat een beroep op dwingende spoed beter te verdedigen zou zijn dan een beroep op geheimverklaring om één op één te gunnen en af te zien van aanbesteding. Daarbij heeft de directie CZW gewezen op de noodzaak van goede onderbouwing en vastlegging.
Kunt u voorts aangeven wie het initiatief nam om de stichting van deze ambtenaar als partner te zien voor dit project?
Aan het begin van de coronacrisis kwam in de crisisorganisatie van BZK bij de bespreking van Webex de behoefte ter sprake aan een veilige voorziening voor gerubriceerde informatie. De directeur UBR heeft deze behoefte meegenomen naar het UBR-crisisteam dat hij zelf had ingesteld.
Bij UBR werd in het kader van eerder genoemde kennisgroep al langer gesproken over de veiligheid van communicatie via digitale weg. Daardoor was de ambtenaar die per 1 januari 2020 tot het bestuur van stichting NTF was toegetreden, ook op de gedachte gekomen dat een beveiligde voorziening voor video-vergaderen nodig was.
Doordat beide lijnen in een crisissituatie bij elkaar kwamen, besloot de directie van UBR om stichting NTF in tranches te financieren voor een prototype aangaande het bouwen, werkend opleveren en beheren van een beveiligde voorziening voor video-vergaderen.
Erkent u dat het geven van opdrachten aan stichtingen van ambtenaren die werkzaam zijn bij hetzelfde ministerie op z’n minst de schijn van belangenverstrengeling oproept? Zo ja, waarom blijft uw ministerie volhouden dat het een goed idee was deze opdracht aan deze stichting te gunnen? Zo nee, waarom niet?
De gang van zaken rondom stichting NTF riep de schijn van belangenverstrengeling op. Betrokken ambtenaren en bestuur van de stichting meenden overigens dat de belangen van UBR steeds parallel liepen met die van NTF.
Zijn er meer projecten of opdrachten gegund aan stichtingen, bedrijven of organisaties anderszins waar ambtenaren buiten hun dienstverband om voorzitter, bestuurslid of eigenaar van zijn? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven?
Zoals aangegeven in eerder genoemde Brede evaluatie van de organisatiekaders van rijksorganisaties op afstand, bestaat er geen overzicht van stichtingen die een oprichtingsrelatie hebben met één of meerdere departementen. In eerder genoemde kabinetsreactie ben ik hier ook op ingegaan.
Kunt u uitleggen waarom het doel was «een publiek-private samenwerking aangaan», terwijl het uiteindelijke doel – namelijk een goed functionerende, betaalbare en veilige online vergadervoorziening voor medewerkers – ook op een andere manier kon worden bereikt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het aangaan van een publiek-private samenwerking was geen doel op zich. De publiek-private samenwerking was er al vanaf het ontstaan in 2018 van eerder genoemde kennisgroep. In de eerste fase van de coronacrisis was het doel om op korte termijn te komen tot een goed functionerende, betaalbare en veilige voorziening voor video-vergaderen om het functioneren van de rijksoverheid te kunnen continueren en garanderen. In die context zijn verschillende proeftuinen voor extra beveiligde systemen voor video-vergaderen onderzocht, waaronder ook de opdracht aan stichting NTF.
Zie voorts de beantwoording van vraag 1 en 2.
Kunt u toelichten welke fouten er in de opdrachtverlening zijn gemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen zodat niet dezelfde fouten opnieuw kunnen worden gemaakt?
Op basis van het juridisch (inkoop)advies is de opdracht één op één gegund aan stichting NTF. De besluitvorming over de gunning is evenwel onvoldoende onderbouwd en vastgelegd. Ook is de opdracht niet gedocumenteerd in de vorm van een contract en was de interne verantwoordingsprocedure gebrekkig.
Wat betreft het besluitvormingsproces binnen UBR had een betere balans moeten worden nagestreefd tussen snelheid enerzijds en zorgvuldigheid anderzijds. Breder laten adviseren en meenemen van de resultaten hiervan, hadden kunnen leiden tot een betere kwaliteit van de besluitvorming over de opdrachtverlening.
Om zeker te stellen of stichting NTF de beschikbaar gestelde middelen rechtmatig heeft besteed, is de ADR gevraagd een rechtmatigheidsonderzoek uit te voeren. De ADR heeft geen onrechtmatigheden vastgesteld2.
Wel concludeert de ADR dat voor twee opdrachten die de stichting NTF heeft verleend, een aanbestedingsprocedure had kunnen plaatsvinden. Dit gelet op de totale omvang van de uitgaven in 2020.
Uit de gang van zaken rondom stichting NTF trek ik de les dat de informatiehuishouding en de politiek-bestuurlijke sensitiviteit extra versterking behoeven binnen UBR. Vastleggen van beraadslagingen moet inherent onderdeel uitmaken van een zorgvuldig besluitvormingsproces.
Dit vraagt om het consequent inrichten en onderhouden van een transparant proces, waarin besluiten worden voorbereid in samenspraak met de benodigde experts, schriftelijk worden gemotiveerd en worden gearchiveerd.
Ambtelijk ondernemerschap hoort onlosmakelijk verbonden te zijn met het afleggen van ambtelijke rekenschap. Naleving van kaders, gedragscodes en procedures voorkomt de schijn van belangenverstrengeling. Dit vereist het periodiek investeren in kennis bij met name sleutelfuncties.
Ook een uitvoeringsorganisatie als UBR dient over de volle breedte gebruik te maken van de expertise op financieel, juridisch en HR-terrein, die centraal beschikbaar is op het departement. Tevens behoeven de checks en balances binnen de organisatie zelf verbetering. Bijvoorbeeld in de vorm van heldere functiescheiding en het voorkomen van stapeling van rollen. En bij politiek-bestuurlijk gevoelige kwesties moet het bevoegd gezag het naast hogere niveau consequent meenemen in de besluitvorming.
De transitie van UBR die reeds eerder in gang is gezet, is – naast versterking van de dienstverlening – ook gericht op bovengenoemde aandachtspunten. Via de ambtelijke lijn wordt gestuurd op noodzakelijke verbeteringen en het hierbij betrekken van alle kennis en kunde die binnen de stafdirecties van BZK aanwezig is.
Een en ander sluit aan bij mijn eerste appreciatie van de belangrijke opgaven waarvoor ik mij gesteld zie3, waarin ik onder meer in ga op een goed functionerende rijksoverheid.
Kunt u aangeven of de Kamer geïnformeerd is over deze opdracht en het stopzetten ervan? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer is niet geïnformeerd over de opdrachtverlening aan en het beëindigen van de samenwerking met stichting NTF. Inhoudelijke paste de doelstelling van de samenwerking met stichting NTF binnen het reguliere takenpakket van UBR, waarvan het (laten) ontwikkelen van innovatie oplossingen voor bedrijfsvoeringvraagstukken onderdeel uitmaakt. Dit laat onverlet dat bij de oprichting van stichting NTF verzuimd is de procedure te doorlopen die het Stichtingenkader voorschrijft (ARK, Minsterraad, Eerste en Tweede Kamer).
De samenwerking met stichting NTF heeft niet geleid tot een beveiligde voorziening voor video-vergaderen die bruikbaar is voor het Rijk. Het risico van geheel of gedeeltelijk mislukken van een proeftuin, is inherent aan innovatie. Het proces waarlangs deze beoogde innovatie tot stand is gekomen is echter niet zorgvuldig verlopen. Dat betreur ik en ik neem maatregelen om herhaling te voorkomen.
Het bericht ‘’Veel vandalen hoeven forse schade coronarellen niet te vergoeden’’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Veel vandalen hoeven forse schade coronarellen niet te vergoeden1»?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het uitgangspunt bij het aanrichten van schade, het verhalen van die schade op de dader moet zijn? Zo ja/nee, waarom?
Ja. De rellen gingen gepaard met volstrekt onacceptabel en strafbaar gedrag, zoals vandalisme, plunderingen en geweld tegen de politie. Dat vormde niet alleen een aantasting van de rechtsorde, maar maakte ook moedwillig medeburgers tot slachtoffer waaronder reeds door corona zwaar getroffen ondernemers. Voor slachtoffers is het verhalen van schade van groot belang. Niet alleen omdat dit zorgt voor materieel herstel, maar ook omdat dit zorgt voor een vorm van erkenning van het aangedane leed. Dat de dader de door hem of haar aangerichte schade moet betalen, staat hierbij uiteraard voorop. Iedereen is in beginsel verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn of haar handelen en dus ook voor het vergoeden van veroorzaakte schade.
Klopt het dat het merendeel van de vandalen die vernielingen aanrichtten of winkels plunderden tijdens de avondklokrellen een jaar geleden, die schade niet hoeft te vergoeden? Waarom niet?
Daders van strafbare feiten moeten de schade die het gevolg is van die strafbare feiten vergoeden. Dat is het uitgangspunt van het stelsel van schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten. Dat uitgangspunt geldt dus ook voor de schade die vorig jaar door ondernemers is geleden als gevolg van vernielingen tijdens de desbetreffende rellen. Echter, bij deze schade was van nog groter belang dat de door corona al zo zwaar getroffen ondernemers in eerste instantie een beroep zouden kunnen doen op hun verzekeraar voor snel schadeherstel zodat de getroffen winkels ook weer snel open zouden kunnen. Daartoe is ook, vooruitlopend op de totstandkoming van de Regeling Bedrijvenschade, nauw overleg gevoerd met het Verbond van Verzekeraars. Het merendeel van de ondernemers was, zoals mijn voorganger in zijn brief van 9 februari 2021 heeft aangegeven2, verzekerd tegen dit soort schade en verzekeraars keren in de regel snel uit bij meldingen van materiële schade.
De totale verzekerde schade als gevolg van deze rellen wordt door het Verbond van Verzekeraars geschat op € 1 mln. Verzekeraars kunnen vervolgens via subrogatie in de rechten van het slachtoffer treden, waarbij zij in een civiele procedure de schade kunnen verhalen op de daders. In hoeverre verzekeraars van deze mogelijkheid gebruik maken is een keuze die aan de verzekeraars is. Ik sta in contact met het Verbond van Verzekeraars om te vernemen hoe dit verloopt.
Bij rellen zoals deze gaat het in de regel om onoverzichtelijke, chaotische situaties. Het vergt daardoor uitvoerig onderzoek om te kunnen achterhalen of veroorzaakte schade aan een dader kan worden toegerekend. Politie en Openbaar Ministerie hebben hier veel tijd in gestoken. Als uit camerabeelden, getuigenverklaringen of processen-verbaal van aanwezige politieambtenaren niet kan worden vastgesteld of een relschopper schade heeft veroorzaakt, is het eisen en opleggen van het vergoeden van de schade niet mogelijk.
Op basis van cijfers van het OM, de Rechtspraak en het CJIB kan ik u het volgende meedelen over hetgeen tot nu toe is verhaald aan schade op daders.3 Wat betreft verhaal via het strafproces heeft het OM 404 verdachten van de betreffende rellen geregistreerd, waarvan 312 verdachten zijn gedagvaard of opgeroepen. Hierbij ging het om diverse strafbare gedragingen, ook om delicten waarbij geen sprake was van schade. In een aantal zaken heeft zich een benadeelde partij gevoegd. Bij het CJIB zijn van 55 daders vonnissen bekend waarbij een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Hiermee is een totaal schadebedrag van ruim € 551.000,– gemoeid. Deze schadevergoedingen komen ten goede aan 70 benadeelde partijen. Op het moment dat de vonnissen bij het CJIB binnenkomen, begint het CJIB direct met het innen van de schadevergoedingsmaatregelen. Op 19 januari 2022 was ruim € 36.700,– geïnd. Aan de inning van het resterende geld wordt volop gewerkt. Daarnaast zijn er nog 180 strafzaken waarin door de rechter een straf is opgelegd, maar die nog moeten worden aangeleverd aan het CJIB. Hierbij zitten mogelijk ook vonnissen waarin een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.
Gelet op het bedrag van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en de strafzaken die nog moeten worden aangeleverd bij het CJIB, kan nog geen eindoordeel kan worden gegeven over de mate waarin het verhaal op daders is gelukt. Ik kan u verzekeren dat het mijn ambitie is om daders zoveel als mogelijk te laten betalen voor de aangerichte schade.
Vanuit de Regeling bedrijvenschade coronarellen is aan 36 ondernemers in totaal een bedrag van € 228.150,– aan schade vergoed. Bij de vormgeving van de Regeling Bedrijvenschade is opgenomen dat de ondernemers die via de RVO een beroep doen op deze regeling daarmee automatisch hun vordering voor de aangerichte schade overdragen aan de overheid. Dit is gebeurd via een zogenaamde akte van cessie. De achterliggende gedachte was dat zodoende de schade waarvoor een uitkering was verstrekt alsnog op de daders kan worden verhaald. Het is mijn intentie om dit ook zoveel mogelijk te doen, vanuit de gedachte dat als iemand schade veroorzaakt deze er ook voor moet opdraaien. Tegelijkertijd ben ik mij ervan bewust dat dit een complexe aangelegenheid is, onder meer vanwege de privacywetgeving. Op dit moment bekijk ik daarom samen met het OM of en zo ja op welke wijze de schade waarvoor een tegemoetkoming is gegeven gekoppeld kan worden aan een dader.
Klopt het dat er naar aanleiding van de rellen in Rotterdam slechts drie mensen veroordeeld werden tot een schadevergoeding? Klopt het voorts dat het Openbaar Ministerie (OM) in Eindhoven (Oost-Nederland) er vaker in slaagt vandalen te vervolgen en veroordeeld te krijgen? Kunt u het verschil tussen die steden dan wel die regio’s verklaren?
Cijfers rondom het strafrechtelijk vorderen van de schademaatregelen worden niet geregistreerd. Hierdoor kan niet inzichtelijk worden gemaakt of er grote verschillen zijn tussen de regio’s.
In meer algemene zin is bij de aanpak na de rellen ervaren dat het grote aantal personen dat kon worden berecht en bestraft, behaald is door nauwe samenwerking tussen OM en politie en het direct na de rellen inrichten van gezamenlijke werkprocessen.
In hoeveel gevallen wordt een opgelegde schadevergoedingsmaatregel daadwerkelijk betaald en hoe vaak wordt iemand gegijzeld indien de opgelegde schadevergoeding niet wordt betaald?
Het inningspercentage van schadevergoedingsmaatregelen in het algemeen bedraagt na drie jaar circa 70% en na 10 jaar ruim 80%. Het CJIB blijft in alle gevallen proberen het bedrag van de schade te verhalen zolang de tenuitvoerleggingstermijn niet is verstreken. Dat kan door middel van een betalingsregeling of het inzetten van een deurwaarder maar ook kan het dwangmiddel gijzeling worden toegepast. Het dwangmiddel gijzeling wordt niet toegepast indien aantoonbaar sprake is van betalingsonmacht.
Het dwangmiddel gijzeling is met ingang van 1 januari 2020 met de inwerkingtreding van de wet USB mogelijk geworden. De strafrechter bepaalt het aantal dagen dat de veroordeelde kan worden gegijzeld, voor het geval de veroordeelde de schadevergoedingsmaatregel niet zou betalen. Gijzeling is een dwangmiddel en beoogt mensen die wel kunnen, maar niet willen tot betaling te bewegen. Het dwangmiddel gijzeling is in 2021 30 maal toegepast en in 2022 tot nu toe 12 keer.4
Klopt het dat zowel het OM als u aangegeven hebben alles op alles te willen zetten om de veroorzaakte schade te verhalen op daders? Wat hebben het OM en u gedaan om de schade op de daders te verhalen?
Mijn ambtsvoorganger heeft in het debat van 27 januari 2021 over de rellen en de daaropvolgende brief van 9 februari 2021 aangegeven dat hij het van groot belang vond dat de getroffen ondernemers hun schade vergoed zouden krijgen. Hiervoor is de Regeling Bedrijvenschade ingesteld, die op 1 april 2021 in werking trad.
Daarnaast heeft hij aangegeven het belangrijk te vinden dat de schade tijdens de rellen zoveel als mogelijk op de daders wordt verhaald. Ook ik vind het belangrijk dat daders zoveel mogelijk de door hen aangerichte schade betalen. Zoals in het bovenstaande is aangegeven is dit via verschillende wegen ook gebeurd. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven is een significant bedrag aan schade ook daadwerkelijk opgelegd aan de daders. Er is door verschillende organisaties veel tijd en energie gestoken om dit voor elkaar te krijgen. Daarnaast lopen er nog diverse strafzaken die nog tot veroordelingen tot het vergoeden van schade kunnen leiden.
Voor het verhalen van de schade die via de Regeling Bedrijvenschade is uitgekeerd laat ik op dit moment onderzoeken of verhaal op basis van de akte van cessie mogelijk is.
Het algemene beeld is dat de daarvoor in aanmerking komende ondernemers inderdaad zijn gecompenseerd voor hun schade en dat diverse daders zijn veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, maar dat lang niet alle schade aan daders gekoppeld en dus op hen verhaald zal kunnen worden.
Hoe effectief is de toepassing van snelrecht bij het verhalen van schade? Hoe vaak is in 2020 en in 2021 een schadevergoeding toegewezen bij een snelrechtzaak?
Het snelrecht is geschikt voor strafzaken waarbij de bewijsvoering voor een delict binnen enkele dagen rond kan zijn. Bij rellen als hier aan de orde is doorgaans sprake van onoverzichtelijke situaties waarbij meer tijd nodig is om – bijvoorbeeld aan de hand van camerabeelden – het bewijs rond te krijgen en te kunnen vaststellen welke schade door verdachten is veroorzaakt. Bij de betreffende rellen is snelrecht ingezet in de zaken waar dat naar het oordeel van het OM mogelijk was.
In onderstaande tabellen is het aantal bij (super)snelrechtzaken opgelegde schadevergoedingsmaatregelen aangegeven.
176
56
485
62
52
17
456
65
Dit is het aantal schadevergoedingsmaatregelen dat is opgelegd; bij sommige zaken worden meerdere schadevergoedingsmaatregelen opgelegd per zaak. Dit gebeurt als er meerdere benadeelde partijen zijn. Het is ook mogelijk dat er vorderingen benadeelde partij zijn toegewezen zonder oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Deze zijn die niet meegerekend in de tabel, dit is niet betrouwbaar uit de informatiesystemen te halen.
Categorie 1: Supersnelrecht, 0 <= 3 dagen van datum plegen feit tot datum eerste zitting
Categorie 2: Supersnelrecht, > 3 en <= 6 dagen van datum plegen feit tot datum eerste zitting
Categorie 3: Snelrecht, > 6 en <= 17 dagen van datum plegen feit tot datum eerste zitting. Met inverzekeringstelling/ voorlopige hechtenis.
Categorie 4: Snelrecht, > 6 en <= 30 dagen van datum plegen feit tot datum eerste zitting. Zonder inverzekeringstelling/ voorlopige hechtenis.
Wordt er in het geval van schade aan overheidsgebouwen altijd aangifte gedaan?
Ik acht dit zeker gewenst, maar het is niet vast te stellen of dit ook altijd gebeurt.
Vindt u dat het vorderen van schadevergoeding door het OM meer prioriteit moet krijgen? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hier meer prioriteit aangegeven wordt?
Er is door onder andere politie en Openbaar Ministerie uitvoerig onderzoek gedaan om te kunnen achterhalen of veroorzaakte schade aan een dader kan worden toegerekend. In onoverzichtelijke situaties, zoals bij de betreffende rellen, is dit niet altijd mogelijk gebleken, ondanks de inspanningen van politie en OM. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bij een strafzaak staat de vervolging van de verdachte voor een strafbaar feit centraal. De afgelopen jaren hebben de rechten van slachtoffers, waaronder het verhalen van schade van het slachtoffer, een steeds belangrijker plek in het strafproces gekregen. Als voorbeeld wijs ik op de OM-Aanwijzing Slachtofferrechten5 waarin het beleid van het OM ten aanzien van schadeverhaal is opgenomen en dat inhoudt dat het OM het slachtoffer zo goed als mogelijk ondersteunt bij het verkrijgen van een vergoeding van diens materiële en immateriële schade. Tegelijkertijd heb ik ervaren dat de mogelijkheden om de schade op de daders te verhalen in de praktijk begrensd blijken te zijn en dat hier nog verbeteringen in mogelijk zijn.
Ook de Commissie «Onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten» benadrukt in haar rapport6 het uitgangspunt dat de dader aansprakelijk is voor de schade die het slachtoffer lijdt. In het verlengde daarvan doet de commissie voorstellen om de mogelijkheden om de dader te verplichten tot een financiële schadevergoeding te bevorderen en te verruimen. Op dit moment wordt samen met de betrokken ketenpartners gesproken over de inhoud van het rapport. De voorstellen worden gezamenlijk uitgewerkt, waarbij de consequenties, uitvoerbaarheid en kosten in kaart worden gebracht. De Minister voor Rechtsbescherming zal uw Kamer voor het einde van het jaar middels een inhoudelijke beleidsreactie op het advies nader informeren.
Deelt u de mening dat toepassing van de voorschotregeling bij een afzonderlijke procedure voor schadevergoeding wenselijk is, zoals ook is geconcludeerd door de Commissie onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten en het WODC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bij voorjaarsnota financiële middelen vrij maken voor een Pilot met een afzonderlijke schadevergoedingskamer? Wat vindt u van een aparte schadevergoedingsprocedure voor slachtoffers?
De aanbevelingen die door de Commissie «Onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten» in haar rapport7 zijn gedaan omtrent aanpassing van de voorschotregeling en de inrichting van een aparte schadevergoedingskamer vragen om het maken van inhoudelijke, budgettaire en politieke keuzes. Met de betrokken ketenpartners worden de voorstellen gezamenlijk uitgewerkt waarbij de consequenties, uitvoerbaarheid en kosten in kaart worden gebracht. De Kamer wordt voor het eind van het jaar nader geïnformeerd over de inhoudelijke beleidsreactie op het advies.
Hoeveel naturalisatieverzoeken zijn sinds de beleidswijziging van juli 2021, waarbij ook de overige RANOV-vergunninghouders in de optie- of naturalisatieprocedure werden vrijgesteld van het overleggen van documentatie om hun identiteit of nationaliteit aan te tonen, door RANOV-vergunninghouders ingediend? Hoeveel van deze verzoeken zijn afgewezen?1 2
Tussen 7 juli 2021 (de dag waarop de beleidswijziging werd gecommuniceerd) en peildatum 1 februari 2022 hebben afgerond 2.000 Ranov-vergunninghouders die meerderjarig waren op de ingangsdatum van hun Ranov-vergunning, een naturalisatieverzoek ingediend. Daarnaast zijn er in deze periode afgerond 70 minderjarige Ranov-vergunninghouders vermeld op naturalisatieverzoeken van hun ouder(s). Van deze in totaal 2.070 verzoeken waren er op 1 februari 2022 afgerond 690 door de IND ingewilligd en voorgedragen voor ondertekening door de Koning en minder dan 10 afgewezen. De genoemde cijfers zijn afgerond op tientallen.
Worden RANOV-vergunninghouders gevraagd om met documentatie hun identiteit en nationaliteit aan te tonen? Zo ja, waarom, gelet op het feit dat dit volgens het door u ingestelde WODC onderzoek juist het grootste probleem was bij naturalisatie (««Uit verschillende onderzoeken gedaan tussen 2014–2017 kwam naar voren dat de documenteneis verreweg het grootste obstakel vormde voor nog niet genaturaliseerde Ranov-vergunninghouders om een verzoek tot naturalisatie in te dienen.»), dat dit ook expliciet wordt erkend in de Kamerbrief van 7 juli 2021 en dit tevens de reden is geweest om het beleid in de eerste plaats te wijzigen?
Het indienen van een naturalisatieverzoek gebeurt bij de gemeente. In zijn algemeenheid moet de verzoeker bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn persoonsgegevens aantonen met een geboorteakte/een geboorteregistratiebewijs, tenzij betrokkene ten behoeve van zijn eerdere registratie bij de gemeente al het daarvoor relevante document heeft overgelegd. Ook in zijn algemeenheid geldt dat wordt gevraagd het actueel bezit van een vreemde nationaliteit aan te tonen met een geldig buitenlands paspoort. Als bij het indienen blijkt dat de naturalisatieverzoeker, als zijnde een Ranov-vergunninghouder, is vrijgesteld van het overleggen van persoons- en nationaliteitsdocumenten, dan laat de gemeente het naturalisatieverzoek indienen zonder deze documenten, tenzij betrokkene toch de ondersteunende documenten overlegt en ermee instemt dat zij onderdeel worden van het naturalisatieverzoek. De beoordeling van het naturalisatieverzoek gebeurt vervolgens bij de IND in de meeste gevallen zonder identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten, of, als zij toch zijn bijgevoegd, mét die documenten.
Hoeveel RANOV-vergunninghouders die tijdens het ingaan van RANOV (in 2007) minderjarig waren, en waarover dus al voor de publicatie van het WODC rapport, namelijk in de Kamerbrief van 24 april 20213 was besloten dat zij een verzoek konden indienen zonder documentatie gezien de zwaarwegende belangen van minderjarigen, hebben sinds 1 juni 2021 een naturalisatieverzoek gedaan?
Tussen 1 juni 2021 en 1 februari 2022 hebben afgerond 590 Ranov-vergunninghouders die op de ingangsdatum van hun Ranov-vergunning minderjarig waren, een naturalisatieverzoek ingediend. De genoemde cijfers zijn afgerond op tientallen.
Wordt deze toenmalige minderjarige kinderen een eventuele twijfel ten aanzien van de identiteit van de ouders toegerekend? Zo ja, hoe komt dit? Vindt u dit uitlegbaar en in lijn met de motie Van Dijk/Van Toorenburg4?
Gerede twijfel aan de gestelde persoonsgegevens en/of de gestelde nationaliteit is een grond om een naturalisatieverzoek af te wijzen, die ook van toepassing is als de twijfel bestaat als gevolg van het eerder handelen van de ouder(s). Deze gerede twijfel is altijd gebaseerd op een objectieve bron, bijvoorbeeld een taalanalyse. Is sprake van gerede twijfel dan kan de IND wel om buitenlandse identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten vragen. In het bijzonder is in dit kader relevant of de ouder(s) de juiste nationaliteit hebben opgegeven of geslachtsnaam. Onjuistheden in de persoonsgegevens van de ouder(s), bijvoorbeeld een voornaam of een deel van de naamketen, die niet relevant zijn voor de persoonsgegevens van het voormalige minderjarige kind worden bij het nemen van de beslissing op diens naturalisatieverzoek niet meegenomen.
De motie Van Dijk/Van Toorenburg vraagt om bij Ranov-vergunninghouders, net als bij houders van een asielvergunning, bewijsnood aan te nemen ten aanzien van de eisen om een geldig paspoort van de oorspronkelijke nationaliteit en een geboorteakte, en om op dit punt de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap aan te passen om deze juridische eisen weg te nemen. De bedoelde vrijstelling van de documenteneis is op 1 juni 2021 in werking getreden voor de Ranov-vergunninghouder die als minderjarige samen met de ouder(s) of zelfstandig een Ranov-vergunning heeft gekregen, en inmiddels meerderjarig is. Met ingang van 1 november 2021 geldt de vrijstelling tevens voor de overige Ranov-vergunninghouders. De motie is daarmee uitgevoerd volgens de daarin gestelde lijn.
Vindt u dat u de aangenomen Kamermotie Van Dijk/Van Toorenburg5 uitvoert op een manier die in lijn is met de geest en de bedoeling van de motie? Kunt u dit uitleggen?
Ik meen de genoemde motie op te volgen. Dit is ook aangegeven in de brief aan uw Kamer van 4 maart 2022, beantwoording schriftelijk overleg inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 9 februari 2022.6 Ranov-vergunninghouders kunnen naturaliseren zonder dat zij daarvoor identiteits- of nationaliteitsdocumenten moeten overleggen. Bovendien zijn zij vrijgesteld van de verplichting tot het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit.
Het Politico interview van Eurocommissaris Reynders |
|
Roelien Kamminga (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het interview van Eurocommissaris Reynders in Politico van 27 januari 2022?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat de rechtsstaatverordening nog niet direct toegepast kan worden nadat het Europese Hof van Justitie hier op 16 februari een oordeel over velt, en de toepassing hiermee over de Hongaarse verkiezingen van 3 april wordt getild?
De MFK-rechtsstaatverordening is van toepassing sinds 1 januari 2021. Tijdens de Europese Raad van 10-11 december 2020 heeft de Commissie aangegeven te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. Over dit arrest ontvangt uw Kamer een toelichtende brief met kabinetsappreciatie. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen.
De Commissie is haar onderzoekende werk evenwel gestart per 1 januari 2021. De Commissie heeft verzekerd dat alle geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat zullen worden betrokken bij de eventuele maatregelen die de Commissie, na vaststelling van de richtsnoeren en de uitspraak van het EU Hof van Justitie, zal voorstellen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening. De Commissie heeft verzekerd dat geen enkele schending van de beginselen van de rechtsstaat door de Commissie terzijde zal worden geschoven. Ook stuurde de Commissie op 18 november 2021 informatieverzoeken aan Polen en Hongarije op grond van artikel 6(4) van de MFK-rechtsstaatverordening.
Na de vaststelling van de richtsnoeren, staat de Commissie niets in de weg om de procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening te starten. Hiervoor moet de Commissie wel vaststellen gegronde redenen te hebben om te oordelen dat aan de voorwaarden van artikel 4 van de MFK-rechtsstaatverordening is voldaan, dat wil zeggen dat sprake moet zijn van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die voldoende rechtstreekse gevolgen (dreigen te) hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Er is geen indicatie dat de Commissie hiermee zal wachten tot na de Hongaarse parlementsverkiezingen op 3 april 2022.
De procedure om tot maatregelen te komen is, zoals Eurocommissaris Reynders in zijn interview in Politico aangeeft, met diverse waarborgen omkleed. De procedure zal naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag kunnen nemen. Ook wanneer de Commissie daags na de uitspraak van het EU Hof van Justitie de eerste stap in deze procedure zet, en de betrokken lidstaat op grond van artikel 6(1) van de MFK-rechtsstaatverordening een schriftelijke kennisgeving toestuurt met de redenen waarop zij haar vaststelling baseert, is het daarom niet mogelijk om de procedure af te ronden en eventuele maatregelen vast te stellen voorafgaand aan de Hongaarse parlementsverkiezingen van 3 april 2022.
Klopt het dat er na de uitspraak van het Hof nog een uitvoerige uitwisseling van gegevens en standpunten tussen de Europese Commissie en de Hongaarse regering nodig is voordat er daadwerkelijk overgegaan kan worden tot het inhouden van betalingen?
Dat klopt. De in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening beschreven procedure biedt verschillende mogelijkheden voor de Commissie om gegevens en standpunten met de betrokken lidstaat uit te wisselen.
De procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtstaatverordening begint formeel met de toezending van de schriftelijke kennisgeving door de Commissie op grond van artikel 6(1) van de MFK-rechtsstaatverordening. De Commissie kan, op grond van artikel 6(4) van de MFK-rechtsstaatverordening, zowel vóór als na het toezenden van de schriftelijke kennisgeving de lidstaat verzoeken om aanvullende informatie. De Commissie stuurde dergelijke informatieverzoeken reeds aan Polen en Hongarije op 18 november 2021. De Commissie ontving inmiddels uit beide lidstaten reactie.
Na de toezending van de schriftelijke kennisgeving heeft de betrokken lidstaat op grond van artikel 6(5) van de MFK-rechtsstaatverordening minimaal één maand en maximaal drie maanden om opmerkingen te maken over de bevindingen van de Commissie en voorstellen te doen voor het nemen van corrigerende maatregelen in reactie op die bevindingen.
De Commissie besluit vervolgens op grond van artikel 6(6) van de MFK-rechtsstaatverordening binnen een indicatieve termijn van één maand, en in ieder geval binnen een redelijke termijn, of ze een voorstel voor een uitvoeringsbesluit inzake passende maatregelen wil voorleggen aan de Raad. Wanneer de Commissie voornemens is dit te doen, stelt de Commissie de betrokken lidstaat op grond van artikel 6(7) van de MFK-rechtsstaatverordening eerst in de gelegenheid om binnen één maand zijn opmerkingen in te dienen, met name over de evenredigheid van de voorgenomen maatregelen.
Daarna kan de Commissie op grond van artikel 6(9) van de MFK-rechtsstaatverordening een voorstel voor een uitvoeringsbesluit inzake passende maatregelen – zoals een schorsing of stopzetting van uitkering van EU-middelen – indienen bij de Raad.
De Raad besluit hierover met gekwalificeerde meerderheid, en stelt het uitvoeringsbesluit op grond van artikel 6(10) en overweging 26 van de MFK-rechtsstaatverordening in beginsel vast binnen één maand, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, waardoor de termijn voor de vaststelling van het uitvoeringsbesluit met maximaal twee maanden kan worden verlengd voor bespreking in de Europese Raad.
De procedure zal daarmee naar verwachting in het meest gunstige geval minimaal drie maanden duren, en in uitzonderlijke situaties meer dan negen maanden in beslag kunnen nemen.
Hoe verhoudt deze vertraging zich tot eerdere uitspraken van het kabinet dat de vertraging rond toepassing van de rechtsstaatverordening te vergelijken is met een flitspaal die al aanstaat, maar waarbij het alleen nog even wachten is tot de boete wordt verzonden?
De procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening is zo overeengekomen tijdens de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees parlement. Nederland is positief over het bereikte onderhandelingsresultaat van de MFK-rechtsstaatverordening. Uw Kamer ontving hierover eerder een kabinetsappreciatie.2
Tijdens de Europese Raad van 10–11 december 2020 is de tekst van de MFK-rechtsstaatverordening niet gewijzigd. De Commissie heeft tijdens deze Europese Raad wel aangegeven te zullen wachten met het voorstellen van maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening totdat de Commissie richtsnoeren heeft vastgesteld, en totdat het EU Hof van Justitie over de geldigheid van de MFK-rechtsstaatverordening uitspraak heeft gedaan. Op 16 februari 2022 wees het EU Hof van Justitie zijn arrest en werden de bezwaren van Polen en Hongarije tegen de MFK-rechtsstaatverordening verworpen. De Commissie heeft verklaard de uitspraak van het EU Hof van Justitie in de richtsnoeren mee te zullen nemen. Zie hiervoor ook de toelichtende brief over deze ER-conclusies.3
De beeldspraak over de flitspaal geldt onveranderd, en ziet op de conclusies van de Europese Raad van 11 december 2020, en houdt in dat de Commissie heeft verzekerd dat alle geconstateerde schendingen van de beginselen van de rechtsstaat sinds 1 januari 2021 worden betrokken bij eventuele maatregelen die de Commissie, na vaststelling van de richtsnoeren en de uitspraak van het EU Hof van Justitie, zal voorstellen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatverordening.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de Hongaarse regering na de mogelijkheid om de verordening eerst aan het Hof voor te leggen op deze manier een nieuwe mogelijkheid krijgt om inhouding van betalingen te vertragen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, is de procedure beschreven in artikel 6 van de MFK-rechtsstaatverordening zo overeengekomen tijdens de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees parlement. Het kabinet deelt het gevoel van urgentie, en blijft er bij de Commissie op aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening volledig te benutten, door nu zo snel mogelijk richtsnoeren vast te stellen, en de procedure om tot de opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen, te starten. Tijdens de recente gesprekken tussen de Minister-President en Commissievoorzitter Von der Leyen en tussen de Minister-President en Eurocommissaris Reynders heeft de Minister-President deze boodschap van urgentie opnieuw overgebracht.
Welke juridische mogelijkheden zijn er voor de Commissie om bij grote zorgen over de rechtsstaat hangende deze discussie toch al betalingen op te schorten en de «boetes» voor eerdere schending reeds te gaan vorderen?
Van het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium ontving uw Kamer een overzicht.4 Het kabinet blijft de Commissie aanspreken om haar rol als hoedster van de Verdragen consequent en proactief te vervullen, en op te treden om de rechtsstaat te beschermen, als fundament van EU-samenwerking. Het kabinet dringt er voortdurend bij de Commissie op aan om alle instrumenten die zij hiervoor tot haar beschikking heeft, in te zetten.
Bent u bereid om zich in EU-verband in te zetten voor een directe doorwerking van het vonnis zodra de uitspraak er ligt en in ieder geval betalingen aan Hongarije tot nader orde op te schorten?
Het kabinet blijft er bij de Commissie op aandringen om de MFK-rechtsstaatverordening volledig te benutten, door nu zo snel mogelijk richtsnoeren vast te stellen, en de procedure om tot de opschorting of stopzetting van uitkering van EU-middelen te komen, te starten.
Het bericht ‘Bernhoven in zwaar weer: ontslag voor 120 man en aansluiting bij groter ziekenhuis’ |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Kuipers |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Bernhoven in zwaar weer: ontslag voor 120 man en aansluiting bij groter ziekenhuis»?1
Zoals ook op 14 januari 2021 tijdens het AO Medisch Zorglandschap is besproken naar aanleiding van de «Gebundelde beleidsreactie op rapporten faillissementen MC-groep2» moet een ongecontroleerd faillissement van een ziekenhuis worden voorkomen.
Het Early Warning System (EWS) wordt door alle zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders gebruikt om vroegtijdig risico’s voor de continuïteit van zorg te signaleren. Hierin analyseren zij signalen en gegevens van alle zorgaanbieders die zij hebben gecontracteerd. In het kader van vroegsignalering, waar het EWS onderdeel van uitmaakt, vindt er een uitwisseling van signalen plaats tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en VWS over mogelijke risico’s op discontinuïteit. De NZa informeert VWS wanneer er sprake is van een (aanstaand) faillissement of een risico op een faillissement waarbij de NZa inschat dat verzekeraar(s) en zorgaanbieder er mogelijk niet uitkomen en risico blijft bestaan voor de continuïteit van individuele patiënten-/cliëntenzorg.
Conform deze afspraken is mijn ambtsvoorganger medio november 2021 op de hoogte gesteld van de ontstane risico’s bij het Bernhoven ziekenhuis. De NZa heeft eind januari jl. aangegeven dat de acute financiële problemen van de baan zijn en dat Bernhoven samen met de zorgverzekeraars werken aan een herstelplan. De NZa en ook de IGJ volgen de situatie nauwgezet en informeren mij daar actief over.
Hoe duidt u de problemen die zijn ontstaan bij het Bernhoven Ziekenhuis?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Bernhoven, door in te zetten op zinnige zorg, tien procent aan omzet heeft ingeleverd zonder dat dit ten koste is gegaan van de kwaliteit van de geboden zorg? Kunt u dit toelichten?
Ik heb geen kennis van individuele contractafspraken tussen zorgverzekeraars en het Bernhoven ziekenhuis en kan mij daarom enkel baseren op de openbare financiële jaarverslagen. Ik concludeer op basis van de jaarverslagen 2018, 2019 en 2020 dat er in die perioden geen sprake is van een daling van de opbrengsten uit de zorgprestaties hoewel het ziekenhuis toen ook al inzette op zinnige zorg.
Ik zie een gemiddelde stijging in deze jaren van 4,5% van de opbrengsten uit zorgprestaties.
De IGJ heeft mij geïnformeerd dat de randvoorwaarden voor goede en veilige zorg aanwezig zijn in het Bernhoven ziekenhuis. Er is geen sprake van onaanvaardbare risico’s of tekorten op het gebied van de zorgverlening.
De raad van bestuur van Bernhoven heeft de IGJ geïnformeerd over de financiële problemen, het plan van aanpak en de acties daaromheen en onderbouwd waarom er op dit moment geen risico’s zijn voor kwaliteit, veiligheid en continuïteit van zorg. De IGJ heeft regelmatig contact met het ziekenhuis en monitort het mogelijk ontstaan van dergelijke risico’s.
Hoe beoordeelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de kwaliteit van de ziekenhuiszorg geboden door Bernhoven?
Zie antwoord vraag 3.
Onderschrijft u de conclusie van uw voorganger dat in Bernhoven de doelmatigheid is toegenomen zonder dat de kwaliteit van de zorg is aangetast en mogelijk zelfs toegenomen is?2
Er zijn bij mij geen andere conclusies bekend dan zoals die door mijn voorganger aan uw Kamer gezonden in de Kamerbrief Evaluatie verbeterprogramma’s Bernhoven en Rivas.4
Wat zegt het over de productieprikkels in het huidige zorgstelsel dat het bewust leveren van minder zorg leidt tot financiële problemen bij dit ziekenhuis? Welke oplossingen hiervoor ziet u voor ogen?
Het is te kort door de bocht om te stellen dat de huidige financiële problemen bij dit ziekenhuis het gevolg zijn van productieprikkels in het huidige stelsel. Er zijn juist afspraken gemaakt in de contracten waardoor een lagere productie niet één op één werd doorvertaald in lagere inkomsten, door middel van omzetgaranties. Deze andere wijze van contractering past geheel bij de afspraken vanuit het bestuurlijk akkoord medisch-specialistische zorg, waarin partijen zich committeren aan de transformatie naar de «juiste zorg op de juiste plek»5, dat moet bijdragen aan kwalitatief betere zorg.
Voor een groot deel van de door een ziekenhuis geleverde zorg gelden vrije tarieven, waardoor in de contractering tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen veel ruimte bestaat voor innovatieve contractvormen. Die ruimte is dus in het geval van dit ziekenhuis benut om minder productiegedreven afspraken te maken. Dat neemt niet weg dat de realisatie van dergelijke afspraken een ingewikkeld traject kan zijn dat blijvend commitment van zorgaanbieders, zorgverzekeraars en financiers zoals banken vergt. Daarbij speelt het feit dat de geleverde zorg per DBC gedeclareerd wordt een ondergeschikte rol.
Onderschrijft u de stelling van de directeur van het ziekenhuis «Als je tien procent minder patiënten behandelt, kun je een ziekenhuis niet tien procent minder geld geven, want de vaste kosten blijven het zelfde?»3
In algemene zin kan gesteld worden dat voor een gezonde financiële positie de interne kosten niet langdurig hoger kunnen zijn dan de opbrengsten. Voor zover mij bekend en ook aan uw Kamer medegedeeld in de Kamerbrief Evaluatie verbeterprogramma’s Bernhoven en Rivas7 was er bij Bernhoven sprake van een meerjarige omzetgarantie.
Vindt u niet dat de zorgverzekeraars Bernhoven te hulp moeten komen om de financiële problemen, die het gevolg zijn van gewenst beleid van zorgverzekeraars, het hoofd te kunnen bieden?
Ik heb van de NZa begrepen dat zorgverzekeraars dit ook doen. Na bevoorschotting door zorgverzekeraars spelen er op dit moment geen acute liquiditeitsrisico’s. Op basis van het verbeterplan zullen afspraken worden gemaakt met zorgverzekeraars over het toekomstbestendig maken van het ziekenhuis en de financiering daarvan.
Is het mogelijk schrappen van 100 tot 120 banen in een ziekenhuis vanwege financiële problemen wel gewenst gezien de lessen van de coronapandemie die hebben laten zien hoe kwetsbaar onze ziekenhuiszorg is en dat juist ingezet moet worden op behoud van banen in de ziekenhuiszorg? Moet niet vol worden ingezet op het behoud van banen voor de ziekenhuiszorg, ook bij Bernhoven?
Het is altijd vervelend als vanwege financiële problemen mogelijk mensen hun baan verliezen. Het exacte plan om de financiële situatie op orde te brengen ken ik niet, maar ik ga ervan uit dat Bernhoven dit uiterst zorgvuldig zal doen. Daarbij volgen zowel de NZa en de IGJ de situatie nauwgezet en houd ik via hen vinger aan de pols.
Acht u Bernhoven een onmisbaar ziekenhuis waar basisziekenhuiszorg in zijn volle omgang moet worden aangeboden, inclusief spoedeisende eerste hulp, acute verloskunde en Intensive Care (IC)-zorg, 24/7 per week? Kunt u dit toelichten?
De onmisbaarheid van een ziekenhuis is een vraagstuk dat vanuit verschillende perspectieven bekeken moet worden. Het is primair de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraars om voldoende zorg in te kopen. Voor de Spoedeisende eerste hulp en de acute verloskunde kan ik aangeven dat ziekenhuis Bernhoven geen ziekenhuis is met een SEH of acute verloskunde die «gevoelig» is voor de 45 minuten-norm.
Blijft het huidige pakket aan zorg wat momenteel wordt aangeboden in het Bernhoven, beschikbaar voor haar patiënten?
Zoals gebruiklijk geldt dat conform het continuïteitsbeleid eerst de zorgaanbieder met de zorgverzekeraars aan zet zijn om de knelpunten op te lossen. De NZa en IGJ houden toezicht op de situatie. Ik heb begrepen dat de preferente zorgverzekaars nauw betrokken zijn. De oorzaken van de knelpunten zijn nader onderzocht en er wordt gewerkt aan een herstelplan om deze op te lossen. De NZa en IGJ volgen de situatie nauwgezet en ik houd vinger aan de pols via hen. Wanneer sprake is van afstoting van zorgaanbod is het aan deze zelfde partijen om te bepalen of de zorgplicht in de regio niet in het geding komt. Wanneer iets wijzigt in het acute zorgaanbod dan moet er gehandeld worden in lijn met de AmvB acute zorg8. Daarnaast, als sprake is van een eventuele fusie, zal de Autoriteit Consument & Markt deze ook beoordelen.
Bent u bereid om u ervoor in te zetten dat het ziekenhuis Bernhoven en haar huidige zorgaanbod kan blijven voortbestaan?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid te voorkomen dat Bernhoven in een fusietraject met andere grote ziekenhuizen wordt gezogen met daarbij het reële risico dat zorgaanbod verdwijnt vanuit Bernhoven naar het andere grotere ziekenhuis? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe beoordeelt u het fenomeen dat Bernhoven als noodlijdend ziekenhuis obligaties uitgeeft met een rendement van 4%? Is dit wel een taak van een ziekenhuis dat gefinancierd wordt met gemeenschapsgeld? Is dit niet een bedreiging voor de financiële positie van het ziekenhuis als zorggeld, betaald door de gemeenschap, verdwijnt in particuliere handen? Gaat u hier een stokje voor steken? Kunt u uw standpunt toelichten?4
Voorop staat dat geld dat bestemd is voor de zorg ook naar de zorg moet gaan.
Mede daarom is op dit moment winstuitkering binnen de Zorgverzekeringswet voor medisch specialistische zorg niet toegestaan. Onderaannemers mogen wel winst uitkeren. Het is wel toegestaan dat ziekenhuizen vreemd vermogen aantrekken om noodzakelijke investeringen te doen. Het is aan het bestuur van instellingen zelf om hiervoor de meest geschikte oplossing te vinden binnen de geldende wet- en regelgeving. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een hypotheek of lening. Ook een obligatielening behoort tot de mogelijkheden. Het is niet aan mij om te oordelen over individuele casuïstiek. De toezichthouders hebben de taak om te beoordelen of de constructie in Bernhoven binnen de geldende wet- en regelgeving past. De NZa heeft aangegeven dat deze constructie niet in strijd is met de Wet marktordening gezondheidszorg.
Hoe beoordeelt u de financiële positie van andere ziekenhuizen zoals bijvoorbeeld het Beatrixziekenhuis, dat in 2019 de Zinnige Zorg Award ontving, die onder vergelijkbare condities als Bernhoven afspraken over zinnige zorg hebben gemaakt met zorgverzekeraars? Hoe gaat u voorkomen dat ook deze ziekenhuizen in de problemen komen omdat ze minder omzet draaien vanwege zinnige zorg?5
Er zijn mij geen signalen bekend van financiële problemen bij het Beatrixziekenhuis. Ook de NZa heeft mij laten weten geen EWS-melding over het Beatrixziekenhuis te hebben ontvangen van zorgverzekeraars en dit ziekenhuis wordt op dit moment dus niet gemonitord door de NZa als instelling met financiële problemen.
Zorgverzekeraars ondersteunen de zorginstellingen die de transitie naar zinnige zorg inzetten. Enerzijds met omzetgaranties en anderzijds om gezamenlijk te bezien hoe de kosten van de betreffende zorginstelling kunnen dalen. De NZa en IGJ houden hier toezicht op. Mocht onverhoopt een zorginstelling toch in financiële problemen komen dan zal het continuïteitsbeleid in werking treden. Als een zorgaanbieder financiële problemen heeft moet hij allereerst samen met de zorgverzekeraar(s) en andere betrokkenen een passende oplossing zoeken. Bemoeienis vanuit het Ministerie van VWS is daarbij normaal gesproken niet nodig en niet aan de orde.
Wanneer het echter gaat om een zorgaanbieder waarvan het wegvallen grote maatschappelijke impact zou hebben, en partijen er niet in slagen om tot een passende oplossing te komen, dan kan regie vanuit het Ministerie van VWS nodig zijn.
Het artikel 'Zijn mensenrechten nou universeel of niet?' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zijn mensenrechten nou universeel of niet?»1
Ja.
Bent u van mening dat mensenrechten universeel zijn en zoals de hoogleraar Afshin Ellian stelt, weliswaar in Europa zijn uitgedacht, voor alle mensen zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, mensenrechten zijn universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk. Het beginsel van de universaliteit van mensenrechten vloeit voort uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zoals aangenomen door de VN in 1948. Nederland heeft de wereldwijd gesteunde verklaring ondertekend en draagt in volle overtuiging en actief, samen met een groot aantal gelijkgezinde landen, de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten uit, zowel in de VN als daarbuiten. Daarnaast treedt Nederland actief op tegen initiatieven die erop zijn gericht om het beginsel van de verklaring af te zwakken.
Onderschrijft u het standpunt van Amnesty International dat er voldoende ruimte is in mensenrechtenverdragen voor nationale verschillen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet onderschrijft dat het internationale recht ruimte laat voor nationale verschillen in de naleving en uitvoering van het mensenrechtenacquis. Tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat lokale tradities en gewoonten worden aangehaald om individuen hun fundamentele rechten te ontzeggen of om elementen van het acquis tijdelijk of permanent terzijde te schuiven. Mensenrechten hebben een supranationaal karakter. Nationale implementatie zou gestoeld moeten zijn op beginselen en opvattingen die internationaal zijn ontwikkeld en de individuele rechten waarborgen.
Onderschrijft u eveneens de stelling dat de receptorbenadering een ondermijning is van de traditionele mensenrechten en dat mensenrechten niet multi-interpretabel zijn? Zo nee, waarom niet?
Hoewel de receptorbenadering traditionele mensenrechten en de universaliteit daarvan niet per definitie ter discussie stelt, wijst de evaluatie van de pilot «toepassing van de receptorbenadering op gebied van mensenrechten» uit dat de benadering lijkt bij te dragen aan een discours dat onder steeds meer landen weerklant vindt2. Deze pilot werd in 2011 op verzoek van de Kamer door Buitenlandse Zaken gefinancierd. De receptorbenadering gaat over de wijze van implementatie van het mensenrechtenacquis en benadrukt dat mensenrechten ondanks de universaliteit een nationale aangelegenheid zijn qua implementatie. Het discours waaraan deze benadering lijkt bij te dragen ondermijnt de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten, en verkiest het collectieve belang boven de rechten van individuen. Dit acht het kabinet onwenselijk.
Zoals hierboven aangegeven onderschrijft het Kabinet dat mensenrechten niet multi-interpretabel zijn.
Is er wat u betreft ruimte in het buitenlandbeleid voor de zogeheten receptorbenadering? Zo ja, waarom?
Gezien de overwegingen gegeven onder vraag 4 ziet het Kabinet deze ruimte niet.
Berichten dat AEGON gedupeerden probeert af te schepen. |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het beleggingsproduct Sprintplan, dat werd aangeboden door AEGON?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wat zijn de kenmerken van het beleggingsproduct Sprintplan?
Het product Sprintplan werd in de periode van 1997 tot 2002 aangeboden en bestond uit verschillende elementen. Deze zijn in een arrest van het Gerechtshof Den Haag helder onder elkaar gezet en vat ik hierna samen.1 Aan de deelnemer werd een krediet verstrekt om participaties aan te kopen in het Aegon Garantiefonds, waarin in effecten werd belegd. Over het krediet werd maandelijks rente betaald. Aan het einde van de looptijd van het product werd de waarde berekend van de participaties in het garantiefonds en werden deze tegen die waarde verkocht. De verkoopopbrengst werd gebruikt om het krediet terug te betalen en het restant werd aan de deelnemer uitgekeerd. Het Sprintplan kende een vooraf overeengekomen garantiewaarde, inhoudende dat de opbrengst van de verkoop van de beleggingen toereikend was om het krediet te kunnen aflossen, tenzij sprake was van één van de in de overeenkomst genoemde bijzondere omstandigheden.
Kent u de signalen dat consumenten vaak niet wisten wat voor product Sprintplan was en dat deze producten aan consumenten werden verkocht zonder dat daar adequate voorlichting over werd gegeven?
Dergelijke signalen zijn mij bekend. De onvrede van deelnemers blijkt voorts uit de talloze procedures die in kader van effectenlease zijn gevoerd. Daar waar betrokken aanbieders van deze producten in strijd hebben gehandeld met hun zorgplicht, verwacht ik dat zij met een passende oplossing komen.
Hoeveel zaken inzake Sprintplan zijn voor de rechter geweest voor schadevergoeding?
Aegon heeft bij navraag medegedeeld dat er na 2009 ongeveer 120 individuele zaken voor de rechter zijn geweest en twee collectieve acties zijn gevoerd.
Welke bedragen zijn bij deze zaken toegekend?
Ik beschik niet over een overzicht van zaken waarin de vordering van de consument geheel of gedeeltelijk is toegekend en voor welk bedrag.
Klopt het dat er schadevergoedingen van duizenden euro’s zijn toegekend?
Aegon heeft mij laten weten dat alleen in enkele gevallen sprake was van compensatie. In een deel van de dossiers was bijvoorbeeld sprake van verkoop aan minderjarigen. Aegon heeft aan die deelnemers compensatie aangeboden. Op dit moment loopt volgens Aegon nog één individuele gerechtelijke procedure over het Sprintplan-product.
Bent u ermee bekend dat AEGON gedupeerden 750 euro heeft geboden om af te zien van alle claims?
Aegon heeft gemeld dat zij een algemene schikking heeft getroffen ter waarde van € 750,– voor één Sprintplan en € 1.250,– voor twee of meer Sprintplannen. Deze bedragen zijn tot stand gekomen na overleg tussen Aegon en Consumentenclaim. Meer dan 90% van de deelnemers heeft met de schikking ingestemd. In enkele, uitzonderlijke gevallen is een hogere schikking getroffen. Dat betrof volgens Aegon schrijnende gevallen.
Bent u het eens met de stelling dat dit niet voor alle gedupeerden een passende vergoeding is?
Het is aan deelnemers zelf, en niet aan mij, om te beoordelen of de vergoeding passend is voor hun situatie en of zij daarmee akkoord willen gaan. Indien een klant hierover twijfelt, kan het lonen voor de klant om daarover advies in te winnen.
Wat vindt u van een afkoopsom van 750 euro, in het licht van de hoogte van schadevergoedingen die regelmatig in dit soort zaken worden toegekend?
Zie antwoord vraag 8.
Wat kunnen gedupeerden doen als zij denken dat 750 euro te weinig is voor genoegdoening?
Deelnemers die in het verleden een Sprintplan hadden en niet hebben ingestemd met de schikking, kunnen, behoudens in de gevallen waarin de zaak verjaard is of waarin zij deel uitmaakten van een collectieve actie, met hun zaak naar de rechter of naar het Kifid. Ook kunnen zij met Aegon in gesprek gaan. Indien deelnemers twijfelen of de vergoeding passend is voor hun situatie en zich afvragen welke opties zij op dit moment hebben, kunnen zij daarover advies inwinnen.
De staking van veerschippers bij de Maasveren |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Wat vindt u ervan dat Stichting De Maasveren erop aanstuurt om bij nieuwe arbeidsvoorwaardenonderhandelingen de vakbond buitenspel te zetten waardoor voor veerschippers de vrije keuze voor een werknemersvertegenwoordiging vanuit een vakbond in het geding komt?
In Nederland geldt het principe van contractsvrijheid. Sociale partners bepalen zelf met wie ze om tafel gaan zitten en afspraken maken. Het kader waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden, wordt gevormd door de relevante nationale en internationale wet- en regelgeving. De rol van de regering ziet met name op het scheppen van de voorwaarden waarin onderhandelingen kunnen plaatsvinden.
In algemene zin hecht ik, als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, er waarde aan dat werkgevers en werknemers gezamenlijk goede afspraken maken over arbeidsvoorwaarden. Collectieve onderhandelingen zijn een zaak van werkgevers en werknemers. De invulling van de onderhandelingen is daarmee ook aan de sociale partners zelf. Hoewel het gebruikelijk is om afspraken over arbeidsvoorwaarden vast te leggen in een cao, bestaat daartoe geen verplichting. Het is natuurlijk mogelijk dat cao-onderhandelingen uiteindelijk niet leiden tot het daadwerkelijk afsluiten van een overeenkomst tussen werkgevers(organisaties) en vakbonden. Ook op individueel niveau kunnen afspraken over arbeidsvoorwaarden worden gemaakt. Overigens blijkt uit recente mediaberichten dat de acties voorlopig zijn opgeschort vanwege de aanstelling van een bemiddelaar.
Hoe kijkt u naar de ontwikkeling dat steeds meer werkgevers de vakbond aan de kant proberen te schuiven? Bent u het eens dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is en ziet u de noodzaak om in de grijpen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom accepteert u dat een bedrijf als Maasveren alles op alles zet om een door werknemers gekozen vertegenwoordiging aan de kant te schuiven?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de veerschippers ook in het vervolg onder de vlag van de FNV kunnen onderhandelen? Gaat u contact opnemen met Stichting De Maasveren om ze aan te spreken op hun gedrag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met de veerschippers eens dat de Maasveren een essentiële verbinding zijn voor de regio? Ziet u een noodzaak om de veren in publieke handen te laten komen indien de toekomst onzeker wordt door de opstelling van de werkgever? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit voor elkaar te krijgen?
Navraag bij provincies Gelderland en Noord-Brabant leert dat gemeenten de veerdiensten inderdaad beschouwen als essentiële verbindingen voor de regio. Beide provincies zijn van mening dat de verantwoordelijkheid voor veerdiensten primair bij de betreffende oevergemeenten ligt. Zij kunnen op maat invulling geven aan de instandhouding en exploitatie van een veerdienst, passend bij de functie die het betreffende veer vervult. In dat kader vindt het kabinet het ook positief dat de oevergemeenten bij de Maasveren een bemiddelaar hebben aangesteld. Bovendien zijn er – indien nodig – vanuit beide provincies mogelijkheden voor aanvullende ondersteuning. Vanuit het kabinet is er geen intentie om veren in publieke handen te laten komen. Dit betreft een decentrale afweging, waar het kabinet niet in de bevoegdheden van publieke en private partijen wil treden.
Gaat u met het bestuur van Stichting De Maasveren in gesprek om hen te wijzen op het Rijksbeleid omtrent «Gelijk Werk, Gelijk Loon»1? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunt u ons hierover voorzien van een terugkoppeling?
Zoals in antwoord op vraag 1, 2 en 3 aangegeven is de invulling van onderhandelingen aan sociale partners zelf. Voor zover bekend zijn de onderhandelingen nog gaande, daarbij wordt van de Stichting de Maasveren verwacht dat zij het geldende beleid respecteren, waarin in beginsel «gelijk loon voor gelijk werk» geldt.
Gaat u met de betrokken gemeenten (Oss, Maasdriel en West Maas en Waal) en de provincies Noord-Brabant en Gelderland in gesprek over de continuïteit van de veren? Zo ja, op welke termijn kunt u ons hierover terugkoppelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 4 is het niet primair aan mij, als Minister van IenW, om hierover een gesprek aan te gaan. Ik heb goede hoop dat de Stichting en de oevergemeenten er met inzet van de bemiddelaar uitkomen en daarmee de continuïteit gewaarborgd is. Mocht dat tot onvoldoende zekerheid leiden, dan zijn eerst beide provincies aan zet.
Gaat u met de betrokken gemeenten (Oss, Maasdriel en West Maas en Waal) en de provincies Noord-Brabant en Gelderland in gesprek over het garanderen dat de arbeidsvoorwaarden worden gerespecteerd? Zo ja, op welke termijn kunt u ons hierover terugkoppelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven in antwoord op vraag 1, 2 en 3, is de invulling van onderhandelingen en het overeenkomen van arbeidsvoorwaarden aan sociale partners zelf.
Gaat u een voorstel maken voor de samenstelling van een nationaal verenfonds zodat veerschippers niet meer in de private sector hoeven te werken en essentiële verbindingen zoals de Maasveren weer in publieke handen kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het bericht 'Gebiedsverboden en mobiele flitspalen: zo wil Haagse VVD verkeersaso’s aanpakken’' |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Gebiedsverboden en mobiele flitspalen: zo wil Haagse VVD verkeersaso’s aanpakken»?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat handhaving van verkeersregels ook in de bebouwde kom belangrijk is om naleving ervan af te dwingen? Zo nee, waarom niet?
Handhaving en daarmee het creëren van een subjectieve en objectieve pakkans is inderdaad van belang voor de naleving. Daarnaast spelen echter ook andere factoren een belangrijke rol in het bevorderen van naleving van de verkeersregels, zoals de inrichting van de weg.
Gelet op het feit dat in de Staat van de verkeersveiligheid 2021 (Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) R-2021-21 en SWOV R-2021-21A) valt te lezen dat ruim zes op de tien verkeersdoden in 2020 om het leven kwam op gemeentelijke wegen en uit hetzelfde onderzoek blijkt dat slechts 57% van het verkeer op gemeentelijke wegen zich aan de snelheid houdt en de naleveing op provinciale wegen nog slechter is; wat is de relatie tussen de lage naleving van de maximumsnelheid op gemeentelijke wegen en het hoge aandeel verkeersslachtoffers?
Een directe relatie tussen de naleving van de maximumsnelheid op gemeentelijke wegen en het aandeel verkeersslachtoffers is moeilijk te geven. Dat komt omdat de exacte relatie tussen ongevallen en snelheid op een specifieke weg afhankelijk is van veel factoren, waaronder infrastructurele kenmerken, verkeersintensiteit en verkeerssamenstelling.
Zoals de SWOV aangeeft, geldt in algemene zin dat wanneer de gemiddelde snelheid op een weg stijgt er een grotere kans op ongevallen is, met bovendien een grotere kans op een ernstige afloop2.
Verder zijn veruit de meeste wegen in Nederland gemeentelijke wegen, waardoor ook verwacht kan worden dat een groot aandeel van de verkeersslachtoffers op deze wegen zal vallen. Het aandeel gemeentelijke rijbanen (dus uitgezonderd fiets- en voetpaden) in het Nationaal WegenBestand (NWB) in 2020 bedraagt 86% 3, 4. Dit betreft zowel wegen binnen als buiten de bebouwde kom met een snelheidslimiet van 15 km/u tot 100 km/u.
Onderschrijft u nog altijd de stelling die uw voorganger in het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) 2030 schreef, namelijk dat handhaving ook een preventieve werking heeft, omdat een hogere subjectieve pakkans ertoe zal leiden dat bestuurders minder snel overtredingen zullen begaan? Zo ja, welke inzet komt daaruit voort op risicovolle gemeentelijke wegen?
Zoals ook in het antwoord op vraag 2 aangegeven onderschrijf ik dat. De inzet van de politie op verkeershandhaving wordt lokaal in de driehoek (burgemeester, politie en OM) bepaald. Daarbij wordt gekeken naar waar de grootste risico’s zich voordoen.
Hoeveel flitspalen staan er op dit moment langs het gemeentelijke wegennet? Hoeveel boetes zijn hiermee opgelegd de afgelopen jaren? Kunt u inzicht geven in de ernst van de geconstateerde overtredingen?
Er staan 435 flitspalen langs wegen waar de gemeente wegbeheerder is (van de in totaal 642 flitspalen langs Nederlandse wegen). Naast handhaving met flitspalen vindt op deze wegen ook handhaving door de politie plaats, zowel door het basisteam als het team verkeer. Hieronder vindt u een overzicht van het aantal oplegde boetes met deze flitspalen in de afgelopen 5 jaar. Met flitspalen kan gehandhaafd worden op snelheidsovertredingen en roodlichtnegatie.
Zoals u kunt zien gaat het in veruit de meeste gevallen om kleine snelheidsovertredingen (tot 10 km/ u).
Jaar
t/m 10 km/ u te hard
11–20 km/ u te hard
21–30 km/u te hard
Meer dan 30 km/ u te hard
Roodlichtnegatie
2017
2.051.527
332.510
37.729
10.555
197.264
2018
2.052.284
339.105
39.362
10.704
196.727
2019
1.741.797
282.491
32.520
8.844
175.533
2020
1.395.696
218.564
26.253
2.472
134.630
2021
1.439.382
218.564
24.855
3.826
141.191
Cijfers over het aantal oplegde boetes per flitspaal worden ook opgenomen in de tertiaal- en jaarberichten verkeer5 die door mijn ministerie in samenwerking met het OM en het CJIB worden uitgebracht. Om snel over uitgebreide informatie met betrekking tot het aantal opgelegde verkeersboetes te kunnen beschikken, verwijs ik u graag naar deze berichten en naar de website van het CJIB. Het opleveren van cijfers buiten deze berichten om is veelal tijdrovend werk, waardoor dit mogelijk ook niet altijd binnen de beantwoordingstermijn van Kamervragen zal lukken.
Kunt u toelichten op basis waarvan het Openbaar Ministerie (OM) besluit om flitspalen in te zetten in gemeenten?
Een flitspaal wordt alleen geplaatst op locaties waar deze de verkeersveiligheid kan vergroten. Het Openbaar Ministerie bepaalt, in samenspraak met de politie en in afstemming met wegbeheerders, waar de flitspalen geplaatst worden. Wegbeheerders, zoals de gemeente, kunnen bij de politie en/of het OM een verzoek indienen voor de plaatsing van een flitspaal. Van belang is dat in de aanvraag een analyse van de verkeersveiligheid van de locatie is opgenomen. In deze analyse moet conform het Beleidskader flitspalen een aantal zaken worden uitgewerkt, zoals het overtredingsgedrag, de risico’s, de maatregelen die de wegbeheerder al genomen heeft, de resultaten van eventuele controles van de politie, een ongevallenanalyse en een analyse van de inrichting van de weg. Bij dat laatste onderdeel moet worden bekeken of de inrichting past bij de geldende maximum snelheid of dat deze eerst moet worden aangepast om de naleving van de maximum snelheid te bevorderen. Handhaving is het sluitstuk van het beleid.
Gelet op het feit dat uit de cijfers van SWOV volgt dat de risico’s per afgelegde kilometer voor verkeersdeelnemers op het gemeentelijk wegennet significant groter zijn dan op snelwegen, hoe weegt u dit hogere risico mee in de inzet van handhaving door politie en OM?
De inzet op verkeershandhaving wordt lokaal in de driehoek bepaald en niet door mij als Minister. De driehoek kijkt daarbij naar waar de grootste risico’s zich voordoen.
Bent u bereid in te gaan op verzoeken zoals uit Den Haag en indien nodig te bezien of het aantal flitspalen langs gemeentelijke wegen hiervoor kan worden uitgebreid? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot uw opmerkingen over het belang van handhaving uit het SPV2030?
Zoals ook in het antwoord op vraag 6 aangegeven is het aan het OM om, met advies van de politie, op verzoek van de wegbeheerder te bepalen waar de flitspalen geplaatst worden. Flitspalen worden alleen geplaatst op verkeersonveilige locaties waar 24/7 snelheidshandhaving nodig is. Om gemeenten hierbij te ondersteunen heeft het OM de procedure hiervoor toegelicht in het Beleidskader flitspalen.
Welke extra inzet pleegt u de komende jaren op notoire verkeersovertreders, gelet op het feit dat u in het SPV schreef: «Overtreding van de verkeersregels verhoogt de kans op een ongeval. Dit geldt zeker voor notoire verkeers overtreders. Een groep verkeersdeelnemers blijft (bewust) overtredingen begaan.»?
De afgelopen jaren zijn al verschillende maatregelen getroffen om ernstige verkeersovertredingen zoveel mogelijk te voorkomen dan wel op te sporen en te bestraffen. Zo is op 1 januari 2020 de wet Aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten in werking getreden, waarmee onder andere de strafmaxima voor een aantal overtredingen zijn verhoogd. Beoogd is dat dit ook voor notoire verkeersovertreders een afschrikwekkend effect heeft.
Ook wordt er ingezet op het verhogen van de pakkans door de inzet van digitale handhavingsmiddelen. In 2020 en 2021 zijn er in totaal 20 trajectcontrolesystemen geplaatst op N-wegen. Daarnaast is het OM, na succesvolle pilots, bezig met de uitrol van verplaatsbare flitspalen en camera’s die handheld telefoongebruik kunnen detecteren. Binnen de politie is inmiddels in elke eenheid een zogenaamde monocam in gebruik waarmee op handheld telefoongebruik gehandhaafd kan worden. Dergelijke innovatieve handhavingsmiddelen dragen ook bij aan de subjectieve pakkans: de camera’s kunnen immers overal hangen en je kunt daardoor ook worden gepakt als er geen (zichtbare) politie op de weg is. Dit moet ook leiden tot minder overtredingen.
Verder wordt op dit moment verkend hoe de Educatieve Maatregel Gedrag (EMG), uitgevoerd door het CBR, effectiever kan worden ingezet. Tot slot wordt onderzocht of nieuwe technologische ontwikkelingen effectief ingezet kunnen worden om deze groep aan te pakken. Op dit moment worden de juridische en privacy aspecten hiervan in kaart gebracht. De Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2022 verder hierover geïnformeerd.
Kindermisbruik |
|
Lisa van Ginneken (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek Duits misbruiknetwerk klaar: 429 verdachten, twee Nederlanders»?1
Ja.
Wat is de status van de vervolging van de twee Nederlandse verdachten die bij het Duitse politieonderzoek naar het kindermisbruiknetwerk zijn gevonden?
Het is niet aan de Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele strafzaken.
Zijn er in Nederland vergelijkbare onderzoeken gedaan naar kinderpornonetwerken? Zo ja, wat hebben deze opgeleverd? Zo nee, zijn er signalen dat dergelijke onderzoeken nodig zijn?
Vanwege het operationeel belang wordt niet nader ingegaan op specifieke opsporingsmethoden of -onderzoeken. De aanpak van online seksueel kindermisbruik is een prioriteit voor de politie en het OM. In de Veiligheidsagenda 2019–2022 zijn hierover afspraken gemaakt. De focus van de strafrechtelijke aanpak ligt op het identificeren van slachtoffers, misbruikers, vervaardigers en keyplayers binnen (online) netwerken. Tegelijkertijd is het van belang dat er geen vrijplaats ontstaat voor downloaders en verspreiders.
Meer dan in voorgaande jaren ligt de focus op zwaardere en arbeidsintensievere onderzoeken, gericht op vervaardigers en keyplayers binnen (online) netwerken. Zo bestaan de dagelijkse werkzaamheden bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Landelijke Eenheid voor een groot deel uit het opsporen van internationale online netwerken. Dit is zeer tijdsintensief en hoog-specialistisch werk, dat vrijwel volledig internationaal is. Hierbij worden, in samenwerking met buitenlandse opsporingsdiensten, ook niet-Nederlandse keyplayers geïdentificeerd.
Kunt u toelichten wat voor psychologische begeleiding politiemedewerkers in Nederland krijgen bij het doen van zedenonderzoeken die mentaal zwaar zijn? Is deze begeleiding voldoende voor politiemedewerkers om hun werk goed te doen?
Het werken aan zedenonderzoeken is emotioneel belastend en kan grote impact hebben op het welbevinden van medewerkers. Sinds de inrichting van de teams ter bestrijding van kinderpornografie en kindersekstoerisme (TBKK) in 2012 is er daarom voortdurend aandacht voor de (psychologische) begeleiding van politiemedewerkers. Binnen teams is zorg en veiligheid een voortdurend onderwerp van gesprek. Verder vinden er jaarlijks gesprekken plaats met een eenheidspsycholoog voor een mentale check en is er een «self-screener» ontwikkeld voor medewerkers. Medewerkers vullen zelf een vragenlijst in, op basis waarvan de screener kan aangeven dat het verstandig is om bijvoorbeeld in gesprek te gaan met collega’s of een psycholoog.
Bent u bekend met het bericht «Beelden van misbruik van Marcels dochter blijven rondgaan: «Mensen gaan hierdoor kapot»»?2
Ja. Zie hierover ook de beantwoording van Kamervragen van het lid Michon-Derkzen (VVD) over ditzelfde artikel.3
Wat zijn de redenen dat de Nederlandse politie de beelden van de dochter van Marcel niet kon opsporen en blokkeren op het internet, maar de Duitse journalisten wel, en ook nog met gemak? Welke stappen onderneemt u om dit proces in Nederland te verbeteren, eventueel in overleg met uw Europese collega’s?
De stelling dat de Nederlandse politie dergelijke beelden niet kan opsporen is onjuist. Jaarlijks worden door de politie vele miljoenen afbeeldingen bekeken, geclassificeerd en opgenomen in databases. Zoals in eerdere beantwoording is aangegeven, is het helaas voor iedereen, ook zonder opsporingsbevoegdheden, mogelijk om beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik op het internet te vinden. Dit maakt dat ook journalisten dergelijk materiaal kunnen vinden en de hoster hierover kunnen informeren. De politie richt zich bij de aanpak van online seksueel kindermisbruik vooral op het identificeren van slachtoffers van actueel misbruik. De politie maakt hiertoe in een zo vroeg mogelijk stadium een onderscheid tussen oud en nieuw materiaal, zodat de kans om slachtoffers van actueel misbruik te ontdekken wordt vergroot.
Het blijft echter van belang om beelden van seksueel kindermisbruik van het internet te weren en te verwijderen. Daarom zet de internetsector zich in om het openbaar maken, verspreiden en opslaan van dergelijke materiaal tegen te gaan. Het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) stuurt grote hoeveelheden verwijderverzoeken van online kindermisbruikmateriaal uit naar bedrijven. In de Gedragscode Notice and Take Down is opgenomen dat dergelijk beeldmateriaal binnen 24 uur wordt verwijderd. Deze werkwijze is zeer effectief en leidt tot verwijdering van grote hoeveelheden beeldmateriaal van online kindermisbruik. Met de oprichting van de Autoriteit Terroristisch en Kinderpornografisch materiaal (ATKM) zet het kabinet in op bestuursrechtelijke handhaving ten aanzien van dienstverleners die geen gehoor geven aan verwijderverzoeken over beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik.
Bent u op de hoogte van het feit dat beelden van kindermisbruik ook op gewone hostingdiensten zoals Dropbox worden opgeslagen? Zo ja, welke stappen neemt u om dit te bestrijden?
Hiervan ben ik me bewust. Dropbox is een clouddienst voor het online opslaan van bestanden. Gebruikers van Dropbox hebben een eigen account waarop zij inloggen. Dit maakt dat de inhoud die wordt opgeslagen via Dropbox niet valt onder het openbare deel van het internet. Het verkrijgen van toegang tot de inhoud die is opgeslagen in een Dropbox-account vraagt daarom de inzet van strafvorderlijke bevoegdheden. Verder kan de officier van justitie via artikel 125p Wetboek van Strafvordering (Sv) vorderen dat een aanbieder van een communicatiedienst strafbare gegevens ontoegankelijk maakt. Vanwege het operationeel belang wordt niet nader ingegaan op specifieke opsporingsmethoden.
hoe oordeelt u over de stelling van de Engelse Internet Watch Foundation dat 77 procent van het materiaal van kindermisbruik dankzij Nederlandse servers te vinden is? Als dit percentage klopt, welke stappen onderneemt u om de capaciteit bij de politie uit te breiden om dit aan te pakken?
Het rapport van de IWF over 2020 concludeert dat er dat jaar 77% van het door haar gevonden beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik in Nederland wordt gehost. In het rapport van de IWF over 2019 betrof het 71%. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld4 zijn er kanttekeningen te maken bij de conclusies van de IWF. Het percentage wordt beïnvloed door meldingen die zij van burgers ontvangt, eigen zoekgedrag en (instellingen van) crawlers. De cijfers kunnen niet één op één worden vertaald naar een mondiaal beeld. Desalniettemin wordt in Nederland veel beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik gehost. Om deze reden wordt samen met de sector veel inzet gepleegd om het internet op te schonen van dit schadelijke materiaal. Zie hiervoor ook vraag 6.
Verder wil ik nogmaals benadrukken dat de politie diens capaciteit inzet op het identificeren en ontzetten van slachtoffers van actueel misbruik en het opsporen van daders. Desalniettemin is het van groot belang dat reeds bekend beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik zo spoedig mogelijk offline wordt gehaald. Dit materiaal blijft uitermate schadelijk voor de slachtoffers. De politie draagt bij aan het verwijderen van dit materiaal door het leveren van een beveiligde hash-database. Deze kan met behulp van het EOKM gebruikt worden door hostingbedrijven om hun servers schoon te houden van reeds bekend beeldmateriaal.
Hoe apprecieert u de optie om de huidige ex-parte procedure uit te breiden tot materiaal van seksuele exploitatie van kinderen zodat er een versnelde procedure tot verbod aan de inbreukmaker mogelijk is?
Het huidige beleid is gestoeld op de verwijdering van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik door hostingbedrijven zelf. Daarbij wordt met de oprichting van de ATKM bestuursrechtelijke handhaving mogelijk bij bedrijven die niet adequaat reageren op meldingen. Zo worden alle bedrijven gedwongen om dit schadelijke materiaal snel offline te halen. Zie voor het huidige beleid ook de beantwoording van vraag 6. Daarnaast kan de officier van justitie vorderen dat dergelijk strafbaar beeldmateriaal offline wordt gehaald. Op deze manier hoeven slachtoffers niet zelf een civiele procedure aan te spannen tegen een hostingbedrijf om de beelden te laten verwijderen.
Welke mogelijkheden ziet u voor de melder om in beroep te gaan als de aanbieder van de dienst op onjuiste wijze reageert?
In het kader van de triloog onderhandelingen over de Digital Services Act wordt stilgestaan bij de mogelijkheid om bij een internet tussenpersoon in beroep te gaan, indien geen (of juist wel) gevolg wordt gegeven aan een verwijderverzoek. Daarnaast kan verwijdering worden afgedwongen door een vordering van de officier van justitie of van de civiele rechter. Het wetsvoorstel voor het instellen van een bestuursrechtelijke autoriteit om het verwijderen van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik af te dwingen bevat de mogelijkheid voor de autoriteit om een bindende aanwijzing te geven aan een bedrijf.
Op welke manier is op dit moment in de Digital Services Act (DSA) geregeld dat de aanbieder van een dienst binnen een bepaalde termijn op een melding van strafbare informatie op zijn systemen moet reageren? Ziet u hier ruimte voor een toegespitst proces die afhangt van de aard van de inbreuk?
De Digital Service Act is een voorstel voor een horizontale EU-verordening waarvan de reikwijdte ziet op alle vormen van illegale inhoud online. Het wetgevingsproces hiervan is nog niet doorlopen en derhalve is het voorstel nog niet van kracht. Art. 14 van het voorstel verplicht dienstverleners een kennisgevings- en actiemechanisme in te voeren. Daarin wordt geen specifieke termijn genoemd (vanwege de horizontale materiële reikwijdte van het voorstel). Wel regelt art. 14 lid 5 dat de dienstverlener de melder «onverwijld» op de hoogte stelt van het besluit van de dienstverlener naar aanleiding van de melding. Momenteel is de Europese Commissie bezig met een wetsvoorstel dat ziet op het tegengaan van online seksueel kindermisbruik. Dit voorstel wordt verwacht in maart 2022. Het is nog niet bekend of in dit voorstel dergelijke termijnen worden opgenomen.
Het bericht 'Weer meer incidenten met verwarde personen' |
|
Ingrid Michon (VVD), Daan de Neef (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Weer meer incidenten met verwarde personen»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Klopt het dat de politie in de afgelopen jaren al meer dan 100.000 incidenten rondom personen met verward gedrag registreerde? Klopt het dat het merendeel van die gemaakte meldingen niet bestemd zijn voor de politie, maar eigenlijk voor zorghulpverleners?
In het jaar 2020 registreerde de politie 102.253 en in 2021 130.184 meldingen van incidenten van personen met verward gedrag. Er is geen eenduidige verklaring voor de stijging. Een E33 melding is een melding van overlast door een verward of overspannen persoon en wordt door de politie met de code E33 geregistreerd in het registratiesysteem Basisvoorziening Handhaving. De E33-meldingen gaan over een breed scala aan voorvallen. Het aantal meldingen geeft geen beeld van de aard of omvang van de problemen van mensen met verward gedrag. De stijging van het aantal geregistreerde incidenten wil niet per definitie zeggen dat de groep mensen met verward gedrag groeit. Bij één incident kunnen meerdere personen betrokken zijn, en één persoon kan ook zorgen voor meerdere incidenten. Ook blijkt uit navraag bij lopende pilots dat wanneer er via triage inzet plaatsvindt vanuit de GGZ bij een incident er nog steeds een E33 melding wordt gedaan. Hoewel ik de zorgen over het aantal registraties deel, is het op basis van de registratie van E33-meldingen niet mogelijk om in algemene zin aan te geven in welk aandeel van deze gevallen eigenlijk zorg of ondersteuning nodig was.
Welke maatregelen neemt u of heeft u reeds genomen om ervoor te zorgen dat deze meldingen door zorghulpverleners worden opgenomen en niet door de politie?
Het is voorafgaande aan politie-inzet niet altijd goed in te schatten of er eigenlijk inzet van hulpverleners uit de zorg of het sociaal domein nodig is. Eerder is in pilots met wisselend succes gewerkt met (toegang tot) een «ggz-triagist» in de regionale meldkamers. De mogelijkheden voor triage bij de behandeling van een melding maakt onderdeel uit van de uitwerking van het coalitieakkoord. Daarnaast richten de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik ons – in relatie tot de inzet van de politie – op het vroegtijdig signaleren van problematiek en het eerder tot stand komen van passende zorg en ondersteuning, om te voorkomen dat de politie moet worden ingeschakeld. Ook richten we ons op een betere samenwerking tussen politie en zorg op het moment van politie-inzet en na afloop hiervan. Zo worden inmiddels in 68 gemeenten wijk-GGD’ers ingezet. Naar aanleiding van de motie «street-triage» zijn in januari 2022 in Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Groningen initiatieven gestart gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen politie en zorg op straat.2 In de zomer van 2022 wordt een onderzoeks-, en begeleidingsproject gestart om de eerste inzichten te delen en regio-overstijgende lessen te trekken.3 Ook is er een landelijke uniforme werkwijze ontwikkeld waarmee de politie zorgwekkende signalen kan delen met gemeenten.
In hoeverre hebben landelijke teams als het Aanjaagteam Verwarde Personen, het Schakelteam Verwarde Personen en het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam succes gehad in het stroomlijnen van het aantal meldingen van personen met verward gedrag?
Het Aanjaag- en Schakelteam en het Verbindend Landelijk Ondersteunings Team (VLOT) hebben niet als doel gehad om de meldingen zoals door de politie geregistreerd te stroomlijnen. Hun primaire doel was om te zorgen dat de zorg en ondersteuning voor personen met verward of onbegrepen gedrag verbeterd en dat er op lokaal niveau een werkende aanpak wordt vormgegeven. Het Aanjaag- en Schakelteam hebben de bouwstenen ontwikkeld voor een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag.4 Ook hebben zij de samenwerking geïnitieerd tussen de landelijke en regionale ketenpartners. De regioadviseurs vanuit VLOT hebben bij de implementatie van de bouwstenen de lokale en regionale partners (vraaggericht) ondersteund, en in de regio’s geholpen de uitvoeringspraktijk verder te ontwikkelen.5 6 In het huidige actieprogramma «Grip op onbegrip» worden de onderliggende mechanismen van goede voorbeelden van de afgelopen jaren verder onderzocht, ontwikkeld en verspreid en wordt ingezet op domeinoverstijgende initiatieven die ten goede komen aan deze doelgroep.
Klopt het dat de aanpak per gemeente verschilt? Zijn meldpunten bij gemeenten voldoende bekend als de stijgende lijn in het aantal incidenten doorzet? Wat gaat u doen om deze meldpunten beter onder de aandacht te brengen?
Ja, dat klopt. De inzet van de lokale en regionale zorg- en hulpverleningsstructuur is aan gemeenten. Vanuit de rijksoverheid ondersteunen we gemeenten hierbij, via het eerdergenoemde actieprogramma «Grip op onbegrip». Maar ook door op landelijk niveau voorzieningen in te richten, zoals het Meldpunt Zorgwekkend Gedrag, waar mensen een melding kunnen maken wanneer zij zich zorgen maken over een ander. Het Meldpunt Zorgwekkend Gedrag, bereikbaar op telefoonnummer 0800–1205, fungeert als landelijke, eenvoudige toegangspoort naar de lokale meldpunten. Er wordt doorlopend geïnvesteerd in de vindbaarheid en bekendheid van het meldpunt, door middel van (online) communicatiecampagnes. Mede hierdoor wordt het meldpunt tussen de 700–1500 keer per maand gebeld. Daarnaast wordt er gewerkt aan een landelijk uniforme meldwijze tussen politie en gemeenten, veelal via deze lokale of regionale meldpunten zorgwekkend gedrag. Zo kunnen zorgwekkende signalen door de politie op eenvoudige en veilige wijze worden gedeeld met een meldpunt.
Bent u bekend met de lokale aanpak van de gemeente Veldhoven waarbij inwoners specifiek melding kunnen maken indien zij zich zorgen maken over de veiligheid van verwarde buurtgenoten? Vindt u de integrale aanpak die daar gebruikt wordt een goed voorbeeld voor andere gemeenten?
Ja, ik ben bekend met deze aanpak. De ministeries van JenV en VWS ondersteunen deze aanpak, via het genoemde actieprogramma «Grip op onbegrip» en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV).7 Uit onderzoek van het CCV is gebleken dat de inzet van een Wijk-GGD’er, als «verbindingsofficier» tussen zorg en veiligheid en gericht op preventie, veel voordelen oplevert voor zowel de betrokken cliënten als de ketenpartners.8 Het is daarom een goed voorbeeld voor andere gemeenten, al zal hierbij altijd sprake zijn van regionaal maatwerk. Het is goed om dergelijke voorbeelden en de bepalende succesfactoren te delen, om zo een leercyclus tot stand te brengen. Het delen van de werkende mechanismen van een geïntegreerde aanpak en creëren van lerende netwerken is een belangrijk onderdeel van het actieprogramma.
Wat vindt u van de suggestie om E33-meldingen te betrekken bij een regulier overleg tussen wijkagenten en het sociaal domein? Hoe beziet u de suggestie om naast politie, brandweer en ambulance ook een zorgtafel toe te voegen aan de meldkamer?
Ik neem de suggesties mee in het uitwerken van het coalitieakkoord. In dit akkoord staat dat politie, zorg en de gemeenten intensiever gaan samenwerken om ervoor te zorgen dat personen met verward of onbegrepen gedrag op tijd de juiste zorg en/of brede ondersteuning wordt geboden. Daarvoor moet de toeleiding naar passende zorg en ondersteuning worden verbeterd. Zo is het belangrijk dat er actief opvolging kan worden gegeven aan signalen en meldingen bij politie en bij de meldpunten zorgwekkend gedrag. Uw Kamer wordt voor de zomer nader geïnformeerd over de uitwerking van het coalitieakkoord.
Het bericht ‘Spoorbrug in Maastricht wordt gesloopt: slechts 15 treinen na renovatie van 33 miljoen’ |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Spoorbrug in Maastricht wordt gesloopt: slechts 15 treinen na renovatie van 33 miljoen»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Hoe kan het gebeuren dat een voor 33 miljoen euro gerenoveerde brug wordt gesloopt, terwijl hier maar 15 treinen overheen hebben gereden?
Voor het Ministerie van IenW was het beperkte gebruik van de spoorlijn Lanaken – Maastricht, waar de brug onderdeel van is, na de reactivering een onverwachte tegenvaller. Ten grondslag aan het reactiveringsbesluit lag een onderzoek uit 2004 uitgevoerd door de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (België) wat uitwees dat een potentiële goederenstroom aannemelijk was. Dit onderzoek gaf het Ministerie van IenW en betrokken decentrale overheden het vertrouwen om te investeren in het reactiveren van het spoor. Ook de Europese Unie heeft middels een subsidie bijgedragen. Echter, de oplevering van het spoor vond plaats tijdens de economische crisis en papierproducent Sappi, de drijver achter het verwachtte goederenvervoer, kampte in 2012 met problemen. Reorganisatie volgde en het vervoer per vrachtauto bleek goedkoper. Daarom is goederenvervoer per spoor niet tot stand gekomen. Dit was een onverwachte en flinke tegenvaller.
Zoals toentertijd door het Ministerie van IenW is aangegeven: dergelijke gang van zaken mag niet meer voorkomen en hier zijn lessen uit getrokken. Voor deze lessen verwijzen wij u naar antwoord 7.2
Begrijpt u dat deze gang van zaken tot verbijstering leidt bij veel Maastrichtenaren?
Er bestaat zeker begrip voor het sentiment hierover, maar nadrukkelijk dient te worden meegewogen dat de brug een gevaar vormt voor de nautische- en waterveiligheid. Enkele jaren na het reactiveren van de spoorlijn, in 2018, is geconstateerd dat de invaart van het Julianakanaal gevaarlijk is voor grotere schepen (de zogenoemde klasse Vb) gedurende periodes van hoge afvoeren (ca. 2 maanden per jaar). Diep geladen en grote schepen moeten hierdoor blijven wachten of omvaren en hebben daardoor reistijdverlies. De vaarroute is daardoor onbetrouwbaar en kan voor langere tijd gestremd zijn wat tot schade leidt in de hele economische keten. Dit kan worden opgelost met infrastructurele aanpassingen aan het kanaal, zoals verbreding en verdieping van de invaart van het Julianakanaal, bij voorkeur in combinatie met sloop van de brug.
Daarnaast zal verwijdering van de brug inclusief pijlers resulteren in een waterstandsverlaging van circa 5 cm. Dit heeft een positief effect op de waterveiligheid van de stad Maastricht. Er ligt een grote opgave om voor de lange termijn de keringen in de stad Maastricht aan de normen te laten voldoen. De urgentie hiervan is ook aangetoond bij het hoge water van afgelopen zomer. Elke cm waterstandsdaling helpt daarbij.
Het behoud van de brug zou leiden tot blijvende kosten voor instandhouding uit overheidsmiddelen van een spoorbrug die niet wordt gebruikt.
Vindt u ook dat alle andere opties, zoals het omvormen tot een fiets- en voetgangersbrug, eerst grondig onderzocht en besproken in de gemeenteraad moeten worden, voordat er wordt overgegaan tot sloop?
Vanwege nautische veiligheidsissues op het Julianakanaal die veroorzaakt worden door de Lanakerbrug is ons ministerie enkele jaren in gesprek met de gemeente Maastricht over mogelijke oplossingen, zoals het verhogen of het slopen van deze spoorbrug. Rijkswaterstaat heeft daarom in 2020 formeel gevraagd om standpuntbepaling van de gemeente ten aanzien van deze voorstellen.
De gemeente Maastricht heeft Rijkswaterstaat per brief geïnformeerd dat zij de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de spoorbrug hebben bezien. De conclusie was dat de ligging van spoortracé met brug niet logisch aansluit op de fietsroutes in de stad en niet ideaal is voor een recreatieve verbinding. Bovendien doorsnijdt het spoortracé aan de westzijde van de Maas tot aan de kruising Bosscherweg de Sappi-papierfabriek. Openstelling van dit spoortracé voor bijvoorbeeld een openbare route is daarmee vanuit beveiliging van het Sappi-terrein niet wenselijk. Tot slot liggen parallel en kruisend met het spoortracé diverse kabels en leidingen die volgens de gemeente Maastricht een alternatieve aanwending van dit tracé in de weg staan.
Bent u het eens dat het geen goed idee is om deze brug nu te slopen, omdat de tram Hasselt-Maastricht zomaar eens zou kunnen stranden en deze oude verbinding dan de enige rechtstreekse spoorverbinding met Vlaanderen zou kunnen zijn?
Ter voorbereiding van de beoogde onttrekking van het spoor zijn in 2018 en 2019 verkennende gesprekken geweest waaruit blijkt dat het niet aannemelijk is dat er nog vervoer over de spoorlijn plaats zal vinden. Onttrekking van het spoor is daarmee op zijn plaats.
Aan Belgische zijde is al enkele jaren geen onderhoud meer gepleegd op de betreffende spoorverbinding en is de lijn definitief buiten exploitatie gesteld in 2020. Ook het Ministerie van IenW is op haar beurt gestart met de voorbereidingen voor een onttrekkingsbesluit en daarvoor is het nodig dat de gronden waarop het spoor ligt, inclusief de brug, overgedragen worden aan een derde partij.
De aanvraag voor de sloopvergunning van de, in onbruik geraakte, brug is een weloverwogen beslissing om nautische knelpunten op te lossen en ruimte voor de rivier te maken. Het is uiteindelijk aan de gemeente Maastricht als bevoegd gezag om een weloverwogen afweging te maken ten aanzien van de sloopvergunning. De eventuele sloop van de brug staat los van de realisatie van de tramverbinding.
Bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met het college van burgemeester en wethouders in Maastricht en de uitkomsten hiervan te delen met de Kamer?
De sloopvergunning is aangevraagd door ProRail, in samenspraak met Rijkswaterstaat en in goed overleg met de gemeente Maastricht. Het is uiteindelijk aan de gemeente Maastricht als bevoegd gezag om een weloverwogen afweging te maken ten aanzien van de sloopvergunning. Indien nodig zijn wij bereid deel te nemen aan een gesprek met de regio over de aanleiding en noodzaak voor de aanvraag sloopvergunning.
Over de voortgang van de realisatie van de tramverbinding, waaronder de wijziging van de juridische status van het spoor en bijbehorende overdracht van gronden informeren we uiteraard uw Kamer middels de eerstvolgende MIRT brief.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de miljarden die in het coalitieakkoord gereserveerd zijn voor onderhoud en renovatie, wél doelmatig besteed worden? Welke lessen trekt u uit deze casus?
De aanvullende middelen die met het Coalitieakkoord beschikbaar komen, zijn bedoeld voor het inlopen van achterstanden bij beheer en onderhoud van de netwerken én voor het onderhoud en renoveren en vervangen ervan in de toekomst. In de Kamerbrief van 29 oktober 20213 is al enige richting gegeven hoe we de doelmatigheid willen vergoten, bijvoorbeeld door het introduceren van een langere planningshorizon. Tevens werkt het Ministerie van IenW met bestedingsplannen waarbij, zoals afgesproken in het Coalitieakkoord, de doelmatigheid van beoogde investeringen in het kader van onderhoud en renovatie getoetst wordt.
Specifiek op deze casus is in 2016 gereflecteerd. Geconcludeerd werd dat bij reactivering van in onbruik geraakte spoorwegen de kosten voor planvorming, reactivering, beheer en onderhoud geheel bij de initiatiefnemer worden gelegd. Tevens wordt terughoudend geacteerd op het heropenen van spoorwegen waarvan in het verleden is gebleken dat ze een te marginaal bestaan hadden.
Daarnaast is het belangrijk om blijvend scherpe afwegingen te maken of we de infrastructuur nodig hebben. Het voornemen om een in onbruik geraakte brug te slopen en zo kosten uit te sparen voor beheer, onderhoud, renovatie en aanpassingen ten gunste van nautische- en hoogwaterveiligheid is onder de streep een doelmatige inzet van rijksmiddelen.
Het bericht dat het leger van Burkina Faso een staatsgreep heeft gepleegd. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van Euractiv over de staatsgreep van het Burkinese leger?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit gewelddadige optreden van het leger waarbij President Roch Kaboré van Burkina Faso is afgezet, de Grondwet is opgeschort, de grenzen zijn gesloten en het parlement is ontbonden?
Het kabinet keurt elke machtsovername met gebruik van geweld af. Een vreedzame machtsoverdracht door middel van een transparant democratisch proces is een kernwaarde van Nederland, de EU en de VN. Nederland roept, net als de ECOWAS en de AU, op tot een politieke transitie gericht op terugkeer naar de constitutionele orde in Burkina Faso.
Kunt u een update verschaffen over de huidige situatie in het land en daarbij ingaan op de situatie van president Roch Kaboré?
Het dagelijkse leven in Burkina Faso is geleidelijk hervat. Hoewel leger en politie, net als voor de staatsgreep, zichtbaar aanwezig zijn in Ouagadougou, heerst er geen spanning op straat. De grenzen zijn weer geopend en de avondklok is opgeheven. De Grondwet is opnieuw ingesteld, zij het met enkele aanpassingen zoals de transitietijd van 3 jaar, de uitsluiting van de president aan de verkiezingen na de transitie, meer nadruk op integriteit en een lager aantal Ministers en parlementsleden.
Op 28 februari jl. werd in een nationaal consultatieproces een transitiehandvest aangenomen, met daarin een transitiepad van 3 jaar. Op 2 maart is Lt. Kol. Damiba geïnaugureerd als transitiepresident van Burkina Faso. Hij kan zich dus niet verkiesbaar stellen bij de verkiezingen aan het einde van de transitieperiode. Er zijn een civiele transitiepremier en 25 Ministers aangesteld, waarvan 3 militairen. Op 4 april is een concreet stappenplan voor de transitieperiode gepresenteerd.
Na veel onduidelijkheid over het lot van voormalig president Kaboré is hij op 24 januari jl. overgedragen aan de nieuwe machthebbers, die hem hebben overgebracht naar een villa en hem daar bewaakten. Op diezelfde dag ondertekende Kaboré een brief waarmee hij zijn ontslag aanbood.
ECOWAS heeft Burkina Faso na de staatsgreep geschorst. Op 25 maart jl. riep ECOWAS op tot de vrijlating van voormalig president Kaboré voor 1 april 2022, anders zouden individuele sancties worden ingesteld. Op 6 april is Kaboré overgebracht naar zijn gezinswoning, waar volgens de transitieautoriteiten zijn veiligheid wordt gegarandeerd. 1 en 2 april jl. was een ECOWAS delegatie in Burkina Faso om met de autoriteiten te spreken over de gevolgen van de oproep op 25 maart jl. Op het moment van schrijven zijn er nog geen individuele sancties ingesteld.
Wat zijn de overwegingen achter het feit dat de kleurcode wat betreft dit reisadvies gedeeltelijk nog steeds oranje en niet rood is?
Het reisadvies stond voor de staatsgreep al deels op rood en deels op oranje. Dit houdt verband met de terroristische dreiging. Reizen naar gebieden buiten de omgeving van Ouagadougou werden afgeraden (rood), terwijl voor reizen naar Ouagadougou en omgeving het advies was alleen essentiële reizen te ondernemen (oranje). Gedurende de dagen van de staatsgreep werd de tekst van het reisadvies aangepast om te waarschuwen voor risico’s van reizen op dat moment. Omdat de rust is teruggekeerd, is de tekst van het reisadvies weer aangepast naar het advies van voor de staatsgreep.
Bent u bekend met het feit dat Amerikaanse burgers actief worden oproepen Burkina Faso te verlaten en Amerikaanse burgers actief worden afraden naar Burkina Faso te reizen?
Net als Nederland raden de VS hun burgers af te reizen naar een groot deel van het land, waaronder het noorden, oosten en de grensgebieden. Er is voor zover bekend geen officiële oproep vanuit de Amerikaanse overheid gedaan aan hun burgers om Burkina Faso te verlaten.
Kunt u lessen trekken uit de checklist voor Amerikaanse burgers die in dit ambtsbericht staan voor het Nederlandse consulaire beleid? Zo ja, welke?
Vergelijkbaar met de Amerikaanse checklist, verwijst ook het Nederlandse reisadvies naar een pagina op www.nederlandwereldwijd.nl met tips voor voorbereidingen die burgers zelf kunnen treffen voor een mogelijke crisissituatie.
Hoe staat het met de veiligheidssituatie van het Nederlandse ambassadepersoneel en hun families?
Het Nederlandse ambassadepersoneel en families zijn veilig. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft in de week na de staatsgreep gesproken met het ambassadepersoneel.
Bent u in contact met Nederlandse staatsburgers en aanwezige bedrijven in Burkina Faso?
Tijdens en na de staatsgreep is het informatiesysteem van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt om de circa zestig in Burkina Faso verblijvende Nederlanders op de hoogte te stellen van de situatie. Hetzelfde systeem werd de afgelopen maanden gebruikt om Nederlanders te informeren over aangekondigde anti-regeringsdemonstraties.
Hoe oordeelt u over de mogelijke neveneffecten van deze staatsgreep op de stabiliteit van de regio? Wat doet de EU om deze risico’s te mitigeren?
Het kabinet is bezorgd over de instabiliteit en de veiligheidssituatie in Burkina Faso en de bredere Sahelregio alsook de dreiging van spill-over van gewelddadig extremisme naar West-Afrikaanse kustlanden en de effecten hiervan op Europa.
Om de risico’s te mitigeren zet de EU in de Sahel in op het adresseren van de grondoorzaken van instabiliteit en onveiligheid, met een regionale en geïntegreerde aanpak die onder andere ingaat op klimaatverandering, armoedebestrijding en het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking. Ook probeert de EU de uitbreiding van instabiliteit tegen te gaan, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de meest kwetsbare regio’s op het gebied van veiligheid, met name de Liptako-Gourma (het grensgebied tussen Mali, Niger en Burkina Faso) en Tsjaadmeer (het grensgebied tussen Tsjaad, Niger, Nigeria en Kameroen) regio’s.
Hoe oordeelt u over het mogelijke risico dat er in coalitieverband te weinig wordt gedaan tegen islamitisch extremisme, waardoor militaire junta’s en andere partijen als de Wagner-groep in dit machtsvacuüm kunnen duiken?
Om extremisme tegen te gaan dient militaire inzet gepaard te gaan met een inzet op preventie. Nederland zet daar zowel bilateraal als in coalitieverband op in. Nederland steunt verschillende projecten gericht op het tegengaan van gewelddadig extremisme (preventing violent extremism, PVE) in Burkina Faso. Daarnaast wordt binnen bilaterale programma’s PVE zoveel mogelijk geïntegreerd. Nederland draagt ook bij aan de capaciteitsopbouw van de veiligheidssector in Burkina Faso. Zo levert Nederland een financiële en trainingsbijdrage aan het Amerikaanse Global Peace Operations Initiative (GPOI), dat eenheden van Afrikaanse troepenmachten, waaronder Burkina Faso, traint ter voorbereiding op inzet in VN- en AU-missies. In het kader van de militaire oefening Flintlock verzorgen Nederlandse militairen al jarenlang trainingen in Burkina Faso. Over de beëindiging van de militaire training in Burkina Faso ter voorbereiding op deelname aan Flintlock in Ivoorkust bent u op 9 februari jl. geïnformeerd. (Kamerbrief «Politieke ontwikkelingen in de Sahelregio» d.d. 9 februari jl., 2022Z02373).
De EU zet in op het aanpakken van de grondoorzaken van gewelddadig extremisme en terrorisme in de Sahel (zie antwoord op vraag 9). Ook ondersteunt de EU de G5-Sahel en de G5-troepenmacht, die gemandateerd is om terrorisme tegen te gaan, en waar Burkina Faso deel van uitmaakt. Nederland levert hieraan in EU-verband een financiële bijdrage (EUR 5 miljoen tussen 2018–2022).
Is er iets bekend over de Wagner-groep in Burkina Faso?
Media berichtten onlangs over pro-Russische demonstraties in Burkina Faso, waarbij betogers de overheid oproepen om militaire steun in Rusland te vragen. Volgens mediaberichten zou de Wagner Group bereid zijn om de strijdkrachten van Burkina Faso bij te staan. Het kabinet kan deze berichten over Burkina Faso niet bevestigen, maar monitort de ontwikkelingen in de Sahel ten aanzien van de Wagner Group nauwlettend.
Betekent de staatsgreep in Burkina Faso dat de mogelijke inzet van Nederlandse militairen via de huidige EU-trainingsmissies onder het huidige vijfde mandaat in dat land tijdelijk niet langer mogelijk is?
Zoals in de Kamerbrief «Politieke ontwikkelingen in de Sahelregio» d.d. 9 februari jl. (2022Z02373) toegelicht, zijn de grenzen tussen Mali en ECOWAS-lidstaten, waaronder Burkina Faso, momenteel gesloten. Dit heeft zijn weerslag op de activiteiten van de EU-trainingsmissie in Burkina Faso. Daarnaast onderneemt de EU-missie tijdelijk geen activiteiten in Burkina Faso vanwege de recente ontwikkelingen in dat land. Gegeven de zorgen over de ontwikkelingen in Mali en de bredere regio volgt de EU de ontwikkelingen op de voet en wordt in EU-verband gesproken over de toekomstige voortzetting van de EU-missies in Mali, zoals tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 11 april a.s.
Wat voor gevolgen heeft deze staatsgreep voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Burkina Faso?
De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in Burkina Faso is gericht op het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking en het wegnemen van grondoorzaken van armoede en instabiliteit. De Nederlandse programma’s lopen grotendeels via multilaterale organisaties en het maatschappelijk middenveld. Slechts in beperkte mate is sprake van indirecte betrokkenheid van (de)centrale overheidsinstellingen. Het gaat in dit geval om programma’s gericht op het versterken van decentralisatie in zes regio’s, en het verbeteren van toegang tot rechtspraak en anticonceptie.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Burkina Faso op de voet. Programmatische keuzes met betrekking tot de OS-inzet worden momenteel aan de hand van deze ontwikkelingen tegen het licht gehouden. Dit geldt vooral voor programma’s waarin, via partners, met de overheid wordt gewerkt. Het kan zijn dat hierin aanpassingen nodig zijn, afhankelijk van de mate waarin partners nog inclusief kunnen opereren, impact bereiken en daarover rekenschap afleggen. Dit is geen lineair proces. In sommige gevallen is dan ook een pas op de plaats nodig om te zien hoe e.e.a. zich ontwikkelt. Nederland zal hierin altijd samen optrekken met andere gelijkgezinde donoren waaronder onze Europese partners.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De toename van het aantal treinstoringen. |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel over treinstoringen dat verschenen is in de Tubantia?1
Ja.
Wat is de oorzaak dat er door het hele land een forse stijging van het aantal treinstoringen te betreuren valt?
Uit cijfers van ProRail blijkt dat er in 2021 sprake is van een zeer lichte stijging van het aantal verstoringen met meer dan 10 minuten vertraging en uitgevallen treinen tot gevolg ten opzichte van 2020. Deze stijging bedraagt 2 à 3%, en is volgens ProRail voornamelijk te wijten aan de winterse omstandigheden in februari 2021 en de impact hiervan op het spoor. Noch NS, noch ProRail herkennen het beeld dat er in 2021 door het hele land sprake zou zijn van een forse stijging van het aantal treinstoringen ten opzichte van 2020.
Welke acties heeft u genomen en welke acties gaat u nemen om het aantal storingen terug te brengen? Indien u niets gaat doen, waarom doet u dan niets?
ProRail en NS rapporteren mij op een andere wijze dan waarop de cijfers genoemd in het artikel tot stand zijn gekomen. De afgesproken prestatie-indicatoren betreffen «Klanthinder als gevolg van storingen infra» (alleen ProRail) en drie gezamenlijke (zowel NS als ProRail) indicatoren voor reizigerspunctualiteit op het hoofdrailnet (op 5 en 15 minuten) en op de hogesnelheidslijn (5 minuten).
De prestatie-indicator «Klanthinder als gevolg van storingen infra» rapporteert het aantal storingen aan de infrastructuur die leiden tot veel en zeer veel hinder voor de dienstregeling van vervoerders en daardoor op reizigers en verladers. Met ProRail heb ik hiervoor een bodem- streefwaarde afgesproken. De bodemwaarde vormt de minimale prestatie die jaarlijks moet worden geleverd op een prestatie-indicator. De streefwaarde reflecteert de lange termijn doelstelling. De bodemwaarde betreft in dit geval een maximaal aantal van 520 storingen. De streefwaarde in 2021 bedroeg 470 storingen.
De prestatie-indicatoren voor reizigerspunctualiteit geven een indicatie van het percentage van de reizen dat met minder dan 5 of 15 minuten vertraging is verlopen. De bodemwaarden en streefwaarden luiden respectievelijk als volgt: reizigerspunctualiteit hoofdrailnet 5 minuten 88,9% en 91,5%, reizigerspunctualiteit hoofdrailnet 15 minuten 96,7% en 97,4%, reizigerspunctualiteit hogesnelheidslijn 5 minuten 82,1% en 84,2%.
ProRail en NS rapporteren over hun prestaties in 2021 via hun jaarverantwoordingen, welke ik uiterlijk op 1 maart ontvang en vervolgens met uw Kamer deel2. Ik kan niet vooruitlopen op de exacte resultaten over 2021, maar ik heb van ProRail en NS geen signalen ontvangen dat zij op deze prestatie-indicatoren slechter scoren dan de afgesproken bodemwaarden. De actuele prestaties kunt u bekijken op https://prestaties.prorail.nl. Op dit moment zie ik dan ook geen aanleiding om aanvullende acties te ondernemen.
Wat is de relatie tussen het tekort aan verkeersleiders bij ProRail en deze stijging?
Hoewel het tekort aan verkeersleiders bij ProRail in het uiterste en ongewenste geval kan leiden tot uitval van treinen, laat ProRail weten dat het aantal verstoringen met als oorzaak personeelsproblemen op de verkeersleidingposten slechts een zeer beperkt aandeel vormt van het totaal aantal verstoringen. Dit neemt natuurlijk niet weg dat – wanneer dit toch voorkomt – dit ongewenst is voor de reizigers, vervoerders en verladers die hier hinder van ondervinden. Ik heb u geïnformeerd over de aanpak van het tekort aan verkeerleiders in mijn brief van27 januari 20223.
Heeft u inmiddels contact gezocht met ProRail en NS? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat u dit doen? Wat zijn de uitkomsten van dit gesprek?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel storingen zijn voor u acceptabel?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u dat NS aangeeft vaker op tijd te hebben gereden dan een jaar eerder, terwijl het aantal storingen juist toegenomen is?
Verstoringen en reizigerspunctualiteit kennen een andere definitie waardoor het beeld kan afwijken. De prestatie-indicator reizigerspunctualiteit meet het percentage van de reizen (dus niet treinen) dat met minder dan respectievelijk 5 en 15 minuten vertraging is verlopen. Vertraging van treinen tijdens de daluren en/of op trajecten met een beperkter aantal reizigers zullen de prestatie-indicator reizigerspunctualiteit minder sterk beïnvloeden dan vertraging van treinen op drukke trajecten tijdens de spits. Ook kan het zo zijn dat een reiziger ondanks een vertraging op een deel van zijn of haar reis, wel zijn of haar overstap haalt en daarmee op de totale reis geen vertraging heeft. Een toe- of afname in het aantal storingen hoeft daarom niet automatisch een evenredig effect te hebben op de prestatie-indicator reizigerspunctualiteit.
De banden van leden van het Nederlandse kabinet met het World Economic Forum. |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 18 juni 2019 aan Minister Kaag?1 Wat betekent de afkorting pval/pso? Is het correct dat deze brief een uitnodiging betreft om deel te nemen aan de jaarlijkse meeting van het World Economic Forum (WEF) te Davos in januari 2020? Erkent u dat het WEF in deze brief stelt dat het «will work closely» met de «office» van de Minister «to build a special agenda that meets your strategic interests and evolving priorities»? Waarom is de naam van de ondertekenaar van de brief weggelakt? Wat wordt er bedoeld met «your strategic interests and evolving priorities»? Zijn dit de private belangen en prioriteiten van de Minister, of zijn het haar belangen en prioriteiten als lid van het kabinet? Indien het laatste het geval is, hoe verhouden die zich dan tot het regeerakkoord? En is de Kamer op de hoogte gesteld van dit overleg, van de inbreng en agenda van de Minister en haar ambtenaren, en van de uitkomsten van het overleg? Hoeveel ambtenaren waren er van Nederlandse zijde bij betrokken, op welk niveau? Hoeveel uren hebben zij eraan besteed? Op welke wijze werd het vooroverleg gevoerd? Wie nam(en) er van WEF-zijde deel aan dit vooroverleg? Kunt u de «special agenda» die de uitkomst is van dat overleg tussen ambtenaren en het WEF met de Kamer delen? Zo ja, kunt u dan alle documentatie betreffende die nauwe samenwerking tussen Nederlandse ambtenaren en het WEF ter voorbereiding van deze bijeenkomst met de Kamer delen? Indien u dat niet kunt, waarom niet? Heeft deze nauwe samenwerking inderdaad plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat houdt die nauwe samenwerking precies in?
De brief is bij mij bekend, de afkorting pval/pso is een acroniem van de verantwoordelijk medewerker en de desbetreffende afdeling bij het World Economic Forum die de brief heeft voorbereid. De brief bevat een uitnodiging aan Minister Kaag voor de jaarvergadering. De door u genoemde alinea staat in de brief. De naam in combinatie met de handtekening van de ondertekenaar is uit privacyoverwegingen weggelakt. De Minister heeft haar deelname aan de jaarvergadering destijds, uiteraard vanuit haar verantwoordelijkheid als bewindspersoon, gedegen voorbereid, in goed overleg met andere betrokkenen en ondersteuning van haar ambtenaren, en op deze manier invulling gegeven aan de prioriteiten van het toenmalige kabinet. De tijd die ambtenaren hieraan hebben besteed wordt niet specifiek geadministreerd. Tenslotte is van belang op te merken dat het WEF een platform biedt voor de sessies rond de jaarvergadering, en dat er over de inhoud van de sessies niet met het WEF wordt overlegd.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 1 juli 2020 aan Minister Kaag?2
Ja.
Wat betekent de afkorting saf/pso?
De afkorting is een acroniem van de medewerker en de desbetreffende afdeling bij het World Economic Forum die de brief heeft voorbereid.
Erkent de Minister dat het WEF in deze brief begin 2021, wanneer «the world has moved out of the COVID-19 pandemic» de discussies wil richten op «shaping policies for the post-COVID-19 era under the theme of the Great Reset»? Weet u waarom het WEF ervan uitging dat de «COVID-19 pandemic» begin 2021 over zou zijn? Heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat tijdens de meeting besproken? Wat bedoelt het WEF met «shaping policies»? Welke rol kent u toe aan het WEF in «shaping policies» die het belang van de Nederlandse burger dienen? Wat voor «policies» werden er tijdens deze meeting onder het thema van de Great Reset gevormd? Kunt u alle documenten delen waarin die «policies» zijn vastgelegd? Heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het idee van de Great Reset zoals dat in kringen van het WEF werd gevormd met het kabinet besproken? Met de Minister-President? Was het idee bekend onder haar ambtenaren? Heeft de Minister het gedeeld met de Kamer?
Ik kan uitleg geven over noch verantwoordelijkheid nemen voor de bewoordingen, de intenties en de voorspellingen van het WEF. Zoals aangegeven in de beantwoording van vorige sets vragen over dit onderwerp is The Great Reset een initiatief van het WEF dat tot doel heeft inzichten en informatie te delen tussen besluitvormers over de mondiale aanpak van de maatschappelijke en economische crisis volgend uit de COVID-19 pandemie. Het kabinet steunt de inzet van het WEF om verschillende ideeën over actuele onderwerpen uit te wisselen en inzichten en kennis te delen. Bijeenkomsten van het WEF waaraan leden van het kabinet deelnemen, worden alleen binnen het kabinet besproken wanneer het onderwerpen betreft die raken aan de portefeuille van andere bewindspersonen. The Great Reset is niet als zelfstandig thema in de Tweede Kamer besproken.
Waarom is de naam van de ondertekenaar van de brief weggelakt?
De naam in combinatie met de handtekening van de ondertekenaar is uit privacyoverwegingen weggelakt.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 31 augustus 2021 aan Minister Kaag?3
Ja.
In deze uitnodigingsbrief wordt het idee van de Great Reset niet langer genoemd, is dat de Minister opgevallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft de Minister navraag gedaan waarom dit begrip is verdwenen?
Voor zover ik kan nagaan is hiernaar geen navraag gedaan.
Ook opvallend is dat er geen enkele verwijzing is te vinden naar de «covid-19 pandemic»: Weet u waarom die verwijzing is verdwenen? Zo nee, heeft de voorganger van de Minister dan geen navraag gedaan? Zo nee, waarom heeft ze dat niet gedaan?
Voor zover ik kan nagaan is hiernaar geen navraag gedaan.
Is het Minister Kaag opgevallen dat het WEF in deze brief opnieuw aankondigt nauw met het kabinet van de Minister samen te werken ditmaal to «ensure that your participation is of the greatest relevance for you and the Netherlands»?
Voor zover ik kan nagaan is haar dat niet opgevallen.
Wat bedoelt het WEF met de grootste relevantie voor de Minister zelf? Betekent dit dat de Minister hier ook eigen doelen nastreeft die los staan van de belangen en prioriteiten van de Nederlandse regering?
Gedoeld wordt op de relevantie voor de werkzaamheden van de Minister.
Waarom is de ondertekenaar van de brief weggelakt?
De naam in combinatie met de handtekening van de ondertekenaar is uit privacyoverwegingen weggelakt.
Bent u bekend met de brief van 17 maart 2020 van Klaus Schwab, «founder and executive chairman» van het WEF aan Minister Kaag?4
Ja.
Erkent u dat uit deze brief blijkt dat het WEF zich een rol toebedeelt in de «global community» om «global cooperation» (die volgens het WEF vereist is) te organiseren tussen «governments, international organizations and the business community»? Deelt u deze «missie» van het WEF? Bent u ook van mening dat «global cooperation» vereist («required») is? Indien ja, wie vereist deze «global cooperation» dan eigenlijk? Met andere woorden, kunt u preciseren van wie deze vereiste uitgaat? Kan het zijn dat dit een eis is die het WEF aan zijn deelnemers oplegt? Zo nee, waarom niet?
De verwoording van de missie van het WEF is voor rekening van deze organisatie zelf. Aan deelnemers worden geen eisen gesteld op het gebied van «global cooperation».
Erkent u dat Schwab in deze brief aan Minister Kaag meedeelt dat «chief executives» van meer dan 200 bedrijven en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een Covid Action Platform hebben opgericht en dat Minister Kaag wordt uitgenodigd toe te treden tot dit Platform? Is de Minister toegetreden tot dit CAP? Zo nee, waarom niet; en zo ja, wat houdt die betrokkenheid precies in? Kunt u alle documenten betreffende haar rol of die van haar ambtenaren in het CAP met de kamer delen? Zo nee waarom niet? Kunt u aangeven welke bedrijven het CAP hebben opgericht? Kunt u aangeven waarom het CAP is opgericht? Wat is het doel? Welke belangen dient het CAP? Welke Nederlandse belangen dient het CAP? Hoe ziet u de verhouding tussen het WEF, de «chief executives» van meer dan 200 bedrijven en de WHO met de Nederlandse regering? Fungeren deze als agenda-setters? Hoe verhoudt deze belangengroep zich precies tot de Nederlandse bevolking? Heeft Minister Kaag de Tweede Kamer geïnformeerd over haar rol bij het CAP? Zo nee, waarom niet?
Doel van het Platform is publiek-private expertise samenbrengen en initiatieven te ontwikkelen om de pandemie te bestrijden en de negatieve gevolgen van de pandemie zoveel mogelijk te mitigeren. Minister Kaag heeft eenmaal deelgenomen aan een telefonische bijeenkomst van het Covid Action Platform. Minister Kaag nam in mei 2020 deel aan de wekelijkse WEF COVID Action Platform call waar ze sprak met WEF President Borge Brende. Minister Kaag deed een oproep solidair te zijn met ontwikkelingslanden door schuldverlichting te overwegen en de grenzen voor handel open te houden. Ze gaf daarbij aan dat de crisis een kans kan zijn om handel eerlijker, weerbaarder en duurzamer te maken. De Tweede Kamer is over deze specifieke activiteit niet separaat geïnformeerd.
Zijn er nog andere kabinetsleden toegetreden tot het CAP?
Naast Minister Kaag is ook Minister Hoekstra, destijds Minister van Financiën, betrokken geweest bij het CAP.
Wat vindt u van het feit dat Schwab «ministries or authorities» «leaders» noemt? Ziet u zichzelf als een «leader»? Zo ja, in welke zin; zo nee, waarom niet?
Ik ken de overwegingen van dhr Schwab bij deze woordkeuze niet.
Waarom is de ondertekenaar van deze brief weggelakt?
De naam in combinatie met de handtekening van de ondertekenaar is uit privacyoverwegingen weggelakt.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 11 mei 2021 waarbij Minister Kaag werd uitgenodigd voor het bijwonen van een vergadering van de Global Action Group, van 15.00 tot 16.15 uur?5
Ja.
Wat is de Global Action Group? Is de Global Action Group dezelfde groep als het Covid Action Platform? Sinds wanneer is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lid van deze groep? Hoe vaak komt de groep bijeen? Hoeveel tijd heeft de Minister in totaal besteed aan haar lidmaatschap van deze groep, en hoeveel tijd hebben ambtenaren daaraan besteed? Wil de Minister alle documenten (agenda’s, afspraken, deelnemerslijsten, en andere documenten) betreffende alle communicatie en meetings met en activiteiten van het CAP met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De Global Action Group is niet hetzelfde als het Covid Action Platform. Minister Kaag werd in mei 2021 lid van deze groep, die ten tijde van de COVID-crisis ongeveer één keer in de één à twee maanden bijeen kwam. De keren dat Minister Kaag heeft deelgenomen aan een vergadering van deze groep vindt u in de bijlage bij de Kamerbrief in reactie op eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162). Anders dan de reeds openbaar gemaakte stukken (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162) beschik ik niet over documenten van de Global Action Group.
Erkent u dat volgens de uitnodiging in deze brief het WEF de groep weer bijeen bracht om voort te bouwen op de «shared principles for Global Cooperation» die in januari 2021 waren uitgebracht? Wat zijn deze shared principles? Wie heeft deze shared principles opgesteld? Hebben deze een bindend karakter? Heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze gedeeld met het kabinet en de Kamer? Zijn deze shared principles omgezet in Nederlands beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe dan?
U doelt op de «shared principles for Global Cooperation» die door het WEF zijn gebruikt als één van zijn uitgangspunten voor zijn activiteiten. Ze hebben geen bindend karakter, zijn niet actief gedeeld met het kabinet en met de Kamer, en ze zijn niet omgezet in Nederlands beleid.
Erkent u dat volgens dezelfde uitnodiging de groep bovendien werd bijeengebracht «to advance three priorities necessary for an inclusive and sustainable recovery», waarvan de prioriteiten zijn: het versterken van het «multilateral system», van «multistakeholder partnerships» en van «emerging economies»? Zijn deze drie prioriteiten een aanvulling op de shared principles of komen ze eruit voort? Wie heeft bepaald dat deze prioriteiten «necessary» zijn? Deelt u die opvatting? Zo ja waarom, zo nee waarom niet? Zijn deze prioriteiten gedeeld met het kabinet en de Kamer? Welk multilateraal systeem moet er volgens het WEF versterkt worden? Weet u waarom? Wat is daarbij het Nederlandse belang? Welke multistakeholder partnerships moeten volgens het WEF versterkt worden? Weet u waarom? En wie bepaalt welke partnerships dat zijn? Wat is daarbij het Nederlandse belang? Welke emerging economies moeten volgens het WEF versterkt worden? Weet u waarom? En wie bepaalt welke emerging economies dat zijn? Wat is daarbij het Nederlandse belang?
Het kabinet steunt de versterking van het multilaterale systeem. Verder kan ik geen verantwoordelijkheid nemen of een toelichting geven op de formuleringen van het WEF.
Waarom is de naam van de ondertekenaar deze keer niet weggelakt?
Omdat de handtekening los van de naam weggelakt kon worden.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 14 mei 2020 aan Minister Kaag, waarin ze wordt uitgenodigd om op te treden als «co-chair» van de Global Action Group (GAG)?6 Deelt u de mening dat uit deze uitnodiging blijkt dat het hier volgens het WEF gaat om een «select group of ministers, chief executives, heads of international organizations, and experts from leading research institutions»?
Ja.
Van wanneer tot wanneer was Minister Kaag co-chair van deze GAG, wie is Minister Kaag opgevolgd in die capaciteit? Bestaat de GAG nog?
Minister Kaag is op 15 mei 2020 uitgenodigd als co-chair toe te treden. Behalve de sessies waren er verder geen activiteiten van de Global Action Group. Alle uitnodigingen voor de sessies zijn met de Kamer gedeeld. Ze heeft voor zover mij bekend geen opvolger.
Wat vindt Minister Kaag ervan om deel uit te mogen maken van deze «select group»?
Het is eervol om gevraagd te worden als co-voorzitter van de Global Action Group (GAG). De term «select group» is in het internationale verkeer een gangbare aanduiding voor een groep genodigden. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat Minister Kaag deze term anders dan in deze betekenis heeft opgevat.
Deelt u de mening dat uit de brief blijkt dat de GAG door het WEF wordt gelanceerd «to identify and consider ways to strengthen, reshape or rebuild systems of collaboration»? En dat de brief ook aangeeft dat het hierbij gaat om «multistakeholder collaboration»? Erkent u dat volgens het WEF dat soort samenwerking nodig is om economische uitdagingen en «public health challenges» aan te pakken, en om een fundament te leggen voor «global security, prosperity and resiliency in the years ahead»?
Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor of een toelichting geven op de door het WEF verwoorde uitingen.
Is dit versterken, hervormen en herbouwen van samenwerkingssystemen onderdeel van de Great Reset (aka Build Back Better)?
In het boek «The Great Reset» van Klaus Schwab en Thierry Malleret is het versterken van samenwerkingssystemen één van de thema’s.
Klopt het dat «multistakeholder collaboration» de werkwijze is die door het WEF wordt voorgestaan voor «global cooperation»? Wat vindt u van deze methode? En hoe verhoudt deze methode zich tot de belangen van de Nederlandse burger?
Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor of een toelichting geven op de door het WEF verwoorde werkwijze. Dat geldt ook voor de relatie tussen de door u aangehaalde methode van het WEF en de belangen van de Nederlandse burger.
Het WEF lijkt in deze uitnodiging via het GAG op te treden als coördinator van wereldwijde «multistakeholder collaboration», en lijkt bovendien de agenda voor die samenwerking te bepalen, erkent u dat dit het geval is? Zo nee, waarom niet? En als dit het geval is, hoe verhoudt de rol van het WEF zich dan tot de rol van de Nederlandse regering, het Nederlandse parlement en de Nederlandse bevolking?
Het kabinet bepaalt, volgens de geldende regels, de beleidsagenda voor Nederland, waarin het wordt gecontroleerd door het Nederlandse parlement. Het WEF heeft hierin geen rol.
Wat zijn de economische uitdagingen en uitdagingen voor de volksgezondheid die het WEF en zijn stakeholders hebben geïdentificeerd? Kunt u alle documenten die het WEF hiertoe opstelde met de Kamer delen?
Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor of een toelichting geven op de door het WEF verwoorde ambities.
Wie zijn de deelnemers aan deze «collaboration»? Wie selecteert de deelnemers?
De deelnemers zijn vertegenwoordigers van overheden, bedrijven, NGO’s en kennisinstellingen. Het WEF selecteert de deelnemers.
De groep komt volgens deze brief elke maand in virtuele meetings van een uur bijeen, deze meetings zijn «strictly off the record», kunt u aangeven waarom al deze meetings die Minister Kaag als lid van de Nederlandse regering en dus namens de Nederlandse bevolking bijwoonde, en die niet een flinke tijdsinvestering betreffen, maar ook belangrijke bijdragen lijken te leveren aan het bepalen van toekomstig beleid, «off the record» plaatsvinden?
De keuze om deze meetings op deze manier op te zetten is een keuze van het WEF, die niets afdoet aan de rol en de verantwoordelijkheid van Minister Kaag.
Kunt u desondanks alle documenten die met deze meetings verband houden, zoals agenda’s, afspraken, deelnemerslijsten, en teksten van de interventies van de Minister met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De bij ons beschikbare documenten zijn reeds met de Kamer gedeeld, zie Kamerbrief, kamerstuk nr. 2021Z14231.
De brief spreekt van een «era-defining charge» om uit de covid-crisis te geraken met de «tools for a more inclusive, sustainable future»: kunt u aangeven wat voor tools dit zijn en hoe deze «more inclusive, sustainable future» er volgens de GAG uit zou moeten zien?
Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor of een toelichting geven op de door het WEF in de brief verwoorde analyse en de kwalificatie daarvan.
Waarom is de ondertekenaar van deze brief weggelakt?
De naam in combinatie met de handtekening van de ondertekenaar is uit privacyoverwegingen weggelakt.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 11 juni 2020 aan Minister Kaag, waarin ze wordt bedankt voor haar rol in de eerste meeting van de Global Action Group, die door Bende wordt voorgesteld als een «community»?7
Ja.
Deelt u het idee van Bende dat hier sprake is van een community? Zo ja, waaruit blijkt dat dit het geval is? Zo nee, waarom niet?
Mij is niet bekend wat Borge Brende in deze brief bedoelt met de kwalificatie «community».
In de brief spreekt Bende de hoop uit dat er «areas for common action» geïdentificeerd kunnen worden: kunt u uitleggen waarom het WEF geïnteresseerd is in het identificeren van «areas for common action»? Hoe ziet de Nederlandse regering de sturende rol van het WEF hierin? Hoe verhoudt de rol van het WEF in het identificeren van dit soort terreinen zich tot de Nederlandse volksvertegenwoordiging?
Ik kan geen toelichting geven op de door het WEF verwoorde verwachtingen en ambities. De positie van de Nederlandse volksvertegenwoordiging wordt niet bepaald door het WEF.
Erkent u dat uit deze brief ook blijkt dat er niet «off the record» is gesproken, maar dat er een «summary of the discussions» en een «concept note» is opgesteld? Deze zijn echter alleen bedoeld voor de leden van de GAG zelf, klopt dit? Het gaat hier echter om het optreden van een Minister in een groep die zich actief bezighoudt met het formuleren van fundamenteel beleid en beleidshandelingen, is dit correct? Wilt u daarom deze summary en concept note met de Kamer delen zodat het handelen van de Minister namens de regering in een internationaal beleidsbepalend gremium als het WEF door de Kamer gecontroleerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Het WEF biedt een platform voor ideeënvorming en kennisuitwisseling. Ook de bijeenkomsten van de Global Action Group (GAG) worden met dit doel georganiseerd. Er vindt geen besluitvorming plaats over beleid of de uitvoering daarvan.
Bent u bekend met de brief van Borge Brende, president van het WEF van 15 september 2020 aan Minister Kaag, waarin ze wordt uitgenodigd voor de derde meeting van de Global Action Group?8
Ja.
Deelt u de mening dat het WEF de leden uitnodigt om «areas of alignment» te identificeren, en een «set of shared principles for global cooperation» te identificeren? Is de interpretatie correct dat het Forum op basis van de eerdere meetings zelf al zes principes lijkt te hebben geformuleerd «as a starting point for deliberation»?
Dit is wat in de uitnodiging van het WEF staat en neem de tekst voor kennisgeving aan.
Kunt u alle documenten betreffende deze meeting delen? Welke «areas of alignment» werden er geïdentificeerd?
De Minister heeft niet deelgenomen aan deze bijeenkomst. Verslagen van deze bijeenkomst kunnen niet gedeeld worden wegens vertrouwelijkheid van de documenten.
Kunt u de «shared principles for global cooperation» zoals geformuleerd door het WEF zelf met de Kamer delen alsmede de principes die uiteindelijk door de GAG zijn vastgesteld?
Deze «shared principles» zijn te vinden op de website van het WEF.
Hoe waardeert u de sturende en agenda-settende rol van het WEF in deze?
Het kabinet staat positief tegenover de inzet van het WEF om over actuele onderwerpen ideeën uit te wisselen en inzichten en kennis te delen. De beleidsagenda voor Nederland wordt echter niet door het WEF bepaald, maar door het kabinet, daarin gecontroleerd door het parlement.
Is het correct dat Minister Kaag wordt gevraagd een «brief opening» te verzorgen over het zesde principe: «promote peace and security»? Kunt u de tekst van haar «brief opening» met de Kamer delen? Kunt u ook de tekst van de vijf andere brief openings met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De Minister heeft niet deelgenomen aan deze bijeenkomst.
Bent u bekend met de email van of namens Klaus Schwab van het WEF van 26 mei 2020 aan Minister Kaag, waarin ze wordt uitgenodigd om deel te nemen aan twee volgende virtuele meetings van het COVID Action Platform?9
Ja.
Deelt u de mening dat uit deze uitnodiging blijkt dat het Platform bestaat uit een «community» van meer dan 1150 organisaties, die actief samenwerken aan meer dan 40 projecten, die zich bezighouden met gedetailleerde vormen van «response» in het kader van COVID?
Dat staat inderdaad in de uitnodiging.
Uit de email (en uit de uitnodigingen voor een reeks andere meetings) blijkt dat het gaat om de CAP Global Leader meeting series, die blijkbaar wekelijks gehouden werden, is dit juist? Kunt u aangeven hoeveel tijd Minister Kaag kwijt is geweest aan deelname, inclusief voorbereiding? Wat was de bijdrage van de Minister aan het CAP? Kunt u alle documenten in verband met alle projecten waar Minister Kaag en/of haar ambtenaren aan deelnamen/deelnemen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 14 staat, was Minister Kaag in mei 2020 special guest tijdens de WEF COVID Action Platform call. Minister Kaag heeft daarnaast niet deelgenomen aan deze wekelijkse meetings.
Kunt u alle agenda’s, notulen of samenvattingen, interventies, en afspraken betreffende het CAP met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Omdat Minister Kaag behoudens de in het vorige antwoord genoemde deelname in mei 2020 verder niet heeft deelgenomen aan deze bijeenkomsten, beschik ik niet over de documenten over deze CAP Global Leader meetings.
Kunt u alle namen van organisaties en personen die aan het CAP deelnemen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 49.
Kunt u aangeven of, naast de betrokkenheid van Minister Kaag in meetings van het CAP, zij en/of haar ambtenaren ook deelnamen aan meetings betreffende specifieke CAP-projecten? Indien dit het geval was, kunt u dan alle documenten daarover met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op de vragen 14 en 48 staat, was Minister Kaag in mei 2020 special guest tijdens de wekelijkse WEF COVID Action Platform call. Daarnaast hebben Minister Kaag noch haar ambtenaren deelgenomen aan meetings van het CAP.
Uit de email blijkt dat het hier om de laatste meetings van de «global leaders» van het CAP ging, wil dit zeggen dat het CAP werd opgeheven, of gingen de meetings verder met andere deelnemers, ook namens Nederland? Als deze meetings niet langer doorgingen, waarom niet?
In de mail wordt gesproken over de laatste meeting in dit verband, dus ik ga er van uit dat aan deze reeks meetings een einde kwam.
Uit de email blijkt ook dat op 3 juni 2020 de prins van Wales en «other global leaders» samen met Schwab het Great Reset Initiative zouden lanceren, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werd uitgenodigd dit bij te wonen, is dit correct? Heeft de Minister deze lancering bijgewoond? Zo nee, woonde iemand namens haar de lancering bij? Werd ze uitgenodigd als lid van de Nederlandse regering of als privépersoon? Heeft de Minister of heeft de Nederlandse regering enig commitment aan het Great Reset Initiative? Kunt u kort uitleggen wat het Great Reset Initiative inhoudt? Kunt u documenten met de Kamer delen waaruit blijkt wat het GRI inhoudt? Zo nee waarom niet? Heeft Minister Kaag het bestaan van het GRI met de regering en de Kamer gedeeld? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u van het feit dat de prins van Wales werd uitgenodigd om het GRI te lanceren? Wat vindt u ervan dat het bestaan van het GRI niet aan de Nederlandse bevolking is gecommuniceerd? Uit de mail blijkt dat het CAP wordt voortgezet omdat de COVID-response en «epidemics and pandemics assume a greater role on global and business agenda’s», is dit correct? Hoe werd het CAP voortgezet en wat was het doel? Wie neemt er namens Nederland aan deel?
Minister Kaag was, als lid van het Nederlandse kabinet, uitgenodigd voor de bijeenkomst op 3 juni 2020, maar heeft hier niet aan deelgenomen. Niemand nam namens haar deel. De Nederlandse regering heeft geen verbondenheid met het Great Reset Initiative, en heeft, behalve publiek toegankelijke informatie hierover van het WEF, geen documenten hierover. Over specifiek dit initiatief is derhalve niets met de Kamer gedeeld. Voor het CAP verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 46 t/m 52.
Wat betekent het dat «epidemics and pandemics assume a greater role on global and business agenda’s»? Wat is de rol van het CAP daarin?
Zoals gezegd kan ik geen uitleg over of interpretatie geven van de bewoordingen van het WEF, noch de organisatie van het Covid Action Platform.
De email stelt dat het CAP «serves to support you» in het effectief reageren op de covid-19-pandemie «and to stay ahead of global health security challenges», klopt dit? Hoe doet het CAP dat? In wiens opdracht doet het CAP dat? Spelen Nederlandse ambtenaren een rol hierin? Hoe evalueert u deze rol van het CAP? Hoe verhoudt zich de rol van het CAP tot de Nederlandse regering en de Kamer?
Dat staat inderdaad in de genoemde email. Zoals gezegd kan ik geen uitleg over of interpretatie geven van de bewoordingen van het WEF, noch de organisatie van het Covid Action Platform.
Het WEF roept de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in deze e-mail op om «executives leading your organization response» te engageren in Forum-groepen gericht op industrieën, regio-specifieke actiegroepen, en «peer communities» etc, is dit correct? Wat bedoelt het WEF hiermee? Heeft de Minister gehoor gegeven aan deze oproep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u informatie daarover met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is inderdaad zo verwoord in de email van het WEF aan Minister Kaag. De Minister heeft in haar bijdrage aan WEF-bijeenkomsten de ervaringen met het Nederlandse beleid gedeeld met de deelnemers als inspiratie voor wat andere landen zouden kunnen doen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt ook opgeroepen om de laatste updates van CAP-projecten en -activiteiten nauwgezet te volgen, heeft zij dat gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vaak en welke projecten en activiteiten volgde zij dan op?
De Minister heeft de updates van de CAP-projecten en activiteiten op gepaste wijze gevolgd.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werd ook uitgenodigd om te schrijven voor «Agenda», een plek waar zij blijkbaar «meaningfully» kon communiceren met een «global audience» en haar «leadership» kon belichten, heeft de Minister dit gedaan? Zo ja kunt u haar teksten in Agenda met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De Minister heeft hier niet actief aan bijgedragen.
In de ongedateerde uitnodiging voor de meetings van 8/15/22 april werd de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opgeroepen het CAP actief te steunen met «knowledge and know-how», met logistieke, technische en communicatieve ondersteuning, en door een «individual from your organization» af te vaardigen om full-time of part-time mee te werken «to scale up» het platform en een integrale rol te spelen in «shaping the global response», heeft de Minister aan deze oproepen gehoor gegeven? Zo ja, is het mogelijk aan te geven wat de taakopdracht was van de afgevaardigde?
In de Kamerbrief, kamerstuk nr. 2021Z14231, is een overzicht gegeven van WEF-sessies waaraan Minister Kaag heeft deelgenomen.
Bent u bekend met de email van Sean Doherty van het WEF waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de Trade Multistakeholder Conversation 2020 die op 8 juli 2020 zou plaatsvinden?10 Deelt u de mening dat het een dag betreft vol van online workshops en interacties «on the future of trade» en dat volgens de uitnodiging de pandemie een «massive shock» zou hebben veroorzaakt in een systeem dat volgens het WEF toch al onder sterke spanning stond?
Het klopt dat de tekst in de e-mail van Sean Doherty op deze wijze verwoord staat. Zoals gezegd kan ik geen uitleg over of interpretatie geven van de bewoordingen van het WEF
Waarom is de verzenddatum weggelakt?
De aanhef van de email, met persoonsgegevens, is weggelakt om redenen van privacy. De datum is daarbij abusievelijk meegenomen.
Heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deelgenomen en zo ja aan welke workshops en andere interacties?
De Minister heeft deelgenomen aan deze virtuele bijeenkomst.
Wat is het belang van deelname aan een dergelijke meeting?
Het belang van een dergelijke meeting is gericht op de uitwisseling van kennis en ideeën over actuele onderwerpen.
De Minister werd uitgenodigd deel te nemen aan conversaties op LinkedIn ter voorbereiding op de meeting, heeft zij dat gedaan? Zo ja, zijn haar bijdragen dan voor de Kamerleden in te zien? Zo nee, waarom niet?
De Minister heeft niet deelgenomen aan deze conversaties.
Bent u bekend met de brief van 13 februari 2020 van ondermeer Mirek Dusek van het WEF waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de Special Meeting on the Middle East in the Fourth Industrial Revolution van 5 en 6 april 2020 te Riyadh?
Ja ik ben bekend met deze brief.
Wat verstaat u onder de Vierde Industriële Revolutie en waarom is deze relevant voor Nederland?
Ik draag geen verantwoordelijkheid voor de verwoording hiervan door het WEF in de uitnodiging.
Bent u bekend met het feit dat dit begrip is gemunt door het WEF? Zo ja, betekent dit dat de voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de visie van het WEF betreffende de Vierde Industriële Revolutie zoals uiteengezet in het boekje met deze titel van Klaus Schwab ondersteunt? Indien dit het geval is, doet zij dat dan namens de Nederlandse regering? Indien ze deze visie niet steunt, waarom niet, en waarom neemt ze dan wel deel aan WEF-meetings die deze visie als uitgangspunt nemen?
De Minister heeft niet deelgenomen aan de Special Meeting on the Middle East in the Fourth Revolution.
Uit deze brief blijkt de voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lid te zijn van de Middle East and North Africa Stewardship Board van het WEF, kunt u uitleggen sinds wanneer zij hiervan lid is? Op wiens initiatief en sinds wanneer? Is dit op persoonlijke titel of doet zij dit namens de Nederlandse regering? Wat is de doelstelling van de MENASB? Uit een uitnodiging voor een meeting van 25 augustus 2020 blijkt de Minister ook lid te zijn van de Regional Action Group for the Middle East and North Afric: hoe verhoudt zich deze RAG-MENA tot de MENASB? Kunt u alle documenten betreffende de MENASB en RAG-MENA met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet? Diezelfde uitnodiging voor de meeting van de RAG-MENA van 25 augustus roept vragen op over de relatie tussen het WEF en de soevereine staten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zijn deze allen lid van deze groep? Kunt u een lijst geven van alle deelnemers aan deze RAG? Hoe kan deze actiegroep beleid bepalen voor deze landen? Of is dat niet de bedoeling van deze meetings? Mocht dat laatste het geval zijn, waarom heten ze dan Action Group? Uit een uitnodiging van 7 juli 2020 voor de meeting van 15 juli 2020 blijkt dat «a number of members» de «Principles of Stakeholder Capitalism» hebben «endorsed»: heeft de voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat ook gedaan? Zo ja, namens wie? Zo nee, waarom niet? Kunt u deze Principles met de Kamer delen? Uit dezelfde uitnodiging van 7 juli 2020 blijkt men eerder gesproken te hebben over de «supply chain» in de MENA-regio: kunt u aangeven waarom dit onderwerp toen op de agenda stond?
De Minister was hiervan lid sinds 2019 tot haar aftreden in september 2021. Ze was bij deze initiatieven betrokken namens het kabinet vanuit haar rol als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Voor de overige vragen verwijs ik u naar de website van het WEF.
Wat betekent het dat het Forum «will closely work with your team to develop a personalized agenda aimed at having maximum impact for you and your ministry?» Wat wordt hier bedoeld met «personalized»? Hoezo «for you»? Betekent dit dat het lidmaatschap van deze club op zijn minst gedeeltelijk een persoonlijke zaak is, los van het ministerschap om?
Nee, dat is niet het geval. «Personalized» heeft betrekking op de onderwerpen die voor de Minister voor BHOS relevant zijn, waarbij opgedane werkervaring in vorige functies relevant kan zijn.
Kunt u alle documenten gerelateerd aan communicatie met en activiteiten van de MENASB met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Naast de in de bijlage bij Kamerbrief (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162) gevoegde documenten beschik ik niet over deze communicatie.
Kunt u alle namen van deelnemers aan MENASB met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Vanwege privacyoverwegingen kan ik deze lijst niet delen, anders dan die op de website van het WEF beschikbaar is.
Waarom zijn behalve Mirek Dusek de namen minstens twee mede-ondertekenaars hier onzichtbaar gemaakt?
Vanwege de bescherming van persoonsgegevens.
Bent u bekend met de brief van Borge Bende van het WEF waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de High-Level Group virtual meeting van 11 november 2020?11
Ik ben bekend met de brief van Borge Bende over deelname aan de High-Level Group virtual meeting van 11 november 2020.
Klopt het dat de Minister lid is van een High-Level Group Humanitarian and Resilience Investing Initiative?
Minister Kaag was lid van deze groep vanaf de lancering in 2019 tot haar aftreden in september 2021. Zij was lid vanuit haar verantwoordelijkheid als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking mede gezien haar ervaring in eerdere posities.
Zo ja, sinds wanneer is de Minister daarvan lid? En namens wie?
Zie antwoord vraag 74.
Hoe vaak komt deze High-Level Group bijeen? Is de Minister bij al deze meetings aanwezig geweest? Zijn er ook ambtenaren bij dit initiatief betrokken? Zo ja, op welk niveau in de organisatie, en hoeveel?
Deze High Level Group is gedurende bovengenoemde periode twee keer bijeen gekomen. De Minister heeft daarvan één keer deelgenomen. De andere keer werd zij vervangen door de Plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking.
De uitnodiging bevat een lijst van «key areas» waar de «engagement» van de Minister volgens het WEF nodig is. Daaruit blijkt dat er allerlei projecten lopen. Kunt u aangeven hoeveel projecten er onder deze High-Level Group actief zijn? Bij hoeveel projecten is de Minister betrokken? Is de indruk juist dat het WEF de Minister aan het werk kan zetten? Indien ja, wordt de Minister dan door het WEF betaald voor haar projecttaken? Indien nee, hoe moet de sturende taal van deze brief dan begrepen worden? Kunt u uitleggen hoe de projecten van deze groep zich verhouden tot het Nederlands belang, het regeerakkoord, het kabinet en het parlement? Er blijkt uit deze lijst een «Organizational Readiness Playbook» te bestaan ontwikkeld door «BCG and SDC/ECHO», kunt u dit Playbook met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitleggen wat BCG en SDC/ECHO betekenen? Er wordt ook gesproken over een «broader community», een «ecosysteem», «stakeholders»: kunt u aangeven wat hiermee wordt bedoeld? Zo nee, waarom niet? GIB Asset Management heeft volgens de uitnodiging een white paper opgesteld, kunt u uitleggen wat de rol is van GIB Asset Management in het proces van deze High-Level Group? Van wie heeft GIB AM deze opdracht gekregen en door wie wordt ze betaald?
Deelname van de Minister aan activiteiten van het WEF zijn behulpzaam bij de ontwikkeling en de uitvoering van haar beleid. Er is geen sprake van een opdrachtgeversrol, evenmin van betaling.
Bent u bekend met de niet ondertekende uitnodiging van het WEF waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de inaugural Global Technology Governance Summit te San Franscisco op 6/7 oktober 2020?12
Ja.
Heeft de Minister deelgenomen aan deze Summit?
De Minister heeft niet deelgenomen aan deze Summit.
Is de Minister toegetreden tot het Centre for the Fourth Industrial Revolution Global Network dat blijkbaar actief is in 12 landen, met deelname van «hundreds of leading institutions»? Wat is de positie van Nederland in dit Centre? Wordt daar Nederlands belastinggeld aan besteed? Zo ja, hoeveel? Wat is het doel van het Centre?
Nee, de Minister is niet toegetreden tot dit Centre for the Fourth Industrial Revolution Global Network, en heeft daarin dus geen positie ingenomen. Ook is geen sprake van betalingen van Nederland aan dit Centre.
Uit de uitnodiging blijkt dat het WEF de Vierde Technologische Revolutie in verband brengt met de noodzaak om wereldwijd informeel samen te werken tussen zakenleven, regeringen, academia, en civil society; en dat er «rapid experimentation» is vereist met «new governance models», bent u het met deze visie eens? Zo ja, hoe ziet u de rol van Nederland in deze «informele samenwerking»? Wat zijn de «new governance models» waarmee geëxperimenteerd moet worden? Hoe verhouden die zich tot de democratie als «governance model»?
Nederland kan een constructieve partner zijn bij het helpen aanpakken van wereldwijde vraagstukken. Voor de precieze betekenis van de genoemde new governance models verwijs ik u naar het WEF.
Kunt u alle documenten betreffende deze Summit en het Centre met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over documenten betreffende deze Summit.
De Summit is volgens de uitnodiging bedoeld voor «high-level leaders» uit de industrie, de regeringen, civil society en de technologiesector «[to] co-design transparant and inclusive frameworks» betreffende artificial intelligence in allerlei sectoren, het delen van data, een digital coin, en space and synthetic biology: kunt u aangeven wat dit voor «frameworks» zijn, en kunt u alle gerelateerde documenten delen? Spelen deze «frameworks» een rol in het ontwikkelen van Nederlands beleid? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd beschik ik niet over deze informatie omdat de Minister daarbij geen rol heeft gespeeld.
Kunt u aangeven of «high-level» «leadership» een rol speelt in de «new governance models» waarvan hier sprake is? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Voor de bedoeling achter deze verwoording door het WEF kan ik geen nadere toelichting geven.
Bent u bekend met de email van het WEF van 15 juli 2020 waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de tweede virtuele meeting van de Global Action Group op 15 september 2020?13
Ja ik ben bekend met de email van 15 juli 2020 van het WEF met de uitnodiging voor de virtuele meetings van de Global Action Group.
Uit deze uitnodiging blijkt dat de vorige meeting een week eerder plaatsvond, betekent dit inderdaad dat deze GAG wekelijks vergadert? Sinds wanneer? Bestaat de GAG nog en wie is er nu namens Nederland lid? Wie is Minister Kaag opgevolgd toen ze als Minister was teruggetreden?
De Global Action Group vergaderde maandelijks. Minister Kaag is niet opgevolgd in deze groep.
De GAG blijkt zich bezig te houden met een dialoog gericht op maatregelen om publiek-private partnerschappen te versterken, commitment te creëren voor een «global social contract» en «humanitarian frameworks» te versterken: kunt u uitleggen wat wordt bedoeld met het versterken/verdiepen van publiek-private partnerschappen? Wat is de rol van de Nederlandse staat daarin? Hoe verhoudt zich dit idee tot de «new governance models» die het WEF voorstaat? Wat wordt bedoeld met een «global social contract» en welke visie heeft de Nederlandse regering daarop? Wat is de rol van de Nederlandse democratie in het vormgeven van zo’n «global social contract»? Wat zijn «humanitarian frameworks»?
De GAG is, zoals ook veel andere initiatieven van het WEF, gericht op de uitwisseling van ideeën en ervaringen door vertegenwoordigers van zowel de private als de publieke sector. Nederlandse bewindspersonen kunnen daaraan een bijdrage leveren. Voor de bedoeling achter de door het WEF gekozen verwoording kan ik geen toelichting geven.
De uitnodiging spreekt de verwachting uit dat de volgende meetings zullen bijdragen aan het identificeren van stappen die tot een «common cause among stakeholders» zullen leiden, «for rebuilding in a more sustainable and equitable manner»: betekent dit dat de GAG de gezamenlijke agenda van de deelnemers coördineert voor de Great Reset? Zo nee, waarom niet? Wie zijn deze «stakeholders»? Kunt u een lijst met namen verschaffen van deelnemers van het GAG?
Voor de bedoeling achter de door het WEF gekozen verwoording kan ik geen toelichting geven. Vanwege privacyoverwegingen kan ik deze lijst niet delen, anders dan die op de website van het WEF beschikbaar is.
Klopt het dat het GAG een forum is dat actief de agenda bepaalt voor Nederlands beleid en voor diepgaande hervormingen van de Nederlandse samenleving? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. De GAG is, zoals ook veel andere initiatieven van het WEF, gericht op de uitwisseling van ideeën en ervaringen door vertegenwoordigers van zowel de private als de publieke sector. Nederlandse bewindspersonen kunnen daaraan een bijdrage leveren.
Kan de Kamer alle documenten betreffende deze meeting ontvangen, inclusief de zgn. «readout of the dialogue» en alle «additional insights» die de Minister met de GAG heeft gedeeld? Zo nee, waarom niet?
De «readout» is bij deze kamerbrief gevoegd, verder beschik ik niet over stukken over deze bespreking.
Bent u bekend met de email van het WEF van 24 september 2020 waarin Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de vierde virtuele meeting van de Global Action Group op 3 december 2020?14
Ja ik ben bekend met de email van 24 september 2020 van het WEF met de uitnodiging voor de virtuele meetings van de Global Action Group.
Uit deze uitnodiging blijkt dat de vorige meeting vooruitgang werd geboekt in het formuleren van drie principes voor een geopolitieke «reset», namelijk: wereldwijde samenwerking versterken, publiek-private partnerschappen verdiepen, en «rebuild sustainably», is dit correct? Kunt u aangeven of de geopolitieke reset gelijkstaat aan de door het WEF gepropageerde Great Reset? Zijn de wereldwijde samenwerking en de publiek-private partnerschappen identiek aan de «new governance models» die het WEF voorstaat? Verwijst het derde principe, «rebuild sustainably» naar Build Back Better en naar de Sustainable Development Goals?
Ik kan u geen uitleg geven over de precieze betekenis van deze verwoording door het WEF.
Uit deze uitnodiging blijkt dat het WEF sterk gelooft in de noodzaak «to renew and revitalize systems of cooperation» en in de rol van «leaders», en deze principes ten grondslag legt aan de GAG: betekent dit dat de voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze principes deelt? Zo ja, waarom? Indien nee, waarom neemt zij dan deel aan deze GAG onder deze voorwaarden?
Nee, dat betekent niet dat de voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze principes deelt. Doel van deelname is de uitwisseling van ideeën en inzichten.
Uit de uitnodiging blijkt dat de Minister gezien wordt als een belangrijke stem en dat haar «leadership» een «integral part» is van de «community»: hoe verhoudt de zeer directe sturing die het WEF geeft aan de deelnemers aan zijn projecten en actiegroepen zich met de rol van Minister Kaag als lid van de Nederlandse regering? Legt zij over de sturing die zij vanuit het WEF en de projecten en actiegroepen ontvangt verantwoording af in het kabinet en in het parlement?
Deelname van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan deze activiteiten draagt vanuit haar verantwoordelijkheid bij aan het beleid van de Nederlandse regering. Er is daarbij geen sprake van sturing vanuit het WEF.
Waar ligt de loyaliteit van de Minister meer: bij het WEF en zijn projecten en actiegroepen, of bij de Nederlandse regering? Of ziet de Minister hier wellicht geen verschil?
De Minister is als lid van de Nederlandse regering betrokken bij voor haar relevante activiteiten. De initiatieven van het WEF kunnen daar onderdeel van uit maken.
Bent u bekend met de e-mail van het WEF van 3 juni 2020 waarin Minister Kaag wordt uitgenodigd om deel te nemen aan een virtuele meeting van de Regional Action Group MENA op 19 juni 2020?15
Ja ik ben bekend met de e-mail van het WEF van 3 juni 2020 met de uitnodiging voor deelname aan virtuele meeting van de Regional Action Group MENA.
Deelt u de mening dat uit deze email blijkt dat begin juni, nog geen half jaar in de zogenaamde pandemie, het WEF ervan uitging dat «COVID-19» een disruptieve uitwerking had op economieën en zelfs de «nature of work» in fundamentele wijze beïnvloedde? Waarom meende het WEF blijkbaar dat het noodzakelijk was («imperative») om te werken aan «re-skilling and upskilling of the Arab workforce»? Kunt u uitleggen hoe het mogelijk was dat het WEF de noodzaak voor fundamentele veranderingen al zo vroeg kon zien aankomen? Kunt u uitleggen wat het RAG bedoelt met de «Arab workforce»? Hoe verhoudt deze «Arab workforce» zich tot de MENA regio?
Ik kan u geen nadere uitleg geven over deze verwoording door het WEF.
De uitnodiging spreekt van een Primary Engagement Manager die blijkbaar verantwoordelijk is voor het organiseren van «calls to action»: kunt u uitleggen wat een Primary Engagement Manager is, en in welke verhouding de Minister staat tot een dergelijke PEM?
De Minister heeft hierbij geen rol gespeeld.
Bent u bekend met de e-mail van Cody Feldman van het WEF van 25 september 2020 waarin Minister Kaag wordt bedankt voor haar deelname en het delen van haar «extremely valuable insights» met de Forum «community» en het publiek tijdens de WEF Sustainable Development Impact Summit 2020?16
Ja ik ben bekend met deze e-mail van het WEF op 25 september 2020.
Wie is Cody Feldman en wat is zijn relatie met de Minister?
Cody Feldman heeft vanuit zijn betrokkenheid bij het WEF contacten gehad met de Minister.
Kunt u de «summary and key takeaways» van deze sessie met de Kamer delen?
De sessie staat online: Countering COVID-19 Shocks in Fragile Contexts > Sustainable Development Impact Summit | World Economic Forum (weforum.org)
Uit deze uitnodiging blijkt dat er een Great Reset Portal bestaat met daarin informatie over de «multistakeholder projects that shape sustainable, equitable and inclusive recovery strategies»: kunt u uitleggen waarom een dergelijke Great Reset Portal bestaat? Op wiens initiatief en wanneer is die ingericht? Wie beheert deze Portal? Moet de Minister betalen voor toegang tot de Portal?
Deze website is een initiatief van het WEF. De Minister draagt hier niet financieel aan bij.
Kunt u een lijst van deelnemers aan de Summit met de Kamer delen? Is de Summit onderdeel van een project of actiegroep waarvan de voormalig Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lid is?
Deze lijst is beschikbaar op de website van het WEF: Countering COVID-19 Shocks in Fragile Contexts > Sustainable Development Impact Summit | World Economic Forum (weforum.org)
Kunt u een lijst geven van alle actiegroepen, projecten, summits en soortgelijke bijeenkomsten en groepen waarbij zij betrokken is?
Hiervoor verwijs ik u naar de kamerbrief en de bijlagen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162).
Wie heeft de Minister in al die rollen opgevolgd na haar vertrek als Minister? Gaat Minister Kaag deze rollen weer opnemen nu zij is teruggekeerd als Minister? Of is het misschien zo dat zij deze rollen op persoonlijke titel vervuld en dus lid bleef van al deze gremia ook na haar ministerschap?
De Minister vervulde deze rollen vanuit haar verantwoordelijkheid als Minister voor BHOS. Haar rollen kwamen te vervallen bij haar aftreden. Zij is niet opgevolgd. In haar nieuwe positie als Minister van Financiën is nog geen sprake geweest van nieuwe rollen in dit kader.
Het nieuwsbericht over harde kritiek op politieonderdeel dat voor geheime operaties verantwoordelijk is |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Harde kritiek op politieonderdeel dat voor geheime operaties verantwoordelijk is»?1 Zo ja, hoe duidt u het feit dat een dergelijke gang van zaken mogelijk blijkt binnen de politieorganisatie?
Ja. Zoals toegelicht in mijn beleidsreactie op het Inspectieonderzoek naar de Dienst Specialistische Operaties (DSO) d.d. 25 januari 20222 zijn er forse knelpunten in de organisatie, sturing en cultuur ontstaan. Deze knelpunten vloeien voort uit onderliggende oorzaken, die samenhangen met de vorming van de nationale politie en de forse uitbreiding van het takenpakket van de Landelijke Eenheid (LE).
Voor mij is duidelijk dat er structurele verbeteringen nodig zijn bij de LE. De korpschef heeft opdracht gegeven tot een verbeterprogramma dat tot structurele verbetering moet leiden op het vlak van de organisatie, leiderschap en cultuur, en sturing en monitoring. Daarbij is ook aandacht voor het creëren van een sociaal veilige werksfeer en het doorbreken van weerbarstige negatieve patronen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat binnen de organisatie sprake was van onder andere een onveilige werksfeer, vriendjespolitiek en onderlinge strijd, zoals geschetst in het nieuwsbericht, en dat een dergelijke situatie om consequenties vraagt? Zo ja, welke consequenties vindt u dat aan deze gang van zaken verbonden moeten worden? Zo nee, waarom vindt u dat hier geen consequenties aan verbonden dienen te worden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de uitkomst van het door uw voorganger aangekondigde onderzoek door de heer Brouwer naar eerdere, vergelijkbare rapporten? Deelt u de mening dat er sprake is van een patroon binnen de organisatie? Zo ja, welke concrete stappen gaat u nemen ter bestrijding hiervan? Zo nee, kunt u verklaren op basis van welke feiten u die conclusie nog altijd niet trekt?
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer per brief d.d. 17 november 2021 geïnformeerd over de bevindingen van de commissie Brouwer.4 De commissie Brouwer heeft de conclusie getrokken dat er een relatie is tussen het overlijden van een medewerker van het team Werken Onder Dekmantel (WOD) en zijn werk. Tevens heeft de commissie vastgesteld dat de professionaliteit van de organisatie als geheel ernstig te wensen overlaat. Ook heeft de commissie Brouwer vastgesteld dat het stelsel van waarborgen voor heimelijk werken niet sluitend is. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft geconstateerd dat haar bevindingen ten aanzien van het team WOD naadloos aansluiten op de bevindingen van de commissie Brouwer.
Evenals mijn ambtsvoorganger vind ik de bevindingen van de commissie Brouwer ontluisterend. De gang van zaken bij het team WOD was de afgelopen periode niet op niveau. De korpschef treft derhalve urgente maatregelen om het team WOD te professionaliseren, zoals toegelicht in de brief d.d. 17 november5. De eenheidsleiding van de LE heeft inmiddels enkele organisatorische ingrepen gedaan om omstandigheden te creëren waarin kan worden gewerkt aan de structurele professionalisering van het team WOD, op basis van de aanbevelingen van de commissie Brouwer. Daarnaast zal een commissie onder voorzitterschap van mevrouw mr. W. Sorgdrager adviseren over een sluitend stelsel voor waarborgen in het heimelijke domein.
Is er, op basis van de verschillende ernstige bevindingen die de tot dusver uitgevoerde onderzoeken aan het licht hebben gebracht, concrete ambitie om dergelijke onderzoek vaker en breder binnen de gehele organisatie uit te voeren?
De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft naar aanleiding van zorgwekkende signalen drie deelonderzoeken uitgevoerd bij de LE. Deze deelonderzoeken hebben gezamenlijk een beeld opgeleverd van patronen en onderliggende problematiek. Het is nu zaak om verbeteringen in te zetten gericht op de onderliggende problematiek. Daartoe heeft de korpschef opdracht gegeven voor een verbeterprogramma. Tevens verwacht ik in maart 2022 een advies te ontvangen van de commissie Schneiders over de verbeteringen die nodig zijn om de grondoorzaken van de problematiek bij de LE aan te pakken.
Hoe kijkt u naar de rol die de korpsleiding in dergelijke situaties moet spelen? Bent u van mening dat zij in deze, evenals de eerder gerapporteerde misstanden, deze taak adequaat uitvoeren?
De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie. De korpschef heeft na het verschijnen van het eerste deelonderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie6 opdracht gegeven tot een verbeterprogramma bij de LE. Tevens heeft de korpschef urgente maatregelen getroffen in het licht van de bevindingen van de commissie Brouwer. Ik heb er vertrouwen in dat de korpschef de maatregelen treft die noodzakelijk zijn om verbeteringen teweeg te brengen bij de LE.
Welke concrete evaluatie wordt ingezet op het moment dat dergelijke rapporten verschijnen? Wie word(t)(den) ter verantwoording geroepen? Op welke wijze wordt dit gedaan? Welke consequenties worden voor welke specifieke functies en/of teams binnen de organisatie gehandhaafd bij dergelijke misstanden? Welke effecten hebben deze consequenties tot dusver gehad?
Afhankelijk van de uitkomst van een specifiek onderzoek bepaalt de politie in overleg met mijn departement welke maatregelen passend zijn om de constateringen te adresseren. De uitvoering hiervan wordt gemonitord door mijn departement.
Binnen de LE in het algemeen, en DSO in het bijzonder, constateert de Inspectie dat er sprake is van een combinatie van factoren die hebben geleid tot de huidige problematiek. Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven, vraagt dit om het aanpakken van de grondoorzaken die raken aan de organisatorische basis, de sturing en de (leiderschaps)cultuur. De korpschef zet hierop in met een verbeterprogramma.
Het is aan de leiding van de LE, en uiteindelijk aan de korpschef, om een oordeel te vellen over het functioneren van medewerkers en/of leidinggevenden en, indien opportuun, daar consequenties aan te verbinden. Het past mij als Minister van Justitie en Veiligheid niet om uitspraken te doen over het functioneren van individuele politiemedewerkers.
Hoe duidt u het bredere vraagstuk rondom verantwoording binnen de organisatie op basis van de misstanden uit de verschillende recente rapporten?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat dergelijke cultuur binnen de organisatie ongewenst is? Zo ja, welke stappen onderneemt u om een grondige cultuuromslag te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dergelijke misstanden waarin teams hun eigen koers varen, zonder gemeenschappelijk doel of sturing (elders) binnen de organisatie concrete gevolgen (kunnen) hebben voor de veiligheid op de werkvloer, alsmede de veiligheid van mensen op straat?
Ja, dit geldt in het bijzonder voor teams die werkzaam zijn in het heimelijke domein. Zoals toegelicht in mijn beleidsreactie op het Inspectieonderzoek naar de DSO d.d. 25 januari 2022 realiseert de eenheidsleiding van de LE daarom op korte termijn noodzakelijk organisatorische versterkingen. Het betreft o.a. het aanstellen van een extra sectorhoofd. Vervolgens zal er worden gewerkt aan kleinere werkverbanden, waarin leidinggevenden nauwer betrokken zijn bij het dagelijkse werk.
Hoe duidt u het verband met de bevinding van de inspectie waarin gewezen wordt naar het feit dat dat de zelfdoding van een agent vorig jaar een direct gevolg was van dergelijke misstanden, en welke urgentie vraagt dit volgens u voor een omslag in de interne cultuur bij de politieorganisatie?2
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u toezien op de uitvoering van de aanbevelingen uit het onderzoek? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hierover voortgangsrapportages verwachten?
Ja. Ik zal uw Kamer bij de halfjaarberichten politie blijven informeren over de verbeteringen bij de LE.
De plannen tot halvering van de jonggehandicaptenkorting |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
|
|
|
Is het kabinet nog steeds voornemens de jonggehandicaptenkorting te halveren tot 415 euro in 2025? Zo ja: waarom kiest u ervoor om te bezuinigen op mensen met een beperking die al te weinig geld hebben om van rond te komen?
Het kabinet neemt een definitief besluit over de jonggehandicaptenkorting tijdens de voorjaarsbesluitvorming. Dat doet het kabinet op basis van de ramingen uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB die halverwege maart beschikbaar komen. Er wordt dan gekeken naar het hele pakket lastenverlichting waar de jonggehandicaptenkorting ook onder valt. Het kabinet vindt het belangrijk dat er over de hele kabinetsperiode een evenwichtig en gemiddeld positief koopkrachtbeeld is voor alle groepen.
Realiseert u zich dat deze maatregel de ongelijkheid doet toenemen en dat jonggehandicapten er 1,4% op achteruitgaan en zo verder de armoede worden ingejaagd? Zo ja: is het vergroten van de armoede onder jonggehandicapten en het doen toenemen van ongelijkheid een doel van het beleid?
We verhogen het wettelijk minimumloon en laten de verhoging doorwerken in de sociale minimumuitkeringen zodat die uitkeringen mee omhoog gaan2. Dat is gunstig voor Wajongers, omdat de Wajong-uitkering ook omhoog gaat. Vanwege de bruto koppeling stijgt de Wajonguitkering harder dan andere uitkeringen, dus ook als de jonggehandicaptenkorting wordt aangepast, ligt de koopkrachtontwikkeling van Wajongers in lijn met die van andere groepen uitkeringsgerechtigden.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 wordt over het lastenverlichtingspakket door het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming besloten. Op dat moment is ook de CPB-raming beschikbaar zodat gekeken kan worden naar de koopkrachtraming voor de hele kabinetsperiode.
Anne Houtsma schrijft in haar blogs over haar ervaringen als Wajong-gerechtigde. Daarbij vertelt zij over de onzekerheid die met de Wet vereenvoudiging Wajong en ook met de wijziging van de jonggehandicaptenkorting gepaard gaat. Ik vind het zeer waardevol dat zij haar ervaringen deelt en het is cruciaal om bij het maken van beleid inzichten van ervaringsdeskundigen mee te nemen. Op die manier zorgen we ervoor dat er niet over hen maar met hen gepraat wordt. Ik heb mevrouw Houtsma daarom uitgenodigd om met het ministerie over haar ervaringen in gesprek te gaan.
Wat is uw reactie op de opinie van wajonger Anne Houtsma1 die aangeeft dat haar zelfstandigheid en financiële zelfredzaamheid in gevaar komt bij halvering van de jonggehandicaptenkorting?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid af te zien van de halvering van de jonggehandicaptenkorting?
Zie antwoord bij vraag 1.
Het EU herstelfonds |
|
Senna Maatoug (GL), Laurens Dassen (Volt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Het stiekeme Nederlandse selectieproces voor de EU-herstelmiljarden»?1
Ja.
Hoe leest u de constatering dat achter de schermen de afgelopen maanden al tot in detail door het vorige kabinet werd gewerkt aan de bestedingen van de RRF-gelden, terwijl de Kamer en decentrale overheden hierin niet werden betrokken?
Het is altijd duidelijk geweest dat er aan de formatietafel beslist zou worden over het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP), blijkens ook de naar u verzonden Kamerbrief van 27 november 2020. Begin vorig jaar heeft er een ambtelijke inventarisatie plaatsgevonden van de meest kansrijke reeds begrote en nieuwe maatregelen die voldoen aan de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF)- verordening. Het coalitieakkoord is helder over de kaders van het HVP: de middelen uit de HVF worden ingezet om reeds begrote uitgaven te financieren, al dan niet aangevuld met gefinancierde maatregelen uit het coalitieakkoord. Alle maatregelen zullen bovendien moeten voldoen aan de criteria in de HVF-verordening. Tijdens de totstandkoming van het coalitieakkoord is er ook breed geconsulteerd via de verschillende formatietafels, waaronder de medeoverheden.
Stemt u ermee in dat dit haaks staat op het Brusselse verzoek om een «brede consultatie» te houden? Omdat er in een van de gewobte documenten waar FTM naar verwijst wordt gezegd dat het om «de meest logische externe stakeholders» gaat, en dat die inputfase eerder ook een consultatie is genoemd, vragen wij u of u het ermee eens bent dat alleen «de meest logische externe stakeholders» zijn meegenomen in de door het kabinet genoemde «brede consultatie»? Mocht dit niet het geval zijn: hoe is het kabinet voornemens een gedegen consultatie te houden in 1 maand terwijl eerder (eind 2020) werd gesteld dat het tijdspad juist te krap was?
Het stond de departementen tijdens de ambtelijke inventarisatie vrij om contact te zoeken met belanghebbenden, hetgeen ook is gebeurd. Departementen hebben onder andere input ontvangen van diverse vakbonden, bedrijven, gemeenten, provincies, regio’s en kennisinstellingen. Dat betekent overigens niet dat andere belanghebbenden hun stem niet meer kunnen laten horen. Er wordt momenteel gewerkt aan een eerste conceptversie van het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan, die uw Kamer en het bredere publiek zullen ontvangen. Op basis van ontvangen inbreng wordt een tweede conceptversie opgesteld die wederom gedeeld zal worden met uw Kamer. Voorts is voorzien dit conceptplan aan bijvoorbeeld genderorganisaties en medeoverheden voor te leggen en om hen te vragen input te geven op welke wijze de reeds geselecteerde maatregelen in hun ogen het beste uitgevoerd zouden kunnen worden. Hiermee geef ik ook opvolging aan de moties van de leden Gündoğan en Van Dijk. Bovendien hebben belanghebbenden tijdens formatiegesprekken zoals gebruikelijk ook de mogelijkheid om input te leveren op de in het coalitieakkoord te verwerken hervormingen. Op deze manier hebben belanghebbenden dus zowel in het voortraject, als in het komende traject voldoende mogelijkheden tot het leveren van inbreng.
Wat is uw verklaring waarom de Kamer anderhalf jaar in ongewis is gebleven over de besteding van de beschikbare gelden voor Nederland?
Het besluit over de besteding van de beschikbare gelden is, conform de naar u verzonden Kamerbrief van 27 november 2020, genomen bij de totstandkoming van het coalitieakkoord. Uw Kamer is nauw betrokken geweest bij het formatieproces en heeft het coalitieakkoord aanvaard.
Wat vindt u van de door het vorige kabinet gekozen volgorde om eerst naar de Europese Commissie te communiceren aanspraak te willen maken op de gelden alvorens de Kamer, decentrale overheden en andere belanghebbenden hierbij te betrekken?
Een lidstaat kan volgens de HVF-verordening (artikelen 12 en 18) pas aanspraak maken op middelen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit bij de indiening van een HVP. In het proces dat leidt tot indiening van het definitieve plan zullen de Kamer, medeoverheden, en andere belanghebbenden meegenomen worden. Daarnaast zijn de Kamer, medeoverheden en andere belanghebbenden reeds meegenomen in het formatieproces. In het daaruit volgende coalitieakkoord zijn de afspraken vastgelegd die de basis vormen voor het HVP.
Voorts is het gebruikelijk dat Europese lidstaten conceptplannen informeel toetsen bij de Europese Commissie. Daarnaast is de HVF-verordening voor alle Europese lidstaten een nieuw proces, vandaar dat het logisch is om informeel en ambtelijk bij de experts van de Europese Commissie verdere toelichting te ontvangen over de uitvoering van de verordening. Gezien de omvang van de beschikbare middelen (miljarden) en de ernst van de crisis waar Nederland zich in de nasleep van de Covid-19 pandemie in bevond, vind ik het vanzelfsprekend dat in deze informele gesprekken kenbaar is gemaakt dat Nederland aanspraak wil maken op de HVF-gelden.
Kunt u een concreet overzicht geven van het tijdspad met betrekking tot de Nederlandse indiening van het RRP?
De tijdlijn voor het indienen van het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan ziet er als volgt uit: in het eerste kwartaal van 2022 zal het eerste conceptplan uitgewerkt en met uw Kamer gedeeld worden. Hierna start de formele dialoog met de Europese Commissie en de raadpleging van belanghebbenden. Vervolgens is het streven om een tweede, finale conceptversie van het plan in mei 2022 gereed te hebben. In juni 2022 zal ik het finale conceptplan aan uw Kamer presenteren. Uiterlijk 31 augustus 2022 zal Nederland het plan formeel indienen bij de Europese Commissie.
Vanaf het moment van indienen door Nederland heeft de Europese Commissie twee maanden om met een voorstel voor een uitvoeringsbesluit te komen, met daarin de goedkeuring van het plan, de mijlpalen en doelen, alsmede de daaraan gekoppelde bedragen. Hierna heeft de Raad een maand de tijd om het uitvoeringsbesluit goed te keuren. Vervolgens zal een overeenkomst tussen de Commissie en Nederland worden opgesteld, waarmee de middelen formeel worden gecommitteerd. Ten slotte is op 31 december 2022 de deadline voor de Europese Commissie om 70% van alle middelen te hebben gecommitteerd aan de lidstaten.
Kunt u op basis van aanvullende stukken inzicht geven in de interdepartementale stukken ter afstemming en besluitvorming aangaande de besteding? Kunt u een concreet overzicht geven van de huidige stand van zaken met betrekking tot de Nederlandse indiening van het RRP? Wordt het aangaan van nieuwe investeringen als uitgangspunt van de besteding van de gelden genomen, in lijn met de geest van het herstelfonds? Wanneer is het kabinet voornemens de Kamer bij de plannen voor de bestedingen te betrekken?
In het kader van het door u aangehaalde Wob-verzoek zijn de stukken over interdepartementale afstemming aangaande de besteding openbaar gemaakt en terug te vinden via de website van rijksoverheid.nl.2 Het kabinet heeft ervoor gekozen om reeds begrote uitgaven te financieren, al dan niet aangevuld met financieel gedekte maatregelen uit het coalitieakkoord, in het HVP op te nemen. Uw Kamer zal in het eerste kwartaal van 2022 de eerste conceptversie van het HVP ontvangen. Om hier zorgvuldig en gericht invulling aan te kunnen geven is op 1 februari 2022 binnen het Ministerie van Financiën een programmadirectie van start gegaan die de indiening van het Nederlandse HVP zal gaan coördineren. In die rol is deze HVP-directie o.a. verantwoordelijk voor de kwaliteit- en volledigheidschecks op basis van de HVF verordening, en het voeren van de dialoog met de Europese Commissie. Omdat de kennis en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de maatregelen die uiteindelijk in het Nederlandse HVP opgenomen zullen worden primair bij de departementen ligt, hebben zij ook een cruciale rol bij het voorbereiden, invullen en implementeren van het HVP. Zie vraag 6 voor een toelichting op het verdere proces.
Welke hervormingen is het kabinet voornemens door te voeren om in aanmerking te komen voor de gelden? Wanneer is het kabinet voornemens de Kamer bij de plannen voor de hervormingen te betrekken? Kunt u op basis van aanvullende stukken inzicht geven in de interdepartementale stukken ter afstemming en besluitvorming aangaande de hervormingsplannen? Zo niet, waarom niet?
De hervormingen in het HVP zullen gebaseerd zijn op hervormingen die in gang zijn gezet sinds 1 februari 2020, alsook de hervormingen die in het coalitieakkoord genoemd worden en waar mogelijk samenhang vertonen met de investeringen in het HVP. Zoals vereist in de HVF-verordening zullen de hervormingen ook ingaan op een substantieel deel van de landenspecifieke aanbevelingen die de Europese Commissie heeft opgesteld. Deze aanbevelingen zijn ook meegenomen in het coalitieakkoord. Zie verder het antwoord op vraag 6 en 7.
Kunt u specifiek uitwijden over de concrete punten waar de besluitvorming aangaande de besteding als ook de hervormingen nog niet volledig is afgerond en wat daar de pijnpunten zijn, zoals blijkt uit de WOB-stukken aangehaald in het FTM-artikel?
In het coalitieakkoord is afgesproken dat de HVF-financiering wordt gebruikt voor reeds in de begroting gedekte maatregelen. De verdere besluitvorming over de investeringen en hervormingen in het HVP vindt plaats conform het tijdpad in het antwoord op vraag 6. Dat betekent dat de definitieve besluitvorming volgens de huidige planning zal plaatsvinden in de zomer van 2022.
De groslijst met mogelijk in aanmerking komende projecten voor de besteding van de gelden is op 1 november 2021 met de Kamer gedeeld terwijl deze lijst niet is afgestemd met lagere overheden of de Kamer, ondanks het verzoek van de Europese Commissie om een «brede consultatie» te voeren: wat vindt u van deze constatering? Wat vindt u van de keuze om deze gang van zaken te bestempelen als «een krap tijdspad», zoals ook weergegeven in het FTM-artikel?
De HVF-verordening (artikel 15) schrijft voor dat elk HVP een samenvatting van het consultatieproces moet bevatten dat past binnen de nationale juridische kaders. Lidstaten hebben dan ook op verschillende wijze invulling gegeven aan het consultatieproces. De juridische kaders voor het Nederlandse HVP zijn tijdens de formatie vastgesteld en in het Coalitieakkoord opgenomen. Tijdens de formatie zijn medeoverheden en de Kamer breed geconsulteerd, en uiteindelijk is besloten om het Nederlandse HVP te vullen met bestaande en gefinancierde maatregelen en eventueel financieel gedekte maatregelen uit het Coalitieakkoord. De groslijst die op 1 november met de Kamer is gedeeld is het resultaat van een ambtelijke verkenning, maar staat niet gelijk aan een concept-HVP. Zoals eerder aangegeven is de ambtelijke inventarisatie opgesteld in samenwerking met alle departementen. Het stond de departementen tijdens de ambtelijke inventarisatie vrij om contact te zoeken met belanghebbenden, hetgeen ook is gebeurd. De Kamer en de medeoverheden worden geraadpleegd tijdens het verdere proces. Destijds werd uitgegaan van een vlot formatieproces, waardoor het tijdspad krap geacht werd. Er werd gekozen om de besluitvorming over het HVP aan het nieuwe kabinet over te laten en dit onderdeel te maken van het coalitieakkoord. Het coalitieakkoord is tot stand gekomen middels brede consultatie. Zie verder het antwoord op vraag 2, 3 en 6.
Wat vindt u van de gekozen volgorde door het vorige kabinet dat plannen opgesteld door de ambtenarij eerst informeel werden getoetst bij de Europese Commissie, vervolgens op de formatietafel belandden alvorens de Kamer hierbij betrokken werd? Denkt u dat met deze volgorde de officiële procedure is omzeild? Kunt u dit toelichten?
Het is gebruikelijk dat Europese lidstaten conceptplannen informeel toetsen bij de Europese Commissie. De HVF-verordening is voor alle Europese lidstaten een nieuw proces, vandaar dat informeel en ambtelijk bij de experts van de Europese Commissie getoetst is of bepaalde zaken voldoen aan de eisen van de verordening. Er is hiermee geen officiële procedure omzeild. De officiële procedure met de Europese Commissie gaat van start op het moment dat wij het plan indienen bij de Commissie, cf. preambule lid 38 van de HVF-verordening.
Hoe leest u de constatering uit het FTM-artikel dat «informeel» werd gesproken met ambtenaren op de permanente vertegenwoordiging in Brussel om zo de officiële procedure te kunnen omzeilen? Denkt u dat met deze volgorde de officiële procedure is omzeild? Kunt u dit toelichten?
Er is geen officiële procedure omzeild. Zie verder het antwoord op vraag 11.
Klopt het dat gesprekken met de Commissie voor indiening van plannen inderdaad onderdeel zijn van het beoordelingsproces voor de RRP-plannen, zoals geconstateerd in het artikel van FTM?
Gesprekken met de Europese Commissie zijn nodig vanwege de technische en specifieke eisen van de HVF verordening. De gesprekken vormen echter geen onderdeel van het beoordelingsproces, maar worden ingezet ter voorziening van benodigde informatie ten aanzien van de HVF-verordening. De Commissie velt in deze gesprekken dan ook geen oordeel over de samenhang van het plan, maar geeft slechts toelichting bij de technische vereisten. Dit blijkt ook uit de openbaargemaakte stukken d.d. 1 november 2021.
Wat is uw lezing van de constatering dat uw voorganger Minister Hoekstra in het najaar van 2021 aangaf dat er eerst een plan moet liggen alvorens externen geconsulteerd kunnen worden, terwijl uit het artikel van FTM blijkt dat bepaalde partijen wel degelijk in een vroeg stadium betrokken werden, zoals VNO-NCW?
Ik deel zijn mening dat er eerst een plan moet liggen alvorens externen geconsulteerd kunnen worden over de inhoud van dit plan. Ten aanzien van de gesprekken in de totstandkoming van de ambtelijke groslijst stond het de departementen vrij om in gesprek te gaan met belanghebbenden. Daarnaast is er in de totstandkoming van het coalitieakkoord breed geconsulteerd. Voorts komen er twee conceptversies, waardoor belanghebbenden nog steeds in de gelegenheid zullen zijn hun stem te laten horen.
Kan de Minister de correspondentie tussen Den Haag en Brussel alsnog doen toekomen aan de Kamer, nog voor het voorjaarsreces? Kan de Minister een overzicht geven van de inhoud van de gesprekken die Nederland heeft gevoerd met de Commissie, al dan niet in een besloten briefing?
Het is helaas niet haalbaar deze informatie te leveren binnen de gevraagde termijn. Op dit moment wordt in het kader van het door u aangehaalde Wob-verzoek door verschillende departementen gewerkt aan het inventariseren en openbaar maken van documenten die betrekking hebben op contacten met belanghebbenden, waaronder met de Europese Commissie. Voorafgaand aan openbaarmaking worden de verschillende belanghebbenden, waaronder de Europese Commissie, om zienswijzen gevraagd. Indien de Europese Commissie gemotiveerd aangeeft dat de uitgewisselde stukken niet openbaar kunnen worden gemaakt, dan wordt die zienswijze in principe gevolgd. Ik zal de andere departementen verzoeken zo spoedig mogelijk de documenten met uw Kamer te delen (en in ieder geval uiterlijk op het moment dat deze documenten in het kader van het lopende Wob-verzoek openbaargemaakt worden).
Hoe definieert u «de meest logische externe stakeholders»? Op basis van welke criteria bestempelde en bestempelt het kabinet betrokkenheid van stakeholders als «logisch»?
Het is niet aan mij om dit te definiëren, aangezien dit de verantwoordelijkheid is van de betreffende vakdepartementen.
Kunt u een reconstructie maken van de wijze waarop de input van stakeholders als «inspiratie» gebruikt voor het formuleren van de maatregelen die zijn ingediend bij de Europese Commissie, op basis van gespreksverslagen of andere documentatie en deze op korte termijn (binnen 2 weken) aan de Kamer te doen toekomen?
Zie het antwoord op vraag 15.
Welke landen-specifieke aanbevelingen is Nederland voornemens door te voeren en welke aanbevelingen is het kabinet voornemens aan de kant te schuiven? Kunt u toelichten op basis waarvan deze keuzes zijn gemaakt en hoe dit keuzeproces is verlopen?
Op dit moment kan ik hier nog geen antwoord op geven. De voorgestelde keuze van het kabinet ten aanzien van de landenspecifieke aanbevelingen zal blijken uit de eerste conceptversie van het HVP die ook met uw Kamer gedeeld zal worden. Overigens geldt dat veel landenspecifieke aanbevelingen ook zijn meegenomen in de voorgenomen hervormingen in het coalitieakkoord.
Hoe bent u voornemens om te springen met het resterende proces aangaande het indienen van het nationale plan om aanspraak te maken op de RRF-gelden?
Momenteel is mijn ministerie in dialoog met de andere ministeries over de invulling van het eerste concept-HVP. Na het bereiken van ambtelijke en politieke overeenstemming over het eerste conceptplan, zal ik deze conceptversie met uw Kamer delen. Daarop kunnen ook belanghebbenden input leveren op dit conceptplan. Zie verder het antwoord op vraag 6.
In het regeerakkoord van het kabinet leest de Volt-fractie slechts over de besteding van de RRF-gelden: «de middelen uit het Europees herstelfonds ter financiering van de plannen uit onder meer dit coalitieakkoord». Welke plannen uit het coalitieakkoord is het kabinet voornemens aan de RRF-gelden te besteden?
Op dit moment kan ik hier nog geen antwoord op geven. Wel is duidelijk dat reeds begrote en bestaande maatregelen en het coalitieakkoord leidend zijn in de keuzes die gemaakt worden. Op welke wijze deze maatregelen kunnen worden opgenomen in een Nederlands HVP hangt af van de mate waarin deze maatregelen in overeenstemming zijn met de HVF-verordening. De keuze van het kabinet ten aanzien van de plannen uit het coalitieakkoord zal terug te zien zijn in de eerste conceptversie van het HVP die ter raadpleging ook met uw Kamer gedeeld zal worden.
Kunt u zicht bieden op de reactie van de Europese Commissie op de plannen, zoals die tot nu toe gecommuniceerd zijn in overleg met de Commissie?
Zie het antwoord op vraag 15.
Wat is uw verwachting ten aanzien van de beoordeling van de plannen van het kabinet door de Europese Commissie? Zal zij de plannen goedkeuren?
Ik kan niet spreken voor de Europese Commissie. Dit kabinet hecht veel belang aan een stevig en ambitieus HVP. Door in te zetten op structurele hervormingen en investeringen die aansluiten bij de landspecifieke aanbevelingen en de groene en digitale transities, kan naar verwachting gebruik gemaakt worden van de Europese middelen uit de HVF. Een ambitieus plan draagt bij aan een positieve beoordeling van de Commissie.
Kunt u het krappe tijdspad richting mei 2022 voor opstelling van het tweede conceptplan en presentatie van het finale conceptplan aan de Kamer in juni 2022 schetsen?
Zie het antwoord op vraag 6.
In hoeverre zijn de groslijsten bepalend voor de uitvoering van het Nederlandse RRP?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe definieert u «een briljant idee» wat eventueel nog aan de reeds bestaande groslijst kan worden toegevoegd? Kan de Minister een indicatie geven van de reeele kans dat zo’n «briljant idee» inderdaad aanspraak zal kunnen maken op het RRP?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe en wanneer bent u voornemens decentrale overheden en externe partijen te betrekken bij de totstandkoming van de plannen, conform motie Dassen d.d. 4 november 2021, nummer 35925-XIII-51?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 6.
Hoe en wanneer bent u voornemens decentrale overheden en externe partijen te betrekken bij de uitwerking van de plannen?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 6.
Hoe gaat u garanderen dat hier genoeg ruimte en tijd voor is terwijl het vorige kabinet zelf heeft gezegd niet eerst een consultatie te doen omdat een tijdspad dat toen nog ruimer was dan het tijdspad van aankomend voorjaar, al te krap was?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 6.
Hoe bent u voornemens uit te reiken naar die externe partijen en decentrale overheden die hun weg in Den Haag minder makkelijk of niet weten te vinden?
Zie het antwoord op de vragen 2, 3 en 6.
Witwaspraktijken bij de landsadvocaat. |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de roep van een expert om Pels Rijcken te vervolgen voor witwassen? Wat vindt u van de bevindingen dat met gestolen geld rekeningen van Pels Rijcken zijn betaald?1
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. Aangezien het strafrechtelijk onderzoek nog lopende is, kan ik in het belang van het onderzoek geen inhoudelijke uitspraken hierover doen.
Kunt u een laatste stand van zaken geven omtrent de onderzoeken die nu nog lopen naar het handelen van notaris Oranje en het kantoor van de landsadvocaat?
Het strafrechtelijk onderzoek naar het handelen van de voormalig notaris is nog in volle gang. Daarbij geldt – net als bij ieder ander onderzoek – dat het OM ook kijkt naar de mogelijke betrokkenheid van andere (rechts-)personen. Verdere informatie over het strafrechtelijk onderzoek kan op dit moment in het belang van het lopende onderzoek niet gegeven worden. Ik wijs er bovendien op – zoals door mijn ambtsvoorganger gemeld aan uw Kamer op 13 augustus 20212 en 19 november 20213 – dat zowel door de Deken van de Haagse Orde van Advocaten als door Bureau Financieel Toezicht onderzoek is gedaan en dat deze toezichthouders de maatregelen hebben getroffen die zij noodzakelijk achtten.
Hoe staat het met het voornemen, zoals uitgesproken door uw voorganger tijdens het tweeminutendebat Juridische beroepen op 16 december 2022, om te komen met een commissie van experts die zou gaan kijken hoe de juridische advisering bij geschillen aan de Staat, en ook andere overheden, in de toekomst vorm moet krijgen? Is deze commissie al aangesteld? Wanneer worden de conclusies en de beleidsreactie verwacht?
De opdracht van deze commissie heeft mijn ambtsvoorganger bij brief van 19 november 2021 aan uw Kamer gestuurd.4 Het kabinet verwacht uw Kamer binnen afzienbare termijn over het instellingsbesluit en de samenstelling van de commissie te kunnen informeren.
Zou Pels Rijcken door een Bibob-toets komen als zij daar nu aan onderworpen zou worden, gezien de betrokkenheid van het kantoor bij de witwaspraktijken van notaris Oranje? Zo nee, waarom gaat de Staat dan vooralsnog nog steeds door het met afnemen van diensten van dit kantoor?
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer bij brief van 19 november 2021 bericht een onderzoekscommissie in te stellen om advies uit te brengen over zowel de mogelijke positionering en vormgeving als de inhoudelijke reikwijdte van de advocatuurlijke dienstverlening aan de rijksoverheid. U verwijst in vraag 3 naar deze toezegging. Deze commissie wordt ook gevraagd zich uit te laten over de vraag welke eisen de Staat zou moeten stellen aan een advocatuurlijke dienstverlener vanwege diens bijzondere positie. Of het aangewezen is voor een eventuele opdrachtverlening een Bibob-toets uit te voeren, kan door de commissie worden betrokken in haar onderzoek. Ik zie nu geen aanleiding hierop vooruit te lopen. Daarbij is van belang dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake was van betrokkenheid bij de fraude van de andere notarissen of van advocaten van het kantoor van de Landsadvocaat.
Snapt u dat het gek is dat een bedrijf als ING in 2018 voor 775 miljoen euro strafvervolging afkocht wegens nalatigheden bij voorkomen van witwassen, maar dat Pels Rijcken tot nog toe geen enkele sanctie is opgelegd, terwijl in het geval van Pels Rijcken toch ook beargumenteerd kan worden dat tekort is geschoten in de controle? Zo nee, waarom niet?
In het strafrechtelijk onderzoek naar ING Bank heeft het OM onderzoek gedaan naar jarenlange en structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Na afronding van het onderzoek heeft het OM toen besloten dat het afdoen van de strafzaak met een transactie ex art. 74 Wetboek van Strafrecht ter grootte van 775 miljoen euro – gelet op alle omstandigheden van het geval5 – een passende afdoening was. Die transactie is door ING Bank betaald en daarmee is het betreffende strafrechtelijk onderzoek naar ING Bank geëindigd.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is het strafrechtelijk onderzoek naar het handelen van de voormalig notaris en mogelijke andere verdachten nog in volle gang. Pas op het moment dat het onderzoek is afgerond en alle feiten en omstandigheden van het geval bekend zijn geworden, zal ten aanzien van eventuele verdachten een vervolgbeslissing worden genomen.