Het aantal evacuaties vanuit de ambassade in Kaboel |
|
Jasper van Dijk , Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van de mail van 12 augustus 20.17 uur waarin staat: «Ons team is dringend verzocht uitvoering te geven aan een besluit van het BWO om de lijst van hardheidsclausule gevallen terug te brengen van 60 naar 3. Waarop dit getal is gebaseerd is niet duidelijk. De post moet die keuze maken en vandaag voorleggen aan de ambtelijke leiding»?1
Ja.
Herinnert u zich dat meerdere Ministers in het plenaire debat over de evacuatie uit Afghanistan ontkenden dat er sprake was van het cijfer 3 in het bewindspersonenoverleg?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het debat van 15 september jl. een toelichting gegeven op de gesprekken die hierover in het bewindsliedenoverleg van 11 augustus plaatsvonden. Daarbij heeft zij aangegeven: «Er is in de ministerraad gekeken en er is overleg geweest, om af te ronden dat het lokale personeel met een kerngezin kon komen. Er is een discussie geweest over de vraag hoeveel anderen konden meekomen. Er zijn op ambtelijk niveau gesprekken geweest met de IND over de vraag of de IND kon kijken wie vanuit de 60 personen ook afhankelijk inwonend waren. Gelijke monniken, gelijke kappen: kan het precies hetzelfde zijn als bij de tolkenregeling?» Ook heeft zij aangegeven dat in de terugkoppeling aan de ambassade «niet [is] gesteld: het moeten er drie worden» en dat zij «... weet ... dat niet de instructie is gegeven: «het moeten slechts drie mensen zijn».» Zoals aangegeven, is het getal drie in de terugkoppeling uiteindelijk gebruikt ter illustratie om een orde van grootte aan te geven.
De Minister-President heeft in het debat van 15 september aangegeven dat op 11 augustus «is ... afgesproken dat we vasthouden aan het besprokene dat ook in de ministerraad van 9 juli aan de orde was over lokale medewerkers en hun kerngezin en ... dat wordt gekeken naar enkele uitzonderingen op humanitaire gronden voor andere familieleden, vergelijkbaar met wat ook bij de tolken gebeurt» en «[of we] dat cijfer kunnen terugvinden in de verslagen van de bwo's en de ministerraden. Dat is niet zo.».
Kunt u aangeven of in de verslagen van de bewindspersonen ergens sprake is van (ongeveer) 3 mensen, die – ook al behoren zij niet tot het kerngezin – geëvacueerd kunnen worden? Kunt u de precieze zinnen die in de verslagen van de bewindspersonenoverleggen tussen 10 en 12 augustus die aan die selectie refereren, openbaar maken?
In het verslag van het bewindsliedenoverleg van 11 augustus 2021 worden geen aantallen genoemd. Het getal van (ongeveer) drie komt niet in de verslagen voor. In het verslag worden de woorden «zeer restrictief» gebruikt, analoog aan de tolkenregeling voor wat betreft familieleden buiten het kerngezin.
Klopt het dat er geen enkele regeling is die de verslagen van bewindspersonenoverleggen (staats)geheim maakt? Kunt u dit heel precies toelichten?
Ministers leggen verantwoording af voor de besluiten die zij nemen, het kabinet legt verantwoording af voor het gevoerde beleid. Uit artikel 45, derde lid, van de Grondwet volgt dat de ministerraad de eenheid van het kabinetsbeleid bevordert. Het openbaar maken van de opvattingen van ministers, kan de eenheid van het kabinetsbeleid in gevaar brengen. Aantasting van de eenheid van het kabinetsbeleid is daarom in het algemeen in strijd met het belang van de staat. Om deze reden wordt informatie over de opvattingen binnen het kabinet niet openbaar, zoals bijvoorbeeld verslagen van de (Rijks)ministerraad en voorbereiding voor onderraden, andere overleggen van bewindslieden en ambtelijke voorportalen. De besluiten die ten tijde van de Afghanistancrisis door de individuele bewindspersonen zijn genomen, al dan niet in overleg met een of meer collega’s, zijn de Tweede Kamer gemeld in Kamerbrieven en het feitenrelaas.
Kunt u de verslagen van de bewindspersonenoverleggen over Afghanistan die tussen 10 en 12 augustus gehouden zijn aan de Kamer sturen?
Nee. Zie het antwoord op vraag 4.
Indien u de verslagen niet wilt sturen, kunt u dan aangeven welk belang van de staat (onder artikel 68 van de Grondwet) gediend is met het niet verstrekken van deze verslagen?
Zie het antwoord op vraag 4.
In antwoord op Kamervragen schrijft de Minister van Buitenlandse Zaken dat het getal van 3 wel genoemd is in de uitwisseling; kan de Minister van Buitenlandse Zaken aangeven in welke uitwisseling dit getal van 3 genoemd is? Was dat een vergadering, een telefoongesprek, wanneer vond het plaats en wie waren de deelnemers?2
Zoals uiteengezet in de antwoorden op de eerdere Kamervragen van het lid Van Dijk, zijn de conclusies van het bewindsliedenoverleg telefonisch overgebracht aan de Nederlandse ambassadeur. Om de conclusie van het bewindsliedenoverleg te illustreren dat «zeer restrictief» met uitzonderingen bovenop de kerngezinsleden moest worden omgegaan, is in de loop van dat telefoongesprek het getal drie als orde van grootte genoemd, zonder dat dat als een absoluut aantal is bedoeld.
Herinnert u zich dat de indieners van deze vragen vroegen om alle vragen ten minste 72 uur voor het debat over Afghanistan te beantwoorden? Waarom lukt dat niet?
Het kabinet zet zich maximaal in om alle Kamervragen binnen de reguliere termijn van drie weken te beantwoorden. Naast de continue inzet die wordt gepleegd om alle mensen die nog in aanmerking komen voor overkomst naar Nederland uit Afghanistan in veiligheid te brengen. Het kabinet hecht eraan te wijzen op de bijzonder grote werklast die dit met zich meebrengt.
Kunt u deze vragen voor woensdag 13 oktober 12.30 uur en een voor een beantwoorden?
Nee, we hebben ons best gedaan maar het is helaas net niet gelukt.
Slachtoffers van oplichting en het verhaal van de schade na civiele vonnissen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het verhaal van Chedwa Polak, van wie de erfenis van haar moeder is afgenomen door een oplichter, maar die zelfs nadat ze in het gelijk is gesteld door een civiele rechter feitelijk niets kan ondernemen richting haar oplichter?1
Ja
Erkent u dat het vaker voorkomt dat mensen die civiel in het gelijk zijn gesteld, door een werkwijze die moeilijk anders dan oplichting kan worden genoemd, zich machteloos voelen tegenover de oplichter die zich voordoet als «kale kip» waar niet van te plukken valt?
Naar de ervaringen van mensen die via een civiele procedure getracht hebben hun schade vergoed te krijgen is in het verleden vaker onderzoek gedaan. Zo heeft het WODC in opdracht van JenV verschillende onderzoeken naar schadeverhaal voor slachtoffers van strafbare feiten uitgevoerd, waarbij onder andere is gekeken naar ervaringen van slachtoffers met het verhalen van schade via een civiele procedure.2 Eén van de geconstateerde knelpunten voor slachtoffers om hun schade te verhalen via deze weg is het uitblijven van betaling van de schadevergoeding door de veroordeelde partij, omdat toewijzing van de vordering niet garandeert dat de dader ook kan betalen. Ook in het recente advies van de Commissie Donner «Op verhaal komen, naar een afgewogen, consistent en betaalbaar stelsel voor compensatie van slachtoffers van een strafbaar feit»3 staat dat het civiel proces niet altijd uitkomst biedt wanneer de dader geen of onvoldoende financiële middelen heeft. Op dit moment wordt met de ketenpartners in voorbereidende zin gesproken over de verschillende voorstellen in het advies.4
Snapt u het ongenoegen bij slachtoffers dat de overheid eigenlijk niets voor ze kan betekenen in dergelijke situaties en dat ze er alleen voor staan?
Ja, ik begrijp dat er ongenoegen is bij gedupeerden als een partij die tot het betalen van een bedrag is veroordeeld, niet betaalt.
Erkent u dat de overheid beter in staat zou zijn dan de slachtoffers zelf om inzage te krijgen in de werkelijke vermogenspositie en de verhaalsmogelijkheden bij de mensen die geld verschuldigd zijn en tevens het onderscheid kunnen maken tussen «niet kunnen» of «niet willen» betalen, zoals ook het CJIB bijvoorbeeld doet bij bedragen die verschuldigd zijn op strafrechtelijke titel?
Voor de executie van een civielrechtelijk vonnis kan de eisende partij – indien de veroordeelde partij niet vrijwillig betaalt – een gerechtsdeurwaarder inschakelen. Bij de executie van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar. In die hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder bevoegdheden om ten behoeve van de eisende partij een vonnis gedwongen ten uitvoer te kunnen leggen. De gerechtsdeurwaarder kan beslag leggen op inkomsten en/of vermogen. Voordat een gerechtsdeurwaarder dat doet, zal hij in het kader van de uitoefening van de ambtshandeling inventariseren welke verhaalsmogelijkheden de veroordeelde partij biedt. Hierbij baseert hij zich op gegevens van bijvoorbeeld het UWV of van banken. Ook zal hij het Digitaal Beslagregister (DBR) raadplegen of er niet al andere beslagen zijn gelegd. Indien er beslag is gelegd, is de tot betaling veroordeelde partij verplicht om zijn bronnen van inkomsten op te geven. Daarnaast is de deurwaarder bevoegd aan iedereen van wie hij vermoedt dat deze aan de veroordeelde partij periodieke betalingen verricht, zoals loon of uitkering, te vragen of dat zo is. De bevraagden zijn verplicht hierop schriftelijk te antwoorden. De deurwaarder kan tenslotte aan een bank vragen of deze geldmiddelen van de veroordeelde partij onder zich heeft. De deurwaarder heeft naar mijn mening voldoende mogelijkheden om inzage te krijgen in de werkelijke vermogenspositie en om te beoordelen of er sprake is van niet kunnen of niet willen betalen.
In de televisiereportage waarop de vragensteller zich baseert komt naar voren dat de veroordeelde partij eigendommen zou hebben in Spanje. Een civielrechtelijk vonnis van een Nederlandse rechter is rechtstreeks uitvoerbaar in elke andere lidstaat van de EU op grond van de Verordening Brussel I Bis (1215/2012). Deze uitspraak kan in Spanje ten uitvoer worden gelegd, ook zonder medewerking van de partij die moet betalen, bijvoorbeeld door een beslag op bankrekeningen of op onroerende zaken van die partij. Het Europese E-Justice Portaal bevat informatie over hoe dit in Spanje in zijn werk gaat (Europees e-justitieportaal – Hoe kan ik de naleving van een uitspraak afdwingen? (europa.eu)).5
Bent u bereid te bezien of de overheid in dergelijke situaties slachtoffers kan helpen met het verhaal van de schade na civielrechtelijke vonnissen, of bijvoorbeeld een deel van het schadebedrag voor kan schieten aan slachtoffers en de vordering (deels) over kan nemen omdat de overheid beter in staat kan worden geacht te innen bij de betalingsplichtige dan het benadeelde individu? Zo niet, waarom niet?
Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding voor de overheid om hierin een rol te vervullen.
Bij een civiele procedure, zoals in voornoemde casus, gaat het niet om publiekrechtelijke straffen of maatregelen en is er dan ook geen rol voor de overheid. Het ligt daarom niet in de rede dat de overheid helpt om schadevergoeding te innen die in een civiele procedure is toegewezen en evenmin om in dat kader voorschotten te verstrekken. Ik verwijs tevens naar het advies van de Commissie Donner, waarin de Commissie concludeert dat de inning door het CJIB in strafzaken geen ongerechtvaardigde bevoordeling is van deze groep slachtoffers ten opzichte van de slachtoffers die een schadevergoeding via het civiele proces trachten te verkrijgen en daar geen vergelijkbare voordelen genieten. Ook de Commissie Donner stelt in dat verband dat de schadevergoedingsmaatregel bij het strafproces hoort en dat deze als onderdeel van de gehele sanctie moet worden begrepen. In een civiele procedure worden civielrechtelijke vorderingen tussen partijen toegewezen.6
Dat de schadeveroorzaker niet of niet voldoende in staat is om de schade te vergoeden, rechtvaardigt evenmin dat de overheid een rol moet spelen in het verhalen van de schade op basis van een civiel vonnis. Bij de executie van civiele vonnissen handelt de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar. In die hoedanigheid heeft de gerechtsdeurwaarder naar mijn oordeel voldoende bevoegdheden om ten behoeve van de eisende partij een vonnis gedwongen ten uitvoer te kunnen leggen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Wat kunt u betekenen voor dergelijke slachtoffers? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?
Ik zie geen grondslag voor de overheid om een rol te vervullen in het verhaal van een vordering die is toegekend in een civiel vonnis.
Het nieuwsartikel ‘Raad van Europa: Nederlandse rechter normaliseert discriminatie door marechaussee’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven of u bekend bent met de onderstaande artikelen?
Ja, ik ben bekend met de betreffende artikelen.
Klopt het dat u een brief heeft ontvangen van de Raad van Europa waarin de Raad van Europa aangeeft ernstig bezorgd te zijn over etnisch profileren door de Marechaussee? Kunt u een toelichting geven?
Het klopt dat Momodou Malcolm Jallow, de General Rapporteur on Combatting Racism and Intolerance van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, op 5 oktober jl. een brief heeft gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rapporteur vraagt aandacht van het kabinet inzake de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2021 over de wijze waarop de Koninklijke Marechaussee (KMar) Mobiel Toezicht Veiligheid-controles uitvoert. Op 8 november 2021 heeft de Minister van BZK uw Kamer geïnformeerd over het juridische toetsingskader dat het College voor de rechten van de mens opstelt ten aanzien van het gebruik van etniciteit in risicoprofielen. Zij zal u na het verschijnen daarvan begin december informeren over dit kader en dit vergezellen van een standpunt van het kabinet met betrekking tot etnisch profileren. Hierin worden ook de gedane toezegging van de Minister van JenV uit het 30-ledendebat over etnisch profileren van 9 september 20214, de brief van de rapporteur van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa inzake de bestrijding van racisme en intolerantie en nog openstaande moties5 op dit onderwerp meegenomen.
Kunt u aangeven op welke wijze bij de Koninklijke Marechaussee aandacht wordt besteed aan het voorkomen van (on)bewuste vooroordelen en etnisch profileren? Kunt u een toelichting geven?
De Koninklijke Marechaussee is een integere organisatie die op een professionele wijze selecteert, controleert, bejegent en reflecteert. Het is daarom belangrijk dat controles op zorgvuldige wijze worden uitgevoerd waarbij voorop staat dat de controle altijd uitgelegd kan worden aan de gecontroleerde persoon. De KMar zet in op het borgen en ontwikkelen van een professionele wijze van controleren en heeft hiervoor een handelingskader opgesteld dat in begin september van dit jaar nog is geactualiseerd.
Dit handelingskader heeft tot doel om elke controle te voorzien van een informatieopdracht die uitlegbaar is. Daarnaast wordt ingezet op bewustwording in de operatie, met name op het gebied van bejegening en predictive profiling (herkenning normafwijkend gedrag). Conform de in het handelingskader beschreven systematiek wordt etniciteit niet afzonderlijk gebruikt als enkele indicator bij de uitvoering van MTV-controles.
Kunt u aangeven of er bij de opleidingen en trainingen bij de Koninklijke Marechaussee aandacht wordt besteed aan het voorkomen van etnisch profileren, en aan de juiste wijze van professioneel controleren, bij het selecteren van reizigers voor extra controle? Kunt u een toelichting geven?
Non-discriminatoir handelen is het uitgangspunt bij alle uitvoeringshandelingen van de KMar. In opleidingen, trainingen en dagelijkse briefings wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast zijn informatie en e-learning modules beschikbaar via de (mobiele) digitale werkplek en worden marechaussees getraind om elkaar aan te spreken op onjuist gedrag. Het voorkomen van etnisch profileren is van belang voor het legitiem optreden van de KMar en het maatschappelijk vertrouwen in het effectief optreden van de KMar. De KMar beschikt tevens over een toegankelijke en transparante klachtenprocedure waarin de onafhankelijke beoordeling van een klacht is geborgd.
Kunt u zich voorstellen dat het feit dat de Marechaussee etnische kenmerken en huidskleur mag meewegen bij het selecteren van reizigers voor extra controle, als discriminatoir ervaren wordt door mensen van kleur? Kunt u een toelichting geven?
Het is zeer begrijpelijk dat reizigers het zeer onaangenaam vinden als zij uit de groep reizigers geselecteerd worden voor een controle en daarbij vermoeden dat hun huidskleur doorslaggevend is geweest. Het is daarom belangrijk dat controles zorgvuldig worden uitgevoerd waarbij altijd kan worden uitgelegd waarom een controle heeft plaatsgevonden. Desondanks kan het voorkomen dat een persoon zich onheus bejegend voelt door de KMar. Dan kan een klacht worden ingediend. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Een klacht wordt binnen de KMar conform de Klachtenregeling Politietaken Koninklijke Marechaussee afgehandeld. Indien een persoon uiteindelijk ontevreden blijft over de afhandeling van de klacht, kan er contact opgenomen worden met de Nationale ombudsman.
Bent u bereid om de brief van de Raad van Europa te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Ja, de brief van de rapporteur doe ik u als bijlage bij deze beantwoording toekomen.
Bent u tevens bereid om op korte termijn een inhoudelijke reactie te sturen aan de Raad van Europa en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Er zal een reactie worden opgesteld naar aanleiding van de brief van de rapporteur. Ik zal uw Kamer een afschrift doen toekomen van deze reactie.
Kunt u reageren op het feit dat Momodou Malcolm Jallow, rapporteur van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, in zijn brief aan u niet alleen schrijft dat de recente uitspraak aantoont dat etnisch profileren nog steeds gebeurt in Nederland, maar ook dat deze laat zien dat het rechtssysteem het ondersteunt en rechtvaardigt? Kunt u een toelichting geven?
In het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit in risicoprofielen zal op de brief van de heer Momodou Malcolm Jallow nader worden ingegaan. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de rechtszaak die aanleiding gaf tot de kritiek van de rapporteur van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa expliciet ziet op het Mobiel Toezicht Veiligheidscontroles (MTV). Een ruimere reikwijdte heeft het vonnis van de rechtbank niet. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat er in het kader van het MTV geen sprake is van etnisch profileren. Tegen deze uitspraak is hoger beroep aangekondigd.
Bent u het met mij en de rapporteur van de Raad van Europa eens dat de recente uitspraak problematisch is, aangezien een duidelijke uiting van discriminatie op grond van etniciteit en/of huidskleur genormaliseerd wordt? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het kabinet pal achter het discriminatieverbod staat en actief uitdraagt dat alle mensen in alle gevallen gelijk worden behandeld. Een verschil in behandeling levert discriminatie op als daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is. Die rechtvaardiging is er niet wanneer met het onderscheid geen legitiem doel is gediend, dan wel indien het een niet met dat doel evenredig middel is.
Zoals in de beantwoording van de voorgaande vraag is aangegeven, heeft de rechtbank aangegeven dat het vonnis expliciet ziet op het MTV. Het vonnis is dan ook alleen daartoe beperkt.
Het doel van het MTV is de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding waarbij personen staande kunnen worden gehouden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Hierbij is onderscheid naar nationaliteit (en verblijfsrecht) inherent aan het doel van het MTV. De rechtbank heeft geoordeeld dat etniciteit onder omstandigheden een rol mag spelen in profielen en selectiebeslissingen bij het uitvoeren van het MTV. Dat onder omstandigheden naast andere indicatoren, ook etniciteit een rol mag spelen in selectiebeslissingen, betekent volgens de rechtbank niet dat er sprake is van ongeoorloofd «onderscheid naar etniciteit» ofwel van discriminatie.
Kunt u aangeven wat uw zienswijze is op het feit dat dit de eerste keer sinds zijn aantreden twee jaar geleden is, dat rapporteur Malcolm Jallow zich direct wendt tot een regering van een lidstaat? Kunt u een toelichting geven?
Etnisch profileren heeft een grote impact op het leven van mensen. Het is een onderwerp dat terecht de aandacht heeft van velen, waaronder de Raad van Europa. Het kabinet acht het van belang helderheid te bieden over de juridische kaders die van toepassing zijn en in Nederland worden toegepast ten aanzien van het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicomodellen. Dit zal na het verschijnen van het toetsingskader van het College voor de rechten van de mens gebeuren, zoals toegezegd in de brief van de Minister van BZK van 8 november 2021.
Kunt aangeven hoe volgens u een Nederlander anno 2021 eruitziet? Bent u het ermee eens dat Nederland inmiddels een superdiverse maatschappij is? Kunt u een toelichting geven?
Ja. Daar ben ik het mee eens. Volgens de bevolkingsteller van het CBS telt Nederland 17.582150 inwoners. Op 1 oktober 2021 had 25,1 procent van de bevolking een migratieachtergrond.6
Bent u het eens met rapporteur Malcolm Jallow dat de Nederlandse regering verplicht is personen te beschermen tegen discriminatie? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Ja. Internationale mensenrechtenverdragen, Europese wet- en regelgeving en nationale wet- en regelgeving, waaronder artikel 1 van de Grondwet, bepalen dat discriminatie verboden is. Deze normen verplichten het kabinet tot bescherming daarvan.
Bent u het met de Raad van Europa eens dat etnisch profileren in al z’n vormen moet worden bestreden? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Ja.
Bent u het ermee eens dat huidskleur en etnische kenmerken niet thuis horen in risicoprofielen die de Marechaussee gebruikt? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Zie antwoord 8. Daarnaast zal de Minister van BZK voor het einde van het jaar in reactie op het toetsingskader van het College voor de rechten van de mens ingaan op de (on)rechtmatigheid van het gebruik van etniciteit (waaronder huidskleur) en nationaliteit in risicoprofielen.
Bent u bereid om een verbod in te stellen op het opstellen van, en het gebruik van huidskleur en etnische kenmerken in, risicoprofielen? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
In het kabinetsstandpunt dat de Minister van BZK heeft aangekondigd en waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2 en 14, zal worden ingegaan op de juridische kaders voor het gebruik van etniciteit (waaronder huidskleur) en nationaliteit.
Begrijpt u dat rapporteur Malcolm Jallow zijn pijlen naar eigen zeggen niet richt op de Nederlandse rechtsgang, maar op de regering? Bent u het met de rapporteur eens dat etnisch profileren bestaat in Europa, en Nederland geen uitzondering is? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
De regering is gehouden aan de naleving van internationale mensenrechtenverdragen en Europese wet- en regelgeving, zoals het EVRM. Gelet hierop is het passend dat de rapporteur Malcolm Jallow zich richt tot het kabinet. Op de inhoudelijke kritiek van de heer Jallow zal ingegaan worden in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen, voor zover mogelijk vanwege de lopende rechtsgang, zoals genoemd onder vraag 2.
Bent u het eens met rapporteur Malcolm Jallow dat elk land de taak heeft ervoor te zorgen dat iedereen zich vrijelijk kan bewegen? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Een staat moet inderdaad het recht eerbiedigen van een ieder, die wettig op het grondgebied van die staat verblijft, zich vrijelijk te verplaatsen en vrijelijk verblijfplaats te kiezen. Daaraan kunnen onder voorwaarden beperkingen worden gesteld. Voorwaarde is onder meer dat beperkingen worden gerechtvaardigd door het algemeen belang in een democratische samenleving en dat beperkingen evenredig zijn. Personen die de nationaliteit hebben van een lidstaat (Unieburgers) hebben daarnaast het recht om zich vrijelijk te verplaatsen op het grondgebied van alle lidstaten en daar te verblijven. Nadere regulering van dit recht is met name opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG.
Kunt u zich voorstellen wat het met een individu doet, als hij op basis van zijn kleur of etniciteit uit een rij wordt gepikt en onderworpen wordt aan een extra controle? Begrijpt u dat dit vernederend kan zijn? Begrijpt u dat het voor een Nederlandse staatsburger extra pijnlijk is als hij vanwege zijn huidskleur, dan wel etniciteit, ten onrechte wordt aangezien voor een «Nigeriaanse geldsmokkelaar»?4 Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Het is zeer begrijpelijk dat reizigers het zeer onaangenaam vinden als zij uit de groep reizigers geselecteerd worden voor een controle en daarbij vermoeden dat hun huidskleur of etniciteit daarbij doorslaggevend is geweest.
Bent u, gelet op de kritiek van de Raad van Europa, Sinan Cankaya (assistent professor aan de VU) en Ashley Terlouw (hoogleraar rechtssociologie van de Radboud Universiteit) bereid om «predictive profiling» door de Marechaussee opnieuw tegen het licht te houden? Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Predictive profiling is onderdeel van de basisopleiding van de KMar, waarmee medewerkers worden opgeleid om afwijkend gedrag te detecteren binnen de verschillende taken en werkprocessen. De methode wordt onder andere geoefend door middel van rollenspellen. Hierbij wordt voortdurend aandacht besteed dat non-discriminatoir handelen altijd het uitgangspunt is.
Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat Sinan Cankaya, assistent professor aan de VU en voormalig onderzoeker van etnisch profileren bij de politie Amsterdam, stelt dat de rechter ten onrechte Nederlanderschap aan witheid koppelt? Kunt u een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Discriminatie op grond van huidskleur valt onder discriminatie op grond van ras en is verboden en ontoelaatbaar. De toelaatbaarheid van het gebruik van etniciteit en nationaliteit bij risicoprofielen zal, in reactie op het juridische toetsingskader van het College voor de rechten van de mens, worden meegenomen in het eerder genoemde kabinetsstandpunt waarnaar verwezen wordt in het antwoord op vraag 2.l
Kunt u uw zienswijze en reactie geven op de volgende uitspraak van Sinan Cankaya: Zo nee, waarom niet? Kunt een toelichting geven?
Zie antwoord op vraag 8 en 9.
Begrijpt u dat Sinan Cankaya stelt dat de uitspraak van de rechter de facto een vrijbrief geeft aan nog troebelere vormen van etnisch profileren? Bent u het ermee eens dat we dit dienen te voorkomen? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 8 en 9.
Bent u het met mij en hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat Europese rechters niet snel van mening zijn dat er voor rassendiscriminatie een objectieve rechtvaardiging bestaat?
Ja. Hierop zal ik nader ingaan in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit bij risicoprofielen, in reactie op het juridische toetsingskader van het College voor de rechten van de mens.
Bent u het met mij en hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat het niet rechtvaardig is om structureel donkere mensen uit de rij te halen, mede gelet op het feit dat er heel veel EU-burgers zijn met een donkere huid? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
In de MTV-controles worden niet structureel personen met een donkere huidskleur uit de rij gehaald. Zoals in vraag 9 is aangegeven levert een verschil in behandeling alleen discriminatie op als daarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is. Die rechtvaardiging is er niet wanneer met het onderscheid geen legitiem doel is gediend, dan wel indien het een niet met dat doel evenredig middel is. De rechter toetst dit in individuele gevallen, zoals momenteel het MTV wordt getoetst.
Zoals in de beantwoording van de voorgaande vraag 8 en 9 is aangegeven is het doel van het MTV de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding waarbij personen staande kunnen worden gehouden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Dit doel kan alleen worden bereikt op een wijze die geen discriminatoir effect heeft. Daar is nadrukkelijk aandacht voor.
Bent u het met hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit eens dat de werkwijze van de Marechaussee stigmatiserend werkt op mensen met een donkere huidskleur? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Begrijpt u de zorgen van hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw van de Radboud Universiteit over de effectiviteit van de huidige werkwijze en begrijpt u de zorg dat mensen met een niet-donkere huidskleur die over onjuiste papieren beschikken, er nu mogelijk makkelijker doorheen glippen? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp het standpunt van hoogleraar Terlouw waarmee ze haar zorgen naar voren brengt. Het voorkomen van discriminatie waaronder etnisch profileren is prioriteit van het kabinet. Zoals aangegeven verschijnt hierover voor het einde van het jaar een kabinetsstandpunt. Het is van groot belang dat de rechtmatigheid van gemaakt onderscheid wordt gewaarborgd terwijl tegelijkertijd het doel en de taken van opsporingsdiensten gerealiseerd kunnen worden. Maar nooit op discriminatoire wijze. MTV heeft als doel illegaal verblijf, migratiecriminaliteit en grensoverschrijdende criminaliteit in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan. Bij de selectiebeslissingen in MTV-controles worden verschillende selectie indicatoren gebruikt zoals modus operandi en routes van personen met valse of vervalste documenten.
Kunt u een overzicht aan de Kamer sturen van alle overheidsdiensten die selectie-indicatoren etniciteit dan wel huidskleur hanteren als selectiecriterium? Zo nee, waarom niet?
In het debat van 19 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragings-commissie Kinderopvangtoeslag is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «voor 1 maart een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd».9 Uitvoering van deze motie vindt plaats met inachtneming van het verzoek van lid Klaver (GroenLinks) c.s. om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats.10 Alle bewindspersonen zijn voor hun beleidsterreinen gestart met het voorbereiden van onderzoeken naar het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren in risicomodellen. Hierbij wordt nadrukkelijk breder gekeken dan alleen naar de drie in de moties genoemde indicatoren. In 2021 heeft de Minister van SZW zijn eindrapportage reeds aan uw Kamer gestuurd (Handelingen II 2020/21, Kamerstuk 26 448, nr. 653). Eind van dit jaar zal de Staatssecretaris van BZK uw Kamer informeren over de plannen van aanpak van de departementen en hun planningen.
Begrijpt u waarom eisende partijen in de rechtszaak aangeven dat het hanteren van etniciteit als selectiecriterium in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en het discriminatieverbod? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Op deze juridische vraag zal de Minister van BZK nader ingaan in het kabinetsstandpunt over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen. Daarbij moet aangetekend worden dat in deze vraag wordt verzocht om een oordeel over een zaak die momenteel nog onder de rechter is. In een dergelijk geval is terughoudendheid bij een reactie vanuit het kabinet geboden.
Vindt u dat etniciteit, ondanks andere selectiecriteria, de doorslag mag geven bij het kiezen van iemand voor een controle? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Het is wenselijk om het juridische toetsingskader in z’n geheel te bezien. Dit zal het College voor de rechten van de mens begin december doen. Het kabinet zal hierop reageren.
Bent u het ermee eens dat etniciteit en huidskleur structureel meewegen, in strijd is met het VN-verdrag tegen rassendiscriminatie en alle daaruit voortvloeiende wetgeving en jurisprudentie? Kunt een toelichting geven? Zo nee, waarom niet?
Het College voor de rechten van de mens zal alle relevante internationale mensenrechtenverdragen meenemen in het juridisch toetsingskader over het gebruik van etniciteit en nationaliteit in risicoprofielen.
Bent u bereid om een verbod in te stellen op het gebruik van etniciteit dan wel huidskleur als indicator in risicoprofielen voor alle overheidsinstanties?
De Minister van BZK zal uw Kamer informeren over het juridische toetsingskader en dit doen vergezellen van een standpunt van het kabinet met betrekking tot etnisch profileren. Hierin zal ik ook de gedane toezegging van de Minister van JenV uit het 30-ledendebat over etnisch profileren van 9 september 202111, de brief van de rapporteur van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa inzake de bestrijding van racisme en intolerantie en nog openstaande moties op dit onderwerp meenemen, zoals de motie Belhaj12 die vraagt om een verbod op het gebruik van etniciteit bij de fraudebestrijding.
Bent u het ermee eens dat «wit» en «zwart» geen objectieve in het lichaam gegraveerde gegevens zijn? Hoe zwart moet iemands huidskleur zijn om zwart te zijn? Hoe wit moet iemands huidskleur zijn om wit te zijn?
Ja. Discriminatie op grond van huidskleur valt onder discriminatie op grond van ras en is verboden en ontoelaatbaar.
Kunt u uitsluiten dat burgers door de Marechaussee niet geselecteerd worden op basis van indicatoren, maar op basis van onderbuikgevoelens? Kunt u aangeven of hier toezicht op wordt gehouden en, zo ja, door wie?
Ja. Zie antwoord 5, 6, 8 en 9.
Kunt u toelichten waarom de Marechaussee stelt dat etniciteit geen rol speelt in algemene risicoprofielen?
Zie antwoord 8 en 9.
Begrijpt u dat de profielindicatoren die gebruikt worden vaak ook geracialiseerd zijn en geen neutrale begrippen zijn? Bent u het ermee eens dat de selectiecriteria los van elkaar ogenschijnlijk neutraal lijken, maar opgeteld bedoeld en onbedoeld kunnen verwijzen naar een ras of etniciteit?
De profielen die de KMar op dit moment gebruikt, zijn samengesteld op basis van cijfers, informatie, inlichtingen en indicatoren. Onder indicatoren wordt bijvoorbeeld verstaan de afgelegde reisroute en de samenstelling van het reisgezelschap maar ook etniciteit kan een selectie -indicator zijn. Op basis van de indicatoren wordt onder andere bepaald wie wordt gecontroleerd. De selectiebeslissing voor de MTV-controle is daarmee gebaseerd op objectiveerbare criteria zoals cijfers en trends, modus operandi, ervaringsgegevens en informatie van (inter)nationale partners. Ook wordt gekeken naar afwijkingen van het normaal beeld, risico-indicatoren en specifieke signaleringen van personen. Etniciteit kan hier onderdeel van uitmaken, maar altijd in combinatie met andere objectiveerbare indicatoren of informatie ten behoeve van de selectiebeslissingen zoals hierboven genoemd.
Bent u het ermee eens dat de huidige techniek van werken, met selectiecriteria, niet per se neutraal of kleurenblind is? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord, 5,6 8 en 9.
Bent u het ermee eens dat het argument dat er nu sprake is van een effectief toezicht op vreemdelingen een onbewezen claim is? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Het is onduidelijk wat precies met deze vraag wordt bedoeld. In het algemeen geldt dat -discriminatoir handelen verboden en ontoelaatbaar is, ook bij de uitvoering van het toezicht op vreemdelingen.
Bent u ermee eens dat het argument dat er nu sprake is van een effectief toezicht op vreemdelingen niet zwaarder mag wegen dan de principes van non-discriminatie? Zo nee, waarom niet? Kunt u een toelichting geven?
Discriminatoir handelen is altijd verboden en ontoelaatbaar, ook bij de uitvoering van het toezicht op vreemdelingen.
Kunt u aangeven welke lessen u heeft getrokken uit de toeslagenaffaire en het recente rapport van de Raad van Rechtspraak dat ook rechters fouten kunnen maken door te veel te kijken naar de letter van de wet?6
Voor de algemene lessen die het kabinet getrokken heeft uit de toeslagenaffaire verwijs ik naar de diverse aan uw Kamer gezonden brieven en de daarover sindsdien met uw Kamer gevoerde debatten.
Ik ben blij dat ook de verschillende geledingen binnen de bestuursrechtspraak, die toeslagen zaken behandeld hebben – rechtbanken en de afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State – indringend zelf in de spiegel kijken en de eigen werkwijzen daarbij analyseren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een programma van reflectie opgezet. Het doel van het programma is te leren van het verleden, daaruit lessen te trekken en aanbevelingen te doen voor de toekomst. Het programma is gestart in februari 2021. Het eindrapport met aanbevelingen van de Raad van State is op 19 november jl. gepubliceerd.
Bestuursrechters in de rechtbanken hebben met het rapport «Recht vinden bij de Rechtbank», al verslag gedaan van hun zelfreflectie. Voor de openheid en eerlijkheid, die uit het rapport spreekt heb ik veel respect en waardering. Ik sluit me aan bij de woorden van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak die in zijn reactie op het rapport, stelde: «Een eerlijke kijk naar het eigen handelen maakt het onrecht niet ongedaan, maar kan het mogelijk wel in de toekomst voorkomen». Met de conclusies uit het rapport gaat in de eerste plaats de rechtspraak zelf aan de slag. De inhoud van het rechterlijk werk is immers de verantwoordelijkheid van de onafhankelijke rechter zelf. Ik ga daar niet over. Daarom is het zo belangrijk dat de Raad voor de rechtspraak de verbeterpunten ondersteunt door in de toekomst meer rechterlijke uitspraken online te publiceren en in gesprek te treden met andere staatsmachten als sprake is van onwenselijke of onrechtvaardige uitwerking van wetgeving of beleid.
Bent u het met de Raad voor de rechtspraak eens dat het belang van rechtsbescherming voor het individu zwaarder moet wegen dan de vaste lijn van jurisprudentie?7
Zie antwoord vraag 39.
Kunt u aangeven of huidskleur dan wel etniciteit een rol spelen in de algoritmische risicoanalyses die de Marachaussee gebruikt bij het toezicht houden op vreemdelingen bij grenscontroles?
Op basis van de Schengengrenscode wordt een ieder die de buitengrens van Nederland passeert onderworpen aan een grenscontrole. Bij deze grenscontrole, niet zijnde een MTV controle wordt gecheckt of een persoon geen gevaar is voor de openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid.
Bent u bereid iedere vraag separaat te beantwoorden en te voorzien van een toelichting, en in geen enkel geval de beantwoording te bundelen?
De vragen zijn zoveel en waar mogelijk separaat beantwoord.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsdebatten Binnenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid?
Het bericht dat woningverhuurders met een miljardenclaim dreigen richting de staat. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Woningverhuurders dreigen met miljardenclaim tegen staat»?1
Ja.
Bent u bereid om voor de voorgenomen invoering om het aantal WOZ-punten in het woningwaarderingsstelsel te maximeren op 33% per ommegaande de interne adviezen over het eigendomsrecht naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op voornoemd artikel, de eerdere aankondiging dat een gerechtelijke procedure wordt gestart als de maatregel ongewijzigd in werking treedt en het feit dat het Ministerie van BZK een concept-dagvaarding heeft ontvangen, ligt het in de rede dat ten aanzien van deze maatregel mogelijk een gerechtelijke procedure wordt gestart. In het licht van die mogelijke procedure ben ik niet bereid om de interne adviezen met betrekking tot het eigendomsrecht openbaar te maken.
Bent u bereid om voor de voorgenomen invoering om het aantal WOZ-punten in het woningwaarderingsstelsel te maximeren op 33% per ommegaande de formele en informele adviezen van de Landsadvocaat over het eigendomsrecht naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Mijn verantwoordelijkheid als Minister brengt mee dat ik telkens een eigen afweging maak voor welke gevallen ik de Landsadvocaat inschakel. Voor de bovengenoemde maatregel heb ik, gelet op de aankondiging dat een gerechtelijke procedure wordt gestart als de maatregel ongewijzigd in werking treedt en de binnengekomen concept-dagvaarding, aanleiding gezien om in overleg te treden met de Landsadvocaat. Voor adviezen van de Landsadvocaat die zijn opgesteld na 1 juli 2021 geldt dat deze in beginsel openbaar gemaakt kunnen worden, als het gaat om adviezen over beleid en het procesbelang van de Staat zich niet verzet tegen openbaarmaking. Ook dit is overeenkomstig de eerdergenoemde kabinetsreactie.2 De hier bedoelde advisering van de Landsadvocaat dateert echter van april 2021, dus van voor de datum waarop de nieuwe beleidslijn van kracht is geworden. De Landsadvocaat hoefde destijds nog geen rekening te houden met mogelijke openbaarmaking van de adviezen. Daarom wil ik deze adviezen niet verstrekken aan de Kamer. Ook indien de adviezen van na 1 juli 2021 zouden dateren, zouden deze op dit moment in de tijd niet worden verstrekt gelet op de aangekondigde gerechtelijke procedure.
Bent u bereid voor de voorgenomen invoering om het aantal WOZ-punten in het woningwaarderingsstelsel te maximeren op 33% te zijner tijd het advies van de Raad van State over het eigendomsrecht naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Adviezen van de Raad van State over algemene maatregelen van bestuur worden altijd openbaar gemaakt gelijktijdig met de bekendmaking van de algemene maatregel van bestuur. Ik kan de toezegging doen de Tweede Kamer erop te wijzen als het advies gepubliceerd is.
De verbreding van de A4 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Stad in greep van filespook»?1, «Extra rijstroken en nieuw aquaduct moeten verkeersproblemen A4 oplossen»2 en «Den Haag twijfelt aan verbreding snelweg A4»?3
Ja.
Kunt u de garantie geven dat er uiterlijk in 2026 wordt aangevangen met het verbreden van de A4 en de komst van een nieuw aquaduct bij Roelofarendsveen? Kunt u een toelichting geven, met daarbij de status van de inloop- en inspraakavonden, alsmede de verdere technische uitwerking van de concrete plannen?
Op dit moment kunnen er helaas nog geen garanties gegeven worden over de planning van het aanlegprogramma snelwegen. Uw Kamer is in de MIRT voortgangsbrief van 9 juni 2021 geïnformeerd, dat onder coördinatie van het Ministerie van LNV onderzoek wordt gedaan naar maximale rekenafstanden voor verschillende emissiebronnen in alle sectoren en dat in afwachting van de resultaten geen Tracébesluiten worden genomen.
Op 9 juli heeft het Kabinet op basis van technisch-modelmatige argumenten besloten om voor alle emissiebronnen een maximale rekenafstand van 25 kilometer te hanteren. Nu de maximale rekenafstand bekend is wordt in beeld gebracht wat de gevolgen hiervan zijn voor de planning van dit project en andere projecten. Vanzelfsprekend zal uw Kamer via de gebruikelijke lijnen over de aanpassing van planningen worden geïnformeerd.
In het kader van deze en andere wegenprojecten blijven we de omgeving (betrokkenen en belanghebbenden) informeren over de voortgang van de projecten. Voorop staat dat de te nemen besluiten zullen worden uitgewerkt en onderbouwd conform de vigerende wet- en regelgeving (onder meer de Tracéwet, de Wet natuurbescherming en de Wet milieubeheer) en de omgeving hierbij zal worden betrokken.
Is het, gezien het feit dat het nu al dagelijks muurvast staat, mogelijk om de verbreding van de A4 in de tijd naar voren te halen?
In 2018 is op verzoek van de regio het budget voor het project A4 knooppunt Burgerveen-N14 twee jaar naar voren gehaald, zodat er twee jaar eerder gestart zou kunnen worden met de uitvoering. De verbreding van de A4 nog verder naar voren halen is niet mogelijk, onder meer door de te doorlopen procedures die in wetgeving zijn vastgelegd en de aanbesteding van het werk.
Kunt u garanderen dat we, na uitspraken van de Haagse wethouder Van Asten, niet gaan terugroeien bij de verbreding van de snelweg A4?
Verbreding van de A4 is noodzakelijk. Het project A4 Haaglanden-N14 levert een bijdrage aan het oplossen van diverse knelpunten uit de File Top 50 (zie hiervoor ook het MIRT Overzicht 2022). Het ontwerpTracébesluit van 2020 is gebaseerd op de destijds vigerende verkeercijfers met zichtjaar 2030. Het blijkt dat door de extra rijstroken het verkeer beter zal doorstromen en de voertuigverliesuren aanzienlijk zullen afnemen. Ook de meest actuele verkeersberekeningen met het vigerende verkeersmodel NRM 2021 laten dit zien. Uit deze verkeersberekeningen blijkt dat het verkeer verder zal gaan toenemen richting 2040.
Wat gaat u doen met de data van TomTom, waaruit blijkt dat het filespook zich verder uitbreidt? Kunt u in uw beantwoording duiden welke oplossingen u gaat bieden voor het bumper aan bumper rijden op snelwegen, alsmede het feit dat automobilisten in de rij staan om de stad in en uit te komen?
Niet alleen uit de data van TomTom blijkt dat de files weer toenemen. Ook de langetermijnprognoses van de IMA-2021 wijzen op een groei van het totaal aantal reizigerskilometers (bandbreedte van –1% tot +31%). Deze groei is niet gelijkmatig over het land verdeeld. Op veel plekken in Nederland zal de mobiliteit op de langere termijn blijven groeien.
We werken weliswaar meer thuis, maar daartegenover staan ontwikkelingen die zorgen voor een sterke toename van mobiliteit, zoals de groei van de bevolking en de welvaart. Daarom wordt gewerkt aan een breed pallet van maatregelen om de toenemende files aan te pakken. Het ministerie investeert in de capaciteitsuitbreiding van wegen, maar bijvoorbeeld ook in openbaar vervoer en fietsinfrastructuur. Daarnaast zet het Ministerie van IenW, samen met de andere ministeries, in op het ondersteunen en faciliteren van hybride werken.
Het bieden op huurwoningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u verhuursites (zoals Rebid) waar potentiële huurders moeten bieden op de huurprijs om een woning te krijgen?1
Ja ik ben bekend met Rebid.
Wat vindt u van deze praktijk waarbij huurders tegen elkaar uitgespeeld worden in deze wooncrisis?
In antwoord op eerdere vragen van u en het lid Smeulders2 over het per opbod verhuren van woningen heb ik aangegeven dat in de vrije huursector contractvrijheid geldt, wat betekent dat het de verhuurder en huurder vrijstaat om zelf een huurprijs overeen te komen. Hierbij heb ik tevens aangegeven dat het tegen elkaar op laten bieden van huurders niet verboden is, maar niet past in goed verhuurderschap. Ik ben nog steeds van mening dat dit fenomeen onwenselijk is, doordat huurders wellicht onverantwoorde risico’s nemen bij het bepalen van hun huur. Ook IVBN en Vastgoed Belang hebben naar aanleiding van de recente berichtgeving aangegeven het bieden op vrije sector huurwoningen als een ongewenste ontwikkeling te zien, mede doordat dit gezien de huidige schaarse op de huurmarkt tot hogere huren leidt waardoor de bereikbaarheid voor woningzoekenden verder afneemt.
Is het toegestaan om door middel van betaalde credits mensen toegang te geven tot het bekijken van en het bieden op te huren woningen? Valt dit niet onder bemiddelingskosten die niet meer zijn toegestaan?
Als op het platform Rebid sprake is van dubbele bemiddelingskosten is dit wettelijk niet toegestaan3. Woningzoekenden kunnen in dergelijke gevallen een (anonieme) melding doen bij het platform ACM ConsuWijzer. Op de website van ConsuWijzer worden woningzoekenden bovendien voorgelicht over bemiddelingskosten, waarbij ook een voorbeeldbrief te vinden is voor het terugvragen van onterechte bemiddelingskosten. De ACM heeft overigens eerder aangekondigd dat bedrijven die nog steeds verboden bemiddelingskosten rekenen een boete kunnen verwachten. Dat heeft dit voorjaar geleid tot het beboeten van drie huurbemiddelaars die onterechte bemiddelingskosten hebben gerekend aan consumenten4.
Bent u bereid de ACM te attenderen op deze praktijken en te vragen op te treden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat dit soort biedingssystemen een opwaarts effect zullen hebben op de huurprijzen? Zo nee, waarom niet?
Op 1 juli j.l. heeft er een rondetafelgesprek plaatsgevonden over transparantie bij bieden. Ten behoeve hiervan zijn een aantal position papers opgesteld5. In het paper van prof. Francke van de UvA is aangegeven dat uit onderzoek blijkt dat in krappe woningmarkten een «bieden-vanaf-prijsstrategie» tot een snellere verkoop van een woning en een hogere verkoopprijs leidt. Ik kan mij voorstellen dat een dergelijke conclusie ook toepasbaar is op de huurwoningmarkt.
Vindt u ook dat dit soort platforms huurders tegen elkaar opzet door ze te laten bieden voor een huurprijs? Is dit in het belang van huurders?
In antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat ik bieden op huurwoningen onwenselijk vind. Wel is het zo dat het hoogste bod geen garantie is om ook daadwerkelijk huurder te worden, omdat een verhuurder zelf mag bepalen aan wie hij zijn woning verhuurt (mits hij niet discrimineert). Ik hoor in ieder geval regelmatig terug dat de verhuurder hierbij ook kijkt naar het inkomen van de huurder, waardoor betalingsrisico’s zo veel mogelijk worden vermeden.
Bent u bereid over te gaan tot regulering van de vrije huursector om dit soort praktijken tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Op Prinsjesdag heb ik in de brief «Uitkomsten onderzoeken naar huurprijsregulering»6 aangegeven te gaan testen hoe de uitvoering van een regulerende maatregel in de vrije huursector eruit kan komen te zien. Tevens heb ik in deze brief aangegeven te onderzoeken welk flankerend beleid kan of moet worden vormgegeven. De reeds gedane onderzoeken laten zien dat er een complexe afruil plaatsvindt tussen betaalbaarheid en beschikbaarheid bij regulering. Daarom ga ik met partijen nu «botsproeven» doen om te zien hoe een regulerende maatregel in de praktijk zou uitwerken en wat daar verder voor nodig zou zijn. Of prijsregulering (of flankerend beleid) kan helpen bij het tegengaan van bieden op huurwoningen is een van de aspecten die in de botsproeven wordt meegenomen.
De uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe ver bent u met de uitvoering van de motie Van Berge c.s. over de uitzondering op een vergoeding voor video on demand wegnemen (35 454; 35 317, nr. 9) en wanneer mag de Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 45d lid 2 Auteurswet verwachten?
Scenarioschrijvers, hoofdregisseurs, en hoofdrolacteurs hebben recht op een uit hoofde van de wet collectief te innen en verdelen proportionele billijke vergoeding voor het mededelen aan het publiek van hun filmwerken, te betalen door degene die het filmwerk op die wijze openbaar maakt. De beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijdstip toegankelijk is (hierna kortheidshalve video on demand of VOD genoemd), is van die vergoedingsaanspraak uitgezonderd.
In lijn met de motie Van den Berge c.s. (Kamerstuk 35 454 en 35 317, nr. 9) en de standpuntbepaling met betrekking tot de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht (Kamerstuk 29 838, nr. 102) is een wetsvoorstel in ambtelijke voorbereiding waarbij die uitzondering wordt geschrapt. Gelet op de uitkomst van de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht (bijlage bij Kamerstuk 29 838, nr. 102) en de Implementatiewet richtlijn online omroepdiensten (Stb. 2021, 248) wordt daarbij overwogen om de vergoedingsaanspraak naar alle filmmakers (dus niet alleen scenarioschrijvers en hoofdregisseurs) en alle acteurs (dus niet alleen hoofdrolacteurs) uit te breiden. Tevens wordt overeenkomstig de suggestie van de opstellers van het evaluatieonderzoek overwogen om de aanspraak op een vergoeding te laten gelden voor video on demand diensten die worden aangeboden tegen een geldelijke vergoeding van de gebruikers. Ik streef ernaar een voorontwerp van wet nog dit jaar aan het veld voor te leggen. Het wetsvoorstel kan dan in 2022 bij de Tweede Kamer aanhangig worden gemaakt.
Deelt u de mening dat enige spoed wel geboden is, gelet op de slechte en ongereguleerde positie van de film- en programmamakers zoals regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers op dit moment bij video on demand diensten? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?
Uit de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat het door partijen bij de introductie van de voornoemde wet afgesproken vrijwillige collectieve beheer van de vergoeding voor het openbaar maken van Nederlandse films middels video on demand niet heeft gebracht wat daarvan bij de inwerkingtreding van de Wet auteurscontractenrecht werd verwacht. Daarom streef ik ernaar nog dit jaar een voorontwerp van wet met het veld te bespreken waarin de positie van filmmakers en filmacteurs wordt verbeterd langs de lijnen van het antwoord op de vorige vraag. Door wettelijk voor te schrijven dat het recht op een proportionele billijke vergoeding collectief moet worden uitgeoefend, krijgen in ieder geval ook EU (en dus niet alleen Nederlandse) filmmakers en filmacteurs daarop recht. Dit is vanwege het unitaire verbod onderscheid te maken op grond van nationaliteit. Amerikaanse filmmakers en filmacteurs, daarentegen, zouden daarop bij de huidige stand van het recht naar het zich laat aanzien geen aanspraak kunnen maken, aldus: S.J. van Gompel, P.B. Hugenholtz, J.P. Poort, L.D. Schumacher en D.J.G. Visser, Evaluatie Wet Auteurscontractenrecht, WODC rapport 3025, 2020, p. 77–81. Het is aan de exploitanten van de VOD-diensten om te beslissen of zij de kostenstijging die van de wetswijziging mogelijk het geval is, willen doorberekenen aan de gebruikers van hun diensten.
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen grote ondernemingen die video on demand diensten aanbieden, waarvan sommigen in Nederland gevestigd zijn en sommigen zich in Nederland gaan vestigen, enerzijds en de hoofdmakers anderzijds?
Exploitanten van VOD-diensten beschikken, ongeacht hun plaats van vestiging, vaak over een machtspositie vis-à-vis Nederlandse filmproducenten. Die producenten slagen er daarom onvoldoende in contractueel te bedingen dat de scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs recht hebben op een aanvullende vergoeding voor de exploitatie middels video on demand. Dit was de basis waarop de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer was gestoeld. Dientengevolge profiteren scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs op dit moment onvoldoende mee, wanneer filmwerken via video on demand worden geëxploiteerd. Dit kan worden verholpen door filmmakers en filmacteurs ook bij video on demand-diensten die tegen betaling worden aangeboden, bij wet het recht te geven op een proportionele billijke vergoeding die verplicht collectief moet worden uitgeoefend.
Hoe beoordeelt u de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse aanbieders van video on demand zoals Disney, Amazon en Netflix hun positie verstevigen en de gevolgen daarvan voor de positie van de Nederlands film- en programmamakers?
Door de huidige marktontwikkelingen waarbij vooral grote, veelal buitenlandse, aanbieders van video on demand diensten hun positie verstevigen, kan de positie van Nederlandse films en series en daarmee van de makers van die audiovisuele producties onder druk komen te staan. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft daarom een wetsvoorstel voorbereid waarin onder andere aanbieders van de voornoemde diensten worden verplicht te investeren in Nederlandse films, series en documentaires. Het wetsvoorstel brengt met zich mee dat de positie van voornoemde Nederlandse makers wordt verbeterd. Een voorontwerp van wet is in 2020 voorgelegd aan het veld ter consultatie (zie https://www.internetconsultatie.nl/investeringsverplichting). Het is aan het volgend kabinet om een besluit te nemen over de verdere stappen ten aanzien van het voorstel.
Deelt u de mening dat bij video on demand op dit moment het unieke karakter van de prestatie van een hoofdmaker, onvoldoende in de wet tot uiting komt? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom?
In de beantwoording van de eerste drie vragen is er al op gewezen dat uit de evaluatie van de Wet auteurscontractenrecht is gebleken dat scenarioschrijvers, hoofdregisseurs en hoofdrolacteurs op basis van de afspraken inzake vrijwillig collectief beheer onvoldoende meeprofiteren van de exploitatie van hun filmwerken bij video on demand. Daarom is er een wetsvoorstel in voorbereiding waarin wordt voorzien in een verplicht collectief beheerde vergoedingsaanspraak voor video on demand exploitatie voor alle filmmakers en filmacteurs.
De bereikbaarheid van testlocaties als gevolg van nieuw beleid van de Stichting Open Nederland |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat in diverse gebieden van Nederland – waaronder Zeeland, de Achterhoek, west Brabant en Drenthe – met ingang van deze week geen locaties voor toegangstesten meer zijn, waardoor op veel plekken de aanrijtijd voor een testlocatie meer dan een half uur is?1, 2, 3
In het begin van week 41, toen de nieuwe wijze van contracteren van testaanbieder inging, waren er inderdaad plekken in Nederland waar mensen verder moesten reizen naar een testlocatie dan bedoeld is. Daar is in die week hard aan gewerkt. Zo zijn er onder meer voor de start van het weekend van 16 en 17 oktober testlocaties geopend in onder andere Terneuzen, Winterswijk, Doetinchem en Roosendaal. En volgen in week 42 nog nieuwe locaties in onder andere, Dokkum en Stadkanaal. Waarbij voor Dokkum een openingstijd van vrijdag 14.00 uur tot 18.00 uur en zaterdag van 11.00 uur tot 18.00 uur geldt. Er zijn momenteel (stand 18-10-2021) meer dan 400 testlocaties beschikbaar in heel Nederland. De dekkingsgraad (hoeveel procent van de mensen binnen 30 minuten reistijd van een testlocatie wonen) is over heel Nederland 99%.
Welke «witte vlekken» waar de aanrijtijd meer dan een half uur is, zijn elders in Nederland ontstaan als gevolg van het nieuwe beleid van de Stichting Open Nederland?
De huidige wijze van contracteren is niet meer gebaseerd op het betalen voor klaar staan om te testen, maar op betalen voor daadwerkelijk afgenomen testen. Het kost enige tijd om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daarnaast kostte het sommige testaanbieders tijd voordat ze aangesloten konden worden op de CoronaCheckApp. Daarom heeft de Stichting Open Nederland en mijn ministerie veel werk gemaakt van het begeleiden van gemeenten en testaanbieders om ervoor te zorgen dat de markt binnen een week ook op plaatsen met minder inwoners een testfaciliteit kon organiseren. De dekkingsgraad is over heel Nederland 99%.
Klopt het dat het verdwijnen van deze testlocaties het directe gevolg is van het nieuwe beleid van de Stichting Open Nederland, waarbij testlocaties in relatief dunbevolkte gebieden minder interessant zijn geworden omdat er alleen nog maar per test betaald wordt?
De Stichting Open Nederland heeft in opdracht van mij de Open House opgezet. Dat is succesvol. Er zijn bijna vier keer zoveel plekken om te testen dan er onder het oude systeem waren. Het is inderdaad belangrijk om te realiseren dat met de Open House de marktwerking van kracht is. De markt heeft de tijd nodig om optimaal aan te sluiten bij de vraag. Daarbij kan het zo zijn dat het in relatief dunbevolkte gebieden verliesgevend is om een testlocatie te openen. In die regio’s zijn gemeenten, testaanbieders en SON met elkaar in gesprek. En samen met SON beziet mijn ministerie of nog andere acties nodig zijn om voldoende dekking te kunnen blijven bieden. Daarnaast blijft het mogelijk voor ingeschreven testaanbieders om dagelijks locaties te openen of te sluiten. Ook kunnen nieuwe testaanbieders zich elke 20e van de maand aanmelden voor de Open House.
Hoe verhoudt dit nieuwe beleid van de Stichting Open Nederland zich tot de op 16 september Kamerbreed aangenomen motie Van der Plas waarin het kabinet verzocht wordt er zorg voor te dragen dat mensen minstens binnen een half uur reistijd een test kunnen laten afnemen?4
Er is momenteel een landelijke dekking van 99% waarin burgers binnen 30 minuten reizen bij een testlocatie aanwezig kunnen zijn. In Zeeland lukt dat nog niet voor iedereen. Daar opent deze week nog een teststraat in Renesse en zijn mijn ministerie en SON in gesprek met de veiligheidsregio, de provincie en gemeenten om ook in west Zeeuws-Vlaanderen een oplossing te vinden.
Welke acties heeft u of heeft de Stichting Open Nederland ondernomen naar aanleiding van het signaal dat meerdere testaanbieders half september al afgaven, namelijk dat het nieuwe beleid waarbij per test betaald zou worden het fijnmazige netwerk onder druk zou zetten?5
Er hebben tientallen testaanbieders ingeschreven voor de Open House regeling. Degene die aan de eisen voldoen en die hebben aangetoond dat ze veilig aangesloten kunnen worden op de CoronaCheckApp zijn daadwerkelijk van start. Daarbij zijn ook de testaanbieders die in genoemd artikel aangaven dat de vergoeding te laag was. Zie voor een beschrijving van ondernomen acties het antwoord bij vraag 1.
Klopt het dat ook onder andere de Veiligheidsregio Zeeland de afgelopen periode bij VWS aandacht heeft gevraagd voor deze situatie? Zo ja, wat heeft u met dit signaal gedaan?6
Dat klopt. Het Ministerie van VWS is in contact geweest met zowel de Veiligheidsregio als de provincie Zeeland en er wordt gezamenlijk met gemeenten, burgemeesters en SON gekeken op welke manier er invulling gegeven kan worden aan de witte vlekken. Dat heeft tot nu toe geresulteerd in negen testlocaties in Zeeland (stand 18-10-2021) met testlocaties op Walcheren in Vlissingen, Ritthem en drie in Middelburg, op Zuid Beveland in Goes en Kapelle, op Schouwen-Duiveland gaat deze week de locatie in Renesse open en in Zeeuws Vlaanderen kan getest worden in Terneuzen.
Klopt het dat op sommige plekken ook toegangstesten worden aangeboden bij een apotheker? Zou het aanbieden van toegangstesten bij apothekers volgens u eventueel een oplossing kunnen zijn voor die gebieden waar de bereikbaarheid nu onder druk staat?
Het klopt dat er al samenwerkingsverbanden zijn tussen apothekers en testaanbieders. En op verzoek van mijn ministerie heeft SON de beroepsvereniging van apothekers benaderd. Apothekers zitten fijnmazig verspreid over het land en kunnen deelnemen aan de Open House. Apothekers zijn er op geattendeerd dat zij zich kunnen inschrijven voor de Open House. Apothekers kunnen dit zelfstandig doen of in samenwerking met een reeds geaccepteerde testaanbieder. Binnenkort zal er voor apothekers een informatiesessie georganiseerd worden.
Klopt het dat het nieuwe beleid van de Stichting Open Nederland is ingegeven door het feit dat het aantal afgenomen tests in de zomermaanden fors terugliep en al die tijd de betalingen voor (grotendeels leegstaande) testlocaties doorliepen?
Met het nieuwe testsysteem kunnen alle geïnteresseerde testaanbieders die aan de Open House criteria voldoen, meedoen. Hierdoor geven we alle testaanbieders een kans om mee te doen aan het realiseren van de testcapaciteit in Nederland. De 11 testaanbieders die tot 11 oktober bij SON actief waren, werden betaald d.m.v. een beschikbaarheidsvergoeding. De Open House regeling voor «testen voor reizen» heeft laten zien dat betalen per afgenomen test ook resulteert in een fijnmazig testnetwerk en dat een beschikbaarheidsvergoeding hier niet noodzakelijk voor is. Dit komt doelmatig uitgeven van belastinggeld ten goede.
Welk deel van de totale testcapaciteit wordt momenteel gemiddeld per dag gebruikt? Bij welke mate van gebruik van de testcapaciteit is het volgens u wel weer zinvol om per locatie te betalen in plaats van per test?
In de weekenden zien we een testafname van ca. 140.000 testen per dag, terwijl dit door de weeks lager ligt (25.000–60.000 testen per dag). Per week zijn er tussen de 330.000 en 360.000 testen. Op dit moment volstaat het huidige systeem. Het is niet uitgesloten dat dit bij een (lokaal, regionaal of landelijke) hele lage testvraag niet meer het geval is (door bijvoorbeeld een toename in vaccinatiegraad, een afname in testbereidheid of een verandering in het beleid rond het coronatoegangsbewijs). Uiteraard monitoren we dat en bereiden we ons daar op voor.
Bent u bereid om via het opnieuw betalen per locatie ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid van testlocaties in alle regio’s weer op peil wordt gebracht? Zo nee, op welke wijze gaat u er dan zorg voor dragen dat mensen in alle regio’s minstens binnen een half uur reistijd een test kunnen laten afnemen?
Op dit moment volstaat het systeem en ik blijf de situatie nauwkeurig volgen.
Het bericht PUR-cowboys hebben vrij spel |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht PUR-cowboys hebben vrij spel?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, ik ken het artikel.
Volgens het advies van de Gezondheidsraad is bij een juiste toepassing van gespoten PUR-schuim de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zeer laag. De Gezondheidsraad acht bij juiste toepassing nadelige gezondheidseffecten voor bewoners onwaarschijnlijk. Maar dan is het natuurlijk van essentieel belang dat de isoleerders zich houden aan deze regels. Ik vind het daarom zorgelijk als bedrijven zich bij het toepassen van gespoten PUR-schuimisolatie niet zouden houden aan de regels die hiervoor in het Bouwbesluit zijn opgenomen, de veiligheidsvoorschriften van de fabrikanten en indien van toepassing de richtlijnen van de certificering. Met de evaluatie van de werkpraktijk wil ik meer inzicht krijgen hoe de regelgeving, voorschriften en private certificering in de praktijk worden toegepast. Daarna zal ik bezien welke nadere maatregelen genomen kunnen worden.
Bij wie ligt de exacte verantwoordelijkheid om zorgvuldig met dit materiaal om te gaan volgens u? Kunt u dit toelichten?
In mijn reactie op vragen van uw Commissie in het schriftelijk overleg over gespoten PUR-isolatieschuim en gezondheid die ik 5 november jl. aan u heb toegezonden, ben ik uitgebreid op dit vraagstuk in gegaan. Ik verwijs u daarom graag naar mijn antwoorden 8, 10, 11, 12, 16, 17 en 38 in het betreffende verslag.2
Heeft u zicht op het aantal meldingen waar het aanbrengen van PUR-schuim materiaal onzorgvuldig of niet goed is gebeurd? Hoeveel meldingen heeft de GGD Nederland gehad over misstanden met purschuim materialen?
Zoals het kabinet u heeft laten weten in de kabinetsreactie d.d. 30 juni 2021 op het advies van de Gezondheidsraad over PUR-schuim, is er geen volledige registratie van mensen die klachten hebben gekregen van een onjuiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie.3 Voor de reactie van het kabinet op het advies van de Gezondheidsraad over de registratie van die klachten, verwijs ik naar dat Kamerstuk.
Het RIVM publiceert elke twee jaar een overzicht van milieu gerelateerde klachten die bij GGD’en zijn behandeld, waaronder klachten als gevolg van gevaarlijke stoffen uit PUR-schuim. Dit is zoals gezegd geen volledige registratie, maar de ontwikkeling van meldingen over milieugerelateerde klachten wordt door het RIVM en de GGD’en gebruikt als signaal om een toe- of afname eventueel nader te onderzoeken. Het RIVM en de GGD’en bespreken de ontwikkeling van de gegevens elke twee jaar om te beoordelen of een verandering van de aanpak op een bepaald onderwerp nodig is. Er is een expertteam beschikbaar dat wordt ingezet voor de beoordeling van individuele klachten. In de afgelopen jaren registreerde het RIVM de volgende aantallen door de GGD’en behandelde meldingen gerelateerd aan gevaarlijke stoffen uit gespoten PUR-isolatieschuim:
2011–2012
1
2013–2014
19
2015–2016
4
2017–2018
12
2019–2020
14
Wat is volgens u de reden dat de GGD in sommige gevallen adviseert om het reeds aangebrachte purschuim te laten verwijderen? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet kan niets zeggen over de afwegingen bij individuele casussen, maar in het algemeen geldt dat het een van de taken van de GGD is om onderzoek te doen naar externe bronnen die de publieke gezondheid schade kunnen toebrengen, zoals blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Als een GGD aanwijzingen heeft dat gezondheidsklachten gerelateerd zijn aan verkeerd aangebracht PUR-schuim, kan zij adviseren om dat PUR-schuim te verwijderen. De GGD zou dat ook kunnen doen vanuit een voorzorgsprincipe; als het oorzakelijk verband onduidelijk is, kan zij ter overweging geven om het zekere voor het onzekere te nemen.
Wat zijn op dit moment de controlemechanismen op het aanbrengen van purschuim? Hoe kan voorkomen worden dat bedrijven de fabrikanten de schuld geven van verkeerd geleverd materiaal en fabrikanten de bedrijven van verkeerd aanbrengen? Heeft u hiervoor suggesties?
In mijn inbreng in het schriftelijk overleg, die ik 5 november jongstleden aan u heb aangeboden, heb ik aangegeven dat een isoleerder zich moet houden aan de Europese en nationale regelgeving. De overheid houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Daarnaast dienen bedrijven zich te houden aan de voorschriften van de fabrikant/leverancier van het PUR-schuimisolatie. Gecertificeerde isoleerders moeten zich aan de richtlijn van de certificering houden en worden hier periodiek op gecontroleerd door de certificerende instelling.
Verder geven fabrikanten/leveranciers voorlichting over de juiste toepassing van hun producten. Voor fabrikanten/leveranciers die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Polyurethaan Hardschuim-fabrikanten (NVPU) geldt de afspraak dat er alleen materiaal geleverd wordt aan gecertificeerde isoleerders.
In de evaluatie van de werkpraktijk zal ik ook aandacht besteden aan de rol van de fabrikant/leverancier in de juiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie.
Hoeveel procent van de gespoten purschuimbranche is gecertificeerd? Volgens de NPVU is dit negentig procent, maar is dit te controleren?
Het cijfer van negentig procent geeft de ordegrootte aan van het deel van de omvang van gespoten PUR-isolatieschuim dat wordt toegepast door gecertificeerde bedrijven. De NVPU is tot dit cijfer gekomen op basis van eigen kennis van de markt en door gesprekken met haar leden, de certificerende instellingen en leveranciers. Ik zie het cijfer als een «expert judgement». Er is geen andere manier om te komen tot een schatting van dit cijfer, omdat een volledige registratie van bedrijven die in deze branche werkt, niet beschikbaar is.
Hoe denkt u over verplichte certificering zoals ook de brancheverenging wil? Kunt u dit antwoord toelichten?
Ik herhaal hier hetgeen ik heb geantwoord in het schriftelijk overleg over PUR-schuimisolatie en gezondheid van 5 november jongstleden.
Ik ben bezig met de voorbereiding van de evaluatie van de werkpraktijk, die is geadviseerd door de Gezondheidsraad en die het kabinet aan uw Kamer heeft toegezegd. De evaluatie zal naar verwachting leiden tot een voorstel voor aanpassing van beleidsmaatregelen dat ik in de zomer van 2022 aan uw Kamer aan zal bieden.
In deze evaluatie zal ik ook onderzoeken wat in dit geval de voor- en nadelen van verplichte certificering zijn. Verplichte certificering is echter niet het enige instrument dat kan worden ingezet. Met de evaluatie van de werkpraktijk wil ik meer inzicht krijgen hoe regelgeving, voorschriften en private certificering in de praktijk worden toegepast en pas daarna bezien of een verplichte certificering – naast mogelijke andere maatregelen – een oplossing kan zijn voor in de werkpraktijk geconstateerde problemen.
Hoe kan het gebruik van valse en misleidende namen, die suggereren dat het om een groen en duurzaam product gaat, worden tegengehouden? Kunt u dit toelichten? Bent u van mening dat dit bij een eventuele verplichte certificering kan worden meegenomen?
De Reclame Code Commissie is in Nederland hét orgaan om klachten te doen over misleidende reclame en informatie. In de ogen van het kabinet is er hierop geen aanvullende actie van het kabinet nodig.
Op welke manieren worden werknemers die het materiaal aanbrengen op dit moment beschermd? Is deze bescherming volgens u voldoende? Kunt u dit toelichten?
Het uitgangspunt in het Arbostelsel is dat de werkgever primair verantwoordelijk is voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden van de werknemers (hier de isoleerders). Zo dient de werkgever de risico’s op de werkplek te inventariseren, te evalueren en te beheersen (middels een Risico Inventarisatie en Evaluatie RI&E) en werknemers adequaat voor te lichten en te instrueren. Daarbij moet deze van iedere stof waaraan de isoleerder kan worden blootgesteld de gevaren bepalen, een grenswaarde vaststellen en bepalen of deze grenswaarde overschreden wordt. Als er een wettelijke grenswaarde is voor een stof, dient de werkgever ervoor te zorgen dat de blootstelling van de isoleerder niet wordt overschreden. Voor isocyanaten wordt gewerkt aan zo’n wettelijke grenswaarde.
Verder moet ook de blootstelling via de huid worden beoordeeld. Indien de blootstelling boven de grenswaarde ligt of de huidblootstelling risicovol is (volgens de RI&E) is het aan de werkgever om adequate beheersmaatregelen te nemen. Daarbij is de juiste keuze van de persoonlijke beschermingsmiddelen essentieel (zoals type ademhalingsbescherming en beschermende kleding en handschoenen), die goed moet zijn aangepast aan de stoffen waaraan de isoleerders blootgesteld worden.
Voor een uitgebreidere toelichting op dit punt verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad onder punt 5.4
Ten slotte houdt de Inspectie SZW toezicht op de naleving van de Arboregelgeving en heeft daarbij al bijzondere aandacht voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De Inspectie SZW volgt daarom de diverse adviezen en aangekondigde onderzoeken en de initiatieven vanuit deze branche op de voet en betrekt deze bij haar risico- en informatie-gestuurd toezicht.
Hoe kan het dat, nadat de certificerende instantie SKG IKOB op de hoogte werd gesteld van het verkeerd aanbrengen van het materiaal door ThermoSolutions, niet ingreep? Of als volgens u wel werd ingegrepen, is dat in voldoende mate gebeurd?
Ik heb hierover contact gehad met SKG-IKOB. SKG-IKOB kan niet zeggen of en hoe het contact heeft gehad met ThermoSolutions omdat contact tussen SKG-IKOB en bij de instelling gecertificeerde bedrijven onder contractuele geheimhouding valt.
SKG-IKOB voert jaarlijks een bedrijfsaudit uit bij bedrijven die het heeft gecertificeerd. Daarbij wordt ook gekeken naar communicatie-uitingen. Als het bedrijf daarbij afwijkt van de richtlijn en het certificatie reglement, dan moet het bedrijf dit corrigeren om sancties zoals schorsing te voorkomen. Dus als een bedrijf de suggestie wekt te zijn gecertificeerd voor iets waarvoor het geen certificaat heeft, dan zal SKG-IKOB ingrijpen om te zorgen dat het bedrijf dit corrigeert.
Neemt u de suggesties van de Gezondheidsraad over dat er duidelijke grenswaarden moeten worden gesteld bij het gebruik van gespoten purschuim?
Zoals ik in het antwoord op vraag 9 al heb aangegeven hebben werkgevers een eigen verantwoordelijkheid in het bepalen van grenswaarden voor hun medewerkers om zo gezondheidsrisico’s te voorkomen. Voor wat betreft isocyanaten wordt inmiddels gewerkt aan een wettelijke grenswaarde, tot die tijd moeten werkgevers zelf een veilige grenswaarde bepalen. Ik heb dit uitgebreid toegelicht in mijn inbreng van 5 november jongstleden in het schriftelijk overleg over gespoten PUR-schuimisolatie (antwoorden 3, 13, 20 en 41).
Is het bestaande protocol dat onder andere door de GGD wordt gebruikt om te controleren of slachtoffers ziek zijn geworden door pur, volgens u betrouwbaar? Is het waar dat dit protocol grotendeels gefinancierd is door de purindustrie zelf? Vindt u dit wenselijk? Kunt u dit toelichten?
Ik herhaal hier hetgeen ik eerder heb geantwoord op vragen hierover van uw Kamer.5 Het protocol is opgesteld door artsen van het Vumc, AMC en GGD Groningen en met betrokkenheid van diverse andere medisch deskundigen. Alle belangenorganisaties mochten input leveren die vervolgens werd beoordeeld door medisch inhoudelijke experts. Ook de branche mocht dus input leveren over bijvoorbeeld het productieproces van gespoten PUR-schuim, ook die inbreng is beoordeeld door medisch inhoudelijke experts. De projectgroep heeft in hoofdstuk 4 van het protocol uitvoerig beschreven op welke wijze alle betrokkenen, waaronder het Kennisplatform Gespoten PURschuim en het Ministerie van BZK, zijn geconsulteerd en op welke momenten en welke wijze zij hebben kunnen reageren op de inhoud van het protocol. Ik heb daarom geen redenen om te twijfelen aan de medische inhoud van het protocol.
De kosten van het project zijn voor de helft gefinancierd door het Ministerie van BZK en voor de helft door de branche.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Ja.
Het bericht dat Ter Apel overvol is |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat vindt u van de drukte in Ter Apel waar mensen in tenten op stoelen moeten slapen en vechtpartijen zijn uitgebroken vanwege de toename van het aantal asielzoekers?1
Het tekort aan opvangplekken is vooral zichtbaar aan het begin van het asielproces in Ter Apel. Nieuw binnenkomende asielzoekers kunnen niet meer worden opvangen op andere locaties, waardoor zij de nacht moeten doorbrengen in paviljoens buiten het azc. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit en veiligheid van de opvang en zorgt voor inhumane en onveilige situaties. Ik besef dat het een zeer onwenselijke situatie is, zowel voor nieuw binnenkomende asielzoekers, het betrokken personeel en inwoners van de gemeente Westerwolde. Dat betreur ik zeer. Met de betrokken partijen doe ik er alles aan om deze situatie in de toekomst te voorkomen.
Wat is uw reactie op de noodpreek uit de gemeente Westerwolde?
Op 20 oktober jl. heeft de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen een bijstandsverzoek gedaan op grond van artikel 51 Wet veiligheidsregio’s. In reactie hierop heeft het kabinet de commissarissen van de Koning op 22 oktober jl. verzocht om op korte termijn per provincie 100 extra opvangplekken te realiseren en te exploiteren om Ter Apel te ontlasten. Dit verzoek heeft geresulteerd in bijna 700 extra opvangplekken. Vanuit het kabinet is veel waardering voor de provincies die aan deze oproep gehoor hebben gegeven. Dit heeft de druk op Ter Apel al aanzienlijk verminderd. Daarnaast zijn er de afgelopen periode veel nieuwe noodlocaties geopend. De verwachting is dat hierdoor de druk op aanmeldcentrum Ter Apel ook de komende periode zal afnemen.
Op 26 oktober jl. is met de commissarissen van de Koning in hun rol als Rijksheer geconcludeerd dat, ondanks dat de problematiek niet volledig is opgelost, de reguliere governance van Landelijke en Provinciale Regietafels weer aan zet is om deze opgave aan te pakken. Dit is tijdens de Landelijke Regietafel van 3 november jl. bevestigd. Daarmee is het bijstandsverzoek van 20 oktober jl. afgehandeld. Wel blijft de situatie ten aanzien van de asielopvang in het algemeen, en Ter Apel in het bijzonder, grote aandacht van het kabinet behouden, omdat de opvangcapaciteit onder druk blijft staan. Door veel partijen wordt hard gewerkt om de opvangproblematiek het hoofd te bieden en de situatie ten aanzien van aanmeldcentrum Ter Apel structureel te verbeteren.
Wat gaat u op korte termijn doen om de tekorten aan slaapplekken en de bijbehorende onrust weg te nemen?
Het COA heeft sinds eind augustus jl. ruim 6.500 extra opvangplekken in gebruik genomen. Dit zijn met name tijdelijke opvangplekken die voor vier weken tot zes maanden inzetbaar zijn.
Daarnaast worden door de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, het COA en het Rijksvastgoedbedrijf verschillen maatregelen genomen om de achterstand op het realiseren van de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders in te lopen. Op dit moment is ongeveer een derde van de bewoners van de COA-opvang vergunninghouder. In totaal zijn dat bijna 12.000 vergunninghouders, waarvan meer dan de helft langer dan veertien weken wacht op huisvesting in een gemeente.
Waarom zag u deze piek niet aankomen en heeft u niet de tijd genomen om het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hierop voor te bereiden?2
Het COA heeft onder andere extra opvangcapaciteit nodig door de stijgende asielinstroom en het toenemende aantal nareizigers dat in het kader van gezinshereniging naar Nederland komt met het afnemen van de reisbeperkingen als gevolg van COVID-19. Ook zijn door de komst van Afghaanse evacués in korte tijd meer opvangplekken nodig. Daarnaast verblijven er nu bijna 12.000 vergunninghouders in de COA-opvang, waarvan ruim de helft langer dan de afgesproken 14 weken na vergunningverlening. Dit komt voor een belangrijk deel door de landelijke krapte op de woningmarkt. Dat deze factoren zich tegelijk in deze mate zouden voortdoen, was niet voorzien. In de eerste helft van 2021 nam de bezetting bij het COA zelfs af.
Het COA heeft de afgelopen jaren veelvuldig geprobeerd om met het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
De afgelopen maanden zijn deze gesprekken geïntensiveerd en hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ikzelf provincies en gemeenten met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders. Naar aanleiding van deze oproep zijn een groot aantal, veelal tijdelijke, (nood)opvanglocaties al geopend.
Hebben het COA en de gemeente wel voldoende middelen om de overlast aan te kunnen pakken?
Onder de groep asielzoekers bevindt zich een kleine groep die binnen en buiten de opvanglocaties overlast veroorzaakt of zich schuldig maakt aan criminaliteit. Het draagvlak voor de opvang van mensen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging wordt hiermee ondermijnd. Ik zet mij er enorm voor in om de overlast daar waar mogelijk te voorkomen en stevig te pakken. Hiertoe is een breed palet aan maatregelen beschikbaar, die gebundeld zijn in de zogenoemde toolbox3. Zo kan het COA haar bewoners op basis van de aard en omvang van de overlast tijdelijk overplaatsen naar een sobere time-outplek of de Handhaving- en Toezichtlocatie in Hoogeveen. In geval van crimineel gedrag wordt aangifte gedaan en kunnen strafrechtelijke maatregelen worden getroffen. Voor de aanpak van overlast buiten de opvanglocatie werk ik samen met de gemeente en de andere partners uit de driehoek.
Ik heb de gemeente Westerwolde dit jaar een specifieke uitkering van 150.000 euro toegekend om overlast buiten de opvanglocatie aan te pakken. Ondanks deze maatregelen zullen incidenten nooit geheel voorkomen kunnen worden. Ik blijf samen met de ketenmariniers en alle betrokken partijen continu kijken welke extra maatregelen ingezet kunnen worden om overlast en criminaliteit van asielzoekers aan te pakken.
Uitblijven resultaten onderzoek mondkapjesdeal |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Stichting Sywert van Lienden schrapt beloftes over financiële verantwoording», «Onderzoek naar deal VWS met Van Lienden gaat langer duren» en «Topambtenaar VWS gaf telefonisch akkoord voor 100 miljoen aan Van Lienden»?1, 2, 3
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de stichting van Sywert van Lienden beloftes over financiële verantwoording heeft geschrapt? Kunt u een een toelichting geven?
De stichting Hulptroepen Alliantie (HA) is verantwoordelijk voor de informatie die zij plaatst op haar website.
Deelt u de mening dat Ministers inzake integriteit de schijn niet tegen moeten hebben? Zo ja, bent u zich bewust van het feit dat de ambtelijke staf van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een telefonische hotline met partijgenoot Sywert van Lienden had?
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van Kamervragen op 1 juni jl. door de toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: MZS) is er op 10 april 2020 contact geweest tussen de politiek adviseur van de Minister van VWS en de heer Van Lienden. In deze beantwoording is aangegeven dat dit contact plaatsvond vanwege het bericht van de heer Van Lienden dat hij mondkapjes had geleverd aan een zorgorganisatie die eerder aan de overheid waren aangeboden, maar dat die daarop niet zou zijn ingegaan. In dezelfde beantwoording van Kamervragen is ook genoemd dat de vraag hoe en bij wie een aanbod voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) kon worden aangedragen dagelijks werk was voor vele medewerkers van het Ministerie van VWS. Zo ook voor de politiek adviseur van de Minister van VWS (als medewerker van het ministerie). Al deze aanbiedingen zijn onder verantwoordelijkheid van de toenmalig Minister voor MZS zorgvuldig bekeken en waar relevant in behandeling genomen.
Waarom laat het onderzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar de mondkapjesdeal zo lang op zich wachten?
In mijn brieven op 15 september jl.4 en 25 oktober jl.5 heb ik toegelicht waarom het onderzoek meer tijd kost dan verwacht. Het gaat hier om elementen zoals het eigenaarschap van de data van het LCH en de overdracht van de data van het ministerie naar het onderzoekbureau die zorgvuldig dient te geschieden en te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving (waaronder de privacywetgeving). Partijen die gevraagd worden data over te dragen, dienen deze te toetsen aan de privacywetgeving op onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit voordat de data kunnen worden gedeeld. Het gaat dus om een complex datalandschap met een omvangrijke hoeveelheid data. Ter illustratie gaf ik in mijn brief van 25 oktober jl. aan dat bijvoorbeeld de data die het onderzoeksbureau van het Ministerie van VWS gaat betrekken een aanzienlijk aantal mailboxen en ook netwerkschijven, datasystemen en chatberichten betreft. Bij het filteren van deze data gaat het om miljoenen documenten om tot een voor het onderzoek relevante dataset te komen. Tot slot heb ik in laatstgenoemde brief gemeld dat het Ministerie van VWS als verwerkersverantwoordelijke de data van het LCH kan delen met het onderzoeksbureau. Hiermee wordt een deel van de eerdergenoemde complexiteit aangaande de data van het LCH opgelost.
Gaat u er wel voor zorgen dat het onderzoek, zoals vooraf is aangekondigd, blijft bestaan uit twee onderdelen: één deel over de aankoop van mondkapjes en het tweede deel over de aankoop van alle beschermingsmiddelen?
In mijn Kamerbrief van 15 september jl. gaf ik aan dat de prioriteiten van het onderzoek onveranderd zijn. Zoals de toenmalig Minister voor MZS in haar brief van 18 juni jl.6 heeft aangekondigd, bestaat het aanvullende onderzoek uit drie onderdelen. Allereerst wordt de overeenkomst met HA en/of Relief Goods Alliance B.V. (RGA) onderzocht. Vervolgens de andere twee overeenkomsten met een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen euro en tot slot wordt gekeken naar mogelijke onregelmatigheden bij de overige overeenkomsten.
Gaat u er tevens voor zorgen dat beide onderzoeksresultaten separaat worden gepresenteerd, zodat zaken niet onder het tapijt worden geschoven en de Kamer antwoord krijgt op zowel de vraag waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zee ging met het bedrijfje van Van Lienden en zijn compagnons, terwijl er ook andere aanbieders waren, als op de vraag wat hierbij de rol van de top van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het algemeen – en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het bijzonder was? Kunt u een toelichting geven?
Zoals ik ook op 14 oktober jl.7 in mijn beantwoording van Kamervragen aangaf, hecht ik er waarde aan te benadrukken dat het van belang is dat er door het uitvoeren van dit onderzoek volledige openheid komt over de gang van zaken. Daarom richt het onderzoek zich niet alleen op het onderzoeken van de overeenkomst met HA en/of RGA, maar op alle overeenkomsten. De tweede fase van het onderzoek zal zich hierbij -zoals in de brief van 18 juni jl. toegelicht- richten op de overeenkomsten met een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen euro en ook op de bredere kwestie van de inkoop van PBM tijdens de coronacrisis en ieders rol en verantwoordelijkheid daarin. Om ervoor te zorgen dat het beeld van de gang van zaken over de inkopen van PBM zo compleet mogelijk wordt, heeft de toenmalig Minister in dezelfde brief genoemd dat het onderzoeksbureau de ruimte krijgt om de reikwijdte van het onderzoek uit te breiden om waar mogelijk alle signalen te kunnen onderzoeken. Hiermee kan ook gedurende het onderzoek nieuwe informatie in het onderzoek worden betrokken.
De onderzoeksresultaten van de verschillende fases worden separaat opgeleverd. Tot slot verwijs ik hierbij ook naar de Kamerbrief van 25 oktober jl. waarin ik aangeef dat het streven is om de resultaten van dit eerste deelonderzoek in het eerste kwartaal 2022 gereed te hebben en met uw Kamer te delen.
Bent u bekend met de uitzending van Eva Jinek, waar advocaat Plasman en cabaretier Van ‘t Hek aangeven dat ze de jacht hebben geopend op de mondkapjesmiljoenen van Sywert van Lienden & co en daarbij gerechtelijke stappen niet schuwen?4
Ja.
Deelt u de mening dat de door Van Lienden & co opgestreken winst van 28 miljoen euro (betaald met belastinggeld) moet terugvloeien in de staatskas? Zo ja, wat kunt / wilt u doen om advocaat Plasman en cabaretier Van ‘t Hek bij te staan in hun jacht op het terughalen van de mondkapjesmiljoenen? Kunt u een toelichting geven?
De Nederlandse Staat is niet van plan om zich bij de door de heer Plasman voorgenomen aangifte aan te sluiten. Om de onderste steen boven te krijgen, voert het onderzoeksbureau namelijk een onafhankelijk onderzoek uit naar de overeenkomst met RGA. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek vooralsnog af.
Deelt u de mening dat de eindverantwoordelijke op het ministerie, die deze zwendel mogelijk heeft gemaakt, ook gestraft moet worden? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Ik verwijs nogmaals naar mijn antwoord op vraag 6 waarin ik benoem dat het van belang is dat er door het uitvoeren van dit onderzoek volledige openheid komt over de gang van zaken. Naast de overeenkomst met HA / RGA richt het onderzoek zich op de bredere kwestie van de inkoop van PBM tijdens de coronacrisis en ieders rol en verantwoordelijkheid daarin.
Het grote tekort aan zwemleraren en de risico’s voor de zwemveiligheid |
|
Michiel van Nispen |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Weet u dat veel zwemscholen en zwembaden op dit moment personeelstekorten hebben? Bent u er van op de hoogte dat de meeste zwemscholen en zwembaden met allerlei noodmaatregelen en kunstgrepen de boel overeind houden maar dat dit nauwelijks lukt, vooral door een tekort aan zweminstructeurs en toezichthouders?1
Naast de berichtgeving in de media ontvang ik van de Nationale Raad Zwemveiligheid ook signalen dat (goed) zwembadpersoneel schaars is en dat zwembadexploitanten zich genoodzaakt zien om in creatieve noodverbanden oplossingen te vinden.
Hoe ernstig is het probleem volgens u precies? Wat zijn hiervan volgens u de oorzaken?
De oorzaken van deze krapte op de arbeidsmarkt zijn divers en beperken zich niet tot de zwembadbranche. Het CBS becijferde dat Nederland in het derde kwartaal van 2021 vrijwel alle branches te maken hebben met een groot personeelstekort. Voor iedere 100 werkzoekenden bestaan 106 vacatures. Gemiddeld geeft ongeveer een kwart van de ondernemers (23%) aan dat personeelstekort op dit moment de voornaamste belemmering voor hun bedrijfsvoering is.
Voor ondernemers uit de cultuur, sport en recreatie is dit lager dan het gemiddelde, namelijk 14 procent. De inventarisatie van ZwembadBranche bevestigt het beeld dat op veel plekken geschoold personeel moeilijk te vinden is en dat dit evenzo geldt voor zwembadpersoneel.
Weet u dat veel genoemde oorzaken van dit tekort onderbetaald werk is (relatief laag salaris voor belangrijk werk, met hoge werkdruk en verantwoordelijkheden), maar ook dat de administratieve taken zijn toegenomen en dat het beroep de laatste jaren aan gezag heeft ingeboet, onder andere door de versnippering aan taken en de marktwerking?2, 3, 4, 5
In het contact dat ik heb met de branche merk ik dat veel zwembadmedewerkers dit werk doen vanuit een roeping en het grote zwemhart dat ze hebben. Daar profiteren hele generaties van op weg naar zwemveiligheid en zwemplezier.
Hoewel ik de geluiden herken kan ik moeilijk inschatten in hoeverre het beroep aan gezag heeft ingeboet als gevolg van versnippering aan taken, aangezien exploitatie van zwembaden lokaal geregeld is.
Welke gevolgen kan het grote tekort aan zwempersoneel volgens u hebben?
Een groot tekort aan zwembadpersoneel leidt uiteindelijk mogelijk tot (langere) wachtlijsten voor zwemles en beperkte bruikbaarheid van het beschikbare zwemwater.
Deelt u de mening dat het ernstig is dat zowel de zwemveiligheid als de maatschappelijke functie van het zwembad onder druk komen te staan als er te weinig zwemleraren zijn, daardoor groepen groter worden, zwembaden gedeeltelijk dicht gaan (waardoor het zo belangrijke onderhouden van vaardigheden minder plaats kan vinden), en ook activiteiten zoals bewegen voor ouderen of mensen met chronische aandoeningen geschrapt worden?
Ik deel de mening dat zwembaden een belangrijke maatschappelijke functie hebben voor jong en oud en dat het onwenselijk is als deze onder druk komt te staan.
Welke oplossingen ziet u voor dit probleem? Welke maatregelen kunt u vanuit uw rol en verantwoordelijkheid nemen om hier iets aan te doen?
Het tekort aan personeel laat zich niet van de ene op de andere dag oplossen, omdat op de gehele arbeidsmarkt krapte heerst en voor deze functies scholing vereist is. De oplossing begint bij een inzet op instroom en behoud van geschoold personeel.
Aangezien zwemmen een publieke taak is die bij de gemeenten belegd is, zie ik voor de rijksoverheid vooral een faciliterende en ondersteunende rol weggelegd. Om die reden heb ik het nationaal plan zwemveiligheid ondersteund waarin ruim aandacht is voor oplossingsrichtingen voor dit probleem.
Enkele concrete voorbeelden van de werkzaamheden die plaatsvinden zijn:
Tot slot verkent de NRZ samen met de WiZZ, mbo’s en bonden hoe zwemopleidingen beter op elkaar kunnen aansluiten en of een gezamenlijk opleidingscentrum van betekenis zou kunnen zijn voor de branche.
Kunt u deze vragen in ieder geval beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen?
Ja.
Een mogelijke griepprik voor alle kinderen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Griepprik voor alle kinderen»?1
In het meest recente advies van de Gezondheidsraad over de indicatiestelling van de griepvaccinatie2, heeft de Gezondheidsraad expliciet aandacht besteed aan de vaccinatie van gezonde kinderen. De Gezondheidsraad ziet geen aanleiding om gezonde kinderen tussen 6 maanden en 18 jaar toe te voegen aan het Nationaal Programma Griepvaccinatie, omdat bij hen de ziektelast relatief laag is. Griep komt weliswaar vaak voor bij kinderen, maar ernstige complicaties treden zelden op. De nut-risicoverhouding van vaccinatie pakt voor kinderen ook niet gunstig uit.
De Gezondheidsraad benoemt dat vaccinatie van kinderen ervoor kan zorgen dat zich minder griepgevallen voordoen bij de kinderen zelf en bij de gehele bevolking door verminderde verspreiding van het virus. Maar de Gezondheidsraad benoemt ook dat een modelstudie laat zien dat het totaal aantal griepgevallen juist kan toenemen als gevolg van vaccinatie van kinderen, doordat gevaccineerde kinderen op latere leeftijd minder goed beschermd zijn tegen griep dan kinderen die een infectie hebben doorgemaakt. In zijn brief van 20 september jl.3 heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de beleidsreactie op dit advies zoals gebruikelijk binnen uiterlijk drie maanden aan uw Kamer wordt gezonden. Op voorhand ziet de Staatssecretaris evenwel, gezien het advies van de Gezondheidsraad, geen reden om de griepvaccinatie aan alle gezonde kinderen aan te bieden.
Hoeveel kinderen worden er jaarlijks met griep opgenomen in het ziekenhuis? Wat zijn de risico’s van griep voor kinderen?
Er vindt geen registratie plaats van het aantal kinderen dat met griep opgenomen wordt in het ziekenhuis. Er kunnen dan ook geen harde uitspraken daarover worden gedaan. Wel beschikken we over data van studies in andere Europese landen, op basis waarvan er voor de Nederlandse situatie schattingen kunnen worden gemaakt. Internationaal variëren de schattingen voor kinderen jonger dan 5 jaar van 19 op de 100.000 tot 176 op de 100.000 kinderen. De hoogste schatting lijkt het meest betrouwbaar voor de beoordeling van de ziektelast voor kinderen tot 5 jaar, omdat in deze modelstudie specifiek is gekeken naar kinderen van 6 maanden tot 4 jaar, die niet tot een risicogroep behoorden. Voor kinderen van 5 jaar en ouder variëren de schattingen van 2 op de 100.000 tot 18 op de 100.000 kinderen. Hoewel griep veel voorkomt bij kinderen, is de ziektelast, in de vorm van complicaties en sterfte, laag.
Waarom kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf niet aan?
Op basis van de vaccinatiegraad van de Nederlandse bevolking verwacht het OMT nog ruim 23.000 ziekenhuisopnamen vanwege COVID-19 en wordt het aantal mensen waarvoor IC-opname vanwege COVID-19 nodig is, geschat op ongeveer 4.8004. Het is nog onzeker hoe deze opnames zich zullen spreiden in de tijd. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) heeft scenario’s uitgewerkt, die een beeld geven van wat er gebeurt met de IC-bezetting bij meer of minder COVID-patiënten en een eventuele griepgolf. Daarbij zijn ook scenario’s waarin – door een combinatie van een stijgende COVID-druk en een zware griepepidemie – de behoefte aan IC-capaciteit hoger zal zijn dan het aantal IC-bedden dat in de huidige situatie beschikbaar is.
Om ons voor te bereiden op deze ongunstige scenario’s zijn we bezig met een aanpak voor het najaar. Zo heb ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) gevraagd om het bestaande Opschalingsplan COVID-195 te evalueren en te actualiseren. Ook worden de actualiteiten en knelpunten rondom de druk op de zorg voortdurend bijgehouden door onder andere het LCPS, de NZa en GGD- GHOR. Daarnaast is het LNAZ gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken hoe we de beschikbare IC-capaciteit in het najaar en de winter optimaal kunnen inzetten en, waar mogelijk, extra flexibiliteit in te bouwen6. De herziening van het opschalingsplan en de resultaten van het onderzoek van het LNAZ worden in november verwacht. Nadat het LNAZ deze plannen heeft aangeboden aan VWS, zal de Kamer geïnformeerd worden.
Hoe groot is de investering in onze ziekenhuizen die nodig is om dit wel aan te kunnen?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, onderzoekt het LNAZ momenteel de mogelijkheden om, waar mogelijk, extra flexibiliteit qua IC-capaciteit in te bouwen. De belangrijkste randvoorwaarde daarbij is de beschikbaarheid van voldoende zorgprofessionals. Dit is een vraagstuk dat speelt in de gehele zorgketen. Daarom wordt zorgbreed naar de mogelijkheden gekeken om extra personeel aan te trekken en de druk op de zorgprofessionals te verminderen. Naast de bestaande subsidieregeling voor de uitvoering van het Opschalingsplan COVID-19 (die er grotendeels op gericht is om extra personeelscapaciteit voor ziekenhuizen aan te trekken ten behoeve van de COVID-zorg) is onder meer het crisisinstrument de Nationale Zorgreserve in ontwikkeling en maken instellingen gebruik van de subsidieregeling Coronabanen in de Zorg om met extra ondersteunend personeel de zorgprofessionals te ontlasten. Met de toenemende en veranderende zorgvraag en het structurele karakter daarvan, onder meer als gevolg van vergrijzing én de voortdurende krapte op de arbeidsmarkt, is het evenwel nodig om verder te kijken dan deze crisisinstrumenten. De komende jaren staan we voor de belangrijke opgave om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken. Daartoe willen we blijven inzetten op méér en flexibel opleiden voor de toekomst en het anders organiseren en inrichten van het werk om flexibel te kunnen inspelen op veranderingen in de zorg. Goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden zijn een tweede pijler. Graag verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer van 3 september jl7, waarin een reactie opgenomen is op het SER-rapport«Aan de slag voor de zorg; een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt».
Op welke termijn kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf wel aan?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Om ons voor te bereiden op het najaar is het LNAZ gevraagd om het bestaande Opschalingsplan te evalueren en te actualiseren. Ook heb ik aan het LNAZ de opdracht gegeven om te onderzoeken of en hoe we voor het najaar en winter de beschikbare IC-capaciteit optimaal kunnen inzetten en waar mogelijk extra flexibiliteit kunnen inbouwen. Zo is opnieuw met Duitsland (Noordrijn-Westfalen) afgesproken dat naar gelang de situatie in eigen land beide landen de intentie hebben wederzijds IC-patiënten over te nemen, wanneer één van de partijen tegen de grenzen aanloopt van het leveren van goede IC-zorg. Ook is het LNAZ gevraagd te verkennen of de COVID-zorg ten tijde van een piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden. Bijvoorbeeld door concentratie van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken, naast de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. Met deze ventielen hopen we een eventuele griepepidemie en coronagolf in het najaar en de winter te kunnen opvangen. De resultaten van het onderzoek van het LNAZ worden in november verwacht.
Het gastekort en de exploderende gas- en stroomprijzen. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
Deelt u de mening dat u per direct actie moet ondernemen om de ongecontroleerde stijging van de gas- en stroomprijzen een halt toe te roepen?
Er is sprake van een uitzonderlijke situatie op de gasmarkt. De energieprijzen, en in bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors gestegen. Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen en bedrijven zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen. Het kabinet erkent deze zorgen. Het kabinet heeft geen directe invloed op de leveringstarieven, deze worden door de markt bepaald.
Wel heeft het kabinet invloed op de belastingen op de energierekening. Om tegemoet te komen voor de stijgende energierekening op de korte termijn als gevolg van de hoge gasprijzen doet het kabinet incidenteel en alleen voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen. Op deze manier is het mogelijk om op korte termijn een lastenverlichting te realiseren. De stijgende gasprijs verhoogt de energierekening, daarom verhoogt het kabinet ten eerste in 2022 incidenteel de belastingvermindering met 230 euro (inclusief btw). De belastingvermindering is een vaste korting op het belastingdeel van de energierekening en geldt voor iedereen. De stijgende gasprijs vertaalt zich eveneens in een stijgende elektriciteitsprijs.
Daarom wordt ten tweede in de energiebelasting in 2022 incidenteel het tarief op de eerste schijf elektriciteit verlaagd. Dit staat voor een huishouden met een gemiddeld verbruik ongeveer gelijk aan een verlaging van ongeveer 200 euro (inclusief btw). Een huishouden met een gemiddeld verbruik ontvangt dus in totaal een tegemoetkoming van ongeveer 430 euro (inclusief btw) ten opzichte van waarvan is uitgegaan bij het Belastingplan 2022. Voor verdere toelichting verwijs ik naar brief die ik uw Kamer heb gestuurd op vrijdag 15 oktober jl. (Kamerstuk 29 023-272).
Houdt uw opmerking dat u «niet even een oplossing uit uw mouw kunt schudden»1 in dat het kabinet momenteel geen beeld heeft van de wijze waarop deze crisis beteugeld kan worden? Zo nee, welke oplossingen op korte termijn ziet het kabinet voor zich?
Zoals aangegeven in de bijgaande Kamerbrief zijn de huidige hoge gasprijzen het gevolg van een wereldwijde onbalans bepaald door meerdere factoren. Het kabinet heeft geen invloed op deze prijzen, maar heeft besloten om een deel van de negatieve koopkrachteffecten voor huishoudens weg te nemen. Dit door voor 2022 aanpassingen in de energiebelasting door te voeren (Kamerstuk 29 023-272).
Bent u bereid per direct de energiebelasting voor huishoudens fors te verlagen en de dekking hiervoor indien nodig te zoeken in de 6,8 miljard euro die in de begroting van 2022 is vrijgemaakt voor aanvullende klimaatmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn reactie hierboven aangegeven heeft het kabinet besloten om voor 2022 aanpassingen in de energiebelasting door te voeren (Kamerstuk 29 023-272).
Welke voor- en nadelen van het invoeren van een maximumtarief voor gas ziet u en overweegt u een dergelijke stap?
Nederland heeft in de Gas- en Elektriciteitswet niet de mogelijkheid om prijzen te reguleren op de eindverbruikersmarkt. Het invoeren van prijsregulering werkt verstorend in de markt. Als de overheid prijzen vastlegt in plaats van de markt, door het invoeren van een maximumtarief op de eindverbruikersmarkt, zal dat wellicht op korte termijn voor verlichting voor eindgebruikers zorgen, maar de prijzen zijn dan geen goede reflectie meer van het aanbod en de vraag. Dit kan leiden tot hogere kosten voor de samenleving als geheel. De hoge brandstofkosten verdwijnen niet bij een maximumtarief. Als leveranciers de hogere grondstofkosten niet kunnen doorberekenen, kan dit leiden tot faillissementen en zal de overheid geconfronteerd worden met schadeclaims van bedrijven.
Zo nee, wat vindt u ervan dat landen als Spanje, waarvoor de Nederlandse belastingbetaler voor miljarden garant staat, wel tot een dergelijke stap overgaan?
Gezien het mondiale karakter van de hoge gasprijzen, hebben ook de inwoners van andere lidstaten te kampen met hogere kosten en speelt betaalbaarheid van energie een belangrijke rol. Sociaal beleid is primair een nationale competentie en het is dus aan de lidstaten om binnen de ruimte van Europese wet- en regelgeving met oplossingen te komen voor hun burgers. De Europese Commissie heeft een toolbox uitgebracht op 13 oktober waarin ze meer duidelijkheid geeft welke ruimte lidstaten daarin hebben.
Deelt u de mening dat Nederland zeker onder de huidige omstandigheden primair solidair moet zijn met zijn eigen burgers en dat zíj financiële verlichting verdienen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier invulling aan geven?
De effecten van de hoge gasprijzen raken alle burgers van de Europese Unie. De Europese Commissie heeft een toolbox opgesteld met daarin duidelijkheid over de ruimte die lidstaten hebben in het kader van de gestegen energieprijzen. In de toolbox geeft de Europese Commissie aan dat lidstaten nationaal maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van de gestegen energieprijzen voor kwetsbare consumenten te verzachten. Hierbij noemt de Europese Commissie onder andere het verlagen van energiebelastingen. Zoals hierboven toegelicht heeft het kabinet ervoor gekozen om maatregelen door te voeren om de energiebelastingen voor 2022 tijdelijk te verlagen (Kamerstuk 29023–272).
Hoe aannemelijk acht u het dat Nederland gedwongen wordt maatregelen uit het Bescherm- en Herstelplan Gas te treffen?2 Indien u dit aannemelijk acht, voor welke stappen op de maatregelenladder geldt dit dan?
Ik acht het (zoals aangegeven in antwoord op vraag 8 van de leden De Roon en Kops en vraag 8 van het lid Van Haga) niet aannemelijk dat de leveringszekerheid voor beschermde afnemers in gevaar komt, gegeven de afspraken die gemaakt zijn voor het vullen van de laagcalorische gasopslag te Norg. De analyse van het Europese netwerk van transmissiesysteembeheerder voor gas (ENTSO-G) in haar winteroutlook (SO0032–21_Winter Supply Outlook_2021–22.pdf (entsog.eu)) laat zien dat de Europese gasinfrastructuur voldoende robuust en flexibel is om ook een koude winter te doorstaan. De opslagen voor hoogcalorisch gas zijn in Europa gemiddeld voldoende gevuld. Weliswaar krapper dan de afgelopen jaren, maar ook voldoende voor een koude winter. ENTSO-G geeft aan dat de huidige vulgraden er toe kunnen leiden dat bij een koude winter met relatief weinig hernieuwbare energieproductie de gasopslagen aan het eind van de winter relatief leeg zijn. Flexibiliteit bij een piekvraag in het vroege voorjaar zal dan moeten komen van extra import van bijvoorbeeld LNG (+5–10%).
Gegeven de huidige situatie op de gasmarkt houd ik vinger aan de pols en blijf ik in nauw contact met buurlanden en de Europese Commissies. Dit vindt onder meer plaats in periodieke bijeenkomsten van de Gas Coordination Group. ENTSO-G zal daarnaast dit najaar nog een EU-brede scenario-analyse publiceren.
Ten slotte, in de huidige wetgeving beschikt netbeheerder GTS over een aantal bevoegdheden, om indien de marktsituatie daar om vraagt, te voorkomen dat we in een crisissituatie terechtkomen. Mochten zich onverhoopt problemen gaan voordoen met zeer grote krapte op de markt, dan kan GTS bijvoorbeeld een vrijblijvend verzoek doen aan netbeheerders uit het buitenland om minder gas af te nemen of aan shippers vragen om meer gas in te voeden. Voor verdere instrumenten uit het bescherm en herstelplan, zoals het oproepen tot vermindering van aardgasgebruik en het afschakelen van niet beschermde gebruikers (industrie) neemt de waarschijnlijkheid steeds verder af. Het is zeer onwaarschijnlijk dat we tot de meest extreme maatregel in het Bescherm- en Herstelplan, namelijk het afsluiten van regio’s (inclusief huishoudens) moeten overgaan.
Klopt het dat Gazprom zich, ondanks het fors terugschroeven van de gastoevoer, nog altijd aan leveringsverplichtingen uit langetermijncontracten houdt? Zo ja, wat zegt het over het anticiperend vermogen van Nederland dat zelfs binnen die situatie een dergelijke crisis kan ontstaan?
De opmerking dat Gazprom zich houdt aan de leveringscontracten wordt ondersteund door het Internationaal Energieagentschap.3 Ik heb geen reden om aan deze lezing te twijfelen.
In bijgevoegde Kamerbrief wordt gewezen naar internationale experts van bijvoorbeeld het Internationale Energieagentschap (IEA), nationale experts geraadpleegd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, alsmede de Europese toezichthouder op de gasmarkt ACER, die wijzen op een combinatie van vraag- en aanbodfactoren voor de hoge gasprijzen.
Als onderdeel van de Europese interne markt is er ook in Nederland sprake van hoge gasprijzen. Er is wel geanticipeerd op de leveringszekerheid van aardgas. Er is voldoende gasinfrastructuur inclusief goede interconnecties, relatief veel opslagcapaciteit en een liquide gashandelsbeurs Ik verwijs graag naar bijgevoegde Kamerbrief voor een uitgebreider antwoord op uw vraag over het anticiperend vermogen van Nederland.
Deelt u de zorgen over de eventuele gevolgen van de Duitse verkiezingen en formatie voor de (tijdige) ingebruikname van de Nord Stream 2-pijplijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe handelt u hierop?
Nord Stream 2 AG (de eigenaar van de gaspijpleiding) moet bij de Duitse toezichthouder aantonen hoe Nord Stream 2 zal voldoen aan de eisen van de Europese gasrichtlijn, zoals derdentoegang en ontbundeling. Dit wordt de certificeringsprocedure genoemd en die loopt nu in Duitsland in lijn met de bepalingen van de Europese gasrichtlijn.
Erkent u dat de exploderende gasprijzen grotendeels te wijten zijn aan de energietransitie en het klimaatbeleid, waaronder de hoge energiebelasting op aardgas, de opslag duurzame energie (ODE), de CO2-heffing voor bedrijven, het sluiten van kolencentrales, het fors reduceren van de productie van nog operationele kolencentrales en de halsstarrige en onwillige houding ten opzichte van kernenergie? Zo nee, waarom niet?
In bijgevoegde Kamerbrief ga ik uitgebreid in op uw vraag. Het korte antwoord hierop is dat de energietransitie en het klimaatbeleid onderdeel zijn van de oplossing en niet van het probleem van de stijging van de gasprijzen.
Deelt u de zorgen over het mogelijke banenverlies in de regio Delfzijl door het stilleggen van de productie door aluminiumfabriek Aldel als gevolg van de gasprijs3? Zo nee, waarom niet?
De grootste impact van de hoge energieprijzen op bedrijven doet zich voor bij bedrijven uit de energie-intensieve industrie, zoals de kunstmestproductie en de zink- en aluminiumindustrie. Het is de verantwoordelijkheid van deze bedrijven om zich met behulp van lange termijncontracten in te dekken tegen deze heftige schommelingen van de energieprijzen. Veel bedrijven uit deze industriesectoren hebben daarom ook hun energietarieven voor langere tijd vastgezet, waardoor het voor de hand ligt dat zij op korte termijn niet worden geraakt.
De hoge gasprijzen raken niet alleen Nederlandse bedrijven, maar spelen ook in het buitenland. Omdat de hoge gasprijzen een mondiaal fenomeen zijn, verslechtert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in principe niet.
In het geval bedrijven worden geconfronteerd met liquiditeitsproblemen door de oplopende energieprijzen, dan dienen zij met hun bank/financier tot een oplossing zien te komen. In combinatie met de bestaande financieringsinstrumenten van RVO zal dit in de meeste gevallen tot een oplossing leiden. De situatie wordt continu gemonitord.
Hoeveel bedrijven hebben voor zover bekend de productie stilgelegd of fors afgeschaald in reactie op de gestegen gasprijzen en hoeveel werknemers zijn hiermee gemoeid?
Zoals ik in het antwoord op voorgaande vraag al aan geef doet de grootste impact van de hoge energieprijzen op bedrijven zich voor bij bedrijven uit de energie-intensieve industrie, zoals de kunstmestproductie en de zink- en aluminiumindustrie. Op basis van de huidige signalen vanuit bedrijven uit de energie-intensieve industrie zijn forse problemen beperkt tot een relatief klein aantal bedrijven. Voor zover bij ons bekend gaat het specifiek om vier grote energie-intensieve industrie bedrijven. Naast deze grote bedrijven zijn er een aantal sectoren waar er problemen worden ervaren, namelijk de glastuinbouw, de glasindustrie, garagehouders en industriële bakkers.
Binnen de sectoren die het nu zwaar hebben is de individuele situatie verschillend en kan anders uitpakken in relatie tot eventueel banenverlies. Een en ander is namelijk ook afhankelijk van de mate waarin de individuele bedrijven hun energieposities hebben afgedekt. Bijvoorbeeld door langetermijncontracten die kosten beheersbaar houden.
In diverse sectoren kunnen de hoge kosten worden door belast in het eindproduct. De vraag naar deze eindproducten is nog steeds hoog, waardoor banenverlies niet direct aan de orde is. Bovenstaande heeft betrekking op directe arbeidsplaatsen, maar de bedrijven acteren mogelijk in een ecosysteem waardoor er ook indirecte werkgelegenheid mee gemoeid is. De impact hierop is niet in te schatten. De ontwikkelingen bij de energie-intensieve industrie en de bovengenoemde sectoren worden nauwlettend gevolgd.
Deelt u de mening dat banenverlies als gevolg van de gascrisis uit alle macht voorkomen moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de kosten voor de getroffen bedrijven weer beheersbaar te maken en welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Het kabinet erkent de zorgen rondom de stijgende energierekening. Om tegemoet te komen aan burgers en MKB voor de stijgende energierekening op de korte termijn doet het kabinet zoals aangegeven in de Kamerbrief van 5 oktober (Kamerstuk 29 023, nr. 272) incidenteel en alleen voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen. De belastingvermindering is een vaste korting op het belastingdeel van de energierekening en geldt voor iedereen.
De hoge gasprijzen raken niet alleen Nederlandse bedrijven, maar spelen ook in het buitenland. Omdat de hoge gasprijzen een mondiaal fenomeen zijn, verslechtert de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in principe niet. In principe is het beheersen van de kosten een verantwoordelijkheid van deze bedrijven zelf. Dit kan met behulp van vaste prijscontracten om zich zo in te dekken tegen deze heftige schommelingen van de energieprijzen. Veel bedrijven uit deze industriesectoren hebben daarom ook hun energietarieven voor langere tijd vastgezet, waardoor het voor de hand ligt dat zij op korte termijn niet worden geraakt.
Bent u ermee bekend dat het aandeel «duurzame» energie als onderdeel van onder andere de Duitse energiemix dit jaar fors is afgenomen ten opzichte van vorig jaar als gevolg van weersomstandigheden4, net zoals bijvoorbeeld het aandeel van windenergie in het Verenigd Koninkrijk dat op de Noordzee is gekelderd van 25 procent vorig jaar naar 7 procent nu? Zo ja, erkent u dat het, los van de onbetaalbaarheid van de operatie en de gevolgen voor het landschap, ook qua leveringszekerheid totaal irreëel is om traditionele energiebronnen zoals kolen, gas en kernenergie bij het grofvuil te zetten?
De energieopbrengst van windenergie en zonne-energie per jaar kan enigszins verschillen, net zoals we dat kennen van waterkracht als gevolg van meer of minder neerslag in enig jaar. We moeten alleen niet een moment dat het op enig moment minder waait of er minder zon is, vergelijken met een gemiddelde over een jaar. Het is desondanks cruciaal dat in een energiesysteem met veel wind- en zonne-energie er ook bronnen zijn voor die momenten dat het niet of minder waait of de zon niet of minder schijnt. Dit zogenaamde regelbare vermogen is in Nederland nu in de vorm van gascentrales geregeld.
Volgens de Monitor Leveringszekerheid van TenneT blijkt dat deze gascentrales er voor zorgen dat de leveringszekerheid tot zeker 2030 geborgd blijft. Vanwege de stijgende ETS-prijs zal dit regelbare vermogen op den duur uit een andere bron gaan komen. Dit kan uit bijvoorbeeld batterijen, waterstofcentrales (gascentrales op basis van waterstof) of kerncentrales komen. Ik onderzoek daarom ook nu door middel van een scenariostudie welke rol kernenergie kan spelen in de energiemix richting 2050.
Deelt u de mening dat u de waarschuwingen voor het intermitterende karakter van wind- en zonne-energie tot op heden in de wind heeft geslagen? Zo nee, waarom niet en wat heeft u gedaan om dit probleem het hoofd te bieden? Zo ja, erkent u dat we met de energietransitie op een totaal verkeerd spoor zitten en dat het gekozen beleid drastisch herzien dient te worden?
Om in de toekomst de leveringszekerheid te borgen in een productiepark met veel wind- en zonne-energie is het realiseren van voldoende flexibiliteit in het systeem van groot belang. Er moet voldoende regelbaar vermogen zijn dat op- en af kan schakelen naar gelang de hernieuwbare elektriciteitsproductie fluctueert. Dit regelbaar vermogen moet in toenemende mate CO2-vrij worden gegeven de klimaatambities. Flexibiliteit voor kortere periodes kan in de toekomst ook komen van opslag van batterijen. Deze zijn bijvoorbeeld geschikt om het dag-nachtritme van zonne-energie op te vangen en daarmee voor een continue energielevering te zorgen. De ontwikkeling van elektrisch vervoer kan daarbij ook een positieve rol spelen. Lange termijn flexibiliteit om langere periodes met weinig wind of zon te overbruggen dient te komen van onder andere kerncentrales of gasgestookte centrales die in toenemende mate CO2-vrij moeten worden (bijvoorbeeld op basis van waterstof).
Daarnaast dient de vraagkant ook steeds flexibeler te worden, zodat er beter gereageerd kan worden op fluctuaties aan de aanbodzijde. Dit kan onder meer door grootschaliger toepassing van elektrolysers voor waterstofproductie, e-boilers en warmtepompen. Deze zullen meer energie gaan verbruiken op het moment dat het aanbod hoog is en minder energie op het moment dat het aanbod laag is. Zo zal de vraagzijde beter kunnen meebewegen op de mate waarin de zon schijnt of de wind waait. In het Nederlandse energiebeleid is daarnaast ingezet op een goede inbedding in een Europese geïntegreerde markt. Flexibiliteit kan namelijk ook geleverd worden door import- en exportstromen. Daarbij kan er geprofiteerd worden van de verschillen in productieparken tussen lidstaten, waarbij lidstaten met veel kernenergie complementair zijn aan lidstaten met veel wind- en zonne-energie. Er is fors geïnvesteerd in het uitbreiden van interconnectiecapaciteit en het verbeteren van de Europese energiemarkt. Cruciaal voor het creëren van flexibiliteitsopties is dat er een voldoende prijsprikkels zijn. Vrije prijsvorming met fluctuerende prijzen leidt tot grensoverschrijdende handel en creëert juist een business case voor flexibiliteitsopties als opslag en regelbaar vermogen.
Wat is uw reactie op het recent gepubliceerde onderzoek van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) waarin geconcludeerd wordt dat het gegeven de omstandigheden «vooralsnog onverantwoord is kolencentrales, de nucleaire centrale in Borssele en het Groningenveld te sluiten»?5
Het rapport van The Hague Centre of Strategic Studies (HCSS) over de leveringszekerheid van aardgas in Nederland biedt een duiding van de huidige situatie en bevat bruikbare aanbevelingen. HCSS beveelt aan om in te zetten op diversificatie van bronnen. Deze aanbevelingen sluiten aan op het huidige beleid. Hierover bent u eerder dit jaar geïnformeerd in een brief over strategische afhankelijkheden van 9 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-33-845). Daarnaast gaat het rapport ook in op het benutten van het Groningerveld in geval van nood. Er zijn afspraken gemaakt om een beperkte hoeveelheid extra te kunnen winnen. Dit is alleen mogelijk als er leveringszekerheidsrisico is.
Statushouders die niet kunnen naturaliseren |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Al twintig jaar in Nederland, maar geen paspoort: «Ik ben hier geboren»»?1
Van het bericht heb ik met aandacht kennisgenomen. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan komt een rechtmatig verblijvende vreemdeling in aanmerking voor verkrijging van het Nederlanderschap. Deze voorwaarden gelden ook voor personen die in Nederland zijn geboren en gelden ongeacht de duur van het verblijf.
Erkent u dat deze voormalige asielzoekers en hun kinderen, die een vergunning wegens humanitaire of schrijnende redenen hebben gekregen, te maken hebben met tegenwerking van de autoriteiten van het land van herkomst waardoor zij in de praktijk geen documenten kunnen overleggen?
Als iemand met een reguliere verblijfsvergunning door optie- of naturalisatie Nederlander wil worden, dan geldt in beginsel de voorwaarde dat buitenlandse, identiteits- en nationaliteitsdocumenten moeten worden overgelegd. In een individueel geval is het mogelijk deze voorwaarde niet te stellen aan de vreemdeling die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning. Het is aan betrokkenen om daarvoor reden(en) naar voren te brengen in hun verzoek om Nederlander te worden.
Wat vindt u ervan dat deze statushouders en hun kinderen die hier reeds jarenlang verblijven in allerlei zaken belemmerd worden in hun functioneren (niet stemmen, geen hypotheek, niet trouwen, niet naar het buitenland etc)?
Het bezit van de Nederlandse nationaliteit is geen noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. De suggestie dat een niet-Nederlander niet kan stemmen op gemeentelijk niveau, geen hypotheek kan krijgen, niet kan huwen en ook niet naar het buitenland kan reizen (en vervolgens rechtmatig weer kan inreizen) is onjuist.
Erkent u dat naturalisatie voor iedereen beter is alsmede voor de integratie van statushouders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen de houders van een RANOV-vergunning (en hun kinderen) en deze voormalige asielzoekers die om humanitaire of schrijnende redenen een vergunning hebben gekregen, met betrekking tot het kunnen voldoen aan de documenteis bij naturalisatie?
Als een asielverzoek wordt afgewezen en de vreemdeling wel in het bezit wordt gesteld van een reguliere verblijfsvergunning geldt de voorwaarde buitenlandse documenten te overleggen bij de aanvraag van het Nederlanderschap.
Bij de houders van een Ranov-vergunning is meermaals onderzoek gedaan, waaruit naar voren is gekomen dat er zeer beperkt perspectief is om te voldoen aan de documentseis. Er is geen reden om aan te nemen dat sprake is van onmogelijkheid om buitenlandse documenten te overleggen bij een ieder die na een aanvraag daartoe niet in het bezit is gesteld van een asielvergunning, maar later een reguliere verblijfsvergunning heeft gekregen. Ten aanzien van de uitzondering voor Ranov-vergunninghouders verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer d.d. 7 juli 20212, waarin ik gewezen heb op de uitzonderlijke en specifieke omstandigheden van deze groep.
Bent u bereid deze statushouders en hun kinderen, waarvan een groot deel nooit kan naturaliseren, omdat door tegenwerking of angst voor de autoriteiten van het land van herkomst zij geen paspoort of geboorteakte kunnen overleggen, vrij te stellen van deze eis? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid een categoriale vrijstelling te creëren. In individuele gevallen is het mogelijk dat aannemelijk wordt gemaakt waarom het overleggen van het gevraagde buitenlandse document niet mogelijk is. Dan geldt dat maatwerk mogelijk is en het betreffende document niet hoeft te worden overgelegd.
De TRIPS Raad van de WTO |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
de Th. Bruijn |
|
![]() |
Klopt het dat op 13-14 oktober 2021 de Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bij elkaar komt?
Ja.
Hoe zal Nederland in deze vergadering vertegenwoordigd worden?
De Europese Commissie voert tijdens bijeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waaronder die van deTrade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Council, het woord namens de Europese Unie. In de TRIPS Council worden onderwerpen besproken die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie vallen, een exclusieve EU competentie. Nederland zal aanwezig zijn in de vorm van een afvaardiging van de Permanente Vertegenwoordiging in Genève, maar niet het woord voeren.
Wordt tijdens de Raad de TRIPS waiver met betrekking tot COVID-vaccinaties besproken? Zo ja, zal Nederland zich voor die TRIPS waiver uitspreken? Zo nee, waarom niet?
Ja, hierover zal worden gesproken. Nederland zal zich in deze Raad niet uitspreken voor enige positie, gezien de Europese Commissie het woord voert namens de Europese Unie.
Het kabinet heeft er, in lijn met de motie-Piri c.s. (35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op coronavaccins.
Zowel de inspanningen van Nederland als die van de Europese Commissie zijn er op gericht dat het stelsel van intellectuele eigendom geen blokkerende (maar juist een faciliterende) rol speelt bij het inzetten van de bestaande capaciteit of het creëren van nieuwe capaciteit voor de productie van COVID-19 vaccins. In de TRIPS-raad heeft de EU daartoe naast gesprekken over tijdelijke opschorting («waiver») van intellectuele eigendomsrechten ook een eigen voorstel gepresenteerd. Het kabinet zal binnen de EU blijven aandringen op proactieve en constructieve onderhandelingen aan de hand van concrete teksten over zowel het EU-voorstel als een beperkt waiver-voorstel.
Onderschrijft het kabinet de noodzaak om 70% van de wereldbevolking te vaccineren? Deelt het kabinet de zorgen dat in sommige werelddelen pas een paar procent van de bevolking gevaccineerd is?
Ja, het kabinet deelt deze ambitie en draagt zowel financieel (90 miljoen EUR) als in natura (27 miljoen vaccins) significant bij aan de verschillende pijlers van de Access to Covid-19 Tools Accelerator. Daarnaast zet het kabinet stevig in op het versterken van gezondheidssystemen om te zorgen dat de pandemie bestreden wordt, maar ook om de reguliere zorg in stand te houden en beter voorbereid te zijn op toekomstige pandemieën.
In de recent gepresenteerde Strategy to Achieve Global Covid-19 Vaccination by mid-2022 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangegeven daarbij in te zetten op 10% vaccinatie in alle landen tegen eind september, 40% tegen eind december en 70% tegen eind juni. Met een wereldwijde productie van bijna 1,5 miljard doses per maand is de verwachting van de WHO dat er vanuit het oogpunt van de voorziening voldoende doses zullen zijn om de wereldwijde vaccinatiedoelen te bereiken, mits er een billijke verdeling is.
Deelt het kabinet de mening dat de TRIPS waiver bij kan dragen aan het verhogen van de globale vaccinatiegraad, wat weer het risico op mutaties en verspreiding wereldwijd verlaagd?
Ja, indien met het tijdelijk vrijgeven van octrooien op vaccins, die vaccins ook daadwerkelijk sneller beschikbaar komen. Het maken van vaccins is echter niet eenvoudig. Om productiecapaciteit uit te kunnen breiden is veel meer kennis en technologie nodig dan wat in octrooien is opgenomen. Het delen van dergelijke vertrouwelijke kennis kan niet worden afgedwongen en ook het «vrijgeven van patenten» biedt hiervoor geen oplossing. De bereidwilligheid om kennis te delen zou zelfs af kunnen nemen bij het gedwongen vrijgeven van die octrooien. Het stelsel van intellectuele eigendom biedt op dit moment immers een juridische basis voor samenwerking en het veilig delen van rechten en benodigde kennis. Vaccinfabrikanten werken zo op grote schaal samen om de productiecapaciteit wereldwijd te vergroten. Hierover dient tijdens de tekstonderhandelingen meer diepgaand gesproken te worden binnen de WTO.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 13 oktober 2021?
Nee, dit is op deze korte termijn niet mogelijk gebleken.
Martelingen en seksueel misbruik in Russische gevangenissen |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat uit duizenden door een ngo gepubliceerde videobeelden blijkt dat Russische gevangenen door bewakers worden gemarteld en seksueel worden misbruikt, in verschillende gevangenissen verspreid over Rusland?1
Het kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de video’s die een klokkenluider naar buiten heeft gebracht over (seksueel) geweld tegen gevangenen in Rusland.
Zoals blijkt uit het Algemeen ambtsbericht over de Russische Federatie (april 2021) verschillen de leefomstandigheden in gevangenissen en detentiecentra sterk per regio en per soort detentiefaciliteit. Hoewel er volop aanwijzingen zijn dat gedetineerden in Rusland te maken hebben met mishandeling, geweld en vernedering, is de precieze omvang ervan door gebrek aan officiële cijfers niet bekend.
Het beeldmateriaal bevestigt op schokkende wijze dat het om tientallen gevallen gaat, in verschillende gevangenissen en detentiecentra, onder andere in de gevangenis van Saratov. Dit versterkt de conclusies dat het niet om geïsoleerde gevallen gaat, maar om een veelvoorkomend fenomeen, zoals organisaties als Amnesty International, Human Rights Watch en diverse Russische NGO’s naar voren hebben gebracht.
Hoe serieus neemt u de reactie van het Kremlin dat het beeldmateriaal tot «serieus onderzoek» zal leiden?
Gulagu.net, een NGO die strijdt voor de rechten van gevangenen in Rusland, heeft er in een open brief bij president Poetin op aangedrongen onderzoek te doen naar de toedracht en een einde te maken aan het geweld tegen gevangen.
Na het verschijnen van de beelden kondigde de Russische overheid een onderzoek aan naar deze mishandelingen in detentiecentra. Op 25 november werd het hoofd van de Federale Gevangenisdienst FSIN Aleksandr Kalasjnikov ontslagen. Achttien leidinggevenden van de gevangenis van Saratov zouden eerder zijn ontslagen. Ook zijn de regionale autoriteiten in Saratov strafzaken begonnen tegen verantwoordelijken.
Gezien de ernst van de mishandelingen en de omvang ervan verwacht het kabinet dat de Russische overheid (seksueel) geweld in detentiecentra grondig onderzoekt, de verantwoordelijken ter verantwoording roept en structurele maatregelen neemt om geweld, mishandeling en vernedering in gevangenissen en detentiecentra te voorkomen.
Het is zorgelijk dat Sergej Savaljev, de klokkenluider die met groot persoonlijk risico de videobeelden naar buiten wist te smokkelen en openbaar maakte, en Vladimir Osetsjkin, de oprichter van Gulagu.net, door de Russische autoriteiten gezocht lijken te worden. Het opsporingsbevel tegen Savaljev werd op 10 november ingetrokken, maar Osetjskin werd op 12 november juist op de lijst geplaatst. Osetjskin woont in Frankrijk. Saveljev heeft asiel aangevraagd in Frankrijk.
Positief is dat de Russische Federale Ombudsman, Tatjana Moskalkova, op de bres is gesprongen voor Saveljev. Zij prees de moed van Saveljev dit onrecht publiekelijk aan de kaak te stellen. Gezien het gezag van de Federale Ombudsman gaat hiervan een belangrijk signaal uit dat ook in Rusland zelf de roep om een eind te maken aan dit soort misstanden breed wordt gedeeld.
Bent u bereid bilateraal en via de Verenigde Naties, de Europese Unie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa de Russische regering om opheldering te vragen en te pleiten voor internationaal onderzoek?
Het kabinet spreekt Rusland zowel bilateraal als in multilateraal verband (bijvoorbeeld de OVSE, de RvE en de VN-mensenrechtenraad) regelmatig aan op de mensenrechtensituatie en zal er, samen met gelijkgezinde landen, bij gelegenheid op aandringen dat de het aangekondigde onderzoek naar geweld in detentiecentra grondig wordt verricht en opvolging krijgt.
Klopt het dat de ngo Gulagu.net materiaal naar het Europees comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) heeft gestuurd?
Het is kabinet is hiervan niet op de hoogte.
Bent u bereid te pleiten voor onderzoek door het CPT?
Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT)2 heeft in oktober een periodiek monitoringsbezoek gebracht aan Rusland. In het rapport zal het CPT aanbevelingen doen voor het verbeteren van de detentieomstandigheden. Het rapport van het CPT wordt naar verwachting voorjaar 2022 gedeeld met de Russische autoriteiten. Het rapport wordt pas openbaar na instemming van Rusland.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de tot dusver vrijgegeven beelden het «topje van de ijsberg» vormen en dat martelingen in Russische gevangenissen «angstvallig onder de tafel gehouden» worden?2
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 1 verschillen de leefomstandigheden in de diverse gevangenissen en detentiecentra in Rusland. Er zijn volop aanwijzingen dat mishandeling, geweld en vernedering voorkomen, maar hoe wijdverbreid precies kan door het gebrek aan officiële statistieken moeilijk worden vastgesteld. Indicatief zijn de cijfers die in het Algemeen ambtsbericht Russische Federatie worden genoemd: tussen 2015 en 2018 werd tussen de 1.590 en 1.881 aanklachten van «machtsmisbruik» geregistreerd, waarvan slechts 1,7–3,2% door de Russische overheid werd onderzocht.
Herinnert u zich de actualisering van de beleidsbrief over Rusland, waarin de toegenomen repressie en de verslechterde mensenrechtensituatie worden genoemd, maar martelingen nog niet? Deelt u de vrees dat de mensenrechtensituatie in Rusland verder verslechterd is?3
Rusland heeft zich in de optiek van het kabinet de afgelopen jaren verder afgekeerd van de internationale rechtsorde, de bestaande veiligheidsordening in Europa en de universaliteit van mensenrechten. De ruimte voor onafhankelijke NGO’s om in Rusland te werken is de afgelopen jaren bijvoorbeeld gekrompen, o.a. door wetgeving tegen «extremisme» en «buitenlandse agenten.»
Ook is de vrijheid van meningsuiting verder aan banden gelegd, niet alleen door steeds meer beperkingen om te demonstreren, maar ook doordat de ruimte voor kritische berichtgeving over het overheidsbeleid steeds kleiner wordt. De meeste toonaangevende onafhankelijke nieuwsmedia zijn ofwel onder controle gebracht van de overheid, of hielden op te bestaan. Ook oefent de Russische overheid steeds meer controle uit op het internet in Rusland.
Gelet op de roep vanuit de Russische maatschappij een einde te maken aan misstanden in het gevangeniswezen zijn media, NGO’s en het maatschappelijk middenveld bij het publieke toezicht op de condities in plaatsen van detentie van groot belang. Het is daarom verontrustend dat bekende mensenrechtendeskundigen sinds enkele jaren worden uitgesloten uit de selectie van kandidaten voor de Commissies van Publiek Toezicht op omstandigheden in plaatsen van detentie (ONK).
Het kabinet deelt de vrees dat de mensenrechtensituatie in Rusland over de gehele linie verslechterd is. Dit is zeer zorgelijk en het kabinet blijft hier aandacht voor vragen, in zowel multilateraal als bilateraal verband, zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 3.
Grote financiële tekorten bij de krijgsmacht |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onrust bij krijgsmacht neemt toe wegens financiële sores: «Grote tekorten in munitie en onderdelen»»1?
Ja.
Wordt er net als in 20152 bij schietoefeningen door militairen weer pangpang geroepen vanwege het tekort aan munitie? Kunt u toelichten hoe men anders omgaat met het munitietekort?
Voor de gereedheid van individuele militairen en eenheden zijn schietoefeningen noodzakelijk. Om de geoefendheid te blijven garanderen, is en blijft de beschikbaarheid van voldoende munitie essentieel.
Conventionele munitie voor opleiding en training wordt gefinancierd vanuit het exploitatiebudget. In de Kamerbrief «Stand van zaken munitiedomein» (Kamerstuk 27 830-337) van 21 mei jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris gemeld dat de beschikbare voorraad conventionele munitie die jaarlijks voor opleiding en training benodigd is niet volledig aangevuld kan worden vanwege een mismatch tussen behoefte en budget. De gemiddelde kosten die voortkomen uit de vastgestelde behoefte voor conventionele munitie voor opleiding en training bedragen jaarlijks circa € 140 miljoen. Om het verbruik van conventionele munitie voor opleiding en training aan te vullen, was echter jaarlijks € 80 miljoen beschikbaar. Omdat het verbruik niet is bijgesteld en de munitie niet volledig aangevuld kon worden is over de jaren ingeteerd op de beschikbare voorraad conventionele munitie voor opleiding en training.
Bij de Augustusbesluitvorming 2021 heeft het kabinet besloten € 95 miljoen structureel extra te investeren in Defensie. Hiermee kan een deel van de mismatch tussen behoefte en budget in de exploitatie worden opgelost en van dit bedrag is structureel € 60 miljoen bestemd voor opleidings- en trainingsmunitie (Kamerstuk 35 925 K-2). Trainingsverbruik van munitie en budget om verbruikte munitie weer aan te kunnen vullen komen daarmee in balans en tekorten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan worden weer aangevuld. Op het gebied van de beschikbaarheid van klein kalibermunitie worden op dit moment geen structurele problemen voorzien. Voor de complexere munitiesoorten duurt het echter enkele jaren voordat de fysieke voorraad munitie weer volledig beschikbaar is, vanwege leveringstermijnen en productiecapaciteit bij de producerende industrie.
Defensie blijft zoeken naar mogelijkheden om het rendement van de schietopleidingen te verbeteren, bijvoorbeeld door de mix van verschillende munitietypen te optimaliseren. Daarnaast wordt voortdurend gekeken naar mogelijkheden om een deel van het opleidings- en trainingsprogramma met behulp van simulatie in een digitale omgeving uit te voeren. Hiermee kan de munitiebehoefte voor opleiding en training langdurig in balans gehouden worden met de beschikbare financiële middelen.
Klopt het dat de krijgsmacht op de exploitatie jaarlijks structureel rond de 700 miljoen euro tekort komt? Kunt u dit toelichten?
Defensie wordt momenteel dagelijks geconfronteerd met knelpunten vanwege onder meer de staat van het vastgoed en een aanhoudende mismatch tussen behoefte en budget bij de instandhouding van materieel en IT. Deze knelpunten hebben een negatief effect op de gereedheid van eenheden. Deze mismatch tussen behoefte en budget is niet nieuw. In de Defensievisie 2035 (Kamerstuknummer 34 919-71) is reeds aangegeven dat ook na de investeringen van de afgelopen jaren herstel nodig blijft voor de noodzakelijke gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht om de grondwettelijke taken van Defensie uit te kunnen voeren. Dit geldt met name voor vastgoed, IT, grootmaterieel, instandhouding van materieel, personele vulling en goed werkgeverschap, algemene bedrijfsvoering en sociale en fysieke veiligheid. In de Defensievisie is beschreven dat als we alles zo goed mogelijk inrichten er structureel € 13 miljard tot € 17 miljard extra nodig. Niet alles kan en niet alles kan tegelijk, daarom zijn keuzes nodig. Er is ongeveer € 4 miljard per jaar extra nodig om aan te sluiten bij het Europese gemiddelde van onze NAVO-bondgenoten. Met een dergelijke investering kan Defensie de belangrijkste problemen en knelpunten in de defensieorganisatie adresseren. Ook kunnen we daarmee toekomstige dreigingen pareren. Als er specifiek wordt gekeken naar de bedrijfsvoering, gegeven de huidige omvang van de organisatie en behoeftestelling, is in de Defensievisie aangegeven dat er € 1,5 miljard tot € 2 miljard structureel nodig is om de mismatch op te lossen. Dit bedrag is gebaseerd op de uitkomsten van de interdepartementale Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH).
Met de motie Hermans krijgt Defensie € 300 miljoen structureel om de instandhouding van materieel, IT en vastgoed te verbeteren. Eerder heeft het kabinet besloten € 95 miljoen euro structureel extra te investeren in Defensie. Hiermee kan een deel van de mismatch tussen behoefte en budget in de exploitatie worden opgelost (zie ook antwoord bij vraag 2). Er zijn echter nog forse investeringen of ingrijpende keuzes nodig om de kwetsbaarheden van de organisatie aan te pakken, de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht te vergroten, maar ook te kunnen inspelen op nieuwe dreigingen. Besluiten hierover zijn aan een volgend kabinet.
Wat is nodig om deze tekorten te ledigen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er ingrijpende maatregelen, zoals het opheffen van onderdelen, volgen als de tekorten niet worden geledigd? Zo nee, wat bedoelen de militaire vakbonden AFMP en ACOM dan?
Op dit moment is Defensie niet adequaat toegerust voor toekomstige en sommige huidige dreigingen. Het beroep op Defensie groeit en hiervoor hebben we te weinig middelen, voorraden, ondersteuning en mensen (zoals ook blijkt uit de probleemanalyse van de Defensievisie en het rapport van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen). Zoals in de Defensievisie al is aangegeven is het essentieel dat taak en budget voor Defensie duurzaam in balans komen. Wanneer het budget achterblijft zullen er dus keuzes moeten worden gemaakt met betrekking tot de taken. Hoe die keuzes er precies uit zullen zien is aan het volgende kabinet. Iedere keuze heeft consequenties voor wat de organisatie kan, maar ook voor wat de organisatie niet kan. Iedere keuze brengt daardoor met zich mee dat er ook een risico wordt geaccepteerd.
Wat heeft de Commandant der Strijdkrachten Eichelsheim bedoeld met zijn opmerking dat er «een krijgsmacht aankomt die er fundamenteel anders uitziet.»? Kunt u in uw toelichting een reactie geven op intern circulerende stukken waarin staat dat er verschillende onderdelen zijn die voor opheffing zouden moeten vrezen?
Zoals aangegeven is Defensie niet adequaat toegerust om ons Koninkrijk te beschermen tegen toekomstige en sommige huidige dreigingen. In de Defensievisie 2035 is aangegeven waar we nu staan en wat er moet veranderen om deze dreigingen aan te kunnen. De Defensievisie schetst daarvoor een nieuw profiel voor de defensieorganisatie. Defensie moet een slimme, technologisch hoogwaardige organisatie zijn die beschikt over een groot vermogen om zich aan te passen en handelt op basis van de beste informatie. We gaan naar een krijgsmacht die bestaat uit schaalbare eenheden, die gedigitaliseerd kunnen optreden in de bekende en de nieuwe domeinen zoals cyber, informatie en space, en die diepgaand samenwerkt met internationale partners. Hiervoor is verandering nodig: er moeten nieuwe capaciteiten en manieren van werken worden ontwikkeld en bestaande capaciteiten en manieren van werken moeten worden gemoderniseerd, uitgebreid of aangepast. Wat de exacte gevolgen zijn voor Defensie en haar capaciteiten is primair afhankelijk van de politieke opdracht en de randvoorwaarden die Defensie krijgt en is daarom aan een volgend kabinet.
Deelt u de mening dat niemand wat heeft aan een leger dat vanwege een munitietekort pangpang roepend door het leven gaat? Zo ja, deelt u de mening dat de formerende partijen moeten kiezen: echt investeren of de krijgsmacht opheffen? Kunt u dit toelichten, met de daarbij behorende scenario’s?
Defensie heeft belangrijke, (grond)wettelijke taken bij het beschermen van de veiligheid en de belangen van het Koninkrijk. En deze taken worden steeds belangrijker: onze wereld is volop in beweging, de veiligheidssituatie om ons heen verslechtert en ons Koninkrijk wordt iedere dag, zichtbaar en onzichtbaar, bedreigd. Het beroep op Defensie, zowel binnen het Koninkrijk als daarbuiten, neemt daarom al jaren toe en de verwachting is dat dit de komende jaren verder zal toenemen (zie hiervoor de Defensievisie 2035). Het is daarom essentieel dat taken en middelen voor Defensie duurzaam in balans komen. Dat past ook bij de rol van Nederland als betrouwbare partner in bondgenootschappen als de NAVO en de EU. De politiek besluit over de taken van Defensie en de bijbehorende middelen. Het volgende kabinet zal zich hierover moeten buigen.
De klimaatimpact van door de veestapel uitgestoten methaan. |
|
Derk Boswijk (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Koe uit beklaagdenbank; Klimaatimpact Nederlandse veestapel jarenlang fors overschat»?1
Ja.
Klopt het dat het rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) AR6 «The Physical Science Base» stelt dat het effect van constante methaanemissies met een factor drie tot vier is overschat, en dat het effect van groeiende methaanemissies met een factor vier tot vijf is onderschat?2
Dit klopt niet. In het rapport worden bevindingen van een modelonderzoek aangehaald, waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen de rekenmethode GWP* en GWP100 (de huidige standaard) over het berekenen van het opwarmende effect van methaan bij constante en bij stijgende methaanuitstoot over een periode van 20 jaar. De rekenmethode GWP* wijst niet uit dat de invloed van koeien drie tot vier keer minder is dan gedacht. Het drukt alleen de invloed van kortlevende broeikasgassen, zoals methaan, op de opwarming van de aarde anders uit in de tijd dan GWP100 en is het daarbij dus belangrijk in welke context de vergelijking wordt gemaakt. De rekenmethode GWP* laat zien dat het reduceren van methaan een efficiënte manier is om op korte termijn de opwarming van de aarde af te zwakken.
Gezien deze vraag en vraag 3 licht ik bovenstaande graag als volgt nader toe. Het IPCC bestaat uit drie werkgroepen: werkgroep 1: Visies en principes «Oorzaken», werkgroep 2: Gevolgen, kwetsbaarheden en adaptaties en werkgroep 3: Mitigatie «terugdringen van broeikasgasemissies». Het genoemde IPCC rapport is een product van werkgroep 1. Dit rapport geeft alleen een weergave van actuele wetenschappelijke inzichten van klimaatonderzoek, waaronder verschillende methodes, zoals GWP100 en GWP*, voor het berekenen van de bijdrage van kortdurende broeikasgassen, zoals methaan, aan de mondiale opwarming. Het IPCC doet daarbij geen uitspraak over welke methode beter zou zijn of welke methode gebruikt zou moeten worden.
Voor het vergelijken en wegen van de bijdrage van broeikasgassen in de loop van de tijd maakt het uit met welke rekenmethode gewerkt wordt en over welke periode deze impact worden vergeleken. Binnen de internationale klimaatafspraken is door alle landen afgesproken om te werken met de Global Warming Potential 100rekenmethode, ook wel GWP100 genoemd. Daarmee wordt de impact van de broeikasgassen over een periode van 100 jaar berekend en vergeleken met de bijdrage van CO2. Met deze rekenmethode kan de impact van de broeikasgassen (zoals methaan, lachgas en CO2) in de loop van de tijd met elkaar vergeleken en verrekend worden in CO2-equivalenten. Met deze methode kunnen de bijdragen van broeikasgassen en van landen door de tijd heen en ten opzicht van elkaar eenvoudig worden vergeleken.
In het IPCC-rapport worden er naast de GWP100 andere rekenmethoden, waaronder de zogenoemde GWP*, beschreven. Deze GWP* methode geeft met name het effect van de kortlevende gassen zoals methaan anders weer dan bij GWP100. Met GWP* wordt vooral gekeken naar het effect van de verandering van de emissie van methaan op het opwarmende effect.
De verschillen tussen deze 2 methoden worden met onderstaande grafiek3 geïllustreerd.
Bovenstaande grafiek schetst dat methaanemissie (berekend met GWP*) in de eerste jaren na de uitstoot een sterk opwarmingseffect heeft en dat deze relatief snel afneemt. Als met een gemiddelde waarde gerekend wordt, zoals bijv. bij GWP100, dan is het gemiddelde opwarmingseffect in de eerste jaren van de uitstoot lager dan het daadwerkelijke opwarmingseffect, en jaren daarna hoger dan het daadwerkelijke opwarmingseffect. GWP* maakt inzichtelijk dat bij gelijkblijvend emissies van methaan er een evenwicht ontstaat in de luchtconcentratie van methaan in de atmosfeer. Bij afnemende methaanemissie neemt de luchtconcentratie ook af en daarmee ook het opwarmingseffect. De reductie van methaanemissie moet dan echter wel op mondiale schaal plaatsvinden.
Beide rekenmethoden geven relevante inzichten over de impact van methaan. Daarom is het goed dat IPCC beide methoden schetst en deze in samenhang en op mondiale schaal worden bezien. Welke implicaties deze verschillende methoden voor mitigatiestrategieën hebben, zal worden behandeld in het rapport van werkgroep III (mitigatie) van het IPCC, dat in het voorjaar van 2022 uitkomt.
Na afronding van de 6e assessment cyclus in het derde kwartaal van 2022, zullen de IPCC-inzichten uit deze cyclus in VN-verband worden besproken en kunnen dan leiden tot aanpassing van de internationale afspraken over de wijze waarop de bijdrage van (verschillende) broeikasgassen wordt berekend. Bij aanpassing van deze afspraken zal dit ook doorvertaald worden in het klimaatbeleid van Nederland. Dat is vooralsnog niet aan de orde.
Hoe duidt u deze constatering uit dit rapport? Wat betekent de constatering dat gelijkblijvende methaanemissies een veel kleiner effect hebben op klimaatverandering dan eerder werd aangenomen voor het Nederlandse klimaatbeleid met betrekking tot de landbouw en de grootte van de Nederlandse veestapel?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de constatering van de Duitse wetenschapper dat een gelijkblijvende of afnemende veestapel niet zorgt voor extra opwarming? Zo nee, waarom niet. Zo ja, wat zijn de implicaties van deze constatering?3
Ik begrijp deze redenering, maar ik deel deze niet. Gezien het feit dat klimaatverandering en emissies op mondiale schaal bezien moeten worden gaat de stelling van deze wetenschapper niet op voor de nationale situatie. Mondiaal gezien is er geen sprake van een gelijkblijvende of afnemende veestapel. Methaan is een zeer sterk broeikasgas en voordat deze emissie wordt omgezet naar CO2 komt er o.a. ozon vrij, waardoor er ook impact op de opwarming van de aarde is.
Kunt u aangeven of en op welke wijze deze nieuwe inzichten over de klimaatimpact van methaanemissies zullen worden betrokken bij de beoordeling door het kabinet van het EU-voorstel voor de herziening van LULUCF-verordening? Kunt u daarbij specifiek aangeven hoe u deze inzichten mee zult nemen in de beoordeling van het voorstel om niet CO2-uitstoot vanuit de landbouwsector mee te tellen in de LULUCF-verordening?
Op 17 september jl. heeft u de kabinetsbeoordeling ontvangen van het herzieningsvoorstel van de Europese LULUCF verordening. Daarbij geldt net zoals voor Nederland dat de EU de internationale afspraken volgt als het gaat om het berekenen en meten van broeikasgassen. Zie hiervoor ook Kamerstuk 22 112, nr. 3195.
Kunt u een reactie geven op de volgende uitspraak uit het rapport: «In reality, a decline in methane emissions to a smaller but still positive value could cause a declining warming»? Betekent dit volgens u dat lagere methaanemissies niet alleen tot een verminderde bijdrage aan klimaatverandering kunnen leiden, maar zelfs de opwarming van de aarde zouden kunnen verlagen? Zo ja, wat zouden daarvan de implicaties zijn voor het klimaatbeleid en de prioriteiten daarbinnen?
Het klopt dat een sterke mondiale reductie van methaanemissies tot minder opwarming kan leiden, wanneer er in de atmosfeer meer methaan wordt afgebroken dan er door uitstoot bijkomt. In dat geval neemt de concentratie van methaan per saldo af en daarmee de bijdrage aan het broeikaseffect.
Om die reden kan een snelle(re) mondiale reductie van methaan helpen om de temperatuurstijging te beperken. Om de temperatuurstijging op lange termijn te beperken blijft een vergaande reductie van broeikasgassen naar netto nul essentieel. De afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs, en de nationale reductieopgave voor de veehouderij m.b.t. methaan zijn leidend. Daarbij volg ik de internationale ontwikkelingen op methaan – bijvoorbeeld de methaanstrategie (zie Kamerstuk 22 112, nr. 2980) en de Global Methane Pledge – nauwlettend.
Wat is uw reactie op de oproep van de professor van Oxord University om boeren te belonen voor het verkleinen van hun veestapel, omdat dat voor verkoeling zorgt?4
De klimaataanpak is een wereldwijde opgave. Op dit moment is er wereldwijd geen sprake van een afname van de veehouderij, stijgen de methaanconcentraties nog en is er dus geen sprake van een eventuele afkoelende bijdrage. Het verkleinen van de veestapel is een van de middelen om de klimaatdoelen te halen en de bijdrage van methaan aan klimaatverandering te verminderen. In het Nederlands klimaatbeleid ligt de focus op het terugdringen van methaanemissie door innovaties en technieken en boeren worden hierin ondersteunt.
Wat is uw inhoudelijke reactie op de volgende constatering uit het rapport: «Contributions to CO2 formation are included for methane depending on whether or not the source originates from fossil carbon, thus methane from fossil fuel sources has slightly higher emission metric values than that from non-fossil sources»? Mag hieruit geconcludeerd worden dat methaanemissies uit fossiele brandstoffen een grotere klimaatimpact hebben dan methaanemissies uit onder andere de landbouw? Zo ja, welke betekenis hecht u hieraan voor het Nederlandse klimaatbeleid en de prioriteiten daarbinnen? Deelt u in dit kader de mening van de professor van Oxford University dat de absolute prioriteit voor beperking van de methaanuitstoot bij de fossiele industrie zou moeten liggen?
Het klopt dat de methaanemissies uit fossiele brandstoffen een grotere klimaatimpact hebben dan biogeen methaan, omdat daarbij bij afbraak fossiele koolstof in de atmosfeer wordt gebracht, maar dat verschil is niet groot. Mede om die reden deel ik niet de mening met betrekking tot prioritering van fossiel methaan.
Het recente IPCC-rapport geeft aan dat de uitstoot van broeikasgassen zoals methaan sterk moet worden gereduceerd voor het halen van de klimaatdoelen van Parijs. Dat vraagt om een aanpak van alle bronnen van methaan, zoals ook afgesproken in het Klimaatakkoord.
Hoe wordt de wijziging in de procedure tot nu toe ervaren? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder goed en wat wordt daar aan gedaan? Wordt de tijdswinst die verwacht werd ook daadwerkelijk gerealiseerd? Zo nee, hoe komt dat?
De wijziging van het Vreemdelingenbesluit is 26 juni 2021 ingegaan. Gelet op het korte tijdsbestek kan nog weinig gezegd worden gedaan over de ervaringen. De IND ziet het echter als een groot voordeel dat gedurende de aanmeldfase nu een globaal beeld kan worden verkregen van de reden van de asielaanvraag. Dit maakt het mogelijk om al in een vroeg stadium de inschatting te maken of sprake is van een asielmotief dat extra aandacht en tijd nodig heeft. Doordat het eerste gehoor is samengevoegd met het aanmeldgehoor is de procedure bovendien efficiënter geworden. De IND-medewerkers die destijds werden ingezet op eerste gehoren, kunnen nu worden ingezet op andere onderdelen van de asielprocedure.
Kunt u ingaan op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over het ontbreken van waarborgen voor de vreemdeling in de nieuwe aanmeldfase zoals een medische check, juridische bijstand en onafhankelijke voorlichting?
Het kabinet is van oordeel dat de korte uitvraag van asielmotieven verantwoord kan zonder dat al aan de door de Afdeling genoemde waarborgen is voldaan. De redenen waarom het kabinet op dit punt van mening verschilt met de Afdeling advisering zijn uitgebreid uiteengezet in het nader rapport bij het besluit waardoor de asielprocedure is gewijzigd. Om herhalingen te voorkomen wordt verwezen naar dit stuk (Stcrt. 2021, 33182).
Hoe wordt gegarandeerd dat de verklaringen gedaan in het nieuwe aanmeldgehoor, de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de vreemdeling niet negatief zullen beïnvloeden?
In artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit is neergelegd dat de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent de asielmotieven niet worden betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, tenzij deze betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of relevant zijn in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid. Dit uitgangspunt is eveneens vastgelegd in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire en de openbare werkinstructie 2021/8.
Waarom is er niet voor gekozen om de Rust- en Voorbereidingstijd (hierna: RVT) of een deel daarvan (bijvoorbeeld de juridische bijstand) plaats te laten vinden vóór het nieuwe aanmeldgehoor, zoals ook bepleit door onder andere de Afdeling, de Kinderombudsman, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en UNHCR en in lijn zou zijn met de Onderzoekscommissie-van Zwol, die het belang benadrukt van rechtsbijstand en onpartijdige informatievoorziening zo vroeg mogelijk in de procedure?1
Zoals in paragraaf 5 (in het bijzonder paragraaf 5.2) van de nota van toelichting bij het besluit waardoor de asielprocedure wordt gewijzigd (Stb. 2001, nr. 250) in reactie op de genoemde adviezen is aangegeven, is het zowel in het belang van de vreemdeling als van de IND dat relevante informatie zo vroeg mogelijk in het proces wordt vastgelegd. Inderdaad heeft op het moment dat het aanmeldgehoor plaatsvindt nog geen contact met een rechtsbijstandverlener plaatsgevonden. Daargelaten dat de Procedurerichtlijn niet voorziet in verplichte rechtsbijstandsverlening gedurende de aanvraagfase, ziet de tijdens het aanmeldgehoor gevraagde informatie slechts op basale informatie over de vreemdeling. Zoals uitgebreid is toegelicht in de genoemde paragraaf van de nota van toelichting is er geen enkele reden om aan te nemen dat de vreemdeling zonder rechtsbijstandverlener niet in staat zal zijn deze informatie te verstrekken en is er evenmin reden om aan te nemen dat een zorgvuldig vervolg van de procedure hierdoor in het gedrang zal komen. In het antwoord op de eerste vraag in het genoemde nader rapport wordt hier eveneens op ingegaan. Toegelicht is dat de vraag naar een korte opgave van de asielmotieven tijdens het aanmeldgehoor niet meer inhoudt dan een eerste uitvraag naar die motieven en dat daarbij geen hoge eisen worden gesteld aan het vermogen van de vreemdeling om daarover te verklaren.
Hoe wordt in de nieuwe situatie om gegaan met asielmotieven die niet worden gemeld in het nieuwe aanmeldgehoor maar wel worden aangedragen in het nader gehoor? Hoe wordt voorkomen dat tegenstrijdigheden of onvolledigheden op dit punt de algehele geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaring van de vreemdeling negatief beïnvloeden?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 3, worden in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor opgegeven asielmotieven niet betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. Wanneer tijdens het nader gehoor nieuwe of tegenstrijdige asielmotieven worden aangedragen ten opzichte van de opgave in het aanmeldformulier of tijdens het aanmeldgehoor, wordt dit niet aan de vreemdeling tegengeworpen. Dit gebeurt alleen wanneer de afgelegde verklaringen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, andere zware strafbare feiten of indien de bescherming van de nationale veiligheid dit vereist.
Wat voor verklaringen, afgelegd tijdens het nieuwe aanmeldgehoor, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en inwilligbaarheid ten behoeve van de asielaanvraag? Hoe wordt hierbij meegewogen wat de medische toestand van een vreemdeling is, gelet op het feit dat de medische check voortaan pas na het aanmeldgehoor plaatsvindt in de nieuwe procedure? En hoe wordt geborgd dat hier niet onbedoeld ook asielmotieven worden meegewogen?
Verklaringen tijdens de aanmeldfase die niet zien op de asielmotieven, kunnen worden meegewogen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Denk hierbij onder meer aan verklaringen over identiteit, nationaliteit, gezinssamenstelling, opleiding, werkzaamheden, woonomgeving en landen waar de vreemdeling voorafgaand aan de komst naar Nederland heeft verbleven.
Het medisch advies vindt ook tijdens de nieuwe asielprocedure plaats voorafgaand aan het nader gehoor en wel tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. De IND houdt tijdens het nader gehoor, de verdere procedure en bij de besluitvorming rekening met het medische advies en eventuele psychische en/of medische problemen die zijn geconstateerd. Dit geldt ook bij het eventueel tegenwerpen van bepaalde verklaringen die tijdens de aanmeldfase zijn afgelegd. De werkinstructies WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)2 en WI 2021/9 Bijzondere procedurele waarborgen – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl)3 geven hiertoe handvatten aan de IND medewerkers. De rechter kan aan de hand van de besluitvorming toetsen of de IND heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit.
Hoe verzekert u, dat waar wordt geschreven in de reactie op de Afdeling dat «rekening gehoudenkan worden met de kwetsbaarheid van de vreemdeling in de behandeling van de asielaanvraag», dit ook daadwerkelijk gebeurt?
De IND houdt gedurende de asielprocedure altijd rekening met een eventuele kwetsbaarheid van een vreemdeling zowel tijdens de gehoren als tijdens de besluitvorming en deed dit ook voor de wijziging van de procedure. In dit verband verwijs ik naar de bovengenoemde werkinstructie inzake procedurele waarborgen. Een vreemdeling die meent dat onvoldoende rekening is gehouden met kwetsbaarheden, kan dat bij de rechter aan de orde stellen.
Hoe wordt rekening gehouden met inconsistenties tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor indien in de RVT blijkt dat iemand geestelijke of andere medische problematiek ervaart? Op welke wijze wordt de inbreng in het aanmeldgehoor dan (anders) gewogen?
Dit hangt af van de individuele zaak, zoals ook is opgenomen in paragraaf 6 van WI 2021/12 Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure – Immigratie- en Naturalisatiedienst (pucoverheid.nl).4 Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling houdt de IND rekening met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Onder andere de (mentale, fysieke, intellectuele etc.) toestand van de vreemdeling speelt een rol tijdens het proces van besluitvorming. Er moet rekening worden gehouden met «verschonende omstandigheden», die gebreken in de afgelegde verklaringen zouden kunnen verklaren (waaronder trauma en gezondheidsproblemen). De ernst van het gebrek moet vanzelfsprekend in verhouding zijn met de aard van de verschonende omstandigheid om het gebrek niet toerekenbaar te achten. De beoordeling is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Waarom is ondanks de kan-bepaling in artikel 3.3 van de memorie van toelichting om minderjarigen apart te horen, er geen gebruik van gemaakt om dit verder bij ministeriele regeling uit te werken? Hoe is verzekerd dat alleenstaande minderjarige asielzoekers voorafgaand aan het nieuwe aanmeldgehoor voldoende rust en voorbereidingstijd krijgen? Krijgen zij van te voren wel juridische bijstand?
Aangenomen wordt dat de vraagstellers doelen op het door meergenoemd besluit aan artikel 3.109a van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegevoegde vijfde lid. Hieraan is uitwerking gegeven in artikel 3.45a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2021, 32590).
(...)
Ook alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) krijgen in de nieuwe procedure geen juridische bijstand voorafgaand aan het aanmeldgehoor. Wel krijgen amv aan het begin van de asielprocedure een voogd van Nidos toegewezen. Met Nidos is ook de afspraak gemaakt dat amv na de aanmeldfase een rust- en voorbereidingstermijn van tenminste drie weken krijgen.
Ik wil tevens benadrukken dat een amv een aanmeldgehoor krijgt dat speciaal is ontwikkeld voor minderjarigen en alleen speciaal daartoe opgeleide medewerkers deze gehoren mogen afnemen. Er wordt ook meer tijd voor een amv aanmeldgehoor ingeruimd dan voor een gehoor met een volwassenen waarbij nadrukkelijk meer aandacht is voor uitleg van de strekking van het gehoor. Nidos woont zo mogelijk het aanmeldgehoor van een amv bij. Ook vind ik het goed te melden amv met voorrang worden ingepland in de Algemene Asielprocedure.
Waarom kiest u ervoor het besluit door te voeren terwijl de Afdeling adviseert het besluit niet te nemen, tenzij het wordt aangepast?
De redenen hiervoor zijn uiteengezet in het genoemde nader rapport.
Vindt er een evaluatie plaats van de wijziging van dit besluit? Zo nee, waarom niet? Kunt u alsnog toezeggen dat de wijziging na een jaar wordt geëvalueerd, of de doelen daadwerkelijk worden behaald en in hoeverre het mogelijk blijkt de nieuwe invulling van de procedure van alle noodzakelijke waarborgen te voorzien?
Medio 2022 zal een evaluatie van de gewijzigde procedure worden uitgevoerd die ik met uw Kamer zal delen. De evaluatie zal ingaan op het behalen van de doelen en het voldoen aan de benodigde procedurele waarborgen.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden?