Het bericht dat stokoude, slecht verzekerde tankers met Russische olie meermaals per dag langs de Nederlandse kust varen |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Barry Madlener (minister ) (PVV), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() ![]() |
Herkent u het beeld dat stokoude, slecht verzekerde olietankers van de Russische schaduwvloot afgelopen half jaar ruim 400 keer langs de Nederlandse kust zijn gepasseerd?1 2
Het Ministerie van IenW houdt het overzicht van het totale aantal passerende zeeschepen binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) niet actief bij. Dit doen Kustwacht en de Marine wel. Zij houden real-time toezicht op schepen op de Noordzee. Dit geldt ook voor schaduwvlootschepen. Het is onwenselijk dat olietankers zonder verzekering door de Nederlandse EEZ varen. Op grond van internationale regelgeving van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zijn zeeschepen van vlaggenstaten die IMO-verdragen hebben geratificeerd, verplicht zich te verzekeren. Deze Protection and Indemnity (P&I)-verzekering biedt scheepsbeheerders dekking voor aansprakelijkheid bij schade, zoals schade aan het milieu als gevolg van olieverontreiniging. Binnen de EEZ geldt echter het recht van vrije doorvaart, waardoor er op zee geen mogelijkheden zijn om in te grijpen bij onverzekerde schepen van buitenlandse vlaggenstaten.
Wat is uw reactie op de stelling dat het niet de vraag is of, maar wanneer er een milieuramp zal plaatsvinden, aangezien het hier om veelal oude en slecht onderhouden schepen gaat?
Om naar zee te kunnen vertrekken moeten zeeschepen voldoen aan strenge milieu-, veiligheids- en bemanningseisen. Ook moeten zeeschepen met certificaten kunnen aantonen dat ze volgens internationale vereisten verzekerd zijn. Deze technische en operationele eisen worden door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) vastgesteld en gelden wereldwijd. Zonder internationale veiligheidscertificaten worden schepen aangehouden bij mondiale controles door havenstaten (Port State Control). Schepen mogen na een aanhouding pas weer naar zee vertrekken wanneer het schip aan alle eisen voldoet en de bijbehorende certificaten op orde zijn. Hoewel de wetgeving in reguliere omstandigheden goed functioneert, vraagt omzeiling hiervan door de schaduwvloot om een ander instrumentarium om milieu- en veiligheidsrisico’s te voorkomen. In internationaal verband wordt hier actief naar gezocht. Zo heeft Nederland actief meegewerkt aan de totstandkoming van een IMO resolutie waarin vlaggenstaten en andere maritieme stakeholders worden opgeroepen om maatregelen te nemen om risico’s omtrent de «schaduwvloot» te voorkomen. Daartoe pleit Nederland er in EU-verband, IMO-verband en binnen de overleggremia van Port State Controle regimes voor om extra informatie over risicovolle olietankers te delen en zodoende de inspectielast voor deze schepen mondiaal op te voeren. Daarnaast zorgen overzichten in IMO van schepen die met valse certificaten varen voor de nodige «naming and shaming». Hierbij wordt ook de desbetreffende vlaggenstaat vermeld wiens certificaten vals gebruikt worden. Ook S&P Global, de organisatie die de IMO-nummers aan schepen uitgeeft, houdt een database bij van schepen met valse certificaten die door IMO-lidstaten te raadplegen is. Op deze wijze worden vlaggenstaten gewezen op hun verantwoordelijkheden om verdragsverplichtingen na te komen, om milieu- en veiligheidsrisico's van schaduwvloot schepen te ondervangen.
Ziet u het risico dat dergelijke schepen door Rusland ook gebruikt kunnen worden als wapen, zoals de Rus Vladimir Milov in het artikel claimt?
Zoals in het openbaar jaarverslag van de MIVD staat vermeld, brengt Rusland infrastructuur op de Noordzee heimelijk in kaart en onderneemt het activiteiten die duiden op spionage. Het valt niet uit te sluiten dat deze schaduwvloot ook voor heimelijke doeleinden gebruikt kan worden. Het kabinet vindt daarom dat er extra aandacht moet zijn voor veiligheid van de Noordzee infrastructuur en neemt hiervoor aanvullende maatregelen zoals opgenomen in het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur.3
Klopt het dat als er een milieuramp plaatsvindt waarbij het betrokken schip slecht verzekerd is en het onduidelijk is wie de eigenaar van het schip is, de kosten daarvan op het bord komen van het land in wiens wateren het ongeluk plaatsvindt?
Scheepvaart is een internationale aangelegenheid en voor ongevallen op zee bestaan verschillende internationale aansprakelijkheidsverdragen. Eén daarvan is het Fondsverdrag 1992 (Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992), op grond waarvan het IOPC Fonds is opgericht (International Oil Pollution Compensation Funds). Nederland is verdragspartij bij het Fondsverdrag 1992. Het IOPC Fonds keert uit wanneer de kosten van schade door een ongeval met olietankschepen de verzekering van de scheepseigenaar overstijgt of de eigenaar van het schip niet kan worden achterhaald. Degenen die schade hebben geleden kunnen aanspraak maken op een betaling door het IOPC Fonds. Dit betekent concreet dat bij het plaatsvinden van een milieuramp in eerste instantie meteen moet worden ingegrepen door het land zelf om de olie op te ruimen en verdere schade en vervuiling te voorkomen. Ook het Europees agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) kan hierin bijstand verlenen. Daarna bestaat de mogelijkheid om deze kosten door middel van schadeclaims te verhalen op het IOPC Fonds. De toename van slecht verzekerde olietankschepen baart de verdragspartijen van het IOPC Fonds, waaronder Nederland, zorgen. Daarom werkt de Algemene Vergadering van het IOPC Fonds aan een resolutie waarin, net zoals in de IMO resolutie benoemd onder vraag 2, alle verdragsstaten worden opgeroepen om risico’s omtrent de «schaduwvloot» te voorkomen en hun verdragsverplichtingen na te komen, om milieu- en veiligheidsrisico's van zeeschepen te ondervangen.
Is er een juridische mogelijkheid om olietankers van slechte staat die gevaarlijk zijn voor mens en milieu en die mogelijk niet of slecht verzekerd zijn te weren uit internationale wateren?
Internationale wateren vallen onder de «volle zee». In het VN Zeerechtverdrag4 is bepaald dat daar de vrijheid van de scheepvaart voorop staat. Geen enkele staat kan rechtsgeldig een deel van de volle zee aan zijn soevereiniteit onderwerpen. Verder heeft iedere staat het recht om schepen onder zijn eigen vlag op de volle zee te laten varen. Ook heeft alleen de vlaggenstaat het recht om strafrechtelijke vervolging in te stellen tegen een kapitein indien er een aanvaring of ander voorval dat verband houdt met de navigatie van het schip, plaatsvindt.
Wel kan er ingegrepen worden zodra het schip een haven aandoet. Zonder internationale veiligheidscertificaten worden schepen aangehouden door de Port State Control. Schepen mogen na een aanhouding pas weer naar zee vertrekken wanneer het schip aan alle eisen voldoet en de bijbehorende certificaten op orde zijn.
Kunt u aangeven hoe effectief volgens u het laatste sanctiepakket is, waarbij 27 individuele schepen op de Europese sanctielijst zijn geplaatst?
Het instellen van sancties heeft verschillende doelen. Ze geven een signaal van afkeuring, maken het moeilijker om ongewenst gedrag door te zetten, stimuleren gedragsverandering, ontmoedigen anderen om hetzelfde gedrag te vertonen en bestendigen de normen van het internationaal recht. Mede op Nederlands initiatief zijn in het veertiende sanctiepakket de mogelijkheden vergroot om schepen toegang tot onze havens en dienstverlening te verbieden.
Het sanctioneren van individuele schepen uit de schaduwvloot is een effectieve maatregel gebleken. De schepen die op de Europese sanctielijst worden geplaatst zien een significante daling in opbrengsten uit de handel in olie. Daarnaast ervaren deze schepen moeilijkheden in het aangaan van samenwerkingen met dienstverleners, zoals ingenieurs.5 Het afschrikkende effect van de sancties zorgt ervoor dat de individuele schepen dagelijkse hinder ervaren.
Het is zaak dat deze lijst met schepen voortdurend geüpdatet wordt, zoals we dit ook met andere sanctielijsten doen. Nederland trekt hierin samen op met de EU-lidstaten, en G7-partners.
Is bij u de lijst bekend van de Kiev School of Economics Institute van alle tankers die zonder adequate verzekering Russische olie vervoeren? Zo ja, kunt u een inschatting geven hoe betrouwbaar deze lijst volgens u is?
Ja, het kabinet is bekend met deze lijst. In de aanpak van de schaduwvloot maakt het kabinet gebruik van onderzoeken van verscheidene experts en staat het ook in nauw contact met experts van Kyiv School of Economics, die belangrijk werk doen bij het in kaart brengen van de schaduwvloot. De onderzoeken van Kyiv School of Economics naar de schaduwvloot zijn naar inschatting van het kabinet professioneel en betrouwbaar en het kabinet maakt er dan ook gebruik van. Desalniettemin is het voor sanctionering van afzonderlijke schepen van belang om onderzoeken van externe experts aan te vullen met eigenstandig onderzoek.
Klopt het dat momenteel wordt gewerkt aan verdere uitbreiding van de lijst van gesanctioneerde schaduwvlootschepen? Zo ja, bent u bereid om te bevorderen dat alle schepen die op de lijst van de Kiev School of Economics Institute staan worden toegevoegd aan deze lijst?
Het kabinet pleit ervoor om de economische druk op Rusland verder op te blijven voeren met aanvullende sancties en aanpak van sanctie-omzeiling. Het is niet in het belang van de Nederlandse onderhandelingsinzet om hier in detailniveau op in te gaan, maar de aanpak van de schaduwvloot door aanvullen van de lijst met schepen is prioriteit van het kabinet, waarbij het zeker gebruik maakt van onderzoeken van experts waaronder die van de Kyiv School of Economics. Wel is het van belang dat voor ieder schip een gedegen bewijspakket wordt samengesteld dat bestaat uit meerdere bronnen opdat sanctionering ook bij de rechter stand kan houden.
Deelt u de observatie dat een groot gedeelte van de olie die door deze schepen vervoerd wordt, geraffineerd wordt in Turkije, waarna het als verwerkte brandstof terug wordt verkocht aan (onder andere) Nederland? Herkent u zich in de observatie dat dit effectief neerkomt op witwassen?3
De EU en G7 hebben de rechtstreekse import van Russische ruwe aardolie en aardolieproducten naar de EU- en G7- lidstaten middels sancties verboden. Daarnaast hebben zij een prijsplafond-mechanisme ingesteld. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten kunnen niet meer naar EU- en G7-leden, maar nog wel naar de wereldoliemarkt worden geëxporteerd tegen een gereduceerde prijs (max $ 60/vat ruwe aardolie) met dienstverlening van bedrijven uit EU- en G7-lidstaten. Doel is om Russische inkomsten te raken, terwijl tekorten op de internationale oliemarkt worden voorkomen en een opwaartse druk op de olieprijs wordt gereduceerd. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten verhandeld boven het prijsplafond zijn uitgesloten van Westerse dienstverlening. Dit is van invloed op de Russische inkomsten uit olie-export en daarmee de beschikbaarheid van middelen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zonder de wereldoliemarkt te verstoren.
In het zesde EU sanctiepakket is vastgesteld dat bijvoorbeeld dieselimport met Turkse oorsprong buiten de reikwijdte van de sancties valt. In de productie van deze diesel kan voor een deel gebruik zijn gemaakt van Russische ruwe aardolie. Invoer van aardolieproducten van Turkse oorsprong is op basis van de sanctiemaatregelen tegen Rusland dus niet verboden, ook al zou bij de productie van deze diesel ruwe aardaardolie afkomstig uit Rusland gebruikt worden. De oorsprong van goederen waarvoor sanctiemaatregelen gelden wordt vastgesteld op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De oorsprong van het aardolieproduct hangt onder andere af van de bewerking die de gebruikte ruwe aardolie heeft ondergaan, alsook de relatieve hoeveelheden van ruwe aardolie van verschillende oorsprong die gebruikt zijn in het productieproces.
Deelt u de zorg dat als u noch in staat bent de doorvaart van deze slechte tankers, noch de aankoop van witgewassen Russische brandstof een halt toe te roepen, de huidige sanctiemaatregelen ontoereikend zijn? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe in een 15e sanctieregime aan beide praktijken een einde kan worden gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt nauw samen met internationale partners in de aanpak van de Russische schaduwvloot en andere sancties die het Russische verdienvermogen op mondiale olie- en gasmarkten te ondermijnen. Nationaal wordt daarnaast nauw samengewerkt tussen handhavingsinstanties, waaronder de Douane en de Kustwacht die concrete actie ondernemen. Daarnaast spant het kabinet zich actief in om het onderwerp in IMO-verband op de agenda te houden.
Het ondermijnen van het Russische verdienvermogen en de aanpak van sanctieomzeiling blijft echter een kwestie van lange adem. Omdat Rusland voortdurend nieuwe omzeilingsmogelijkheden ontwikkelt is het van belang dat de sanctiecoalitie blijft innoveren met nieuwe sanctie-instrumenten. Nederland levert hier een zeer actieve bijdrage aan en zal dat ook richting het vijftiende pakket doen. De verdere aanpak van de schaduwvloot en het ondermijnen van Russisch verdienvermogen op mondiale energie- en grondstoffenmarkten zijn hierbij blijvende prioriteit van het kabinet, in uitvoering van de motie Koekkoek en Dassen over een pakket aan maatregelen teneinde de situatie omtrent de Russische schaduwvloot in Zeeland aan te pakken en de motie Klaver, Dassen & Paternotte over in Europees verband pleiten voor beperkende maatregelen wat betreft import uit Rusland in het nucleair domein en van LNG.7 Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen en de Nederlandse onderhandelingspositie om verder in detail te gaan over concrete voorstellen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het tweeminutendebat sancties beantwoorden?
Ja.
Hoe beoordeelt u de analyse van de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma dat het abrupt en eenzijdig opzeggen van afspraken over onderwijsinvesteringen in strijd is met het rechtsstatelijke uitgangspunt van een betrouwbare en voorspelbare overheid?2
Het rechtsstatelijke uitgangspunt van een betrouwbare en voorspelbare overheid houdt volgens de analyse van de commissie in dat de overheid zich houdt aan (eigen) regels, burgers de overheid daarop kunnen aanspreken, de overheid haar macht niet misbruikt, haar handelen baseert op rechtmatig en in de wet verankerd en kenbaar beleid, haar macht op een van tevoren duidelijke en achteraf te controleren manier uitvoert en verantwoordt en dat niemand gestraft mag worden voor iets dat nog niet strafbaar was op het moment dat het feit werd begaan.
Ik deel de mening van de commissie niet dat het aanpassen van de afspraken in het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap in strijd is met dit uitgangspunt. Anders dan de vraag suggereert, is het bestuursakkoord niet de grondslag op basis waarvan de bekostiging wordt verstrekt. De begrotingswetgever stelt jaarlijks financiële middelen ter beschikking. Als er voldoende middelen zijn dan krijgen hogeronderwijsinstellingen conform de gemaakte afspraken in het bestuursakkoord jaarlijks bij de rijksbijdragebrief extra bekostiging erbij. Het is aan de begrotingswetgever om jaarlijks de hoogte van de landelijke rijksbijdrage te bepalen.
Ik besef ten zeerste dat de bezuinigingen pijn doen in het veld. Daarom is het des te belangrijker dat de budgettaire opgave verstandig wordt ingevuld, juist omdat ik veel waarde hecht aan een betrouwbare overheid. Zo heb ik er bijvoorbeeld voor gekozen om de sectorplannen overeind te houden, zodat vaste banen voor wetenschappers behouden konden worden. Dit is echter ten koste gegaan van de startersbeurzen, wat voor veel wetenschappers een teleurstelling is. Wel heb ik een resterend bedrag van gemiddeld € 78 miljoen tot en met 2031 van de stimuleringsbeurzen overeind weten te houden om de instellingen te helpen de werkdruk te verlagen, overeenkomstig de oorspronkelijke doelstelling van de stimuleringsbeurzen. Dit bedrag kan tevens ingezet worden om al toegezegde starters- en stimuleringsbeurzen toe te kennen.
Bent u bereid om alle ambtelijke advisering en de onderliggende nota’s op dit punt voor het commissiedebat DUO en hoger onderwijs d.d. 23 oktober 2024 naar de Kamer te sturen?
Dat ben ik niet, omdat het kabinet geen ambtelijke adviezen en nota’s deelt die zien op het opstellen van het Regeerprogramma, op grond van eenheid kabinetsbeleid.
De interne communicatie en adviezen met betrekkingen tot de overbrenging van Afghaanse bewakers |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Marjolein Faber (minister ) (PVV), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u uiterlijk donderdag 3 oktober om 12.00 uur alle interne communicatie en adviezen met betrekking tot het besluit om Afghaanse bewakers niet over te brengen naar Nederland binnen en tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie & Veiligheid/Asiel & Migratie sinds het aantreden van uw kabinet naar de Kamer sturen?
Wij komen gedeeltelijk tegemoet aan uw verzoek door de ambtelijke adviezen te verstrekken die zijn opgesteld sinds het aantreden van het nieuwe kabinet met betrekking tot de overbrenging van Afghaanse bewakers.
Het bericht 'Rusland bespioneert systematisch onze wateren' |
|
Joost Sneller (D66), Jan Paternotte (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rusland bespioneert systematisch onze wateren»?1
Ja.
Hoe reflecteert u op de Russische activiteiten in de Noordzee, overwegende dat honderden Russische schepen, die eerder in verband zijn gebracht met sabotage en/of spionage, sinds de invasie van Oekraïne door Europese wateren hebben gevaren (EEZ) en dat het in minstens tientallen gevallen ging om schepen die expliciet verdacht gedrag vertonen in de buurt van kritieke infrastructuur (denk aan gasleidingen, datakabels, energiekabels en militaire infrastructuur)?
Deze dreiging is nog altijd actueel. Onze inlichtingendiensten waarschuwen dat er mogelijke voorbereidingshandelingen plaatsvinden voor verstoring en sabotage van onderzeese kabels en leidingen. Russische entiteiten brengen de Noordzee infrastructuur in kaart en ondernemen activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage. Het kabinet vindt daarom dat er extra aandacht moet zijn voor veiligheid van de Noordzee infrastructuur en neemt hiervoor aanvullende maatregelen.2
Hoeveel gevallen van Russische schepen die verdacht gedrag vertonen in de Nederlandse EEZ sinds de invasie van Oekraïne zijn er bij u bekend? In hoeveel gevallen zijn er expliciete aanwijzingen voor sabotage en/of spionage?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken.
Welke juridische mogelijkheden hebben Nederland en andere EU-landen om misbruik van de mare liberum voor doeleinden van spionage en/of het verzamelen van inlichtingen over onze kritieke infrastructuur tegen te gaan?
De juridische mogelijkheden om het verzamelen van inlichtingen over vitale infrastructuur op zee in specifieke gevallen tegen te gaan, zijn afhankelijk van de omstandigheden van het betreffende incident of activiteit. Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met het zeegebied waarin de betreffende activiteiten plaatsvinden. In algemene zin worden in de zeegebieden die onder Nederlandse soevereiniteit of rechtsmacht vallen weerbaarheidsmaatregelen uitgevoerd, zoals omschreven in de Kamerbrief «Voortgang Strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur»3 die de verschillende Nederlandse autoriteiten in staat stellen om (in overeenstemming met het internationaal recht) handelingsopties te genereren in specifieke gevallen.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionageactiviteiten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat, naast het delen van geheime informatie dat op dit moment al strafbaar is, ook het delen van niet geheime maar wel gevoelige informatie met een buitenlandse mogendheid of het verrichten van andere spionageactiviteiten strafbaar wordt. Dit wetsvoorstel strekt zich niet uit tot de EEZ, maar biedt wel meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden bij spionageactiviteiten op Nederlands grondgebied.
Welke contacten vinden er plaats (of hebben er plaatsgevonden) tussen de Nederlandse overheid en de Russische overheid over deze voorvallen? Welke afstemming vindt hierover plaats binnen EU, NAVO en/of Noordzee-verband?
Het kabinet staat zowel bilateraal als in EU-, NAVO- en Noordzee-verband in nauw contact met andere landen om informatie over het dreigingsbeeld uit te wisselen en gezamenlijke maatregelen te treffen om de nationale en gedeelde weerbaarheid te versterken. De EU Maritime Security Strategybiedt verschillende instrumenten ter verhoging van de weerbaarheid van vitale (onderzeese) infrastructuur, waaronder samenwerking met de NAVO. Ook is Nederland aangesloten op verschillende NAVO-initiatieven. Zo is er de in 2023 opgerichte Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell van de NAVO, die onder andere advies levert over het beschermen van onderzeese infrastructuur. Daarnaast is recent het NATO Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructureopgericht bij het Maritiem Hoofdkwartier van de NAVO, dat bondgenoten zal voorzien in een gedeeld beeld van mogelijke dreigingen op en onder zee en kan een rol spelen in het coördineren van acties. Nederland zet zich actief in voor een verbetering van de samenwerking tussen de EU en de NAVO. Verschillende Noordzeelanden (BEL, DUI, DEN, NOO, NL, VK) hebben een intentieverklaring ondertekend die aanstuurt op nauwere samenwerking en het nemen van coherente weerbaarheidsmaatregelen.
Het kabinet kan geen uitspraken doen over hoe de Nederlandse overheid richting de Russische overheid communiceert over specifieke voorvallen, om geen inzicht te geven in hoe Nederland in de toekomst mogelijk zal reageren.
Welke maatregelen zijn er reeds door Nederland en/of andere EU-landen getroffen om deze Russische spionage en sabotage tegen te gaan? Welke concrete stappen zijn er gezet in het beter beveiligen van kritieke infrastructuur op de Noordzee sinds het ondertekenen van het Noordzee-veiligheidspact?
Vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Het vorige kabinet heeft geïnvesteerd in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur.4 Op korte termijn worden belangrijke stappen hierop ondernomen, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Sinds het ondertekenen van de intentieverklaring (Joint Declaration on Cooperation regarding protection of infrastructure in the North Sea) werken de Noordzeelanden intensiever samen om informatie over verdachte incidenten te delen. Ook is er meer contact over geleerde lessen en operationele samenwerking, waardoor er bij een mogelijk incident of een verhoogde dreiging makkelijker en sneller gezamenlijk kan worden opgetreden. Eind dit jaar wordt de kamer weer geïnformeerd over de verdere voortgang van het programma.
Daarnaast neemt Defensie militaire maatregelen om civiele autoriteiten te ondersteunen in het tegengaan van hybride dreigingen. Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in de vorm van sensoren en commerciële satellietcapaciteit.5 Ten tweede verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken.6 Ten derde investeert Defensie in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot verwerft Defensie in de komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen, hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Het kabinet werkt ook aan de implementatie van de netwerk- en informatiebeveiliging (de NIS2-richtlijn, ter vervanging van de NIS1-richtlijn) en richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten (de CER-richtlijn).7 Uit deze richtlijnen volgen (wettelijke) verplichtingen om, aan onder andere aanbieders van de energie- en digitale infrastructuur op de Noordzee, te helpen zorg te dragen om hun (digitale) systemen weerbaar te maken tegen digitale en fysieke dreigingen. Daarnaast verplicht het Ministerie van Klimaat en Groene Groei alle nieuwe vergunninghouders voor de bouw van windparken op zee om een veiligheidsstrategie te maken en aan te leveren. Daarin moeten ze ingaan op de risico’s die ze zien (o.a. op het gebied van fysieke weerbaarheid, economische veiligheid en cybersecurity) en hoe ze daarmee omgaan.
Herkent u het beeld dat Russische schepen met ankers over de bodem van onze EEZ slepen in de hoop zo kritieke infrastructuur te raken? Zo ja, hoe vaak en wanneer is dit voorgekomen sinds de invasie van Oekraïne?
Zoals in het openbaar jaarverslag van de MIVD staat vermeld, brengt Rusland infrastructuur op de Noordzee heimelijk in kaart en onderneemt het activiteiten die duiden op spionage en voorbereidingshandelingen voor verstoren en sabotage. Het beeld zoals geschetst in de vraag is een scenario waar rekening mee wordt gehouden. Het heeft zich voor zover bekend echter niet voorgedaan in de Nederlandse EEZ.
Welke juridische consequenties heeft het feit dat Russische schepen hun automatisch identificatiesysteem (AIS) uitschakelen wanneer zij zich bevinden in de EEZ van EU-landen, en welke acties heeft Nederland, of hebben andere EU-landen, tot op heden hiertegen ondernomen?
De verplichting voor schepen om met AIS te varen volgt uit het internationaal zeerecht, meer specifiek uit IMO-regelgeving en het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Deze verplichting geldt echter niet voor alle schepen. Uitgezonderd zijn onder meer oorlogsschepen, marinehulpsschepen (auxiliaries) of andere overheids- of staatsschepen. Onder deze laatste categorie valt ook een schip dat tijdelijk ingehuurd is door die staat en uitsluitend gebruikt wordt voor niet-commerciële overheidsdoeleinden. Voor schepen die wel verplicht met AIS zijn uitgerust, geldt dat deze ook verplicht zijn het AIS in werking te hebben. Nederland en andere EU-kuststaten hebben in beginsel geen rechtsmacht over derde gevlagde schepen die hun AIS uitschakelen in de EEZ. Nederland kan een dergelijk schip erop attenderen dat het AIS uit staat en verzoeken dit aan te zetten. Wordt daar geen gevolg aan gegeven dan kan Nederland dit melden bij de vlagstaat van het schip. Het is bij Russisch gevlagde schepen in dat geval aan Rusland als vlagstaat om erop toe te zien dat het schip voldoet aan de internationale regels, waaronder het voeren van AIS.
Het uitschakelen van AIS kan een vorm zijn van verdacht gedrag. Dit kan aanleiding zijn om een schip verder te monitoren. Het kabinet kan geen uitspraken doen over hoe de Nederlandse overheid communiceert of handelt bij specifieke voorvallen, om geen inzicht te geven in hoe Nederland in de toekomst mogelijk zal reageren.
Hoe is op dit moment het toezicht belegd op Russische schepen die de Europese en specifiek de Nederlandse EEZ binnenvaren?
Op dit moment houden verschillende organisaties vanuit verschillende taakstellingen de Noordzee in de gaten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten analyseren en duiden activiteiten van statelijke actoren die mogelijk een risico vormen voor de nationale veiligheid, ook als deze op de Noordzee plaatsvinden. Defensie doet aan beeldopbouw in het kader van haar permante taak op de Noordzee. De Kuswacht houdt in het kader van handhavingstaken zicht op wat er op de Noordzee gebeurt.
Erkent u dat, gezien de invasie in Oekraïne en de oplopende spanning met Rusland, meer specifieke kennis en ervaring nodig is binnen de NCTV, AIVD en MIVD op het gebied van Russische spionage/sabotage en op het gebied van het beschermen van kritieke infrastructuur, zoals op de Noordzee? Op welke manier wordt er binnen deze diensten gewerkt aan het uitbreiden van deze specifieke kennis en ervaring?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. De Tweede Kamer wordt via het geëigende kanaal hierover geïnformeerd.
Het ontwikkelen van kennis en ervaring op deze onderwerpen staat niet stil. Het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur richt zich specifiek op deze dreiging. Daarnaast wordt er periodiek onderzoek gedaan naar dreigingen voor de nationale veiligheid en is daarover gerapporteerd in onder meer de Strategie van het Koninkrijk der Nederlanden, het Dreigingsbeeld Statelijke actoren, het Cybersecuritybeeld Nederland en de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid. De bescherming van de vitale infrastructuur is al langere tijd onderdeel van het kabinetsbeleid. Het dreigingslandschap verandert als gevolg van actuele ontwikkelingen en wordt veelzijdiger. Dit heeft geleid tot een versterkte aanpak. U bent hierover geïnformeerd in de brief «Versterkte aanpak bescherming vitale infrastructuur» van 17 mei 2023.8
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen drie weken beantwoorden zodat antwoorden meegenomen kunnen worden bij de aankomende defensiedebatten (waaronder de behandeling van de begroting)?
Ja.
De niet ingevulde bezuiniging op het basis en voortgezet onderwijs en het mbo |
|
Ilana Rooderkerk (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Waarom is het niet gelukt om deze bezuinigingen te verwerken in de OCW-begroting?
De Tweede Kamer is op 24 oktober 2024 geïnformeerd over de concrete verwerking van de subsidietaakstelling op de OCW-begroting, met een Kamerbrief en een nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2025.
De voorlopige verwerking, zoals opgenomen in de ontwerpbegroting die op Prinsjesdag is gepresenteerd, komt daarmee te vervallen.
Wij hebben een welbewuste keuze gemaakt bij het voorlopig verwerken van de subsidietaakstelling (maatregel 40) uit het Hoofdlijnenakkoord. Die keuze is ook nader toegelicht in de Kamerbrief van 18 september 2024 in reactie op verzoek van het lid Jetten voorafgaand aan de Algemene Politieke Beschouwingen1.
De subsidietaakstelling is € 75 miljoen in 2025 en loopt op tot structureel € 361 miljoen. De taakstelling is voor 2025 ingevuld met concrete maatregelen. Deze maatregelen zijn verwerkt in de ontwerpbegroting van OCW die op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer is gestuurd. De ontwerpbegroting heeft betrekking op het jaar 2025 en voor OCW was het van groot belang dat de Tweede Kamer op Prinsjesdag een ontwerpbegroting zou ontvangen waarin de taakstelling voor 2025 concreet was verwerkt. Dit om het parlement in staat te stellen haar budgetrecht zo goed mogelijk uit te oefenen. Daarnaast zijn de betrokken instellingen en organisaties onlangs geïnformeerd over het voornemen tot beëindiging of vermindering van subsidie of bekostiging.
Kunt u de verdeling van de bezuiniging binnen twee weken naar de Kamer sturen? Zo nee, wanneer dan wel?
Sinds de start van dit kabinet hebben wij een zorgvuldig en verantwoord besluitvormingsproces gevolgd om de subsidietaakstelling structureel uit te werken. Tegelijk erkennen wij het belang van een goede parlementaire behandeling en respecteren wij het budgetrecht van uw Kamer. OCW informeert de Tweede Kamer ruim vóór de begrotingsbehandeling hoe de subsidietaakstelling vanaf 2026 structureel wordt ingevuld middels de voornoemde Kamerbrief en een nota van wijziging op de ontwerpbegroting.
Waarom is ervoor gekozen om de bezuiniging in te boeken op allerlei initiatieven voor het basis- en middelbaar onderwijs en stageplekken voor (voornamelijk) mbo-studenten, ondanks uw claim dat er geen inhoudelijke keuzes zijn gemaakt?
Het feit dat subsidiebudgetten in de Ontwerpbegroting met dergelijke grote bedragen zijn verlaagd, vooruitlopend op een nota van wijziging met structurele invulling van de taakstelling, roept veel vragen op. Dat is begrijpelijk.
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de ombuigingen volgend uit het akkoord worden verwerkt op de departementale begrotingen bij ontwerpbegroting 2025. Dit geldt dus ook voor de subsidietaakstelling.
Omdat meer tijd nodig was om de subsidietaakstelling in te vullen is er gekozen om de subsidietaakstelling voorlopig te verwerken op drie grote subsidiebudgetten. De budgetten in de begroting zijn verlaagd, maar er werden vooralsnog géén concrete maatregelen genomen en er waren geen consequenties in de buitenwereld. Dit staat ook toegelicht in de begroting en in de voornoemde Kamerbrief van 18 september 2024.
Er is specifiek gekozen voor deze drie subsidiebudgetten omdat dit grote subsidiebudgetten zijn. Er is geen individueel subsidiebudget op de OCW-begroting dat groot genoeg is om de volledige subsidietaakstelling op te verwerken. Daarom heeft OCW het aantal subsidiebudgetten waarop de taakstelling wordt ingeboekt zo klein mogelijk gehouden.
Deelt u dat deze initiatieven van onmisbare waarde zijn voor kinderen en jongeren?
In de voornoemde Kamerbrief wordt de concrete verwerking van de subsidietaakstelling toegelicht.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op onderwijs aan zieke leerlingen en Ziezon?
Ja, dat kunnen wij bevestigen. De budgetten die zijn bedoeld voor de huidige activiteiten van «onderwijs aan zieke leerlingen» en Ziezon zijn geen onderdeel van de invulling van de subsidietaakstelling. Ook na invulling van de subsidietaakstelling blijft hier budget voor beschikbaar.
Dit geldt ook voor de activiteiten en organisaties die worden genoemd in vragen 6 t/m 11; te weten het omzetten van lesmateriaal naar braille door Dedicon, onderwijs aan nieuwkomers door lowan, Ouders & Onderwijs, het Nederlands Gebarencentrum, het LAKS en de techniekhavo.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op het omzetten van lesmateriaal naar braille door Dedicon?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op onderwijs aan nieuwkomers door lowan?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op Ouders & Onderwijs?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op het Nederlands Gebarencentrum?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op het LAKS?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u bevestigen dat u niet gaat bezuinigen op de techniekhavo?
Zie het antwoord op vraag 5.
Als u niet van plan bent om deze initiatieven weg te bezuinigen, heeft u contact gehad met de betrokken organisaties om deze boodschap te delen? Vindt u het een voorbeeld van goed bestuur om een bezuiniging ergens in te boeken zonder daarover met de betrokken organisaties te spreken?
Hier is helder over gecommuniceerd. Het oogmerk van zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid ziet ook op de relatie tussen OCW en subsidieontvangers. OCW heeft in deze relatie vanzelfsprekend goed bestuur te betrachten. De wijze van verwerking in de begroting heeft hier in grote mate mee te maken.
De ontwerpbegroting van OCW wordt namelijk samen met de nota van wijziging door het parlement geautoriseerd, nadat het parlement ook over de subsidietaakstelling haar oordeel heeft uitgesproken. Omdat de nota van wijziging gaat over de subsidietaakstelling vanaf 2026 kunnen organisaties ruim van tevoren worden geïnformeerd zodat zij rekening kunnen houden met de consequenties van de subsidietaakstelling.
Daarnaast heeft OCW met betrokken organisaties gesprekken gevoerd die consequenties ondervinden van de subsidietaakstelling.
Deelt u dat het waardevol is voor mbo-studenten om in de praktijk te leren? Zo ja, waarom boekt u dan een bezuiniging hierop in?
De korting op de Regeling Praktijkleren staat toegelicht in de voornoemde Kamerbrief.
Hoeveel stageplekken worden nu gefinancierd vanuit de subsidieregeling praktijkleren?
In 2024 worden ongeveer 170.000 leerwerkplaatsen (in de sectoren vo, mbo en hbo en wo) gefinancierd via de Regeling praktijkleren.
Hoeveel stageplekken gaan er naar inschatting verloren door een mogelijke bezuiniging van 152 miljoen euro op een totaal van 250 miljoen euro voor deze plaatsen?
Wij vinden het niet opportuun om te reflecteren op een voorlopige verwerking van een mogelijke bezuiniging. In de voornoemde Kamerbrief wordt de concrete verwerking van de subsidietaakstelling nader toegelicht. De Regeling praktijkleren wordt vanaf 2030 structureel met circa € 11,9 miljoen verlaagd. Dit heeft naar verwachting weinig significante impact gezien het feit dat in de toekomst in het mbo de studentenaantallen nog zullen dalen.
Heeft u gesproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het mbo over deze bezuiniging?
Er is gesproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en het mbo om toe te lichten dat de voorlopige verwerking van de subsidietaakstelling, op het subsidiebudget «Regeling praktijkleren», in de begroting geen inhoudelijke consequenties heeft.
Kunt u alle onderliggende stukken bij de totstandkoming van de OCW-begroting én de onderwijsparagraaf van het regeerprogramma met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de invulling van de subsidietaakstelling, dan worden alle beslisnota’s die ten grondslag hebben gelegen aan die Kamerbrief en de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2025 actief openbaar gemaakt.
Verdere onderliggende stukken bij de onderwijsparagraaf van het Regeerprogramma worden op grond van eenheid van kabinetsbeleid niet openbaar gemaakt.
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van de totaalsom die uw ministerie moet bijdragen aan de rijksbrede subsidietaakstelling?
In het Hoofdlijnenakkoord is bepaald dat de subsidietaakstelling wordt verdeeld naar rato van de subsidiegrondslag op de begrotingen waarbij de grondslag eerst wordt verlaagd met de specifieke budgetkortingen uit het hoofdlijnenakkoord. De uitwerking van deze verdeling is door het Ministerie van Financiën gedeeld met de overige departementen op 3 juli 2024 ten behoeve van de ministerraad van 5 juli 2024 waar het kabinet heeft ingestemd met de Startbrief. De Startbrief is een kabinetsinterne brief en bevat de technische vertaling van de budgettaire afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord naar de Rijksbegroting. Het besluit over de Startbrief is gepubliceerd in de besluitenlijst van de ministerraad van 5 juli 2024.
Welke subsidieregelingen zijn nog meer overwogen bij het inboeken van deze additionele bezuiniging van bijna 400 miljoen euro per jaar structureel?
De invulling van de subsidietaakstelling is bezien over de volle breedte van de OCW-begroting. In de voornoemde kamerbrief wordt de concrete verwerking van de subsidietaakstelling toegelicht.
Waarom is er, vergeleken met voorgaande jaren, in het subsidieoverzicht voor artikelen 1 en 3 van de OCW-begroting voor 2025 een nieuwe post «overige subsidies» gecreëerd op de OCW-begroting om op te bezuinigen?
De post «Overige subsidie» is niet nieuw en staat al lange tijd in de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid» van de begrotingsartikelen 1 (Primair onderwijs) en 3 (Voortgezet onderwijs). De begroting van OCW bevat ook een bijlage met een subsidieoverzicht per begrotingsartikel. Dit subsidieoverzicht sluit aan op de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid» bij de begrotingsartikelen. De post «Overige subsidies» is in de ontwerpbegroting 2025 toegevoegd aan het subsidieoverzicht in de bijlage om het overzicht beter aan te laten sluiten op de voornoemde tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».
Welk selectiecriterium ligt eraan ten grondslag om gerekend te worden tot «overige subsidies»?
In de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid» bij de begrotingsartikelen wordt een uitsplitsing gemaakt van het instrument subsidies. De prioriteiten van dit kabinet en de grote budgetten worden op een aparte regel genoemd. Dit geldt bijvoorbeeld voor subsidieregelingen als Basisvaardigheden en School en Omgeving. Ook grote instellingssubsidies zoals Kennisnet worden apart vermeld. De overige, kleinere instellingssubsidies, projectsubsidies en kleinere subsidieregelingen worden niet apart genoemd, maar zijn onderdeel van de regel «Overige subsidies». Een nadere uitsplitsing van alle subsidies per artikel is opgenomen in het Subsidieoverzicht in Bijlage 4 van de begroting.
Kunt u deze vragen binnen twee weken elk afzonderlijk beantwoorden?
Op 15 oktober 2024 heeft de Tweede Kamer een uitstelbrief ontvangen voor de beantwoording van deze vragen, omdat voor de beantwoording meer tijd nodig was. In de antwoorden op de vragen 6 t/m 11 wordt verwezen naar het antwoord op vraag 5.
Bent u bekend met de berichten over Chinese luchtvaartmaatschappijen die goedkopere vluchten kunnen aanbieden dan hun Europese concurrenten, omdat zij over Rusland blijven vliegen?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke luchtvaartmaatschappijen het Russische luchtruim gebruiken voor vluchten naar Schiphol?
Uit de vluchtgegevens van Schiphol van augustus 2024 blijkt dat Xiamen Airlines, China Southern Airlines, China Eastern Airlines, Suparna Airlines, China Cargo Airlines, Air China Cargo, Air India en Qatar Executive het Russisch luchtruim gebruiken voor vluchten naar Schiphol.
In hoeverre is er sprake van een gelijk speelveld als maatschappijen die niet over Rusland mogen vliegen of zich aan het Europese verbod houden, moeten concurreren met – onder andere – Chinese, Qatarese en Emirati luchtvaartmaatschappijen?
Het kan luchtvaartmaatschappijen uit landen die nog steeds toegang hebben tot het Russische luchtruim concurrentievoordeel opleveren ten opzichte van luchtvaartmaatschappijen die geen toegang meer hebben tot het Russisch luchtruim. Het gaat dan om tijdwinst, verminderd brandstofgebruik en lagere personeelskosten die dat kan opleveren.
Heeft u over deze ongelijkheid contact met uw Europese en Amerikaanse collega’s, en zo ja, is de Nederlandse inzet om het overvliegen van Rusland te verbieden voor vluchten van en naar de Europese Unie (EU)?
Het Ministerie van IenW heeft op ambtelijk niveau contact met verschillende landen over deze kwestie. Het blijkt echter juridisch niet mogelijk om luchtvaartmaatschappijen uit landen die nog wel via het Russisch luchtruim mogen opereren te verbieden om vluchten van en naar de Europese Unie (EU) uit te voeren.
Is het mogelijk dat Nederlanders een ticket boeken bij een maatschappij die niet over Rusland vliegt, maar uiteindelijk in een toestel terechtkomen van een maatschappij die wél over Rusland vliegt? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Op grond van Europese regelgeving (EU-Verordening EU nr. 2111/20052) moeten passagiers bij de aankoop van een ticket geïnformeerd worden over de identiteit van luchtvaartmaatschappijen waarmee ze gaan vliegen. Ter bescherming van reizigers kent de verordening een specifieke informatieverplichting die voor de luchtvaartmaatschappijen en touroperators geldt. De informatieplicht geldt bijvoorbeeld ook bij het omboeken van tickets. De informatieplicht moet in de algemene vervoersvoorwaarden worden opgenomen.
Bij het boeken van tickets kunnen passagiers aan de hand van de informatie van de desbetreffende luchtvaartmaatschappij of reisorganisatie dus zelf vaststellen of gevlogen wordt met een luchtvaartmaatschappij die (mogelijk) gebruik maakt van het Russische luchtruim.
Hoe beoordeelt u het veiligheidsrisico voor Nederlanders bij het overvliegen van Russisch en Wit-Russisch luchtruim, gezien het feit dat Wit-Rusland in 2021 een vlucht dwong te landen om een dissident op te pakken en hem tot op heden vast te houden?
Gelet op de onwettige gedwongen landing van een Ryanair vlucht in Wit-Rusland op 23 mei 2021, valt niet uit te sluiten dat Belarus of Rusland een luchtvaartmaatschappij die nog wel over hun luchtruim mag opereren dwingt om te landen als er een passagier aan boord is die ze willen aanhouden. Dit zou ook een Nederlander kunnen betreffen.
Bent u bereid te verkennen hoe het vliegen over Rusland vanaf en naar Schiphol gestopt kan worden?
Zoals gesteld in antwoord op vraag 4, is het juridisch niet mogelijk om luchtvaartmaatschappijen uit landen die nog wel via het Russisch luchtruim mogen opereren te verbieden om vluchten van en naar luchthavens binnen de Europese Unie, waaronder Schiphol, uit te voeren. Het EU-vliegverbod dat naar aanleiding van de Russische inval in Oekraïne geldt, heeft namelijk uitsluitend betrekking op Russische luchtvaartuigen.
Zoals al eerder aan de Kamer meegedeeld, overweegt het kabinet ook niet om voor te stellen de huidige EU luchtvaartsancties uit te breiden naar luchtvaartmaatschappijen uit dergelijke landen. Daarbij kan een dergelijke uitbreiding ook leiden tot mogelijke tegenmaatregelen door de desbetreffende landen tegen in Nederland gevestigde EU luchtvaartmaatschappijen, zoals KLM, die op die landen opereren. Ook kan het in bredere zin schadelijke neveneffecten hebben op de Nederlandse handelsbelangen met die landen.
Het kabinet is er in algemene zin wel voorstander van dat de EU er bij derde landen op blijft aandringen om vergelijkbare sancties als de EU in te stellen en de Europese sancties in ieder geval niet te ondermijnen.3
Deelt u de mening dat, zolang Rusland een agressieoorlog tegen Oekraïne voert, Rusland zoveel mogelijk overvliegrechten ontzegd moeten worden?
Voor zover het ontzegging van overvliegrechten van Russische luchtvaartuigen over het EU luchtruim betreft voorziet het huidige EU-vliegverbod daar al in.
Bent u bereid met uw Europese collega’s de optie te bespreken om een heffing in te stellen op het vliegen naar de EU over gebieden waar EU-luchtvaartmaatschappijen niet mogen overvliegen? Zo nee, waarom niet?
Heffingen mogen op grond van artikel 15 van het Verdrag van Chicago (1944) niet discriminatoir worden opgelegd aan luchtvaartmaatschappijen uit verschillende Verdragsluitende Staten bij ICAO voor het gebruik van luchthavens en luchthavenfaciliteiten. Daarbij mogen er geen heffingen worden opgelegd voor het enkele recht van het vliegen over, het binnenvliegen in of het vertrek uit elkaars grondgebied.
Het kabinet ziet dus geen mogelijkheid tot het opleggen van een dergelijke discriminatoire heffing aan luchtvaartmaatschappijen uit bepaalde landen op het vliegen naar de EU over gebieden waar EU-luchtvaartmaatschappijen niet over mogen vliegen.
Bent u bereid om zich binnen International Civil Aviation Organization(ICAO)-verband in te zetten voor een stop op internationale vluchten die Rusland overvliegen?
De bevoegdheden van ICAO hebben onder meer betrekking op de ontwikkeling van internationale normen en voorschriften voor de internationale burgerluchtvaart en het bevorderen van de naleving daarvan door de ICAO lidstaten. Ze voorzien daarmee niet in het opleggen van dergelijke sancties aan haar lidstaten. Het is dus niet mogelijk om in ICAO verband een stop op internationale vluchten die Rusland overvliegen af te dwingen.
Het bericht ‘West funding Putin’s soldiers with growing Russian fuel purchases’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de toenemende Europese import van in Turkije verwerkte Russische olie, en de analyse dat de daaruit verkregen inkomsten Rusland in staat stellen om maandelijks zo’n 6.200 soldaten te rekruteren voor haar vernietigingsoorlog in Oekraïne?1, 2
Ja. De data van het «Centre for Research on Energy and Clean Air» (CREA) zijn modelmatig tot stand gekomen door publiekelijk bekende scheepsbewegingen te monitoren en deze te vermenigvuldigen met een aangenomen waarde voor lading en prijs. Deze getallen kunnen pas geverifieerd worden als de officiële statistiek o.b.v. douanedata beschikbaar is.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van Europese afnemers bij deze handel de effectiviteit van Europese Unie (EU)-sancties ondermijnt en daarmee in strijd is met het Europese en Nederlandse beleid om Oekraïne te steunen in haar verzet tegen de Russische agressie?
De EU-lidstaten en G7-leden hebben de rechtstreekse import van Russische ruwe aardolie en aardolieproducten naar de EU- en G7- lidstaten middels sancties verboden.
Daarnaast hebben zij een prijsplafond-mechanisme vastgesteld. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten kunnen niet meer naar de EU en G7-leden, maar nog naar de wereldoliemarkt worden geëxporteerd tegen een gereduceerde prijs (max $ 60/vat ruwe aardolie) met dienstverlening van bedrijven uit EU- en G7-lidstaten. Doel is om de Russische inkomsten te raken, terwijl tekorten op de internationale oliemarkt worden voorkomen en een opwaartse druk op de olieprijs gereduceerd. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten verhandeld boven het prijsplafond zijn uitgesloten van Westerse dienstverlening. Dit is van invloed op de Russische inkomsten uit olie-export en daarmee de beschikbaarheid van middelen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zonder de wereldoliemarkt te verstoren.
Rusland is de tweede olieproducent ter wereld na de VS en net iets groter dan Saoedi-Arabië. Rusland produceerde in augustus 10,6 miljoen vaten per dag en exporteerde hiervan 7,02 miljoen vaten per dag naar de wereldoliemarkt in de vorm van ruwe aardolie en olieproducten.3 Het eventueel wegvallen van Russische olietoevoer (op een wereldtotaal van 103,5 miljoen vaten per dag in augustus is dat bijna 7%) zou niet alleen de EU-lidstaten en G7-leden, maar ook minder kapitaalkrachtige olie-importerende derde landen treffen. Verstoringen op de wereldoliemarkt van die grootte hebben zich in het verleden nog niet voorgedaan en zouden alle historische disrupties overtreffen. Het aldus inrichten van de EU- en G7-oliesancties tegen Rusland betreft derhalve een bewuste keuze in EU- en G7-verband.
Hoe beoordeelt u de rol van Turkije in het faciliteren van de doorvoer en verwerking van Russische olie, en bent u bereid diplomatieke gesprekken aan te gaan met dit land om de omzeiling van sancties tegen te gaan?
Turkse bedrijven en betrokken raffinaderijen die van oorsprong ruwe aardolieproducten inkopen, deze raffineren tot aardolieproducten en vervolgens verkopen, overtreden daarmee geen EU-sancties.
Nederlandse bedrijven importeerden voorafgaand aan de sancties al aardolieproducten vanuit Turkije.4 Volgens het zesde EU sanctiepakket valt bijvoorbeeld dieselimport met Turkse oorsprong buiten de reikwijdte van de sancties. In de productie van deze diesel kan voor een deel gebruik zijn gemaakt van Russische ruwe aardolie.
Invoer van aardolieproducten van Turkse oorsprong is op basis van de sanctiemaatregelen tegen Rusland dus niet verboden, ook al zou bij de productie van deze diesel ruwe aardaardolie afkomstig uit Rusland gebruikt worden. Hierbij dient te worden vermeld dat een belangrijk deel van de import van aardolieproducten niet (alleen) voor Nederland bestemd is, maar ook voor het achterland. De oorsprong van goederen waarvoor sanctiemaatregelen gelden wordt vastgesteld op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De oorsprong van het aardolieproduct hangt onder andere af van de bewerking die de gebruikte ruwe aardolie heeft ondergaan, alsook de relatieve hoeveelheden van ruwe aardolie van verschillende oorsprong die gebruikt zijn in het productieproces.
Op basis van de sanctiemaatregelen is het niet toegestaan om ruwe aardolie of aardolieproducten zoals diesel te betrekken van Russische partijen die gesanctioneerd zijn, ook niet als deze partijen vanuit andere landen actief zijn.
Economische activiteit vanuit Turkije met Rusland is reeds thema van gesprek tussen de Turkse regering en de EU c.q. EU-Lidstaten. Eenzijdig actie is niet raadzaam gezien de regels van de Europese interne markt. Indien buurlanden wel blijven importeren uit de betreffende raffinaderijen en Nederland niet, zou de onwenselijke situatie ontstaan dat dit Nederland zou verhinderen om zaken te doen met buurlanden, omdat de stromen niet te traceren zijn. Aangezien de betrokken Turkse bedrijven geen sancties schenden, acht ik een onderzoek naar Nederlandse afnemers en eventuele actie richting deze bedrijven derhalve ook niet opportuun.
Het kabinet pleit ervoor om de economische druk op Rusland verder op te blijven voeren. Voor het kabinet liggen daarbij alle opties op tafel binnen de randvoorwaarden van uitvoerbaarheid, effectiviteit en leveringszekerheid. Daarbij kan het kabinet niet ingaan op de exacte onderhandelingspositie, maar de inzet zal onder andere gericht zijn op het raken van het Russische verdienvermogen op mondiale energie- en grondstoffenmarkten, de aanpak van de schaduwvloot en het tegengaan van omzeiling.
Bent u bereid om er tijdens de volgende Raad Buitenlandse Zaken voor te pleiten dat deze lacune in het volgende sanctiepakket weg wordt genomen door Turkse raffinaderijen die meewerken aan deze manier van sanctieomzeiling op te nemen op de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te onderzoeken welke Nederlandse bedrijven afnemer zijn van de in het rapport genoemde Turkse raffinaderijen (te weten: Tupras Izmit Refinery, STAR Refinery, en Tupras Aliaga Refinery) en actie te ondernemen richting deze bedrijven? Zo ja, wilt u uw bevindingen met deze Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Palestine to seek end to ‘unlawful’ Israeli occupation within 12 months at UN’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het voornemen van de Palestijnse Autoriteit om tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) een resolutie in te dienen, waarin aan Israël wordt opgedragen dat het zijn «onwettige aanwezigheid» in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever binnen twaalf maanden beëindigt?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de inhoud van deze ontwerpresolutie in relatie tot het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, waarin wordt gesteld dat de voortdurende aanwezigheid van Israël op het gehele Palestijnse grondgebied onwettig is en dat daar zo snel mogelijk een einde aan moet komen?2
Het Internationaal Gerechtshof (IGH) concludeert in het advies dat de voortdurende aanwezigheid van Israël in de bezette Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Op grond van het internationaal recht is het directe rechtsgevolg daarvan dat deze internationaal onrechtmatige daad zo snel mogelijk moet worden beëindigd. Deze verplichting rust op Israël, en schept geen verplichtingen voor andere staten. Desalniettemin roept Nederland Israël in bilateraal en EU-verband op gehoor te geven aan de uitspraak van het IGH.
Op 18 september jl. is de resolutie over de opvolging van het IGH advies waaraan u in deze vraag refereert, in stemming gebracht bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Nederland heeft om verschillende redenen onthouden. Ik verwijs u verder naar de stemverklaring die bij de stemming is uitgesproken.3
Deelt u de mening dat een stem tegen deze resolutie het beeld creëert dat Nederland het advies van het Internationaal Gerechtshof in twijfel trekt en daarmee indruist tegen de verplichting om de internationale rechtsorde te bevorderen? En deelt u de zorg dat dit de geloofwaardigheid van Nederland als gastland van internationale hoven ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht sterk aan het gezaghebbende advies van het Internationaal Gerechtshof. Dit is ook meegewogen in de besluitvorming over de stempositie ten aanzien van deze resolutie (zie de stemverklaring in vraag 2).
Kunt u de vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voorafgaand aan de stemmingen tijdens de AVVN, beantwoorden?
Het is niet mogelijk gebleken om de vragen binnen een verkorte termijn te beantwoorden.
Het artikel UT grijpt rigoureus in, mogelijk ruim 500 banen op de tocht |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel UT grijpt rigoureus in, mogelijk ruim 500 banen op de tocht?1
Ja.
Wat vindt u van de reorganisatievoorstellen van de Universiteit Twente? Vindt u deze ontwikkelingen wenselijk?
De door dit kabinet genomen keuzes in de overheidsfinanciën maken dat ook op onderwijs en onderzoek moet worden bezuinigd. Daarnaast daalt het budget ook door de autonome daling van studentenaantallen, met name in het hbo. Dat zal zijn weerslag hebben op en binnen de instellingen. Dit doet uiteraard pijn en als instellingen daar bezorgd om zijn, dan begrijp ik dat goed.
Instellingen hebben bestedingsvrijheid. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het zorgvuldig doorvoeren van bezuinigingen. Hierover verantwoorden zij zich niet richting mij, maar richting de medezeggenschap en het intern toezicht. De Raad van Toezicht heeft bijvoorbeeld een goedkeuringsrecht op de begroting en het instellingsplan. De centrale medezeggenschap (universiteitsraad of medezeggenschapsraad van een hogeschool) heeft een instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting en het instellingsplan. De centrale medezeggenschap heeft hiernaast een adviesrecht op aangelegenheden die het voortbestaan en de goede gang van zaken binnen de universiteit betreffen, op de begroting en op het algemeen personeelsbeleid. Ik heb er op basis van deze interne waarborgen vertrouwen in dat binnen de instellingen reorganisaties op zorgvuldige wijze worden vormgeven.
Specifiek: hoe kijkt u naar het voornemen van de Universiteit Twente om een minimumaantal studenten per vak te hanteren en het voornemen om te stoppen met het ontwikkelen van nieuwe opleidingen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook kleine opleidingen behouden zullen worden?
Universiteiten en hogescholen ontvangen een lumpsumbedrag vanuit het Ministerie van OCW, waarmee zij hun onderwijs en onderzoek financieren. Hoe de onderwijsinstellingen het onderwijs en onderzoek op hun instelling precies vormgeven, valt onder de autonomie van de instellingen. Het is in ieder geval belangrijk dat het onderwijs en onderzoek zo goed mogelijk aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap en dat de publieke middelen hiertoe zo efficiënt mogelijk worden ingezet. De onderwijsinstellingen dragen hiervoor dus in gezamenlijkheid ook een landelijke verantwoordelijkheid. Reguliere reflectie en afstemming tussen de onderwijsinstellingen, in dialoog met maatschappelijke partners, is daarvoor belangrijk. Gezien de bezuinigingen en de verwachte verdere daling van de studenten, zal dit belang nog verder toenemen.
Indien vernieuwing van het onderwijsaanbod nodig is, bijvoorbeeld omdat een vakgebied verandert, hoeft dit niet per se via nieuwe opleidingen vorm te krijgen. Sterker nog, ik vind dat instellingen altijd eerst dienen te kijken of vernieuwing via het bestaande aanbod kan plaatsvinden. Als de studentenaantallen in de ogen van een instelling per opleiding te klein worden, dan is het ook aan de instelling zelf om te bezien hoe de opleidingen doelmatiger kunnen worden georganiseerd, bijvoorbeeld door opleidingen samen te voegen of door samen te werken met andere onderwijsinstellingen. Niet in alle gevallen is het een probleem als een kleine opleiding ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld als de maatschappelijke relevantie dermate klein is geworden dat de kosten daar niet meer tegenop wegen. Indien het echter gaat om een kleine opleiding met een grote maatschappelijke relevantie, dan is behoud ervan belangrijk. Ik zie het dan als de landelijke verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen gezamenlijk om te bezien hoe zij ervoor kunnen zorgen dat het onderwijs in het betreffende vakgebied behouden blijft.
Ik vertrouw erop dat universiteiten, met bovenstaande in acht genomen, goede keuzes maken ten aanzien van hun onderwijsaanbod en dat zij dit in overleg met de andere universiteiten doen. De continuering van de sectorplannen voor het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs waarvoor ik heb gekozen, zal hieraan bijdragen. Tot slot is het relevant om te noemen dat ik wil toewerken naar een stabiele bekostiging, zodat ook bij een daling van de studentaantallen een goed opleidingsaanbod op peil blijft.
Kunt u aangeven wat het effect zal zijn van de bezuiniging van de Universiteit Twente voor hun verschillende onderzoeksgebieden, concreet het onderzoek dat de UT doet naar veilig drinkwater en medische technologie?2
De Universiteit Twente beslist zelf welke inhoudelijke keuzes zij neemt om invulling te geven aan de bezuiniging op hun rijksbijdrage. Wel kan ik melden dat er niet bezuinigd wordt op de sectorplannen voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. De bijdrage daaruit voor onderzoek naar de watercyclus en biomedische technologie aan de Universiteit Twente blijft in stand.
Welke mogelijkheden ziet u om de positie van Universiteit Twente en andere instellingen in de regio te bestendigen, onder andere bij de vormgeving van de wetgeving op het gebied van internationale studenten?
Er zijn meerdere ontwikkelingen die de positie van de onderwijsinstellingen in de regio bestendigen. De WHW schrijft voor dat het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs in beginsel in het Nederlands wordt aangeboden. Dit is de norm waar de wet op aanstuurt.
Tegelijk voorziet het wetsvoorstel Internationalisering in Balans in een doelmatigheidstoets voor anderstalig onderwijs. Hiermee kunnen instellingen toestemming krijgen om af te wijken van de norm, mits zij voldoen aan specifieke criteria. Specifieke criteria kunnen bijvoorbeeld regionale omstandigheden of de stand van de arbeidsmarkt zijn. Voor instellingen in grensregio's, zoals de Universiteit Twente, of regio's die economisch achterblijven kan deze toets ruimte bieden. Indien een instelling kan aantonen dat anderstalig onderwijs bijdraagt aan de regionale ontwikkeling, bijvoorbeeld door het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking in grensregio’s of het opvangen van (eu)regionale arbeidsmarktbehoeften, kan zij zich beroepen op het regio-criterium binnen de toets. Het is voor een instelling eveneens een mogelijkheid om zich voor verschillende opleidingen te beroepen op het arbeidsmarktcriterium. Dit criterium is gericht op opleidingen die inspelen op beroepsgroepen met grote arbeidsmarkttekorten, zoals opleidingen in techniek en ICT die ook Universiteit Twente aanbiedt. Dit betekent niet dat alle techniekopleidingen automatisch in een andere taal aangeboden mogen worden.
Verder nemen, mits de ingediende plannen worden goedgekeurd, de Universiteit Twente, Saxion en het ROC van Twente deel aan het nationaal versterkingsplan Microchiptalent (Beethoven). Zij zetten gezamenlijk en als individuele instellingen in op de versterking van de supply chain en de technologische ontwikkeling in deze sector. Deze activiteiten, die in samenwerking met het regionale bedrijfsleven worden ondernomen, bestendigen de positie in de regio en worden door de middelen die aan het nationaal versterkingsplan van Microchiptalent verbonden zijn, ondersteund.
Welk effect verwacht u dat de langstudeerboete zal hebben op de Twentse Student Union? Wat zal het effect zijn op aanbod van sport en cultuur voor studenten op de UT als er geen studenten zijn die zich hiervoor inzetten?
Zoals het kabinet heeft aangegeven in het Regeerprogramma werken we de langstudeermaatregel uit in overleg met universiteiten, hogescholen en studenten. We kijken daarbij in brede zin naar de uitvoerbaarheid en naar manieren voor instellingen en studenten om langstuderen tegen te gaan. Ik kan op dit moment nog niet aangeven wat de concrete effecten van de langstudeermaatregel zijn.
Bent u bereid om gesprekken op te starten met TwenteBoard en uw collega van Economische zaken om te inventariseren wat de gevolgen zullen zijn van deze reorganisatie voor de economie, banen en bedrijvigheid in de regio?
Op dit moment vinden er gesprekken met de regio Twente plaats in het kader van het traject Elke Regio Telt!. Tijdens deze gesprekken, waar ook TwenteBoard en EZ bij zijn betrokken, worden de krachten en uitdagingen van de regio besproken. Daarnaast vinden er gesprekken plaats in het kader van het nationaal versterkingsplan Microchiptalent, waar TwenteBoard en EZ eveneens deel van uitmaken.
Kunt u aangeven op welke andere onderwijsinstellingen een dergelijke crisisorganisatie is ingericht om bezuinigingen door te voeren?
Instellingen hebben bestedingsvrijheid. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het zorgvuldig doorvoeren van bezuinigingen. Hierover verantwoorden zij zich niet richting mij, maar richting de medezeggenschap en het intern toezicht. Ik monitor dit niet en heb geen zicht op eventuele crisisorganisaties of formele organisatiewijzigingen binnen instellingen.
Kunt u aangeven op welke andere onderwijsinstellingen in het vervolgonderwijs op dit moment sprake is van een formele organisatiewijzigingen of waar dat ophanden is?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw reactie op het bericht dat enkele Nederlandse landbouwbedrijven die subsidie ontvangen om Oekraïne te helpen met de wederopbouw tegelijkertijd zakendoen in Rusland?1
Ik heb kennisgenomen van het genoemde artikel. Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel actief en onverminderd steunen in tijd van oorlog, herstel en wederopbouw, zo lang als dat nodig is. De sancties van de Europese Unie (en van andere landen) zijn erop gericht om de Russische oorlogsmachine tegen Oekraïne zoveel mogelijk te belemmeren. Hierbij weegt het kabinet continu de impact van de sancties af tegen andere zwaarwegende belangen, waaronder het belang van mondiale voedselzekerheid.
Het kabinet doet geen uitspraken over individuele bedrijven. In beginsel kunnen bedrijven, mits zij voldoen aan de actuele regelgeving, zakendoen in Rusland.
Het is echter geen business as usual. Het kabinet moedigt aan dat bedrijven ervoor kiezen om vanwege de oorlog in Oekraïne niet langer actief te willen zijn op de Russische markt en wijst bedrijven op de risico’s van zaken doen in Rusland. Daarnaast onderzoekt het kabinet of ongesanctioneerde handel met Rusland als uitsluitingsgrond toegevoegd kan worden aan de subsidieregeling voor de Ukraine Partnership Facility (UPF), zoals ook is toegezegd tijdens het commissiedebat over sancties van 9 oktober jl.
Deelt u de mening dat een bedrijf als APH Group ieder moreel besef mist als het kennis en producten in Oekraïne kan slijten, omdat de andere handelspartner daar alles aan het vernietigen is?
Zie antwoord vraag 1.
Controleert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij de beoordeling van aanvragen voor deze subsidie of het betreffende bedrijf zaken doet in Rusland? Zo nee, waarom niet?
Ja, in de huidige subsidieregelingstekst wordt gevraagd of de aanvrager zaken doet in Rusland.
Deelt u de mening dat subsidies die bedoeld zijn voor de wederopbouw van Oekraïne in principe niet zouden moeten worden toegewezen aan bedrijven die zakendoen in Rusland? Zo ja, kunt u bevorderen dat de RVO hier in het vervolg bij de beoordeling van aanvragen rekening mee houdt?
Het zaken doen met Rusland voor goederen die niet op de sanctielijst staan vormt op basis van de huidige regelingstekst helaas geen grond om bedrijven uit te sluiten. Het kabinet onderzoekt of ongesanctioneerde handel met Rusland als uitsluitingsgrond toegevoegd kan worden aan de subsidieregeling voor de Ukraine Partnership Facility (UPF) en andere subsidies in het kader van Oekraïne.
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op vragen van het lid Boswijk (CDA) over de toegenomen export van landbouwmachines en diervaccins naar Rusland van 27 maart jl., waarin onder andere aangegeven werd dat het aannemelijk is dat de Nederlandse export van landbouwgerelateerde goederen bedrijven in de Russische land- en tuinbouwsector beter in staat stelt tot (voedsel)productie in Rusland zelf?2
Ja, het kabinet is hiermee bekend.
Deelt u de mening dat de export van Nederlandse landbouwapparatuur Rusland onafhankelijker en minder gevoelig maakt voor sancties en dat Rusland voedsel overduidelijk gebruikt als wapen? Zo nee, waarom niet?
Het is aannemelijk dat de export van landbouwgerelateerde goederen vanuit Nederland op deelterreinen individuele bedrijven in de Russische land- en tuinbouwsector beter in staat stelt tot voedselproductie in Rusland zelf. Hieruit volgt echter niet dat dit Rusland minder gevoelig maakt voor Europese sancties, aangezien de sancties tegen Rusland expliciet niet gericht zijn tegen de voedselproductie.
Bent u bereid te bevorderen dat er sancties worden opgelegd op de uitvoer van alle producten die er aan bijdragen dat Rusland zijn voedselsysteem kan optimaliseren? Zo nee, waarom niet?
Een aanpak in EU-verband is het meest effectief. Het kabinet zet zich op Europees niveau voortdurend in voor aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland waarbij alle opties op tafel liggen, dus ook op het terrein van landbouwgerelateerde goederen. Hierbij maakt het kabinet wel steeds een afweging tussen de impact van de sancties op de Russische oorlogsinspanningen en andere zwaarwegende belangen, waaronder EU-eenheid, humanitaire hulp en mondiale voedselzekerheid.
De gang van zaken bij omroep Ongehoord Nederland, naar aanleiding van antwoorden op eerdere vragen |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Wanneer bent u geïnformeerd door het Commissariaat voor de Media (hierna: commissariaat) dat de gang van zaken bij Ongehoord Nederland de volle aandacht heeft van het commissariaat? Kunt u dit toelichten?1
Op 14 augustus 2024 heeft het commissariaat mij tijdens een gesprek op het departement er van op de hoogte gesteld dat de gang van zaken bij Ongehoord Nederland de volle aandacht heeft.
Kunt u specificeren welk element of welke elementen van deze zaak precies de volle aandacht heeft of hebben van het commissariaat?
De zaak raakt aan verschillende onderwerpen waar het commissariaat als toezichthouder een taak heeft bij landelijke publieke media-instellingen. Namelijk: integriteit (waaronder mogelijke belangenverstrengeling en het tegengaan daarvan), sociale veiligheid, journalistieke kwaliteit en governance. Op dit vlak gelden specifieke regels, zoals die zijn vastgelegd in de Mediawet 2008, de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 en de Beleidsregels governance en interne beheersing 2017.2
Kunt u aangeven wanneer in uw ogen het commissariaat kan of moet ingrijpen in het geval dat een Raad van Toezicht weigert zijn taken uit te voeren?
Het is aan het commissariaat als toezichthouder om de zaak te onderzoeken en te beoordelen of en zo ja welke maatregelen mogelijk en nodig zijn. Ik kan en wil dat niet doorkruisen. Als het gaat om het functioneren van de raad van toezicht heeft ook de ledenraad van de omroepvereniging Ongehoord Nederland een taak ten opzichte van de raad van toezicht.3
Kunt u, mede gelet op het inlichtingenrecht van Kamerleden zoals verankerd in artikel 68 van de Grondwet, alsnog ingaan op de feitelijke vraag of het klopt dat na het vertrek van zakelijk directeur Klever jongstleden juli haar dochter haar takenpakket (deels) heeft overgenomen? Zo nee, kunt u aangeven waarom het verstrekken van deze informatie strijdig zou zijn met het «belang van de staat»?
Ik kon en kan u geen antwoord geven op de genoemde feitelijke vraag omdat ik gewoonweg niet wist en ook nu niet weet wat er precies is gebeurd. Dat is nu juist wat het commissariaat op dit moment onderzoekt in het kader van zijn toezicht op de naleving van de geldende regels, zoals die zijn vastgelegd in de Mediawet 2008, de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 en de Beleidsregels governance en interne beheersing 2017.
Vindt u dat de Kamer het recht heeft op informatie in deze kwestie waar u stelselverantwoordelijke voor bent, mede gelet op het feit dat dit de integriteit van een bewindspersoon aangaat?
Het onderzoek van het commissariaat betreft niet de integriteit van mevrouw Klever als bewindspersoon. Daar gaan het commissariaat en ik niet over. Het onderzoek van het commissariaat richt zich op de omroepvereniging Ongehoord Nederland. Voor zover daarbij het handelen van mevrouw Klever aan de orde is, betreft dit haar toenmalige rol als functionaris van Ongehoord Nederland. Ik zal met het oog op het informeren van het parlement de benodigde informatie bij het commissariaat opvragen en het parlement op gepaste wijze informeren. Hierbij wordt acht geslagen op de toezichtvertrouwelijkheid die het commissariaat hanteert.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Bent u van mening dat we de rente voor de pechgeneratie op 0% moeten zetten, de verlaging van de basisbeurs moeten voorkomen, geen langstudeerboete in moeten voeren en mbo-studenten gelijke rechten moeten geven op een aanvullende beurs? Zo nee, waarom niet?1
In het regeerprogramma is een aantal maatregelen opgenomen, waaronder een langstudeermaatregel en een extra tegemoetkoming voor leenstelselstudenten. Vanuit het amendement Omtzigt waren er middelen gereserveerd om de rentelasten voor leenstelselstudenten te verlagen. Vanwege de kanttekeningen bij een rentemaatregel heeft dit kabinet besloten om deze middelen vrij te laten vallen en daarvoor in plaats extra middelen vrij te maken voor een tweede tegemoetkoming.
Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om het regeerprogramma uit te voeren op een voor studenten en de sector zo verantwoord mogelijke manier. Gegeven de beperkte financiële ruimte die we als kabinet hebben, zie ik geen ruimte voor aanvullende maatregelen.
Kunt u een overzicht geven van alle maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord die de financiële positie van studenten raken en kunt u daar ook de verlaagde basisbeurs per september 2024 bij betrekken? Gaan studenten er volgens u op vooruit of op achteruit? Is hier in de formatieperiode over nagedacht? Zo ja, wat is het idee hierachter?
Het hoofdlijnenakkoord bevat meerdere maatregelen die een direct of indirect effect kunnen hebben op de financiële positie van studenten. Maatregelen die een financieel effect kunnen hebben op (een deel) van de studenten zijn bijvoorbeeld de extra tegemoetkoming voor leenstelselstudenten en de langstudeermaatregel. De afschaffing van het verlaagd btw-tarief op culturele diensten en goederen maakt (studie)boeken voor studenten duurder.2 De studiefinancieringsbedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de consumentenprijsindex (cpi). Hier wordt ook de stijging van het btw-tarief in verwerkt. Tot slot zal het aflopen van de tijdelijke koopkrachtmaatregel voor studenten met een uitwonende basisbeurs een direct financieel effect hebben.
Uit het Nibud Studentenonderzoek blijkt dat ongeveer 90% van de mbo-, hbo-, en wo-studenten aangeeft rond te kunnen komen.3 Dit is voor de zomer van 2024 uitgevraagd. Op Prinsjesdag heeft het Nibud ook koopkrachtberekeningen voor verschillende studentenhuishoudens gepresenteerd. Daaruit blijkt dat uitwonende hbo- en wo-studenten er in 2025 6,6% op achteruit gaan ten opzichte van 2024. Uitwonende mbo-bol studenten gaan er 6,2% op achteruit. Dit is een gevolg van het stopzetten van de tijdelijke koopkrachtmaatregel. Uitwonende bbl-studenten – die geen studiefinanciering ontvangen – gaan er in 2025 1,5% op achteruit ten opzichte van 2024.4 Rond oktober publiceert het Nibud nog enkele voorbeeldbegrotingen, die het mogelijk maken om gefundeerde uitspraken te doen over de financiële positie van studenten. Ik zal hier in de kabinetsreactie op het Studentenonderzoek, de voorbeeldbegrotingen en de koopkrachtberekeningen van studenten nader op ingaan. Deze stuur ik voor de begrotingsbehandeling van OCW aan uw Kamer.
Kunt u een inschatting maken hoeveel van de 1,2 miljoen studenten niet weten dat hun basisbeurs gaat dalen in september en waarom gaat de basisbeurs überhaupt dalen terwijl de kosten voor studenten structureel gestegen zijn?
De koopkrachtmaatregel was een tijdelijke verhoging van de basisbeurs voor uitwonende studenten. Deze verhoging kwam er vanwege uitzonderlijk hoge inflatie van 2022 en was onderdeel van een breed koopkrachtpakket waartoe het vorige kabinet heeft besloten Dat de maatregel tijdelijk was, is vanaf het begin af aan gecommuniceerd via de website, mails en berichten in MijnDUO. Ook in het aanvraagscherm is duidelijk gemaakt dat het basisbeursbedrag voor studiejaar 2023–2024 uit twee onderdelen bestond: het reguliere basisbeursbedrag en de koopkrachtmaatregel.
Om aan te kondigen dat de tijdelijke maatregel vanaf studiejaar 2024–2025 zou stoppen is al in mei dit jaar onder mijn ambtsvoorganger een e-mail gestuurd naar alle studenten (900.000) en scholieren (25.000) die studiefinanciering ontvingen.5 Ook is er een melding in MijnDUO geplaatst. Vanaf juni is DUO een campagne gestart op de website en via social media advertising. Ook zijn onderwijsinstellingen geïnformeerd via de zakelijke kanalen. Uit de Nibud Studentenonderzoeken komt naar voren dat desondanks een derde van de ondervraagde studenten niet op de hoogte was dat de basisbeurs voor uitwonende studenten alleen voor studiejaar 2023–2024 verhoogd was.6 Tot slot dient opgemerkt te worden dat de studiefinancieringsbedragen jaarlijks geïndexeerd worden op basis van de cpi. Afgelopen januari zijn de bedragen met 10% geïndexeerd. Hiermee is dus rekening gehouden met de inflatie.
Is het uitvoerbaar om de basisbeurs dit collegejaar alsnog te verhogen, bijvoorbeeld door de verhoging van de basisbeurs in 2025 met terugwerkende kracht uit te betalen? Wat is de kortst mogelijke datum om de basisbeurs te verhogen als in de begroting van 2025 dekking wordt gevonden?
Een tijdelijke verhoging van de studiefinancieringsbedragen moet gerealiseerd worden bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Daarbij geldt een voorhang van vier weken bij zowel de Tweede als Eerste Kamer. Dit proces kost gemiddeld één jaar en lukt dus niet voor dit najaar7. Een verhoging per 1 januari a.s. is daarom niet mogelijk. Dat betekent dat de verhoging op zijn vroegst vanaf studiejaar 2025–2026 doorgevoerd kan worden. DUO moet de normbedragen namelijk uiterlijk begin mei ontvangen om tijdig de systemen aan te passen en studenten te informeren. Het vereist bovendien instemming van de Tweede en Eerste Kamer voordat de AMvB, die een spoedprocedure zou moeten doorlopen, wordt vastgesteld.
Daarnaast informeert uw Kamer naar de mogelijkheid om de verhoging met terugwerkende kracht over studiejaar 2024–2025 te realiseren. Het verhogen met terugwerkende kracht van de basisbeurs acht ik vanuit een oogpunt van rechtszekerheid onverstandig. Dit houdt verband met het volgende. Voor het merendeel van de studenten is de basisbeurs een prestatiebeurs8, en dus in beginsel een lening, die alleen wordt omgezet in een gift wanneer de student binnen de diplomatermijn het diploma behaalt. Het met terugwerkende kracht verhogen van de basisbeurs betekent dat zij een hogere lening zijn aangegaan. Aangezien deze wijziging niet voor alle studenten begunstigend uitpakt, is het met terugwerkende kracht verhogen geen wenselijke optie. Voor de volledigheid vermeld ik dat ook uitvoeringstechnische aspecten deze variant zouden bemoeilijken: DUO moet hiervoor een nieuw proces inrichten. Want op dit moment gebeurt uitkeren met terugwerkende kracht niet op deze grote schaal. Het is op dit moment niet bekend of dit uitvoerbaar is. Hiervoor zou eerst een uitvoeringstoets gedaan moeten worden. Gelet op de grote opgaven waar DUO voor staat, waaronder de uitkering van de tegemoetkoming in 2025 die voortkomt uit de Wet herinvoering basisbeurs, is de ruimte voor andere grote wijzigingen zeer beperkt.
Welk percentage van hun inkomen besteden studenten aan hun huur en hoe heeft deze «huurquote» van studenten zich de afgelopen 15 jaar ontwikkeld? Wat is de gemiddelde huurprijs voor een studentenkamer in de drie grootste studentensteden en hoe hebben deze prijzen zich ontwikkeld?
Om een beeld van de ontwikkelingen van studentenhuisvesting te hebben, verschijnt sinds 2012 jaarlijks de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting (LMS). In de LMS zijn de woonlasten opgenomen, deze bestaan uit de netto huur na aftrek van huurtoeslag en inclusief bijkomende kosten zoals gas, water, elektriciteit en internetaansluiting. Van de drie grootste studentensteden, Amsterdam, Rotterdam en Groningen, zijn de woonlasten vanaf het collegejaar 2015–2016 bekend. Uit de LMS 2024 blijkt dat deze voor kamers met gedeelde voorzieningen in Amsterdam op € 625 liggen, in Rotterdam op € 595 en in Groningen op € 450. In het collegejaar 2015–2016 lagen deze bedragen op respectievelijk € 420, € 380 en € 340.
Sinds 2019 is in de LMS de woonquote opgenomen, deze bestaat uit de woonlasten gedeeld door het besteedbaar budget. Dit geeft een indicatie van de zwaarte van de woonlasten ten opzichte van het inkomen voor een student. De gemiddelde woonquote van hbo en wo-studenten in alle type woonruimten is gedaald van 52% in collegejaar 2019–2020 naar 43% in collegejaar 2023–2024. De daling wordt veroorzaakt doordat het besteedbaar inkomen van studenten in deze periode harder is gestegen dan de woonlasten.
Wat vindt u van de ontwikkelingen van de prijzen voor studentenwoningen en wat zijn de ambities van dit kabinet om het aantal studenten- en starterswoningen te vergroten? Welk percentage van de 5 miljard euro voor woningbouwimpuls is voor studentenwoningen?
Voor alle woningen, dus ook studentenwoningen, geldt dat verhuurders een huur behoren te vragen die past bij de kwaliteit van de woning of onzelfstandige studentenkamer. Daarbij is het ook toegestaan de huur jaarlijks te verhogen. Er zijn echter verhuurders die huurprijzen vragen die hoger zijn dan wat vanuit Woningwaarderingsstelsel of Woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen (WWSO) gevraagd mag worden. Ook is bekend dat bij nieuwe huurders de huur sterk wordt verhoogd. Per 1 juli 2024 zijn de Wet betaalbare huur en het gemoderniseerde Woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen (WWSO) in werking getreden. Daarmee is sinds 1 juli 2024 zowel het Woningwaarderingsstelsel (WWS) als het WWSO dwingend geworden, waardoor verhuurders verplicht zijn zich te houden aan de maximale huurprijzen die volgen uit het WWS en het WWSO en horen bij de kwaliteit van de woning. Gemeenten kunnen met ingang van 1 januari 2025 ingrijpen als verhuurders te veel huur vragen. Daarmee verwachten we dat er in de praktijk minder woningen boven het WWS en WWSO-maximum aan studenten worden verhuurd.
Om het totale aantal betaalbare studentenwoningen te vergroten hebben in 2022 gemeenten, huisvesters, hoger onderwijsinstellingen, studenten en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de handen ineengeslagen en samen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) ontwikkeld en ondertekend. De hoofddoelstelling van dit actieplan is om het tekort aan studentenhuisvesting te verminderen door de realisatie van 60.000 betaalbare studentenwoningen in de nieuwbouw en de bestaande voorraad in de periode van 2022 tot en met 2030. Er is een studentenhuisvestingsregisseur aangesteld die betrokken partijen ondersteunt en stimuleert. Daarnaast wordt ingezet op een betere benutting van de bestaande voorraad, waaronder het stimuleren van hospitaverhuur. Het huidige kabinet zet deze aanpak voort. Er is een speciaal loket van de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA) voor een totaalbedrag van € 20 miljoen geopend op 26 augustus 2024. Dit loket richt zich op aanvragen voor het versneld realiseren van, in het bijzonder onzelfstandige, studentenwoningen. De door het kabinet beschikbaar gestelde € 5 miljard is gericht op het realiseren van 100.000 woningen per jaar, waarvan twee derde betaalbaar. Deze middelen zijn niet uitgesplitst naar doelgroep.
Hoeveel voltijd studenten werken meer dan 12 uur per week en hoe reflecteert u op het feit dat studenten meer werken dan voorheen? Wat vindt u ervan dat sommige studenten 30 uur in de week werken? Wat vindt u zelf een wenselijke hoeveelheid uren werk per week? Wat vindt u van het voorstel van het SER-jongerenplatform om uit te gaan van 12 uur werk per week naast een fulltime studie?
Het financieel mogelijk maken van studeren is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid, de ouders en studenten zelf. Studeren is immers ook een investering in jezelf en in de toekomst. De overheid draagt daaraan bij door de basisbeurs en het studentenreisproduct. Bovendien financiert de overheid het onderwijs in het hbo en wo met gemiddeld zo’n € 9.750 per student per jaar.9 Van ouders wordt een ouderlijke bijdrage verwacht. Waar dat op basis van het inkomen niet mogelijk is, vangt de overheid dit op met de aanvullende beurs. Studenten kunnen daaraan bijdragen door te werken en/of te lenen. Uit het Nibud Studentenonderzoek dat in 2024 is uitgevoerd blijkt dat bijna 90% van alle studenten een bijbaan heeft. Gemiddeld werken mbo-bol studenten 12 uur per week en hbo- en wo-studenten 13 uur per week.
Het Nibud publiceert rond oktober voorbeeldbegrotingen van enkele studentenhuishoudens. Op basis hiervan is het mogelijk om uitspraken te doen over hoe studenten rond kunnen komen en hoeveel ze daarvoor moeten werken. Ik betrek dit punt daarom ook in de kabinetsreactie op het Studentenonderzoek, de voorbeeldbegrotingen en de koopkrachtberekeningen van studenten. Die zal ik voor de begrotingsbehandeling aan uw Kamer sturen.
Hoe reflecteert u op het feit dat studenten door stijgende kosten en lagere inkomens méér moeten werken, maar minder ruimte krijgen voor uitloop door de voorgenomen invoering van de langstudeerboete en bent u bereid de langstudeerboete te heroverwegen?
Ik vind het belangrijk om te kijken naar manieren voor instellingen en studenten om langstuderen tegen te gaan. De langstudeermaatregel wordt op dit moment uitgewerkt. Waarbij ik – zoals eerder aangegeven – oog wil hebben voor uitzonderingen en moeilijke situaties. Daarover voer ik overleg met studenten, universiteiten en hogescholen.
Met welk percentage kan het kabinet de rente voor de pechgeneratie beperken als zij hieraan 194 miljoen euro structureel uitgeeft, zoals Pieter Omtzigt voor de verkiezingen voorstelde? Waarom kiest dit kabinet daar niet voor? Hoeveel extra tegemoetkoming zouden studenten krijgen als de 194 miljoen euro structureel in één keer zou worden uitgekeerd? Wanneer kunnen de studenten hun tegemoetkoming verwachten?
Mijn ambtsvoorganger heeft afgelopen december een Kamerbrief gestuurd met de verschillende mogelijkheden voor uitwerking van het amendement Omtzigt. Met de € 183 miljoen die structureel beschikbaar was vanuit dit amendement, zou een rentekorting gerealiseerd kunnen worden van 1 tot 1,25 procentpunt voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd.
De brief – en ook discussie in uw Kamer – heeft echter ook de nadelen van dergelijke maatregelen naar voren gebracht. Zo komt een rentekorting enkel terecht bij studenten die (nog) een lening hebben. Studenten die geen lening (meer) hebben, maar wel gestudeerd hebben onder het leenstelsel hebben dus geen baat bij een dergelijke regeling. Voor een renteplafond gelden die argumenten ook. Aanvullend kent een renteplafond als nadeel dat studenten daar bij sommige rentestanden überhaupt geen voordeel van ondervinden (als de rente onder het renteplafond zit) en dat de financiële risico’s voor de rijksoverheid aanzienlijk zijn (bij hoge rentestanden, omdat de overheid het verschil tussen renteplafond en de daadwerkelijke rente betaalt). Een jaarlijkse tegemoetkoming, de derde optie die geschetst werd, leidt tot complexe uitvoering en kan, als voor een lange looptijd gekozen wordt, oud-studenten veel meer geld geven dan ze aan basisbeurs hebben gemist. Tot slot wordt een toelage met een lange looptijd steeds lastiger uitlegbaar naarmate de leenstelselgroep meer inkomen gaat verdienen en vermogen opbouwt.
Daarom heeft dit kabinet ervoor gekozen om incidenteel € 1,4 miljard in te zetten voor het verhogen van de tegemoetkoming van leenstelselstudenten, zodat ook studenten die geen lening (meer) hebben kunnen profiteren van de maatregel. De verwachting is dat deze tweede tegemoetkoming in 2027 kan worden uitgekeerd, bij voorspoedige behandeling in beide Kamers.
Hoe schat u in dat de rente op studieschulden zich de aankomende jaren gaat ontwikkelen en kunt u studenten enige zekerheid geven over de ontwikkeling van de rente op hun studieschuld? Wanneer publiceert u dit jaar de hoogte van de rente op studieschulden?
Het rentepercentage is gekoppeld aan het rendement op Nederlandse staatsobligaties met een gemiddelde resterende looptijd van drie tot vijf jaar (voor SF15) of vijf jaar (voor SF35).10 Het is niet te voorspellen hoe de economie zich de komende jaren zal gaan ontwikkelen en daarmee de rente op studieleningen. De rentepercentages voor het volgende jaar worden ieder jaar bekendgemaakt in oktober.
Kunt u een inschatting maken van het aantal studenten dat recht heeft op een aanvullende beurs maar deze niet aanvraagt en wat gaat u doen om deze groep studenten te bereiken?
Uit onderzoek van het CPB uit 2021 bleek dat ongeveer een kwart van de mbo-, hbo- en wo-studenten met recht op de aanvullende beurs deze niet aanvroeg. Naar aanleiding hiervan heeft DUO de voorlichting over de aanvullende beurs sterk verbeterd en aanpassingen gedaan in de aanvraagschermen van studiefinanciering. De aanvullende beurs is nu standaard aangevinkt in het aanvraagscherm. Dit heeft geleid tot een toename in de aanvragen van de aanvullende beurs, van 72% over het jaar 2022 versus 89% over het jaar 2023.11 Om vast te stellen hoe hoog het percentage studenten is dat de aanvullende beurs niet gebruikt, is vervolgonderzoek nodig.
Bent u het ermee eens dat het oneerlijk is dat mbo-studenten minder recht hebben op een aanvullende beurs dan studenten in het HBO en WO en bent u voornemens hier verandering in aan te brengen of vast te houden aan deze ongelijke behandeling?
De aanvullende beurs verschilt voor studenten in het mbo en studenten in het hbo en wo. Deze verschillen zijn historisch zo gegroeid. Ik ben gebonden aan budgettaire kaders en zie op dit moment geen financiële ruimte om het studiefinancieringsstelsel hierop aan te passen.
Hoe reflecteert u op het feit dat studenten met ouders met lagere inkomens meer merken van stijgende kosten en dalende inkomsten dan studenten met ouders met hogere inkomens?
Ik betrek dit punt in de kabinetsreactie op het Studentenonderzoek, de voorbeeldbegrotingen en de koopkrachtberekeningen van studenten. Die zal ik voor de begrotingsbehandeling aan uw Kamer sturen. Overigens geldt voor studenten met ouders met een lager inkomen dat zij aanspraak maken kunnen komen voor de aanvullende beurs, die jaarlijks wordt geïndexeerd met de cpi.
Kunnen studenten met een aanvullende beurs die niets ontvangen van hun ouders nog wel rondkomen gezien de almaar doorstijgende prijzen en wat voor advies geeft u deze studenten?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 13.
Wat zijn volgens u de effecten van financiële druk op welzijn, studieprestaties en brede ontwikkeling van studenten en bent u het ermee eens dat een «goede student» niet alleen een student is die zo snel mogelijk afstudeert, maar ook een student kan zijn die bijvoorbeeld mantelzorg verleent, bestuurswerk verricht of vrijwilligerswerk doet?
Uit onderzoek komt naar voren dat financiële stress of het ervaren van (grote) druk, factoren kunnen zijn die een negatieve invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid van studenten. Met name langdurige stress is problematisch voor het welzijn van zowel jongeren als volwassenen, aangezien dit als gevolg kan hebben dat men minder aandacht heeft voor de lange termijn, het overzicht kwijtraakt of in een overlevingsstand komt te staan. Dit kan hen belemmeren in het dagelijks functioneren, bijvoorbeeld tijdens de studie.12 Ik ben daarom blij dat uit het Nibud Studentenonderzoek blijkt dat studenten aangeven over het algemeen rond kunnen komen.
Het is belangrijk dat studenten die veel en langdurig druk ervaren snel hulp zoeken, binnen of buiten de onderwijsinstelling. Om dit mogelijk te maken is er in het hbo en wo gestart met het Landelijk Kader Studentenwelzijn. In het mbo wordt dit gedaan vanuit de Werkagenda mbo. Daarnaast wordt er vanuit het programma STIJN jaarlijks € 1 miljoen geïnvesteerd in het versterken van de ondersteuningsstructuur rondom scholen in het verbeteren van het studentenwelzijn in het mbo, hbo en wo.
Het zijn van een «goede student» kan zeker niet louter worden afgemeten aan de duur van de studie. Vanuit OCW is er daarom blijvende aandacht en hulp voor groepen studenten die om verschillende redenen niet nominaal afstuderen. Deze hulp kan bestaan uit extra ondersteuning bij het studeren zelf, maar ook financiële steun via het studentenondersteuningsfonds of het mbo-studentenfonds, of voorzieningen binnen het studiefinancieringsstelsel zoals het verlengen van de prestatiebeurs of de diplomatermijn.
Wat voor effecten heeft de financiële druk volgens u op de toegankelijkheid van het onderwijs en bent u het ermee eens dat de toegankelijkheid van het Nederlands onderwijs van groot belang is en de aankomende jaren niet mag verslechteren?
Toegankelijkheid is één van de pijlers van ons onderwijsstelsel, hier blijf ik mij als Minister ook voor inzetten. Het stemt mij dan ook positief dat onderzoeken aantonen dat ons onderwijsstelsel breed toegankelijk is.13 Bij de beoordeling van de toegankelijkheid wordt onder andere gekeken naar indicatoren zoals doorstroom, selectie maar ook financiële belemmeringen. We blijven dit ook monitoren.
Het nieuws dat de Israëlische regering Noorse diplomaten gaat uitwijzen na de Noorse erkenning van Palestina |
|
Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het intrekken van de diplomatieke status van acht Noorse diplomaten die zich bezighielden met Palestijnse zaken, zoals bekendgemaakt door de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Katz?1, 2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Israël diplomaten van een democratische bondgenoot gaat uitzetten om het enkele feit dat Noorwegen een Palestijnse staat wil erkennen?
De beslissing van Israël om de accreditatie van diplomaten uit Noorwegen in de Palestijnse Gebieden in te trekken is wat mij betreft onverstandig en niet de juiste weg om te bewandelen. Ook bij verschillen van visie moet het diplomatieke kanaal in beginsel openblijven. In recent contact heb ik de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken erop aangesproken dat het sluiten van diplomatieke kanalen niet behulpzaam is. Nederland is erkentelijk voor de centrale rol die Noorwegen heeft vervuld in het Midden-Oosten Vredesproces en als voorzitter van de zogenoemde Ad Hoc Liaison Committee (AHLC) in dit kader.
Bent u van mening dat het intrekken van de diplomatieke status, met als reden onder andere de Noorse reactie op het verzoek van het Internationaal Strafhof voor schriftelijke inbreng van lidstaten inzake het verzoek voor arrestatiebevelen, bestempeld kan worden als het belemmeren van de rechtsgang van het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet?
Op 27 juni jl. hebben de rechters van het Internationaal Strafhof (ISH) bepaald dat tot uiterlijk 12 juli jl. verzoeken konden worden ingediend om als amicus curiae schriftelijk te interveniëren bij het ISH. Vervolgens hebben de rechters van het ISH op 22 juli jl. bepaald dat de schriftelijke opmerkingen uiterlijk 6 augustus jl. moesten worden ingediend. Veel landen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
In de publiek geworden Note Verbale die het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken op 8 augustus jl. verzond om het besluit aan Noorwegen mee te delen, noemt Israël als reden: «Norway’s one-sided policies and statements, following the heinous terrorist attack on Israel on 7 October». Het is niet aan mij om uit te leggen waarom Israël hiertoe is overgegaan.
Bent u het met Minister Katz eens dat bondgenoot Noorwegen, het land dat bemiddelde voor de Oslo-akkoorden, een «one-sided policy» hanteert ten aanzien van het Midden-Oosten vredesproces? Zo ja, waarom?
Zie het antwoord op vraag twee.
Bent u van mening dat het intrekken van de diplomatieke status bedoeld is om andere staten af te schrikken om zich uit te spreken voor de naleving van het internationaal recht door alle partijen in het conflict? Zo nee, waarom niet?
Als eerder gesteld is het niet aan mij om de Israëlische stap uit te leggen. In algemene zin acht ik het niet behulpzaam om diplomatieke kanalen te sluiten. Ik heb recent de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken daar ook op aangesproken.
Deelt u de mening dat de huidige Israëlische regering nauwelijks openstaat voor kritiek van haar bondgenoten? Zo nee, welke concrete voorbeelden kunt u geven van opvolging die Israël heeft gegeven aan kritiek op de wijze waarop haar regering te werk gaat in de Gaza-oorlog?
Het kabinet blijft consequent uitdragen dat Israël gebonden is aan het internationaal recht, inclusief het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet maakt daarbij continu de afweging op welke wijze de Nederlandse positie het meest effectief kan worden overgebracht.
Nederland blijft zich actief, naar vermogen, en in nauwe samenwerking met internationale partners, inzetten voor een verbetering van de situatie op de grond. Hoewel Nederland hier duidelijk meer voortgang in wenst te zien, ga ik niet met u mee in de stelling dat de dialoog die de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, met Israël voert geen effect heeft. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld zijn resultaten bereikt op humanitair en consulair vlak. Daarnaast is diplomatie geen exacte wetenschap. Effect van gesprekken laat zich niet altijd illustreren in direct meetbare resultaten, noch is meetbaar wat zou zijn gebeurd als de gesprekken niet zouden hebben plaatsgevonden.
Sluit u zich aan bij het statement van de Hoge Vertegenwoordiger Borrell, die het besluit van de Israëlische regering heeft veroordeeld?
Zie het antwoord op vraag twee. Ik steun de Hoge Vertegenwoordiger Borrell in zijn boodschap dat deze keuze niet de juiste is.
Bent u bereid het uitwijzen van Noorse diplomaten te agenderen voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29–30 augustus in Brussel? Zo nee, waarom niet?
Ik heb mijn zorgen bilateraal overgebracht aan de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken, reeds voor de Raad Buitenlandse Zaken en vlak na het moment dat dit besluit publiekelijk werd.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen een week beantwoorden?
Er is getracht te voldoen aan de wens tot een spoedige beantwoording.
Het proces tegen Jimmy Lai, hoofdredacteur van de voorheen grootste vrije krant in Hongkong |
|
Tom van der Lee (GL), Jan Paternotte (D66), Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van de herhaalde vertragingen in de voortgang van het proces tegen Jimmy Lai en de berichten over de onderdrukking van fundamentele rechten en vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting en van vreedzame vergadering, en de snelle ontmanteling van de rechtsstaat in Hongkong?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat schendingen van internationale overeenkomsten door de Volksrepubliek China niet onbenoemd mogen blijven? Deelt u daarom de mening dat de afbraak van burgerrechten en vrijheid van meningsuiting in Hongkong, die gegarandeerd waren tot 2047 in de Sino-Britse gezamenlijke verklaring van 1984, en verder gegarandeerd zijn aan individuen in Hongkong onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van 1966, benoemd moeten worden?
De rechtszaak tegen Jimmy Lai maakt onderdeel uit van een bredere campagne van onderdrukking van vrijheid van meningsuiting in Hongkong. Met het gebruik van de nationale veiligheidswetgeving wordt de autonomie van Hongkong en de rechten en vrijheden zoals die zijn beloofd aan de inwoners van Hongkong in de Chinees-Britse gezamenlijke verklaring van 1984 ondermijnd. Nederland zal zich hierover met de EU en gelijkgestemde landen over blijven uitspreken. Daarnaast maakt Nederland deel uit van een groep landen die de rechtszaken bijwoont tegen Jimmy Lai en anderen die op grond van de nationale veiligheidswetgeving in Hongkong worden gevoerd.
Bent u op de hoogte van de directe oproep van de Verenigde Staten (VS), het Verenigd Koninkrijk (VK), het Europees parlement en het Canadees parlement aan het adres van de Chinese en Hongkongse autoriteiten om de zaak tegen deze Britse journalist te laten vallen en hem daarom onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten? Zo ja, deelt u de mening dat het belangrijk is dat ook Europese landen, waaronder Nederland, zich hierover uitspreken?
Nederland heeft samen met EU -en gelijkgestemde landen verschillende keren grote zorgen uitgesproken over de voortgaande aanvallen op de persvrijheid in Hongkong en de onderdrukking van lokale media, waaronder de gedwongen sluiting van de krant Apple Daily en de arrestatie van eigenaar Jimmy Lai. Laatstelijk in het kader van de Media Freedom Coalition middels een verklaring, uitgegeven op 29 december jl. Op 30 mei jl. heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell daarnaast een verklaring uitgegeven naar aanleiding van de uitspraak in de rechtszaak tegen de zogenaamde «Hongkong 47», een groep democratieactivisten die eveneens op basis van de nationale veiligheidswetgeving zijn aangeklaagd.
Bent u bereid, net als de VS, het VK en Canada, een Nederlandse oproep te doen aan de Chinese en Hongkongse autoriteiten om de zaak tegen Lai te laten vallen en hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten? Zo nee, waarom niet?
Nederland werkt nauw samen met gelijkgezinde landen in de opstelling t.a.v. deze rechtszaak. Nederland kiest ervoor om in dit geval, de bevestiging van een eerder vonnis, niet opnieuw een aparte verklaring uit te geven. Ook andere EU-Lidstaten kiezen voor deze aanpak. Uiteraard zal Nederland in samenwerking met deze coalitie van gelijkgezinde landen, waaronder de VS en het VK, wanneer opportuun, de Chinese autoriteiten blijven aanspreken over onze zorgen over de verslechterende mensenrechtensituatie in Hongkong, en in het bijzonder t.a.v. vrijheid van meningsuiting.
Bent u bereid, naast de besprekingen over Lai in deMedia Freedom Coalition, deze zaak op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU te zetten? Zo ja, wanneer kunt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De zaak is op ambtelijk niveau met enkele lidstaten en andere gelijkgezinden besproken, zowel tussen de hoofdsteden en de lokale posten. Nederland, de EU en de Media Freedom Coalition hebben eerder al hun grote zorgen over de zaak uitgesproken. Op dit moment ben ik daarom niet van plan deze zaak op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken te zetten. Zoals genoemd zal Nederland zich over de situatie in Hongkong blijven uitspreken en deel blijven uitmaken van een groep landen die de rechtszaken bijwoont en monitort die op grond van de nationale veiligheidswetgeving in Hongkong worden gevoerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het debat met u over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 12 september?
De gang van zaken bij omroep Ongehoord Nederland |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u, als systeemverantwoordelijke voor het omroepbestel en de Mediawet, het gegeven dat in de afgelopen twee dagen vanuit de Raad van Toezicht (RvT), presentatoren, medewerkers en directeur van Ongehoord Nederland (ON) jegens elkander beschuldigingen zijn geuit van – onder andere – racisme, antisemitisme, seksisme, machtsmisbruik, intimidatie en nepotisme?
Ik heb de berichtgeving over Ongehoord Nederland gezien en ik maak mij zorgen over de sociale veiligheid van medewerkers en over de beschuldigingen die zijn gedaan. Alle medewerkers van de publieke omroep hebben recht op een veilige werkomgeving, waarin zij hun journalistieke werk kunnen doen. De werkgever heeft hier zorg voor te dragen. Grensoverschrijdend gedrag, discriminatie, racisme en ander onwenselijk gedrag, is niet acceptabel en moet binnen de publieke omroep krachtig worden bestreden. Integer handelen van iedereen, zowel bestuurders, toezichthouders en medewerkers, is essentieel voor de onafhankelijkheid, integriteit en betrouwbaarheid van de omroep.
Welke acties heeft u tot nu toe ondernomen en met wie heeft u exact gesproken om opheldering te krijgen over de gang van zaken bij ON?
Het is hier aan de Raad van Toezicht als werkgever om op te treden en aan het Commissariaat voor de Media (hierna: commissariaat) om toezicht te houden. Ik heb van het commissariaat begrepen dat de kwestie bekend is en de volle aandacht heeft van het commissariaat. Ik ben stelselverantwoordelijk en heb geen rol in deze specifieke kwestie. Het voorkomen van directe politieke inmenging is, gezien de onafhankelijkheid van de publieke omroep, een belangrijke pijler onder onze rechtsstaat.
Wat bent u – met inachtmening van uw verantwoordelijkheid – voornemens om te gaan doen om helderheid te krijgen ten aanzien van de in de publiciteit gebrachte ontwikkelingen en beschuldigingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u het ermee eens dat holocaustontkenning door een (waarnemend) hoofdredacteur, waar directeur Karskens in zijn reactie gewag van maakt, een historisch dieptepunt van moraliteit bij de publieke omroep zou zijn en bent u bekend met antisemitische uitingen en holocaustontkenning van één of meerdere medewerkers van Ongehoord Nederland, zoals gemeld in de reactie van Karskens op diens schorsing? Zo nee, bent u bereid specifiek te laten onderzoeken of hier van sprake van is of is geweest?
Holocaustontkenning is verwerpelijk en kan nooit worden geaccepteerd. Alle verantwoordelijken binnen de omroep dienen hun verantwoordelijkheden te kennen en te nemen, voorbeeldgedrag te tonen en te zorgen dat iedereen binnen de omroep functioneert binnen de grenzen van de wet. Het is aan de omroep om eventueel onderzoek en/of aangifte te doen. Het is vervolgens in algemene zin aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er sprake is van mogelijk strafbare feiten en of vervolging opportuun is.
Klopt het dat na het vertrek van zakelijk directeur Klever jongstleden juli haar dochter haar takenpakket heeft overgenomen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze opvolging en kunt u aangeven hoe deze opvolging zich verdraagt met de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021, waarin het «voorkomen dat persoonlijke belangen met die van de mediaorganisatie verstrengeld raken» een kernprincipe vormt?1
De Gedragscode Integriteit Publieke Omroep is duidelijk over het feit dat moet worden voorkomen dat persoonlijke belangen met die van de mediaorganisatie verstrengeld raken. Bestuurders horen benoemd te worden op basis van duidelijke openbare profielen, vereiste deskundigheid en competenties. Het is aan de Raad van Toezicht deze specifieke situatie te beoordelen, eventueel maatregelen te nemen om belangenverstrengeling en politieke beïnvloeding te voorkomen en te motiveren waarom er anders gehandeld wordt dan de Gedragscode aangeeft. Het commissariaat houdt toezicht op de naleving van de Gedragscode. Ik heb begrepen dat de kwestie de volle aandacht heeft van het commissariaat.
Kunt u specifiek ingaan op het verwijt van medewerkers van ON dat voormalig zakelijk directeur Klever tegenover de RvT zich onwaarachtig zou hebben geuit en wat gaat u doen om te zorgen dat helderheid komt en twijfels kunnen worden weggenomen over de rol van de zakelijk directeur in deze, aangezien zij tot een maand geleden de primaire verantwoordelijkheid had voor de bedrijfsvoering?2
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat de directeur van ON rondom de vorming van het huidige kabinet de redactie zou hebben geïnstrueerd de nieuwe regering met een «jubelstemming» te onthalen en niet meer kritisch te berichten over PVV, VVD, NSC en BBB en hoe komt dit bericht op u over, mede in het licht van het feit dat de huidige Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp met ON-merchandise verscheen bij haar kennismaking met de Minister-President en zich bovendien door de heer Karskens liet vergezellen bij haar hoorzitting?
Het is niet aan mij om te reageren op genoemde berichten, die ik overigens ook niet kan verifiëren. Verder ga ik ook niet over het gedrag van een collega-minister.
Hoe verhoudt een dergelijke instructie of suggestie om geen kritiek te hebben zich in uw ogen met het eerste integriteitsprincipe van de publieke omroep, die vraagt dat het bestuur bijdraagt aan de «onafhankelijkheid en integriteit van de mediaorganisatie»?
Onafhankelijkheid betekent niet dat een omroep niet vanuit een bepaalde signatuur programma’s mag maken. De verschillende omroepen hebben juist een plaats in het bestel vanwege hun specifieke identiteit. De inhoud van programma’s dient echter wel vanuit eigen redactionele afwegingen en journalistieke principes bepaald te worden en niet op basis van externe politieke of commerciële instructies.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat RvT-lid Gert Jan Mulder het schorsen van Karskens vierde door op X een foto te plaatsen van een feestelijk samenzijn van aantal betrokkenen bij Ongehoord Nederland én de leider van Forum voor Democratie, specifiek in het licht van het feit dat de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 vraagt dat de Raad van Toezicht onafhankelijk dient te zijn en handelt naar het belang van de publieke mediaopdracht en het feit dat artikel 2.1, lid 2 van de Mediawet vergt dat publieke mediadiensten een media-aanbod verzorgen dat voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen?
Het is aan het Commissariaat voor de Media om toe te zien op de naleving van de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021 alsook op de naleving van artikel 2.1, lid 2. Zoals ik hierboven heb aangegeven, is de kwestie bij het commissariaat bekend en heeft het de volle aandacht. En verder herhaal ik dat alle verantwoordelijken binnen de omroep hun verantwoordelijkheden dienen te kennen en te nemen, voorbeeldgedrag te tonen en te zorgen dat iedereen binnen de omroep functioneert binnen de grenzen van de wet.
Kunt u bevestigen dat oud-presentatrice Blommestijn door de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur is gevraagd per direct terug te keren naar de omroep nu Arnold Karskens geschorst is, zoals Blommestijn zelf aangeeft in het Algemeen Dagblad. Zo ja, hoe oordeelt u over de taakopvatting van de Raad van Toezicht als zij zich bezighouden met het (opnieuw) aannemen van één presentatrice?
Ik ga niet over het aannamebeleid binnen omroepen, noch heb ik een oordeel over hoe binnen de omroep daarover wordt besloten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Influencers zamelen via Nederland geld in voor uitrusting Russische militairen’ |
|
Jan Paternotte (D66), Hans Vijlbrief (D66) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Influencers zamelen via Nederland geld in voor uitrusting Russische militairen»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat via Boostygeld wordt ingezameld voor de Russische oorlogsinspanningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u bevestigen dat dit sanctie-ontwijking omvat?
Het kabinet kan in het openbaar niet ingaan op individuele gevallen. Over het algemeen geldt dat het niet mogelijk is om uitsluitend op basis van de mediaberichtgeving te beoordelen of een bedrijf in overtreding is van sanctieregels, daar is meer specifieke informatie voor nodig. Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en dergelijke aanwijzingen worden altijd opgevolgd. De vraag of er sprake is van sanctieomzeiling door een individueel bedrijf en of het daarmee al dan niet in strijd met de geldende sanctiemaatregelen handelt, is niet aan het kabinet, maar aan de rechter, toezichthouder of het Openbaar Ministerie.
Kunt u bevestigen dat CEBC, de B.V. met 100% eigendom van Boosty, een Nederlandse (brievenbus)firma is? Kunt u bevestigen dat MyGames het moederbedrijf is van CEBC en indirect Boosty, en voorheen behoorde tot het Russische internetbedrijf VKontakte?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, is het niet aan het kabinet om in het openbaar in te gaan op individuele gevallen.
Deelt u de zorgen van de Financial Intelligence Unit (FIU) dat de snelle verkoop voor een zeer lage prijs van MyGames aan Aleksandr Tsjatsjava bedoeld is om MyGames buiten schot van sancties tegen de vorige eigenaar te houden? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Het kabinet kan in het openbaar niet ingaan op individuele gevallen.
Bent u, gelet op de uitkomsten van het Nieuwsuur-onderzoek, bereid zich in te spannen voor het op de Europese Unie (EU)-sanctielijst zetten van Tsjatsjava?
Nederland spant zich in EU-verband voortdurend in voor het uitbreiden van de Ruslandsancties waaronder het opleggen van sancties aan individuen. Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en dergelijke aanwijzingen worden altijd opgevolgd. Indien er signalen zijn dat Nederlandse personen of bedrijven de sanctiewetgeving hebben overtreden, wordt er onderzoek naar gedaan en waar nodig handhavend opgetreden. Tegelijkertijd liggen aanvullende sanctiemaatregelen, indien relevant, altijd op tafel. Het kabinet doet echter geen uitspraken over toekomstige sanctiemaatregelen en de Nederlandse inzet daarop, aangezien dit de effectiviteit van het sanctie-instrument en de onderhandelingspositie van Nederland ondermijnt.
Bent u bekend met andere geldstromen richting Rusland c.q. Russische militairen die lopen via Nederlandse platforms?
Het kabinet beschikt niet over informatie die ziet op individuele geldstromen van Nederlandse platforms. Het kabinet staat in contact met de betrokken autoriteiten en brengt, indien ze signalen ontvangt, deze actief bij hen onder de aandacht. Als er concrete aanwijzingen zijn dat er mogelijk sancties worden omzeild, is het aan de betrokken autoriteiten om daar een onderzoek naar te starten.
Deelt u de mening dat, na de opeenvolgende berichtgeving over (1) Russische invloed op de Oekraïense energiemarkt via de Nederlandse dochter van VS Energy; (2) bunkerende Russische olietankers in Zeeland; (3) de Nederlandse zakenman die in Rusland geld verdient met sanctie-ontwijking en (4) nu sanctie-ontwijking via betaalplatforms, Nederland er niet voldoende in slaagt partijen af te schrikken die via Nederland sancties willen ontwijken?
Signalen over omzeiling zijn zorgelijk en het kabinet neemt deze uiterst serieus. Het omzeilen van sancties is strafbaar en heeft de volle aandacht van het kabinet. Omzeiling is complex, bestaat in vele vormen, en partijen die baat hebben bij omzeiling zijn voortdurend op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Nederland is hierin niet uniek. De aanpak van het kabinet is erop gericht om omzeiling voortdurend zo effectief mogelijk tegen te gaan, dit in constante samenwerking met de uitvoerende en handhavende instanties en inlichtingendiensten, met de Europese Commissie, partnerlanden, en met de private sector. Tegelijkertijd draagt het kabinet ook zorg voor een werkend nationaal sanctiestelsel en wordt het sanctiebeleid waar nodig aangescherpt, om het instrument zo effectief mogelijk te laten zijn. Dit gebeurt bijvoorbeeld structureel via het samenwerkingsplatform sancties (SPS), waarin betrokken departementen en uitvoerende partijen onder voorzitterschap van EZ actuele casuïstiek bespreken met betrekking tot (omzeiling van) sancties. Daarnaast acht het kabinet het van belang dat de private sector alert is op partijen die onbedoeld en soms bedoeld sancties omzeilen.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om de teugels aan te halen en te voorkomen dat elke 6 weken een nieuw onderzoek sanctie-ontwijking aan het licht brengt? Op welke wijze wilt u dit aan de orde stellen bij de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken die niet in Boedapest, maar in Brussel plaatsvindt op 29 augustus?
Signalen over sanctieomzeiling zijn zorgelijk, en worden opgevolgd. Tegelijkertijd is omzeiling door de complexiteit en veelzijdigheid van de sanctiemaatregelen nooit volledig te voorkomen. Partijen tegen wie sancties gericht zijn hebben er veel baat bij om de sancties te omzeilen en zijn onophoudelijk op zoek naar nieuwe mogelijkheden om dat te doen. Bronnen als gegronde onderzoeksjournalistiek en rapporten van NGO's, zijn zeer waardevol voor aanscherping van de handhaving en ontwikkeling van nieuwe maatregelen. Het kabinet zet zich doorlopend in voor verbetering hierin. Het kabinet trekt hierin steeds samen op met de Europese Commissie, EU-lidstaten en internationale partners.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De stijgende invoer van Russisch gas |
|
Ilana Rooderkerk (D66), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat de import van Russisch gas naar de Europese Unie (EU) aan het toenemen is?1
Ja, het klopt dat de import van Russisch gas naar de EU zowel per pijpleiding als in de vorm van vloeibaar aardgas (LNG) in de eerste helft van 2024 licht is toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Ondanks deze toename blijft het aandeel pijpleidinggas en LNG uit de Russische Federatie respectievelijk minder dan 11% en 6% van de EU-gasimport2. Daarmee komt het aandeel Russisch gas in de totale EU-import van gas momenteel op ca. 17%. Over het gehele jaar 2023 bedroeg het aandeel gas uit de Russische Federatie in de gasimport van de EU nog ca. 14%. Deze cijfers zijn nog steeds een forse afname ten opzichte van 2021 toen ruim 40% van de gasimport van de EU uit de Russische Federatie kwam. In 2021 was het gasverbruik in de EU bovendien zo’n 20 procent hoger dan in 2023. De afname in absolute termen is daarmee nog groter.
Deelt u de zorg dat EU-landen zichzelf hiermee opnieuw afhankelijk van Rusland opstellen, waardoor zij zich kwetsbaar maken voor Russische chantage? Zo nee, waarom niet?
Met REPowerEU hebben alle lidstaten zich gecommitteerd aan het doel om uiterlijk in 2027 niet meer afhankelijk te zijn van Russisch gas. Veel van de inspanningen van de lidstaten zijn er op gericht om dat te halen. Dat vertaalt zich onder meer in het uitbreiden van de LNG-importcapaciteit, gasbesparing, inzet op hernieuwbare energie en energie-efficiencymaatregelen. Zoals hiervoor aangegeven is de import van gas uit de Russische Federatie al fors gedaald en het is op basis van REPowerEU de verwachting dat dit nog verder zal dalen.
Hoe verklaart u deze stijgende gasimport ten opzichte van de doelstelling van de Europese Commissie om uiterlijk in 2027 onafhankelijk te zijn van Russisch gas?
Het doel van REPowerEU is om uiterlijk in 2027 de invoer van Russische fossiele brandstoffen volledig uit te faseren. Met verscheidene maatregelen is al veel bereikt op het gebied van gasbesparing en diversifiëring van de gasimport.
Zo heeft de Europese Unie in het jaar 2023 ca. 20% minder gas verbruikt dan in 2021. De totale import is van 336 miljard m3 in 2021 gedaald tot 290 miljard m3 in 2023.3 Dit mede als gevolg van het sterk gestegen aanbod van duurzame energie en dankzij maatregelen op het gebied van energie-efficiency. Voorts is er in 2023 en 2024 ca. 76,9 miljard m3 aan gasvraag gekoppeld aan leveranciers via het Europese inkoopplatform, waaraan Belarussische en Russische partijen niet mogen deelnemen.
Desalniettemin is de import van Russisch gas licht gestegen. De in de eerste helft van 2024 licht gestegen gasimport uit de Russische Federatie is waarschijnlijk ten dele te verklaren doordat er op EU niveau minder LNG geïmporteerd is en kon worden uit o.a. de Verenigde Staten en Qatar. Ten opzichte van de Aziatische markten waren de prijzen namelijk relatief laag in Europa waardoor handelaren meer LNG-volumes verscheepten naar Aziatische landen. Ook waren er in de eerste helft van dit jaar problemen bij de Freeport LNG terminal, de op één na grootste LNG-exportterminal van de Verenigde Staten. Wat betreft de aanvoer vanuit Qatar, zorgt de onrust in het Midden-Oosten ervoor dat minder LNG-volumes geleverd worden. De vaarroute door de Rode Zee wordt vermeden door LNG-tankers vanuit Qatar, waardoor leveringen uit dit land aan de EU moeten omvaren via de Kaap de Goede Hoop. Dit leidt tot aanzienlijke extra kosten.
Dat deze ontwikkelingen leiden tot meer import van gas uit de Russische Federatie is een terechte zorg. In de beantwoording van vraag 7 wordt verder ingegaan op de vraag hoe wij deze zorg het hoofd willen bieden, onder meer door in Europees verband in te zetten op een routekaart voor afbouw van de import van Russisch gas.
Klopt het dat Russisch gas goedkoper is dan LNG uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten (VS), Algerije of Qatar? Zo ja, deelt u dan de conclusie dat er hierdoor voor diverse EU-landen weinig prikkels zijn om te (blijven) investeren in duurzamere opties en/of (de infrastructuur voor) alternatieven voor de import van Russisch gas?
De gasprijs is geen vast gegeven, maar is afhankelijk van vraag en aanbod en van hoe en onder welke voorwaarden en condities er wordt ingekocht door marktpartijen. In zijn algemeenheid valt te stellen dat voor gas dat gebruikt wordt in de EU de groothandelsmarktprijs geldt. Zo wordt er op gashandelsplaatsen in de EU (bijvoorbeeld de Nederlandse Title Transfer Facility (TTF)) één prijs voor gas betaald (in MWh) voor zowel pijpleidingengas als LNG. Voorts worden langdurige bilaterale contracten voor zowel pijpleidingengas als LNG geïndexeerd tegen de prijs op de gashandelsplaatsen in de EU of tegen de olieprijzen.
We hebben geen indicaties dat de EU-gasprijs gedrukt wordt door de import van Russisch gas en het zodoende onaantrekkelijker wordt om extra LNG-importcapaciteit te realiseren.
Ziet u ook dat Rusland met deze verlaagde gasprijzen nu al bezig is andere aanbieders van de markt te drukken, zoals te zien is met het afblazen van projecten in Griekenland waarmee nieuwe gasleveranciers aangetrokken hadden kunnen worden ten behoeve van Zuidoost-Europese landen?2
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een overzicht geven van projecten binnen de EU die zijn – of dreigen te worden – afgeblazen door ondermijnende concurrentie van goedkoop Russisch gas?
Een dergelijk overzicht is niet te geven, omdat de Nederlandse overheid geen inzage heeft in de projecten van marktpartijen en de economische haalbaarheid daarvan.
Welke maatregelen zou volgens u de EU kunnen nemen om de stijgende import van Russisch gas terug te dringen en gasprojecten die de Europese afhankelijkheid verminderen uit te voeren? Bent u bereid om zich in te zetten voor het invoeren van deze maatregelen?
Nederland zet zich actief in voor maatregelen in EU verband voor de afbouw van Russisch gas naar nul. Het kabinet zet zich hierbij zowel in voor EU-brede maatregelen als voor duidelijke invulling door de Europese Commissie van de ruimte die individuele lidstaten krijgen om maatregelen te treffen, zodat die ingevoerd kunnen worden.
Deze inzet in EU verband is ten eerste belangrijk omdat maatregelen het meest effectief zijn als ze op EU niveau getroffen worden danwel in de hele EU op gelijke wijze worden toegepast. Bij aanpak op EU niveau kan ook worden bewaakt dat maatregelen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de EU-leveringszekerheid.
Ten tweede is de inzet van het kabinet ingegeven door het feit dat in Nederland alle maatregelen voor de beperking van Russisch gas die zij kon nemen al heeft genomen, en beperkt is in haar handelingsvrijheid om aanvullende maatregelen te treffen. Zo wordt in Nederland al voorkomen dat er nieuwe LNG-importstromen ontstaan via de nieuwe LNG-importcapaciteit die sinds 2022 is of nog wordt gerealiseerd. Dit is geregeld via de contracten voor het gebruik van deze nieuwe importcapaciteit. Er is echter nog geen mogelijkheid om de beperkte nog bestaande importstroom in te perken, die is gebaseerd op contracten uit het verleden. Er is nog geen EU-sanctiemaatregel die de import op basis van dergelijke historische contracten verbiedt. Het is ook nog niet duidelijk of Nederland deze reststroom zou kunnen inperken op basis van de nieuwe bepaling uit Verordening (EU) 2024/1789 (in het decarbonisatiepakket) die individuele lidstaten onder strenge voorwaarden de mogelijkheid geeft om tijdelijke maatregelen te treffen om de aanvoer van Russisch gas te beperken (toegelicht in Kamerstuk 29 023, nr. 494).
Tegen deze achtergrond werkt de Europese Commissie op verzoek van de Raad, mede op initiatief van Nederland, in het kader van RePowerEU aan een routekaart voor de verdere afbouw van de import van Russisch gas in de EU (zie over RePowerEU ook het antwoord op vraag 2 en 3).
Concreet pleit Nederland ervoor dat in deze routekaart EU-breed de hiervoor genoemde maatregel wordt meegenomen, die al in Nederland is toegepast, dat nieuwe importstromen via nieuwe LNG-importcapaciteit worden voorkomen. Hiermee wordt een concrete dam opgeworpen voor de import van Russisch LNG via nieuwe LNG-terminals. Mogelijk zal de Commissie in de routekaart ook het belang van gezamenlijke inkoop via het Europese inkoopplatform onderstrepen, waarvan Russische partijen worden uitgesloten. Dit platform is immers een permanent instrument geworden in de EU. Het kabinet verwacht verder dat de Europese Commissie in de routekaart nadere invulling zal geven aan en duidelijkheid over de mogelijkheden voor individuele lidstaten om op basis van Verordening (EU) 2024/1789 tijdelijke maatregelen te treffen om import van Russisch gas te beperken.
Als de routekaart er is, schept dit voor EU lidstaten duidelijkheid over de volgende concrete stappen die zij kunnen zetten in het inperken van Russisch gas en de afbouw van Russische gas conform RePowerEU. Omdat in Nederland al proactief maatregelen zijn getroffen en Nederlandse bedrijven al actief deelnemen aan het gezamenlijke inkoopplatform, zal met name van belang zijn welke concrete stappen aanvullend genomen kunnen worden om de resterende LNG-import op basis van Verordening (EU) 2024/1789 te kunnen aanpakken.
De olieramp voor een Houthi-aanval op olietanker Chios Lion |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven hoe groot u de potentiële schade acht van de enorme explosie op de Chios Lion, als gevolg van een drone-aanval van de Houthi’s?
Welke gevolgen heeft de olievlek van meer dan 220 kilometer voor de militaire operaties in het gebied waar Nederland aan deelneemt, waaronder Operation Prosperity Guardian en Aspides?
Bent u het eens dat dit soort olielekken leidt tot een verdere verslechtering van de doorvaart en de doelstelling van Aspides juist is zulke belemmeringen te voorkomen?
Deelt u de opvatting dat een Europese Unie (EU)-bijdrage zou passen onder het reeds bestaande diplomatieke spoor van Aspides en de inzet van de EU in de regio?
Bent u bereid op korte termijn hulp te bieden door een Nederlands schoonmaakschip onder Aspides-vlag uit te laten varen en zo niet, hiertoe in EU-verband op te roepen zodat een andere lidstaat onder Aspides-mandaat deze bijdrage kan leveren?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen 5 dagen beantwoorden?
Het bericht ‘Nederland stuurt toch minister naar Hongarije’ |
|
Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u het eens met EU-commissievoorzitter Von der Leyen dat de zelfverklaarde «vredesmissie» van de Hongaarse premier Orbán feitelijk een verzoeningsmissie met Vladimir Poetin was, en volledig past in de Russische agenda?1
Het kabinet heeft zich publiekelijk afkeurend uitgesproken over de desbetreffende bezoeken van de Hongaarse premier Orbán en zich daarbij geschaard achter de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, die benadrukte dat het roulerend EU-voorzitterschap geen bevoegdheid heeft met Rusland te spreken namens de EU. Daarbij herbevestigde hij de positie van de Raad ten aanzien van Oekraïne en Rusland, zoals ook vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad: Rusland is de agressor, Oekraïne is het slachtoffer, zonder Oekraïne kunnen er geen discussies over Oekraïne plaatsvinden. Nederland sprak op politiek niveau zowel in de EU, als bilateraal in een gesprek met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken, afkeuring uit over het initiatief en noemde het kwalijk.
Hoe beoordeelt u het feit dat Orbán in de eerste week van het Hongaarse voorzitterschap van de raad van de EU zonder overleg met de Europese Commissie of de Europese regeringsleiders deze «vredesmissie» op heeft gezet richting Moskou en Beijing?
Het bezoek van premier Orbán aan president Poetin in Moskou ziet het kabinet als een strikt bilaterale aangelegenheid en keurt het kabinet af. Het roulerend voorzitterschap van de Raad heeft geen bevoegdheden op het gebied van EU-extern beleid. Daarnaast is er binnen de EU brede overeenstemming over de noodzaak van gezamenlijke diplomatieke inspanningen om Rusland te isoleren. In gesprek gaan met Poetin gaat in tegen deze lijn. Het kabinet hecht wel belang aan het open houden van het diplomatieke kanaal met Rusland, maar dit geldt slechts voor noodzakelijk contact. Dat was met het bezoek van premier Orbán niet het geval en is daarom kwalijk.
Waarom ondermijnt Nederland de sanctie van de Europese Commissie jegens Hongarije door zelf wél bewindspersonen af te vaardigen naar de informele raden in Boedapest?
Nederland ondermijnt geen sancties. De voorzitter van de Europese Commissie bepaalde eigenstandig welke reactie zij passend vond in het licht van de ontwikkelingen. De Raad en de individuele lidstaten maakten een eigen afweging. In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 22 juli jl. gaf slechts een kleine minderheid van lidstaten expliciet aan de lijn van de Europese Commissie te volgen. Noch de Raad, noch de individuele lidstaten zijn gehouden aan de reactie van de Commissie.
Wat gaat u doen als de deelname van Nederland aan de ministeriële raden gebruikt wordt voor propaganda van Viktor Orbán, zoals tot nu toe het volledige Hongaarse voorzitterschap een PR-show is?
Nederland blijft uitdragen dat het EU-voorzitterschap zijn rol als honest broker dient te vervullen en zal, indien Hongarije acties onderneemt die hier niet bij passen, in EU-verband bezien welke reactie in dat geval gepast is.
Hoe gaat de Minister van Justitie en Veiligheid specifiek deze week voorkomen dat zijn deelname aan de raad gepresenteerd zal worden als een teken van steun van Nederland aan de wijze waarop Hongarije tot nu toe het voorzitterschap invult?
De lijn van het kabinet is dat er per geval gekeken wordt of het voor Nederland opportuun is om een bewindspersoon af te vaardigen. Die keuze baseert het kabinet op inhoud en agenda. In dit geval stonden er belangrijke punten voor Nederland op de agenda, namelijk het bespreken van de prioriteiten op de portefeuille van de Minister van Justitie en Veiligheid, waaronder ondermijnende criminaliteit, en migratie. Daarnaast heeft de Minister de weerbaarheid van de EU actief opgebracht als onderdeel van de discussie over de strategische richtsnoeren op het terrein van Justitie- en Binnenlandse Zakensamenwerking. Op deze punten heeft het kabinet partners uit de EU hard nodig om het juiste resultaat te behalen. Dit staat los van het voorzitterschap van Hongarije.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in een bilateraal gesprek met de Hongaarse Minister van Justitie en in zijn interventie in de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) namens het kabinet duidelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid niet vanzelfsprekend was. Hierbij heeft hij opgemerkt dat hij het van belang achtte zelf de discussie over de JBZ-inzet voor de komende jaren bij te wonen om de Nederlandse prioriteiten en het belang van het respect voor de rechtsstaat te onderstrepen. De Minister heeft in de JBZ-Raad namens Nederland verder gepleit voor een stevige aanpak van georganiseerde criminaliteit, het verhogen van de weerbaarheid van de EU en, namens het kabinet, de implementatie van het migratiepact. Daarnaast is, gesteund door andere lidstaten, onderstreept dat een goed functionerende rechtsstaat het fundament is voor samenwerking binnen de EU en dat lidstaten zich aan de afspraken moeten houden. In gesprek met de Hongaarse Minister van Justitie heeft de Minister van Justitie en Veiligheid dit namens het kabinet nogmaals onderstreept.
Kunt u aangeven aan welke raden het kabinet tot 2 september op ministersniveau zal deelnemen? Kunt u specifiek aangeven of de Minister van Buitenlandse Zaken naar de informele Raad Buitenlandse Zaken van 28 en 29 augustus en Minister van Defensie naar de informele Defensieraad op 29 en 30 augustus gaat?
Tijdens de formele RBZ van 22 juli jl. werd gesproken over de geplande aanstaande informele RBZ in Boedapest, naar aanleiding van de recente bezoeken van premier Orbán. Een groot aantal lidstaten maakte duidelijk dat het Hongaarse EU-voorzitterschap niet juist had gehandeld, zonder daarbij conclusies te verbinden aan het al of niet deelnemen aan een informele RBZ in Hongarije. Het belang van het uitstralen van eenheid werd veelvuldig benadrukt. Iedereen gehoord hebbende nam de Hoge Vertegenwoordiger (HV), die hiertoe bevoegd is, na afloop van de Raad het besluit om de informele RBZ (Gymnich) in Brussel te organiseren, gezamenlijk met de informele RBZ Defensie, die eveneens zal plaatsvinden in Brussel. De Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie zijn voornemens hieraan deel te nemen. Daaraan voorafgaand is er geen informele Raad waar Nederland op ministerieel niveau aanwezig zal zijn.
Indien de Ministers van Buitenlandse Zaken respectievelijk Defensie gaan deelnemen aan deze ministerraden waar de Russische oorlog tegen Oekraïne het kernthema is, wat voor signaal geeft dat volgens u af aan onze bondgenoten in Oost-Europa die wél meedoen aan het beleid van de Europese Commissie?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli jl. heeft een groot aantal lidstaten, inclusief Nederland duidelijk gemaakt dat het uitstralen van eenheid van belang is. Iedereen gehoord hebbende nam de HV na afloop van de Raad het besluit om de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) in Brussel te organiseren, gezamenlijk met de informele RBZ Defensie. Het onderwerp Oekraïne zal derhalve in Brussel worden besproken, waarbij Nederland zijn steun aan Oekraïne wederom zal benadrukken.
Erkent u dat naast de indieners van deze vragen ook de fracties van VVD en NSC middels Kamervragen het verzoek hebben gedaan om geen afvaardiging op regeringsniveau naar de raden in Boedapest te sturen, en dat daarmee een Kamermeerderheid wenst dat Nederland samen optrekt met de Europese Commissie en andere lidstaten die hun medewerking weigeren?
In de beantwoording van onderhavige vragen en eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp2 heeft het kabinet zijn standpunt over dit onderwerp uiteengezet. Het is aan uw Kamer zich daarover al dan niet nader uit te spreken. Uit het gegeven dat er Kamervragen zijn gesteld kan nog geen meerderheid worden geconcludeerd.
Bent u bereid alsnog geen vertegenwoordiging op ministersniveau naar Boedapest te sturen? Zo nee, waarom negeert u de wens van een Kamermeerderheid om geen Ministers naar informele raden in Boedapest af te vaardigen?
Aangezien de HV heeft besloten de informele Raad Buitenlandse Zaken en de informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie in Brussel te organiseren, zal er voor deze Raden geen sprake zijn van het sturen van een vertegenwoordiging op ministersniveau naar Boedapest.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen vijf dagen beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht “Hoger onderwijs onbereikbaar: Oekraïense studenten struikelen over collegegeld” |
|
Jan Paternotte (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoger onderwijs onbereikbaar: Oekraïense studenten struikelen over collegegeld»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat zowel Oekraïners als de Nederlandse samenleving erbij gebaat zijn als Oekraïense vluchtelingen toegang krijgen tot vervolgonderwijs? Zo nee, waarom niet?
Oekraïense ontheemden hebben toegang tot het hoger onderwijs, maar niet automatisch recht op het wettelijke collegegeld.
Deelt u de opvatting dat Oekraïners in Nederland volgens de Richtlijn Tijdelijke bescherming dezelfde toegang tot het onderwijs en de arbeidsmarkt hebben als andere inwoners van Nederland? En bent u het er dan mee eens dat het vragen van torenhoog collegegeld tot 15.000 euro aan Oekraïense vluchtelingen niet in lijn is met deze richtlijn?
Specifiek voor het hoger onderwijs is er in de richtlijn2 geen bepaling opgenomen. Het wettelijk collegegeld is voorbehouden aan studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) op basis van het vrij verkeer van personen, en wel voor zover het gaat om één bachelor en één masterstudie. Voor studenten van buiten de EER geldt het instellingscollegegeld. Het instellingscollegegeld-tarief wordt bepaald door de instelling. De huidige wet biedt de instellingen de ruimte om het instellingscollegegeld-tarief te verlagen ter hoogte van het wettelijk collegegeld.
Een eventuele aanpassing in de bekostiging, en de rijksbijdrage per student, betreft een beleidswijziging met vergaande gevolgen voor de financiering van het stelsel, de onderwijscapaciteit en vereist bovendien een wetswijziging. Daarnaast is het niet uitlegbaar om vergelijkbare groepen verschillend te behandelen. Zoals mijn ambtsvoorganger ook aangaf3 raakt dit andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie. Financiering van deze groepen studenten, i.e. ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig (migratie-, asiel)beleid.
Bent u bereid met universiteiten en hogescholen te spreken over de toegankelijkheid tot hun onderwijs voor Oekraïense ontheemden en afspraken te maken over het eerlijker maken van de toegankelijkheid voor Oekraïners?
Het kabinet spreekt regelmatig met de universiteiten en hogescholen over de Oekraïense ontheemden. Om informatie en ervaringen uit te wisselen organiseert het kabinet binnenkort een gesprek tussen de koepelorganisaties in het hoger onderwijs, UNL en VH, en een delegatie van Oekraïense ontheemden en de Oekraïense ambassade.
Het kabinet waardeert het besluit van de hogescholen en universiteiten om de hoogte van het wettelijke collegegeld te hanteren voor de volledige looptijd van de studie van Oekraïense ontheemden die in collegejaar 2022–2023 zijn begonnen. Daarbij is het kabinet zich bewust dat de bevoegdheid tot het vaststellen van het instellingscollegegeld-tarief aan de hogescholen en universiteiten is en zij daarin een eigenstandige afweging hebben te maken. Tegelijkertijd roept het kabinet de universiteiten en hogescholen op om ook het instellingscollegegeld-tarief te verlagen voor andere Oekraïense ontheemden.
Bent u bereid ook ten aanzien van studiefinanciering de positie van Oekraïners gelijk te stellen aan die van studenten uit de 30 landen in de Europese Economische Ruimte? Zo nee, waarom niet?
Doordat Oekraïne geen onderdeel is van de EER, komen Oekraïners niet in aanmerking voor studiefinanciering op grond van het vrij verkeer van werknemers. Oekraïense ontheemden ontvangen leefgeld voor eten, kleding en andere persoonlijke uitgaven. Uitgaven die ten dele overeenkomen met de uitgaven waarvoor studenten studiefinanciering ontvangen. Daarnaast kunnen Oekraïense studenten aankloppen bij de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF), die de studenten, waar mogelijk, (financieel) kan ondersteunen.
Een eventuele wijziging van dit beleid raakt ook andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie en sociale zekerheid. Ondersteuning van deze groepen studenten, i.e. ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig (migratie-, asiel)beleid.