De onderzoeken naar de aanslag op de MH17 |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wanneer ontvangt de Tweede Kamer een voortgangsrapportage over de onderzoeken naar de MH17?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft op 9 september jl. een rapport van eerste bevindingen (preliminary report) gepubliceerd. De OvV streeft ernaar om het eindrapport in juli 2015 op te leveren.
Verder is uw Kamer bij brief 9 oktober 2014 opnieuw geïnformeerd over de nasleep van de ramp met Malaysia Airlines vlucht MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 20). Deze brief bevat tevens de meeste recente stand van zaken met betrekking tot de (voortgang van) het strafrechtelijk onderzoek.
Heeft u Oekraïne gevraagd om de overeenkomst tussen het Oekraïense National Bureau of Air Accident Investigation (NBAAI) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid openbaar te maken en bent u bereid om deze overeenkomst onverwijld openbaar te maken?
De overeenkomst kan pas openbaar worden gemaakt als ook Oekraïne daarmee instemt. Het gesprek daarover tussen de OvV en Oekraine is nu gaande. Zodra en indien Oekraïne instemt met openbaar maken, zal de OvV de overeenkomst plaatsen op zijn website.
Heeft het Openbaar Ministerie de regering geïnformeerd en om toestemming gevraagd alvorens zij een geheime overeenkomst tekende met haar counterparts in Oekraïne, België, Australië en later Maleisië? Heeft de regering toestemming gegeven voor het ondertekenen van deze overeenkomst?
De overeenkomst waaraan de vraagsteller refereert betreft een afspraak tot het oprichten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Het OM is tot het instellen van een dergelijk JIT (Joint Investigation Team) bevoegd en maakt van deze bevoegdheid met regelmaat gebruik in grensoverschrijdende strafrechtelijke onderzoeken. De ondertekening van het JIT inzake het onderzoek naar de ramp met vlucht MH17 vond plaats met medeweten en instemming van het kabinet.
Wanneer is de overeenkomst getekend en wanneer en hoe werd hij rechtsgeldig? Wat is de formele status van de overeenkomst?
Een overeenkomst tot het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (een JIT) heeft betrekking op de wijze en intensiteit van samenwerking in een strafrechtelijk onderzoek. De overeenkomst is rechtsgeldig sinds deze op 7 augustus jl. werd ondertekend. Sinds 19 augustus is ook Maleisië aangesloten bij het JIT. Binnen het JIT gelden voor alle landen voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop informatie wordt verzameld, gedeeld en gebruikt. Dergelijke voorwaarden alsmede doelbinding zijn gebruikelijk bij internationale strafrechtelijke samenwerking. Deze overeenkomst is niet openbaar, aangezien het hier een document betreft met operationele werkafspraken in een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Wanneer trad Maleisië toe tot de overeenkomst en was dat op dezelfde voorwaarden?
Zie antwoord vraag 4.
Nu het bestaan van de overeenkomst publiek is, kunt u deze overeenkomst publiek maken?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de overeenkomst veto-rechten bevat voor landen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er in of bij de overeenkomst afspraken gemaakt over het mogelijk vervolgen van landen die meedoen aan de afspraak?
Het JIT is beperkt tot de opsporingsfase en in het kader hiervan zijn geen afspraken over vervolging gemaakt.
Is de afspraak tussen de landen op enig moment voorgelegd aan het parlement of een aantal parlementsleden van één van de deelnemende landen (Oekraïne, België, Australië, Nederland, Maleisië)? Zo ja, aan wie en wanneer?
Het kabinet beschikt niet over informatie met betrekking tot de wijze waarop de goedkeuring van het JIT tot stand is gekomen in de andere deelnemende landen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over de MH17 op 15 oktober aanstaande?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gaza met onmiddellijke ingang onder controle van Hamas en Fatah»?1
Ja.
Kunt u aangeven of de intensievere samenwerking tussen Hamas en Fatah, als gevolg van de eerder gesloten eenheidsregering, betekent dat Hamas en Fatah nu ook een gemeenschappelijke begroting onderhouden?
Dat is niet het geval. Het betreft een herbevestiging van beide partijen dat de technocratische regering, die bestaat uit onafhankelijke personen, ook Gaza gaat besturen.
Kunt u aangeven of het eerdere conflict tussen Hamas en Fatah over het uitbetalen van Hamas ambtenaren door de Palestijnse Autoriteit inmiddels is beslecht? Is het waar dat de salarissen van deze ambtenaren tijdelijk zijn uitbetaald door Qatar?
Qatar heeft geld beschikbaar gesteld aan de technocratische regering om eenmalig ambtenaren die geen deel uitmaken van het veiligheidsapparaat te betalen. Het is nadrukkelijk geen salaris en er zijn geen toezeggingen gedaan voor de toekomst. Alleen personen die niet op internationale sanctielijsten staan komen in aanmerking voor deze eenmalige uitkering.
Kunt u tevens aangeven of de Europese Unie nog altijd zo’n 65.000 ambtenaren in Gaza financieel ondersteunt die sinds 2007 niet hebben gewerkt, zoals bleek uit het rapport van de Europese Rekenkamer van vorig jaar? In hoeverre is die situatie sindsdien gewijzigd?
De EU betaalt via Pegase salarissen van 65.000 ambtenaren die voor de machtsovername van Hamas in dienst waren van de Palestijnse Autoriteit Een deel van deze ambtenaren heeft de afgelopen jaren doorgewerkt, onder meer in het onderwijs en de gezondheidszorg. De technocratische regering heeft de ambtenaren gevraagd weer aan het werk te gaan, maar niet alle ambtenaren hebben hier gevolg aan kunnen geven. Fatah en Hamas zijn overeengekomen dat een comité ingesteld gaat worden voor de integratie van de ambtenaren, waarbij ambtenaren beoordeeld worden op professionele en veiligheidsgronden.
Wat voor gevolgen heeft de bovengenoemde hernieuwde samenwerking voor de financiële steun vanuit Nederland en de Europese Unie aan de Palestijnse Autoriteit? Welke garanties heeft u dat Nederlandse steun niet ten goede komt van Hamas?
Het betreft geld van Qatar, niet van de EU of NL. De lijst van ambtenaren waarvoor de EU een bijdrage geeft is niet gewijzigd.
Kunt u tevens aangeven, met inachtneming van uw recente brief2, hoe de Higher National Commission for Prisoners and Detainees, een verbetering is ten opzichte van het eerdere systeem van betalingen aan gevangenen? Is de perverse prikkel «hoe langer de gevangenisstraf, hoe hoger de betaling» in dit systeem weggenomen? Kunt u bovendien aangeven of in dit systeem ook Hamas-gevangenen worden uitbetaald?
Met de overheveling naar de PLO is de PLO in principe ook verantwoordelijk voor de financiering van de betalingen aan gevangenen. De PLO zal voor de financiering Arabische donoren benaderen. Hiermee worden de financiële stromen nog duidelijker gescheiden. De stap is verwelkomd door de VS.
De regelgeving is echter niet veranderd, de duur van de detentie blijft bepalend voor de toelage. De regelgeving maakt geen onderscheid tussen gevangenen op basis van politieke affiliatie. Het kabinet zal samen met gelijkgezinde partners blijven wijzen op het belang van hervorming van het toelagen systeem.
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla van 25 september 2014?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zelf schattingen publiceren van hun tax gap?
Ja. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn brief van heden waarbij de vragen zijn beantwoord, gesteld op 18 september 2014 in het verslag van het schriftelijk overleg inzake de brief van 10 juli 2014. Onderzoek naar een macro-economische schatting van gemiste omzetbelasting (btw gap)2, in het bijzonder het antwoord op de vraag hoe de Staatssecretaris de Britse methode beoordeelt.
Deelt u de mening dat het uw taak is om de opgelegde belastingen ook te innen en constant te vechten tegen belastingontduiking, om daarmee de publieke voorzieningen te kunnen bekostigen en het draagvlak onder belastingheffing te handhaven?
Zoals ik in de 14e halfjaarsrapportage3, uw Kamer onlangs toegezonden, heb aangegeven, verricht de Belastingdienst zijn handhavende taken op basis van een doordachte handhavingstrategie. De Belastingdienst streeft er naar het nalevingsgedrag van burgers en bedrijven positief te beïnvloeden en niet-naleving te voorkomen. De Belastingdienst doet dat op verschillende manieren. De dienst wil de compliance versterken door voor burgers en bedrijven de naleving makkelijk te maken en vergissingen zoveel mogelijk te voorkomen, waar nodig het gedrag te corrigeren en fraudeurs op te sporen en te vervolgen. Afhankelijk van het gedrag van burgers en bedrijven kiest de Belastingdienst de mix van instrumenten die hem ter beschikking staan.
Kunt u een algemene appreciatie geven van de opmerkingen die over de tax gap gemaakt zijn in het programma Zembla, inclusief de wijze waarop de Belastingdienst reageert op suggesties van medewerkers om deze tax gap aan te pakken?
In mijn antwoorden op de vragen over de tax gap van het schriftelijk overleg, inzake de brief van 10 juli 2014 naar een macro-economische schatting van gemiste omzetbelasting4, heb ik in de inleiding de wijze geschetst waarop de tax gap kan worden benaderd. In mijn brief van 29 september jl. die ik naar uw Kamer heb gezonden u naar aanleiding van de uitzending van Zembla, heb ik aangegeven dat het onderzoek naar de btw gap laat zien welke beperkingen er kleven aan top down tax gap analyses.5 Een macro-economische schatting van de tax gap is een globale benadering van de gemiste belastingopbrengsten, die een algemene indruk geeft van de werking van het belastingstelsel.
In de uitzending ligt de nadruk op het feit dat de Belastingdienst menskracht te kort zou komen om alle misgelopen belastingopbrengsten binnen te halen. De inzet van capaciteit blijft een afweging waarin de Belastingdienst kiest voor een duurzame vergroting van de compliance om daarmee de verschuldigde belasting te innen. Dit betekent dat niet alleen de (extra) behaalde inkomsten worden beschouwd, maar ook de kosten worden betrokken. Daarbij wordt de beschikbare capaciteit daar ingezet waar deze naar verwachting, op basis van onder andere ervaringscijfers en steekproeven, de grootste compliantie oplevert. Dat kan betekenen dat gekozen wordt voor een lichte inzet op het ene terrein, om met de vrij gekomen capaciteit meer compliantie te realiseren op een ander terrein.
Heeft het kabinet ooit een interne schatting gemaakt van de tax gap? Zo ja, kunt u die naar de Kamer sturen?
Er is intern geen alles omvattende berekening van de gemiste belastingopbrengsten gemaakt.
Herinnert u zich de aangenomen motie Omtzigt c.s. (31 066, nr. 144) uit juli 2012, die verzocht «de regering, voor 1 oktober 2012 met een plan te komen om de tax gap te halveren, dan wel zo mogelijk nog verder te verkleinen, door met gerichte acties zowel op het gebied van handhaving als invordering de belastingopbrengst te vergroten;» en tevens de regering verzocht, «hierbij in kaart te brengen met welke gerichte investeringen de belastingopbrengst met een veelvoud vergroot kan worden.»?
Ja.
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in december 2012 aan de Kamer schreef: «Uitgaande van de opbrengsten die de Belastingdienst in het verleden heeft gerealiseerd in werkprocessen als aanslagregeling, boekenonderzoeken en invordering, is op basis van business cases becijferd welke meeropbrengsten door middel van de inzet van extra medewerkers kunnen worden gegenereerd»? (Kamerstuk 31 066, nr. 151)
Ja.
Kunt u alle businesscases die u onderzocht heeft aan de Kamer doen toekomen?
Bij brief van 10 december 2012 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de intensivering van het toezicht en de invordering.6 In deze brief zijn de uitkomsten van de businesscase Intensivering toezicht en invordering opgenomen. Als speerpunten voor de intensivering zijn genoemd: (1) eerder aanslagen opleggen, meer aangiften beoordelen; (2) meer boekenonderzoeken en verscherpen administratieve controles; (3) versterking opsporing; (4) intensiveren invordering. Dit met het doel om met extra investeringen (structureel € 157 mln) extra belastingopbrengsten (€ 663 mln) te realiseren. De businesscase die hieraan ten grondslag ligt bevat meer in detail op welke wijze de Belastingdienst de extra inkomsten verwacht binnen te halen. Deze informatie heeft een controlestrategisch karakter. Discussies over de controlestrategie schaden al snel de handhaving door de Belastingdienst en daarmee de belastingopbrengsten. Om deze reden is vaste lijn dat businesscases niet openbaar worden gemaakt. Die lijn – die ik onderschrijf – geldt ook in dit geval.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat uw ambtsvoorganger schreef: «tevens ben ik van zins de mogelijkheid te onderzoeken op zinvolle en methodisch verantwoorde wijze inzicht te verkrijgen in de gemiste inkomsten die met de tax gap verband houden. In 2013 bericht ik uw Kamer hier graag nader over.»? (Kamerstuk 31 066, nr. 151)
Ja.
Welke acties zijn allemaal ondernomen naar aanleiding van die belofte bijna twee jaar geleden?
Omdat de vraag van de Kamer zag op een omvattend beeld van de tax gap is het CBS benaderd om een macro-economisch onderzoek uit te voeren. Het CBS heeft met zijn Nationale rekeningen de beschikking over gegevens over uitgaven aan goederen en diensten. Als eerste belastingmiddel is gekozen voor de btw omdat het CBS voor dit middel het meeste zicht heeft op en ervaring heeft met schattingen van de toegerekende btw vanuit de productie. Bovendien doet de Europese Commissie periodiek vergelijkend onderzoek naar de btw gap in de EU-lidstaten. Het CBS heeft inzicht gegeven in zijn berekeningswijze van het zogenoemde btw-verschil (zijnde het verschil tussen de afgedragen btw en de berekende btw) in de Nationale rekeningen. De methode van het CBS is vergeleken met de methode van het onderzoeksbureau CASE dat in opdracht van de Europese Commissie het onderzoek doet. Verder heeft de Belastingdienst met een aantal EU landen die al ervaring hebben met schatting van de tax gap in hun land, een workshop gehouden om te kijken hoe de verschillende gehanteerde methodieken zich tot elkaar verhouden en om ervaringen uit te wisselen. Dit alles heeft geresulteerd in een rapport over de methodiek en macro-economische schatting van gemiste btw dat op 10 juli jl. naar de Kamer is gestuurd.7
Herinnert u zich dat u naar veel herhalingsverzoeken uit de Kamer in juli net na het begin van het zomerreces, met een onderzoek kwam dat louter ging over de btw gap en niet over de tax gap en ook geen aanbevelingen bevatte over hoe dit opgelost kon worden? (Kamerstuk 31 066, nr. 211)
Op 10 juli jl. heb ik uw Kamer het rapport over de berekening van de BTW_gap toegestuurd8. Ik hoop hier in het AO van 8 oktober nader met de commissie Financiën van gedachte te kunnen wisselen.
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie al in 2009 een onderzoek publiceerde naar de btw gap in alle lidstaten inclusief Nederland en dat er dus iets weinig vernieuwends is gedaan?
Ja. Het onderzoek dat de Belastingdienst nu voor het eerst zelf in samenwerking met het CBS heeft uitgevoerd naar een macro-economische schatting van de btw-gap, heeft kennis en ervaring opgeleverd die nodig is om de berekening van de Europese Commissie (het onderzoeksbureau CASE) te kunnen beoordelen en over de verschillen in discussie te gaan. Door de contacten die er sindsdien zijn geweest tussen de Belastingdienst en CASE is de aanpak van Brussel inmiddels ook verfijnd. De nieuwe raming door CASE is uitgevoerd op een bestand dat veel sterker overeenkomt met de achterliggende Nationale rekeningen. Daardoor liggen de nieuwe percentages ook veel dichter bij die van het CBS.
Heeft u de inbreng gelezen van het schriftelijk overleg van 19 september 2014 over dit laatste Kamerstuk waarin onder andere gevraagd wordt: «De aangenomen motie van het lid Omtzigt c.s. over de verkleining van de tax gap (Kamerstuk 31 066, nr. 144) zag niet alleen op btw, maar met name op de directe belastingen. De leden van de CDA-fractie hebben met teleurstelling gezien dat het kabinet niet de tax gap in beeld brengt, maar de btw gap. Zij verzoeken de Staatssecretaris aan te geven wanneer hij de tax gap in de overige belastingen, waaronder de vennootschapsbelasting en de loon- en inkomstenbelasting gaat berekenen, zoals herhaaldelijk gevraagd in de Tweede Kamer.»?
Gelijk met deze antwoorden zijn ook de vragen gesteld in het schriftelijk overleg van 18 september 2014 beantwoord.
Waarom deed het kabinet in de begroting 2014 (hoofdstuk IX) of deze motie was afgedaan terwijl dit evident niet het geval was? Bent u bereid om deze motie weer op de lijst te plaatsen van niet afgedane moties, nu over deze motie nota bene nog een schriftelijke procedure loopt?
De motie is inderdaad met het sturen op 10 juli jl. van het onderzoek naar de macro-economische schatting van gemiste omzetbelasting (btw gap) bedoelde motie als zodanig van de lijst van openstaande moties & toezeggingen gehaald. Dit is gedaan omdat met het sturen van het rapport een volgende fase in de politieke discussie is ingegaan. De motie zal weer op de lijst worden geplaatst.
Wanneer kan de Kamer eindelijk een onderzoek naar de tax gap tegemoet zien, inclusief mogelijkheden om de tax gap te verkleinen?
In mijn brief waarbij ik het rapport over de btw gap heb aangeboden, heb ik gewezen op een aantal beperkingen van tax gap analyses. De centrale vraag is wat met de uitkomsten van tax gap onderzoek wordt beoogd (door de Tweede Kamer of de Belastingdienst). In zijn handhavingstrategie koppelt de Belastingdienst het binnenhalen van belastinggeld aan het beïnvloeden van gedrag en het oplossen van problemen. Dat moet er voor zorgen dat de belasting die verschuldigd is op basis van de wet niet alleen door correcties wordt vastgesteld maar ook daadwerkelijk binnenkomt. Hierover wil ik graag met uw Kamer op 8 oktober 2014 in gesprek gaan.
De naheffingen bij scholengemeenschappen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Michel Rog (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Megaheffing voor basisscholen om vergoeding overblijfouders»?1
Ja.
Bent u bekend met de naheffingen die door de Belastingdienst worden opgelegd aan scholengemeenschappen over de vrijwilligersvergoedingen voor overblijfouders? Klopt het dat naheffingen over de volledige naheffingstermijn van 5 jaar worden opgelegd?
De in het bericht geschetste problematiek is mij bekend. Over individuele gevallen kan ik in het kader van deze vragen geen nadere mededelingen doen.
Op grond van de vrijwilligersregeling kunnen geringe vergoedingen onbelast blijven als aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Tijdens zijn controle kan de Belastingdienst constateren dat uitgekeerde vergoedingen aan overblijfouders niet voldoen aan deze voorwaarden. De beloning die niet voldoet aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling kan fiscaal worden gekwalificeerd als inkomen uit dienstbetrekking, dan wel als inkomen buiten dienstbetrekking. In beide gevallen gaat het dan om belast inkomen. Bij een dienstbetrekking wordt de naheffing van belasting en premie opgelegd aan de instelling. De Belastingdienst kan over de vijf afgelopen jaren corrigeren.
Past deze gang van zaken in het idee van de participatiemaatschappij van het kabinet?
Het kabinet hecht er een groot belang aan dat mensen meedoen in de samenleving. Een van de mogelijkheden om mee te doen in de samenleving is het verrichten van vrijwilligerswerk. Ter bevordering van vrijwilligerswerk bestaat een fiscale vrijstelling voor werkzaamheden die bij bepaalde instellingen (zoals scholen) worden verricht. De vergoeding die de vrijwilliger ontvangt wordt dan niet als inkomen beschouwd. Aan de vrijstelling zijn echter wel voorwaarden verbonden, zoals een maximum van € 150 per maand en € 1.500 per jaar. Een andere voorwaarde is dat de vergoedingen niet vergelijkbaar zijn met beloningen die worden toegekend voor gewone, betaalde arbeid.
Deelt u de mening dat een overblijfouder niet in dienstbetrekking is bij de school, maar vrijwilligerswerk doet waarvoor een vergoeding kan worden ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Toezicht op leerlingen tijdens de lunchpauze is niet per definitie vrijwilligerswerk; dat is alleen zo als aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling is voldaan. In dat geval is de beloning vrij van loon- en inkomstenbelasting.
Bij de overblijfouders die niet aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling voldoen, komt de vraag op of zij in dienstbetrekking staan tot het schoolbestuur. Dat hangt af van de feitelijke omstandigheden. Een dienstbetrekking is aanwezig als een gezagsverhouding bestaat tussen de overblijfouder en het schoolbestuur (of bijvoorbeeld de oudercommissie) en als er voor de ouder een plicht is om arbeid te verrichten, terwijl het schoolbestuur de plicht heeft om daarvoor een beloning te geven. Als de Belastingdienst een dienstbetrekking aanwezig acht, zal hij daarvoor bewijs dienen aan te dragen.
Als bij deze ouders geen sprake is van een dienstbetrekking wordt de te hoge vergoeding in de inkomstenbelasting belast als «resultaat uit overige werkzaamheden».
Kunt u aangeven waarom de Belastingdienst in voorkomende gevallen van mening is dat de ouders in dienstbetrekking zijn bij de school in plaats van dat zij resultaat zouden genieten bij een te hoge vrijwilligersvergoeding?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven wat de richtlijnen zijn voor de vergoedingen die scholen aan overblijfouders en andere vrijwilligers mogen geven en op welke wijze zij dit dienen te verantwoorden?
De voorwaarden voor de vrijwilligersregeling zijn vermeld in het antwoord op vraag 3. Zoals blijkt uit de slotzin van dat antwoord mag geen sprake zijn van vergoedingen die vergelijkbaar zijn met beloningen die worden toegekend voor gewone, betaalde arbeid. De regeling geldt dus niet als er sprake is van een marktconforme vergoeding, omdat er anders een ongerechtvaardigde bevoordeling van overblijfouders zou ontstaan ten opzichte van andere mensen die betaald werk verrichten.
Omdat schoolbesturen van oudsher gewend zijn om de overblijfkrachten per uur (of per overblijfbeurt) te betalen, hebben enkele vrijwilligersorganisaties die actief zijn op het terrein van overblijven op school, in 2006 aan de Belastingdienst gevraagd of er een bedrag kon worden verbonden aan de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van een marktconforme beloning. De Belastingdienst heeft aan dat verzoek gehoor gegeven en meegedeeld dat ervan kan worden uitgegaan dat een vergoeding van ten hoogste € 4,50 per uur (voor vrijwilligers van 23 jaar en ouder) niet marktconform is. De toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit standpunt op 27 juni 2006 aan uw Kamer bekend gemaakt2. Dat bedrag geldt dus als bovengrens voor schoolbesturen die vergoedingen toekennen aan de hand van het aantal uitgeoefende overblijfbeurten. Als de schoolbesturen gebruik willen maken van de fiscale vrijstelling, dan zal in de financiële administratie een deugdelijke vastlegging moeten plaatsvinden waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van de vrijwilligersregeling.
Op welke wijze heeft u de afgelopen jaren gecommuniceerd over de regels met de scholen? Heeft u daarbij ook waarschuwingen uitgedeeld of zet u in op maximum boetes?
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 6 is het uurbedrag vastgesteld op verzoek van, en meegedeeld aan, vrijwilligersorganisaties die actief zijn op het terrein van het overblijven op school3. Tevens is de informatie over de vrijwilligersvergoeding, inclusief het uurbedrag, opgenomen op de website van de Belastingdienst, en in het Handboek Loonheffingen. Verder kan nog worden gewezen op de voorlichtingsinzet die al is genoemd in antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer4. Deze inzet is gericht op een juiste toepassing van de vrijwilligersregeling en niet op het opleggen van boetes. Dit neemt niet weg dat onjuiste toepassing van de regeling kan leiden tot een correctie in de loon- of inkomstenbelasting. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid kan de Belastingdienst daarbij een boete opleggen.
Deelt u de mening dat het onderwijsgeld beter kan worden besteed dan aan naheffingen loonbelasting? Zo ja, is voorlichting aan scholengemeenschappen over de regels voor vrijwilligersvergoedingen dan niet een beter middel dan naheffingen die vijf jaar terug gaan?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, zijn de regels voor vrijgestelde vrijwilligersvergoedingen bekendgemaakt, en is de informatie daarover van de Belastingdienst voor iedere school beschikbaar.
Bent u bereid in gesprek met de Belastingdienst hierover te gaan? Zo ja, bent u tevens bereid te bevorderen dat de opgelegde boete wordt ingetrokken of verminderd? Zo nee, waarom niet?
Gezien het bovenstaande zie ik daarvoor geen aanleiding.
De onthulling over steun Turkije aan Al Qaeda |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de onthulling van de tot voor kort nog Amerikaanse ambassadeur in Turkije over de steun van de regering Erdogan aan Al Qaeda en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen in Syrië?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken van de voormalige Amerikaanse ambassadeur, zoals weergegeven in de pers.
Klopt het dat voormalig ambassadeur Ricciardone stelt dat Turkije openlijk samenwerkte met Al Nusra en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen, zoals Ahrar al-Sham en dat Turkije niet gebogen heeft voor de druk van de VS om deze steun te staken?
De uitspraken zijn op persoonlijke titel gedaan en voor rekening van de heer Ricciardone zelf.
Hoe beoordeelt u deze schokkende onthulling van de heer Ricciardone, die tot eind juni van dit jaar ambassadeur was in Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u naar aanleiding van deze onthulling bereid contact met de heer Ricciardone op te nemen, alsmede met de Amerikaanse regering?
Nee. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3.
Klopt het bovendien dat Turkije zijn luchtruim en grondgebied gesloten houdt voor militaire operaties van de internationale coalitie tegen IS?2 Hoe beoordeelt u deze blokkade?
De Turkse president Erdogan heeft op 23 september jl. in New York kenbaar gemaakt dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen.
Klopt het dat Turkije aangegeven heeft in het kader van de bestrijding van IS ook niet bereid te zijn wapens te leveren aan gematigde rebellen, om IS te bestrijden? Hoe beoordeelt u deze houding in relatie tot de voortdurende berichtgeving over leveranties en het doorlaten van grote hoeveelheden wapens door Turkije richting niet-gematigde rebellen in Syrië en Irak?
Nee. Turkije steunt, huisvest en faciliteert delen van de politieke en militaire gematigde Syrische oppositie.
Wat vind u ervan dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor stromen jihadisten en wapens richting Syrië en Irak, maar nu het luchtruim en zijn grondgebied sluit voor optreden van de coalitie tegen IS?
De suggestie dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor jihadstrijders en wapens richting Syrië en Irak deelt het kabinet niet. Daarnaast heeft president Erdogan gezegd de operaties tegen ISIS te zullen ondersteunen.
In hoeverre werpt deze blokkade logistieke en militair-operationele belemmeringen op voor de strijd tegen IS, die naar verwachting jaren kan gaan duren?
Zie het antwoord op vraag 5.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving3 dat IS betrekkelijk ongehinderd rekruteert in Turkije, en dat IS-aanhangers openlijk hun zwarte vlaggen uit hun ramen en auto's hangen, zonder dat de Turkse politie er ook maar iets tegen doet?
Ja.
Hoe beoordeelt u de video die gepubliceerd is over een bijeenkomst van jihadisten in Istanbul die in de open lucht oproepen tot steun aan de terreurbeweging IS? Heeft u ook begrip voor de vragen die door de Turkse oppositie gesteld zijn over hoe dit zomaar kan gebeuren zonder dat de autoriteiten ingrijpen?
In algemene zin zij opgemerkt dat er helaas in veel landen, waaronder ook Nederland, bij bepaalde segmenten van de bevolking sympathie bestaat voor de abjecte ideeën van ISIS. Het kabinet verwerpt iedere steun of steunbetuiging aan de deplorabele ideologie en acties van ISIS.
Klopt het dat de Turkse regering alle negatieve berichtgeving over IS verboden heeft? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Dat is het kabinet niet bekend.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving4 over Turkije als «zwarte economie» voor illegale olie-export door IS, met autoriteiten die de andere kant uitkijken omdat ze er zelf van profiteren?
Het kabinet zijn geen aanwijzingen bekend dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen. Zoals bekend is de grens tussen Turkije enerzijds en Irak/Syrië anderzijds honderden kilometers lang, en loopt deze deels door onherbergzaam terrein. Illegale verkoop van olie vormt een van de bronnen van inkomsten voor ISIS. Schattingen over de waarde ervan lopen uiteen.
Deelt u de schattingen van experts dat IS met olie-export via Turkije tussen de 1 en 2 miljoen dollar per dag verdient, hetgeen een grote inkomstenbron vormt voor de terroristische organisatie?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Turkije tot dusver ongevoelig is gebleken voor druk door de VS om op te treden tegen het smokkelnetwerk van de terreur-olie? Hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid de Amerikanen bij te staan in het opvoeren van de druk?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Westerse inlichtingendiensten de trucks met terreur-olie vanuit IS-gebied Turkije in kunnen zien rijden? Is het bombarderen van die trucks inderdaad «een optie»?
Het kabinet kan in het algemeen geen mededelingen doen over inlichtingeninformatie.
Klopt het dat Turkije zelfs de verklaring die op 11 september jl. opgesteld is in Saudi-Arabië om landen in de regio te committeren in de strijd tegen IS, niet ondertekend heeft noch de verklaring van de conferentie van de anti-IS coalitie in Parijs? Waarom niet? Hoe beoordeelt u dit?
Turkije was een van de eerste landen die zich uitsprak voor de internationale bestrijding van ISIS. Ook heeft Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties geplaatst. Het land ondervindt grote gevolgen van de opkomst van ISIS: alleen al medio september zijn vermoedelijk meer dan 130.000 Syrische Koerden de grens tussen Syrië en Turkije overgestoken, op de vlucht voor het geweld van ISIS in Noord-Syrië. Ook werden 49 medewerkers en familieleden van het Turkse consulaat-generaal in Mosul (Irak) ruim drie maanden gegijzeld door ISIS; deze gijzeling speelde nog ten tijde van de verklaring van Jeddah van 11 september. Kort na het begin van de internationale operaties tegen ISIS kondigde de Turkse president Erdogan aan dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen. Evenwel ziet Turkije zich genoodzaakt een enigszins voorzichtige positie in te nemen gezien de humanitaire druk en mogelijke repercussies in eigen land.
Komt Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen de terroristische organisatie IS volgens u voldoende na?
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen ISIS onvoldoende nakomt. Ook uit het feit dat Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, blijkt dat het de bestrijding van ISIS serieus neemt.
Kunt u een land, een bedrijf of een persoon noemen in de regio van het Midden-Oosten die zaken doet met IS en daarvoor gewaarschuwd of gestraft is?
Op iedere VN-lidstaat rust de plicht de financiering van ISIS tegen te gaan. De openbare VN Al-Qaeda sanctielijst bevat recente voorbeelden van personen tegen wie maatregelen zijn getroffen vanwege hun steun (financieel of anderszins) aan ISIS.
Deelt u de mening dat de onthulde steun aan Al Qaeda, alsmede het onvoldoende optreden tegen IS en de blokkades ten aanzien van de bestrijding van IS, een NAVO-bondgenoot onwaardig zijn?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Turkije steun verleent aan jihadistische groeperingen zoals ISIS. Het kabinet is evenmin van mening dat Turkije de strijd tegen ISIS belemmert. Turkije onderschrijft de noodzaak van de bestrijding van ISIS en heeft aangekondigd steun te zullen verlenen aan de strijd van de coalitie tegen ISIS.
Blijft u volhouden dat het kabinet «geen indicaties» heeft voor steun van Turkije aan jihadisten?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat deze eerste publiekelijke onthulling van een hoge (voormalige) Amerikaanse diplomaat, een politieke «gamechanger» van jewelste is? Welke consequenties bent u bereid hieraan te verbinden?
Zie het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de opvatting dat er sprake is van een crisis binnen de NAVO met lidstaat Turkije? Zo nee, waarom niet?
Nee. De NAVO-bondgenoten zijn eensgezind in hun veroordeling van ISIS. De NAVO heeft in deze crisis overigens geen militair-operationele rol.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak, alsmede bovengenoemde kwesties te agenderen in de NAVO en de EU?
Nee, daartoe ziet het kabinet geen noodzaak.
De radicale prediker ‘Tarik ibn Ali’ uit België die naar Gouda komt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Peter Oskam (CDA), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat de imam Tarik Chadlioui, beter bekend als Tarik ibn Ali, binnenkort naar Gouda komt om daar te prediken?1
Ja.
Op wiens uitnodiging komt deze imam naar Gouda?
Op uitnodiging van het Gezamenlijke Moskee Bestuur in Gouda
Bent u bekend met de radicale boodschappen die deze imam verkondigt?2
Ik heb kennis genomen van de boodschappen van deze imam.
Deelt u de opvatting dat voorkomen moet worden dat deze extremistische en verwerpelijke teksten van deze imam verspreid worden in Nederland?
Op dit moment hebben wij geen aanwijzingen dat deze persoon naar Nederland komt om een haatzaaiende of opruiende boodschap te verkondigen. Hij is eerder in Nederland geweest en er zijn toen geen toespraken met haatzaaiende of opruiende boodschap verkondigd. Er zijn afspraken gemaakt tussen het moskeebestuur en de lokale overheid dat er geen haatzaaiende of opruiende uitingen zullen plaatsvinden.
Het is vanuit integratief oogpunt niet wenselijk dat er boodschappen worden verkondigd die in strijd zijn met onze waarden en normen. In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme van augustus 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 253) wordt o.a. aandacht besteed aan het wegnemen van (de voedingsbodem voor) radicalisering. Tevens kunnen lokale overheden en politie, waar nodig, aanvullende maatregelen nemen om de rust en orde te handhaven. Daarbij kunnen diverse mogelijkheden worden gebruikt om dergelijke predikers te weren, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan de locatie of zichtbare aanwezigheid bij bijeenkomsten al dan niet van politiemensen.
In het geval dat deze persoon zich toch schuldig maakt aan haatzaaien of oproepen tot geweld met in extremistisch kader, zal er strafrechtelijk worden opgetreden.
Gaat u, zoals ook aangekondigd in uw eigen landelijke actieprogramma, deze haatzaaiende imam weren uit Gouda en zo ja, met welke middelen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of er een strafrechtelijk onderzoek naar de uitlatingen van deze imam loopt in België en hierover eventueel contact opnemen met uw Belgische ambtsgenoot?
Ik heb hierover contact gehad met de Belgische autoriteiten. Ik heb op dit moment geen informatie over een strafrechtelijk onderzoek naar deze persoon wegens zijn uitlatingen.
Zijn u meer gevallen van haatzaaiende imams uit het buitenland bekend die op korte termijn naar Nederland dreigen te komen? Zo ja, om welke imams en steden gaat het?
Op dit moment zijn bij mij geen verdere gevallen bekend.
Welke mogelijkheden bestaan er om haatzaaiende imams die beschikken over een paspoort uit een lidstaat van de Europese Unie te weren uit Nederland?
Voor personen met een paspoort uit de Europese Unie geldt binnen het Schengen-gebied vrij verkeer. Voor personen van buiten het Schengen-gebied zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten geldt dat het bestaand beleid is om personen die een bedreiging voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid vormen geen visum te verlenen. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering op deze gronden alleen kan plaatsvinden indien er concrete aanwijzingen zijn dat er ernstige strafbare feiten ophanden zijn.
Over een nevenfunctie bij het comité van aanbeveling van het Gergiev festival |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u als Minister van Veiligheid en Justitie lid bent van het comité van aanbeveling van het Gergiev festival?1
Bij mijn aantreden als bewindspersoon heb ik mijn nevenfuncties en nevenactiviteiten beëindigd. Het lidmaatschap van het comité van aanbeveling van het Gergiev festival bleek hierbij een omissie. Als Minister heb ik nimmer nevenfuncties of nevenactiviteiten actief uitgeoefend en organisaties waar mijn naam nog stond vermeld in het comité van aanbeveling heb ik gevraagd dit (alsnog) per direct te beëindigen en de vermelding van de website te verwijderen.
Klopt het dat deze nevenfunctie niet op uw curriculum vitae als Minister staat?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u deze nevenfunctie gemeld bij uw aanstelling als Minister?
Zie antwoord vraag 1.
Bekleedt u andere nevenfuncties in besturen, comités en commissies die niet vermeld staan op uw curriculum als bewindspersoon? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de opvattingen van de heer Gegiev, die in openbare brieven de annexatie van de Krim actief steunt, evenals de anti-homowetgeving van president Poetin?
Het standpunt dat hierboven wordt geschetst aangaande de annexatie van de Krim is contrair aan het Kabinetsstandpunt zoals eerder gedeeld met uw Kamer, recentelijk nog op 29 augustus jl.2 Zo is ook het standpunt van de heer Gergiev over de anti-homowetgeving in Rusland strijdig met het standpunt dat het Kabinet heeft ingenomen in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Sjoerdsma en Dijkstra(beiden D66)3
Is het gepast om als Minister van Veiligheid en Justitie in een comité van aanbeveling te zitten van een festival dat om heer Gegiev draait en zijn naam draagt?
Zie antwoord vraag 1.
De voortvluchtige vrouwenhandelaar Saban B. |
|
Peter Oskam (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Saban B. een ogenschijnlijk zorgeloos leven lijkt te leiden in Turkije?1
Ja.
Kunt u aangeven of het daadwerkelijk Saban B. is die op de betreffende foto’s op Facebook te zien is?
Het is de politie en het Openbaar Ministerie (OM) bekend dat betrokkene zich in Turkije bevindt. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 3 en 6 nader toelicht, is Turkije verzocht de tenuitvoerlegging van het onherroepelijke Nederlandse vonnis tegen betrokkene over te nemen en is daar regelmatig contact over met de Turkse autoriteit. Aangezien Turkije geen eigen onderdanen uitlevert, is het gezien de huidige omstandigheden aan de Turkse autoriteiten om handelingen te verrichten met het oog op de opsporing van betrokkene. Verder staat hij internationaal gesignaleerd. Dat betekent dat hij kan worden aangehouden zodra hij Turkije verlaat.
Kunt u bevestigen dat Turkije en Nederland hebben afgesproken samen te werken zodra hij definitief veroordeeld zou zijn?2
Na het arrest van de Hoge Raad van 11 september 2012, waarmee het arrest van het gerechtshof van 20 december 2010 werd bevestigd, heeft het OM samen met de Turkse autoriteiten alle stukken voorbereid die nodig zijn voor overdracht van de tenuitvoerlegging van het onherroepelijke vonnis aan Turkije. De afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen van de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft, na vertaling het strafdossier, vervolgens bij brief van 25 april 2013 de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken verzocht het verzoek van het OM tot overname door te geleiden naar Turkije.
De zaak heeft de aandacht van de Nederlandse autoriteiten en is geregeld onderwerp van gesprek tussen de Nederlandse ambassade in Ankara en de betrokken Turkse autoriteiten. Naast de ambassade houden ook het OM en mijn departement hierover contact met de Turkse autoriteiten. De gesprekken zijn er op gericht om te zorgen dat, binnen de gestelde juridische kaders, het recht zijn loop krijgt. Ik kan in het belang van de zaak op dit moment geen nadere mededelingen doen.
Deelt u de mening dat, nu Saban B. in september 2012 definitief is veroordeeld tot 7 jaar en 9 maanden cel, hij deze straf zo snel mogelijk ook daadwerkelijk dient uit te zitten?3
Ja. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op vragen 3 en 6.
Wat is de stand van zaken in het huidige opsporingsonderzoek naar Saban B., hoe wordt concreet vorm gegeven aan de opsporing en hoe verloopt de samenwerking met Turkije in dit proces?
Zie antwoord vraag 2.
Op welk moment heeft de Nederlandse regering, na het definitief worden van de straf van Saban B. in september 2012, Turkije een formeel verzoek gedaan om tenuitvoerlegging en wat was de reactie en actie van de Turkse regering daarop?
Zie antwoord vraag 3.
De juridische verplichtingen die voorvloeien uit het mogelijk plegen van genocide en andere misdrijven door de zogenoemde Islamitische staat |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u de interne juridische adviezen over het kabinetsstandpunt dat vermoedelijk sprake is van genocide en andere ernstige internationale misdrijven door de Islamitische Staat in Irak en Syrië, alsmede de mogelijke internationaalrechtelijke verplichtingen die daaruit voortvloeien, aan de Kamer doen toekomen?1
De interne juridische adviezen hierover dienen vertrouwelijk te blijven voor een onbelemmerde interne beleidsvorming.
Wanneer heeft u om een extern volkenrechtelijk advies gevraagd, wat was de vraag en wanneer is/wordt dat uitgebracht?
De extern volkenrechtelijk adviseur is op 29 augustus jl. gevraagd om advies te geven over onderstaande vragen:
Het advies is op 3 september jl. ontvangen.
Kunt u het volkenrechtelijke advies per ommegaande aan de Kamer doen toekomen?
Het advies is op 5 september jl. aan de Kamer aangeboden (kenmerk BPZ-2014/167).
Welke verplichtingen volgen er voor Nederland concreet uit de Srebrenica-zaak (Bosnië-Herzegovina tegen Servië-Montenegro) en dan met name de door u in uw antwoorden op de schriftelijke vragen2 aangehaalde paragraaf 430 van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?3
De desbetreffende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is niet bindend voor Nederland, maar bevat gezaghebbende uitspraken over de volkenrechtelijke verplichtingen van verdragspartijen in relatie tot het voorkomen van het misdrijf genocide. Het Hof benadrukt in deze uitspraak dat niet alle verdragspartijen daadwerkelijk een verplichting hebben om te handelen bij dreigende genocide. Volgens het Hof rust deze verplichting alleen op staten die het vermogen hebben om het handelen van deze groep effectief te beïnvloeden. Het kabinet acht dit niet van toepassing op Nederland, hetgeen ook wordt geconcludeerd door de extern volkenrechtelijk adviseur in bovengenoemd advies.
Het kabinet is evenwel van mening dat het vermoeden van zeer ernstige misdrijven noodzaakt tot inzet op preventie, het voorkomen van escalatie en het bieden van hulp. De inspanningen van het kabinet zijn daarop gericht.
Kunt u deze vragen voor het plenaire debat over ISIS/Irak van 10 september a.s. beantwoorden?
Ja.
De repatriëringsmissie MH17 en de stand van zaken omtrent vliegramp MH17 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Joint investigation into Flight MH17» dat het landelijk parket op 29 augustus op zijn site plaatste?1
Ja.
Kunt u de overeenkomst tussen Oekraïne, België, Australië en Nederland openbaar maken en aan de Kamer doen toekomen?
Oekraïne, België, Australië en Nederland hebben praktische en operationele afspraken gemaakt over de samenwerking in hun strafrechtelijke onderzoeken. De aard van dergelijke informatie leent zich niet voor openbaarmaking. Bij de gemaakte afspraken heeft ook Maleisië zich aangesloten. Het bekendmaken van het bestaan van de afspraken kon alleen plaatsvinden in afstemming met de betrokken landen. De bekendmaking heeft plaatsgevonden met het persbericht dat op 29 augustus uitgegeven is door het openbaar ministerie.
Waarom is deze overeenkomst niet vermeld in de lijst van verdragen, MOU’s etcetera, die Nederland in het kader van MH17 heeft afgesloten?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verloopt op dit moment de samenwerking met Maleisië in het strafrechtelijke onderzoek? Waarom doet Maleisië niet mee met de overeenkomst?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verdragen, MOU’s, etcetera die in het antwoord op vraag 5k worden vermeld, aan de Kamer sturen, indien noodzakelijk vertrouwelijk?
De tekst van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de internationale missie tot bescherming van het onderzoek is reeds uitgereikt tijdens de technische briefing op 28 juli jl. Het is op 29 juli jl. ter kennis gebracht van de Kamer overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de rijkswet Goedkeuring en Bekendmaking Verdragen. (Kamerstuk 33 997, nr. 4). Het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines is op 4 augustus jl. ter kennis gebracht van de Kamer (Kamerstuk 33 997, nr. 8.
Het MoU in de vorm van een briefwisseling tussen Nederland en Australië houdende «Arrangements concerning the Australian contribution to the International Mission for Protection of Investigation in Ukraine» kan niet aan de Kamer worden gestuurd. Australië heeft aangegeven zeer te hechten aan de vertrouwelijkheid van dit document.
Wat betreft de overeenkomst tussen Oekraïne en Nederland inzake het onderzoek naar de toedracht, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Kunt u de afspraak in antwoord 5k nader toelichten? Wie heeft er bezwaren en van welke aard zijn die?
Het National Bureau of Air Accident and Incidents Investigation with Civil Aircraft (NBAAII, de onderzoeksautoriteit van de Oekraïne), heeft de uit ICAO annex 13 voortvloeiende gehoudenheid tot onderzoek gedelegeerd aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dit is in overeenstemming met art. 5.1 annex 13 van ICAO. Deze delegatie is neergelegd in een overeenkomst tussen de NBAAII en de Onderzoeksraad. Zonder toestemming van de NBAAII kan deze overeenkomst niet openbaar worden gemaakt.
Heeft u kennisgenomen van het interview dat de vicepremier Andreï Pourguine van de zelf uitgeroepen en niet-erkende volksrepubliek Donetsk gegeven heeft met het Russische staatspersbureau Ria Novesti «MH17: les insurgés invitent les experts malaisiens sur le lieu du crash»?3
Ja.
Heeft Nederland (of één van de andere relevante landen) gevraagd om de brokstukken van MH17 te mogen bergen, of klopt het statement van Andreï Pourguine dat er geen interesse in de brokstukken is?
Vanaf vrijdag 18 juli 2014 zijn experts van het Landelijk Team Forensisch Onderzoek (LTFO) en leden van de Koninklijke Marechaussee (KMar) afgereisd naar Oekraïne. Het terugbrengen van de stoffelijke overschotten en persoonlijke eigendommen naar Nederland is van meet af aan hoofddoel geweest van de missie.
Gezien de veiligheidssituatie in Oekraïne op dat moment, de afspraken die door de OVSE met de separatisten zijn gemaakt en de genoemde doelstelling van de missie, waren de leden van het team in eerste instantie vooral gericht op het zoeken naar de stoffelijke overschotten en de persoonlijke bezittingen.
Alles wat bijdraagt aan de waarheidsvinding wordt in het strafrechtelijk onderzoek of in het onderzoek naar de toedracht meegenomen. Dit geldt ook voor de brokstukken. Zowel de OvV als het OM zijn in het belang van de beide onderzoeken geïnteresseerd in een aantal specifieke wrakstukken. In een volgende missie naar het rampgebied zal worden gekeken of het mogelijk is om die wrakstukken te bergen.
Klopt het dat de separatisten 20 vierkante kilometer terrein uitgekamd hebben, zoals de heer Pourguine beweerd heeft? Zo ja, heeft u hen dan gevraagd om de kaarten van het uitgekamde terrein te overhandigen?
De bewering is bekend, zoals ook door de korpschef in de technische briefing van 11 augustus jl. aan de hand van kaartmateriaal is toegelicht. Dit kan echter niet worden geverifieerd omdat de toegang tot het gebied vanwege het gewapende conflict problematisch is geweest en nog steeds is.
Aan de lokale hulpdienst zijn door tussenkomst van de OVSE de relevante kaarten gevraagd. Op 31 augustus heeft de politie van de leiding van de State Emergency Services (SES) kaartmateriaal van het zoekgebied verkregen. In deze kaarten is het doorzochte gebied aangeduid, maar is geen aanduiding van aangetroffen lichamen, persoonlijke bezittingen of wrakstukken gemarkeerd. Uit de kaarten lijkt het zoekgebied ruimer te zijn geweest dan 20 vierkante kilometer.
Wanneer heeft u de Oekraïense overheid om de kaarten gevraagd van het uitgekamde gebied?
Tussen 21 juli en 20 augustus is een aantal keer verzocht om de kaarten. Het verzoek was uitgezet bij de Oekraïense regering en door tussenkomst van de OVSE bij de SES en andere lokale autoriteiten. Uiteindelijk is dit verzoek volledigheidshalve ook formeel en schriftelijk ingediend bij de autoriteiten in Kiev.
Klopt het dat Maleisië het aanbod heeft om de brokstukken te krijgen en zullen die ingebracht worden in het onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) en de strafrechtelijke onderzoeken?
In algemene zin geldt dat alle informatie die kan bijdragen aan waarheidsvinding, ook wordt benut in het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek naar de toedracht. Zoals gebruikelijk kunnen wij echter over lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Voor het onderzoek van de Onderzoeksraad verwijzen wij naar het voorlopige rapport dat op 9 september jl is gepubliceerd. Het kabinet zal niet reageren met een beleidsreactie op het rapport van eerste bevindingen met de eerste onderzoeksresultaten van de ramp met de MH17 van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (zoals gevraagd in uw verzoek van 9 september, (Kamerstuk 33 997, nr. 16/2014D30624). Op diverse punten is nog nader en verdiepend onderzoek aangekondigd.
Wanneer, op welke wijze, en bij wie heeft u tussen 20 juli 2014 (toen de Oekraïense regering bekend maakte dat er een lokale zoekactie in het rampgebied werd uitgevoerd met 800 vrijwilligers) en 5 augustus (toen u gedetailleerde informatie over de zoekactie ontving), proberen te achterhalen wat de reikwijdte was van deze zoekactie?
In de eerste dagen na de ramp was niet helder onder wiens gezag de eerste zoekactiviteiten werden verricht, alsook hoe omvangrijk en hoe gestructureerd deze waren. Wel stond vast dat de rampplek in handen was van de separatisten. Zie het antwoord op de vragen 14, 15, 16 en 17. De prioriteit in het contact met de separatisten lag bij het verkrijgen van toegang tot de rampplek met hulp van de OVSE.
Waarom heeft u niet direct op 20 juli om meer informatie gevraagd bij de Oekraïense autoriteiten, zeker gezien de volgende uitspraak van de Oekraïense vicepremier Volodimir Grojsman op 20 juli 2014 over de zoekactie- in aanwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiger –: «In terms of search and rescue: 200 people from the Ministry of Emergency are now working on that. According to our preliminary estimations 800 volunteers are involved in such operations»?
De uitspraak van vicepremier Groisman is ook eerder op dezelfde dag (20 juli) door hem gedaan bij een overleg waar ook Nederlandse vertegenwoordigers bij aanwezig waren. Daarbij werd duidelijk dat Oekraïense autoriteiten niet meer informatie daarover hadden, dat de Oekraïense autoriteiten geen direct gezag over deze hulpdiensten konden uitoefenen en dat niet duidelijk was wat deze personen wel en niet konden doen, gegeven het feit dat het gebied onder controle van separatisten stond en niet onder die van de Oekraïense autoriteiten.
Waarom heeft de Minister-President tijdens de briefing aan de Kamer op 21 juli niets gezegd over de officiële lokale zoekactie, ondersteund door vrijwilligers?
De zoekactie zou hebben plaatsgevonden onder de leiding van de lokale hulpdienst uit Donetsk. Deze lokale hulpdienst valt weliswaar formeel onder Kiev, maar opereert de facto in het gebied dat in handen is van de separatisten. Ook vicepremier Groisman maakte in zijn bekendstelling duidelijk dat het gebied in handen van de gewapende separatisten was. Daarom kon niet worden vastgesteld of de zoekactie ook daadwerkelijk onder leiding van de centrale Oekraïense autoriteiten plaatsvond. Om dezelfde reden kon niet geverifieerd worden dat er 200 personen ambtshalve in het gebied aanwezig waren.
Waarom heeft u geen informatie verschaft over de 200 personen die ambtshalve in het zoekgebied actief waren namens het Ministerie van Noodgevallen?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat vicepremier Grojsman tijdens zijn persconferentie van 20 juli 2014 duidelijk aangeeft dat de zoekactie plaatsvond onder leiding van de Oekraïense autoriteiten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Waarom spreekt u in uw brief van 24 juli 2014 slechts over «inspanningen van lokale bewoners en hulpdiensten», gezien de specifieke informatie die vicepremier Grojsman op 20 juli gaf en gezien de informatie die u naar eigen zeggen kreeg op 20 juli?
Zie antwoord vraag 14.
Hoeveel stoffelijke overschotten hebben zoekacties onder leiding van de Oekraïense autoriteiten en die onder Nederlandse leiding respectievelijk opgeleverd?
Er hebben inmiddels 211 identificaties plaatsgevonden (stand van zaken 12 september). Zolang het identificatieproces nog niet is afgerond, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het aantal stoffelijke overschotten.
Op welke wijze heeft u uw waardering uitgesproken in de richting van de Oekraïense autoriteiten voor de zoekactie die zij georganiseerd hebben?
De Minister-President heeft tijdens zijn persconferentie (6 augustus) dank uitgesproken voor het werk van de lokale Oekraïense hulpverleners en bevolking. Minister Timmermans heeft bij zijn bezoeken blijk gegeven van de waardering van Nederland voor de inspanningen door Oekraïense autoriteiten op alle niveaus. De Nederlandse Head of Mission de heer P.J. Aalbersberg heeft op een persconferentie (3 augustus) in Kharkiv voor de lokale media blijk gegeven van grote waardering voor de professionaliteit van de lokale hulpdiensten.
Heeft u kennisgenomen van de CBS-cijfers over de verkoop van de brandstof in de maanden januari tot en met juni 2014?1
Ik heb kennis genomen van de CBS-cijfers over de verkoop van brandstof.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de dieselverkoop gedaald is met meer dan 9% in de maand juni 2014? En de dat de verkoop van LPG met meer dan 28% is ingestort?
Zie antwoord vraag 1.
Beoordeelt u de cijfers van het CBS als objectief en geschikt om beleid op te baseren?
Ja.
Deelt u de mening dat de daling van de verkoop van motorbrandstoffen voor het overgrote deel te danken is aan de accijnsverhoging die per 1 januari jl. is doorgevoerd?
Kunt u een update van tabel 1, 2, 3 en 4 uit de brief over de evaluatie van de accijnsverhoging (Kamerstuk 33 752, nr. 93) aan de Kamer doen toekomen, waarin de gegevens van de eerste zes maanden verwerkt zijn?
Kunt u ook een update geven van de tabellen en grafieken in de bijlage bij die brief aan de Kamer, voor zover de informatie voorhanden is, en dan in ieder geval van de tabellen met inkomsten van de accijnzen en de grafiek met de liters benzine en diesel wegverkeer en de omzet van de detailhandel?
Hoe hoog was de raming van de accijnsinkomsten, uitgesplitst per brandstofsoort, in de Miljoenennota bijna een jaar geleden?
Zoals in de antwoorden op Kamervragen over de Voorjaarsnota 2014 (Kamerstuk 33 940, nr. 2, antwoord op vraag 43) is aangegeven bedraagt de raming in de Miljoenennota 2014 van de accijns op lichte olie (benzine) 4,1 miljard euro en de accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie (diesel en LPG) 4,0 miljard euro.
Zoals in hetzelfde antwoord is aangegeven is deze uitsplitsing van de brandstofaccijnzen naar lichte olie respectievelijk minerale oliën op basis van de aangepaste verdeling van de kasontvangsten van deze twee accijnssoorten over de jaren 2010–2013 en de tot dan gerealiseerde maanden van 2014. Dit betekent dat de verdeling zoals in de Miljoenennota 2014 die op Prinsjesdag vorig jaar is gepubliceerd ook is aangepast, omdat er anders vreemde mutaties (zowel mutaties van 2013 op 2014, als mutaties tussen opeenvolgende ramingen voor 2014) worden gepresenteerd. Dit is in lijn met wat hierover is opgenomen in de accijnsbrief van 28 mei 2014 (Kamerstuk 33 752, nr. 93) en in antwoorden op Kamervragen bij deze brief (Kamerstuk 33 752, nr. 96), dat voortaan langs de aangepaste verdeling zal worden gerapporteerd.
Hoe hoog was de raming van de accijnsinkomsten, uitgesplitst per brandstofsoort, in de Voorjaarsnota 2014?
Zoals in de antwoorden op Kamervragen over de Voorjaarsnota 2014 (Kamerstuk 33 940, nr. 2, antwoord op vraag 43) is aangegeven bedraagt de raming in de Voorjaarsnota 2014 van de accijns op lichte olie (benzine) 4,0 miljard euro en de accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie (diesel en LPG) 3,9 miljard euro.
Hoe hoog is de huidige raming van de accijnsinkomsten, uitgesplitst per brandstofsoort?
Hoeveel zijn de ramingen nu al naar beneden bijgesteld?
Hoe hoog is de meeropbrengst in accijnzen die u geraamd had bij de Miljoenennota?
Zou u, met de kennis van nu, de accijnsverhoging per 1 januari 2014, weer doorvoeren?
Bent u bereid de accijnsverhoging op diesel en LPG terug te draaien, nu die niets oplevert?
Is het ondertussen tijd om de grenseffecten van de accijnsverhogingen en van btw-tarieven op te nemen in de modellen die het Ministerie van Financiën hanteert voor de ramingen?
Het effect van beleidsmaatregelen wordt door het kabinet ex ante weergegeven. Dit is het effect van beleidsmatige tariefwijziging en/of grondslagaanpassing zonder rekening te houden met gedragseffecten, economische ontwikkelingen en allerlei andere relevante ontwikkelingen (zoals in dit geval een steeds zuiniger wagenpark). Deze wijze van boeken is conform de begrotingsregels die sinds jaar en dag worden gehanteerd, ook door dit kabinet. In de raming van de totale jaarontvangsten van de verschillende belastingsoorten wordt – uiteraard – wel rekening gehouden met alle relevante factoren die van invloed zijn op de ontvangsten. De opeenvolgende ramingen van de begrotingscyclus zijn telkens gebaseerd op de meest recente inzichten van de economische ontwikkeling (conform het CPB) en alle andere relevante ontwikkelingen en realisaties.
Hoeveel heeft de accijnsverhoging opgeleverd?
Hoeveel zou het in werkelijkheid en volgens de ramingen kosten om de accijnsverhoging op LPG en diesel terug te draaien?
Bent u bereid deze vragen voor 9 september aanstaande te beantwoorden zodat er nog voor Prinsjesdag een extra debat over gevoerd kan worden?
Het is niet gelukt om de vragen voor de door u gewenste datum te beantwoorden.
De 'mogelijke genocide' in Irak en de maatregelen die Nederland verplicht is te nemen, zoals het onmiddellijk stoppen van alle jihad reizen van Nederlanders en het voornemen tot een jihad reis strafbaar maken |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u aan de Kamer geschreven heeft: «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.» en verder « Het verschil tussen deze drie misdrijven is relevant voor opsporing en vervolging. Maar in de huidige situatie gaat het allereerst om preventie, en het staken en voorkomen van deze misdrijven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat nu u het vermoeden heeft uitgesproken van genocide, Nederland zich in deze situatie dient te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het «Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide»?
Als partij bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is Nederland verplicht de bepalingen ervan te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Deze verplichting geldt ongeacht de kwalificatie van een situatie door het kabinet.
Deelt u de mening dat uit dit verdrag, waarvan artikel 1 expliciet stelt: « De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.», concrete verplichtingen voortvloeien?
De partijen bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide hebben zich gecommitteerd al het mogelijke te doen, in overeenstemming met het internationaal recht, om genocide te voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat het internationaal hof van justitie in haar uitspraak in de zaak van Bosnië – Herzegovina tegen Servië – Montenegro van 26/2/2007 over de toepassing van deze conventie (de zaak over de genocide in Srebrenica) expliciet stelt dat:
Ja. Het kabinet wijst in dit verband in het bijzonder op de uitleg die door het Internationaal Gerechtshof is gegeven aan de verplichting genocide te voorkomen, in paragraaf 430 van bovengenoemde uitspraak van het Hof van 26 februari 2007.
Deelt u de mening dat Nederland zowel moreel als juridisch verplicht is om alles te doen om mensen met een Nederlands paspoort die genocide plegen en/of medeplichtig zijn aan genocide voor de rechter te krijgen en dat voorkomen moet worden dat meer jihadisten zich aansluiten bij de terroristische organisatie IS(IS) om misdaden – waaronder genocide – te plegen of daaraan medeplichtig te zijn, mede in het licht van artikel 3 van het verdrag dat ook medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en openbaar oproepen, evenals het samenspannen voor genocide strafbaar stelt?
Het is noodzakelijk om in overeenstemming met het internationaal recht al het mogelijke te doen om ernstige internationale misdrijven te voorkomen en te berechten.
Welke acties onderneemt u op dit moment om personen op wie Nederland invloed kan uitoefenen, zoals mensen met een Nederlands paspoort, te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat zij niet langer genocide plegen of niet afreizen om genocide te plegen of daaraan medeplichtig zijn door zich aan te sluiten bij het genocide plegende IS(IS)?
Het kabinet wendt alle beschikbare middelen aan om een uitreis met als doel aansluiting te vinden bij IS(IS) te belemmeren. De dreiging die voor Nederland uitgaat van IS(IS) vraagt om een krachtige aanpak. Momenteel vindt er een intensieve informatie-uitwisseling en samenwerking plaats tussen internationale en nationale partners waarbij reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld. Daarnaast worden uitreizen ontmoedigd en belemmerd middels SIS-signalering, het bevriezen van tegoeden en het signaleren van paspoorten. Bij de aanpak om een uitreis te voorkomen wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld.
Het kabinet heeft uw Kamer inmiddels het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme toegestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen die het kabinet neemt om de jihadistische beweging in Nederland en uitreis te bestrijden.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Veiligheid en Justitie al vele malen zijn grote zorgen heeft uitgesproken over het feit dat jongeren afreizen naar Syrië en dat hij in mei 2013 zou gaan onderzoeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden voor een jihadreis?
Ja.
Hoeveel mensen met een Nederlandse paspoort hebben zich naar schatting van de Nederlandse veiligheidsdiensten aangesloten bij IS(IS), voor mei 2013 en daarna?
Het is bekend dat circa 130 Nederlanders zijn uitgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië en Irak. Een aantal hiervan heeft zich aangesloten bij IS(IS). Verder kan het kabinet hierover in het openbaar geen uitspraken doen.
Bent u bereid het wetsvoorstel – dat op 11 juli 2014 is goedgekeurd door de rijksministerraad3 – waarin onder meer is opgenomen dat deelname aan een terroristisch trainingskamp verlies van dubbele nationaliteit betekent, voor het eind van het zomerreces aan de Kamer te sturen, inclusief een spoedadvies van de Raad van State, een repliek en mogelijk een nota van wijziging die ook het voornemen voor een jihadreis strafbaar stelt?
Het wetsvoorstel zal dezer dagen bij de Kamer worden ingediend.
Welke maatregelen kunt en zult u nemen om ervoor te zorgen dat het (bijna) onmogelijk wordt voor iemand met een Nederlands paspoort om zich aan te sluiten bij IS(IS)?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u intern of extern juridisch advies gevraagd over de gevolgen van de uitspraken die u gedaan heeft, zoals vermeld in de eerste vraag? Zo ja, bij wie en kunt u dat advies openbaar maken?
Over deze kwestie heeft het Kabinet verschillende malen intern juridisch advies ontvangen. Dat advies is meegenomen in de beantwoording van de verschillende vragen van uw Kamer. Het kabinet verwijst in dat verband naar de beantwoording van de Kamervragen over IS(IS) en de situatie in Irak van 11 augustus 2014 en naar de Kamerstukken 23 432, nr. 389 en 21 501-02, nr. 1410.
Bent u bereid de extern volkenrechtelijk adviseur te vragen een spoedadvies uit te brengen over de consequenties van de uitspraak «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid», de verplichtingen die daaruit voorvloeien voor Nederland en dat advies openbaar te maken?
Ja. De externe volkenrechtelijk adviseur is om advies gevraagd.
Kunt u deze vragen voor het eind van het zomerreces beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het btw-tarief voor dirigenten |
|
Mona Keijzer (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «KNMO vraagt duidelijkheid over BTW tarief dirigenten»1 en «VNK richt zich tot politiek over btw-tarief dirigenten»2
Ja.
Welk btw-tarief is van toepassing voor het leiden van repetities voor een uitvoering door een vaste dirigent?
Voor repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor optredens die door het publiek kunnen worden beluisterd of aanschouwd, geldt het verlaagde btw-tarief voor uitvoerende kunstenaars. Voor de toepassing van dit verlaagde btw-tarief is niet relevant of de repetities worden geleid door een vaste of een ingehuurde (invallende) dirigent.
Welk btw-tarief is van toepassing voor het leiden van repetities niet voor een uitvoering door een vaste dirigent?
Voor het leiden van repetities die niet samenhangen met en noodzakelijk zijn voor optredens die door het publiek kunnen worden beluisterd of aanschouwd, geldt het algemene btw-tarief. Voor de toepassing van het algemene btw-tarief is niet relevant of de repetities worden geleid door een vaste of een ingehuurde (invallende) dirigent.
Welk btw-tarief is van toepassing voor het leiden van repetities voor een uitvoering door een ingehuurde (invallende) dirigent?
Zie antwoord vraag 2.
Welk btw-tarief is van toepassing voor het leiden van repetities niet voor een uitvoering door een ingehuurde (invallende) dirigent?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor optredens onder het verlaagde tarief vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Geldt dit tevens voor het leiden van repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor optredens door een dirigent?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat elke repetitie van een uitvoerend musicus voor een optreden onder het 6%-tarief valt, maar dat de Belastingdienst bij dirigenten alleen bij een generale repetitie een afdracht tegen het 6%-tarief accepteert? Zo ja, waarom worden uitvoerende musici en dirigenten anders behandeld?
Nee, voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor uitvoerende kunstenaars is geen verschil in behandeling tussen repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor de optredens van musici en dirigenten.
Welk besluit over de toelichting op Tabel I van de Wet op de omzetbelasting 1968 geldt er voor post B 14 en B 17? Klopt het dat het besluit van 10 juni 2010 niet geldig is, omdat deze vervallen is, en dat het besluit van 27 oktober 2011 ook niet geldig is, omdat de passage over post B 14 en B 17 alleen gold voor tijdvakken tot 1 juli 2011 in verband met de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten?3
De Belastingdienst onderschrijft de uitspraak van de rechtbank en heeft geen hoger beroep aangetekend tegen die uitspraak. De dienst van een vaste dirigent bestaande in het leiden van repetities valt derhalve onder het verlaagde btw-tarief wanneer die repetities samenhangen met en noodzakelijk zijn voor optredens. Dit standpunt zal worden opgenomen in een nieuw besluit over goederen en diensten waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt dat binnenkort in de Staatscourant zal worden gepubliceerd.
Op welke wijze houdt de Belastingdienst in haar beleid met betrekking tot het btw-tarief voor dirigenten (zie vraag 2 tot en met 7) rekening met de uitspraak van Rechtbank Haarlem van 5 oktober 2011 dat optredens en de repetities die daarmee nauw samenhangen en daarvoor noodzakelijk zijn, één economische prestatie vormen die onder het lage btw-tarief valt?4
Zie antwoord vraag 9.
Op welke wijze moet een dirigent aantonen dat de repetitie noodzakelijk is voor een optreden?
Voor de toepassing van het juiste btw-tarief zal voor de Belastingdienst duidelijk moeten zijn dat het koor of orkest één of meer optredens verzorgt die door het publiek kan c.q. kunnen worden beluisterd of aanschouwd. Een dirigent kan dit aantonen door een bescheid (bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van het koor cq. het orkest) te bewaren in zijn administratie waaruit dit blijkt.
Op welke wijze en op basis van welke maatstaven toetst de Belastingdienst artistiek inhoudelijk of een repetitie in dienst van een optreden staat of als «vrijetijdsbesteding» kan worden aangemerkt?
Zie antwoord vraag 11.
Gelden de regels voor dirigenten tevens en op dezelfde wijze voor de begeleiders van koren?
Als een begeleider dezelfde prestatie verricht als een dirigent, te weten het leiden van repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor de optredens van koren dan geldt ook daarvoor het verlaagde btw-tarief voor uitvoerende kunstenaars. Als een begeleider andere prestaties verricht dan is daarop het algemene btw-tarief van toepassing.
De tweet waarin een ambtenaar van het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat ‘Islamitische Staat (IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tweet waarin een ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat «IS(IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken?»
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stelling, mede in het licht van de uitspraak van de Minister van Veiligheid en Justitie (12-08-2014) dat» openlijke geweldpleging en opruiing onaanvaardbaar is»?
Ik neem volledig afstand van de inhoud van de tweet.
Wordt IS nadrukkelijk meegenomen in onderzoeken en monitoring van het nationaal Cyber Security Centrum, aangezien de organisatie zich online sterk profileert?
Het Nationaal Cyber Security Centrum is onderdeel van de organisatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De NCTV beschermt Nederland tegen bedreigingen die de maatschappij kunnen ontwrichten. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) onderzoekt en monitort de digitale veiligheid. Hierbij is het uitgangspunt dat veilige en betrouwbare ICT van fundamenteel belang is voor onze samenleving. De onderzoeken en monitoring richten zich dan ook op (signalen over) verstoringen in het digitale domein. Uitingen die via het digitale domein worden gedaan, maar geen risico vormen voor de veilige werking van ICT vallen niet binnen de scope van het NCSC. Uiteraard is er binnen de NCTV als geheel wel ruime aandacht voor de ontwikkelingen rond en uitingen van de IS.
Wat is het beleid bij de rijksoverheid met betrekking tot ambtenaren die de terreurorganisatie IS steunen, hun daden bagatelliseren of anderen de schuld geven?
Ik beantwoord de vraag in algemene zin en gericht op de ruimte voor ambtenaren tot openbare meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting is voor ambtenaren begrensd door artikel 125a van de Ambtenarenwet, dat luidt:
De norm dient dus altijd in relatie tot de functie van de ambtenaar te worden bezien. Of deze bij de meningsuiting is overschreden is ter beoordeling van het bevoegd gezag.
Indien normoverschrijding wordt vastgesteld, heeft de ambtenaar zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en kan hem of haar door het bevoegd gezag een disciplinaire straf worden opgelegd.
De mogelijke disciplinaire straffen variëren van schriftelijke berisping tot ontslag. Op grond van artikel 82a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dient het bevoegd gezag alvorens hiertoe over te gaan advies in te winnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren.
IS(IS) en de situatie in Irak |
|
Arie Slob (CU), Kees van der Staaij (SGP), Sybrand van Haersma Buma (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft de regering kennis genomen van de absolute humanitaire noodsituatie van minderheden zoals Yazidi's en Christenen die voor IS op de vlucht geslagen zijn en in niemandsland zitten, vaak zonder drinken en voedsel?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Amerikaanse president Obama spreekt over een mogelijke genocide en deelt u dat?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de onderbouwing van de VS voor zijn optreden. De inspanningen van de internationale gemeenschap moeten er nu eerst en vooral op gericht zijn het grote menselijk lijden in Irak te verlichten. Als blijkt dat ernstige misdaden zoals genocide of misdrijven tegen de menselijkheid zijn gepleegd, dan moeten die onderzocht en de daders vervolgd worden. Het kabinet steunt op dit punt de oproep van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton van vandaag, 10 augustus 2014.
Heeft u kennis genomen van de vele noodoproepen o.a. van religieuze leiders zoals de patriarchen van Bagdad en Damascus en van de paus?
Ja.
Steunt de regering de luchtaanvallen van de Verenigde Staten?
Het kabinet vindt het een goede zaak dat de VS op verzoek van de Iraakse overheid hulp biedt om de Iraakse bevolking, inclusief de minderheden die nu in het nauw zitten, te beschermen.
Acht u de noodhulp en voedseldroppings op dit moment toereikend?
De humanitaire situatie in Noord-Irak is schrijnend en verdient urgente aandacht. De droppings met voedsel en water door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook door de Iraakse en Koerdische autoriteiten, in samenwerking met VN-organisaties en Turkije, zijn een zeer welkome stap ter verlichting van de meest dringende noden. De droppings zullen de komende dagen doorgaan. Ook verschillende VN-instellingen zijn betrokken bij het verlenen van noodhulp. Ondertussen proberen Koerdische en Iraakse strijdkrachten een humanitaire corridor naar Koerdisch gebied te creëren. Aan de westkant van de bergen bij Sinjar zouden Syrisch-Koerdische strijders er in geslaagd zijn kleine groepen Yezidi te ontzetten en via Syrië naar Iraaks Koerdisch gebied te leiden, maar het is nog onduidelijk hoe bestendig dit is. Zoals eveneens schriftelijk aan uw Kamer gemeld op 8 augustus 2014 heeft het kabinet waardering voor de inspanningen die de Koerdische autoriteiten en gemeenschap zich getroosten om opvang te bieden aan de grote groepen ontheemden in de Koerdische regio.
Ziet u, net als de vraagstellers, een acute rol voor Nederland en de EU weggelegd en hoe bent u bereid die vorm te geven in de komende 24 tot 48 uur, zodat mensen bereikt worden en niet massaal sterven?
Zoals op 8 augustus 2014 schriftelijk aan uw Kamer medegedeeld, is het kabinet doordrongen van de ernst van de situatie in Irak. Naar aanleiding van de huidige humanitaire crisis heeft het kabinet besloten onverwijld een extra bijdrage van 400 000 Euro via het Nederlandse Rode Kruis te geven aan het Internationale Rode Kruis ten behoeve van noodhulp in Irak. Het kabinet komt hiermee tevens tegemoet aan een verzoek om extra humanitaire hulp vanuit de Koerdische regionale autoriteiten. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van Defensie op dit moment of Nederland – al dan niet via EATC – een bijdrage kan leveren aan strategisch transport van goederen.
Het kabinet staat in nauw contact met alle relevante actoren over de huidige crisis en dringt in Europees verband aan op extra aandacht. De Europese Commissie heeft 17 miljoen Euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in Irak, waaronder 5 miljoen voor de recente crisis. Daarnaast vraagt Nederland in EU-verband aandacht voor het politieke proces in Bagdad met nadruk op snelle vorming van een sterke eenheidsregering met deelname van alle politieke en sektarische groepen die Irak uit deze crisis kan leiden.
Op diplomatiek niveau is Nederland actief in Bagdad, Erbil, Brussel en New York en in contact met gelijkgezinde partners. Samen met andere landen spant Nederland zich in om het verzoeningsproces tussen Bagdad en Erbil een stimulans te geven. Het VK werkt momenteel aan een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Nederland draagt daar actief aan bij.
Bent bereid om met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk mee te helpen aan voedseldroppings?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen gezien de acute aard van de situatie vóór maandag 11 augustus 2014 beantwoorden?
Ja.
Een zware aanklacht tegen een Iraanse voorganger |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Iraanse voorganger Matthias Hagnhjehad is aangeklaagd wegens «vijandschap tegen Allah» waarvoor hij de doodstraf kan krijgen?1 Hoe beoordeelt u dit bericht en de ernst ervan?
Ja. Na zijn arrestatie op 5 juli jl. is Matthias Haghnejad overgebracht naar een onbekende locatie. Over de achtergrond van de aanklacht is niets bekend gemaakt. Meer informatie ontbreekt vooralsnog.
Tussen 2006 en 2011 werd dhr. Haghnejad meerdere malen gearresteerd, onder andere op beschuldiging van Muharebeh (vijandigheid jegens God). De voorganger werd na deze aanhoudingen direct, of na vrijspraak door een rechtbank, vrijgelaten. Naar verluidt is dit de vierde keer dat dhr. Haghnejad is opgepakt.
Het kabinet deelt de zorgen over de situatie van dhr. Haghnejad en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Kunt u de feitelijke achtergronden van deze aanklacht schetsen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om u in te spannen voor de belangen van deze voorganger en zijn vrijlating te bevorderen? Welke stappen wilt u zetten – waar mogelijk in internationaal verband – om te voorkomen dat deze voorganger veroordeeld wordt?
Nederland zet zich ervoor in dat elk individu de vrijheid heeft zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. De Nederlandse ambassade in Iran stelt daarom in contacten met de Iraanse autoriteiten daar waar mogelijk de kwestie van godsdienstvrijheid aan de orde en brengt het onderwerp via sociale media ook onder de aandacht bij het publiek. Nederland neemt daarnaast actief deel aan voorbereidende overleggen in EU-verband en vraagt regelmatig aandacht voor godsdienstvrijheid in Iran. Nederland zal tijdens de Universal Periodic Review in oktober ook aandacht voor dit onderwerp vragen.
Voor individuele gevallen wordt het effectiever geacht in EU-verband actie richting de Iraanse autoriteiten te nemen, gezien het relatief grotere politieke gewicht van de EU als geheel. Nederland zal in EU-overleggen specifiek aandacht blijven vragen voor de situatie van minderheden, waaronder christenen als dhr. Haghnejad.
Deelt u de waarneming van de Amerikaanse organisatie Christian Solidarity Worldwide (CSW) dat deze aanklacht een nieuwe stap is in de vervolging van Iraanse christenen? Welke trends ziet u hier? Is er inderdaad in Iran sprake van een verscherping op dit terrein?
Er zijn geen aanwijzingen dat er de laatste tijd sprake is van een verscherping van de vervolging van traditionele christenen (etnische Armeniërs, Assyriërs en Chaldeeën die behoren tot de orthodoxe, katholieke en protestante «oude kerken») in Iran. Daarentegen wijst het Algemeen Ambtsbericht Iran2 er wel op dat vooral de «nieuwe kerken» – met name de evangelische stromingen en pinksterbewegingen – meer repressie ondervinden, omdat ze actief mensen proberen te bekeren. Gelovigen moeten in het geheim hun godsdienst belijden, vaak in huiskerken. Onder president Rohani is het toezicht op het houden van kerkdiensten in het Farsi en het bijwonen van diensten door moslims toegenomen.
Regimegezinde media in Iran karakteriseren huiskerken als illegale netwerken en zionistische propaganda-instellingen. De aanhouding van dhr. Haghnejad – vertegenwoordiger van de non-Trinitaire kerk- is tekenend voor de harde aanpak van voorgangers en pastors van deze «nieuwe kerk»- stromingen.
Deelt u de opvatting van CSW dat er aanleiding is voor de internationale gemeenschap om meer actie te ondernemen met het oog op de positie van Iraanse christenen en de bescherming van de godsdienstvrijheid in Iran? Bent u bereid hiertoe in internationaal verband het voortouw te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aanduiden op welke wijze vanuit de Europese Unie aandacht is voor de godsdienstvrijheid in Iran en voor de specifieke positie van Iraanse christenen in het bijzonder en welke concrete acties hieromtrent jegens Iran worden ondernomen? Acht u deze inzet voldoende?
De Europese Unie besteedt op diverse manieren aandacht aan godsdienstvrijheid in Iran en meer specifiek aan de moeilijke positie van christenen. Het onderwerp wordt door de EU in contacten met de Iraanse autoriteiten, maar ook tijdens de VN Mensenrechtenraad opgebracht. De EU zal ook tijdens de bovengenoemde Universal Periodic Review in oktober Iran aanspreken op de mensenrechtensituatie en de implementatie van de door Iran eerder aangenomen aanbevelingen, zoals het waarborgen van civiele en politieke rechten van minderheden.
Er worden voorzichtige stappen gezet om de EU mensenrechtendialoog – die in 2006 door Iran werd afgebroken – met Iran te hervatten. Een dergelijke dialoog zou een goed podium bieden om vrijheid van godsdienst bij de Iraanse autoriteiten op te brengen.
Het gebruik van artikel 7d van de rijkswetwet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Hoe vaak en wanneer heeft het kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog gebruik gemaakt van artikel 7d van de rijkswet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen, dat stelt: «Tenzij een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, is de goedkeuring niet vereist: [....] d. indien in buitengewone gevallen van dwingende aard het belang van het Koninkrijk het bepaald noodzakelijk maakt dat het verdrag een geheim of vertrouwelijk karakter draagt»?
De rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen is sinds 20 augustus 1994 van kracht. Artikel 13, derde lid, van de rijkswet bepaalt: «Verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter worden, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen ter kennisbrenging verzet, ter kennis gebracht [van de Staten-Generaal] onder voorwaarde van geheimhouding.»
Het kabinet heeft vanzelfsprekend altijd uitvoering gegeven aan deze verplichting uit de rijkswet en het parlement schriftelijk geïnformeerd, behalve wanneer het belang van Koninkrijk zich daartegen zou verzetten. Zoals gebruikelijk zal u op korte termijn een overzicht van deze mededelingsbrieven ter vertrouwelijke kennisneming worden toegezonden.
De bepaling in de rijkswet formaliseert overigens een al sinds 1945 bestaande praktijk. Op de site www.statengeneraaldigitaal.nl zijn vertrouwelijk ter kennis van de Staten-Generaal gebrachte verdragen, en hun titels, over de periode 1945 tot 1994 beschikbaar.
Kunt u de titels geven van deze verdragen en de tekst van deze verdragen ter vertrouwelijke inzage beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat Frankrijk hulp en opvang gaat bieden aan christenen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat Frankrijk hulp en opvang gaat bieden aan christenen – waaronder circa 350 families uit de stad Mosul – die door de terreurbeweging IS (voorheen ISIS) zijn verdreven uit Noord-Irak?1
Ja.
Kunt u aangeven welke steun religieuze minderheidsgroeperingen die door de zelf uitgeroepen Islamitische Staat (IS)/Islamitisch Kalifaat worden bedreigd, op dit moment krijgen vanuit de internationale gemeenschap?
Verwezen wordt naar de beantwoording van de op 21 juli door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen, met kenmerk 2014.388077, die uw Kamer op 4 augustus 2014 aangeboden is.
Welke maatregelen hebben de Irakese regering en de regering van de Koerdische Autonome Regio genomen om opvang te verzorgen?
Door het oplaaien van sektarisch geweld en de opkomst van de Islamitische Staat in Irak en de Levant (IS(IS)) in Irak dit jaar is de vluchtelingenproblematiek in het land verder toegenomen. Naar schatting van de VN zijn er nu 1,2 miljoen mensen in Irak intern op de vlucht geslagen. De Iraakse regering werkt o.a. samen met de VN voor de bouw van kampen. Premier Maliki heeft op 30 juli aangekondigd tweemaal een extra bedrag van 429 miljoen dollar beschikbaar te stellen voor vluchtelingen van het IS(IS) geweld in Noord- en West-Irak. Verder heeft de Iraakse overheid op 21 juli de eerdere blokkade van vrachtvluchten naar Erbil en Suleimaniya – in de Koerdistan Autonome Regio (KAR) – voor humanitaire hulpgoederen opgeheven, waardoor deze sneller ter plekke kunnen aankomen.
De autoriteiten in de KAR hebben aan ruim 800.000 door het IS(IS) geweld gevluchte interne ontheemden, waaronder religieuze minderheden zoals christenen, tot dusver ruimhartig toegang verleend tot hun grondgebied en hebben hen voorzien met basisvoorzieningen. Er verbleven reeds 225.000 vluchtelingen uit Syrië in de KAR. Tussen de autoriteiten in de KAR en de VN wordt nauw samengewerkt bij de opvang te bieden van vluchtelingen in de regio.
Hoeveel asielaanvragen van christenen uit Noord-Irak worden er momenteel in Nederland en andere EU-landen gedaan en hoe gaan de diverse lidstaten om met de beoordeling van deze aanvragen? Bent u voornemens het voorbeeld van uw Franse ambtgenoten te volgen en verdreven religieuze minderheidsgroeperingen uit Noord-Irak de mogelijkheid te bieden in Nederland asiel aan te vragen?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst registreert de geloofsovertuiging van een asielzoeker niet op een manier dat deze gegevens op geautomatiseerde wijze kunnen worden opgevraagd, waardoor specifieke aantallen christenen niet beschikbaar zijn. Ook van andere lidstaten zijn deze gegevens, voor zover deze cijfers al beschikbaar zijn in deze lidstaten, niet voorhanden.
Zoals staat in de brief aan uw Kamer van 29 juli jl., met kenmerk 2014Z13783, wordt de beoordeling van asielaanvragen van Irakezen die afkomstig zijn uit gebieden in Irak die de facto niet (meer) onder het dagelijks bestuur staan van de Iraakse of Koerdische autoriteiten, uitgesteld totdat het nieuwe ambtsbericht over Irak is verschenen, wat naar verwachting begin september zal zijn. Dat is dus ook het geval voor asielaanvragen van Iraakse christenen die afkomstig zijn uit gebieden die onder controle staan van IS(IS), zoals Mosul. Als er echter op basis van het individuele asielrelaas aanleiding bestaat om een positieve beslissing te nemen over de asielaanvraag, zal dit uiteraard wel gebeuren.
Zodra het nieuwe ambtsbericht er is, zal de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bezien of de informatie in het ambtsbericht tot een aanpassing moet leiden in het huidige asielbeleid ten aanzien van Irak. Daarbij zal hij ook het asielbeleid uit andere lidstaten betrekken, waaronder Frankrijk.
Welke inspanningen gaat de Nederlandse regering in internationaal verband leveren met het oog op de bescherming van religieuze minderheidsgroeperingen die door IS worden bedreigd? In hoeverre en op welke wijze kan meer adequate opvang in de regio daarbij nog uitkomst bieden?
Verwezen wordt naar de beantwoording van de op 21 juli door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen, met kenmerk 2014.388077, die uw Kamer op 4 augustus 2014 aangeboden is.
Bent u bereid het probleem van de verdreven en ernstig bedreigde religieuze minderheden en hulpverlening voor hen als apart onderwerp te agenderen op de komende Europese Raad, om gezamenlijk aan oplossingen te werken?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) ontmoeting van 22 juli jl. is de verder verslechterende situatie in Irak als punt van grote zorg naar voren gekomen en de RBZ veroordeelde de aanvallen van IS(IS). De Europese Commissie geeft hulp aan gevluchte religieuze minderheden en heeft haar steun uitgebreid met extra financiering en het opzetten van een kantoor in Erbil. Commissaris Georgieva heeft persoonlijk met Iraakse christelijke leiders over hun problematiek gesproken. Nederland blijft zich in EU verband sterk maken voor de positie van etnische en religieuze minderheden, waaronder christenen, in Irak. De aanstaande Europese Raad leent zich minder voor de bespreking van dit vraagstuk; met partners wordt gekeken of en hoe dit onderwerp op de eerstvolgende informele RBZ aan de orde kan komen.
De Gaza-demonstratie van 24 juli 2014 in Den Haag |
|
Kees van der Staaij (SGP), Gert-Jan Segers (CU), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «De Gaza-demo die helemaal niet over Gaza ging»?1
Ja.
Is de bedoelde demonstratie aangemeld conform de geldende wet- en regelgeving terzake? Is daarbij waarheidsgetrouwe informatie verstrekt door de organisatoren over het te verwachten verloop van de demonstratie?
Volgens de burgemeester van Den Haag was de demonstratie op de gebruikelijke wijze aangemeld, zoals verplicht gesteld in artikel 2:3 de Algemene Politieverordening voor Den Haag 2009. Hierbij is aangegeven dat er 50 demonstranten werden verwacht. Dit getal komt overeen met het aantal personen dat de politie gedurende de demonstratie heeft waargenomen.
Zie voorts het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014) en op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden Marcouch en Yücel over de demonstratie van ISIS-aanhangers (ingezonden 28 juli 2014.2
Is toestemming verleend voor de demonstratie? Welke lering is daarbij getrokken uit het verloop van recente eerdere demonstraties die verband houden met de situatie in het Midden-Oosten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u zich vergewist van het verloop van de demonstratie? Hebben de politie en het openbaar ministerie (OM) hetzelfde gedaan? Is er op toegezien dat geen overtredingen van het strafrecht of regels ter zake van de openbare orde hebben voorgedaan? Stelt het OM nader onderzoek in naar mogelijke overtredingen, zoals de belaging en bedreiging van een of meer journalisten en het oproepen tot Jodenhaat?
Zie het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden Marcouch en Yücel over de demonstratie van ISIS-aanhangers (ingezonden 28 juli 2014)3, het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)4.
Hoeveel agenten waren aanwezig bij de demonstratie? Waren er voldoende politiemensen aanwezig om de veiligheid van omstanders en journalisten te garanderen en om te beoordelen of spreekkoren binnen de grenzen van de wet bleven? Wie nam het besluit om niet op te treden bij de antisemitische uitingen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 5 van het lid Dijkhoff (VVD) over de berichten «GeenStijl bedreigd op ISIS-demo, politie doet niks» en «Van Aartsen, het Kalifaat heerst in uw Schilderswijk» (ingezonden 25 juli 2014)5 en het antwoord op de schriftelijke vraag 2 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014).6
Kunt u beschrijven of en hoe journalisten bedreigd zijn? Welke strafrechtelijke actie wordt daarop ondernomen?
Zie het antwoord op de schriftelijke vraag 3 van de leden De Graaf, Helder en Wilders over de antisemitische demonstratie door moslims in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)7
Deelt u de mening van de burgemeester dat er met antisemitische spreekkoren en het vertonen van jihad-vlaggen geen grenzen zijn overschreden of deelt u de mening dat die grenzen wel zijn overschreden?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag 6 van de leden Van Klaveren en Bontes over de antisemitische demonstratie in Den Haag (ingezonden 25 juli 2014)8.
Welke beloften heeft de burgemeester van Den Haag gedaan in een gesprek met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap met betrekking tot ingrijpen bij uitingen van antisemitisme? Heeft hij die belofte gehouden bij de demonstratie van 24 juli 2014?
Hetgeen tussen deze partijen is besproken is een zaak van deze partijen waarover de burgemeester verantwoording aflegt aan de gemeenteraad.
Vindt u het wenselijk en is het toegestaan om met de vlag te zwaaien van ISIS, een volgens de Verenigde Naties terroristische organisatie?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat het medio augustus het landelijke standpunt ten aanzien van de strafbaarheid van symbolen, vlaggen en andere uitingsvormen nader heeft bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen nadat lokaal reeds eerder beleid was afgestemd. Het standpunt houdt in dat nu IS (voorheen ISIS/ISIL) en Hamas (door de EU en de VN) verboden, terroristische organisaties zijn die tot doel hebben geweld te plegen tegen bepaalde bevolkingsgroepen, het in het openbaar tonen van deze vlaggen van deze organisaties naar het oordeel van het Openbaar Ministerie strafbaarheid oplevert, op grond van artikel 137d en 137c Wetboek van Strafrecht. Tegen het dragen van deze vlaggen zal dan ook worden opgetreden.
De dramatisch zorgelijke situatie van christenen in Mosul |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de doodsbedreigingen die ISIS heeft laten uitgaan naar de christenen in Mosul? Welke trends ziet u hier en hoe beoordeelt u deze?1
Ja.
Christenen en andere etnische en religieuze minderheden nemen al geruime tijd een kwetsbare positie in binnen de gespannen sektarische verhoudingen in Irak. De christelijke gemeenschap in Irak zag sinds 2009–2010 enige verbetering in haar veiligheidssituatie, maar blijft slachtoffer van aanvallen op kerken, ontvoeringen en discriminatie. In Mosul heeft dat geleid tot een gestage maar duidelijk zichtbare uittocht van christenen. Waar rond 2003 naar verluidt ongeveer 35.000 christenen in Mosul woonden, waren dat tot voor de recente inname van de stad door ISIS naar schatting nog ongeveer 3.000.
Sinds de opmars van ISIS zijn honderdduizenden Irakezen met diverse etnische en religieuze achtergronden de provincie Ninewa, waarvan Mosul de hoofdstad is, ontvlucht. Onder deze vluchtelingen bevond zich de meerderheid van de christelijke gemeenschap aldaar. De recente (doods)bedreigingen gericht aan de overgebleven christenen in Mosul bevestigen het beeld van ISIS als een extremistische terreurorganisatie, die zich van uiterst gewelddadige methodes bedient. Volgens het laatste rapport van VN-missie UNAMI (United Nations Assistance Mission for Iraq) over de bescherming van burgers in het niet-internationale gewapende conflict in Irak richt ISIS zich systematisch op de verschillende Iraakse minderheden, zoals de christenen, de Yaziden, de Shabakken en de Turkmenen. In het algemeen worden sjiieten door ISIS als aartsvijand gezien, maar ook andersdenkende soennieten (zoals soefi’s) moeten het ontgelden. Daarnaast hebben vrouwen, ongeacht hun religie, te lijden onder onlangs door ISIS afgekondigde sociale- en economische gedragscodes.
Op welke wijze kunnen buitengewoon kwetsbare groepen, zoals christenen, worden beschermd tegen deze extreme bedreigingen? Wat wordt er op dit terrein ondernomen?
Zowel bescherming van de rechten van minderheden als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zijn prioritaire onderwerpen van het Nederlands buitenlands beleid. Om die reden krijgt de situatie van kwetsbare etnische en religieuze minderheden, waar dan ook ter wereld, zowel bilateraal als multilateraal voortdurend aandacht van het kabinet. Ook tijdens de aankomende AVVN zal over dit onderwerp gesproken worden.
De VN Veiligheidsraad, Speciaal VN gezant voor Irak Nickolay Mladenov en de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) hebben zich luid en duidelijk uitgesproken tegen het geweld dat ISIS pleegt tegen christenen en andere minderheden in Irak. Zowel de Veiligheidsraad als de SGVN gaf daarbij aan dat zij die zich schuldig maken aan internationale misdrijven en mensenrechtenschendingen daarvoor verantwoording af zullen moeten leggen. In de rapportage van UNAMI worden alle partijen in het conflict opgeroepen het internationaal humanitair recht en de mensenrechten ten volle te respecteren. Het rapport roept de Iraakse regering op alle mogelijke schendingen te onderzoeken en waar nodig tot vervolging over te gaan, in het bijzonder in het geval van internationale misdrijven. De internationale gemeenschap wordt aangemoedigd dit proces nauw te blijven volgen om zeker te stellen dat de daders van ernstige schendingen van internationaal humanitair recht en grove schendingen van mensenrechten niet ongestraft blijven. Tevens is de positie van Christenen tijdens de RBZ (Raad Buitenlandse Zaken) van 23 juli jl. als punt van zorg aan de orde gekomen. De Europese Commissie geeft hulp aan gevluchte Christenen via haar kantoor in Erbil, in de Koerdistan Autonome Regio.
Het kabinet onderschrijft de oproepen van de Veiligheidsraad, de SGVN en UNAMI. Daarnaast is het kabinet van mening dat druk nodig is om organisaties als ISIS in hun bewegingsruimte te beperken. Eerder is de Kamer gemeld (ref. Kamerbrief 2014Z10770/2014D21553) dat ISIS eind 2013 op de VN-sanctielijst is opgenomen, hetgeen onder meer een wapenembargo, financiële sancties en reisbeperkingen met zich meebrengt. Deze sancties zijn ook in Nederland van kracht. ISIS maakt misbruik van bestaande demografische spanningen in Irak.
Een groot deel van de ontheemden uit Mosul en Ninewa vindt een veilige vluchthaven in de Koerdistan Autonome Regio, waar inmiddels 1,2 miljoen ontheemden en vluchtelingen onderdak krijgen. Het kabinet waardeert deze ruimhartige opstelling van de Koerdische autoriteiten. Daarnaast is het kabinet van mening dat de Iraakse regering, met hulp van de internationale gemeenschap, verantwoordelijkheid draagt om in de bescherming van ontheemden te voorzien. Met de o.a. door Saudi-Arabië en de EU toegezegde additionele humanitaire hulp zouden daarvoor voldoende middelen aanwezig moeten zijn.
Uw Kamer werd in eerder genoemde brief meegedeeld dat een eind van de politieke- en veiligheidscrisis in Irak, en daarmee hopelijk een einde aan het geweld tegen minderheden, uitsluitend kan worden bereikt als de Iraakse (en regionale) leiders hun verantwoordelijkheid nemen en zorg dragen voor een inclusieve, politieke en duurzame oplossing. Het voornoemde rapport van UNAMI deelt die inschatting. Het is in dat opzicht positief dat het Iraakse parlement inmiddels overeenstemming heeft bereikt over het nieuwe voorzitterschap van het parlement. Het kabinet spreekt de hoop uit dat deze stappen het begin markeren van een meer constructief politiek proces, waarin alle vreedzame etnische en religieuze groepen, conform de Iraakse grondwet, een plaats aan tafel krijgen.
Wat kan de internationale gemeenschap doen aan deze zeer precaire situatie? Welke urgentie krijgt dit ingrijpende vraagstuk?
Zie antwoord vraag 2.
Is het denkbaar in deze regio een veilige vluchthaven te creëren voor dergelijke kwetsbare minderheden, waarbij de internationale gemeenschap de veiligheid in deze enclave zoveel mogelijk garandeert? Hoe zou dit gestalte kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke andere mogelijkheden ziet u en hoe wilt u de internationale gemeenschap hiervoor mobiliseren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de situatie rond ISIS, die als terroristische organisatie is aangemerkt en nu effectief een gebied bestuurt met miljoenen mensen en terreur uitoefent jegens religieuze minderheden, op de agenda van de komende algemene raad van de Verenigde Naties te plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.