De rechtsbescherming van gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat er nog altijd gedupeerden van het kinderopvangtoeslagenschandaal naar de rechter moeten om wettelijk geldende beslistermijnen af te dwingen en inzicht te krijgen in het eigen dossier?1 2
Het lukt helaas niet om ouders binnen de wettelijke termijnen uitsluitsel te geven bij de integrale beoordeling en bezwaren. Dat is onwenselijk. Helaas zijn de mogelijkheden om alsnog binnen de termijnen te beslissen beperkt. Dit gelet op het grote aantal aanvragen en het aantal ouders dat nog integraal beoordeeld moet worden of nog wacht op de afhandeling van een bezwaarschrift. Op peildatum 30 september 2022 hebben zich ruim 57.000 ouders aangemeld, van wie het overgrote deel wel tijdig een eerste toets heeft gehad (ruim 55.000). Wel is op peildatum 30 september 2022 van 41.335 aanvragen de wettelijke beslistermijn verstreken. Ten aanzien van bezwaar geldt dat voor 2.913 bezwaarschriften. Ook moeten ouders langer op dossiers wachten dan gewenst. Er wordt zowel voor de integrale beoordeling en bezwaren als voor het ter beschikking stellen van dossiers hard gewerkt om knelpunten aan te pakken en processen te versnellen en te verbeteren.
Welke stappen zet u om te voorkomen dat ook andere gedupeerden naar de rechter moeten om hun recht te halen? Waarom wordt niet gewoon inzage gegeven in eigen dossiers en waarom wordt niet volgens de geldende beslistermijnen gehandeld door de Belastingdienst of de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)?
Uitgangspunt bij de integrale beoordeling is dat behandeling op volgorde van aanmelding plaatsvindt. De ruimte daarvoor is afhankelijk van de besliscapaciteit, van de ouders in urgente situaties die voorrang krijgen en de capaciteit die is gemoeid met het beslissen op ingediende beroepen niet tijdig beslissen.
In urgente (schrijnende) situaties krijgt een ouder voorrang. Daarnaast is UHT gehouden om rechterlijke uitspraken op te volgen. Hierdoor doorkruizen de beroepen niet tijdig de behandelvolgorde op basis van volgorde van aanmelding.
UHT zet maximaal in op maatregelen om -waar mogelijk- sneller te beslissen, waaronder opschaling. Daarnaast zet UHT in op het versneld afdoen van specifieke groepen, zoals ouders die waarschijnlijk genoeg hebben aan € 30.000,- en ouders die duidelijk niet gedupeerd zijn. In bezwaar zet UHT naast opschaling onder meer in op het vroegtijdig zoeken van contact met ouders in bezwaar, op mediation en op het waar mogelijk voorkomen van samenloop met andere procedures. Maatregelen om dossiers sneller en beter op de informatiebehoefte van ouders afgestemd te verstrekken zijn onder andere automatisering, outsourcing van werkzaamheden, naast het verder opschalen van de organisatie. Daarnaast wordt bij het beschikbaar stellen van dossiers prioriteit gegeven aan bezwaardossiers zodat bezwaarprocedures afgehandeld kunnen worden.
UHT werkt in bredere zin aan het verbeteren informatievoorziening. Onderdeel daarvan is ook dat PZB-ers het informatie- en beoordelingsformulier aan ouders ter beschikking kunnen stellen. De ouder wordt hierdoor beter en gerichter geïnformeerd.
In de 11e Voortgangsrapportage, in het bijzonder paragraaf 2.1 (integrale beoordeling), paragraaf 2.4 (bezwaar) en paragraaf 2.5 (dossiers) is nader op deze maatregelen ingegaan. In de 12e Voortgangsrapportage zal een actualisatie plaatsvinden.
Wat vindt u van de constatering van de rechtbank Gelderland dat zij geen bevoegdheden heeft om de Belastingdienst of UHT te verplichten om een kopie van het dossier aan de gedupeerde te verzonden?3
Zoals kan worden opgemaakt uit de beantwoording van eerdere Kamervragen3 gelden er bij het verstrekken van dossiers geen beslistermijnen in de zin van de Awb. Een verzoek om een dossier te verstrekken is namelijk geen aanvraag, maar is gekoppeld aan de procedure waarin die stukken nodig zijn.
Voor de integrale beoordeling geldt een wettelijke verplichting om (uiterlijk) bij de verzending van de direct aan de beschikking grondslag liggende documenten te verstrekken. Het verstrekken van het informatie- en beoordelingsformulier geeft daar invulling aan. Voor de bezwaarprocedures geldt op grond van artikel 7:4, derde lid, Awb dat dossierstukken voorafgaand aan de hoorzitting in bezwaar beschikbaar dienen te zijn.
De rechter kan in de onderliggende procedure toetsen of de uiteindelijke beslissing voldoet aan de relevante wettelijke verplichtingen, waaronder ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De inzet is en blijft om knelpunten aan te pakken, zowel ten aanzien van het verstrekken van dossiers als ten aanzien van de procedures waar die dossiers op zien.
Hoeveel geld is de overheid al kwijt aan dwangsommen vanwege het niet tijdig nemen van beslissingen conform de Algemene wet bestuursrecht in de afwikkeling van het kinderopvangtoeslagenschandaal?
Aan bestuurlijke dwangsommen die worden verbeurd wegens door ouders ingediende ingebrekestellingen is € 9.257.898,00 verschuldigd (peilmoment 30 september 2022).
Voor door de rechter opgelegde dwangsommen geldt dat deze in de meeste gevallen kunnen worden voorkomen. De verschuldigde dwangsommen in dat kader bedragen inmiddels € 150.000 (peildatum 30 september 2022).
Wanneer heeft de laatste gedupeerde van het toeslagenschandaal eindelijk inzicht in zijn of haar dossier en wanneer is de laatste gedupeerde volledig gecompenseerd?
Naar verwachting is voor de hersteloperatie kinderopvangtoeslag nog een aantal jaren nodig. Mogelijk gedupeerde ouders kunnen zich tot eind 2023 aanmelden. Volledige afronding is mede afhankelijk van het aantal nog uit te voeren integrale beoordelingen en het afhandelen van eventuele vervolgstappen (verzoeken werkelijke schade, bezwaren, (hoger) beroep bij de rechter). Hoeveel tijd hiervoor nodig is, is mede afhankelijk van de verbeteringen en versnellingen waaraan wordt gewerkt. Over de voortgang van de hersteloperatie wordt regulier gerapporteerd in de voortgangsrapportages.
Wat gaat u doen om de Belastingdienst of UHT te verplichten om gedupeerden hun eigen dossier toe te sturen? Hoe gaat u rechters de mogelijkheid geven om het verstrekken van dossiers af te dwingen?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 2 en 3.
Is er nu voldoende capaciteit bij de Belastingdienst om binnen wettelijke termijnen dossiers te verstrekken? Zo nee, geldt dit argument ook voor belanghebbenden die niet tijdig belastingaangifte doen of anderszins niet in staat zijn aan een wettelijke fiscale termijnen te voldoen? Waarom niet?
Zoals in de 11e Voortgangsrapportage is aangegeven, is bij de hersteloperatie de vraag naar dossiers nog veel groter dan de beschikbare capaciteit voor het samenstellen en lakken van dossiers. Prioriteit ligt bij het verstrekken van bezwaardossiers, omdat hoorzittingen pas doorgang kunnen vinden nadat de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn verstrekt.
Wettelijke termijnen moeten worden nageleefd. Dit geldt zowel voor het bestuursorgaan als voor belanghebbenden. Het onverhoopt niet naleven van een termijn door een partij ontslaat de andere partij niet van de naleving van wettelijke verplichtingen.
Hoeveel beslissingen van de Belastingdienst of UHT die nog moeten worden genomen zijn op dit moment niet tijdig genomen?
Van de ruim 57.000 aanmeldingen heeft het overgrote deel wel tijdig een eerste toets heeft gehad (ruim 55.000). Op peildatum 30 september 2022 is van 41.335 aanvragen de wettelijke beslistermijn van een jaar voor de integrale beoordeling verstreken. Ten aanzien van bezwaar geldt dat voor 2.913 bezwaarschriften. Op verzoeken om werkelijke schade wordt wel binnen de termijn van een jaar beslist, wel is in de 11e Voortgangsrapportage aangegeven dat er naar wordt gestreefd de doorlooptijden te verkorten.
Hoeveel procedures betreffende het niet tijdig nemen van een beslissing door de Belastingdienst of UHT zijn op dit moment bij rechtbanken aanhangig?
Er zijn 1.899 beroepen niet tijdig beslissen aanhangig bij de rechtbanken (peilmoment 30 september 2022).
Heeft u inzicht in het effect op de werkdruk van de rechterlijke macht indien alle betrokken burgers een beroep niet tijdig indienen? Kunnen de rechtbanken deze aantallen bolwerken? Wat kan daar nog aan gedaan worden om daar voor te zorgen?
De afdelingen bestuursrecht van de rechtbanken worden op dit moment geconfronteerd met een hoge instroom aan beroepen niet tijdig door te late beslissingen van de UHT. Het is de verwachting van Raad voor de rechtspraak dat deze instroom de komende periode zal toenemen. Dit leidt tot een grote belasting van de afdelingen bestuursrecht en zal negatieve gevolgen hebben voor de doorlooptijden.
Het kabinet trekt ruim € 155 miljoen uit om de rechtspraak de komende jaren te versterken. Het zal echter nog enige tijd duren voordat de effecten hiervan zichtbaar zijn in de doorlooptijden. Het duurt gemiddeld drie jaar om een rechter op te leiden.
Bent u het eens met de stelling dat mensen te maken hebben met gebrekkige rechtsbescherming als gevolg van het niet verstrekken van de dossiers en het niet respecteren van de beslistermijnen door de Belastingdienst of UHT? Zo nee, waarom niet?
Het is van groot belang dat mensen binnen een redelijke termijn uitsluitsel krijgen over hun recht op compensatie. In de Nederlandse wetgeving zijn termijnen voorgeschreven waarbinnen een beslissing genomen moet worden.
De eerste toets is zoals bij de beantwoording van vraag 1 en 8 aangegeven voor meeste aangemelde ouders verricht, binnen de geldende wettelijke termijn van zes maanden. Ruim 27.000 gedupeerde ouders hebben € 30.000 gekregen en komen in aanmerking voor aanvullende regelingen (schuldenaanpak en gemeentelijke hulp). Er wordt onder meer versneld contact gezocht met ouders die hier naar verwachting voldoende mee zijn geholpen om te bespreken of dat inderdaad het geval is (paragraaf 2.1 van de 11e Voortgangsrapportage). Ook wordt gekeken of evident niet-gedupeerde ouders versneld kunnen worden afgedaan. Het lukt echter onvoldoende om alle ouders in het kader van de integrale beoordeling tijdig duidelijkheid te bieden over hun recht op compensatie. Dat geldt ook voor de beslistermijnen bij bezwaarzaken. Met het niet halen van wettelijke termijnen wordt de rechtsbescherming van ouders te kort gedaan.
Voor een goede rechtsbescherming is het ook van belang dat procedures zorgvuldig worden doorlopen, bijvoorbeeld door in bezwaarprocedures de op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking te stellen en ouders in staat te stellen daarop te reageren. Het zorgvuldig doorlopen van een procedure draagt bij aan die rechtsbescherming, maar vraagt tijd.
In voortgangsrapportages en waar nodig tussentijds wordt gerapporteerd over de mogelijkheden om het proces te verbeteren en te versnellen.
Wat gaat u doen tegen deze situatie van het in strijd handelen met de wet door de Belastingdienst of UHT?
UHT zet zich maximaal in om handelen in strijd met de wet te voorkomen, maar, zoals ook volgt uit de beantwoording van vraag 1, is dat helaas in veel gevallen niet te voorkomen.
Iedere zaak waarin de beslistermijn wordt overschreden levert handelen op dat in strijd is met de wet. Dat is uitermate onwenselijk, maar wel de realiteit waar ouders en UHT helaas mee te maken hebben. Het onderstreept het belang om te kijken waar knelpunten weggenomen kunnen worden en verbetering en versnelling aangebracht kan worden, zie ook het antwoord op vraag 2. In de 12e Voortgangsrapportage zal zoals aangegeven een actualisatie plaatsvinden.
Wettelijke verplichtingen zien overigens niet alleen op de beslistermijnen opgenomen in de AWIR, maar bijvoorbeeld ook op termijnen die de rechter op kan leggen bij ingediende beroepen niet-tijdig en op de zorgvuldige voorbereiding van een besluit op de aanvraag.
Erkent u dat deze situatie niet zal bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de burger?
Een lange behandelduur draagt niet bij aan het herstel van vertrouwen van de burger. Ook daarom is het van groot belang te blijven werken aan versnelling en verbetering. Ook betere uitleg over het proces en de duur van de behandeling kunnen bijdragen aan meer vertrouwen, net als de hulp die ouders wel krijgen tijdens en na afloop van het proces.
Waarom wordt niet besloten dat de gedupeerde burgers een schade-expert toegewezen krijgen om hun schade te bepalen?
Zoals ook in het wetgevingsoverleg van 27 september jl. is toegezegd zal ik in de 12e Voortgangsrapportage informatie geven over schade-experts.
Helpt of ondersteunt de persoonlijk zaakbehandelaar een ouder die in de knel zit tijdens een procedure fictieve weigering?
Om hulp te krijgen is het niet nodig om procedure fictieve weigering (beroep niet tijdig) in te dienen. Zo kunnen ouders bij acute problemen hulp krijgen van het acute hulpteam of het brede hulpteam.
Als een ouder vragen heeft dan kan deze contact opnemen met het serviceteam van UHT of, als hij deze heeft, zijn persoonlijk zaakbehandelaar.
Zij kunnen op basis van de situatie van de ouder kijken welke hulp of ondersteuning een ouder op dat moment nodig heeft.
Het bericht ‘Metselaarstekens op tiental Walcherse kerken verminkt door restauratie’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Metselaarstekens op tiental Walcherse kerken verminkt door restauratie»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat bij verschillende kerken op Walcheren inderdaad de zogeheten metselaarstekens zijn verdwenen door de restauratie? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren binnen de geldende kaders inzake restauratie en wat is de rol geweest van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE) als het gaat om Rijksmonumenten?
Ik waardeer de betrokkenheid vanuit de samenleving bij de instandhouding van erfgoed zoals bij deze bijzondere metselaarstekens. Uit observaties van de RCE ter plaatse en gesprekken met de gemeenten Veere en Middelburg blijkt echter dat van het afschaven of verwijderen van metseltekens bij restauratie geen sprake is. Inmiddels heeft de gemeente Veere alle betreffende kerken bekeken en is er contact geweest met de lokale historicus. Sommige tekens zijn in de loop der tijd minder zichtbaar geworden door algehele verwering van het metselwerk. Daarbij is de glazuurlaag van de decoratieve stenen van nature gevoelig voor craquelé en afbrokkeling. Nergens is geconstateerd dat metseltekens zijn afgeschaafd of verwijderd.
Hoe is het mogelijk dat zulke opzichtige elementen aan monumenten door restauratie aangetast kunnen worden? Wat doet u om te bevorderen dat basale kennis voldoende op peil is?
Zoals hierboven beschreven is in dit geval gelukkig geen sprake van aantasting van de monumenten door restauratie. De geleidelijke veroudering van metseltekens geeft geen aanleiding om te ingrijpen. Mijn beleid is erop gericht dat bij de instandhouding van monumenten zoveel mogelijk historisch materiaal wordt behouden. Dit vormt ook het uitgangspunt bij het beoordelen van subsidieaanvragen en het adviseren van gemeenten door specialisten van de RCE. Daarnaast ondersteun ik de sector via de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) die een belangrijke rol speelt in het stelsel dat zorgt voor kwaliteit bij restauratie en onderhoud van monumenten. Dat doet ERM door het samen met de sector ontwikkelen en vaststellen van uitvoeringsrichtlijnen. In de richtlijn voor historisch metselwerk wordt ook aandacht besteed aan deze zogenaamde metseltekens.
Op welke wijze kunt u bijdragen aan eventuele mogelijkheden tot herstel van deze monumenten of het voorkomen van problemen in lopende restauraties? Is de RCE voornemens contact te zoeken met alle gemeenten waar dit probleem aan de orde is, ook als geen sprake is van Rijksmonumenten?
De RCE is vanuit zijn wettelijke adviesrol doorlopend in contact met gemeenten en provincies. Zo ook met de gemeenten Veere en Middelburg en de provincie Zeeland. Zij geven dit specifieke onderwerp de volle aandacht. Daarnaast organiseert de RCE regelmatig bijeenkomsten voor de monumentensector waar kennis over specifieke instandhoudingsvraagstukken wordt uitgewisseld.
In hoeverre kan deze problematiek op andere plaatsen in Nederland aan de orde zijn? Bent u bereid dit in beeld te brengen en de gemeenten, die hiermee te maken kunnen krijgen, hierover te informeren?
Hoewel er in dit geval dus geen sprake is van een probleem, heeft de kwaliteit van uitvoering bij instandhouding van monumenten voortdurend mijn aandacht. Zo hebben de provincies en de RCE een monumentenmonitor ingericht die een goed beeld geeft van de kwaliteit van onze rijksmonumenten. Daarnaast is de kwaliteit van instandhouding voor de RCE het uitgangspunt bij het adviseren rondom vergunningverlening en bij subsidieverlening.
Het bericht ‘Medewerkers die klaagden over seksueel geweld binnen de VN werden ontslagen’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medewerkers die klaagden over seksueel geweld binnen de VN werden ontslagen»?1
Ja
Herkent u de geluiden dat seksueel geweld bij de Verenigde Naties (VN) niet wordt gemeld of slachtoffers worden ontmoedigd om het te melden?
Het kabinet is van mening dat alle vormen van seksueel geweld en intimidatie onacceptabel zijn en moeten worden voorkomen en bestreden. Niet alleen op papier moeten de mechanismen en procedures binnen de VN goed geregeld en toegankelijk zijn, ze moeten ook uitgevoerd en gehandhaafd worden.
Het baart zorgen dat een aantal VN-medewerkers nog steeds ervaart dat de procedures tekortschieten en spreekt over een cultuur van angst en straffeloosheid. Het is goed dat zij dit aankaarten. Nederland neemt geluiden van melders altijd serieus en controleert op organisatieniveau, samen met gelijkgezinde landen, of de VN adequate actie onderneemt (zero tolerance for inaction) om er voor te zorgen dat klachten serieus genomen worden en adequaat en tijdig worden afgehandeld. De specifieke zaken waarnaar wordt gerefereerd in het artikel zijn al langer bekend in het publieke domein en bij Nederland, en zijn door de VN afgehandeld.
Naast meldmechanismen en procedures is het belangrijk dat organisaties een veilige werkomgeving creëren en onderhouden. De VN als geheel en de afzonderlijke VN-organisaties hebben zich hieraan gecommitteerd en belangrijke stappen gezet om die cultuur te verbeteren en de interne systemen goed hierop te laten functioneren. Dit gebeurt onder andere door versterking van capaciteit en budget voor opleiding, training, toezicht en onderzoek op dit thema. Een evaluatie van VN Office of Internal Oversight Services (OIOS) uit 20212 laat een stijging zien van meldingen van seksuele uitbuiting en misbruik. Dit betekent dat mechanismes verbeteren en meer mensen durven te melden.
Herkent u de geluiden dat, wanneer er melding wordt gemaakt, er niet wordt gehandeld en de medewerkers zich niet gehoord voelen of soms worden geïntimideerd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke signalen heeft u eerder ontvangen over seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de VN of andere internationale organisaties?
De Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) brengt jaarlijks een rapport uit over maatregelen die de VN neemt ter versterking van de preventie en aanpak van seksuele uitbuiting en misbruik.3 Hierin worden ook de jaarlijkse data over meldingen meegenomen. Cijfers over (seksuele) intimidatie of machtsmisbruik komen per organisatie aan bod in het jaarlijkse rapport van de onafhankelijke Internal Auditor. In het jaarlijkse rapport van de Ethics Office wordt doorgaans aangegeven hoeveel personeelsleden een verzoek hebben gedaan tot gesprek of bemiddeling over (seksueel) machtsmisbruik. Naar aanleiding van eerdere signalen en een rapport van de Joint Inspection Unit van de VN is de onderzoekscapaciteit verder opgevoerd, niet in het minst omdat bewijslast soms erg lastig is. Klachten over machtsmisbruik worden beschouwd als interne personeelsaangelegenheid.
Naast jaarlijkse rapportages4, is de Kamer in diverse instanties geïnformeerd over signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij internationale organisaties, bijvoorbeeld in 2018,5 2019,6 en 2021.7
Kunt u ingaan op hoe de Nederlandse regering seksueel geweld binnen de VN, maar ook binnen internationale hulporganen in het algemeen, waaraan Nederland een substantiële financiële bijdrage levert, aan de kaak stelt?
Zie voor uitgebreidere informatie over de inzet van Nederland op seksueel grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties de Kamerbrief met de jaarlijkse rapportage seksueel grensoverschrijdend gedrag (2022), die u voor het reces zal toegaan.
Seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn diepgewortelde en structurele probleem van machtsmisbruik bij het werken met mensen in afhankelijke en kwetsbare posities. Nederland vraagt consequent aandacht voor dit onderwerp op zowel VN-breed niveau als bij specifieke VN-organisaties, net als bij alle andere organisaties waar het ministerie een financieringsrelatie mee heeft, inclusief ngo’s. Tevens wordt dit onderwerp multilateraal met grote regelmaat besproken in de bestuursvergaderingen van deze partners.
Verder is Nederland vorig jaar voor alle donor-arrangementen met de VN een paragraaf overeengekomen met bepalingen omtrent direct rapporteren van de VN aan relevante lidstaten over specifieke gevallen van seksuele uitbuiting, misbruik en intimidatie. In donor-arrangementen is vastgelegd dat Nederland als ultimum remedium de mogelijkheid behoudt financiële sancties op te leggen. Dit kan door financiering in te houden of op te schorten.
Kunt u nadere duiding geven hoe wordt ingezet op het voorkomen dat daders op andere plekken binnen deze organisaties of binnen een andere VN-organisatie terechtkomen?
De VN heeft in 2018 de interne, centrale databaseUN Clear Check ingericht met gegevens van voormalig personeel tegen wie vastgestelde beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld zijn ingebracht. Zo kunnen zij niet meer werken bij de VN. De VN onderzoekt momenteel mogelijkheden om andere organisaties toegang tot Clear Check te verlenen. Van diverse VN-organisaties heeft Nederland inmiddels vernomen dat dit systeem in de praktijk ook daadwerkelijk heeft geleid tot het niet in dienst nemen van mensen wiens naam in Clear Check voorkomt.
Hoe wordt er gewerkt om deze medewerkers, met diplomatieke status en immuniteit voor nationale wetgeving, een passende straf op te leggen?
Afhankelijk van de ernst van de situatie kan de VN maatregelen nemen tegen VN medewerkers en leidinggevenden die variëren van een reprimande, het veranderen van functie of verantwoordelijkheden, tot het beëindiging van het dienstverband of ontslag op staande voet. Ook heeft de VN een eigen onderzoeksentiteit (OIOS) en een geschillenbeslechting mechanisme (VN Administratief Tribunaal) voor personele zaken.
De SGVN heeft het recht en de plicht om de immuniteit van een functionaris op te heffen zodat vervolging van strafbare feiten door nationale rechter plaats kan vinden. Het Office of Legal Affairs van de VN kan zaken naar de nationale autoriteiten doorverwijzen voor strafrechtelijke vervolging. Voorwaarde voor strafrechtelijke vervolging is wel dat de handeling strafbaar is naar nationaal recht. Daarnaast kan, na opheffing van de immuniteit, de weg naar een civielrechtelijke of administratiefrechtelijke procedure openstaan.
Pleit het kabinet internationaal voor een klokkenluidersregeling voor dit soort situaties?
De VN en specifieke VN-organisaties hebben eigen klokkenluidersregelingen. In de doorlichting van deze regeling door de Joint Inspection Unit (Onafhankelijke Externe Toezichthouder op de VN – JIU) in 2018 bleek uit een onderzoek onder het personeel vooral gebrek aan vertrouwen dat er iets met de klacht/informatie gedaan zou worden en angst dat de klokkenluider uiteindelijk onvoldoende bescherming zou krijgen en zelf slachtoffer zou worden.
In opvolging van de JIU-aanbevelingen wordt, net als bij de meldingen over (seksueel) machtsmisbruik, gewerkt aan het aanpakken eventuele angstcultuur bij organisatiedelen, het versterken van het vertrouwen van en in medewerkers (ongeacht in welke functie of op welk niveau) en het verminderen van hiërarchisch-autoritaire verhoudingen binnen de organisaties.
In een gezamenlijke brief die namens donoren in december 2021 aan de SGVN werd verstuurd is gevraagd om een update over de status van de implementatie van de aanbevelingen. NL zet zich in de bestuursraden van de verschillende organisaties in voor sterke onderzoekssystemen (audit and investigations en ethics) met voldoende financiering om hun taken adequaat en in onafhankelijkheid uit te voeren, waardoor ook de heersende angstcultuur doorbroken kan worden wanneer daar sprake van is.
Is er een mogelijkheid om financiële bijdragen te korten voor dergelijke organisaties, wanneer er geen orde op zaken wordt gesteld?
Ja. Elke keer als bij een VN-organisatie sprake is van grootschalige fraude, corruptie of gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, spreekt Nederland, in samenwerking met andere donoren, de betreffende organisatie hierop aan en eist verbeteringen gericht op het voorkómen van dergelijk wangedrag en een zorgvuldige en snelle afhandeling vanuit een slachtofferperspectief. Afhankelijk van de situatie worden ten behoeve van extra druk ook financiële middelen bevroren of onthouden.
Een recent voorbeeld hiervan is een fraudegeval bij het VN-Bureau voor projectondersteunende diensten (UNOPS). Nederland heeft naar aanleiding van zorgen rondom een fraudezaak bij UNOPS bij een investeringsfonds in duurzame infrastructuur, waar overigens geen directe Nederlandse financiering van is, gevraagd om duidelijke maatregelen tegen fraude. Nederland zal bij UNOPS de komende periode terughoudend zijn bij het aangaan van nieuwe verplichtingen. Ook zullen geen nieuwe betalingen aan UNOPS worden verricht, totdat beter inzicht is verkregen in de effecten van deze zaak op de gehele UNOPS-organisatie en de maatregelen die genomen zullen worden om de controlemechanismen bij UNOPS te versterken.
Aanhoudende diefstal, intimidatie en agressie veroorzaakt door asielzoekers. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Woede om asieloverlast, ze fluiten mijn dochter van 14 na»?1
Ja.
Wat is de status van uw belofte op eerdere Kamervragen waarbij u heeft gesteld dat het uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland?2 Hoeveel mensen zijn op basis van een misdrijf vanaf 1 januari teruggestuurd naar het land van herkomst? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen en u ook in uw vraag aangeeft, is uitgangspunt van het openbare-ordebeleid dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor een verblijf in Nederland.3 Dit is geen belofte, maar staand beleid dat wordt uitgevoerd.
De IND kan de vluchtelingenstatus of een subsidiaire beschermingsstatus alleen weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hiervoor moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden, waarvoor ik u verwijs naar de antwoorden op eerder genoemde Kamervragen.4
De Staat van Migratie, die uw Kamer op 7 juli jl. is toegezonden, laat het aantal verblijfsvergunningen asiel zien dat is ingetrokken en het aantal asielaanvragen dat is afgewezen op grond van de openbare orde. Dit kunnen zowel eerste als opvolgende asielaanvragen zijn.5
De IND bepaalt of om redenen van openbare orde een verblijfsvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken. In 2021 zijn op grond van openbare orde 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en 20 asielaanvragen afgewezen. In 2020 ging het om 40 intrekkingen en 30 afwijzingen. In 2019 ging het om 30 intrekkingen en 30 afwijzingen.6
Als een vreemdeling in aanraking komt met de strafrechtketen (als verdachte/pleger van een misdrijf) wordt zijn dossier overgedragen aan de DT&V. De DT&V houdt bij hoeveel vreemdelingen in de strafrechtketen aantoonbaar vertrokken zijn uit Nederland. In 2021 zijn er ca. 740 VRIS-ers aantoonbaar vertrokken uit Nederland. In 2022 t/m mei waren dit er ca. 270. Deze cijfers worden ook maandelijks openbaar gemaakt in de Kerncijfers Asiel en Migratie.
Wat vindt u van het feit dat bewoners stellen dat de asieloverlast alsmaar erger wordt? Kunt u in uw beantwoording concreet ingaan op de vraag hoe u deze mensen gaat helpen?
Dat overlast van asielzoekers ook impact heeft op bewoners in de gemeente Westerwolde, is mij bekend en neem ik uiterst serieus. De migratieketen staat onder grote druk en alle inspanningen van betrokken partijen zijn erop gericht om de huidige situatie in de asielopvang te verbeteren om zo ook verdere overlast in Ter Apel te voorkomen.
Met inzet van beveiligers en politie proberen we overlast als asociaal gedrag op straat en winkeldiefstal te voorkomen om zo het woonklimaat voor bewoners en de werkomstandigheden voor ondernemers te verbeteren. Naast de preventieve aanpak wordt ook ingezet op een breed palet aan vreemdelingenrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in de aanpak van overlast.
Voor het treffen van passende maatregelen kan de gemeente Westerwolde opnieuw een beroep doen op de specifieke uitkering ten behoeve van de lokale aanpak van overlastgevende asielzoekers (SPUK) waarmee een maximale bijdrage van € 150.000,– kan worden aangevraagd.
Om ondernemers verder tegemoet te komen, zijn in overleg met de gemeente Westerwolde de beschikbare middelen voor de SODA-regeling aangevuld en opgehoogd tot een bedrag van € 25.000,–, zodat de regeling verder doorgang kan vinden.
Voorts ben ik momenteel de mogelijkheden en haalbaarheid van een aparte opvang aan het onderzoeken voor vreemdelingen met een kansarme aanvraag. In deze opvanglocatie geldt een sober regime en het vereiste dat de bewoners op locatie beschikbaar dienen te zijn voor het snel kunnen doorlopen van de procedure. De verwachting is dat een dergelijke locatie zal bijdragen aan het verminderen van de overlast aangezien vreemdelingen met een kansarme asielaanvraag relatief vaak betrokken zijn bij een incident of misdrijf.7
Heeft u de bereidheid om bewoners en ondernemers financieel te compenseren voor de kosten die zij maken om zichzelf tegen geboefte te beveiligen? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is het voor u een keer genoeg voor wat betreft het opvangen van asielzoekers? Op welk momentum sluit u de grenzen? Kunt u hier gedetailleerd antwoord op geven?
Iedereen heeft recht op een eerlijke asielprocedure. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op opvang en begeleiding, dit gebeurt grotendeels in asielzoekerscentra. Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit onacceptabel en zet ik samen met onder meer partijen uit de migratieketen, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten in op het voorkomen van overlastgevend gedrag en een harde aanpak. Zoals u bekend is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.
25.000 woningen op boerengrond |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Provincie denkt aan immense uitbreiding Stroe: 25.000 woningen»?1
Ja.
Speelt u samen met provinciebesturen onder één hoedje om boeren van hun land te verjagen, teneinde de aanhoudende immigratie te kunnen blijven faciliteren? Zo nee, hoe duidt u dan het plan van de provincie Gelderland om 25.000 woningen te bouwen op landbouwgronden? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Er zijn geen plannen voor de bouw van 25.000 woningen in Stroe. De provincie Gelderland is momenteel bezig met een Ruimtelijk Perspectief voor de toekomstige inrichting van Gelderland. Daarvoor heeft de provincie meerdere scenario’s uitgewerkt. Daarbij gaat het om een brede ruimtelijke afweging tussen onder meer landbouw, natuur, water, economie en wonen. De scenario’s zijn behulpzaam bij de gesprekken tussen provincie, regio’s, gemeenten, inwoners en anderen over de mogelijke inrichting van de schaarse Gelderse ruimte. Het Rijk is niet betrokken bij dit provinciaal traject.
Op dit moment ben ik met de provincie in gesprek over de bijdrage die Gelderland kan leveren in de nationale doelstellingen om tot 2030 900.000 woningen te realiseren, waarvan het streven is dat ten minste twee derde van de nieuwbouwwoningen betaalbaar zijn. De inzet is om op 1 oktober afspraken te maken met de provincie over aantal te bouwen woningen, de gewenste hoeveelheid, de gewenste woondifferentiatie, het tempo, betaalbaarheid, de gewenste kwaliteit en klimaatbestendigheid. Tegelijkertijd werken Rijk en provincies samen aan een integrale aanpak in het landelijk gebied. Deze heeft als oogpunt om in samenhang de doelen op het vlak van klimaat, natuur en water te realiseren.
De woningbouwopgave, ook in de regio Foodvalley/ Gelderse Vallei is onderdeel van een bredere ruimtelijke puzzel die de provincie op verzoek van het Rijk (Ruimtelijke ordeningsbrief, 17 mei 2022)2 in samenwerking met alle medeoverheden (inclusief Rijkspartijen) en private- en maatschappelijk partijen zal leggen om de verschillende doelen en opgaven in de leefomgeving ruimtelijk in te passen. Voor deze puzzel is de verstedelijkingsstrategie voor de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley de basis. Daarin werkt het Rijk samen met 2 provincies, 3 waterschappen, 2 regio’s en 26 gemeenten.
Waarom is de agenda van het kabinet erop gericht om bevolkingsgroei – ten faveure van boerengrond – te faciliteren in plaats van immigratiebeperkende maatregelen te nemen?
De doelstelling van het kabinet in relatie tot de volkshuisvesting is om ervoor te zorgen dat iedereen goed kan wonen; nu en in de toekomst. Dit houdt in dat er niet alleen voldoende beschikbare woningen moeten zijn, maar ook dat de woningen passend zijn, in leefbare wijken op de juiste plek staan (nabij werkgelegenheid en bereikbaar) en betaalbaar zijn en blijven.
Het realiseren van deze woningen moet samengaan met verschillende andere grote ruimtelijke opgaven (klimaat, landbouw, natuur, energie). Met het Programma NOVEX zullen we de komende periode deze bredere ruimtelijke opgave oppakken. Ik heb uw Kamer recent dit programma doen toekomen3. Het is in eerste aanleg aan de provincies om deze – soms lastige – ruimtelijke puzzel te leggen. Hier komt ook de afweging aan de orde met betrekking tot behoud van goede landbouwgronden.
Deelt u de mening dat migratie de grootste aanjager is van de huidige woningnood? Zo ja, wat gaat u doen om dit een halt toe te roepen? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
In hoofdstuk 1 van de Nationale Woon- en bouwagenda4 en onderliggende programma’s ben ik uitgebreid ingegaan op aspecten en oorzaken van de huidige woningnood. Hierbij heb ik aangegeven dat er sprake is van meerdere samenhangende oorzaken voor de woningnood. Het aanwijzen van één daarvan als belangrijkste veroorzaker zou tekort doen aan de complexe problematiek en daarmee niet bijdragen aan de oplossing ervan.
Wist u toen u Gedeputeerde van de provincie Gelderland was van de megaplannen om 25.000 woningen te realiseren in het landbouwgebied Stroe? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Nee, de scenario’s zijn na het vertrek van de Minister voor Natuur en Stikstof als gedeputeerde van de provincie Gelderland tot stand gekomen.
De compensatie stijgende energieprijzen voor de consumenten van LPG |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven waarom een tijdelijke BTW-verlaging op LPG (propaan), zoals aangegeven in het amendement van het lid Van Haga over het lage BTW-tarief voor propaan (36 088, nr. 21, t.v.v. nr. 20), volgens de Europese Btw-richtlijn niet mogelijk is?
De Btw-richtlijn hanteert als uitgangspunt dat voor alle goederen en diensten het algemene btw-tarief geldt. Toepassing van een verlaagd tarief is enkel toegestaan voor de goederen en diensten die staan opgesomd in Bijlage III bij de Btw-richtlijn. Tot 1 januari 2030 staat aardgas in die bijlage vermeld en mag Nederland hierop dus een verlaagd tarief toepassen. Propaan, een LPG, is geen aardgas en propaan/LPG wordt ook niet elders in Bijlage III genoemd. De Btw-richtlijn staat derhalve niet toe dat LPG onder het verlaagde btw-tarief wordt gebracht.
Waarom vallen huishoudens en consumenten van LPG en energie (aardgas, stadsverwarming en elektriciteit) onder verschillende Europese Btw-regels?
Aardgas en LPG zijn verschillende producten die in de praktijk voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Zo wordt LPG vaak gebruikt als autobrandstof en wordt aardgas vaker voor de verwarming van gebouwen gebruikt. Het is mogelijk om voor deze verschillende producten, verschillende btw-tarieven te hanteren omdat dit onderscheid het fiscale neutraliteitsbeginsel niet schendt. Dat beginsel verlangt dat producten die vanuit het oogpunt van de consument inwisselbaar zijn, dezelfde btw-behandeling krijgen. Op vergelijkbare producten kunnen dus geen verschillende btw-tarieven worden toegepast, op niet-vergelijke producten kan dat wel.
In april van dit jaar is de Btw-richtlijn gemoderniseerd. Met het oog op vergroening is daarbij besloten om voor producten als aardgas niet langer een verlaagd tarief toe te staan vanaf 1 januari 2030. Vanaf die datum vallen LPG en aardgas dus onder hetzelfde btw-tarief. Het kabinet heeft, in het wetsvoorstel Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022, voorgesteld tijdelijk een verlaagd btw-tarief te hanteren voor aardgas, stadsverwarming en elektriciteit.
Vindt u het uit te leggen dat huishoudens die niet op het Nederlandse gasnetwerk zijn aangesloten en daardoor gebruik maken van LPG voor onder andere de verwarming van hun huis hierdoor worden gedupeerd?
De stijgende energieprijzen hebben een significante impact op de koopkracht van huishoudens. Om de gevolgen van stijgende energieprijzen in 2022 te dempen, hebben het vorige en huidige kabinet aanzienlijke maatregelen getroffen. Hieronder vallen onder meer een verlaging van de energiebelasting op elektriciteit in combinatie met een verhoging van de belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting in de energiebelasting, een verlaging van het btw-tarief op elektriciteit en aardgas, en een verlaging van de accijns op benzine, diesel en LPG/LNG. Het kabinet kan echter, gezien het collectieve welvaartsverlies, de effecten hiervan niet voor iedereen volledig compenseren. Bovendien is het kabinet beperkt in de maatregelen die op dergelijke korte termijn mogelijk zijn. Zo is het niet zomaar mogelijk om de doelgroep voor de energietoeslag uit te breiden. De huidige uitvoering van de energietoeslag vraagt al veel van gemeenten. Zij ervaren hierbij al knelpunten.
Binnen dit pakket profiteren consumenten van LPG niet mee van de btw-verlaging op aardgas, maar zij profiteren juist wel van de verlaging van de accijns op LPG. Daarnaast geldt ook voor consumenten van LPG dat zij, indien zij aan de voorwaarden voldoen, in aanmerking kunnen komen voor de eenmalige tegemoetkoming via de gemeente (zie ook het antwoord op vraag 7). Een extra compensatie voor specifiek deze groep is daarom niet aan de orde.
Kunt u aangeven of huishoudens die LPG gebruiken voor de periode juli-december 2022 gecompenseerd kunnen worden middels een éénmalige compensatieregeling? Hiervoor zou de aanvraagprocedure via de gemeente kunnen lopen (zoals dat ook voor een eenmalige compensatie energiekosten voor lage inkomens geschiedt)
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of u nog andere mogelijkheden ziet om huishoudens die afhankelijk zijn van LPG voor warmtevoorziening extra te compenseren voor de stijgende energieprijzen, en de koopkrachtcompensatie daarmee gelijk te trekken met de huishoudens die afhankelijk zijn van energie?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven waarom het toepassingsbereik voor het lage Btw-tarief voor propaan niet voldoende afgebakend zou kunnen worden zoals aangegeven in de appreciatie van het eerdergenoemde amendement, gezien alle andere toepassingen van LPG van zakelijke aard zijn?
LPG kent veel (niet-zakelijke) toepassingen, waaronder als aanstekergas, als drijfgas in spuitbussen, als stook- en kookgas in gasflessen en als brandstof voor vervoermiddelen (dus niet alleen verwarming van huishoudens). Ook als het verlaagd btw-tarief zou worden beperkt tot LPG die voor niet-zakelijke toepassingen wordt gebruikt, zou deze maatregel derhalve ongericht zijn en onvoldoende zijn afgebakend om goed te kunnen worden uitgevoerd.
Kunt u bevestigen dat de éénmalige tegemoetkoming energiekosten (zijnde 800,- euro) voor lage inkomens ook van toepassing is voor consumenten die LPG gebruiken voor verwarming en in de afgelopen jaren geconfronteerd zijn met stijgende energieprijzen?
Ja. Huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum hebben recht op een eenmalige energietoeslag via gemeenten. Hierbij maakt het niet uit of het huishouden LPG gebruikt voor zijn verwarming.
Bent u bereid u zich ervoor in te zetten dat een eventuele Btw-verlaging op LPG in de toekomst wel mogelijk wordt onder de Europese Btw-richtlijn?
De Btw-richtlijn is zeer recentelijk, in april van dit jaar, gewijzigd voor wat betreft de regels rondom de btw-tarieven. Bij deze wijziging is ervoor gekozen om, gelet op de Europese klimaatdoelstellingen, voor klimaatonvriendelijke producten (zoals aardgas) niet langer het verlaagd tarief toe te staan. Deze producten worden daarom op termijn uit de Btw-richtlijn geschrapt uit de lijst van producten waarop een verlaagd btw-tarief kan worden toegepast. Gezien deze ontwikkelingen acht het kabinet het niet opportuun zich voor een dergelijke maatregel op Europees niveau in te zetten.
De moordpartij op honderden Amhaarse burgers in Ethiopië |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de moordpartij op honderden Amharen die heeft plaatsgevonden in de Ethiopische provincie Wollega, waarschijnlijk begaan door het Oromo Liberation Front (OLF)?1 Veroordeelt u deze terreurdaad? Bent u bereid binnen de Europese Raad de andere lidstaten op te roepen om deze daad als EU te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het verschrikkelijke nieuws dat zeker tweehonderd en mogelijk meer Ethiopiërs, voor het merendeel van de Amhaarse etniciteit, zijn omgekomen bij aanvallen in de Ethiopische regio Oromia op 18 juni jl. De Ethiopische regering heeft de Oromo Liberation Army (OLA), door de Ethiopische regering aangeduid als «OLF Shene», beschuldigd als verantwoordelijke voor deze gewelddaad. Ik ben tevens ermee bekend dat OLA verantwoordelijkheid voor deze daad afwijst.
Ik veroordeel deze gewelddaad ten zeerste, en sluit mij aan bij de oproep van de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC) aan de Ethiopische regering om al het mogelijke te doen om nieuwe aanvallen op burgers of uitbarstingen van geweld te voorkomen en om een duurzame oplossing te vinden voor de spanningen in deze regio. Deze gewelddadigheden zijn helaas onderdeel van een bredere cyclus van geweld in Oromia en in de aangrenzende regio’s Amhara, Benishangul-Gumuz, en Gambella.
De Hoge Vertegenwoordiger (HV) van de EU heeft een dringende oproep gedaan tot de-escalatie en bescherming van de burgerbevolking.
Klopt het dat het OLF samenwerkt met het Tigray People’s Liberation Front (TPLF), die nog steeds een gewapende strijd voert tegen de regering?2
OLF is een erkende politieke partij in Ethiopië. Voor zover bekend is geen sprake van samenwerking met TPLF. OLA, of OLF Shene, is een gewapende groepering die een formele alliantie heeft afgekondigd met de TPLF, die een gewapende strijd voert tegen de regering.
Wat is de bedoeling geweest van het EU-bezoek aan de leiders van de gewapende opstandelingen in Tigray?3 Is er bij deze ontmoeting druk op het TPLF uitgeoefend om de wapens neer te leggen, zoals de EU herhaaldelijk heeft gedaan bij de Ethiopische regering en waarvoor ook de hulprelatie tussen de EU-landen en Ethiopië bevroren is?
Het doel van het bezoek aan de Tigrese hoofdstad Mekelle door EU-Commissaris Lenarcic (crisisbeheer) en het hoofd van de EU Delegatie in Ethiopië, Kobia, was om de humanitaire situatie in de regio te observeren en de situatie te bespreken met de leiders van TPLF.
Beide partijen (de Ethiopische regering en TPLF) hebben zich inmiddels gecommitteerd aan onderhandelingen om de huidige oorlog tot een vreedzaam einde te brengen. Commissaris Lenarcic heeft TPLF opgeroepen zich in te spannen voor een duurzame en vreedzame oplossing van het gewapende conflict.
Bent u het ermee eens dat de druk die de VS, de EU en Nederland uitoefenen op de Ethiopische regering om vredesbesprekingen te houden, alleen tot vrede kan leiden als het TPLF en het OLF hun pogingen tot geweld staken?
Ik ben van mening dat de Ethiopische regering, TPLF en alle andere gewapende groepen, af moeten zien van geweld als onderdeel van besprekingen die moeten leiden tot een duurzaam vredesakkoord.
Op welke manier denkt u dat de EU en Nederland eraan kunnen bijdragen dat de huidige situatie in Ethiopië niet verder escaleert in etnisch geweld en gewapende opstanden?
Nederland heeft sinds de uitbraak van het conflict ingezet op zowel een onderhandelingsproces tussen de federale overheid en de TPLF, als een nationale dialoog. Het onderhandelingsproces moet leiden tot een permanent staakt-het-vuren in Noord-Ethiopië. Ook moet het proces een aantal heikele politieke kwesties behandelen die specifiek de situatie in het noorden aangaan, zoals de status van het betwiste westelijke deel van Tigray. Nederland en de EU hebben herhaaldelijk steun betuigd aan de pogingen van de Speciale Vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie, voormalig Nigeriaans president Obasanjo, om onderhandelingen tussen de regering en TPLF te starten.
De Ethiopische regering heeft tevens een nationale dialoog aangekondigd, maar prominente oppositiegroepen hebben zich uitgesproken tegen de huidige opzet van de dialoog, die zij als partijdig ervaren. Nederland en de EU kunnen een ondersteunende rol spelen bij een geloofwaardige en inclusieve dialoog. Het primaat dient echter bij Ethiopiërs zelf te liggen.
Daarnaast zet Nederland via ontwikkelingssamenwerking al jaren in op een multidimensionale benadering van de problematiek in Ethiopië. Hiermee draagt Nederland bij aan het creëren van werkgelegenheid voor jongeren, respect voor rechten van vrouwen en meisjes, de opbouw van de rechtsstaat, en programma’s op het gebied van voedselzekerheid en gezondheidszorg. Deze vormen van samenwerking versterken de weerbaarheid van kwetsbare groepen in de samenleving en verminderen de kans dat gebrek aan perspectief uitmondt in het gebruik van geweld.
De lange wachttijden bij de ggz |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zware depressie? 17 maanden wachten op hulp»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat zorgverzekeraars in het verleden ieder jaar 300 miljoen euro overhielden en er dus sprake was van onderbesteding, terwijl dit geld ook gebruikt kon worden voor bijvoorbeeld zogenoemde wachttijdmonitors?
Het klopt het dat een aantal jaren (tot en met 2018) sprake is geweest van een forse onderuitputting van het macrokader voor de geneeskundige ggz, terwijl er tegelijkertijd sprake was van wachttijden. Ik vind dat een onwenselijke combinatie, maar het laat ook zien dat de wachttijden een taai probleem vormen – waar meerdere factoren aan ten grondslag liggen – en dat de aanpak van wachttijden niet alleen een geldkwestie is. Sindsdien zijn er dan ook diverse maatregelen in gang gezet om de wachttijden aan te pakken. Zorgverzekeraars pakken met het in het gang zetten van die maatregelen duidelijk hun rol. Op dit moment is onderuitputting van het macrokader niet langer aan de orde. Over de ggz financiën voor de komende jaren worden nieuwe afspraken gemaakt in het IZA.
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen moeten sluiten vanwege een personeelstekort, terwijl hier patiënten opgevangen worden met dusdanig hoogcomplexe problemen die nergens anders opgevangen kunnen worden?
Ik deel uw zorgen op dit punt, het mag inderdaad niet zo zijn dat patiënten met een specialistische, complexe en intensieve zorgbehoefte verstoken blijven van zorg als gevolg van personeelstekorten. In dit licht is het opvallend dat het aantal gezondheidszorg (GZ) psychologen de afgelopen vijf jaar met meer dan twintig procent is toegenomen. Dit zou juist voor meer behandelcapaciteit moeten zorgen. Een verklaring voor deze twee tegengestelde bewegingen is dat we vaak zien dat personeel er voor kiest om (al dan niet als ZZP’er) lichtere zorg aan te bieden in plaats van te werken binnen de instellingen die complexe specialistische en intensieve zorg bieden. Dat vind ik zorgwekkend. Ik ben daarom op dit moment met het veld in gesprek over de vraag wat ervoor nodig is om het werken binnen de instellingen zelf aantrekkelijker te maken. Ik zie daarbij een grote rol weggelegd voor de werkgevers zelf, maar we moeten ook nagaan of de prikkels in het systeem nu goed staan. Het is van belang om het zorgpersoneel en instellingen te stimuleren om zich te (blijven) ontfermen over complexe(re) patiënten. Ik wil daarom in het kader van het Integraal Zorg Akkoord (IZA) afspraken maken met zorgaanbieders, professionals en zorgverzekeraars op dit punt, om te zorgen dat ook patiënten met een complexe(re) zorgvraag op goede en passende zorg kunnen blijven rekenen.
Hoe kijkt u aan tegen het omvormen van grote ggz-instellingen tot kleine ggz-instellingen, om het voor personeel aantrekkelijker te maken hier te gaan werken?
Ook binnen grotere organisaties kan goed werkgever- en werknemerschap zorgen voor een aantrekkelijke werkomgeving. Wat de beste schaalgrootte is om de gestelde doelen – waaronder het aantrekkelijker maken van de werkomgeving – te bereiken is een afweging die ggz-instellingen zelf kunnen maken.
Bent u bereid om de wachtlijsten in de ggz voor zorgverzekeraars beter inzichtelijk te maken?
Het verbeteren van transparantie op het gebied van de wachtlijsten is vanaf het begin één van de belangrijkste speerpunten van de wachttijdenaanpak geweest. Er zijn sinds 2020 dan ook grote stappen in gezet. Zo zijn aanbieders door de aanpassing van de Transparantieregeling2 verplicht om de gemiddelde wachttijden door te geven aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en hebben we sinds begin 2021 ook inzicht in het aantal wachtenden. In vervolg op deze stappen maakt de NZa problemen in de toegang tot- en wachttijden in de ggz verder inzichtelijk, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar het aantal dubbel- en voorkeurswachtenden.3
Ook wil ik in het IZA afspraken maken over de structurele vragen die in de ggz moeten worden aangepakt, toegankelijkheid en wachttijden zijn daarbij voor mij belangrijke thema’s. Uw Kamer zal hierover op een later moment nader worden geïnformeerd.
Hoe gaat u, aangezien in het artikel staat beschreven dat een zorginstelling niet de verplichting heeft om aan te schuiven bij een regiotafel hoogcomplexe ggz (waar gesproken wordt over hoe cliënten met een hoogcomplexe zorgvraag het best geholpen kunnen worden), de deelname van zorginstellingen aan de regiotafels bevorderen, zodat samen naar oplossingen gezocht kan worden?
De deelname aan een bovenregionale casuïstiektafel hoogcomplexe ggz is inderdaad geen harde verplichting voor ggz-aanbieders, hoewel partijen zich er – via koepelpartijen de Nederlandse ggz en MeerGGZ – wel aan gecommitteerd hebben. Ik spreek partijen dan ook op hun verantwoordelijkheid aan wanneer dat nodig is.
Ook kunnen zorgverzekeraars deelname aan de bovenregionale casuïstiektafels onderdeel maken van de contractuele afspraken die zij met ggz-aanbieders maken.
Bent u al in gesprek gegaan met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) over het probleem dat mensen niet bij instelling A behandeld kunnen worden omdat ze te complex zijn en vervolgens ook moeten wachten bij instelling B? Zo ja, welke oplossing is daar uit voortgekomen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 ten aanzien van het verbeteren van transparantie op het gebied van wachttijden in de ggz. Daarnaast zal ik het genoemde punt meenemen in de gesprekken die nu lopen in het kader van het IZA, waarbij zoals vermeld de toegankelijkheid van de ggz en de wachttijden belangrijke aandachtspunten zijn. Overigens zal een afspraak hierover breder zijn dan de NVvP; het zijn de aanbieders en verzekeraars die ik primair aanspreek waar het over de wachttijden in de ggz gaat.
Wanneer kunnen we de tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie door u toegezegde brief over de handhavingsmogelijkheden met betrekking tot de zorgplicht van de zorgverzekeraars verwachten?
Deze brief is op 22 juni 2022 naar de Tweede Kamer verzonden4.
Heeft het tijdens het commissiedebat GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie door u toegezegde gesprek met Zorgverzekeraars Nederland en de NZa, om duidelijkheid te verschaffen over het inkopen van de zorgbehoefte, al plaatsgevonden en wat kwam daaruit?
Naar aanleiding van het commissiedebat van 11 mei jl. heb ik de signalen van verschillende Kamerleden over het niet verhogen van omzetplafonds bij bepaalde (kleinere) zorgaanbieders die zorg leveren waarvoor wachttijden bestaan gedeeld met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en NZa. Het contact over deze signalen met ZN en de NZa is nog gaande. Dit omdat ik het van belang vind dat deze specifieke signalen zorgvuldig en in een bredere context worden bekeken.
Het Kremlin aan de Zuidas |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Advocatenkantoor Houthoff verdiende miljoenen met werk voor gesanctioneerde Russische staatsbanken»?1
Zoals ook eerder al in antwoord op Kamervragen is aangegeven nemen advocaten een bijzondere positie in onze rechtsstaat in. De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat advocaten deze bijzondere positie waarmaken door de op hen van toepassing zijnde regelgeving na te leven.2 Het artikel van Follow The Money draait om de vraag of het uitbrengen van aandelen door Houthoff aangemerkt kan worden als «bijstand bij het uitbrengen van overdraagbare effecten» en of er dus sprake is van overtreding van de toen geldende sanctieregelgeving. Na onderzoek heeft de toezichthouder in kwestie, de Amsterdamse deken, vastgesteld dat Houthoff in de beschreven casus niet in strijd met de sanctieregeling heeft gehandeld.
Kunt u bevestigen dat Sberbank inderdaad in 2014 op de sanctielijst is gezet, dat Sberbank in de jaren erna is bijgestaan door het Kremlin aan de Zuidas en dat advocatenkantoor Houthoff dus inderdaad op tijd cliëntenonderzoek had moeten doen?
Sberbank was als entiteit niet gelist in 2014 waardoor de tegoeden van Sberbank niet waren bevroren en er geen algemeen verbod gold om zaken te doen met Sberbank. Wel golden er bepaalde beperkingen voor het verstrekken van specifieke (financiële) dienstverlening aan Sberbank. Specifiek gaat het om een verbod op de directe of indirecte aankoop, verkoop, tussenhandel of bijstand bij de uitgifte van, of andere vormen van handel in, overdraagbare effecten en geldmarktinstrumenten met een looptijd van meer dan 90 dagen die zijn uit gegeven tussen 1 augustus 2014 en 12 september 2014, of met een looptijd van meer dan 30 dagen, die zijn uitgegeven na 12 september 2014.
Gelet op de bijzonder positie van de advocatuur in onze samenleving vindt het toezicht op advocaten onafhankelijk van de Staat plaats. Daarbij hoort ook dat ik in beginsel terughoudend ben bij het reageren op individuele casus, zo ook deze.
In zijn algemeenheid geldt dat, zoals ook in antwoord op eerdere Kamervragen is aangeven4, als er sprake is van een advocaat-cliënt relatie, advocaten op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme weten (Wwft) en ook op grond van de Verordening op de advocatuur (Voda) moeten weten wie hun cliënten zijn en cliëntenonderzoek moeten doen. Dit onderzoek moet in beginsel plaatsvinden voordat wordt gestart met de zakelijke relatie (artikel 4 lid 1 Wwft). Indien het noodzakelijk is om de dienstverlening niet te verstoren en indien er weinig risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat, mag met de zakelijke relatie worden gestart voordat het cliëntenonderzoek volledig is afgerond. De identiteit van de cliënt moet dan alsnog zo spoedig mogelijk na het eerste contact met de cliënt worden geverifieerd (artikel 4 lid 3 Wwft). Gelet op het geldende sanctieregime zullen advocaten bij hun dienstverlening tevens steeds na moeten gaan wat wel of niet is toegestaan, en of een ontheffing vereist is.
Uit het bericht op de website van de Amsterdamse orde van advocaten maak ik op dat de Amsterdamse deken kort gezegd onderzoek heeft gedaan naar de vraag of er bij de dienstverlening door Houthoff aan de herstructurering van een Kroatisch detailhandelsconcern mogelijk sprake was van schending van de toen geldende sancties. De Amsterdamse deken heeft, volgens het bericht, na onderzoek geconcludeerd dat daar geen sprake van is en dat de bij de herstructurering betrokken kantoren voorafgaand aan die herstructurering zorgvuldig en adequaat onderzoek hebben gedaan naar de toelaatbaarheid van die transactie.
Klopt het dat de Deken van de Amsterdamse orde van advocaten niet heeft onderzocht of er wel een adequaat cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden bij Houthoff naar de Sberbank in het kader van de aanwezigheid van Sberbank op de sanctielijst?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid er voor te zorgen dat het bewijs dat FTM in handen heeft ook bij de toezichthouder op de Amsterdamse advocaten terecht komt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is niet mijn rol om te zorgen dat eventueel bewijsmateriaal bij een toezichthouder terecht komt. Het staat de journalist en de Amsterdamse deken uiteraard vrij om met elkaar in contact te treden om te bezien of en zo ja op welke wijze eventueel bewijsmateriaal beschikbaar kan worden gesteld aan de toezichthouder.
Is het mogelijk om het desbetreffende advocatenkantoor alsnog strafrechtelijk te vervolgen voor eventuele overtreding van de sancties op basis van de Wet economische delicten, Wet ter voorkoming van witwassen of financieren van terrorisme of een andere wet? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zowel overtredingen van verplichtingen bij of krachtens de Sanctiewet 1977 als de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme worden gezien als een economisch delict en kunnen binnen het strafrecht bestraft worden. In algemene zin geldt dat als er concrete signalen zijn dat de sanctiewetgeving wordt overtreden, het OM – zoals bij alle signalen die wijzen op mogelijke strafbare feiten – onderzoekt of er aanknopingspunten zijn om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Kunnen de miljoenen die Houthoff heeft opgestreken worden geconfisqueerd op basis van de sancties indien eventuele vervolging tot een veroordeling leidt?
Ik ga niet in op hypothetische juridische situaties. In de Aanwijzing Afpakken van het Openbaar Ministerie6 worden de verschillende strafrechtelijke afpakmogelijkheden beschreven.
Wat is de stand van zaken van de wettelijke regeling die in antwoord op eerdere schriftelijke Kamervragen werd aangekondigd4 en later ook door sanctiecoördinator de heer Blok werd aanbevolen?5
Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de Sanctieregelgeving door advocaten werk ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken aan een noodzakelijke wettelijke regeling. Hierbij worden de rechtstatelijke uitgangspunten zoals de wettelijke geheimhoudingsplicht en het onafhankelijk toezicht in acht genomen. Zoals eerder door de Minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer is gemeld streeft het kabinet ernaar uw Kamer voor de begrotingsbehandelingen een hoofdlijnenbrief te sturen over dit onderwerp.9
Voor de volledigheid meld ik dat ik uw Kamer op 13 juni jl. heb geïnformeerd over de versterking van het toezicht op de advocatuur.10 Die versterking houdt onder meer in dat er een landelijk toezichthouder op de advocatuur komt die verantwoordelijk wordt voor het toezicht op onder meer de naleving door advocaten van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) en de Sanctieregelgeving.
In het rapport-Blok6 staat: «Om de meldplicht [van o.a. de advocatuur] te creëren en deze te versterken ten opzichte van de geheimhoudingsplicht zou deze verordening aangepast moeten worden. Er ligt inmiddels een verzoek van Nederland bij de Europese Commissie om dit voor te stellen. Mocht aanpassing van deze verordening weinig kansrijk lijken of lang gaan duren, dan beveel ik aan te onderzoeken of door aanpassing van wet- en regelgeving de meldplicht kan worden gecreëerd». Wat is hiervan de stand van zaken, mede gegeven het feit dat het kabinet aangaf alle aanbevelingen van dit rapport te omarmen?
Dit is momenteel onderdeel van gesprek in EU-kader. Het Europese traject om dit door te voeren heeft echter tijd nodig, gezien noodzaak van besluitvorming met 27 lidstaten. Zoals ook bij het antwoord op vraag 7 gemeld bereidt het kabinet tegelijkertijd een hoofdlijnenbrief voor ten behoeve van de herziening van nationale sanctiewet- en regelgeving. Het kabinet streeft ernaar deze brief voor de begrotingsbehandelingen aan uw Kamer te verzenden.
Het bericht ‘Prijsexplosie GHB vanwege oorlog in Oekraïne, verslaafden stoppen met de drug’ |
|
Songül Mutluer (PvdA), Mirjam Bikker (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Prijsexplosie GHB vanwege oorlog in Oekraïne, verslaafden stoppen met de drug»?1
Ja.
Herkent u de kansen en risico’s die verslavingsdeskundigen zien als gevolg van de plotselinge prijsstijging, waardoor gebruikers plotseling moeten stoppen? Hoe beoordeelt u deze kansen en risico’s?
Er is geen eenduidige informatie of er sprake is van een prijsstijging van GHB. Indien sprake is van een prijsstijging is het mogelijk dat sommige verslaafde gebruikers kunnen overstappen naar andere meer betaalbare middelen (zoals alcohol, XTC/MDMA en amfetamine) die een gelijke werking hebben om hun onthoudingsklachten te onderdrukken. Dit laatste is uiteraard onwenselijk. Het zou beter zijn als gebruikers overgaan tot behandeling van hun verslaving.
Deelt u de opvatting dat het van belang is om laagdrempelige en toegankelijke hulpverlening te bieden en bekendheid te geven aan het aanbod om mensen te helpen op een verantwoorde wijze van hun verslaving af te komen? En dat deze situatie nog meer aanleiding geeft om de inzet hierop te versnellen?
Ik deel deze opvatting. Laagdrempelige toegang tot goede verslavingszorg is van groot belang en hierin is samen met partijen in het veld in geïnvesteerd. Het Trimbos instituut heeft in samenwerking met partners, een gemeentelijke casus-gerichte GHB-aanpak ontwikkeld. In deze aanpak gaat het over het centraal stellen van de cliënt en het verstevigen van de samenwerking tussen verslavingszorg, gemeente, politie en andere netwerkpartners. Een aantal gemeenten in Nederland voert deze aanpak momenteel uit met behulp van een ontwikkelde handreiking voor gemeenten die ondersteunt bij het opzetten van deze aanpak. Deze handreiking wordt regelmatig bijgewerkt. Daarnaast organiseert het Trimbos-instituut intervisiebijeenkomsten voor de gemeentelijke projectleiders die met de aanpak werken en is er eind 2021 een webinar georganiseerd voor het algemene publiek. Gemeenten die kampen met GHB-problematiek kunnen door het Trimbos-instituut een onderzoek laten uitvoeren naar de aard en omvang van de problematiek in de gemeente (een Scanner), wat kan leiden tot gerichte aanbevelingen voor de gemeente in de aanpak van GHB-problematiek.
Tevens heeft het Nijmegen Insitute for Scientist-Practitioners in Addiction (Nispa) in 2020 in samenwerking met instellingen voor verslavingszorg, het Bongers Instituut en het Trimbos-instituut een handreiking uitgebracht over hoe behandeling van de groep (zeer) problematische GHB-gebruikers vormgegeven moet worden. Deze handreiking bevat praktische informatie voor zowel professionals als voor ervaringsdeskundigen, patiënten en naasten. Tot slot wordt momenteel door Novadic-kentron in samenwerking met het Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction (NISPA-Radboud) gewerkt aan nieuwe innovatieve behandelingen die het effect van de bestaande behandeling en de toegang tot zorg voor personen met een GHB verslaving moet verbeteren.
Bent u bereid de voorlichting voor GHB-gebruikers en in het bijzonder mensen met een GHB-verslaving per direct op te schalen, bijvoorbeeld op sociale media, waarbij zij worden gewezen op hulpverlening en verslavingszorg? Zo ja, hoe geeft u dit vorm? Zo nee, welke stappen overweegt u om wel te zetten?
Het is zinvol om in te zetten op toeleiding naar zorg bij de groep GHB gebruikers. Door het vergroten van de bekendheid over het beschikbare aanbod om van de verslaving af te komen, zowel bij de zorgverlener als de gebruiker, kan dit worden bewerkstelligd. Sociale media kan hiervoor ingezet worden, waarbij gebruikers worden gewezen op hulpverlening en verslavingszorg. Het Trimbos-instituut, maar ook verslavingszorginstellingen, bepalen zelf hoe zij het meest effectief gebruik kunnen maken van sociale media voor de voorlichting over de beschikbare hulpverlening en zorg.
Gebruikers van GHB kunnen terecht op de websites https://www.drugsinfo.nl/ghb en https://www.drugsenuitgaan.nl/ghb. Op de website drugsenuitgaan.nl kunnen zij ook een gebruikerstest doen om te kijken of het gebruik riskant is. Naast het risico op «out gaan» wordt ook het risico op verslaving benadrukt. Mensen die de drugsinfolijnen bellen en bij wie problematisch gebruik wordt vermoed, worden doorverwezen naar de huisarts. Afhankelijk van de behoeften van de beller, wordt doorverwezen naar een andere instantie.
Bent u voorts bereid met spoed het gesprek te voeren met de aangewezen zorgpartners over de vraag hoe er voldoende hulpverlening en verslavingszorg beschikbaar kunnen zijn voor mensen die al dan niet noodgedwongen afkicken, zodat zij op een veilige en duurzame manier van hun verslaving af komen?
Ik blijf in gesprek met de betrokken zorgpartners om zo samen tot de beste oplossingen voor voldoende hulpverlening en verslavingszorg te komen. Er zijn reeds goede initiatieven bewerkstelligd zoals de ontwikkeling van een handreiking door het Nispa, onder andere in samenwerking met instellingen voor verslavingszorg, over hoe behandeling van de groep (zeer) problematische GHB gebruikers vormgegeven moet worden.
Op welke wijze houdt u er zicht op of gebruikers overstappen op andere gevaarlijke middelen, conform de vrees van Novadic-Kentron? Op welk moment verbindt u daar beleidsvoornemens aan?
Er zijn in Nederland diverse monitors actief op het gebied van middelengebruik, zoals het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Het Trimbos-instituut monitort het gebruik van middelen met verschillende monitors en periodieke onderzoeken. Ook verslaving aan middelen kan weer beter in beeld gebracht worden met behulp van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Het LADIS systeem is sinds 1 juli jl. weer in werking en draagt bij aan het verkrijgen van informatie in de ontwikkelingen binnen de verslavingszorg, zoals de verslavende middelen die verslaafden gebruiken en het aantal mensen dat zich heeft aangemeld voor verslavingszorg. Gelet op de vrees van Novadic-Kentron blijven we alert op signalen die aanleiding geven tot ingrijpen.
Hoe wordt voorkomen dat hier substitutie optreedt en criminelen een nieuwe «markt» aanboren?
De beste manier om substitutie te voorkomen is door de vraag weg te nemen. Het is daarom belangrijk mensen die verslaafd zijn aan middelen toe te leiden naar een behandeling, zodat zij ook geen behoefte ervaren om een substituut voor GHB te vinden. De inzet op drugspreventie2 ondersteunt ook de aanpak van drugscriminaliteit. Immers: hoe minder gebruikt wordt, hoe kleiner de vraag. Een vraag die een gevaarlijke en gewelddadige keten mede in stand houdt. De aanpak van de criminaliteit die met de productie en handel van drugs gepaard gaat en de ondermijnende effecten die deze criminaliteit op de samenleving heeft, vallen onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid. Het hele kabinet zet zich hiervoor in. Mijn inzet op drugspreventie is daarin een belangrijke schakel.
Naast het wegnemen van de vraag is het belangrijk om het aanbod en de bijbehorende georganiseerde drugscriminaliteit terug te dringen. De aanpak van georganiseerde criminaliteit is van groot belang voor dit kabinet en zal de komende periode topprioriteit zijn. In de Kamerbrief van 26 april jl. over de aanpak van georganiseerde criminaliteit op hoofdlijnen heeft de Minister van Justitie en Veiligheid het belang van een consistente en samenhangende repressieve en preventieve aanpak benadrukt.3 In deze brede aanpak gelden vier inhoudelijke prioriteiten: voorkomen, doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen, bestraffen en beschermen. Er zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van drugscriminaliteit.
De grote belangstelling voor de regeling ‘impulsaanpak winkelgebieden’ |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fonds aanpak noodlijdende winkelgebieden fors overtekend: 16 miljoen meer dan beschikbaar is»?1
Ja.
Bent u van mening dat, met het oog op de snelle veranderingen in de winkelstraat, de urgentie hoog is om winkelgebieden klaar te maken voor de toekomst?
Ja.
Bent u voornemens om, conform de toezegging van de voormalig Staatssecretaris van Economische Zaken, met de Tweede Kamer te kijken hoe geld uit de impulsregeling naar voren kan worden gehaald als er ruim meer goede aanvragen zijn ingediend dan er budget beschikbaar is?2
Wanneer veel meer goede projectaanvragen zijn ingediend dan kunnen worden gehonoreerd met het beschikbare budget voor deze openstellingsronde, dan zal ik dat zeker overwegen. Dat is nu echter nog niet aan de orde.
Bent u bereid om het geld uit de impulsaanpak dat gereserveerd staat voor de vierde en laatste tranche (2024) naar voren te halen en te verdelen over de tweede (2022) en de derde tranche (2023)?
Daarvoor zie ik op dit moment geen aanleiding. Er zijn in de eerste openstellingsronde 16 projecten ingediend die gezamenlijk 38 miljoen euro subsidie vragen. Er is voor deze ronde 22 miljoen euro beschikbaar.
Momenteel wordt de businesscase van de projectaanvragen beoordeeld op validiteit. Wanneer de projectaanvragen in financieel-technische zin akkoord zijn, dan worden de aanvragen inhoudelijk beoordeeld door de Adviescommissie Impulsaanpak Winkelgebieden. De commissie stelt een ranking op, waarbij de beste projecten het hoogst zullen eindigen. Deze projecten komen het eerst in aanmerking voor subsidie, tot het beschikbare budget is uitgeput. In de maand augustus zullen de beschikkingen worden afgegeven. Dan wordt ook duidelijk welke projectaanvragen niet voor subsidie in aanmerking komen. Het valt te verwachten dat nog enkele projectaanvragen worden afgewezen. Gemeenten worden in de gelegenheid gesteld om hun aanvragen, zonodig na een verbeterslag, opnieuw in te dienen voor een volgende openstellingsronde.
Hoe gaat u de projecten die onder deze regeling uitgevoerd gaan worden, gebruiken om andere gemeenten en private partijen te inspireren ook te investeren in transformatie en revitalisering van winkelgebieden?
Nieuwe kennis en inzichten worden actief opgehaald en gedeeld om gemeenten en andere geïnteresseerde partijen te activeren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een breed scala aan communicatiemiddelen als websites, nieuwsbrieven, informatiebijeenkomsten en publicaties. We laten betrokkenen aan het woord, zodat hun persoonlijke ervaring en motivatie gaat leven. Hierbij werken we nauw samen met allerlei partijen, waaronder de partijen achter de Retailagenda, die dicht bij de verschillende relevante doelgroepen staan. Voorbeelden zijn de brancheorganisaties in retail en vastgoed en organisaties van gemeenten als VNG en G40, maar ook bijvoorbeeld Platform 31 en De Nieuwe Winkelstraat.
Hoe wilt u, naast de uitvoering van de regeling «impulsaanpak winkelgebieden», die door het vorige kabinet in het leven is geroepen, invulling geven aan het door dit kabinet in het regeerakkoord geformuleerde ambitie om leegstand tegen te gaan en samenwerking tussen retail, cultuur en horeca te stimuleren?
Om leegstand verder tegen te gaan werkt mijn ministerie nauw samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gemeenten, onder andere op het terrein van transformatie. Bijvoorbeeld bij de uitwerking van het Nationaal Transformatieplan en de Verkenning Binnensteden van de G6-gemeenten. Binnen de Retailagenda wordt samengewerkt met alle partijen die actief betrokken zijn bij de transitie van de retail en de vitale binnensteden. Daarbij wordt uitdrukkelijk ingezet op het nog beter aansluiten van cultuur en horeca.
Het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD naar medische specialisten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) naar medisch specialisten vanwege het vermoeden dat zij jarenlang betalingen hebben ontvangen van een leverancier van medische hulpmiddelen in ruil voor voorkeursbeleid voor hun producten?1
Ik ben bekend met de berichten hierover in de media. Omdat het OM geen informatie verstrekt over (lopende) strafrechtelijke onderzoeken, heb ik hier geen nadere informatie over.
Hoeveel medische specialisten worden verdacht van het aannemen van steekpenningen van de hulpmiddelenindustrie?
Uw vraag kan ik niet beantwoorden, omdat dit onderdeel is van een strafrechtelijk onderzoek.
Hoeveel geld hebben deze specialisten vermoedelijk verdiend met deze steekpenningen?
Zie antwoord op vraag 1.
Wat vindt u ervan dat dit soort constructies lang kunnen bestaan waardoor gemeenschapsgeld, bestemd voor goede zorg, wordt ingezet voor corrupte doeleinden van de industrie?
Ik kan geen uitspraken doen in relatie tot deze zaak. In het algemeen vind ik fraude en niet-integer handelen in de zorg verwerpelijk. Ik verwacht van zorgorganisaties, zorgprofessionals en andere betrokken partijen dat zij zorgvuldig en integer handelen. Hoewel de grote meerderheid van de zorgprofessionals zich dagelijks met hart en ziel inzet voor de zorg aan patiënten, is er helaas ook een kleine groep die soms de randen opzoekt en er zelfs overheen gaat. Wij maken ons samen met zorgaanbieders, patiënt- en cliëntorganisaties, zorgverzekeraars en handhavers hard tegen iedereen die ons zorgstelsel probeert te ondermijnen. Deze kwestie laat weer zien hoe belangrijk het is dat dit hoog op de agenda staat en prioriteit heeft. Het is goed dat het OM en de FIOD dit uitermate serieus nemen. Ik wacht de uitkomsten van het onderzoek met interesse af.
Wat bent u van plan te doen om dit soort praktijken in de toekomst te voorkomen?
Ik kan zoals aangegeven geen uitspraken doen in relatie tot deze zaak. Bij brief van 29 juni 20222 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport u geïnformeerd over onze brede ambitie op te treden tegen fraude in de zorgsector en daarmee de aanpak van niet-integere zorgaanbieders.
In de brief is onder andere ingegaan op het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz). In dit wetsvoorstel worden onder meer wettelijke normen opgenomen over de omgang met tegenstrijdige belangen binnen zorgorganisaties. Het toezicht van de NZa zal met het wetsvoorstel worden verruimd, zodat eerder kan worden opgetreden als er sprake is van niet integer gedrag bij bijvoorbeeld de omgang met tegenstrijdige belangen binnen zorgorganisaties.
Daarnaast zijn vanaf verslagjaar 2022 medisch specialistisch bedrijven (msb’s) en maatschappen ook jaarverantwoordingsplichtig. Daardoor krijgen toezichthouders en inkopers beter zicht op de financiële stromen binnen msb’s en maatschappen.
Kunt u aangeven of en hoe het Initiatiefwetsvoorstel Wet transparantieregister zorg van het lid Kuiken, dat de financiële relaties tussen de farmaceutische- en hulpmiddelenindustrie en bijvoorbeeld medische specialisten moet openbaren, kan bijdragen om misbruik te voorkomen?2
Het initiatiefwetsvoorstel Transparantieregister Zorg van het lid Kuiken ligt momenteel ter voorbereiding in uw Kamer. Ik kan hier niet vooruitlopend op het oordeel van uw Kamer verder inhoudelijk op in gaan. Ik wacht daarvoor eerst de verdere behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel af.
Kunt u aangeven welke rol de internationale constructies om het geld weg te sluizen hebben gespeeld bij het ontvangen van steekpenningen?
Zie antwoord op vraag 1.
Neemt u afdoende maatregelen om bovengenoemde constructies in de toekomst onmogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Voor de maatregelen tegen fraude in de zorgsector en daarmee de aanpak van niet-integere zorgaanbieders, verwijs ik naar het antwoord op vraag 5. Tevens wijs ik op het fenomeenonderzoek complexe juridische structuren van zorgaanbieders, dat door de NZa is uitgevoerd,4 en het integraal barrièremodel waartoe dat onderzoek geleid heeft. Het barrièremodel, ontwikkeld door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), maakt inzichtelijk welke partijen drempels kunnen opwerpen om het risico op het weglekken van zorggelden te reduceren.
Het artikel ‘Arbeidsmigranten profiteren van leefgeld voor Oekraïense vluchtelingen: ‘Mogelijk misbruik’’ |
|
Bente Becker (VVD), Zohair El Yassini (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Arbeidsmigranten profiteren van leefgeld voor Oekraïense vluchtelingen: «Mogelijk misbruik»»1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de leefgeldregeling bedoeld is om ontheemde Oekraïners te ondersteunen die als gevolg van de verschrikkelijke oorlog in hun thuisland hebben moeten vluchten? En deelt u de opvatting dat het onwenselijk is indien leefgeld terecht komt bij mensen die niet ontheemd zijn, omdat dit ten koste gaat van de steun aan de gevluchte Oekraïners die dit nu juist hard nodig hebben?
Ik deel de mening dat de voorzieningen in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (ROOO), waaronder het leefgeld, bedoeld zijn om ontheemden uit Oekraïne te ondersteunen die als gevolg van de verschrikkelijke oorlog in hun thuisland hebben moeten vluchten. De regeling is bewust ruimer opgezet omdat arbeidsmigranten die terug zouden willen keren naar Oekraïne maar die mogelijkheid niet meer hebben ook ontheemd zijn. Daarom kunnen ook deze mensen gebruik maken van de regeling.
Hebt u cijfers over de hoeveelheid aanvragen voor leefgeld ingediend door Oekraïense arbeidsmigranten die al voor de Russische inval in Oekraïne in Nederland woonachtig waren? In hoeveel gevallen werden deze aanvragen goedgekeurd? In welke gemeenten zijn deze signalen bij u bekend?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal arbeidsmigranten die al in Nederland verbleven en onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) vallen. Ontheemden die inkomsten hebben uit arbeid en voor wie onderdak elders is voorzien kunnen materieel geen aanspraak maken op de voorzieningen.
Klopt het dat gemeenten op basis van de huidige regelgeving in een dergelijk geval een aanvraag voor leefgeld niet zomaar kunnen weigeren? Hoe beoordeelt u dit?
Wanneer iemand onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) valt, dan kan een gemeente de aanvraag niet weigeren. De burgemeesters kunnen op basis van art. 7 lid sub b en art. 13 ROOO de verstrekkingen intrekken indien blijkt dat de ontheemde inkomsten uit arbeid heeft of opvang (of onderdak) elders is voorzien. Ontheemden die inkomsten hebben uit arbeid en voor wie onderdak elders is voorzien kunnen materieel geen aanspraak maken op de voorzieningen.
Klopt het dat gemeenten op dit moment geen manier hebben om te verifiëren of een aanvrager voldoet aan alle voorwaarden2 die gesteld zijn voor het (blijven) ontvangen van leefgeld? Hoe beoordeelt u het verzoek van de gemeenten om hier wel zicht op te kunnen krijgen?
Op dit moment moet een ontheemde die gaat werken dit zelf aangeven bij de gemeente om het leefgeld te beëindigen. Momenteel wordt de Regeling opvang ontheemden Oekraïne geactualiseerd. Hierin wordt ook bezien of gemeenten inzage kunnen krijgen in de gegevens van het UWV om zo te weten of een ontheemde werkt. Zo hoeft een ontheemde niet meer zelf aan te geven dat hij/zij is gaan werken.
Hebt u cijfers over de hoeveelheid aanvragen voor leefgeld door Oekraïense burgers die na het doen van de aanvraag naar het buitenland vertrokken zijn? Op welke wijze wordt hierop gecontroleerd door gemeenten? Zijn zij naar uw inschatting voldoende in staat om te kunnen beoordelen of hiervan sprake is en om aanvragen voor leefgeld te weigeren indien dit het geval is?
Een ontheemde is verplicht zich uit te schrijven uit de BRP wanneer hij/zij vertrekt uit Nederland. Gemeenten registreren deze uitschrijvingen en zorgen er vervolgens voor dat het leefgeld gestopt wordt. Inmiddels hebben bijna 8.000 ontheemde Oekraïners, en 230 derdelanders zich uitgeschreven uit de BRP.
Hebt u zicht op de mate waarin Oekraïense arbeidsmigranten door werkgevers, uitzenders of huisvesters onder druk worden gezet om leefgeld aan te vragen? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken? Welke stappen gaat u ondernemen om deze malafide en zeer verwerpelijke praktijk aan te pakken dan wel te voorkomen?
Op dit moment heb ik geen zicht op de mate waarin Oekraïners die reeds in Nederland verbleven om arbeid te verrichten voor de inval van Rusland in Oekraïne door werkgevers, uitzenders of huisvesters onder druk worden gezet om leefgeld aan te vragen. Met u ben ik van mening dat dit een onwenselijke praktijk zou zijn. Zoals hierboven aangegeven moet een ontheemde die gaat werken of reeds werkt dit doorgeven aan de gemeente. Het recht op leefgeld vervalt op het moment dat iemand arbeid verricht. Ik zal bekijken hoe we dit kunnen onderzoeken en welke maatregelen we, indien dit nodig blijkt, kunnen nemen.
Welke andere stappen gaat u nemen om tegemoet te komen aan de verzoeken van gemeenten om meer zicht en controle te kunnen hebben op de juiste besteding van leefgeld, om te voorkomen dat Oekraïense ontheemden het slachtoffer worden van oneigenlijk gebruik van de leefgeldregeling? Bent u bereid om hierover met spoed het gesprek aan te gaan in het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de ROOO, waarbij onderzocht wordt of inzage in gegevens van het UWV kan worden gerealiseerd door een wettelijke verankering op te nemen in de wet SUWI. Met deze inzage kunnen gemeenten zien of ontheemden werken en gelijktijdig leefgeld ontvangen. Hiermee krijgen gemeenten meer zicht en controle op de juiste besteding van leefgeld.
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
De gevaren die boeren op snelwegen veroorzaken |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Boeren massaal over de snelweg naar actiedag in Stroe, politie machteloos»?1
Ja.
Wat waren de gevolgen van het spookrijden en het blokkeren van vluchtstroken voor de verkeersveiligheid en voor de doorgang van ambulances?
Sinds woensdag 22 juni zijn er op meerdere momenten blokkades op de snelwegen en toegangswegen geweest. Er zijn op 22 juni op de wegen in beheer van Rijkswaterstaat vijf ongevallen geregistreerd in het interne systeem van Rijkswaterstaat die direct te relateren zijn aan de aanwezigheid van tractoren op het hoofdwegennet. Het valt niet uit te sluiten dat het totale aantal hoger ligt. Ook zijn hierbij eventuele ongevallen op autowegen en autosnelwegen in beheer van andere wegbeheerders niet meegerekend, zoals bijvoorbeeld ambulances die geen doorgang konden vinden.
Onderschrijft u de constatering van een chirurg uit het St. Antonius Ziekenhuis dat deze acties levensgevaarlijk zijn?2
Ja.
Waarom worden tractoren niet direct van de snelweg afgeleid, eventueel op straffe van aanhouding?
Het doen stilhouden van een rijdend landbouwvoertuig kan risico’s opleveren voor de veiligheid van medeweggebruikers of politiemedewerkers. Wanneer om die reden door de politiemedewerkers ter plaatse wordt besloten een voertuig niet stil te houden, wil dat niet zeggen dat bestuurders van deze voertuigen wegkomen met strafbare feiten.
Na vaststelling van de identiteit op basis van beeldmateriaal of op andere wijze volgt een bekeuring of aanhouding.
Deelt u de grote zorgen dat de politie naar eigen zeggen «simpelweg niet opgewassen tegen deze machines» is?3 Het mag toch nooit zo zijn dat het recht van de sterkste bepaalt tegen wie de politie optreedt en tegen wie niet?
De wet geldt voor iedereen. Er wordt door de politie handhavend opgetreden, direct of achteraf. Handhaving kan op verschillende manieren gebeuren. Het lokaal gezag maakt hierin afwegingen waarin ook de veiligheid van wegverkeer en politiemedewerkers wordt betrokken. In dit geval is ter plaatse waar mogelijk gehandhaafd en is er ook geverbaliseerd, zowel ter plaatse als achteraf.
Herinnert u zich het antwoord van vorig jaar, dat één boete was opgelegd bij blokkades op de A1 voor bellen achter het stuur, en dat er geen aanhoudingen werden verricht?4
Ja.
Denkt u dat uit dat optreden van de politie een afschrikwekkende werking is uitgegaan waardoor boeren dit soort acties in het vervolg niet zouden herhalen?
Van belang is dat personen die zich schuldig maken aan strafbare feiten daar niet mee wegkomen. Er wordt door de politie handhavend opgetreden. Wanneer dat ter plaatse niet lukt, gebeurt dat achteraf.
Hoe duidt u de uitspraak van de politie dat het niet hun «doel [is] om zo veel mogelijk boetes uit te schrijven»?5 Hoe kan worden voorkomen dat boeren dit soort acties herhalen als het beeld wordt gecreëerd dat boeren niet voor boetes hoeven te vrezen?
Het doel is duidelijk te maken dat strafbare feiten en gevaarlijke situaties niet worden geaccepteerd en daar waar mogelijk wordt ingegrepen. Dit is herhaaldelijk door politie en OM gecommuniceerd. Wanneer het de politie door de omstandigheden niet lukt om deze feiten te voorkomen of om daarop direct te handhaven, wordt ingezet op opsporing en vervolging achteraf. Het is cruciaal dat personen die doelbewust de wet overtreden daar niet mee wegkomen.
Hoe komt het dat de politie niet in staat of niet bereid was in alle situaties te handhaven? Is daarbij overwogen bijstand in te schakelen van de Koninklijke Marechaussee?
Ik wijs u op de voorgaande antwoorden. Er was voor de gezagen geen aanleiding om de Koninklijke Marechaussee te verzoeken om bijstand te leveren.
Hoeveel tractoren zijn op 22 juni 2022 op de snelweg gesignaleerd? Hoeveel van hen hebben een boete gekregen? Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht?
Het is bij Rijkswaterstaat niet bekend hoeveel tractoren zich op 22 juni 2022 op de snelweg hebben bevonden en evenmin hoeveel bestuurders daarvan of automobilisten een snelweg hebben geblokkeerd. Rijkswaterstaat heeft namelijk geen systeem waarmee die informatie wordt verzameld. Bij politie is dit evenmin bekend.
Omdat opgelegde boetes bij de politie niet op doelgroepen worden geregistreerd, is het niet mogelijk om precies na te gaan hoeveel tractorbestuurders een boete hebben ontvangen. Wel is duidelijk dat de politie op 22 juni 2022 enkele honderden bekeuringen meer heeft uitgeschreven dan op andere woensdagen in 2022. Op 22 juni 2022 heeft de politie veertien aanhoudingen verricht die samenhangen met de voornoemde landelijke actiedag. Sinds 22 juni 2022 zijn in totaal in ieder geval 700 extra verkeersboetes uitgeschreven voor overtredingen die zijn te relateren aan de boerenprotesten. Het daadwerkelijke aantal ligt mogelijk hoger. Daarnaast zijn de afgelopen weken ruim honderd personen aangehouden vanwege overtredingen en misdrijven die verband houden met de boerenprotesten. Ook hierbij geldt dat het daadwerkelijke aantal mogelijk hoger ligt, omdat onderzoeken nog lopen.
Hoeveel automobilisten hebben op 22 juni 2022 snelwegen geblokkeerd? Hoeveel van hen hebben een boete gekregen? Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht?
Zie antwoord vraag 10.
Wat gaat u in het vervolg doen om dit te voorkomen?
De politie treedt op onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie en de burgemeester.
Rondom recente acties heeft ter ondersteuning van het bevoegd gezag bestuurlijke afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur, OM en politie.
De volgende uitgangspunten zijn als advies voor de lokale driehoeken gedeeld met burgemeesters:
De overheid treedt zichtbaar en merkbaar op tegen blokkades en andere buitenwettelijke acties.
Demonstreren mag, blokkeren niet. De overheid begrenst vroegtijdig en treedt waar mogelijk direct op. Blokkades worden zoveel mogelijk voorkomen dan wel zo snel mogelijk beëindigd (oplopend van vrijwilligheid naar vormen van dwang/handhaving).
Blokkades op en rondom snelwegen zijn niet acceptabel. Dit is voornamelijk gelegen in:
Gevaarzetting (ongevallen, gewonden, mogelijk zelfs dodelijke slachtoffers, bermbranden, gevaarlijke stoffen).
Snelweg is geen geschikte locatie, alternatieve locaties om te demonstreren worden in overleg met het lokaal bevoegd gezag aangewezen
Artikel 2 van de Wet openbare manifestaties biedt de mogelijkheid om een betoging in verband met de verkeersveiligheid te beperken of te verbieden.
Waar directe handhaving niet mogelijk is wordt ingezet op opsporing en vervolging na de acties. Er wordt ingezet op een hoge pakkans.
Een veel kleinere zwijnenpopulatie als gevolg van voedselschaarste |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Kent u het bericht «Veel minder zwijnen»?1
Ja.
Is het waar dat er als gevolg van voedselschaarste en kleinere aanwas sprake is van een veel kleinere zwijnenpopulatie dan in eerdere jaren? Zo ja, hoe groot is het geschatte aantal dieren dat nu aanwezig is op de Veluwe volgens de voorjaarstellingen? Zo nee, waar blijkt dat uit?
De reproductie van wilde zwijnen is afhankelijk van het voedselaanbod. Wanneer er minder te eten is worden er inderdaad minder biggen geboren. Dit is een natuurlijk proces. Navraag bij de provincie Gelderland leert dat zij geen aanwijzingen heeft dat sprake zou zijn van een veel kleinere zwijnenpopulatie. De betreffende faunabeheereenheden zijn verantwoordelijk voor de tellingen. Voor de aantallen dieren verwijs ik u naar een recente publicatie2 van de Faunabeheereenheid Gelderland.
Deelt u de mening dat een landelijk jachtverbod in draag- en zoogtijd van wilde zwijnen een logisch signaal zou zijn in de richting van de provincies, gelet op het feit dat er in belangrijke mate predatie plaatsvindt door grote inheemse roofdieren zoals de wolf in relatie tot de kleinere populatie zwijnen van dit moment? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een landelijk jachtverbod in te stellen per 1 juli wanneer het afschot van pasgeboren wilde zwijnenbiggen gepland staat?
Wilde zwijnen zijn niet opgenomen in artikel 3.20, tweede lid van de Wet natuurbescherming. Derhalve is er geen sprake van jacht op wilde zwijnen, maar van beheer. In de Wet natuurbescherming is het faunabeheer en zo ook het beheer van wilde zwijnen gedecentraliseerd naar de provincies. Gedeputeerde staten zijn in dezen bevoegd gezag en besluiten over de door de Faunabeheereenheid Gelderland vastgestelde faunabeheerplannen waarin het beheer beschreven staat. Het faunabeheerplan dient tevens ter onderbouwing van de aanvraag om ontheffing die vervolgens door gedeputeerde staten wordt afgegeven onder de daarin opgenomen voorwaarden. Het is niet aan mij om te treden in de afwegingen en besluiten die de provincie hierbij neemt.
Zoals eerder aangegeven in antwoord op uw vragen (kenmerk 2021D24569) kan in gebieden waar de wolf gevestigd is jacht, schadebestrijding en populatiebeheer plaatsvinden, overeenkomstig de voor die gebieden geldende goedgekeurde faunabeheerplannen en daaruit voortvloeiende ontheffingen.
Deelt u de mening van prof dr. Josef Reichholf dat jacht geen regulerende werking heeft? Zo nee waarom niet?2
Ik deel deze mening niet. Jacht is een van de regulerende activiteiten om populaties te beheren. Regulering is toegestaan als deze geschiedt met het oog op nauwkeurig omschreven doelstellingen die betrekking hebben op het natuurbeheer en op bepaalde maatschappelijke belangen, en als de staat van instandhouding van de betrokken diersoorten niet in het geding komt. Voor degenen die bij jacht zijn betrokken, voorziet de Wet natuurbescherming in regels over het deskundige gebruik van middelen en over het goed jachthouderschap.
Deelt u de mening dat het toenemend aantal wolven in Nederland noopt tot een herbezinning ten aanzien van het afschot van grote hoefdieren die tot het voedselpakket van de wolf behoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van de wolf en het beheer van grote hoefdieren tot conflicten leidt. Zoals ik al eerder aangeef in mijn beantwoording is het niet aan mij om te treden in de afwegingen en besluiten die de provincie neemt in het kader van schadebestrijding en populatiebeheer.
Kunt u aangeven hoe groot het aantal edelherten en wilde zwijnen is dat voor 2022 op de nominatie staat om afgeschoten te worden volgens de planning van de provincie Gelderland?
Mijn ministerie beschikt niet over deze gegevens. Deze aantallen worden bepaald door de betreffende faunabeheereenheden. De afschotvergunningen zijn geopenbaard en voor een ieder toegankelijk. Ik verwijs u hiervoor graag door naar Faunabeheer Gelderland4 en Kroondomein Het Loo.5
De schrijnende situatie van een Iraniër die met de dood wordt bedreigd |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Buurt in actie voor illegale Navid uit Iran»?1
Ik heb het artikel gelezen maar zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele gevallen.
Wat zegt het volgens u dat buurtbewoners in actie komen om Navid een legale verblijfsstatus te geven?
De betrokkenheid van de buurtbewoners vind ik een mooi gebaar van solidariteit. Voor zover u met uw vraag doelt op de legitimiteit die dit al dan niet verleent aan de verblijfsaanvragen van betrokkene, ben ik in algemene zin van mening dat betrokkenheid van burgers niet per definitie hoeft te betekenen dat er een grondslag bestaat voor het verlenen van een verblijfsvergunning.
Hoe kunt u van een vluchteling verwachten dat die tijdens een reis van duizenden kilometers lang bewijs meeneemt van bedreiging van zichzelf en zijn familie?
Het startpunt voor de beoordeling van de asielaanvraag zijn de verklaringen van de vreemdeling. Tegelijk mag verwacht worden dat een vreemdeling zijn aanvraag en verklaringen zo goed als redelijkerwijs mogelijk met documenten weet te onderbouwen. Als (bepaalde) documenten ontbreken wordt nagegaan waarom de vreemdeling de betreffende documenten niet heeft. Als een relevant element niet voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken, zoals documenten, wordt aan de hand van de geloofwaardigheidsindicatoren de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld. Ook daarin kunnen indicatieve documenten een rol spelen. Een asielaanvraag zal niet enkel worden afgewezen omdat iemand bepaalde documenten niet kon meenemen uit of verkrijgen in zijn land van herkomst, of omdat hij deze onderweg is verloren.
Hoe stelt u bekeerlingen in staat hun bekering te bewijzen om te voorkomen dat zij ten onrechte terug worden gestuurd en met de dreiging van de doodstraf worden geconfronteerd?
De geloofwaardigheidsbeoordeling vindt, zoals ook vermeld in antwoord 3, grotendeels plaats aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker. De algemene geloofwaardigheidsindicatoren die in de werkinstructie met nummer 2014/10 benoemd worden, zijn ook van toepassing op bekeringszaken. Daarnaast heeft de IND een werkinstructie met nummer 2022/3 die specifiek ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling in bekerings- en afvalligheidszaken. Op basis van deze werkinstructie, toetst de IND of het aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Daarbij wordt gekeken naar de kennis van het nieuwe geloof, de activiteiten die in dit kader zijn verricht en de motieven voor, en het proces van, bekering. Een bekering kan aanvullend worden onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van derden. Te denken valt aan een verklaring van kerkelijke personen of instanties.
In iedere bekeringszaak dient bovendien een bekeringscoördinator geraadpleegd te worden. Voor alle zaken – ook niet bekeringszaken – geldt dat indien de IND twijfelt over de beoordeling van de geloofwaardigheid er collegiaal overleg met een (senior) medewerker mogelijk is. Eventueel kan nader onderzoek in de vorm van een aanvullend gehoor opgestart worden. Ook kunnen deskundigen, bijvoorbeeld landenspecialisten, worden geraadpleegd.
Hoe acht u het mogelijk iemand terug te sturen wiens familie openlijk is bedreigd door het regime nadat een protestvideo van hem online is verschenen?
Als gezegd kan niet worden ingegaan op individuele gevallen. Op het moment dat een asielzoeker terug moet keren houdt dat in dat deze persoon geen recht op asielbescherming heeft in Nederland. Betrokkene heeft in dergelijke gevallen de volledige asielprocedure doorlopen, eventuele rechtsmiddelen uitgeput en daarbij is vastgesteld dat betrokkene geen individueel risico loopt op ernstige schade of vervolging bij terugkeer. Nederland heeft op dat moment aan al haar verplichtingen voldaan in het kader van het (internationaal) vreemdelingenrecht en er kan dus overgegaan worden tot terugkeer.
Bent u bereid het dossier van Navid te laten toetsen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst als schrijnend geval? Zo nee, waarom niet?
Zoals u in uw vraag aangeeft is het aan de IND om te toetsen op schrijnendheid. Dit gebeurt ambtshalve bij de eerste asielaanvraag wanneer hiervoor aanleiding bestaat. Indien een vreemdeling meent dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die zijn aanvraag kunnen ondersteunen staat het hem vrij om een herhaalde aanvraag in te dienen. Bij deze aanvraag vindt echter geen schrijnendheidstoets plaats. In dit proces is geen rol voor mij weggelegd en ik zal deze zaak daarom ook niet aan de IND voorleggen.
De situatie in Ter Apel |
|
Jasper van Dijk |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het tienpuntenplan zoals dat op 21 juni door het College van burgemeester en Wethouders van Westerwolde aan de Kamer is voorgelegd?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, ik heb met interesse kennisgenomen van het tienpuntenplan. Op 24 juni 2022 bracht ik een werkbezoek aan de gemeente Westerwolde, inclusief de locatie Ter Apel. In navolging van het tienpuntenplan heb ik uit de eerste hand mogen vernemen welke problemen inwoners, ondernemers, het betrokken personeel en nieuw binnenkomende asielzoekers ervaren. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat dit een zeer onwenselijke situatie is die ik ten zeerste betreur. Tegelijkertijd is de problematiek dusdanig complex dat een structurele oplossing niet snel en eenvoudig voorhanden is. Het is dan ook niet uitgesloten dat de onwenselijke omstandigheden aanhouden. Dat de gemeente Westerwolde in het tienpuntenplan stelt «het geduld voorbij» te zijn, kan ik ten volle begrijpen.
Graag sta ik stil bij het belang van de locatie Ter Apel en de samenwerking met de gemeente Westerwolde. Ter Apel is uniek in zijn soort. Het is de plek waar asielzoekers het asielproces starten, maar het is ook de plek waar asielzoekers opvang krijgen en, bij wijze van sluitstuk, voorbereidingen treffen op hun vertrek uit Nederland.2 Het asieldomein wordt hier over de volle breedte zichtbaar, vandaar ook de aanwezigheid van een veelheid aan organisaties. Zij werken met grote inzet en toewijding aan de uitvoering van het asielbeleid. De intensieve ketensamenwerking en concentratie van expertise is een kracht, maar ook een risico. Door de grote onderlinge afhankelijkheden hebben knelpunten en problemen binnen de keten gevolgen voor de organisaties die daarvan deel uitmaken. Helaas geldt dit ook voor de wijdere omgeving en in dit geval de gemeente Westerwolde. Ik ben vastbesloten in mijn streven om, hoe complex ook, de situatie in Ter Apel te verbeteren.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de gemeente Westerwolde die, ondanks de huidige problematiek, bereid blijft om op constructieve wijze mee te denken over mogelijke maatregelen. Een gedetailleerde reactie op de verschillende maatregelen geef ik in het antwoord op vraag 3. In algemene zin onderschrijf ik de strekking van het tienpuntenplan, namelijk dat de opvang van personen die vluchten voor oorlog en geweld vereist dat gemeenten een evenredige bijdrage leveren. De enorme druk op Ter Apel is namelijk onhoudbaar en moet verminderen. Voor degenen die oneigenlijk gebruik (en zelfs misbruik) maken van het fundamentele recht om asiel aan te vragen, is geen plek in Nederland. Overlastgevend of gewelddadig gedrag is volstrekt onacceptabel, óók van asielzoekers.
Bent u het eens met de strekking van het plan snel een einde te maken aan de enorme druk op Ter Apel, de onveiligheid en het gebrek aan capaciteit?
Het is evident dat de locatie Ter Apel structureel ontlast moet worden. Om een einde te maken aan de enorme druk op Ter Apel, de onveiligheid en het gebrek aan capaciteit, moet de situatie in breder perspectief worden geplaatst. De gevolgen manifesteren zich weliswaar op lokaal niveau in Ter Apel, maar het onderliggende probleem heeft betrekking op de doorstroom in de asielketen. Als zodanig is het een probleem van nationale omvang en betekenis dat, vanwege de nijpende situatie in Ter Apel, met urgentie geadresseerd moet worden. Om die reden heeft het kabinet op 17 juni 2022 besloten om de structuur voor nationale crisisbesluitvorming te activeren.3
Ik kan u verzekeren dat alle inzet erop is gericht om snelle resultaten te boeken, in de eerste plaats om de acute tekorten in de asielopvang op te lossen en de nijpende situatie op de locatie Ter Apel te verhelpen. Tegelijkertijd is het streven om structurele verbetering te realiseren. Om die reden hanteert het kabinet een stapsgewijze aanpak bestaande uit plannen voor de korte, middellange en lange termijn om voldoende opvang- en huisvestingscapaciteit te creëren. Stip op de horizon is in ieder geval de realisatie van een stabiel en flexibel opvanglandschap. De gezamenlijke inzet en verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen zal bepalen in hoeverre we hierin slagen.
Voor de precieze inhoud van de plannen verwijs ik naar de brief die uw Kamer op 24 juni 2022 heeft ontvangen.4 In de Kamerbrieven van 28 juli 2022 en 9 augustus 2022 wordt de actuele stand van zaken beschreven.5, 6 Tot slot wil ik benoemen dat de ontwikkelingen op het gebied van de crisisbesluitvorming elkaar razendsnel opvolgen. Dat heeft tot gevolg dat het beeld zeer snel verandert en het kabinet zich daar continu op moet aanpassen. Ik span mij, samen met mijn collega’s, in om uw Kamer tijdig en accuraat te informeren.
Kunt u per maatregel aangeven wat uw oordeel is?
Recent heb ik aanvullende maatregelen aangekondigd ter voorkoming en aanpak van overlast en criminaliteit door een in omvang beperkte groep asielzoekers. Een van de maatregelen betreft het opzetten van een nieuwe opvangmodaliteit, de zogeheten procesbeschikbaarheidslocatie (PBL). De PBL is bedoeld voor de opvang van asielzoekers met een kansarme asielaanvraag, te weten asielzoekers in spoor 1 (Dublinclaimanten) en spoor 2 (veilige landers). In de PBL zal een sober regime gelden. In het belang van het versneld afdoen van deze asielaanvragen wordt van betrokkenen vereist steeds beschikbaar te zijn op locatie. Van (semi)gesloten opvang is echter geen sprake, aangezien dit op juridische bezwaren stuit. De brief die ik op 29 juni 2022 aan uw Kamer heb gestuurd, bevat meer informatie over de PBL en andere maatregelen.7
Tevens wordt ingezet op versobering van de opvang(voorzieningen) van Dublinclaimanten op bestaande opvanglocaties. Dit houdt in ieder geval in dat betrokkenen bepaalde verstrekkingen, zoals artikelen voor persoonlijke hygiëne, in natura ontvangen. Ook andere mogelijkheden tot versobering worden bezien, dit met inachtneming van de uitvoeringsconsequenties. Een versoberd opvangregime is passend in het licht van de ambitie van een beperkte behandelduur van deze aanvragen en daarmee de beperkte verblijfsduur in de opvang.8
Verschillen fraudevormen zijn reeds strafbaar. Asielzoekers die fraude plegen of anderszins onheus gebruik maken van de asielprocedure, maken misbruik van de geboden gastvrijheid. Ik voeg hieraan toe dat ook bestuursrechtelijke sancties kunnen worden getroffen. Toepassing hiervan ligt meer in de rede, aangezien het vreemdelingenrecht een onderdeel is van het bestuursrecht. Bovendien moet het strafrecht worden beschouwd als ultimum remedium. Belangrijke bestuursrechtelijke sanctie om te noemen is de mogelijkheid om een reeds verleende verblijfsvergunning in te trekken. Om tot intrekking over te gaan moet evenwel aan de strenge voorwaarde worden voldaan dat er concreet bewijs is dat onjuiste gegevens zijn verstrekt in de procedure en dat die gegevens bovendien van doorslaggevend belang zijn geweest bij het toekennen van een vergunning.
De mogelijkheid om een «nieuwe» asielaanvraag te doen, is verankerd in Europese wet- en regelgeving. Hieraan ligt ten grondslag dat na afwijzing van een eerste asielaanvraag altijd sprake kan zijn van veranderde omstandigheden, zowel in het land van herkomst als in de situatie van de persoon zelf. Aangezien dit tot gevolg kan hebben dat terugkeer niet mogelijk is, dient het mogelijk te zijn om een nieuwe aanvraag in te dienen. Wel kan worden ingezet op een snelle afhandeling van dergelijke aanvragen. Snelle procedures kunnen immers de prikkel wegnemen om nieuwe kansloze aanvragen te doen. In een speciale «opvolgende aanvraagkamer» geeft de IND hier al uitvoering aan. Naast snelle procedures is een ontmoedigingsmaatregel op het terrein van rechtsbijstand ingevoerd. Daar geldt namelijk dat een lagere vergoeding wordt toegekend bij herhaalde asielaanvragen die worden afgewezen.
Overlastgevend of gewelddadig gedrag is volstrekt onacceptabel. Er bestaat al een breed pakket aan stevige maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan de persoonsgerichte aanpak van asielzoekers die de meeste overlast veroorzaken («Top-X-aanpak»), de maatwerkgerichte inzet van ketenmariniers en de financiering van lokale maatregelen om overlastgevende asielzoekers aan te pakken. Aanvullende maatregelen ter voorkoming en aanpak van overlast en criminaliteit zijn ook voorzien. Naast het opzetten van een PBL (zie onder 1) gaat het om nieuwe maatregelen om overlast op bestaande opvanglocaties tegen te gaan, inzet op vreemdelingenbewaring, toepassing van het middel van de ongewenstverklaring en aanpak van overlast in het openbaar vervoer.9 Veroordeling voor een (bijzonder) ernstig misdrijf kan onder bepaalde voorwaarden een grond zijn om geen verblijfsvergunning te verlenen.10
Ingevolge jurisprudentie van het EU-Hof van Justitie hebben Dublinclaimanten tot aan hun overdracht recht op opvang. Bij wijze van alternatief wordt ingezet op een snelle afhandeling van dergelijke aanvragen, gevolgd door overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat. Hiervoor is nodig dat de verantwoordelijke lidstaat de overdracht accepteert en dat de overdracht binnen de overdrachtstermijn plaatsvindt. Naast snelle procedures wordt ook gewerkt aan het opzetten van een PBL en het versoberen van de opvang(voorzieningen) op bestaande opvanglocaties (zie onder 1). Dit kan de komst en het verblijf in Nederland ontmoedigen en daardoor bijdragen aan een reductie van de benodigde opvangcapaciteit.
Het kabinet zet in op de realisatie van nieuwe aanmeldcentra, aanvullend op het reeds bestaande netwerk van gelijksoortige voorzieningen, zoals in Budel en Zevenaar. Uiteindelijke doel is de doorontwikkeling van de aanmeldcentra tot Gemeenschappelijke Vreemdelingen Locaties. Op 6 juli 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de zoektocht naar nieuwe aanmeldcentra heeft geleid tot een mogelijkheid op een kavel in Bant, op loopafstand van het bestaande azc in Luttelgeest.11 Met de ontwikkeling van een locatie aldaar ontstaat perspectief om de locatie Ter Apel structureel te ontlasten en de afhankelijkheid van die ene locatie te reduceren. Realisatie vindt bij voorkeur plaats met medewerking van de gemeente Noordoostpolder. Bij belangwekkende ontwikkelingen zal ik uw Kamer uiteraard informeren.
Op basis van de reprimande-regeling kunnen winkeldieven bij het eerste vergrijp een waarschuwing krijgen in plaats van strafvervolging. Het Openbaar Ministerie is bevoegd om te beslissen of de reprimande-regeling wordt toegepast en dit doet dit in samenspraak met politie. Omdat voor deze regeling landelijk gemaakte afspraken gelden, is het niet mogelijk de regeling specifiek voor Ter Apel af te schaffen. Het is aan de politie en het Openbaar Ministerie om prioriteiten te bepalen in de door hen opgepakte zaken. Tegen deze achtergrond heb ik de wens van de gemeente Westerwolde hieromtrent onder de aandacht gebracht bij de politie en het Openbaar Ministerie.
Recent zijn de uitkomsten van de verkenning naar een juridisch instrumentarium bekend gemaakt. Het kabinet concludeert dat het voor de realisatie van voldoende opvangcapaciteit nodig is om een wettelijke taak bij gemeenten te beleggen om opvangvoorzieningen beschikbaar te stellen. Daarnaast is het van belang dat deze wettelijke taak voor gemeenten zo wordt vormgegeven dat het toezicht bij onverhoopte taakverwaarlozing effectief te realiseren is. Daarmee wordt materieel een aanwijzingsbevoegdheid gecreëerd. Een nadere uitwerking van bovenstaande uitkomsten is nodig, gevolgd door de voorbereiding van een wetsvoorstel. In de brief die ik op 8 juli 2022 met uw Kamer heb gedeeld, staat een uitgebreide toelichting bij het juridisch instrumentarium.12
Asielzoekers moeten zich in ieder geval een keer melden bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, namelijk na aankomst in Nederland. Binnen de huidige kaders kunnen bepaalde processtappen namelijk alleen daar worden doorlopen, zoals identificatie en registratie en medische checks. Vervolgens gaan asielzoekers doorgaans naar een (crisis)(nood)opvanglocatie elders. Dat asielzoekers zich op verschillende momenten moeten melden in Ter Apel is dus eerder uitzondering dan regel, met de kanttekening dat het in de huidige situatie wel vaker voorkomt. Ook hier geldt dat maatregelen worden gezocht en getroffen om de locatie Ter Apel te ontlasten. Zo geldt sinds begin 2022 dat het niet voor alle nareizigers verplicht is om zich in Ter Apel te melden. In plaats daarvan kunnen zij terecht in Zevenaar. Momenteel wordt onderzocht of de doelgroep kan worden uitgebreid.13
Net als in 2020 en 2021 kunnen gemeenten ook in 2022 een aanvraag indienen voor een zogeheten specifieke uitkering voor maatregelen tegen overlast en criminaliteit door asielzoekers. Hiervoor heb ik in 2022 een budget van 1,25 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit is een verhoging ten opzichte van de ter beschikking gestelde budgetten in 2020 en 2021 (beide jaren 1 miljoen). De uitkering geeft gemeenten de mogelijkheid tot (gedeeltelijke) financiering van lokale (kleinschalige) maatregelen die het beste bij hun problematiek passen. In het concrete geval van de gemeente Westerwolde betekent dit dat de extra financiële middelen kunnen worden aangewend voor de inzet van extra BOA.14 Ook het COA financiert enkele BOA’s die lokaal worden ingehuurd en ingezet. Ik hecht eraan om te benoemen dat, ondanks alle maatregelen die worden getroffen, overlast en criminaliteit nooit helemaal voorkomen kunnen worden.
Wat onderneemt u verder om de nijpende situatie in Ter Apel te verhelpen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het Rode Kruis zich heeft teruggetrokken uit Ter Apel omdat vluchtelingen al 12 uur geen eten en drinken kregen? Hoe gaat u dit voorkomen in de toekomst?
Allereerst wil ik mijn dank betuigen aan het Rode Kruis voor het plaatsen van 50 tenten op het parkeerterrein bij Ter Apel. Ook op andere manieren helpen zij om de noden van asielzoekers te verlichten. Van het Rode Kruis begreep ik dat zij op 16 juni 2022 inderdaad hebben besloten om de tenten te verwijderen. De reden zou gelegen zijn in de constatering dat de organisatie geen goede ondersteunende hulp kon bieden. Ik snap dat het Rode Kruis zich grote zorgen maakt over de situatie in Ter Apel, met name op die bewuste dag. Om die reden heeft het kabinet op 17 juni 2022 besloten om de structuur voor nationale crisisbesluitvorming te activeren. Ik herhaal dat alle inzet binnen de crisisstructuur erop is gericht om de acute tekorten in de asielopvang op te lossen en daardoor de nijpende situatie in Ter Apel te verhelpen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 2 en 4.
Het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Het World Economic Forum (WEF) stuurt, zo is inmiddels bekend dankzij de correspondentie die het afgelopen half jaar door de regering is vrijgegeven, regelmatig brieven en uitnodigingen naar leden van het kabinet, brieven die echter zelden (lijken te) worden beantwoord door het kabinet. Is dit correct?
Uitnodigingen van het WEF zijn niet rechtstreeks beantwoord aan de organisatie van het WEF. Dit verliep via de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van Nederland te Genève. De PV Genève vormt de tussenschakel voor de ministeries en het WEF, en verzorgt de ondersteuning bij het coördineren van het bezoek van de Nederlandse bewindspersonen aan het WEF.
Of heeft de Kamer (nog) niet alle antwoorden die vanuit het kabinet naar het WEF zijn gestuurd ontvangen? Indien dit het geval is, kan de Kamer ook de antwoorden van het kabinet aan het WEF alsnog ontvangen?
Het verzoek dat destijds is gedaan, is geïnterpreteerd als direct contact tussen Den Haag en het WEF, niet het contact met de PV. De communicatie met en van de PV is wel opvraagbaar (zie het antwoord op vraag 3).
Tot slot, in de brief van 9 februari 20221 wordt Minister Kaag uitgenodigd door het WEF voor de jaarlijkse WEF bijeenkomst van 22 tot en met 26 mei in Davos. Heeft de Minister deze uitnodiging beantwoord? Indien dit niet het geval is, hoe kon het WEF in dat geval weten dat Minister Kaag naar deze bijeenkomst zou komen? Indien dit wel het geval is, kan de Kamer het antwoord van het kabinet op deze brief en uitnodiging van het WEF (alsnog) ontvangen?
Zoals hierboven beschreven, is dit via de PV Genève gecommuniceerd aan het WEF. In de bijlage treft u de bevestigingsmail van het Ministerie van financiën aan de PV Genève. De PV heeft dit mondeling medegedeeld aan het WEF.
Mbo-studenten die niet worden toegelaten in Utrechtse cafés, andere uitgaansgelegenheden en sportfaciliteiten |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u dat mbo-studenten meermaals zijn geweigerd bij Utrechtse horecagelegenheden, terwijl studenten van de hogeschool en de universiteit daar wel werden binnengelaten?1 Erkent u dat hier sprake is van discriminatoire gronden?
Het onnodig onderscheid maken in opleidingsniveau is ongewenst. Het mbo vormt samen met het hbo en wo een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden, ieder met zijn eigen waarden en unieke kwaliteiten. Duidelijk moet zijn dat mbo’ers onmisbaar zijn voor onze samenleving. Het vakmanschap en de innovatiekracht van de mbo’ers verdient waardering. Ik zet me daarom nadrukkelijk in voor een gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten ten opzichte van ho- en wo-studenten.
In antwoord op de vraag of er sprake is van discriminatoire gronden verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 5.
In hoeverre heeft u überhaupt zicht op de manieren waarop mbo-studenten in onze samenleving zoal worden uitgesloten, bijvoorbeeld ook bij studentenkortingen?
Ik zet me in voor een gelijkwaardige behandeling van álle studenten in Nederland, hierin zie ik nog vele mogelijkheden voor verbetering. Dat zit ook in bewustwording van taalgebruik, waarbij soms nog onnodig onderscheid wordt gemaakt tussen mbo-, ho- en wo-studenten.
De betrokkenheid van mbo-studenten in het studentenleven kan eveneens gelijkwaardiger. Ik ben daarom blij dat sinds dit jaar ook een groep mbo-studenten welkom is bij de algemene introductieweek in Utrecht. Ik hoop dat bestuurders van andere steden het goede voorbeeld van Utrecht overnemen.
Een gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten is ook een prioriteit en onderdeel van de Werkagenda mbo waar ik de Kamer dit najaar over zal informeren. Het JOB MBO, de organisatie die mbo-studenten vertegenwoordigt, werkt mee in de totstandkoming van deze Werkagenda. Zo spreken we niet alleen over jongeren en studenten, maar vooral ook met hen en houden we dankzij de signalen die zij afgeven zicht op de gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten.
Zijn er inmiddels gesprekken gevoerd met de café-eigenaar? Zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd?
Ik heb samen met wethouder Dennis de Vries op 5 juli een gesprek gevoerd met de café-eigenaar in kwestie. Waar studenten van het hbo en de universiteit beschikken over een fysieke studentenkaart, is dat voor een deel van de mbo-studenten niet het geval. Voorwaarde om de kroeg binnen te komen volgens de eigenaar is het laten zien van een fysieke studentenkaart.
Op dezelfde avond is er door mij samen met wethouder Dennis de Vries een positief en constructief gesprek gevoerd met studenten van de Utrechtse mbo-studentenraad SR030. Er zijn in Utrecht ook veel positieve ontwikkelingen rond de inclusiviteit van mbo-studenten, zoals deelname aan de introductieweek voor studenten, de mogelijkheid om te sporten bij de studentensportverenigingen en de eerste mbo-studentenvereniging in de stad.
Klopt het dat het wettelijk niet verboden is om mbo-studenten te weigeren?
Dat klopt inderdaad. Het staat een café-eigenaar vrij een doelgroepenbeleid te voeren waarbij het café op bepaalde momenten of structureel alleen toegankelijk is voor studenten die staan ingeschreven bij een hoger onderwijsinstelling. Personen die niet tot de doelgroep behoren kunnen dan de toegang worden geweigerd. Hoewel het wettelijk niet verboden is, hoop ik door in gesprek te gaan met de betrokken personen, wel een maatschappelijke norm te stellen en duidelijk te maken dat het weigeren van mbo-studenten op basis van hun opleidingsniveau onwenselijk is.
Zou discriminatie bij horecagelegenheden naar opleidingsniveau niet moeten vallen onder «of op welke grond ook» in artikel 1 van onze Grondwet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Artikel 1 van de Grondwet verbiedt álle mogelijke vormen van discriminatie, ook discriminatie naar opleidingsniveau. Artikel 1 van de Grondwet ziet echter in de eerste plaats op verticale rechtsverhoudingen, dat wil zeggen op de relatie tussen overheid en burgers. De burger die meent door een andere burger te worden gediscrimineerd vanwege zijn opleidingsniveau, kan daarom niet rechtstreeks een beroep doen op artikel 1 van de Grondwet.
In horizontale rechtsverhoudingen, waarmee de relatie tussen burgers onderling wordt bedoeld, kunnen burgers wel een beroep doen op verschillende gelijke behandelingswetten die op een aantal belangrijke maatschappelijke terreinen tot stand zijn gekomen, zoals de arbeidsmarkt en het aanbieden van diensten. Een voorbeeld hiervan is de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb).
In deze gelijke behandelingswetten wordt het recht op gelijke behandeling afgewogen tegen andere grondrechten, zoals de vrijheid van vereniging en de godsdienstvrijheid. Die afweging is voor een aantal belangrijke persoonskenmerken zoals geslacht, ras en godsdienst gemaakt, maar niet ten aanzien van onderscheid naar opleidingsniveau. Dit betekent dat de burger die meent door een andere burger te worden gediscrimineerd vanwege zijn opleidingsniveau geen beroep kan doen op de gelijke behandelingswetten.
Dit neemt niet weg dat ik een gelijkwaardige behandeling van studenten op basis van hun opleidingsniveau een belangrijk onderwerp vind. Dat is de reden dat ik over deze situatie het gesprek ben aangegaan, in de hoop dat het een bredere maatschappelijke discussie op gang brengt over hoe wij opleidingen erkennen en waarderen.
De oproep van provincies en gemeenten aangaande het realiseren van passende juridische kaders voor gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van provincies en gemeenten aangaande het realiseren van passende juridische kaders voor gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten?1
Ja
Deelt u de mening van de provincies en gemeenten dat gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten van groot belang zijn voor het grootschalig verduurzamen van woningen?
De verduurzaming van de gebouwde omgeving is urgent. Tot 2030 moeten er 1,5 miljoen koopwoningen worden geïsoleerd en verduurzaamd. Dat doel kan alleen worden gehaald als via we een mix van instrumenten inzetten, zoals toegelicht in het beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving (PVGO). Voor woningeigenaren betekent dat onder meer dat we werken aan bredere en betere financieringsmogelijkheden, duidelijke en goed toegankelijke informatie en volledige ontzorging voor wie dat wil.
Gebouwgebondenheid van een financierings- of ontzorgingsinstrument betekent dat deze gekoppeld is aan de woning en dat de betalingsverplichtingen, openstaande schuld en de eventuele dienstverlening door de aanbieder die de woning verduurzaamt bij verkoop van de woning automatisch overgaan op de volgende eigenaar. De achterliggende gedachte is dat de zekerheid dat de financiering overgaat drempels voor het verduurzamen van de woning kan wegnemen, bijvoorbeeld wanneer een huishouden verwacht binnen een paar jaar te verhuizen of voor ouderen die niet weten hoe lang ze nog in het huis blijven wonen.
Woningeigenaren hebben nu al verschillende aantrekkelijke mogelijkheden om de verduurzaming van hun woning te financieren, bijvoorbeeld een aanvullende verduurzamingshypotheek, de energiebespaarlening van het Nationaal Warmtefonds (vanaf 1 oktober 2022 tegen 0% rente voor lage inkomens) of een consumptief krediet bij een andere kredietverstrekker. Ook zijn er steeds meer initiatieven die woningeigenaren van A tot Z ontzorgen bij de verduurzaming van de woning. Met gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten is in Nederland nog vrijwel geen praktijkervaring opgedaan. Onderzoek laat echter wel zien dat bepaalde groepen woningeigenaren er belangstelling voor hebben.2 In die zin deel ik de mening van provincies en gemeenten dat gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten zouden kunnen bijdragen aan het halen van de doelen van het PVGO. Wel moet worden bezien of gebouwgebonden financiering verantwoord kan worden verstrekt gelet op de financiële positie van de consument.
Klopt het dat het ontbreken van passende juridische kaders het gebruik van gebouwgebonden financierings- en ontzorgingsinstrumenten in de weg zit? Bent u van plan deze knelpunten op te lossen?
In eerdere verkenningen is geconstateerd dat het uitgangspunt van volledige automatische overgang van financiering van eigenaar op eigenaar niet kon worden gerealiseerd.3 Een specifieke appreciatie van de Gemeentelijke Verduurzamingsregeling is gegeven in antwoorden op Kamervragen over die regeling van 19 mei 2020.4 Ik heb in het Commissiedebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving van 6 april jl. toegezegd te zullen bezien of en hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost. Ik hoop dit onderzoek op korte termijn te kunnen afronden en zal daarna uw Kamer informeren.
Kunt u een inhoudelijke reactie geven op deze oproep van provincies en gemeenten, en aangeven welke aanbevelingen u opvolging gaat geven?
Ik heb kennisgenomen van de oproep van provincies en gemeenten en de brief waarin Bouwend Nederland, Techniek Nederland, Nederlandse Vereniging Duurzame Energie, Stroomversnelling, Consumentenbond, Vereniging Eigen Huis en De Nederlandse Verwarmingsindustrie de oproep van provincies en gemeenten ondersteunen. Ik betrek de aanbevelingen in het onderzoek, maar kan hier op dit moment nog niet inhoudelijk op reageren.
Kunt u nader ingaan op de Gemeentelijke Verduurzamingsregeling (GVR) van de gemeente Wijk bij Duurstede, wat de knelpunten en kansen van deze regeling zijn, en op welke manier deze regeling breed inzetbaar kan worden gemaakt?2
De Gemeentelijke Verduurzamingsregeling en Gebouwgebonden Verduurzamingsdienst hebben gemeenschappelijk dat met de woningeigenaar een plan wordt gemaakt voor vergaande verduurzaming van de woning bestaande uit een combinatie van maatregelen als spouwmuur-, vloer- en dakisolatie, HR++ glas, ventilatie, zonnepanelen of een (hybride) warmtepomp. Eén aanbieder is verantwoordelijk voor het totale pakket, coördineert de uitvoering, garandeert tot op zekere hoogte de energieprestatie van de verduurzaamde woning en biedt nazorg. De woningeigenaar wordt hiermee volledig ontzorgd.
De maandelijkse termijnen die de woningeigenaar betaalt, zijn gekoppeld aan de verwachte, met erkende rekenmethoden berekende besparing op de energierekening, uitgaande van een looptijd van 30 jaar waarin de huidige en volgende eigenaren de investering terugbetalen. Bij beide initiatieven is de basisgedachte dat de financieringsoplossing verantwoord is voor de consument, omdat de maandelijkse termijnen kunnen worden betaald uit de besparing op de energierekening en de woning in principe woonlastenneutraal wordt verduurzaamd.
Beide initiatieven gebruiken een verschillend juridisch kader. De Gemeentelijke Verduurzamingsregeling heeft een publiekrechtelijk karakter: de woningeigenaar betaalt de maandelijkse termijnen aan de gemeente in de vorm van een op verzoek van de woningeigenaar opgelegde baatbelasting. De gebouwgebonden verduurzamingsdienst heeft een privaatrechtelijk karakter: de woningeigenaar betaalt de maandelijkse termijnen rechtstreeks aan de aanbieder van de dienst, als vergoeding voor de geleverde energieprestatie inclusief service, onderhoud en vervanging van installaties.
Ik doe samen met de Ministers voor Klimaat en Energie, van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek naar beide initiatieven. Op uw vraag naar de knelpunten, kansen en of en op welke manier beide initiatieven breed inzetbaar kunnen worden gemaakt, kom ik spoedig terug.
Kunt u nader ingaan op de Gebouwgebonden Verduurzamingsdienst van gemeente Amersfoort, wat de knelpunten en kansen van deze regeling zijn, en op welke manier deze regeling breed inzetbaar kan worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 5.