Het bericht dat CO2-opslag in de Noordzee toch doorgaat |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met onderstaand bericht?1
Ja.
Wat zijn de kosten voor de Nederlandse belastingbetaler?
Nederland heeft in 2010 een subsidie van € 150 miljoen toegekend aan het ROAD-project.
Komt deze CO2-opslag er alleen maar vanwege uw klimaatbeleid, of zijn er nog andere redenen? Zo ja, welke?
In het Energieakkoord is vastgesteld dat om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zal zijn. CCS kan worden toegepast zowel in de industrie als ook bij gas- en kolencentrales.
Nederland kan ook profiteren van CCS door de opgedane kennis te gelde te maken. Nu ontvangt bijvoorbeeld een onderzoeksinstituut als TNO al CCS gerelateerde opdrachten uit het buitenland.
Deelt u de mening dat er sowieso geen CO2 in de bodem Noordzee mag, en zeker niet zolang de gevaren voor de flora en fauna op lange termijn niet geheel duidelijk zijn? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet. Uit de voor het ROAD-project opgestelde Mileueffectrapportage blijken geen nadelige milieueffecten, noch in de aanlegfase noch in de gebruiksfase2.
Waarom gaat u door waar marktpartijen en investeerders zich terugtrekken? Heeft dit iets met Brussel te maken?
Er is geen sprake van dat investeerders zich terugtrekken. De twee betrokken bedrijven bij ROAD (GdF SUEZ en E.on) hebben onlangs bevestigd dat ze zich blijven inzetten om ROAD van de grond te krijgen.
Het gebruik van levende dieren bij militaire oefeningen. |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Brits leger houdt schietoefeningen op levende varkens»?1
Ja.
Kent u het bericht «Goats hacked apart in military training»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het gebruik van levende dieren voor militaire oefeningen zoals hier bedoeld? Deelt u de mening dat het verwonden van dieren in militaire trainingen zo spoedig mogelijk beëindigd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Nederland hecht aan een respectvolle omgang met dieren. Dit is onder andere vastgelegd in het plan van aanpak dierproeven en alternatieven van 28 februari 2014 (Kamerstuk 32 336, nr. 27) en de Wet op dierproeven. De krijgsmacht beperkt zo veel mogelijk het gebruik van dieren voor militaire oefeningen. In voorkomend geval wordt het ongerief zo beperkt mogelijk gehouden. In overeenstemming met de wet, legt Defensie voorgenomen onderzoek met proefdieren voor aan de Dierexperimentencommissie (DEC).
Kunt u aangeven in welke landen schietoefeningen op levende dieren of traumatrainingen met gebruik van levende dieren voorkomen? Zo ja, bent u van mening dat dit past binnen de wettelijke kaders? Zo nee, waarom beschikt u niet over deze informatie?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar. Er zijn geen internationale afspraken of verplichtingen inzake dergelijke rapportages en ook in de praktijk wordt deze informatie niet uitgewisseld.
Kunt u aangeven of Nederlandse militairen, in Nederland of in het buitenland, trainingen volgen waar levende dieren gebruikt worden? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord en aangeven welke diersoorten dit betreft, hoe vaak, waar en op welke wijze dit plaatsvindt? Zo nee, waarom kunt u deze vraag niet beantwoorden?
In Nederland worden survivalopleidingen voor mariniers, commando’s en luchtvarenden gegeven. In deze opleiding leren de militairen onder zeer primitieve omstandigheden te overleven. Een onderdeel van de opleiding is het leren slachten van een kip of een konijn. Dit gebeurt onder supervisie van professionele instructeurs, die civiel zijn gecertificeerd volgens Nederlandse wet- en regelgeving. Op jaarbasis gaat het om ongeveer 300 kippen en konijnen.
Daarnaast worden jaarlijks cursussen gegeven om chirurgen, traumatologen en anesthesiologen te leren omgaan met letsels die in Nederland nauwelijks voorkomen, maar waarmee zij in de militaire praktijk wel kunnen worden geconfronteerd. In deze cursussen wordt vrijwel alleen gebruik gemaakt van alternatieven zoals slachthuismateriaal of het trainingssimulatielab. Voor de training traumachirurgie worden varkens ingezet, waarbij praktische vaardigheden worden opgedaan op stoffelijke overschotten van dieren en proefdieren onder narcose. Deze training is verplicht voor deze categorie medisch specialisten en biedt de enige mogelijkheid om levensreddende handelingen in de acute situatie na te bootsen. Het varken benadert de menselijke anatomie het dichtst. Het gaat jaarlijks om ongeveer twaalf varkens.
Deze cursussen worden gegeven in het Studiecentrum Medische Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar zijn proefdierdeskundigen in dienst die op grond van de Wet op de Dierproeven toezicht houden op de uitvoering van dierproeven en het welzijn van proefdieren. Zij adviseren de Dierexperimentencommissie (DEC) en de vergunninghouder (Radboud Universiteit Nijmegen).
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat bondgenoten van Nederland militaire trainingen verzorgen waarin dieren ernstig lijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw bezorgdheid hierover over te brengen aan uw ambtsgenoten in de betreffende landen?
Het al dan niet gebruiken van levende dieren bij militaire oefeningen is afhankelijk van nationaal beleid en nationale wetgeving. In voorkomend geval moet er een gedegen afweging worden gemaakt van het militaire belang en de veiligheid van de eigen militairen enerzijds en het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren anderzijds.
Bent u bereid toe te zeggen dat trainingen zoals hier bedoeld nooit door Nederlandse militairen gevolgd of georganiseerd zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit kan ik niet toezeggen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Ongunstige milieucondities in natuurgebieden |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Considerable environmental bottlenecks for species listed in the Habitats and Birds Directive in the Netherlands» gepubliceerd in Biological Conservation,1 waarin Wageningse wetenschappers tot de conclusie komen dat stikstof, onder meer uit de vee-industrie, en verdroging, ook al vanwege de intensieve landbouw in Nederland, de grootste problemen vormen voor de kwaliteit van de natuur in Nederland?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de onderzoekers dat een van de belangrijkste oplossingen voor het verbeteren van de natuurkwaliteit ligt in een duurzame landbouw?
Ik ben een voorstander van een verdere verduurzaming van de landbouw, dit draagt bij aan het verbeteren van de natuurkwaliteit. In mijn brief van 14 juni 2013, Kamerstuk 28 973, nr. 134, heb ik het kabinetsstandpunt inzake de omvang van de intensieve veehouderij en schaalgrootte uiteengezet en aangegeven op welke wijze het kabinet de noodzakelijke transitie tot een zorgvuldige en duurzame veehouderij de komende jaren gaat vormgeven.
En met de programmatische aanpak stikstof (PAS) worden ook bronmaatregelen in de veehouderijsector genomen, die samen met de herstel- en hydrologische maatregelen die ik met provincies heb afgesproken in het Natuurpact zorgen voor een verbetering van de natuurkwaliteit.
In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij hebben sector, maatschappelijke organisaties en overheden met elkaar 15 ambities voor de lange termijn vastgesteld voor een duurzame veehouderij. Ook EZ maakt onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Een van deze ambities is dat «gewenste soortenrijkdom in natuurgebieden niet wordt beperkt door de Nederlandse veehouderij. Ze herstelt de soortenrijkdom op eigen grond.» Op dit moment beziet het samenwerkingsverband hoe deze 15 ambities invulling kunnen krijgen in doelen per keten voor 2020.
Bent u bereid deze hoopgevende conclusie in te passen in uw natuurbeleid? Zo ja, welke beleidswijzigingen ten aanzien van de landbouw kan de Kamer tegemoet zien? Zo nee, waarom laat u zulke belangrijke kansen om de natuur in Nederland te versterken liggen?
Zie het antwoord op vraag 2. Ik laat overigens geen kansen liggen om de natuur te versterken. Juist de PAS is een voorbeeld van het pakken van kansen.
Bent u bereid om een uitgebreide reactie op het artikel en de beantwoording van deze vragen zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze nog kan betrekken bij de voortzetting van het debat over de wijziging Natuurbeschermingswet 1998 (Programmatische Aanpak Stikstof)?
Het artikel geeft een overzicht van de milieuproblemen in ons land en de gevolgen daarvan voor onze natuur. Dit overzicht biedt voor mij geen nieuwe inzichten. Vergelijkbare conclusies hebben juist geleid tot het besluit om met een programmatische aanpak voor stikstof te gaan werken en afspraken te maken over aanvullende hydrologische maatregelen.
Ultrasone kattenverjagers |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Is de verkoop en/of plaatsing van ultrasone kattenverjagers1, die een 10 kHz toon (of hoger) met een geluidsterkte van 140 dB produceren, toegestaan op de Nederlandse markt? Zo nee, bent u bereid om handhavend op te treden tegen de verkoop, ook via internet en postorderbedrijven, en/of de plaatsing van ultrasone kattenverjagers? Zo ja, is de plaatsing vergunningplichtig, zoals het geval is met Mosquito’s2? Welke wettelijke eisen worden gesteld aan dergelijke apparaten? Voldoen de apparaten die in de handel zijn aan deze eisen?
De verkoop en plaatsing van ultrasone dieren- en jongerenverjagers is niet verboden noch zijn deze vergunningplichtig, afgezien van algemene bepalingen over overlast in de APV’s van de gemeenten. Wel zijn deze apparaten onderworpen aan het Warenwetbesluit electronische producten dat er voor moet zorgen dat consumentenartikelen geen gevaar of schade bij normaal gebruik mogen opleveren. Ik verwijs hierbij ook naar het eerder gegeven antwoord op vragen van het lid Thieme van de Partij van de Dieren (TK 2008–2009, nr. 3730).
Het apparaat om katten mee te verjagen produceert een toon van 21.000 Hz. Dat is een hoge frequentie; 1.000 Hz wordt al als behoorlijk hoog ervaren en de hoogste toon van de piano ligt rond de 4.000 Hz. De hoogste frequentie die mensen kunnen waarnemen ligt rond de 20.000 Hz, maar met de leeftijd neemt de waarneming van hoge frequenties snel af: jonge kinderen kunnen tonen van 20.000 Hz net horen, bij 30 jaar is dat al gedaald tot 15.000 Hz en bij 60 jaar tot 12.000 Hz. Katten zijn in principe wel gevoelig voor deze hoge frequenties.
Naar aanleiding van een klein aantal klachten zijn door de Nederlandse Voedsel en Warenauthoriteit (NVWA) enige kattenverjagers/dierverdrijvers onderzocht op de volgende gevaren: gehoorschade, andere fysieke schade door overlast en schade aan dieren. Bij een enkel toestel zijn de meetwaarden tot op een afstand van 7 meter hoog te noemen. Er kan echter pas na een blootstelling van 8 uur sprake zijn van een gezondheidsrisico. Een dergelijke lange duur van de geluidsblootstelling van dit toestel treedt bij normaal gebruik niet op.
Indien er geen wettelijke eisen gesteld worden, bent u bereid eisen te stellen aan de maximale geluidbelasting door ultrasone kattenverjagers buiten de erfgrens, dan wel de verkoop en/of de plaatsing van dergelijke apparaten geheel te verbieden?
Nee, zie vraag 1.
De aanpak van broodfok en malafide hondenhandel |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bereid om, met het oog op uw toezegging om over anderhalf jaar resultaten van uw beleid om broodfok en malafide hondenhandel aan te pakken, de Kamer een overzicht te sturen van de situatie zoals deze nu is, zodat daadwerkelijk beoordeeld kan worden of uw aanpak succesvol is of dat een aanvullende aanpak nodig is?
Ik heb uw Kamer toegezegd om over anderhalf jaar de balans op te maken en na te gaan waar we dan staan. Er worden op dit moment diverse stappen gezet die beogen het welzijn van honden te verbeteren. Het betreft onder andere nieuwe regels voor bedrijfsmatige handel in gezelschapsdieren per 1 juli 2014, de uitwerking van de nieuwe Europese regels met betrekking tot het verstrekken van paspoorten per 1 januari 2015, afspraken over impulsaankopen met advertentiewebsites en andere relevante partijen en een gezonder fokbeleid in samenwerking de sector.
Met onderstaande antwoorden wordt een overzicht gegeven van de huidige aantallen controles en hercontroles, geconstateerde overtredingen en aantallen geregistreerde dieren.
Kunt in kaart brengen welke overtredingen er bij broodfokkers geconstateerd worden, zoals het verwaarlozen, niet socialiseren en ondervoeden van de honden, maar ook het frauderen met inentingen en identificatie en registratie? Zo nee, waarom niet?
Voor bedrijfsmatige fokkers en handelaren gelden diverse voorschriften waaronder het verbod op verwaarlozen, mishandelen of te vroeg scheiden van pups en moederdier, de voorschriften van het Honden- en Kattenbesluit ’99 (HKB), de Europese verplichting te enten tegen hondsdolheid bij invoer en intracommunautair verkeer en de verplichte identificatie en registratie van honden. Daarnaast kan ook valsheid in geschrifte een overtreding vormen indien bijvoorbeeld paspoorten of in- en uitvoerdocumentatie niet naar waarheid worden ingevuld.
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) zien toe op de naleving van deze regels bij bedrijfsmatige fokkers en handelaren tijdens inspecties. Daarnaast worden door NVWA, LID of politie, meldingen over misstanden onderzocht en in daarvoor in aanmerking komende gevallen opsporingsonderzoeken gestart naar aanleiding van deze meldingen.
In 2013 geconstateerde overtredingen betroffen onder andere verwaarlozing en ernstige hygiëneproblemen, ontbrekende officiële documenten en ontoereikende of ontbrekende vaccinatie. Ook is vervalsing van vaccinatiebewijzen geconstateerd. Ten slotte werd er in enkele gevallen geconstateerd dat bij transport niet aan de transportverordening werd voldaan.
Kunt u in kaart brengen hoeveel controles er de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden bij broodfokkers en met welke handhavingscapaciteit u deze controles heeft gerealiseerd? Zo ja, kunt u hierbij vermelden in welke periode dit was, om hoeveel broodfokkers dit ging en hoeveel honden deze broodfokkers hadden? Zo nee, waarom niet?
De NVWA heeft in 2012 97 controles uitgevoerd ter controle op de naleving van de voorschriften van het HKB (waarbij indien aan de orde ook de andere hiervoor genoemde voorschriften worden meegenomen). De NVWA heeft daarnaast in 2012 ook 45 controles uitgevoerd gericht op de overige in vraag 2 genoemde voorschriften. In 2012 zijn naar aanleiding van deze controles 32 hercontroles uitgevoerd.
De NVWA heeft in 2013 86 keer gecontroleerd op de naleving van het HKB. De NVWA heeft daarnaast 41 controles uitgevoerd gericht op de overige genoemde voorschriften gerelateerd aan de handel in honden. In 2013 zijn naar aanleiding van deze controles 42 hercontroles uitgevoerd.
De LID heeft in 2012, 103 controles uitgevoerd op de naleving van de voorschriften van het HKB. In 2013 heeft de LID op 167 locaties in Nederland een of meerdere controles uitgevoerd waarbij sprake was van het bedrijfsmatig houden van honden. In totaal hebben deze 167 bedrijfsmatige adressen geleid tot 249 fysieke controles. Bij 142 controles daarvan was sprake van HKB-controles waarbij voornamelijk is gekeken naar de HKB vereisten zoals inrichting, vakbekwaamheid en registratie. De 107 andere controles op bedrijfsmatige adressen is voornamelijk gecontroleerd op mogelijke overtreding van de verzorging en voeding van de honden.
De NVWA heeft in 2012 en 2013 respectievelijk 3 en 3,2 fte specifiek ingezet voor het toezicht op de handel in honden.
De LID beschikt over 14,7 fte voor het uitvoeren van de toezichtscontroles en de tweedelijnshandhaving voor alle meldingen van mishandeling en verwaarlozing van gezelschapsdieren waaronder ook de vorengenoemde HKB controles en het onderzoek naar meldingen. Een specifieke uitsplitsing voor alleen honden is hier zeer lastig te maken.
Daarnaast beschikt de politie over taakaccenthouders die in eerste instantie een melding over mishandeling of verwaarlozing van een gezelschapsdier onderzoeken. Een uitsplitsing naar de capaciteit ingezet voor meldingen van misstanden bij honden is hierbij niet te maken.
De NVWA en de politie registreren het aantal gecontroleerde honden niet. Dit zou leiden tot disproportionele administratieve lasten. Ook voor de LID zou het inzichtelijk maken van het totaal aantal honden gemoeid met deze controles op dit moment zeer veel tijd in beslag nemen.
In beginsel worden controles door de NVWA en de LID niet aangekondigd. Indien sprake is van een last onder bestuursdwang (waaraan moet worden voldaan binnen een bepaalde termijn) kan de controle uiteraard worden verwacht na afloop van de gegeven termijn.
Kunt u duidelijk maken hoeveel van de ontdekte broodfokkers gesloten zijn en hoeveel er herhaaldelijk gecontroleerd zijn? Waren dit aangekondigde of onaangekondigde controles? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke wijze controleert u de betrokkenheid van dierenartsen bij de malafide praktijken van broodfokkers en welke mogelijkheden ziet u voor een scherpere aanpak op dit gebied? Deelt u de mening dat dierenartsen die meewerken aan broodfok en malafide dierenhandel niet langer als dierenarts zouden mogen werken? Zo ja, bent u bereid om te laten onderzoeken op welke wijze dierenartsen die meewerken aan broodfok en malafide dierenhandel (bestuursrechtelijk) kunnen worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Dierenartsen zijn gehouden zich te gedragen overeenkomstig artikel 14 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990. Zij mogen niet tekortschieten in de zorg die zij behoren te geven aan dieren met betrekking tot welke hun hulp is ingeroepen of die in nood verkeren. Zij mogen voorts ten algemene niet tekortschieten in hetgeen van hen als beoefenaar van de diergeneeskunde mag worden verwacht, zodanig dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kan ontstaan. Bij schending hiervan kunnen zij worden voorgeleid bij het veterinair tuchtcollege en, afhankelijk van de situatie, mogelijk ook strafrechtelijk worden vervolgd. Dit creëert mijns inziens voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden indien daar aanleiding toe is.
Voor wat betreft de specifieke problematiek van hondenhandel, besteedt de NVWA daarnaast op verschillende manieren aandacht aan de voorlichting aan dierenartsen met betrekking tot de naleving van de wetgeving op het terrein van voorschriften voor (bedrijfsmatige) houders van honden (presentaties, informatie op website e.d.). De NVWA ontplooit dergelijke activiteiten bij gelegenheid in samenwerking met de beroepsorganisatie van dierenartsen (KNMvD).
Kunt u uiteenzetten hoe vaak een door de handhavingsdiensten geconstateerd geval van broodfok of malafide handel daadwerkelijk voor de rechter is gebracht en hoe vaak dat uiteindelijk niet is gebeurd? Bent u bereid alsnog de mogelijkheden te verkennen om een Landelijk Officier Dierenwelzijn aan te stellen, zodat de opsporing die we weten te realiseren ook echt tot een goede bestraffing leidt? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Deze informatie kan niet uit de systemen van het Openbaar Ministerie (OM) worden gegenereerd. Het OM registreert niet op «broodfok» en «malafide hondenhandel». Om de informatie over overtredingen van vorengenoemde voorschriften alsnog boven tafel te krijgen zouden door het OM alle in behandeling genomen zaken ter zake van dierenmishandeling handmatig moeten worden doorgenomen. Dit zou zeer veel tijd en capaciteit van het OM vergen en is derhalve niet proportioneel.
Het College van Procureurs-generaal heeft mij bericht vooralsnog geen aanleiding te zien voor het aanstellen van een dergelijke Landelijke Officier. Hierover heb ik uw Kamer ook geïnformeerd in mijn brief toezeggingen dierenwelzijn. De diverse parketten van het OM beoordelen in zaken waarin het welzijn van dieren strafrechtelijk in het geding is of vervolging op zijn plaats is.
Kunt u aangeven welke straffen zijn opgelegd aan veroordeelde broodfokkers en hoe vaak de maximale strafmaat is gehanteerd? Wat was in voorkomende gevallen de reden om geen maximumstraf op te leggen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat een houdverbod als zelfstandige straf een effectief strafinstrument kan zijn om te voorkomen dat opnieuw dieren het slachtoffer worden van een veroordeelde broodfokker? Kunt u aangeven wanneer u meer informatie heeft over het eventueel uitwerken van een houdverbod als zelfstandige straf? Zo nee, waarom niet?
Een houdverbod kan op dit moment op twee manieren worden opgelegd: als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf, en als (onderdeel van) een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Deze twee mogelijkheden hebben de voorkeur boven een houdverbod als zelfstandige straf. Een maatregel kan, in tegenstelling tot een straf, ook worden opgelegd indien geen sprake is van schuld (bijv. in het geval van ontoerekeningsvatbaarheid). Indien een houdverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd kan bij overtreding van het houdverbod onmiddellijk worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf en is er dus sprake van een lik-op-stuk aanpak, zonder rechtelijke tussenkomst.
Ik zie derhalve geen meerwaarde in een houdverbod als zelfstandige straf.
Op welke wijze gaat u controleren of de regels uit het Besluit gezelschapsdieren omtrent het fokken en socialiseren van dieren worden nageleefd en welke capaciteit maakt u daarvoor vrij? Kunt u daarnaast aangeven op welke termijn het Besluit gezelschapsdieren in werking zal treden?
De NVWA zet in 2014 circa 4 fte in voor handhaving en toezicht op de regels geldend voor gezelschapsdieren gepland waaronder de voorschriften omtrent fokken en socialisatie. De LID verdeelt haar capaciteit (14,7 inspecteurs) tussen het toezicht op de naleving van regels voor gezelschapsdieren en de afhandeling van meldingen van dierenmishandeling en verwaarlozing.
De handhavingsdiensten werken op dit moment aan nadere werkafspraken om te komen tot een uniforme handhaving van de nieuwe regelgeving gebaseerd op de Wet Dieren. Hierover zal rondom de inwerkingtreding worden gecommuniceerd.
Het Besluit houders van dieren (waarin het besluit gezelschapsdieren is verwerkt) treedt naar verwachting in werking op 1 juli 2014.
Kunt u uiteenzetten wat op dit moment de stand van zaken is met betrekking tot de sinds 1 april 2013 verplichte identificatie en registratie van honden? Kunt u aangeven hoeveel honden er geregistreerd zijn, hoeveel honden er de afgelopen jaren verkocht zijn, hoeveel controles er sinds 1 april geweest zijn, hoe de handhaving verloopt, of u meer zicht op de handel in honden heeft en of er nog aanpassingen te verwachten zijn? Zo nee, waarom niet?
Tot 14 februari 2014 zijn 86.332 honden geregistreerd in de 8 aangewezen databanken. Er zijn in die periode 67.250 geboortemeldingen gedaan en 71.959 honden door een nieuwe houder geregistreerd hetgeen duidt op de verkoop of overdracht van een hond. De NVWA en LID nemen de controle op identificatie en registratie hond mee tijdens de controles op de overige regelgeving. Tot nu zijn er door de NVWA 22 overtredingen geconstateerd met betrekking tot deze regelgeving.
Handhaving vindt primair plaats via het bestuursrecht, bijvoorbeeld door middel van een last onder dwangsom. Bij niet herstellen van de overtredingen wordt de dwangsom verbeurd. Deze financiële prikkel moet overtreders ertoe bewegen de overtreding op korte termijn op te heffen. Zo nodig wordt daarnaast het strafrecht ingezet.
I&R hond helpt bij het in kaart brengen van handelsstromen en ook het bepalen of fokkers bedrijfsmatig dan wel hobbymatig handelen zodat niet naleving van het honden- en kattenbesluit kan worden vastgesteld. Ook helpt I&R honden te relateren aan een bepaalde handelaar hetgeen helpt bij de opsporing van overtredingen. Omdat de verplichting geldt voor pups duurt het enige tijd voordat de databanken een volledig beeld kunnen geven. Ik heb geen voornemens tot wijziging van deze regels.
Op welke wijze controleert u de identificatie en registratie van honden en voorkomt u fraude met chips? Deelt u de mening dat registratie van pups in aanwezigheid van de moederhond, door een bonafide dierenarts, de kans op fraude aanzienlijk kan verkleinen? Zo ja, bent u bereid alsnog over te gaan tot het verplichten van de aanwezigheid van de moederhond bij de registratie van elke pup of deze mogelijkheid in elk geval te overwegen in uw aanpak? Zo nee, waarom niet?
Tijdens controles op de naleving van het HKB of de veterinaire regels bij invoer of intracommunautair verkeer wordt de naleving van de identificatie en registratieplicht meegenomen.
Als bij koop of chippen van een pup een hond wordt getoond waarvan gezegd wordt dat dit de moeder is, geeft dit onvoldoende bewijs dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Het daadwerkelijk aantonen leidt tot een verzwaring van administratieve lasten die ik niet wenselijk vind.
Bent u bereid maatregelen te nemen zodat dat malafide hondenhandelaren buitenlandse paspoorten van een hond niet meer kunnen vervangen door Nederlandse paspoorten, en dus pups uit Oost-Europa niet meer als Nederlandse pup kunnen verkopen? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Omdat een paspoort voor in Nederland verblijvende dieren geen verplicht document is kan ook niet worden geëist dat een buitenlands paspoort niet mag worden vervangen door een Nederlands exemplaar. Omdat ik uw mening deel dat het wenselijk is de herkomst van een dier te kunnen achterhalen, dient het land van herkomst bij invoer verplicht te worden geregistreerd in de databank waarin de handelaar zijn honden registreert (artikel 9 Besluit identificatie en registratie van dieren).
Het fokken en doden van gezonde dieren in dierentuinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de jonge giraf die in een Deense dierentuin is en gedood om inteelt te voorkomen?1 Wat vindt u van de handelwijze van deze dierentuin?
Ja. Als een dierentuin een dier niet kan uitplaatsen naar een andere geschikte dierentuin, dan kan een dierentuin in het uiterste geval voor euthanasie kiezen.
Vindt u het ethisch verantwoord als dierentuinen fokken met dieren om de jongen na enige tijd weer af te maken? Zo ja, kunt u uitleggen waarom u dat verantwoord vindt?
In 1999 is de EU-richtlijn betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen in werking getreden. Deze richtlijn geeft aan dat dierentuinen een rol vervullen bij het behoud van de biologische diversiteit.
Dit kan door deelname aan onderzoek of fokprogramma’s. Daarnaast zijn er verplichtingen op het gebied van bewustmaking van het publiek, diergezondheid en dierenwelzijn, voorkomen dat dieren ontsnappen en dat ongedierte binnendringt en het bijhouden van een register over de collectie in de dierentuin. In het Dierentuinenbesluit, dat strekt tot implementatie van de richtlijn, zijn deze elementen opgenomen.
Jonge dieren zijn aantrekkelijk voor het publiek. Het fokken gebeurt echter om andere redenen. Het fokken van dieren heeft niet alleen een relatie met bovengenoemde biodiversiteit, maar ook met het welzijn en de gezondheid van de dieren. Het krijgen van jongen is belangrijk voor het natuurlijke gedrag van het moederdier, de kudde en ook veterinair gezien gewenst. Leidt dit tot teveel dieren dan wordt eerst gekeken of dieren uitgeplaatst kunnen worden naar een andere geschikte dierentuin die minstens dezelfde voorzieningen kan bieden. Het Dierentuinenbesluit schrijft dit voor. Met een dergelijke transfer worden gezonde dieren over dierentuinen verspreid, wat ook een bijdrage levert aan een sterke fokgroep. Mocht een transfer niet lukken dan kan worden besloten om een dier te euthanaseren. Deze beslissingen worden niet lichtvaardig genomen en zijn belastend voor alle betrokkenen.
Erkent u dat het voor dierentuinen erg aantrekkelijk is om te fokken met hun dieren, omdat jonge dieren enorme publiekstrekkers zijn waarmee dan ook gericht wordt geadverteerd? Erkent u dat dit kan leiden tot verschillende problemen, waaronder een overschot aan dieren die vervolgens moeten worden verhuisd of zelfs worden gedood? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten hoeveel dieren er jaarlijks gefokt worden in Nederlandse dierentuinen? Kunt u hiertoe een overzicht geven met de aantallen en diersoorten per dierentuin?
Het komt ook in Nederland voor dat gefokte dieren worden gedood. Dierentuinen leveren ieder eerste kwartaal van het jaar een overzicht van de geboren, gestorven, verworven en uitgeplaatste dieren aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Deze overzichten worden beoordeeld op excessen en risico’s. Zo nodig vindt een hercontrole plaats van de volledige dierregistratie in de dierentuin. RVO.nl werkt hierin nauw samen met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). RVO.nl heeft voor deze werkwijze gekozen, omdat zo efficiënt en met de minste lasten voor de sector zicht gehouden wordt op transacties, geboorte en sterfte in dierentuinen.
Dit impliceert dat door RVO.nl niet alle details worden gevraagd en berekend, maar wel dat excessen en risico’s zichtbaar worden. Excessen en risico’s komen met betrekking tot overtollige dieren niet voor.
Er zijn geen aanwijzingen dat er duidelijk meer dieren sterven dan op basis van het natuurlijke verloop verwacht zou mogen worden.
Kunt u bevestigen dat ook in Nederlandse dierentuinen «overtollige» dieren worden gedood?2 Kunt u uiteenzetten in welke dierentuinen dat de afgelopen 5 jaar is gebeurd, om welke dieren het ging, om welke aantallen en wat de reden was voor het doden van deze gezonde dieren en wat de relatie was met het fokbeleid? Zo nee, waarom heeft u geen zicht op het fok- en dodingsbeleid in Nederlandse dierentuinen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat het, in tegenstelling tot Nederland, het in landen als Duitsland en Engeland al wettelijk verboden is gezonde dieren in te laten slapen? Bent u bereid in Nederland het inslapen van gezonde dieren eveneens te verbieden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Het is in Duitsland niet wettelijk verboden gezonde dieren in een dierentuin te doden. In het Duitse Tierschutzgesetz is bepaald dat dierentuindieren niet zonder gegronde redenen gedood mogen worden. De gegronde reden moet door de ambtelijke veterinaire instanties van de Landeskreis of de deelstaat worden vastgesteld.
Ook in Engeland bestaat geen algemeen verbod op euthanasie. In het document «Secretrary of State’s Standards of Modern Zoo Practice», (Department for Environment Food and Rural Affairs, 2012, pag. 34), staan voorwaarden genoemd waaronder euthanasie toegestaan is. Overpopulatie waardoor het welzijn van de dieren in gevaar komt, kan één van de voorwaarden zijn. Euthanasie is echter het uiterste middel en dient zorgvuldig afgewogen te worden.
Wat vindt u ervan dat door het huidige fokbeleid en de leefomstandigheden in dierentuinen er dieren moeten verhuizen, zoals gebeurde bij een groep van vier olifanten in Emmen omdat zij hun natuurlijk gedrag niet konden uitoefenen?3
Bij het fokken van dieren of de voortplanting in het algemeen, kan op enig moment de situatie ontstaan dat een dier niet in de groep past of deze op een bepaalde leeftijd moet verlaten. Ook kan een sociaal levende groep uiteen vallen. Deze situaties vinden ook in de natuurlijke leefomgeving plaats. Dierentuinen doen er dan verstandig aan om een oplossing te zoeken, zoals verhuizen naar een andere dierentuin waar de dieren naar behoren kunnen leven.
Hoe beoordeelt u ten algemene de ethische aanvaardbaarheid van het fokken van dieren in dierentuinen, waarbij steeds nieuwe jonge dieren gedoemd zijn tot een leven in gevangenschap ter vermaak van mensen? Hoe verhoudt het tentoonstellen van wilde dieren zich in uw optiek tot de intrinsieke waarde van het dier?
Het gaat in dierentuinen om een combinatie van conservatie, educatie, informatie en recreatie. Dierentuinen bereiken jaarlijks heel veel mensen en door de aan hun toebedeelde belangrijke rol bij bewustwording van het publiek goed op te pakken, hebben zij de mogelijkheid om mensen te informeren over de getoonde diersoorten en hen bewust te maken van de kwetsbaarheid van de natuurlijke leefomgeving van de dieren. Dit is van grote waarde voor het denken over natuurbehoud en uiteindelijk voor het natuurbehoud zelf. De intrinsieke waarde van de dieren is daarbij niet in het geding, omdat juist zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de eigenheid van de dieren, het welzijn en de gezondheid. Ik zie daarom geen reden om fokprogramma’s van dierentuinen aan banden te leggen.
Bent u bereid om, gelet op bovengenoemde ethische bezwaren, de fokprogramma’s van dierentuinen aan banden te leggen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de regels van de European Association of Zoos and Aquaria (EAZA) die het doden van een gezond dier ter voorkoming van inteelt kennelijk toelaten?
Fokprogamma’s hebben tot doel om dierentuinpopulaties gezond te houden en daar past geen inteelt bij. Mocht deze situatie zich voordoen dan is euthanasie de laatste keuze. De overwegingen daarvoor zijn vastgelegd in het euthanasiestatement van de EAZA. Meestal is euthanasie niet nodig en wordt voor het dier een plek gevonden in een geschikte dierentuin.
Kunt u aangeven of de betreffende EAZA regels tot stand zijn gekomen in particuliere overeenstemming tussen de leden of vanuit Europese regelgeving, wat de dierentuin in Kopenhagen verklaard heeft?4 Bent u bereid om u in te zetten voor een forse aanscherping van de Europese en/of EAZA regels opdat fokprogramma’s worden ingeperkt en er geen gezonde dieren meer mogen worden gedood in Europese dierentuinen?
De EAZA regels zijn een interne aangelegenheid van de leden van de EAZA. Daarnaast dienen dierentuinen vanuit Europese regelgeving mee te doen aan onderzoek of aan fokprogramma’s, zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 2. Er is geen reden om de regels van fokprogramma’s aan te scherpen, want de EAZA gaat daar al prudent mee om.
Aanscherping van de regels, waardoor dieren minder of geen jongen meer krijgen, kan zelfs nadelig zijn voor het welzijn, de gezondheid, de biodiversiteit en de educatie. De twaalf dierentuinen die aangesloten zijn bij de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen en de EAZA, ontvangen jaarlijks circa 10.000.000 bezoekers. Het is in het belang van de educatie dat deze dierentuinen de dieren op een zo natuurlijk mogelijke wijze kunnen tonen.
Kunt u aangeven of de EAZA Europese subsidies ontvangt in enigerlei vorm? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord over de omvang en het doel van deze subsidies?
De EAZA ontvangt geen Europese subsidies.
Kunt u aangeven hoeveel inspecties op naleving van de voorwaarden waaronder de vergunningen voor dierentuinen zijn afgegeven, er de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De NVWA inspecteert in samenwerking met RVO.nl binnen een tijdsbestek van drie jaar alle 54 dierentuinen. In 2012 zijn 15 dierentuinen geïnspecteerd, in 2013 zijn 26 dierentuinen geïnspecteerd en in 2014 worden 25 dierentuinen geïnspecteerd. Zes van deze dierentuinen worden elk jaar geïnspecteerd, omdat zij ook opslaghouder zijn voor in beslag genomen dieren.
De aanpak van Wildlife crime |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid de mededeling van de Europese Commissie over de aanpak van de Europese Unie (EU) inzake de bestrijding van de handel in wilde dieren en planten op de politieke agenda te zetten?1
In het BNC fiche dat op 14 maart jl. aan uw Kamer is gezonden, wordt aangekondigd dat een schriftelijke reactie aan de Commissie zal worden verstuurd naar aanleiding van de Mededeling. Deze reactie zal met uw Kamer worden gedeeld.
Nederland zal ook vertegenwoordigd zijn op de conferentie die de Commissie op 10 april 2014 organiseert om de Mededeling met stakeholders te bespreken.
Heeft Nederland de eerdere aanbeveling van de Europese Commissie uit 2007 van EU-regels met betrekking tot de handel van ingevolge de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) beschermde diersoorten te verbeteren, overgenomen en uitgevoerd?2 Zo ja, welke stappen, zoals een nationaal actieplan, afschrikwekkende straffen voor strafbare feiten op dit vlak en gebruik van risicobeoordelingen en analyses van inlichtingen, zijn overgenomen en uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft aanbeveling 2007/425/EC uitgevoerd. De Commissie beveelt daarin de lidstaten aan de handhaving van EG raadsverordening 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten te versterken en een aantal acties te ondernemen.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV een convenant nalevingstrategie natuurwetten 2008 – 2012 gesloten met de douane, de politie, het Openbaar Ministerie en het IPO. In dat convenant worden risico’s en prioriteiten gesteld en zijn afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende handhavingspartners. De douane, politie, NVWA, RVO.nl en het OM overleggen geregeld in het landelijk overleg CITES over gezamenlijke toezichtprojecten. In de milieukamer nemen het OM, de politie en de bijzondere opsporingsdiensten besluiten over het opstarten van grote opsporingsonderzoeken.
Bent u bereid betere handhaving van de EU-regels ter bestrijding van de handel in wilde dieren en planten door middel van wetgeving met bindende criteria voor effectieve inspecties en toezicht door de lidstaten hoog op de politieke agenda te zetten? Zo ja, hoe gaat u dat dan doen?
Het kabinet is van mening dat de huidige EU-regelgeving voldoet om effectief op te treden. De implementatie van de regelgeving ten aanzien van de handhaving kent een nationaal karakter. Binnen Europa vindt regelmatig overleg plaats over CITES handhavingszaken en trends. Nederland neemt actief deel aan dit overleg en is van mening dat dit forum voldoet om effectiviteit van de handhaving in Europa op elkaar af te stemmen.
Kent u de richtlijn 2008/99/EG inzake de bescherming van het milieu, waarin door middel van het strafrecht wordt vereist van alle lidstaten dat zij ervoor zorgen dat de illegale handel in wilde dieren en planten op grond van de nationale wetgeving als strafbaar feit wordt aangemerkt, zodat effectieve, evenredige en ontmoedigende strafrechtelijke sancties mogelijk zijn? Zo ja, hoe wordt deze richtlijn in Nederland toegepast?
In Nederland zijn alle overtredingen met betrekking tot de illegale handel in wilde dieren en planten aangemerkt als strafbaar feit. Bovendien maakt de strafwetgeving het ontnemen van het wederrechtelijk genoten voordeel mogelijk.
Hoe vaak wordt de maximale straf, die kan worden gegeven bij een verdachte van een Wildlife-misdrijf, ook daadwerkelijk opgelegd?
De handel in beschermde (inheemse en uitheemse) planten en dieren is strafbaar gesteld in artikel 13 Flora- en faunawet (FFW) in combinatie met artikel 1a onder 1°, artikel 2 en artikel 6 van de Wet Economische Delicten. De delictsomschrijving van artikel 13 FFW bevat een verbodsbepaling ten aanzien van zowel dieren en planten beschermd onder the Convention on the International Trade of Endangered Species (CITES) en dieren die beschermd zijn op Europees dan wel nationaal niveau. Indien het delict opzettelijk is begaan, is er sprake van een misdrijf. De maximumstraf op dit misdrijf is een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie (€ 81.000,–). Voor rechtspersonen kan de maximale boete nog met één categorie worden verhoogd (€ 810.000,–).
In Nederland wordt slechts bij uitzondering de maximumstraf opgelegd.
Het Openbaar Ministerie kent geen gevallen waarin dit is gebeurd. Wél zijn er recentelijk hoge straffen door de rechter opgelegd. Zo heeft de rechtbank op
15 november 2013 een persoon veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf waarvan 4 voorwaardelijk, onder meer voor het illegaal vervoeren van beschermde vogels, waardoor ook het risico bestond van de verspreiding van besmettelijke dierziekten. In een andere zaak heeft de rechtbank op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan tegen een dierenhandelaar die een groot aantal dieren had verwaarloosd en zich voorts schuldig had gemaakt aan verduistering, bedreiging en overtreding van de FFW. De dierenhandelaar is veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf, waarvan 2 voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat hij gedurende de proeftijd niet mag handelen in dieren.
Is er genoeg capaciteit en expertise beschikbaar bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechterlijke macht in Nederland om de georganiseerde criminaliteit op de juiste manier te straffen en bent u van plan om meer strafrechtelijk onderzoek te laten uitvoeren naar wildlife-criminaliteit? Zo ja, hoe gaat u dat dan doen?
De strafrechtelijke handhaving van CITES-criminaliteit is in handen van het Functioneel Parket. Het Functioneel Parket, dat is gespecialiseerd in complexe milieuzaken, heeft criminaliteit met internationale handelsstromen (waaronder CITES-criminaliteit) de afgelopen jaren tot prioritair thema benoemd. De hiervoor benodigde capaciteit en expertise zijn aanwezig. Ook in de afspraken met ketenpartners als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en andere partners is CITES als prioriteit benoemd.
Is het waar dat de hoogte van de strafrechtelijke sancties, die in de EU gelden voor de handel in wilde dieren en planten, aanzienlijk verschilt? Zo ja, klopt het dat in sommige lidstaten de maximale strafmaat minder dan één jaar hechtenis is?
Ik heb geen zicht op de hoogte van sancties in de 27 andere landen in de EU.
Bent u van mening dat de verschillen in de hoogte van strafrechtelijke sancties tussen de lidstaten een gerechtelijke samenwerking tussen de lidstaten in de weg zitten om criminelen op te pakken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zoals vermeld onder vraag 3 is de bepaling van de maximale strafnorm een zaak die nationaal door de lidstaten vastgesteld wordt. Uit het regelmatige EU overleg over handhavingszaken komt niet naar voren dat verschil in de hoogte van sancties effectieve samenwerking in de weg staat.
Het lot van uitgezette otters in Nederland |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u gelezen dat er opnieuw otters zijn gestorven in een muskusrattenklem?1
Ja.
Deelt u de zorg van Natuurmonumenten over de muskusrattenvallen? Zo nee, waarom heeft u er geen moeite mee dat uitgezette dieren de dood vinden in wrede klemmen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Muskusrattenbestrijders zijn bij het plaatsen van de vangmiddelen alert op de aanwezigheid van otters. Uit de «Gedragscode voor bestrijding van muskusrat en beverrat» volgt dat muskusrattenbestrijders bijvangsten in muskusrattenvallen zoveel mogelijk proberen te voorkomen en eventueel bijgevangen levende dieren direct loslaten. Mogelijke maatregelen (o.a. optimaliseren inzwemopening, locatie van de vallen) worden genomen om te voorkomen dat andere dieren dan muskusratten in de vallen terechtkomen. Desondanks kan nooit 100% voorkomen worden dat andere dieren worden gevangen.
Deelt u de zorg van wetenschappers over hoge concentraties PCB’s in de bodem van de grote rivieren, die via de voedselketen otters onvruchtbaar kunnen maken?2 Zo nee, waarom niet?
De meningen over de effecten van PCB’s op de instandhouding van de otterpopulatie lopen uiteen tussen verschillende wetenschappers. Het oorzakelijke verband tussen belasting met PCB’s en verminderde vitaliteit van otterpopulaties en individuen is nooit daadwerkelijk aangetoond3. Aangenomen wordt dat PCB’s met name een negatieve rol spelen voor een otter wanneer het dier ook door andere factoren onder stress staat. Indien de otter zijn vetreserve moet aanspreken, bijvoorbeeld door een slechte voedselbeschikbaarheid, dan kunnen de in het vet opgeslagen PCB’s vrijkomen4. Er is echter geen effect aangetoond op populatieniveau.
Daarbij komt dat sinds de 80er en 90er jaren van de vorige eeuw de waterkwaliteit van de grote rivieren, inclusief de visstand, aanmerkelijk is verbeterd. In 2000 werd de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW beoogt in 2015 een goede chemische- en ecologische toestand van de Europese grond- en oppervlaktewateren te bereiken. De productie van PCB’s is sinds de 80er jaren verboden.
De uitgezette otterpopulatie in Overijssel verkeert in een zeer goede conditie en lijkt geen problemen te ondervinden van PCB’s op hun gezondheid en vruchtbaarheid. Dit ondanks het feit dat PCB gehalten in enkele geanalyseerde otters na terugvondst behoorlijk hoog waren5.
Is het waar dat de helft van de uitgezette en geboren otters inmiddels is doodgereden? Zo nee, hoeveel zijn het er dan?
De otterpopulatie laat over de afgelopen jaren een sterke aanwas zien en werd in de winter van 2012/2013 geschat op 100–120 dieren. Er is nog geen nieuwe schatting gedaan van de omvang van de populatie. In het daaraan voorafgaande jaar registreerde Alterra 18 doodgereden otters. In 2013 registreerde Alterra 27 doodgereden otters.
Vindt u het verantwoord om otters uit te zetten als veel van deze dieren worden doodgereden in het verkeer, ze nog steeds niet veilig zijn voor muskusrattenbestrijders en het gif in de bodem de dieren onvruchtbaar kan maken? Zo ja, kunt u uw opvatting toelichten?
De ontheffingen voor herintroductie passen in de Beleidslijn herintroducties waarmee uw Kamer heeft ingestemd (Kamerstuk 31 200 XIV, nr. 215). Deze beleidslijn is geheel in overeenstemming met de bepalingen van de richtlijnen van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN). Een ontheffing van de Flora- en faunawet voor het uitzetten van (een) otter(s) wordt dus niet zonder meer gegeven; er moet aan vele voorwaarden zijn voldaan. De ontheffingen zijn gericht op het vergroten van de genetische diversiteit van de Nederlandse otterpopulatie. Autonome uitwisseling met populaties uit omringende landen blijkt nog slechts incidenteel te gebeuren.
Er zijn afgelopen jaren twee ontheffingen verleend. Eén aan It Fryske Gea, welke nu verlopen is en één aan Stichting ARK. Op dit moment is alleen de ontheffing aan Stichting ARK nog geldig. In 2012 is door mijn ambtsvoorganger een ontheffing verleend aan de Stichting ARK voor het uitzetten van otters in het rivierengebied. Daarbij gaat het om maximaal 25 uit te zetten otters over een periode van 5 jaar.
De ontheffingen hebben geleid tot het het uitzetten van drie otters in 2011 en drie otters in 2012 in Nationaal Park De Alde Faenen door Stichting Otterstation Nederland op basis van de ontheffing van It Fryske Gea. Ook is er in 2012 één otter in een natuurgebied tussen Doesburg en Doetinchem door Stichting ARK uitgezet op basis van bovengenoemde ontheffing.
Otters worden niet uitgezet dan nadat het uitzetgebied geschikt is bevonden als leefgebied voor de soort. De initiatiefnemers moeten voorafgaand aan het uitzetten mogelijke verkeersknelpunten oplossen, de waterkwaliteit en -kwantiteit geschikt maken voor de otter en maatregelen nemen om bijvangsten bij muskusrattenbestrijding en visvangst tegen te gaan.
Omdat de otter zich in een snel tempo autonoom aan het verspreiden is over heel Nederland, worden er ook buiten de uitzetgebieden maatregelen getroffen om het veiliger te maken voor de otter. Terreinbeheerders, Rijkswaterstaat en provincies treffen maatregelen om het aantal verkeersslachtoffers onder otters te beperken. Muskusrattenbestrijders nemen het voorkómen van bijvangsten zeer serieus en stellen alles in het werk om zulke ongevallen te voorkomen. Het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water zal voor een steeds groter en beter leefgebied van de otter kunnen zorgen. Via deze richtlijn nemen de verantwoordelijke autoriteiten maatregelen om de hoge gehaltes aan bestrijdingsmiddelen en nutriënten terug te dringen. De zelfstandige terugkeer van de otter staat dan ook symbool voor het succes van deze maatregelen6.
Kunt u uiteenzetten waar u uw stelling, dat de herintroductie binnen de regels van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) viel (brief van 1 maart 2013 over herintroductieprojecten)3, op heeft gebaseerd gegeven de wetenschappelijke literatuur dat dit niet4 of slechts ten dele5 het geval was en dat er redenen zijn om het herintroductieproject stop te zetten?
Van Liere & Van Liere beweren in aangehaalde artikel uit 2005 (voetnoot 8) dat de oorzaken van de achteruitgang van de otter niet zijn weggenomen en er dus niet voldaan wordt aan de richtlijnen van de IUCN. Met name de aanwezigheid van PCB’s in het water en de bedreiging van verkeer worden gezien als oorzaken van achteruitgang die nog steeds aanwezig zijn, en die nog steeds otterslachtoffers maken. Daarnaast beweren Van Liere & Van Liere dat de uitgezette otters te oud waren en dat niets wijst op draagvlak bij de locale bevolking voor het herintroductieprogramma. Ook hier werd volgens Van Liere & Van Liere niet voldaan aan de IUCN richtlijn. Volgens Van Liere & Van Liere moet het otter herintroductieprogramma volgens IUCN richtlijnen worden stopgezet.
Het tweede aangehaalde artikel van Van ’t Hof & Van Langevelde, eveneens uit 2005 (voetnoot 9), weerlegt de argumenten van Van Liere & Van Liere. Zij beweren dat de argumenten van Van Liere & Van Liere voornamelijk gebaseerd zijn op de fase na het uitzetten van otters, in tegenstelling tot het oorspronkelijke artikel van Van ’t Hof en Van Langevelde10. Deze laatsten baseerden de conclusies op basis van het proces tot aan de uiteindelijke uitzet in 2002.
De conclusies van Van Liere & Van Liere gaan verder dan deze. Van ’t Hof & Van Langevelde zijn van mening dat het voortraject van de herintroductie van de otter in Nederland volgens de IUCN richtlijnen is uitgevoerd. Ik ben het eens met deze conclusie dat het uitzetproject volgens de richtlijnen van de IUCN en het geldende natuurbeleid van de Beleidslijn herintroducties (Kamerstuk 31 200 XIV, nr. 215) is uitgevoerd.
In beide aangehaalde artikelen uit 2005 merk ik wel een pleidooi voor een evaluatie van het herintroductieproces na de uitzetting in 2002. Voor, tijdens en na de herintroductie is er jarenlang wetenschappelijke begeleiding en onderzoek geweest en hebben we de populatie laten monitoren. Op dit moment wordt daarvan veel opgepakt door lokale overheden, stichtingen en vrijwilligers. We zijn nu in 2014 en onderzoek heeft het succes van de herintroductie in Nederland reeds aangetoond11.
Is het nog steeds de lijn van het kabinet, zoals eerder verwoord door uw ambtsvoorganger,6 om pas op de plaats te maken en eerst te investeren in de randvoorwaarden alvorens verder te gaan met het introduceren van de otterpopulatie zelf? Zo nee, waarom niet?
In het Algemeen Overleg Biodiversiteit van 3 oktober 2013 heb ik met uw Kamer gesproken over mijn beleid omtrent herintroductieprojecten13 mede naar aanleiding van mijn brief hierover14. Daarin heb ik aangegeven dat er een keuze is tussen niets doen, afwachten of de natuur een handje helpen, waarbij uitzetten een optie kan zijn. Mijn streven is primair om de biodiversiteit in Nederland te versterken.
De ontwikkeling van de populatie van de otter in Nederland neemt niet weg dat we, samen met partners, waar mogelijk bestaande bedreigingen weg zullen nemen om overlevingskansen te vergroten. Ik heb aan Alterra gevraagd om een rapport op te stellen over de verkeersknelpunten waar otters vaak slachtoffer van het verkeer zijn. Ook hebben kabinet en provincies het Natuurpact gesloten, waarmee het Nationale Natuurnetwerk en verbindingen tussen natuurgebieden worden aangelegd.
Er is op dit moment nog één ontheffing geldig, zoals uitgelegd in het antwoord op vraag 5. Als bronpopulaties voor de uit te zetten otters zal gebruikgemaakt worden van dieren die worden aangeboden via de IUCN-SSC Otter Specialist Group. De focus zal liggen op otters uit Midden- en Oost-Europese landen, zoals Duitsland, Tsjechië, Oostenrijk en Polen. Het betreft hier otters in gevangenschap die genetisch en qua gedrag geschikt zijn voor bijplaatsing. Het bijplaatsen van de otters biedt een oplossing voor de beperkte genetische variatie van de Nederlandse otterpopulatie en zodoende draagt het bij aan de gunstige staat van instandhouding en het duurzame voortbestaan van de otter in Nederland.
Het gaat hierbij om een maatschappelijk initiatief dat ook vanuit de betrokken organisaties (ARK en WNF) wordt gefinancierd. Voorafgaand aan de ontheffingaanvraag is onderzoek gedaan naar de kansen voor otters in het rivierengebied en zijn samen met provincies, Rijkswaterstaat en waterschappen maatregelen genomen om het leefgebied geschikt te maken. Dit past in mijn visie op het natuurbeleid.
De argumenten op basis waarvan deze ontheffing is verleend gelden nog steeds.
Er is met deze ontheffing tot hiertoe één otter uitgezet en dit in een natuurgebied tussen Doesburg en Doetinchem. In najaar/winter 2013–2014 heeft ARK vier jonge ottervrouwtjes en een mannetje gekregen uit Duitsland, onverwant aan de dieren in de Nederlandse populatie. De keuze van de bijplaatslocatie (vergroten genetische diversificatie) zal komend voorjaar in overleg met onderzoekers gemaakt worden.
Er zijn mij verder geen plannen bekend voor het indienen van een nieuwe aanvraag tot ontheffing.
Houdt u zich aan de toezegging dat er geen nieuwe otters zullen worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om reeds verleende ontheffingen voor de herintroductie van otters in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het vergassen van ganzen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Piloten slaan alarm over ganzengevaar»?1
Ja.
Kloppen de berichten dat het gedurende heel 2014 niet mogelijk is om de ganzenoverlast op luchthavens door middel van vergassing te bestrijden?
Nee, deze berichten kloppen niet. Partijen in de Nationale Regiegroep Vogelaanvaringen spannen zich ervoor in dat in de komende ruiperiode opnieuw ganzen rondom Schiphol gevangen en met CO2 gedood kunnen worden. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden biedt de mogelijkheid van het afgeven van een vrijstelling. Dit was ook de afgelopen jaren de wettelijke grondslag voor de inzet van CO2.
Bent u bekend met de opvatting van de Raad van Dierenaangelegenheden dat het vergassen van ganzen als de meeste aanvaardbare methode wordt gezien om de vliegveiligheid te waarborgen?
Ja. Dat is ook de reden waarom deze methode ook in 2012 en 2013 is toegepast In 2012 is de populatie verkleind met ruim vijfduizend en in 2013 bijna tienduizend ganzen.
Kunt u toelichten waarom de Europese vrijstelling voor het vergassen van ganzen niet van toepassing is in 2014? Kunt u aangeven of er sprake was van een eenmalige vergunning en waarom geen uitzondering wordt gemaakt voor de regio Schiphol? Indien er inderdaad sprake was van een eenmalige vergunning, kunt u aangeven welke acties u heeft ondernomen om alsnog de vergunning rond Schiphol te krijgen?
Er loopt momenteel een procedure om te komen tot een biocidetoelating voor CO2 voor toepassingen om vogels te doden ter bescherming van het luchtvaartverkeer. De Staatssecretaris van EZ heeft uw Kamer hier op 27 januari jl. over geïnformeerd naar aanleiding van vragen van het lid Geurts over het gebruik van CO2 voor faunabeheer (2013Z24464). Zodra de stof in Europa officieel op de lijst is geplaatst van toegestane middelen kan door het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een toelating voor een middel op basis van CO2 in Nederland worden afgegeven. Vanwege de tijd die het kost voor beoordeling door de instanties is het nog niet mogelijk om dit jaar CO2 te gebruiken onder het regiem van «toelating» van de Wet gewasbeschermings-middelen en biociden (Wgb), terwijl het convenant Reduceren risico vogelaan-varingen Schiphol wel aangeeft dat het nodig is om de ganzenpopulatie in de omgeving van Schiphol zo spoedig mogelijk te reduceren. Zoals bij vraag 2 aangegeven is ook in de afgelopen jaren het systeem van een vrijstelling daarvoor benut.
Kunt u aangeven waarom de terreinbeherende organisaties en de Vogelbescherming vasthouden aan de winterrust, terwijl is aangetoond dat niet wordt voldaan aan de in 2005 afgesproken doelstelling voor de ganzenpopulatie?
Uit informatie, ingewonnen bij terreinbeherende organisaties en Vogelbescherming, blijkt dat zij vasthouden aan de winterrust omdat Nederland binnen West-Europa een zeer belangrijk overwinteringgebied voor ganzen is. De meeste ganzensoorten worden net als alle andere vogels die van nature in het wild voorkomen, beschermd door de Flora- en faunawet. Nederland draagt een grote internationale verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van deze trekvogels. Overigens is be- en verjagen van ganzen rondom Schiphol middels een ontheffing ook in de winter toegestaan.
Deelt u de opvatting van de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers dat het wachten is op een ramp als de ganzen op Schiphol niet afdoende bestreden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 8.
Bent u bereid om zo snel mogelijk (interim-)maatregelen te nemen die de bestaande ganzenoverlast verminderen en de vliegveiligheid waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 8.
Zo ja, bent u bereid de Kamer hier uiterlijk op 1 maart a.s. schriftelijk over te informeren?
We wachten niet af, met de aanpak uit het convenant reduceren risico vogelaanvaringen, wordt er sinds 2012 intensief via vier sporen gewerkt aan het reduceren van het risico op vogelaanvaringen op Schiphol. Via het spoor populatiebeheer wordt via verschillende maatregelen de populatie ganzen teruggedrongen. Het fourageerspoor zorgt ervoor dat de agrarische ondernemers rond Schiphol, de graanresten die na de oogst op het land achterblijven worden ondergewerkt zodat ganzen op deze percelen geen voedsel meer kunnen vinden. Via het spoor van de ruimtelijke ordening wordt bekeken op welke manier nieuwe initiatieven in dit gebied rondom Schiphol worden getoetst op de vogelaantrek-kende werking. Tenslotte wordt in het spoor techniek detectieapparatuur ontwikkeld die informatie kan genereren over risicovolle vogels die het vliegpad van vliegtuigen tijdens de start en landingsfase dreigen te kruisen.
Conform de motie van de leden Houwers en Geurts (nr. 636 – 28 286) d.d. 3 juli 2013 zal ik eind dit jaar de Kamer informeren over de resultaten van deze inspanningen.
De dolfijnenslachtingen in Taji en de handel in dolfijnen voor entertainment |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft de Nederlandse ambassadeur in Japan de dolfijnenslachtingen in Taiji inmiddels veroordeeld, zoals toegezegd door de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het mondelinge vragenuur op 21 januari jl.? Zo ja, op welke wijze heeft hij dat gedaan en wat waren de reacties daarop? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur heeft op 23 januari zijn afkeuring geuit over de dolfijnenslacht. De reacties op zijn tweet hierover waren in Japan over het algemeen negatief. Nederland wordt verweten de eigen normen op te leggen. Ook wordt gesteld dat het gaat om een eeuwenoude traditie die diepgeworteld is in de lokale cultuur.
Heeft u gelezen dat dolfijnen die eerder gevangen zijn in Taiji, door Rusland zijn gekocht en naar Sotsji zijn getransporteerd om daar de bezoekers van de Winterspelen te entertainen?1 Deelt u de mening dat de handel in dolfijnen voor entertainment onethisch is, en al helemaal als deze gepaard gaat met slachtingen zoals op Taiji?
Zoals ik aangaf in het mondelinge vragenuur op 21 januari keurt het kabinet deze rituele slacht van dolfijnen af. De handel in dolfijnen wordt gereguleerd door het CITES-verdrag. Deze handel is onder voorwaarden toegestaan volgens internationaal recht. De voorwaarden van de EU zijn strenger, wat betekent dat de handel van in het wild gevangen dolfijnen van en naar de EU niet toegestaan is.
Is de Nederlandse regering – gelet op de beloofde inzet om het vangen en slachten van dolfijnen door Japan uiteindelijk te kunnen stoppen – bereid zich uit te spreken tegen de inzet van dolfijnen uit Taiji op de Winterspelen? Zo nee, waarom ziet u deze gelegenheid niet als een mogelijkheid om de weerstand tegen de dolfijnenslachtingen te doen toenemen en de druk op Japan te kunnen opvoeren?
Zoals tijdens het vragenuur van 21 januari jl. aangegeven, stelt Nederland deze kwestie via de International Whaling Commission (IWC) aan de orde. Nederland zal dit blijven doen. Het betreft een breder internationaal probleem dat in IWC-kader moet worden opgelost.
Wat vindt u ervan dat sinds het nieuwe vangstseizoen in Taiji al zeker tientallen walvisachtigen verkocht zijn aan dierenparken en dolfinaria?
Het kabinet is verontrust over wat zich afspeelt in de baai in Taiji. De jacht vindt echter plaats in de territoriale wateren van Japan waar de internationale gemeenschap geen zeggenschap over heeft. De dolfijnen die in de baai van Taiji gevangen worden behoren tot de beschermde soorten die in Appendix II staan van het CITES-verdrag. Dit betekent dat in bepaalde gevallen internationale handel in deze dieren mogelijk is.
Kunt u uiteenzetten wat u tot nu toe heeft gedaan met de motie Ouwehand die de Nederlandse regering vraagt zich in te zetten voor een Europees verbod op de import van en de handel in uit het wild gevangen dolfijnen?2 Kunt u voorts uiteenzetten wat tot nu toe het resultaat van uw inzet is geweest? Zo nee, waarom niet?
De reactie van het kabinet op deze motie is aan uw Kamer gestuurd op 15 april 2010, zie Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 193 in bijlage.
Welke voorbereidingen treft u om op de eerstvolgende vergadering van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) met een zo breed mogelijk gesteund voorstel te komen om het beschermingsregime van de IWC uit te breiden naar kleine walvisachtigen zodat ook dolfijnen kunnen worden beschermd?
Het kabinet zet zich in internationale fora zoals de IWC in voor het verbieden van de jacht op onder andere dolfijnen. Nederland heeft in 2010 tijdens de jaarvergadering van de IWC (IWC62) gepleit voor het onder het mandaat van de IWC brengen van de kleine walvisachtigen zoals dolfijnen. Een door België ingediend voorstel om dit mogelijk te maken werd door Nederland gesteund maar behaalde helaas geen meerderheid.
Tijdens de laatste jaarvergadering van de IWC in juli 2012 (IWC64) heeft de Nederlandse delegatie een krachtig pleidooi gehouden voor een versterking van de rol van de IWC bij de bescherming van de kleine walvisachtigen. De bereidheid binnen de IWC om het werk uit te breiden naar alle walvisachtigen lijkt te groeien. Nederland is vertegenwoordigd in en heeft een financiële bijdrage gegeven aan de IWC werkgroep voor de bescherming van kleine walvisachtigen. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor uitbreiding van het mandaat van de IWC naar de kleine walvisachtigen, samen met andere landen binnen en buiten de EU. Over de inzet van Nederland tijdens de komende jaarvergadering van de IWC in september 2014 zal uw Kamer tijdig worden geïnformeerd.
Kunt u uiteenzetten wat de inzet van Nederland was in de voorbereiding van het bezoek van de Europese Commissie aan Japan waarbij het doel was Europese producten te promoten? Heeft u ingebracht dat de Europese Commissie wat Nederland betreft de mensenrechtensituatie, de schending van moratorium op de walvisjacht door Japan en het vangen en slachten van dolfijnen in Taiji aan de orde moest stellen? Zo nee, waarom heeft u dat niet gedaan, terwijl u eerder betoogde dat het stellen van voorwaarden aan een eventueel vrijhandelsakkoord met Japan uw voorkeur niet had maar dat juist onderhandelingen en gesprekken over een vrijhandelsakkoord gelegenheid zouden geven om genoemde zaken aan de orde te stellen bij Japan?
Tussen de EU en Japan wordt onderhandeld over een vrijhandelsverdrag. In overeenstemming met de Nederlandse inzet zijn in dit overleg onder andere een hoofdstuk over handel en duurzaamheid en afspraken over dierenwelzijn aan de orde. Parallel hieraan wordt over een kaderovereenkomst onderhandeld waarin de politieke samenwerking tussen Japan en de EU wordt geregeld. Hierin vinden ook mensenrechten een plaats. Zoals aan uw Kamer toegezegd, heeft Nederland bij het vaststellen van een onderhandelingsmandaat voor de kaderovereenkomst er op aangedrongen dat het beheer van cetaceeën (walvisachtigen) in de maritieme dialoog wordt meegenomen. U zult te zijner tijd over de uitkomsten van deze dialoog worden geïnformeerd.
De jacht op walvisachtigen is o.a. aangekaart met Japan tijdens een gesprek tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Minister Hayashi van Landbouw, Bosbouw en Visserij tijdens zijn bezoek aan Nederland in juni 2013.
De ecotopenkaarten van de Westerschelde |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de areaalontwikkeling van de verschillende ecotopen in het Westerschelde-estuarium vanaf de datum van aanwijzing als Natura 2000-gebied?1
Ja. Ik wil hierbij melden dat in de toegezonden ecotopenkaarten2 van 2008, 2010, 2011 en 2012 abusievelijk een stuk van het grondgebied van het Vlaams Gewest is meegenomen. Hierbij ontvangt u de gecorrigeerde kaarten en tevens een overzichtstabel met de juiste cijfers.3
Is de veronderstelling juist dat het areaal laagdynamisch intergetijdengebied de optelsom is van de arealen «laagdynamisch hooggelegen litoraal», «laagdynamisch middelhooggelegen litoraal» en «laagdynamisch laaggelegen litoraal»?
Ja, dit zijn de hoofdelementen van het areaal laagdynamisch intergetijdengebied.
Deelt u de constatering dat het areaal laagdynamisch intergetijdengebied in ieder geval sinds 1996 zich eerder positief dan negatief heeft ontwikkeld?
Wat primair opvalt in een eerste, grove analyse van de ecotopenkaarten is dat het Schelde-estuarium een grote dynamiek kent, die zich kenmerkt door van jaar tot jaar verschuivingen van arealen tussen ecotopen. Als sec wordt gekeken naar het verschil tussen het areaal laagdynamisch litoraal in het jaar 1996 en dat van het jaar 2012, dan kan men inderdaad tot de conclusie komen dat dit areaal laagdynamisch litoraal enigszins is toegenomen. Er kan echter op basis van de arealen uit genoemde periode, en de jaarlijkse fluctuatie daarbinnen, niet geconcludeerd worden dat er sprake is van een structureel positieve trend op weg naar een goede toestand van het estuarium, waar de uitbreiding van het estuarium (ontpoldering via het Natuurpakket Westerschelde) deel van uitmaakt.
Hoe is deze areaalontwikkeling te rijmen met de in Kamerstukken veronderstelde achteruitgang?
In de Kamerstukken4 wordt uitgegaan van een achteruitgang van het ecologisch systeem van het Schelde-estuarium door onder andere menselijke ingrepen. Bijvoorbeeld door inpolderingen en verruimingen van vaargeulen. Hierdoor bevindt zich het estuarium in een slechte toestand.
Wat nodig is, is dat dit estuarium meer ruimte krijgt voor natuurherstel. De basis daarvoor is de analyse uit de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium. Het Verdrag betreffende de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium is daarop gebaseerd. Er is door Nederland en het Vlaams Gewest afgesproken dat in Nederland 600 ha nieuwe estuariene natuur wordt gerealiseerd. Tevens voldoet Nederland hiermee aan Europese verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Sinds 2007 werkt de provincie Zeeland aan de uitvoering hiervan (Natuurpakket Westerschelde). Onderdeel is de uitbreiding van het estuarium en (daardoor) ontwikkeling van nieuwe natuur, ook op de locatie Hertogin Hedwigepolder.
Wat betekent dit voor de noodzaak en urgentie van de voorgestelde ontpoldering van de Hedwigepolder en andere maatregelen in het gebied?
Het in uitvoering zijnde Natuurpakket Westerschelde is nodig om het estuarium meer ruimte te geven, de verslechtering te stoppen en de beoogde natuurdoelstellingen te behalen. Verdergaande monitoring en evaluatie via het beheerplan Westershelde en Saeftinghe zal op termijn moeten uitwijzen hoe het Schelde-estuarium zich verder ontwikkelt.
Het bericht over de visie van natuurclubs op het Waddengebied in relatie tot de Natuurwet |
|
Aukje de Vries (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de visie van de natuurclubs op het Waddengebied in relatie tot de Natuurwet in de Leeuwarder Courant en de visie zelf?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van Natuurmonumenten in het artikel dat natuur duidelijk voor economische principes moet gaan in het Waddengebied? Deelt u deze opvatting?
De hoofddoelstelling van het rijksbeleid voor de Waddenzee, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee, is de duurzame bescherming van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Van daaruit zijn overeenkomstig de Structuurvisie in het «Besluit algemene regels ruimtelijke ordening» (Barro), randvoorwaarden vastgelegd over het gebruik van en bebouwing in en nabij de Waddenzee.
Als «Ontwikkelingsperspectief» voor de Waddenzee is in de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee beschreven:
De Structuurvisie Derde Nota Waddenzee geeft hiermee duidelijk aan dat in het Waddengebied ruimte is voor economische ontwikkelingen mits deze passen binnen de hoofddoelstelling van het gebied. De Structuurvisie gaat niet in op de ontwikkeling, daarvoor wordt verwezen naar het Waddenfonds. In het Waddenfonds, nu de verantwoordelijkheid van de provincies, is de balans tussen natuur en economie opgenomen.
Deelt u de opvatting dat in het Waddengebied het juist gaat om de balans tussen natuur en economie, aangezien de bewoners en ondernemers op de Waddeneilanden en rond het Waddengebied en hun activiteiten altijd onderdeel zijn geweest van het Waddengebied en dat ook moeten blijven? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat bijvoorbeeld toeristische en (jacht-)havenontwikkeling mogelijk moet blijven in en rond het Waddengebied? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee geeft zoals omschreven in het Ontwikkelingsperspectief ruimte aan economische ontwikkelingen mits passend binnen de hoofddoelstelling van de Structuurvisie. Dit geldt dus ook voor toeristische- en (jacht)havenontwikkeling, waarvoor het onder auspiciën van de provincies opgestelde Convenant Vaarrecreatie leidend is.
Voor (jacht)havenontwikkeling zijn nog nadere ruimtelijke beleidsregels opgenomen in het Barro.
Deelt u de opvatting dat het Waddengebied al één van de best beschermde gebieden is van Nederland door de planologische kernbeslissing Waddenzee, Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water en dat daarom extra bescherming niet nodig is? Zo nee, waarom niet?
Het Waddengebied is op dit moment goed beschermd en dat is gezien het belang van dit gebied ook terecht. Hier zal ik me dan ook voor blijven inzetten.
Deelt u de opvatting dat de plannen van de natuurclubs kunnen leiden tot een verstoring van de gewenste balans tussen economie en ecologie in het Waddengebied? Zo ja, bent u bereid de voorstellen voor kennisgeving aan te nemen en naast u neer te leggen?
De Waddenzee is een gebied waar vele belangen spelen waarop verschillende visies mogelijk zijn. Ik waardeer het dan ook dat natuurorganisaties met hun ideeën komen. Ik kom binnenkort met mijn voorstellen voor de nieuwe Natuurwet. Dit voorstel is het resultaat van vele gesprekken met zowel vertegenwoordigers van economische sectoren als van natuurorganisaties. In dit voorstel zoek ik de verbinding tussen economie en ecologie.
Uitbreiding van vergunningsplicht bij natuur |
|
Rudmer Heerema (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vergunningsplicht bij natuur uitbreiden»?1
Ja.
Wat vindt u van de plannen van de coalitie van natuurbeheerders, milieubeschermers en dierenbeschermers om de vergunningsplicht voor activiteiten bij natuurgebieden uit te breiden naar «natuurgebieden van nationaal belang» en deelt u de opvatting dat, indien deze plannen doorgang vinden, het voor ondernemers veel moeilijker wordt om nog aan bedrijfsontwikkeling te doen in natuurgebieden? Zo ja, bent u bereid om deze plannen voor kennisgeving aan te nemen en naast u neer te leggen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennisgenomen van het visiedocument «Een nieuwe wet natuurbescherming» van de natuur-, landschaps- en dierenwelzijnsorganisaties. Het wetsvoorstel natuurbescherming is thans aanhangig bij uw Kamer. Het neemt de bescherming van de Europese en internationale natuurwaarden als uitgangspunt en biedt binnen de gegeven juridische kaders zoveel mogelijk ruimte voor een praktische invulling van de natuurbescherming. De in het regeerakkoord aangekondigde nota van wijziging voorziet in aanpassingen van het wetsvoorstel die de verbinding tussen economie en ecologie onderstrepen: een sterke natuur, zonder extra regeldruk. Ik ben voornemens de nota van wijziging dit voorjaar bij uw Kamer in te dienen.
Wat is uw reactie ten aanzien van het voorstel van de coalitie van natuurorganisaties om saldering verder in te perken en alleen nog te laten plaatsvinden onder strenge voorwaarden en binnen vooraf gestelde bandbreedtes en deelt u de opvatting dat van inperking van saldering geen sprake kan zijn zolang de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) niet van kracht is en er voldoende bewijs is dat deze als instrument werkt en bedrijfsontwikkeling in en rondom natuurgebieden moeilijker wordt als saldering alleen nog onder strenge voorwaarden kan plaatsvinden? Zo ja, bent u bereid om dit voorstel voor kennisgeving aan te nemen en niet over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening ten aanzien van het voorstel van de organisaties dat de lijst met bejaagbare soorten moet worden afgeschaft en dat afschot kan worden toegestaan als er schade ontstaat en alternatieven niet blijken te werken? Deelt u de opvatting dat het volledig afschaffen van de lijst met bejaagbare soorten ten koste gaat van de biodiversiteit omdat sommige dieren zo snel in aantal toenemen dat kwetsbare soorten zoals weidevogels in het gedrang komen en de schade voor de landbouw en recreatiesector zal toenemen? Zo ja, bent u bereid de huidige lijst met bejaagbare soorten in de nieuwe Wet natuurbescherming te handhaven?
Zie antwoord vraag 2.
Het doodschieten van een verweesd jong damhert bij Marum |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een afgeschoten damhert in een wei in Marum?1
Ja.
Is het dier in een particulier weiland doodgeschoten door de politie?
Wat was de directe aanleiding om het dier dood te schieten? Was er sprake van een noodsituatie met een afweging ter plekke, of is het besluit eerder genomen?
Is het waar dat het verweesde dier op een vaste locatie was opgenomen door een kudde koeien met medeweten van de eigenaar van de kudde en dat er geen gevaar voor de verkeersveiligheid was?
Heeft de politie contact gezocht met de eigenaar van het weiland? Zo nee, waarom niet?
Heeft de politie geprobeerd opvang te realiseren voor het verweesde dier? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het dier eerst was aangeschoten door een jager? Zo ja, was de jager gerechtigd om in het betreffende weiland op het damhert te schieten?
Wat is er met het kadaver van het geschoten dier gebeurd?
Bent u van mening dat alle regels zijn gerespecteerd? Zo ja, bent u tevreden met die regels? Zo nee, welke gevolgen geeft u hieraan?
Deelt u de mening dat, indachtig de Flora- en faunawet, het protocol zou moeten zijn dat indien controle over een dier in het wild gewenst is, eerst andere middelen zoals verdoving toegepast dienen te worden en slechts in uiterst geval een dier gedood mag worden? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat een dergelijk protocol gehanteerd wordt? Zo nee, waarom niet?
Uit artikel 2 van de Flora- en faunawet vloeit voort dat het gebruik van alternatieve methoden in de rede ligt voordat overgegaan wordt tot het doden van dieren. De zorgplicht in artikel 2 van de Flora- en faunawet bepaalt immers dat een ieder verplicht is nadelige gevolgen voor planten of dieren zoveel mogelijk te beperken, voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd. Of daarvan in dit geval sprake was, kan ik u niet zeggen lopende het politieonderzoek naar deze zaak. Overigens is de implementatie van de Flora- en faunawet een verantwoordelijkheid van de provincie (Gedeputeerde Staten).
De zorgen die leven bij de Vereniging Natuurmonumenten over de beheersvergoedingen in het kader van het rietlandbeheer in Nationaal Park de Weerribben-Wieden |
|
Eddy van Hijum (CDA), Jaco Geurts (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de zorgen die leven bij de Vereniging Natuurmonumenten over de beheersvergoedingen in het kader van het rietlandbeheer in Nationaal Park de Weerribben-Wieden?1
Ja.
Deelt u de zorg van Natuurmonumenten dat de reële beheersvergoedingen die in het kader van het rietlandbeheer aan riettelers verstrekt kunnen worden ontoereikend zijn om de gewenste natuurkwaliteit via het regime van zomermaaibeheer te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Met de afspraken uit het Natuurpact zijn provincies nu verantwoordelijk voor de kwaliteit en het beheer van natuurgebieden. De provincie stelt vast welke vergoedingen daarvoor nodig en mogelijk zijn. De provincies hebben hierover een overeenkomst gesloten met de zogenaamde Manifestpartijen, waaronder de terreinbeherende organisaties. Deze overeenkomst heb ik u als bijlage van het Natuurpact toegestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 6, bijlage 252784).
In deze overeenkomst tussen de Manifestpartijen en de provincies is vastgelegd dat de vergoeding voor natuurbeheer binnen het Natuurnetwerk Nederland 75% van de normkosten zal bedragen. Voorzover mijn kennis reikt zijn de omstandigheden sinds het sluiten van deze overeenkomst niet veranderd.
Deelt u de zorg dat de werking van het standaardkostprijssysteem, op basis waarvan het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) voorziet in een aanvulling op de rietlandopbrengsten, wordt doorkruist door de toepassing van het hoge BTW tarief alsmede enkele veranderingen in de inkomstenbelasting?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, hebben de provincies met de terreinbeheerders een overeenkomst gesloten over de beheervergoeding. Er is sinds de totstandkoming van het natuurpact niets gewijzigd in de inkomstenbelasting aangaande natuurbeheer. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Voor de btw geldt dat over de door de provincies aan terreineigenaren verstrekte natuursubsidies die zijn vastgesteld in de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer geen btw verschuldigd is. Deze subsidies worden verstrekt in het algemeen belang. Voor de btw-heffing is er dan geen sprake van belastbaar verbruik. Als de terreineigenaar die het landschap beheert er echter voor kiest het beheer (deels) tegen betaling uit te besteden (bijvoorbeeld het rietsnijden), dan is de vergoeding die de terreineigenaar voor dit beheer betaalt wel belast met btw. Ik verwijs hierbij ook naar een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2012, nr. 11/00926, waarin in een vergelijkbaar geval ook is geoordeeld tot een belaste prestatie.
Op basis van de mij bekende gegevens kan ik niet beoordelen of en in hoeverre de verstrekte beheersvergoedingen die in het kader van het rietlandbeheer aan riettelers verstrekt worden ontoereikend zijn om de gewenste natuurkwaliteit via het regime van zomermaaibeheer te realiseren.
Bent u bereid om, zoals Natuurmonumenten bepleit, de mogelijke consequenties van het per 1 januari 2014 veranderde inkomstenbelastingstelsel op de doelstelling van het SNL te onderzoeken en de resultaten daarvan te betrekken in de standaardkostprijssystematiek? Zo nee, waarom niet?
Er zijn per 1 januari 2014 geen wijzigingen aangebracht in het inkomstenbelastingstelsel, die met natuurbeheer verband houden. Natuurmonumenten doelt op de vrijstelling die geldt voor natuursubsidies die worden uitgekeerd onder de SNL en haar voorlopers. Deze vrijstelling echter is niet gewijzigd.
Deze stimulans voor particulier natuurbeheer is overigens staatssteun. De Europese Commissie moet de verlening van staatssteun door een lidstaat goedkeuren. De goedkeuring voor de vrijstelling van natuursubsidies voor inkomstenbelasting is per 1 januari 2014 verlopen. Vorig jaar is een verzoek voor een nieuwe goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. Het onderzoek door de Europese Commissie heeft nog niet tot een goedkeuring geleid.
Bent u bereid om het lage BTW-percentage van 6% van toepassing te verklaren voor uitvoerend werk op het gebied van bos- en natuurbeheer? Zo niet, welke andere mogelijkheden ziet u om de gerezen problemen op te lossen?
Neen. De btw is een belasting die binnen de Europese Unie vergaand is geharmoniseerd. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de Europese BTW-richtlijn 2006/112, waarin in bijlage III een limitatieve lijst met goederen en diensten is opgenomen, waarop de lidstaten het verlaagd btw-tarief mogen toepassen. De belastinginspecteur heeft beoordeeld dat binnen dit wettelijke kader geen verlaagd btw-tarief mogelijk is voor het maaien of snijden van riet. Ook een specifieke vrijstelling zoals de landbouwvrijstelling is binnen de Europese regels niet mogelijk. De enige vrijstelling of belastingvermindering die wel mogelijk is, is de regeling voor kleine ondernemers (art. 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968). Mogelijk biedt deze in bepaalde gevallen nog uitkomst waarin de rietmaaier niet meer dan € 1.345 btw op jaarbasis zou hoeven te voldoen en een ontheffing kan aanvragen voor de btw-afdracht. De door de sector aangedragen visie dat sprake is van een niet btw-plichtig samenwerkingsverband tussen de terreineigenaar en de rietmaaier is door de belastinginspecteur niet geaccepteerd: er is geen sprake van een samenwerkingscombinatie die als entiteit in het economische verkeer optreedt naar de Provincie. De Provincie heeft alleen een rechtsbetrekking met de grondeigenaar aan wie de subsidie wordt betaald. De grondeigenaar contracteert zelf weer de pachter, die tegen vergoeding het natuurbeheer verricht.
Handhaving dumping drugsafval in de natuur |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Grote dump drugsafval in natuur rond Venlo» en «Dumpen xtc-afval aanpakken»? 1 2
Ja.
Deelt u de mening dat er afdoende wettelijke mogelijkheden moeten zijn om dergelijk natuurvandalisme hard aan te pakken? Zo ja, zijn de bestaande wettelijke mogelijkheden afdoende en waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Het dumpen van chemisch afval kan ernstige gevolgen hebben voor de omgeving van de dumpplaats en risico’s inhouden voor mens, dier en milieu. Het dumpen van chemisch afval is een misdrijf, dat strafbaar is gesteld via het kader van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk kader biedt voldoende mogelijkheden om het illegaal dumpen aan te pakken.
Bent u op de hoogte van de kosten die natuurorganisaties vorig jaar hebben moeten maken bij het opruimen van dergelijk natuurvandalisme? Deelt u de mening dat deze kosten niet voor rekening van de natuurorganisaties moeten komen? Wat is uw mening over de opvatting van de natuurorganisaties dat er nieuwe wettelijke regels moeten komen om het dumpen van xtc-afval en ander natuurvandalisme tegen te gaan?
Wij zien geen aanleiding om nieuwe wettelijke regels vast te stellen. Er is immers al een verbod op grond van de Wet milieubeheer. Ik vind dat de dader in eerste instantie moet opdraaien voor de kosten van het opruimen en herstellen van de gevolgen van zijn handelen. Dit uitgangspunt staat in de Wet milieubeheer. Om te voorkomen dat natuurorganisaties telkens op moeten draaien voor de opruimkosten zal gekeken moeten worden naar nieuwe initiatieven, zoals bijvoorbeeld een waarborgfonds. Ik heb geen overzicht over de hoogte van de kosten die natuurorganisaties vorig jaar hebben gemaakt bij het opruimen van illegaal gedumpt xtc-afval.
Hoeveel gevallen van drugsdumpingen zijn er het afgelopen jaar geconstateerd in de natuur en in hoeveel gevallen is het daarbij tot strafvervolging en strafoplegging gekomen? Hoe hoog zijn de boetes die hierbij kunnen worden gegeven? In hoeveel gevallen is vorig jaar daadwerkelijk een opgelegde boete geïnd?
Het dumpen van drugsafval kan door de opsporingsinstanties als milieufeit worden aangemerkt en geregistreerd maar het kan ook worden geregistreerd als een overtreding van de Opiumwet. Indien het als een milieufeit wordt geregistreerd dan bedraagt de maximale boete voor dit soort dumpingen een geldboete van de vijfde categorie, oftewel € 81.000,– en of een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar. Indien er sprake is van eventuele vervolging van een delict op grond van de Opiumwet kunnen – bij een veroordeling – de geldboetes en andere straffen hoger zijn. Nadere gegevens over aantallen drugsafvaldumpingen en de daarop volgende strafvervolging/strafoplegging en geïnde geldboetes en/of gevangenisstraffen kunnen niet uit de bedrijfsprocessensystemen van het OM en de opsporingsinstanties worden gegenereerd. Dat komt onder andere doordat de term «dumpen van drugsafval» in de bedrijfsprocessensystemen geen registratiekenmerk is.
Hoeveel capaciteit is er om de dumpingen van drugsafval in de natuur op te sporen en te handhaven? Is dit wat u betreft voldoende? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
In het debat dat wij op 30 januari jl. met uw Kamer voerden over stroperij is onderkend dat het dumpen van drugsafval een milieumisdrijf is waar goed georganiseerde criminelen achter zitten. Daar moet dus ook goed georganiseerd tegen worden opgetreden. Voor het opruimen van dumpingen van chemische afvalstoffen die worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs is het project in Noord-Brabant heel veelbelovend. In het kader van de gezamenlijke aanpak doen politie en OM in deze provincie onderzoek naar dumpingen om de daders te achterhalen. Ook onderzoekt de provincie Noord-Brabant hoe de kosten voor het opruimen van drugsafval en het schoonmaken van het terrein terug kunnen worden gedrongen. De provincie onderzoekt tevens de haalbaarheid van een waarborgfonds zodat gedupeerde grondeigenaren niet alleen voor de opruimkosten hoeven op te draaien.
Is er voldoende kennis bij de handhaving hoe om te gaan met dit drugsafval, dat vaak zeer giftig is, om ervoor te zorgen dat er geen schade wordt toegebracht aan natuur, waterkwaliteit en volksgezondheid? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Afhankelijk van de eigenschappen van het gedumpte materiaal zal er specifieke kennis nodig zijn om de gevolgen van een illegale dump in te schatten. Dergelijke gespecialiseerde expertise zal niet aanwezig zijn bij alle handhavers. Dat hoeft ook niet, omdat de betrokken handhaver de mogelijkheid heeft om deskundigen van buiten in te schakelen. Door de politie wordt sinds 2002 de Landelijke Faciliteit ondersteuning Ontmantelen (LFO) ingezet bij de ontmanteling van productieplaatsen van synthetische drugs en bij het opruimen van dumpingen van chemische afvalstoffen afkomstig van productieplaatsen. De beschikbaarheid van kennis is op deze wijze goed geborgd. De motie van het lid Jacobi over ditzelfde onderwerp, die uw Kamer op 4 februari jl. heeft aangenomen3, beschouw ik dan ook als een ondersteuning van mijn beleid.
Rondslingerende munitie in de natuur |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jagers verliezen munitie»?1
Ja.
Hoeveel loodhoudende munitie wordt in Nederland gebruikt? Welk deel daarvan komt in het milieu en in de natuur terecht?
Dergelijke gegevens zijn niet voorhanden en het zou een forse inspanning vergen om deze te verkrijgen.
In welke EU-lidstaten is het gebruik van loodhoudende (jacht)munitie op dit moment verboden en in welke lidstaten is het gebruik toegestaan?
In het kader van het Euro-Afrikaans Watervogelverdrag (AEWA) hebben partijen afgesproken om het gebruik van loodhoudende hagel voor de jacht uit te faseren. Uit de rapportages van het secretariaat bij dit verdrag blijkt dat 14 lidstaten van de EU een verbod op het gebruik van loodhoudende hagel hebben vastgesteld, waaronder Nederland, Frankrijk, Spanje en delen van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Er zijn geen gegevens beschikbaar over regels met betrekking tot het gebruik van loodhoudende kogelpatronen in de verschillende EU-lidstaten.
Wat is de stand van zaken op Europees niveau ten aanzien van de discussie over de schadelijkheid van loodhoudende munitie voor het milieu en voor de volksgezondheid in gevallen dat in het wild levende dieren met lood afgeschoten en vervolgens geconsumeerd worden?2
De discussie over het gebruik van loodhoudende munitie in de jacht vindt op Europees niveau plaats in de intergroup duurzame jacht van het Europees Parlement. De aandacht van de lidstaten gaat momenteel vooral uit naar de uitvoering van de afspraken, genoemd in het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het in de natuur achterlaten van munitie zeer onwenselijk is en dat dit daarom een hoge strafmaat verdient? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw opvattingen ten aanzien van de strafmaat? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het achterlaten van munitie in het buitengebied zeer onwenselijk. Buiten het gevaar dat dit kan opleveren voor passanten, wordt ook schade aan het milieu toegebracht. Van jagers wordt verwacht dat zij zorgvuldig met hun wapen en munitie omgaan. Dit is wettelijk verankerd in de regelgeving met betrekking tot wapens en munitie.
Het incident, genoemd in het aangehaalde mediabericht, geeft mij onvoldoende aanleiding om het geldende verbod op het gebruik van loodhoudende hagel uit te breiden met een verbod op het gebruik van loodhoudende kogelpatronen voor jacht en schadebestrijding.
Bent u bereid in Nederland een totaalverbod op het gebruik van loodhoudende hagel uit te breiden naar loodhoudende kogels voor jacht en schadebestrijding? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Geweld tegen Australisch exportvee in Gaza |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de videobeelden van het extreme geweld dat tegen Australisch exportvee gebruikt wordt in Gaza?1
Ja.
Kunt u aangeven of er Nederlandse dieren in directe of indirecte zin levend geëxporteerd worden naar Gaza? Deelt u de mening dat, indien dit het geval is, de export gestaakt moet worden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Er worden vanuit Nederland in directe zin geen levende runderen naar Gaza geëxporteerd omdat Nederland geen veterinair exportcertificaat is overeengekomen met Gaza. Zonder dat kan geen export plaatsvinden. Overigens exporteert Nederland alleen fok- en gebruiksrunderen naar landen buiten de EU, geen slachtdieren.
Bent u bereid uw ambtsgenoot in Gaza aan te spreken op deze vorm van excessief geweld tegen weerloze dieren? Zo nee, waarom niet?
Voor de Nederlandse regering geldt een no contact policy met de de facto autoriteiten in Gaza.
Hamas staat op de Europese lijst van terroristische organisaties.
Er zijn dan ook geen officiële contacten tussen Nederland en Gaza.
Bent u bereid uw Australische ambtsgenoot te vragen een exportverbod voor levende dieren naar Gaza af te kondigen op basis van deze beelden? Zo nee, waarom niet?
De Australische regering maakt een eigen afweging, mogelijk mede op basis van de aandacht naar aanleiding van de berichtgeving, of en zo ja welke maatregelen genomen moeten worden.
Natura 2000-complementaire doelen |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Provincies mogen complementaire Natura 2000 doelen niet in aanwijzingsbesluiten opnemen»?1
Ja.
Kunt u vertellen in hoeverre de provincies voornemens zijn de ruimte te benutten om aanvullend natuurbeleid te voeren en dit mee te nemen in de beheerplannen?
Provincies stellen op dit moment beheerplannen op voor Natura 2000-gebieden. Het is aan de provincies om een uitwerking te geven aan de Natura 2000-doelen zoals geformuleerd in het aanwijzingsbesluit. De aanwijzingsbesluiten bevatten geen complementaire doelen.
Zoals ik in mijn brief van 2 december 2013 aan uw Kamer heb gemeld (Kamerstukken II 2013/13, 32 670, nr. 84), hebben de provincies wel de ruimte om in aanvulling op de bescherming van de in het aanwijzingsbesluit opgenomen instandhoudingsdoelstellingen, voor een Natura 2000-gebied aanvullend natuurbeleid te voeren en dit onderdeel te laten zijn van het beheerplan. De voornemens van de provincies op dit punt zijn voor zover mij bekend nog niet uit gekristalliseerd.
Herinnert u zich nog de motie Lodders/Koopmans (Kamerstuk, 32 670 nr. 38) die de regering verzoekt om in de nieuwe Natuurwet op te nemen dat vergunningen niet af mogen ketsen op (provinciale) complementaire doelen en maatregelen die niet onder het wettelijk regime van Natura 2000 vallen? Zo ja, kunt u aangeven hoe het staat met de uitvoering van deze motie?
Het wetsvoorstel natuurbescherming, dat bij uw Kamer aanhangig is, voorziet in het vervallen van eventueel in geldende aanwijzingsbesluiten opgenomen instandhoudingsdoelstellingen die niet nodig zijn voor de uitvoering van de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn (voorgesteld artikel 9.1, tweede lid).
Aangezien de instrumenten ter bescherming van Natura 2000-gebieden, zoals de vereiste vergunning voor projecten en handelingen met mogelijk verslechterende of significant verstorende effecten alleen betrekking hebben op de bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen die zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit, zullen andere beleidsmaatregelen geen invloed hebben op de toepassing van deze instrumenten.
Bent u bereid om in de nieuwe Natuurwet een wettelijk kader te scheppen dat vergunningen niet mogen afketsen op (provinciale) complementaire doelen en maatregelen die niet onder het wettelijk regime van Natura 2000 vallen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Het jagen op vossen in het donker |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de uitspraken 201012263/1/A3 en 201100944/1/A3-A van de Raad van State over de jacht op vossen en het gebruik van kunstlicht bij die jacht?
Ja, ik heb uw Kamer bij brief van 6 december 2013 nader geïnformeerd over de inhoud van de uitspraken en de gevolgen daarvan voor beheer en schadebestrijding.
Deelt u de mening dat deze uitspraak een bevestiging vormt voor het absolute verbod op de jacht in nachtelijke uren en het gebruik van kunstlicht en restlichtversterkers tijdens jacht en andere vormen van afschot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onder welke voorwaarden is nachtjagen met kunstlicht wel toegestaan?
De Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming verbiedt het jagen in de nachtelijke uren en het gebruik van jachtmiddelen, anders dan de middelen die door het Comité van Ministers van de Benelux Unie zijn aangewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeert dat deze verboden ook van toepassing zijn op de uitvoering van beheer en schadebestrijding en dat de overeenkomst geen ruimte biedt aan de provincies om daar van af te wijken.
Hoeveel ontheffingen voor het jagen met kunstlicht op vossen of andere dieren zijn er door provincies gegeven en hoe beoordeelt u dat?
De ontheffingen waarover het in de uitspraken gaat, zijn ontheffingen van het verbod om beheer en schadebestrijding uit te voeren met behulp van kunstmatige lichtbronnen. Verschillende provincies hebben ontheffing verleend van dit verbod aan de faunabeheereenheden voor de bestrijding van vossen, maar ook voor de bestrijding van andere schadeveroorzakende dieren zoals konijnen en wilde zwijnen. Twee van die ontheffingen zijn afgelopen woensdag vernietigd. Een aantal andere ontheffingen is momenteel nog onderwerp van gerechtelijke procedures. Voor mijn oordeel verwijs ik u naar mijn brief van 6 december 2013.
Op welke wijze gaat u waarborgen dat er geen vergunningen meer worden afgegeven die in strijd zijn met de Benelux-Overeenkomst?
Ik verwijs u naar mijn brief van 6 december 2013.
Bent u bereid erop toe te zien dat provincies alle vergunningen die zijn verstrekt in strijd met de Benelux-Overeenkomst, zoals het jagen met kunstlicht, per direct worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het oordeel van de Raad van State dat zowel het college van Noord-Holland als het college van Friesland onvoldoende heeft gemotiveerd dat er een noodzaak is om op vossen te jagen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de argumentatie van de Raad van State eveneens van toepassing is op de landelijke vrijstelling van de vos? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.