Het artikel 'Burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen' |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen»1?
Ja.
Kunt u uiteenzetten in hoeverre er sinds de rellen in Den Haag in februari 20242 maatregelen zijn genomen ten opzichte van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
De verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen voor het voorkomen en omgaan met onrust ligt in de eerste plaats bij het lokaal gezag; het rijk ondersteunt met kennis en advies. Burgemeesters kunnen hiervoor onder meer terecht bij het Ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust. Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende partners zoals het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten en de politie, die het lokaal en landelijk bestuur ondersteunt bij het omgaan met maatschappelijke onrust en ongenoegen. Daarnaast onderhoudt het Ministerie van SZW contacten met Eritrees-Nederlandse gemeenschappen in het kader van maatschappelijke spanningen en polarisatie. Het Ministerie van SZW zet in op kennisdeling en kennisversterking bij de Rijksoverheid en gemeenten, zo bracht de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) bijvoorbeeld vorig jaar een infoblad uit over de ontwikkelingen binnen de gemeenschap3 en organiseerde het Ministerie van SZW recent een interdepartementaal overleg Eritrees-Nederlandse gemeenschappen.
Ook heeft het kabinet in lijn met het regeerprogramma structureel middelen beschikbaar gesteld voor de paraatheid van de mobiele eenheden en het uitbreiden van de bevoegdheden van de politie om informatie te vergaren over (potentieel) grootschalige openbare ordeverstoringen.
Wat is uw reactie op de bewering van de burgemeester van Rijswijk die stelt dat «de spanningen binnen de gemeenschap leiden tot excessief geweld en dat het gemeenten ontbreekt aan instrumenten om effectief te handelen»? Bent u voornemens gemeenten extra bevoegdheden te geven om effectiever te kunnen optreden tegen bijeenkomsten die bij voorbaat op zeer gespannen voet staan?
Ik ben mij bewust van de ingewikkelde opgave die een burgemeester in een situatie als deze heeft. Ik verwacht daarentegen dat we juist door de bundeling van kennis en expertise tussen rijk en gemeenten binnen het Ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust – en met toepassing van bestaande wettelijke bevoegdheden (zoals die volgen uit onder andere de Gemeentewet en de Wet openbare manifestaties) en niet-juridische instrumenten (zoals het proactief onderhouden van contacten met de Eritrees-Nederlandse gemeenschap) – kunnen komen tot een effectieve samenwerking en passend handelingsperspectief. Hierover vond vorig jaar ook een gesprek plaats tussen de burgemeester van Rijswijk en de Staatssecretaris van Participatie en Integratie.
Om te kijken hoe de ervaringen tot dusver zijn geweest, hoe het handelingsperspectief zo effectief mogelijk ingezet kan worden en waar dat mogelijk nog versterkt kan worden, is een overlegstructuur gestart waarbij verschillende departementen, de politie, de gemeente Rijswijk en andere gemeenten met vergelijkbare of anderszins relevante ervaringen in overleg treden. Ook het Ministerie van JenV speelt daarin haar rol.
Hoeveel verdachten zijn er inmiddels vervolgd voor hun betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024? Kunt u hierbij tevens aangeven wat de exacte (gevangenis)straffen zijn geweest?
De rechtbank Den Haag heeft op 19 juli 2024,4 23 september 2024,5 26 november 20246 en meest recentelijk op 31 maart 20257 uitspraak gedaan in de strafzaken tegen in totaal 35 verdachten. Deze zaken hebben geresulteerd in 34 veroordelingen – met een strafoplegging variërend van 150 dagen gevangenisstraf, waarvan 11 dagen voorwaardelijk, tot 4 jaar gevangenisstraf – en één vrijspraak. Verschillende van deze zaken lopen nog in hoger beroep.
Het intrekken van het Nederlanderschap is mogelijk op een aantal in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) benoemde gronden. Intrekking van het Nederlanderschap wegens gepleegde misdrijven vereist een onherroepelijke veroordeling wegens een van de in artikel 14, tweede lid, RWN genoemde misdrijven. De lengte van de opgelegde straf heeft hierin overigens een ondergeschikt belang. De Staatssecretaris van Rechtsbescherming gaat niet in op individuele gevallen.
Hoeveel van de tenminste negen Eritreeërs die zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 12 maanden, of andere veroordeelden in relatie tot de rellen in februari 2024, hebben een gevangenisstraf van meer dan 10 maanden opgelegd gekregen waarmee zij in de categorie van «bijzonder ernstig misdrijf» vallen, waardoor het Nederlanderschap ingetrokken kan worden? Kunt u tevens aangeven tegen hoeveel van de veroordeelden een proces loopt om het Nederlanderschap in te trekken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen er zijn ingetrokken naar aanleiding van de Eritrese rellen in Den Haag in februari 2024?
Het is niet mogelijk om uit de systemen van de IND cijfers te genereren die inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken specifiek vanwege betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024.
Kunt u aangeven hoeveel asielvergunningen voor Eritreeërs er in 2024 zijn ingetrokken, vanwege (signalen van) een contra-indicatie, omdat zij achteraf in tegenstelling tot wat zij beweerden tijdens hun asielprocedure toch sympathie hebben voor het Eritrese regime?
Het is niet mogelijk om uit de systemen van de IND cijfers te genereren die inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken specifiek vanwege sympathie voor het Eritrese regime. In de systemen van de IND wordt niet geregistreerd of een Eritreeër aanhanger is van het regime.
Hoeveel Eritreeërs die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 zaten nog in de asielprocedure? Kunt u aangeven wat de status van hun procedure nu is? Hoeveel van de betrokken Eritrese asielzoekers hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen en hoeveel verblijfsvergunningen zijn er niet verstrekt naar aanleiding van de rellen?
Over de individuele verblijfsprocedures en verblijfsstatussen van de Eritrese vreemdelingen die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 doet de Minister van Asiel en Migratie geen uitspraken.
Heeft u sinds de rellen van februari 2024 gesproken met de Eritrese ambassadeur? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken geweest?
Nee. Wel hebben er nadien meerdere gesprekken met de Eritrese ambassadeur plaatsgevonden op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens deze gesprekken is benadrukt dat van de ambassadeur wordt verwacht geweld expliciet af te keuren en actief bij te dragen aan de-escalatie en dialoog binnen de gemeenschap. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreekt autoriteiten ook direct aan zodra zij signalen ontvangt van onwenselijke beïnvloeding of wanneer ongeregeldheden zich voordoen.
Hoeveel van de schade, die wordt geschat op meer dan 700.000 euro, is inmiddels verhaald op de daders?
De rechtbank heeft in de zaken waarin zij tot veroordelingen is gekomen, ook verschillende vorderingen tot schadevergoeding (grotendeels) toegewezen. Het betreft daarbij zowel de vergoeding van immateriële schade voor politieagenten en ME’ers als de vergoeding van materiële schade van andere benadeelde partijen. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4 en 5, lopen verschillende van deze zaken nog in hoger beroep; die vonnissen – en daarmee de toegewezen schadevergoedingen – zijn nog niet onherroepelijk. Wij kunnen daarom op dit moment nog geen representatieve uitspraken doen over bedragen.
Het sturen van uitkeringen en inkomsten door statushouders en migranten naar hun land van herkomst |
|
Lidewij de Vos (FVD) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de spanningen die binnen de Eritrese gemeenschap zijn ontstaan met betrekking tot de Eritrese regering, onder meer wegens de verplichte afdracht van hun Nederlandse inkomen aan deze regering?1
Het kabinet is bekend met spanningen die bestaan tussen personen met een Eritrese afkomst in Nederland en die zichzelf rekenen tot de Eritrese gemeenschap. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen van de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP) is echter het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van Eritrese afkomst.2
Hoeveel statushouders en migranten uit Eritrea ontvangen op dit moment Nederlandse uitkeringen en toeslagen?
Het Ministerie van SZW houdt niet alle gevraagde informatie bij. Er zijn verschillende (openbare) bronnen waarmee een deel van de vraag beantwoord kan worden. Dat zijn de Dashboard Asiel en Integratie (DAI) en de monitor Statistiek Wet Inburgering (SWI) van het CBS en de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa.
Het CBS voert in opdracht van het Ministerie van SZW het DAI en SWI uit. In het DAI wordt het percentage statushouders met uitkering per specifiek cohort over de tijd gevolgd na het verkrijgen van een verblijfsvergunning (inclusief mensen met de Eritrese nationaliteit). In de tabel hieronder worden voor een aantal cohorten de uitkeringspercentages per verblijfsjaar weergegeven. Op https://dashboards.cbs.nl/v5/asielenintegratie/ zijn alle cohorten vanaf 2014 te vinden. Uit deze gegevens blijkt dat 38% van de Eritrese statushouders die tussen 1 januari 2014 en medio 2024 asiel in Nederland hebben gekregen per medio 2024 een uitkering ontvangt. Hieruit blijkt ook dat naarmate het desbetreffende cohort langer in Nederland verblijft, het aandeel uitkeringsontvangers daalt.
In de monitor SWI wordt ook gekeken naar uitkeringsafhankelijkheid (bijstand, WW en arbeidsongeschiktheid) van statushouders, maar hierin worden alleen inburgeringsplichtige statushouders gevolgd. Een ander verschil met de DAI is dat bij de SWI gekeken wordt naar uitkeringsafhankelijkheid vanaf het moment van huisvesting. SWI laat zien dat van 86%van de mensen uit het cohort 2022 drie maanden na huisvesting een uitkering heeft en 77% van de mensen uit datzelfde cohort 12 maanden na huisvesting een uitkering heeft.
In de factsheet statushouders en gezinsmigranten van Divosa wordt onder meer gekeken naar het totaalpercentage van alle statushouders bij elkaar in de bijstand op een specifiek moment. De meest recente factsheet stamt uit 2023 en daaruit valt op te maken dat in juni 2022 55,1% van de statushouders een bijstandsuitkering had.
Het is niet mogelijk om de uitgaven aan uitkeringen uit te splitsen naar achtergrondkenmerken zoals nationaliteit, omdat het uitgekeerde bedrag per individu verschilt.
1 jaar
79%
87%
84%
72%
68%
58%
2 jaar
92%
82%
78%
71%
68%
3 jaar
80%
65%
70%
62%
4 jaar
57%
54%
57%
5 jaar
40%
47%
51%
6 jaar
38%
39%
7 jaar
32%
36%
8 jaar
27%
9 jaar
27%
9,5 jaar
28%
Hoeveel statushouders en migranten uit andere (Afrikaanse) landen ontvangen op dit moment Nederlandse uitkeringen en toeslagen?
Op basis van de data uit DAI zijn in onderstaande tabel de percentages van mensen met een uitkering per cohort per aantal jaar na vergunningverlening opgenomen. Het gaat hierbij om mensen die een verblijfsvergunning asiel hebben gekregen, inclusief nareizigers en reguliere gezinsherenigers die zich in deze periode hebben herenigd met deze statushouders. Zie verder ook het antwoord op vraag 2.
1 jaar
86%
88%
85%
78%
73%
70%
2 jaar
89%
83%
78%
77%
73%
3 jaar
76%
67%
68%
65%
4 jaar
58%
55%
54%
5 jaar
46%
49%
46%
6 jaar
43%
41%
7 jaar
38%
38%
8 jaar
33%
9 jaar
31%
9,5 jaar
30%
Kunt u bevestigen of uitkeringen zoals de bijstand, Algemene Ouderdomswet (AOW), kinderbijslag en huurtoeslag door statushouders en migranten (structureel) worden overgemaakt naar hun land van herkomst? Zo ja, in welke mate? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en bij te houden?
Het Ministerie van SZW houdt geen overzicht bij van de besteding van uitkeringen door ontvangers. Het kabinet is niet voornemens om de besteding van uitkeringen van ontvangers van uitkeringen in kaart te brengen. Tenzij anders is voorzien in wet- en regelgeving, geldt voor sociale uitkeringen zoals de AOW dat ontvangers zelf bepalen op welke wijze het uitgekeerde bedrag wordt ingezet.
Deelt u de mening dat het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel primair is bedoeld om Nederlandse burgers en inwoners – wanneer zij hier zelf niet toe in staat zijn – in hun levensonderhoud te voorzien en niet om (familie in) landen van herkomst van statushouders en migranten te financieren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het sociale zekerheidsstelsel in Nederland heeft als doel om personen of gezinnen, die vanwege bepaalde omstandigheden in financiële problemen komen, te helpen. Het Ministerie van SZW maakt hierbij geen onderscheid naar (land van) herkomst of andere gronden.
Aan de basis hiervan ligt het gelijkheidsbeginsel, dat stelt dat mensen die in Nederland verblijven in gelijke gevallen gelijk behandeld worden, en het verbod op discriminatie, dat ook in artikel 1 van de Grondwet is vastgelegd. Deze beginselen zijn ook op het sociale zekerheidsstelsel van toepassing.
Deelt u de mening dat wanneer statushouders en migranten in staat zijn een significant deel van hun uitkering af te staan aan (familie in) het buitenland, deze uitkering blijkbaar hoger is dan noodzakelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Belangrijk uitgangspunt is dat de mensen die in aanmerking komen voor sociale voorzieningen zelf de verantwoordelijkheid en vrijheid hebben om de uitkering in te zetten waarvoor deze is bedoeld. Daarom gelden er stringente voorwaarden voor wie gebruik maken wil maken van sociale voorzieningen in het kader van het sociale zekerheidsstelsel. De hoogte van uitkeringsbedragen worden op verschillende wijzen vastgesteld. De manier waarop dit gebeurt is vastgelegd in de wetgeving waarin sociale voorzieningen en sociale verzekeringen zijn verankerd. Een verlaging van de bijstandsuitkering is bijvoorbeeld bij wijze van uitzondering alleen mogelijk als algemeen noodzakelijke bestaanskosten zich naar het oordeel van de gemeente in mindere mate of niet voordoen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar gronden zoals etnische afkomst (discriminatieverbod).
Welke concrete maatregelen worden momenteel genomen om te voorkomen dat Nederlands belastinggeld via uitkeringen en toeslagen belandt bij buitenlandse overheden of mogelijk buitenlandse terroristische netwerken?
De Nederlandse overheid controleert of mensen in het buitenland echt recht hebben op een uitkering uit Nederland. Als er geen afspraken met een land zijn gemaakt over de controle van bepaalde uitkeringen dan krijgen mensen in dat land die uitkeringen meestal niet.3 Mensen die in het buitenland wonen ontvangen bijvoorbeeld geen bijstand uit Nederland. Daarnaast komt niet iedereen in aanmerking voor het ontvangen van een uitkering of een toeslag vanwege de voorwaarden die daarvoor gelden en is het de verantwoordelijkheid van de ontvanger van een uitkering of toeslag om deze in te zetten waarvoor deze bedoeld is (zie ook antwoord op vraag 6).
Daarnaast helpen verschillende bestaande maatregelen om te voorkomen dat geld vanuit Nederland kan worden gebruikt om terrorisme te financieren. Bij de bestrijding van terrorismefinanciering ligt de focus niet zozeer op de herkomst van het geld, maar op de bestemming ervan.4 De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft als doel witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Het is verplicht voor meldingsplichtige instellingen (zoals financiële instellingen, banken, makelaars, notarissen, advocaten) om cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te melden bij de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU). Indien er aanwijzingen zijn voor de financiering van terrorisme, kunnen deze door het OM worden onderzocht op aanknopingspunten voor een strafrechtelijk onderzoek. Op grond van resolutie 1373 van de Verenigde Naties kan door Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister Justitie en Veiligheid, een nationale bevriezingsmaatregel worden opgelegd (plaatsing op de nationale sanctielijst terrorisme) wanneer het gegronde vermoeden bestaat van terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan. Het gevolg van de maatregel is dat de financiële tegoeden van de personen en organisaties die op de lijst staan moeten worden bevroren door financiële instellingen. Tegelijkertijd is het verboden voor anderen om financiële tegoeden en op geld waardeerbare middelen aan deze personen of organisaties ter beschikking te stellen. De nationale bevriezingsmaatregel is complementair aan plaatsing op de EU terrorismelijst en de uitgebreide VN financiële sancties.
In wlke mate draagt het huidige beleid bij aan de belastingdruk voor Nederlandse burgers en de houdbaarheid van onze voorzieningen?
Dat is niet bekend. Zoals aangegeven bij vraag 4 wordt er door het Ministerie van SZW ook geen overzicht bijgehouden van de besteding van uitkeringen en toeslagen door de ontvangers.
Op basis van beschikbare gegevens is het ook niet mogelijk om gefundeerde uitspraken te doen op welke wijze het gemaakte keuzes die ten grondslag liggen aan het sociale zekerheidsstelsel zich verhouden tot de belastingdruk in Nederland en de houdbaarheid van bestaande voorzieningen.
Bent u bereid om de regels rondom uitkeringen aan statushouders en migranten te verscherpen, bijvoorbeeld door te korten op de verstrekte uitkering of toeslag? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Dit is niet mogelijk. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de Grondwet om onderscheid te maken tussen Nederlanders en migranten of statushouders als het gaat om de vormgeving en rechten op sociale zekerheid. Dat neemt niet weg dat het woonlandbeginsel onverminderd van toepassing blijft, zoals vastgelegd in de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Het woonlandbeginsel ziet er op toe dat voor een aantal uitkeringen en toeslagen de hoogte van een uitkering in verhouding staat tot het kostenniveau van het land waar de ontvanger woont. Op die manier houdt het kabinet toezicht op de export van uitkeringen naar landen buiten de EU, EER en Zwitserland.
Hoe kijkt u in het licht van vraag 9 naar het remigratiebeleid? Bent u bijvoorbeeld bereid statushouders en migranten die hun financiële focus op hun land van herkomst leggen, aan te moedigen om daar vrijwillig doch permanent naartoe terug te keren?
Het Ministerie van SZW kent een remigratieregeling voor bepaalde doelgroepen uit bepaalde landen waarmee Nederland arbeid gerelateerde historische banden heeft, alsook voor vluchtelingen.
In 2017 is besloten deze regeling met ingang van 2025 in te trekken, omdat deze niet meer paste bij het streven om zoveel mogelijk arbeidskrachten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Een andere reden hiervoor was dat remigratie een weloverwogen (persoonlijke en financiële) keuze is van personen die daartoe willen overgaan en deze personen hiervoor zelf maatregelen dienen en vaak ook kunnen treffen.
Daarmee is de regeling vanaf 2025 uit gefaseerd, zodat er geen nieuwe instroom meer mogelijk is. Als gevolg hiervan, maar ook vanwege het doel waarvoor deze remigratieregeling oorspronkelijk is ingesteld, is het niet (meer) mogelijk om deze regeling in te zetten.
Overigens kunnen mensen die zelfstandig vertrekken uit Nederland nog wel in aanmerking komen voor vertrekondersteuning (basisvertrekondersteuning en in sommige gevallen ook herintegratieondersteuning).
Deze ondersteuning bestaat uit extra financiële ondersteuning en/of ondersteuning in natura, om het mogelijk te maken een nieuw bestaan op te bouwen in het land van herkomst en wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Asiel en Migratie.5
De uitbuiting van Indonesische verpleegkundigen en hun zaak tegen een Hogeschool |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Kent u de zaak van de Indonesische verpleegkundestudenten die via een leerwerktraject van een hogeschool en een bemiddelingsbedrijf naar Nederland kwamen om vervolgens twee dagen per week te werken, twee dagen per week onbetaald werk te verrichten (stage) en nog twee dagen per week te studeren, tegen de belofte van een studiebeurs en een verhuiskostenvergoeding waarover gedoe ontstond?1
Ja.
Wat vindt u er van dat na afloop van de rechtszaak bij het treffen van de schikking en de vergoeding die de hogeschool zou betalen de voorwaarde is gesteld dat geen kwaad woord meer mocht worden gesproken over de hogeschool? Begrijpt u dat mensen zich monddood gemaakt voelen, mag deze voorwaarde eigenlijk wel worden gesteld?2
Het betreft een privaatrechtelijke schikking tussen de hogeschool en de Indonesische verpleegkundestudenten. De overheid was hier dus niet bij betrokken. Over de inhoud van de schikking kan ik daarom geen uitspraak doen.
Klopt het dat voorafgaand aan de komst van de Indonesisch verpleegkundigen vier ministeries kritisch waren op deze plannen voor dit leerwerktraject, en dat met name de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) grote bezwaren had? Wat is uw reactie op de kritiek vanuit de IND dat dit niet de gebruikelijke route is maar vooral een constructie om goedkope arbeidskrachten uit het buitenland naar Nederland te halen? Wat is uw reactie op de kritiek vanuit de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dat er zorgen zijn over een tekort aan verpleegkundigen in Indonesië, zorgen over kwaliteit van onderwijs en mogelijke uitbuiting?3
Het klopt dat er vooraf signalen waren dat het met name zou gaan om arbeidskrachten voor de zorg naar Nederland te halen, en niet om studie. Om verblijfsaanvragen voor internationale studenten te kunnen indienen moet een onderwijsinstelling door de IND zijn erkend als referent. Vanwege de signalen is een eerdere aanvraag om erkenning als referent van de betreffende – overigens niet bekostigde – hogeschool ook afgewezen. Tegen dit besluit van de IND heeft de hogeschool bezwaar en beroep ingesteld. Vervolgens heeft de hogeschool opnieuw een aanvraag om erkenning ingediend, met een aangepast studieprogramma.
Het nieuwe programma van de nieuw op te richten opleiding was ondertussen dusdanig ingericht dat het programma nu wel voldoende op studie gericht leek te zijn. Ook al zaten er nog ongebruikelijke elementen in, voldeed het programma. Daarmee voldeed de Hogeschool wat de IND betreft nu wel aan de voorwaarden voor erkenning als referent.
Op grond hiervan is de nieuwe aanvraag om erkenning als referent uiteindelijk dan ook ingewilligd. De aanvragen om een verblijfsvergunning die vervolgens ten behoeve van de Indonesische verpleegkundigen werden ingediend, voldeden gelet op het voorgaande aan alle toelatingsvoorwaarden op grond van het studiebeleid voor internationale studenten. Er was geen tewerkstellingsvergunning nodig voor de stage, en voor bijkomende werkzaamheden kon een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd.
Ondanks de zorgen die destijds bestonden bij de Ministeries van VWS, SZW en OCW, was er binnen de geldende wet- en regelgeving (de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek) geen grond om de verblijfsvergunning of tewerkstellingsvergunning te weigeren.
De blijvende zorgen om deze groep Indonesische verpleegkundigen en de eerdere signalen hebben er wel toe geleid dat de IND de zaak heeft gemeld bij de Nederlandse Arbeidsinspectie, die de melding in onderzoek heeft genomen. De IND is vervolgens ook een onderzoek gestart naar de naleving van de plichten van de betreffende hogeschool als erkend referent.
Hoe kan het dat ondanks deze fundamentele kritiek deze constructie plaats mocht vinden? Hoe kijkt u hier op terug? Zijn dergelijke constructies nu nog steeds mogelijk?
Zoals aangegeven in antwoord 3 voldeden de aanvragen om een verblijfsvergunning formeel aan de voorwaarden voor de toelating van internationale studenten doordat de hogeschool een dusdanig programma heeft overgelegd waaruit werd opgemaakt dat er sprake was van een op studie gericht programma.
Het kabinet betreurt hoe de situatie heeft uitgepakt voor de Indonesische verpleegkundigen.
Het kabinet vindt het van groot belang dat iedereen onder goede omstandigheden kan leven en werken in Nederland. Net als iedereen hebben arbeidsmigranten en internationale studenten die stagelopen en/of arbeid van bijkomende aard verrichten naast hun studie recht op eerlijk, gezond en veilig werk, met fatsoenlijke huisvesting. Werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden en -voorwaarden voor hun werknemers. Dit geldt ook voor internationale studenten die stagelopen en/of een bijbaan hebben. Het kabinet werkt samen met uitvoeringsorganisaties, sociale partners, medeoverheden en andere partijen om de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer) te implementeren om de positie van arbeidsmigranten in Nederland te verbeteren.
Een van de problemen in deze casus was dat stage en werk bij dezelfde werkgever plaatsvond. Hierdoor is het onderscheid tussen stage en reguliere werkzaamheden moeilijk te maken en maakt het risico op misbruik groter.
De vraag of dergelijke constructies nog steeds mogelijk zijn, is moeilijk te beantwoorden. Enerzijds laat deze casus zien dat de overheid controleert, handhaaft, verblijfsvergunningen intrekt en mogelijk boetes oplegt. Ook de negatieve publiciteit voor de desbetreffende organisaties en instellingen is geen reclame voor dit soort constructies.
Anderzijds zullen er altijd pogingen worden gedaan om schijnconstructies op te zetten om (goedkope) arbeidskrachten naar Nederland te halen. De IND geeft dan ook aan dat zij aanvragen om erkend referentschap c.q. verblijfsvergunningen in het kader van dit soort constructies blijvend kritisch zal beoordelen.
Het kabinet zal kwetsbaarheden in de huidige wet- en regelgeving bezien en nagaan welke vervolgstappen gewenst zijn. Het zal de praktijkbevindingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie hierin meenemen.
Erkent u dat er al sinds juni 2024 een rapport ligt van de IND waarin op vernietigende wijze wordt uitgehaald naar de hogeschool over dit leerwerktraject, dat er een verkeerd beeld is gegeven van het project, dat meerdere wetten en regels zijn overtreden en het aanvankelijk ook gewoon de bedoeling was om verpleegkundigen als werknemers uit Indonesië te halen maar toen bleek dat dat niet door kon gaan deze constructie is bedacht?4 Wat is uw reactie hierop?
De IND heeft inderdaad een onderzoek ingesteld naar de naleving van de wettelijke plichten door de desbetreffende hogeschool als erkend referent en hierover een rapport van bevindingen opgesteld. Uit het rapport blijkt dat de hogeschool haar plichten niet dan wel onvoldoende is nagekomen en dat daarnaast de praktijk van het studieprogramma anders was dan de hogeschool destijds bij de erkenningsaanvraag naar voren heeft gebracht. De IND heeft in juli 2024 een voornemen tot intrekking van de erkenning verzonden aan de hogeschool, ook omdat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning vanwege uitschrijving van de onderwijsinstelling uit het register van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.
Hoe kan het dat er al sinds juli 2024 een brief ligt van de IND met daarin het voornemen om de erkenning van de hogeschool als referent in te trekken, dat de hogeschool een termijn van vier weken is gesteld om haar zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken en nog steeds door de IND geen besluit met betrekking tot het referentschap van de hogeschool is genomen?
In algemene zin biedt de procedure tot intrekking van de erkenning de mogelijkheid aan de erkend referent om (binnen een redelijke termijn) uitstel te vragen om een gedegen zienswijze naar voren te kunnen brengen. Daarbij kan de erkend referent ook gebruik maken van de mogelijkheid om zijn zienswijze mondeling toe te lichten. Een dergelijke procedure, die zorgvuldig moet worden doorlopen, neemt dan ook enige tijd in beslag.
Van belang is hierbij te vermelden dat de IND in deze procedure de belangen van de nu nog zittende Indonesische studenten voorop heeft gesteld.
Daarom zijn de IND en de desbetreffende hogeschool ook in gesprek om ervoor te zorgen dat de studenten op fatsoenlijke wijze hun verblijf kunnen afronden dan wel op andere gronden kunnen voortzetten. De desbetreffende hogeschool heeft in die gesprekken aangegeven hier hard aan te werken, waarbij de verwachting van de IND was dat uiterlijk op 1 juni 2025 alle studenten zouden zijn uitgestroomd. De IND vond het belang van de studenten om hun verblijf goed te kunnen afronden dan wel op andere gronden voort te zetten zwaarder wegen dan de directe intrekking van de erkenning van de desbetreffende hogeschool. Gelet hierop heeft de IND vanaf begin dit jaar de intrekkingsprocedure tijdelijk gepauzeerd zodat de desbetreffende hogeschool zich hiertoe kon inspannen.
Er is dus in die zin geen sprake van een afspraak, maar van een overweging van de kant van de IND in het belang van de Indonesische studenten.
Bent u er mee bekend dat de hogeschool aan de Indonesische verpleegkundigen heeft laten weten dat de hogeschool met de IND heeft afgesproken dat tot 1 juni 2025 de intrekkingsprocedure niet wordt doorgezet? Wat vindt u van een dergelijke afspraak gelet op de inhoud van het in vraag 5 genoemde rapport? Wat betekent dit voor de studenten? Welke gevolgen heeft dit voor de hogeschool?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar deze kwestie naar verwachting openbaar gemaakt?
Momenteel worden de boeterapporten in deze kwestie door de onafhankelijke boeteoplegger binnen de Nederlandse Arbeidsinspectie beoordeeld, en wordt gekeken of er daadwerkelijk sprake is van overtredingen van arbeidswetten. Naar verwachting zal het nog meerdere maanden duren voor een besluit tot het opleggen van een boete is genomen. Zodra dat is gebeurd, zullen de inspectieresultaten binnen 10 werkdagen openbaar worden gemaakt op de website van de Arbeidsinspectie. De boeterapporten zelf worden niet openbaar gemaakt.
Terugkijkend, wie heeft er nu aan deze constructie verdiend of op andere wijze voordeel behaald?
Duidelijk is dat de Indonesische verpleegkundigen de verliezers zijn in deze constructie. Het kabinet heeft geen inzicht in wie in welke mate er voordeel aan heeft behaald. Wel wil ik benadrukken dat het kabinet ieder verdienmodel dat ten koste gaat van stagiairs en arbeidsmigranten streng veroordeelt.
Hoe gaat u in de toekomst dergelijke misstanden en situaties van uitbuiting voorkomen?
Naar aanleiding van deze casus zal het kabinet kwetsbaarheden in de huidige wet- en regelgeving bezien en nagaan welke vervolgstappen gewenst zijn. Het zal de praktijkbevindingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie hierin meenemen.
De zorgwekkende uitkomsten van de inspectie Gezondheid en Jeugd over de situatie van kinderen in de opvang |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
Bent u bekend met de uitkomsten van de Inspectie Gezondheid en Jeugd over het toezicht op de asielopvang 2024?1
Ja.
Wat vindt u van de indringende conclusie dat de gezondheidszorg voor de meest kwetsbaren, waaronder kinderen, chronisch zieken en zwangere vrouwen, momenteel niet op orde is en daarmee ernstige risico’s oplevert voor de gezondheid?
De Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) concludeert dat ondanks verbeteringen de situatie voor de meest kwetsbare asielzoekers in de opvangketen onnodig schrijnend blijft met grote risico’s op ernstige fysieke en mentale gezondheidsschade. De medewerkers van onder andere het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) spannen zich dagelijks enorm in om de kwaliteit van de opvang en de toegang tot de zorg te borgen. Zoals de IGJ aangeeft lukt dit ook ten aanzien van de medische intake, dossiervorming, jeugdgezondheidszorg en preventie zorg De IGJ ziet daarin ook verbeteringen. Ook over de hygiënezorg spreekt de IGJ zich positief uit. Vanzelfsprekend is het teleurstellend dat ondanks de geleverde inspanningen er toch nog tekortkomingen worden geconstateerd.
Hoe kijkt u naar de conclusie over de situatie van kinderen waarin wordt geconstateerd dat er nog steeds na herhaaldelijke oproepen ernstige risico’s zijn die hun gezonde en veilige ontwikkeling belemmeren, waarmee niet voldaan wordt aan de rechten van het kind en asielkinderen ernstig risico op blijvende en mogelijk onherstelbare schade hebben?
Ja. De verantwoordelijkheid voor het zorgen voor kinderen in de asielopvang is een verantwoordelijkheid van mij als Minister van Asiel en Migratie en het COA als uitvoeringsorganisatie. Mijn ministerie en het COA trekken daarom gezamenlijk op in het kijken naar verbeteringen die kunnen worden doorgevoerd naar aanleiding van het rapport van de inspectie.
Voelt u zich verantwoordelijk voor kinderen van asielzoekers die zich in de Nederlandse opvang bevinden? Zo ja, hoe ziet u die verantwoordelijkheid in het licht van de conclusies van dit rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met de Inspectie eens dat de overheid momenteel ernstig tekortschiet in de zorg die nodig is voor asielkinderen?
Het uitgangspunt is dat kinderen en andere kwetsbare personen niet worden opgevangen in de noodopvang of locaties die daar minder geschikt voor zijn. Daar waar mogelijk wordt daar ook rekening mee gehouden. Om te voorkomen dat asielzoekers, waaronder kinderen, op straat moeten slapen is de inzet van noodopvang ook voor deze groep toch nodig. Dit is geen ideale situatie en brengt zoals is geconstateerd uitdagingen met zich mee ten aanzien van de gezondheidssituatie en het welzijn van de kinderen. Niettemin wordt binnen de huidige opvangsituatie er alles aan gedaan om de kwaliteit van de opvang en de toegang tot de zorg te borgen. Daarbij is er ook met name aandacht voor de positie van kinderen. Kinderen in de asielopvang hebben te allen tijde toegang tot de gezondheidszorg. Voor deze zorg wordt gebruik gemaakt van het reguliere zorgsysteem. Dat geldt voor de somatische en geestelijke gezondheidszorg maar ook voor de publieke gezondheidszorg en jeugdhulp. De realiteit is dat gevluchte kinderen, net als alle andere kinderen in Nederland, te maken hebben met wachtlijsten voor doorverwijzingen naar specialistische en geestelijke gezondheidszorg of in de jeugdhulp.
Welke maatregelen zijn er sinds de eerdere oproepen genomen om de situatie te verbeteren, en waarom hebben deze niet het gewenste effect gehad?
Zoals de IGJ in het rapport ook aangeeft zijn er ten aanzien van de zorg wel degelijk zaken ten goede gewijzigd. De IGJ wijst hierbij onder andere op de hygiëne, het delen van medische gegevens, de medische intake en het in beeld houden van kinderen voor de jeugdgezondheidszorg. Helaas constateert de IGJ, net als uit andere rapporten naar voren is gekomen dat er ook nog uitdagingen zijn. Alle aanbevelingen uit deze en eerdere rapporten en onderzoeken worden door mijn ministerie zeer serieus genomen. Samen met de betrokken organisaties wordt er iedere dag ook gewerkt om de kwaliteit te borgen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er voldoende geschikte en stabiele opvangplekken komen voor kinderen, zodat zij niet telkens hoeven te verhuizen?
Zoals in de beantwoording hierboven al is benoemd, is het uitgangspunt van het COA om kinderen zoveel mogelijk buiten de noodopvang op te vangen. Ik erken dat dit locaties zijn die zijn ingericht op tijdelijk verblijf, hetgeen betekent dat kinderen meer moeten verhuizen. Daarnaast zit onmiskenbaar verschil in de kwaliteit tussen alle noodopvanglocaties, waardoor de ene noodlocatie meer geschikt is voor opvang van kinderen dan de andere. Ook het COA zou dan ook graag zien dat kinderen niet in een noodopvanglocatie hoeven worden opgevangen. Wegens het aanhoudende beddentekort kan het COA hier helaas niet aan voldoen. Streven is om kinderen en andere kwetsbaren wel zo snel mogelijk door te plaatsen naar reguliere opvanglocaties, maar dit is al langere tijd lastig te realiseren. Kinderen zijn namelijk niet de enige doelgroep die binnen de asielopvang door het COA als kwetsbaar is aangemerkt; hieronder vallen bijvoorbeeld ook zwangere vrouwen en andere specifieke groepen asielzoekers. Bovendien moet voorkomen worden dat asielzoekers op straat terecht komen, dus voor bewoners moet een nieuwe plek gevonden worden als tijdelijke locaties weer sluiten, hetgeen momenteel met regelmaat gebeurt. Dit maakt het nog lastiger om kinderen te plaatsen op de juiste plek. Pas als er ruimte vrijkomt in de opvang die in brede zin zijn ingericht op opvang van kinderen, ontstaat een beter opvangklimaat voor deze doelgroep. Belangrijk om te benadrukken is dat bij het gebruiken van noodopvanglocaties waar ook kinderen worden opgevangen, het COA rekening houdt met het inrichten van kindvriendelijke voorzieningen zoals activiteiten en de mogelijkheid tot het gebruik van speelvoorzieningen.
Deelt u de mening dat het zelf exploiteren van locaties door gemeenten een kans biedt voor kleinschalige opvang, met oog voor kwetsbare groepen zoals kinderen? . Ziet u de toegevoegde waarde van kleinschalige locaties voor het welzijn van kinderen?
Voor een effectief werkende migratieketen is het van belang dat de ketenpartners in voldoende mate aanwezig zijn. Ongeacht de grootte van de locatie is het tevens van belang om extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen. Het COA onderzoekt welke mogelijkheden hier nog zijn om de situatie voor kinderen te verbeteren in met name de noodopvang. Het kabinet zal uw kamer hier voor het meireces over informeren.
Bent u bereid de aanbevelingen van het Inspectierapport volledig en met hoge prioriteit over te nemen? Zo nee, waarom niet?
De voorkeur gaat in zijn algemeenheid uit naar grootschalige opvang waar meer faciliteiten geboden worden, zoals een school. Grootschaligheid drukt ook de kosten.
Hoe verhouden de uitkomsten van de Inspectie zich volgens u met de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen c.s. over goede opvang van kinderen in de asielopvang prioriteit geven waarin ook maandelijks gerapporteerd moet worden over de situatie van kinderen in de asielopvang?2
Ja, samen met het COA pak ik deze aanbevelingen op. Het COA is ook al gestart met de invulling hiervan. Zo heeft het COA voor de overplaatsingen van asielzoekers die veel, continue of chronische zorg nodig hebben met de ketenpartners «de ketenrichtlijn continuïteit van zorg bij verhuizingen» opgesteld. Het doel van deze richtlijn is het bieden van doorlopende kwalitatief goede zorg en het voorkomen van medische risico’s bij verhuizing voor bewoners van COA-locaties. Evaluatie van deze richtlijn is in de periode april/juni. Daar komt ook de inzet van de medische blokkade aan de orde. Mogelijke verbeterpunten pakt het COA op met haar ketenpartners. Het COA gaat alvast aan de slag om de bekendheid met de ketenrichtlijn (inclusief het onderdeel medische blokkade), onder de medewerkers verder te vergroten.
Om de toegang tot de GGZ zorg te verbeteren trekt het COA samen op met de Nederlandse GGZ en VWS. De wachtlijstproblematiek bij overplaatsingen heeft hierin hoge prioriteit. Op basis van de aanbevelingen uit het EGALITE-rapport (november 2024 Erasmus MC) is voor zwangere vrouwen een aantal verbeteringen in voorbereiding. Het COA werkt hiervoor intensief samen met de kraamzorg, verloskundigen en GGD GHOR en GZA in de ketenwerkgroep geboortezorg.
Heeft u inmiddels in beeld welke locaties ongeschikt zijn voor kinderen en bent u bereid ervoor te zorgen dat kinderen daar per direct niet meer geplaatst worden, in lijn met de motie van het lid Van Nispen c.s.?3
Het kabinet blijft aandacht hebben voor de situatie van kinderen in de asielopvang. Op dit moment inventariseren het ministerie en het COA mogelijke aanvullende oplossingen om de situatie voor kinderen in de asielopvang te verbeteren. Het kabinet zal u vóór het meireces nader informeren.
Bent u bereid om, naast het contactpersoon kind, meer personeel van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op locaties een training te laten volgen op het gebied van kind-specifieke expertise, zodat al het personeel de kennis en kunde in huis heeft?
Zie antwoord vraag 11.
Ayoub M. die in 2021 de 18-jarige Rik van de Rakt doodstak |
|
Emiel van Dijk (PVV), Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Twee jaar extra cel tbs voor Ayoub Y, die wel al trots in de keuken werkt»?1
Ik ben bekend met het artikel waarnaar wordt verwezen in de voetnoot.
In zijn algemeenheid kan worden aangegeven dat er bij strafrechtelijke veroordelingen die onherroepelijk zijn geworden altijd wordt bekeken of dit gevolgen heeft voor de verleende verblijfsvergunning. Ik heb uw Kamer in algemene zin geïnformeerd over het openbare-ordebeleid in asielzaken in mijn brief van 18 december 2024.2
Is de tijdelijke verblijfsvergunning van Ayoub M. in 2021 ingetrokken nadat hij was veroordeeld voor het doodsteken van de 18-jarige Rik van der Rakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend is, doe ik geen mededeling over individuele zaken.
Hoe is het mogelijk dat een levensgevaarlijke gek als Ayoub Y. die, terwijl hij een tijdelijke verblijfsvergunning had een willekeurige jongen doodstak op straat, binnenkort in aanmerking komt voor proefverlof?
Ik ga niet in op individuele gevallen.
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat het verlof een onderdeel is van de behandeling van een justitiabele aan wie een tbs-maatregel met dwangverpleging is opgelegd (tbs-gestelde). Tijdens het verlof kan een tbs-gestelde gefaseerd en per verloffase oefenen met vrijheden. Hierbij is de eerste een kort verlof, met begeleiding en beveiliging. Behandelaars kunnen hiermee beoordelen of de terugkeer in de samenleving veilig genoeg is of dat terugplaatsing of een langer verblijf in de tbs-kliniek noodzakelijk is. De procedures omtrent het verlenen van verlof zijn zeer zorgvuldig. Verloftoetsing vindt primair plaats met het oog op de veiligheid van de samenleving. Een tbs-gestelde gaat pas met verlof als vanuit risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of terugval beheersbaar wordt geacht. Verlofaanvragen worden getoetst door een onafhankelijk adviescollege.
Vindt u het niet schandalig dat Ayoub Y. geen gevangenisstraf heeft gekregen voor deze verschrikkelijke moord en nu vrolijk staat te koken voor de hele kliniek waar hij verblijft?
Het oordeel welke straf – gegeven de specifieke omstandigheden van het individuele geval – het meest passend is, is aan de rechter op basis van de wetgeving in onder meer de wetboeken van Strafrecht en Strafvordering. Het past de leden van het kabinet niet om in dat oordeel te treden.
Gaat u ervoor zorgen dat Ayoub M. niet wordt losgelaten op de Nederlandse samenleving maar in plaats daarvan heel snel Nederland wordt uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op individuele zaken.
In algemene zin verwijs ik naar bovengenoemde brief van 18 december 2024. Hierin heb ik uiteengezet dat de vereisten voor het intrekken van een asielvergunning op grond van EU-wetgeving zwaarder zijn dan die voor het intrekken van een reguliere verblijfsvergunning. Redengevend hiervoor is dat als de IND concludeert dat een persoon in aanmerking komt voor een asielvergunning, daarmee is vastgesteld dat deze persoon bescherming van de Nederlandse overheid nodig heeft. De individuele beoordelingen zullen steeds langs de maatstaven als aangegeven in deze brief worden verricht.
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe beleid van het Openbaar Ministerie omtrent de strafbeschikking?1
Ja.
Herinnert u zich dat bij de regeling van werkzaamheden van 18 februari 2025 een brief hierover gevraagd is? Kan de Kamer die brief binnen een week verwachten, tezamen met de antwoorden op deze vragen?
Ik doe mijn uiterste best om vragen vanuit uw Kamer zo spoedig mogelijk te beantwoorden. De gevraagde brief, die inmiddels aan uw Kamer is verzonden, vergde afstemming met betrokken partijen zoals het OM, waardoor een week niet haalbaar was.
Op welke wijze heeft het Openbaar Ministerie overleg gevoerd over dit beleid met de Minister van Justitie en Veiligheid over dit voorstel?
Het OM heeft een jaar geleden in algemene zin aangekondigd de toepassing van de strafbeschikking te zullen verruimen. De toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer hierover in een brief van 29 januari 2024 geïnformeerd.2 Ik ben enkele weken voorafgaand aan 1 februari in algemene zin mondeling op de hoogte gesteld dat het OM voornemens was de toepassing van de strafbeschikking uit te breiden. Tijdens een regulier overleg met het College van PG’s op 20 februari 2025 is het onderwerp besproken.
Kunt u, de Minister van Justitie en Veiligheid, alle schriftelijke stukken over overleg hierover met u en het ministerie aan de Kamer doen toekomen?
Ik heb bekeken welke stukken ik hierover ik heb ontvangen via de lijn. Bijgaand treft u het extract aan van de annotatie die ik heb ontvangen ten behoeve van de bespreking van dit onderwerp met het College van procureurs-generaal en de versie van de instructie die hierbij was gevoegd. Dit is het deel van de annotatie dat ziet op het verruimde strafbeschikkingenbeleid van het OM. Het verslag van dit overleg is nog niet vastgesteld.
Heeft u, de Minister van Justitie en Veiligheid, ingestemd met deze beleidswijziging?
Het OM functioneert ten aanzien van de strafoplegging in strafzaken zelfstandig en onafhankelijk. Aanpassingen van beleid worden ter kennisneming aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bent u, de Minister van Justitie en Veiligheid, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Met behulp van een strafbeschikking kan een officier van justitie zaken zelf afdoen. Het gaat om strafbare feiten waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf is gesteld, zoals eenvoudige mishandeling, winkeldiefstal, openbare dronkenschap, bedreiging en rijden onder invloed. Het doel van het vaker toepassen van de strafbeschikking is om de doorlooptijden van strafzaken te verkorten, de rechtspraak te ontlasten en voorraden af te bouwen. Door vaker een strafbeschikking uit te vaardigen kan de strafrechter worden ontlast en de rechterlijke capaciteit worden benut voor de zwaardere strafzaken. Daarnaast streeft het OM ernaar om hiermee meer strafzaken te kunnen afhandelen. Dit leidt er dus toe dat meer criminaliteit sneller kan worden aangepakt. Dit is ook in het belang van slachtoffers. Ik steun in algemene zin deze doelen om doorlooptijden van strafzaken te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Het vaker afdoen van strafzaken met een strafbeschikking is met het oog op dat doel een geschikt middel, mede uitgaande van de bestaande capaciteitstekorten bij de rechtspraak. Vanzelfsprekend worden alle wettelijke waarborgen rondom de uitvaardiging van strafbeschikkingen in acht genomen, terwijl ook de rechten en belangen van slachtoffers gewaarborgd blijven. In gevallen waarin de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat het desbetreffende feit met een vrijheidsstraf wordt bestraft, kan nog steeds tot dagvaarding worden overgegaan en kan vervolgens door de rechter een vrijheidsstraf worden opgelegd.
Op welke wijze en wanneer bent u, de Minister van Asiel en Migratie, geïnformeerd over deze beleidswijziging?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Bent u, de Minister van Asiel en Migratie, het eens met deze beleidswijziging? Indien gedeeltelijk, kunt u dan aangeven met welke gedeeltes wel en met welke gedeeltes niet?
Het verruimde beleid van het OM is mijn verantwoordelijkheid, niet die van de Minister van Asiel en Migratie.
Hoe beoordeelt u het feit dat misdrijven waarvoor een taakstrafverbod geldt (en waarvoor dus een gevangenisstraf opgelegd dient te worden), nu met een strafbeschikking worden afgedaan, waardoor er geen gevangenisstraf voor opgelegd kán worden en alleen een taakstraf of boete? Acht u dat wenselijk?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten. Het OM oefent hierbij zijn taken uit binnen de kaders van de wet. Tot die kaders behoort ook het taakstrafverbod (artikel 22b Wetboek van Strafrecht). In gevallen waarin op grond daarvan geen taakstraf mag worden opgelegd, kan de officier van justitie nog steeds overgaan tot dagvaarding en de zaak voorleggen aan de rechter.
Hoe beoordeelt u het feit dat asielzoekers, die overtredingen en misdrijven begaan hebben (en mogelijk voor veel overlast zorgen), nu een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kúnnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
De uitbreiding van de toepassing van de strafbeschikking betreft op dit moment alleen veelvoorkomende vermogensdelicten met als doel doorlooptijden te verkorten en meer criminaliteit aan te pakken. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
U doelt op een passage in de instructie over het vervallen van de zogenaamde «contra-indicaties» voor het opleggen van een strafbeschikking, bij recidive en illegale vreemdelingen en asielzoekers. Ik vind het van belang te benadrukken dat ook deze zaken nog steeds voor de rechter kunnen worden gebracht, ook onder deze nieuwe instructie. Die afweging wordt bij iedere zaak door de officier van justitie gemaakt. Daarnaast blijft het doelgroepenbeleid van het OM in stand. Dat betekent dat er extra aandacht is en blijft voor bijvoorbeeld vervolging van overlastgevende asielzoekers en recidivisten. De instructie maakt het echter nu wel mogelijk om ook bij relatief lichte feiten – die nu soms onbestraft blijven door bijvoorbeeld gebrek aan capaciteit of sepots – een strafbeschikking op te leggen. Het opheffen van de contra-indicaties zorgt er in die gevallen voor dat asielzoekers, illegale vreemdelingen en recidivisten niet wegkomen zonder straf, maar een strafbeschikking krijgen. Het toepassen van de strafbeschikking is dus een toevoeging aan het arsenaal van een officier van justitie om strafbare feiten aan te pakken en leidt ertoe dat meer criminaliteit wordt aangepakt. Het OM zal de passage in de instructie bij een eerstvolgende wijziging of volgende instructie op dit punt verhelderen.
Hoe beoordeelt u het feit dat veelplegers in dit nieuwe beleid een strafbeschikking zullen krijgen, waardoor zij geen gevangenisstraf meer kunnen krijgen? Is dit in lijn met het kabinetsbeleid?
Zoals in het antwoord op vraag 10 is toegelicht, is het doel juist om meer criminaliteit aan te pakken. Bij relatief lichtere recidivefeiten (bijvoorbeeld winkeldiefstal) kan de officier nu ook een strafbeschikking opleggen, terwijl deze feiten anders mogelijk onbestraft waren gebleven. De mogelijkheid tot dagvaarden blijft bestaan wanneer de officier van justitie dit opportuun acht. Doorlooptijden verkorten en meer criminaliteit aanpakken is in lijn met het kabinetsbeleid.
Kunt u aangeven hoeveel veelplegers en hoeveel asielzoekers in 2024 en 2025 veroordeeld zijn door de rechter tot een gevangenisstraf voor delicten met maximaal 6 jaar gevangenisstraf?
De Rechtspraak registreert niet of een verdachte een asielzoeker of een veelpleger is. Daarom zijn deze cijfers niet beschikbaar. In de jaarlijkse rapportage Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties geeft het WODC een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. Naar verwachting wordt vóór het zomerreces de rapportage over het jaar 2024 door de Minister van Asiel en Migratie aan uw Kamer aangeboden.
Hoeveel mensen die veroordeeld zijn voor een delict met een taakstrafverbod (in 2024), zouden in 2025 een taakstraf of boete krijgen door dit nieuwe beleid?
Het OM past het nieuwe beleid toe binnen de kaders van de wetgeving. Voor delicten waarvoor een taakstrafverbod geldt wordt dus geen taakstraf opgelegd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de positie van het slachtoffer veel zwakker is bij een strafbeschikking dan bij een procedure voor de strafrechter? Bent u bereid ervoor te zorgen dat wanneer slachtoffers spreekrecht willen uitoefenen, ze dat kunnen doen en er in dat geval dus een rechtszitting komt?
Ook bij afdoening van een zaak met een strafbeschikking is de positie van het slachtoffer geborgd. De officier van justitie houdt bij de toepassing van de strafbeschikking rekening met de belangen van slachtoffers. Hierover heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming u uitgebreid geïnformeerd per brief van 9 november 20223 en vervolgens in de tweede4 en derde voortgangsbrief5 meerjarenagenda slachtofferbeleid. Slachtoffers worden er expliciet op gewezen dat zij een schriftelijke slachtofferverklaring kunnen indienen, zodat hun belangen door de officier van justitie kunnen worden meegewogen bij het uitvaardigen van een strafbeschikking. Ook kunnen slachtoffers stukken indienen ter onderbouwing van het verhalen van hun schade op de dader. Daarnaast geldt er op grond van de Aanwijzing OM-strafbeschikking (2022A003) een contra-indicatie voor ernstige spreekrechtwaardige feiten, waardoor er in beginsel geen strafbeschikking zal worden uitgevaardigd voor die feiten wanneer het slachtoffer van zijn spreekrecht gebruik wenst te maken. Het nieuwe beleid van het OM ziet niet op spreekrechtwaardige feiten en de betreffende contra-indicatie wordt daarin niet opgeschort. Verder bepaalt het nieuwe beleid dat bij elk veelvoorkomend vermogensdelict in de strafbeschikking een schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd als het slachtoffer heeft laten weten dat een schadevergoeding gewenst is. Slachtoffers die van mening zijn dat de zaak toch voor de rechter moet worden gebracht, kunnen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een beklagprocedure starten.
Hoe beoordeelt u het feit dat rechtspleging in principe in de openbaarheid plaatsvindt (artikel 121 van de Grondwet) en dat de strafbeschikking zich aan die openbaarheid onttrekt? Bent u bereid met voorstellen te komen die leiden tot meer openbaarheid rondom de strafbeschikking?
Het gaat hier om de buitengerechtelijke afdoening van relatief lichtere strafzaken. Het doel is om deze snel af te doen en de rechtspraak te ontlasten. Het openbaarheidsvereiste van artikel 121 van de Grondwet geldt alleen voor «terechtzittingen» en ziet daarmee op berechting door de rechter; het strekt zich dus niet uit tot buitengerechtelijke afdoening. Door verzet in te stellen (artikel 257e, Wetboek van Strafvordering) tegen de strafbeschikking kan de verdachte bewerkstelligen dat de zaak alsnog in het openbaar wordt behandeld door de rechter. Opmerking verdient dat de officier van justitie desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking verstrekt aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij er sprake is van een wettelijke weigeringsgrond. In dat laatste geval kan de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift verstrekken. Indien geen afschrift wordt verstrekt kan de verzoeker een klaagschrift indienen (artikel 257h Wetboek van Strafvordering). Op die wijze is ook bij de strafbeschikking voorzien in een vorm van openbaarheid.
Daarnaast houdt de procureur-generaal bij de Hoge Raad toezicht op het OM. De procureur-generaal heeft in het verleden verschillende onderzoeken naar de toepassing van de strafbeschikking door het OM uitgevoerd. Omdat het (deels en/of verder) openbaren van de procedure omtrent de toepassing van de strafbeschikking ten koste gaat van het doel van de strafbeschikking en er al voldoende toezicht plaatsvindt op de toepassing van de strafbeschikking zie ik geen aanleiding om met voorstellen te komen om de procedure omtrent de strafbeschikking op dit punt te wijzigen.
Wilt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden, aangezien het beleid al een maand geleden is ingegaan en dat dat in alle stilte gebeurd is?
Ik streef er altijd naar een zo spoedig mogelijke beantwoording van Kamervragen. De antwoorden vergen echter afstemming met bijvoorbeeld het OM en de Rechtspraak en daarom is het niet gelukt uw vragen binnen een week te beantwoorden.
Samidoun |
|
Claudia van Zanten (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bijdrage van Jessica Roitman op LinkedIn1 en het bericht «The Palestinian prisoners movement: on the frontlines of resistance. A teach in with Samidoun about the history»?2
Ja
Aangezien de komst van Mohammed Khatib, de coördinator van Samidoun Europa, eerder door u is verboden: bent u van plan ook deze teach-in van Samidoun donderdag 27 februari 2025 op de UvA te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Welke bijeenkomsten plaatsvinden op instellingen en met welke sprekers, is ter beoordeling van de instelling als onderdeel van de wettelijk geborgde academische vrijheid, zolang dit past binnen de kaders en grenzen van de wet. Vanuit OCW heeft afstemming plaatsgevonden met de UvA. De UvA heeft aangegeven dat deze bijeenkomst niet via de officiële kanalen is aangemeld en dat Samidoun niet welkom is op de UvA. Zij hebben de organisatoren van de bijeenkomst (de afzender van de instagram post) via hun sociale mediakanalen laten weten dat de bijeenkomst niet door mag gaan.
Voor het organiseren van een teach-in geldt dat deze bijeenkomst moet voldoen aan academische standaarden. De UvA heeft de organisatoren van de bijeenkomst aangegeven dat zij open staan om een teach-in op een andere manier te faciliteren – zonder de aanwezigheid van Samidoun- waarbij deze academische standaarden wel worden gewaarborgd.
De Tweede Kamer heeft enkele maanden geleden een motie aangenomen om Samidoun ook in Nederland op de terreurlijst te plaatsen. Wat is hieromtrent de stand van zaken?3
Zoals in de beantwoording van de vragen van het lid Diederik van Dijk (SGP)4 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Hamas’s extensive network in Europe exposed in a new series of reports» (ingezonden 17 oktober 2024) werd toegelicht, dienen er voldoende aanwijzingen te zijn dat personen of organisaties betrokken zijn bij terroristische activiteiten en dient er een link met de Nederlandse rechtsorde te zijn alvorens zij op de nationale sanctielijst terrorisme kunnen worden geplaatst. Onderbouwing hiervoor kan bijvoorbeeld gevonden worden in een door het Openbaar Ministerie ingesteld strafrechtelijk onderzoek, een strafrechtelijke veroordeling of een ambtsbericht van de AIVD. Het is hierbij van belang om te benadrukken dat het aan zowel het Openbaar Ministerie en de AIVD zelf is om de afweging te maken of en wanneer het opportuun is een onderzoek te starten.
Conform de motie Diederik van Dijk (SGP) en Eerdmans (JA21)5 is de Minister van Justitie en Veiligheid in gesprek gegaan met het Openbaar Ministerie om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het Openbaar Ministerie om (organisaties als) Samidoun te verbieden. Het gesprek dat inmiddels heeft plaatsgevonden heeft bevestigd dat het Openbaar Ministerie op dit moment geen informatie heeft die kan bijdragen aan een verzoek om verbodenverklaring bij de rechter of plaatsing op de sanctielijst.
Organisaties die geweld en haat verheerlijken hebben geen plek in onze samenleving. Zoals in het regeerprogramma staat blijft de Minister van Justitie en Veiligheid zich inzetten om optredens van organisaties die nauw verbonden zijn met organisaties die elders in de EU verboden zijn wegens een link met terroristische groeperingen te voorkomen. In dit kader loopt er een uitvraag binnen de EU waarbij informatie wordt opgehaald over de wijze waarop andere landen dergelijke organisaties tegen gaan. Aan de hand daarvan wordt onderzocht of aanvullende wetgeving nodig en mogelijk is om de genoemde organisaties binnen onze wettelijke kaders te verbieden. Als uit deze inventarisatie blijkt dat er nog onvoldoende middelen zijn om effectief op te kunnen treden, zullen we passende aanvullende maatregelen nemen. De Minister van Justitie en Veiligheid informeert uw Kamer dit voorjaar hierover verder.
Wilt u deze vragen met spoed, uiterlijk morgen 26 februari 2025, beantwoorden?
Het bericht ‘Klap voor ministers: omstreden buitenlandse predikers mogen toch Nederland in van rechter’ |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Welke maatregelen onderzoekt u allemaal om te voorkomen dat de drie omstreden buitenlandse predikers die komend weekeinde te gast zijn bij De Ramadan Expo in Utrecht Nederland binnenkomen?1
Vooropstaat dat er in Nederland geen plek is voor haatzaaierij en het verheerlijken van geweld. Onze inzet was dan ook om dit te voorkomen door deze sprekers de toegang tot ons land te weigeren. Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter het besluit om de drie sprekers uit Nederland te weren door signalering in het Schengeninformatiesysteem, geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Als gevolg hiervan is de signalering voor deze sprekers uit het Schengeninformatiesysteem verwijderd en kunnen zij Nederland inreizen. Als de sprekers ten tijde van hun inreis aan alle toegangsvoorwaarden voldoen, worden zij toegelaten. Op grond van de vreemdelingenwet zijn er op basis van de bestaande feiten en omstandigheden, geen andere mogelijkheden om de toegang alsnog te weigeren. Wel wil ik benadrukken dat vreemdelingen gedurende hun verblijf moeten blijven voldoen aan de toegangsvoorwaarden, waaronder geen dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid. Als niet langer aan de toegangsvoorwaarden wordt voldaan, kan het verblijfsrecht beëindigd worden en dient de betrokkene Nederland te verlaten. Daarnaast geldt dat indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, het Openbaar Ministerie kan besluiten om strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
Kunt u de landingsrechten intrekken van zoals eerder gebeurde in 2017 toen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Cavusoglu naar Nederland wilde komen? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat niet kan?
Bilaterale en EU luchtvaartverdragen met derde landen bevatten geen wettelijke basis om landingsrechten in te trekken op grond van het migratiebeleid of vervoer van specifieke personen. Landingsrechten van luchtvaartmaatschappijen kunnen alleen worden ingetrokken als luchtvaartmaatschappijen niet voldoen aan de desbetreffende vereisten in dergelijke verdragen van onder meer vestiging, relevante vergunningen en eigendom en zeggenschap en daaromtrent afstemming heeft plaats gevonden met de desbetreffende verdragspartij.
De vlucht van de Turkse Minister in 2017 betrof een staatsvlucht, waarop Bilaterale en EU luchtvaartverdragen niet van toepassing zijn. Voor staatsvluchten heeft de Nederlandse overheid de discretionaire bevoegdheid om wel of geen diplomatieke klaring af te geven voor landen of overvliegen.
Mochten de predikers al geland zijn, welke stappen onderneemt u dan om te voorkomen dat zij op de bijeenkomst mogen spreken? Bent u bereid hierop aan te dringen bij het lokale bevoegd gezag?
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Zij hebben aangegeven uiteraard alert te zijn op (ongeregeldheden rondom) het evenement. Het Openbaar Ministerie kan, indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, besluiten om sprekers te vervolgen die dergelijke boodschappen uiten.
Kunt u deze vragen met de grootst mogelijke spoed beantwoorden, bij voorkeur voor morgenochtend (zaterdagochtend)?
Ja.
Het bericht ‘Onlogische, lange en onnodige ritten: misbruik taxivervoer asielzoekers blootgelegd’ |
|
Diederik Boomsma (CDA), Queeny Rajkowski (VVD), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Onlogische, lange en onnodige ritten: misbruik taxivervoer asielzoekers blootgelegd»?1
Ja.
Wanneer werd hierover een Woo-verzoek ingediend, en klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers op verzoek van GZA weigerde om die stukken openbaar te maken? Op welke wettelijke grondslag werd openbaarmaking aanvankelijk afgewezen?
Het Woo-verzoek naar medisch taxivervoer is op 30 april 2024 bij het COA ingediend. Onderdeel van de Woo-procedure is dat derden, die bij een document dat voor openbaarmaking in aanmerking komt betrokken zijn, om een zienswijze wordt verzocht. Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) is om deze reden ook om een zienswijze verzocht. Het COA heeft het betreffende document geweigerd op de grond dat het concurrentie- en bedrijfsgevoelige informatie bevat die vertrouwelijk aan het COA ter beschikking zijn gesteld. Openbaarmaking hiervan kan schadelijk zijn voor de opdrachtnemer van het COA. Kennis hiervan bij andere partijen kan ertoe leiden dat zij daarmee hun voordeel zullen doen. Daarnaast ging het om een casus waarbij met openbaarmaking vertrouwelijke en mogelijk tot een persoon herleidbare (medische en persoonlijke) informatie openbaar wordt.
Hoeveel kosten heeft het COA in 2023 en in 2024 gemaakt aan taxiritten voor asielzoekers met een medische indicatie (graag uitsplitsen per jaar)?
In 2023 heeft de GZA voor zittend ziekenvervoer 72.527 ritten (dit is inclusief de retour ritten van de zorginstelling naar het azc) geboekt voor de bewoners met een medische indicatie. De totale kosten hiervan bedroegen € 4.710.433. In 2024 heeft de GZA voor zittend ziekenvervoer 72.257 ritten geboekt, de totale kosten hiervan bedroegen € 4.941.716. Voor schadejaar 2024 betreft dit een voorlopig resultaat, nog niet alle kosten zijn namelijk gedeclareerd.
Voor de volledigheid dient hierbij wel vermeld dat een deel van het jaarlijkse aantal taxiritten dat vanuit het COA wordt geboekt ook ingezet wordt voor zorgvervoer, zie hiervoor verder het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat in 2023 11.000 asielzoekers een taxi-indicatie kregen? Zo nee, hoeveel wel?
Uit de meest recente informatie blijkt dat in 2023 in totaal 12.700 asielzoekers de indicatie voor zittend ziekenvervoer kregen van GZA.
Hoeveel asielzoekers vielen in 2023 onder de verantwoordelijkheid van het COA en welk percentage hiervan heeft een taxi-indicatie gekregen?
Het aantal unieke asielzoekers en vergunninghouders onder de verantwoordelijkheid van het COA bedroeg in 2023 94.419 personen. Er waren in 2023 12.700 asielzoekers en vergunninghouders die de medische indicatie voor zittend ziekenvervoer hebben ontvangen. Dit is ca. 13%. Een indicatie is tijdelijk en afhankelijk van de duur behandeling/medische noodzaak.
Met welke medische indicaties kan een asielzoeker een taxi-indicatie krijgen?
De lijst met de indicaties voor zittend ziekenvervoer is onderdeel van de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA), de volledige lijst is hier te vinden. Een aantal elementen dat op deze lijst staat is bijvoorbeeld:
Op welke manier controleert het COA dat een taxirit daadwerkelijk wordt ingezet voor een medische afspraak?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie. Bij het boeken van een taxirit naar een zorginstelling controleert de Praktijklijn van GZA altijd op de aanwezigheid van een geldige medische indicatie. In sommige gevallen, zoals op de centrale ontvangstlocaties en de Handhavings en Toezichtlocatie (HTL) waar geen medische indicatie vereist is boekt het COA (in plaats van GZA) een taxi voor een asielzoeker die niet zelfstandig kan reizen voor vervoer naar een zorginstelling. De bewoners van de col hebben geen financiële verstrekkingen en alleen recht op medisch noodzakelijke zorg, op basis van oordeel van een arts. Wanneer zij naar het ziekenhuis moeten dan wordt daarom het zittend ziekenvervoer (met een taxi) ingezet. Bewoners van de htl krijgen standaard een zorgtaxi toegewezen als ze naar een zorgverlener buiten de locatie moeten.
In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer er slechts beperkte mogelijkheden zijn voor gebruik van het openbaar vervoer, boekt het COA een taxi voor een asielzoeker voor vervoer naar een zorginstelling. Dit is naar inzicht van de locatie zelf op grond van bijvoorbeeld de fysieke gesteldheid van de bewoner. Wel dient de asielzoeker dan informatie over de medische afspraak te overhandigen aan het COA.
Klopt het dat er niet standaard wordt gecontroleerd of asielzoekers met een taxi-indicatie daadwerkelijk een medische afspraak hebben? Zo ja, waarom vindt er geen check plaats?
Bij het boeken van een medische afspraak door de Praktijklijn GZA waarbij een taxi wordt verzocht, controleert de GZA of sprake is van een medische indicatie. Indien de Praktijklijn GZA zelf geen afspraak boekt omdat het om een vervolgafspraak gaat (bijvoorbeeld in het ziekenhuis), dan kan de Praktijklijn GZA op dit moment alleen de aanwezigheid van een geldige indicatie checken. Het COA en GZA doen momenteel onderzoek of en zo ja welke aanvullende controlemogelijkheden binnen de geldende wettelijke kaders gerealiseerd zouden kunnen worden. Op basis van de signalen is er door het COA opdracht gegeven om vervolgonderzoek te doen naar mogelijke onregelmatigheden.
Hoeveel vermoedens van fraude met taxiritten door asielzoekers met een taxi-indicatie heeft het COA in 2023 en in 2024 onderzocht?
Bij vermoeden van fraude wordt dit onderzocht. GZA heeft naar aanleiding van signalen van fraude met de zorgtaxi’s een onderzoek laten doen. Voor de accountants van GZA en COA is dit onderzoek echter nog niet voldoende. Zij hebben aangegeven in onzekerheid te zijn of er sprake is van onregelmatigheden en dus is er aanleiding voor een vervolgonderzoek dat de komende tijd wordt uitgevoerd. Er is door het COA dus opdracht gegeven om vervolgonderzoek te doen hiernaar.
Klopt het dat er regelmatig sprake is van «spookritten»: ritten die zijn aangevraagd door taxichauffeurs die zich voordoen als asielzoeker? Zo ja, hoe vaak kwam dit in 2023 en 2024 voor en welk bedrag is hiermee gemoeid?
Het COA heeft voor de taxiritten van bewoners een vaste contractpartner. Deze contractpartner is na zorgvuldige Europese aanbesteding tot stand is gekomen. Voor het zittend ziekenvervoer heeft het COA een contract met de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA), onderdeel van Arts en Zorg, en ook deze partij is geselecteerd na zorgvuldige Europese aanbesteding. De GZA heeft een contract gesloten met een zorgverzekeraar die op haar beurt weer contacten heeft gesloten met een tweetal taxibedrijven. Arts en Zorg controleert de medische uitgaven, inclusief taxiritten, vergelijkbaar met de zorgverzekeringswet, op formele aspecten en materiele aspecten op basis van een risicoanalyse aan de hand van een jaarlijks vastgesteld controleplan. Het COA stelt jaarlijks een controleprotocol vast, op basis waarvan de onafhankelijke accountant van Arts en Zorg de zorgkosten van asielzoekers controleert. De accountant van Arts en Zorg wordt jaarlijks gereviewd door de onafhankelijke accountant van het COA. De uitkomst van de review kan voor het COA aanleiding zijn om het controleprotocol aan te scherpen.
Voor het COA geldt, dat het daadwerkelijk boeken van een taxi veelal lokaal plaatsvindt. Gecontracteerde vervoerders hebben een verplichting naar het COA om te melden wanneer sprake is van een vermoeden dat taxichauffeurs niet bonafide zijn. Zij hebben inzicht in de ritten van de chauffeurs en geven ook annuleringen en no shows door aan het COA. Aangezien er vooralsnog geen indicaties zijn van grootschalige fraude met spookritten, ligt het voor het COA niet direct voor de hand om een controlesysteem hierop in te richten. Wel monitort het COA de signalen en zal hiernaar handelen wanneer daar reden toe is. Verder is er wel opdracht gegeven tot vervolgonderzoek naar eventuele onregelmatigheden ten aanzien van de taxiritten.
De GZA boekt als gesteld uitsluitend de taxi’s voor zittend ziekenvervoer. Of hiervoor aanvullende controlemaatregelen nodig zijn, zal moeten blijken uit het vervolgonderzoek dat zoals aangegeven bij de beantwoording op vraag 9 de komende tijd plaats zal vinden.
Controleert het COA of taxichauffeurs bonafide zijn? Zo ja, hoe vindt deze controle plaats? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit te regelen?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel vermoedens van spookritten heeft het COA in 2023 en 2024 onderzocht?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft het boeken van spookritten door taxichauffeurs bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke consequenties?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe vaak heeft het COA in 2023 en in 2024 aangifte gedaan tegen taxichauffeurs voor het aanvragen van spookritten?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat een taxi-indicatie alleen bedoeld is voor asielzoekers die vanwege medische redenen onder geen enkele andere voorwaarde gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen worden genomen zodat er beter gecontroleerd wordt op de taxi-indicatie?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie die wordt verstrekt door het GZA. Voor overige taxiritten was tot nu toe het uitgangspunt dat hier terughoudend mee wordt omgegaan. Bewoners konden om diverse redenen gebruik maken van regulier taxivervoer, bijvoorbeeld bij afspraken inzake de asielprocedure of vervoer naar een zorgverlener zonder medische indicatie.
Ik ga snoeien in de reguliere taxiritten. Daarom start het COA per 1 juni met de standaard dat bij ritten om niet medische redenen uitsluitend gereisd kan worden met het openbaar vervoer, tenzij het onmogelijk is om door middel van openbaar vervoer op de gewenste tijd op de betreffende plaats te verschijnen. De uitzondering geldt alleen voor ritten naar de IND. Taxivervoer kan ook noodzakelijk zijn in het kader van terugkeer en vertrek en in acute spoedsituaties. Ik merk hierbij nadrukkelijk op dat deze ritten afzonderlijk worden gewogen.
Onlogische, lange en onnodige ritten: misbruik taxivervoer asielzoekers blootgelegd |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Onlogische, lange en onnodige ritten: misbruik taxivervoer asielzoekers blootgelegd»?1
Ja
Hoeveel taxi’s zijn er in het afgelopen jaar ingezet voor het vervoer van asielzoekers en hoeveel Nederlands belastinggeld heeft dit gekost?
In 2023 heeft de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) voor zittend ziekenvervoer 72.527 ritten (dit is inclusief de retour ritten van de zorginstelling naar het azc) geboekt voor de bewoners met een medische indicatie. De totale kosten hiervan bedroegen € 4.710.433. In 2024 heeft de GZA voor zittend ziekenvervoer 72.257 ritten geboekt, de totale kosten hiervan bedroegen € 4.941.716. Voor schadejaar 2024 betreft dit een voorlopig resultaat, nog niet alle kosten zijn namelijk gedeclareerd.
Het COA heeft daarnaast 94.848 taxiritten geboekt in 2023 en 126.756 taxiritten in 2024, een stijging die verklaarbaar is gezien de stijging van het aantal bewoners. Een deel van deze ritten (ongeveer 21.000 in 2024) is gebruikt als zorgvervoer.
Als het openbaar vervoer niet mogelijk is dan worden taxiritten uitgevoerd door een contractpartij van het COA. COA geeft aan dat het de huidige kosten hiervan, vanwege bedrijfsvertrouwelijke informatie, niet kan delen.
Hoe is het mogelijk dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zelfs taxi’s bestelt voor nepafspraken van asielzoekers? Waarom is er nul controle vanuit het COA op de besteding van Nederlands belastinggeld?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie. Bij het boeken van een taxirit naar een zorginstelling controleert de Praktijklijn Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) altijd op de aanwezigheid van een geldige medische indicatie. De GZA is immers, anders dan het COA, voldoende geëquipeerd om de medische beoordeling te kunnen doen. De lijst met de indicaties voor zittend ziekenvervoer is onderdeel van de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA), de volledige lijst is hier te vinden.
In sommige gevallen, zoals op de centrale ontvangstlocaties en de Handhavings en Toezichtlocatie (HTL) waar geen medische indicatie vereist is of op locaties waar het openbaar vervoer slechts beperkt beschikbaar is, boekt het COA (in plaats van GZA) een taxi voor een asielzoeker die niet zelfstandig kan reizen voor vervoer naar een zorginstelling. Dit is naar inzicht van de locatie zelf, waarbij de asielzoeker wel informatie over de medische afspraak overhandigt aan het COA.
Bij vermoeden van fraude wordt dit onderzocht. GZA heeft naar aanleiding van signalen van fraude met de zorgtaxi’s onderzoek laten doen. Voor de accountants van GZA en COA is dit onderzoek echter nog niet voldoende. Zij hebben aangegeven in onzekerheid te zijn of er sprake is van onregelmatigheden en dus is er aanleiding voor een vervolgonderzoek dat de komende tijd wordt uitgevoerd.
Waarom worden asielzoekers überhaupt rondgereden in taxi’s en gebruiken zij niet zoals alle andere Nederlanders de fiets of het openbaar vervoer? Gaat u per direct een einde maken aan deze bizarre praktijk?
Het uitgangspunt bij alle ritten zittend ziekenvoer is een medische indicatie die wordt verstrekt door het GZA. Voor overige taxiritten was tot nu toe het uitgangspunt dat hier terughoudend mee wordt omgegaan. Bewoners konden om diverse redenen gebruik maken van regulier taxivervoer, bijvoorbeeld bij afspraken inzake de asielprocedure of vervoer naar een zorgverlener zonder medische indicatie.
Ik ga snoeien in de reguliere taxiritten. Daarom start het COA per 1 juni met de standaard dat bij ritten om niet medische redenen uitsluitend gereisd kan worden met het openbaar vervoer, tenzij het onmogelijk is om door middel van openbaar vervoer op de gewenste tijd op de betreffende plaats te verschijnen. De uitzondering geldt alleen voor ritten naar de IND. Taxivervoer kan ook noodzakelijk zijn in het kader van terugkeer en vertrek en in acute spoedsituaties. Ik merk hierbij nadrukkelijk op dat deze ritten afzonderlijk worden gewogen.
Gaat u er ook voor zorgen dat asielzoekers die frauderen of andere strafbare feiten plegen direct uit de asielprocedure worden gezet? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 18 december 2024 heb ik u een overzicht gegeven van de geldende wet- en regelgeving en het beleid inzake het weigeren en intrekken van een verblijfsvergunning asiel op grond van openbare orde. Daarin heb ik aangegeven dat op grond van de Kwalificatierichtlijn in het geval van een verdragsvluchteling sprake moet zijn van een onherroepelijke veroordeling wegens een «bijzonder ernstig misdrijf» en in het geval van subsidiaire bescherming een veroordeling wegens een «ernstig misdrijf». Indien hiervan sprake is zal de IND in beginsel de verblijfsvergunning niet verlenen, dan wel intrekken.
De verdeelbesluiten Spreidingswet |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Hoeveel gemeenten hebben een taakstelling gekregen die afwijkt van de door de provincie aan u aangeleverde verdeling (hierbij hoeft u de restopgave niet mee te rekenen)?
Bij het maken van de verdeelbesluiten is de verdeling zoals deze uit de aangeleverde verslagen gevolgd. Hierbij zijn de in de verslagen aangeboden kansrijke initiatieven meegenomen. Initiatieven worden als kansrijk beschouwd wanneer deze in ieder geval één van de volgende elementen bevatten:
Ik ben uitgegaan van de aantallen die zijn aangeleverd op basis van bovengenoemde criteria. Het totaal aantal opvangplekken in de verdeelbesluiten is meegenomen op basis van uitvoerbaarheid en haalbaarheid.
Hoeveel gemeenten hebben inmiddels bezwaar aangetekend tegen het verdeelbesluit? In hoeveel gevallen ging dit bezwaar over méér opvangplekken en in hoeveel gevallen om mínder opvangplekken dan de gemeente oorspronkelijk had aangedragen via de provinciale tafel?
Er hebben in totaal 33 gemeenten bezwaar aangetekend, en 1 provincie. 30 Gemeenten hebben bezwaar aangetekend inzake meer toegewezen opvangplekken, en er heeft 1 gemeenten bezwaar aangetekend inzake minder toegewezen opvangplekken. De 2 overige gemeenten hebben op basis van andere gronden bezwaar aangetekend.
Klopt het dat gemeenten met een afwijkende taakstelling geen uitleg hebben gekregen over het verschil? Klopt het dat ze deze uitleg ook niet hebben gekregen toen ze hierover contact hebben opgenomen met het ministerie? Waarom is dit?
Nee, dit is niet juist. Bij de verdeelbesluiten is een toelichting gevoegd met nadere informatie over het genomen besluit. Daarnaast zijn ambtenaren van mijn ministerie wekelijks in gesprek met de provinciale regietafels. Aanvullend hebben gemeenten de mogelijkheid rechtstreeks hun vragen te stellen aan het ministerie. Gemeenten die hier gebruik van hebben gemaakt en maken zijn en worden kort daarna voorzien van toelichting.
Klopt het dat er verschillende gemeenten zijn die reeds uitgewerkte plannen hadden die nu in gevaar komen omdat ze een lágere taakstelling hebben gekregen en de opgestelde business case niet passend is voor minder asielzoekers?
Hierover verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1. De plannen die aan de voorwaarden voldeden zijn meegenomen in de verdeelbesluiten.
Kunt u specifiek ingaan op de volgende casussen van de gemeenten:
Gezien de lopende gesprekken en procedures kan ik zoals u weet op dit moment niet ingaan op individuele casussen.
Bent u bereid met gemeenten in gesprek te gaan die vrijwillig meer willen doen dan de taakstelling, zodat ze hun plannen wel kunnen uitvoeren?
Ja
Bent u bereid om in die gesprekken ook expliciet te kijken naar de financiering van langdurige reguliere plekken, in de wetenschap dat het uiteindelijk vele malen duurder is om kwalitatief slechte plekken in noodopvang te financieren?
De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Ondertussen werkt het COA aan het realiseren van zoveel mogelijk reguliere (duurzame) opvangplekken in plaats van duurdere noodopvang. Het vastleggen van afspraken met gemeenten over duurzame opvang is onderhanden. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen.
De stand van zaken van de Top X-lijst |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat criminele asielzoekers die op de Top X-lijst staan geen verblijfsvergunning meer zouden moeten krijgen?
Zoals uw Kamer bekend is, is in het Regeerprogramma opgenomen dat in Nederland geen plaats is voor vreemdelingen die overlast veroorzaken en strafbare feiten plegen. Het kabinet zal er alles aan doen om het verblijfsrecht te weigeren of in te trekken van asielzoekers of statushouders die misdrijven begaan. De IND kan de verblijfsvergunning asiel weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Zoals bij brief eerder aan uw Kamer vermeld worden in de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn hoge eisen gesteld aan het weigeren en intrekken van een verblijfsvergunning op grond van openbare orde.1 Een garantie dat vreemdelingen op de Top-X lijst niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, kan daarom niet worden gegeven.
Hoeveel asielzoekers staan er op dit moment op de Top X-lijst? Kunt u de aantallen specificeren per provincie?
Voor de Top X-aanpak worden een zogeheten brutolijst samengesteld met overlastgevende en/of criminele bewoners van COA, aan de hand van de incidentenregistraties van het COA en de verdachtenregistraties van de politie. In de lokale ketenoverleggen (LKO’s) wordt bepaald op wie de top X-aanpak daadwerkelijk wordt toegepast. Op deze manier vormen de LKO’s de brutolijst om tot een nettolijst.
Op de Top X-brutolijst van januari 2025 staan 1.180 bewoners van COA. Voor deze brutolijst was het aantal COA-bewoners per provincie als volgt.
Drenthe
70
Flevoland
70
Fryslân
70
Gelderland
170
Groningen
70
Limburg
60
Noord-Brabant
180
Noord-Holland
180
Overijssel
80
Utrecht
70
Zeeland
30
Zuid-Holland
140
Kunt u aangegeven hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst op dit moment verblijven in locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)?
Een van de voorwaarden voor plaatsing op de Top X-brutolijst is dat betrokkene bewoner is van het COA. Alle vreemdelingen op de Top X-brutolijst verblijven dus bij COA.
Kunt u aangeven hoe groot het aandeel veelplegers en het aandeel ernstige misdrijven op de Top X-lijst is?
Van alle vreemdelingen op de brutolijst van januari 2025 was 17% veelpleger en 17% verdachte van misdrijf met grote impact. Vreemdelingen kunnen onder beide groepen vallen.
Overigens is het doel van de Top-X aanpak niet het uitzetten van asielzoekers, maar het verkrijgen van zicht op, en inzicht in de omvang en aard van de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers die bij COA verblijven. De meeste vreemdelingen op de Top X-brutolijst staan op de lijst vanwege incidenten bij het COA. Daarbij geldt dat er verschillende type incidenten zijn, die naar gelang de aard van het incident niet altijd leiden tot strafrechtelijke vervolging. In zulke gevallen zullen overlastgevers niet snel voldoen aan de strengere criteria die de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn stelt aan het weigeren of intrekken van een asielvergunning. Door deze groep goed in beeld te brengen, is op lokaal niveau wel een geïntensiveerde, individuele aanpak mogelijk met als doel het verminderen en stopzetten van overlastgevend gedrag.
Kunt u inzichtelijk maken uit welke landen asielzoekers die op de Top X-lijst staan, komen?
In onderstaande tabel zijn de nationaliteiten opgenomen van de personen op de Top X-brutolijst van januari 2025.
Syrische
580
Eritrese
80
Somalische
50
Algerijnse
50
Nigeriaanse
40
Onbekend
30
Jemenitische
30
Marokkaanse
30
Soedanese
30
Iraakse
30
Overige
250
Overigens speelt nationaliteit geen rol bij de plaatsing op de Top-X brutolijst.
Kunt u aangeven hoe groot het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) op de Top X-lijst is?
Het aandeel amv op de Top X-brutolijst van januari 2025 was 41%.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst op dit moment vastzitten, hoeveel er in een handhavings-en toezichtslocatie verblijven, hoeveel er een gebiedsverbod hebben en hoeveel er een meldplicht hebben?
Personen die in strafrechtelijke detentie zitten, zijn geen bewoner van COA en staan derhalve niet op de Top X-brutolijst. Van de personen op de Top X-brutolijst van januari 2025 zaten er circa 20 in de handhavings-en toezichtslocatie (HTL). Het aantal keren dat een gebiedsverbod of meldplicht werd opgelegd kan niet aan de geautomatiseerde informatiesystemen van de migratieketen worden ontleend.
Hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst zijn er sinds uw aantreden uitgezet?
Omdat de gevraagde cijfers op die manier niet systematisch worden bijgehouden, en gegeven de beantwoordingstermijn, is het niet mogelijk gebleken de in vragen 8 en 9 gevraagde cijfers te genereren.
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 4, geldt dat de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn strengere criteria stelt bij het weigeren of intrekken van een asielvergunning.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers die op de Top X-lijst staan sinds de aangenomen motie van het lid Eerdmans alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen?1
Zie antwoord vraag 8.
Indien er sinds bovengenoemde aangenomen motie van het lid Eerdmans alsnog verblijfsvergunningen zijn afgegeven, wat is daar dan uw verklaring voor?
Zie antwoord vraag 8.
De capaciteit vreemdelingendetentie |
|
Ulysse Ellian (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Ingrid Coenradie (PVV), Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de in het kabinet gemaakte afspraken van oktober jl. dat 50 tot 100 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden gerealiseerd?1
Samen met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) hebben we gesprekken gevoerd op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de afspraak om tot 50 tot 100 extra plekken vreemdelingenbewaring te komen. We hebben besloten om per 1 augustus 2025 90 plekken voor vreemdelingenbewaring te realiseren op het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS).
Op welke locaties (Detentiecentrum Rotterdam, Justitieel Complex Schiphol, Justitieel Complex Zeist) was deze celcapaciteit voorzien en klopt het dat 45 plekken al gerealiseerd zijn in Justitieel Complex Schiphol?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1 zullen er 90 plekken worden gerealiseerd op JCS. Op dit moment zijn er 282 plekken op JCS gealloceerd voor de tenuitvoerlegging van grensdetentie ex artikel 6 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Dit betreft 192 vaste plekken en 90 plekken buffercapaciteit in het geval van hoge instroommomenten. In normale omstandigheden wordt de buffercapaciteit niet benut. Dit is nu het geval. Daarom is besloten om de leegstaande afdeling voor de buffercapaciteit te benutten voor vreemdelingenbewaring. De buffercapaciteit ten behoeve van de uitvoering van de grensprocedure wordt op alternatieve wijze door DJI gecreëerd nabij luchthaven Schiphol.
In eerste instantie was voorzien om per 1 mei 2025 45 plekken in gebruik te nemen voor vreemdelingenbewaring en per 1 augustus 2025 de overige 45 plekken. In het licht van de problematiek met het gevangeniswezen, is besloten om drie maanden extra de tijd te nemen om te voorkomen dat strafrechtelijke capaciteit uit de sterkte moet worden gehaald. Per 1 augustus 2025 komen 45 plekken en per 1 november 2025 volgen nog eens 45 plekken.
Hoeveel extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring is er noodzakelijk om uitvoering te geven aan de voorgenomen asielmaatregelen van het kabinet?
Op basis van onder meer de reeds geïntensiveerde inzet op vertrekprocedures door Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DTenV) is via het Prognose Model Justitiële ketens (hierna: PMJ) vastgesteld dat in 2025 136 plekken nodig zijn voor vreemdelingenbewaring ex artikel 59 Vw. In samenspraak met DJI wordt in 2025 bezien op welke wijze de overige 46 plekken kunnen worden gerealiseerd.
Is de extra capaciteit voor vreemdelingenbewaring ten koste gegaan van de reguliere capaciteit van het gevangeniswezen? Zo ja, hoe zouden die tekorten dan opgevangen worden? Zo nee, hoe zijn deze extra cellen dan gerealiseerd?
De 90 extra plekken voor vreemdelingenbewaring worden zoals aangegeven ingericht op twee leegstaande afdelingen die nu als buffer dienen voor grensdetentie en zullen op 1 augustus 2025 worden opgeleverd. Per 1 mei 2025 worden zoals aangegeven de 45 plekken in JCS tijdelijk beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen. DJI zet zich in om het benodigde extra personeel hiervoor beschikbaar te krijgen. Mocht dit onvoldoende lukken, bestaat het risico dat in DC Schiphol een deel van de strafrechtelijke capaciteit tijdelijk buiten gebruik moet worden gezet totdat er voldoende personeel beschikbaar is. Personeel kan immers maar één keer worden ingezet.
Op welke wijze is rekening gehouden met het grote capaciteitstekort in het gevangeniswezen bij het creëren van capaciteit voor vreemdelingenbewaring?
Zoals aangegeven wordt jaarlijks door middel van het PMJ traject de algehele bewaringscapaciteit bij DJI vastgesteld. Dit wordt door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (hierna: WODC) uitgevoerd. In samenspraak met DJI is bezien op welke wijze het best invulling gegeven kan worden aan de afspraken van het kabinet, rekening houdend met de opgaven waar DJI voor staat. Het kabinet streeft naar een structurele oplossing met een goede balans tussen de benodigde capaciteit voor de uitvoering van de opgaven binnen de migratieketen en de strafrechtketen. Voor de oplossing op JCS is rekening gehouden met het capaciteitstekort door leegstaande cellen te gebruiken op een locatie waar personele bezetting te realiseren is met een beperkte impact op de capaciteit in het gevangeniswezen. Zoals hierboven aangegeven is DJI hierbij wel afhankelijk van het tijdig werven van het benodigde personeel.
Wat is uw reactie op het bericht in NRC «omstreden plan om gevangenen eerder vrij te laten alweer van de baan: ministerie regelt extra cellen op Schiphol»?2
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
Hoeveel extra cellen voor het reguliere gevangeniswezen kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Voor de periode van 1 mei tot augustus 2025 worden 45 extra plekken beschikbaar gesteld voor het gevangeniswezen op Justitieel Complex Schiphol.
Hoeveel extra cellen voor vreemdelingenbewaring kunnen er in Justitieel Complex Schiphol en Detentiecentrum Rotterdam gerealiseerd worden?
Zie de beantwoording van vragen 1 en 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk vóór de regeling van werkzaamheden van dinsdag 11 februari 2025 beantwoorden?
We zorgen ervoor dat de beantwoording zo spoedig mogelijk aan uw Kamer gestuurd worden.
Adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State naar de media zijn gelekt?1
Ik heb ervan kennisgenomen dat in de media berichten zijn verschenen over de veronderstelde strekking van de adviezen.
Klopt het dat het zeer uitzonderlijk is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken voordat ze formeel openbaar worden gemaakt? Zo nee, welke voorbeelden kent u?
Blijkens het artikel zouden er (mondelinge) mededelingen zijn gedaan over het dictum en onderdelen van het advies. Dat is voor zover mij bekend niet gebruikelijk.
Klopt het dat alleen het betrokken ministerie c.q. de betrokken ministeries de stukken van de Afdeling advisering heeft/hebben ontvangen?
Dat is mij niet bekend. Mij is bekend dat de beide adviezen op donderdag 6 februari door de Afdeling advisering van de Raad van State aan het Ministerie van Asiel en Migratie zijn verstuurd. Vervolgens zijn zij door de Afdeling advisering conform de wettelijke plicht daartoe openbaar gemaakt, zoals gebruikelijk door publicatie op de website van de Raad van State. Dat gebeurde op maandag 10 februari 2025.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk en strafbaar is dat adviezen van de Afdeling advisering uitlekken? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onwenselijk wanneer mededelingen worden gedaan over adviezen van de Raad van State, voordat deze openbaar zijn gemaakt door de Raad van State. Het is niet aan mij te kwalificeren of in een dergelijk geval sprake is van strafbaar handelen.
Gaat u aangifte doen van het lekken van deze stukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daarvoor heb ik thans onvoldoende aanknopingspunten.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 13 februari beantwoorden?
Dit is ondanks de inspanningen helaas niet gelukt.
Het Israëlische plan om inwoners van Gaza te laten emigreren naar o.a. Westerse landen |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Israëlische overheid een plan voorbereidt om inwoners van Gaza die dat willen, te laten vertrekken naar andere landen?1
Ja.
Ik ga niet in op de gevolgen van een speculatief plan. Uw vragen heb ik – waar mogelijk – daarom in algemene zin beantwoord.
Erkent u dat Gazanen die op de vlucht zijn voor oorlog of geweld, het meest gebaat zijn bij opvang in de eigen regio?
Opvang in de regio heeft altijd de voorkeur van het Nederlandse kabinet. Dit om de instroom in Nederland te beperken en ervoor te zorgen dat mensen makkelijker terug kunnen naar hun eigen land wanneer het daar weer veilig is. De Nederlandse overheid zet dan ook in op versterking van opvang in de regio.
Dit geldt ook voor Gazaanse asielzoekers die Gaza verlaten.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat een aanzienlijk deel van de Gazanen zich naar Europa, en mogelijk ook naar Nederland, zal begeven?
Zie het antwoord onder 1.
Welke sociaaleconomische gevolgen verwacht u van een eventuele instroom van Gazanen in Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting, zorg, onderwijs en sociale voorzieningen?
Het kabinet is van mening dat de huidige toestroom van hoge aantallen asielzoekers en nareizende gezinsleden een te grote druk legt op de voorzieningen, waaronder huisvesting, het onderwijs en de zorg. Het kabinet streeft naar een meer beheersbare situatie en treft daarom maatregelen om de asielinstroom en het aantal nareizigers in Nederland te verlagen. Deze maatregelen zijn aangekondigd in het regeerprogramma2 en nader uitgewerkt in de brief aan uw Kamer van 25 oktober 2024.3
Welke sociaal-culturele gevolgen verwacht u van een eventuele instroom van Gazanen in Nederland, gelet op de culturele verschillen tussen Gaza en Nederland en de reeds bestaande spanningen in ons land tussen verschillende bevolkingsgroepen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat koste wat kost voorkomen moet worden dat Nederland wordt geconfronteerd met een instroom van asielzoekers uit Gaza, vanwege de zeer nadelige sociaaleconomische en sociaal-culturele gevolgen voor ons land? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 1 en vraag 4.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat Nederland juridisch verplicht is om inwoners van Gaza die naar Nederland willen komen om hier asiel aan te vragen, toe te laten op ons grondgebied?
Het is afhankelijk van de situatie of Nederland verplicht is om een asielzoeker toegang te verlenen tot Nederland. Wanneer iemand asiel aanvraagt in de lucht- of zeehaven waar iemand Nederland binnenkomt, dan behandelt de IND de aanvraag in de zogeheten grensprocedure. Iemand verblijft dan in een gesloten opvanglocatie in de buurt van luchthaven Schiphol en heeft geen formele toegang tot Nederland, tenzij er een positieve beslissing volgt, of de rechter een beroep op een afwijzende beslissing gegrond verklaart.
Nederland is verder niet verplicht om personen te faciliteren naar Nederland te komen om hier asiel aan te kunnen vragen.
Kunt u bevestigen of ontkennen of Gazanen die in Nederland asiel aanvragen, daar in beginsel recht op hebben?
De IND beoordeelt elke asielaanvraag individueel en aan de hand van het geldende asielbeleid en de actuele informatie over de situatie in een betreffend land.
Voor Gaza geldt dat bij de beoordeling van een asielaanvraag van een (staatloze) Palestijn die stelt onder het mandaat van de UNRWA4 te vallen, de IND altijd eerst toetst aan de uitsluitingsgrond artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag. Wanneer de vreemdeling onder de reikwijdte van artikel 1D valt, is relevant of UNRWA daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden. Zoals gemeld in de Kamerbrief van 26 juni 20245 wordt voor Gaza aangenomen dat dat niet langer zo is. Dit heeft tot gevolg dat aan «UNRWA-Palestijnen» uit Gaza de uitsluitingsgrond artikel 1D niet kan worden tegengeworpen, en dat de vluchtelingenstatus moet worden toegekend. In bijlage bij de genoemde Kamerbrief is meer informatie over artikel 1D te vinden.
Voor de beoordeling van overige asielaanvragen van personen uit Gaza, geldt dat voor Gaza een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn wordt aangenomen.
Vanzelfsprekend is de IND alert op signalen die wijzen op handelingen zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingverdrag of die wijzen op een risico voor de nationale veiligheid.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk een krachtig signaal af te geven dat Nederland onder geen beding bereid is om Gazanen op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord onder 1.
Welke maatregelen treft u om te voorkomen dat asielzoekers uit Gaza, via welke route dan ook, naar Nederland kunnen komen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4, treft het kabinet de nodige maatregelen om de instroom van asielzoekers te beperken en om opvang in de regio te stimuleren.
Bent u bereid om er bij uw ambtsgenoten in andere Europese landen op aan te dringen dat zij ook aansturen op opvang van vluchtelingen uit Gaza in de eigen regio, en maatregelen treffen om te voorkomen dat zij in die desbetreffende landen worden opgevangen?
Nederland werkt samen met de EU om vluchtelingenstromen naar Europa te beperken en te beheersen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja
De komst van omstreden predikers naar de Ramadan Expo in de Jaarbeurs |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Bente Becker (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten dat op de Ramadan Expo, 22-23 februari in de Jaarbeurs Utrecht drie omstreden buitenlandse predikers zijn uitgenodigd, waaronder Ali Hammuda, Mohammed Hijab en Abu Bakr Zoud, die in het verleden antisemitische, homofobe en extremistische uitspraken hebben gedaan?
Ja.
Klopt het dat Stichting Dawah Groep samen met Moslim Jongeren Almere, de Hadiethshop en Stichting Rizq de organisatoren zijn van dit evenement? Heeft u zicht op de activiteiten van deze organisaties en hun banden met extremistische netwerken?
Volgens berichtgeving van de Stichting Dawah groep zijn de organisatoren van de Ramadan Expo in de Jaarbeurs de Stichting Dawah-Groep, HadiethShop en MJA.
Organisaties zijn zelf verantwoordelijkheid voor de inhoud van hun activiteiten en kunnen deze vrijelijk organiseren binnen de daarvoor bestaande wet- en regelgeving. In beginsel vindt er dan ook geen toezicht plaats op organisaties tenzij er daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij overtreding van de wet.
Welke juridische mogelijkheden heeft u om deze predikers uit Nederland te weren of, indien ze al op Nederlands grondgebied zijn, hen uit te zetten?
Voor alle vreemdelingen geldt dat, als zij naar Nederland willen komen, zij moeten voldoen aan de toegangsvoorwaarden, ongeacht of personen visumplichtig zijn of niet. Hierin speelt de Schengengrenscode een belangrijke rol. Zo kunnen visum- of grensautoriteiten vreemdelingen weren als zij niet voldoen aan de eisen voor doel, duur of middelen ten aanzien van hun bezoek aan Nederland. Lidstaten kunnen vreemdelingen ook weigeren als zij een dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid van Nederland. Indien de vreemdeling een bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt is het mogelijk om de betrokkene ongewenst te verklaren en/of te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS III). De toegangsvoorwaarden gelden ook in de periode dat vreemdelingen op Nederlands grondgebied verblijven. Indien zij hier niet meer aan voldoen, dienen zij Nederland te verlaten. Als zij weigeren om Nederland zelfstandig te verlaten, kan het gevolg zijn dat zij gedwongen worden uitgezet.
Kunt u aangeven of de drie predikers een visum hebben aangevraagd of reeds hebben verkregen voor hun komst naar Nederland? Bent u bereid deze personen een visum te weigeren?
Het kabinet is er alles aan gelegen om personen die naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtegoed te verspreiden, te weren. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Hierin mag het ook best schuren, maar wel binnen de democratische waarden die we met elkaar hebben afgesproken. De drie sprekers die zijn uitgenodigd voor het evenement hebben in het verleden verwerpelijke uitspraken gedaan, waaronder over homoseksualiteit, geslachtsgemeenschap met minderjarigen en het bagatelliseren en vergoelijken van daden van terrorisme. Dit kan bijdragen aan een klimaat van haat, vijandigheid en het vergoelijken van geweld, waar in Nederland geen plek voor is. Dit heeft ertoe geleid dat de Minister van Asiel en Migratie, in samenspraak met de Minister van Justitie en Veiligheid, op 19 februari 2025 besloten heeft om de drie sprekers uit Nederland te weren door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem. Hiermee is tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Eerdmans (JA21) en Rajkowski (VVD).1 Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter deze besluiten geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met als gevolg dat de signaleringen in het Schengeninformatiesysteem verwijderd zijn en personen Nederland in kunnen reizen.
Gelet op de verwerpelijke uitspraken van deze omstreden sprekers, die bij kunnen dragen aan een klimaat van haat en vijandigheid, is het teleurstellend dat deze sprekers naar Nederland hebben kunnen afreizen en een podium hebben gekregen. Voor haatzaaien en het vergoelijken van geweld is in Nederland geen plek. Het lokaal bevoegd gezag heeft aangegeven uiteraard alert te zijn op ongeregeldheden rondom het evenement. Indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, kan het Openbaar Ministerie besluiten om hen te vervolgen.
Bent u bereid te bezien of genoemde predikers door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ongewenst kunnen worden verklaard?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de uitspraken van deze predikers een werkelijke, actuele en ernstige bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en nationale veiligheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het ermee eens dat het totaal onacceptabel is als haatpredikers als Ali Hammuda, Mohammed Hijab en Abu Bakr Zoud de mogelijkheid krijgen om naar Nederland te komen om te spreken op een groot publiek evenement? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kan de gemeente Utrecht doen om te voorkomen dat extremistische predikers op een publiek evenement in een gemeentelijke instelling als de Jaarbeurs een platform krijgen?
Ik heb kennisgenomen van de brief van burgemeester en wethouders van Utrecht welke zij aan de gemeenteraad hebben gestuurd over de samenwerking met de Stichting Dawah Groep. Ik deel de zorgen die zij daarin uiten. Het is verwerpelijk dat omstreden sprekers herhaaldelijk een podium wordt geboden. De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde en zal binnen de lokale driehoek in dat kader een beoordeling maken. Het vooraf verbieden is alleen mogelijk als sprake is van een concrete en ernstige bedreiging van de openbare orde. Het lokaal bestuur maakt daarin een eigen afweging.
De gemeente Utrecht heeft in oktober 2024 de samenwerking met Stichting Dawah Groep beëindigd wegens herhaalde uitnodigingen van omstreden sprekers; bent u het ermee eens dat deze stichting zich herhaaldelijk niet houdt aan de gemaakte afspraken en hoe kan hiertegen worden opgetreden?
Zie antwoord vraag 8.
Welke juridische en bestuurlijke maatregelen kunnen worden genomen tegen organisaties zoals Stichting Dawah Groep die herhaaldelijk extremistische sprekers uitnodigen, ondanks waarschuwingen van de overheid en de gemeente?
Zie antwoord vraag 8.
Wat doet u om te voorkomen dat anti-integratieve en haatzaaiende boodschappen worden verspreid via religieuze evenementen? Bent u bereid de regels rondom visumverstrekking voor dit soort sprekers aan te scherpen?
De EU-regelgeving rondom kort verblijf visumverlening biedt nu reeds alle ruimte om visumaanvragen af te wijzen als een aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid van EU-landen. In het kader van visumverlening wordt interdepartementaal nauw samengewerkt om te achterhalen of voorgenomen activiteiten van visumplichtige sprekers een bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid met zich meebrengen.
Kunt u garanderen dat de veiligheid en openbare orde in Utrecht gewaarborgd blijven tijdens dit evenement en dat er geen sprake zal zijn van haatzaaiende toespraken? Kunt u garanderen dat er wordt ingegrepen en het evenement wordt beëindigd zodra er haatzaaiende toespraken plaatsvinden?
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Zij hebben aangegeven uiteraard alert te zijn op ongeregeldheden rondom het evenement. Het Openbaar Ministerie kan, indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, besluiten om sprekers te vervolgen die dergelijke boodschappen uiten.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, in ieder geval voor aanvang van het evenement?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie waarin wordt gesteld dat de Nederlandse overheid statushouders niet mag beboeten wanneer ze niet op tijd slagen voor hun inburgeringsexamen?1
Het arrest is mij bekend.1
Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraak?
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) heeft uitspraak gedaan over onderdelen van de inburgering van asielstatushouders. Het is nu aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) om uitspraak te doen in onderhavige rechtszaak. Deze uitspraak gaat helpen bij de duiding van het Hof-arrest; ik wacht de uitspraak af.
In afwachting van de uitspraak van de Afdeling zag mijn ambtsvoorganger zich genoodzaakt in de uitvoering geen onomkeerbare besluiten te nemen. Uit voorzorg houdt DUO besluiten over de oplegging van boetes bij verwijtbare termijnoverschrijding tot nader order aan voor asielstatushouders die inburgeringsplichtig zijn onder de Wi2013 en de Wi2021. Voor asielstatushouders onder de Wi2013 houdt DUO tevens besluiten aan over de terugbetaling van de lening bij verwijtbare overschrijding van de inburgeringstermijn (dit is bij de Wi2021 niet aan de orde aangezien asielstatushouders een kosteloos inburgeringsaanbod van de gemeente krijgen).
Ik ga de (extra) mogelijkheden in kaart brengen voor prikkels om de inburgering te voltooien. Inburgeren is immers belangrijk en niet vrijblijvend.
Kunt u een overzicht geven van de boetemomenten in de Wet inburgering 2013 en de Wet inburgering 2021? Klopt het dat deze momenten als gevolg van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie uit de wetten moeten worden gehaald? Zo ja, op welk termijn bent u voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Bijlage 1 bevat het gevraagde overzicht van boetemomenten voor beide wetten.
Nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan, zal ik mij beraden op wat er structureel nodig is.
Kunt u aangeven hoeveel statushouders een boete hebben gehad of de lening terug hebben moeten betalen onder de wet inburgering 2013 en onder de Wet inburgering 2021, omdat zij niet tijdig voldeden aan de inburgeringeis? Wat betekent de uitspraak voor deze mensen?
Uit opgave van DUO blijkt dat onder de Wet inburgering 2013 (hierna: Wi2013) sinds de inwerkintreding per 1 januari 2013 in totaal 4.025 asielstatushouders een of meerdere boetes hebben gekregen (peildatum 1 februari 2025). Dat is circa 3,5% van het totaal aantal asielstatushouders onder de Wi2013.
Uit cijfers van DUO blijkt dat onder de Wi2013 afgerond 2.100 asielstatushouders de sociale lening definitief (naar draagkracht) dienen terug te betalen (peildatum 1 februari 2025). Aan in totaal ruim 120.000 asielstatushouders onder de Wi2013 is een sociale lening toegekend.
DUO heeft nog nauwelijks boetes hoeven opleggen aan inburgeringsplichtigen onder de Wet inburgering 2021 (hierna: Wi2021), aangezien op dit moment de inburgeringstermijn slechts voor een gering aantal inburgeraars kortgeleden is verlopen. Uit de Statistiek Wet Inburgering (SWI) 2024 van het CBS blijkt dat gemeenten in de praktijk in een beperkt aantal gevallen boetes opleggen vanwege verwijtbaar niet meewerken aan de inburgering (<300).
Klopt het dat in afwachting van deze uitspraak in de zomer van 2024 is besloten de boetes en de terugbetaling van leningen op te schorten? Zo ja, is bekend wat het effect daarvan is geweest om de inburgeringsaantallen?
Ja, het klopt dat is besloten om de invordering van leningen en boetes voor besluiten die op of na 15 maart 2023 zijn genomen, te pauzeren. Daar is uw Kamer met de Uitvoeringbrief inburgering van december 2023 over geïnformeerd.2 Het effect van deze maatregel op de inburgeringsaantallen is niet geïsoleerd te bepalen en derhalve niet bekend.
Klopt het dat Nederland een van weinige landen is waarbij inburgeraars worden beboet als zij niet voldoen aan de inburgeringseisen? Kunt u aangeven door middel van welke (positieve) maatregelen andere Europese landen statushouders stimuleren om aan de inburgeringeis te voldoen?
Nederland is niet het enige land waar inburgeraars kunnen worden beboet als zij niet voldoen aan de inburgeringseisen. Naast Nederland hebben in ieder geval ook België, Oostenrijk en Tsjechië geregeld dat er een mogelijkheid bestaat tot het opleggen van boetes bij onvoldoende deelname aan taalcursussen (in welke mate zij dat ook daadwerkelijk doen, is mij niet bekend).3 Andere landen, waaronder Duitsland, hebben in hun wetgeving andere maatregelen opgenomen, zoals een korting op de uitkering. Het Duitse stelsel bevat naast sancties ook positieve prikkels. Zo kunnen asielstatushouders die taalniveau C1 na drie jaar behalen eerder in aanmerking komen voor een permanente verblijfsvergunning.
Kunt u aangegeven op welke wijze statushouders kunnen aantonen dat zij al geïntegreerd zijn en dus vrijgesteld moeten worden van het verplichte examen?
Asielstatushouders kunnen momenteel op verschillende manieren aantonen dat zij al geïntegreerd zijn.
Een statushouder hoeft niet in te burgeren wanneer hij aantoonbaar voldoende ingeburgerd is. De eisen daarvoor zijn dat een persoon minimaal tien jaar in Nederland verblijft, minimaal vijf jaar betaald werk of vrijwilligerswerk heeft verricht, en uit een gesprek met DUO blijkt dat de persoon spreekvaardigheid en luistervaardigheid op het niveau van het inburgeringsexamen beheerst. Tot aan 1 maart zijn er circa tachtig gesprekken gevoerd en zijn vijf personen op deze grond ontheven van de inburgeringsplicht.
Daarnaast hoeft een persoon niet in te burgeren wanneer hij vrijgesteld wordt van de inburgeringsplicht op grond van een diploma of een ander document waaruit blijkt dat hij de vaardigheden en kennis heeft op minimaal het vereiste niveau van de inburgeringsplicht. DUO geeft aan dat onder de Wi2013 aan circa 3% van de inburgeraars een vrijstelling op deze grond is verleend.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met uw reactie op de uitspraak, waarbij u stelt dat «het nog te vroeg» is om conclusies te verbinden aan de uitspraak van het Hof? Klopt het dat de regering eerder is gewezen op de tegenstrijdigheid van de beide wetten inburgering met Europese regelgeving specifiek op dit punt?
Kort na het verschijnen van het arrest van het Hof heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangegeven dat het nog te vroeg is om hier conclusies aan te verbinden, omdat zij het belangrijk vond dit arrest nauwgezet in zijn totaliteit te bezien en geen overhaaste conclusies te trekken. Bij de duiding had zij de uitspraak willen betrekken die de Afdeling nu zal doen in het onderhavige geding.
De Afdeling heeft op 15 maart 2023 prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. Dit heeft de regering opgevat als een signaal dat de Afdeling twijfels heeft over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van de Wi2013 met de Europese Kwalificatierichtlijn. Hier is naar gehandeld. Voor asielstatushouders is de invordering van leningen en het innen van boetes voor besluiten die op of na 15 maart 2023 zijn genomen, gepauzeerd (zie ook antwoord op vraag 5).
Herinnert u zich dat er, mede naar aanleiding van de toeslagenaffaire en de hardheden in de Wet inburgering 2013, is besloten om het mogelijk te maken dat een lening bij een verwijtbare termijnoverschrijding (gedeeltelijk) kwijtgescholden konden worden?2 Zo ja, hoe verklaart u dat bij dit bij deze zaak niet is toegepast?
Ja, ik herinner mij dat. Sinds 1 januari 2022 is bij verminderde verwijtbaarheid op aanvraag gedeeltelijke kwijtschelding van de terug te betalen lening mogelijk. Dit is een van de verbeteringen in de Wi2013, waar uw Kamer bij brief van 12 oktober 2021 over is geïnformeerd.5
Ik kan geen uitspraken over individuele gevallen doen. In het algemeen kan ik wel zeggen dat verminderde verwijtbaarheid afhankelijk is van de periode van termijnoverschrijding en het aantal behaalde examenonderdelen binnen de inburgeringstermijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de voormalige inburgeraar binnen de (verlengde) inburgeringstermijn grotendeels heeft voldaan aan de vereisten die zijn gesteld aan de inburgeringsplicht. Dit betekent dat hij op het moment van het aflopen van de inburgeringstermijn nog maximaal twee (examen)onderdelen van het inburgeringsexamen hoeft te behalen. Daarnaast worden voorwaarden gesteld aan de termijn waarbinnen alsnog is voldaan aan de inburgeringsplicht. Deze termijn bedraagt zes maanden. Tot slot kan er besloten worden tot gedeeltelijke kwijtschelding op grond van bijzondere individuele omstandigheden of als er sprake is van een onevenredige uitkomst.
De column 'Afgeslacht om die achterlijke reden: Eer' |
|
Claudia van Zanten (BBB), Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV), David van Weel (minister justitie en veiligheid) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de column van Lale Gül in De Telegraaf van zaterdag 1 februari 2025: Afgeslacht om die achterlijke reden: Eer?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de gedachtegang en het wereldbeeld van de daders uit het bovenstaande artikel?
Deze gedachtegang en dit wereldbeeld zijn absoluut onacceptabel en passen niet bij de normen en waarden die wij als samenleving met elkaar delen. In Nederland heeft iedere burger het recht op zelfbeschikking: het recht op eigen keuzes en zelfstandigheid. Ook heeft ieder mens het recht op leven, veiligheid, vrijheid, gelijkheid en een menswaardig bestaan, vrij van onderdrukking en geweld. Deze fundamentele rechten vormen de basis voor een rechtvaardige en vreedzame samenleving. Wie deze rechten met geweld of dwang ontneemt, kan dan ook een passende straf verwachten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering er alles aan dient te doen om denkbeelden zoals deze uit de Nederlandse samenleving te werken? Zo ja, wat kunt en gaat u hieraan doen?
Ja, het kabinet deelt de mening dat een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld, waaronder eerwraak, een brede strategie vergt die zich niet alleen richt op repressie, maar ook op de grondoorzaken van deze vorm van geweld.
Daarom neemt het kabinet naast repressieve maatregelen, zoals toepassing van het strafrecht, ook preventieve maatregelen om deze vorm van schadelijke praktijken te voorkomen. Schadelijke praktijken komen met name voor in gesloten patriarchale gemeenschappen met sterk hiërarchische structuren en traditionele rolopvattingen over man en vrouw. Binnen deze gesloten gemeenschappen kan een inperking van het zelfbeschikkingsrecht tot uiting komen in schadelijke praktijken zoals eergerelateerd geweld. Het kabinet zet daarom via emancipatiebeleid, het Meerjarenplan Zelfbeschikking2 en de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving3 in op een «verandering van binnenuit», onder meer door samen te werken met sleutelpersonen en organisaties uit deze gesloten gemeenschappen4..Zo betreft de Alliantie Verandering van binnenuit een samenwerkingsverband tussen verschillende Christelijke- en migrantenorganisaties, en is het Fonds Zelfbeschikking bij het Oranjefonds ingesteld waaruit onder andere stichting Oy Vey zich inzet voor inclusie van lhbtiq+ Joden in de Joodse gemeenschappen zelf in Nederland en stichting Himilo zich richt op mannen/vaders binnen de Arabischsprekende migranten en vluchtelingen, omdat zij van grote invloed zijn op (het gebrek aan) zelfbeschikking van vrouwen en meisjes.
Ook wordt middels de aanpak van schadelijke praktijken, onderdeel van de bredere aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, ingezet op vroegtijdige signalering en een goede en snelle samenwerking tussen betrokken organisaties wanneer nodig.
Verder wil ik benadrukken dat wanneer we spreken over femicide, gendergerelateerde moord en doodslag van vrouwen en meisjes, we ook spreken over eerwraak. Geen enkele vrouw of meisje mag slachtoffer worden van moord of doodslag, om welke reden dan ook. Met het plan van aanpak «Stop Femicide!»5 zet het kabinet zich in voor een gerichte aanpak die zowel de oorzaken van dit geweld aanpakt als stevige maatregelen treft om daders te vervolgen. Voor de zomer van 2025 informeren wij uw Kamer over de voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!» en van de bredere aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, inclusief schadelijke praktijken.
Bent u bereid om mogelijkheden te zoeken om het Nederlanderschap in te trekken bij misdaden gepleegd met een eerwraakmotief?
Uit het Europees Verdrag Inzake Nationaliteit (EVN) en de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) volgt dat het Nederlanderschap alleen kan worden ingetrokken als sprake is van misdrijven die zich richten tegen de essentiële belangen van ons land. Het kabinet onderzoekt zoals opgenomen in het regeerprogramma of het mogelijk is om de gronden voor het intrekken van het Nederlanderschap uit te breiden naar andere ernstige misdrijven, binnen de grenzen van het EVN. Intrekking van de Nederlandse nationaliteit is alleen mogelijk bij personen die naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit hebben.
De antwoorden op vragen over 'asielopvang in hotels' |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Heeft het college van Vlaardingen gelijk als zij stelt dat uw antwoorden op de eerdere Kamervragen niet op kort verblijf in hotels betrekking hadden?1 en 2
In de beantwoording op de eerdere Kamervragen zijn verschillende situaties uiteengezet. Er is in algemene zin ingegaan op kort en lang verblijf in hotels voor zowel asielzoekers als statushouders.
Klopt de informatie van de burgemeester van Vlaardingen die in een interview na afloop van het debat van 9 januari 2025 met lokale omroep Twee stelde dat de asielzoekers in Vlaardingen als hotelgasten verblijven vanwege het korte verblijf?3
Dat klopt. Het uitgangspunt is dat de asielzoekers een beperkte periode verblijven op deze locatie, waarna ze doorstromen naar een andere COA-locatie.
Klopt het dat een gemeente alleen op basis van de openbare orde en veiligheid asielopvang kan weigeren of zou dit ook op basis van andere gronden/motivering kunnen, zoals kort verblijf in hotels of zelfs zonder opgaaf van redenen?
Vanuit bestuurlijk oogpunt geldt dat het COA er altijd naar streeft om in goed overleg met de gemeente opvang te realiseren. De medewerkers van het COA werken hard om draagvlak te creëren voor opvang, zodat opvang gerealiseerd kan worden in samenspraak met het lokaal bestuur en de lokale gemeenschap.
Voor het opvangen van asielzoekers, ook in hotels, is het van belang of het omgevingsplan voorziet in de mogelijkheid tot langdurige opvang. Als dat niet het geval is, dan kan het COA een vergunning aanvragen bij de gemeente. Zonder passend omgevingsplan of vergunning, zal in beginsel alleen de mogelijkheid bestaan van kortstondig verblijf.
Deelt u de mening van het college van Vlaardingen dat op 20 september 2024 stelde dat «de gemeente hier (lees: het weigeren van asielopvang in een hotel) geen zeggenschap over heeft»?4
Zie antwoord vraag 3.
Mogen er volgens het huidige bestemmingsplan überhaupt 100 asielzoekers worden gehuisvest, aangezien de bestemming horeca is?
Binnen de huidige vergunningssituatie is kort verblijf mogelijk op deze locatie. Er is een grote druk op de opvang van het COA, waardoor het in gebruik nemen van een dergelijke locatie helaas noodzakelijk is. Het COA is door het hele land, en ook in de gemeente Vlaardingen, op zoek naar mogelijkheden om de opvang te verduurzamen, zodat de kosten van een locatie omlaag gaan en de leefbaarheid op en rond een locatie wordt verbeterd.
Bent u bereid de democratische beslissing van de gemeenteraad, die het raadsvoorstel om 100 asielzoekers te huisvesten in een hotel niet heeft aangenomen, alsnog te respecteren en het Vlaardingse bod te vernietigen?
De gemeente heeft de mogelijkheid om via de provinciale regietafel afspraken te maken over de uitruil van verschillende opgaven. Vanuit de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen volgt een opgave voor gemeenten om asielopvang te realiseren. Dit geldt ook voor de gemeente Vlaardingen.
Bent u gezien de maatschappelijke ophef binnen en buiten Vlaardingen, zeker nu zij al 1.000 Oekraïners opvangen, bereid om met spoed, in overleg met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), een andere vorm van huisvesting voor deze asielzoekers buiten Vlaardingen te zoeken en Vlaardingen te ontzien van de spreidingswet?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er andere gemeenten die net als Vlaardingen tegen de wens van gemeenteraad en/of college gedwongen worden om asielzoekers op te vangen?
Zoals aangeven bij vragen 3 en 4 is het uitgangspunt dat asielopvang alleen gerealiseerd wordt in overeenstemming met het lokaal bestuur.
De bezuiniging op Vluchtelingenwerk |
|
Diederik Boomsma (CDA) |
|
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minister Faber bezuinigt miljoenen op juridische begeleiding van asielzoekers» en klopt dat bericht?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Waarom is dit niet eerst met de Tweede Kamer besproken en aan de Kamer voorgelegd?
Voor 2025 is een bedrag van circa 13 miljoen euro voor VWN beschikbaar op de begroting van AenM, terwijl VWN voor 2025 een subsidie van 34 miljoen euro heeft aangevraagd. In lijn met de systematiek in eerdere jaren, is voor 2025 het volledig beschikbare budget (13 miljoen euro) aan VWN beschikt. Het toekennen van een subsidie binnen de beschikbare financiële kaders vergt geen expliciete goedkeuring van de Kamer.
In voorgaande jaren was de aanvraag van VWN ook hoger dan het beschikbare bedrag op de begroting en is ook het volledig beschikbare budget aan VWN (11,6 miljoen in 2023 en 12,4 miljoen in 2024) beschikt. In 2023 en 2024 is later een aanvullend subsidiebedrag toegekend doordat bij de voorjaarsnotabesluitvorming extra middelen voor VWN beschikbaar zijn gesteld. Zo is in 2024 in aanvulling op de 12,4 miljoen euro voor VWN op mijn begroting een aanvullende subsidie verstrekt bij de voorjaarsnota van 10 miljoen euro en een loonprijsbijstelling van 0,6 miljoen euro. waardoor in totaal ca. 23 miljoen euro subsidie aan VWN is toegekend.
Het structurele beschikbare budget voor VWN is al enige jaren gelijk, afgezien van de verhogingen als gevolg van loon- en prijsbijstellingen. In 2024 was dit 12,4 mln. en in 2025 is dit 13 miljoen euro geworden door de loonbijstelling van ca. 6 ton.
Omdat Rijksbreed bezuinigingen zijn ingezet heb ik voor 2025 kritisch gekeken naar de hoogte van het subsidiebedrag voor VWN. Ik heb naar aanleiding hiervan besloten om VWN dit jaar geen aanvullend bedrag bovenop het reeds beschikbare bedrag van circa 13 miljoen euro toe te kennen. In 2024 zijn op ambtelijk niveau meerdere gesprekken met VWN gevoerd over het beschikbare budget op de begroting van AenM voor 2025. VWN is in een besluit van 21 mei 2024 geïnformeerd dat het beschikbare financiële kader vanaf 2025 terugvalt naar 12.366.000 miljoen euro. Op 19 december jl. is VWN formeel per subsidiebeschikking geïnformeerd over het te ontvangen bedrag voor 2025 van maximaal circa 13 miljoen euro.
Wanneer is het besluit genomen en wanneer is Vluchtelingenwerk geïnformeerd over dit besluit?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de onderbouwing van het besluit om de subsidie aan Vluchtelingenwerk zo sterk in te korten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de verwachte gevolgen van dat besluit?
Welke andere organisatie zou de taken die tot dusverre werden uitgevoerd door Vluchtelingenwerk met die subsidie dan gaan uitvoeren of is daar geen zicht op?
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft aangegeven dat dit grote gevolgen heeft voor de druk op de asielketen en ook extra druk legt op die organisatie?
Klopt het dat de IND taken moet overnemen van Vluchtelingenwerk? Zo ja, is de uitvoerbaarheid daarvan bekeken?
Is er een plan om de taken die nu worden uitgevoerd door Vluchtelingenwerk over te laten nemen door IND, COA en/of andere organisaties? Zo ja, kunt u dat plan aan de Tweede Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Waarom is niet gekozen voor een overgangsperiode?
Kunt u deze vragen één-voor-één, uiterlijk 24 uur vóór aanvang van het commissiedebat over vreemdelingen- en asielbeleid van 5 februari a.s. beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.