Bent u bekend met het onderzoek van RTL Nieuws waaruit blijkt dat bij 56% van de onderzochte bedrijven de uitstoot van één of meer zeer zorgwekkende stoffen – die onder andere de hersenen van kinderen kunnen schaden en kanker kunnen veroorzaken – tussen 2015 en 2022 is gestegen, ondanks de geldende minimalisatieplicht sinds 2016?1
Ja.
Deelt u de zorgen van toxicoloog Paul Scheepers over de toegenomen uitstoot van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) en het verhoogde risico op kanker dat hiermee gepaard gaat? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK-stoffen) zijn schadelijk voor de gezondheid en daarom aangewezen als Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS). Daarom geldt voor deze stoffen een minimalisatieplicht.
Om de toename van PAK-stoffen te kunnen duiden, is het belangrijk om per casus te bekijken wat de oorzaak hiervan precies is. Alleen dan is duidelijk wat de oorzaken en relevantie zijn van de hogere cijfers. Mocht er daadwerkelijk sprake zijn van een structurele verhoging van de emissies van ZZS dan is dat inderdaad zorgelijk en ook niet in lijn met het beleid.
Verderop in de beantwoording wordt ingegaan op PAK-stoffen bij Tata Steel.
Deelt u de opvatting van toxicoloog Paul Scheepers dat zelfs een toename van 1% al heel ernstig is? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Zoals onder 2 gesteld, moet per casus worden beoordeeld wat er aan de hand is en wat de gevolgen zijn en is het eveneens een gegeven dat het doel is dat dergelijke emissies zo ver mogelijk worden beperkt. De ernst van toename met 1% is afhankelijk van de casus, situatie en de stof waar het over gaat.
Welke mogelijkheden en instrumenten hebben bevoegde gezagen, inclusief het Rijk, om zo snel mogelijk op te treden tegen bedrijven die niet hebben voldaan aan de minimalisatieplicht voor zeer zorgwekkende stoffen?
Het Rijk stelt landelijke wet- en regelgeving op, biedt expertise via instanties zoals het RIVM, en ondersteunt bij handhaving en toezicht, bijvoorbeeld door richtlijnen of het organiseren van landelijke acties. De bevoegde gezagen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen, zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (VTH) op lokaal en regionaal niveau. Zij zorgen ervoor dat bedrijven voldoen aan de eisen en voorwaarden uit vergunningen en aan wet- en regelgeving met betrekking tot ZZS.
Bevoegde gezagen, inclusief het Rijk, hebben verschillende instrumenten om op te treden tegen bedrijven die niet voldoen aan de minimalisatieplicht voor ZZS. Deze middelen stellen overheden in staat om naleving te waarborgen en emissies te minimaliseren. Dit zijn onder andere:
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van welke stappen bevoegde gezagen nu gaan nemen?
Dat is de verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen. Overeenkomstig de motie Thijssen en Gabriëls5 en de motie Kostić en Bamenga6 ga ik op korte termijn in gesprek met de bevoegde gezagen om hun ervaringen rondom de minimalisatieverplichting te bespreken. Uiteraard sta ik hierbij ook stil bij de vraag hoe ik hen verder kan ondersteunen. Er is al samenwerking met de bevoegde gezagen over het ZZS-emissiebeleid via het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden. De focus hierbij is het versterken van de uitvoering door de bevoegde gezagen/omgevingsdiensten.
Welke concrete stappen gaat u nemen, en op welke termijn, om de bevoegde gezagen te helpen die nu aan het Rijk vragen om extra hulpmiddelen voor betere toetsing, en aangeven dat ze het interpreteren van regelgeving te complex en tijdintensief vinden?
Zie het antwoord op vraag 5. Verder wordt er via het Impulsprogramma Chemische Stoffen gewerkt aan het verbeteren van de kennis en toepassing van het beleid bij en in samenwerking met de bevoegde gezagen. Zoals in het Impulsproject ZZS try-out (een samenwerking tussen de 28 omgevingsdiensten en het RIVM), de Impulsprojecten vermijdings- en reductieprogramma’s ZZS-emissies en de versterking en verduidelijking van het nationale juridisch kader & ZZS in de omgevingswet.
Hoe gaat u, in lijn met motie Kostic, de bevoegde gezagen helpen om zo snel mogelijk alle passende en preventieve maatregelen te nemen om de uitstoot van schadelijke stoffen door grote vervuilers te minimaliseren en de gezondheid van omwonenden en medewerkers te beschermen, en welke tijdlijn hoort daarbij?2
Zie de antwoorden op vraag 5 en vraag 6. Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden lopen momenteel verschillende projecten en initiatieven om passende en preventieve maatregelen te nemen. Binnen deze projecten is er regelmatig overleg met de bevoegde gezagen.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de huidige minimalisatieplicht, gezien het feit dat meer dan de helft van de onderzochte bedrijven er niet in slaagt de uitstoot te verminderen?
Het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn beide voortgekomen uit evaluaties van het ZZS-beleid8 en de bescherming van omwonenden tegen nadelige gezondheidseffecten door langdurige en/of veelvuldige blootstelling aan industriële emissies9.
Onder het Impulsprogramma en de Actieagenda worden momenteel verbeteracties uitgevoerd op basis van onder andere deze evaluaties. Hierin wordt gekeken hoe de minimalisatieplicht als instrument effectiever ingezet kan worden. Dit is in nauwe samenwerking met de bevoegde gezagen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid om op korte termijn de criteria voor het toetsen van de vijfjaarlijkse plannen van bedrijven aan te scherpen, gezien de uitspraken van gedeputeerden over de vaagheid van de huidige criteria? Zo nee, waarom niet?
Onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt onderzocht welke mogelijkheden hiertoe zijn. Ik wil hierover ook in gesprek met de bevoegde gezagen en gedeputeerden over waar de onduidelijkheid rondom de vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) precies zit (zie ook antwoord op vraag 5). Op basis hiervan kan eventueel besloten worden over extra inzet. Hierin worden ook de aanbevelingen meegenomen van het RIVM, zoals verwoord in de verkenning ervaringen vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) voor de minimalisatie van Zeer Zorgwekkende Stoffen10, dat eerder onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen werd uitgevoerd.
Welke concrete maatregelen bent u van plan te nemen om de handhaving van de minimalisatieplicht te verbeteren, burgers echt te beschermen en de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen daadwerkelijk terug te dringen? Wat is de planning voor de invoering van de maatregelen?
Er lopen momenteel onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen en de Actieagenda Industrie en Omwonenden al projecten om de toepassing en handhaving van de minimalisatieplicht bij bedrijven en omgevingsdiensten te versterken. Wat betreft de stijging van emissies zal per casus in samenwerking met het bevoegd gezag gekeken moeten worden wat hier de oorzaak van is. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om zo nodig passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de uitstoot van ZZS zo snel mogelijk daalt. Dat is en blijft het uitgangspunt.
Hoe beoordeelt u de verklaring van sommige bedrijven dat de toename te wijten is aan verhoogde productie? Bent u van mening dat economische groei mag prevaleren boven de gezondheid van mens en milieu? Waar trekt u een grens?
Zoals gesteld in de antwoorden op vragen 2 en 3 kan niet in algemene zin een oordeel worden gegeven over de reden van de door RTL Nieuws gerapporteerde verhoging van de emissies en de gevolgen daarvan. Het instellen van een minimalisatieplicht is juist gericht op het beschermen van de gezondheid. Zoals uit het rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid is gebleken, wordt gezondheid niet altijd voldoende beschermd en ik werk er met andere overheden aan om te zorgen dat dat wel het geval wordt.
Ook bij verhoogde productie moeten bedrijven binnen de ruimte van een vergunning blijven.
Wat vindt u van het feit dat bedrijven als Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) niet eens een verklaring hebben voor de stijging van de zeer zorgwekkende stoffen? Welke oplossing ziet u hiervoor?
De VNCI is een brancheorganisatie die de belangen behartigt van de Nederlandse chemische industrie. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is per bedrijf specifieke informatie nodig om een uitspraak te kunnen doen.
Wat vindt u van het feit dat sommige bedrijven bekennen dat ze zelf verkeerde of onvolledige gegevens hebben gerapporteerd en dat sommige bedrijven zelfs stellen dat ze niet weten of hun rapportage wel in overeenstemming is met regelgeving?
Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die onder de Europese PRTR verordening vallen (EPRTR) om hun emissies correct via het e-MJV te rapporteren. Zoals in de inleiding op deze vragen is toegelicht, is het aan het betreffende bevoegd gezag om deze invoer te controleren op juistheid, volledigheid en consistentie, en om eventuele omissies en onjuistheden bij het bedrijf onder de aandacht te brengen.
Indien een bedrijf vragen heeft, dan kan er overlegd worden met het bevoegd gezag. Ook kan via de e-MJV helpdesk om nadere toelichting/uitleg gevraagd worden op de leidraad milieujaarrapportages.
Heeft u na zulke berichten nog het gevoel dat u «in control» bent van de gevaarlijke uitstoot die in Nederland plaatsvindt? Zo ja, hoe?
De minimalisatieplicht en het ZZS-beleid zijn unieke instrumenten en ik ben van mening dat het gaat helpen om zo dicht mogelijk bij nul ZZS uitstoot te komen. Het beleid is van kracht sinds 2016 maar met de cyclus van het opstellen van een vermijdings- en reductieprogramma (VRP) en vervolgens investeren in verbeteringen gaat het niet van de ene op de andere dag beter. Het beleid is in 2022 geëvalueerd11 en de suggesties voor verbetering zijn onder andere meegenomen in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dit betreft onder meer het vergroten van de samenhang, oplossen van kennishiaten en ondersteuning van bevoegde gezagen bij knelpunten in de handhaving.
Bent u op de hoogte van de discrepantie tussen de vorig jaar gerapporteerde uitstootcijfers van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) door Tata Steel en de kennelijk recent gecorrigeerde cijfers, die een verdubbeling laten zien van de PAK-uitstoot in 2021 ten opzichte van 2020? Zo nee, hoe kan dit? Zo ja, waarom is dit toentertijd niet gedeeld met de Tweede Kamer, de provinciale staten en omwonenden?
Zoals aangegeven in de inleiding zijn de bevoegde gezagen verantwoordelijk voor het beoordelen van de ingediende uitstootcijfers. Dat geldt ook voor de situatie rond Tata Steel, waar de provincie Noord-Holland het bevoegd gezag is. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) is namens de provincie verantwoordelijk voor taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
In het geval van Tata Steel neemt de emissie van de vier PAK-stoffen in de emissieregistratie toe van 71 kg in 2020 naar 112 kg in 2021. De reden voor deze toename is een herziening van een kengetal dat wordt gebruikt voor het berekenen van de diffuse emissies van drie van de vier PAK-stoffen met ingang van rapportagejaar 2021. De werkelijke emissiesituatie is niet wezenlijk veranderd. Het herziene kengetal komt voort uit de afspraak om de gegevens in het e-MJV te actualiseren. De Kamer en de provinciale staten zijn hierover destijds schriftelijk geïnformeerd12 en de informatie is gepubliceerd op de website van de provincie Noord-Holland13. Deze actualisatie is een gevolg van conclusies uit het eerdere RIVM-rapport «Onderzoek naar de herkomst van neergedaald stof en stoffen in de lucht in de IJmond regio14». Hierin kwam naar voren dat de gemeten hoeveelheden metalen en PAK (veel) hoger zijn dan was verwacht op basis van berekeningen met data van de milieujaarverslagen, respectievelijk de Emissieregistratie15.
Kan de Staatssecretaris toelichten op basis van welke gegevens het RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond in hun onderzoeken conclusies hebben getrokken en zijn de nu bekend geworden verhoogde PAK-uitstootcijfers destijds beschikbaar geweest voor deze onderzoeken en dus meegenomen in de onderzoeken?
Het RIVM rapport «De bijdrage van Tata Steel Nederland aan de gezondheidsrisico's van omwonenden en de kwaliteit van hun leefomgeving16» verscheen in 2023. Voor bepaling van luchtconcentraties en gezondheidseffecten is daarbij gebruik gemaakt van een combinatie van metingen in de leefomgeving (op het luchtmeetnet) en berekeningen (op basis van de emissieregistratie) die onderling zijn vergeleken op consistentie, waarbij de metingen als leidend zijn beschouwd. Daarom veranderen de conclusies niet.
Wel wijst RIVM erop dat een aanpassing van emissiecijfers/kengetallen aangeeft hoe belangrijk de kwaliteit van deze gegevens is. Het illustreert het belang van regelmatige controle door het bevoegd gezag van de consistentie van emissiegegevens en metingen in de leefomgeving. Dit kan door middel van het modelleren op basis van emissiegegevens om hiermee de concentratiebijdragen in kaart te brengen en deze te vergelijken met wat er daadwerkelijk in de leefomgeving op het luchtmeetnet wordt gemeten. Ook de aanbeveling om de hoeveelheid PAK-stoffen en metalen in grof stof in kaart te brengen blijft onveranderd.
Bekend is dat de adviezen van de Expertgroep leunen op de conclusies van de verschillende RIVM-rapporten en diverse andere bronnen. Aan de Expertgroep zal worden gevraagd of deze meest recente ZZS/PAK-uitstootcijfers impact hebben op deze conclusies. Ik zal u daarna zo spoedig mogelijk over de uitkomst informeren.
Gezien het grote algemene belang van dit onderwerp, kunt u de Expertgroep Gezondheid IJmond en RIVM vragen om te reflecteren op: a) wat de meest recente kennis over de ZZS/PAK-uitstootcijfers betekent voor de gezondheid en b) of dit iets verandert aan hun eerdere bevindingen, conclusies en aanbevelingen voor de overheid?
Zie het antwoord op vraag 16.
Kunt u het antwoord van RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond op de bovenstaande vragen zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Zoals in het antwoord op vraag 16 is aangegeven, zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten.
Hoe beoordeelt u het feit dat de cijfers vóór 2021 nog steeds foutief in de emissieregistratie staan? Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze gegevens op een betrouwbare wijze worden gecorrigeerd en wordt het RIVM daarbij betrokken?
Zoals aangegeven in de inleiding beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Ik treed niet in hun bevoegdheden op dit vlak.
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat deze significante aanpassing van uitstootcijfers zonder enige ruchtbaarheid is doorgevoerd in in ieder geval het afgelopen jaar?
Zoals in het antwoord op vraag 15 is beschreven, is deze specifieke aanpassing openbaar aangekondigd.
Kunt u alle wijzigingen die Tata Steel heeft gedaan in de rapportering van haar uitstootcijfers sinds 2015 naar de Kamer sturen, waarbij wordt aangegeven wanneer de wijzigingen precies zijn doorgevoerd, met welke reden, of ze volledig onafhankelijk zijn getoetst en door wie, en welke instanties op de hoogte waren van de wijzigingen?
Zoals aangegeven in de inleiding, beoordelen bevoegde gezagen of de informatie over de (ZZS) emissies van bedrijven tijdig wordt verstrekt en toereikend is. Dit leidt periodiek tot aanpassingen. Ik heb geen zicht op alle afspraken die hierover door het bevoegd gezag met het bedrijf zijn of worden gemaakt.
Bent u ermee bekend dat de Reclame Code Commissie Tata Steel op de vingers heeft getikt voor het onterecht beweren dat de uitstoot van PAK-stoffen in 2022 met 50% is afgenomen (ten opzichte van 2019) en dat ook de Omgevingsdienst die claim van Tata Steel niet kon bevestigen?3
Ja. De Reclame Code Commissie (RCC) heeft toentertijd geoordeeld18 dat uitingen vanuit Tata Steel over 50% PAK reductie in strijd zijn met artikel 4 CDR en niet gerechtvaardigd, omdat niet was aangegeven welke installaties het betrof en dat niet kon worden uitgesloten dat er geen 50% PAK’s reductie zal zijn indien de andere installaties ook werden meegenomen. In de uitspraak van de RCC staat: «valt niet uit te sluiten dat de vermindering van de PAK-uitstoot door Tata Steel in werkelijkheid kleiner is dan in de bestreden claim is vermeld.» In de bestreden claim stond 50%.
Tata Steel IJmuiden heeft laten weten dat zij sindsdien nader heeft gespecificeerd welke installaties het betreft. Zo staat bij de toelichting op de website: De 50%-reductie betreft drie bronnen die veel PAK-stoffen uitstootten (de Hulpstoffenfabriek, Koudbandwalserij en Sinterfabriek). De uitstoot van PAK-stoffen is bij die drie fabrieken met meer dan 50% afgenomen in 2022 ten opzichte van 2019. Uit de elektronische milieujaarverslagen van het bedrijf komt naar voren dat de emissie van (het totaal aan) PAK-stoffen sinds 2019 is gedaald.
Wat vindt u ervan dat Tata Steel de belofte heeft gedaan aan de Tweede Kamer en de provincie om 50% reductie van PAK over het hele terrein te reduceren in 2022, maar die belofte niet nakomt en daarover nog steeds niet eerlijk is op onder andere hun website? Hoe betrouwbaar is Tata Steel dan als bedrijf om afspraken mee te maken?
Zie het antwoord op vraag 22.
In het artikel op RTL Nieuws staat het volgende: «Zo stelt Tata dat het in 2015 veel meer PAK’s uitstootte dan het destijds officieel meldde aan de provincie.» Deelt u de mening dat het bewust onjuist rapporteren van uitstootcijfers mogelijk strafbaar is?
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Indien het bevoegd gezag een vermoeden heeft dat er sprake is van een strafbaar feit, kan zij aangifte doen. Het Openbaar Ministerie kan op basis daarvan, of uit eigen beweging, een onderzoek starten. Het bevoegde gezag kan gebruik maken van alle middelen die hen ter beschikking staan, waaronder het doen van aangifte, ik meng mij hier verder niet in.
Welke stappen gaat u ondernemen om te onderzoeken of er sprake is van misleiding door Tata Steel en/of strafbare feiten en of dan vervolging mogelijk is?
Zie het antwoord op vraag 24.
Hoe beoordeelt u de impact van deze gecorrigeerde cijfers op de eerdere conclusies van het RIVM en de Expertgroep Gezondheid IJmond met betrekking tot de gezondheidseffecten in de IJmondregio? Waar baseert u zich dan op?
Zie het antwoord op vraag 16.
Expertgroep Gezondheid IJmond adviseert de uitstoot van PAK en benzeen met 90% te verlagen ten opzichte van de uitstoot in 2022: hoe gaat u deze adviezen tijdig opvolgen en welke tijdlijn hoort daarbij gezien de urgentie van het probleem?
De Kamer heeft recent de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond ontvangen19. Daarin is deze vraag meegenomen.
Welke maatregelen gaat u nemen om de transparantie en betrouwbaarheid van gerapporteerde uitstootcijfers op zeer korte termijn in orde te maken, zodat dergelijke discrepanties in de toekomst worden voorkomen?
De emissieregistratie (RIVM in samenwerking met CBS, PBL, WUR en Deltares) stelt jaarlijks de emissies van de relevante Nederlandse bronnen vast, en faciliteert de ontsluiting van emissiedata via haar website. De verantwoordelijkheden voor het aanleveren van data zijn duidelijk vastgelegd in wet- en regelgeving. Waar nodig kan de emissieregistratie bedrijven en bevoegd gezagen adviseren, maar de controle van de door bedrijven in het e-MJV gerapporteerde uitstootcijfers is en blijft primair de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
Bent u bereid om na deze nieuwe onthullingen zo snel mogelijk werk te maken van onafhankelijke, fijnmazige metingen en van directe beschikbaarheid van uitstootdata voor de overheid, in plaats van dat we steeds afhankelijk zijn van Tata en achter de feiten aan moeten lopen, zoals door de aangenomen motie Teunissen is opgedragen aan de regering?4
Op dit moment vinden al regelmatig onafhankelijke metingen plaats in opdracht van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft hiervoor een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd.
De motie Teunissen21 verzoekt de regering om zo snel mogelijk te zorgen voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar te maken.
Zoals de Kamer eerder is gemeld22, legt de geldende wetgeving de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek – zowel landelijk als specifiek voor Tata Steel – een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom wil het kabinet eerst de onderzoeksuitkomsten in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden afwachten voordat verdere stappen worden gezet in de uitvoering van deze motie.
Bent u bereid om de vergunningen en milieurapportages van Tata Steel en andere grote industriële bedrijven op zeer korte termijn opnieuw te evalueren in het licht van deze onthullingen? Zo nee, waarom niet?
Het beoordelen van de emissie-opgave is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Ik meng mij hier niet in.
Welke stappen gaat u ondernemen om de transparantie, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de rapportages over uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen te in orde te maken en welke tijdlijn hoort daarbij, gezien de urgentie van het probleem en de zorgen bij burgers?
Zie eerdere antwoorden onder ander op vraag 5 en vraag 29.
Bent u bereid om de lijst van bedrijven die verplicht zijn hun uitstoot te melden uit te breiden, zodat ook bijvoorbeeld asfaltcentrales hieronder vallen? Zo nee, waarom niet en hoe rijmt dat met het doel om gezondheid van mensen en milieu beter te beschermen?
Ik wil niet op de zaken vooruitlopen en zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven eerst het gesprek aangaan met de bevoegde gezagen.
Overigens zijn asfaltcentrales vergunningplichtig. Voor asfaltcentrales geldt de 5-jaarlijkse informatieplicht en het aanleveren van het vermijdings- en reductieprogramma. Hier hoort ook bij dat ze informatie over hun ZZS-emissies naar lucht en water moeten aanleveren bij het bevoegd gezag. Op dit moment is het wettelijk nog niet verplicht dat ze dit via de database doen, maar het wijzigingsbesluit over de ZZS-emissiedatabase zal dat veranderen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gezondheid van mens, dier en milieu voorop komt te staan in het beleid rondom de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen?
Binnen het huidige beleid staat het beperken van de risico’s van mens, dier en milieu centraal. Met onder andere het ZZS-emissiebeleid, het versterken van VTH-stelsel, het impulsprogramma chemische stoffen en Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn vele maatregelen in gang gezet om de bescherming van de gezondheid verder te verbeteren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Zie de beantwoording hierboven.
Het circulaire economiebeleid in Caribisch Nederland |
|
Geert Gabriëls (GL), Raoul White (GroenLinks-PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Chris Jansen (PVV) |
|
![]() ![]() |
Kunt u toelichten hoe het circulaire economiebeleid er in Caribisch Nederland uitziet?
Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennen geen specifiek circulaire economiebeleid. Het onderwerp maakt wel onderdeel uit van het milieubeleid en is deels opgenomen in een aantal wettelijk verplichte planvormen.
Het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (hierna: NMBP) dat in 2020 is vastgesteld door het Rijk en de openbare lichamen, is met name gericht op het behoud van het koraal-ecosysteem. Duurzaam afvalbeheer neemt voor het behalen van dit strategische doel een belangrijke plek in. Voor het behalen van de doelstellingen zijn in het NMBP-mijlpalen opgenomen. Een aantal van deze mijlpalen dragen bij aan de transitie naar een circulaire economie. Het gaat om:
Naast het behoud van het koraal-ecosysteem, is duurzaam gebruik van land en water voor de ontwikkeling van de lokale economie ook een strategisch doel in het NMBP. De hiervoor opgenomen doelstellingen dragen ook bij aan de transitie naar een circulaire economie: lokale economische ontwikkeling op basis van duurzaam gebruik van natuurlijk kapitaal. De mijlpalen voor het bereiken van deze doelstellingen zijn:
De doelstellingen en mijlpalen in het NMBP zijn in lokale uitvoeringsplannen verder uitgewerkt waarbij elk eiland, binnen de kaders van het NMBP, eigen prioriteiten heeft vastgesteld. Op Saba en Sint Eustatius zijn de uitvoeringsplannen vastgesteld door de eilandsraad. Op Bonaire heeft de eilandsraad het uitvoeringsplan nog niet vastgesteld.
Saba streeft ernaar om haar duurzaamheidsambities te betrekken bij verschillende beleidsterreinen. Zo is er in 2020 al een verbod ingevoerd voor het gebruik van eenmalig plastic om zo de hoeveelheid plastic afval en ook zwerfafval te verminderen met als startdatum 1 januari 2021. De eigen drinkwaterfabriek produceert drinkwater in grote herbruikbare flessen waardoor de invoer van kleine plastic flessen met drinkwater, veelal voor eenmalig gebruik, aanzienlijk verminderd is. Het streven naar meer zelfvoorzienendheid op verschillende niveaus (energie, drinkwater en voedsel) maakt Saba minder afhankelijk van import naar het eiland.
Sint Eustatius richt zich vooral op het op orde krijgen en houden van het afvalbeheer op het eiland waarbij tevens circulaire principes meegenomen zijn om verder te implementeren. Met ingang van 1 juni 2021 geldt een verbod voor het in de handel brengen van wegwerplastics op Sint Eustatius.
Op Bonaire is sinds 1 juni 2022 een verbod voor het in de handel brengen van wegwerpplastics. Met ingang van 1 augustus 2022 geldt dit verbod op Bonaire ook voor styrofoam maaltijdverpakkingen.
Hoe ziet de afvalverwerking in de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk er op dit moment uit? Hoeveel procent van het afval wordt er in de verschillende landen gestort, verbrand, gerecycled en hergebruikt?
Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben als zelfstandige landen binnen het Koninkrijk een autonome verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van milieubeleid en zijn daarom voor afvalwetgeving en het bijbehorende afvalbeleid zelf verantwoordelijk.
Alle zelfstandige landen binnen het koninkrijk kennen vergelijkbare uitdagingen als het gaat om de verwerking van het afval. Het gebrek aan de juiste schaalgrootte, de relatieve isolatie van elk van de eilanden, de beperkte ruimte op elk van de eilanden om de afvalverwerking grondig aan te pakken en ook de kosten om het afval van de eilanden naar elders te transporteren maken het lastig. Vanuit die gemene deler kent elk eiland zijn eigen uitdagingen. Om deze basis op orde te krijgen is het noodzakelijk dat elk eiland een helder beeld heeft van een duurzame eindsituatie rond het afvalbeheer. Daarvoor is het ook noodzakelijk dat elk eiland langdurig gaat monitoren welk afval waar ontstaat en wat er met het afval wordt gedaan. Totdat die monitor is opgezet zijn hooguit grove schattingen te geven van de huidige situatie.
Voor Sint Maarten is bekend dat elke inwoner ongeveer 3,5 kilogram afval (exclusief afval uit bouw- en sloopactiviteiten) per dag produceert. Daarmee staat het naar eigen zeggen in de top van afvalproducerende landen in Latijns-Amerika. Veruit het merendeel (93–99%) van het afval wordt gestort op een ongecontroleerde stortplaats. De huidige situatie voor Sint Maarten is tevens beschreven in het Waste Authority Report1.
Voor Aruba is de huidige beleidsaanpak voor afvalbeheer beschreven in Aanpak afvalbeheer 2022–20252.
De beschikbare data voor Curaçao laten zien dat in 2022 in totaal 131.992 ton afval is geproduceerd, waarvan 123.579 ton is gestort op de stortplaats, 8.303 ton gerecycled en 110 ton is verbrand. Per dag produceerde elke inwoner 2,4 kilogram afval.3
Wat doet die manier van afvalverwerking met de milieusituatie in de afzonderlijke gebieden van Caribisch Nederland?
Voor de BES-eilanden is de milieusituatie als volgt:
Op Sint Eustatius vormt het opgeslagen restafval een risico voor de bodem. Door het ontbreken van een correcte onderafdichting bestaat het risico dat verontreinigende stoffen uitlogen naar de bodem en daarmee uiteindelijk ook de zee. Verder is de huidige locatie voor het afvalbeheer op het eiland niet ideaal voor het efficiënt verbranden van het restafval. Bij te weinig wind kan er geen afval verbrand worden.
Door het nagenoeg volledig uitvoeren van al het recyclebaar en niet-recyclebaar afval vanaf Saba naar de Verenigde Staten blijft de lokale afvalverbranding beperkt tot een kleine hoeveelheid medisch afval. Het tot een minimum verminderen van afvalverbranding op Saba heeft een zeer positief effect gehad op de luchtkwaliteit.
Op Bonaire wordt nagenoeg alle restafval gestort op de stortplaats Lagun in beheer van de overheids-N.V. Selibon. Over de situatie bij Selibon/Lagun is de Kamer op 19 december 2024 schriftelijk geïnformeerd (beantwoording Kamervragen over het bericht «bewoners Bonaire geëvacueerd na grote brand bij de vuilstort)»4. Ik verwijs tevens naar de reactie op uw verzoek de Kamer schriftelijk te informeren over de situatie bij Selibon te Bonaire.5
Gelden de doelstellingen ten aanzien van de transitie naar de circulaire economie ook voor Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nee, de doelstellingen voor de transitie naar circulaire economie gelden op dit moment niet voor Caribisch Nederland. Bij het antwoord op vraag 1 is ingegaan op de doelstellingen en mijlpalen in het NMBP die bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie. Zodra die basis op orde is, kan de transitie naar de circulaire economie verder worden ingezet. De doelstellingen en maatregelen zoals geformuleerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)6 kunnen een inspiratiebron zijn voor de periode 2030–2050.
Welke stappen neemt u om plasticvervuiling in Caribisch Nederland aan te pakken? En op welke manier kan Nederland helpen bij het tegengaan van plasticvervuiling in de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk?
Caribisch Nederland is zich terdege bewust van de schadelijke gevolgen van het niet correct omgaan met de plasticvervuiling binnen de eigen eilanden. Daar is centrale sturing vanuit Europees Nederland niet voor nodig. Europees Nederland kan echter wel helpen bij het stroomlijnen en samenbrengen van de kennis die op verschillende plekken binnen het Koninkrijk aanwezig is.
Het versterken van onderlinge samenwerkingsverbanden, ook met de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk, kan bijdragen aan het tegengaan van plasticvervuiling en ook andere vormen van milieuvervuiling. Vanuit die regionale samenwerking is ook de efficiëntie van de verwerking van het plasticafval verder te vergroten.
Bij het antwoord op vraag 1 is het verbod op plastic voor eenmalig gebruik op Bonaire, Sint Eustatius en Saba al aan de orde geweest.
Deelt u de mening dat het circulaire economiebeleid in het Caribische deel van Nederland een stuk minder vergaand is dan in Nederland zelf? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid inzet te tonen om ook in de afzonderlijke delen van Caribisch Nederland recyclingcapaciteit te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2013 is de samenwerking tussen het openbaar lichaam Bonaire en het Ministerie van IenW gestart voor ondersteuning bij het uitvoeren van afvalbeleid op Bonaire. In 2016 is het afvalbeheerprogramma «Afvalbeheer op Maat» (AOM) gestart. Via dit programma stelt het ministerie al jaren personele en financiële middelen ter beschikking om het afvalbeheer op Bonaire te verbeteren. Dit geldt ook voor ondersteuning bij afvalrecycling.
Ook op Sint Eustatius en Saba wordt door het Ministerie van IenW ondersteuning gegeven bij het uitvoeren van het afvalbeleid.
Met het in 2020 vaststellen van het Natuur- en milieubeleidsplan 2020–2030 (NMBP) zijn ook strategische langetermijndoelen voor het afvalbeheer afgesproken.
Waarom gelden de huidige systemen van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) alleen voor Europees Nederland?
Het gaat hier om Europese regels die gelden voor de Europese markt. Voor de autonome landen binnen het Koninkrijk wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.
Voor Caribisch Nederland ondersteunt het Ministerie van IenW bij het beleid en de bijbehorende wetgeving, een en ander conform de Wet Vrom BES. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn om de UPV’s uit te breiden naar Caribisch Nederland zodat producenten verantwoordelijk zijn voor het afval dat zij ook daar produceren? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening wordt niet gedeeld. Een beslissing over de haalbaarheid van een uitbreiding van UPV naar Caribisch Nederland moet vooraf worden gegaan door onderzoek naar de consequenties en de gevolgen hiervan. UPV is een financiële en ook organisatorische verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer van producten die in de handel worden gebracht. Het kan voordeel bieden als bij het in de handel brengen van een product de financiering van het afvalbeheer geborgd is. Een uitbreiding van UPV vergt echter dat er voor de betreffende UPV een onafhankelijke producentenorganisatie is die dit moet vormgeven. Dit is in het Koninkrijk enkel in Europees Nederland geregeld.
Bij een UPV worden producenten primair verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking van afvalstoffen in plaats van bijvoorbeeld het bestuur op de eilanden. Gelet op de schaalgrootte en het inwoneraantal van de eilanden lijkt centrale regie door het bestuur eerder aan te bevelen boven uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Ook is de omvang van de markt op de eilanden beperkt, waardoor bijvoorbeeld een enkele importeur verantwoordelijk kan worden voor het afvalbeheer van één of meerdere producten. In plaats van een UPV kan ook worden gedacht aan inzet van andere beleidsinstrumenten zoals bijvoorbeeld het verplicht gescheiden inzamelen van specifieke afvalstromen of het instellen van een innameplicht voor winkels die bijvoorbeeld batterijen of elektrische apparaten verkopen.
Bent u bereid om te beginnen met een onderzoek naar hoe de UPV voor wegwerpplastic uitgebreid kan worden naar Caribisch Nederland om plasticvervuiling te verminderen op de eilanden? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij eerdere vragen aangegeven ondersteunt het Ministerie van IenW Caribisch Nederland bij het ontwikkelen en uitvoeren van afvalbeleid. Ik ben bereid met die eilanden te onderzoeken hoe verdergegaan kan worden met de acties die al ingesteld zijn om de plasticvervuiling verder te verminderen. De verwachting is alleen wel dat de UPV daar niet het best passende middel voor is.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over circulaire economie op 19 december?
De beantwoording van de vragen heeft afstemming gevergd met de eilanden. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om de vragen te beantwoorden voor het commissiedebat over circulaire economie op 19 december 2024.
Bent u bekend met het artikel «Vertraging dreigt voor Tata Steel’s groene plannen door onenigheid met toezichthouder» op 25 september 2024?1
Ja.
Klopt het dat de omgevingsdienst alle benodigde stukken voor de vergunningsverlening, waaronder de milieueffectrapportage (MER), eind december in één keer zal ontvangen? Zo ja, waarom is dit?
Uit het bericht2 van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) blijkt dat Tata Steel Nederland (TSN) voornemens is om eind december in één keer de vergunningaanvra(a)g(en) samen met het Milieueffectrapport (MER) in te dienen. Uit navraag bij TSN blijkt dat het bedrijf zoveel als mogelijk concept deelrapporten op voorhand zal delen, maar het niet verwacht in staat te zijn om voor de definitieve indieningsdatum al een conceptversie van de volledige MER aan te leveren.
Is het mogelijk om een conceptversie van de MER en de genoemde deelrapporten eerder met de omgevingsdienst te delen? Zo nee, waarom niet?
Uit de brief vanuit de OD NZKG blijkt dat TSN er bij blijft in de afstemming met het bevoegd gezag over de vergunningen- en MER-procedure Groen Staal geen gebruik te willen maken van het delen van concepten en het benutten van de reviewperiode. Dit ondanks meermaals aandringen van de OD NZKG. TSN geeft aan dat concepten daar waar mogelijk worden gedeeld en besproken.
Wat is uw reactie op het feit dat de omgevingsdienst aangeeft niet tijdig genoeg betrokken te worden bij het proces?
TSN, de Provincie Noord-Holland en de OD NZKG zijn al geruime tijd intensief en regelmatig in gesprek over het proces en de inhoud van de vergunningaanvra(a)ag(en) en het MER. Wat de OD NZKG aangeeft, is dat het bedrijf erg risicovol handelt door in één keer een definitief MER met de vergunningaanvra(a)g(en) in te dienen, in plaats van daaraan voorafgaand concepten voor te leggen en te bespreken. Dit kan tot vertraging later in het proces leiden. De OD NZKG wijst TSN met deze brief3 op dit risico.
Hoe zorgt u ervoor dat gezondheid een harde voorwaarde is bij de maatwerkafspraken nu de MER vertraging lijkt te hebben? Heeft de GER ook vertraging?
Met de brief heeft de OD NZKG een signaal gegeven dat door deze aanpak mogelijk vertraging in het MER traject zal optreden. Er is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen dat deze vertraging daadwerkelijk zal optreden. Wel is aan de Kamer eerder aangeven dat voor het uitvoeren van de GER de inzichten uit het milieueffectrapport (MER) nodig zijn. Vertraging van het MER zal dus ook tot vertraging van de GER kunnen leiden.
Gezien de onderhandelingspositie van de Staat en de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie over de onderhandelingen, kan ik in het openbaar niet ingaan op de voorwaarden van de mogelijke afspraken tussen TSN en de Staat. De Kamer wordt tijdens de, waar mogelijk openbare, maar vanwege de mogelijke koersgevoeligheid grotendeels vertrouwelijke technische briefings geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen, zoals op 16 mei en 2 juli jl. en op 16 oktober aanstaande. Daarnaast zijn de budgettaire gevolgen van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat en daarmee dus ook het resultaat op het gebied van de verbetering van de gezondheid, onder voorbehoud van parlementaire autorisatie van de begroting.
Zit de toegezegde gezondheidseffectrapportage (GER) ook bij de «benodigde stukken» die in het artikel worden genoemd? Waarom wel of niet?
Nee. De gezondheidseffectrapportage (GER) is momenteel geen wettelijk verplicht instrument en daarom ook geen onderdeel van de vergunningprocedure. De GER is dus geen onderdeel van de in het artikel genoemde «benodigde stukken» die ingediend zullen worden bij de OD NZKG in het kader van vergunningprocedure. Het kabinet is zich bewust van de recente adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond ten aanzien van de rol van de GER in vergunningverlening en zal hier voor het Kerstreces op reageren.
Wat is de stand van zaken omtrent de GER en hoe wordt dit proces meegenomen in de lopende onderhandelingen over de maatwerkafspraken?
In eerdere beantwoording van Kamervragen van 3 september jl4 is uitvoerig ingegaan op de stand van zaken van de GER. Het RIVM ontwikkelt momenteel het methodisch kader voor de GER. Dit kader moet nog ontwikkeld worden omdat de GER een nieuw instrument is. De Expertgroep Gezondheid IJmond (hierna: Expertgroep) heeft in haar eerste rapport van februari dit jaar het advies gegeven om een GER uit te voeren in de IJmond. In het op 4 oktober jl. gepubliceerde tweede advies heeft de Expertgroep verdere duiding gegeven. Het RIVM zal ook deze aanbevelingen betrekken bij de verdere ontwikkeling van het methodisch kader. Zoals eerder is aangegeven, zijn inzichten uit het MER belangrijk voor de uitvoering van de GER en zijn deze twee rapportages dus volgordelijk aan elkaar.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Gabriëls c.s. over het per direct starten met het opstellen van een gezondheidseffectrapportage in samenwerking met de Expertgroep Gezondheid IJmond (Kamerstuk 28 089, nr. 286)?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Thijssen c.s. over het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als harde voorwaarde laten zijn in de onderhandelingen (Kamerstuk 28 089, nr. 307)?
U bent op de hoogte gebracht over de uitvoering van de motie-Thijssen door middel van een brief5 en de beantwoording van de daarna gestelde Kamervragen6. Voor wat betreft het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond geldt dat dit momenteel wordt bestudeerd en dat hierover voor het Kerstreces een reactie aan de Kamer gezonden zal worden.
Hoe verhoudt de uitvoering van deze moties zich volgens u tot het feit dat de omgevingsdienst niet tijdig genoeg betrokken wordt in het proces? Bent u van plan de GER wel tussentijds te delen met de omgevingsdienst?
Zoals in het antwoord op vraag 4 beschreven, heeft de OD NZKG regelmatig overleg met het bedrijf over zowel het proces als de inhoud. De kans op vertraging komt doordat het bedrijf aangeeft niet voorafgaand aan de definitieve vergunningaanvra(a)g(en) een concept MER te zullen delen.
De GER-methodiek wordt momenteel nog ontwikkeld (zie vraag 7). Ik kan daarom nu nog niet op de uitvoering vooruitlopen. In algemene zin kan ik wel zeggen dat er goed contact is tussen de OD NZKG en de Rijksoverheid en dat de expertise van de OD NZKG benut wordt bij de ontwikkeling van de GER.
Worden in dit proces een concept-MER/GER openbaar gemaakt? Worden omwonenden de mogelijkheid geboden om daarop te reageren?
Zoals in het nieuwsbericht van de OD NZKG is aangegeven, is de concept-MER geen formeel stuk in de vergunningverlening en zodoende ook geen onderdeel van het formele proces. Meer informatie over het proces en de inzagemomenten wordt gedeeld door het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland, en de OD NZKG7.
Het MER kan op verschillende momenten worden gepubliceerd. Om te beginnen kan TSN daar op ieder moment zelf voor kiezen. Afgelopen zomer heeft TSN reeds twee participatieavonden voor omwonenden georganiseerd om mee te denken over de totstandkoming van het MER.
De OD NZKG heeft aangegeven dat hij voornemens is om kort na het ontvangen van de vergunningaanvragen een voorlopig advies te vragen aan de Commissie voor de Milieueffectrapportage (CieMer). Wanneer de CieMer haar advies uitbrengt, zal zij dit tezamen met het MER publiceren op haar website. De eerste formele publicatieverplichting is bij de publicatie van de ontwerp-besluit(en) op de vergunningaanvra(a)g(en). Deze zullen openbaar worden gemaakt en er kunnen dan zienswijzen worden ingediend.
Zoals in vraag 10 is aangegeven, wordt de methodiek van de GER momenteel nog ontwikkeld en kan ik nu niet verder vooruitlopen op het precieze moment van openbaarmaking. Dat de GER openbaar zal worden staat buiten kijf, omdat dit ook zo is geadviseerd door de Expertgroep en is omarmd door de Kamer8.
Krijgt de Kamer inzicht in de MER en de GER en de mogelijkheid om daarop te reageren, voordat de regering een handtekening zet onder een Joint Leter of Intent met Tata Steel?
De onderhandelingen om te komen tot een Joint Letter of Intent (JLoI) en maatwerkafspraak lopen momenteel, evenals het proces van opstellen en daarna indienen en beoordelen van het MER. Zoals in antwoord op vraag 9 is aangegeven, zijn inzichten uit het MER belangrijk voor de uitvoering van de GER en zijn deze twee dus volgordelijk aan elkaar.
Het is van het grootste belang dat we zo snel mogelijk tot een maatwerkafspraak komen; de Kamer heeft het kabinet hier terecht meermaals toe opgeroepen. Na het gereedkomen van de JLoI wordt deze tezamen met het advies van de Adviescommissie Maatwerk Verduurzaming Industrie aan de Kamer toegezonden. Deze commissie heeft de Expertgroep gevraagd te adviseren over de gezondheidsparagraaf in de JLOI/maatwerkafspraken, zo stelt de Expertgroep ook in haar advies. Indien het MER en/of de GER voor die tijd gefinaliseerd zijn, kan de Kamer daar ook kennis van nemen op dat moment.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Teunissen c.s. over zo snel mogelijk zorgen voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel?
U bent hierover geïnformeerd via de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 5 september jl9.
Kunt u deze vragen voor de commissiedebatten over externe veiligheid en verduurzaming industrie beantwoorden?
Ja.
Stankoverlast door een kunstmestbedrijf in Amsterdam |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Last van stank in Amsterdam: «Dit kan niet goed zijn»»1 en «Raad wil onderzoek: welke «troep» stoot kunstmestbedrijf ICL Fertilizers in Amsterdamse haven uit?»2
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Bouw 9600 woningen in Noord van de baan: Amsterdam reageert woedend op besluit Rijk en provincie»3?
Ja.
In welke mate bent u betrokken bij dit dossier? Deelt u de mening dat de signalen uit de omgeving van ICL Fertilizers zorgwekkend zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet direct betrokken bij deze dossiers. Deze worden behandeld door het bevoegd gezag, en dat is in dit geval de Provincie Noord-Holland. Dit gebeurt in nauw overleg met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de Gemeente Amsterdam en de GGD Amsterdam. Ik vind dat zorgen van omwonenden van industrie over de effecten van vervuiling en (geur-) hinder van industrie voor hun gezondheid serieus moeten worden genomen. Gezondheidsschade door emissies van de industrie moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk om zich te houden aan normen. Een bedrijf als ICL Fertilizers heeft ook de verantwoordelijkheid om alles te doen om uitstoot en overlast tot een minimum te beperken, wil het met draagvlak blijven opereren in een dichtbevolkte omgeving. Het bevoegd gezag ziet hierop toe door middel van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Speelt deze problematiek ook bij de andere kunstmestfabrieken in Nederland en maakt u hier proactief beleid op om de omgeving beter te beschermen?
Ik heb geen signalen dat vergelijkbare problemen ook spelen bij andere kunstmestfabrieken in Nederland. Kunstmestfabrieken moeten voldoen aan wettelijke normen, waaronder de normen voor emissies naar de lucht. Deze liggen vast in Europese en nationale wet- en regelgeving. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving hierop. Bij de productie van kunstmest kan geurhinder optreden. Voor geur geldt dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk is voor het wettelijk kader, maar de afweging vindt lokaal plaats. Het is aan de bevoegde gezagen om te zorgen voor een aanvaardbaar hinderniveau voor omwonenden. Met maatwerkvoorschriften in de vergunning kan het bevoegd gezag ook aanvullende eisen stellen aan het beperken van geuremissies door een installatie.
Bent u bekend met de nieuwe strategieën in de U&H Nota en de Startnotitie Gezonde Leefomgeving van de Provincie Noord-Holland?4 Bent u voornemens om deze ambities van de provincie die gericht zijn op het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) en de reductie van de negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden van industriële gebieden te ondersteunen?
Ja, ik ben bekend met de genoemde documenten. Ik ondersteun van harte de ambities van de provincie Noord-Holland die gericht zijn op de reductie van de negatieve gezondheidseffecten voor bewoners van industriële gebieden. Ook ben ik blij met het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Ik vind het een goede zaak dat de provincie met deze startnotitie gezondheid een bepalende plek geeft in afwegingen over de (fysieke) leefomgeving. Het is daarmee niet meer vanzelfsprekend om beschikbare milieuruimte automatisch op te vullen, maar logischer om de kwaliteit van de leefomgeving verder te verbeteren.
Als het gaat om de versterking van het VTH-stelsel ga ik ervan uit dat de provincie Noord-Holland krachtig aan de slag gaat met de producten die door het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zijn opgeleverd. Deze producten zijn een resultaat van een intensieve samenwerking tussen alle partijen in het VTH-stelsel. Het gaat dan bijvoorbeeld om de robuustheidscriteria voor de omgevingsdiensten, een nieuwe set kwaliteitscriteria, een modelmandaat, een financieringssystematiek en een kennisinfrastructuur. Nu het interbestuurlijk programma op 30 september 2024 is afgerond, is het aan partijen om met elkaar deze producten te implementeren en te borgen.
Wat vindt u ervan dat er op dit moment een norm uit 2003 voor geur wordt gebruikt, omdat de Nederlandse Voornorm (NVN) Geurkwaliteit van 2019 is ingetrokken wegens onbetrouwbaarheid? Wanneer gaat u zorgen voor een actuele en betrouwbare methode om industriële geuren te reguleren en omwonenden beter te beschermen?5
Het bericht waarop deze vraag is gebaseerd, is niet helemaal juist. Er is op dit moment wel een norm om geurconcentratie te meten. Er is op dit moment alleen geen standaardmethode («meetnorm») om de hedonische waarde van geur, oftewel de manier waarop de geur wordt beleefd, te meten. Die waarde kan gebruikt worden in combinatie met de geurconcentratie om te bepalen wat het aanvaardbaar hinderniveau is.
Het geurbeleid van veel provincies is opgesteld op basis van deze hedonische weging. De norm die hiervoor werd gebruikt is ingetrokken omdat uit onderzoek blijkt dat deze onvoldoende betrouwbaar is. Door het intrekken van de geurnorm voor deze hedonische waarde, moet het bevoegd gezag nu zelf per geval een weegfactor bepalen.
Op dit moment wordt er op initiatief van omgevingsdiensten door diverse partijen samengewerkt aan een nationaal beoordelingskader geur. Het idee is om per industriële of agrarische activiteit die geur veroorzaakt een hedonische weegfactor vast te stellen. Dit kader kunnen bevoegde gezagen gebruiken bij het maken van hun beleid. Dan hoeft niet elk bevoegd zelf een hedonische weegfactor per activiteit te bepalen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat levert een (financiële) bijdrage aan dit initiatief.
Bent u zich bewust van de beperkingen van EU-regelgeving en het feit dat omwonenden van industriële gebieden worden blootgesteld aan stoffen zonder normen, die ook niet in het elektronisch Milieujaarverslag (e-JMV) geregistreerd worden? Wat gaat u hieraan doen?
Ik ben mij ervan bewust dat er (nog) geen alomvattende EU-regelgeving op het gebied van emissies is. Daarom is er nog steeds ook nationale regelgeving nodig op dit gebied. Wel hebben we binnen de EU de Europese Strategie voor Duurzame Chemicaliën en de Zero Pollution Ambition (met Actieplan). Deze vormen mede de basis voor het Impulsprogramma Chemische Stoffen (2023–2026). Het doel van dat programma is om knelpunten in het beleid en de uitvoering ervan voor gevaarlijke chemische stoffen aan te pakken. Hiermee wordt het werken aan een gezonde, schone leefomgeving verder versterkt.
Primair is het de verantwoordelijkheid van een bedrijf om de eigen emissies te beperken door onder meer passende preventieve maatregelen. Daar waar nodig kan het bevoegde gezag voorschriften opnemen in de vergunning van een inrichting, zoals het opleggen van normen of een rapportageplicht. Binnen het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt daarbij ook gewerkt aan de noodzakelijke versterking van de uitvoering en aan het oplossen van kennishiaten.
Weet u dat de EU-Richtlijn Industriële Emissies (RIE) voor «beste beschikbare technieken» verwijst naar een BBT-lijst uit 2007? Wanneer wordt deze geactualiseerd? Dringt u daar actief op aan?
De vergunningverlening voor het genoemde bedrijf wordt uitgevoerd op basis van de Best Available Techniques Reference Document (BREF) voor «Large Volume Inorganic Chemicals – Ammonia, Acids and Fertilisers» (LVIC-AAF). Het klopt dat dit Europees afgestemde document dateert uit 2007. De EU streeft ernaar om elk BREF-document binnen 8 jaar te herzien. Nederland deelt dit streven en spreekt de Commissie hierop aan. Dit staat ook in de onlangs herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Daarnaast staat in de herziene RIE dat het herzieningsproces van de BREF niet langer mag duren dan vier jaar.
In 2022 is de EU gestart met het herzien van de BREF «Large Volume Inorganic Chemicals». Met deze herziening wordt ook de BREF LVIC-AAF, waar de productie van kunstmest onder valt, vervangen. Er zijn nog geen conceptdocumenten beschikbaar, wel is Nederland actief betrokken bij de totstandkoming van dit te actualiseren document. Informatie over de voortgang is te vinden op de website van EUBRITE6.
Overigens kan het bevoegd gezag indien nodig ook zelf vaststellen wat de BBT is. Op grond van het Schone Lucht Akkoord en beleid van de provincie kan ook strenger vergund worden dan de BBT die is vastgelegd in de BREF’s. Dit is echter complex en legt een groot beslag op tijd en capaciteit. Per casus moet dan een proportionele afweging gemaakt worden tussen de te behalen milieu en gezondheidswinst enerzijds, en de technische en financiële haalbaarheid van maatregelen anderzijds. Regelmatige en snelle herziening van BREF’s heeft daarom de voorkeur.
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid over de daadwerkelijke gezondheidsschade in de omgeving van ICL Fertilizers? Heeft u contact met de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland hierover? Hoeveel gezondheidsschade bij omwonenden vindt u acceptabel, als het gaat om bedrijven zoals ICL Fertilizers in het westelijk Havengebied?
De daadwerkelijke gezondheidsschade van een enkel bedrijf in een geïndustrialiseerde en dichtbevolkte omgeving is moeilijk te bepalen. Er zijn immers vele bronnen van vervuiling en vormen van overlast in een dergelijk gebied. Dat geldt zeker ook rond het IJ in Amsterdam. Het is vooral zaak dat het bedrijf wat betreft uitstoot en overlast voldoet aan de geldende normen en in het bezit is van een actuele vergunning.
Uit contact met de Provincie Noord-Holland, de gemeente Amsterdam en de GGD Amsterdam blijkt dat er hard aan gewerkt wordt om hierop te handhaven. Er is een last onder dwangsom opgelegd in mei 2024 vanwege overschrijdingen van de emissienormen voor zoutzuur. Naar aanleiding daarvan worden op dit moment extra metingen gedaan, boven op de metingen die het bedrijf verplicht zelf moet laten uitvoeren. Ook wordt op dit moment gewerkt aan een actualisatie van de vergunning. De betrokken overheidsorganisaties coördineren het contact met omwonenden en willen ook graag duidelijkheid bieden over de processtappen die worden doorlopen.
Gezondheidsschade door emissies van de industrie moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Normen helpen hierbij, maar een bedrijf als ICL Fertilizers heeft ook zelf een verantwoordelijkheid om alles te doen om uitstoot en overlast tot een minimum te beperken, wil het met draagvlak blijven opereren in een dichtbevolkte omgeving.
Bent u zich bewust van de mentale stress, het verhoogde risico op ziekten, hogere ziektekosten, verminderde arbeidsproductiviteit en de beperking van woongenot door luchtvervuiling in het algemeen? Hoe gaat u deze impact structureel meenemen in beleid?
De negatieve effecten van luchtkwaliteit op de gezondheid en het algemeen welbevinden van mensen is bekend. Ik zet mij samen met bevoegde gezagen daarom volop in om luchtvervuiling en hinder terug te dringen, bijvoorbeeld door middel van het uitvoeren van het Schone Lucht Akkoord met als doel 50% gezondheidswinst in 2030. Samen met de implementatie van EU-regelgeving zoals de EU Richtlijn Industriële Emissies en de EU Luchtkwaliteitsrichtlijn en beleid rond chemische stoffen, waaronder ZZS, leidt dit tot verbetering van de luchtkwaliteit. Specifiek voor het verbeteren van de gezondheid van omwonenden van de industrie wordt de Actieagenda Industrie en Omwonenden uitgevoerd.
Bent u van plan gezondheidseffectrapportages (GER's) ook in te zetten bij bestaande situaties waar twijfel bestaat over de werkelijke gezondheidsimpact, zoals bijvoorbeeld in Tuindorp Oostzaan en de NDSM in Amsterdam-Noord? Hoe zorgt u dat maatschappelijke kosten, zoals verhoogde ziektekosten en verminderde productiviteit, structureel worden meegenomen in dergelijke analyses?
Ik vind het belangrijk dat gezondheid volwaardig wordt meegewogen in vergunningverlening en bij het ontwikkelen van beleid. In het kader van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt onderzocht hoe dit kan gebeuren. De inzet van een instrument als de GER wordt hierbij ook meegenomen, in lijn met de hierover aangenomen motie van het lid Gabriëls7.
De methodiek voor de gezondheidseffectrapportage (GER) die wordt uitgevoerd bij Tata Steel wordt momenteel ontwikkeld door het RIVM. Ik wil voordat de methode ontwikkeld is nog niet vooruitlopen op de brede toepassing daarvan. Verder wordt in het kader van de Actieagenda ook een methode voor het meewegen van gezondheidskosten in vergunningverlening onderzocht.
Waarom hebben niet alle stadswijken nabij zware industrie RIVM-meetstations, terwijl bewoners daar worden blootgesteld aan zowel stedelijke verkeersvervuiling als uitstoot van chemische industrie? Waarom wordt in zulke gebieden niet beter en vaker gemeten? Hoe kunnen berekeningsmodellen beter worden getoetst aan de realiteit waarbij de cumulatie van stoffen leidt tot grotere gezondheidsrisico’s?
Wat gaat u doen om piekmomenten van vervuiling, zoals die regelmatig door omwonenden worden ervaren, beter te monitoren en beperken? Hoe wordt informatie hierover toegankelijk gemaakt voor bewoners?
In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden zal worden onderzocht welke verbetermogelijkheden er zijn voor het meten en monitoren van industriële emissies en hoe omwonenden hierbij betrokken kunnen worden. Daaronder vallen nadrukkelijk ook piekemissies. Ook wordt onderzocht welke karakteristieke piekemissies voorkomen in de industrie en via welke maatregelen deze piekemissies het beste kunnen worden voorkomen.
Hoe kijkt u naar de tegenstrijdige adviezen om enerzijds ’s nachts ramen te openen vanwege hitteproblematiek en anderzijds in vervuilde gebieden de ramen dicht te houden vanwege luchtvervuiling? Hoe gaat u zulke tegenstrijdige adviezen aanpakken om de gezondheid en leefbaarheid voor bewoners te waarborgen?
Over het algemeen is het vaak beter om een woning te ventileren. De luchtkwaliteit buiten is namelijk bijna altijd beter dan de luchtkwaliteit binnenshuis8. Op sommige momenten, wanneer er sprake is van zeer hoge concentraties van luchtvervuiling (zoals van fijnstof tijdens Oud en Nieuw) is het advies om juist níét te ventileren.
Bewoners kunnen altijd bij de GGD terecht voor advies of met specifieke vragen.
Ik begrijp dat het soms minder wenselijk is om te ventileren of te luchten omdat mensen overlast door geur, lawaai of iets anders ervaren. Deze dilemma’s laten zien dat het altijd beter is om emissies en hinder aan de bron aan te pakken. Hier is het beleid ook op gericht.
Hoe gaat u een plan van aanpak ontwikkelen voor dit soort complexe industriegebieden van vergelijkbare omvang als Tata Steel Nederland? Denkt u ook voor andere industriegebieden aan een vergelijkbaar traject met een expertgroep?
Het kabinet vindt het van belang dat de impact van industrie op de gezondheid van omwonenden wordt verlaagd. Daarom wordt op dit moment gewerkt aan de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Daarnaast vindt op een aantal plekken in Nederland onderzoeken plaats, waarin de impact van de industrie op omwonenden wordt onderzocht. Dit is eerder al gedaan rond Tata Steel. Daarnaast vinden op dit moment verkenningen plaats rond Chemours in Dordrecht en rond Chemelot in Zuid-Limburg. Op basis van deze onderzoeken komt het RIVM ook tot een methodiek voor dit soort onderzoeken die ook in andere gebieden kan worden toegepast.
Deelt u de mening dat omwonenden beter geïnformeerd moeten worden over de risico's van industriële uitstoot die zij dagelijks inademen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u vanuit het voorzorgsbeginsel omwonenden actief waarschuwen en adviseren hoe zij zich kunnen beschermen?
Er zijn verbeteringen mogelijk ten aanzien van het informeren van omwonenden over de emissies van de industrie. Daarom is in de actieagenda Industrie en Omwonenden opgenomen te onderzoeken hoe burgers en het bevoegd gezag kunnen beschikken over meer en betere informatie. Het bevoegd gezag dient in het kader van de Omgevingswet op grond van de wet onverwijld op de hoogte gesteld te worden van onvoorziene voorvallen bij bedrijven. Het actief waarschuwen van omwonenden bij ernstige incidenten is een taak van het bevoegd gezag in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De coördinatie hiervan rust bij de veiligheidsregio’s.
Welke vervolgstappen kunnen van u worden verwacht voor de lange termijn en welke maatregelen gaat u op korte termijn al nemen om luchtvervuiling in woonwijken te verminderen? Hoe wordt de inbreng van bewoners betrokken bij actieplannen rond luchtkwaliteit?
Met het Schone Lucht Akkoord zet het Rijk samen met decentrale overheden in om de luchtvervuiling in Nederland aan te pakken, met als doel 50% gezondheidswinst in 2030. Dankzij die aanpak zullen mensen in Nederland langer en langer gezond leven. Een maatregel uit het Schone Lucht Akkoord is het opstellen van een aanpak voor zogenoemde hoogblootgestelde gebieden (plekken met uitzonderlijke hoge concentraties van luchtvervuiling). Deze aanpak is erop gericht om het Rijk, provincies en gemeenten meer houvast bieden voor de om gerichter maatregelen te treffen voor gezonde luchtkwaliteit in zwaarder belaste gebieden, zoals dichtbevolkte omgevingen.
Dit najaar is de herziene EU-richtlijn luchtkwaliteit vastgesteld. Met deze herziene richtlijn moet in elke EU-lidstaat vanaf 2030 aan strengere normen worden voldaan. Hiervoor moet Nederland emissies verminderen, maar ook onze buurlanden. In de komende maanden zal ik mij in het kader van de implementatie van de richtlijn beraden op de stappen die nodig zijn om in Nederland de normen te halen. Hierbij zal ik ook aandacht hebben voor een goede betrokkenheid van bevoegde gezagen en voldoende mogelijkheden voor inspraak van bewoners op plannen van overheden.
Het beschermen van burgers, dieren en milieu tegen staalslakken |
|
Bart van Kent , Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onderzoekers waarschuwen: staalslak als bouwstof voldoet niet aan Nederlandse en Europese milieuregelgeving, milieuramp in de maak» en het onderliggende onderzoeksrapport over de juridische status van LD-staalslakken, afkomstig van Stichting Natuurlijk Schoon Eerbeek?1 2
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Wat is uw reactie op het onderzoeksrapport van Stichting Natuurlijk Schoon Eerbeek?3
In dit rapport met de titel «LD-staalslakken zijn onder Europese richtlijn en Nederlandse wet een afvalstof gebleven en nimmer een bijproduct of bouwstof geworden» wordt geconcludeerd dat het rechtsoordeel van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat staalslakken een bijproduct zijn, onjuist is. Met dit rechtsoordeel zou een afvalstof ten onrechte als bouwstof zijn gekwalificeerd.
De conclusies die worden getrokken over de status en betekenis van het rechtsoordeel en het doel waarmee dit rechtsoordeel is opgesteld zijn onjuist. De kaders voor bouwstoffen gelden zowel voor materialen met als zonder afvalstatus. Een bouwstof (dus ongeacht of het afvalstatus heeft) moet altijd aantoonbaar voldoen aan de normen voor samenstelling en maximale emissie en de toepassing moet binnen de aangegeven kaders plaatsvinden. Daarbij geldt er ook een zorgplicht die een toepasser verplicht om dusdanig rekening te houden met de bijzondere eigenschappen van de bouwstof dat schade aan het milieu wordt voorkomen. Of aan de wettelijke toepassingskaders en zorgplicht wordt voldaan, moet altijd per geval worden bepaald. In de praktijk zijn er situaties geweest waarin de toepassing van staalslakken als bouwstof niet goed is gegaan. Hiertegen kan door het bevoegd gezag handhavend worden opgetreden. Overigens bevat het rechtsoordeel uit 2017 over staalslakken geen generieke uitspraak in de zin dat op grond van dit rechtsoordeel staalslakken altijd de status van bijproduct zouden hebben. Het is aan het lokale bevoegd gezag om dit per specifiek geval te beoordelen.
Dit komt in het onderzoeksrapport niet naar voren. Dit leidt er toe dat er onjuiste conclusies worden getrokken.
Kunt u aangeven welke informatie uit dit rapport bij uw ministerie al bekend was en welke informatie nieuw is?
Er ontbreekt ook informatie in het rapport die betrokken had moeten worden om de juiste conclusies te kunnen trekken:
Deelt u de constatering dat staalslakken een productieresidu zijn? Zo nee, waarom niet?
Een productieresidu is een stof of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof. Van dit materiaal kan vervolgens bepaald worden of het een bijproduct is, in de zin van de Kaderrichtlijn afvalstoffen artikel 5. Deze beoordeling vindt per geval plaats op basis van de bijproductvoorwaarden uit de Kaderrichtlijn afvalstoffen die zijn geïmplementeerd in de Wet milieubeheer.
Om te bepalen of staalslakken een productieresidu zijn, moet dus gekeken worden of ze het resultaat zijn van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof. Aangezien staalslakken ontstaan bij een productieproces dat in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van staal, zouden staalslakken gezien kunnen worden als productieresidu. Dit zegt niets over de eventuele bijproductstatus van staalslakken. Die dient apart en per geval beoordeeld te worden.
Deelt u de constatering dat om een productieresidu te mogen gebruiken er speciale voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen vanwege het schadelijke karakter voor het milieu? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw constatering niet dat bij gebruik van een productieresidu er altijd sprake zal zijn van een schadelijk karakter voor het milieu en er daardoor speciale voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen. Om een productieresidu als bijproduct te kunnen gebruiken moet aan de gestelde voorwaarden voor een bijproduct worden voldaan. Een van de voorwaarden die voor het bereiken van de bijproductstatus vervuld moet zijn, luidt nu juist dat «verder gebruik rechtmatig is, inhoudende dat de stoffen, mengsels of voorwerpen voldoen aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en dat gebruik niet zal leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid» (art. 1.1 lid 4 onder d van de Wet milieubeheer). Is deze voorwaarde niet vervuld, dan is een productresidu geen bijproduct maar een afvalstof en moet op basis van het afvalstoffenrecht worden beoordeeld of nuttige toepassing van die afvalstof mogelijk is of dat deze afvalstof moet worden verwijderd (bijvoorbeeld stort of verbranding).
Erkent u, naar aanleiding van onder andere verschillende reacties uit het land, dat veel mensen zich zorgen maken over staalslakken en het liever niet als bouwstof zien?
Ik weet dat er zorgen zijn over de toepassing van staalslakken als bouwstof. Het is belangrijk om op te merken dat deze zorgen vooral voortkomen uit incidenten met het verkeerd toepassen van staalslakken als bouwstof. De toepassing moet voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke kaders om te waarborgen dat de toepassing niet leidt tot schadelijke effecten voor mens en milieu. Dit moet per geval worden beoordeeld en als niet wordt gehandeld in overeenstemming met de wettelijke eisen dan kan daar handhavend tegen worden opgetreden.
Deelt u de constatering van het Europese Hof van Justitie dat staalslakken een afvalstof zijn, omdat ze niet gebruikt kunnen worden zonder verdere behandeling, anders dan bij normale productie gangbaar is?
Het Hof heeft hier geen uitspraak over gedaan. Als een dergelijke zaak aan het Europese Hof zal worden voorgelegd, dan zal het Hof de vraag of staalslakken een afvalstof of niet-afvalstof zijn, beoordelen aan de hand van hetgeen is bepaald in artikel 5 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen over de bijproductstatus.
Wat is uw reactie op de conclusie dat staalslakken een afvalstof zijn en geen bijproduct/bouwstof in de zin van de Wet milieubeheer?
Deze conclusie is niet juist, omdat een generieke uitspraak over de afvalstatus van materialen niet mogelijk is. Dit zal van geval tot geval moeten worden bekeken.
Concludeert u op basis van het onderzoek van Natuurlijk Schoon Eerbeek dat staalslakken juridisch niet ingezet kunnen worden als bouwstof? Zo nee, welke wetenschappelijke en juridische onderbouwing heeft u daarvoor?
Die conclusie kan niet worden getrokken. De kaders voor bouwstoffen gelden, zoals aangegeven, voor materialen met en zonder afvalstatus. Een bouwstof (dus ongeacht de afvalstatus) moet altijd aantoonbaar voldoen aan de normen voor samenstelling en maximale emissie uit de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) en de toepassing moet binnen de aangegeven kaders uit het Besluit activiteiten leefomgeving plaatsvinden. Daarbij geldt er ook een zorgplicht die een toepasser verplicht om dusdanig rekening te houden met de bijzondere eigenschappen van de bouwstof dat schade aan het milieu wordt voorkomen.
Klopt het dat de beoordeling of iets een afvalstof of bijproduct is vanuit Europa wordt bepaald en het niet aan de lokale overheid is om elk individueel geval apart te oordelen? Zo nee, hoe zit dat dan precies?
De kaders voor de beoordeling of een materiaal een afvalstof of bijproduct is, zijn Europees vastgesteld in de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze richtlijn bevat voorwaarden om vast te stellen of er sprake is van een bijproduct en deze beoordeling dient per geval plaats te vinden. De Kaderrichtlijn afvalstoffen is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het is aan het bedrijf om aan te tonen dat, en aan het bevoegd gezag om te toetsen of, aan de bijproductvoorwaarden is voldaan en geen sprake is van een afvalstof. In de Wet milieubeheer (art. 18.2a t/m d) en de Omgevingswet (art. 18.2) is geregeld welke bevoegd gezagen de verantwoordelijkheid hebben om hierop toe te zien, gekoppeld aan de diverse wettelijke voorschriften en regels die op afvalstoffen van toepassing zijn. Waar het gaat om export van afvalstoffen (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) is de ILT het bevoegd gezag (art. 18.2b Wm), in andere gevallen is dat de gemeente, provincie en/of het waterschap.
Zijn er voorschriften voor de gebruiker hoe staalslak veilig toegepast kan worden en, zo ja, hoe zien die er precies uit en hoe worden die in praktijk overgebracht naar gebruikers?
Een bouwstof moet altijd voldoen aan de normen voor samenstelling en maximale emissie uit de Regeling bodemkwaliteit 2022. Verder gelden inhoudelijke voorschriften uit het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat hierbij om functionele toepassing en hoeveelheid, terugneembaarheid en verwijderplicht. Bovendien geldt er nog een zorgplicht die de toepasser verplicht om dusdanig rekening te houden met de bijzondere eigenschappen van het materiaal zodat schade aan het milieu wordt voorkomen.
De Rbk 2022 schrijft voor dat de producent of leverancier van bouwstoffen in de milieuverklaring bodemkwaliteit eventuele voorwaarden en beperkingen moet vermelden die door de toepasser in acht moeten worden genomen. Deze toepassingsvoorwaarden kunnen bijvoorbeeld gaan over het beperken van intredend regenwater en het voorkomen van het afstromen van water dat in contact is geweest met staalslakken naar klein oppervlaktewater. Op deze manier is gewaarborgd dat de toepasser, die over de milieuverklaring moet beschikken, bekend is met deze informatie en dat hiermee rekening wordt gehouden. In de toelichting bij de Rbk 2022 wordt in dit verband expliciet gewezen op de incidenten die zich hebben voorgedaan met staalslakken10.
Ook kunnen er sinds de invoering van de Omgevingswet aanvullende regels worden gesteld vanuit lokale regelgeving.
Hoe kunnen staalslakken op de juiste manier afgedekt worden waarbij wetenschappelijk gegarandeerd kan worden dat ze niet in contact komen met water, regenwater en grondwater?
Staalslakken worden op verschillende locaties, in verschillende toepassingen gebruikt en hiervoor zijn verschillende producten waarin staalslakken zijn verwerkt op de markt. Problemen ontstaan vooral bij grootschalige toepassingen in combinatie met afspoeling naar kleine volumes water.
De producent en/of leverancier kent de eigenschappen van deze producten, de toepassingen waarvoor ze geschikt zijn en of er bepaalde voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Zoals bij het antwoord op vraag 11 ook is aangegeven is de producent of leverancier verplicht om informatie te verstrekken over de voorwaarden en beperkingen zodat de toepasser hier in het kader van het voldoen aan de zorgplicht kennis van kan en zal moeten nemen.
Bovendien is er een circulaire «Toepassing van staalslak en hoogovenslak(zand) als bouwstof in een werk»11 waarin aandacht gevraagd wordt voor de specifieke eigenschappen van staalslakken en de risico’s die hiermee gepaard gaan. Deze circulaire is in 2005 opgesteld en heeft op 8 mei 2024 een update gekregen.
Zijn er wettelijke regels voor het afdekken van staalslak? Zo ja, is die manier toegepast bij alle gevallen waar tot nu toe verontreiniging is geweest? En wilt u per geval aangeven in hoeverre dat is gelukt, zoals bijvoorbeeld in Beverwijk (Aagtenbelt), Spijk en Eerbeek?
Er zijn geen specifieke wettelijke regels voor het afdekken van staalslakken. Wel is er een zorgplicht die de toepasser verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om te voorkomen dat er schade ontstaat aan het milieu of de gevolgen daarvan ongedaan te maken. Het afdekken van staalslakken kan deel uitmaken van deze maatregelen.
Klopt het dat afdekking met fijn gemalen staalslak die een harde koek zou vormen in de praktijk niet werkt en ook een leeflaag onvoldoende is, omdat het water doorlaat?
Door carbonatatie van fijnkorrelige staalslak (een reactie onder invloed van water en lucht) kan bovenop een partij staalslakken een harde laag ontstaan. Die laag vermindert de hoeveelheid regenwater die de onderliggende staalslak kan bereiken. Een leeflaag kan daar ook aan bijdragen.
Als de staalslak niet van homogene kwaliteit is en geen of weinig fijne fractie bevat, kan dat effect minder zijn.
Wat zijn de concrete risico's van zware metalen in staalslak voor het milieu en de volksgezondheid, en hoe worden deze risico’s gemonitord?
Bij de toepassing van staalslak kan als gevolg van de uitspoeling van vrije kalk de zuurgraad van grondwater of van bijvoorbeeld een nabij gelegen sloot afnemen (verhoging van de pH-waarde). Grond of water met hoge pH-waarden kan in directe zin schadelijk zijn voor organismen die hiermee in aanraking komen. In extreme situaties kan deze uitspoeling o.a. leiden tot vissterfte en risico’s voor de gezondheid van mensen en dieren die met dit water in aanraking komen.
Hoge pH-waarden kunnen ook leiden tot indirecte effecten door mobilisatie van stoffen die van nature, of als gevolg van bodemverontreiniging, reeds in de bodem aanwezig zijn. Ook kunnen uit staalslak door uitloging metalen vrijkomen. Deze stoffen kunnen nadelige effecten hebben op het bodem- en grondwaterecosysteem en, indirect, via drainage op waterlopen op het oppervlaktewaterecosysteem. Bovendien kunnen metalen die in het grondwater terecht komen op termijn private en publieke drinkwaterbronnen bereiken.
Opwaaiend stof, wat vooral optreedt tijdens de realisatiefase van een toepassing, kan leiden tot bloedneuzen, irritatie van de huid, ogen en de luchtwegen12.
Wanneer staalslakken niet op de juiste manier worden toegepast, kunnen bovengenoemde effecten optreden. De mate waarin deze dan optreden, is afhankelijk van diverse factoren, zoals de omvang van het werk, het ontwerp van het werk, de omvang en de mate van doorstroming van het aanwezige (oppervlakte)water.
Als er in een specifiek geval het vermoeden bestaat dat er risico’s optreden, kan het bevoegd gezag bepalen dat er moet worden gemonitord.
Hoe verhouden de huidige normen voor de samenstelling en uitloging van staalslak zich tot de normen die zijn vastgesteld onder de Kaderrichtlijn Water?
De normen voor staalslakken zijn gebaseerd op risico’s voor het bodemecosysteem. In de Kaderrichtlijn Water zijn geen normen voor de samenstelling en uitloging van staalslakken vastgesteld.
Bent u ervan op de hoogte dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft opgemerkt dat staalslakken in toenemende mate in grootschalige toepassingen worden verwerkt en dat risico's voor milieu en gezondheid het grootst zijn bij zulke grootschalige toepassingen?
Ja, daar ben ik mee bekend. In de literatuurstudie naar de milieuhygiënische risico’s van LD-staalslakken brengt het RIVM de risico’s van het gebruik van zandvervangende staalslakken in grootschalige toepassingen (aanvullingen en ophogingen) in kaart. Het RIVM concludeert dat er meerdere risico’s zijn bij het toepassen van staalslakken in grote hoeveelheden en in dikkere lagen dan bij het opstellen van de wetgeving het uitgangspunt was.
De resultaten van deze studie waren reden voor ILT om een Signaalrapportage staalslakken uit te brengen. In deze Signaalrapportage van april 2023 gaf de ILT aan dat staalslakken de afgelopen jaren grootschalig toegepast zijn op verschillende locaties en dat de verwachting is dat dit ook de komende jaren zal gebeuren.
Bent u het er dan mee eens dat het niet wenselijk is, als er prikkels zijn die grootschalige toepassingen van staalslakken steeds verder aanjagen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet wenselijk dat er prikkels zijn waardoor toepassers gestimuleerd worden grootschaliger toe te passen dan nodig is.
Deelt u de constatering dat de realiteit waarin afnemers zelfs geld toe krijgen om staalslakken grootschalig af te nemen en toe te passen niet in het voordeel werkt van zorgvuldig beleid dat de gezondheid en het milieu zou moeten beschermen?
De wettelijke kaders zijn leidend en gericht op het beschermen van de gezondheid en het milieu. Grootschaliger toepassen dan nodig past niet binnen de wettelijke kaders. Prikkels die hiertoe leiden, zijn niet wenselijk.
Bent u bereid om uw «rechtsoordeel» van 22 september 2017 te heroverwegen en een nieuw beleidsstandpunt over LD-staalslakken in te nemen, dit mede gezien in het licht van de veranderde maatschappelijke opvattingen over het gebruik van staalslakken? Zo nee, waarom niet?
Rechtsoordelen waren opinies van IenW die tot 2019 konden worden aangevraagd. Het zijn casus-en tijdspecifieke, niet-juridisch bindende adviezen. Er is gekeken naar de feiten en omstandigheden van het geval zoals die op dat moment golden. In een rechtsoordeel is nadrukkelijk een disclaimer opgenomen dat het rechtsoordeel is gebaseerd op de door de aanvrager aangeleverde feiten en omstandigheden en dat bij gewijzigde feiten en omstandigheden het rechtsoordeel achterhaald kan zijn en daardoor niet meer geldt. Dat is ook het geval bij bijvoorbeeld gewijzigde wet- en regelgeving en nieuwe jurisprudentie. Vermeld is dat het de verantwoordelijkheid is van de verzoeker om zich van deze wijzigingen op de hoogte te stellen. Het rechtsoordeel is dus nadrukkelijk geen generieke uitspraak van het ministerie dat staalslakken altijd de bijproductstatus hebben. Zoals al eerder aangegeven, zijn generieke uitspraken niet mogelijk omdat er per geval (door de houder) aangetoond en (door het bevoegd gezag) beoordeeld moet worden of aan de voorwaarden is voldaan. Het rechtsoordeel is daarvoor bedoeld als hulpmiddel.
Bent u bereid het gebruik en de toepassing van staalslakken op te schorten, totdat Tata Steel/Pelt & Hooykaas onomstotelijk hebben aangetoond dat ze de staalslakken van hun giftige kenmerken hebben ontdaan op een wijze die zich verdraagt met de daarvoor toepasselijke wet- en regelgeving?
Nee. Alle bouwstoffen, dus ook die waarin staalslakken verwerkt zijn, moeten aantoonbaar voldoen aan de normen voor samenstelling en maximale emissie uit de Regeling bodemkwaliteit 2022. Bij de toepassing van staalslakken moeten ook de wettelijke eisen uit het Besluit activiteiten leefomgeving en de zorgplicht in acht worden genomen. Als daaraan niet voldaan wordt, dan kan daartegen worden opgetreden. Dat gebeurt ook, zoals blijkt uit een recente uitspraak van de Raad van State van 28 augustus 2024 over de golfbaan in Spijk. Voorkomen is echter beter dan genezen. Vandaar dat de Rbk 2022 is aangescherpt waar het gaat om de informatie die in de milieuverklaring bodemkwaliteit moet worden opgenomen en is de invoering van een landelijke informatieplicht aangekondigd. In het kader van de herijking van de bodemregelgeving zal ik bezien in hoeverre het wenselijk is de regelgeving nog verder aan te scherpen.
Klopt het dat een toepassingsvoorwaarde bij staalslakken is dat de staalslakken absoluut niet in aanraking mogen komen met hemel-, grond- en oppervlaktewater?
Of een dergelijke voorwaarde nodig is, hangt af van verschillende factoren zoals de toepassing, de eigenschappen van het product dat als bouwstof wordt gebruikt, omstandigheden ter plekke zoals de omvang en doorstroming van het aanwezige oppervlaktewater en de laagdikte van de toepassing.
Wat is uw reactie op de constatering dat sommige overheden weigeren te controleren en te handhaven op deze voorwaarde en zich bijvoorbeeld beroepen op het «rechtsoordeel» van het Rijk van 22 september 2017?
Het is mij niet bekend dat overheden weigeren te controleren en te handhaven.
Wat vindt u ervan dat gemeenten als Beverwijk ervoor kiezen om hun chemisch vervuilde voormalige vuilnisbelten goedkoop af te dekken met staalslakken en licht vervuilde grond, waardoor de vervuiling blijft doorwerken, in plaats van de grond te saneren?4 5
Het is aan het bevoegd gezag ter plaatse om een specifieke situatie te beoordelen.
Bent u het ermee eens dat afnemers, waaronder aannemers en gemeenten, financieel de verkeerde prikkel krijgen op dit moment, door geld toe te krijgen bij het afnemen en toepassen van staalslakken, terwijl een andere oplossing gezonder zou zijn voor mens en milieu?
Meer toepassen dan nodig past niet binnen de kaders van de regelgeving. Wanneer er prikkels zijn die ertoe leiden dat er meer staalslakken dan nodig worden toegepast, is dat onwenselijk.
Wat kunnen het Rijk en/of de provincie juridisch gezien doen (bijvoorbeeld in het kader van interbestuurlijk toezicht) als een gemeente het milieu en de gezondheid van mensen en dieren onvoldoende blijft beschermen?
Het is belangrijk dat de bevoegd gezagen de juiste instrumenten in de gereedschapskist hebben om adequaat in te kunnen grijpen als dat vanuit de bescherming van gezondheid en milieu noodzakelijk is. Ik zet hier extra op in. Vandaar dat de Rbk 2022 is aangescherpt (milieuverklaring bodemkwaliteit) en is aangekondigd een landelijke informatieplicht in te voeren voor de toepassing van staalslakken, zodat bevoegd gezag in de gelegenheid wordt gesteld vooraf te toetsen en gericht te controleren of er voldoende rekening gehouden wordt met de specifieke eigenschappen van het materiaal.
Onder de Omgevingswet kunnen bevoegde gezagen aanvullende regels stellen. Met de herijking van de bodemregelgeving zal ik bezien in hoeverre het wenselijk is de regelgeving nog verder aan te scherpen.
Ook is interbestuurlijk toezicht een beschikbaar instrument. Het Rijk is verantwoordelijk voor het interbestuurlijk toezicht (IBT) op de provincie, de provincie is verantwoordelijk voor het IBT op de gemeente. In uitzonderlijke gevallen kan het Rijk ook IBT inzetten richting de gemeente.
Bent u het ermee eens dat het vervangen van een primaire grondstof onwenselijk is als de te gebruiken secundaire stof al veelvuldig nadelige gevolgen heeft gehad op gezondheid, natuur en het milieu?
Dit kan niet in het algemeen als onwenselijk worden geduid. Het is van belang dat primaire grondstoffen worden uitgespaard en dat afvalstort wordt voorkomen, maar dit mag niet ten koste gaan van de gezondheid, de natuur en het milieu. Daarom moet er, zoals in het antwoord op vraag 5 staat, voor de toepassing van alle bouwstoffen worden voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke kaders. Om te voorkomen dat er opnieuw toepassingen buiten de kaders plaatsvinden, zijn er al stappen gezet (zie het antwoord op vraag15 en bekijk ik wat ik nog meer kan doen.
Overweegt u de uitkomst van het onderzoek van Natuurlijk Schoon Eerbeek te betrekken bij de eventueel te maken maatwerkafspraken met Tata Steel over de toekomstige staalslakken (restafval) die bij de productie van groen staal vrijkomen, ter voorkoming van verdere milieuverontreiniging en gezondheidsschade?
Gezien de onderhandelingspositie van de Staat en de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie over de onderhandelingen, kan ik in het openbaar niet ingaan op de voorwaarden van de mogelijke afspraken tussen Tata Steel en de Staat.
In het algemeen kan ik zeggen dat Tata Steel niet de enige bron van staalslakken is. De kaders voor de toepassing van staalslakken gelden voor álle staalslakken, en daarmee ook de aanpassingen zoals de aanscherping van de eisen voor de milieuverklaring bodemkwaliteit.
Kunt u precies uitleggen hoe u verwacht dat er geen schade aan het milieu en de gezondheid van mensen en dieren plaatsvindt door staalslakken in de toekomst, als nu al blijkt dat het moeilijk te controleren is, dat het vaak misgaat en dat de gemeenten en omgevingsdiensten een tekort aan capaciteit hebben om goed te kunnen controleren en te handhaven?
Staalslakken kunnen veilig worden toegepast, mits dat binnen de kaders van de regelgeving gebeurt. Dat is primair de verantwoordelijkheid van de toepasser. Zoals in het antwoord op vraag 26 is aangegeven, zijn er stappen gezet om adequate toepassingen beter te kunnen waarborgen en ben ik momenteel in het kader van de herijking van de bodemregelgeving bezig om te kijken wat ik nog meer kan doen.
Bent u het ermee eens dat bij het huidige gebruik van staalslakken over het geheel genomen niet kan worden uitgesloten dat er ongunstige effecten optreden voor het milieu of de menselijke gezondheid?
Risico’s zijn nooit uit te sluiten, maar deze moeten zo klein mogelijk zijn. Staalslakken kunnen veilig worden gebruikt wanneer toepassers binnen de kaders van de regelgeving blijven en rekening houden met de bijzondere eigenschappen van het materiaal. In het kader van de herijking van de bodem wet- en regelgeving kijk ik hoe ik dit beter kan borgen.
Is er recentelijk wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de langetermijneffecten van staalslak op het milieu en de gezondheid? Zo ja, kunt u de bevindingen toelichten?
De literatuurstudie16 naar de milieuhygiënische risico’s van LD-staalslakken van het RIVM uit 2023 is een overzichtsstudie waarin relevante onderzoeken naar de eigenschappen en de effecten van staalslakken worden samengevat.
De belangrijkste conclusies met betrekking tot de effecten die kunnen optreden wanneer staalslakken buiten de kaders van de regelgeving worden toegepast, zijn samengevat in het antwoord op vraag 15. De termijn waarover deze effecten plaatsvinden verschilt. Het risico op gezondheidseffecten is bijvoorbeeld aan de orde voor werknemers tijdens de realisatiefase van de toepassing. Met adequate maatregelen kunnen deze gezondheidseffecten worden voorkomen. Effecten van uitloging op het bodemecosysteem kunnen over langere periodes (tientallen jaren) aan de orde zijn. Hoewel water over het algemeen weer neutraliseert in de ondergrond en metalen dan weer neerslaan kan beïnvloeding van drinkwaterbronnen plaatsvinden door transport van metalen in het bovenste grondwater naar het diepe grondwater of het oppervlaktewater. Dit kan eveneens jaren of decennia duren.
Gezien de vele problemen die optreden met staalslak op verschillende locaties, hoe ziet u de toekomst van de toepassing van staalslak als we kijken naar de toekomstige hoeveelheden staalslak die geproduceerd gaan worden?
Zoals ook in de beantwoording van vraag 30 wordt aangegeven, ben ik van mening dat de staalslakken in beginsel veilig kunnen worden toegepast, wanneer toepassers binnen de kaders van de regelgeving blijven en rekening houden met de specifieke eigenschappen van het materiaal. Dit is de verantwoordelijkheid van de toepasser en het is aan het bevoegd gezag om dit te controleren. Om problemen in de toekomst te voorkomen, heb ik stappen gezet om de toepassers en de toezichthouders hier meer handvatten bij te bieden (zie het antwoord op vraag17 en bekijk ik in het kader van de herkijking van de bodemregelgeving wat daarvoor nog meer moet gebeuren.
Welke maatregelen worden er momenteel getroffen om de gezondheid en veiligheid van werknemers te waarborgen die werkzaam zijn met staalslak, gezien de potentiële risico's van blootstelling aan deze stof, en welke stappen worden er ondernomen om de langetermijngevolgen voor deze werknemers te monitoren en te voorkomen?
De werkgever is primair verantwoordelijk voor het bieden van gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Volgens de Arboregelgeving is de werkgever verantwoordelijk voor het vaststellen van de aard, mate en duur van blootstelling aan alle stoffen die gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn. Vervolgens moeten maatregelen worden getroffen om blootstelling aan die stoffen weg te nemen of tot het minimale te beperken. Mogelijke maatregelen zijn afhankelijk van de specifieke situatie. Gezien de samenstelling van staalslakken en de toepassingen erg kunnen verschillen, zullen de gezondheidsrisico’s voor werknemers variëren en daarmee ook de maatregelen die werkgevers moeten nemen om werknemers te beschermen.
Bent u bereid om het gebruik van staalslakken te stoppen of op te schorten, tenzij daar waar toegepast onomstotelijk is aangetoond dat er geen sprake is van achteruitgang van de waterkwaliteit en er geen milieu- of gezondheidsrisico’s zijn?
Staalslakken kunnen veilig worden toegepast. Daarbij moeten toepassers binnen de kaders van de regelgeving blijven en rekening houden met de bijzondere eigenschappen van het materiaal. In het kader van de herijking van de bodemregelgeving kijk ik hoe ik dit beter kan borgen, in aanvulling op de maatregelen die er met de Omgevingswet al zijn (milieuverklaring bodemkwaliteit en lokaal maatwerk) en al aangekondigd (landelijke informatieplicht). Het verbieden van het toepassen van staalslakken als bouwstof acht ik daarom niet nodig.
Als u geen algehele stop op het gebruik van staalslakken wilt, bent u dan ten minste bereid om grootschalig gebruik van staalslakken te stoppen, omdat ook volgens de ILT en het RIVM daar de grootste risico's mee gepaard gaan voor het milieu en de gezondheid?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 34.
Bent u bereid om het gebruik van staalslakken te stoppen of op te schorten, zoals eerder verzocht door provincie Zeeland, in ieder geval totdat het lopende onderzoek naar de impact op schaal- en schelpdieren in de Oosterschelde is afgerond en verzekerd is dat staalslakken geen negatief effect hebben op deze dieren?
Er is geen aanleiding om toepassing met staalslakken in de Deltawateren op te schorten of te stoppen. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van staalslakken en daaruit blijken geen onaanvaardbare effecten op de waterkwaliteit of ecologie. Ik ken de signalen dat het slecht gaat met verschillende schaal- en schelpdieren in de Oosterschelde en dat er onderzoek gedaan wordt naar de oorzaak. Ik begrijp de zorgen, maar er is geen aanleiding om te veronderstellen dat dit veroorzaakt zou zijn door staalslakken. Natuurlijk houd ik de resultaten van dit onderzoek in de gaten.
Als het antwoord op de drie laatste vragen hierboven nee is, kunt u dan beschrijven hoe u precies in de praktijk gaat garanderen dat er door het gebruik van staalslakken geen schade ontstaat aan de gezondheid van mensen en dieren en de waterkwaliteit en dat de waterkwaliteit niet verslechtert?
Ten eerste geeft de regelgeving kaders zodat toepassingen veilig kunnen plaatsvinden en dat bevoegd gezag hierop kan toezien en handhavend optreden indien nodig. Sinds 1 januari 2024 is het met de invoering van de Regeling bodemkwaliteit 2022 verplicht voor de producent of leverancier van bouwstoffen om in de milieuverklaring bodemkwaliteit eventuele voorwaarden en beperkingen te vermelden die door de toepasser in acht moeten worden genomen. In het kader van de zorgplicht moet de toepasser daar dan naar handelen. Verder heb ik een informatieplicht aangekondigd voor staalslakken. Deze gaat naar verwachting in per 1 januari 2026. Tot die tijd heb ik opdrachtgevers en toepassers opgeroepen om voorafgaand aan de toepassing op vrijwillige basis in contact te treden met bevoegd gezag.
Bovendien bekijk ik in het kader van de herijking van de bodemregelgeving hoe ik beter kan borgen dat toepassers voldoende rekening houden met de bijzondere eigenschappen van bouwstoffen.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja, de vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
De certificering van bovengrondse tanks |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Waarom is ervoor gekozen om de eerdere certificeringsverplichting in de Wet milieubeheer niet mee te nemen in de nieuwe Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)?
Voorheen werden voor kleine en grote tanks, ongeacht de soort stoffen, bodembeschermende voorzieningen, certificering en voor externe veiligheid PGS-richtlijnen1 voorgeschreven. Het Besluit activiteiten leefomgeving schrijft dezelfde bodembeschermende voorzieningen voor, maar verwijst niet meer naar een certificeringsverplichting en PGS-richtlijnen bij een kleine populatie van tanks. Het gaat om bovengrondse opslagtanks tot 150 kubieke meter met diesel, oxiderende of bijtende stoffen, mits deze niet zijn voorzien van leidingen in de bodem of dubbelwandig zijn uitgevoerd.
Bij de totstandkoming van de Omgevingswet zijn deze voorschriften opnieuw bekeken op de noodzaak en waar vermindering van de regeldruk mogelijk is. Uit RIVM-onderzoek is gebleken dat de hierboven omschreven opslagtanks geen risico voor externe veiligheid van de omgeving van de activiteit veroorzaken. Daarom is deze verwijzing vervallen. Voor andere situaties zoals grotere bovengrondse tanks of tanks met andere stoffen is de certificeringsregeling nog steeds van kracht.
Herkent u het signaal dat er door het ontbreken van deze certificeringsverplichting wildgroei plaatsvindt in de aanschaf van tanks, waarbij niet zozeer naar de milieurisico’s en veiligheid wordt gekeken, maar naar de goedkoopste tanks?
Vanuit contacten met de branche heb ik vernomen dat andere partijen dan voorheen zich op de markt bevinden voor het leveren van tanks. De bedrijven moeten nog steeds voldoen aan regelgeving voor bodembescherming. Daar heeft het ontbreken van een certificeringssysteem geen invloed op. Vanuit Omgevingsdiensten en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) zijn mij geen signalen bekend van situaties of locaties waarbij het milieurisico is toegenomen.
Bent u het ermee eens dat de opslag van stoffen als diesel veilig moet gebeuren in verband met de risico’s voor het bodemmilieu bij lekkages? Zo nee, waarom niet?
Ja, opslag van stoffen als diesel moet veilig gebeuren, onder andere om de bodem bij lekkages te beschermen. Daarom zijn in het Besluit Activiteiten Leefomgeving diverse bodembeschermende maatregelen dwingend voorgeschreven. Enkelwandige bovengrondse opslagtanks voor (onder andere) diesel moeten daarom altijd in een lekbak liggen, met tenminste een opvangcapaciteit van 110% van de inhoud van de tank. Bij lekkage wordt de gelekte vloeistof opgevangen, en komt deze niet in de bodem terecht.
Deelt u de mening dat de milieurisico’s toenemen, doordat er geen certificering meer nodig is bij de aanschaf van tanks? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is uitgebreid onderzoek gedaan door het RIVM om vast te stellen of deze stoffen een risico voor de omgevingsveiligheid opleveren. Dat is niet het geval. Daarnaast zijn deze tanks goed visueel te inspecteren door gebruikers en medewerkers van omgevingsdiensten op alle voorzieningen zoals opgenomen bij het antwoord op vraag 3. Geconcludeerd kan worden dat certificering van deze tanks niet tot een verdere beperking van milieurisico’s zorgt.
Bent u het ermee eens dat de omgevingsdiensten zoveel als mogelijk geholpen moeten worden om op een zo goed en duidelijk mogelijke wijze te kunnen controleren of een (opslag)tank geen milieurisico’s met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet?
Ja, door de zorgplicht en andere bepalingen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving hebben omgevingsdiensten een duidelijk handelingskader. Het vervallen van de certificeringsplicht doet niets af aan alle bepalingen om bodemverontreiniging te voorkomen en in het ergste geval te herstellen.
Kunt u bij certificeringsdeskundigen en/of omgevingsdiensten nagaan of er nu tanks in gebruik zijn die eerder onder de vroegere Wet milieubeheer (het vroegere Activiteitenbesluit) niet zouden voldoen en dus niet toegestaan waren (en nu wel)?
Deze situaties zijn mij niet bekend na een rondvraag bij de branchevertegenwoordiging, Omgevingsdienst NL en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Bent u het ermee eens dat omgevingsdiensten geholpen zouden zijn als deze certificeringsplicht alsnog opgenomen zou worden in de omgevingswet (Bal)?
Nee, de certificering zorgt niet voor een aanvullende bescherming tegen het voorkomen of beperken van bodemverontreiniging bij dergelijke tanks omdat alle te nemen voorzieningen reeds zijn opgenomen in de algemene regels in het Bal.
Wat is het nadeel van een certificeringsverplichting überhaupt? Is voorkomen niet beter dan genezen?
Ik sta voor het voorkomen en beperken van milieuschade en voor een gezonde en veilige leefomgeving. Om dit te bereiken is het onontkoombaar dat regels gesteld moeten worden ondanks de eigen verantwoordelijkheid van initiatiefnemers om schade en hinder te voorkomen. Regels moeten gesteld worden met een duidelijke meerwaarde en effectiviteit zonder onnodige regeldruk en kosten voor ondernemers op te leveren. Met de huidige wijze van regulering in het Besluit Activiteiten Leefomgeving wordt hieraan voldaan. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 zorgt certificering niet voor het voorkomen van aanvullende milieurisico’s.
Bent u bereid om deze certificeringsverplichting alsnog op te nemen in het Bal onder de Omgevingswet, indien blijkt dat de risico’s zijn toegenomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals eerder aangegeven is er voldoende wet- en regelgeving om de risico’s van bodemverontreiniging te voorkomen en te beperken. Via meerdere kanalen blijf ik in contact met uitvoeringspartijen om eventuele signalen te volgen.
Het bericht 'Drijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave' |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Ipsos I&O-onderzoekDrijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit onderzoek. Het Ministerie van BZK was de opdrachtgever van het onderzoek.
Deelt u de mening dat vergroening en verduurzaming van VvE-daken in Nederland een grote bijdrage kan leveren aan onze klimaatdoelstelling?
De verduurzaming van panden van Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) kan inderdaad een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ongeveer 1,4 miljoen woningen maken onderdeel uit van een VvE, net als veel winkels en andere utiliteitsbouw. Dat is een belangrijk deel van de gebouwenvoorraad.
Wat zijn de grote problemen waar VvE’s tegen aanlopen met betrekking tot vergroening en verduurzaming (groene daken, zonnepanelen, warmtenetten & warmtepompen, isolatie, hoogrendementsglas, verlichting algemene ruimtes, liftrenovatie, opvang regenwater, etc.)?
Volgens het onderzoek «Drijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave» zitten de belangrijkste barrières voor verduurzaming in de technische en financiële (on)mogelijkheden om het gebouw te verduurzamen en in unanieme besluitvorming. De belangrijkste drijfveer is juist een groep mensen of een duurzaamheidscommissie die het voortouw neemt binnen de VvE.
Bij een aantal punten kunnen overheden, VvE-beheerders en andere organisaties helpen. In de «Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen van Verenigingen van Eigenaren»2 uit 2023 zijn vijf belangrijke acties benoemd om VvE’s te helpen bij verduurzaming:
Voor meer informatie verwijs ik naar de Versnellingsagenda uit 2023. Ten aanzien van klimaatadaptatie is betere informatievoorziening belangrijk, bijvoorbeeld over het voorkomen of herstellen van funderingsschade en opvangen van regenwater met een «groen of blauw» dak. Ook het vereenvoudigen en stimuleren van maatregelen om het gebouw aan te passen aan een veranderend klimaat, helpt VvE’s.
Welke rol speelt de kostenverdeling binnen VvE's (aan de hand van de verdeelsleutels opgenomen in de aktes van splitsing) hierbij?
De totale kosten van verduurzaming zijn een belangrijk punt bij beslissingen tot verduurzaming. Het onderzoek onder VvE-leden naar drijfveren en barrières bij de verduurzamingsopgave laat dit zien. In het onderzoek kwam de verdeelsleutel van de kosten binnen de VvE niet als barrière naar voren.
Dit neemt niet weg dat er gevallen kunnen zijn waarbij (sommige) eigenaren in een VvE niet tevreden zijn met de verdeelsleutel die in hun VvE geldt. Dat kan tot discussie leiden: over het aanpassen van een verdeelsleutel kunnen de meningen binnen de VvE verschillen. Zie ook onder vraag 5.
Bent u bekend met aktes van splitsing waar slechts één (of twee) verdeelsleutel(s), ter verdeling van alle verschillende VvE-kosten, in is/zijn opgenomen, zodat niet alle VvE-kosten «eerlijk» over de eigenaren en/of huurders kunnen worden verdeeld?
Bent u bekend met aktes van splitsing waarin elkaar overlappende verdeelsleutels zijn opgenomen?
Het is denkbaar dat bij het hanteren van meerdere verdeelsleutels binnen 1 VvE de vraag opkomt welke kosten op welke manier in rekening moeten worden gebracht. Dit hangt af van de concrete formulering in de splitsingsakte.
Welke acties bent u bereid te nemen om de problematiek met betrekking tot scheve of oneerlijke kostenverdelingen aan de hand van (te weinig) verdeelsleutels binnen VvE’s tegen te gaan?
Indien de leden van een VvE de verdeelsleutel oneerlijk vinden en willen aanpassen, kan dat via een wijziging van de splitsingsakte van de VvE. In het modelreglement van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie zijn voor VvE’s voorbeeldbepalingen voor kostenverdeling opgenomen. Vanuit de Versnellingsagenda verduurzamen VvE’s wordt onderzocht of het wijzigen van de splitsingsakte vereenvoudigd kan worden.
Is het mogelijk om VvE’s en haar leden tegemoet te komen door het notariaat eventuele foutieve (oude) aktes van splitsing zonder extra kosten te laten wijzigen?
Nee. Het wijzigen van de splitsingsakte gaat niet zonder kosten voor de notaris. Voor zover er sprake is van kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen kan een notaris op grond van artikel 45 van de Wet op het notarisambt (Wna) een akte verbeteren.
Welke andere acties kunnen er worden ondernomen om VvE’s en haar leden te helpen bij verduurzaming en vergroening?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de genoemde Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen van VvE’s. Het is van groot belang deze agenda zo snel mogelijk tot uitvoering te brengen. Het kabinet werkt hier aan. In het eerste kwartaal van 2025 zal ik uw Kamer op de hoogte brengen van de voortgang.
Het bericht 'Advies aangescherpt: speel niet in zeeschuim, maar strandganger weet van niets' |
|
Geert Gabriëls (GL), Glimina Chakor (GL) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Advies aangescherpt: speel niet in zeeschuim, maar strandganger weet van niets.»?1
Ja.
Waarom heeft de overheid het advies over zeeschuim aangescherpt zonder daar ruchtbaarheid aan te geven? En hoe verhoudt dit aangepaste advies zich tot de eerdere communicatie dat er geen sprake is van een aanscherping van beleid?
Het advies was al om kinderen en honden zo min mogelijk zeeschuim te laten inslikken. De betrokken provincies ontvingen signalen dat het niet duidelijk was hoe het advies geïnterpreteerd moest worden. De deelnemende partijen van het Landelijk Zwemwater Overleg (Rijk, kustprovincies, gemeenten, GGD en het RIVM) hebben daarom het bestaande advies aangevuld met verduidelijkende teksten. Dit betreft dus geen aanscherping van het beleid.
Bent u zich ervan bewust dat het advies alleen op de website zwemwater.nl staat en pas recent op de zwemwater-app is toegevoegd? Wat is uw reactie op de kritiek dat deze informatie niet breed genoeg wordt gedeeld en dat de bereikbaarheid van de doelgroep hierdoor beperkt is?
Het klopt dat deze informatie inderdaad recent is toegevoegd aan de zwemwater-app. Zwemwater.nl is speciaal gebouwd om het publiek van alle informatie rondom zwemwater te voorzien. Het is dus de meeste logische plek om dit advies te delen. De bezoekersaantallen laten zien dat de website goed bezocht wordt. Er is altijd bereidheid om te kijken wat er aan aanvullende communicatie op dit vlak kan worden verricht. Samen met de deelnemende partijen van het landelijk zwemwateroverleg wordt bekeken wat hier voor nodig is. Zie ook het antwoord op vragen 8 en 9.
Waarom is er besloten om geen waarschuwingsborden bij strandopgangen te plaatsen, ondanks dat dit wel overwogen is in het landelijk zwemwateroverleg? Welke overheden zijn verantwoordelijk voor dit besluit?
De officiële informatieborden zijn bedoeld om bezoekers te informeren over de veiligheid op het strand en in de zee. Zo worden de borden gebruikt worden om bezoekers te waarschuwen voor bijvoorbeeld gevaarlijke stromingen die een acuut risico vormen. Het geven van extra informatie waar geen acuut risico geldt, gebeurt niet via de borden. Het advies voor het vermijden van zeeschuim valt in deze categorie. Daarom is in het landelijk zwemwateroverleg besloten om actuele informatie hierover via de website en de app te delen.
Kunt u de argumenten uiteenzetten die tijdens de besluitvorming zijn ingebracht tegen het plaatsen van dergelijke borden? Wat is het nut van een waarschuwing of gezondheidsadvies als het niet wordt gecommuniceerd?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verklaart u het verschil in aanpak tussen waarschuwingsborden bij zwemplassen met hoge PFAS-concentraties en het ontbreken van dergelijke borden bij stranden met zeeschuim? Zijn er specifieke redenen waarom de aanpak voor stranden afwijkt van die voor zwemplassen?
Het RIVM heeft op 15 april jl. een advies uitgebracht over de impact van PFAS in zwemwater2. In de zwemplassen waar teveel PFAS zit zal de situatie, zonder maatregelen, continu en voor een lange tijd nog zo blijven. Op basis van de norm die het RIVM heeft gesteld wordt er daarom – waar nodig – een negatief zwemadvies of zwemverbod afgegeven. Bij die zwemplassen wordt een waarschuwingsbord geplaatst.
De aanwezigheid van zeeschuim is onder andere afhankelijk van het jaargetijde, temperatuur en de windkracht. Tijdens het zwemseizoen (1 mei – 1 oktober) is er, op de eerste weken van mei na, meestal geen zeeschuim aanwezig op de stranden.
Een belangrijk verschil is dat het goed mogelijk is om in het water zwemmen of te spelen zonder het zeeschuim in te slikken. Het is een stuk minder aannemelijk om te zwemmen in het water zonder water binnen te krijgen. Voor de zwemplassen met te hoge PFAS-waarden geldt dus een groter blootstellingsrisico in vergelijking tot zeeschuim op het strand, omdat je meer water inneemt dan zeeschuim.
Kunt u expliciet uitsluiten dat economische motieven, zoals mogelijke negatieve gevolgen voor het toerisme, hebben meegespeeld in het besluit om geen waarschuwingsborden bij stranden te plaatsen?
Ja. Economische motieven zijn op geen enkel moment ter sprake gekomen.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat strandbezoekers beter op de hoogte zijn van de risico’s van zeeschuim en de aangepaste adviezen?
Dit zal ter sprake komen in het volgende landelijk zwemwateroverleg in oktober.
Overweegt u in de toekomst alsnog het plaatsen van waarschuwingsborden of andere communicatiemiddelen om een breder publiek te bereiken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom is de concentratie PFAS in zeeschuim hoger en waarom is zeeschuim risicovoller dan zeewater? Is dit in het algemeen zo of zijn er bijzondere omstandigheden?
Zeeschuim bestaat grotendeels uit eiwitten waar PFAS zich graag aan binden. Daarom is de PFAS-concentratie in zeeschuim hoger en dus ook risicovoller. De blootstelling zal echter veel minder zijn, aangezien er in het grootste gedeelte van het jaar helemaal geen zeeschuim is en mensen over het algemeen veel minder in aanraking komen met zeeschuim in vergelijking tot zeewater.
Wordt dit ooit beter of blijft zeeschuim nu tot in de eeuwigheid vervuild met deze niet-afbreekbare stof?
PFAS breken zeer langzaam af in het milieu. Ondanks het aanstaande PFAS-verbod zal het zeeschuim nog tientallen jaren vervuild zijn met PFAS. Aangezien zeeschuim grotendeels uit eiwitten bestaan, hechten ook andere chemische stoffen, bacteriën en virussen zich makkelijk aan het zeeschuim. Het zal dus altijd de voorkeur houden om de inname van zeeschuim te vermijden.
Wat zijn de belangrijkste bronnen voor de PFAS-vervuiling van het zeeschuim en hoe gaat u deze aanpakken?
Het is niet mogelijk om de bron van PFAS langs de Nederlandse kust te lokaliseren. PFAS wordt wereldwijd aangetroffen en verspreiding vindt plaats langs diverse routes.
Was de hoge concentratie PFAS in zeeschuim een verrassing die toevallig is ontdekt, of was dit een bekend gegeven? Zijn er andere, bij het publiek onbekende, situaties waarbij men onbewust in contact kan komen met hoge concentraties PFAS? Zo ja, welke? Zo ja, moet dit niet gecommuniceerd worden?
Op diverse andere plekken op de wereld is er de afgelopen jaren ontdekt dat PFAS zich ophopen in het zeeschuim. Zo werd in Vlaanderen hier al eerder onderzoek naar verricht3. Daarom hebben de provincie Zuid-Holland, Noord-Holland en Zeeland samen met Rijkswaterstaat in 2023 ook metingen in het zeeschuim en zeewater in Nederland laten uitvoeren.
PFAS komt overal voor in onze leefomgeving. Het is dan ook geen verrassing dat deze stoffen in het zeeschuim en zeewater zijn aangetroffen. Het RIVM werkt in opdracht van de ministeries IenW, VWS en LVVN aan een landelijk onderzoeksprogramma. Hier kijken ze onder andere naar de verschillende blootstellingsroutes van PFAS om zo in beeld te krijgen via welke routes mensen het meeste met PFAS in aanraking komen. Op basis daarvan kan het kabinet maatregelen treffen om zo de blootstelling te verminderen. De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de voortgang van dit programma.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het komende commissiedebat Leefomgeving?
Ja.
Kent u het rapport «Analyse toekomstplannen Tata Steel» van CE Delft in opdracht van Greenpeace? Wat is uw reactie hierop?1
Ja, het rapport is bekend. In het rapport worden de toekomstplannen van Tata Steel vergeleken met het plan van het Gezondheidsultimatum. Het plan van het Gezondheidsultimatum zet volledig in op gezondheidswinst en gaat onder andere uit van de inkoop van halffabricaten, sluiting van Kooksgasfabriek 2 in 2025 en een verlaging van de productiecapaciteit van 7 Megaton (Mton) naar 4 Mton staal per jaar. Als het plan van het Gezondheidsultimatum gerealiseerd zou kunnen worden, zou dit meer gezondheidswinst (kunnen) opleveren dan het plan van Tata Steel.
Het Gezondheidsultimatum behaalt een groot deel van de gezondheidswinst door de productie van staal in IJmuiden te verlagen en mogelijk vervuilende onderdelen naar elders op de wereld te verplaatsen. Hiermee wordt de gezondheid in de IJmond snel beter, maar verplaatsen we het probleem naar elders. Hiernaast staat of valt het realiseren van gezondheidswinst met de haalbaarheid van het plan. De afgelopen tijd is onder meer in de Tweede Kamer gesproken over het plan van Tata Steel en de haalbaarheid van het Gezondheidsultimatum als alternatief scenario.
Het kabinet heeft, ondersteund door de bevindingen van externe adviseurs Wijers en Blom, geconcludeerd dat dit scenario onvoldoende haalbaar is, onder meer omdat er (nog) geen markt voor het halffabricaat Hot Briquetted Iron (HBI) is en het geen rendabele businesscase oplevert voor het bedrijf. Ook het CE Delft rapport2 geeft aan dat er momenteel nog geen/onvoldoende markt voor HBI is. Het kabinet is daarmee van mening dat de voorgestelde gezondheidswinst in dit scenario niet kan worden gerealiseerd: het kabinet gaat immers niet met de maatwerkafspraak ondersteuning ter beschikking stellen voor een niet haalbaar scenario. Zonder maatwerkafspraak is de kans dat bij Tata Steel een transitie plaatsvindt kleiner en blijft de huidige situatie, met alle gezondheidseffecten van dien, naar verwachting langer voortbestaan.
Het kabinet zet in op een maatwerkafspraak met Tata Steel op basis van de plannen van Tata Steel met versnelde uitvoering van de maatregelen gericht op het verbeteren van de leefomgeving en gezondheid in de IJmond, omdat het kabinet gelooft zo het snelst en effectiefst gezondheidswinst en de verduurzamingsdoelen te behalen. De effecten van het versneld uitvoeren van de maatregelen gericht op verbetering van gezondheid en de leefomgeving zijn niet meegenomen in de analyse van CE Delft waardoor er in het rapport geen compleet beeld wordt geschetst.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de huidige gezondheidsschade en natuurschade door toedoen van Tata Steel momenteel 400 miljoen euro per jaar bedraagt?
De door CE Delft berekende huidige schade door luchtvervuiling van Tata Steel van 400 miljoen euro is een groot bedrag, dat het belang van de verbetering van de leefomgeving onderstreept. Vorige bewindspersonen hebben ook al aangegeven gezondheid een essentieel onderwerp te vinden om te komen tot een mogelijke maatwerkafspraak, en het huidige kabinet onderschrijft dit volledig. Er wordt dan ook stevig ingezet op gezondheid tijdens de lopende onderhandelingen met het bedrijf. Er is alleen een toekomst voor Tata Steel in Nederland als het groen en schoon staal gaat produceren.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de gezondheidsschade met het plan van Tata Steel afneemt met slechts 38 procent in 2030 en dat het «Gezondheidsultimatum», het toekomstscenario geschetst door omwonenden- en milieuorganisaties, zorgt voor 90 procent minder gezondheidsschade in 2030?2
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de uitstoot van fijnstof in het Heracles-plan van Tata Steel met 36 procent zal toenemen, terwijl Tata Steel een 40 procent afname verwacht? Hoe verklaart u dit verschil?
De getallen en aannames in de berekeningen van CE Delft zijn voor het Rijk niet te herleiden. Dit maakt het lastig om de conclusies die hieruit volgen te vergelijken en het verschil te verklaren.
Verder is in deze vergelijking alleen gekeken naar het vervangen van de Kooksgasfabriek en de Hoogoven, terwijl veel van de fijnstof winst die Tata Steel verwacht van hun Roadmap+ maatregelen en het overkappen van grondstoffenopslagen komt. Deze beide maatregelen zijn in het CE Delft rapport niet meegenomen.
Op dit moment is er nog geen MER- en/of vergunningaanvraag voor het Heracles-plan en daardoor kan de door Tata Steel verwachte 40 procent afname niet geverifieerd worden. Ook de 36 procent toename die in het rapport wordt verwacht is niet herleidbaar, en daarmee eveneens niet te vergelijken.
Wat gaat u doen om het ontstane gat te dichten?
Zoals is aangegeven bij vraag 4 kan het kabinet de berekeningen niet herleiden en daarmee de conclusies en het al dan niet aanwezig zijn van een gat om te dichten verifiëren.
Wat is het te verwachten effect (in absolute getallen) van het overkappen van de kolen- en ertsoverslag op de verspreiding van grof stof en fijnstof?
Het overkappen van grondstoffenvelden leidt tot een sterke reductie van grof stof en fijnstofemissies van open bronnen. De velden worden bij overkappen volledig inpandig waardoor verstuiving niet meer plaatsvindt. Uiteraard worden de stoffen wel nog van en naar de opslagloodsen verplaatst waarbij wel eventuele verstuiving kan plaatsvinden waardoor verspreiding van grof stof en fijnstof op het terrein als geheel wel nog zal plaatsvinden. De verspreidingsmodellen worden constant aangepast op basis van de meest recent beschikbare gegevens waardoor het te verwachten effect nu nog niet met zekerheid valt te delen.
De behaalde reductie is sterk afhankelijk van het type overkapping of inpandige opslag, en de exacte uitvoering ervan. In geval van een volledig gesloten opslag kan de stofreductie theoretisch 95–100% bedragen4 maar onderzocht moet worden in hoeverre dit toepasbaar is bij opslagen met de grootte en bedrijfsvoering zoals bij Tata Steel. Andere opties staan bijvoorbeeld beschreven in de BREF Op- en Overslag Bulkgoederen.
Daar komt bij dat emissies vanaf opslagen niet exact bepaald kunnen worden, maar worden ingeschat op basis van berekeningen en landelijke kengetallen, in lijn met de voorgeschreven methodiek van de emissieregistratie NTA 80295. Bovendien is het effect van de windbreker op dit moment nog niet bekend, omdat deze op dit moment nog niet volledig is gerealiseerd.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de beloofde 5 Mton CO2-reductie in 2030 niet wordt waargemaakt, terwijl bij het Gezondheidsultimatum de nationale CO2-uitstoot afneemt met wel 10,6 Mton? Hoe gaat u ervoor zorgen dat Tata Steel minimaal 5 Mton CO2 reduceert in 2030?
In de Expression of Principles is afgesproken dat Tata Steel de CO2-uitstoot met 35–40% reduceert, waarbij de reductie kan oplopen tot 5 Mton CO2 ten opzichte van een baseline van 12,6 Mton CO2. Tata Steel heeft aangegeven in haar voorstel van november 2023 inderdaad 5 Mton CO2 ten opzichte van een baseline van 12,6 Mton CO2 te gaan reduceren.
Dit komt overeen met 40% CO2-reductie en betekent dat Tata Steel nog maar maximaal 7,6 Mton CO2 zal uitstoten in 20306. De baseline van 12,6 Mton CO2 is gebaseerd op de huidige volle capaciteit van de fabriek van Tata Steel. In jaren waarin om operationele of economische redenen op lagere capaciteit wordt gedraaid is de CO2-uitstoot lager. Dat is ook het geval voor de huidige emissies van 11,3 Mton CO2 waar CE Delft in het rapport vanuit gaat.
Wanneer na 2030 op lagere capaciteit wordt geproduceerd zal dat dus ook betekenen dat Tata Steel minder dan 7,6 Mton CO2/jaar zal uitstoten. In de onderhandelingen met Tata Steel worden afspraken gemaak over meetbare en werkbare reductiedoelen, waarin ook doelstellingen bij lagere productievolumes worden meegenomen. Ook afspraken over een CO2-uitstootplafond per kilo staal worden onderzocht.
Het Gezondheidsultimatum gaat uit van een significante productievermindering, waardoor logischerwijs ook de nationale CO2-uitstoot flink wordt gereduceerd. Een kanttekening hierbij is dat, zoals CE Delft ook stelt, de mondiale CO2-reductie in dit scenario sterk afhankelijk is van waar en op welke wijze het halffabricaat HBI wordt geproduceerd en of de verminderde productie van Tata Steel elders op de wereld op een grijze manier wordt ingevuld.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat met een CO2-uitstootplafond per kilo staal zeker wordt gesteld dat de totale CO2-uitstoot van Tata Steel in 2030 minimaal 5 Mton lager is dan de uitstoot van Tata Steel over de afgelopen 5 jaar?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe verhoudt een uitstootplafond voor CO2 per kilo staal zich tot de toekomstige capaciteit van de fabriek en de benodigde reductie van CO2 in lijn met het Parijs-akkoord? Gaat u ervoor zorgen dat het uitstootplafond per kilo staal, als dat er komt, elk jaar daalt? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld is de inzet van het kabinet om een maatwerkafspraak te maken op basis van het plan van Tata met versnelde uitvoering van de maatregelen gericht op overlastreductie. Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen hebben de EU-lidstaten met elkaar afgesproken dat de EU in 2030 minimaal 55% minder CO2 moet uitstoten. In 2050 wil de EU klimaatneutraal zijn. Deze doelen hebben zich vertaald naar reductiedoelstellingen voor de Nederlandse industrie van 60% in 2030 (24 Mton) en klimaatneutraal in 2050. De plannen van Tata Steel leiden tot 35–40% CO2 reductie (tot 5 Mton) in 2030. Tata Steel levert met 5 Mton reductie een substantiële bijdrage van 20% aan het reductiedoel. Met de maatwerkafspraken willen we duidelijke, voldoende ambitieuze en haalbare reductiedoelstellingen overeenkomen met Tata Steel.
Bent u ook bereid om een dalend uitstootplafond voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en stikstof per kilo staal uit te werken? Zo nee, waarom niet?
Over het algemeen geldt dat regelgeving niet wordt aangepast op basis van één specifieke casus. Wetswijzigingen moeten weloverwogen beslissingen zijn die passend zijn voor de behoefte van Nederland. Uiteraard wordt constant gezocht naar mogelijkheden om wet- en regelgeving aan te passen aan de maatschappij van morgen.
Er geldt al een minimalisatieplicht voor de uitstoot van ZZS op grond van de Omgevingswet. Dit houdt in dat ZZS-emissies worden voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zo ver mogelijk worden teruggedrongen. Concreet wordt dit bij vergunningplichtige milieubelastende activiteiten ingevuld door uitvoering te geven aan de informatieplicht voor ZZS-emissies en door per bedrijf een vermijdings- en reductieprogramma op te stellen. Bij het bedrijfsleven lopen nu acties om per bedrijfstak informatiedocumenten op te stellen als basis voor het bedrijfsspecifieke vermijdings- en reductieplan voor ZZS-emissies. Dit wordt in samenspraak met o.a. Omgevingsdienst Nederland voorbereid.
De al bestaande minimalisatieplicht geldt voor alle bedrijven, ook de niet-vergunningplichtige, waarbij het continue streven naar het voorkómen van ZZS emissies in de praktijk betekent dat maatregelen die haalbaar zijn bij een bepaald bedrijf daar ook zo snel mogelijk moeten worden getroffen. Een generiek uitstootplafond voor ZZS kan daarbij vertragend werken en daarmee op gespannen voet staan met het werken aan een schonere, veiliger leefomgeving. Het kan daarmee zelfs strijdig zijn met de verplichting tot minimalisatie van ZZS emissies.
Maximale emissies van luchtvervuilende stoffen, waaronder stikstofdioxide, van grote industriële installaties zoals Tata Steel, worden vergund op basis van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Deze worden grotendeels Europees vastgesteld in het kader van de Richtlijn Industriële Emissies. Daar waar geen Europese normen gelden worden deze nationaal bepaald. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft in het kader van het Schone Lucht Akkoord (2020) een aantal stappen gezet voor het verminderen van de uitstoot van luchtvervuilende stoffen, waaronder stikstofdioxide. Zo worden de emissiegrenswaarden van industriële installaties aangescherpt. Ook de rentevoet waarmee de kosteneffectiviteit van emissie-reducerende technieken wordt berekend is verlaagd, zodat deze technieken eerder kosteneffectief worden en daarmee eerder uitgevoerd moeten worden. Deze wijziging is op 1 januari 2024 ingegaan. Tata Steel voldoet in het algemeen aan de uitstootnormen. Er wordt niet overwogen om hier bovenop nog eens een dalend uitstootplafond voor de hoeveelheid stikstof per gewicht geproduceerd staal vast te stellen, maar Nederland pleit wel voor een snelle herziening van de Europees vastgestelde normen voor uitstoot bij de productie van staal. De verwachting is dat bij een dergelijke herziening de normen scherper zullen worden.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de productiekosten voor het maken van staal bij de inzet op groene waterstof stijgen met 77 tot 95 procent en de productiekosten bij het Gezondheidsultimatum stijgen met twee tot 27 procent?
Het rapport verschaft onvoldoende inzicht in de onderliggende berekeningen om deze precies te kunnen herleiden. Over het algemeen kan gesteld worden dat het gebruik van groene waterstof voor staalproductie op dit moment inderdaad erg duur is, onder andere door de hoge productiekosten en beperkte beschikbaarheid van groene waterstof. Om te verduurzamen zal Tata Steel dan ook in eerste instantie overstappen op staalproductie met aardgas. Hiermee wordt 40% van de CO2-emissies gereduceerd in 2030. Tata geeft aan dat de overstap op groene waterstof zal worden gemaakt zodra waterstof voldoende beschikbaar en betaalbaar is. Hiermee kan de CO2-reductie vanaf het moment dat waterstof wordt ingezet oplopen tot 45%.
Het Gezondheidsultimatum gaat uit van de inkoop van het halffabricaat HBI. Zoals de onderzoekers van CE Delft ook stellen is er op dit moment een kleine markt voor HBI, die de afgelopen jaren beperkt is gegroeid. De kostprijs van HBI is bepalend voor de kostprijs van staal geproduceerd met geïmporteerd HBI. Door onduidelijkheden omtrent de marktontwikkeling van HBI is er nog weinig met zekerheid te stellen over wat de prijs van staal geproduceerd met HBI zal zijn en hoe deze zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Kortom, er is op het moment nog veel onduidelijkheid over de prijsontwikkeling van zowel groene waterstof als HBI waardoor er momenteel weinig met zekerheid over te zeggen is.
Acht u het op basis van deze cijfers realistisch dat Tata Steel in de toekomst over zal stappen op groene waterstof? Of acht u het realistischer dat Tata Steel blijft vastzitten in de route aardgas met CO2-opslag?
Zoals in het vorige antwoord ook beschreven, wil Tata Steel de overstap op waterstof maken zodra dit in voldoende mate beschikbaar en betaalbaar is. De grootste CO2reductie wordt behaald door over te stappen van kolen naar aardgas (40%). Door de overstap van aardgas naar waterstof kan de reductie oplopen tot 45%7. Het maken van afspraken over de overstap van aardgas op waterstof om een lock-in op het fossiele aardgas te voorkomen is niet alleen voor het kabinet maar ook voor de Europese Commissie in het kader van de staatssteunregels van groot belang en de EC zal daar dan ook op toetsen.
Bent u bereid de Expertgroep Gezondheid IJmond te vragen om op basis van de conclusies in dit CE Delft-rapport nader advies uit te brengen?
De Expertgroep Gezondheid IJmond werkt momenteel toe naar hun tweede advies. De Expertgroep handelt onafhankelijk en betrekt alle relevante bronnen bij het opstellen van hun adviezen.
Welke concrete gezondheidsdoelen wilt u behalen met de maatwerkafspraken en per wanneer?
De gezondheidsdoelen en de te behalen termijnen zijn onderdeel van de lopende onderhandelingen, waar in het belang van de onderhandelingspositie van de Staat en het vertrouwelijke karakter van de onderhandelingen geen openbare, specifieke uitspraken over gedaan kunnen worden.
In het algemeen kan worden aangegeven, dat ingezet wordt op de door het RIVM vastgestelde factoren met de grootste impact op de gezondheidsrisico's, de uitstoot van fijnstof, stikstofoxiden en de hinder door stof, stank en geluid8.
Zoals in eerdere Kamerbrieven9 beschreven, wordt ingezet op het voorstel van Tata Steel met versnelde overlastreductie. Hierbij worden diverse bovenwettelijke milieumaatregelen, waaronder een aantal overkappingen over grondstoffenlocaties en geluidsmaatregelen voor piek en tonaalgeluid, waar mogelijk versneld uitgevoerd. Ook zal de Kooks- en gasfabriek 2 (KGF2) zo snel mogelijk gesloten worden en wordt ook de grootste hoogoven (Hoogoven 7) gesloten. De installaties worden vervangen door een Direct Reduced Iron Fabriek en Electrische Boogoven.
Bent u bereid de conclusies van het CE Delft-rapport mee te nemen in de inzet van de onderhandelingen over de maatwerkafspraken? Zo ja, wanneer informeert u de Kamer hierover? Zo nee, kunt u dan per conclusie van het CE Delft-rapport aangeven waarom u die niet relevant vindt en waar u dat op baseert?
De verduurzaming en verschoning van Tata Steel is een complex onderwerp waar vele belangen meespelen. Dit maakt het belangrijk om alle inzichten en alternatieven goed te overwegen. Om deze reden zijn de externe adviseurs Hans Wijers en Frans Blom gevraagd om onderzoek te doen naar alternatieven. Het scenario van het Gezondheidsultimatum vertoont overeenkomsten met route 4: alleen elektrische boogovens van Wijers/Blom en voegt daar de vervroegde sluiting van Kooksgasfabriek 2 en verlaging van de productiecapaciteit aan toe. Ondanks de significante gezondheidswinst is route 4 door Wijers en Blom beoordeeld als economisch niet haalbaar. Vermindering van de productiecapaciteit zoals wordt voorgesteld door het Gezondheidsultimatum verslechtert de economische haalbaarheid verder door omzetdaling en het verlies van efficiëntie en schaalgrootte.
Het kabinet kan geen maatwerkafspraken maken over onhaalbare plannen en heeft gekozen om in te zetten op de plannen van Tata Steel met versnelde overlastreductie. Op basis van die route is er op 26 april jl. een onderhandelingsmandaat vastgesteld. Op basis van dit mandaat wordt nu onderhandeld. De Kamer wordt tussentijds vertrouwelijk geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen door middel van vertrouwelijke technische briefings. Ook zijn de budgettaire gevolgen van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat onder voorbehoud van parlementaire autorisatie van de begroting. Natuurlijk worden opgedane inzichten en kennis zoveel mogelijk meegenomen, nu en in de toekomst.
Welke verouderde installaties moeten nog meer worden gesloten om in 2030 de uitstoot van de verschillende schadelijke stoffen zodanig terug te brengen dat de gezondheid van omwonenden veilig wordt gesteld?
Het terugbrengen van de uitstoot van verschillende schadelijke stoffen is een belangrijke inzet zowel in de potentiële maatwerkafspraak als in de lopende vergunningstrajecten. Voor het terugbrengen van schadelijke uitstoot is sluiting van installaties niet de enige oplossing, vaak zijn er verschillende technieken die kunnen worden toegepast om uitstoot te verminderen. Een voorbeeld hiervan is de aanscherping van de vergunning om uitstoot vanuit de Kooksgasfabriek 1 (KGF 1) verder terug te brengen10. Hier heeft de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) een andere emissiebeperkende techniek opgelegd die zal zorgen voor een gereduceerde uitstoot. Gezien de continue ontwikkelingen in techniek kunnen wij de vraag welke installaties gesloten moeten worden om de gezondheid van omwonenden in 2030 veilig te stellen dan ook niet beantwoorden. Dat doet geen recht aan de verschillende mogelijkheden die er zijn om de uitstoot van schadelijke stoffen terug te brengen.
Kunt u toelichten hoe de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers systematisch wordt meegenomen in de maatwerkafspraken, zoals staat omschreven in de brief van het kabinet (Kamerstuk 28 089, nr. 318) over de uitvoering van motie Thijssen c.s. over het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond een harde voorwaarde laten zijn in de onderhandelingen (Kamerstuk 28 089, nr. 307)?
De gezondheid van omwonenden, werknemers, en oud-werknemers is een integraal onderdeel van de maatwerkafspraak met Tata Steel Nederland (TSN). Uitgangspunt hierbij is dat de impact van TSN op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd1. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Er is door het vorige kabinet dan ook specifiek gekozen om in te zetten op de verduurzamingsvariant met versnelde overlastreductie2. Bij het tot stand komen van het onderhandelingsmandaat zijn de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond expliciet meegenomen in de afweging. Gezien de vertrouwelijkheid van het mandaat en de onderhandelingen is de Kamer tijdens de vertrouwelijke technische briefings van 16 mei en 2 juli jl. nader geïnformeerd over de onderhandelingsinzet.
In de Joint Letter of Intent zal een separate paragraaf over gezondheid opgenomen worden, waarin duidelijke afspraken over gezondheidsverbeteringen worden vastgelegd, onder andere op basis van het advies van de Expertgroep. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen, middels vertrouwelijke technische briefings. Daarnaast zijn de budgettaire gevolgen van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en daarmee dus ook het resultaat op het gebied van de verbetering van de gezondheid, onder voorbehoud van parlementaire autorisatie van de begroting.
Kunt u toelichten in hoeverre dit een aanvullende actie is naar aanleiding van de motie Thijssen c.s.?
Zoals aangegeven in de brief als reactie op de motie Thijssen c.s.3, vond het kabinet het advies van de Expertgroep al zodanig belangrijk dat zij de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond al expliciet had meegenomen in de afweging bij het vaststellen van het mandaat. Op basis van dit mandaat worden momenteel de onderhandelingen gevoerd, waarbij de zaken die de Kamer van belang vindt zo goed mogelijk worden meegenomen.
Klopt het dat het voornemen uit de brief dat er een paragraaf over gezondheid wordt opgenomen in de Joint Letter of Intent, waarin duidelijke afspraken over gezondheidsverbeteringen worden vastgelegd, «onder andere op basis van het advies van de Expertgroep» al was toegezegd en dat dit dus geen aanvullende actie is naar aanleiding van de motie Thijssen c.s.?
Het vorige kabinet was op basis van het advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond al voornemens een paragraaf over gezondheid op te nemen. Ook het huidige kabinet voelt zich in dit voornemen gesteund door de motie-Thijssen c.s. en zal een dergelijke paragraaf dus ook als integraal onderdeel van de Joint Letter of Intent opnemen.
Klopt het dat het inzetten op «versnellingsopties» zodat ook ruim vóór 2030 verbeteringen optreden in luchtkwaliteit en gezondheidseffecten, het zo snel mogelijk sluiten van Kooksfabriek 2 en de realisatie van overkappingen al de inzet was van het kabinet en dat dit dus geen aanvullende maatregelen zijn op basis van de aangenomen motie?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat, nu het kabinet heeft aangegeven dat met de Gezondheidseffectrapportage(GER) begonnen is en de expertgroep gezondheid IJmond heeft aangegeven dat er het eerste kwartaal van 2025, de GER in het eerste kwartaal volgend jaar wordt opgeleverd?
Het kabinet spant zich in om de GER zo snel mogelijk uit te voeren, maar aangezien deze niet eerder is uitgevoerd en de methodiek momenteel wordt ontwikkeld, kan nog niet met zekerheid gezegd worden wanneer de GER wordt opgeleverd. Op dit moment wordt in overleg met de Expertgroep en het RIVM gewerkt aan een methodisch kader voor de GER. De volgende stap is het uitvoeren van de GER. Voor het uitvoeren van de GER zijn inzichten uit het milieueffectrapport (MER) nodig. Het MER zal naar verwachting eind dit jaar of begin volgend jaar worden opgeleverd. Afhankelijk van de methodiek en de kwaliteit en volledigheid van het MER zal de uitvoering van de GER hierna nog 3 tot 6 maanden duren waardoor oplevering op dit moment in de eerste helft van 2025 verwacht wordt.
Kunt u de opdracht aan de expertgroep gezondheid IJmond met de Kamer delen?
Het instellingsbesluit van de Expertgroep Gezondheid IJmond is openbaar te raadplegen4 en via de brief van 9 januari 2024 aan de Kamer gezonden5. Als bijlage bij deze beantwoording treft u de opdracht nogmaals aan.
U schrijft dat wordt «bezien» hoe de World Health Organization (WHO) 2021-advieswaarden «meegenomen kunnen worden»; betekent dit dat de aanbeveling van de Expertgroep, namelijk om vanuit het voorzorgprincipe de WHO-richtlijnen uit 2021 als leidend te beschouwen bij in de maatwerkafspraken, niet als harde voorwaarden wordt meegenomen?
De WHO-advieswaarden gaan over concentraties in de buitenlucht. De concentraties van stoffen in een specifieke omgeving worden bepaald door verschillende invloeden. In de IJmond zijn er naast verschillende lokale bronnen die bijdragen aan de concentraties ook bronnen (ver) buiten het gebied die de achtergrondconcentraties beïnvloeden. Naast de invloed van de lokale industrie (waaronder TSN), valt hierbij te denken aan onder andere weg- en luchtverkeer en houtstook. Om specifieke omgevingswaarden te bereiken is de invloed van al deze verschillende bronnen van belang. Het advies van de Expertgroep is dus ook niet om de omgevingswaarden aan één bedrijf op te leggen, maar deze als leidend te beschouwen in de te maken afspraken.
Eerder in de brief van 19 juli is al aangegeven dat het op korte termijn behalen van de WHO 2021 advieswaarden in de IJmond ingrijpende maatregelen zou vereisen6. Naar aanleiding van de motie-Thijssen c.s. heeft het RIVM gekeken of de WHO 2021 advieswaarden in 2030 of 2035 behaald zouden kunnen worden in de IJmond indien TSN in deze jaren nul fijnstof uitstoot zou hebben.
De conclusie van het RIVM is dat zelfs als TSN haar uitstoot van fijnstof tot nul zou kunnen terugbrengen, de advieswaarden alsnog niet gehaald zullen worden7. Onze inzet is om de fijnstofbijdrage van TSN fors te verlagen en daarmee een flinke stap richting het in de toekomst behalen van de WHO 2021 advieswaarden mogelijk te maken. Naast de acties bij TSN is het dus ook nodig om bredere inzet te plegen om in de toekomst de omgevingswaarden te behalen. In juli van dit jaar is de Kamer geïnformeerd over een onderzoek van CE Delft met mogelijke aanvullende maatregelen8.
Er worden dus geen aanvullende maatregelen genomen op basis van de aangenomen motie?
Zoals aangegeven in de brief als reactie op de motie Thijssen c.s.9, vond het kabinet het advies van de Expertgroep al zodanig belangrijk dat zij de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond al expliciet had meegenomen in de afweging bij het vaststellen van het mandaat. Op basis van dit mandaat worden momenteel de onderhandelingen gevoerd, waarbij de zaken die de Kamer van belang vindt zo goed mogelijk worden meegenomen. Gezien de vertrouwelijkheid van het mandaat en de onderhandelingen bent u tijdens de vertrouwelijke technische briefings van 16 mei en 2 juli jl. nader geïnformeerd over de onderhandelingsinzet.
Op het moment dat er nieuwe adviezen van de Expertgroep zullen komen zal het kabinet bekijken of en hoe deze adviezen geïmplementeerd kunnen worden. Aangezien de inhoud van deze adviezen op dit moment nog niet bekend is, kan daar nu nog niet op vooruitgelopen worden.
Hoe gaat u precies invulling geven aan het advies van de expertgroep gezondheid IJmond, die aangeeft dat zij na het opstellen van de Gezondheidseffectrapportage adviezen kunnen geven om gezondheid een volwaardige plaats te even zodat er voldoende bescherming van de gezondheid van de bevolking van de IJmond zal zijn en dat dit meegenomen kan worden in de vergunningsverlening en de maatwerkafspraken?
Er worden afspraken gemaakt op basis van het mandaat en hierin wordt gezondheid integraal meegenomen. Of en hoe toekomstige adviezen daar binnen passen, dan wel of er op basis van die toekomstige adviezen bepaalde additionele acties nodig zijn, is nog niet te voorspellen omdat de inhoud van deze adviezen nog niet bekend is.
Gaat u dit wellicht doen door de expertgroep te vragen om eerder dit advies uit te brengen? Of door de maatwerkafspraken met vier maanden te vertragen? Of door in de maatwerkafspraken af te spreken dat na het sluiten van de maatwerkafspraken en na het uitbrengen van het advies van de expertgroep, dit advies alsnog zal worden overgenomen in de maatwerkafspraken en additionele afspraken gemaakt worden? Bent u het ermee eens dat dit additioneel is ten opzichte van eerdere Kamerbrieven en de toezeggingen van het kabinet?
Het kabinet doet meerdere dingen. We blijven voortdurend in contact met de Expertgroep om lopende zaken mee te nemen. In het najaar zal de Expertgroep met haar tweede advies komen. De expertgroep heeft aangegeven dat dit advies in elk geval een nadere toelichting op het door hun geadviseerde instrument GER zal bevatten. In vraag 5 is het proces om tot de uitvoering van de GER te komen toegelicht.
De suggestie om de maatwerkafspraken te vertragen is ook tijdens het debat van 28 mei jl. aan de orde gekomen. Daar is ook toegelicht waarom dit onwenselijk wordt geacht. Het standpunt daarop is niet veranderd. De onderhandelingen vinden nu plaats, en afwachten tot de GER is uitgevoerd is en de Expertgroep daaropvolgend een advies heeft uitgebracht zou vertraging van circa 6 maanden tot een jaar kunnen opleveren. De Expertgroep adviseert zowel in haar eerste verschenen advies als tijdens de technische briefing van 22 mei jl. om juist tempo te maken en op korte termijn gezondheidswinst te behalen (door het maken van een maatwerkafspraak met TSN). Door in te zetten op het zo spoedig mogelijk van een afspraak wordt uitvoering gegeven aan dit advies.
Uiteraard wordt tijdens de onderhandelingen de informatie die op dat moment bekend is waar mogelijk meegenomen. Daarnaast wordt ervoor gezorgd dat, mede op aandringen van de Kamer, er harde toetsbare afspraken met betrekking tot gezondheid gemaakt zullen worden. Met de maatwerkafspraak wordt ingezet op een eerste stap voor de verduurzaming en verbetering van de leefomgeving in de eerste fase tot 2030. Dat in de jaren daaropvolgend met de inzichten die dan beschikbaar komen wellicht vervolgafspraken nodig zijn, is denkbaar. Maar hierop kan nu nog niet vooruitgelopen worden.
Kunt u alle documenten en correspondentie over dit onderwerp tussen het Ministerie van Economische Zaken (EZK), het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), de expertgroep, omwonenden, de provincie Noord-Holland, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de omgevingsdiensten, zoals ook opgevraagd via de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat, delen? Kunt u die stukken ons per ommegaande doen toekomen?
Veel van de documenten en correspondentie bevatten informatie die de onderhandelingspositie van de Staat kunnen benadelen. Om die reden is de Kamer, in aanvulling op openbare kamerbrieven en openbare debatten, vertrouwelijk geïnformeerd tijdens vertrouwelijke technische briefings op 16 mei en 2 juli jl en zijn bepaalde stukken al eerder vertrouwelijk ter inzage gelegd.
Graag horen we van u hoe we invulling kunnen geven aan uw vraag, bijvoorbeeld door het verstrekken van specifieke informatie tijdens een volgende technische briefing of het vertrouwelijk ter inzage leggen van specifieke stukken.
Kunt u deze vragen zonder uitstel beantwoorden aangezien de onderhandelingen met Tata Steel in volle gang zijn?
Ten gevolge van het zomerreces heeft de benodigde afstemming met de Provincie Noord-Holland, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport meer tijd in beslag genomen. Om die reden is het helaas niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke tijd te beantwoorden.
Bent u bekend met het bericht «145 euro meer kwijt aan zorg bij zware industrie in de buurt: grote bezorgdheid bij experts»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat inwoners in de buurt van zware industrie jaarlijks meer dan 145 euro meer kwijt aan zorg, zowel wat betreft de mogelijke gezondheidsrisico’s als de financiële impact?
Het is begrijpelijk dat de inwoners van deze gebieden erg kunnen schrikken van dit artikel. Het idee dat wonen in de nabijheid van industrie zo veel verschil kan uitmaken voor je gezondheid, is een naar idee en, voor de gemiddelde Nederlander gaat het niet om kleine bedragen. Toch zijn er ook enkele opmerkingen te plaatsen bij het artikel. Gezondheid wordt bepaald door een combinatie van persoonsgebonden factoren, leefstijl en gewoonten en leef-, woon- en werkomgeving. Zie hiervoor de factsheet «Impactvolle determinanten van gezondheid» van het RIVM2. De hogere zorgkosten zijn daarom, zoals het artikel zelf ook aangeeft, niet direct te koppelen aan de industrie. Dat de industrie invloed kan hebben op de gezondheid van omwonenden is echter wel bekend en blijkt onder andere uit het RIVM onderzoek over Tata Steel3. Dat is voor het kabinet dan ook een aansporing om te werken aan het verder verbeteren van de leefomgeving voor omwonenden van de industrie. Dit wordt onder andere gedaan met de Actieagenda Industrie en Omwonenden die specifiek ten doel heeft om de gezondheid van omwonenden van de industrie beter te beschermen4.
Hoe verklaart u deze significant hogere zorgkosten van bijna 700 miljoen euro in tien jaar? Welke factoren dragen hier allemaal aan bij? In hoeverre gaat het om de impact van de industrie? En in hoeverre dragen andere factoren bij aan deze hogere kosten?
Zoals in het antwoord op vraag 2 omschreven, hangen de zorgkosten onder andere samen met levensstijl, sociaaleconomische status, en een groot aantal (omgevings)factoren. De invloed van de industrie is voor de betrokken gebieden niet apart in kaart gebracht.
Wat is uw reactie richting de inwoners van deze dertien gebieden? En ook specifiek richting inwoners van Delfzijl, waar de zorgkosten het hoogst zijn en het gemiddelde inkomen relatief laag? Zijn de hogere gezondheidskosten ook deels te verklaren door het structurele probleem dat mensen met een lagere sociaaleconomische klasse een slechtere gezondheid hebben dan mensen met een hogere sociaaleconomische status?
Het is begrijpelijk dat de inwoners van deze gebieden kunnen schrikken van dit artikel, maar er is hier ook een opmerking naast te zetten. Uit het artikel van RTL Nieuws blijkt dat de journalisten de zorgkosten hebben gecorrigeerd voor leeftijd en sekse, maar niet voor andere factoren. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met een lager inkomen en een lagere opleiding gemiddeld een groter aantal ongezonde levensjaren hebben en eerder overlijden. Daarin spelen meerdere verklaringen een rol waaronder armoedestress, een gemiddeld ongezondere leefstijl en een gemiddeld ongezondere leefomgeving. Het is aannemelijk dat al die factoren ook van invloed zijn op de zorgkosten in de dertien gebieden uit het artikel van RTL Nieuws.
Ook is uiteraard bekend dat industrie ook een impact kan hebben op de gezondheid van omwonenden, zie bijvoorbeeld het recente RIVM-onderzoek bij Tata Steel5. Daarom zet het Kabinet zich in om de acties uit de actieagenda Industrie en Omwonenden uit te voeren, met het doel om de kwaliteit van de leefomgeving van omwonenden te verbeteren.
Waarom is er ondanks eerdere signalen van gezondheidsrisico’s uit deze regio’s nog geen grootschalig onderzoek gedaan naar de impact van industrie op de gezondheid van omwonenden?
Er is naar aanleiding van het eerder gepubliceerde OVV-rapport al het nodige in gang gezet. Het RIVM is op verschillende manieren bij de Actieagenda Industrie en Omwonenden betrokken. Een dergelijk onderzoek is reeds uitgevoerd voor het gebied rondom Tata Steel6.
De Actieagenda kondigt een verkenning aan naar de behoeften en mogelijkheden van gezondheidsonderzoek bij Chemours en rond de Westerschelde en een vergelijkbaar onderzoek bij het bedrijfscluster Chemelot door het RIVM. Die verkenningen moeten beter inzicht geven in de mogelijkheden om vragen van omwonenden met betrekking tot hun gezondheid te beantwoorden. De resultaten van de verkenningen bij Chemours en de Westerschelde, en Chemelot worden verwacht in het najaar, respectievelijk volgend jaar. Hiernaast wordt door het Ministerie van IenW in samenwerking met het Ministerie van VWS onderzocht wat de mogelijkheden zijn om gezondheid een meer volwaardige plaats te geven bij beslissingen van de overheid, bijvoorbeeld bij het verlenen van vergunningen in het kader van de omgevingswet.
In dit kader is als eerste stap aan het RIVM gevraagd om een methodologie te ontwikkelen voor een GezondheidsEffectRapportage (GER) voor Tata Steel naar aanleiding van de discussie met de Kamer over het advies van de Expertgroep IJmond.7
Ook wordt het instrument van de GER als mogelijkheid voor het kunnen meewegen van gezondheid in vergunningverlening onder de omgevingswet onderzocht, in lijn met de hierover aangenomen motie van het lid Gabriëls.8
Hierbij wordt echter nog niet specifiek naar zorgkosten gekeken. Naar aanleiding van de berichtgeving van RTL is inmiddels aan het onderzoeksbureau gevraagd om in de mogelijkheden voor het meewegen van gezondheid in vergunningverlening onder de Omgevingswet ook een methode voor het meewegen van gezondheidskosten uit te werken. Op deze manier kunnen bevoegde gezagen mogelijk met behulp van een eenduidige onderzoeksmethode de gezondheidseffecten- en kosten in kaart brengen.
Hoe kan het zo zijn dat inwoners met industriële activiteiten in de omgeving hogere zorgkosten hebben? Komt dat omdat het kabinet de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-advieswaarden voor luchtkwaliteit uit 2021 weigert op te nemen in nationaal beleid en zich daar ook niet hard voor heeft gemaakt gedurende de herziening van de Europese Luchtkwaliteitsrichtlijn? Geeft dit onderzoek aanleiding om dat besluit te heroverwegen en sneller te voldoen aan de WHO-advieswaarden?
Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2 en vraag 4 verwacht het kabinet dat er meerdere factoren een rol spelen in de gemiddelde zorgkosten. De leefomgeving, inclusief de uitstoot van de industrie, speelt daar ook een rol in. Nederland volgt het Europees beleid. Nederland heeft zich ingezet voor een ambitieuze maar haalbare herziening van de luchtkwaliteitsnormen in Europa.
Het op korte termijn overal voldoen aan de aangescherpte WHO-advieswaarden zou ingrijpende en deels onhaalbare maatregelen vergen. Daarom kiest het kabinet daar niet voor. Het halen van die advieswaarden hangt daarnaast ook af van de inzet van onze buurlanden, want luchtvervuiling kent geen grenzen. Dat betekent wel dat bij besluiten in de leefomgeving bewust moet worden afgewogen aan welke stapeling van gezondheidsrisico’s mensen worden blootgesteld.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie-Gabriëls die verzoekt om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage een zelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven?
In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt naar aanleiding van de aangenomen motie9 onderzocht of het mogelijk is om gezondheid meer expliciet mee te nemen bij vergunningverlening. Bijvoorbeeld door een hoofdstuk gezondheidseffecten te introduceren bij de MER waarbij de gezondheidseffecten op de omwonenden worden gekwantificeerd zoals dat ook in de RIVM studie gedaan is voor Tata Steel. Aan de basis hiervan ligt het onderzoek naar een motie en een toezegging die vragen naar inzicht naar de gezondheidseffecten van cumulatie en immissie10. Aan het onderzoeksbureau is gevraagd diverse opties in kaart te brengen, waaronder het opstellen van een losse gezondheidseffectrapportage in lijn met de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond11. De uitkomsten hiervan zijn naar verwachting beschikbaar worden in 2025. Hiernaast is het onderzoeksbureau gevraagd om een onderzoek te doen naar een gezondheidskosten-component zoals omschreven in het antwoord op vraag 5.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de versterking van het VTH-stelsel? Zijn provincies en omgevingsdiensten tevreden over de huidige verbeterplannen voor versterking van het VTH-stelsel? Waarom wel of niet? Is er voldoende capaciteit beschikbaar binnen de omgevingsdiensten om de toegenomen milieuproblematiek het hoofd te bieden?
Op 27 juni jl. is door de toenmalige IenW bewindspersoon een brief aan de Kamer gestuurd over de voortgang versterking VTH-stelsel12. In deze brief staat de meest actuele stand van zaken van de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel. In het najaar wordt u geïnformeerd over de afronding van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). Om deze afronding te markeren, de balans op te maken van de versterking van het VTH-stelsel en vervolgafspraken te maken, werken alle partijen deze zomer aan het opstellen van een bestuursakkoord versterking VTH-stelsel dat in het najaar afgesloten moet worden.
Voor wat betreft de capaciteit bij de omgevingsdiensten wijst het op grond van de Omgevingswet verplichte tweejaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van de uitvoering van VTH uit 2023 uit dat in 2022 in totaal 5086 fte werkzaam is bij een omgevingsdienst13. Dit betekende een stijging van 8,6% ten opzichte van de cijfers van 2020. Deze groei was vooral zichtbaar in een toename van het aantal toezichthouders (6,6%), bijzondere opsporingsambtenaren (22%) en juristen (18%). In 2025 wordt het volgende tweejaarlijkse onderzoek uitgevoerd en worden de cijfers geactualiseerd. Net als andere sectoren is het voor omgevingsdiensten een uitdaging om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. Om die reden is binnen het IBP VTH in pijler 4 (kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt) gewerkt aan een naamsbekendheidcampagne over de omgevingsdiensten (www.werkenbijdeomgevingsdiensten.nl). Deze campagne wordt ook in 2025 voortgezet.
Deelt u de mening dat schone industrie van de toekomst, zonder milieuschade en gezondheidsschade voor omwonenden, essentieel is voor de strategische autonomie en werkgelegenheid in de maakindustrie van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Een schone industrie is van belang voor onze economie en werkgelegenheid. De industrie maakt producten die we nu en in de toekomst blijven gebruiken. De industrie moet wel verduurzamen en daarmee toekomstbestendig worden. Op deze manier kan de industrie ook een vliegwielfunctie vervullen en verduurzaming in andere sectoren aanjagen. Zo loopt Nederland vooruit en kan onze kennis naar andere landen geëxporteerd worden. Vanuit het kabinet is het belangrijk dat de juiste marktcondities gecreëerd worden zodat investeren in verduurzaming gepaard gaat met een gezond verdienmodel.
In hoeverre gaat u subsidiestromen die bedoeld zijn om de Nederlandse industrie klimaatneutraal en circulair te maken, zoals de maatwerkafspraken, gebruiken om gezondheidswinst rondom industrie te bereiken? Bent u bereid om korte termijn gezondheidswinst onderdeel te maken van al deze subsidiestromen en van de maatwerkafspraken, zoals recent ook in meerderheid door de Kamer aan de regering is verzocht inzake de maatwerkafspraken met Tata Steel Nederland?
Als het gaat om de maatwerkafspraken, dan wordt wat betreft de financiële ondersteuning altijd eerst gekeken naar de mogelijkheden binnen het bestaande generieke instrumentarium. Daarvoor gelden de voorwaarden van het desbetreffende instrument. Als het gaat om maatwerkfinanciering, dan wordt er een zorgvuldige afweging gemaakt van de beoogde opbrengsten van de projecten en de noodzakelijke randvoorwaarden om deze technisch, financieel en juridisch te realiseren. Uw kamer kan hierover meer lezen in het hiervoor gepubliceerde afwegingskader14.
In dit afwegingskader is aangegeven dat het van belang is dat met de maatwerkafspraken wordt gewerkt aan een groene, gezonde en toekomstbestendige industrie in de toekomst. Een gezonde leefomgeving is een schone en veilige leefomgeving waarin de druk op gezondheid door vervuiling en overlast zo laag mogelijk is, die als prettig wordt ervaren en die uitnodigt tot gezond gedrag. Per bedrijf wordt bekeken wat de belangrijkste knelpunten en mogelijkheden met betrekking tot de gezonde leefomgeving zijn die aan de orde zouden moeten komen bij het maken van maatwerkafspraken.
Gaat u tegemoet komen aan de wens van een meerderheid van de Kamer om naar aanleiding van dit RTL-onderzoek een grootschalig onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de hoge zorgkosten in de dertien gebieden en de impact van de industrie daarop? Zo ja, op welke termijn gaat u een onderzoek instellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u van plan om net als bij Tata uitgebreide onafhankelijke metingen uit te voeren naar de uitstoot van de industrie op de genoemde industrieclusters? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat betrouwbare gegevens beschikbaar zijn voor het voor goede en tijdige handhaving; daarmee kan een bijdrage worden geleverd aan het beschermen van de gezondheid van omwonenden te beschermen, ook rond Tata Steel. Als onderdeel van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt mede naar aanleiding van de motie Bamenga15 een onderzoek uitgevoerd dat in kaart brengt wat nodig is om onafhankelijke emissiemetingen de standaard te maken binnen het VTH-stelsel, welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van het meten en controleren van schadelijke emissies bij bedrijven die de gezondheid van omwonenden nadelig kunnen beïnvloeden en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Dit betreft zowel metingen bij de bedrijven zelf als specifieke metingen in de omgeving van bedrijven. Ook wordt gevraagd te onderzoeken welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van de transparantie van de meetdata.
De geldende wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom is het van belang eerst bovengenoemde onderzoeksuitkomsten af te wachten.
Bent u bereid om een expertgroep, vergelijkbaar met de expertgroep gezondheid IJmond, op te zetten om met adviezen te komen hoe deze verschillen in gezondheidsbelasting en daarmee zorgkosten kunnen worden verminderd op de korte termijn?
Nee. Zoals eerder in deze beantwoording, onder andere bij vraag 1 van de SP aangegeven is het bekend dat industrie een impact heeft op de gezondheid. Hiervoor zijn onder de actieagenda Industrie en Omwonenden al verschillende onderzoeken van start gegaan om hierin specifieke beleidsopties te verkennen. Hiernaast werkt het RIVM aan het opstellen van een kennisagenda met een bijbehorend samenwerkingsverband op het gebied van Industrie en Omwonenden. Er is dus geen toegevoegde waarde van een dergelijke expertgroep.
Bent u het eens dat de gezondheidsrisico’s voor omwonenden door industriële activiteiten zo snel mogelijk verminderd dienen te worden? Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om de gezondheid van omwonenden van deze dertien gebieden beter te beschermen? Houdt u daarbij rekening met de werkgelegenheid in deze regio’s?
Ja. Het Kabinet heeft aandacht voor een gezonde en veilige leefomgeving. Het is belangrijk om stapsgewijs tot verbetering te komen, en daarbij ook oog te houden voor het belang van de industrie in Nederland. Dit gebeurt momenteel op verschillende sporen, bijvoorbeeld in het programma Gezonde Leefomgeving, de Maatwerkafspraken, de implementatie van de Richtlijn Industriële Emissies, het Impulsprogramma Chemische Stoffen, het Schone Luchtakkoord en de Actieagenda Industrie en omwonenden.
De inzet van innovatie waterzuiveringstechnieken |
|
Chris Stoffer (SGP), Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de beschikbaarheid van nieuwe methoden voor de zuivering van (afval)water?1
Ja.
Erkent u, gelet op de toenemende waterschaarste en problemen met onder meer PFAS en medicijnresten in het oppervlaktewater, de noodzaak om extra inzet te plegen op zuivering van afvalwater bij rioolwaterzuiveringsinstallaties en industriële bedrijven en van oppervlaktewater ten behoeve van de bereiding van drinkwater?
Ja, dat klopt. Daarom zijn door mijn ambtsvoorganger diverse maatregelen genomen en acties in gang gezet zoals ook aangegeven in de Kamerbrief betreffende de voortgang van de waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water (KRW) van 27 juni jl.2 Het gaat daarbij om het samen met de waterbeheerders doorlopen van een traject waarbij voor alle rioolzuiveringsinstallaties (hierna: RWZI’s) een immissietoets wordt uitgevoerd op het effluent, de inzet op de zuivering van afvalwater via de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten en de Ketenaanpak Medicijnresten, de vaststelling van de nieuwe Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater en innovaties onder andere via het «Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit RWZI-afvalwater» (IPMV)3.
Door de geschetste inspanningen zal de waterkwaliteit verder verbeteren. Het is aan de drinkwaterbedrijven om te beoordelen welke behandelingen van het ingenomen water nodig zijn om hier drinkwater van te maken.
In hoeverre acht u innovatieve zuiveringstechnieken nodig om de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor chemische stoffen te halen en ook in de toekomst voldoende en veilig drinkwater te garanderen?
Innovatieve zuiveringstechnieken zijn nodig in aanvulling op de bronaanpak. Een deel van de chemische stoffen, zoals veel medicijnresten, kunnen goed en kosteneffectief worden gezuiverd met bestaande technieken, zoals ozon en poederkool. Voor andere stoffen, zoals PFAS, zijn innovatievere methoden nodig. Doordat er steeds nieuwe stoffen op de markt komen blijft ontwikkeling en innovatie nodig, om nieuwe robuuste, selectieve en daardoor kosteneffectieve zuiveringstechnieken te kunnen inzetten om ook deze nieuwere stoffen te kunnen zuiveren.
Hoe waardeert u het feit dat de in het artikel genoemde innovatieve membraantechniek wel in het buitenland verkocht wordt, maar nog nauwelijks in Nederland?
Het Groeiplan Watertechnologie (mogelijk gemaakt vanuit het Nationaal Groeifonds) geeft een belangrijke impuls aan de uitbreiding, innovatie en export van de watertechnologiesector. Het omvat de gehele keten van onderzoek tot en met demonstratie en zet in op groei van het verdienvermogen en de arbeidsproductiviteit, zowel voor de watertechnologiesector als voor water gebruikende sectoren. In het consortium werken watertechnologiebedrijven, drinkwaterbedrijven, kennisinstellingen en waterschappen samen om innovaties verder te brengen, en werken zo’n 600 partijen samen. In deze samenwerking wordt ook de samenwerking op de Nederlandse thuismarkt voor innovatieve watertechnologie gestimuleerd. Het is echter aan de drinkwaterbedrijven, waterschappen en industrie zelf om nieuwe technologie te omarmen. Deze maken hun eigen afwegingen over de noodzaak van vervanging dan wel uitbreiding en het wel of niet toepassen van alternatieve technologie.
Worden nu afdoende zuiveringstechnieken ingezet om PFAS en andere schadelijke stoffen uit afval- en drinkwater te halen?
Het drinkwater in Nederland moet voldoen aan de eisen uit het Drinkwaterbesluit. Daarin is onder andere de norm voor PFAS uit de Europese Drinkwaterrichtlijn opgenomen. Waar nodig worden door de drinkwaterbedrijven aanvullende zuiveringstrappen toegepast bij de productie van drinkwater. Het drinkwater wordt daarmee afdoende gezuiverd, daar waar nodig. Jaarlijks rapporteert de ILT aan de Kamer over de kwaliteit van het geleverde drinkwater.4
Het afvalwater van huishoudens en industrie wordt in een aantal locaties aanvullend gezuiverd met een vierde zuiveringstrap. Op veel rioolzuiveringsinstallaties moet deze vierde trap nog gebouwd gaan worden ter uitvoering van de vernieuwde Richtlijn Stedelijk Afvalwater. Zoals hierboven bij vraag 2 is aangegeven lopen diverse trajecten die de komende jaren tot veel verbetering van de kwaliteit van het afvalwater zullen leiden.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat een innovatieve zuiveringstechniek waarbij een groot deel van de chemische stoffen, als PFAS, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten, maar ook virussen en fosfaten, uit het water gehaald wordt, breed ingezet wordt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt er in diverse trajecten gewerkt aan het inzetten van een vierde trap voor zuivering van effluent. Hiermee wordt de inzet van aanvullende zuiveringstechnieken gestimuleerd. De waterbeheerders kiezen hierbij zelf welk techniek wordt toegepast, bijvoorbeeld innovatieve technieken, waarbij belangrijk is dat de beoogde techniek voldoende zuiveringsrendement oplevert. Het is aan de medeoverheden zelf om hun eigen afwegingen te maken over welke techniek wordt toegepast.
Als extra zuiveringsstappen zoals de membraantechniek nodig zijn, zouden deze dan volgens u aan de kant van de drinkwaterbereiding moeten worden ingezet, bij de afvalwaterzuivering of bij industrieën die lozen op oppervlaktewater en riool? Of moeten we overal meer en beter zuiveren?
Aanpak bij de bron heeft de voorkeur. Dit kan door vermindering van emissies van microverontreinigingen (minder gebruik van stoffen, gebruik van minder milieubelastende stoffen) en het vergroten van zuiveringscapaciteiten voor microverontreinigingen in afvalwater. Daarnaast kan een aanscherping van vergunningen en een beter toezicht en handhaving rondom lozingen op het riool en het oppervlaktewater een rol spelen bij het verminderen van emissies. In de KRW-impuls is veel aandacht voor het verminderen van emissies en het aanscherpen van vergunning, toezicht en handhaving op bedrijven die microverontreinigingen emitteren.
Hoe worden innovatieve zuiveringstechnieken als best beschikbare techniek voor zuivering van afvalwater bij industriële bedrijven aangewezen?
Best beschikbare technieken (BBT) zijn door de EU vastgesteld in BBT-documenten. De definitie van BBT staat onder de begrippen van bijlage A van de Omgevingswet. «Beste» omvat de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit om emissies van een bedrijf te voorkomen. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de emissie zoveel mogelijk beperken. «Beschikbare» omvat technieken die technisch en economisch haalbaar zijn voor die bedrijfstak, en die bedrijven kunnen toepassen. De techniek moet redelijkerwijs in Nederland of in een ander land verkrijgbaar zijn. Het begrip «technieken» is ruim. Hieronder vallen 1) de toegepaste technieken 2) ontwerp, bouw en ontmanteling van de installatie, en 3) onderhoud en bedrijfsvoering van de installatie. Een vergunningverlener moet de BBT-conclusies gebruiken bij het bepalen van BBT per bedrijfstak.
Bent u bereid te bezien hoe hergebruik van afvalwater door toepassing van innovatieve zuiveringstechnieken gestimuleerd of, zo nodig, afgedwongen kan worden?
Zoals hierboven bij vraag 2 is aangegeven, lopen er momenteel al diverse trajecten vanuit het Ministerie van IenW waarmee innovatieve zuiveringstechnieken gestimuleerd worden. Dit wordt voortgezet. De keuze over welke zuiveringstechniek toegepast wordt bij een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) of RWZI is aan de partij die de zuivering uitvoert, in afstemming met het bevoegd gezag dat toetst of de techniek als Best beschikbare techniek mag worden gezien. Dit is aan deze partijen zelf, ook om gedwongen winkelnering te voorkomen.
Hoe waardeert u de mogelijkheid om met bestaande of nieuwe wetgeving de meerkosten voor extra zuiveringsstappen voor opkomende stoffen te verhalen op de vervuilers?
In het concept van de wijziging van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater is al voorzien in de invoering van een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (hierna: UPV), waarmee producenten van humane geneesmiddelen en cosmetica zullen gaan meebetalen aan de vierde zuiveringstrap op rioolzuiveringsinstallaties die vallen onder de richtlijn. Na vaststelling van deze wijziging van de richtlijn op Europees niveau, naar verwachting dit najaar, zal dit worden geïmplementeerd in Nederland. Met de invoering van deze UPV zullen de kosten van de waterzuivering niet meer betaald worden door degene die de zuivering betalen (burgers en bedrijven), maar door de vervuilers, namelijk de gebruikers van medicijnen en cosmetica. Op dit moment is niet voorzien in een verdere uitbreiding van deze Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid voor andere stoffen of producten.
Als drinkwaterbedrijven en waterschappen extra kosten moeten maken voor extra zuiveringsstappen, hoe worden deze dan omgeslagen op de klant of ingezetene?
De tarieven van drinkwaterbedrijven en ook de heffingen van waterschappen zijn kostendekkend. Dit betekent dat als de kosten van drinkwaterbedrijven en/of waterschappen stijgen, zij dit mogen doorberekenen aan hun afnemers.
Kunt u inzichtelijk maken welke soorten vervuiling in de nabije toekomst voor de meest ingrijpende en duurste extra zuiveringsstappen zorgen? En kunt u inzichtelijk maken welke beleidsopties (zuiveren afvalwater, zuiveren drinkwater, emissiebeperkingen, en dergelijke) leiden tot de laagste maatschappelijke kosten voor schoon en veilig (drink-)water en het behalen van de KRW-normen?
Dit is een veelomvattende vraag, waar helaas geen eenduidig antwoord op te geven is. Zoals eerder aangegeven worden er steeds nieuwe stoffen ontwikkeld met nieuwe eigenschappen. Hierdoor kan niet vooruit gelopen worden op stoffen die mogelijk tot verontreiniging van het oppervlaktewater en grondwater zullen gaan leiden. Daarmee kan ook niet op voorhand worden aangeven welke beleidsopties het meest voor de hand liggen om deze nieuwe stoffen aan te pakken.
Het bericht ‘Vliegbasis Gilze Rijen en 11 andere Defensieterreinen ernstig verontreinigd met giftig PFAS’ |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (VVD), Christophe van der Maat (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vliegbasis Gilze Rijen en elf andere Defensieterreinen ernstig vervuild met PFAS»?1
Ja, de mediaberichten van Pointer (KRO-NCRV) zijn bekend. De bodemmetingen waar in deze mediaberichten over wordt gesproken, zijn in opdracht van Defensie uitgevoerd.
PFAS is een verzamelnaam van duizenden verschillende stoffen die langdurig wereldwijd worden toegepast in veel verschillende producten. Daarmee is PFAS2 niet alleen een probleem van Defensie, maar is het een (inter)nationaal probleem. Door de brede toepassing komt PFAS ook op heel veel verschillende manieren terecht in onze leefomgeving. Bijvoorbeeld via huisstof, of via het spoelwater van de wasmachine, of als kleding een klein deel van de waterafstotende coating verliest.
Wat vindt u ervan dat uit bodemmetingen blijkt dat vliegbasis Gilze-Rijen ernstig vervuild is met PFOS?
We vinden het werken en leven in een gezonde, veilige en duurzame omgeving belangrijk. We hanteren een programmatische aanpak om nieuwe verontreinigingen te voorkomen. Hier wordt PFAS integraal bekeken vanuit de aspecten milieu, veiligheid en gezondheid van het personeel.
In de loop van de tijd zijn de grenswaarden voor PFOS fors aangescherpt op basis van voortschrijdende inzichten. In 2016 is het expertisecentrum PFAS opgericht en zijn de eerste onderzoeken van de bodem op de aanwezigheid van PFOS uitgevoerd. Er was toen nog geen norm beschikbaar waaraan de resultaten konden worden getoetst.
Hoe is het mogelijk dat vrijwel alle bodemmonsters op het terrein de norm voor ernstige bodemverontreiniging, tot wel 56 keer, overschrijden?
Op basis van een historisch vooronderzoek zijn er op de vliegbasis 9 deellocaties gedefinieerd waar de verwachting was dat er PFAS in de bodem zou kunnen worden aangetroffen. Dit bleek op 6 van de 9 deellocaties ook het geval. Al deze deellocaties zijn gerelateerd aan het gebruik van PFOS-houdend blusschuim in het verleden. De bodemonderzoeken die op basis van het historisch vooronderzoek zijn uitgevoerd hebben als doel om de mate, omvang en de risico’s van de PFAS-verontreiniging in beeld te brengen. Het ligt dan voor de hand dat in zo’n type bodemonderzoek juist de hogere waarden zijn aangetroffen.
Op Gilze-Rijen is in de grond op één plek maximaal 3.300 μg/kg aan PFOS gemeten. Dat is een overschrijding van 56 maal de huidige INEV-waarde. Hierbij wordt opgemerkt dat de bodemverontreiniging in de grond in kaart is gebracht. Deze plek is een uitzondering en heeft een kleine omvang.
Waarom is de informatie over de vervuiling op dit terrein, die al in 2013 bekend was bij Defensie, niet gedeeld met de Tweede Kamer? Wanneer was u van plan deze informatie te delen?
Zoals ook bij antwoord 3 vermeld, zijn de grenswaarden voor risico’s in de loop van de tijd fors aangescherpt. In augustus 2020 is voor deze verontreiniging een beschikking ernst en spoedeisendheid aangevraagd bij de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, die op 8 maart 2021 is ontvangen. Het bevoegd gezag is dus op de hoogte van de verontreiniging en de onderzoeken.
Defensie zal uw Kamer via de «Stand van Defensie» periodiek op de hoogte houden van de voortgang van het saneringsprogramma en de resultaten van eventuele vervolgonderzoeken naar PFAS-vervuiling op defensieterreinen.
Heeft u contact gehad met de gemeente Gilze Rijen over deze zorgwekkende cijfers en was u ook al in 2022 door toezichthouder ILT op de hoogte gebracht hiervan?
Defensie heeft al in 2020 de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en in 2021 de gemeente Gilze Rijen geïnformeerd. In oktober 2022 heeft Defensie een melding gedaan bij ILT over meerdere locaties van Defensie waar PFAS is aangetroffen.
Vindt u het ook zeer zorgwekkend dat alle defensieterreinen, verspreid over het hele land, zeer vervuild zijn met PFAS? Vinden er metingen plaats om de verontreiniging (bodem of water) verder in kaart te brengen?
Niet alle defensieterreinen zijn vervuild met PFAS. Daar waar dit wel het geval is, delen wij de mening dat dit aandacht behoeft. Daarom zijn we de programmatische PFAS-aanpak gestart. Het ziet er naar uit dat de verontreiniging met PFAS met name voorkomt op die defensieterreinen waar in het verleden activiteiten met PFOS-houdend blusschuim hebben plaatsgevonden. Voor de locaties waarvan verontreiniging bekend is, werkt Defensie in overleg met ILT en regionale partners een risicogestuurde aanpak uit. Metingen en bodemonderzoeken zijn hier een onderdeel van.
Een risicogestuurde aanpak houdt in dat de uitvoeringsmaatregelen van de sanering worden bepaald op basis van risico’s. Hiervoor worden eerst op basis van historisch gebruik de mogelijk verdachte locaties in beeld gebracht. Daarna wordt met nader onderzoek bepaald of er humane-, verspreidings-of ecologische risico’s aanwezig zijn waarvoor versnelde maatregelen noodzakelijk zijn. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de bedreiging van drinkwatervoorraden en de invloed op de kwaliteit van oppervlaktewater. Indien dergelijke risico’s aanwezig zijn, worden in overleg met het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk realistische maatregelen genomen. Indien dergelijke risico’s er niet zijn, worden eveneens in overleg met het bevoegd gezag op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld als er al bouwwerkzaamheden plaatsvinden, duurzame maatregelen genomen.
Wat zijn de consequenties van deze vervuiling voor omwonenden van deze defensieterreinen? Is er sprake van een risico voor de gezondheid van omwonenden of gebruikers van deze defensieterreinen? Worden er maatregelen genomen om omwonenden beter te beschermen?
Op basis van de aanwezige bodemverontreiniging op defensielocaties, het huidige terreingebruik en de huidige inzichten zijn geen gezondheidsrisico’s vastgesteld. Voor de algemene gezondheidsrisico’s van PFAS verwijzen we naar het RIVM (www.RIVM.nl/PFAS).
Hoe staat het met de vervuiling van het oppervlaktewater rondom de elf defensieterreinen, aangezien van de situatie in Leeuwarden bekend is dat het oppervlaktewater ernstig vervuild is met PFAS? Zijn er risico’s op verspreiding of uitspoeling?
Op basis van de inzichten die zijn opgedaan bij de vliegbasis in Leeuwarden worden bij de overige 11 defensieterreinen momenteel oppervlaktewatermonsters genomen. Over de resultaten gaat Defensie met het desbetreffende Waterschap in gesprek om vast te stellen of er risico’s zijn op verspreiding of uitspoeling en of maatregelen noodzakelijk zijn. Daarnaast hebben enkele waterschappen zelf al oppervlaktewaterbemonsteringen uitgevoerd.
De beschikbare kennis over verspreiding en uitspoeling via het oppervlaktewater is beperkt. Wel staat een aantal onderzoeken gepland door de waterschappen. Waterschap Aa en Maas gaat op korte termijn vervolgonderzoek doen naar de oppervlaktewater en waterbodem rond Vliegbasis Volkel en de Luitenant-generaal Bestkazerne, nadat enkele recente monsters hiertoe aanleiding gaven. Waterschap Brabantse Delta verricht een onderzoek rond Vliegbasis Woensdrecht en Gilze Rijen. Waterschap De Dommel verricht op korte termijn een onderzoek rond vliegbasis Eindhoven.
Vindt er communicatie plaats met gemeenten en omwonenden van de genoemde twaalf defensieterreinen over dit probleem? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De communicatie voor de defensieterreinen is per situatie verschillend.
Voor de vliegbasis Leeuwarden geldt dat via verschillende communicatiekanalen contact wordt gehouden met omwonenden en grondeigenaren over dit onderwerp. Omwonenden zijn op de hoogte gesteld met een bewonersbrief die gezamenlijk is verstuurd door Defensie, de Provincie Friesland, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Voorts houden de GGD, het Wetterskip en de gemeente Leeuwarden omwonenden en grondeigenaren regelmatig op de hoogte met gezamenlijke nieuwsupdates. Daarbij zijn verschillende fysieke bijeenkomsten georganiseerd met omwonenden, grondeigenaren en agrariërs. Tot slot besteden de gemeente Leeuwarden, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân samen met Defensie aandacht aan dit onderwerp op hun websites.
Voor de overige locaties zijn de gemeenten en omwonenden tot voor kort niet geïnformeerd omdat de aangetroffen bodemverontreinigingen met PFAS zich, volgens de huidige inzichten, vrijwel altijd op het defensieterrein bevinden en er geen sprake is van verspreiding buiten de erfgrenzen van Defensie. In juni 2024 heeft Defensie de betreffende gemeenten alsnog geïnformeerd omdat de vliegbasis Leeuwarden de bron bleek van de verontreiniging in de Jelsumer Feart. Hierdoor volgden onderzoeken bij andere defensielocaties en daarom is de omgeving geïnformeerd.
In die specifieke situatie waar de verontreiniging wel de erfgrens heeft overschreden zijn de betreffende eigenaren, bevoegde gezagen en stakeholders (drinkwaterbedrijf) direct geïnformeerd en wordt in gezamenlijkheid gekeken naar handelingsopties. Communicatie met de betrokkenen wordt daarin meegenomen.
Waarom wordt er rondom Chemours en rondom vliegbasis Leeuwarden afgeraden om in water te zwemmen of uit moestuinen te eten, maar bij de andere ernstig vervuilde PFAS-locaties niet?
In Nederland zijn er ruim 750 officieel aangewezen zwemwaterlocaties die door de waterbeheerder worden gemonitord op de waterkwaliteit. Het wordt afgeraden om te zwemmen op de locatie als het zwemwater van onvoldoende kwaliteit is. Het RIVM heeft recent een nieuwe advieswaarde voor PFAS in zwemwater bepaald, namelijk 280 ng/l3. Naar aanleiding van de nieuwe RIVM-advieswaarde hebben waterbeheerders hun zwemwaterlocaties laten controleren op PFAS. Op «Vind een zwemplek | Zwemwater.nl» wordt actief over de locaties, waterkwaliteit en omstandigheden van zwemlocaties geïnformeerd.
Rond Chemours gold een negatief zwemadvies voor de recreatieplas Merwelanden. Sinds 1 augustus 2024 is dit advies opgeheven en mag er in de recreatieplas weer worden gezwommen. Jelsumer Feart is geen officieel aangewezen zwemwaterlocatie. De GGD Friesland heeft uit voorzorg een negatief zwemadvies gegeven voor de Jelsumer Feart, omdat er ook op niet officiële zwemwaterlocaties mag worden gezwommen.
Het RIVM heeft in de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden onderzocht hoeveel PFAS mensen kunnen binnenkrijgen als ze zelf geteelde groenten en fruit eten van moestuinen in de omgeving van Chemours4. Op basis van dat onderzoek adviseert het RIVM om geen gewassen te eten uit moestuinen die op minder dan 1 kilometer ten noordoosten van het chemiebedrijf liggen. Het bevoegd gezag kan in samenspraak met de lokale GGD indien nodig adviseren om preventief niet uit de moestuinen eten. Zo heeft de GGD Friesland aangeraden om voor de omgeving van de Jelsumer Feart de moestuinen niet te besproeien met water uit de Jelsumer Feart.
Per wanneer is het handelingskader beschikbaar van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om deze terreinen te gaan saneren? Per wanneer wordt er gestart met saneren?
De eerste versie van het handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie is in 2019 gepubliceerd en daarna verschillende malen geactualiseerd.
Voor de invulling van de reeds geldende zorgplicht uit de Wet bodembescherming5 en de Omgevingswet, werkt het Ministerie van IenW aan een Handreiking zorgplicht bij bodemverontreiniging met PFAS. De handreiking geeft richting aan de bevoegde gezagen voor het treffen van herstelmaatregelen bij bodemverontreiniging met PFAS. De handreiking wordt in het najaar van 2024 verwacht.
Omdat er nog weinig kennis en ervaring beschikbaar is als het gaat om PFAS en saneringstechnieken, sluit Defensie aan bij (inter)nationale kennisnetwerken om de ontwikkelingen te volgen en kennis en ervaringen uit te wisselen met partners. Daarnaast heeft Defensie een kennisprogramma PFAS geïnitieerd. Dit programma is gekoppeld aan de sanering van de voormalige vliegbasis Soesterberg en bekijkt PFAS integraal vanuit de aspecten milieu, veiligheid en gezondheid van het personeel. Met het programma brengen we bovendien de kennis en innovatie op het gebied van stofeigenschappen van PFAS, saneringsmogelijkheden en de (financiële) gevolgen beter in kaart. Hiermee stimuleert Defensie de omwikkeling van kennis en innovatie voor PFAS-saneringen zowel voor Defensie als de rest van Nederland.
Dit kennisprogramma maakt deel uit van de sinds 2022 bestaande programmatische PFAS-aanpak van Defensie, gericht op inzicht vergaren en het voorkomen van blootstelling aan en verspreiding van PFAS. Hierin is onder meer aandacht voor de impact van de aankomende Europese PFAS-restrictie op Defensie, het risicogestuurd handelen en saneren. De Staatssecretaris van IenW heeft daarnaast recent de start van een breed kennis- en Innovatieprogramma PFAS in bodem en water aangekondigd (Kamerstukken 30 015 en 35 334, nr. 122).
Wanneer krijgt de Kamer een saneringsplan met bijbehorende kosten gepresenteerd? Hoe bent u van plan deze saneringen te gaan bekostigen? Kunt u per locatie een tijdlijn voor het saneren schetsen, zodat omwonenden weten waar zij aan toe zijn?
De plannen en tijdlijnen voor saneren aangeven is nu nog niet mogelijk omdat eerst in beeld wordt gebracht welke risico’s er eventueel zijn. Bwij het nader uitwerken van de plannen passen we dit in, in de Defensiebegroting. Voor de locaties waar geen directe risico’s zijn, kijkt Defensie uit naar de Handreiking zorgplicht bij bodemverontreiniging met PFAS van IenW. De handreiking wordt in het najaar van 2024 verwacht. Hierbij wordt opgemerkt dat het storten van PFAS-verontreinigde grond voorlopig nog problematisch is, omdat stortplaatsen bij voorkeur geen grote hoeveelheden of te sterk verontreinigde PFAS-verontreinigde grond innemen vanwege het risico op uitspoelen van PFAS in relatie tot de lozingseisen in hun vergunning.
Kan het RIVM een rol krijgen in de bredere PFOS-problematiek door nu ook rondom deze terreinen de gezondheidseffecten en -risico’s in kaart te brengen?
Het RIVM voert in opdracht van de Ministeries van IenW, VWS en LVVN het onderzoeksprogramma PFAS uit waarbij landelijk wordt gekeken naar de blootstellingsroutes aan PFAS. In dat programma wordt niet specifiek gekeken naar de emissies rond defensieterreinen.
Het is de rol van het betreffende lokale bevoegde gezag om te bepalen welk onderzoek nodig is voor de defensieterreinen waar in het verleden PFOS-houdend blusschuim is gebruikt.
Kunt u deze vragen ruim vóór het commissiedebat Leefomgeving op 11 september 2024 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Vervuiling Jelsumer Feart komt van vliegbasis Leeuwarden’ |
|
Geert Gabriëls (GL), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vervuiling Jelsumer Feart komt van vliegbasis Leeuwarden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat er een overschrijding van 13.000 keer de PFOS-norm uit de Kaderrichtlijn Water is aangetroffen in de hoofdwaterweg?
De mening dat het zeer zorgelijk is wordt gedeeld. De hogere overschrijding van 8800 nanogram per liter (ng/L) PFOS is geconstateerd in de hoofdwatergang op het terrein van de vliegbasis. Deze hoofdwatergang voert via een gemaal af op de Jelsumer Feart. Daar is maximaal 590 ng/L PFOS in het water gemeten. De norm vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor PFOS is 0,65 ng/L. Dit betekent dat de overschrijding in de Jelsumer Feart ruim 900 keer boven de KRW-norm voor PFOS uitkomt.
Hoe makkelijk verspreidt deze vervuiling zich naar de omgeving? Hoe zit het met de wateren waar de Jelsumer Feart op loost?
Omdat de Jelsumer Feart onderdeel is van het Friese boezemsysteem (stelsel van meren en kanalen), kan het water uit de Feart zich goed verspreiden. In het voorjaar van 2024 zijn daarom maatregelen getroffen om de concentraties PFOS in de omgeving te beheersen. Zo wordt er sindsdien geen water meer in de omliggende polders uit de Jelsumer Feart en directe zijtak Lytse Feart gelaten ten behoeve van peilbeheer. Daarbij voert het Wetterskip Fryslân schoner water aan in de richting van deze polders.2
Uit metingen blijkt dat de concentraties PFOS snel dalen zodra het water van de Jelsumer Feart zich mengt met het water uit de Dokkumer Ie.3 In de Dokkumer Ie is maximaal 13 ng/L PFOS aangetroffen. Dat is ruim 20 keer boven de KRW-norm.
Welke consequenties worden er verbonden aan de constatering dat de grote vervuiling in de Jelsumer Feart afkomstig is van de vliegbasis in Leeuwarden?
Na de officiële vaststelling dat de vervuilingsbron zich op de vliegbasis bevindt heeft het Wetterskip Fryslân de verontreiniging gemeld bij het Openbaar Ministerie. Het Wetterskip Fryslân heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van PFAS in de watergangen van de vliegbasis. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) had reeds vastgesteld dat er sprake is van een hoge mate van PFOS-verontreiniging ter plaatse van de locatie van de voormalige brandweer-oefenlocatie.
Het RVB heeft daarom opdracht gekregen om de grond op de voormalige oefenbrandweerplek en het baggerslib in de watergangen op de vliegbasis te saneren. De uitvoering hiervan wordt via een saneringsplan afgestemd met de bevoegde gezagen: Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), gemeente Leeuwarden, provincie Friesland en Wetterskip Fryslân. Voor de details over de uitvoering, zie het antwoord op vraag 9.
Hoe groot zijn de gezondheidsrisico’s voor omwonenden en grondeigenaren in de omgeving? En hoe worden zij daarvan op de hoogte gesteld?
Voor de algemene gezondheidsrisico’s van PFAS wordt verwezen naar de site van het RIVM (www.RIVM.nl/PFAS).
Via verschillende communicatiekanalen wordt contact gehouden met omwonenden en grondeigenaren over dit onderwerp. Omwonenden zijn op de hoogte gesteld met een bewonersbrief die gezamenlijk is verstuurd door Defensie, de Provincie Friesland, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Voorts houden de GGD, het Wetterskip en de gemeente Leeuwarden omwonenden en grondeigenaren regelmatig op de hoogte met gezamenlijke nieuwsupdates. Daarbij hebben ook verschillende fysieke bijeenkomsten plaatsgevonden met omwonenden, grondeigenaren en agrariërs. Tot slot besteden de gemeente Leeuwarden, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân aandacht aan dit onderwerp op hun websites.4
Wordt er onderzocht in hoeverre er nog steeds vervuiling plaatsvindt door PFAS-houdende stoffen vanaf de vliegbasis of dat het alleen gaat om historische vervuiling?
Ja. Het Ministerie van Defensie voert een bronnenonderzoek uit naar de huidige bijdrage aan de emissie van PFOS en andere PFAS naar de omgeving ten gevolge van activiteiten en gebruik van producten. Daarnaast wordt er in beeld gebracht wat de aanwezige bodemverontreiniging is ten gevolge van het historisch gebruik van PFOS-houdend blusschuim en hoe deze verontreiniging kan worden gesaneerd.
Houdt de vliegbasis zich aan het verbod op PFOS-houdend blusschuim dat sinds 2011 van kracht is?
Sinds 2006 mag volgens Europese richtlijnen niet meer worden gewerkt met PFOS houdend blusschuim. De vliegbasis houdt zich aan dit verbod.
Wat zijn de vervolgstappen nu Wetterskip Fryslân deze vervuiling gemeld heeft aan het Openbaar Ministerie?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen wat de vervolgstappen zijn op deze melding.
Per wanneer verwacht Defensie het saneringsplan af te hebben en uit te kunnen voeren?
Het RVB is bezig met het opstellen van het saneringsplan voor het ontgraven van de bodemverontreiniging bij het voormalig brandweeroefenterrein. Dit is de plek die zich het dichtst bij de watergang bevindt waar de hoogste gehalten in het oppervlaktewater zijn gemeten. Ook het lozen van verontreinigd grondwater tijdens de ontgraving dient te worden onderzocht. Dit leidt tot een saneringsplan dat vervolgens door de bevoegde gezagen (ILT, gemeente Leeuwarden en Wetterskip Fryslân) moet worden goedgekeurd. Vervolgens kan de bodemsanering worden aanbesteed. De planning is dat de aanbesteding in het derde kwartaal van 2024 plaats vindt. De intentie is om voor het eind van het jaar te saneren. Of dit lukt, hangt af van de aanbesteding en de weersomstandigheden (bij regenachtige omstandigheden is saneren beperkt mogelijk).
Hoe zit het met de vervuiling bij andere vliegvelden of defensielocaties waar met dit schuim is gewerkt? Wordt hier onderzoek naar gedaan?
Ja, het Ministerie van Defensie heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van bodemverontreinigingen op defensielocaties. Dit is tot nu toe altijd te relateren aan het gebruik van PFOS-houdend blusschuim. Op basis van de ervaring op de vliegbasis Leeuwarden wordt ook op andere locaties onderzoek verricht naar de aanwezigheid van PFAS in het oppervlaktewater. De resultaten van het momenteel lopende bronnenonderzoek op Leeuwarden kunnen ook leiden tot vergelijkbare vervolgonderzoeken op andere defensielocaties. Dit past binnen de programmatische aanpak voor PFAS die Defensie sinds 2022 uitvoert. Binnen dit programma wordt PFAS integraal bekeken: milieu (saneringsplannen), veiligheid en gezondheid van het personeel. Daarnaast heeft Defensie het initiatief genomen voor het opzetten en financieren van een kennisprogramma PFAS gekoppeld aan de sanering van de voormalige vliegbasis Soesterberg.
De plannen van de Waalse overheid om mijnbouw te vergunnen, vlak over de grens bij Vaals |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van de Waalse overheid om mijnbouw te vergunnen, vlak over de grens bij Vaals?
Op dit moment is er geen sprake van een concrete vergunningaanvraag voor mijnbouw vlak over de grens bij Vaals.
In 2018 heeft het bedrijf WalZinc wel een aanvraag voor een exploitatie-vergunning ingediend voor heropening van een oude zinkmijn dicht bij de Nederlandse grens. Deze aanvraag is door Wallonië toen niet-ontvankelijk verklaard.
Gezien de ontwikkelingen heeft Nederland destijds (in 2019) een brief gestuurd aan Wallonië om aan te geven dat Nederland als belanghebbende partij betrokken wil worden in eventuele besluitvorming rond een exploitatievergunning of heropening van deze mijn, conform het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (het Verdrag van Espoo).
Wallonië heeft in antwoord hierop aangegeven dat bij een nieuwe aanvraag voor exploitatie, conform de geldende Waalse regelgeving, het Verdrag van Espoo gerespecteerd zal worden.
Bent u of de provincie actief geïnformeerd of anderszins betrokken geweest bij dit voornemen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze zinkmijn voor de grondwaterstanden en waterkwaliteit in Nederland, indien deze mijn actief wordt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 is er geen sprake van een concrete aanvraag voor een exploitatievergunning. Gevolgen voor de grondwaterstanden en waterkwaliteit zijn daarom niet aan te geven. Mogelijke effecten van mijnbouwactiviteiten net over de grens zijn echter niet op voorhand uit te sluiten.
Is hier een milieueffectrapportage over beschikbaar?
Er is geen sprake van een aanvraag voor exploitatievergunning. Er is dan ook geen milieueffectrapportage beschikbaar. Voor concrete mijnbouwprojecten met mogelijk belangrijke nadelige grensoverschrijdende effecten zal op grond van het Verdrag van Espoo een grensoverschrijdende milieueffectrapportage moeten worden gemaakt.
Wat zijn de mogelijkheden voor Nederlandse overheden of burgers om in te spreken, bezwaar te maken of anderszins hun belangen te laten gelden?
Het proces van een grensoverschrijdende milieueffectrapportage voorziet in inspraak, ook door Nederland en inwoners van Nederland. Daarnaast is ook op een concrete vergunningaanvraag en het besluit van het bevoegd gezag daarop inspraak mogelijk.
Afstemming voor de beantwoording van vragen met betrekking tot granuliet |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven met wie er afstemming zou moeten plaatsvinden, alvorens u de schriftelijke vragen met betrekking tot granuliet kunt beantwoorden?1
Voor het beantwoorden van de vragen waar u naar verwijst, heeft afstemming plaatsgevonden met diverse dienstonderdelen binnen het ministerie die bij dit dossier betrokken zijn of expertise hebben op de onderwerpen waar u naar vraagt.
Kunt u aangeven waarom de lopende civiele rechtszaken om extra afstemming vragen, als de Staat geen partij is in deze rechtszaken?
Lopende rechtszaken hebben geen invloed op de beantwoording van uw vragen over granuliet en granietzand van 28 maart 2024 en leiden niet tot extra afstemming.
Kunt u aangeven of en, zo ja, waarom de uitkomst van die lopende rechtszaken van invloed zouden moeten of mogen zijn, op de beantwoording van vragen die uitsluitend betrekking hebben op de classificatie van granietzand en granuliet door het ministerie en de beantwoording van eerdere Kamervragen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bij elk van de gestelde (1 t/m 5)vragen apart aangeven waarom deze nu niet beantwoord kan worden en als dat wel kan, deze alsnog inhoudelijk beantwoorden?
De beantwoording van uw vragen van 28 maart 2024 over granuliet en granietzand zal ik u zo spoedig als zorgvuldig mogelijk doen toekomen.
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Deze vragen worden zo spoedig mogelijk beantwoord.
Asfaltcentrales |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de vele nieuwsberichten in het hele land waarin zorgen over asfaltcentrales geuit worden?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Heeft u contact met omwonenden van asfaltcentrales door het hele land die zich zorgen maken over hun gezondheid? Raadpleegt u onder andere Bewonersinformatieplatform Asfalt Stinkt Landelijk? Zo ja, wat neemt u mee uit deze gesprekken?
Het ministerie heeft contact met het Landelijk Platform Asfalt Stinkt. In een gesprek zijn de zorgen die omwonenden hebben aan de orde geweest. Ik vind het belangrijk dat deze gesprekken worden gevoerd, en waardeer het dat omwonenden de tijd nemen om hierover in gesprek te gaan. Het bevestigt voor mij dat de dialoog tussen overheid, bedrijven en omwonenden aandacht verdient. De acties zoals uitgezet in de Actieagenda Industrie en Omwonenden2 dragen daar aan bij.
Op welke wijze worden omwonenden actief betrokken bij beleid rondom asfaltcentrales? Hoe wordt inspraak georganiseerd? Worden omwonenden bijvoorbeeld actief gewezen op internetconsultaties over regelgeving omtrent asfaltcentrales? Worden zij betrokken bij de totstandkoming van adviesdocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT)?
Vergunningverlening, toezicht en handhaving rondom asfaltcentrales is aan het lokaal bevoegd gezag. Lokaal bevoegd gezag organiseert hierbij inspraak naar eigen inzicht. Ik ben als Staatssecretaris verantwoordelijk voor wet- en regelgeving met betrekking tot asfaltcentrales. Met betrekking tot de wetswijziging die nu voorligt, is er, zoals gebruikelijk, ook kans geweest voor een ieder om daarop te reageren via de openbare internetconsultatie. In contacten met omwonenden over de asfaltcentrales is daar ook op gewezen.
Informatiedocumenten over best beschikbare technieken (BBT) zijn documenten waar een vergunningverlener onder andere rekening mee moet houden bij het beoordelen van een vergunningaanvraag en het opstellen van een vergunning voor een milieubelastende activiteit. Bij het opstellen van deze informatiedocumenten worden omwonenden niet betrokken, het zijn documenten met technische informatie en gaan niet over een specifieke bedrijfssituatie. Deze informatiedocumenten gaan over veiligheid, water en bodem. In Europese context worden informatiedocumenten opgesteld in het kader van BBT. Daarover staat in de richtlijn Industriële Emissies dat de Commissie uitwisseling van informatie organiseert tussen de lidstaten, betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming.
In het geval van asfaltcentrales zijn er geen BBT-maatregelen die in wet- of regelgeving zijn vastgelegd. Dit komt omdat asfaltfabrieken geen bedrijven zijn in het kader van het besluit risico zware ongevallen (BRZO) en dat er voor asfaltfabrieken ook geen Europees afgesproken documenten zijn over de best beschikbare technieken om emissies te reduceren (Best Beschikbare Technieken (BBT) – referentiedocument (BREF)).
Omgevingsdienst NL heeft wel een adviesrapport opgesteld over de aanpak van de uitstoot van asfaltcentrales. BBT is een klein onderdeel van dat rapport. Dit adviesdocument wordt in 2024 herzien vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarbij wordt het BBT ook meegenomen.
Het is vervolgens aan lokaal bevoegd gezag om te bepalen hoe dit adviesrapport wordt meegenomen in de taken met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Bent u zich er bewust van dat omgevingsdiensten verschillende eisen stellen aan hoe vaak asfaltcentrales emissiegegevens moeten aanleveren? Deelt u de mening dat er alleen adequaat kan worden gehandhaafd als emissies frequent worden gemeten? Zo nee, waarom niet?
In de voorliggende wetswijziging wordt een minimaal meetregime voorgesteld voor de stoffen PAK’s en benzeen die vrijkomen bij asfaltproductie. Het voorstel beschrijft dat voor elke asfaltcentrale het verplicht wordt in elk geval één keer per jaar PAK’s en benzeen te meten en daarover te rapporteren. Dit geeft duidelijkheid aan bedrijven, overheden en omwonenden. Het bevoegd gezag kan daarvan afwijken, door meer metingen te verplichten of zelf metingen uit te voeren. Hoe lokaal bevoegd gezag hun toezicht op de asfaltcentrales vorm geeft binnen de geldende kaders, is aan het lokaal bevoegd gezag.
Deelt u de mening dat met continue metingen, bijvoorbeeld middels infrafrood- of «Photo Ionisatie Detector (PID)»-technieken, het inzicht in de emissies van asfaltcentrales kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid continumeting verplicht te stellen?
Bij het voorschrijven van het meetregime in de regelgeving wordt per component zorgvuldig afgewogen welk meetregime voldoende controlemogelijkheden biedt. De zwaarte van het meetregime is afhankelijk van de schadelijkheid van de component en hoeveelheid emissie van de component die vrijkomt. Het continue meten is het zwaarste meetregime waarbij aan de norm NEN-EN14181 voldaan moet worden. Deze norm schrijft een uitgebreide kwaliteitsborging voor op vier verschillende niveaus. Dat maakt continue meting heel erg duur. Als er twijfels zijn over het continu voldoen aan de emissiegrenswaarde, kan het bevoegd gezag via maatwerk aanvullende eisen stellen. In dat geval kan bijvoorbeeld worden gekozen om naast de periodieke metingen een indicatieve continue infrarood- of «Photo Ionisatie Detector (PID)»-techniek te installeren.
Bent u bekend met het bericht «Doorbraak over omstreden Deventer Asfaltcentrale, grotere én schonere centrale stap dichterbij»?2
Ja, daarmee ben ik bekend.
Denkt u dat de net afgesloten intentieovereenkomst wel gaat leiden tot nieuwbouw, in tegenstelling tot de vorige intentieovereenkomst met de asfaltfabriek?
Deze vragen gaan specifiek over de situatie in de gemeente Deventer. De gemeente is daar het bevoegd gezag. Ik doe daar derhalve geen uitspraken over.
Welke vervolgstappen bent u van plan te zetten in het geval dat deze overeenkomst niet leidt tot nieuwbouw?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel extra energie kost het wanneer er asfalt wordt geproduceerd bij regen waardoor de grondstof nat is, omdat er een dak boven ontbreekt?
Op basis van een verkennende studie uitgevoerd voor het transitiepad Duurzame Wegverharding wordt geschat dat een kwart van het energiegebruik van een asfaltcentrale nodig is om grondstoffen te drogen. Het effect van overkapping van materialen op het energiegebruik is niet exact bekend maar de verwachting is dat overkapping een aanzienlijke verlaging van het energiegebruik tot gevolg heeft.
Hoeveel asfaltfabrieken hebben op dit moment geen dak boven hun grondstoffen, en in welke mate verwaaien de grondstoffen ter plekke? Bent u bereid direct aan te dringen op een overkapping van grondstoffen?
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, is de verwachting dat overkapping een aanzienlijke verlaging van het energieverbruik tot gevolg heeft. Ik moedig het gebruik daarvan daarom daarvan. Er zijn echter ook haken en ogen aan het verplichten van een overkapping. Nadeel is de extra kostprijs voor de loods, die groot genoeg moet zijn om toe te laten dat de vrachtwagens die de granulaten aanvoeren hun laadbak kunnen oprichten om te lossen ofwel geschikt moeten zijn voor het lossen van materialen vanuit binnenvaartschepen. Ook moet er voldoende ruimte zijn op het terrein voor de overdekte opslag. Het gebruik van zeil of ander doek om hopen granulaten af te dekken, vraagt veel arbeid als die dagelijks een of meerdere keren moeten worden aangebracht of worden verwijderd, wat economisch nadelig kan uitvallen.
Met het ingaan van de Omgevingswet is bepaald dat stoffen in de stuifklasse S4 (waar bepaalde grondstoffen voor asfaltcentrales onder vallen) ook in een gesloten ruimte moeten worden opgeslagen en verwerkt. Dat is de hoofdlijn. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien de kosten voor een gesloten ruimte niet in verhouding staan en stofemissies ook met bevochtigen gereduceerd kunnen worden. Dan kan een bevoegd gezag maatwerk verlenen.
Er geldt een overgangsrecht van twee jaar, dus het bevoegd gezag heeft twee jaar de tijd om te beoordelen of er maatwerk verleend wordt en buitenopslag/buiten werken toegestaan wordt waarbij andere stofreducerende maatregelen genomen worden.
Speelt energieverbruik en uitstoot van giftige stoffen een rol in de aanbestedingen die uw ministerie uitschrijft ten behoeve van de aanleg van rijkswegen? Zo nee, bent u met mij van mening dat dat zo snel mogelijk moet worden ingevoerd?
Energiegebruik en uitstoot van giftige stoffen worden meegenomen in de MilieuKostenIndicator (MKI) die meeweegt in de gunning van onderhoudsprojecten op rijkswegen. Energiegebruik komt veelal tot uitdrukking in het milieueffect klimaatverandering, uitstoot giftige stoffen leidt tot een score op toxiciteit (humaan, zoetwater, zout water en bodem). Weging van deze en andere milieueffecten die met een levenscyclusanalyse berekend worden, leidt tot een waarde van de MKI.
Hoe beoordeelt u de resultaten van de afspraken in het kader van het Emissions Trading System (ETS) met de asfaltfabrieken?3
Omdat asfaltfabrieken onder het ETS vallen, zijn ze verplicht om hun broeikasgasemissies te monitoren en hiervoor jaarlijks voldoende emissierechten in te leveren. Het beschikbare aantal emissierechten in het ETS neemt jaarlijks af waarmee ook de broeikasgasemissies dalen en de klimaatdoelen kunnen worden behaald. In 2023 is de Nederlandse broeikasgasuitstoot onder het ETS in totaal met 13% gedaald. Dit getal is een gemiddelde van alle ETS bedrijven, dus naast asfaltfabrieken ook overige industrie en elektriciteitscentrales.
Bent u bereid tijdens de grote opdracht A1 tussen Apeldoorn en Twello, waarvoor de fabriek in Deventer het asfalt gaat leveren, extra toezicht te houden op het productieproces?
Toezicht op de asfaltcentrales is belegd bij bevoegd gezag, in dit geval de gemeente.
Het project Maascleanup |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het project Maascleanup waarbij honderden vrijwilligers regelmatig de handen uit de mouwen steken om zwerfafval te verzamelen in de uiterwaarden van de maas?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat er soms ad-hoc-afspraken bestaan tussen de vrijwilligers van Maascleanup en vergelijkbare groepen met de lokale gemeenten of grondeigenaar voor het afvoeren van verzameld zwerfvuil, maar dat er geen landelijke richtlijn, wettelijke regeling of modelafspraak voor bestaat?
Ik ben op de hoogte van het bestaan van ad-hoc-afspraken. Voor het afvoeren van verzameld zwerfafval kan ook gebruik gemaakt worden van de Zwerfafvalophaalregeling1 (ZOR). Dat is een landelijke regeling waarbij Rijkswaterstaat onder voorwaarden door derden langs oevers ingezameld zwerfafval kosteloos ophaalt.
Bent u ermee bekend dat ook Rijkswaterstaat in het verleden weigerde om verzameld vuilnis af te voeren en dat dit ertoe leidde dat een en ander bij een volgend hoogwater alsnog weer in de Maas terecht kwam? Vindt u het terecht dat Rijkswaterstaat als beherende instantie zich onttrekt aan dit aspect van het beheer van haar gronden?
Zwerfafval dat ingezameld wordt door derden kan Rijkswaterstaat op basis van de ZOR op verzoek ophalen. Omdat percelen niet altijd vrij toegankelijk zijn voor voertuigen en niet zonder toestemming betreden kunnen worden, is de voorwaarde wel dat het ingezamelde zwerfafval aan de openbare weg wordt geplaatst.
De situatie waaraan waarschijnlijk wordt gerefereerd betreft een incident dat zich in 2023 heeft voorgedaan in de Grensmaas. Het ingezamelde zwerfafval is door vrijwilligers volgens afspraak achtergelaten op het perceel van een andere gebiedsbeheerder. Deze gebiedsbeheerder zou het zwerfafval naar de openbare weg verplaatsen waar Rijkswaterstaat het op kon halen. Omdat het afval niet naar de openbare weg was verplaatst en het perceel van de andere gebiedsbeheerder niet zonder toestemming betreden kon worden, is de door Rijkswaterstaat ingeschakelde aannemer uiteindelijk onverrichter zaken vertrokken.
Wat zou volgens u de rol in deze kwestie moeten zijn van Rijkswaterstaat, of van andere (semi-)overheden zoals Staatsbosbeheer, gemeenten en provincies? Bent u bereid hier initiatieven toe te nemen?
Het is van belang dat de verschillende gebiedsbeheerders de verantwoordelijkheid nemen die zij hebben op het gebied van zwerfafval. Daarnaast is het van belang dat zij goed met elkaar communiceren wanneer werkzaamheden areaal overstijgend zijn. Aangezien de situatie aan de Grensmaas een incident betreft, zie ik op dit moment geen noodzaak om aanvullende initiatieven te nemen.
Granuliet |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat voor toestemmingverlening en handhaving de actuele classificatie van granuliet is gebaseerd op de keuzes die gemaakt zijn rond de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kroger c.s. van maart 20201 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van oktober 2021?2
Granuliet voldoet aan de definitie van «grond» zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit, dat in 2008 inwerking is getreden. Zowel de toestemmingverlening als de beslissingen naar aanleiding van handhavingsverzoeken zijn op die definitie gebaseerd.
Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2021 geoordeeld dat granuliet kan worden beschouwd als grond in de zin van het Besluit bodemkwaliteit.
Kunt u bevestigen dat beide rusten op de veronderstelling dat «granuliet» sinds 2009 als grond is gekwalificeerd?
De actuele classificatie van granuliet is gebaseerd op de definitie van grond zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is in 2008 in werking getreden.
Kunt u bevestigen dat de werkgroep Kwalibo, die is geciteerd in de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen, zich in 2009 wel erover heeft uitgesproken dat granietzand als grond kan worden beschouwd en op basis van beoordelingsrichtlijn (BRL) 9321 voor industriezand kan worden gecertificeerd, maar dit niet heeft gedaan voor granuliet?
Binnen het Kwalibo stelsel zijn het de certificerende instellingen die productcertificaten afgeven. Voor granuliet is de certificerende instelling – SGS INTRON Certificatie B.V. – geaccrediteerd om een productcertificaat af te geven voor granuliet. Deze heeft op basis van BRL 9321 geconcludeerd dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond uit het Besluit bodemkwaliteit.
Kunt u bevestigen dat de classificatie «granuliet = granietzand» uitsluitend een ambtelijke of politieke interpretatie is en geen wetenschappelijke en dat er ondanks dezelfde geologische oorsprong grote verschillen zijn tussen granietzand en granuliet, onder andere doordat granietzand wordt geproduceerd zonder toevoeging van polyacrylamide en granuliet met toevoeging van polyacrylamide?
In de beantwoording van de Kamervragen op 31 maart 20203 en in andere brieven aan uw Kamer in datzelfde jaar4 is aangegeven dat granietzand fracties van verschillende grootte omvat en dat de fijnste fractie (kleiner dan 63 µm) wordt gebruikt voor de productie van granuliet. De benodigde scheiding van water vindt plaats met een flocculant (polyacrylamide). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2021 bevestigd dat de aanwezigheid van polyacrylamide geen reden is om granuliet anders te classificeren dan grond.
Waarom is er in 2020 voor gekozen om de Kamer te doen geloven dat granietzand en granuliet hetzelfde zijn?
Zoals in het antwoord bij vraag 4 vermeld, is steeds aangegeven dat granietzand fracties van verschillende grootte omvat en dat de fijnste fractie (kleiner dan 63 µm) wordt gebruikt voor de productie van granuliet.
Kunt u deze vragen voor 11 april 2024 beantwoorden?
De beantwoording van de vragen dient zorgvuldig te gebeuren en heeft enige tijd gekost.
Tata Steel en de HUMAN documentaire STAAL |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Joris Thijssen (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u de HUMAN-documentaire STAAL, bestaande uit vier afleveringen, gezien?1 Wat is uw reactie hierop?
Ik beschik niet over een NPO Plus account en heb daarom nog niet de volledige serie bekeken. Het materiaal dat ik tot nu toe heb gezien geeft een goede inkijk in de verschillende perspectieven in de IJmond.
Wat wilt u zeggen tegen de omwonenden van Tata Steel die, zoals ook naar voren komt in de documentaire, grote hinder en negatieve gezondheidseffecten ervaren van de fabriek en hun leven op allerlei wijzen moeten aanpassen aan de fabriek?
Bewoners in het IJmondgebied maken zich terecht zorgen over hun gezondheid en die van hun kinderen. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren2. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op het fragment waarin een Tata Steel-medewerker, wanneer hij een afsluiter van een installatie opendraait, tegen een collega zegt dat hierbij rotzooi vrijkomt, maar dat het goed is als het maar niet op de camera’s van Frisse Wind staat en dat ze de installatie daarom ’s avonds in het donker starten?2
Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet. Dat maakt het lastig om goed te kunnen reflecteren. In algemene zin geldt dat uit de wetgeving volgt dat de toezichthouder, in dit geval de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, onverwijld over ongewone voorvallen moet worden geïnformeerd.
Tata Steel heeft mij laten weten dat het in dit geval ging om normale onderhoudswerkzaamheden die conform de geldende eisen gemeld zijn aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied handelt deze informatie af conform de in het toezicht gebruikelijke werkwijze. Daarbij wordt beoordeeld wat hier precies gebeurd is en of het bedrijf regels heeft overtreden.
Klopt het dat Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, omdat gifwolken die hierbij vrijkomen dan minder goed te zien zijn op beeld? Zo nee, hoe zit dit dan en waarom wordt die indruk dan gewekt? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Dat kan ik niet beoordelen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ziet erop toe dat onderhoud conform de daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd en dat de daarbij behorende meldingen worden gedaan.
Bent u het ermee eens dat, als Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, zodat het minder goed te zien is op beeld, dit bevestigt dat Tata Steel handhaving probeert te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Wat vindt u van het feit dat omwonenden van Tata Steel zelf camera’s en een infraroodcamera moeten opstellen, om te borgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata goed wordt geregistreerd en erop kan worden gehandhaafd door de omgevingsdienst?
Het uitgangspunt van het milieurecht is overigens dat een grote onderneming als Tata Steel zélf door middel van metingen en monitoring de uitstoot van haar installaties in de gaten houdt. Daartoe huurt het bedrijf geaccrediteerde meetbedrijven in. De metingen die bewoners doen, kunnen een interessante aanvulling zijn op de zaken die het bedrijf en de verschillende overheden zelf al uitvoeren.
Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het indien nodig uitvoeren van controlemetingen daarop is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Ook is recent een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet.
Kunt u bevestigen dat de door omwonenden geïnstalleerde infraroodcamera meer en actuelere inzichten biedt in de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel? Zo nee, op welke wijze heeft de omgevingsdienst zelf (los van input van Tata Steel zelf) inzicht in de dagelijkse uitstoot van die stoffen door Tata Steel?
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Mijn ministerie zal, samen met het RIVM en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, contact leggen met de omwonenden om meer te weten te komen over de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie.
Bent u het ermee eens dat dit soort techniek actief moet worden ingezet door de omgevingsdiensten en dat burgers hiermee niet belast zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik op dit moment niet zeggen, omdat de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie mij nog niet duidelijk is.
Gaat u in gesprek met omgevingsdiensten om ze aan te sporen en waar nodig te faciliteren om bij grote vervuilers meer gebruik te maken van technologie zoals camera’s en eigen meetapparatuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ik vind in algemene zin dat de overheid voortdurend moet streven naar een effectief en sterk stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zet ik daarom in op onder andere effectieve handhaving door het delen van de juiste informatie. In de actieagenda Industrie en Omwonenden4 wordt in het onderdeel «meten en weten» ook nader onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van dit soort metingen.
Hoe kan het dat er nog maar zes verbeuringen zijn uitgedeeld in de derde last onder dwangsom voor rauwe kooks, terwijl op de camera’s van Frisse Wind al vele malen het soort zwarte wolken te zien zijn waarvan de omgevingsdienst in de documentaire STAAL zegt dat het rauwe kooks zijn?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst heeft op haar website een uitgebreide uitleg geplaatst over het beoordelen van camerabeelden en rauwe kooks5. Daaruit blijkt overigens dat er diverse zaken in onderzoek zijn.
Kent u het gezondheidsultimatum van omwonenden van Tata Steel en milieuorganisaties?3 Wat is uw reactie hierop, punt voor punt?
Ja, dat is mij bekend. Hierin roepen omwonenden en milieuorganisaties op tot een snelle sluiting van de ziekmakende fabrieksonderdelen en een voortvarende verduurzaming van de fabriek. Het voorstel van de omwonenden vertoont grote overeenkomsten met het door Hans Wijers en Frans Blom geanalyseerde scenario «alleen elektrische boogovens.7» Zij geven aan dat een keuze voor de productieroute met alleen elektrische hoogovens logisch is als de Staat de grote investering van publieke middelen in een economisch kwetsbaar bedrijfsmodel op vindt wegen tegen de reductie van de lokale hinder en het behoud van een deel van de lokale werkgelegenheid, en als de Staat het vertrouwen heeft dat Tata Steel Nederland concurrerend kan zijn in de markt voor laagwaardig staal. Zij beoordelen de economische levensvatbaarheid van dit scenario als slecht.
In de recente brief heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor een ander scenario, namelijk het «voorstel van TSN met versnelde overlastreductie»8.
Vindt u het acceptabel dat Tata Steel nog tot zeker 2040 wil doorgaan met het uitstoten van grote hoeveelheden ziekmakende stoffen, ten koste van de gezondheid van mens en milieu? Zo nee, welke maatregelen gaat u hier dan tegen nemen?
Nee, dat vind ik niet acceptabel. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil daarom op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren9. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op de eis van deze omwonenden- en milieuorganisaties, namelijk dat Tata Steel de kooksfabriek 2 uiterlijk in 2025 moet sluiten? Wanneer gaat u hier gehoor aan geven?
Zoals in het antwoord op vraag 12 is aangegeven, onderzoekt het kabinet of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren. Een definitief besluit hierover wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming genomen. Onderdeel van deze optie is een versnelde reductie van de impact op de gezondheid door het sneller realiseren van overkappingen en het eerder sluiten van Kooks- en Gasfabriek 2. In de onderhandelingen met het bedrijf zal moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om de gewenste versnelling ook daadwerkelijk te bereiken. Daarbij spelen zaken als technische haalbaarheid, mogelijkheden voor versnelling van vergunningverlening en financiële haalbaarheid een rol.
Erkent u dat het stellen van bovenstaande eisen zoals ook verwoord in het gezondheidsultimatum aan Tata Steel ook helpt om de klimaat- en stikstofdoelen te halen, gezien het bedrijf de grootste CO2- en stikstofuitstoter is van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende scenario’s waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaat- en stikstofdoelen. Hiervoor verwijs ik u naar het rapport van Hans Wijers en Frans Blom10.
Hoe gaat u de maatwerkafspraken die met Tata Steel worden gemaakt ook afdwingbaar maken, zodat er bijvoorbeeld sancties kunnen worden opgelegd als Tata de doelen niet haalt en de afspraken niet naleeft, ook met betrekking tot gezondheid?
Het kabinet zal, in lijn met het advies van de Expertgroep gezondheid IJmond11, inzetten op het opnemen in een eventuele maatwerkafspraak van een paragraaf over gezondheid, met duidelijk omschreven doelen wat betreft effecten op de gezondheid. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Zoals ik uw Kamer in juli 202312 heb gemeld, worden deze afspraken vastgelegd in juridisch bindende maatwerkafspraken, waar voorwaarden aan worden verbonden. Op dit moment wordt onderzocht hoe (het afdwingen van) een dergelijke afspraak het beste kan worden vormgeven.
Wat is uw reactie op het toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst, uitgesplitst per stap, namelijk: Tata Steel halffabricaten laten inkopen, de oude hoogovens uiterlijk in 2030 vervangen door elektrische ovens en de productie vanaf 2030 verlagen van 7 miljoen naar 4 miljoen ton staal?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 11.
Neemt u dit toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst mee bij het uitvoeren van de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?4 Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport van Hans Wijers en Frans Blom14 heeft dit onafhankelijk en transparant in beeld gebracht.
Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Esch c.s. met een MKBA van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder ook expliciet een scenario van recycling en het afschalen van de fabriek?
De Kamer heeft deze informatie recent ontvangen in de vorm van het rapport van Hans Wijers en Frans Blom15. Hiermee is deze motie afgedaan.
Aangezien eerder al is gebleken dat de data van Tata over de schadelijke stoffen die zij uitstoten geen betrouwbaar, compleet en actueel beeld geeft van de daadwerkelijk uitgestoten stoffen, bent u bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata Steel, bijvoorbeeld met meer inzet van slimme technologie en uitbreiding van meetpunten waardoor continu kan worden gemeten, actuele gegevens over schadelijke stoffen worden vergaard en handhavers en burgers zo voorzien worden van betrouwbare informatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 9 januari 202416 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de provincie Noord-Holland vorig jaar al aanvullend budget gegeven aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het uit laten voeren van additionele emissiemetingen bij Tata Steel. De Omgevingsdienst voert aanvullende emissiemetingen uit bij onder andere de Kooksfabrieken van Tata Steel. Dit vanwege de behoefte vanuit verschillende partijen om de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van metingen door het geaccrediteerde meetbureau van Tata Steel en door andere geaccrediteerde meetbureaus in opdracht van Tata Steel. Daarnaast is het doel onder meer om niet-genormeerde emissies in kaart te brengen. Na uitvoering van de metingen zal worden geëvalueerd of vervolg of aanpassing in deze meetstrategie nodig is. Daarnaast houdt de Omgevingsdienst sinds februari 2023 cameratoezicht op Kooksfabriek 2. Sinds eind december is ook een tweede camera operationeel met zicht op Kooksfabriek 117.
Indien u niet wilt zorgen voor meer onafhankelijke metingen bij Tata Steel, hoe denkt u dan het vertrouwen van omwonenden van Tata te herstellen, aangezien omwonenden geen vertrouwen hebben in de data van Tata en de overheid al jaren oproepen om te investeren in onafhankelijk, continu en fijnmazig meten?
Zie het antwoord op vraag 19.
Wat is uw reactie erop dat een kritische Tata Steel-medewerker, die te zien is in de documentaire STAAL, plotseling wordt ontslagen en één dag nadat de trailer van de documentaireserie te zien is, plotseling weer wordt aangenomen?5
Dit is een kwestie tussen de betreffende werknemer en Tata Steel als werkgever. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden van dit geval niet.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken er erg op wijst dat Tata Steel een kritische werknemer de mond wil snoeren? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie het antwoord op vraag 21.
Wat is uw reactie erop dat deze kritische Tata Steel-medewerker signaleert dat er achterstallig onderhoud is bij installaties, dat er te weinig mensen zijn voor het vele werk en dat enkele mensen veel te veel overuren maken?
Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Dat geldt ook voor de medewerkers van Tata Steel. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd en dat de werkgever de werknemers beschermt, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Hoewel ik de beweringen van deze kritische medewerker niet kan beoordelen, vind ik dit signaal wel zorgelijk.
Handhaving en toezicht op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit staat hoe lang een werknemer per dag en per week mag werken en wanneer de werknemer recht heeft op pauze of rusttijd. Werkgevers zijn op basis van Arbowet ook verplicht om beleid vast te stellen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Daaronder valt ook het voorkomen of beperken van hoge werkdruk. De werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Het toezicht op de Arbeidstijden- en de Arbowet is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie en vormt daarmee het sluitstuk.
Wat is uw reactie erop dat er nog nooit goed onderzoek is gedaan naar de gezondheid van medewerkers, terwijl staalarbeiders volgens onderzoeken in het buitenland tot 500% grotere kans op kanker hebben?
Ik neem de gezondheid van werknemers serieus. Iedereen heeft immers recht op een veilige en gezonde werkplek. De werkgever is verantwoordelijk voor het beschermen van zijn werknemers, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Werkgevers zijn verplicht om via een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) de arbeidsrisico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen om deze aan te pakken. Ook zijn werkgevers verplicht om een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan medewerkers aan te bieden. Deze verplichting vloeit voort uit de Arbowet- en regelgeving. Het toezicht hierop is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Bent u van plan opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door welke instantie en per wanneer?
In een eventuele maatwerkafspraak zet het kabinet in op het opnemen van een paragraaf over gezondheid die naast omwonenden ook gaat over werknemers en oud-werknemers. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Tata Steel de impact op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk minimaliseert. Deze vermindering van schadelijke impact op korte en lange termijn moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden.
Het inzetten van een onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers is echter niet aan mij, maar aan Tata Steel als werkgever. Zie hiervoor het antwoord op vraag 24.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden en het liefst voor 4 april 2024 in verband met het plenaire debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden?
Ja.