De certificering van bovengrondse tanks |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Waarom is ervoor gekozen om de eerdere certificeringsverplichting in de Wet milieubeheer niet mee te nemen in de nieuwe Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)?
Voorheen werden voor kleine en grote tanks, ongeacht de soort stoffen, bodembeschermende voorzieningen, certificering en voor externe veiligheid PGS-richtlijnen1 voorgeschreven. Het Besluit activiteiten leefomgeving schrijft dezelfde bodembeschermende voorzieningen voor, maar verwijst niet meer naar een certificeringsverplichting en PGS-richtlijnen bij een kleine populatie van tanks. Het gaat om bovengrondse opslagtanks tot 150 kubieke meter met diesel, oxiderende of bijtende stoffen, mits deze niet zijn voorzien van leidingen in de bodem of dubbelwandig zijn uitgevoerd.
Bij de totstandkoming van de Omgevingswet zijn deze voorschriften opnieuw bekeken op de noodzaak en waar vermindering van de regeldruk mogelijk is. Uit RIVM-onderzoek is gebleken dat de hierboven omschreven opslagtanks geen risico voor externe veiligheid van de omgeving van de activiteit veroorzaken. Daarom is deze verwijzing vervallen. Voor andere situaties zoals grotere bovengrondse tanks of tanks met andere stoffen is de certificeringsregeling nog steeds van kracht.
Herkent u het signaal dat er door het ontbreken van deze certificeringsverplichting wildgroei plaatsvindt in de aanschaf van tanks, waarbij niet zozeer naar de milieurisico’s en veiligheid wordt gekeken, maar naar de goedkoopste tanks?
Vanuit contacten met de branche heb ik vernomen dat andere partijen dan voorheen zich op de markt bevinden voor het leveren van tanks. De bedrijven moeten nog steeds voldoen aan regelgeving voor bodembescherming. Daar heeft het ontbreken van een certificeringssysteem geen invloed op. Vanuit Omgevingsdiensten en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) zijn mij geen signalen bekend van situaties of locaties waarbij het milieurisico is toegenomen.
Bent u het ermee eens dat de opslag van stoffen als diesel veilig moet gebeuren in verband met de risico’s voor het bodemmilieu bij lekkages? Zo nee, waarom niet?
Ja, opslag van stoffen als diesel moet veilig gebeuren, onder andere om de bodem bij lekkages te beschermen. Daarom zijn in het Besluit Activiteiten Leefomgeving diverse bodembeschermende maatregelen dwingend voorgeschreven. Enkelwandige bovengrondse opslagtanks voor (onder andere) diesel moeten daarom altijd in een lekbak liggen, met tenminste een opvangcapaciteit van 110% van de inhoud van de tank. Bij lekkage wordt de gelekte vloeistof opgevangen, en komt deze niet in de bodem terecht.
Deelt u de mening dat de milieurisico’s toenemen, doordat er geen certificering meer nodig is bij de aanschaf van tanks? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is uitgebreid onderzoek gedaan door het RIVM om vast te stellen of deze stoffen een risico voor de omgevingsveiligheid opleveren. Dat is niet het geval. Daarnaast zijn deze tanks goed visueel te inspecteren door gebruikers en medewerkers van omgevingsdiensten op alle voorzieningen zoals opgenomen bij het antwoord op vraag 3. Geconcludeerd kan worden dat certificering van deze tanks niet tot een verdere beperking van milieurisico’s zorgt.
Bent u het ermee eens dat de omgevingsdiensten zoveel als mogelijk geholpen moeten worden om op een zo goed en duidelijk mogelijke wijze te kunnen controleren of een (opslag)tank geen milieurisico’s met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet?
Ja, door de zorgplicht en andere bepalingen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving hebben omgevingsdiensten een duidelijk handelingskader. Het vervallen van de certificeringsplicht doet niets af aan alle bepalingen om bodemverontreiniging te voorkomen en in het ergste geval te herstellen.
Kunt u bij certificeringsdeskundigen en/of omgevingsdiensten nagaan of er nu tanks in gebruik zijn die eerder onder de vroegere Wet milieubeheer (het vroegere Activiteitenbesluit) niet zouden voldoen en dus niet toegestaan waren (en nu wel)?
Deze situaties zijn mij niet bekend na een rondvraag bij de branchevertegenwoordiging, Omgevingsdienst NL en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Bent u het ermee eens dat omgevingsdiensten geholpen zouden zijn als deze certificeringsplicht alsnog opgenomen zou worden in de omgevingswet (Bal)?
Nee, de certificering zorgt niet voor een aanvullende bescherming tegen het voorkomen of beperken van bodemverontreiniging bij dergelijke tanks omdat alle te nemen voorzieningen reeds zijn opgenomen in de algemene regels in het Bal.
Wat is het nadeel van een certificeringsverplichting überhaupt? Is voorkomen niet beter dan genezen?
Ik sta voor het voorkomen en beperken van milieuschade en voor een gezonde en veilige leefomgeving. Om dit te bereiken is het onontkoombaar dat regels gesteld moeten worden ondanks de eigen verantwoordelijkheid van initiatiefnemers om schade en hinder te voorkomen. Regels moeten gesteld worden met een duidelijke meerwaarde en effectiviteit zonder onnodige regeldruk en kosten voor ondernemers op te leveren. Met de huidige wijze van regulering in het Besluit Activiteiten Leefomgeving wordt hieraan voldaan. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 zorgt certificering niet voor het voorkomen van aanvullende milieurisico’s.
Bent u bereid om deze certificeringsverplichting alsnog op te nemen in het Bal onder de Omgevingswet, indien blijkt dat de risico’s zijn toegenomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals eerder aangegeven is er voldoende wet- en regelgeving om de risico’s van bodemverontreiniging te voorkomen en te beperken. Via meerdere kanalen blijf ik in contact met uitvoeringspartijen om eventuele signalen te volgen.
Het bericht 'Drijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave' |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Ipsos I&O-onderzoekDrijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit onderzoek. Het Ministerie van BZK was de opdrachtgever van het onderzoek.
Deelt u de mening dat vergroening en verduurzaming van VvE-daken in Nederland een grote bijdrage kan leveren aan onze klimaatdoelstelling?
De verduurzaming van panden van Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) kan inderdaad een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Ongeveer 1,4 miljoen woningen maken onderdeel uit van een VvE, net als veel winkels en andere utiliteitsbouw. Dat is een belangrijk deel van de gebouwenvoorraad.
Wat zijn de grote problemen waar VvE’s tegen aanlopen met betrekking tot vergroening en verduurzaming (groene daken, zonnepanelen, warmtenetten & warmtepompen, isolatie, hoogrendementsglas, verlichting algemene ruimtes, liftrenovatie, opvang regenwater, etc.)?
Volgens het onderzoek «Drijfveren en barrières van leden VvE’s bij verduurzamingsopgave» zitten de belangrijkste barrières voor verduurzaming in de technische en financiële (on)mogelijkheden om het gebouw te verduurzamen en in unanieme besluitvorming. De belangrijkste drijfveer is juist een groep mensen of een duurzaamheidscommissie die het voortouw neemt binnen de VvE.
Bij een aantal punten kunnen overheden, VvE-beheerders en andere organisaties helpen. In de «Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen van Verenigingen van Eigenaren»2 uit 2023 zijn vijf belangrijke acties benoemd om VvE’s te helpen bij verduurzaming:
Voor meer informatie verwijs ik naar de Versnellingsagenda uit 2023. Ten aanzien van klimaatadaptatie is betere informatievoorziening belangrijk, bijvoorbeeld over het voorkomen of herstellen van funderingsschade en opvangen van regenwater met een «groen of blauw» dak. Ook het vereenvoudigen en stimuleren van maatregelen om het gebouw aan te passen aan een veranderend klimaat, helpt VvE’s.
Welke rol speelt de kostenverdeling binnen VvE's (aan de hand van de verdeelsleutels opgenomen in de aktes van splitsing) hierbij?
De totale kosten van verduurzaming zijn een belangrijk punt bij beslissingen tot verduurzaming. Het onderzoek onder VvE-leden naar drijfveren en barrières bij de verduurzamingsopgave laat dit zien. In het onderzoek kwam de verdeelsleutel van de kosten binnen de VvE niet als barrière naar voren.
Dit neemt niet weg dat er gevallen kunnen zijn waarbij (sommige) eigenaren in een VvE niet tevreden zijn met de verdeelsleutel die in hun VvE geldt. Dat kan tot discussie leiden: over het aanpassen van een verdeelsleutel kunnen de meningen binnen de VvE verschillen. Zie ook onder vraag 5.
Bent u bekend met aktes van splitsing waar slechts één (of twee) verdeelsleutel(s), ter verdeling van alle verschillende VvE-kosten, in is/zijn opgenomen, zodat niet alle VvE-kosten «eerlijk» over de eigenaren en/of huurders kunnen worden verdeeld?
Bent u bekend met aktes van splitsing waarin elkaar overlappende verdeelsleutels zijn opgenomen?
Het is denkbaar dat bij het hanteren van meerdere verdeelsleutels binnen 1 VvE de vraag opkomt welke kosten op welke manier in rekening moeten worden gebracht. Dit hangt af van de concrete formulering in de splitsingsakte.
Welke acties bent u bereid te nemen om de problematiek met betrekking tot scheve of oneerlijke kostenverdelingen aan de hand van (te weinig) verdeelsleutels binnen VvE’s tegen te gaan?
Indien de leden van een VvE de verdeelsleutel oneerlijk vinden en willen aanpassen, kan dat via een wijziging van de splitsingsakte van de VvE. In het modelreglement van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie zijn voor VvE’s voorbeeldbepalingen voor kostenverdeling opgenomen. Vanuit de Versnellingsagenda verduurzamen VvE’s wordt onderzocht of het wijzigen van de splitsingsakte vereenvoudigd kan worden.
Is het mogelijk om VvE’s en haar leden tegemoet te komen door het notariaat eventuele foutieve (oude) aktes van splitsing zonder extra kosten te laten wijzigen?
Nee. Het wijzigen van de splitsingsakte gaat niet zonder kosten voor de notaris. Voor zover er sprake is van kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen kan een notaris op grond van artikel 45 van de Wet op het notarisambt (Wna) een akte verbeteren.
Welke andere acties kunnen er worden ondernomen om VvE’s en haar leden te helpen bij verduurzaming en vergroening?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de genoemde Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen van VvE’s. Het is van groot belang deze agenda zo snel mogelijk tot uitvoering te brengen. Het kabinet werkt hier aan. In het eerste kwartaal van 2025 zal ik uw Kamer op de hoogte brengen van de voortgang.
Het bericht 'Advies aangescherpt: speel niet in zeeschuim, maar strandganger weet van niets' |
|
Geert Gabriëls (GL), Glimina Chakor (GL) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Advies aangescherpt: speel niet in zeeschuim, maar strandganger weet van niets.»?1
Ja.
Waarom heeft de overheid het advies over zeeschuim aangescherpt zonder daar ruchtbaarheid aan te geven? En hoe verhoudt dit aangepaste advies zich tot de eerdere communicatie dat er geen sprake is van een aanscherping van beleid?
Het advies was al om kinderen en honden zo min mogelijk zeeschuim te laten inslikken. De betrokken provincies ontvingen signalen dat het niet duidelijk was hoe het advies geïnterpreteerd moest worden. De deelnemende partijen van het Landelijk Zwemwater Overleg (Rijk, kustprovincies, gemeenten, GGD en het RIVM) hebben daarom het bestaande advies aangevuld met verduidelijkende teksten. Dit betreft dus geen aanscherping van het beleid.
Bent u zich ervan bewust dat het advies alleen op de website zwemwater.nl staat en pas recent op de zwemwater-app is toegevoegd? Wat is uw reactie op de kritiek dat deze informatie niet breed genoeg wordt gedeeld en dat de bereikbaarheid van de doelgroep hierdoor beperkt is?
Het klopt dat deze informatie inderdaad recent is toegevoegd aan de zwemwater-app. Zwemwater.nl is speciaal gebouwd om het publiek van alle informatie rondom zwemwater te voorzien. Het is dus de meeste logische plek om dit advies te delen. De bezoekersaantallen laten zien dat de website goed bezocht wordt. Er is altijd bereidheid om te kijken wat er aan aanvullende communicatie op dit vlak kan worden verricht. Samen met de deelnemende partijen van het landelijk zwemwateroverleg wordt bekeken wat hier voor nodig is. Zie ook het antwoord op vragen 8 en 9.
Waarom is er besloten om geen waarschuwingsborden bij strandopgangen te plaatsen, ondanks dat dit wel overwogen is in het landelijk zwemwateroverleg? Welke overheden zijn verantwoordelijk voor dit besluit?
De officiële informatieborden zijn bedoeld om bezoekers te informeren over de veiligheid op het strand en in de zee. Zo worden de borden gebruikt worden om bezoekers te waarschuwen voor bijvoorbeeld gevaarlijke stromingen die een acuut risico vormen. Het geven van extra informatie waar geen acuut risico geldt, gebeurt niet via de borden. Het advies voor het vermijden van zeeschuim valt in deze categorie. Daarom is in het landelijk zwemwateroverleg besloten om actuele informatie hierover via de website en de app te delen.
Kunt u de argumenten uiteenzetten die tijdens de besluitvorming zijn ingebracht tegen het plaatsen van dergelijke borden? Wat is het nut van een waarschuwing of gezondheidsadvies als het niet wordt gecommuniceerd?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verklaart u het verschil in aanpak tussen waarschuwingsborden bij zwemplassen met hoge PFAS-concentraties en het ontbreken van dergelijke borden bij stranden met zeeschuim? Zijn er specifieke redenen waarom de aanpak voor stranden afwijkt van die voor zwemplassen?
Het RIVM heeft op 15 april jl. een advies uitgebracht over de impact van PFAS in zwemwater2. In de zwemplassen waar teveel PFAS zit zal de situatie, zonder maatregelen, continu en voor een lange tijd nog zo blijven. Op basis van de norm die het RIVM heeft gesteld wordt er daarom – waar nodig – een negatief zwemadvies of zwemverbod afgegeven. Bij die zwemplassen wordt een waarschuwingsbord geplaatst.
De aanwezigheid van zeeschuim is onder andere afhankelijk van het jaargetijde, temperatuur en de windkracht. Tijdens het zwemseizoen (1 mei – 1 oktober) is er, op de eerste weken van mei na, meestal geen zeeschuim aanwezig op de stranden.
Een belangrijk verschil is dat het goed mogelijk is om in het water zwemmen of te spelen zonder het zeeschuim in te slikken. Het is een stuk minder aannemelijk om te zwemmen in het water zonder water binnen te krijgen. Voor de zwemplassen met te hoge PFAS-waarden geldt dus een groter blootstellingsrisico in vergelijking tot zeeschuim op het strand, omdat je meer water inneemt dan zeeschuim.
Kunt u expliciet uitsluiten dat economische motieven, zoals mogelijke negatieve gevolgen voor het toerisme, hebben meegespeeld in het besluit om geen waarschuwingsborden bij stranden te plaatsen?
Ja. Economische motieven zijn op geen enkel moment ter sprake gekomen.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat strandbezoekers beter op de hoogte zijn van de risico’s van zeeschuim en de aangepaste adviezen?
Dit zal ter sprake komen in het volgende landelijk zwemwateroverleg in oktober.
Overweegt u in de toekomst alsnog het plaatsen van waarschuwingsborden of andere communicatiemiddelen om een breder publiek te bereiken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom is de concentratie PFAS in zeeschuim hoger en waarom is zeeschuim risicovoller dan zeewater? Is dit in het algemeen zo of zijn er bijzondere omstandigheden?
Zeeschuim bestaat grotendeels uit eiwitten waar PFAS zich graag aan binden. Daarom is de PFAS-concentratie in zeeschuim hoger en dus ook risicovoller. De blootstelling zal echter veel minder zijn, aangezien er in het grootste gedeelte van het jaar helemaal geen zeeschuim is en mensen over het algemeen veel minder in aanraking komen met zeeschuim in vergelijking tot zeewater.
Wordt dit ooit beter of blijft zeeschuim nu tot in de eeuwigheid vervuild met deze niet-afbreekbare stof?
PFAS breken zeer langzaam af in het milieu. Ondanks het aanstaande PFAS-verbod zal het zeeschuim nog tientallen jaren vervuild zijn met PFAS. Aangezien zeeschuim grotendeels uit eiwitten bestaan, hechten ook andere chemische stoffen, bacteriën en virussen zich makkelijk aan het zeeschuim. Het zal dus altijd de voorkeur houden om de inname van zeeschuim te vermijden.
Wat zijn de belangrijkste bronnen voor de PFAS-vervuiling van het zeeschuim en hoe gaat u deze aanpakken?
Het is niet mogelijk om de bron van PFAS langs de Nederlandse kust te lokaliseren. PFAS wordt wereldwijd aangetroffen en verspreiding vindt plaats langs diverse routes.
Was de hoge concentratie PFAS in zeeschuim een verrassing die toevallig is ontdekt, of was dit een bekend gegeven? Zijn er andere, bij het publiek onbekende, situaties waarbij men onbewust in contact kan komen met hoge concentraties PFAS? Zo ja, welke? Zo ja, moet dit niet gecommuniceerd worden?
Op diverse andere plekken op de wereld is er de afgelopen jaren ontdekt dat PFAS zich ophopen in het zeeschuim. Zo werd in Vlaanderen hier al eerder onderzoek naar verricht3. Daarom hebben de provincie Zuid-Holland, Noord-Holland en Zeeland samen met Rijkswaterstaat in 2023 ook metingen in het zeeschuim en zeewater in Nederland laten uitvoeren.
PFAS komt overal voor in onze leefomgeving. Het is dan ook geen verrassing dat deze stoffen in het zeeschuim en zeewater zijn aangetroffen. Het RIVM werkt in opdracht van de ministeries IenW, VWS en LVVN aan een landelijk onderzoeksprogramma. Hier kijken ze onder andere naar de verschillende blootstellingsroutes van PFAS om zo in beeld te krijgen via welke routes mensen het meeste met PFAS in aanraking komen. Op basis daarvan kan het kabinet maatregelen treffen om zo de blootstelling te verminderen. De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de voortgang van dit programma.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het komende commissiedebat Leefomgeving?
Ja.
Kent u het rapport «Analyse toekomstplannen Tata Steel» van CE Delft in opdracht van Greenpeace? Wat is uw reactie hierop?1
Ja, het rapport is bekend. In het rapport worden de toekomstplannen van Tata Steel vergeleken met het plan van het Gezondheidsultimatum. Het plan van het Gezondheidsultimatum zet volledig in op gezondheidswinst en gaat onder andere uit van de inkoop van halffabricaten, sluiting van Kooksgasfabriek 2 in 2025 en een verlaging van de productiecapaciteit van 7 Megaton (Mton) naar 4 Mton staal per jaar. Als het plan van het Gezondheidsultimatum gerealiseerd zou kunnen worden, zou dit meer gezondheidswinst (kunnen) opleveren dan het plan van Tata Steel.
Het Gezondheidsultimatum behaalt een groot deel van de gezondheidswinst door de productie van staal in IJmuiden te verlagen en mogelijk vervuilende onderdelen naar elders op de wereld te verplaatsen. Hiermee wordt de gezondheid in de IJmond snel beter, maar verplaatsen we het probleem naar elders. Hiernaast staat of valt het realiseren van gezondheidswinst met de haalbaarheid van het plan. De afgelopen tijd is onder meer in de Tweede Kamer gesproken over het plan van Tata Steel en de haalbaarheid van het Gezondheidsultimatum als alternatief scenario.
Het kabinet heeft, ondersteund door de bevindingen van externe adviseurs Wijers en Blom, geconcludeerd dat dit scenario onvoldoende haalbaar is, onder meer omdat er (nog) geen markt voor het halffabricaat Hot Briquetted Iron (HBI) is en het geen rendabele businesscase oplevert voor het bedrijf. Ook het CE Delft rapport2 geeft aan dat er momenteel nog geen/onvoldoende markt voor HBI is. Het kabinet is daarmee van mening dat de voorgestelde gezondheidswinst in dit scenario niet kan worden gerealiseerd: het kabinet gaat immers niet met de maatwerkafspraak ondersteuning ter beschikking stellen voor een niet haalbaar scenario. Zonder maatwerkafspraak is de kans dat bij Tata Steel een transitie plaatsvindt kleiner en blijft de huidige situatie, met alle gezondheidseffecten van dien, naar verwachting langer voortbestaan.
Het kabinet zet in op een maatwerkafspraak met Tata Steel op basis van de plannen van Tata Steel met versnelde uitvoering van de maatregelen gericht op het verbeteren van de leefomgeving en gezondheid in de IJmond, omdat het kabinet gelooft zo het snelst en effectiefst gezondheidswinst en de verduurzamingsdoelen te behalen. De effecten van het versneld uitvoeren van de maatregelen gericht op verbetering van gezondheid en de leefomgeving zijn niet meegenomen in de analyse van CE Delft waardoor er in het rapport geen compleet beeld wordt geschetst.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de huidige gezondheidsschade en natuurschade door toedoen van Tata Steel momenteel 400 miljoen euro per jaar bedraagt?
De door CE Delft berekende huidige schade door luchtvervuiling van Tata Steel van 400 miljoen euro is een groot bedrag, dat het belang van de verbetering van de leefomgeving onderstreept. Vorige bewindspersonen hebben ook al aangegeven gezondheid een essentieel onderwerp te vinden om te komen tot een mogelijke maatwerkafspraak, en het huidige kabinet onderschrijft dit volledig. Er wordt dan ook stevig ingezet op gezondheid tijdens de lopende onderhandelingen met het bedrijf. Er is alleen een toekomst voor Tata Steel in Nederland als het groen en schoon staal gaat produceren.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de gezondheidsschade met het plan van Tata Steel afneemt met slechts 38 procent in 2030 en dat het «Gezondheidsultimatum», het toekomstscenario geschetst door omwonenden- en milieuorganisaties, zorgt voor 90 procent minder gezondheidsschade in 2030?2
Zie het antwoord op vraag 1.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de uitstoot van fijnstof in het Heracles-plan van Tata Steel met 36 procent zal toenemen, terwijl Tata Steel een 40 procent afname verwacht? Hoe verklaart u dit verschil?
De getallen en aannames in de berekeningen van CE Delft zijn voor het Rijk niet te herleiden. Dit maakt het lastig om de conclusies die hieruit volgen te vergelijken en het verschil te verklaren.
Verder is in deze vergelijking alleen gekeken naar het vervangen van de Kooksgasfabriek en de Hoogoven, terwijl veel van de fijnstof winst die Tata Steel verwacht van hun Roadmap+ maatregelen en het overkappen van grondstoffenopslagen komt. Deze beide maatregelen zijn in het CE Delft rapport niet meegenomen.
Op dit moment is er nog geen MER- en/of vergunningaanvraag voor het Heracles-plan en daardoor kan de door Tata Steel verwachte 40 procent afname niet geverifieerd worden. Ook de 36 procent toename die in het rapport wordt verwacht is niet herleidbaar, en daarmee eveneens niet te vergelijken.
Wat gaat u doen om het ontstane gat te dichten?
Zoals is aangegeven bij vraag 4 kan het kabinet de berekeningen niet herleiden en daarmee de conclusies en het al dan niet aanwezig zijn van een gat om te dichten verifiëren.
Wat is het te verwachten effect (in absolute getallen) van het overkappen van de kolen- en ertsoverslag op de verspreiding van grof stof en fijnstof?
Het overkappen van grondstoffenvelden leidt tot een sterke reductie van grof stof en fijnstofemissies van open bronnen. De velden worden bij overkappen volledig inpandig waardoor verstuiving niet meer plaatsvindt. Uiteraard worden de stoffen wel nog van en naar de opslagloodsen verplaatst waarbij wel eventuele verstuiving kan plaatsvinden waardoor verspreiding van grof stof en fijnstof op het terrein als geheel wel nog zal plaatsvinden. De verspreidingsmodellen worden constant aangepast op basis van de meest recent beschikbare gegevens waardoor het te verwachten effect nu nog niet met zekerheid valt te delen.
De behaalde reductie is sterk afhankelijk van het type overkapping of inpandige opslag, en de exacte uitvoering ervan. In geval van een volledig gesloten opslag kan de stofreductie theoretisch 95–100% bedragen4 maar onderzocht moet worden in hoeverre dit toepasbaar is bij opslagen met de grootte en bedrijfsvoering zoals bij Tata Steel. Andere opties staan bijvoorbeeld beschreven in de BREF Op- en Overslag Bulkgoederen.
Daar komt bij dat emissies vanaf opslagen niet exact bepaald kunnen worden, maar worden ingeschat op basis van berekeningen en landelijke kengetallen, in lijn met de voorgeschreven methodiek van de emissieregistratie NTA 80295. Bovendien is het effect van de windbreker op dit moment nog niet bekend, omdat deze op dit moment nog niet volledig is gerealiseerd.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de beloofde 5 Mton CO2-reductie in 2030 niet wordt waargemaakt, terwijl bij het Gezondheidsultimatum de nationale CO2-uitstoot afneemt met wel 10,6 Mton? Hoe gaat u ervoor zorgen dat Tata Steel minimaal 5 Mton CO2 reduceert in 2030?
In de Expression of Principles is afgesproken dat Tata Steel de CO2-uitstoot met 35–40% reduceert, waarbij de reductie kan oplopen tot 5 Mton CO2 ten opzichte van een baseline van 12,6 Mton CO2. Tata Steel heeft aangegeven in haar voorstel van november 2023 inderdaad 5 Mton CO2 ten opzichte van een baseline van 12,6 Mton CO2 te gaan reduceren.
Dit komt overeen met 40% CO2-reductie en betekent dat Tata Steel nog maar maximaal 7,6 Mton CO2 zal uitstoten in 20306. De baseline van 12,6 Mton CO2 is gebaseerd op de huidige volle capaciteit van de fabriek van Tata Steel. In jaren waarin om operationele of economische redenen op lagere capaciteit wordt gedraaid is de CO2-uitstoot lager. Dat is ook het geval voor de huidige emissies van 11,3 Mton CO2 waar CE Delft in het rapport vanuit gaat.
Wanneer na 2030 op lagere capaciteit wordt geproduceerd zal dat dus ook betekenen dat Tata Steel minder dan 7,6 Mton CO2/jaar zal uitstoten. In de onderhandelingen met Tata Steel worden afspraken gemaak over meetbare en werkbare reductiedoelen, waarin ook doelstellingen bij lagere productievolumes worden meegenomen. Ook afspraken over een CO2-uitstootplafond per kilo staal worden onderzocht.
Het Gezondheidsultimatum gaat uit van een significante productievermindering, waardoor logischerwijs ook de nationale CO2-uitstoot flink wordt gereduceerd. Een kanttekening hierbij is dat, zoals CE Delft ook stelt, de mondiale CO2-reductie in dit scenario sterk afhankelijk is van waar en op welke wijze het halffabricaat HBI wordt geproduceerd en of de verminderde productie van Tata Steel elders op de wereld op een grijze manier wordt ingevuld.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat met een CO2-uitstootplafond per kilo staal zeker wordt gesteld dat de totale CO2-uitstoot van Tata Steel in 2030 minimaal 5 Mton lager is dan de uitstoot van Tata Steel over de afgelopen 5 jaar?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe verhoudt een uitstootplafond voor CO2 per kilo staal zich tot de toekomstige capaciteit van de fabriek en de benodigde reductie van CO2 in lijn met het Parijs-akkoord? Gaat u ervoor zorgen dat het uitstootplafond per kilo staal, als dat er komt, elk jaar daalt? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld is de inzet van het kabinet om een maatwerkafspraak te maken op basis van het plan van Tata met versnelde uitvoering van de maatregelen gericht op overlastreductie. Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen hebben de EU-lidstaten met elkaar afgesproken dat de EU in 2030 minimaal 55% minder CO2 moet uitstoten. In 2050 wil de EU klimaatneutraal zijn. Deze doelen hebben zich vertaald naar reductiedoelstellingen voor de Nederlandse industrie van 60% in 2030 (24 Mton) en klimaatneutraal in 2050. De plannen van Tata Steel leiden tot 35–40% CO2 reductie (tot 5 Mton) in 2030. Tata Steel levert met 5 Mton reductie een substantiële bijdrage van 20% aan het reductiedoel. Met de maatwerkafspraken willen we duidelijke, voldoende ambitieuze en haalbare reductiedoelstellingen overeenkomen met Tata Steel.
Bent u ook bereid om een dalend uitstootplafond voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en stikstof per kilo staal uit te werken? Zo nee, waarom niet?
Over het algemeen geldt dat regelgeving niet wordt aangepast op basis van één specifieke casus. Wetswijzigingen moeten weloverwogen beslissingen zijn die passend zijn voor de behoefte van Nederland. Uiteraard wordt constant gezocht naar mogelijkheden om wet- en regelgeving aan te passen aan de maatschappij van morgen.
Er geldt al een minimalisatieplicht voor de uitstoot van ZZS op grond van de Omgevingswet. Dit houdt in dat ZZS-emissies worden voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zo ver mogelijk worden teruggedrongen. Concreet wordt dit bij vergunningplichtige milieubelastende activiteiten ingevuld door uitvoering te geven aan de informatieplicht voor ZZS-emissies en door per bedrijf een vermijdings- en reductieprogramma op te stellen. Bij het bedrijfsleven lopen nu acties om per bedrijfstak informatiedocumenten op te stellen als basis voor het bedrijfsspecifieke vermijdings- en reductieplan voor ZZS-emissies. Dit wordt in samenspraak met o.a. Omgevingsdienst Nederland voorbereid.
De al bestaande minimalisatieplicht geldt voor alle bedrijven, ook de niet-vergunningplichtige, waarbij het continue streven naar het voorkómen van ZZS emissies in de praktijk betekent dat maatregelen die haalbaar zijn bij een bepaald bedrijf daar ook zo snel mogelijk moeten worden getroffen. Een generiek uitstootplafond voor ZZS kan daarbij vertragend werken en daarmee op gespannen voet staan met het werken aan een schonere, veiliger leefomgeving. Het kan daarmee zelfs strijdig zijn met de verplichting tot minimalisatie van ZZS emissies.
Maximale emissies van luchtvervuilende stoffen, waaronder stikstofdioxide, van grote industriële installaties zoals Tata Steel, worden vergund op basis van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Deze worden grotendeels Europees vastgesteld in het kader van de Richtlijn Industriële Emissies. Daar waar geen Europese normen gelden worden deze nationaal bepaald. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft in het kader van het Schone Lucht Akkoord (2020) een aantal stappen gezet voor het verminderen van de uitstoot van luchtvervuilende stoffen, waaronder stikstofdioxide. Zo worden de emissiegrenswaarden van industriële installaties aangescherpt. Ook de rentevoet waarmee de kosteneffectiviteit van emissie-reducerende technieken wordt berekend is verlaagd, zodat deze technieken eerder kosteneffectief worden en daarmee eerder uitgevoerd moeten worden. Deze wijziging is op 1 januari 2024 ingegaan. Tata Steel voldoet in het algemeen aan de uitstootnormen. Er wordt niet overwogen om hier bovenop nog eens een dalend uitstootplafond voor de hoeveelheid stikstof per gewicht geproduceerd staal vast te stellen, maar Nederland pleit wel voor een snelle herziening van de Europees vastgestelde normen voor uitstoot bij de productie van staal. De verwachting is dat bij een dergelijke herziening de normen scherper zullen worden.
Wat is uw reactie op de conclusie dat de productiekosten voor het maken van staal bij de inzet op groene waterstof stijgen met 77 tot 95 procent en de productiekosten bij het Gezondheidsultimatum stijgen met twee tot 27 procent?
Het rapport verschaft onvoldoende inzicht in de onderliggende berekeningen om deze precies te kunnen herleiden. Over het algemeen kan gesteld worden dat het gebruik van groene waterstof voor staalproductie op dit moment inderdaad erg duur is, onder andere door de hoge productiekosten en beperkte beschikbaarheid van groene waterstof. Om te verduurzamen zal Tata Steel dan ook in eerste instantie overstappen op staalproductie met aardgas. Hiermee wordt 40% van de CO2-emissies gereduceerd in 2030. Tata geeft aan dat de overstap op groene waterstof zal worden gemaakt zodra waterstof voldoende beschikbaar en betaalbaar is. Hiermee kan de CO2-reductie vanaf het moment dat waterstof wordt ingezet oplopen tot 45%.
Het Gezondheidsultimatum gaat uit van de inkoop van het halffabricaat HBI. Zoals de onderzoekers van CE Delft ook stellen is er op dit moment een kleine markt voor HBI, die de afgelopen jaren beperkt is gegroeid. De kostprijs van HBI is bepalend voor de kostprijs van staal geproduceerd met geïmporteerd HBI. Door onduidelijkheden omtrent de marktontwikkeling van HBI is er nog weinig met zekerheid te stellen over wat de prijs van staal geproduceerd met HBI zal zijn en hoe deze zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Kortom, er is op het moment nog veel onduidelijkheid over de prijsontwikkeling van zowel groene waterstof als HBI waardoor er momenteel weinig met zekerheid over te zeggen is.
Acht u het op basis van deze cijfers realistisch dat Tata Steel in de toekomst over zal stappen op groene waterstof? Of acht u het realistischer dat Tata Steel blijft vastzitten in de route aardgas met CO2-opslag?
Zoals in het vorige antwoord ook beschreven, wil Tata Steel de overstap op waterstof maken zodra dit in voldoende mate beschikbaar en betaalbaar is. De grootste CO2reductie wordt behaald door over te stappen van kolen naar aardgas (40%). Door de overstap van aardgas naar waterstof kan de reductie oplopen tot 45%7. Het maken van afspraken over de overstap van aardgas op waterstof om een lock-in op het fossiele aardgas te voorkomen is niet alleen voor het kabinet maar ook voor de Europese Commissie in het kader van de staatssteunregels van groot belang en de EC zal daar dan ook op toetsen.
Bent u bereid de Expertgroep Gezondheid IJmond te vragen om op basis van de conclusies in dit CE Delft-rapport nader advies uit te brengen?
De Expertgroep Gezondheid IJmond werkt momenteel toe naar hun tweede advies. De Expertgroep handelt onafhankelijk en betrekt alle relevante bronnen bij het opstellen van hun adviezen.
Welke concrete gezondheidsdoelen wilt u behalen met de maatwerkafspraken en per wanneer?
De gezondheidsdoelen en de te behalen termijnen zijn onderdeel van de lopende onderhandelingen, waar in het belang van de onderhandelingspositie van de Staat en het vertrouwelijke karakter van de onderhandelingen geen openbare, specifieke uitspraken over gedaan kunnen worden.
In het algemeen kan worden aangegeven, dat ingezet wordt op de door het RIVM vastgestelde factoren met de grootste impact op de gezondheidsrisico's, de uitstoot van fijnstof, stikstofoxiden en de hinder door stof, stank en geluid8.
Zoals in eerdere Kamerbrieven9 beschreven, wordt ingezet op het voorstel van Tata Steel met versnelde overlastreductie. Hierbij worden diverse bovenwettelijke milieumaatregelen, waaronder een aantal overkappingen over grondstoffenlocaties en geluidsmaatregelen voor piek en tonaalgeluid, waar mogelijk versneld uitgevoerd. Ook zal de Kooks- en gasfabriek 2 (KGF2) zo snel mogelijk gesloten worden en wordt ook de grootste hoogoven (Hoogoven 7) gesloten. De installaties worden vervangen door een Direct Reduced Iron Fabriek en Electrische Boogoven.
Bent u bereid de conclusies van het CE Delft-rapport mee te nemen in de inzet van de onderhandelingen over de maatwerkafspraken? Zo ja, wanneer informeert u de Kamer hierover? Zo nee, kunt u dan per conclusie van het CE Delft-rapport aangeven waarom u die niet relevant vindt en waar u dat op baseert?
De verduurzaming en verschoning van Tata Steel is een complex onderwerp waar vele belangen meespelen. Dit maakt het belangrijk om alle inzichten en alternatieven goed te overwegen. Om deze reden zijn de externe adviseurs Hans Wijers en Frans Blom gevraagd om onderzoek te doen naar alternatieven. Het scenario van het Gezondheidsultimatum vertoont overeenkomsten met route 4: alleen elektrische boogovens van Wijers/Blom en voegt daar de vervroegde sluiting van Kooksgasfabriek 2 en verlaging van de productiecapaciteit aan toe. Ondanks de significante gezondheidswinst is route 4 door Wijers en Blom beoordeeld als economisch niet haalbaar. Vermindering van de productiecapaciteit zoals wordt voorgesteld door het Gezondheidsultimatum verslechtert de economische haalbaarheid verder door omzetdaling en het verlies van efficiëntie en schaalgrootte.
Het kabinet kan geen maatwerkafspraken maken over onhaalbare plannen en heeft gekozen om in te zetten op de plannen van Tata Steel met versnelde overlastreductie. Op basis van die route is er op 26 april jl. een onderhandelingsmandaat vastgesteld. Op basis van dit mandaat wordt nu onderhandeld. De Kamer wordt tussentijds vertrouwelijk geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen door middel van vertrouwelijke technische briefings. Ook zijn de budgettaire gevolgen van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat onder voorbehoud van parlementaire autorisatie van de begroting. Natuurlijk worden opgedane inzichten en kennis zoveel mogelijk meegenomen, nu en in de toekomst.
Welke verouderde installaties moeten nog meer worden gesloten om in 2030 de uitstoot van de verschillende schadelijke stoffen zodanig terug te brengen dat de gezondheid van omwonenden veilig wordt gesteld?
Het terugbrengen van de uitstoot van verschillende schadelijke stoffen is een belangrijke inzet zowel in de potentiële maatwerkafspraak als in de lopende vergunningstrajecten. Voor het terugbrengen van schadelijke uitstoot is sluiting van installaties niet de enige oplossing, vaak zijn er verschillende technieken die kunnen worden toegepast om uitstoot te verminderen. Een voorbeeld hiervan is de aanscherping van de vergunning om uitstoot vanuit de Kooksgasfabriek 1 (KGF 1) verder terug te brengen10. Hier heeft de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) een andere emissiebeperkende techniek opgelegd die zal zorgen voor een gereduceerde uitstoot. Gezien de continue ontwikkelingen in techniek kunnen wij de vraag welke installaties gesloten moeten worden om de gezondheid van omwonenden in 2030 veilig te stellen dan ook niet beantwoorden. Dat doet geen recht aan de verschillende mogelijkheden die er zijn om de uitstoot van schadelijke stoffen terug te brengen.
Kunt u toelichten hoe de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers systematisch wordt meegenomen in de maatwerkafspraken, zoals staat omschreven in de brief van het kabinet (Kamerstuk 28 089, nr. 318) over de uitvoering van motie Thijssen c.s. over het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond een harde voorwaarde laten zijn in de onderhandelingen (Kamerstuk 28 089, nr. 307)?
De gezondheid van omwonenden, werknemers, en oud-werknemers is een integraal onderdeel van de maatwerkafspraak met Tata Steel Nederland (TSN). Uitgangspunt hierbij is dat de impact van TSN op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd1. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Er is door het vorige kabinet dan ook specifiek gekozen om in te zetten op de verduurzamingsvariant met versnelde overlastreductie2. Bij het tot stand komen van het onderhandelingsmandaat zijn de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond expliciet meegenomen in de afweging. Gezien de vertrouwelijkheid van het mandaat en de onderhandelingen is de Kamer tijdens de vertrouwelijke technische briefings van 16 mei en 2 juli jl. nader geïnformeerd over de onderhandelingsinzet.
In de Joint Letter of Intent zal een separate paragraaf over gezondheid opgenomen worden, waarin duidelijke afspraken over gezondheidsverbeteringen worden vastgelegd, onder andere op basis van het advies van de Expertgroep. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen, middels vertrouwelijke technische briefings. Daarnaast zijn de budgettaire gevolgen van het uiteindelijke onderhandelingsresultaat, en daarmee dus ook het resultaat op het gebied van de verbetering van de gezondheid, onder voorbehoud van parlementaire autorisatie van de begroting.
Kunt u toelichten in hoeverre dit een aanvullende actie is naar aanleiding van de motie Thijssen c.s.?
Zoals aangegeven in de brief als reactie op de motie Thijssen c.s.3, vond het kabinet het advies van de Expertgroep al zodanig belangrijk dat zij de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond al expliciet had meegenomen in de afweging bij het vaststellen van het mandaat. Op basis van dit mandaat worden momenteel de onderhandelingen gevoerd, waarbij de zaken die de Kamer van belang vindt zo goed mogelijk worden meegenomen.
Klopt het dat het voornemen uit de brief dat er een paragraaf over gezondheid wordt opgenomen in de Joint Letter of Intent, waarin duidelijke afspraken over gezondheidsverbeteringen worden vastgelegd, «onder andere op basis van het advies van de Expertgroep» al was toegezegd en dat dit dus geen aanvullende actie is naar aanleiding van de motie Thijssen c.s.?
Het vorige kabinet was op basis van het advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond al voornemens een paragraaf over gezondheid op te nemen. Ook het huidige kabinet voelt zich in dit voornemen gesteund door de motie-Thijssen c.s. en zal een dergelijke paragraaf dus ook als integraal onderdeel van de Joint Letter of Intent opnemen.
Klopt het dat het inzetten op «versnellingsopties» zodat ook ruim vóór 2030 verbeteringen optreden in luchtkwaliteit en gezondheidseffecten, het zo snel mogelijk sluiten van Kooksfabriek 2 en de realisatie van overkappingen al de inzet was van het kabinet en dat dit dus geen aanvullende maatregelen zijn op basis van de aangenomen motie?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat, nu het kabinet heeft aangegeven dat met de Gezondheidseffectrapportage(GER) begonnen is en de expertgroep gezondheid IJmond heeft aangegeven dat er het eerste kwartaal van 2025, de GER in het eerste kwartaal volgend jaar wordt opgeleverd?
Het kabinet spant zich in om de GER zo snel mogelijk uit te voeren, maar aangezien deze niet eerder is uitgevoerd en de methodiek momenteel wordt ontwikkeld, kan nog niet met zekerheid gezegd worden wanneer de GER wordt opgeleverd. Op dit moment wordt in overleg met de Expertgroep en het RIVM gewerkt aan een methodisch kader voor de GER. De volgende stap is het uitvoeren van de GER. Voor het uitvoeren van de GER zijn inzichten uit het milieueffectrapport (MER) nodig. Het MER zal naar verwachting eind dit jaar of begin volgend jaar worden opgeleverd. Afhankelijk van de methodiek en de kwaliteit en volledigheid van het MER zal de uitvoering van de GER hierna nog 3 tot 6 maanden duren waardoor oplevering op dit moment in de eerste helft van 2025 verwacht wordt.
Kunt u de opdracht aan de expertgroep gezondheid IJmond met de Kamer delen?
Het instellingsbesluit van de Expertgroep Gezondheid IJmond is openbaar te raadplegen4 en via de brief van 9 januari 2024 aan de Kamer gezonden5. Als bijlage bij deze beantwoording treft u de opdracht nogmaals aan.
U schrijft dat wordt «bezien» hoe de World Health Organization (WHO) 2021-advieswaarden «meegenomen kunnen worden»; betekent dit dat de aanbeveling van de Expertgroep, namelijk om vanuit het voorzorgprincipe de WHO-richtlijnen uit 2021 als leidend te beschouwen bij in de maatwerkafspraken, niet als harde voorwaarden wordt meegenomen?
De WHO-advieswaarden gaan over concentraties in de buitenlucht. De concentraties van stoffen in een specifieke omgeving worden bepaald door verschillende invloeden. In de IJmond zijn er naast verschillende lokale bronnen die bijdragen aan de concentraties ook bronnen (ver) buiten het gebied die de achtergrondconcentraties beïnvloeden. Naast de invloed van de lokale industrie (waaronder TSN), valt hierbij te denken aan onder andere weg- en luchtverkeer en houtstook. Om specifieke omgevingswaarden te bereiken is de invloed van al deze verschillende bronnen van belang. Het advies van de Expertgroep is dus ook niet om de omgevingswaarden aan één bedrijf op te leggen, maar deze als leidend te beschouwen in de te maken afspraken.
Eerder in de brief van 19 juli is al aangegeven dat het op korte termijn behalen van de WHO 2021 advieswaarden in de IJmond ingrijpende maatregelen zou vereisen6. Naar aanleiding van de motie-Thijssen c.s. heeft het RIVM gekeken of de WHO 2021 advieswaarden in 2030 of 2035 behaald zouden kunnen worden in de IJmond indien TSN in deze jaren nul fijnstof uitstoot zou hebben.
De conclusie van het RIVM is dat zelfs als TSN haar uitstoot van fijnstof tot nul zou kunnen terugbrengen, de advieswaarden alsnog niet gehaald zullen worden7. Onze inzet is om de fijnstofbijdrage van TSN fors te verlagen en daarmee een flinke stap richting het in de toekomst behalen van de WHO 2021 advieswaarden mogelijk te maken. Naast de acties bij TSN is het dus ook nodig om bredere inzet te plegen om in de toekomst de omgevingswaarden te behalen. In juli van dit jaar is de Kamer geïnformeerd over een onderzoek van CE Delft met mogelijke aanvullende maatregelen8.
Er worden dus geen aanvullende maatregelen genomen op basis van de aangenomen motie?
Zoals aangegeven in de brief als reactie op de motie Thijssen c.s.9, vond het kabinet het advies van de Expertgroep al zodanig belangrijk dat zij de aanbevelingen van de Expertgroep Gezondheid IJmond al expliciet had meegenomen in de afweging bij het vaststellen van het mandaat. Op basis van dit mandaat worden momenteel de onderhandelingen gevoerd, waarbij de zaken die de Kamer van belang vindt zo goed mogelijk worden meegenomen. Gezien de vertrouwelijkheid van het mandaat en de onderhandelingen bent u tijdens de vertrouwelijke technische briefings van 16 mei en 2 juli jl. nader geïnformeerd over de onderhandelingsinzet.
Op het moment dat er nieuwe adviezen van de Expertgroep zullen komen zal het kabinet bekijken of en hoe deze adviezen geïmplementeerd kunnen worden. Aangezien de inhoud van deze adviezen op dit moment nog niet bekend is, kan daar nu nog niet op vooruitgelopen worden.
Hoe gaat u precies invulling geven aan het advies van de expertgroep gezondheid IJmond, die aangeeft dat zij na het opstellen van de Gezondheidseffectrapportage adviezen kunnen geven om gezondheid een volwaardige plaats te even zodat er voldoende bescherming van de gezondheid van de bevolking van de IJmond zal zijn en dat dit meegenomen kan worden in de vergunningsverlening en de maatwerkafspraken?
Er worden afspraken gemaakt op basis van het mandaat en hierin wordt gezondheid integraal meegenomen. Of en hoe toekomstige adviezen daar binnen passen, dan wel of er op basis van die toekomstige adviezen bepaalde additionele acties nodig zijn, is nog niet te voorspellen omdat de inhoud van deze adviezen nog niet bekend is.
Gaat u dit wellicht doen door de expertgroep te vragen om eerder dit advies uit te brengen? Of door de maatwerkafspraken met vier maanden te vertragen? Of door in de maatwerkafspraken af te spreken dat na het sluiten van de maatwerkafspraken en na het uitbrengen van het advies van de expertgroep, dit advies alsnog zal worden overgenomen in de maatwerkafspraken en additionele afspraken gemaakt worden? Bent u het ermee eens dat dit additioneel is ten opzichte van eerdere Kamerbrieven en de toezeggingen van het kabinet?
Het kabinet doet meerdere dingen. We blijven voortdurend in contact met de Expertgroep om lopende zaken mee te nemen. In het najaar zal de Expertgroep met haar tweede advies komen. De expertgroep heeft aangegeven dat dit advies in elk geval een nadere toelichting op het door hun geadviseerde instrument GER zal bevatten. In vraag 5 is het proces om tot de uitvoering van de GER te komen toegelicht.
De suggestie om de maatwerkafspraken te vertragen is ook tijdens het debat van 28 mei jl. aan de orde gekomen. Daar is ook toegelicht waarom dit onwenselijk wordt geacht. Het standpunt daarop is niet veranderd. De onderhandelingen vinden nu plaats, en afwachten tot de GER is uitgevoerd is en de Expertgroep daaropvolgend een advies heeft uitgebracht zou vertraging van circa 6 maanden tot een jaar kunnen opleveren. De Expertgroep adviseert zowel in haar eerste verschenen advies als tijdens de technische briefing van 22 mei jl. om juist tempo te maken en op korte termijn gezondheidswinst te behalen (door het maken van een maatwerkafspraak met TSN). Door in te zetten op het zo spoedig mogelijk van een afspraak wordt uitvoering gegeven aan dit advies.
Uiteraard wordt tijdens de onderhandelingen de informatie die op dat moment bekend is waar mogelijk meegenomen. Daarnaast wordt ervoor gezorgd dat, mede op aandringen van de Kamer, er harde toetsbare afspraken met betrekking tot gezondheid gemaakt zullen worden. Met de maatwerkafspraak wordt ingezet op een eerste stap voor de verduurzaming en verbetering van de leefomgeving in de eerste fase tot 2030. Dat in de jaren daaropvolgend met de inzichten die dan beschikbaar komen wellicht vervolgafspraken nodig zijn, is denkbaar. Maar hierop kan nu nog niet vooruitgelopen worden.
Kunt u alle documenten en correspondentie over dit onderwerp tussen het Ministerie van Economische Zaken (EZK), het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), de expertgroep, omwonenden, de provincie Noord-Holland, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de omgevingsdiensten, zoals ook opgevraagd via de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat, delen? Kunt u die stukken ons per ommegaande doen toekomen?
Veel van de documenten en correspondentie bevatten informatie die de onderhandelingspositie van de Staat kunnen benadelen. Om die reden is de Kamer, in aanvulling op openbare kamerbrieven en openbare debatten, vertrouwelijk geïnformeerd tijdens vertrouwelijke technische briefings op 16 mei en 2 juli jl en zijn bepaalde stukken al eerder vertrouwelijk ter inzage gelegd.
Graag horen we van u hoe we invulling kunnen geven aan uw vraag, bijvoorbeeld door het verstrekken van specifieke informatie tijdens een volgende technische briefing of het vertrouwelijk ter inzage leggen van specifieke stukken.
Kunt u deze vragen zonder uitstel beantwoorden aangezien de onderhandelingen met Tata Steel in volle gang zijn?
Ten gevolge van het zomerreces heeft de benodigde afstemming met de Provincie Noord-Holland, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport meer tijd in beslag genomen. Om die reden is het helaas niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke tijd te beantwoorden.
Het bericht ‘145 euro meer kwijt aan zorg bij zware industrie in de buurt: grote bezorgdheid bij experts’ |
|
Julian Bushoff (PvdA), Joris Thijssen (PvdA), Geert Gabriëls (GL) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «145 euro meer kwijt aan zorg bij zware industrie in de buurt: grote bezorgdheid bij experts»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat inwoners in de buurt van zware industrie jaarlijks meer dan 145 euro meer kwijt aan zorg, zowel wat betreft de mogelijke gezondheidsrisico’s als de financiële impact?
Het is begrijpelijk dat de inwoners van deze gebieden erg kunnen schrikken van dit artikel. Het idee dat wonen in de nabijheid van industrie zo veel verschil kan uitmaken voor je gezondheid, is een naar idee en, voor de gemiddelde Nederlander gaat het niet om kleine bedragen. Toch zijn er ook enkele opmerkingen te plaatsen bij het artikel. Gezondheid wordt bepaald door een combinatie van persoonsgebonden factoren, leefstijl en gewoonten en leef-, woon- en werkomgeving. Zie hiervoor de factsheet «Impactvolle determinanten van gezondheid» van het RIVM2. De hogere zorgkosten zijn daarom, zoals het artikel zelf ook aangeeft, niet direct te koppelen aan de industrie. Dat de industrie invloed kan hebben op de gezondheid van omwonenden is echter wel bekend en blijkt onder andere uit het RIVM onderzoek over Tata Steel3. Dat is voor het kabinet dan ook een aansporing om te werken aan het verder verbeteren van de leefomgeving voor omwonenden van de industrie. Dit wordt onder andere gedaan met de Actieagenda Industrie en Omwonenden die specifiek ten doel heeft om de gezondheid van omwonenden van de industrie beter te beschermen4.
Hoe verklaart u deze significant hogere zorgkosten van bijna 700 miljoen euro in tien jaar? Welke factoren dragen hier allemaal aan bij? In hoeverre gaat het om de impact van de industrie? En in hoeverre dragen andere factoren bij aan deze hogere kosten?
Zoals in het antwoord op vraag 2 omschreven, hangen de zorgkosten onder andere samen met levensstijl, sociaaleconomische status, en een groot aantal (omgevings)factoren. De invloed van de industrie is voor de betrokken gebieden niet apart in kaart gebracht.
Wat is uw reactie richting de inwoners van deze dertien gebieden? En ook specifiek richting inwoners van Delfzijl, waar de zorgkosten het hoogst zijn en het gemiddelde inkomen relatief laag? Zijn de hogere gezondheidskosten ook deels te verklaren door het structurele probleem dat mensen met een lagere sociaaleconomische klasse een slechtere gezondheid hebben dan mensen met een hogere sociaaleconomische status?
Het is begrijpelijk dat de inwoners van deze gebieden kunnen schrikken van dit artikel, maar er is hier ook een opmerking naast te zetten. Uit het artikel van RTL Nieuws blijkt dat de journalisten de zorgkosten hebben gecorrigeerd voor leeftijd en sekse, maar niet voor andere factoren. Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met een lager inkomen en een lagere opleiding gemiddeld een groter aantal ongezonde levensjaren hebben en eerder overlijden. Daarin spelen meerdere verklaringen een rol waaronder armoedestress, een gemiddeld ongezondere leefstijl en een gemiddeld ongezondere leefomgeving. Het is aannemelijk dat al die factoren ook van invloed zijn op de zorgkosten in de dertien gebieden uit het artikel van RTL Nieuws.
Ook is uiteraard bekend dat industrie ook een impact kan hebben op de gezondheid van omwonenden, zie bijvoorbeeld het recente RIVM-onderzoek bij Tata Steel5. Daarom zet het Kabinet zich in om de acties uit de actieagenda Industrie en Omwonenden uit te voeren, met het doel om de kwaliteit van de leefomgeving van omwonenden te verbeteren.
Waarom is er ondanks eerdere signalen van gezondheidsrisico’s uit deze regio’s nog geen grootschalig onderzoek gedaan naar de impact van industrie op de gezondheid van omwonenden?
Er is naar aanleiding van het eerder gepubliceerde OVV-rapport al het nodige in gang gezet. Het RIVM is op verschillende manieren bij de Actieagenda Industrie en Omwonenden betrokken. Een dergelijk onderzoek is reeds uitgevoerd voor het gebied rondom Tata Steel6.
De Actieagenda kondigt een verkenning aan naar de behoeften en mogelijkheden van gezondheidsonderzoek bij Chemours en rond de Westerschelde en een vergelijkbaar onderzoek bij het bedrijfscluster Chemelot door het RIVM. Die verkenningen moeten beter inzicht geven in de mogelijkheden om vragen van omwonenden met betrekking tot hun gezondheid te beantwoorden. De resultaten van de verkenningen bij Chemours en de Westerschelde, en Chemelot worden verwacht in het najaar, respectievelijk volgend jaar. Hiernaast wordt door het Ministerie van IenW in samenwerking met het Ministerie van VWS onderzocht wat de mogelijkheden zijn om gezondheid een meer volwaardige plaats te geven bij beslissingen van de overheid, bijvoorbeeld bij het verlenen van vergunningen in het kader van de omgevingswet.
In dit kader is als eerste stap aan het RIVM gevraagd om een methodologie te ontwikkelen voor een GezondheidsEffectRapportage (GER) voor Tata Steel naar aanleiding van de discussie met de Kamer over het advies van de Expertgroep IJmond.7
Ook wordt het instrument van de GER als mogelijkheid voor het kunnen meewegen van gezondheid in vergunningverlening onder de omgevingswet onderzocht, in lijn met de hierover aangenomen motie van het lid Gabriëls.8
Hierbij wordt echter nog niet specifiek naar zorgkosten gekeken. Naar aanleiding van de berichtgeving van RTL is inmiddels aan het onderzoeksbureau gevraagd om in de mogelijkheden voor het meewegen van gezondheid in vergunningverlening onder de Omgevingswet ook een methode voor het meewegen van gezondheidskosten uit te werken. Op deze manier kunnen bevoegde gezagen mogelijk met behulp van een eenduidige onderzoeksmethode de gezondheidseffecten- en kosten in kaart brengen.
Hoe kan het zo zijn dat inwoners met industriële activiteiten in de omgeving hogere zorgkosten hebben? Komt dat omdat het kabinet de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-advieswaarden voor luchtkwaliteit uit 2021 weigert op te nemen in nationaal beleid en zich daar ook niet hard voor heeft gemaakt gedurende de herziening van de Europese Luchtkwaliteitsrichtlijn? Geeft dit onderzoek aanleiding om dat besluit te heroverwegen en sneller te voldoen aan de WHO-advieswaarden?
Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2 en vraag 4 verwacht het kabinet dat er meerdere factoren een rol spelen in de gemiddelde zorgkosten. De leefomgeving, inclusief de uitstoot van de industrie, speelt daar ook een rol in. Nederland volgt het Europees beleid. Nederland heeft zich ingezet voor een ambitieuze maar haalbare herziening van de luchtkwaliteitsnormen in Europa.
Het op korte termijn overal voldoen aan de aangescherpte WHO-advieswaarden zou ingrijpende en deels onhaalbare maatregelen vergen. Daarom kiest het kabinet daar niet voor. Het halen van die advieswaarden hangt daarnaast ook af van de inzet van onze buurlanden, want luchtvervuiling kent geen grenzen. Dat betekent wel dat bij besluiten in de leefomgeving bewust moet worden afgewogen aan welke stapeling van gezondheidsrisico’s mensen worden blootgesteld.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie-Gabriëls die verzoekt om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage een zelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven?
In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt naar aanleiding van de aangenomen motie9 onderzocht of het mogelijk is om gezondheid meer expliciet mee te nemen bij vergunningverlening. Bijvoorbeeld door een hoofdstuk gezondheidseffecten te introduceren bij de MER waarbij de gezondheidseffecten op de omwonenden worden gekwantificeerd zoals dat ook in de RIVM studie gedaan is voor Tata Steel. Aan de basis hiervan ligt het onderzoek naar een motie en een toezegging die vragen naar inzicht naar de gezondheidseffecten van cumulatie en immissie10. Aan het onderzoeksbureau is gevraagd diverse opties in kaart te brengen, waaronder het opstellen van een losse gezondheidseffectrapportage in lijn met de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond11. De uitkomsten hiervan zijn naar verwachting beschikbaar worden in 2025. Hiernaast is het onderzoeksbureau gevraagd om een onderzoek te doen naar een gezondheidskosten-component zoals omschreven in het antwoord op vraag 5.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de versterking van het VTH-stelsel? Zijn provincies en omgevingsdiensten tevreden over de huidige verbeterplannen voor versterking van het VTH-stelsel? Waarom wel of niet? Is er voldoende capaciteit beschikbaar binnen de omgevingsdiensten om de toegenomen milieuproblematiek het hoofd te bieden?
Op 27 juni jl. is door de toenmalige IenW bewindspersoon een brief aan de Kamer gestuurd over de voortgang versterking VTH-stelsel12. In deze brief staat de meest actuele stand van zaken van de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel. In het najaar wordt u geïnformeerd over de afronding van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). Om deze afronding te markeren, de balans op te maken van de versterking van het VTH-stelsel en vervolgafspraken te maken, werken alle partijen deze zomer aan het opstellen van een bestuursakkoord versterking VTH-stelsel dat in het najaar afgesloten moet worden.
Voor wat betreft de capaciteit bij de omgevingsdiensten wijst het op grond van de Omgevingswet verplichte tweejaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van de uitvoering van VTH uit 2023 uit dat in 2022 in totaal 5086 fte werkzaam is bij een omgevingsdienst13. Dit betekende een stijging van 8,6% ten opzichte van de cijfers van 2020. Deze groei was vooral zichtbaar in een toename van het aantal toezichthouders (6,6%), bijzondere opsporingsambtenaren (22%) en juristen (18%). In 2025 wordt het volgende tweejaarlijkse onderzoek uitgevoerd en worden de cijfers geactualiseerd. Net als andere sectoren is het voor omgevingsdiensten een uitdaging om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. Om die reden is binnen het IBP VTH in pijler 4 (kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt) gewerkt aan een naamsbekendheidcampagne over de omgevingsdiensten (www.werkenbijdeomgevingsdiensten.nl). Deze campagne wordt ook in 2025 voortgezet.
Deelt u de mening dat schone industrie van de toekomst, zonder milieuschade en gezondheidsschade voor omwonenden, essentieel is voor de strategische autonomie en werkgelegenheid in de maakindustrie van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Een schone industrie is van belang voor onze economie en werkgelegenheid. De industrie maakt producten die we nu en in de toekomst blijven gebruiken. De industrie moet wel verduurzamen en daarmee toekomstbestendig worden. Op deze manier kan de industrie ook een vliegwielfunctie vervullen en verduurzaming in andere sectoren aanjagen. Zo loopt Nederland vooruit en kan onze kennis naar andere landen geëxporteerd worden. Vanuit het kabinet is het belangrijk dat de juiste marktcondities gecreëerd worden zodat investeren in verduurzaming gepaard gaat met een gezond verdienmodel.
In hoeverre gaat u subsidiestromen die bedoeld zijn om de Nederlandse industrie klimaatneutraal en circulair te maken, zoals de maatwerkafspraken, gebruiken om gezondheidswinst rondom industrie te bereiken? Bent u bereid om korte termijn gezondheidswinst onderdeel te maken van al deze subsidiestromen en van de maatwerkafspraken, zoals recent ook in meerderheid door de Kamer aan de regering is verzocht inzake de maatwerkafspraken met Tata Steel Nederland?
Als het gaat om de maatwerkafspraken, dan wordt wat betreft de financiële ondersteuning altijd eerst gekeken naar de mogelijkheden binnen het bestaande generieke instrumentarium. Daarvoor gelden de voorwaarden van het desbetreffende instrument. Als het gaat om maatwerkfinanciering, dan wordt er een zorgvuldige afweging gemaakt van de beoogde opbrengsten van de projecten en de noodzakelijke randvoorwaarden om deze technisch, financieel en juridisch te realiseren. Uw kamer kan hierover meer lezen in het hiervoor gepubliceerde afwegingskader14.
In dit afwegingskader is aangegeven dat het van belang is dat met de maatwerkafspraken wordt gewerkt aan een groene, gezonde en toekomstbestendige industrie in de toekomst. Een gezonde leefomgeving is een schone en veilige leefomgeving waarin de druk op gezondheid door vervuiling en overlast zo laag mogelijk is, die als prettig wordt ervaren en die uitnodigt tot gezond gedrag. Per bedrijf wordt bekeken wat de belangrijkste knelpunten en mogelijkheden met betrekking tot de gezonde leefomgeving zijn die aan de orde zouden moeten komen bij het maken van maatwerkafspraken.
Gaat u tegemoet komen aan de wens van een meerderheid van de Kamer om naar aanleiding van dit RTL-onderzoek een grootschalig onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de hoge zorgkosten in de dertien gebieden en de impact van de industrie daarop? Zo ja, op welke termijn gaat u een onderzoek instellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u van plan om net als bij Tata uitgebreide onafhankelijke metingen uit te voeren naar de uitstoot van de industrie op de genoemde industrieclusters? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat betrouwbare gegevens beschikbaar zijn voor het voor goede en tijdige handhaving; daarmee kan een bijdrage worden geleverd aan het beschermen van de gezondheid van omwonenden te beschermen, ook rond Tata Steel. Als onderdeel van de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt mede naar aanleiding van de motie Bamenga15 een onderzoek uitgevoerd dat in kaart brengt wat nodig is om onafhankelijke emissiemetingen de standaard te maken binnen het VTH-stelsel, welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van het meten en controleren van schadelijke emissies bij bedrijven die de gezondheid van omwonenden nadelig kunnen beïnvloeden en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Dit betreft zowel metingen bij de bedrijven zelf als specifieke metingen in de omgeving van bedrijven. Ook wordt gevraagd te onderzoeken welke verbeteringen er mogelijk zijn ten aanzien van de transparantie van de meetdata.
De geldende wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor het (laten) uitvoeren van geaccrediteerde metingen bij bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen van de systematiek een groot aantal technische, financiële, juridische en operationele uitdagingen kent. Daarom is het van belang eerst bovengenoemde onderzoeksuitkomsten af te wachten.
Bent u bereid om een expertgroep, vergelijkbaar met de expertgroep gezondheid IJmond, op te zetten om met adviezen te komen hoe deze verschillen in gezondheidsbelasting en daarmee zorgkosten kunnen worden verminderd op de korte termijn?
Nee. Zoals eerder in deze beantwoording, onder andere bij vraag 1 van de SP aangegeven is het bekend dat industrie een impact heeft op de gezondheid. Hiervoor zijn onder de actieagenda Industrie en Omwonenden al verschillende onderzoeken van start gegaan om hierin specifieke beleidsopties te verkennen. Hiernaast werkt het RIVM aan het opstellen van een kennisagenda met een bijbehorend samenwerkingsverband op het gebied van Industrie en Omwonenden. Er is dus geen toegevoegde waarde van een dergelijke expertgroep.
Bent u het eens dat de gezondheidsrisico’s voor omwonenden door industriële activiteiten zo snel mogelijk verminderd dienen te worden? Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om de gezondheid van omwonenden van deze dertien gebieden beter te beschermen? Houdt u daarbij rekening met de werkgelegenheid in deze regio’s?
Ja. Het Kabinet heeft aandacht voor een gezonde en veilige leefomgeving. Het is belangrijk om stapsgewijs tot verbetering te komen, en daarbij ook oog te houden voor het belang van de industrie in Nederland. Dit gebeurt momenteel op verschillende sporen, bijvoorbeeld in het programma Gezonde Leefomgeving, de Maatwerkafspraken, de implementatie van de Richtlijn Industriële Emissies, het Impulsprogramma Chemische Stoffen, het Schone Luchtakkoord en de Actieagenda Industrie en omwonenden.
De inzet van innovatie waterzuiveringstechnieken |
|
Chris Stoffer (SGP), Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de beschikbaarheid van nieuwe methoden voor de zuivering van (afval)water?1
Ja.
Erkent u, gelet op de toenemende waterschaarste en problemen met onder meer PFAS en medicijnresten in het oppervlaktewater, de noodzaak om extra inzet te plegen op zuivering van afvalwater bij rioolwaterzuiveringsinstallaties en industriële bedrijven en van oppervlaktewater ten behoeve van de bereiding van drinkwater?
Ja, dat klopt. Daarom zijn door mijn ambtsvoorganger diverse maatregelen genomen en acties in gang gezet zoals ook aangegeven in de Kamerbrief betreffende de voortgang van de waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water (KRW) van 27 juni jl.2 Het gaat daarbij om het samen met de waterbeheerders doorlopen van een traject waarbij voor alle rioolzuiveringsinstallaties (hierna: RWZI’s) een immissietoets wordt uitgevoerd op het effluent, de inzet op de zuivering van afvalwater via de Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten en de Ketenaanpak Medicijnresten, de vaststelling van de nieuwe Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater en innovaties onder andere via het «Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit RWZI-afvalwater» (IPMV)3.
Door de geschetste inspanningen zal de waterkwaliteit verder verbeteren. Het is aan de drinkwaterbedrijven om te beoordelen welke behandelingen van het ingenomen water nodig zijn om hier drinkwater van te maken.
In hoeverre acht u innovatieve zuiveringstechnieken nodig om de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor chemische stoffen te halen en ook in de toekomst voldoende en veilig drinkwater te garanderen?
Innovatieve zuiveringstechnieken zijn nodig in aanvulling op de bronaanpak. Een deel van de chemische stoffen, zoals veel medicijnresten, kunnen goed en kosteneffectief worden gezuiverd met bestaande technieken, zoals ozon en poederkool. Voor andere stoffen, zoals PFAS, zijn innovatievere methoden nodig. Doordat er steeds nieuwe stoffen op de markt komen blijft ontwikkeling en innovatie nodig, om nieuwe robuuste, selectieve en daardoor kosteneffectieve zuiveringstechnieken te kunnen inzetten om ook deze nieuwere stoffen te kunnen zuiveren.
Hoe waardeert u het feit dat de in het artikel genoemde innovatieve membraantechniek wel in het buitenland verkocht wordt, maar nog nauwelijks in Nederland?
Het Groeiplan Watertechnologie (mogelijk gemaakt vanuit het Nationaal Groeifonds) geeft een belangrijke impuls aan de uitbreiding, innovatie en export van de watertechnologiesector. Het omvat de gehele keten van onderzoek tot en met demonstratie en zet in op groei van het verdienvermogen en de arbeidsproductiviteit, zowel voor de watertechnologiesector als voor water gebruikende sectoren. In het consortium werken watertechnologiebedrijven, drinkwaterbedrijven, kennisinstellingen en waterschappen samen om innovaties verder te brengen, en werken zo’n 600 partijen samen. In deze samenwerking wordt ook de samenwerking op de Nederlandse thuismarkt voor innovatieve watertechnologie gestimuleerd. Het is echter aan de drinkwaterbedrijven, waterschappen en industrie zelf om nieuwe technologie te omarmen. Deze maken hun eigen afwegingen over de noodzaak van vervanging dan wel uitbreiding en het wel of niet toepassen van alternatieve technologie.
Worden nu afdoende zuiveringstechnieken ingezet om PFAS en andere schadelijke stoffen uit afval- en drinkwater te halen?
Het drinkwater in Nederland moet voldoen aan de eisen uit het Drinkwaterbesluit. Daarin is onder andere de norm voor PFAS uit de Europese Drinkwaterrichtlijn opgenomen. Waar nodig worden door de drinkwaterbedrijven aanvullende zuiveringstrappen toegepast bij de productie van drinkwater. Het drinkwater wordt daarmee afdoende gezuiverd, daar waar nodig. Jaarlijks rapporteert de ILT aan de Kamer over de kwaliteit van het geleverde drinkwater.4
Het afvalwater van huishoudens en industrie wordt in een aantal locaties aanvullend gezuiverd met een vierde zuiveringstrap. Op veel rioolzuiveringsinstallaties moet deze vierde trap nog gebouwd gaan worden ter uitvoering van de vernieuwde Richtlijn Stedelijk Afvalwater. Zoals hierboven bij vraag 2 is aangegeven lopen diverse trajecten die de komende jaren tot veel verbetering van de kwaliteit van het afvalwater zullen leiden.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat een innovatieve zuiveringstechniek waarbij een groot deel van de chemische stoffen, als PFAS, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten, maar ook virussen en fosfaten, uit het water gehaald wordt, breed ingezet wordt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt er in diverse trajecten gewerkt aan het inzetten van een vierde trap voor zuivering van effluent. Hiermee wordt de inzet van aanvullende zuiveringstechnieken gestimuleerd. De waterbeheerders kiezen hierbij zelf welk techniek wordt toegepast, bijvoorbeeld innovatieve technieken, waarbij belangrijk is dat de beoogde techniek voldoende zuiveringsrendement oplevert. Het is aan de medeoverheden zelf om hun eigen afwegingen te maken over welke techniek wordt toegepast.
Als extra zuiveringsstappen zoals de membraantechniek nodig zijn, zouden deze dan volgens u aan de kant van de drinkwaterbereiding moeten worden ingezet, bij de afvalwaterzuivering of bij industrieën die lozen op oppervlaktewater en riool? Of moeten we overal meer en beter zuiveren?
Aanpak bij de bron heeft de voorkeur. Dit kan door vermindering van emissies van microverontreinigingen (minder gebruik van stoffen, gebruik van minder milieubelastende stoffen) en het vergroten van zuiveringscapaciteiten voor microverontreinigingen in afvalwater. Daarnaast kan een aanscherping van vergunningen en een beter toezicht en handhaving rondom lozingen op het riool en het oppervlaktewater een rol spelen bij het verminderen van emissies. In de KRW-impuls is veel aandacht voor het verminderen van emissies en het aanscherpen van vergunning, toezicht en handhaving op bedrijven die microverontreinigingen emitteren.
Hoe worden innovatieve zuiveringstechnieken als best beschikbare techniek voor zuivering van afvalwater bij industriële bedrijven aangewezen?
Best beschikbare technieken (BBT) zijn door de EU vastgesteld in BBT-documenten. De definitie van BBT staat onder de begrippen van bijlage A van de Omgevingswet. «Beste» omvat de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit om emissies van een bedrijf te voorkomen. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de emissie zoveel mogelijk beperken. «Beschikbare» omvat technieken die technisch en economisch haalbaar zijn voor die bedrijfstak, en die bedrijven kunnen toepassen. De techniek moet redelijkerwijs in Nederland of in een ander land verkrijgbaar zijn. Het begrip «technieken» is ruim. Hieronder vallen 1) de toegepaste technieken 2) ontwerp, bouw en ontmanteling van de installatie, en 3) onderhoud en bedrijfsvoering van de installatie. Een vergunningverlener moet de BBT-conclusies gebruiken bij het bepalen van BBT per bedrijfstak.
Bent u bereid te bezien hoe hergebruik van afvalwater door toepassing van innovatieve zuiveringstechnieken gestimuleerd of, zo nodig, afgedwongen kan worden?
Zoals hierboven bij vraag 2 is aangegeven, lopen er momenteel al diverse trajecten vanuit het Ministerie van IenW waarmee innovatieve zuiveringstechnieken gestimuleerd worden. Dit wordt voortgezet. De keuze over welke zuiveringstechniek toegepast wordt bij een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) of RWZI is aan de partij die de zuivering uitvoert, in afstemming met het bevoegd gezag dat toetst of de techniek als Best beschikbare techniek mag worden gezien. Dit is aan deze partijen zelf, ook om gedwongen winkelnering te voorkomen.
Hoe waardeert u de mogelijkheid om met bestaande of nieuwe wetgeving de meerkosten voor extra zuiveringsstappen voor opkomende stoffen te verhalen op de vervuilers?
In het concept van de wijziging van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater is al voorzien in de invoering van een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (hierna: UPV), waarmee producenten van humane geneesmiddelen en cosmetica zullen gaan meebetalen aan de vierde zuiveringstrap op rioolzuiveringsinstallaties die vallen onder de richtlijn. Na vaststelling van deze wijziging van de richtlijn op Europees niveau, naar verwachting dit najaar, zal dit worden geïmplementeerd in Nederland. Met de invoering van deze UPV zullen de kosten van de waterzuivering niet meer betaald worden door degene die de zuivering betalen (burgers en bedrijven), maar door de vervuilers, namelijk de gebruikers van medicijnen en cosmetica. Op dit moment is niet voorzien in een verdere uitbreiding van deze Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid voor andere stoffen of producten.
Als drinkwaterbedrijven en waterschappen extra kosten moeten maken voor extra zuiveringsstappen, hoe worden deze dan omgeslagen op de klant of ingezetene?
De tarieven van drinkwaterbedrijven en ook de heffingen van waterschappen zijn kostendekkend. Dit betekent dat als de kosten van drinkwaterbedrijven en/of waterschappen stijgen, zij dit mogen doorberekenen aan hun afnemers.
Kunt u inzichtelijk maken welke soorten vervuiling in de nabije toekomst voor de meest ingrijpende en duurste extra zuiveringsstappen zorgen? En kunt u inzichtelijk maken welke beleidsopties (zuiveren afvalwater, zuiveren drinkwater, emissiebeperkingen, en dergelijke) leiden tot de laagste maatschappelijke kosten voor schoon en veilig (drink-)water en het behalen van de KRW-normen?
Dit is een veelomvattende vraag, waar helaas geen eenduidig antwoord op te geven is. Zoals eerder aangegeven worden er steeds nieuwe stoffen ontwikkeld met nieuwe eigenschappen. Hierdoor kan niet vooruit gelopen worden op stoffen die mogelijk tot verontreiniging van het oppervlaktewater en grondwater zullen gaan leiden. Daarmee kan ook niet op voorhand worden aangeven welke beleidsopties het meest voor de hand liggen om deze nieuwe stoffen aan te pakken.
Het bericht ‘Vliegbasis Gilze Rijen en 11 andere Defensieterreinen ernstig verontreinigd met giftig PFAS’ |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vliegbasis Gilze Rijen en elf andere Defensieterreinen ernstig vervuild met PFAS»?1
Ja, de mediaberichten van Pointer (KRO-NCRV) zijn bekend. De bodemmetingen waar in deze mediaberichten over wordt gesproken, zijn in opdracht van Defensie uitgevoerd.
PFAS is een verzamelnaam van duizenden verschillende stoffen die langdurig wereldwijd worden toegepast in veel verschillende producten. Daarmee is PFAS2 niet alleen een probleem van Defensie, maar is het een (inter)nationaal probleem. Door de brede toepassing komt PFAS ook op heel veel verschillende manieren terecht in onze leefomgeving. Bijvoorbeeld via huisstof, of via het spoelwater van de wasmachine, of als kleding een klein deel van de waterafstotende coating verliest.
Wat vindt u ervan dat uit bodemmetingen blijkt dat vliegbasis Gilze-Rijen ernstig vervuild is met PFOS?
We vinden het werken en leven in een gezonde, veilige en duurzame omgeving belangrijk. We hanteren een programmatische aanpak om nieuwe verontreinigingen te voorkomen. Hier wordt PFAS integraal bekeken vanuit de aspecten milieu, veiligheid en gezondheid van het personeel.
In de loop van de tijd zijn de grenswaarden voor PFOS fors aangescherpt op basis van voortschrijdende inzichten. In 2016 is het expertisecentrum PFAS opgericht en zijn de eerste onderzoeken van de bodem op de aanwezigheid van PFOS uitgevoerd. Er was toen nog geen norm beschikbaar waaraan de resultaten konden worden getoetst.
Hoe is het mogelijk dat vrijwel alle bodemmonsters op het terrein de norm voor ernstige bodemverontreiniging, tot wel 56 keer, overschrijden?
Op basis van een historisch vooronderzoek zijn er op de vliegbasis 9 deellocaties gedefinieerd waar de verwachting was dat er PFAS in de bodem zou kunnen worden aangetroffen. Dit bleek op 6 van de 9 deellocaties ook het geval. Al deze deellocaties zijn gerelateerd aan het gebruik van PFOS-houdend blusschuim in het verleden. De bodemonderzoeken die op basis van het historisch vooronderzoek zijn uitgevoerd hebben als doel om de mate, omvang en de risico’s van de PFAS-verontreiniging in beeld te brengen. Het ligt dan voor de hand dat in zo’n type bodemonderzoek juist de hogere waarden zijn aangetroffen.
Op Gilze-Rijen is in de grond op één plek maximaal 3.300 μg/kg aan PFOS gemeten. Dat is een overschrijding van 56 maal de huidige INEV-waarde. Hierbij wordt opgemerkt dat de bodemverontreiniging in de grond in kaart is gebracht. Deze plek is een uitzondering en heeft een kleine omvang.
Waarom is de informatie over de vervuiling op dit terrein, die al in 2013 bekend was bij Defensie, niet gedeeld met de Tweede Kamer? Wanneer was u van plan deze informatie te delen?
Zoals ook bij antwoord 3 vermeld, zijn de grenswaarden voor risico’s in de loop van de tijd fors aangescherpt. In augustus 2020 is voor deze verontreiniging een beschikking ernst en spoedeisendheid aangevraagd bij de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, die op 8 maart 2021 is ontvangen. Het bevoegd gezag is dus op de hoogte van de verontreiniging en de onderzoeken.
Defensie zal uw Kamer via de «Stand van Defensie» periodiek op de hoogte houden van de voortgang van het saneringsprogramma en de resultaten van eventuele vervolgonderzoeken naar PFAS-vervuiling op defensieterreinen.
Heeft u contact gehad met de gemeente Gilze Rijen over deze zorgwekkende cijfers en was u ook al in 2022 door toezichthouder ILT op de hoogte gebracht hiervan?
Defensie heeft al in 2020 de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en in 2021 de gemeente Gilze Rijen geïnformeerd. In oktober 2022 heeft Defensie een melding gedaan bij ILT over meerdere locaties van Defensie waar PFAS is aangetroffen.
Vindt u het ook zeer zorgwekkend dat alle defensieterreinen, verspreid over het hele land, zeer vervuild zijn met PFAS? Vinden er metingen plaats om de verontreiniging (bodem of water) verder in kaart te brengen?
Niet alle defensieterreinen zijn vervuild met PFAS. Daar waar dit wel het geval is, delen wij de mening dat dit aandacht behoeft. Daarom zijn we de programmatische PFAS-aanpak gestart. Het ziet er naar uit dat de verontreiniging met PFAS met name voorkomt op die defensieterreinen waar in het verleden activiteiten met PFOS-houdend blusschuim hebben plaatsgevonden. Voor de locaties waarvan verontreiniging bekend is, werkt Defensie in overleg met ILT en regionale partners een risicogestuurde aanpak uit. Metingen en bodemonderzoeken zijn hier een onderdeel van.
Een risicogestuurde aanpak houdt in dat de uitvoeringsmaatregelen van de sanering worden bepaald op basis van risico’s. Hiervoor worden eerst op basis van historisch gebruik de mogelijk verdachte locaties in beeld gebracht. Daarna wordt met nader onderzoek bepaald of er humane-, verspreidings-of ecologische risico’s aanwezig zijn waarvoor versnelde maatregelen noodzakelijk zijn. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de bedreiging van drinkwatervoorraden en de invloed op de kwaliteit van oppervlaktewater. Indien dergelijke risico’s aanwezig zijn, worden in overleg met het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk realistische maatregelen genomen. Indien dergelijke risico’s er niet zijn, worden eveneens in overleg met het bevoegd gezag op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld als er al bouwwerkzaamheden plaatsvinden, duurzame maatregelen genomen.
Wat zijn de consequenties van deze vervuiling voor omwonenden van deze defensieterreinen? Is er sprake van een risico voor de gezondheid van omwonenden of gebruikers van deze defensieterreinen? Worden er maatregelen genomen om omwonenden beter te beschermen?
Op basis van de aanwezige bodemverontreiniging op defensielocaties, het huidige terreingebruik en de huidige inzichten zijn geen gezondheidsrisico’s vastgesteld. Voor de algemene gezondheidsrisico’s van PFAS verwijzen we naar het RIVM (www.RIVM.nl/PFAS).
Hoe staat het met de vervuiling van het oppervlaktewater rondom de elf defensieterreinen, aangezien van de situatie in Leeuwarden bekend is dat het oppervlaktewater ernstig vervuild is met PFAS? Zijn er risico’s op verspreiding of uitspoeling?
Op basis van de inzichten die zijn opgedaan bij de vliegbasis in Leeuwarden worden bij de overige 11 defensieterreinen momenteel oppervlaktewatermonsters genomen. Over de resultaten gaat Defensie met het desbetreffende Waterschap in gesprek om vast te stellen of er risico’s zijn op verspreiding of uitspoeling en of maatregelen noodzakelijk zijn. Daarnaast hebben enkele waterschappen zelf al oppervlaktewaterbemonsteringen uitgevoerd.
De beschikbare kennis over verspreiding en uitspoeling via het oppervlaktewater is beperkt. Wel staat een aantal onderzoeken gepland door de waterschappen. Waterschap Aa en Maas gaat op korte termijn vervolgonderzoek doen naar de oppervlaktewater en waterbodem rond Vliegbasis Volkel en de Luitenant-generaal Bestkazerne, nadat enkele recente monsters hiertoe aanleiding gaven. Waterschap Brabantse Delta verricht een onderzoek rond Vliegbasis Woensdrecht en Gilze Rijen. Waterschap De Dommel verricht op korte termijn een onderzoek rond vliegbasis Eindhoven.
Vindt er communicatie plaats met gemeenten en omwonenden van de genoemde twaalf defensieterreinen over dit probleem? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De communicatie voor de defensieterreinen is per situatie verschillend.
Voor de vliegbasis Leeuwarden geldt dat via verschillende communicatiekanalen contact wordt gehouden met omwonenden en grondeigenaren over dit onderwerp. Omwonenden zijn op de hoogte gesteld met een bewonersbrief die gezamenlijk is verstuurd door Defensie, de Provincie Friesland, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Voorts houden de GGD, het Wetterskip en de gemeente Leeuwarden omwonenden en grondeigenaren regelmatig op de hoogte met gezamenlijke nieuwsupdates. Daarbij zijn verschillende fysieke bijeenkomsten georganiseerd met omwonenden, grondeigenaren en agrariërs. Tot slot besteden de gemeente Leeuwarden, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân samen met Defensie aandacht aan dit onderwerp op hun websites.
Voor de overige locaties zijn de gemeenten en omwonenden tot voor kort niet geïnformeerd omdat de aangetroffen bodemverontreinigingen met PFAS zich, volgens de huidige inzichten, vrijwel altijd op het defensieterrein bevinden en er geen sprake is van verspreiding buiten de erfgrenzen van Defensie. In juni 2024 heeft Defensie de betreffende gemeenten alsnog geïnformeerd omdat de vliegbasis Leeuwarden de bron bleek van de verontreiniging in de Jelsumer Feart. Hierdoor volgden onderzoeken bij andere defensielocaties en daarom is de omgeving geïnformeerd.
In die specifieke situatie waar de verontreiniging wel de erfgrens heeft overschreden zijn de betreffende eigenaren, bevoegde gezagen en stakeholders (drinkwaterbedrijf) direct geïnformeerd en wordt in gezamenlijkheid gekeken naar handelingsopties. Communicatie met de betrokkenen wordt daarin meegenomen.
Waarom wordt er rondom Chemours en rondom vliegbasis Leeuwarden afgeraden om in water te zwemmen of uit moestuinen te eten, maar bij de andere ernstig vervuilde PFAS-locaties niet?
In Nederland zijn er ruim 750 officieel aangewezen zwemwaterlocaties die door de waterbeheerder worden gemonitord op de waterkwaliteit. Het wordt afgeraden om te zwemmen op de locatie als het zwemwater van onvoldoende kwaliteit is. Het RIVM heeft recent een nieuwe advieswaarde voor PFAS in zwemwater bepaald, namelijk 280 ng/l3. Naar aanleiding van de nieuwe RIVM-advieswaarde hebben waterbeheerders hun zwemwaterlocaties laten controleren op PFAS. Op «Vind een zwemplek | Zwemwater.nl» wordt actief over de locaties, waterkwaliteit en omstandigheden van zwemlocaties geïnformeerd.
Rond Chemours gold een negatief zwemadvies voor de recreatieplas Merwelanden. Sinds 1 augustus 2024 is dit advies opgeheven en mag er in de recreatieplas weer worden gezwommen. Jelsumer Feart is geen officieel aangewezen zwemwaterlocatie. De GGD Friesland heeft uit voorzorg een negatief zwemadvies gegeven voor de Jelsumer Feart, omdat er ook op niet officiële zwemwaterlocaties mag worden gezwommen.
Het RIVM heeft in de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden onderzocht hoeveel PFAS mensen kunnen binnenkrijgen als ze zelf geteelde groenten en fruit eten van moestuinen in de omgeving van Chemours4. Op basis van dat onderzoek adviseert het RIVM om geen gewassen te eten uit moestuinen die op minder dan 1 kilometer ten noordoosten van het chemiebedrijf liggen. Het bevoegd gezag kan in samenspraak met de lokale GGD indien nodig adviseren om preventief niet uit de moestuinen eten. Zo heeft de GGD Friesland aangeraden om voor de omgeving van de Jelsumer Feart de moestuinen niet te besproeien met water uit de Jelsumer Feart.
Per wanneer is het handelingskader beschikbaar van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om deze terreinen te gaan saneren? Per wanneer wordt er gestart met saneren?
De eerste versie van het handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie is in 2019 gepubliceerd en daarna verschillende malen geactualiseerd.
Voor de invulling van de reeds geldende zorgplicht uit de Wet bodembescherming5 en de Omgevingswet, werkt het Ministerie van IenW aan een Handreiking zorgplicht bij bodemverontreiniging met PFAS. De handreiking geeft richting aan de bevoegde gezagen voor het treffen van herstelmaatregelen bij bodemverontreiniging met PFAS. De handreiking wordt in het najaar van 2024 verwacht.
Omdat er nog weinig kennis en ervaring beschikbaar is als het gaat om PFAS en saneringstechnieken, sluit Defensie aan bij (inter)nationale kennisnetwerken om de ontwikkelingen te volgen en kennis en ervaringen uit te wisselen met partners. Daarnaast heeft Defensie een kennisprogramma PFAS geïnitieerd. Dit programma is gekoppeld aan de sanering van de voormalige vliegbasis Soesterberg en bekijkt PFAS integraal vanuit de aspecten milieu, veiligheid en gezondheid van het personeel. Met het programma brengen we bovendien de kennis en innovatie op het gebied van stofeigenschappen van PFAS, saneringsmogelijkheden en de (financiële) gevolgen beter in kaart. Hiermee stimuleert Defensie de omwikkeling van kennis en innovatie voor PFAS-saneringen zowel voor Defensie als de rest van Nederland.
Dit kennisprogramma maakt deel uit van de sinds 2022 bestaande programmatische PFAS-aanpak van Defensie, gericht op inzicht vergaren en het voorkomen van blootstelling aan en verspreiding van PFAS. Hierin is onder meer aandacht voor de impact van de aankomende Europese PFAS-restrictie op Defensie, het risicogestuurd handelen en saneren. De Staatssecretaris van IenW heeft daarnaast recent de start van een breed kennis- en Innovatieprogramma PFAS in bodem en water aangekondigd (Kamerstukken 30 015 en 35 334, nr. 122).
Wanneer krijgt de Kamer een saneringsplan met bijbehorende kosten gepresenteerd? Hoe bent u van plan deze saneringen te gaan bekostigen? Kunt u per locatie een tijdlijn voor het saneren schetsen, zodat omwonenden weten waar zij aan toe zijn?
De plannen en tijdlijnen voor saneren aangeven is nu nog niet mogelijk omdat eerst in beeld wordt gebracht welke risico’s er eventueel zijn. Bwij het nader uitwerken van de plannen passen we dit in, in de Defensiebegroting. Voor de locaties waar geen directe risico’s zijn, kijkt Defensie uit naar de Handreiking zorgplicht bij bodemverontreiniging met PFAS van IenW. De handreiking wordt in het najaar van 2024 verwacht. Hierbij wordt opgemerkt dat het storten van PFAS-verontreinigde grond voorlopig nog problematisch is, omdat stortplaatsen bij voorkeur geen grote hoeveelheden of te sterk verontreinigde PFAS-verontreinigde grond innemen vanwege het risico op uitspoelen van PFAS in relatie tot de lozingseisen in hun vergunning.
Kan het RIVM een rol krijgen in de bredere PFOS-problematiek door nu ook rondom deze terreinen de gezondheidseffecten en -risico’s in kaart te brengen?
Het RIVM voert in opdracht van de Ministeries van IenW, VWS en LVVN het onderzoeksprogramma PFAS uit waarbij landelijk wordt gekeken naar de blootstellingsroutes aan PFAS. In dat programma wordt niet specifiek gekeken naar de emissies rond defensieterreinen.
Het is de rol van het betreffende lokale bevoegde gezag om te bepalen welk onderzoek nodig is voor de defensieterreinen waar in het verleden PFOS-houdend blusschuim is gebruikt.
Kunt u deze vragen ruim vóór het commissiedebat Leefomgeving op 11 september 2024 beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Vervuiling Jelsumer Feart komt van vliegbasis Leeuwarden’ |
|
Geert Gabriëls (GL), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vervuiling Jelsumer Feart komt van vliegbasis Leeuwarden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat er een overschrijding van 13.000 keer de PFOS-norm uit de Kaderrichtlijn Water is aangetroffen in de hoofdwaterweg?
De mening dat het zeer zorgelijk is wordt gedeeld. De hogere overschrijding van 8800 nanogram per liter (ng/L) PFOS is geconstateerd in de hoofdwatergang op het terrein van de vliegbasis. Deze hoofdwatergang voert via een gemaal af op de Jelsumer Feart. Daar is maximaal 590 ng/L PFOS in het water gemeten. De norm vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor PFOS is 0,65 ng/L. Dit betekent dat de overschrijding in de Jelsumer Feart ruim 900 keer boven de KRW-norm voor PFOS uitkomt.
Hoe makkelijk verspreidt deze vervuiling zich naar de omgeving? Hoe zit het met de wateren waar de Jelsumer Feart op loost?
Omdat de Jelsumer Feart onderdeel is van het Friese boezemsysteem (stelsel van meren en kanalen), kan het water uit de Feart zich goed verspreiden. In het voorjaar van 2024 zijn daarom maatregelen getroffen om de concentraties PFOS in de omgeving te beheersen. Zo wordt er sindsdien geen water meer in de omliggende polders uit de Jelsumer Feart en directe zijtak Lytse Feart gelaten ten behoeve van peilbeheer. Daarbij voert het Wetterskip Fryslân schoner water aan in de richting van deze polders.2
Uit metingen blijkt dat de concentraties PFOS snel dalen zodra het water van de Jelsumer Feart zich mengt met het water uit de Dokkumer Ie.3 In de Dokkumer Ie is maximaal 13 ng/L PFOS aangetroffen. Dat is ruim 20 keer boven de KRW-norm.
Welke consequenties worden er verbonden aan de constatering dat de grote vervuiling in de Jelsumer Feart afkomstig is van de vliegbasis in Leeuwarden?
Na de officiële vaststelling dat de vervuilingsbron zich op de vliegbasis bevindt heeft het Wetterskip Fryslân de verontreiniging gemeld bij het Openbaar Ministerie. Het Wetterskip Fryslân heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van PFAS in de watergangen van de vliegbasis. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) had reeds vastgesteld dat er sprake is van een hoge mate van PFOS-verontreiniging ter plaatse van de locatie van de voormalige brandweer-oefenlocatie.
Het RVB heeft daarom opdracht gekregen om de grond op de voormalige oefenbrandweerplek en het baggerslib in de watergangen op de vliegbasis te saneren. De uitvoering hiervan wordt via een saneringsplan afgestemd met de bevoegde gezagen: Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), gemeente Leeuwarden, provincie Friesland en Wetterskip Fryslân. Voor de details over de uitvoering, zie het antwoord op vraag 9.
Hoe groot zijn de gezondheidsrisico’s voor omwonenden en grondeigenaren in de omgeving? En hoe worden zij daarvan op de hoogte gesteld?
Voor de algemene gezondheidsrisico’s van PFAS wordt verwezen naar de site van het RIVM (www.RIVM.nl/PFAS).
Via verschillende communicatiekanalen wordt contact gehouden met omwonenden en grondeigenaren over dit onderwerp. Omwonenden zijn op de hoogte gesteld met een bewonersbrief die gezamenlijk is verstuurd door Defensie, de Provincie Friesland, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân. Voorts houden de GGD, het Wetterskip en de gemeente Leeuwarden omwonenden en grondeigenaren regelmatig op de hoogte met gezamenlijke nieuwsupdates. Daarbij hebben ook verschillende fysieke bijeenkomsten plaatsgevonden met omwonenden, grondeigenaren en agrariërs. Tot slot besteden de gemeente Leeuwarden, de GGD Fryslân en het Wetterskip Fryslân aandacht aan dit onderwerp op hun websites.4
Wordt er onderzocht in hoeverre er nog steeds vervuiling plaatsvindt door PFAS-houdende stoffen vanaf de vliegbasis of dat het alleen gaat om historische vervuiling?
Ja. Het Ministerie van Defensie voert een bronnenonderzoek uit naar de huidige bijdrage aan de emissie van PFOS en andere PFAS naar de omgeving ten gevolge van activiteiten en gebruik van producten. Daarnaast wordt er in beeld gebracht wat de aanwezige bodemverontreiniging is ten gevolge van het historisch gebruik van PFOS-houdend blusschuim en hoe deze verontreiniging kan worden gesaneerd.
Houdt de vliegbasis zich aan het verbod op PFOS-houdend blusschuim dat sinds 2011 van kracht is?
Sinds 2006 mag volgens Europese richtlijnen niet meer worden gewerkt met PFOS houdend blusschuim. De vliegbasis houdt zich aan dit verbod.
Wat zijn de vervolgstappen nu Wetterskip Fryslân deze vervuiling gemeld heeft aan het Openbaar Ministerie?
Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen wat de vervolgstappen zijn op deze melding.
Per wanneer verwacht Defensie het saneringsplan af te hebben en uit te kunnen voeren?
Het RVB is bezig met het opstellen van het saneringsplan voor het ontgraven van de bodemverontreiniging bij het voormalig brandweeroefenterrein. Dit is de plek die zich het dichtst bij de watergang bevindt waar de hoogste gehalten in het oppervlaktewater zijn gemeten. Ook het lozen van verontreinigd grondwater tijdens de ontgraving dient te worden onderzocht. Dit leidt tot een saneringsplan dat vervolgens door de bevoegde gezagen (ILT, gemeente Leeuwarden en Wetterskip Fryslân) moet worden goedgekeurd. Vervolgens kan de bodemsanering worden aanbesteed. De planning is dat de aanbesteding in het derde kwartaal van 2024 plaats vindt. De intentie is om voor het eind van het jaar te saneren. Of dit lukt, hangt af van de aanbesteding en de weersomstandigheden (bij regenachtige omstandigheden is saneren beperkt mogelijk).
Hoe zit het met de vervuiling bij andere vliegvelden of defensielocaties waar met dit schuim is gewerkt? Wordt hier onderzoek naar gedaan?
Ja, het Ministerie van Defensie heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van bodemverontreinigingen op defensielocaties. Dit is tot nu toe altijd te relateren aan het gebruik van PFOS-houdend blusschuim. Op basis van de ervaring op de vliegbasis Leeuwarden wordt ook op andere locaties onderzoek verricht naar de aanwezigheid van PFAS in het oppervlaktewater. De resultaten van het momenteel lopende bronnenonderzoek op Leeuwarden kunnen ook leiden tot vergelijkbare vervolgonderzoeken op andere defensielocaties. Dit past binnen de programmatische aanpak voor PFAS die Defensie sinds 2022 uitvoert. Binnen dit programma wordt PFAS integraal bekeken: milieu (saneringsplannen), veiligheid en gezondheid van het personeel. Daarnaast heeft Defensie het initiatief genomen voor het opzetten en financieren van een kennisprogramma PFAS gekoppeld aan de sanering van de voormalige vliegbasis Soesterberg.
De plannen van de Waalse overheid om mijnbouw te vergunnen, vlak over de grens bij Vaals |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van de Waalse overheid om mijnbouw te vergunnen, vlak over de grens bij Vaals?
Op dit moment is er geen sprake van een concrete vergunningaanvraag voor mijnbouw vlak over de grens bij Vaals.
In 2018 heeft het bedrijf WalZinc wel een aanvraag voor een exploitatie-vergunning ingediend voor heropening van een oude zinkmijn dicht bij de Nederlandse grens. Deze aanvraag is door Wallonië toen niet-ontvankelijk verklaard.
Gezien de ontwikkelingen heeft Nederland destijds (in 2019) een brief gestuurd aan Wallonië om aan te geven dat Nederland als belanghebbende partij betrokken wil worden in eventuele besluitvorming rond een exploitatievergunning of heropening van deze mijn, conform het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (het Verdrag van Espoo).
Wallonië heeft in antwoord hierop aangegeven dat bij een nieuwe aanvraag voor exploitatie, conform de geldende Waalse regelgeving, het Verdrag van Espoo gerespecteerd zal worden.
Bent u of de provincie actief geïnformeerd of anderszins betrokken geweest bij dit voornemen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze zinkmijn voor de grondwaterstanden en waterkwaliteit in Nederland, indien deze mijn actief wordt?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 is er geen sprake van een concrete aanvraag voor een exploitatievergunning. Gevolgen voor de grondwaterstanden en waterkwaliteit zijn daarom niet aan te geven. Mogelijke effecten van mijnbouwactiviteiten net over de grens zijn echter niet op voorhand uit te sluiten.
Is hier een milieueffectrapportage over beschikbaar?
Er is geen sprake van een aanvraag voor exploitatievergunning. Er is dan ook geen milieueffectrapportage beschikbaar. Voor concrete mijnbouwprojecten met mogelijk belangrijke nadelige grensoverschrijdende effecten zal op grond van het Verdrag van Espoo een grensoverschrijdende milieueffectrapportage moeten worden gemaakt.
Wat zijn de mogelijkheden voor Nederlandse overheden of burgers om in te spreken, bezwaar te maken of anderszins hun belangen te laten gelden?
Het proces van een grensoverschrijdende milieueffectrapportage voorziet in inspraak, ook door Nederland en inwoners van Nederland. Daarnaast is ook op een concrete vergunningaanvraag en het besluit van het bevoegd gezag daarop inspraak mogelijk.
Afstemming voor de beantwoording van vragen met betrekking tot granuliet |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven met wie er afstemming zou moeten plaatsvinden, alvorens u de schriftelijke vragen met betrekking tot granuliet kunt beantwoorden?1
Voor het beantwoorden van de vragen waar u naar verwijst, heeft afstemming plaatsgevonden met diverse dienstonderdelen binnen het ministerie die bij dit dossier betrokken zijn of expertise hebben op de onderwerpen waar u naar vraagt.
Kunt u aangeven waarom de lopende civiele rechtszaken om extra afstemming vragen, als de Staat geen partij is in deze rechtszaken?
Lopende rechtszaken hebben geen invloed op de beantwoording van uw vragen over granuliet en granietzand van 28 maart 2024 en leiden niet tot extra afstemming.
Kunt u aangeven of en, zo ja, waarom de uitkomst van die lopende rechtszaken van invloed zouden moeten of mogen zijn, op de beantwoording van vragen die uitsluitend betrekking hebben op de classificatie van granietzand en granuliet door het ministerie en de beantwoording van eerdere Kamervragen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bij elk van de gestelde (1 t/m 5)vragen apart aangeven waarom deze nu niet beantwoord kan worden en als dat wel kan, deze alsnog inhoudelijk beantwoorden?
De beantwoording van uw vragen van 28 maart 2024 over granuliet en granietzand zal ik u zo spoedig als zorgvuldig mogelijk doen toekomen.
Kunt u deze vragen binnen één week beantwoorden?
Deze vragen worden zo spoedig mogelijk beantwoord.
Asfaltcentrales |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de vele nieuwsberichten in het hele land waarin zorgen over asfaltcentrales geuit worden?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Heeft u contact met omwonenden van asfaltcentrales door het hele land die zich zorgen maken over hun gezondheid? Raadpleegt u onder andere Bewonersinformatieplatform Asfalt Stinkt Landelijk? Zo ja, wat neemt u mee uit deze gesprekken?
Het ministerie heeft contact met het Landelijk Platform Asfalt Stinkt. In een gesprek zijn de zorgen die omwonenden hebben aan de orde geweest. Ik vind het belangrijk dat deze gesprekken worden gevoerd, en waardeer het dat omwonenden de tijd nemen om hierover in gesprek te gaan. Het bevestigt voor mij dat de dialoog tussen overheid, bedrijven en omwonenden aandacht verdient. De acties zoals uitgezet in de Actieagenda Industrie en Omwonenden2 dragen daar aan bij.
Op welke wijze worden omwonenden actief betrokken bij beleid rondom asfaltcentrales? Hoe wordt inspraak georganiseerd? Worden omwonenden bijvoorbeeld actief gewezen op internetconsultaties over regelgeving omtrent asfaltcentrales? Worden zij betrokken bij de totstandkoming van adviesdocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT)?
Vergunningverlening, toezicht en handhaving rondom asfaltcentrales is aan het lokaal bevoegd gezag. Lokaal bevoegd gezag organiseert hierbij inspraak naar eigen inzicht. Ik ben als Staatssecretaris verantwoordelijk voor wet- en regelgeving met betrekking tot asfaltcentrales. Met betrekking tot de wetswijziging die nu voorligt, is er, zoals gebruikelijk, ook kans geweest voor een ieder om daarop te reageren via de openbare internetconsultatie. In contacten met omwonenden over de asfaltcentrales is daar ook op gewezen.
Informatiedocumenten over best beschikbare technieken (BBT) zijn documenten waar een vergunningverlener onder andere rekening mee moet houden bij het beoordelen van een vergunningaanvraag en het opstellen van een vergunning voor een milieubelastende activiteit. Bij het opstellen van deze informatiedocumenten worden omwonenden niet betrokken, het zijn documenten met technische informatie en gaan niet over een specifieke bedrijfssituatie. Deze informatiedocumenten gaan over veiligheid, water en bodem. In Europese context worden informatiedocumenten opgesteld in het kader van BBT. Daarover staat in de richtlijn Industriële Emissies dat de Commissie uitwisseling van informatie organiseert tussen de lidstaten, betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming.
In het geval van asfaltcentrales zijn er geen BBT-maatregelen die in wet- of regelgeving zijn vastgelegd. Dit komt omdat asfaltfabrieken geen bedrijven zijn in het kader van het besluit risico zware ongevallen (BRZO) en dat er voor asfaltfabrieken ook geen Europees afgesproken documenten zijn over de best beschikbare technieken om emissies te reduceren (Best Beschikbare Technieken (BBT) – referentiedocument (BREF)).
Omgevingsdienst NL heeft wel een adviesrapport opgesteld over de aanpak van de uitstoot van asfaltcentrales. BBT is een klein onderdeel van dat rapport. Dit adviesdocument wordt in 2024 herzien vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarbij wordt het BBT ook meegenomen.
Het is vervolgens aan lokaal bevoegd gezag om te bepalen hoe dit adviesrapport wordt meegenomen in de taken met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Bent u zich er bewust van dat omgevingsdiensten verschillende eisen stellen aan hoe vaak asfaltcentrales emissiegegevens moeten aanleveren? Deelt u de mening dat er alleen adequaat kan worden gehandhaafd als emissies frequent worden gemeten? Zo nee, waarom niet?
In de voorliggende wetswijziging wordt een minimaal meetregime voorgesteld voor de stoffen PAK’s en benzeen die vrijkomen bij asfaltproductie. Het voorstel beschrijft dat voor elke asfaltcentrale het verplicht wordt in elk geval één keer per jaar PAK’s en benzeen te meten en daarover te rapporteren. Dit geeft duidelijkheid aan bedrijven, overheden en omwonenden. Het bevoegd gezag kan daarvan afwijken, door meer metingen te verplichten of zelf metingen uit te voeren. Hoe lokaal bevoegd gezag hun toezicht op de asfaltcentrales vorm geeft binnen de geldende kaders, is aan het lokaal bevoegd gezag.
Deelt u de mening dat met continue metingen, bijvoorbeeld middels infrafrood- of «Photo Ionisatie Detector (PID)»-technieken, het inzicht in de emissies van asfaltcentrales kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid continumeting verplicht te stellen?
Bij het voorschrijven van het meetregime in de regelgeving wordt per component zorgvuldig afgewogen welk meetregime voldoende controlemogelijkheden biedt. De zwaarte van het meetregime is afhankelijk van de schadelijkheid van de component en hoeveelheid emissie van de component die vrijkomt. Het continue meten is het zwaarste meetregime waarbij aan de norm NEN-EN14181 voldaan moet worden. Deze norm schrijft een uitgebreide kwaliteitsborging voor op vier verschillende niveaus. Dat maakt continue meting heel erg duur. Als er twijfels zijn over het continu voldoen aan de emissiegrenswaarde, kan het bevoegd gezag via maatwerk aanvullende eisen stellen. In dat geval kan bijvoorbeeld worden gekozen om naast de periodieke metingen een indicatieve continue infrarood- of «Photo Ionisatie Detector (PID)»-techniek te installeren.
Bent u bekend met het bericht «Doorbraak over omstreden Deventer Asfaltcentrale, grotere én schonere centrale stap dichterbij»?2
Ja, daarmee ben ik bekend.
Denkt u dat de net afgesloten intentieovereenkomst wel gaat leiden tot nieuwbouw, in tegenstelling tot de vorige intentieovereenkomst met de asfaltfabriek?
Deze vragen gaan specifiek over de situatie in de gemeente Deventer. De gemeente is daar het bevoegd gezag. Ik doe daar derhalve geen uitspraken over.
Welke vervolgstappen bent u van plan te zetten in het geval dat deze overeenkomst niet leidt tot nieuwbouw?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel extra energie kost het wanneer er asfalt wordt geproduceerd bij regen waardoor de grondstof nat is, omdat er een dak boven ontbreekt?
Op basis van een verkennende studie uitgevoerd voor het transitiepad Duurzame Wegverharding wordt geschat dat een kwart van het energiegebruik van een asfaltcentrale nodig is om grondstoffen te drogen. Het effect van overkapping van materialen op het energiegebruik is niet exact bekend maar de verwachting is dat overkapping een aanzienlijke verlaging van het energiegebruik tot gevolg heeft.
Hoeveel asfaltfabrieken hebben op dit moment geen dak boven hun grondstoffen, en in welke mate verwaaien de grondstoffen ter plekke? Bent u bereid direct aan te dringen op een overkapping van grondstoffen?
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, is de verwachting dat overkapping een aanzienlijke verlaging van het energieverbruik tot gevolg heeft. Ik moedig het gebruik daarvan daarom daarvan. Er zijn echter ook haken en ogen aan het verplichten van een overkapping. Nadeel is de extra kostprijs voor de loods, die groot genoeg moet zijn om toe te laten dat de vrachtwagens die de granulaten aanvoeren hun laadbak kunnen oprichten om te lossen ofwel geschikt moeten zijn voor het lossen van materialen vanuit binnenvaartschepen. Ook moet er voldoende ruimte zijn op het terrein voor de overdekte opslag. Het gebruik van zeil of ander doek om hopen granulaten af te dekken, vraagt veel arbeid als die dagelijks een of meerdere keren moeten worden aangebracht of worden verwijderd, wat economisch nadelig kan uitvallen.
Met het ingaan van de Omgevingswet is bepaald dat stoffen in de stuifklasse S4 (waar bepaalde grondstoffen voor asfaltcentrales onder vallen) ook in een gesloten ruimte moeten worden opgeslagen en verwerkt. Dat is de hoofdlijn. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien de kosten voor een gesloten ruimte niet in verhouding staan en stofemissies ook met bevochtigen gereduceerd kunnen worden. Dan kan een bevoegd gezag maatwerk verlenen.
Er geldt een overgangsrecht van twee jaar, dus het bevoegd gezag heeft twee jaar de tijd om te beoordelen of er maatwerk verleend wordt en buitenopslag/buiten werken toegestaan wordt waarbij andere stofreducerende maatregelen genomen worden.
Speelt energieverbruik en uitstoot van giftige stoffen een rol in de aanbestedingen die uw ministerie uitschrijft ten behoeve van de aanleg van rijkswegen? Zo nee, bent u met mij van mening dat dat zo snel mogelijk moet worden ingevoerd?
Energiegebruik en uitstoot van giftige stoffen worden meegenomen in de MilieuKostenIndicator (MKI) die meeweegt in de gunning van onderhoudsprojecten op rijkswegen. Energiegebruik komt veelal tot uitdrukking in het milieueffect klimaatverandering, uitstoot giftige stoffen leidt tot een score op toxiciteit (humaan, zoetwater, zout water en bodem). Weging van deze en andere milieueffecten die met een levenscyclusanalyse berekend worden, leidt tot een waarde van de MKI.
Hoe beoordeelt u de resultaten van de afspraken in het kader van het Emissions Trading System (ETS) met de asfaltfabrieken?3
Omdat asfaltfabrieken onder het ETS vallen, zijn ze verplicht om hun broeikasgasemissies te monitoren en hiervoor jaarlijks voldoende emissierechten in te leveren. Het beschikbare aantal emissierechten in het ETS neemt jaarlijks af waarmee ook de broeikasgasemissies dalen en de klimaatdoelen kunnen worden behaald. In 2023 is de Nederlandse broeikasgasuitstoot onder het ETS in totaal met 13% gedaald. Dit getal is een gemiddelde van alle ETS bedrijven, dus naast asfaltfabrieken ook overige industrie en elektriciteitscentrales.
Bent u bereid tijdens de grote opdracht A1 tussen Apeldoorn en Twello, waarvoor de fabriek in Deventer het asfalt gaat leveren, extra toezicht te houden op het productieproces?
Toezicht op de asfaltcentrales is belegd bij bevoegd gezag, in dit geval de gemeente.
Het project Maascleanup |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het project Maascleanup waarbij honderden vrijwilligers regelmatig de handen uit de mouwen steken om zwerfafval te verzamelen in de uiterwaarden van de maas?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat er soms ad-hoc-afspraken bestaan tussen de vrijwilligers van Maascleanup en vergelijkbare groepen met de lokale gemeenten of grondeigenaar voor het afvoeren van verzameld zwerfvuil, maar dat er geen landelijke richtlijn, wettelijke regeling of modelafspraak voor bestaat?
Ik ben op de hoogte van het bestaan van ad-hoc-afspraken. Voor het afvoeren van verzameld zwerfafval kan ook gebruik gemaakt worden van de Zwerfafvalophaalregeling1 (ZOR). Dat is een landelijke regeling waarbij Rijkswaterstaat onder voorwaarden door derden langs oevers ingezameld zwerfafval kosteloos ophaalt.
Bent u ermee bekend dat ook Rijkswaterstaat in het verleden weigerde om verzameld vuilnis af te voeren en dat dit ertoe leidde dat een en ander bij een volgend hoogwater alsnog weer in de Maas terecht kwam? Vindt u het terecht dat Rijkswaterstaat als beherende instantie zich onttrekt aan dit aspect van het beheer van haar gronden?
Zwerfafval dat ingezameld wordt door derden kan Rijkswaterstaat op basis van de ZOR op verzoek ophalen. Omdat percelen niet altijd vrij toegankelijk zijn voor voertuigen en niet zonder toestemming betreden kunnen worden, is de voorwaarde wel dat het ingezamelde zwerfafval aan de openbare weg wordt geplaatst.
De situatie waaraan waarschijnlijk wordt gerefereerd betreft een incident dat zich in 2023 heeft voorgedaan in de Grensmaas. Het ingezamelde zwerfafval is door vrijwilligers volgens afspraak achtergelaten op het perceel van een andere gebiedsbeheerder. Deze gebiedsbeheerder zou het zwerfafval naar de openbare weg verplaatsen waar Rijkswaterstaat het op kon halen. Omdat het afval niet naar de openbare weg was verplaatst en het perceel van de andere gebiedsbeheerder niet zonder toestemming betreden kon worden, is de door Rijkswaterstaat ingeschakelde aannemer uiteindelijk onverrichter zaken vertrokken.
Wat zou volgens u de rol in deze kwestie moeten zijn van Rijkswaterstaat, of van andere (semi-)overheden zoals Staatsbosbeheer, gemeenten en provincies? Bent u bereid hier initiatieven toe te nemen?
Het is van belang dat de verschillende gebiedsbeheerders de verantwoordelijkheid nemen die zij hebben op het gebied van zwerfafval. Daarnaast is het van belang dat zij goed met elkaar communiceren wanneer werkzaamheden areaal overstijgend zijn. Aangezien de situatie aan de Grensmaas een incident betreft, zie ik op dit moment geen noodzaak om aanvullende initiatieven te nemen.
Granuliet |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat voor toestemmingverlening en handhaving de actuele classificatie van granuliet is gebaseerd op de keuzes die gemaakt zijn rond de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kroger c.s. van maart 20201 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van oktober 2021?2
Granuliet voldoet aan de definitie van «grond» zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit, dat in 2008 inwerking is getreden. Zowel de toestemmingverlening als de beslissingen naar aanleiding van handhavingsverzoeken zijn op die definitie gebaseerd.
Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2021 geoordeeld dat granuliet kan worden beschouwd als grond in de zin van het Besluit bodemkwaliteit.
Kunt u bevestigen dat beide rusten op de veronderstelling dat «granuliet» sinds 2009 als grond is gekwalificeerd?
De actuele classificatie van granuliet is gebaseerd op de definitie van grond zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is in 2008 in werking getreden.
Kunt u bevestigen dat de werkgroep Kwalibo, die is geciteerd in de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen, zich in 2009 wel erover heeft uitgesproken dat granietzand als grond kan worden beschouwd en op basis van beoordelingsrichtlijn (BRL) 9321 voor industriezand kan worden gecertificeerd, maar dit niet heeft gedaan voor granuliet?
Binnen het Kwalibo stelsel zijn het de certificerende instellingen die productcertificaten afgeven. Voor granuliet is de certificerende instelling – SGS INTRON Certificatie B.V. – geaccrediteerd om een productcertificaat af te geven voor granuliet. Deze heeft op basis van BRL 9321 geconcludeerd dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond uit het Besluit bodemkwaliteit.
Kunt u bevestigen dat de classificatie «granuliet = granietzand» uitsluitend een ambtelijke of politieke interpretatie is en geen wetenschappelijke en dat er ondanks dezelfde geologische oorsprong grote verschillen zijn tussen granietzand en granuliet, onder andere doordat granietzand wordt geproduceerd zonder toevoeging van polyacrylamide en granuliet met toevoeging van polyacrylamide?
In de beantwoording van de Kamervragen op 31 maart 20203 en in andere brieven aan uw Kamer in datzelfde jaar4 is aangegeven dat granietzand fracties van verschillende grootte omvat en dat de fijnste fractie (kleiner dan 63 µm) wordt gebruikt voor de productie van granuliet. De benodigde scheiding van water vindt plaats met een flocculant (polyacrylamide). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2021 bevestigd dat de aanwezigheid van polyacrylamide geen reden is om granuliet anders te classificeren dan grond.
Waarom is er in 2020 voor gekozen om de Kamer te doen geloven dat granietzand en granuliet hetzelfde zijn?
Zoals in het antwoord bij vraag 4 vermeld, is steeds aangegeven dat granietzand fracties van verschillende grootte omvat en dat de fijnste fractie (kleiner dan 63 µm) wordt gebruikt voor de productie van granuliet.
Kunt u deze vragen voor 11 april 2024 beantwoorden?
De beantwoording van de vragen dient zorgvuldig te gebeuren en heeft enige tijd gekost.
Tata Steel en de HUMAN documentaire STAAL |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Joris Thijssen (PvdA), Marieke Koekkoek (D66), Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u de HUMAN-documentaire STAAL, bestaande uit vier afleveringen, gezien?1 Wat is uw reactie hierop?
Ik beschik niet over een NPO Plus account en heb daarom nog niet de volledige serie bekeken. Het materiaal dat ik tot nu toe heb gezien geeft een goede inkijk in de verschillende perspectieven in de IJmond.
Wat wilt u zeggen tegen de omwonenden van Tata Steel die, zoals ook naar voren komt in de documentaire, grote hinder en negatieve gezondheidseffecten ervaren van de fabriek en hun leven op allerlei wijzen moeten aanpassen aan de fabriek?
Bewoners in het IJmondgebied maken zich terecht zorgen over hun gezondheid en die van hun kinderen. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren2. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op het fragment waarin een Tata Steel-medewerker, wanneer hij een afsluiter van een installatie opendraait, tegen een collega zegt dat hierbij rotzooi vrijkomt, maar dat het goed is als het maar niet op de camera’s van Frisse Wind staat en dat ze de installatie daarom ’s avonds in het donker starten?2
Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden niet. Dat maakt het lastig om goed te kunnen reflecteren. In algemene zin geldt dat uit de wetgeving volgt dat de toezichthouder, in dit geval de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, onverwijld over ongewone voorvallen moet worden geïnformeerd.
Tata Steel heeft mij laten weten dat het in dit geval ging om normale onderhoudswerkzaamheden die conform de geldende eisen gemeld zijn aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied handelt deze informatie af conform de in het toezicht gebruikelijke werkwijze. Daarbij wordt beoordeeld wat hier precies gebeurd is en of het bedrijf regels heeft overtreden.
Klopt het dat Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, omdat gifwolken die hierbij vrijkomen dan minder goed te zien zijn op beeld? Zo nee, hoe zit dit dan en waarom wordt die indruk dan gewekt? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Dat kan ik niet beoordelen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied ziet erop toe dat onderhoud conform de daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd en dat de daarbij behorende meldingen worden gedaan.
Bent u het ermee eens dat, als Tata Steel bepaald onderhoud voornamelijk ’s avonds en ’s nachts doet, zodat het minder goed te zien is op beeld, dit bevestigt dat Tata Steel handhaving probeert te ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Wat vindt u van het feit dat omwonenden van Tata Steel zelf camera’s en een infraroodcamera moeten opstellen, om te borgen dat de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata goed wordt geregistreerd en erop kan worden gehandhaafd door de omgevingsdienst?
Het uitgangspunt van het milieurecht is overigens dat een grote onderneming als Tata Steel zélf door middel van metingen en monitoring de uitstoot van haar installaties in de gaten houdt. Daartoe huurt het bedrijf geaccrediteerde meetbedrijven in. De metingen die bewoners doen, kunnen een interessante aanvulling zijn op de zaken die het bedrijf en de verschillende overheden zelf al uitvoeren.
Het stellen van monitoringsvoorschriften in de vergunning, de monitoring en het indien nodig uitvoeren van controlemetingen daarop is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Ook is recent een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek 1. Daarnaast evalueert de provincie op dit moment het luchtmeetnet.
Kunt u bevestigen dat de door omwonenden geïnstalleerde infraroodcamera meer en actuelere inzichten biedt in de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel? Zo nee, op welke wijze heeft de omgevingsdienst zelf (los van input van Tata Steel zelf) inzicht in de dagelijkse uitstoot van die stoffen door Tata Steel?
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen. Mijn ministerie zal, samen met het RIVM en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, contact leggen met de omwonenden om meer te weten te komen over de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie.
Bent u het ermee eens dat dit soort techniek actief moet worden ingezet door de omgevingsdiensten en dat burgers hiermee niet belast zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik op dit moment niet zeggen, omdat de kwaliteit en bruikbaarheid van de met de infraroodcamera vergaarde informatie mij nog niet duidelijk is.
Gaat u in gesprek met omgevingsdiensten om ze aan te sporen en waar nodig te faciliteren om bij grote vervuilers meer gebruik te maken van technologie zoals camera’s en eigen meetapparatuur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ik vind in algemene zin dat de overheid voortdurend moet streven naar een effectief en sterk stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) zet ik daarom in op onder andere effectieve handhaving door het delen van de juiste informatie. In de actieagenda Industrie en Omwonenden4 wordt in het onderdeel «meten en weten» ook nader onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van dit soort metingen.
Hoe kan het dat er nog maar zes verbeuringen zijn uitgedeeld in de derde last onder dwangsom voor rauwe kooks, terwijl op de camera’s van Frisse Wind al vele malen het soort zwarte wolken te zien zijn waarvan de omgevingsdienst in de documentaire STAAL zegt dat het rauwe kooks zijn?
Dat kan ik niet beoordelen. Toezicht en handhaving op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst heeft op haar website een uitgebreide uitleg geplaatst over het beoordelen van camerabeelden en rauwe kooks5. Daaruit blijkt overigens dat er diverse zaken in onderzoek zijn.
Kent u het gezondheidsultimatum van omwonenden van Tata Steel en milieuorganisaties?3 Wat is uw reactie hierop, punt voor punt?
Ja, dat is mij bekend. Hierin roepen omwonenden en milieuorganisaties op tot een snelle sluiting van de ziekmakende fabrieksonderdelen en een voortvarende verduurzaming van de fabriek. Het voorstel van de omwonenden vertoont grote overeenkomsten met het door Hans Wijers en Frans Blom geanalyseerde scenario «alleen elektrische boogovens.7» Zij geven aan dat een keuze voor de productieroute met alleen elektrische hoogovens logisch is als de Staat de grote investering van publieke middelen in een economisch kwetsbaar bedrijfsmodel op vindt wegen tegen de reductie van de lokale hinder en het behoud van een deel van de lokale werkgelegenheid, en als de Staat het vertrouwen heeft dat Tata Steel Nederland concurrerend kan zijn in de markt voor laagwaardig staal. Zij beoordelen de economische levensvatbaarheid van dit scenario als slecht.
In de recente brief heeft het kabinet een voorkeur uitgesproken voor een ander scenario, namelijk het «voorstel van TSN met versnelde overlastreductie»8.
Vindt u het acceptabel dat Tata Steel nog tot zeker 2040 wil doorgaan met het uitstoten van grote hoeveelheden ziekmakende stoffen, ten koste van de gezondheid van mens en milieu? Zo nee, welke maatregelen gaat u hier dan tegen nemen?
Nee, dat vind ik niet acceptabel. Emissies van schadelijke stoffen moeten omlaag. Het kabinet besloot eerder al dat gezondheid een prominente plaats moet krijgen in een eventuele maatwerkafspraak met het bedrijf. De gezondheidsproblematiek in de IJmond is dermate urgent dat uitstel van verdere actie hierop onverantwoord zou zijn. Het kabinet wil daarom op korte termijn afspraken maken met Tata Steel Nederland en gaat onderzoeken of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren9. Zo moeten gezondheidsrisico’s op kortere termijn worden teruggebracht. Ik heb er vertrouwen in met deze keuze het goede pad in te slaan. Het komt er nu op aan om alles op alles te zetten zodat dit op korte termijn ook tot verbeteringen leidt.
Wat is uw reactie op de eis van deze omwonenden- en milieuorganisaties, namelijk dat Tata Steel de kooksfabriek 2 uiterlijk in 2025 moet sluiten? Wanneer gaat u hier gehoor aan geven?
Zoals in het antwoord op vraag 12 is aangegeven, onderzoekt het kabinet of het haalbaar is om een deel van de plannen sneller uit te voeren. Een definitief besluit hierover wordt tijdens de voorjaarsbesluitvorming genomen. Onderdeel van deze optie is een versnelde reductie van de impact op de gezondheid door het sneller realiseren van overkappingen en het eerder sluiten van Kooks- en Gasfabriek 2. In de onderhandelingen met het bedrijf zal moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om de gewenste versnelling ook daadwerkelijk te bereiken. Daarbij spelen zaken als technische haalbaarheid, mogelijkheden voor versnelling van vergunningverlening en financiële haalbaarheid een rol.
Erkent u dat het stellen van bovenstaande eisen zoals ook verwoord in het gezondheidsultimatum aan Tata Steel ook helpt om de klimaat- en stikstofdoelen te halen, gezien het bedrijf de grootste CO2- en stikstofuitstoter is van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende scenario’s waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de klimaat- en stikstofdoelen. Hiervoor verwijs ik u naar het rapport van Hans Wijers en Frans Blom10.
Hoe gaat u de maatwerkafspraken die met Tata Steel worden gemaakt ook afdwingbaar maken, zodat er bijvoorbeeld sancties kunnen worden opgelegd als Tata de doelen niet haalt en de afspraken niet naleeft, ook met betrekking tot gezondheid?
Het kabinet zal, in lijn met het advies van de Expertgroep gezondheid IJmond11, inzetten op het opnemen in een eventuele maatwerkafspraak van een paragraaf over gezondheid, met duidelijk omschreven doelen wat betreft effecten op de gezondheid. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de impact van Tata Steel op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk wordt geminimaliseerd. Deze vermindering van schadelijke impact moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden. Zoals ik uw Kamer in juli 202312 heb gemeld, worden deze afspraken vastgelegd in juridisch bindende maatwerkafspraken, waar voorwaarden aan worden verbonden. Op dit moment wordt onderzocht hoe (het afdwingen van) een dergelijke afspraak het beste kan worden vormgeven.
Wat is uw reactie op het toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst, uitgesplitst per stap, namelijk: Tata Steel halffabricaten laten inkopen, de oude hoogovens uiterlijk in 2030 vervangen door elektrische ovens en de productie vanaf 2030 verlagen van 7 miljoen naar 4 miljoen ton staal?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 11.
Neemt u dit toekomstscenario dat in het gezondheidsultimatum wordt geschetst mee bij het uitvoeren van de aangenomen motie-Van Esch c.s. over de effecten op gezondheid en milieu van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel alsnog onafhankelijk en transparant in beeld brengen?4 Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport van Hans Wijers en Frans Blom14 heeft dit onafhankelijk en transparant in beeld gebracht.
Wanneer krijgt de Kamer de resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde motie-Van Esch c.s. met een MKBA van de verschillende toekomstscenario's van Tata Steel, waaronder ook expliciet een scenario van recycling en het afschalen van de fabriek?
De Kamer heeft deze informatie recent ontvangen in de vorm van het rapport van Hans Wijers en Frans Blom15. Hiermee is deze motie afgedaan.
Aangezien eerder al is gebleken dat de data van Tata over de schadelijke stoffen die zij uitstoten geen betrouwbaar, compleet en actueel beeld geeft van de daadwerkelijk uitgestoten stoffen, bent u bereid om ervoor te zorgen dat er vanuit de overheid meer zelf wordt gemeten bij Tata Steel, bijvoorbeeld met meer inzet van slimme technologie en uitbreiding van meetpunten waardoor continu kan worden gemeten, actuele gegevens over schadelijke stoffen worden vergaard en handhavers en burgers zo voorzien worden van betrouwbare informatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 9 januari 202416 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de provincie Noord-Holland vorig jaar al aanvullend budget gegeven aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het uit laten voeren van additionele emissiemetingen bij Tata Steel. De Omgevingsdienst voert aanvullende emissiemetingen uit bij onder andere de Kooksfabrieken van Tata Steel. Dit vanwege de behoefte vanuit verschillende partijen om de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van metingen door het geaccrediteerde meetbureau van Tata Steel en door andere geaccrediteerde meetbureaus in opdracht van Tata Steel. Daarnaast is het doel onder meer om niet-genormeerde emissies in kaart te brengen. Na uitvoering van de metingen zal worden geëvalueerd of vervolg of aanpassing in deze meetstrategie nodig is. Daarnaast houdt de Omgevingsdienst sinds februari 2023 cameratoezicht op Kooksfabriek 2. Sinds eind december is ook een tweede camera operationeel met zicht op Kooksfabriek 117.
Indien u niet wilt zorgen voor meer onafhankelijke metingen bij Tata Steel, hoe denkt u dan het vertrouwen van omwonenden van Tata te herstellen, aangezien omwonenden geen vertrouwen hebben in de data van Tata en de overheid al jaren oproepen om te investeren in onafhankelijk, continu en fijnmazig meten?
Zie het antwoord op vraag 19.
Wat is uw reactie erop dat een kritische Tata Steel-medewerker, die te zien is in de documentaire STAAL, plotseling wordt ontslagen en één dag nadat de trailer van de documentaireserie te zien is, plotseling weer wordt aangenomen?5
Dit is een kwestie tussen de betreffende werknemer en Tata Steel als werkgever. Het ministerie kent de precieze feiten en omstandigheden van dit geval niet.
Bent u het ermee eens dat deze gang van zaken er erg op wijst dat Tata Steel een kritische werknemer de mond wil snoeren? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, hoe ziet u dit dan?
Zie het antwoord op vraag 21.
Wat is uw reactie erop dat deze kritische Tata Steel-medewerker signaleert dat er achterstallig onderhoud is bij installaties, dat er te weinig mensen zijn voor het vele werk en dat enkele mensen veel te veel overuren maken?
Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Dat geldt ook voor de medewerkers van Tata Steel. Het is belangrijk dat de Arboregels worden nageleefd en dat de werkgever de werknemers beschermt, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Hoewel ik de beweringen van deze kritische medewerker niet kan beoordelen, vind ik dit signaal wel zorgelijk.
Handhaving en toezicht op Tata Steel is een taak van het bevoegd gezag, de provincie Noord-Holland. Deze taken zijn gemandateerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit staat hoe lang een werknemer per dag en per week mag werken en wanneer de werknemer recht heeft op pauze of rusttijd. Werkgevers zijn op basis van Arbowet ook verplicht om beleid vast te stellen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Daaronder valt ook het voorkomen of beperken van hoge werkdruk. De werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van deze regels. Het toezicht op de Arbeidstijden- en de Arbowet is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie en vormt daarmee het sluitstuk.
Wat is uw reactie erop dat er nog nooit goed onderzoek is gedaan naar de gezondheid van medewerkers, terwijl staalarbeiders volgens onderzoeken in het buitenland tot 500% grotere kans op kanker hebben?
Ik neem de gezondheid van werknemers serieus. Iedereen heeft immers recht op een veilige en gezonde werkplek. De werkgever is verantwoordelijk voor het beschermen van zijn werknemers, zodat zij gezond en veilig kunnen werken. Werkgevers zijn verplicht om via een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) de arbeidsrisico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen om deze aan te pakken. Ook zijn werkgevers verplicht om een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan medewerkers aan te bieden. Deze verplichting vloeit voort uit de Arbowet- en regelgeving. Het toezicht hierop is een taak van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Bent u van plan opdracht te geven voor een dergelijk onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, door welke instantie en per wanneer?
In een eventuele maatwerkafspraak zet het kabinet in op het opnemen van een paragraaf over gezondheid die naast omwonenden ook gaat over werknemers en oud-werknemers. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat Tata Steel de impact op de gezondheid van omwonenden, werknemers en oud-werknemers, zowel in termen van schadelijke emissies als hinder, zo snel en zo ver mogelijk minimaliseert. Deze vermindering van schadelijke impact op korte en lange termijn moet bovendien goed gemeten en gecontroleerd worden.
Het inzetten van een onderzoek naar de gezondheid van Tata Steel-medewerkers is echter niet aan mij, maar aan Tata Steel als werkgever. Zie hiervoor het antwoord op vraag 24.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden en het liefst voor 4 april 2024 in verband met het plenaire debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden?
Ja.
De aanwezigheid van hoge concentraties van het verboden gewasbeschermingsmiddel dinoterb in oppervlaktewater in het Natura 2000-gebied het Zwanenwater |
|
Laura Bromet (GL), Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht over de aanwezigheid van hoge concentraties van het verboden gewasbeschermingsmiddel dinoterb in oppervlaktewater in het Natura 2000-gebied het Zwanenwater?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in een natuurgebied aantreffen van een middel dat vanwege het risico op gezondheidsschade en schade aan de biodiversiteit sinds 1998 verboden is, een ernstige zaak is?
Al langer is bekend dat resten van gewasbeschermingsmiddelen, ook van middelen die al langer niet meer zijn toegestaan, in natuurgebieden kunnen worden teruggevonden. De ernst van de zaak is afhankelijk van de aangetroffen hoeveelheden. Uiteraard is de aanwezigheid van een verboden middel als dinoterb altijd ongewenst, dus ook als het een natuurgebied betreft.
Bent u voornemens om te laten onderzoeken wat de oorsprong is van het verboden middel dinoterb? Zo ja, op welke manier? Wat is hierin de rol van waterschap, handhavers en de provincie?
Het HHNK heeft op meerdere plaatsen dinoterb in het oppervlaktewater aangetroffen en start zo snel mogelijk een onderzoek naar mogelijke bronnen en oorzaken. Voor het onderzoek stemt het HHNK af met de NVWA en de provincie Noord-Holland.
Ik wacht de resultaten van het onderzoek af om te kunnen bepalen of verdere actie noodzakelijk is. Voor meer informatie verwijs ik u naar mijn Kamerbrief in reactie op een verzoek uw Kamer te informeren over de gevonden meetwaarden van de werkzame stof dinoterb in oppervlaktewater in de provincie Noord-Holland. Deze brief is gelijktijdig met de beantwoording van deze set Kamervragen naar uw Kamer gestuurd.
Kunt u aangeven of op meerdere plekken in Nederland dinoterb in het oppervlaktewater wordt aangetroffen? Zo ja, hoe verklaart u de aanwezigheid van deze stof? Zo nee, wordt hier wel op gemeten? Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de aanwezigheid van verboden bestrijdingsmiddelen en mogelijke bron hiervan?
De openbare Bestrijdingsmiddelenatlas2 laat zien op welke locaties in Nederland de stof dinoterb is aangetroffen. Normoverschrijding van dinoterb in het oppervlaktewater is met name in de provincie Noord-Holland gevonden. Het onderzoek van het HHNK zal mogelijk meer duidelijk geven over de bronnen en oorzaken. Deze resultaten wacht ik eerst af.
In mijn Kamerbrief3 in reactie op een verzoek uw Kamer te informeren over de gevonden meetwaarden van de werkzame stof dinoterb in oppervlaktewater in de provincie Noord-Holland, geef ik een mogelijk verklaring voor de aanwezigheid van dinoterb. De stof kan worden aangetroffen door nalevering uit de bodem van geaccumuleerde resten uit het verleden en/of illegaal gebruik van het middel. Uit gegevens van het NVWA blijkt overigens dat zij dinoterb niet hebben aangetroffen tijdens inspecties.
In hoeverre is de aanwezigheid van dinoterb in oppervlaktewateren een concreet risico voor de volksgezondheid en het behalen van Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelstellingen en Natura 2000-doelstellingen?
Het gebruik van dinoterb is sinds 1998 verboden. Ook stoffen die verboden zijn, kunnen in het milieu worden aangetroffen bijvoorbeeld als gevolg van nalevering uit de bodem en/of grondwater. Het aantreffen van dinoterb in het oppervlaktewater kan van invloed zijn op het behalen van KRW-doelen.
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak van de huidige verontreiniging kan mogelijk worden vastgesteld of er maatregelen zijn om verdere verontreiniging en normoverschrijdingen te voorkomen.
Of er sprake is van een concreet risico voor de volksgezondheid en Natura-2000 doelstellingen hangt samen met de gevonden waarden en blootstelling van mens en doelsoorten. Het is relevant om te weten wat de oorzaak van de gevonden waarden zijn geweest. Het is daarom van belang het onderzoek van het HHNK af te wachten
Hoeveel capaciteit bij handhaving is momenteel beschikbaar om metingen van verboden gewasbeschermingsmiddelen te doen? Hoeveel capaciteit is beschikbaar om op zoek te gaan naar de bron hiervan en om te handhaven?
Waterschappen zien erop toe dat landbouw- en tuinbouwbedrijven de maatregelen toepassen die zijn voorgeschreven in vigerende wet- en regelgeving. De 21 waterschappen verschillen van omvang en daarmee van capaciteit. Onderling is er wel samenwerking. Er is een landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen waar jaarlijks met een vastgestelde frequentie door waterschappen op vaste locaties met een vaste meetstrategie wordt gemeten. Eén van de doelen is het zo optimaal mogelijk leggen van een aannemelijk verband tussen de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en de waargenomen normoverschrijdingen in oppervlaktewater. Daarnaast is er nog per waterschap een regiospecifiek monitoringsprogramma. Bij beide kunnen metingen van verboden gewasbeschermingsmiddelen aan het licht komen. Tot slot doen de waterschappen onderzoek naar de vervuiling van het water. Het HHNK start met een onderzoek naar de mogelijke bronnen en oorzaken van dinoterb in het oppervlaktewater.
De NVWA voert toezichttaken uit in het veld op basis van vigerende wet- en regelgeving als het Bal, de Wgb en toelatingsvoorschriften. Dit betreft onder andere fysieke inspecties bij de handel in gewasbeschermingsmiddelen en op juist gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en op gebruik van niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Hiervoor heeft de NVWA 25 fte beschikbaar. Om de capaciteit zo efficiënt mogelijk te gebruiken zet de NVWA onder andere in op risicogericht toezicht. Dat betekent toezicht houden daar waar de gevolgen van niet naleving van wet- en regelgeving het grootst zijn.
Hoeveel overtreders zijn er in de afgelopen drie jaar geconstateerd en beboet als gevolg van het gebruik van dinoterb en andere verboden gewasbeschermingsmiddelen?
In de periode 2021 en 2022 zijn respectievelijk 507 en 495 inspecties uitgevoerd. Bij 21 inspecties is opgetreden tegen het gebruik van middelen met een niet in Europa goedkeurde stof. Dit betrof tien inspecties in de onbedekte teelt en elf inspecties in de glastuinbouw. In totaal waren het negen verschillende niet goedgekeurde stoffen. Dinoterb is hierbij niet aangetroffen. Meer detailinformatie is te vinden in de publicatie van de inspectieresultaten 2021 en 20224. De resultaten van 2023 zijn nog niet beschikbaar.
Wat zijn de sancties voor een betrapte overtreder van het gebruik van verboden middelen?
Bij geconstateerde overtredingen treedt een waterschap op volgens de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO)5. Een dwangsom wordt per geval vastgesteld en bepaald naar aard van de overtreding. Daarbij wordt rekening gehouden met het effect van de overtreding op de omgeving en met de zwaarte van het geschonden belang. Een bestuurlijke strafbeschikking wordt bepaald middels feitcodes en tarieven, te vinden in het feitenboekje wat openbaar is via de site van het OM6. Interventies die de NVWA ter beschikking heeft staan beschreven in het algemeen interventiebeleid NVWA 20247 en het specifiek interventiebeleid NVWA gewasbeschermingsmiddelen en biociden (IB03-SPEC 05, versie 05). De NVWA kan bij een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk optreden. De bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de afdoening van de betreffende overtreding.
Ziet u aanleiding om de handhaving aan te scherpen? Zo nee, wat zou aanleiding zijn om wel meer te onderzoeken en te handhaven?
Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek van het HHNK. Zoals verwoord in mijn Kamerbrief8 in reactie op een verzoek uw Kamer te informeren over de gevonden meetwaarden van de werkzame stof dinoterb in oppervlaktewater in de provincie Noord-Holland, ben ik van mening dat de toezicht en handhavende diensten adequaat hebben gehandeld. Samen met IenW verkennen we de mogelijkheden om toezicht en handhaving specifiek gericht op waterkwaliteit en gewasbescherming te verbeteren.
Microplastics |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Op welke wijze draagt u er zorg voor dat de Europese maatregelen die zijn opgenomen in de «Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals»-verordening (REACH) per 15 oktober 2023 om bewust toegevoegde microplastics te beperken worden, geïmplementeerd in Nederland?
Voor een adequate naleving van Europese regelgeving is het belangrijk dat ondernemers zich bewust zijn van de regels. Daarom werk ik aan goede voorlichting via de REACH-helpdesk «Chemische stoffen goed geregeld» en via communicatie met branches waarop deze restrictie betrekking heeft via stakeholder overleggen. Deze bewustwording draagt mijns inziens in belangrijke mate bij aan het bevorderen van de naleving door ondernemers van deze restrictie.
Daarnaast kan toezicht worden ingezet om de naleving te bevorderen. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de REACH-verordening, waarin ook deze restrictie voor microplastics is opgenomen. De ILT controleert daarbij de naleving bij importeurs, fabrikanten, producenten, distributeurs en gebruikers van chemische producten bestemd voor industrieel en professioneel gebruik. De NVWA controleert de naleving voor consumentenproducten.
Bent u er bekend mee dat de zwerfafvalopruimers nog steeds constateren dat drie maanden na de inwerkingtreding nog volop producten worden verkocht die onder het verbod vallen, zoals glitters en losse plastic producten kleiner dan 5 millimeter?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Is de handhavende taak reeds bij een dienst als de ILT of NVWA belegd? Zo ja, kunt u aangeven of capaciteit is vrijgemaakt om te kunnen handhaven?
Ja, voor het toezicht op naleving van de REACH verordening is een bepaalde capaciteit beschikbaar bij deze inspectiediensten. Op basis van een brede risicogebaseerde afweging wordt, door elke dienst afzonderlijk, bepaald waarop de beschikbare toezichtcapaciteit wordt ingezet.
Wanneer verwacht u te starten met actieve handhaving op het Europees verkoopverbod op losse glitters en microplastics?
De inspectiepartners bepalen zelf hun prioriteiten voor het starten van toezicht en handhavingsactiviteiten. De ILT start in 2024 met de voorbereiding van toezicht op de naleving van de restrictie onder de REACH-verordening op losse glitters en microplastics.
Deelt u de mening dat het voor winkeliers en retailbedrijven nu moeilijk is om zelf te bepalen welke producten nog verkocht mogen worden?
Ik begrijp dat de restrictie ook van winkeliers en retailbedrijven vraagt om kennis te nemen van de nieuwe regels. De Europese Commissie verstrekt informatie over wat wel of niet mag worden verkocht via een website die speciaal hiervoor is ingericht. Daarnaast kunnen bedrijven voor uitleg en ondersteuning contact opnemen met de REACH helpdesk. Ik roep alle winkeliers en retailbedrijven op om zich goed te blijven informeren via deze kanalen en om zo snel mogelijk te stoppen met het verkopen van producten waar microplastics aan zijn toegevoegd. Om bij de implementatie van de nieuwe regels nog meer gedetailleerde informatie te kunnen geven, werkt de Commissie aanvullend aan een vraag-en-antwoord- document. Ik pleit er bij de Europese Commissie voor dat dit document zo snel mogelijk wordt opgesteld in samenwerking met experts van lidstaten en dat het document snel beschikbaar komt, zodat er voor iedereen duidelijkheid is over de regels.
Hoe kijkt u aan tegen het idee van een positieflijst met daarop alle producten met microplastics die nog wel verkocht mogen worden om retailers te helpen om zich aan de verordening te houden? Als u dit wilt omarmen, wilt u dan tevens een plan maken om de positieflijst goed kenbaar te maken onder winkelbedrijven? Zo ja, kunt u alvast schetsen op welke manier u het idee concreet wilt maken en op welke termijn?
Ik vind het belangrijk dat er zo snel mogelijk een einde komt aan de verkoop van producten waar microplastics bewust aan zijn toegevoegd. Een «positieflijst» geeft mijns inziens het verkeerde signaal af. De nodige informatie wordt al gegeven in de restrictie zelf. Het is nu aan de bedrijven om kennis te nemen van de regels en om zich er aan te houden. Initiatieven vanuit de sector voor gerichte informatievoorziening per product of per branche over de nieuwe regels juich ik natuurlijk toe.
Kunt u aangeven of thermoplastische polymeren (met andere woorden: polystyreen) vallen onder de reikwijdte van het polymerenverbod, dat op 15 oktober 2023 van kracht is geworden?
Producten waar microplastics gemaakt van polystyreen bewust aan zijn toegevoegd, vallen onder de restrictie. De restrictie definieert microplastics immers als zijnde synthetische polymeer microdeeltjes kleiner dan 5 mm. Alle polymeren vallen eronder, behalve polymeren die bioafbreekbaar zijn, polymeren die wateroplosbaar zijn en polymeren zonder koolstof in hun structuur.
Deelt u de opvatting dat het zeer wenselijk is dat deze maatregelen adequaat worden doorgevoerd, omdat deze microplastics vroeg of laat in het ecosysteem terechtkomen en dan schade toebrengen aan mens, dier en milieu? Zo nee, waarom niet?
Die opvatting deel ik met u. Ik zet mij er steeds voor in dat microplastics zo vroeg mogelijk in de keten worden aangepakt.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat over circulaire economie op 15 februari 2024?
Dat is helaas niet gelukt. Hierover is uw Kamer op 12 februari jongstleden per brief geïnformeerd.
Enkele berichten rondom PFAS |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Oproep toxicologen: onderzoek alle eieren hobbykippen op PFAS»1 van 21 december?
Ja.
Bent u bereid om zo snel als mogelijk onderzoek te laten doen naar de concentraties PFAS in eieren van hobbykippen in de rest van het land? Waarom wel/niet?
Het bureau Risicobeoordeling & onderzoek (bureau) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert op dit moment een risicobeoordeling uit waarin gekeken wordt naar mogelijke verschillen in risico’s voor de gezondheid van de consument door de consumptie van particuliere of commerciële eieren als gevolg van contaminatie met PFAS. Voor dit onderzoek zijn gegevens gebruikt van eieren verspreid door heel Nederland. De resultaten worden binnen afzienbare tijd verwacht.
Welk handelingsperspectief gaat uitgebreid onderzoek u bieden om de gezondheid van de consumenten te beschermen? Welke wettelijke taak heeft de overheid om hierin op te treden?
Het is de taak van de overheid om de volksgezondheid van haar burgers te beschermen. Vorig jaar is daarom een onderzoeksprogramma naar PFAS gestart in Nederland. Het RIVM kijkt in dit onderzoek naar de verschillende blootstellingsroutes van PFAS, zoals voedsel en drinkwater. De resultaten van het brede onderzoeksprogramma moeten leiden tot handelingsperspectieven voor Nederlandse burgers hoe zij hun PFAS-blootstelling kunnen verminderen. Daarnaast heeft Nederland het initiatief genomen om te komen tot een EU restrictie die uitgaat van een zo breed mogelijk verbod op het gebruik van (producten met) PFAS. Dat verbod zal uiteindelijk leiden tot minder emissies naar het milieu en minder blootstelling via PFAS in producten.
Hoe gaat u de communicatie aan met de gemeenten en inwoners van de gemeenten waar het eten van eieren van hobbykippen nu wordt afgeraden?
Er is regelmatig overleg tussen de betrokken gemeenten, provincies en ministeries. De communicatie met de inwoners wordt vooral door de gemeenten gedaan, ondersteund door de GGD’en. Landelijk is daarnaast informatie voor inwoners te vinden op de websites van het Voedingscentrum en het RIVM, op www.waarzitwatin.nl en op www.rijksoverheid.nl.
Gaat u provincies en gemeenten financieel steunen bij verdere (lokale) onderzoeken naar de oorzaken en gevolgen van hoge PFAS-concentraties in voedsel, natuur en mensen?
Zoals genoemd bij vraag 4 vindt er hierover regelmatig overleg plaats tussen de provincies, gemeenten en het Rijk. Wat betreft (onaanvaardbare) risico’s die optreden als gevolg van ernstige bodemverontreiniging met PFAS ondersteunt IenW de provincies en gemeenten met het in beeld brengen van deze verontreinigingen en de aanpak daarvan.
Welke maatregelen neemt u, om in het bijzonder de PFAS-inname bij kinderen terug te dringen?
Sinds januari 2023 gelden in Europa zogenoemde maximum limieten (MLs) voor PFAS in bepaalde voedingsmiddelen. Dat betekent dat in deze voedingsmiddelen niet meer dan een bepaald gehalte PFAS (in dit geval de 4 PFAS uit het EFSA-rapport) mogen zitten. Enkel als de voedingsmiddelen hieraan voldoen, mogen zij verkocht worden op de markt. In de komende tijd zal worden gekeken naar uitbreiding en verlaging van deze limieten.
Bent u het met de stelling eens dat uitstoot van PFAS zo snel mogelijk verboden moet worden? Waarom wel/niet?
Ja. De aanwezigheid van PFAS in het milieu leidt nu al voor een deel van de bevolking tot normoverschrijding waardoor gezondheidsschade niet is uit te sluiten. Omdat de stoffen in het milieu nauwelijks afbreken, leidt aanvullende uitstoot onvermijdelijk tot hogere blootstelling en dus meer ook tot meer gezondheidsrisico’s. Om die reden heeft Nederland het initiatief genomen voor een breed Europees verbod op PFAS (zie ook vraag 8).
Bent u het eens dat Nederland voorop moet lopen in het terugdringen van PFAS uitstoot in de leefomgeving van mensen?
Ja, Nederland doet dit door samen met Denemarken, Duitsland, Noorwegen en Zweden te werken aan een breed Europees verbod op PFAS. Dit is de belangrijkste stap in het terugdringen van de PFAS uitstoot. In Nederland is aanvullend hierop een minimalisatieverplichting van toepassing voor de emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Als een bedrijf ZZS (zoals een aantal PFAS) uitstoot, dan is het bedrijf verplicht om deze emissie zoveel mogelijk te beperken. Als dat niet mogelijk is, dan moet het bedrijf de emissie tot een minimum beperken. Elke vijf jaar geldt een informatieplicht waarin het bedrijf moet onderbouwen welke stappen er zijn gezet om de emissies verder terug te dringen.
Kampen andere Europese landen met dezelfde soort problemen door de aanwezigheid van PFAS in door particulieren geteeld eten? Kent u voorbeelden van wat deze landen doen om op nationaal niveau de PFAS die op deze manier bij inwoners binnenkomt terug te dringen?
Ja, ook andere landen kampen met dit probleem. Op dit moment is bekend dat in zowel Denemarken als België onderzoek is gedaan naar PFAS in eieren. In Denemarken is PFAS aangetroffen in biologische eieren. Het is niet duidelijk waar de PFAS in eieren vandaag komt. In België wordt een aantal tips gegeven om blootstelling aan PFAS te verminderen2. Daarnaast worden per gemeente maatregelen geadviseerd om het blootstellingrisico op PFAS te beperken3. Een voorbeeld is het afwisselen van eieren van eigen kippen met eieren uit de supermarkt om blootstelling aan PFAS te beperken.
Tot welke (extra) acties van uw kant leiden de schokkende bevindingen uit dit artikel en het eerder verschenen artikel «PFAS in zeeschuim langs Nederlandse kust»2?
De Minister van IenW heeft u recent geïnformeerd over de uitkomst van het RIVM onderzoek naar PFAS in zeeschuim. Het RIVM concludeerde dat het nog niet mogelijk is iets te zeggen over de gemiddelde blootstelling aan PFAS via zeeschuim5. In het al lopende PFAS-onderzoeksprogramma zal het RIVM daarom deze blootstellingsroute verder onderzoeken.
Bent u tevens bekend met het bericht «Flinke boete dreigt voor Chemours als het chemische stof opnieuw loost»3?
Ja.
Blijft u provincies en gemeenten actief ondersteunen in juridische zaken die te maken hebben met PFAS-vervuiling? Is dat bij deze procedure het geval geweest?
Ja, het Ministerie van IenW is altijd bereid om hierover in gesprek te gaan met andere overheden. Daar kan op verschillende manieren ondersteuning uit voortkomen. Een voorbeeld hiervan is de ondersteuning die IenW geeft aan de gemeente Dordrecht via een specifiek uitkering (SPUK) voor de juridische procedure om Chemours aan te spreken op bodemverontreiniging met PFAS.
Bij het opleggen van de last onder dwangsom aan Chemours, voor de lozing van trifluorazijnzuur (TFA), heeft de provincie Zuid-Holland vanuit haar rol als bevoegd gezag opgetreden. Ondersteuning vanuit IenW is daarbij niet aan de orde geweest aangezien de provincie Zuid-Holland goed is uitgerust om een dergelijke procedure zelfstandig vorm te geven.
Bent u bekend met de vergunningsaanvraag die reeds door het bedrijf is ingediend om TFA wél te mogen lozen?4
Ja.
Vindt u het geloofwaardig dat dit bedrijf eerst aangeeft niet op de hoogte te zijn dat er binnen haar productieproces TFA vrijkomt, om vervolgens wel een vergunning hiervoor aan te vragen?
Het is niet aan IenW om te speculeren of Chemours al eerder op de hoogte was van het vrijkomen van TFA via het afvalwater. Indien blijkt dat het bedrijf al eerder op de hoogte was van het vrijkomen van TFA en verzuimd heeft om hiervoor een vergunning aan te vragen dan kan hier zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk tegen worden opgetreden. De provincie Zuid-Holland is al in 2023 een bestuursrechtelijk traject gestart. Er is door de provincie Zuid-Holland aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Of er een strafrechtelijk traject zal volgen is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen.
Vindt u het, gezien uw lopende inspanningen om potentieel zeer zorgwekkende stoffen scherper te vergunnen, uit te leggen als er toch een vergunning voor deze stof wordt afgegeven aan Chemours?
Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een emissie kan plaats vinden en onder welke voorwaarden. Het Ministerie van IenW heeft van de provincie Zuid-Holland begrepen dat Chemours eind 2023 een vergunning heeft aangevraagd om TFA te mogen lozen op de gemeentelijke riolering. De aanvraag wordt momenteel door DCMR beoordeeld. Na een zorgvuldige beoordeling in afstemming met Rijkswaterstaat, zal DCMR namens gedeputeerde staten een ontwerpbeschikking opstellen waarop Chemours en anderen hun zienswijze kunnen geven. De planning is erop gericht de ontwerpbeschikking uiterlijk in het voorjaar van 2024 te publiceren.
Gaat u het bevoegd gezag maximaal juridisch en financieel ondersteunen, als zij bezwaar maakt tegen de aangevraagde vergunning?
Ja, het Ministerie van IenW ondersteunt het bevoegd gezag hierbij binnen onze mogelijkheden, indien dat nodig mocht zijn.
Heeft u middelen om dit bedrijf te dwingen tot maatregelen om de uitstoot te verminderen in plaats van dat ze een vergunning krijgt om nog meer mogelijk giftige stoffen uit te stoten? Bent u bereid deze in te zetten?
Indien een bedrijf niet voldoet aan de voorwaarden in de vergunning heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om bestuursrechtelijk op te treden met als doel de overtreding ongedaan te maken. Het bevoegd gezag heeft afhankelijk van de overtreding een aantal instrumenten tot zijn beschikking om handhavend op te treden om uitstoot door bedrijven te verminderen (zie ook vraag 15). Het gaat dan om waarschuwen, het voeren van een bestuurlijk gesprek en de last onder dwangsom. Bij overtredingen die niet zijn beëindigd door een last onder dwangsom beschikken ze vervolgens over drie instrumenten: een hogere last onder dwangsom, het toepassen van bestuursdwang of het intrekken van de vergunning. Naast het bestuursrechtelijke instrumentarium kan via het strafrecht worden opgetreden.
Bent u bevoegd om grote uitstoters van PFAS, zoals Chemours, stil te leggen om de gezondheid van de omwonenden te beschermen? Wanneer vindt u dat een terechte stap?
Bij dit soort bedrijven is zowel sprake van milieubelastende activiteiten, zoals het emitteren naar de lucht of de bodem, of het lozen op een riolering, als van een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam. Voor beide soorten activiteiten geldt een andere vergunning en ook het bevoegd gezag is niet hetzelfde. Voor grote IPPC-bedrijven geldt dat de provincie het bevoegd gezag is voor de milieubelastende activiteiten. Voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam is, afhankelijk van of het gaat om een lozing op een regionaal water of een Rijkswater, het waterschap of de Minister van IenW (namens deze: Rijkswaterstaat) het bevoegd gezag.
Voor zover de Minister van IenW bevoegd gezag is, kan deze besluiten de vergunning in te trekken en zo de activiteit stil te leggen. Dit is echter alleen mogelijk als aan bepaalde gronden wordt voldaan, bijvoorbeeld als geen passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid worden getroffen of als emissies niet zodanig kunnen worden beperkt dat een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel kan worden bereikt. Het intrekken van de vergunning is bovendien alleen mogelijk als niet kan worden volstaan met wijziging van de aan de vergunning verbonden voorschriften.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Mercedes muss über hunderttausend Diesel-Auto’s zurückrufen’ |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Mercedes muss über hunderttausend Diesel-Auto’s zurückrufen»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met de manier van manipuleren die is toegepast door Mercedes? Bent u bekend met welke modellen van andere fabrikanten op een vergelijkbare manier wordt gemanipuleerd?
Het gaat in deze zaak om manipulatie van de uitlaatgasrecirculatie of «EGR – Exhaust Gas Recirculation». Normaal gesproken wordt een deel van de uitlaatgassen opgevangen en teruggeleid naar de verbrandingskamer in de motor, dit gebeurt om de stikstofuitstoot te beperken. Ter bescherming van de motor is het toegestaan dat in bepaalde omstandigheden (omgevingstemperatuur, omgevingsdruk, koelwatertemperatuur e.d.) de uitlaatgasrecirculatie wordt uitgeschakeld. Bij de betrokken modellen wordt de uitlaatgasrecirculatie echter al bij normale buitentemperaturen uitgeschakeld. Het Europese Hof van Justitie heeft in 2022 vastgesteld dat het uitschakelen alleen toegestaan is wanneer er geen andere oplossingen zijn om de motor te beschermen.
De Duitse toezichthouder (Kraftfahrt-Bundesamt of KBA) heeft Mercedes nu opgedragen om bij de betrokken modellen bepaalde instellingen aan te passen zodat deze voertuigen weer voldoen aan de geldende regels. Dit kan alleen de KBA doen voor deze modellen, omdat zij deze voertuigen hebben toegelaten tot de Europese markt (EU-typegoedkeuring).
Ik ben niet bekend met modellen van andere fabrikanten die op een vergelijkbare manier worden gemanipuleerd. De RDW controleert de modellen waarvoor de RDW de EU-typegoedkeuring heeft afgegeven (e4-typegoedkeuringen). Als hierbij gedurende de normale levensduur blijkt dat er niet aan de oorspronkelijke eisen wordt voldaan is een terugroepactie een belangrijk instrument om de toelatingseisen te garanderen. Zo werden in 2016 en 2017 bij testen die door de RDW werden uitgevoerd, ongeoorloofde emissiestrategieën bij enkele voertuigen van andere merken aangetroffen. Bij de betreffende voertuigen heeft daarop ook een terugroepactie plaatsgevonden waarbij dit is hersteld.
Volgt u het besluit van het Duitse Kraftfahrt-Bundesamt (KBA) om de «Euro 5»- en «Euro 6»-Mercedessen terug te roepen? En de voertuigen van andere fabrikanten met een vergelijkbare sjoemelsoftware?
Ook in Nederland worden de betreffende voertuigen teruggeroepen, dit gebeurt in opdracht van de fabrikant (Mercedes) en naar aanleiding van het besluit van de KBA. De fabrikant coördineert deze terugroepactie en schrijft de klanten aan. De RDW wordt geïnformeerd over de uitgevoerde herstelacties. Wanneer er bij andere fabrikanten manipulatie-instrumenten zoals dergelijke software worden aangetroffen steun ik dezelfde terugroepacties.
Wat heeft u gedaan om deze sjoemeldiesels te laten ontsjoemelen sinds de uitspraak van het Europese Hof waar deze terugroepactie op is gebaseerd (juli 2022)?
De RDW deed op basis van deze hofuitspraak nader onderzoek naar de voertuigen waarvoor de RDW de typegoedkeuring heeft afgegeven. De RDW heeft daarbij geen ongeoorloofde manipulatie-instrumenten aangetroffen.
Ik heb de Kamer via verschillende (overzichts)brieven geïnformeerd over de ontwikkelingen op nationaal en Europees vlak naar aanleiding van de dieselfraude2. In mijn brief van 27 november 20233 heb ik geschetst welke aanpassingen aan regelgeving er in de loop van de jaren zijn gedaan om dieselfraude te voorkomen. Zo zijn de Euro-normen verder aangescherpt door de introductie van de realistischere WLTP- en RDE4-tests, waarmee uitstoot op de weg gemeten wordt. Bovendien moeten fabrikanten nu meer informatie verstrekken over emissie-strategieën bij typegoedkeuring. Daarnaast werd in 2018 de In-Service Conformity-test geïntroduceerd om emissies tijdens gebruik te controleren, met corrigerende maatregelen als blijkt dat voertuigen niet voldoen aan de norm. Momenteel wordt de Euro 7-norm verder uitgewerkt, waarbij voertuigen langer lage emissies moeten garanderen, emissiedata toegankelijker worden en voertuigen met hoge emissies na geruime kans voor reparatie, niet meer verder kunnen rijden.
Daarnaast zijn er de afgelopen jaren bij diverse modellen terugroepacties uitgevoerd waarbij de software van automodellen is aangepast.
Hoe draagt Nederland bij aan het voorkomen van nieuwe sjoemelpraktijken?
Sinds de grootschalige dieselfraude aan het licht is gekomen, is het regelgevende kader betreffende voertuigemissies verder aangescherpt. De RDW heeft hier een prominente rol in gespeeld door een testprogramma te ontwikkelen, waarmee ongeoorloofde manipulatie-instrumenten opgespoord kunnen worden.
Daarnaast is er in Europees verband een nieuw toezichtsysteem «In-Service Conformity» ingevoerd om bij in gebruik zijnde voertuigen te testen of de uitstoot voldoet aan de toepasbare normen. De RDW voert dit in de praktijk uit op de voertuigen waarvoor de RDW bij toelating de emissiecertificaten heeft afgegeven. Tijdens deze testen stelt de RDW vast of de voertuigen voldoen aan de eisen die in Europees verband vastgesteld zijn. Als uit de testen blijkt dat niet wordt voldaan aan de genoemde eisen, start de RDW een gedetailleerd onderzoek met de betreffende fabrikant. Mocht naar het oordeel van de RDW blijken dat er iets aan de voertuigen hersteld moet worden, dan kan dit leiden tot terugroepacties en aanpassingen aan de nog nieuw te leveren voertuigen.
Om hoeveel voertuigen gaat het in Nederland?
In Nederland werden deze Mercedes-modellen van 2009 tot 2017 verkocht en ging het naar schatting om enkele duizenden voertuigen. Het grootste deel van deze voertuigen is inmiddels niet meer in NL geregistreerd.
Om hoeveel (extra) stikstofemissies gaat het voor Nederland? Kunt u dit omrekenen in aantallen PAS-melders die gelegaliseerd hadden kunnen worden?
De hoeveelheid (extra) stikstofemissies is afhankelijk van een groot aantal factoren, waaronder bijvoorbeeld het precieze aantal voertuigen, het aantal gereden kilometers en de snelheid waarmee is gereden. In verband met deze onzekerheden is enkel een grove schatting mogelijk. De meeruitstoot wordt door TNO geschat op ongeveer 10 ton NOx per jaar5. Dat betekende voor bijvoorbeeld 2015 (ten tijde van verkoop) ongeveer 0.037 procent van de totale stikstofuitstoot van personenauto’s (27 kiloton per jaar).
Er hadden geen PAS-meldingen met deze stikstofemissie gelegaliseerd kunnen worden. Om de mogelijke schadelijke gevolgen van de depositiebijdrage van projecten (zoals PAS-meldingen) op de natuur te mitigeren, dienen zgn. «mitigerende maatregelen» getroffen te worden. Er dient een directe koppeling te zijn tussen een dergelijke mitigerende bronmaatregel en het toestemmingsbesluit voor het project. Daarvan is in deze situatie geen sprake.
Wat is de maatschappelijke schade van deze extra emissies en gaat u deze verhalen op de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mogelijk om maatschappelijke schade bijvoorbeeld in de vorm van gezondheidsschade door een verminderde luchtkwaliteit te verhalen op de betreffende fabrikanten. De Landsadvocaat geeft aan dat de hoofdreden hiervoor het gebrek aan direct belang aan de zijde van de Staat is. De Staat als zodanig heeft namelijk geen schade opgelopen. Ook andere mogelijkheden van de Staat om schade te verhalen zijn volgens de Landsadvocaat beperkt. Zo is er volgens de Landsadvocaat feitelijk geen bewijs dat de Staat maatregelen heeft genomen of gefinancierd, die het directe gevolg zijn van de schade, die mogelijk veroorzaakt is ten gevolge van de acties of het uitblijven van acties van de specifieke fabrikant. Het gevolg van het onrechtmatig handelen van een fabrikant kan helaas moeilijk gekwantificeerd en dus niet direct gekoppeld worden aan maatregelen die de Staat mogelijk heeft genomen of nog gaat nemen om deze schade te compenseren of ongedaan te maken.
Uiteraard is het voor gedupeerde voertuigeneigenaren mogelijk om privaatrechtelijke claims in te dienen. Hetzelfde geldt ook voor juridische procedures tegen fabrikanten, die gevoerd worden of werden door verantwoordelijke landen die de typegoedkeuring voor deze voertuigen voor heel Europa hebben afgegeven. Een voorbeeld daarvan is de aangifte die het Ministerie in 2021 deed tegen autofabrikanten Suzuki en Fiat Chrysler Automobiles US LLC, waar de RDW eerder typegoedkeuring voor had afgegeven, waarvan een sterk vermoeden bestond dat zij bij een aantal van hun dieselmotoren ongeoorloofde emissiestrategieën hebben toegepast. Ik informeerde de Kamer eind november6 jl. over de conclusie van het Openbaar Ministerie in deze zaak.