De overstromingen op Bonaire |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bonaire kampt met hevige regenval, straten overstroomd»?1
Ja.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de acties die Rijksbreed zijn of worden ondernomen om de situatie op Bonaire te inventariseren en waar nodig in te grijpen?
Er is geen sprake geweest van een noodzaak tot ingrijpen, aangezien het Openbaar Lichaam Bonaire op zelfredzame wijze uitvoering heeft gegeven aan haar verantwoordelijkheden. Er is wel veelvuldig contact geweest: vanuit de waarnemend Rijksvertegenwoordiger was er doorlopend contact met het Openbaar Lichaam Bonaire. Er speelde in beginsel de mogelijkheid dat het eiland een bijstandsaanvraag voor extra pompcapaciteit en/of logistieke ondersteuning voor de verplaatsing ervan zou doen bij het Rijk. Er is door BZK met input van betrokkenen een informatiebeeld opgesteld dat gedeeld is met Rijkspartners. Zo heeft het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van IenW (DCC-IenW) tijdens de dreigende crisis informatie ontvangen over de situatie ter plekke. Gelukkig kon Bonaire zelf het water wegpompen met lokaal aanwezige pompen. Er is dus geen bijstandsaanvraag gekomen, en de conclusie was daarom al snel dat er geen rol was voor het inzetten van de crisisorganisatie.
Op welke manier vindt, in verband met de voorgaande vraag, coördinatie plaats met het Openbaar Lichaam Bonaire?
Als de Caribische delen van het Koninkrijk worden getroffen door een ramp, of crisis en bijstand vanuit Europees Nederland is geboden, dan wordt daarvoor het het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (NHC) gebruikt. De (waarnemend) Rijksvertegenwoordiger zal doorlopend contact houden met het Openbaar Lichaam en deze staat ook in contact met Europees Nederland. Bonaire (en de andere BES-eilanden) kan contact opnemen met het 24/7 bereikbare Nationaal Crisiscentrum (NCC) van het Ministerie van JenV. En vanuit het Ministerie IenW verloopt de coördinatie via het DCC-IenW, dat ook weer in contact staat met het NCC.
Bent u bereid om de Kamer op korte termijn te informeren over de omvang van de schade die op Bonaire ontstaat aan infrastructuur, openbaar bezit, woningen, bedrijven, monumenten en cultureel erfgoed als gevolg van de wateroverlast, de financiële gevolgen van die schade, en door welke partijen die schade moet worden gedragen?
Het openbaar lichaam brengt dit niet in kaart. Bewoners van Bonaire kunnen wel een melding doen indien zij hulp nodig hebben. Het openbaar lichaam registreert die meldingen, gaat langs de betrokkenen indien nodig, en probeert verder via materiële en financiële steun een bijdrage te leveren. Wat betreft de infrastructuur zijn er gaten in de wegen die worden opgevuld.
Zijn er risico’s aanwezig voor de veiligheid en de volksgezondheid van de huidige situatie? Zo ja, welke risico’s en hoe gaat de regering die wegnemen? Zo nee, hoe kunt u dat uitsluiten?
Net zoals in Europees Nederland is ook in Caribisch Nederland een goede afwatering van belang voor veiligheid en volksgezondheid. De recente wateroverlast op Bonaire heeft dit benadrukt. Om die reden neemt Bonaire afwatering mee als primair criterium in de wegenprojecten die momenteel lopen. Via de Stuurgroep Infrastructuur en Mobiliteit blijven IenW en BZK op de hoogte van de ontwikkelingen op dat gebied.
De recente regenval raakt aan het klimaatvraagstuk. De openbare lichamen van Caribisch Nederland zijn, net zoals in het Europese deel, primair verantwoordelijk voor de veiligheid en de volksgezondheid in relatie tot klimaateffecten. Daar hoort bijvoorbeeld ook bij het waarschuwen van de bevolking bij dreigende weersextremen.
Acht u de kwaliteit van het wegennet, de verdere infrastructuur en het waterbeheer van voldoende niveau om met extreme weersomstandigheden en een stijgende zeespiegel om te gaan? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat gaat de regering doen om hier verbetering in aan te brengen?
In het kader van onder andere het Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022, en de Bestuurlijke Afspraken die in navolging daarop dit jaar zijn ondertekend, heeft het openbaar lichaam een professionaliseringsslag gemaakt op het gebied van onderhoud van infrastructuur. Er is hard gewerkt aan de renovatie van grote wegen op het eiland en de komende jaren wordt dit doorgezet. In de planvorming rondom deze projecten ligt er een belangrijke focus op het garanderen van een goede afwatering. Ook wordt op andere manieren gewerkt aan een betere toekomstbestendigheid van gerenoveerde en nieuwe infrastructuur, bijvoorbeeld door dikkere asfaltlagen te gebruiken. Via de Stuurgroep Infrastructuur en Mobiliteit worden IenW en BZK op de hoogte gehouden van de vorderingen en kan het openbaar lichaam vanuit het Rijk geadviseerd worden. Toekomstige opgaven in relatie tot klimaateffecten zouden onderzocht en besproken moeten worden via stresstesten en risicodialogen. Er is al eerder aangeboden om in de vorm van kennis en tools, zoals een klimaateffectatlas, ondersteuning te geven bij deze stappen om te komen tot klimaatadaptatiestrategieën.
Welke afspraken bestaan er tussen het Rijk en het Openbaar Lichaam Bonaire om wegen, verdere infrastructuur en het waterbeheer aan te passen aan extremere weersomstandigheden, een stijgende zeespiegel, maar ook aan de stijgende bevolkingsaantallen en de grootschalige bebouwing die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 6, wordt vanuit de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en Bonaire, en via de Stuurgroep Infrastructuur en Wegen, gestuurd en samengewerkt op het creëren van een toekomstbestendige infrastructuur. Het openbaar lichaam is zelf verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud van infrastructuur op het eiland, maar door de jaren heen is hier vanuit het Rijk wel in ondersteund. Zo heeft IenW bijvoorbeeld een structureel budget van € 5 mln. beschikbaar gesteld voor het onderhoud van infrastructuur van de openbare lichamen.
Veel maatregelen liggen verder op het vlak van de ruimtelijke ordening, waarvoor de openbare lichamen zelf de bevoegdheden hebben. Ik ondersteun daarnaast samen met de Minister voor Klimaat en Energie de opzet van een klimaattafel op Bonaire. Deze tafel zou zich ook kunnen buigen over deze vragen.
Op welke manier worden huiseigenaren op Bonaire ondersteund in het weersbestendiger maken van hun woningen en kavels, bijvoorbeeld door het verbeteren van dakgoten en het aanleggen van cisternen?
De openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zouden op basis van hun op te stellen klimaatadaptatiestrategieën ondersteuning kunnen geven aan huiseigenaren bij het weersbestendiger maken van hun bezit. Voor Bonaire geldt dat er een project Woningverbetering Particulieren is om bewoners te helpen hun woning wind- en waterdicht te maken. Er is wel een wachtlijst voor deelname en het beschikbare budget is beperkt.
Welke acties onderneemt de regering in meer algemene zin om Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voor te bereiden op en weerbaar te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering? Zijn die acties afdoende? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is er meer nodig en hoe gaat de regering daar gevolg aan geven?
Allereerst is van belang dat er een helder beeld verkregen wordt van de situatie, risico’s en mogelijke maatregelen. Daarmee wordt inzicht verkregen in wat er nodig is ter bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de verantwoordelijkheid voor klimaatadaptatie bij de openbare lichamen zelf ligt, wil het Rijk ondersteuning geven in de vorm van een klimaateffectatlas als basis voor de benodigde stresstesten, waarmee ook risicodialogen kunnen worden gestart.
Het bericht ‘Eilandsraad Sint Eustatius voelt zich gechanteerd door Den Haag’ |
|
Jorien Wuite (United Democrats) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Eilandsraad Sint Eustatius voelt zich gechanteerd door Den Haag» (Dossierkoninkrijksrelaties.nl, 28 september 2022)1 en het bericht van de BES Reporter «Reuben Merkman: Dysfunctional Government and the moving of goalposts hamper return to democracy on St. Eustatius.»2?
Ja, hiermee ben ik bekend.
Kunt u een feitenrelaas geven over de wijze waarop het proces en de start van de volgende fase voor het herstel van voorzieningen en de democratie op Sint Eustatius met de aanstelling van twee gedeputeerden is verlopen?
De voorhangprocedure van het koninklijk besluit (KB) startte op 8 juli 2022 en liep in verband met het zomerreces tot 28 september.
In de nota van toelichting op het KB heb ik aangegeven dat aan de voorwaarden voor het ingaan van fase 2.0 zou zijn voldaan ten tijde van het tekenen van het KB. De laatste vier verordeningen en één besluit zouden voor het zomerreces – en daarmee ten minste vóór de ondertekening van het KB – worden vastgesteld en in werking treden.
Bovenstaande afspraak is gemaakt tussen regeringscommissaris en de eilandsraad tijdens het mediationtraject en ook met een raadsbesluit door de eilandsraad bekrachtigd.
Op 13 september werd mijn ministerie per mail geïnformeerd dat de vier verordeningen nog niet waren aangenomen. In vervolg hierop zijn gesprekken gevoerd met de regeringscommissaris en heeft de regeringscommissaris ook met de eilandsraad hierover gesproken.
Op donderdag 22 september heeft mijn ministerie met leden van de eilandsraad gesproken over de situatie. Er is aangegeven dat het KB geen doorgang kon vinden zonder de vaststelling van de verordeningen, omdat aan de voorwaarden en aan de situatie – zoals in het KB opgenomen – moet zijn voldaan.
In de bespreking met de eilandsraad zijn twee routes aan de orde geweest:
meer tijd nemen om de verordeningen aan te nemen. Het KB zou dan worden gepauzeerd tot de verordeningen zijn aangenomen, waarna de benoeming ca 1 week daarna zou kunnen plaatsvinden.
de verordeningen voor afloop van de voorhangprocedure alsnog vast te stellen en in werking laten treden. De gedeputeerden zouden dan alsnog begin oktober kunnen worden benoemd.
De eilandsraad heeft gekozen voor de tweede route.
Bent u van mening dat de verwachtingen en voorwaarden voor het verloop van het transitieproces transparant zijn? Zo nee, wat dient er te gebeuren om dit voor het verdere versnelde herstel te verbeteren?
Ja, ik ben van mening dat het verloop van het transitieproces transparant is geweest. Zo heeft de regeringscommissaris in 2021 technische briefings gehouden waarin de eilandsraad werd geïnformeerd over de criteria van de tweede fase en verder. Het bespreken van de voorwaarden was tevens onderdeel van het mediationtraject tussen de regeringscommissaris en de eilandsraad. Daarnaast heb ik zowel in de nota van toelichting, als in de negende voortgangsrapportage de voortgang op de criteria beschreven en bovengenoemde toezegging gedeeld.
Bent u van mening dat er aan de zijde van uw Ministerie en het bestuur van Sint Eustatius fouten zijn gemaakt? Zo ja, welke en hoe kan e.e.a. qua procesafspraken en verwachtingen, zoals ook door de Algemene Rekenkamer is gesignaleerd, verder worden verbeterd? Zo nee, waarom niet?
De verordeningen zijn later dan voorzien naar de eilandsraad gestuurd, waardoor agendering voor het zomerreces niet mogelijk was. Er was echter voldoende tijd om deze nog te agenderen voor het einde van de voorhangprocedure. Eén verordening is betrekkelijk laat aangeboden aan de eilandsraad, waardoor de vaststellingsprocedure erg kort was.
Ik meen dat de afspraken en verwachtingen rond de voorwaarden van het bereiken van fase 2.0 helder waren. Een aandachtspunt dat ik meeneem voor het verdere proces is dat de verwachtingen gedurende het KB-proces over en weer beter worden afgestemd, zodat het voor alle partijen duidelijk zal zijn welke acties er op welk moment genomen moeten worden. Wat betreft fase 2.1 en fase 2.2 zal ik constructief en actief met de regeringscommissaris en de eilandsraad de noodzakelijke stappen gaan zetten. Dit in het belang van de afronding van de bestuurlijke ingreep en ten dienste van goed bestuur voor de burgers van Sint Eustatius.
Bent u bekend met de motie van de Eilandsraad lid Koos Sneek, die zijn afkeuring uitspreekt over de handelwijze van het Ministerie? Hoe beoordeelt u deze motie en bent u voornemens hierop te reageren? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de motie. Ik betreur het dat 4 van de 5 eilandsraadsleden het proces van het KB niet als goed hebben ervaren. Ik vind het daarom des te meer belangrijk om gezamenlijk met de regeringscommissarissen, de eilandsraad en de recentelijk geïnstalleerde gedeputeerden vooruit te kijken en ons te richten op de volgende fase van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius. In de gesprekken tussen mijn ministerie en de gedeputeerden is deze gezamenlijke wens ook geuit en vastgesteld dat goede samenwerking voorop staat.
Heeft u inmiddels een kennismakingsgesprek gehad met de gedeputeerden? Zo ja, welke onderwerpen zijn hier besproken en welke afspraken zijn er eventueel gemaakt?
Ik heb op de dag van de benoeming (4 oktober jl.) een kennismakingsgesprek gehad met de gedeputeerden. Ik kijk terug op een positief en constructief gesprek. Enkele relevante onderwerpen, zoals goed bestuur en natuurbehoud op de eilanden, zijn kort besproken maar het gesprek stond met name in het teken van kennismaking. In de reguliere bestuurlijke overleggen zal ik meer inhoudelijke gesprekken gaan voeren met de gedeputeerden.
Bankzaken op Saba |
|
Inge van Dijk (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de motie die de Eilandsraad van Saba 22 september 2021 heeft aangenomen?1
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik erken dat er problemen zijn voor zowel inwoners als ondernemers op de BES-eilanden als het gaat om bancaire dienstverlening; van het doen van betalingen tot het afsluiten van leningen en hypotheken.
Om de toegang tot bancaire diensten en financiële producten te verbeteren zijn in het afsprakenakkoord Sint Eustatius (2022–2023)2 en de «Saba Package 2.0» (2022–2025)3 afspraken gemaakt tussen de openbare lichamen en de betrokken ministeries. In het kader van de bestuurlijke afspraken is daarnaast afgesproken dat er een Taskforce knelpunten Caribisch Nederland komt die zich onder andere zal gaan richten op de bancaire dienstverlening.4 Deze Taskforce werkt momenteel aan het identificeren en wegnemen van belemmeringen en tevens aan het verbeteren van de bancaire dienstverlening in brede zin. De Nederlandsche Bank (DNB) is van 1 tot en met 10 november op bezoek geweest in Caribisch Nederland alsmede Curaçao en Sint Maarten om met de openbare lichamen, banken, Kamers van Koophandel en maatschappelijke organisaties te praten over de knelpunten in de bancaire dienstverlening en te komen tot oplossingen.
Kent u de brief van Saba Business Association aan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten?2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kent u het documentOverview Saba banking situation?3
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven welke (dependances van c.q. pinautomaten van) banken aanwezig zijn op welke BES-eilanden?
Er zijn vier banken op Bonaire: Maduro & Curiel’s bank (MCB), Banco di Caribe (BdC), Orco bank en Royal Bank of Canada (RBC). Op Saba is de RBC bank aanwezig. Op Sint-Eustatius is MCB aanwezig. Van deze zes banken is er slechts één, de MCB, juridisch zelfstandig. Al deze banken zijn direct, of indirect via Sint-Maarten, bijkantoren van banken op Curaçao.7 Op Bonaire zijn 15 pinautomaten aanwezig. Op Sint-Eustatius en Saba zijn ieder twee pinautomaten aanwezig. Één pinautomaat betaalt het openbaar lichaam van Saba. De overige pinautomaten zijn van de betrokken banken.
In de missie van De Nederlandse Bank staat:We werken aan stabiele prijzen, een soepel en veilig betalingsverkeer, en solide en integere financiële instellingen; geldt dat ook voor de BES-eilanden?
Ja, dit volgt ook uit de wettelijke taken van DNB. Artikel 4, eerste lid, van de Bankwet 1998 beschrijft de taken van DNB, waaronder het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Artikel 4, tweede lid, beschrijft dat DNB deze taken ook kan uitvoeren voor de BES-eilanden. DNB bevordert de goede werking van het betalingsverkeer. Een voorbeeld hiervan is de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland waarin DNB regelmatig met de bankiersvereniging en maatschappelijke partners praat over het betalingsverkeer. Daarnaast houdt DNB toezicht op een aantal financiële instellingen in Caribisch Nederland8.
Vallen de banken c.q. dependances c.q. pinautomaten op de BES-eilanden onder het toezicht van DNB? Zo nee, waarom niet?
DNB is op grond van de Wet financiële markten BES prudentieel en integriteitstoezichthouder voor financiële instellingen op de BES-eilanden. Er is één bank (MCB) die juridisch gevestigd is op de BES-eilanden en onder prudentieel toezicht staat van DNB. Deze bank is een bank van een dochter van een Curaçaose bank en staat daardoor indirect ook onder toezicht van de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Alle overige banken op de BES-eilanden zijn daar niet juridisch gevestigd en staan niet onder prudentieel toezicht van DNB omdat het kapitaal elders wordt aangehouden. Wel staan alle banken op de BES-eilanden onder integriteitstoezicht van DNB. Net zoals in Nederland strekt het toezicht van DNB zich niet uit tot pinautomaten.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 5 bevordert DNB naast het toezicht op een aantal financiële instellingen de goede werking van het betalingsverkeer op de BES-eilanden. Een voorbeeld hiervan is de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland waarin DNB regelmatig met de bankiersvereniging en maatschappelijke partners praat over het betalingsverkeer, waaronder pinautomaten. Ook onderhoudt DNB contacten met de commerciële banken en de centrale banken op de BES-eilanden.
Waarom is het voor een inwoner van de BES-eilanden blijkbaar niet mogelijk een rekening te open van een Nederlandse bank zoals bij ING, ABN-AMRO of RABO? Ze zijn toch inwoners van Nederland?
Banken bepalen zelf hun klantenbestand, onder meer op een door de bank zelf bepaalde ondernemersstrategie en door hen gewenste risicoprofiel. Nederlandse banken kunnen hun diensten in beginsel aanbieden in Caribisch Nederland. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is de Minister van Financiën met de betrokken partijen in gesprek getreden om de drempels weg te nemen die het aanbieden van bancaire diensten in Caribisch Nederland door Nederlandse banken in de weg staan9. Uit de gesprekken met de banken bleek dat banken naast de wettelijke belemmering, enkele praktische belemmeringen ervaren om eurobetaalrekeningen aan te bieden. Een voorbeeld hiervan is het ontbreken van postcodes.
Inwoners van de BES-eilanden, die de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn burgers van de Europese Unie. In artikel 16, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen is bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle kredietinstellingen of een voldoende aantal kredietinstellingen aan consumenten betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden zodat de toegang daartoe voor alle consumenten op hun grondgebied gewaarborgd is10. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de andere landen van het Caribische deel van het Koninkrijk, hebben echter de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO). Het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de beleidsgebieden van de Unie staan beschreven, is niet van toepassing op LGO. De richtlijn betaalrekeningen is gebaseerd op dit derde deel. Nederlandse banken zijn daarom op grond van de richtlijn niet verplicht om een basisbetaalrekening aan te bieden aan de inwoners van de BES-eilanden.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 1 zijn er afspraken gemaakt tussen de openbare lichamen en de betrokken ministeries om de toegang tot bancaire diensten en financiële producten te verbeteren en werkt de Taskforce knelpunten Caribisch Nederland aan het identificeren en wegnemen van belemmeringen en tevens aan het verbeteren van de bancaire dienstverlening in brede zin.
Wat vindt u ervan dat het gemeentebestuur van Saba per jaar $ 100K moet betalen aan de Windward Islands Bank voor het hebben van een pinautomaat? Is dat een redelijk bedrag?
In 2017 is het Sabaanse bankfiliaal van de WIB op Saba dicht gegaan. Door de sluiting zou slechts één pinautomaat over blijven op Saba. Om de fysieke aanwezigheid en bereikbaarheid van geldautomaten op Saba te waarborgen heeft het openbaar lichaam besloten om de pinautomaat op het eiland te handhaven. De hoogte van het bedrag is gerelateerd aan de kosten voor de beschikbaarheid en het functioneren van de pinautomaat. De pinautomaat op Saba wordt regelmatig bevoorraad door middel van een vlucht vanuit Sint-Maarten naar Saba. De WIB heeft destijds gecalculeerd dat de kosten van het open houden van de pinautomaat circa $ 100.000 op jaarbasis bedraagt.
Klopt het dat ondernemers de bank ca 6% van het bedrag moeten betalen als klanten hun pinpas gebruiken? Kunt u aangeven waarom u dat redelijk vindt? Wat vindt u ervan dat ondernemers ook de bank moeten betalen als ze cash willen storten?
Het is in beginsel aan markpartijen zelf om te bepalen welke betaaldiensten en tegen welke kosten worden aangeboden. Er zijn een aantal factoren die het voor marktpartijen kostbaar maken om in Caribisch Nederland betaaldiensten te verlenen. Een voorbeeld hiervan is de omvang van de afzetmarkt, waardoor bestaande banken moeite hebben om hun dienstverlening winstgevend aan te bieden. Tegelijkertijd is de concurrentie, mede door de geringe marktomvang, beperkt. Ook is in Caribisch Nederland de dollar het officiële betaalmiddel, daardoor is de markt in Caribisch Nederland verbonden aan de dollar. De dollar kent andere karakteristieken en rentepercentages dan de euro. Ook in Nederland worden kosten in rekening gebracht voor het storten van geld. De bank bepaalt dit tarief. Indien nodig kan de toegang tot betalingsverkeer, waaronder tarifering, onderwerp van gesprek zijn in de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland.
Kunt u aangeven waarom het Nederlandse systeem niet mogelijk is waarbij men in veel winkels met de pinpas betaalt, maar bij de winkelier ook geld kunnen opnemen? Wat kost dat in Nederland de betreffende ondernemer?
Het is in beginsel aan de winkelier zelf om te bepalen welke diensten worden aangeboden en tegen welke kosten. Het geld opnemen met een pinpas, cash-back, vindt plaats in één transactie bij de betaling voor een product of dienst. Voor deze transactie betaalt de ondernemer in Nederland een standaardtarief aan de bank. Voor aankopen met creditcards betaalt de winkelier afhankelijk van het bedrag een variabel tarief. Als een ondernemer ervoor kiest om cash-back aan te bieden zonder een aankoop dan betaalt de ondernemer daar het standaard pintarief voor.
Bent u ervan op de hoogte dat inwoners van Saba zeer beperkt toegang hebben tot een (betaalbare) hypotheek? Zo ja, wat gaat u hieraan doen zodat mensen op Saba een hypotheek tegen een acceptabel rentepercentage kunnen afsluiten?
Het is moeilijk om de markt op de BES-eilanden te vergelijken met de markt in het Europese deel van Nederland. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 9 is er sprake van een andere markt waarbij het verschil in valuta een belangrijke factor is. Ook de concurrentie is, mede door de geringe marktomvang, beperkt. De Autoriteit Financiële Markten heeft geen signalen ontvangen dat aanbieders op Saba hun positie misbruiken en onredelijk hoge rentepercentages vragen. De gevraagde percentages wijken niet materieel af van de percentages zoals die worden gevraagd op bijvoorbeeld Bonaire.
Bent u ervan op de hoogte dat de hypotheekgarantie die wel aangeboden wordt op Bonaire, en binnenkort op Sint Eustatius, niet beschikbaar is op Saba, omdat de enige bank die dit aanbiedt in Caribisch Nederland, de MCB Bank, geen vestiging op Saba heeft? Zo ja, wat kan er gedaan worden voor de mensen op Saba zodat ook zij een hypotheekgarantie kunnen krijgen?
Eén van de randvoorwaarden voor een pilot hypotheekgarantie is de aanwezigheid van een bank die onder toezicht staat van DNB. Een andere randvoorwaarde is de toegang tot een betaalrekening voor mensen die een hypotheek wensen af te sluiten. De MCB voldoet aan deze voorwaarden. De pilot kan uitgebreid worden wanneer andere banken op de BES-eilanden ook voldoen aan deze voorwaarden.
Financiële ondernemingen op de BES-eilanden met een vergunning voor het aanbieden van krediet kunnen, mits zij geen beperkingen op deze vergunning hebben, een hypotheek (met garantie verstrekt door NHG) verstrekken. In de praktijk maken slechts enkele aanbieders gebruik van deze optie.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 7 is er een Taskforce opgericht die zich onder andere zal gaan richten op de bancaire dienstverlening.
Klopt het dat de Post Spaar Bank (PSB) op Sint Maarten geen diensten zoals hypotheken meer mag aanbieden op Saba? Zo ja, wat is de reden daarvan?
De Wet financiële markten BES stelt instellingen van Sint Maarten en Curaçao in staat diensten aan te bieden in Caribisch Nederland. De PSB heeft een vergunning als kredietinstelling in Sint Maarten en staat onder toezicht van de CBCS. De PSB is bevoegd om hypotheken aan te bieden in Caribisch Nederland. In verband met de vertrouwelijkheid van toezicht heb ik geen instelling specifieke informatie over PSB tot mijn beschikking.
Het artikel ‘Nederland houdt Caribische staatsburgers al twaalf jaar arm’ |
|
Bouchallikh |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nederland houdt Caribische staatsburgers al twaalf jaar arm»?1
Ja, ik heb dit artikel aandachtig gelezen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat op de eilanden van Caribisch Nederland – die volwaardig onderdeel van het land Nederland zijn – vele duizenden mensen in armoede leven omdat salarissen, uitkeringen en toeslagen vele malen lager zijn dan in het Europese deel van Nederland, terwijl de boodschappen fors duurder zijn dan in het Europese deel van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is er zich zeer van bewust dat veel burgers in Caribisch Nederland moeilijk rond kunnen komen. Daarom heeft het kabinet bijzondere aandacht voor de positie van de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die voluit bij Nederland horen. Ik heb tijdens mijn werkbezoek aan Caribisch Nederland met eigen ogen gezien dat er sprake is van grote armoede met alle schrijnende consequenties van dien. Dit sterkt mij in mijn opvatting dat wij de burgers van Caribisch Nederland meer aandacht moeten geven dan tot nu toe het geval is. De huidige armoedesituatie vraagt om actie. Ten opzichte van de verbeterstappen die sinds de staatkundige transitie onder voorgaande kabinetten al zijn gezet, gaat dit kabinet aanzienlijk verder, zoals blijkt uit het coalitieakkoord en de daaropvolgende uitwerking in de hoofdlijnenbrief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.2 Het kabinet rekent de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland tot haar prioriteit en zet zich daar voluit voor in. Deze inzet vertaalt zich in concrete maatregelen, zoals de verhoging van het basispensioen per 1 januari 2023 als onderdeel van het koopkrachtpakket. Additioneel wordt ook extra verhoging van het wettelijk minimumloon en andere uitkeringen beoogd. Het is dus nadrukkelijk de bedoeling om de achterstand ten opzichte van Europees Nederland als het gaat om bestaanszekerheid, in te lopen.
Hoe verklaart u het feit dat de Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba nu 12 jaar volwaardig onderdeel van het land Nederland zijn, terwijl de sociale ongelijk nog steeds zo enorm is?
De sociaaleconomische, legislatieve en administratieve omstandigheden in Caribisch Nederland wijken heel erg af van die van Europees Nederland. De economieën van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn onderling ook verschillend en effecten van overheidsbeleid kunnen verschillende effecten hebben op de verschillende eilanden.
De kwetsbaarheid van de economieën maakt dat het kabinet slechts stapsgewijs verhogingen van Wml en uitkeringen door kan voeren. De nadelige effecten op de arbeidsmarkt zijn een van de redenen om het Wml stapsgewijs te verhogen. Daarnaast heeft een hoger Wml tevens invloed op prijzen en daarbij onder andere op de aantrekkingskracht van Caribisch Nederland voor toeristen ten opzichten van omringende (ei)landen.
Wetgeving in Caribisch Nederland is op een andere leest geschoeid dan in Europees Nederland.
Om de sociale ongelijkheid te verminderen werkt het kabinet stapsgewijs aan het gelijkwaardig maken van het sociale zekerheidstelsel in CN. Hierbij zijn het absorptievermogen van de lokale samenlevingen en uitvoeringskracht belangrijke aandachtspunten.
Sinds 2010 zijnde volgende stappen gezet:
Met bovenstaande maatregelen zijn we er voor Caribisch Nederland nog niet. Het kabinet zet zich deze kabinetsperiode in voor een verdere verbetering van de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland door aanzienlijk te versnellen ten opzichte van voorgaande jaren. Over de concrete stappen heb ik u onlangs geïnformeerd in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland 2022.3
Hoe verklaart u het feit dat ondanks uitspraken van beide Kamers en ondanks het herhaaldelijk aandringen van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman het minimumloon en de uitkeringen nog steeds niet gekoppeld zijn aan de kosten van een minimaal bestaan op de eilanden, terwijl dit in het Europese deel van Nederland wel gebeurt? Hoe verhoudt deze ongelijkheid zich volgens u tot de grondrechten die ook gelden voor de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Kunt u bij uw antwoord specifiek ingaan op hoe de huidige situatie op de eilanden zich verhoudt tot artikel 20 van de Grondwet?
Het kabinet erkent dat het niveau van het minimumloon en de uitkeringen nog niet overeenkomen met het ijkpunt sociaal minimum, dat de noodzakelijke kosten van levensonderhoud reflecteert. Hier wordt nader op in gegaan in het antwoord op vraag 5.
Het kabinet zet zich hard in om binnen de context en de sociaaleconomische omstandigheden in Caribisch Nederland verder toe werken naar een, ten opzichte van Europees Nederland, gelijkwaardig niveau van bestaanszekerheid in Caribisch Nederland.
Met betrekking tot de huidige situatie op de eilanden acht de Staat zich gehouden aan de normen die volgen uit artikel 20 van de Grondwet, waarbij geldt dat de Staat een ruime beoordelingsvrijheid toekomt als het gaat om het inrichten van zijn sociale zekerheidsstelsel. Met de uitvoering van de lopende beleidsopgave geeft het kabinet invulling aan de instructienorm dat de bestaanszekerheid «voorwerp van zorg is» van de overheid (artikel 20 Grondwet). Bij de invulling van deze opgave ben ik mij ervan bewust dat de armoede in Caribisch Nederland groot is.
Deelt u de mening dat het invoeren van een bestaansminimum zoals de overheid van Bonaire hanteert (en dat gebaseerd is op het onderzoek van Regioplan) een betere oplossing is voor het terugdringen van de armoede op de eilanden dan het fictieve sociaal ijkpunt van het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Ik besef dat veel inwoners in Caribisch Nederland lastig kunnen rondkomen. Tijdens mijn werkbezoek aan Caribisch Nederland heb ik aangekondigd bereid te zijn om van mijn kant de nodige stappen aan de inkomenskant te zetten, zodat het ijkpunt sociaal minimum per 1 januari 2025 gerealiseerd kan zijn.
Het onderzoek van Regioplan is gebaseerd op de werkelijke kosten van levensonderhoud. Dit onderzoek laat zien dat de kosten in Caribisch Nederland aanzienlijk hoog zijn en dat er een flinke opgave ligt om aan het terugdringen van die kosten te werken. Het als uitgangspunt nemen van deze werkelijke kosten van levensonderhoud, zou betekenen dat het ijkpunt voor het sociaal minimum fors hoger moet komen te liggen, met als gevolg dat niet alleen de minimumuitkeringen (onderstand, AOV en AWW), maar ook het Wml substantieel verhoogd moeten worden. Met dat uitgangspunt wordt voorbijgegaan aan het feit dat de kosten van levensonderhoud (te) hoog zijn. Voor een deel van de kosten van levensonderhoud ligt het binnen de invloedsfeer van de overheid om deze structureel te verlagen. Voor dit deel zijn of worden diverse maatregelen getroffen. Hierover is de Kamer in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum geïnformeerd. Het kabinet is van mening dat de inkomens en de kosten van levensonderhoud meer met elkaar in balans moeten worden gebracht om meer bestaanszekerheid te kunnen bieden.
Binnen de opgave om het ijkpunt sociaal minimum te realiseren, ligt er dus ook een aanzienlijke opgave om het Wml te verhogen. Mede op advies van de relevante partijen in Caribisch Nederland, waaronder Centraal Dialoog Bonaire, wordt een gefaseerde aanpak gevolgd, waarbij stappen ten aanzien van het Wml binnen een zo kort mogelijke haalbaar geachte termijn worden gezet.
Door het als uitgangspunt nemen van de werkelijke kosten van levensonderhoud, zoals vastgesteld in het onderzoek van Regioplan, zou echter gelet op het dan onvermijdelijk disproportioneel hoge niveau van het Wml, een niet realistisch te achten hoge rekening bij werkgevers komen te liggen, bovenop de reeds bestaande opgave om het ijkpunt te realiseren. Voor Bonaire zou dat bijvoorbeeld betekenen dat het Wml met meer dan 50% zou moeten worden verhoogd, bovenop de jaarlijkse inflatiecorrectie. Het is goed voorstelbaar dat een dermate substantiële verhoging van het Wml stevige eisen stelt aan het aanpassingsvermogen van de lokale economie. Die risico’s dwingen tot een zorgvuldige benadering in het groeipad van het Wml. De minimumuitkeringen lopen hiermee gelijk op.
Wanneer gaat het kabinet voldoen aan de Kameruitspraken en aan de adviezen van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman? Kunt u een concrete datum noemen voor de vaststelling van het sociaal minimum? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt hard aan het verbeteren van bestaanszekerheid in Caribisch Nederland, met als doel om het in 2019 voor Caribisch Nederland bepaalde ijkpunt4 voor een sociaal minimum, dat een concreet streefniveau per eiland behelst, te kunnen realiseren in 2025.
Richtinggevend daarvoor is het in 2018 door Regioplan verrichte onafhankelijke onderzoek naar de kosten van levensonderhoud, waarbij is gekeken om op basis van objectiveerbare gegevens tot een sociaal minimum te komen. In de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland heb ik u nader geïnformeerd over de verdere uitwerking van de genomen maatregelen en het daar bijbehorende tijdspad.
Parallel aan de lopende inzet wil ik (ook) voor Caribisch Nederland een evaluatie initiëren in de vorm van een algehele herijking van het sociaal minimum, waarbij de hoogte en de systematiek van het sociaal minimum opnieuw tegen het licht worden gehouden. Op basis daarvan kan besluitvorming plaatsvinden over het formeel vaststellen van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland. Ik zal met de Commissie sociaal minimum, die ik daartoe opdracht heb verstrekt voor een dergelijk onderzoek in Europees Nederland, in gesprek gaan over de mogelijkheid van een aanvullende opdracht voor Caribisch Nederland. Dat zal om een separate opdracht gaan, na afronding van de opdracht voor Europees Nederland. Gezien het onafhankelijke karakter van de Commissie sociaal minimum is het uiteindelijk aan de commissie zelf om te besluiten of deze opdracht wordt aanvaard.
Kunt u in een vergelijkend schema weergeven wat de hoogte van 1) het minimumloon, 2) uitkeringen en 3) toeslagen zijn in het Europese deel van Nederland en op de BES-eilanden?
Onderstaande tabel geeft hier zo goed als mogelijk inzicht in. Bij het onderling vergelijken van Europees Nederland en Caribisch Nederland is van belang om op te merken dat verschillende valuta gebruikt worden. Daarnaast kunnen de bedragen niet goed onderling vergeleken worden, omdat een euro in Europees Nederland niet dezelfde koopkracht genereert als in Caribisch Nederland.
De toeslagen zijn buiten de tabel gehouden, omdat Caribisch Nederland vanwege de afwijkende context geen toeslagen kent die vergelijkbaar zijn met het toeslagenstelsel in Europees Nederland. Zo heeft Caribisch Nederland een publieke ziektekostenverzekering, waardoor een zorgtoeslag (die in Europees Nederland voor een alleenstaande bijstandsgerechtigde € 1.336,00 bedraagt) niet aan de orde is. Ook geldt op Caribisch Nederland een ander fiscaal stelsel. Tegemoetkoming in de kosten van huur voor burgers met een laag inkomen krijgt in Caribisch Nederland een andere invulling via de subsidie aan verhuurders, die sociale verhuurders in staat stelt om lagere huren te vragen. Daarnaast zijn er ook andere maatregelen in werking of voorzien, zoals de op Bonaire gestarte pilot Bijdrage Particuliere Verhuur.
Kunt u in een vergelijkend schema weergeven wat de gemiddelde maandelijkse kosten per huishouden zijn voor de volgende basisvoorzieningen: 1) boodschappen, 2) huur van een woning, 3) energiekosten, 4) drinkwater en 5) zorgkosten in het Europese deel van Nederland en voor de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Een breed kosten vergelijkend onderzoek van Caribisch Nederland met Europees Nederland is helaas niet voorhanden. Een dergelijke vergelijking is namelijk niet goed te maken vanwege de uiteenlopende stelsel van belasting en toeslagen (zie ook onder vraag 7) en verschillen in bestedingspatronen tussen Europees en Caribisch Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om het verwarmen dan wel koelen van de woonruimte. Vanuit het kabinet is aandacht voor elk van de bovengenoemde basisvoorzieningen en de hoge kosten die deze voorzieningen met zich meebrengen voor huishoudens met lage inkomens.
Kunt u per eiland aangeven hoeveel sociale huurwoningen er zijn en hoeveel huishoudens gelet op hun financiële situatie in aanmerking zouden komen voor een sociale huurwoning? Hoe lang zijn de wachtlijsten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Aantal sociale huurwoningen per eiland:
Het is helaas niet mogelijk aan te geven hoeveel huishoudens in aanmerking zouden komen voor een sociale huurwoning. Dit komt omdat het inkomen van de doelgroep valt onder de grens van de belastingvrije voet. Dat betekent dat er geen inzicht is in de financiële situatie van de doelgroep tot aan een inkomen van maximaal $ 12.198 per jaar.
De wachtlijsten voor een sociale huurwoning per eiland zijn als volgt:
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er sinds 2010 op de eilanden bijgekomen?
Er is in 2010 helaas geen nulmeting gedaan. Daardoor is het niet aan te geven hoeveel sociale huurwoningen er sinds 2010 bij zijn gekomen. Het kabinet ziet wel noodzaak voor een nulmeting. Daarom zal in de beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Caribisch Nederland, die de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening binnenkort aan uw Kamer zal doen toekomen, wel een nulmeting worden gedaan. Op basis van die nulmeting, en de wachtlijsten voor een sociale huurwoning, kan vervolgens worden bepaald hoeveel sociale huurwoningen er per eiland moeten worden bijgebouwd.
Er kan wel worden aangegeven hoeveel sociale huurwoningen er bij zijn gekomen vanaf 2020. Op Bonaire zijn in 2020 67 en in 2022 50 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd. Op Sint Eustatius zijn in 2021 2 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd. Op Saba worden in 2022 20 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd.
Hoeveel woningen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden niet als hoofdverblijf gebruikt omdat zij bijvoorbeeld als tweede huis worden gebruikt of voor toeristische doeleinden worden verhuurd?
Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.
Hoeveel mensen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn dak- en/of thuisloos?
Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.
Wat is er na de belofte van het kabinet in 2018 om in te zetten op lagere voedselprijzen precies gebeurt? Kunt u de concrete stappen schetsen die gezet zijn en aangeven welke concrete resultaten dit heeft opgeleverd?
Het kabinet zet zich in voor het stimuleren van lokale productie van voedsel via het subsidiëren van een kassenprojecten in Caribisch Nederland, zoals op Saba en Bonaire. Hiermee wordt beoogd om op lange termijn de afhankelijkheid van dure importgoederen te verminderen.
Het prijsbeleid is in eerste instantie een taak die bij de Openbare Lichamen is belegd, denk hierbij bijvoorbeeld aan de Prijzenwet BES. Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft in de afgelopen jaren, met ondersteuning van het Ministerie van EZK, een prijsvergelijker bij supermarkten uitgevoerd, waardoor inzichtelijk werd voor consumenten waar ze de meest voordelige producten konden kopen. Recent is de prijsvergelijker gestopt en is het Openbaar Lichaam – in samenwerking met de lokale supermarkten – overgegaan op een prijsmaatregel (prijsregulering via maximumprijs) ten aanzien van een geselecteerd mandje van basisproducten in het levensonderhoud. De hoge voedselprijzen in Caribisch Nederland zijn en blijven een aandachtspunt van dit kabinet.
Wat zijn de gevolgen van de huidige geopolitieke ontwikkelingen en van de energiecrisis op de inflatie en de kosten van het levensonderhoud op Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Ook in Caribisch Nederland zijn de energie- en voedselprijzen fors gestegen, wat de bestaanszekerheid van een groeiende groep mensen onder steeds grotere druk zet. Het kabinet acht het noodzakelijk hier direct maatregelen voor te treffen om een verslechtering van de situatie tegen te gaan. Het kabinet heeft daarom de incidentele energietoeslag van € 1.300 voor huishoudens met een laag inkomen in 2022 ook beschikbaar gesteld voor Caribisch Nederland, alsook een accijnsverlaging op benzine van 16 dollarcent per liter. Verder heeft het kabinet besloten om per 1 januari 2023 aanvullende maatregelen te nemen om de koopkracht te verbeteren, zoals een nieuwe incidentele energietoeslag voor de lage inkomens, een hoger basispensioen en voor ouders een hogere kinderbijslag en goedkopere kinderopvang.
Daarnaast onderkent het kabinet dat Caribisch Nederland, net als Europees Nederland, baat heeft bij een prijsplafond voor energiekosten. Het kabinet heeft overlegd met de eilandsbesturen en elektriciteitsbedrijven en treft naar aanleiding hiervan een tweetal maatregelen in 2023.
De vaste kosten van het netbeheer worden naar een nultarief teruggebracht. Bij eindgebruikers wordt 50% van het variabele tarief gedekt door het kabinet voor zover dit tarief boven USD 0,38 kWh uitkomt. Deze maatregelen gelden ook voor het MKB in Caribisch Nederland. Met dit pakket is een investering van in totaal 15 miljoen euro gemoeid.
Wat vindt u ervan dat maatschappelijk werkers of andere hulpverleners in de problemen zijn gekomen omdat zij met media hebben gepraat over de armoede problemen in Caribisch Nederland? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hulpverleners en anderen vrijelijk in staat zijn om met de media te spreken?
Deze signalen zijn ons niet bekend. Ik ben het ermee eens dat het een ieder te allen tijde vrij moet staan om met de media te praten. Dit is een belangrijke vrijheid, die ook voor hulpverleners geldt, dergelijke signalen neem ik uitermate serieus en ik roep op om dit soort signalen altijd te melden.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht ‘Moeder vraagt om hulp: 10-jarige Arianny kan op Bonaire niet naar school’ |
|
René Peters (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Moeder vraagt om hulp: 10-jarige Arianny kan op Bonaire niet naar school»?1
Ja.
Deze verhalen raken mij. Daarom hebben mijn ambtenaren naar aanleiding van dit nieuwsbericht contact opgenomen met het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire (EOZ). Het EOZ onderneemt actief stappen om bij dit soort signalen contact te leggen met ouders en hen te helpen naar een plaats in het bekostigde onderwijssysteem. In dit geval was het EOZ al betrokken en bezig een plaats te vinden. Inmiddels is deze plaats gevonden.
Klopt het dat kinderen voor speciaal onderwijs op Bonaire zijn aangewezen op een privéschool?
Nee. Er is een bekostigde school voor primair onderwijs die zich specifiek richt op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de Strea Briante.
In het belang van alle kinderen ga ik, ook op Bonaire, uit van zo inclusief mogelijk onderwijs. Daarom heeft het EOZ ook tot taak om de reguliere basisscholen op Bonaire te ondersteunen bij het begeleiden van leerlingen die extra onderwijszorg nodig hebben. Mocht dit niet meer lukken op de reguliere school dan kan de leerling terecht op het Strea Briante. Voor de leerlingen die daar nog niet voldoende ondersteund kunnen worden, is op 7 september 2022 de specialistische voorziening van het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire, Kolegio Emmy Schermer, van start gegaan.
Ook op Saba en Sint Eustatius zijn er inmiddels specialistische voorzieningen. In de bestuurlijke afspraken met Saba is afgesproken dat er wordt gewerkt aan een specialistisch programma voor kinderen die extra zorg nodig hebben.
Op welke wijze wordt in Caribisch Nederland invulling gegeven aan de leerplicht voor kinderen met een beperking?
Ieder kind, al dan niet met een beperking, is leerplichtig en gaat normaal gesproken naar school tenzij er sprake is van een vrijstelling op grond van de Leerplichtwet BES. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een kind vanwege psychische of lichamelijke gronden zorg nodig heeft die niet kan worden geboden op school. In die gevallen wordt uiteraard wel gekeken naar andere manieren van invulling van de dag, waarbinnen het kind zich kan ontwikkelen, zoals dagbesteding.
Hoe beoordeelt u in het licht van de beperkte mogelijkheden voor speciaal onderwijs op Bonaire de uitspraak dat het vaak de ouders zijn die het lastig vinden om hulp te accepteren voor hun kind?
Er wordt veel gevraagd van ouders van wie hun kind extra ondersteuning nodig heeft. Ik heb veel waardering voor alle inspanningen die deze ouders doen voor hun kinderen. Het is aan de overheid en het onderwijs om ook voor deze leerlingen een zo goed mogelijke plek te bieden om zich te kunnen ontwikkelen. In mijn uitspraak, waar u in uw vraag op doelt, doelde ik op de situatie waarin het in de praktijk voor een deel van ouders lastig blijkt om de benodigde hulp te accepteren, bijvoorbeeld omdat zij vinden dat er iets anders nodig is of vrezen dat hun kind «een stempel» krijgt. Het EOZ zet dan ook in op het meenemen van ouders in het proces van het regelen van ondersteuning. Met de ouders wordt dan besproken waarom het voor hun kind goed kan zijn om ondersteuning te krijgen en wat die ondersteuning dan precies is. Ook zet het EOZ zich in voor het normaliseren van de positie van de kinderen met een ondersteuningsbehoefte in de samenleving.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de behoefte aan speciaal onderwijs in Caribisch Nederland, in het bijzonder voor kinderen die niet kunnen praten?
In 2020 heeft Berenschot al een evaluatie uitgevoerd van de onderwijszorg in Caribisch Nederland.2 Een dergelijk onderzoek is daarmee overbodig. Dit rapport heb ik eerder met uw Kamer gedeeld en is de aanleiding geweest voor extra inzet op dit punt, waaronder de vorming van de specialistische voorzieningen. In de nieuwe Onderwijsagenda Caribisch Nederland, die later dit schooljaar zal worden afgesloten, wil ik met de betrokkenen op Bonaire afspreken dat we gezamenlijk verkennen hoe er structureel een plek geboden kan worden aan alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Daarbij zal ook het functioneren van de specialistische voorziening worden bekeken.
Problemen met het notariaat op Saba en Sint Eustatius |
|
Don Ceder (CU), Liane den Haan (GOUD), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u er mee bekend dat het enige notariskantoor op Saba en Sint Eustatius vanaf 1 juli sluit en enkel nog bestaande zaken afhandelt, testamenten en huwelijkse voorwaarden?
Het is mij bekend dat de notaris die op dit moment vanuit Sint Maarten de notariële werkzaamheden uitvoert op Saba en Sint Eustatius heeft aangegeven met ingang van 1 juli geen nieuwe zaken meer aan te nemen.
Kunt u aangeven welke gevolgen dit heeft, bijvoorbeeld voor mensen die een koopovereenkomst van een huis willen sluiten of een onderneming willen starten?
De gevolgen vallen op dit moment nog niet te overzien omdat de uitkomsten van de wervingsprocedure voor een waarnemer nog niet bekend zijn. De insteek is dat de waarnemer zo snel mogelijk van start gaat. Dit is afhankelijk van hoe snel de procedure kan worden doorlopen en wanneer de waarnemer kan starten. De toegang tot het recht op de bovenwindse eilanden is een groot goed. Inzet is daarom om de impact zo beperkt mogelijk te laten zijn.
Kent u de zorgen van inwoners van de eilanden dat de uitzonderingsgrond in artikel 79 lid 2 van de Wet op het notarisambt BES geen uitkomst biedt, omdat er op Sint Maarten geen notarissen zijn die bereid dan wel in staat zijn om ook op Saba en Sint Eustatius notarisdiensten te leveren?
Ik begrijp de zorgen van de inwoners. Om deze reden zet ik, naast het werven van een waarnemer, in op het werken aan duurzame oplossingen, zoals ook in de JenV beleidsagenda 2021–2025 voor Caribisch Nederland is verwoord.1 Ik hecht er aan dat we dit samen met de openbare lichamen op te pakken en sta hierover in nauw contact. Zoals gezegd is de insteek dat de waarnemer zo snel mogelijk van start gaat.
Is er op korte termijn zicht op een nieuw notariskantoor op de eilanden?
De vacature voor een waarnemer op Saba en Sint Eustatius is, in het licht van het ontbreken van waarneming vanuit Sint Maarten, door het Gemeenschappelijk Hof namens mij opengesteld. Tot 25 juni kunnen sollicitanten hun interesse kenbaar maken. Uiteraard kan ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van een sollicitatieprocedure die door het Gemeenschappelijk Hof wordt georganiseerd, maar mocht er onverhoopt tijd tussen zitten dan zal er alles aan gedaan worden om een oplossing te vinden om de dienstverlening in stand te houden. Op dit moment is nog niet te zeggen hoe de dienstverlening er in dat geval uit zal zien. Dit is afhankelijk van de tijd die overbrugd zal moeten worden.
Klopt het dat ook in 2018 al soortgelijke problemen ontstonden? Welke mogelijkheden ziet de regering om tot een meer duurzame oplossing te komen, om te voorkomen dat over een aantal jaar weer dezelfde problemen opspelen?
Al verschillende jaren hebben we te kampen met niet structureel ingevulde notariële dienstverlening op Saba en Sint Eustatius en heeft, op grond van de Wet op het notarisambt BES, de vervanging vanuit Sint Maarten plaatsgevonden. De inzet is om op korte termijn een waarnemer te benoemen en tegelijkertijd toe te werken naar een duurzame oplossing, zoals ook in de JenV beleidsagenda 2021–2025 voor Caribisch Nederland is verwoord. Juist om niet alleen nu, maar ook in de komende jaren de toegang tot het recht op de BES-eilanden te borgen. Door nu een waarnemer te benoemen kan samen met de openbare lichamen worden gekeken welke verbeteringen gerealiseerd kunnen worden. Hierbij neem ik ook de andere thema’s mee om de toegang tot het recht te verbeteren, zoals de opvolging van de »legal desk» en de duurzame oplossing voor de toegang tot deurwaarders. Ik blijf mijn collega’s van de andere departementen in gesprek om te kijken welke andere verbeteringen nodig zijn op Saba en Sint Eustatius.
Bent u bereid Artikel 79 lid 2 van de Wet op het notarisambt BES dusdanig aan te passen zodat ook notarissen die in andere delen van het Koninkrijk zijn gevestigd, al dan niet tijdelijk, diensten kunnen verlenen aan de inwoners van Sint Eustatius en Saba, juist ook gezien de mogelijkheden die de wet recentelijk biedt om meer notarisdiensten online plaats te doen vinden?
Ik ben bereid om de noodzakelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de inwoners van Saba en Sint Eustatius duurzaam van toegang tot het notariaat zijn voorzien. Zoals is aangegeven in de JenV beleidsagenda 2021–2025 voor Caribisch Nederland, wordt beoogd het werkgebied van notarissen van Bonaire uit te breiden naar Saba en Sint Eustatius. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat alle diensten onder BES-wetgeving worden verricht en kan er rechtstreeks zicht en controle worden gehouden op de toegankelijkheid van deze diensten voor de burgers op de bovenwinden. Digitale dienstverlening kan daarbij ondersteunend zijn. De mogelijkheid van toegevoegde notarissen zal ook worden onderzocht, waardoor de passeerdruk voor de notaris zelf verlicht kan worden.
Op welke wijze gaan de Openbaar Lichamen en de rijksoverheid om met burgers die vanwege het ontbreken van een notaris buiten hun schuld om in problemen komen?
Zoals gezegd zal er alles aan gedaan worden om de notariële dienstverlening in stand te houden. We zetten in op het snel benoemen van een waarnemer. Ik sta in contact met de Openbare Lichamen van Saba en Sint Eustatius en gezamenlijk monitoren we de situatie. Indien er onverhoopt burgers buiten hun schuld in de problemen komen vanwege het ontbreken van een notaris dan vergt dat individueel maatwerk omdat de impact nu nog niet te overzien valt.
Kunt u deze vragen met gepaste spoed en in ieder geval voor 1 juli beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Aruba heeft geen boodschap aan RMR en Cft: Geld vliegt de deur uit’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Roelien Kamminga (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aruba heeft geen boodschap aan RMR en Cft: Geld vliegt de deur uit»1?
Ja.
Deelt u de mening dat de constateringen van het College finanieel toezicht (Cft) zeer zorgelijk zijn en zo nee, waarom niet?
Ja. De financieel-economische staat van het land is met een staatsschuld boven 100% BBP en een zeer kwetsbare economie zeer zorgelijk.
Wat zijn de financiële gevolgen van de stijgende overheidsschuld van Aruba en hoe beoordeelt u dat?
Indien de stijgende overheidsschuld het gevolg is van Nederlandse liquiditeitsleningen, zijn er niet of nauwelijks directe financiële gevolgen omdat Nederland over deze leningen met looptijd tot 10 oktober 2023 geen rente vraagt. Indirect kan een stijgende overheidsschuld de door Aruba te betalen rentetarieven doen toenemen. Dit kan onder meer een rol spelen als Aruba in 2023 en verder haar aflopende binnenlandse en buitenlandse schulden moet gaan herfinancieren.
Indien Aruba de RMR-besluitvorming en de CAft-adviezen niet opvolgt, kunnen de betalingsachterstanden van Aruba oplopen. Dit omdat het land in dat geval voor meer uitgaven verplichtingen aangaat dan dat ze aan liquide middelen in kas heeft of krijgt. Dit kan uitmonden in acute betalingsproblemen als crediteuren hun tegoeden gaan opeisen en Aruba hier niet aan kan voldoen.
Hoe verhoudt het Arubaanse beleid zich tot de gemaakte afspraken met Nederland op dit gebied?
Over het door Aruba gevoerde begrotingsbeleid loopt in kader van de Vastgestelde Begroting 2022 momenteel een artikel 11-procedure met een hoor- en wederhoor traject. Dit betreft de procedure die doorlopen wordt als het CAft van oordeel is dat de Begroting van Aruba niet voldoet aan de gestelde normen. Ik heb het bestuur van Aruba hiervoor aandacht gevraagd.
Ik wil de voltooiing van deze zorgvuldige procedure evenwel graag afwachten en de procedure niet met mijn beantwoording doorkruisen. Ik zal uw Kamer informeren zodra in de RMR-besluitvorming heeft plaats gevonden over het CAft-advies met betrekking tot de artikel 11-procedure.
Welk effect heeft het gevoerde beleid op de overeengekomen hervormingsagenda?
Wat het effect van het gevoerde begrotingsbeleid op de overeengekomen hervormingsagenda is, is mij niet bekend. Het is de verantwoordelijkheid van de landen om voldoende middelen ter beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de landspakketten.
Andersom is in de RMR afgesproken dat de landen de gevolgen van de uitvoering van de landspakketten meenemen in de begroting.
Bent u bereid het kabinet Wever-Croes aan te spreken op het gekozen meerjarig financieel beleid en hier consequenties aan te verbinden? Zo ja, aan welke consequenties denkt u dan en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer hier nog deze maand over informeren?
Dat is helaas niet gelukt. De beantwoording is deels meegenomen in het WGO van 4 juli jl.
Het bericht ‘Curaçaos roulette’ |
|
Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Curaçaos roulette»?1
Ja
Wat vindt het kabinet van de uitzending? Onderschrijft het kabinet de constatering dat er op Curaçao vrijwel geen sprake is van effectieve controle en toezicht op de online goksector? In hoeverre zijn Nederlandse bedrijven dan wel belangen van Nederlanders hierbij betrokken?
Curaçao heeft eigen kansspelwet- en regelgeving. De vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het aanbod van zowel landgebonden als online kansspelen vallen binnen de autonomie van het land Curaçao.
Het kabinet herkent evenwel de uitlatingen die in de uitzending zijn gedaan en onderschrijft de constatering dat er onvoldoende effectieve controle en toezicht is op de online kansspelsector in Curaçao. Dit is een zorg voor Nederland en onder meer de reden geweest dat in het Landspakket Curaçao twee maatregelen zijn opgenomen die betrekking hebben op de hervorming en modernisering van de gehele kansspelsector, en in het bijzonder de online offshore kansspelsector2.
Ieder kwartaal wordt in de uitvoeringsrapportage de voortgang van de uitwerking van de twee maatregelen gemonitord en worden in de uitvoeringsagenda nieuwe actiepunten vastgesteld.
In maatregel H.2 is opgenomen dat op basis van bestaand en/of aanvullend onderzoek wordt bepaald of en hoe de (fysieke en online) kansspelsector hervormd moet worden. In maatregel H.19 is opgenomen dat Curaçao voorziet in een getrapt plan van aanpak voor de modernisering en hervorming van het aanbod van online-kansspelen. De modernisering en hervorming omvat tenminste:
Wet- en regelgeving die voorziet in een onafhankelijke toezichthouder op online kansspelen. Zij verstrekt ook licenties en handhaaft indien nodig, waarbij als uiterste interventie de licentie kan worden ingetrokken.
Waarborgen dat aanbieders van online kansspelen vanuit Curaçao handelen conform wet- en regelgeving van de landen waarop zij zich richten.
Maatregelen om (via de Curaçao Gaming Control Board en de Belastingdienst) de door licentiehouders verschuldigde belastingen en licentievergoedingen te innen.
Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over in hoeverre Nederlandse bedrijven of belangen van Nederlanders betrokken zijn bij de online kansspelsector in Curaçao. Er worden verder vanzelfsprekend geen uitlatingen gedaan over mogelijke strafrechtelijke onderzoeken van het OM Curaçao dan wel OM Nederland.
Welke risico’s kleven volgens het kabinet aan de huidige werkwijze en het (gebrek aan effectief) toezicht en wat kunnen volgens het kabinet hiervan de gevolgen zijn? Heeft het kabinet indicaties dat crimineel geld uit Nederland vermengt is met (delen van) de online goksector? Zo ja, op welke wijze?
De huidige werkwijze die de online offshore kansspelsector aanbiedt vanuit Curaçao wordt gekenmerkt door een niet transparant systeem van master- en sublicentiehouders. De masterlicenties zijn door de overheid verstrekt, maar de sublicenties niet. Hierdoor is onduidelijk hoeveel vergunningen er precies verleend zijn, wie de vergunninghouders zijn en in welke markten deze aanbieders actief zijn. Een gebrek aan toezicht houdt een dergelijke werkwijze mede in stand.
Hieruit volgt dat Curaçaose vergunninghouders nationale wet- en regelgeving kunnen overtreden in de landen waar zij zich op richten; zeker wanneer dit jurisdicties zijn waar het (online) kansspelaanbod is gereguleerd, zoals in Nederland. De gevolgen kunnen onder andere het onvoldoende waarborgen van consumentenbescherming en een toegenomen risico op witwassen via online kansspelen zijn.
Wanneer het OM Curaçao dan wel het OM Nederland aanleiding ziet om strafrechtelijk op te treden, bijvoorbeeld bij het vermoeden van de vermenging van crimineel geld met (delen van) de online kansspelsector, kan het OM een opsporingsonderzoek instellen. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 wordt niet ingegaan op eventueel lopende strafrechtelijke onderzoeken.
Was het kabinet op de hoogte van de huidige situatie? Zo ja, welke standpunt heeft het kabinet tot op heden ingenomen?
Het kabinet herkent de uitlatingen die in het programma Argos worden gedaan en was hiervan op de hoogte. In december 2021 beantwoordde de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming reeds de Kamervragen van de leden Van Nispen en Leijten over illegale casino’s op Curaçao.3
Het kabinet neemt de zorgen omtrent het online kansspelaanbod vanuit Curaçao serieus. Curaçao en Nederland maakten daarom afspraken in het landspakket Curaçao over onder andere de modernisering en hervorming van het aanbod van online-kansspelen (zie ook vraag 2). Daarbij is ook aandacht voor de (sub)licenties en het toezicht daarop.
In hoeverre ziet het kabinet hier aanleiding om te spreken over een aangelegenheid van het Koninkrijk op basis van bijvoorbeeld artikel 43 van het Statuut van het Koninkrijk? Welke rol ziet Nederland voor zichzelf op grond van dit artikel en welke rol ziet de regering voor het Curaçaose Parlement?
De vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het aanbod van zowel landgebonden als online kansspelen vallen binnen de autonomie van het land Curaçao en daarmee buiten de jurisdictie van de Nederlandse Kansspelautoriteit (Ksa). Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 hebben Curaçao en Nederland afspraken gemaakt in het landspakket Curaçao over onder andere de modernisering en hervorming van het aanbod van online kansspelen. Bij de uitvoering van deze afspraken verleent Nederland indien wenselijk, en waar mogelijk, technische assistentie. Het Curaçaose parlement heeft een rol bij de invoering van de wet- en regelgeving voor de modernisering en hervorming van het aanbod van online-kansspelen (maatregel H.19).
Het Nederlandse Kabinet ondersteunt Curaçao daarnaast op basis van artikel 43 van het statuut via begrotingshoofdstuk IV (Koninkrijksrelaties) en daarbinnen artikel 1 (versterken rechtstaat). Via dit begrotingshoofdstuk zijn middelen beschikbaar gesteld aan het recherchesamenwerkingsteam, het Parket Procureur-Generaal van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie om financieel-economische criminaliteit aan te pakken. Hier vallen criminele activiteiten binnen de kansspelsector ook onder.
Is het kabinet bereid om, indien gewenst, ondersteuning te bieden op het gebied van regulering (denk bijv. aan het opzetten van een effectief functionerende Kansspelautoriteit)?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot is de invloed van personen uit Rusland en Belarus op de online goksector? Ziet het kabinet, gezien de internationale inzet voor sancties tegen Rusland en Belarus, mogelijkheden en argumenten om vanwege het gegeven dat buitenlands beleid een koninkrijksaangelegenheid is, ook naar deze sector te kijken?
Hoe groot de invloed van personen uit Rusland en Belarus is op de online kansspelsector in het algemeen, en in Curaçao in het bijzonder, is niet bekend. EU-sancties, inclusief maatregelen tegen personen die op de sanctielijst zijn geplaatst naar aanleiding van de Russische inval van Oekraïne, worden ook geïmplementeerd door de Caribische landen binnen het Koninkrijk.
Kan het kabinet kenschetsen hoe het met het toezicht in de andere (ei)landen in het Koninkrijk staat, of er zorgen zijn en zo ja, welk handelingsperspectief het Nederlandse kabinet voor zichzelf ziet?
In het landspakket Curaçao zijn, zoals eerder vermeld, twee maatregelen opgenomen met betrekking tot hervorming van de kansspelsector. Deze maatregelen houden in dat er op basis van bestaand en/of aanvullend onderzoek wordt bepaald of en hoe de (fysieke en online) kansspelsector hervormd moet worden (H.2) en dat Curaçao komt met een getrapt plan voor de modernisering en hervorming van het aanbod van de online-kansspelen (H.19) In de landspakketten voor Aruba en Sint Maarten is alleen maatregel H.2 opgenomen.
In Aruba bestaat een dienst Casinowezen die toezicht houdt op de casinosector. In Sint Maarten is geen toezichthouder op de kansspelsector. Beide landen zetten zich in om op basis van maatregel H.2 een toezichthouder op te richten die toeziet op de gehele kansspelsector. Momenteel zijn er geen zorgen bij het kabinet dat de landen niet kunnen voldoen aan deze maatregel uit het landspakket. De voortgang wordt gemonitord en opgenomen in de periodieke uitvoeringsrapportages op de landspakketten.
Voor Aruba en Sint Maarten geldt eveneens dat het autonome landen binnen het Koninkrijk zijn en dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen wet- en regelgeving, ook met betrekking tot de kansspelsector.
De mogelijke bouw van huizen ten kosten van waardevolle natuur op Bonaire |
|
Lammert van Raan (PvdD), Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gebied Plantage Bolivia, dat 10% van Bonaire beslaat, het grootste zeldzame tropisch droogbos van de Antillen herbergt (3.000 hectare) en als enige natuurcorridor van het eiland fungeert?
Het bestaan van de plantage is mij bekend. Tijdens mijn werkbezoek aan Bonaire heb ik een deel van de plantage bezocht. Overigens vormt het gebied niet de enige natuurcorridor op het eiland: ten zuidwesten van Bolivia loopt een brede robuuste corridor van het terrassenlandschap rond Rincon naar de zoutpannen in het zuiden.
Bent u ermee bekend dat natuur en milieu bovenlokaal belang vertegenwoordigen?
In maart 2020 hebben de Ministers van LNV, IenW en BZK gezamenlijk het Natuur en Milieu Beleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (hierna: NMBP) vastgesteld. Het doel van dit plan is om de natuur van Caribisch Nederland te behouden, te beschermen en op duurzame wijze te benutten. Dit plan is destijds ook aan uw Kamer aangeboden. Het NMBP-CN beoogt een integraal kader te bieden dat ingaat op de verantwoordelijkheden, beleidsdoelstellingen en wettelijke verplichtingen die verband houden met het beheer van de natuurlijke omgeving in Caribisch Nederland. In het verlengde daarvan hebben de drie eilanden, met steun van de rijksoverheid, hun eigen specifieke uitvoeringsplannen ontwikkeld. Deze fungeren op elk eiland als de actieplannen voor het lokale natuur- en milieubeleid.
Deelt u onze mening dat het uw verantwoordelijkheid is om erop toe te zien dat bij het opstellen van het ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende natuur – en recreatieruimte worden veiliggesteld in overeenstemming met de toekomstige woonbehoefte? Zo ja, kunt u aangeven hoe u dit gaat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het veiligstellen van voldoende natuur- en recreatieruimte in overeenstemming met de toekomstige woonbehoefte is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) is. Het OLB heeft de taak om voor het eiland één of meerdere ontwikkelingsplannen vast te stellen, waarin dit onderwerp wordt geregeld.
Voor de uitvoering van het NMBP is goed ruimtelijk beleid essentieel. Om ervoor te zorgen dat het OLB dit beleid op de juiste manier vormgeeft, is het van belang dat hiervoor vanuit het Rijk kaders worden gesteld. Deze kaders bevatten onder meer een ruimtelijke vertaling van de doelstellingen uit het NMBP. Ik heb voor de zomer et isHet een verkenning uitgevoerd als voorbereiding op het vaststellen van een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de openbare lichamen van Bonaire, Sint- Eustatius en Saba. Dit najaar zal worden begonnen met het opstellen van het ontwikkelingsprogramma, dat in de eerste helft van 2023 zal worden vastgesteld. Het programma zal kaders bevatten voor het ruimtelijk beleid op de eilanden. Overeenkomstig hetgeen hierover is opgenomen in de Wgro BES zullen deze kaders ook betrekking hebben op het «veiligstellen van natuur- en recreatieruimte in overeenstemming met de toekomstige omvang van de bevolking».
Bent u ermee bekend dat Bonaire Properties NV voornemens is de komende decennia bijna 2.000 woningen en de daarvoor benodigde infrastructuur wil bouwen in het kwetsbare natuurgebied Plantage Bolivia? Zo ja, wat is uw oordeel over dit voornemen?
Het is mij bekend dat er plannen zijn voor woningbouw op de voormalige plantage. Hoeveel woningen er exact zullen worden gebouwd is mij niet bekend. De plannen zijn nog in ontwikkeling.
Ten behoeve van de uitvoering van het NMBP is er een stuurgroep Land en Water ingesteld met betrokkenheid van het Rijk (LNV, IenW, VRO en BZK) en het OLB. Zowel in deze stuurgroep, als daarbuiten laat het Rijk zich regelmatig informeren over de plannen voor Bolivia. Op dit moment is er een ontwikkelingsplan in voorbereiding. Zodra daarvan een (voor)ontwerp beschikbaar is, is het in eerste instantie aan het OLB om te beoordelen of dit met de buitenwereld kan worden gedeeld.
Nadat het (voor)ontwerp is vrijgegeven, zal dit door het Rijk worden beoordeeld en zal daarop worden gereageerd. Gezien de goede verstandhouding met het OLB verwacht ik dat eventuele bezwaren van onze kant zullen leiden tot aanpassing van het plan. Als dat onverhoopt niet het geval zou zijn, zal ik mij beraden op vervolgstappen. De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (Wgro BES) biedt daartoe bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het geven van een (reactieve) aanwijzing.
Bent u bereid om in overleg met het Openbaar Lichaam Bonaire te voorkomen dat er schade wordt toegebracht aan de natuur in het gebied Plantage Bolivia, dan wel dat er natuur wordt verloren?
Tijdens mijn bezoek aan Bonaire heb ik de plannen voor de ontwikkeling van de voormalige plantage besproken met gedeputeerde Kroon, verantwoordelijk voor ruimtelijke ontwikkeling. De gedeputeerde gaf aan dat hij in afwachting is van het (voor)ontwerpontwikkelingsplan. Op het moment dat dit is vrijgegeven, zal ik hierover het gesprek aangaan.
Deelt u de mening dat bouwen op de locaties, zoals voorgeschreven in het ruimtelijke ontwikkelingsplan, de voorkeur heeft daar waar de infrastructuur aanwezig is en dit de minste impact heeft op de natuur? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er zijn evenwel meerdere zaken waarop een plan beoordeeld moet worden. De beoordeling vindt plaats nadat het voorontwerp gereed is.
Bent u bereid, indien noodzakelijk, van uw wettelijke bevoegdheid gebruik te maken om een aanwijzing (met voorschriften) te geven inzake de inhoud van het vast te stellen ruimtelijk ontwikkelingsplan? Zo ja, hoe zouden de voorschriften omtrent de inhoud van het ruimtelijk ontwikkelingsplan eruit kunnen zien zodanig dat Plantage Bolivia beschermd wordt? Zo nee, waarom niet?
In het vigerende ontwikkelingsplan heeft de Plantage Bolivia de bestemming «open landschap». Binnen deze bestemming is woningbouw niet of zeer beperkt toegestaan en worden de in het gebied aanwezige natuurwaarden afdoende beschermd. Op dit moment zie ik daarom geen reden tot het geven van een (proactieve) aanwijzing, zoals bedoeld in artikel 17a van de Wgro BES.
Op dit moment is er een ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage in voorbereiding. Zodra daarvan een (voor)ontwerp beschikbaar is, zal dit door het Rijk worden beoordeeld en zal daarop worden gereageerd. Indien de natuurwaarden op Bolivia in het ontwerpontwikkelingsplan onvoldoende worden beschermd, biedt de Wgro BES de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het OLB bij het opstellen van ontwikkelingsplannen een behoorlijke mate van beleidsvrijheid toekomt. Indien wordt besloten tot het indienen van een zienswijze en deze niet (geheel) wordt overgenomen, kan er een reactieve aanwijzing worden gegeven. Het gebruik van dat instrument verdient de voorkeur boven het geven van een proactieve aanwijzing, omdat een reactieve aanwijzing tot gevolg heeft dat het (nieuwe) ontwikkelingsplan deels of geheel niet in werking treedt. In dat geval herleeft de huidige bestemming, waarin de natuurwaarden afdoende zijn beschermd.
Is het u bekend dat wetenschappelijke onderzoeksrapporten stellen dat Plantage Bonaire onvervangbaar is en dat het moet worden beschermd? Zo ja, deelt u de mening dat dit gebied, gezien haar ecologische en culturele waarde, in het ruimtelijke ontwikkelingsplan de bestemming natuur zou moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
In «De Staat van Natuur Caribisch Nederland» (2017) wordt specifiek ingegaan op het habitattype «droog bos», het (belangrijkste) habitattype op Bolivia. Eén van de belangrijkste (en in dit geval meest relevante) bedreigingen die wordt genoemd is verstedelijking. Acties om die bedreiging te mitigeren zijn duurzaam bouwen, onder andere door te zorgen voor ecologische corridors en beplanting met inheemse bomen en struiken die een habitat vormen voor inheemse soorten fauna en het verbeteren van de kwaliteit van het droog tropisch bos ter compensatie van het (kwantitatieve) verlies aan bosareaal.
De Strategische Milieubeoordeling ten tijde van de vaststelling van het vigerende ruimtelijk ontwikkelingsplan (2010) oordeelt dat de natuurwaarden van Bolivia (en Lima ten zuiden van het vliegveld) relatief beperkt zijn, onder meer door intensieve begrazing door geiten en ezels. Als zodanig, en als stiltegebied met weinig licht vertegenwoordigt het echter zeker een grote waarde. De potentiële natuurwaarde, met goed actief beheer is nog veel groter. Het is de afgelopen decennia echter flink verwaarloosd.
Bent u ermee bekend dat het Openbaar Lichaam Bonaire op 26 januari 2022 een intentieovereenkomst met Bonaire Properties NV heeft gesloten over de ontwikkeling van plantage Bolivia? Kunt u de intentieovereenkomst delen met de Kamer?
Het is mij bekend dat genoemde partijen een intentieovereenkomst hebben gesloten. De inhoud van de overeenkomst ken ik niet. Het is niet aan mij om deze met uw Kamer te delen.
Kunt u aangeven hoe het proces en de tijdslijn na de intentieovereenkomst eruit ziet? Zo nee, waarom niet?
Momenteel werkt het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling aan een herziening van het ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage. Wanneer dit gereed is en door het OLB in orde wordt bevonden, zal de herziening in procedure worden gebracht. Het tijdpad voor dit proces ken ik niet.
Is er al een projectplan ingediend en/of is er al duidelijkheid over mogelijke vergunningen, zoals bijvoorbeeld een kapvergunning voor (een deel van) het tropisch droogbos? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Nee, er is nog geen projectplan ingediend. Tijdens mijn bezoek aan Bolivia is mij verteld dat er geen droog tropisch bos zal worden gekapt.
Wat zullen de gevolgen zijn van de bouw van 2.000 woningen op de natuurwaarden en -functie van de corridor, en hoe is dit meegenomen in de intentieovereenkomst?
Ik ken de inhoud van de intentieovereenkomst niet.
Bonaire Properties NV heeft de natuurwaarden in het gebied laten onderzoeken door de bureaus Carmabi en WildConscience. Daarbij zijn alle waardevolle delen van Bolivia in kaart gebracht. In de nu bekende plannen zullen er geen ontwikkelingsactiviteiten in waardevolle gebieden plaatsvinden. Daarbij zal er nog voordat er een mogelijke bestemmingswijziging gaat plaatsvinden een MER worden uitgevoerd.
Klopt het dat Plantage Bolivia onderdeel is van Washikemba-Fontein-Onima, dat aangewezen is als een IBA (Important Bird Area), maar niet als zodanig wordt beschermd? Zo ja, waarom wordt dit gebied niet beschermd? Bent u bereid deze bescherming alsnog op korte termijn te realiseren?
Het klopt dat een gedeelte van de plantage Bolivia is gelegen in de IBA Washikemba-Fontein-Onima. Alhoewel het niet actief als zodanig wordt beheerd, mogen er geen activiteiten plaatsvinden die het gebied als IBA nadelig beïnvloeden, dit conform eilandelijke natuurwetgeving en -beleid. Zo geniet het gebied vanuit het huidige ontwikkelingsplan bescherming via de bestemming «open landschap».
Overigens is de status «Belangrijk Vogel Gebied» (Important Bird Area; IBA) toegekend in een programma van non-gouvernementele organisatie(s). Deze status heeft geen wettelijke grondslag in Caribisch Nederland.
Bent u het ermee eens dat mogelijke bouwplannen op Plantage Bolivia de aangrenzende kustlijn, bestaande uit vijftien kilometer koraal, zal aantasten? Zo nee, waarom niet?
Bescherming en instandhouding van het koraal zijn belangrijke doelstellingen van het NMBP. Bij een eventuele ontwikkeling van Bolivia zullen de gevolgen van de bouwplannen voor het koraal dan ook een belangrijk aandachtspunt zijn. Op dit moment is echter nog niet bekend of, waar en hoe er zal worden gebouwd. Er wordt nog onderzocht welke gevolgen woningbouw voor de natuurwaarden in de omgeving zullen hebben. Zolang de resultaten van deze onderzoeken nog niet bekend zijn, vind ik het niet verstandig om hierover te speculeren.
Kunt u aangeven wat het specifieke beschermingsregime is voor de aanwezige grotten met rotstekeningen, gemaakt door de Caiquetío rond 1.000 v.Chr.? Is woningbouw daar toegestaan?
Zoals ik in het antwoord op vraag 10 heb aangegeven, wordt er momenteel gewerkt aan een herziening van het ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage. De inhoud van deze herziening en de daarin opgenomen (beschermings)regelingen zijn nog niet openbaar. Overigens heb ik vernomen dat eventuele bebouwing op ruime afstand van de grotten zal plaatsvinden. Dit om de rotstekeningen te beschermen, maar ook omdat de grond in de omgeving van de grotten instabiel is. Daarnaast is bouwen aan de noord- en oostkust zeer lastig en kostbaar vanwege het hoge zoutgehalte in de lucht.
Bent u ermee bekend dat er aanwijzingen zijn dat er meer archeologisch erfgoed te vinden is op Plantage Bolivia? Zo ja, deelt u de mening dat mede in het kader van het Verdrag van Malta er onderzoek naar gedaan moet worden? Zo nee, waarom niet?
Hierover is mij geen informatie bekend. In het kader van de herziening van het ontwikkelingsplan wordt onderzoek gedaan naar de in het gebied aanwezige archeologische waarden. Afhankelijk van de resultaten hiervan kan nader onderzoek gewenst zijn.
Wie waren de originele bewoners van het gebied, voordat Plantage Bolivia na afschaffing van de slavernij in privé handen kwam?
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart/ archeologische verwachtingenkaart lijkt het erop dat dit gebied niet permanent bewoond werd door de Caquetio-indianen. Verder is mij hierover geen informatie bekend.
Is er nog getracht om de rechten van de originele bewoners te onderzoeken en herstellen, en om schadevergoeding te betalen zoals bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland in de jaren «80 heeft gedaan?
Nee, hiertoe zijn geen pogingen ondernomen.
Vindt u dat het gerechtvaardigd is dat in deze tijd één eigenaar zo’n groot deel van een (ei)land in handen heeft? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is altijd in handen van één eigenaar geweest. Aanvankelijk was dat de Staat der Nederlanden (via de WIC). Vervolgens was de plantage het bezit van een lokale familie. In de jaren ’80 van de vorige eeuw heeft deze familie de plantage ingebracht in de firma Bonaire Properties NV waarin een aantal Amerikaanse investeerders de meerderheid had. In 2019 is het deel van de Amerikaanse investeerder overgenomen door een Nederlandse investeerder.
Bent u ermee bekend dat het de bestemming van Plantage Bolivia is om het open landschap, de landschappelijke – en natuurwaarden te behouden, conform het sinds 2010 vigerende bestemmingsplan, en dat er geen (woning)bouwactiviteiten zijn toegestaan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen?
Het is mij bekend dat de plantage in het vigerende ontwikkelingsplan de bestemming «open landschap» heeft. Het is niet aan mij om deze bestemming te waarborgen. Het toekennen en eventueel wijzigen van een bestemming is de bevoegdheid van het OLB.
Deelt u de mening dat de eigenaar ten tijde van de aankoop geacht kan worden bekend te zijn geweest met de bestemming van Plantage Bolivia? Zo ja, deelt u de mening dat de eigenaar er niet vanuit kan gaan dat de bestemming zomaar gewijzigd zal worden in «wonen» ten koste van «open landschap»?
Ik zou iedereen die een onroerende zaak verwerft, willen adviseren om zich rekenschap te geven van de bestemming en de daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden. Ik ga ervan uit dat de eigenaar van de plantage dit ook heeft gedaan voor hij tot aankoop overging.
Het feit dat een onroerende zaak een bepaalde bestemming heeft, hoeft echter niet te betekenen dat die bestemming tot het einde der tijden ongewijzigd zal blijven. Zoals hiervoor is aangegeven, is het toekennen en wijzigen van bestemmingen de bevoegdheid van het OLB.
Deelt u de mening dat het belangrijk is een goed ruimtelijk plan en procedurele zaken helder te hebben voordat invulling wordt gegeven aan projecten? Zo ja, hoe gaat u daar invulling aangeven? Zo nee, waarom niet gezien de recente voorbeelden Ocean Oasis en Chogogo?
Ik hecht erg aan het voeren en volgen van de juiste procedures. Voor zover mij bekend zal dat bij de voorgenomen ontwikkeling van de Plantage Bolivia ook gebeuren. Er wordt momenteel gewerkt aan een wijziging van het ontwikkelingsplan voor de plantage. Deze wijziging zal door het OLB in procedure worden gebracht. Nadat het plan is vastgesteld en eventuele beroepen tegen het vaststellingsbesluit zijn afgehandeld, kunnen de vergunningen worden verleend. Als het plan de eindstreep, geheel of gedeeltelijk, niet haalt, zal het project niet (geheel) ten uitvoer kunnen worden gebracht.
Deelt u de mening dat, mede gelet op het feit dat er in het (concept) ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende woningbouwlocaties zijn aangewezen om huizen te bouwen en daarmee te kunnen voorzien in de woningbehoefte rekening houdend met de bevolkingsgroei tot 2050, er niet één huis gebouwd hoeft te worden op Plantage Bolivia? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat er gebouwd zal worden op Plantage Bolivia?
Ik weet niet in hoeverre het in voorbereiding zijnde ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende ruimte biedt om te voorzien in de woning(bouw)behoefte tot 2050. Het is namelijk niet duidelijk hoeveel woningen er tot die tijd zullen moeten worden gebouwd. Tijdens mijn bezoek aan Bonaire heb ik daarom met het OLB afgesproken dat er een woonvisie zal worden opgesteld.
Daarnaast is het zo dat niet alle locaties die in het ROB 2010 als (potentieel) woongebied zijn aangewezen 12 jaar later nog steeds als geschikt voor woningbouw kunnen worden beschouwd. Daarbij spelen ook andere ruimtelijke overwegingen een rol: als alle «lege plekken» in Kralendijk worden ingevuld, komt dit de leefbaarheid in het centrum niet ten goede en bestaat er een groot risico op verkeerscongestie. Verder lijkt een deel van de zoeklocaties voor woningbouw (met name langs Kaminda Lagun) zeer geschikt voor landbouw. Om de kosten van levensonderhoud en de afhankelijkheid van import) te verlagen en om nieuwe vormen van werkgelegenheid te creëren wordt onderzocht hoe landbouwactiviteiten daar een impuls kunnen krijgen. Dit zou kunnen betekenen dat deze gronden niet langer voor woningbouw kunnen worden aangewend.
Kunt u gezien de urgentie van de bouwplannen deze vragen zo spoedig mogelijk en ten minste binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Aangezien mijn bezoek aan Bonaire en de plantage Bolivia al waren gepland toen ik de vragen ontving, leek het mij beter om de situatie eerst zelf in ogenschouw te nemen alvorens de vragen te beantwoorden.
De berichten ‘Er vallen doden door slechte gezondheidszorg Sint Eustatius’ en ‘Het ene Nederland is het andere niet’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Jacqueline van den Hil (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Er vallen doden door slechte gezondheidszorg Sint Eustatius» en «Het ene Nederland is het andere niet»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de hospitainer geen adequate medische uitrusting bevatte en ook vanuit een praktisch oogpunt niet bruikbaar was voor het eiland? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het gezondheidscentrum SEHCF op Sint Eustatius had geen isolatiecapaciteit, en de hospitainer was bedoeld als isolatieruimte voor de eerste opvang van Covid-verdachte patiënten zodat de patiëntenstromen gescheiden konden worden. De hospitainer was voorzien van alle medische uitrusting die daarbij nodig was. Vanaf het begin van de pandemie was duidelijk dat bij een ernstiger verloop van een Covid-infectie de patiënten verplaatst zouden worden naar het Sint Maarten Medical Center (SMMC) ziekenhuis op Sint Maarten. Vanaf april 2020 is met ondersteuning van VWS een volledig ingericht intensive care (IC) centrum met gekwalificeerd personeel ingericht voor Covid-patiënten voor Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.
Hoe beoordeelt u het feit dat er geen gekwalificeerd personeel werd meegestuurd met de geleverde hospitainer?
Deze constatering klopt niet. De hospitainer is destijds toegevoegd aan de capaciteit van het ziekenhuis, zie 2. Er was gekwalificeerd personeel in SEHCF en op verschillende momenten tijdens de pandemie is extra personeel naar Sint Eustatius gestuurd. Vanaf het begin zijn er afspraken gemaakt met SEHCF en de lokale GGD dat Sint Eustatius bij een uitbraak op extra personele ondersteuning vanuit Nederland kon rekenen. Sint Eustatius heeft lang een containment strategie gehanteerd waardoor er in die fase weinig tot geen Covid-patiënten waren.
Kunt u het besluitvormingsproces van de benoeming van een nieuwe ziekenhuisdirecteur op Sint Eustatius en de gehanteerde criteria nader toelichten?
Er is geen nieuwe directeur bij SEHCF – zoals gesteld in het artikel – benoemd. VWS, het Openbaar Lichaam St. Eustatius (OLE) en SEHCF hebben destijds een intentieverklaring opgesteld waarin er tijdelijk ondersteuning van een Chief Medical Officer (CMO) is toegevoegd aan het management van het gezondheidscentrum.
Op welke manier zijn stakeholders op Sint Eustatius betrokken bij de benoeming van deze directeur en bij de levering van de hospitainer?
De hospitainer is gestuurd op verzoek van de regeringscommissaris op basis van een bijstandsverzoek. De CMO is aangesteld in samenspraak met de regeringscommissaris en de Raad van Toezicht (RvT) van SEHCF.
Is het mogelijk om een onderzoek te laten doen door gezondheidsexperts om de staat van de gezondheidszorg op Sint Eustatius te laten beoordelen? Zo ja, bent u daartoe bereid?
In algemene zin beoordeel ik de toegankelijkheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg in Caribisch Nederland als voldoende tot goed. Desalniettemin zijn er nog op een aantal terreinen achterstanden zichtbaar; nog niet overal is de zorg vergelijkbaar met Europees Nederlands niveau. Tegelijkertijd maken de discussies rondom de medische uitzendingen n.a.v. de recente sterfgevallen op Sint Eustatius duidelijk dat er in de uitvoering van het verwijsproces verbeteringen nodig zijn. In dat licht ben ik bereid om een onderzoek te doen naar de staat van de gezondheidszorg in Caribisch Nederland waarbij gekeken wordt naar de resultaten die bereikt zijn sinds 2010, met aandacht voor de wijze waarop de gezondheidszorg functioneert, welke verbeteringen gewenst zijn en wat er nodig is om door te groeien naar Europees Nederlands niveau qua aanbod en kwaliteit.
Bent u bereid in gesprek te gaan met eilandsraadsleden, eilandgedeputeerden en de gezaghebber met betrekking tot de gezondheidszorg op Sint Eustatius?
VWS heeft zeer regelmatig overleg met de regeringscommissaris en plaatsvervangend regeringscommissaris over de gezondheidszorg. VWS, het OLE en SEHCF hebben een intentieverklaring opgesteld met betrekking tot de verbeteringen van de gezondheidszorg op Sint Eustatius. VWS heeft afgelopen jaar ook gesprekken gevoerd met de eilandsraad van Sint Eustatius.
Hoe beoordeelt u de toegankelijkheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw bredere visie met betrekking tot de gezondheidszorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Zie 11
Wat is uw reflectie op de aanpak van de coronacrisis in het Caribische deel van het Koninkrijk tot nu toe?
Gedurende de hele pandemie is er intensief contact geweest tussen VWS en de overheids-, de gezondheidsautoriteiten en de ziekenhuizen van de verschillende eilanden in het Caribisch gebied. De gezamenlijke inzet was om de verspreiding van het coronavirus op de eilanden zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Daarnaast heeft VWS, samen met de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, maximale inzet gepleegd om zorg te regelen voor elke inwoner van het Koninkrijk die dat nodig had, zowel Covid-zorg, als reguliere zorg en spoedzorg.
Met regelmatige brieven van de Minister van VWS over de Covid-aanpak is uw Kamer gedurende de gehele periode ook op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen rondom de pandemie in het Caribisch gebied. In deze brieven werd uw Kamer op de hoogte gehouden van de epidemiologische ontwikkelingen, de hulp en inzet die daarbij werd geboden om de publieke gezondheid en Covid (IC)ziekenhuiszorg te borgen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de eilanden van Caribisch Nederland als de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten hebben ook deelgenomen aan het vaccinatieprogramma zoals dat in Europees Nederland is uitgerold. VWS heeft met een speciaal team, in samenwerking met het RIVM, de ministeries, de openbare lichamen, de afdelingen publieke gezondheid en de ziekenhuizen van alle eilanden in het Caribisch gebied ondersteund waar nodig.
Wilt u de Kamer informeren over het bovenstaande voor de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties in het najaar van 2022?
Ik zal uw Kamer voor de begrotingsbehandeling 2022 als antwoord op vraag 9 een brief sturen.
De artikelen 'Het ene Nederland is het andere niet' en 'Er vallen doden door slechte zorg op Sint Eustatius' |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Het ene Nederland is het andere niet»1 en «Er vallen doden door slechte zorg Sint Eustatius»2?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het opiniestuk van een inwoner van Sint Eustatius op Dossier Koninkrijksrelaties.nl, over zijn zorgen over de zorgfunctie naar aanleiding van de tragische afloop van een medische verwijzing van een patiënt?3
Ja.
Kunt u een kabinetsappreciatie geven op bovengenoemde artikelen?
De artikelen gaan in op de recente ontwikkelingen op het domein van de gezondheidszorg van Sint Eustatius.
Het verhaal van mevrouw van Tongerloo schetst -ondanks enkele feitelijke onjuistheden (zie vraag 2 en 3 in de aanvullende Kamervragen van VVD)- een goed beeld van de complexe verhoudingen en omstandigheden op Sint Eustatius, die ervoor zorgden dat de coronacrisis juist ook daar zo ingrijpend was. Het is hierbij goed om nog eens te herinneren in welke fase van de crisis Caribisch Nederland destijds zat. Medische hulpgoederen waren overal ter wereld schaars, zo ook in Nederland en in de regio. Transport vormde een uitdaging omdat de luchtruimen en landsgrenzen gesloten werden, wat tevens gevolgen had voor het overplaatsen van patiënten voor ziekenhuisopname in de regio. Net als in Europees Nederland moest de reguliere zorg op Sint Eustatius afgeschaald worden. Natuurlijk heeft de coronacrisis voor Sint Eustatius grote gevolgen gehad. Niet alleen voor wat betreft gezondheidszorg, maar ook sociaaleconomisch. Voor de inwoners én voor het medisch personeel dat hier werkte in deze onrustige en onzekere periode. Het is belangrijk om van onze ervaringen te leren en samen goed voor te bereiden op een mogelijke nieuwe pandemie in de toekomst. Sint Eustatius wordt net als Bonaire en Saba meegenomen in de beleidsagenda ten aanzien van het verbeteren van pandemische paraatheid, waarbij het toepassen van maatwerk centraal staat. Daarnaast is het van belang om lessen te trekken voor het verbeteren van de gezondheidsvoorzieningen in Caribisch Nederland die zijn opgebouwd sinds 2010.
De artikelen van curacao.nu en dossierkoninkrijksrelaties.nl gaan grotendeels in op het recente overlijden van een inwoner van Sint Eustatius. Kort hierop, in april, heeft opnieuw een overlijden plaatsgevonden. Het feit dat er twee patiënten zijn komen te overlijden, in zo’n kort tijdsbestek, vind ik vreselijk en moet grote impact hebben op de hechte gemeenschap van Sint Eustatius. T.a.v. het eerste overlijdensgeval kan ik mij voorstellen dat inwoners zich afvragen of door de artsen van St. Eustatius Health Care Foundation (SEHCF) en het verzekeringskantoor van VWS wel accuraat gehandeld is. Beide artikelen gaan ervan uit dat er bij dit handelen medische fouten zijn gemaakt. Hierover kan nog geen uitspraak worden gedaan. SEHCF heeft conform de procedures van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een calamiteitenonderzoek in gang gezet. Desalniettemin zijn de in het artikel geuite zorgen van de inwoners van Sint Eustatius aanleiding voor mij om met betrokken gezondheidsinstanties het gesprek aan te gaan om ervoor te zorgen dat de zorg op Sint Eustatius verbeterd wordt.
Bovenstaande artikelen en het opiniestuk bespreken knelpunten in het doorverwijzen van patiënten die (acute) zorg nodig hebben; hoe reflecteert u op deze knelpunten? Welke stappen heeft u ondernomen of bent u van plan te nemen om doorverwijzing te verbeteren? Kunt u hierbij reflecteren op de rol van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland?
Afgelopen jaren heeft Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN) jaarlijks 6000–8000 medische uitzendingen verzorgd. Ook in de Covid-periode is het gelukt om de urgente zorg doorgang te laten vinden. In 2020 zijn er in totaal 40 klachten binnengekomen. Desalniettemin zijn er knelpunten die verbeterd moeten worden. Ten aanzien van de knelpunten rondom reguliere doorverwijzingen zijn het afgelopen jaar diverse stappen genomen ter verbetering. In oktober 2021 hebben specialisten van SEHCF op Sint Eustatius en de afdeling dienstverlening van ZJCN afspraken gemaakt over de kwaliteit van verwijzingen. Voor het jaar 2022 is tevens prioriteit toegekend aan het verbeteren van de dienstverlening, hieronder valt ook het verwijsproces. Om verwijzers op de Bovenwindse eilanden meer ruimte te geven ben ik voornemens om een pilot op te zetten waarbij er naar bepaalde specialismen een vrije doorverwijzing kan plaatsvinden.
Om de doorverwijzing in acute situaties te verbeteren gaat ZJCN met de betrokken partijen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden evalueren en waar nodig het reeds bestaande protocol aanvullen, verduidelijken of aanscherpen. Het is van belang dat ziekenhuizen kennis hebben van hun behandelplicht in acute situaties.
Over de verbeteringen van het verwijsproces zal ik (bestuurlijke) afspraken maken met alle betrokken partijen.
Kunt u bevestigen of de nieuwkomers die (nog) niet via de zorgverzekering van Caribisch Nederland zijn verzekerd, risico’s ondervinden bij het verkrijgen van essentiële medische zorg? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over een plan om dit probleem op te lossen?
Een nieuwkomer dient zich bij vestiging in Caribisch Nederland te houden aan de procedures van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Zij die nog in afwachting zijn van de beschikking van de IND, maken nog geen aanspraak op de zorgverzekering en zijn zelf verantwoordelijk om een tijdelijke zorgverzekering af te sluiten. Dit is conform Europees Nederlandse wet- en regelgeving. De nieuwkomer wordt hierover voorgelicht door zowel de IND als ZJCN.
In het geval dat iemand onverzekerd is en zich in een acute of levensbedreigende situatie bevindt, geldt dat de zorgverlener een behandelplicht heeft. Administratieve kwesties zijn hierin niet leidend.
Kunt u uiteenzetten wat de procedures en protocollen zijn in Caribisch Nederland, voor het in gang zetten van een medische verwijzing buiten het eiland? Kunt u bevestigen of een verwijzing alleen wordt gedaan door een arts en uiteenzetten wat voor (financiële) afspraken Zorg en Jeugd Caribisch Nederland hierover heeft gemaakt met organisaties voor medische evacuaties (met bijbehorend medisch team)? Kunt u verduidelijken wat uw rol is hierin?
De procedure bij een medische uitzending buiten het eiland is als volgt; indien een (huis)arts («verwijzer») constateert dat de verzekerde specialistische zorg nodig heeft die niet beschikbaar is op het eiland, wordt een verwijsverzoek ingediend bij ZJCN. De verwijzer vermeldt in het verzoek de mate van urgentie. In het geval van een reguliere medische uitzending beoordelen en toetsen de medisch adviseurs (artsen) van ZJCN aan de hand van de Regeling Aansprakelijkheid Zorgverzekering (RAZ) BES of het verwijsverzoek voldoet aan de rechtmatigheids- en doelmatigheidseisen. Indien niet akkoord, ontvangt de verwijzer een terugkoppeling met de onderbouwing. Indien akkoord, handelen de medewerkers van ZJCN het verzoek verder af; zij plannen de afspraak en de logistiek eromheen (vlucht, transport, accommodatie, PCR-test, daggeldvergoeding) en onderhouden contact met de verzekerde. Tijdens en aan het eind van de medische uitzending geeft de behandelend arts een terugkoppeling aan de verwijzer en medisch adviseurs van ZJCN. Bovenstaande beschreven procedures en protocollen zijn bekend bij de zorgverleners in Caribisch Nederland.
Ten aanzien van medische evacuaties heeft ZJCN afspraken gemaakt met National Helicopters (Medevac) voor de Bovenwindse eilanden en de Air-ambulance voor Bonaire. Deze zijn 24/7 beschikbaar. T.a.v. de inzet van de Medevac op Saba en Sint Eustatius geldt dat de verwijzer indien mogelijk vooraf toestemming moet hebben verkregen van de medisch adviseurs. In uitzonderingsgevallen kan achteraf toestemming aangevraagd worden.
Bent u bereid om bij (huis)artsen in Caribisch Nederland te informeren in hoeverre de beoordeling van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland bij het al dan niet instemmen met een verwijzing buiten het eiland, naar hun ervaring een negatief effect heeft op de kwaliteit van zorg?
Ja, ik ben bereid om in gesprek te gaan met zorgverleners over hun zorgen.
Kunt u toelichten in welke mate Zorg en Jeugd Caribisch Nederland en/of u, budgettaire overwegingen van invloed laten zijn op het al dan niet instemmen met een verwijzing?
In de beoordeling spelen budgettaire overwegingen geen rol, medische gronden zijn leidend. De RAZ-BES regelt de aanspraken op zorg, op basis hiervan wordt beoordeeld of de aangevraagde behandeling doelmatig en rechtmatig is.
In hoeverre acht u een relatief kleinschalige voorziening als Zorg en Jeugd Caribisch Nederland in staat om de juiste beoordeling en afweging te maken bij een medisch urgente verwijzing?
Binnen ZJCN bestaat een afdeling Medisch Advies, bestaande uit artsen en medewerkers. Dit team is ervaren en voldoende uitgerust om dit te beoordelen.
Bent u bereid een specifiek onderzoek in te stellen naar het in vraag 2 bedoelde incident waarbij een patiënt met een niet-Nederlandse nationaliteit tragisch is komen te overlijden?
De IGJ is op de hoogte gebracht van de calamiteit. SEHCF heeft conform de procedures van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een calamiteitenonderzoek in gang gezet.
Het bericht ‘Oligarchen hebben vliegtuigen op Aruba geregistreerd’. |
|
Don Ceder (CU), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oligarchen hebben vliegtuigen op Aruba geregistreerd»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Wat is bekend over de totale omvang van bezittingen van Russische oligarchen in de landen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Met betrekking tot Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS) hebben het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat noch andere Nederlandse ministeries juridische bevoegdheden waarmee inzage verkregen kan worden in de aard en omvang van bezittingen van Russische oligarchen. Daarom is er collegiaal contact geweest met de diverse stakeholders op de CAS.
De autoriteiten van de CAS – eilanden geven doorlopend uitvoering aan de sancties die door de Europese Unie zijn ingesteld. Tot op heden hebben deze inspanningen in Curaçao financiële bezittingen van vijf gesanctioneerde Russische individuen aan het licht gebracht met een totale waarde van ruim 43 miljoen Amerikaanse dollar. In lijn met de geldende sancties zijn deze tegoeden door de autoriteiten van Curaçao bevroren. Aangaande het mogelijk bezit in de vorm van luchtvaartuigen verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 4 en 5. Wat betreft watervaartuigen hebben de autoriteiten van Sint Maarten melding gemaakt van één op land zijnde schip van een gesanctioneerde Russische staatsburger. Dit schip is inmiddels «bevroren» door de daartoe bevoegde instantie in Sint Maarten.
Hoe vindt in de Oekraïnecrisis binnen het Koninkrijk coördinatie van sancties plaats tegen Rusland en Russische individuen? Welke rol speelt hierin artikel 3, lid a van het Statuut van het Koninkrijk, dat bepaalt dat buitenlandse betrekkingen Koninkrijksaangelegenheden zijn?
Vanaf het uitbreken van de crisis staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauw contact met de Caribische Landen inzake de implementatie van de diverse sanctieregimes die zijn aangenomen. Alle landen binnen ons Koninkrijk zijn verplicht uitvoering te geven aan de sancties die door de EU zijn aangenomen. De implementatie en handhaving van deze sancties dient eveneens door Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf te worden uitgevoerd. Dit is geen Koninkrijksaangelegenheid.
Wat betreft de naleving van de sancties gericht op de zeevaart staan de CAS eilanden ook in contact met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Bent u bereid bij Aruba met klem aan te dringen om op de kortst mogelijke termijn actie te ondernemen tegen de in het Arubaanse luchtvaartregister geregistreerde privévliegtuigen van Russische oligarchen tegen wie sancties zijn belegd, om zo in het hele Koninkrijk effectieve sancties te hanteren?
Het Arubaanse Ministerie van Transport heeft tot op heden bij negen in Aruba geregistreerde vliegtuigen geconcludeerd dat er een mogelijk verband is met Rusland. Geen van de vliegtuigen bevindt zich in Aruba. Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van zes vliegtuigen. Aan twee vliegtuigen die geen Russische eigenaar hebben, maar die zich ten tijde van het instellen van de maatregelen in Rusland bevonden is een vliegverbod opgelegd in verband met de vliegveiligheid. Een ander vliegtuig dat zich ook in Rusland bevindt en wel een Russische eigenaar heeft (die overigens niet op de EU sanctielijsten staat) heeft om diezelfde reden een vliegverbod gekregen. Tenslotte zijn twee andere in Rusland verblijvende vliegtuigen die eigendom zijn van niet door de EU gesanctioneerde Russische eigenaren ambtshalve uit het register verwijderd omdat de eigenaren hebben aangegeven niet de intentie te hebben het toestel fysiek uit Rusland te willen verwijderen in de nabije toekomst.
Hoe staat het met de registratie en aanwezigheid van vliegtuigen in de andere landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Indien hier sprake van is, bent u ook daar tot soortgelijke acties bereid?
Curaçao en Sint Maarten beschikken over een relatief klein gezamenlijk luchtvaartuigenregister (ongeveer 25 vliegtuigen). De vliegtuigen worden met name gebruikt voor vliegverkeer tussen de Caribische delen van het koninkrijk. De vliegtuigen die in het register van Curaçao en Sint Maarten zijn ingeschreven, hebben geen Russische eigenaar of houder.
Hoe staat het met de registratie en aanwezigheid van schepen in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Indien hier sprake van is, bent u ook daar tot soortgelijke acties bereid?
Ook op het gebied van scheepvaart zijn de CAS – eilanden verantwoordelijk voor de naleving van de sancties. Zoals reeds aangegeven staan de lokale autoriteiten bij de specifieke toepassing van de sancties voor de zeevaart in nauw contact met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Op dit moment zijn er geen schepen van personen of entiteiten op de sanctielijst die in de havens en/of wateren van respectievelijk Aruba, Curaçao of St. Maarten verblijven. Wel is er, zoals ook reeds vermeld, in Sint Maarten een schip op land aangetroffen van een gesanctioneerd Russisch individu. Dit schip is door de autoriteiten van Sint Maarten «bevroren».
Voor de volledigheid verwijs ik ook naar mijn antwoord van 25 maart 2022 naar aanleiding van de vragen van de leden Kamminga en Brekelmans (VVD) over het bericht «Superjachten van rijke Russen in beslag genomen door Frankrijk en Duitsland».
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het meest recente IPCC-rapport in relatie tot Bonaire, Statia en Saba |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van het IPCC-rapport van werkgroep 2 «Climate Change 2022: impacts, adaptations and vulnerability» (AR6), en dan met name het hoofdstuk en de factsheet over «Small Islands»?1
Ja.
Wat is wat u betreft de betekenis van dit IPCC-rapport voor Bonaire, Statia en Saba? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Het IPCC-rapport bevat voor kleine eilanden zoals Bonaire, Sint Eustatius en Saba zorgwekkende informatie over de klimaateffecten van klimaatverandering, zoals de grotere kans op zware tropische stormen, stormvloeden, verminderde beschikbaarheid van zoet water, aantasting en verlies van kustecosystemen zoals koraalriffen door opwarming van het zeewater en zeespiegelstijging. Een meer specifieke duiding van de betekenis is op basis van de in het IPCC-rapport beschikbare gegevens niet mogelijk; het rapport bevat geen afzonderlijke beoordeling van het Caribisch gebied. De risico’s van klimaatverandering voor kleine eilanden, waaronder Caribisch Nederland, zijn voor het kabinet een belangrijke reden om mondiaal in te zetten op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad. In de kamerbrief van 22 maart 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1005) heeft het Kabinet zijn ambities verwoord op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening voor Caribisch Nederland. De eilanden hebben te maken met vraagstukken op het terrein van klimaat en energie. Het gaat daarbij om verduurzaming van de elektriciteitsproductie, duurzame vormen van koeling van gebouwen, een veilige drinkwatervoorziening en meer zelfstandige voedselproductie. Een aanpak van deze vraagstukken is niet alleen in het belang van het klimaat, maar biedt ook kansen om de leefbaarheid te vergroten, de kosten van nutsvoorzieningen te verlagen en de economieën te vergroenen. Het Kabinet heeft de ambities om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states). Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk, de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk.
Heeft u, wellicht in het kader van de vele rapporten die de afgelopen jaren aan de regering zijn aangeboden of in opdracht van de regering zijn uitgevoerd over gevolgen van de klimaatcrisis voor Nederland, inzicht in de gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, Statia en Saba tot en met het jaar 2100 en daarna? Zo ja, wat zijn de belangrijkste gevolgen voor natuur en koraal, mens, dier, infrastructuur, economie, veiligheid en cultuur?2
Voor een gedetailleerde beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en pagina 25 van het Klimaatsignaal21 van het KNMI waarin de klimaattrends en mogelijke impacts daarvan op Caribisch Nederland worden beschreven. Kort samengevat zijn voor dit gebied vooral veranderingen in temperatuur en neerslag relevant, alsmede de impact van orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden.
Wat zijn de belangrijkste verschillen in klimaatimpact en adaptatienoodzaak voor de bewoners van Bonaire, Statia en Saba versus de inwoners van Nederlandse gemeenten op het Europese vasteland? Waar lopen de inwoners van Bonaire, Statia en Saba meer risico?
Het belangrijkste verschil is dat Caribisch Nederland meer te maken heeft met orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden. Zie voorts het antwoord op vraag 3.
Hebben de burgers van Bonaire, Statia en Saba over het algemeen meer of minder middelen en mogelijkheden om de komende klimaatrisico’s het hoofd te bieden dan Nederlanders op het Europese vasteland?
De klimaatrisico’s waarvoor burgers hun middelen en mogelijkheden moeten inzetten verschillen tussen burgers onderling en in sterke mate tussen burgers in enerzijds Caribisch Nederland en anderzijds Europees Nederland. Dit komt doordat het huidige klimaat en de geografie verschillen, waardoor klimaatverandering en klimaatrisico’s verschillen. Hierdoor is een vergelijking tussen de mogelijkheden van de burgers in Caribisch Nederland en die van de burgers in Europees Nederland niet eenvoudig. De rol van de overheid, zowel van de rijksoverheid als van decentrale overheden, is een zorgplicht voor het welzijn en de veiligheid van alle burgers, onder wie ook toekomstige generaties. Waar nodig komt de overheid burgers dus te hulp wanneer zij het hoofd moeten bieden aan de komende klimaatrisico’s. Klimaatadaptatie is een onderwerp dat van de overheden maar zeker ook van bedrijven en burgers de volle aandacht vraagt.
Kunt u aangeven waarom wat u betreft het beperken van de wereldwijde temperatuur tot maximaal 1,5 graad essentieel is voor Nederland en dan voornamelijk de bijzondere gemeentes in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk, Bonaire, Statia en Saba?
Door het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad (niet van de temperatuur zelf, zoals gesteld in de vraag) voorkomen we grote negatieve effecten op ecosystemen, de economie en de gezondheid voor Caribisch Nederland.
Wat is het CO2-emissiegat tussen de wettelijke CO2-reductiedoelstelling voor 2030 van 55 procent (en het streefcijfer van 60 procent) en de 1,5 graadsambitie van het kabinet?
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad in 2100. Daarvoor is mondiaal voor alle broeikasgassen samen ongeveer 43% reductie ten opzichte van 2019 nodig. Dat komt overeen met 37% reductie ten opzichte van 2010 en ca. 18% reductie ten opzichte van 1990. Ook het doel van de EU en Nederland om in 2050 netto-nul-uitstoot van broeikasgassen te bereiken, oftewel 100% reductie, gaat aanzienlijk verder dan wat het IPCC aangeeft dat wereldgemiddeld nodig is. Volgens IPCC dienen voor het 1,5-graad-doel de mondiale CO2-emissies rond 2050 een netto-nul-niveau te bereiken, maar geldt voor alle broeikassen samen dat rond 2050 een reductie van 84% ten opzichte van 2019 nodig is, wat neerkomt op ca. 76% ten opzichte van 1990. Zie ook IPCC AR6 WGIII, SPM, tabel SPM.1. De KEV 2022, die dit najaar verschijnt, zal een eerste indicatie geven of het ingezette beleid voldoende is om de doelen van het kabinet te realiseren.
Kunt u dit CO2-emissiegat dat nog rest om in lijn met 1,5 graad te komen uitdrukken in een specifiek CO2-reductiepercentage of een CO2-budget voor relevante jaartallen?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 7 is er geen sprake van een CO2-emissiegat.
Bent u van mening dat de CO2-reductiedoelstellingen van de regering in dienst moeten staan van het beschermen van Nederlanders, zowel op het Europese vasteland als in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk, tegen de ingrijpende gevolgen van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
De CO2-reductiedoelstellingen staan in dienst van het beperken van de mondiale uitstoot en daarmee in dienst van alle mondiale burgers dus inclusief de burgers van het Caribische deel van het Koninkrijk. Daarom werk ik in Europees Nederland met IPO, VNG en de Unie van Waterschappen samen aan de uitvoering van het Klimaatakkoord en met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, andere bewindspersonen en de bestuurscolleges van de openbare lichamen aan onder andere duurzame energieproductie.
Acht u het wenselijk dat Bonaire, Statia en Saba uitgesloten blijven van de Nederlandse Klimaatwet, het Klimaatplan 2021–2030, de NDC’s onder het Parijsakkoord, de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en de Regionale Energestrategiën (RES)? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, aangezien de genoemde documenten betrekking hebben op de Nederlandse situatie binnen de Europese context. Vanuit het principe van «comply or explain» bekijkt het kabinet hoe maatwerkmaatregelen op het gebied van klimaat en energie kunnen worden getroffen in Caribisch Nederland. Met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de bestuurscolleges van de openbare lichamen ben ik reeds actief in gesprek om te komen tot aanvullende investeringen op energiegebied in overeenstemming met het advies van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Het kabinet zet zich samen met de eilandsbesturen en de nutsbedrijven in om op korte termijn forse stappen te zetten in de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Indien het volgens u terecht is dat Bonaire, Statia en Saba uitgesloten blijven van de Nederlandse Klimaatwet, het Klimaatplan 2021–2030, de NDC’s onder het Parijsakkoord, de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en de Regionale Energestrategiën (RES), welke doelstellingen zijn er dan wel op het gebied van klimaat-, biodiversiteit- en energie?
Er zijn geen specifieke klimaatdoelen, maar op het gebied van energie komt het kabinet voor het zomerreces met een Kamerbrief over de routekaart naar een 100% duurzame elektriciteitsproductie.
Klopt het dat de enige generieke maatregel die zowel in Europees als Caribisch Nederland geldt, de Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) is?
Nee, ook andere generieke maatregelen staan open voor aanvragen uit heel Nederland, zoals het Groeifonds. Een uitdaging bij een generieke maatregel van het Rijk is dat deze op activiteiten is gericht die veelal de schaal van Caribisch Nederland te boven gaan, net zoals zo’n maatregel veelal de schaal van een Europees Nederlandse gemeente met 1.900 inwoners (zoals het kleinste openbare lichaam van Caribisch Nederland) à 19.000 inwoners (zoals het grootste openbare lichaam van Caribisch Nederland) te boven gaat. Hierom zijn er ook maatwerkmaatregelen voor Caribisch Nederland, zoals de steun voor de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening op Saba en Sint Eustatius in de periode 2014–2019.
Welke toegang tot financiële middelen lopen Bonaire, Statia en Saba mis omdat ze uitgesloten zijn van deze kaders en maatregelen? Wat is het verschil in kennisniveau binnen de rijksoverheid over de gevolgen van de klimaatcrisis (klimaatscenario’s, klimaatimpact en adaptatienoodzaak) voor Bonaire, Statia en Saba versus gemeenten op het Nederlandse Europese vasteland?
In het kader van het Deltaprogramma hebben de gemeenten in Europees Nederland een klimaatstresstest uitgevoerd waarin potentiële kwetsbaarheden voor verschillende klimaatthema’s kunnen worden geïdentificeerd. De rijksoverheid en verschillende internationale organisaties bieden hiervoor verschillende ondersteunende methodieken aan. Europees Nederlandse gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van klimaatstresstesten en het opstellen van een klimaatadaptatieplan. Vanuit het Deltafonds draagt het Rijk 200 miljoen euro bij aan een impulsregeling voor de gemeenten op het Europese vasteland, met als doel om eenmalig een versnelling van de uitvoering van maatregelen te bereiken. Daarnaast investeren Rijk en regio in het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en in het waterveiligheidsprogramma. De meeste kaders en wetten waarop deze geldstromen zijn gebaseerd gelden niet voor Caribisch Nederland. Zie voorts het antwoord op vraag 3 en op vraag 12.
Zijn er (naast het Deltaprogramma, het Waterprogramma, het Nationaal Waterplan, de Nationale Klimaatadaptatiestrategie en het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie) water en/of klimaatbeschermingsprogramma’s waarbij de rijksoverheid een coördinerende rol speelt, en waar Bonaire, Statia en Saba van zijn uitgesloten? Zo ja, welke?
Er zijn geen andere waterprogramma’s waarin het Rijk een coördinerende rol speelt dan de bovengenoemde.
Waarom zijn Bonaire, Statia en Saba, in tegenstelling tot andere gemeenten, uitgesloten van deze programma’s? En wat is de appreciatie van het kabinet hiervan?
De Nationale Klimaatadaptatiestrategie, het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma zijn de basis voor een samenhangende aanpak van klimaatadaptatie in Nederland binnen de Europese context. Het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie is specifiek tot stand gekomen voor de uitwerking van Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. De Europees Nederlandse gemeenten hebben een grote eigen verantwoordelijkheid voor het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting in hun gebieden. Het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma gelden op grond van de bepalingen van de Waterwet, niet in Caribisch Nederland. In de Nationale Klimaatadaptatiestrategie wordt de mogelijkheid genoemd dat het Rijk ondersteuning biedt aan Caribisch Nederland. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP-CN) momenteel samen met Caribisch Nederland hoe Caribisch Nederland kan komen tot een klimaatadaptatiestrategie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat deelt kennis en expertise, zoals ook gebeurt voor gemeenten in Europees verband.
Is het basisbeschermingsniveau van 0,001 pocent in 2050 (dat wil zeggen dat de kans op overlijden door een overstroming voor iedereen achter de dijken uiterlijk in 2050 niet groter is dan 1 op 100.000 per jaar zoals besloten ligt in de Deltabeslissing Waterveiligheid) ook van toepassing op de burgers van Bonaire, Statia en Saba? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Waterwet is in beginsel niet van toepassing op Caribisch Nederland, met uitzondering van artikel 5.32 waarin een specifieke verantwoordelijkheid in het geval van een (dreigende) watersnoodramp is vastgelegd. Deze wet is gemaakt voor de situatie in Europees Nederland en daarmee niet geschikt om een op een toe te passen in Caribisch Nederland. Dat betekent echter niet dat er in Caribisch Nederland geen wetgeving van toepassing is op water in brede zin van het woord. Ik wil u dit kader dan ook wijzen op de onderstaande wetten:
Zo kent het NMBP-CN, dat als grondslag zowel de Wet Vrom BES als ook de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES heeft, ook aspecten als het omgaan met klimaatverandering. Daarnaast kan de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de openbare lichamen handvatten bieden voor het omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt momenteel op welke wijze de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES ter ondersteuning en versterking van het NMBP-CN en lokale ruimtelijke ordeningsplannen kan dienen. In mijn antwoord op vraag 18 ga ik in op de mogelijkheden die ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
Welke andere waterveiligheidsnormen of klimaatadaptatieveiligheidsnormen gelden voor inwoners van gemeenten in Nederland?
In Europees Nederland zijn de volgende normen van toepassing:
Kunt u per waterveiligheidsnorm aangeven of deze zowel gelden voor de inwoners van gemeenten op Europees Nederland als voor de inwoners van Bonaire, Statia en Saba?
De openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennen geen systeem van waterveiligheidsnormen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen zoals in het laaggelegen Europees Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden. Tenslotte heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een verantwoordelijkheid bij een (dreigende) watersnood op grond van artikel 5.32 van de Waterwet.
Kunt u een overzicht geven van de beleidsinitiatieven vanuit de rijksoverheid op klimaatadaptatie en waterveiligheid op Bonaire, Statia en Saba sinds de toetreding van deze eilanden als gemeentes van Nederland op 10 oktober 2010?
De invoering van het huidige waterveiligheidsbeleid in 2017 was voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een logisch moment om een quickscan uit te voeren naar onder meer de kansen en gevolgen van overstromingen vanuit zee. Door middel van bronnenonderzoek en interviews met experts zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland is een beeld van de waterveiligheidssituatie geconstrueerd. De quickscan is gedeeld met de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland. Vervolgens is om aan de wens van de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland tegemoet te komen door het KNMI extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied. Hiermee kunnen betere voorspellingen ten aanzien van golfopzet worden gedaan.
Recent heeft het KNMI de quick scan «Past and future sea level around the BES-Islands» gepubliceerd. In een Klimaatbericht is aan de uitkomsten een artikel gewijd. Het KNMI verwacht voor Caribisch Nederland in de toekomst een iets snellere stijging van de zeespiegel in vergelijking met het wereldgemiddelde.
Kunt u een overzicht geven van eventuele beleidsinitiatieven die nu in de maak zijn op het gebied van klimaatadaptatie en waterveiligheid met betrekking tot Bonaire, Statia en Saba?
In het kader van de uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 zal in 2022 een overzicht opgesteld worden van de impacts van en kwetsbaarheid voor klimaatverandering op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op basis hiervan zal in nauwe samenwerking met Bonaire, Sint Eustatius en Saba een strategie ontwikkeld worden voor aanpassing aan klimaatverandering. Veel van de maatregelen en activiteiten met betrekking tot het NMBP dragen zowel bij aan adaptatie aan klimaatverandering en het herstel van biodiversiteit zoals: herbebossing, revegetatie, voorkomen van erosie en versterken kustzone door mangrove. Voor de uitvoering van het NMBP is in het kader van het Coalitieakkoord 35 mln. euro gereserveerd voor de uitvoering in de periode 2022–2025.
Momenteel werkt het KNMI aan «light-klimaatscenario’s» voor Caribisch Nederland, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar zeespiegelstijging en het effect van stormen in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op bijvoorbeeld de landbouw en de natuur beter in kaart gebracht kan worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten ook als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
Kunt u aangeven hoe de verdeling van verantwoordelijkheden is tussen de verschillende departementen met betrekking tot klimaatadaptatiebeleid en waterveiligheid binnen de rijksoverheid met betrekking tot Bonaire, Statia en Saba?
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister voor Natuur en Stikstof en de Minister voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening hebben bevoegdheden in de Wet maritiem beheer BES, de Wet VROM BES, de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES, de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES en artikel 5.32 van de Waterwet. Dit artikel in de Waterwet stelt dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de bevoegdheid heeft om maatregelen in Caribisch Nederland te treffen in het geval van een (dreigende) watersnood.
Kunt u aangeven hoe volgens de rijksoverheid de beleidsverantwoordelijkheden verdeeld zijn tussen de rijksoverheid enerzijds, en de Openbare Lichamen op de eilanden anderzijds, met betrekking tot klimaatadaptatie op Bonaire, Statia en Saba?
Voor Caribisch Nederland geldt in beginsel dezelfde verantwoordelijkheidsverdeling als voor Europees Nederland. De openbare lichamen zijn primair zelf verantwoordelijk voor klimaatadaptatie. Zoals ook voor andere verantwoordelijkheden van de openbare lichamen geldt, kan een openbaar lichaam het Rijk om hulp vragen als het niet zelfstandig in staat is de verantwoordelijkheid te dragen. Zie voor de rol van het Rijk het antwoord op vraag 20 en de antwoorden op vraag 15, 16 en 21.
Deelt u de mening dat energiearmoede goed te bestrijden is door de energietransitie te versnellen en te investeren in duurzame energie-infrastructuur, in plaats van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen tegen volatiele prijzen te verlengen door in te zetten op fossiele energie-infrastructuur? Zo nee, op welke manier bent u van mening dat afhankelijkheid van volatiele fossiele energie prijzen, bijdraagt aan het verlagen van de energie-armoede?
De energierekening van huishoudens kan dalen door een lager tarief voor elektriciteit. Dit tarief hangt af van de kosten. De kosten bestaan deels uit de volatiele inkoopkosten voor brandstof. Deze brandstofkosten kunnen dalen door een groter deel van de elektriciteit op te wekken met duurzame productiemiddelen. De kosten van de voorziening stijgen echter anderzijds weer door de kosten (grotendeel afschrijving en financieringskosten) van deze middelen voor duurzame productie. Het hangt dan ook van het verschil tussen de besparing op brandstofkosten en de kosten van duurzame productiemiddelen af, of investering in duurzame energie-infrastructuur effectief is in de bestrijding van energiearmoede.
In Caribisch Nederland liggen – mede door de overvloed van wind en zon – kansen voor duurzame elektriciteit. Dit is niet alleen belangrijk voor de natuur, maar verduurzaming betekent ook minder afhankelijkheid van volatiele olieprijzen, waardoor in Caribisch Nederland de tarieven stabiliseren en op termijn kunnen dalen. Naast de kosten van energie zet het Kabinet zich ook in om de kosten van drinkwater ten opzichte van de kostprijs te verlagen, alsook om de kosten van andere basisbehoeften te verlagen.
Bent u bekend met het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland: de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening», waaruit blijkt dat er manieren zijn om de energieopwekking voor de eilanden tot 80 of zelfs 100 procent te verduurzamen? Was dit ook het streven de afgelopen jaren? Is dat nu het streven? Is het beleid hier ook op gericht, welke termijn is eraan verbonden en zijn hier voldoende financiële middelen voor beschikbaar waardoor de doelstellingen kunnen worden gehaald? Zo ja, kunt u dan ook deze garantie geven dat de percentages duurzame energieopwekking uit het rapport gehaald kunnen worden? Zo nee, wat is er voor nodig om deze percentages wel te halen en bent u bereid die maatregelen te treffen?3
De afgelopen jaren is er conform het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland: de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening» gewerkt aan de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening. Hierbij is het aandeel duurzame elektriciteit op Saba en Sint Eustatius gestegen van 0% in 2015 tot respectievelijk 40% (2019) en 46% (2018). Uw Kamer heeft op 22 april 2021 de motie-Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632, nr. 15) aangenomen waarin de regering verzocht wordt om met de openbare lichamen een routekaart met bijbehorende financiële middelen op te stellen hoe Caribisch Nederland stappen kan zetten naar een klimaatneutrale energievoorziening. Ik heb onderzoeksbureau TNO opdracht gegeven om de mogelijkheden voor verdere verduurzaming in kaart te brengen. Ik heb het rapport met de onderzoeksresultaten aan uw Kamer gestuurd, (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Ik beoog voor het zomerreces de routekaarten aan uw Kamer te sturen.
Het kabinet heeft de ambitie om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states).Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk en de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk. De komende jaren draag ik hier als Minister voor Klimaat en Energie onder de coördinerende rol van Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering graag aan bij.
Kunt u garanderen dat de 10 miljoen euro die ter beschikking is gesteld aan Bonaire Brandstof Terminals B.V. (BBT), voldoende is om Bonaire tot 100 procent te verduurzamen? Zo ja, op welke manier en welke termijn is daaraan verbonden? Zo nee, bent u het ermee eens dat er dan in elk geval gekeken moet worden of een samenwerking met het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB), die concrete verduurzamingsplannen heeft, wel kan leiden tot maximale percentages op het gebied van duurzame energie-opwekking?
Bonaire Brandstof Terminals B.V. kan op basis van 10 mln. euro meer financiering voor verduurzaming aantrekken en tegen lagere financieringskosten dan veel andere bedrijven. Dit volstaat niet om de elektriciteitsproductie op Bonaire tot 100% te verduurzamen, zoals beschreven in het rapport van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). De elektriciteitsproducent van Bonaire (ContourGlobal), WEB en BBT werken samen aan de verduurzamingsplannen van Bonaire. Hier lopen momenteel ook ambtelijke gesprekken over met mijn ministerie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Wanneer kan de Kamer de «routekaart naar een duurzame energievoorziening» voor Bonaire, Statia en Saba verwachten?
Voor het zomerreces van 2022.
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voor het verzamel-commissiedebat BES van 23 maart 2022?
Dit is vanwege de complexiteit en breedte van de vragen, de uitvoering van werkzaamheden voor Caribisch Nederland en de interdepartementale afstemming niet gelukt.
Zou u ook de vragen van de leden Boucke, Wuite (beiden D66), Van Raan en Wassenberg (beiden PvdD) aan de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitzending van Zembla «Bedreigd Nederlands Koraal» van 17 februari 2022, ingezonden op 3 maart 2022, voor dit verzamel-commissiedebat BES kunnen beantwoorden?
De beantwoording van deze vragen heeft uw Kamer voorafgaand aan dit verzamel-commissiedebat BES bereikt (Aanhangsel van de Handelingen 2021/2022, nr. 2197).
Het artikel ‘Bonaire krijgt een E - Flight Academy voor elektrisch vliegen' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bonaire krijgt E-Flight Academy voor elektrisch vliegen»?1
Ja.
Kunt u ons informeren over de uitkomsten van de «challenge» die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat twee jaar geleden heeft uitgeschreven voor studenten om een plan te maken voor elektrisch vliegen?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 22 oktober 2020 een «Koninkrijksdialoog» gehouden over de toekomst van innovatie en duurzame luchtvaart in de Cariben. Tijdens deze webinar «Together we can fly for ABC» zijn studenten uit de Cariben en Nederland samen in gesprek gegaan met innovatieve luchtvaartorganisaties. De webinar eindigde met de luchtvaartchallenge welke in januari 2021 door het ministerie is georganiseerd. Studenten van The Aviation Maintenance Technician School op Bonaire en de TU Eindhoven hebben nagedacht over de kansen van duurzame luchtvaart en de uitgeschreven luchtvaartchallenge gewonnen.Aan hen was de vraag gesteld hoe het beste energie opgewekt kan worden die nodig is om de vluchten van reguliere vliegtuigen te vervangen door elektrische of hybride elektrische toestellen. De oplossingen die de studenten hebben ingediend zijn innovatief, creatief, divers en goed doordacht. Hun ideeën zijn een bron aan inspiratie. Deze challenge bewijst hoe belangrijk jonge denkkracht is bij het versnellen van een innovatie. Studenten van The Aviation Maintenance Technician School op Bonaire en de TU Eindhoven behaalden hiermee een gedeelde eerste plaats.
Kunt u de Kamer informeren over wat de stand van zaken is met betrekking tot het twee jaar geleden aangekondigde masterplan «Innovatieproject Elektrische vliegen in de Cariben»? Hoe zit dat met de in de Luchtvaartnota benoemde speerpunten voor de luchtvaart in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Het Masterplan Elektrisch vliegen is met een brief (IenW/BSK-2022/24792) aan uw Kamer aangeboden en geeft een antwoord op de bovenstaande vraag.
Bent u het eens dat het Caribisch deel van het Koninkrijk de ideale omstandigheden biedt voor het ontwikkelen en experimenteren van elektrische luchtvaart? Kunt u aangeven welk lessen inmiddels zijn getrokken uit het bovengenoemde masterplan? Hoe wordt deze kennis verder gedeeld en toegepast in andere delen van het Koninkrijk en daarbuiten?
Vanwege de omvang van de passagiersstromen (ca. 150000 per jaar), de afstanden (80 – 200 km), alsook de mogelijkheden tot opwekking van duurzame energie, zijn de ABC-eilanden gunstige gebieden voor de verdere ontwikkeling van elektrisch vliegen. Kortheidshalve verwijs ik u naar het masterplan, de roadmap en de kamerbrief voor de lessen die eruit zijn getrokken. Om elektrisch vliegen mogelijk te maken zullen stakeholders vanuit hun rol en verantwoordelijkheid met betrekking tot de energietransitie, infrastructuur op de luchthavens en luchtvaartveiligheid met elkaar moeten samenwerken. Het Masterplan zal actief onder de aandacht worden gebracht.
Deelt u het standpunt dat elektrisch vliegen in het Caribisch deel van het Koninkrijk niet alleen uit oogpunt van duurzaamheid wenselijk is, maar ook kan bijdragen aan lagere tarieven, betere bereikbaarheid en economische ontwikkeling in de regio?
Het Masterplan bevat een eerste voorlopige inschatting van kosten voor luchtvaartmaatschappijen en luchthavens. Voor de aanschaf van elektrische vliegtuigen is uitgegaan van 9 tot 19-zitters zoals nu aangekondigd dat ze beschikbaar zullen komen op de markt. Er wordt aangenomen dat elektrische vliegtuigen lagere operationele (50–75%) en onderhoudskosten (90%) zullen hebben. Hiermee kan elektrisch vliegen op termijn een positieve bijdrage leveren aan lagere vliegtarieven en goede bereikbaarheid. Voor luchthavens is gekeken naar het aanleggen van laadinfrastructuur, aanpassingen die nodig zijn aan de vliegtuig opstelplaatsen, energieopslag en bekabeling. Uiteraard is daarnaast voldoende (lokale) opwekking van duurzame energie noodzakelijk. Kennisontwikkeling op duurzame technologieën kan naast de verduurzaming van de luchtvaart ook de economische ontwikkeling in de regio bevorderen.
Kunt u de Kamer informeren naar de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek, die de mogelijkheden onderzoekt om een openbare dienstverplichting op te leggen op de routes tussen de eilanden (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 405)? Worden de mogelijkheden voor elektrisch vliegen meegenomen in het onderzoek?
Op 10 december bent u geïnformeerd over de evaluatie van de deelneming in Winair die de Nederlandse Staat bezit om de bereikbaarheid van Saba en Sint-Eustatius te borgen (Kamerstuk 31 936, nr. 896). Naar aanleiding van deze evaluatie wordt de mogelijkheid verkend om het instrument van de openbaredienstverplichting in te zetten teneinde de bereikbaarheid van dit deel van Nederland beter te borgen. Zo’n instrument dat de overheid in staat kan stellen vliegverbindingen op niet-rendabele routes onder voorwaarden te laten plaatsvinden vergt juridische en financiële uitwerking. Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer in het najaar geïnformeerd over de deze verkenning. Op dit moment kan niet vooruitgelopen worden op voorwaarden die in het kader van een openbaredienstverplichting aan geïnteresseerde partijen kunnen worden gesteld.
Wat kunt u doen om de afronding van het genoemde onderzoek te bespoedigen en wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat onder andere het Bestuurscollege van Bonaire u geruime tijd geleden verzocht heeft om assistentie bij het stimuleren van verduurzamingsplannen zoals elektrisch autorijden? Zo ja, heeft u inmiddels op dit verzoek geregeerd en kunt u de Kamer hierover informeren?
Ja, ik kan bevestigen dat het OLB-ondersteuning heeft gevraagd om een proef met elektrisch autorijden. Het ministerie is hierover met het OLB in gesprek, waarbij het OLB nog op zoek is naar een verantwoordelijke programmamanager binnen het OLB waaraan het ministerie personele assistentie kan verlenen.
Kunt u bevestigen dat nieuwe subsidieregelingen voor onder andere energieproductie of de aanschaf van elektrische auto’s alleen voor Europees Nederland en niet voor Caribisch Nederland zijn opengesteld? Zo ja, welke stappen kunnen ondernomen worden om dit soort regelingen toegankelijk te maken voor Caribisch Nederland?
Voor elektrische auto’s zijn de regelingen alleen opengesteld voor Europees Nederland. Voorwaarden voor elektrificatie van het voertuigenpark in Caribisch Nederland zijn onder andere dat autoproducenten de voertuigen voor deze gebieden beschikbaar stellen inclusief aftersales services als ook dat laadinfrastructuur beschikbaar komt. In hoeverre een subsidie op zero emissie voertuigen efficiënt en effectief is, hangt daarnaast mede af van de business case van elektrische voertuigen tegenover conventionele voertuigen (die anders is dan de business case in Europa), de vraag naar zero emissievoertuigen als ook van de CO2-reductie winst door de elektrificatie van het voertuigenpark. Daarnaast zouden de regelingen specifiek moeten worden toegesneden op de praktische situatie op de eilanden die op een aantal elementen verschilt met Europees Nederland. Denk bijvoorbeeld aan mogelijkheden voor gebruik van IT-systemen. In Europees Nederland wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van digi-D/e-herkenning en de koppeling met de kentekenregistratie bij de RDW die op Caribisch Nederland niet toegepast kan worden, valuta (koers)verschillen (Euro/USD) en uitvoerende instanties die de regeling dan zouden moeten uitvoeren.
Kunt u de Kamer informeren welke stappen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie als coördinerend ministerie voor Caribisch Nederland en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaan zetten, om actiever met elkaar en de Openbare Lichamen te gaan samenwerken om een versnelde overstap op volledig duurzame energie en toepassing van duurzame brandstoffen in mobiliteit en bereikbaarheid mogelijk te maken?
Het eventueel openstellen van subsidieregelingen voor energieproductie en de overstap op duurzame energie in Caribisch Nederland zijn aangelegen binnen het domein van de Minister voor Klimaat en Energie. De Minister voor Klimaat en Energie zal uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar informeren over stand van zaken hierover. In bovenstaande antwoorden op vraag 2, 3, 4, 8 en 9 is aangegeven op welke wijze vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat invulling is gegeven aan de onderwerpen elektrisch rijden en elektrisch vliegen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineert Rijksbreed de inzet op Caribisch Nederland, en draagt hiermee bij aan een integrale beleidsvorming en aan de verdere samenwerking met de openbare lichamen.
De bescherming en het behoud van het koraal en de natuur in Caribisch Nederland. |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Het kunstmatige strand ligt er al, zonder milieuvergunning» en «Ministers: niet goed doorlopen vergunningproces Chogogo Bonaire wordt hersteld»?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat een resort op Bonaire een groot kunstmatig strand heeft aangelegd, zonder de benodigde vergunningen? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Er is zand gestort voor het aanleggen van een kunstmatig strand, zonder de daarvoor benodigde vergunningen. Daarop heeft het openbaar lichaam Bonaire (OLB) een dwangsom van 1,2 miljoen US dollar opgelegd die verbeurd is verklaard. Inmiddels is door het OLB de benodigde vergunning voor het kunstmatige strand verleend met daarin opgenomen een aantal voorwaarden ter borging van de bescherming van de natuur.
Kunt u bevestigen dat de aanleg van dit strand zeer negatieve gevolgen kan hebben voor de koraalkust?
In de vergunning van het openbaar lichaam Bonaire zijn voorwaarden opgenomen ter borging van de bescherming van het koraal. In het specifieke geval betreft dit voorwaarden die gesteld worden aan de bouw van de keermuur om te voorkomen dat het strand het koraal beschadigt.
Kunt u uitleggen waarom de vergunning versneld werd afgegeven, tegen het negatieve advies in van de Natuurcommissie Bonaire?
Er is een gerechtelijke uitspraak gedaan tegen de fictieve weigering van de vergunning die het bestuurscollege opdroeg binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen op de vergunningaanvraag. Daaraan heeft het bestuurscollege voldaan. Het bestuurscollege heeft daarbij niet het advies van de natuurcommissie Bonaire gevolgd. Het bestuurscollege is daartoe ook niet verplicht.
Kunt u bevestigen dat natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en de Minister(s) van BZK, LNV en IenW, en niet enkel een taak is van het bestuurscollege?
Ik kan bevestigen dat de natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en het Rijk. Het bestuurscollege en het Rijk hebben verschillende verantwoordelijkheden en taken als het gaat om de handhaving van natuurwetgeving en daaraan gerelateerde ruimtelijke-ordeningvraagstukken. Het gaat daarbij ook om verantwoordelijkheden en taken die vaak spelen bij bouwprojecten zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving, het tot stand komen van bestemmingsplannen en het borgen van de kwaliteit van de handhaving. Vanuit het Rijk betreft het de volgende taken:
de Wet grondslagen natuurbeheer-en bescherming BES belast de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit – thans de Minister voor Natuur en Stikstof – met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de wet. De Minister dient daartoe bij besluit ambtenaren aan te wijzen. Tot op heden heeft dit niet plaatsgevonden, gelet op het bestaande eilandelijke nalevingstoezicht;
de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES kent de mogelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is hiervoor verantwoordelijk;
daarnaast kent de Wet Vrom BES in artikel 10.9 e.v. de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur kwaliteitseisen vast te stellen voor de handhaving van deze wet. Daaronder vallen thema’s als bouwen en milieu. Andere aanpalende thema’s, zoals ruimtelijke ordening en natuur, kunnen in het handhavingsbeleid worden meegenomen. Het gaat daarbij om regels over het vaststellen van beleid met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is hiertoe bevoegd;
deze is ook belast met de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde op grond van artikel 10.9. De Staatssecretaris van IenW heeft in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een aanwijzingsbevoegdheid in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Kunt u uitleggen waarom de onvergunde situatie niet wordt hersteld in oorspronkelijke staat totdat de vergunning daadwerkelijk is toegekend, wetende dat het onwettig is om te bouwen voordat de juiste vergunningen zijn verleend?
Er is geen sprake van een onvergunde situatie, omdat het bestuurscollege op grond van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire een vergunning heeft verleend op 20 januari 2022.
Bent u bereid om op basis van artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES, de overtredingen in het kader van de bouw van het Chogogo-resort te handhaven en zaken zoals de illegale keermuur, het opgespoten strand en andere onvergunde zaken te laten herstellen in de oorspronkelijke staat? Zo nee, waarom niet?
Artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES bepaalt dat de Minister en het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van voorschriften van de openbare lichamen, bevoegd zijn tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het verrichten van hetgeen in strijd met de in deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Deze zaak betreft voorschriften en een vergunningsverplichting van het openbare lichaam Bonaire op basis van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire. Het lag daarom in de rede dat het bestuurscollege zou besluiten om hiertegen handhavend op te treden dan wel alsnog de gevraagde vergunning te verlenen, zoals gedaan bij besluit van 20 januari jl.
Welke mogelijkheden heeft u om toe te zien op natuurbescherming en hierop te handhaven op de BES-eilanden?
De huidige wet- en regelgeving voor Caribisch Nederland op het terrein van natuur ondersteunt de beleidsinzet vanuit het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) voor de bescherming van het koraal met normen en maatregelen. Dit betreft zowel nationale wetgeving voor natuur en het mariene milieu als eilandelijke regelgeving op het terrein van natuur. Voor uitvoering en nalevingstoezicht zijn diverse bevoegde gezagen verantwoordelijk zowel op Rijksniveau als op het niveau van lokaal bestuur (openbaar lichaam). In het kader van het NMBP wordt gewerkt aan de verbetering van handhaving en toezicht. Een beoordeling van de gevolgen van concrete projectvoorstellen op natuur vindt plaats in de daarvoor bestemde vergunningsprocedures.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de afspraken uit het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) via het vergunningsproces beter worden geborgd, zodat dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Ik werk samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en de Staatssecretaris van IenW aan een verbetering van het legislatief stelsel voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De Kamer is op 7 december 2020 geïnformeerd over het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving over de handhaving van natuur- en milieuwetgeving in Caribisch Nederland (Kamerstuk 30 825, nr. 220. De conclusie was dat er nog veel werk verricht moet worden om de natuur- en milieuhandhaving in Caribisch Nederland op orde te krijgen. Dit begint bij het maken van adequate regelgeving op grond waarvan vergunningen of algemene regels gelden voor relevante activiteiten.
Op het terrein van ruimtelijke ordening vindt dit jaar een verkenning plaats voor het opstellen van een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma door het Rijk. Dit moet eraan bij gaan dragen dat in eilandelijke ontwikkelingsplannen (bestemmingsplannen) rekening wordt gehouden met natuur-, milieu, en overige belangen. Mogelijk heeft dit effect op bestaand beleid ten aanzien van bufferzones.
Op het terrein van milieu wordt beoogd in 2022 een Inrichtingen- en activiteitenbesluit (IAB) op grond van de Wet Vrom BES aan uw Kamer aan te bieden met het voorstel deze in werking te laten treden. De doelstellingen uit het NMBP voor verbetering van de milieukwaliteit betreffen onder meer doelmatig afvalbeheer en effectieve afvalwaterzuivering. Het besluit bevat een legislatief kader als het gaat om bedrijfsmatige activiteiten waarbij de bestaande (hinder)vergunningplicht voor bedrijven op de eilanden voor een groot deel wordt vervangen door algemene regels. Hierdoor worden de uitvoeringslasten voor zowel ondernemers als bevoegd gezag verminderd. Wel zal het bevoegd gezag moeten bepalen of bouwplannen voldoen aan deze algemene regels en moet, in het kader van toezicht en handhaving, worden toegezien op de naleving ervan.
De beoogde versterking van het VTH-stelsel zal per eiland worden geborgd met een bestuurlijk vast te stellen toezicht- en handhavingsprogramma. Op Bonaire verloopt de implementatie via de afspraken die gemaakt zijn in het bestuursakkoord 2018–2022.
In welke mate wordt in eilandelijke ontwikkelingsplannen rekening gehouden met de ruimtelijke beleidsacties uit het NMBP?
Het NMBP is een betrekkelijk recente beleidsbeslissing. Deze is omarmd door de eilandbesturen, de implementatie van de doelstellingen zal gefaseerd plaatsvinden. De mijlpalen zullen in uitvoeringsprogramma’s worden vastgelegd en worden regelmatig besproken met de verantwoordelijke besturen. Het legislatief stelsel kent hierbij een verdeling van verantwoordelijkheden tussen bestuurslagen ten aanzien van dit onderwerp. Zo doen de bestuurscolleges voorstellen aan de eilandsraden als het gaat om planologische besluitvorming. Daarnaast heeft het Rijk op grond van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de verantwoordelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. Andersom wordt er bij het opstellen van het natuurbeleidsplan op grond van de Wgnb BES rekening gehouden met ontwikkelingsplannen. Momenteel vindt een verkenning plaats in het kader van de voorbereiding van het ontwikkelingsprogramma. Het is de verwachting dat het ontwikkelingsprogramma in de eerste helft van 2023 zal worden vastgesteld.
Welke stappen gaat u nu concreet zetten om de handhaving van beleid rondom dergelijke casussen (Chogogo, Ocean Oasis, resortontwikkeling op Sint Eustatius) op korte termijn op orde te brengen en in goede banen te leiden?
De bij het NMBP betrokken ministeries zullen de openbare lichamen ondersteunen bij het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s. Het Ministerie van BZK zal bevorderen dat het punt van een tijdige besluitvorming over een vergunningaanvraag met prioriteit aandacht krijgt bij de uitvoering van het op grond van het bestuursakkoord Bonaire (2018–2022) vastgestelde deelverbeterplan Ruimte en Ontwikkeling.
Kunt u bevestigen dat de Rijksvertegenwoordiger uit naam van het Rijk het bestuurscollege per brief om opheldering heeft gevraagd rondom de gang van zaken in relatie tot Chogogo? Zo ja, heeft het bestuurscollege hier al invulling aan gegeven en welke acties vloeien hieruit voort?
De waarnemend Rijksvertegenwoordiger heeft in overleg met BZK, IenW en LNV op 3 december 2021 een brief verzonden aan het Bestuurscollege met een verzoek om informatie over de casus Chogogo. Hierop heeft het bestuurscollege gereageerd met een opheldering rondom de gang van zaken.
Welke stappen heeft u het afgelopen jaar gezet om de bescherming van koraal rond Bonaire te borgen?
Zoals uiteengezet in het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) is er een aantal drukfactoren op het mariene milieu en in het bijzonder het koraal. Dit betreft met name erosie en vervuiling door ongecontroleerde afstroming. Loslopende grazers, ongecontroleerde kustontwikkeling en slecht regenwaterbeheer vormen de voornaamste oorzaken hiervoor. De afgelopen jaren zijn stappen gezet in het professionaliseren van de geitenhouderij met als doel het onderbrengen van vee achter afrasteringen en het weghalen van de wilde en loslopende grazers. Daarnaast wordt er gewerkt aan decentrale afvalwaterzuivering, verbetering van het afvalbeheer, regulering van bedrijvigheid en loopt er een onderzoek naar de mogelijkheden voor een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. In de aankomende fase (2022–2025) zal er worden ingezet op koraalherstel.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over natuurbescherming waarborgen en koraalvernietiging voorkomen (Kamerstuk 35 632, nr. 12)?
Bonaire Brandstof Terminals B.V. heeft via haar eigen website kenbaar gemaakt geen nieuwe pier in het koraal te bouwen. Hiermee is de motie Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632 nr. 12), om bij infrastructurele ontwikkelingen ten gevolge van de oprichting van BBT, natuurbescherming te waarborgen en koraalvernietiging te voorkomen gelet op de overwegingen uit de motie, uitgevoerd.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het bouwen van een nieuwe haven op Bonaire, die een groot gevaar kan vormen voor het koraal?
Momenteel wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van het bouwen van een mogelijk nieuwe vrachthaven. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor het laten opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) door een extern deskundig bureau.
Het bericht ‘Aruba: ongevaccineerde ambtenaar krijgt geen loon tijdens verplichte quarantaine’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aruba: ongevaccineerde ambtenaar krijgt geen loon tijdens verplichte quarantaine»?1
Ja.
Klopt het dat ambtenaren die niet gevaccineerd zijn hun vakantie- of ATV-dagen dan wel hun overuren moeten inzetten als zij verplicht in quarantaine gaan? Is dit een voorgenomen maatregel of is deze maatregel reeds van kracht?
Hoewel er aanvankelijk sprake van leek te zijn dat ongevaccineerde ambtenaren hun vakantie- of ATV, dan wel overuren moesten inzetten als zij in quarantaine zouden moeten, heeft Minister Oduber van Toerisme en Volksgezondheid aangegeven dat het genoemde beleid niet aan de orde is en dat ongevaccineerde ambtenaren worden doorbetaald tijdens hun quarantaineperiode.
Vindt u het ook onacceptabel om ambtenaren in hun basisbehoeften en arbeidsvoorwaarden aan te tasten omdat zij niet gevaccineerd zijn, terwijl zij juist de regels willen naleven en gevaccineerden bovendien ook het virus kunnen verspreiden? Kunt u aangeven hoe deze maatregel juridisch te rechtvaardigen is, gelet op de huidige kennis van (de verspreiding van) het virus?
Het is aan Aruba zelf om mitigerende maatregelen te nemen om COVID-19 te bestrijden, passend binnen de juridische kaders. Er zijn verschillende OMT-adviezen opgesteld om de bestuurders in de Caribische delen van het Koninkrijk te ondersteunen bij het bepalen van deze maatregelen.
Bent u van mening dat het creëren van een dergelijke tweederangs status van ambtenaren niet past binnen de verantwoordelijkheden die de landen van het Koninkrijk hebben en de minimumnormen die zij daarbij in acht moeten nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in contact te treden met de verantwoordelijke bewindslieden van Aruba om hen te bewegen af te zien van deze maatregel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Nederlands hulpgeld voor de wederopbouw van Sint-Maarten dat nog steeds niet is uitgekeerd aan Sint Maarten |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Ombudsman Sint-Maarten: «Nederlands hulpgeld orkaan Irma nog altijd muurvast» van Caribisch Netwerk d.d. 13 december 20211?
Ja.
Hoe verklaart u het feit dat ongeveer de helft van het geld dat de Europees Nederlandse regering na orkaan Irma vier jaar geleden beschikbaar heeft gesteld voor de wederopbouw van Sint Maarten nog altijd bij de Wereldbank ligt, en als zodanig nog steeds niet door Sint Maarten kan worden besteed aan het repareren van gebouwen, huizen en de infrastructuur?
Laat ik voorop stellen dat de orkanen Irma en Maria in alle opzichten, materieel en immaterieel, een enorme impact hebben gehad op de bevolking van Sint Maarten. En vanzelfsprekend staat Nederland in een dergelijke ramp bij. Met noodhulp in de eerste fase en ondersteuning bij de wederopbouw. Daarbij is het in het belang van de bevolking dat de wederopbouw vervolgens zorgvuldig gebeurt («building back better»), maar ook voortvarend wordt uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat ik mij waar mogelijk zal inspannen om daar aan bij te dragen.
De Nederlandse regering heeft gekozen om haar bijdrage aan de wederopbouw van Sint Maarten voor het overgrote deel via een trustfonds bij de Wereldbank te laten lopen. Inmiddels zijn veel projecten, na een fase van gedegen voorbereiding, in uitvoering gegaan. Doorgaans beginnen de grote uitgaven aan de projecten in de uitvoerende fase. Zie ook de diverse Kamerbrieven over de voortgang (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10). Actuele informatie over de voortgang en uitgaven per project is ook beschikbaar via www.sintmaartenrecovery.org.
In deze constructie met een trustfonds is de Wereldbank de fondsmanager, Sint Maarten de uitvoerder van de wederopbouw en Nederland de donor. Sint Maarten, de Wereldbank en Nederland nemen gezamenlijk besluiten in een stuurgroep over voorgestelde projecten en monitoren gezamenlijk de voortgang. Sint Maarten is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wederopbouw en wordt daarbij ondersteund door de Wereldbank. Nederland heeft geen rol bij de uitvoering, maar ondersteunt met technische assistentie op verzoek van Sint Maarten. De inzet van Nederland is vanaf het begin dat het trustfonds ten gunste moet komen aan alle inwoners van Sint Maarten.
Het trustfonds kent een structuur waarbij een project na goedkeuring door de stuurgroep wordt voorbereid. Vervolgens wordt een subsidieovereenkomst getekend tussen de Wereldbank en de uitvoerende partij en komt het geld beschikbaar voor het project middels een beschikking (grant agreement). De Wereldbank kan alleen een beschikking tekenen als zij het benodigde geld ook in het trustfonds heeft. Het project wordt vervolgens uitgewerkt en aanbesteed. Daarna volgt de realisatiefase waarbij het geld vaak in delen wordt overgemaakt naar de aannemer, zodat controle bij de Wereldbank blijft op de uitvoering door de aannemer. Dit proces kost tijd, zeker bij de grote infrastructurele projecten zoals de bouw van het ziekenhuis of de renovatie van het vliegveld.
Het beeld dat de uitvoering geen doorgang kan vinden doordat er nog veel middelen bij de Wereldbank staan herken ik niet. Wel zijn er diverse factoren zoals de gevolgen van de pandemie en de kenmerken van een «small island state» die de snelheid van de wederopbouw beïnvloeden. Over de belemmeringen en diverse oorzaken voor het tempo is de Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10). Het voortdurend monitoren van de voortgang van projecten en ondersteunen waar nodig, is en blijft noodzakelijk. Geopolitieke of diplomatieke interventies zijn daarbij tot nu toe niet aan de orde geweest. Ik blijf mij dan ook voor de resterende tijd van het trustfonds inzetten om belemmeringen weg te nemen en daardoor te versnellen of onnodige vertraging te voorkomen.
Wat is de rol van Nederland in het bespoedigen van dit proces?
De voortgang wordt gemonitord in de stuurgroep waarin ook Nederland vertegenwoordigd is. Mogelijke interventies of oplossingen worden daar ook besproken. De Wereldbank is binnen het trustfonds capaciteitsondersteuning gaan leveren op verschillende projecten. Daarnaast heeft Nederland ook zelf technische assistentie aangeboden onder andere via Directe Steun, bijvoorbeeld bij het vliegveldproject en het afvalproject Emergency Debris Management Project (EDMP). Hierover en over de voortgang en de resultaten van de wederopbouw heb ik de Kamer in brieven geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10).
Welke geopolitieke en diplomatieke middelen of middelen anderszins heeft Nederland ter beschikking om het volledige beschikbaar gestelde bedrag met de hoogste spoed uit te laten keren door de Wereldbank?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Bent u bereid om deze middelen in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Hoe verhoudt het feit dat zo een groot deel van het beschikbaar gestelde bedrag, na vier jaar, nog steeds niet is uitgekeerd zich tot de urgentie van de wederopbouw volgens u?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Bent u herhaaldelijk aangeschreven door de Ombudsmannen van Sint Maarten, Nederland én Curaçao over de trage voortgang van zaken omtrent het uitkeren van het beschikbaar gestelde bedrag?
Het is juist dat de Ombudsmannen van Sint Maarten, Nederland en Curaçao in 2020 in een brief over onder andere de wederopbouw op Sint Maarten hun zorgen hebben geuit. In de zomer van 2021 heeft daarop een gesprek plaats gevonden waarin mijn ambtenaren de Ombudsmannen hebben geïnformeerd over hun punten van zorg. Met betrekking tot de wederopbouw is de werking van het trustfonds, de rol van betrokken partijen, aanvullende ondersteuning vanuit Nederland toegelicht en belemmeringen die tijdens de projecten worden ondervonden.
Mijn voorganger heeft vervolgens op 30 november jl. een schriftelijke reactie gestuurd aan de Ombudsmannen. Daarin heeft hij aangeboden met hen in gesprek te gaan. Hierop is nog geen reactie ontvangen. Vanzelfsprekend staat dit aanbod ook van mijn kant open.
Hoe heeft u gereageerd op die verzoeken om aandacht en urgentie?
Zie antwoord vragen 7 en 8.
Wat heeft u vervolgens gedaan om de voortgang omtrent het uitkeren van het beschikbaar gestelde bedrag te bespoedigen en hoe heeft dit het proces beïnvloed? Wat waren de resultaten?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Wat moet er gebeuren voordat de mensen van Sint Maarten, die nog altijd in vervallen en verwoeste woningen wonen, eindelijk geholpen worden?
Inmiddels is het merendeel van de huizen onder het lopende project (Emergency Repair Project-1)hersteld. Er zijn meer dan 1.400 huizen en gebouwen gerepareerd met Nederlandse middelen. Er wordt hard gewerkt om de resterende woningen zo snel mogelijk af te ronden. Hierover is de Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10).
Wilt u garanderen dat u, of uw eventuele opvolger, zich met man en macht zal inzetten om het resterende bedrag met de hoogste spoed en urgentie te laten uitkeren? Zo nee, waarom niet?
Voor de bevolking van Sint Maarten is het van belang dat de voortgang van de projecten voortvarend wordt uitgevoerd. Ik zal mij daarvoor inzetten. De resterende wederopbouwmiddelen zijn inmiddels in vier tranches overgemaakt naar het trustfonds. Een groot deel van de middelen uit de eerste drie tranches in het trustfonds zijn gecommitteerd en uitgeput. De vierde tranche is in december jl. overgemaakt en is nodig om bestaande en nieuwe verplichtingen te dekken. Een update hierover zal ik aan uw Kamer sturen bij de jaarlijkse update van de stand van zaken van de wederopbouw Sint Maarten die ik in de eerste helft van 2022 verwacht.
Bent u van mening dat het ook de verantwoordelijkheid is van de Europees Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat iedere burger binnen het Nederlands Koninkrijk een veilig bestaan kan leven met een dak boven diens hoofd? Zo nee, waarom niet?
Veiligheid en een huis om in te wonen zijn een basisbehoefte. De landen binnen het koninkrijk zijn hiervoor zelf verantwoordelijk en Europees Nederland kan niet treden in de autonomie van, in dit geval, Sint Maarten. Ook in het geval van de wederopbouw bepaalt Sint Maarten hoe invulling wordt gegeven aan het herstel van huizen of een mogelijk nieuw project voor woningbouw.
Wat kan Europees Nederland doen om, totdat het resterende bedrag aan Sint Maarten is uitgekeerd, de mensen van Sint Maarten te helpen, terug te laten keren naar hun huis en niet langer in de noodopvang te laten blijven?
Nederland beschikt niet over informatie over het aantal mensen dat momenteel in een noodopvang verblijft of de redenen waarom mensen momenteel in een dergelijke voorziening wonen. Dit betreft een aangelegenheid van Sint Maarten. Ik kan u wel melden dat geen van de aanvragers die gekwalificeerd zijn voor het ERP1 huisreparatieprogramma, verblijft in een noodopvangfaciliteit. Mocht sprake zijn van een hulpvraag van Sint Maarten op dit punt, dan zal ik hierover in gesprek gaan met de regering van Sint Maarten.
Gaat u ervoor zorgen dat deze maatregelen door u of uw eventuele opvolger zullen worden genomen op de kortst mogelijke termijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Welke stappen zult u ondernemen om die maatregelen te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 13 en 14.
Het bericht 'Woede om Ollongren die bevolking Caribisch Nederland maant korter te douchen: ’Wat een dedain’' |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Woede om Ollongren die bevolking Caribisch Nederland maant korter te douchen: «Wat een dedain»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de reacties op uw advies aan de bevolking van Caribisch Nederland om korter te douchen en minder vaak de airco te gebruiken en uw tips over zuinig wassen en drogen en over het zuinig gebruik van een tweede koelkast of vriezer?
Het onderzoek van Milieu Centraal naar energiebesparing in huishoudens is in samenwerking met de openbare lichamen uitgevoerd. Hoewel beoogd was om data te verzamelen via gericht huis-aan-huis bezoek, was dit niet mogelijk in verband met COVID-19. Daarom is in overleg met de openbare lichamen gekozen voor een digitale enquête. Ik begrijp de kritiek op deze vorm van onderzoek doen en heb in mijn brief aan de Kamer dan ook aangegeven dat de resultaten uit de enquête niet representatief zijn, hoewel ze wel richting kunnen geven.
Ik betreur de ophef die is ontstaan over dit initiatief om samen met het openbaar lichaam Bonaire en betrokken instanties WEB en UNKOBON tot bewustwording en mogelijke besparing in huishoudens te komen. De woordkeuze in mijn brief, en welk beeld dat heeft opgeleverd, is ongelukkig omdat er in de tekst onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden waarmee huishoudens in de Cariben te maken hebben. Dat neemt niet weg dat bewustwording over verbruik ook in Caribisch Nederland tot besparingen kan leiden. Overigens wil dat niet zeggen dat het gebruik van bepaalde apparaten omlaag moet. Besparing is ook mogelijk door energiezuinige alternatieven in te zetten. Op Saba wordt nu bijvoorbeeld als onderdeel van de bewustwordingscampagne een pilot uitgevoerd met het gratis verstrekken van LED-lampen.
In Europees Nederland lopen al geruime tijd bewustwordingscampagnes op het gebied van energiebesparing, die huishoudens hebben geholpen de energierekening te verlagen. Hetzelfde heeft het kabinet ook Caribisch Nederland willen aanbieden, passend binnen de lokale context.
Vormen de bedoelde tips de «kansen omtrent praktische verduurzamingsmaatregelen in woningen voor Caribisch Nederland», die de voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal in beeld zou brengen?
Naar aanleiding van de toezegging in de Kamerbrief Duurzaam bouwen en wonen in de overzeese Koninkrijksdelen d.d. 21 december 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 IV, nr. 36) heb ik Milieu Centraal gevraagd onderzoek te doen naar energiebesparing in huishoudens. Het betreft inderdaad de kansen omtrent praktische verduurzamingsmaatregelen in woningen in Caribisch Nederland. In overleg met de openbare lichamen heeft Milieu Centraal de resultaten uit het onderzoek verwerkt in laagdrempelige tips en deze aangeboden aan de openbare lichamen en de elektriciteitsbedrijven. De openbare lichamen kunnen zelf besluiten of en hoe ze deze willen inzetten.
Heeft uw oproep bijgedragen aan het vergroten van draagvlak, kennis en ervaring omtrent energiebesparing in de woning onder de bevolking van Caribisch Nederland? Zo ja, op welke wijze?
Uit het onderzoek komt naar voren dat in Caribisch Nederland de energierekening van huishoudens voor een belangrijk deel wordt bepaald door verlichting in huis, verkoeling, en verwarming van water. Dit is relevante informatie voor de vergroting van de bewustwording op energieverbruik en besparingsmogelijkheden. In mijn brief aan de Kamer d.d. 15 oktober ga ik hierop in. Het betreft echter geen oproep. Het is aan de openbare lichamen zelf om te bepalen of en hoe ze de informatie die door Milieu Centraal is aangereikt willen inzetten in de informatievoorziening aan hun inwoners.
Ik realiseer mij dat armoedebestrijding en de hoge kosten van levensonderhoud een belangrijk thema is voor het bestuur en de inwoners van Bonaire. Dat geldt ook voor het kabinet en om die reden is door het kabinet geïnvesteerd in het vergroten van de bestaanszekerheid. Het onderzoek naar energiebesparing in huishoudens past binnen de bredere maatregelen van het Rijk op dit gebied. Ook de investeringen van dit kabinet in duurzaamheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius moeten bijdragen aan het verlagen van de kosten van nutsvoorzieningen en vergroten van de bestaanszekerheid van de inwoners. Besparing op verbruik – waar mogelijk – is vanuit duurzaamheid en kostenreductie een kleine, maar verstandige stap.
Begrijpt u dat uw oproep tot verbazing heeft geleid omdat veel inwoners van Caribisch Nederland onder het bestaansminimum leven en daarom al zuinig moeten zijn met energie?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u kennisgenomen van de brief van de gedeputeerden Den Heyer en Tielman van Bonaire van 19 oktober jl.? Zo ja, wat is uw antwoord?
Ja. Ik heb uw Kamer, ongeveer gelijktijdig met deze beantwoording, separaat een afschrift gezonden van mijn reactie aan de gedeputeerden.
Deelt u de mening, dat het voor de energievoorziening in Caribisch Nederland noodzakelijk is te investeren in duurzame vormen van energie? Zo ja, welke maatregelen neemt u daarvoor?
Verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire heeft de aandacht van het kabinet. Er worden met alle betrokken partijen, zijnde het openbaar lichaam Bonaire, WEB, Bonaire Brandstof Terminals B.V (BBT) en ContourGlobal, gesprekken gevoerd over de verdere verduurzaming van de elektriciteitsproductie.
Het investeringsplan van WEB betreft een verzoek aan het Ministerie van EZK om subsidie voor investeringen in hernieuwbare elektriciteitsproductie, waarmee het aandeel hernieuwbare elektriciteitsopwekking volgens dit subsidieverzoek naar 68% zou kunnen stijgen.
Op verzoek van uw Kamer (motie Boucke, 35 632, nr. 13) heeft de op 26 april 2021 opgerichte deelneming BBT in haar statuten ook als doelstelling opgenomen om zich in te zetten op de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire. Op verzoek van uw Kamer wordt een routekaart naar een 100 procent duurzame energievoorziening in Caribisch Nederland opgesteld (motie Boucke, 35 632, nr. 15) en daarbij wordt bezien welke taken de BBT op zich kan nemen bij verduurzaming op Bonaire. Het Ministerie van EZK bereidt een reactie op het subsidieverzoek van WEB Bonaire voor, in samenhang met de Kamerbrief waarin de routekaart uiteengezet wordt. Deze wordt uiterlijk in januari 2022 naar uw Kamer gestuurd.
Klopt het dat het investeringsplan van energiebedrijf WEB leidt tot 80% duurzame elektriciteitsopwekking en tot lagere elektriciteitstarieven?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het investeringsplan van energiebedrijf WEB?
Zie antwoord vraag 7.
De aanpak van mensenhandel in de Caribische delen van het Koninkrijk. |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Anne Kuik (CDA), Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de berichten «Sint Maarten wil hulp van Nederland in seksindustrie»1, de opmerkingen over de aanpak van mensenhandel in de Staat van de Rechtshandhaving Caribisch Nederland2 en de TIP-reporten ten aanzien van Nederland, Sint Maarten, Curaçao en Aruba3?
Ja.
Wat is uw algemene beeld van de bestrijding van mensenhandel op de BES-eilanden en de landen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk? Op welke cijfers is dit beeld gebaseerd?
Voorop moet worden gesteld dat de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid is. Dat betekent dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak en voor de hierin gemaakte beleidskeuzes. Nederland is verantwoordelijk voor de aanpak van mensenhandel in Caribisch Nederland. Wel werkt Nederland nauw samen met de andere landen in ons Koninkrijk op de aanpak van mensenhandel. In de beantwoording van de vragen zal daarom vooral ingegaan worden op de situatie in Caribisch Nederland.
De aanpak van mensenhandel staat al langer hoog op de agenda voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo is op 28 januari 2009 het eerste Memorandum of Understanding van samenwerking ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel (hierna: MoU) getekend. In dit MoU werd onder meer vastgelegd dat de samenwerking tussen de landen wordt geïntensiveerd en dat aan de bestrijding van mensenhandel prioriteit wordt gegeven. De laatste evaluatie van het MoU vond in 2018 plaats bij gelegenheid van een driedaagse conferentie op Bonaire met multidisciplinaire partners. Het herziene MoU werd vastgesteld tijdens het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) van januari 2019.
De geschetste beelden in de rapporten van de Raad voor de Rechtshandhaving inzake de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel op Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten worden herkend.4 Uit de samenwerking en de goede ambtelijke contacten is ook mijn beeld ontstaan dat de landen momenteel nog onvoldoende uitvoering kunnen geven aan alle gemaakte afspraken in het MoU.
Voor Caribisch Nederland kan ik aangeven dat de afgelopen jaren is ingezet op multidisciplinaire controles in kwetsbare sectoren, verbeterde ondersteuning voor slachtoffers van mensenhandel en het vergroten van bewustwording bij zowel professionals, de doelgroep zelf als het algemene publiek. Ook zijn er handboeken opgesteld voor de opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel.
Naar aanleiding van eerdere rapporten zijn flinke stappen gezet in het verbeteren van de informatiepositie, onder andere door de invoering en operationalisering van het themaregister in Caribisch Nederland.
De ministers van Justitie van de landen gaan bij gelegenheid van het eerstvolgende JVO in gesprek over de mogelijkheden om de aanpak van mensenhandel verder te versterken in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De uitkomsten van het JVO worden geborgd in de herziening van het MoU in 2022.
Hoeveel strafprocessen en veroordelingen zijn er de afgelopen vijf jaar geweest tegen mensenhandelaren en klanten van mensenhandelaren op de BES-eilanden en in de landen?
De partners in de aanpak van mensenhandel hebben zich afgelopen jaren ingezet om daders op te sporen en te vervolgen, met een paar behaalde successen. Niet alle verrichtte onderzoeken hebben geleid tot een zaak of veroordeling.
In Caribisch Nederland hebben in de afgelopen 5 jaar van 2016–2020 9 opsporingsonderzoeken plaatsgevonden, 3 vervolgingen en geen veroordelingen. De opsporing, vervolging en berechting van zaken van mensenhandel verloopt veelal over meerdere jaren, het overzicht moet ook zo gelezen worden. Momenteel worden voor zittingsdata ingepland voor twee verschillende mensenhandel zaken in 2021.
Voor de BES-eilanden treedt vanaf 1 januari 2022 de wet strafbaarstelling van de klant van een prostituees die slachtoffer is van mensenhandel in werking.
Hoeveel aangiftes en/of meldingen van slachtofferschap van mensenhandel zijn er de afgelopen vijf jaar geweest op de BES-eilanden en in de landen?
Hieronder een overzicht van het aantal meldingen en aangiften van slachtoffers van mensenhandel in Caribisch Nederland. Zoals eerder aangegeven is de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid en zal enkel ingegaan worden op Caribisch Nederland.
2016: 0
2017: 5
2018: 9
2019: 4
2020: 15
Wat is de schatting van het totaal aantal slachtoffers van mensenhandel op de BES-eilanden en in de landen?
Mensenhandel is een delict dat zich veelal in het verborgene afspeelt, zo ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Een accurate schatting van het totaal aantal slachtoffers van mensenhandel is daarom niet mogelijk.
Waar kan een slachtoffer van mensenhandel op één van de eilanden zich melden en hoe is de begeleiding vanuit zowel politie als hulpverlening vervolgens geregeld? Welke mogelijkheden zijn er de in Nederland bestaande expertise op het gebied van opvang en begeleiding van slachtoffers in mensenhandel te delen met en in te zetten op de eilanden?
Voor Caribisch Nederland geldt dat een slachtoffer zich kan melden bij Korps Politie CN en Bureau Slachtofferhulp (BSH, onderdeel van Korps Politie CN). Het slachtoffer wordt vervolgens een veilig onderdak en ondersteuning geboden. Indien nodig draagt BSH ook zorg voor het regelen van medische en psychische bijstand. Mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting kunnen tevens terecht bij de Arbeidsinspectie CN.
Hoewel de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid is, kan Nederland op verschillende manieren bijdragen aan het vergroten van kennis en expertise op het gebied van opvang en begeleiding van slachtoffers. Zo is als onderdeel van het MoU een twinningpartnersysteem ingevoerd. Dit betreft een lijst van contactpersonen en organisaties van alle landen in het Koninkrijk op gespecialiseerde gebieden in de aanpak van mensenhandel. Het Coördinatiecentrum tegen mensenhandel (CoMensha) treedt vanuit Nederland op als twinningpartner, met subsidie van het Rijk, voor het Caribisch deel van het Koninkrijk voor het leveren van expertise op het gebied van zorg en opvang.
In aanloop naar de evaluatie van het MoU in 2022 wordt bezien hoe expertise vanuit Nederland meer structureel en proactief gedeeld kan worden met de landen in het Caribisch gebied.
In de Staat voor de Rechtshandhaving wordt geconstateerd dat informatiepositie en informatiedeling bij de bestrijding van mensenhandel en mensenmokkel nog steeds tekort schiet, herkent u dit?
Het kabinet herkent het geschetste beeld in het rapport «Staat van de Rechtshandhaving CN 2020» over het ontbreken van een gemeenschappelijk interregionaal beeld van de aard en omvang van de problematiek. De aanpak van mensenhandel blijft een prioriteit voor het Caribisch deel van het Koninkrijk en daarmee zal komende jaren worden ingezet op het versterken van de informatiepositie. Zoals aangekondigd in de JenV beleidsagenda 2021–2025 voor Caribisch Nederland wordt gestreefd naar de ketenbrede implementatie van het themaregister mensenhandel. Daarnaast is het signaleren van mensenhandel essentieel voor het versterken van de informatiepositie. Om die reden krijgt deskundigheidsbevordering van verschillende groepen professionals nadrukkelijk de aandacht.
Waarom heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel momenteel geen mandaat waar het de BES-eilanden betreft? Wat zou er voor nodig zijn het mandaat van de Nationaal Rapporteur uit te breiden naar de BES-eilanden zodat ook daar gerapporteerd kan worden over de ontwikkelingen rondom mensenhandel?
Het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: Nationaal Rapporteur) is wettelijk vastgelegd in de Wet Nationaal Rapporteur mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. De Nationaal Rapporteur heeft momenteel geen mandaat op de BES-eilanden omdat dit Nederlandse wetgeving betreft die alleen geldt op het Europese deel van het Nederlands grondgebied.
Juridisch gezien is het mogelijk om het mandaat van de Nationaal Rapporteur uit te breiden naar de BES-eilanden. Een dergelijke uitbreiding van het mandaat vereist aanpassing van wetgeving en een uitbreiding van het financiële kader voor het Bureau van de Nationaal Rapporteur voor de uitvoering van deze taken. Eerder is uw kamer bij brief van 24 februari 2015 geïnformeerd dat een onafhankelijk onderzoek naar de aard en de omvang van mensenhandel, de kerntaak van de Nationaal Rapporteur, niet noodzakelijk werd geacht in het Caribisch deel van het Koninkrijk (inclusief Caribisch Nederland) vanwege de uitgebreide aandacht voor het onderwerp5. De kennis over mensenhandel in Caribisch Nederland is daarnaast de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Zo komt mensenhandel terug in verschillende criminaliteitsbeeld analyses waaronder het Veiligheidsbeeld BES en de TIP-rapportages van de Verenigde Staten, is het themaregister nu in gebruik en vinden er reguliere multidisciplinaire controles plaats in risico sectoren. Met de aangekondigde intensiveringen is de verwachting dat een completer beeld over aard en omvang verkregen wordt voor Caribisch Nederland. Vanwege bovenstaande redenen wordt uitbreiding van het mandaat van de Nationaal Rapporteur nu niet noodzakelijk geacht.
Op welke manier kan Nederland de landen in het Koninkrijk ondersteunen bij de vervolging, opvang en registratie van mensenhandel? Zou de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hier een bijdrage in kunnen leveren? Zo ja, wat zou er voor nodig zijn om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hiertoe in staat te stellen?
Zoals eerder aangegeven is de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid, maar ondersteunt het kabinet de landen in de vorm van capaciteit en (incidentele) financiële ondersteuning. Zo wordt sinds 2012 kennis en expertise geleverd aan de landen door de Koninklijke Marechaussee onder het protocol Inzake de inzet van personeel uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee, dat als doel heeft ondersteuning te leveren voor grensgerelateerde politietaken, waaronder het tegengaan van mensenhandel.6
Daarnaast heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2019 en 2020 bijdragen verstrekt aan de ontwikkeling van het Coördinatiecentrum Mensenhandel Mensensmokkel Aruba. Ook heeft het Ministerie van BZK eerder subsidies verstrekt aan verschillende stichtingen in Aruba die zich hebben ingezet voor (vrouwelijke) slachtoffers van mensenhandel zoals Fundacion pa Hende Muher den Dificultad (FHMD) en Fundacion Refugio Social. Met deze middelen zijn opvangplekken voor zowel vrouwelijke slachtoffers van geweld als voor hun kinderen opgezet. Hieronder vallen ook slachtoffers van mensenhandel. De Nederlandse hulp en bijstand vanwege de situatie in Venezuela heeft geresulteerd in speciale opvangplekken voor mannelijke slachtoffers van mensenhandel.
Verder worden de Koninkrijksgrenzen door middel van het in februari 2021 afgesloten protocolVersterking Grenstoezicht verder versterkt op de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het versterken van de grenzen is één van de maatregelen ter versterking van de rechtstaat, welke onderdeel zijn van de landspakketten die met Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn overeengekomen (de voortgang van deze landspakketten blijft integraal onderdeel van de besluitvorming over de liquiditeitssteun). Eén van de doelen van het protocol Versterking Grenstoezicht is het tegengaan van mensenhandel (en mensensmokkel). Met het land Sint Maarten is na Orkaan Irma de Onderlinge Regeling Versterking Grenstoezicht afsloten. Vanaf 1 januari 2018 tot 1 juli 2021 is er door Nederland bijstand geleverd. Deze bijstand omvatte onder andere personele inzet, expertise en financiële middelen, onder meer ten behoeve van de bestrijding van mensenhandel.
Wat betreft het verbeteren van registratie zijn de nodige stappen gezet.
In het themaregister, operationeel in CN en Curaçao, kunnen (zachte) signalen van mensenhandel worden geregistreerd. Tijdens de laatste evaluatie van het MoU in 2018, bij gelegenheid van een driedaagse conferentie op Bonaire, is een workshop verzorgd over de werkwijze van het themaregister door het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Het EMM is tevens, evenals CoMensha, een twinningpartner voor de landen in het Koninkrijk. Om te komen tot meer eenduidige registratie van signalen is voor het aanleveren van signalen door partners een vastgesteld formulier opgesteld.
Zoals in de beantwoording van vraag 8 beschreven is het mandaat van de Nationaal Rapporteur beperkt tot het Europees Nederlands grondgebied. Het staat de landen binnen het Koninkrijk vrij zelf een wettelijke regeling te treffen voor een Nationaal Rapporteur, of een vergelijkbaar mechanisme, in het leven te roepen.
Bent u bereid voor de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met scenario’s te komen hoe de informatievergaring, informatiedeling, opvang, opsporing en vervolging op het gebied van mensenhandel in de Caribische delen van het Koninkrijk kan worden verbeterd en daartoe in overleg te treden met de besturen van de landen en de openbaar lichamen?
Het formuleren van scenario’s hoe de informatievergaring, informatiedeling, opvang, opsporing en vervolging op het gebied van mensenhandel in het Caribische deel van het Koninkrijk verbeterd kunnen worden is een landsaangelegenheid. In de beantwoording van vraag 9 is aangegeven welke aanvullende steun vanuit Nederland wordt geboden aan de landen en welke mogelijkheden er zijn via diverse protocollen en landspakketten.
De aanpak van mensenhandel is een punt van bespreking bij het eerstvolgende JVO. Hierbij zal aandacht worden gevraagd voor het bestuurlijk commitment en de uitvoering van de gemaakte afspraken in het MoU op lokaal niveau om deze ernstige vorm van criminaliteit zo effectief mogelijk te bestrijden.
Het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut dd 23 maart jl?1
Ja.
Heeft bij het opstellen van de Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) juridische toetsing plaatsgevonden? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Ja, bij het opstellen van het voorstel van rijkswet COHO heeft juridische toetsing plaatsgevonden. Het departement dat het wetsvoorstel voorbereidt is primair verantwoordelijk voor een voorstel, en dus ook voor de juridische kwaliteit. Daarnaast worden voorstellen doorgaans ook interdepartementaal afgestemd. In dit geval is het voorstel voorbereid in een juridische werkgroep, bestaande uit juristen werkzaam binnen de departementen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Algemene Zaken. Ook is het zo dat in het kader van de rijksbrede wetgevingstoetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op voorstellen van wetten (ook rijkswetten) en algemene maatregelen van bestuur een toets wordt uitgevoerd op de kwaliteit ervan (zie ook onder vraag 3). In dit specifieke geval was er door de hoge tijdsdruk minder tijd beschikbaar dan gebruikelijk, waardoor deze toetsing slechts beperkt heeft kunnen plaatsvinden. De betreffende toetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt overigens nogmaals verricht in het kader van de aanpassingen die het voorstel van rijkswet COHO, naar aanleiding van het advies de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, ondergaat.
Wie is verantwoordelijk voor juridische toetsing voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Raad van State?
De verantwoordelijkheid voor juridische toetsing van een wetsvoorstel voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) ligt primair bij de juridische directie van het departement (of de departementen) van de bewindspersoon (of bewindspersonen) die politieke verantwoordelijkheid draagt (of dragen) voor het voorstel in kwestie. In casu is dat de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts toetst het Ministerie van Justitie en Veiligheid of een wetsvoorstel of ontwerpbesluit voldoet aan de algemene kwaliteitseisen zoals onder andere is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK). Deze algemene wetgevingstoets wordt uitgevoerd voorafgaande aan de behandeling in een voorportaal, onderraad en ministerraad.
Bij (consensus)rijkswetgeving ligt daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor juridische toetsing bij de juridische directies van de Caribische landen die door een voorstel bestreken worden; in het geval van het COHO-voorstel alle drie de Caribische landen. Met juristen van in het bijzonder Aruba en Curaçao zijn, nadat in de Rijksministerraad van 10 juli 2020 geen overeenstemming werd bereikt over (de voorloper van)2 het COHO-voorstel, gedurende de zomermaanden en het najaar van 2020 ook intensieve gesprekken gevoerd over dit voorstel. Ten slotte wijs ik op de rol die de Raden van Advies van Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen bij de juridische toetsing van rijkswetgeving. Deze toetsing vindt in de regel plaats voordat een voorstel ter advisering wordt voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: Afdeling). Dergelijke toetsing is ook in dit geval uitgevoerd.
Is er voorafgaand aan de informele operationaliteit getoetst of de Rijkswet in lijn is met het Statuut? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Indien de Rijkswet als gevolg van het (nog niet openbare) advies van de Raad van State aanpassingen krijgt, welke gevolgen heeft dat voor de informele operationaliteit?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u onder «informele operationaliteit» het reeds opgestarte proces rond de uitvoering van de landspakketten verstaat. Eventuele aanpassingen aan het voorstel van rijkswet hebben geen gevolgen voor dit proces. Zulke gevolgen zijn er wel als de landen geen consensus bereiken ten aanzien van het nader rapport en het voorstel van rijkswet. In dat geval komt van rechtswege ook de consensus te vervallen aan de onderlinge regelingen die tussen Nederland en elk van de Caribische landen is gesloten inzake de landspakketten.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de steunverlening?
Het kan zijn dat naar aanleiding van het advies van de Afdeling wijzigingen worden aangebracht aan de in het wetsvoorstel opgenomen structuren en procedures voor de verstrekking van financiële steun. In hoeverre dit gebeurt, is thans nog niet duidelijk en wordt samen met de Caribische landen besproken. Ik kan op de uitkomsten hiervan niet vooruitlopen.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de hervormingsvoorwaarden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor een Rijkswet die strijdig is met het Statuut?
Een rijkswetsvoorstel dat door de rijkswetgever strijdig wordt bevonden met het Statuut kan niet (ongewijzigd) tot rijkswet worden verheven. Overigens constateert de Afdeling in haar advies over het COHO-voorstel niet dat dit strijdig is met het Statuut. Wel leven er bij de Afdeling twijfels over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel met Statutaire beginselen. Het is aan de rijkswetgever om te bepalen hoe deze twijfels kunnen worden weggenomen.
Waarom is niet zoals door de Kamer gevraagd vooraf advies aan de Raad van State gevraagd?
De Afdeling heeft in het (rijks)wetgevingsproces een vast moment waarop zij om advies wordt gevraagd. Het is niet gebruikelijk om voorafgaand aan een formeel wetstraject de Afdeling om voorlichting te vragen.