Strengere eisen aan elektrische auto's |
|
Diederik Samsom (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Overheid remt innovatie af»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het stellen van strengere eisen aan elektrische auto’s innovatie en ontwikkeling op dit vlak niet in de weg mag staan?
Het gaat hier niet om strengere eisen maar om nieuwe eisen. Er waren tot op heden geen specifieke eisen aan elektrische voertuigen. Deze nieuwe eisen vormen naar mijn mening geen belemmering voor nieuwe ontwikkelingen, maar een uitdaging voor innovatieve ideeën.
Kunt u aangeven wat de rechtvaardiging is van het stellen van strenge generieke eisen in deze fase van de ontwikkeling van elektrische auto’s? Kunt u daarbij gegevens overleggen van het aantal ongelukken dat is toe te schrijven aan het rijden met elektrische auto’s die in het verleden niet aan de nieuwe normen voldeden?
Deze nieuwe eisen zijn ontwikkeld naar aanleiding van een onderzoek uitgevoerd door TNO en KEMA, in samenwerking met de RDW, naar mogelijke risico's van het ombouwen van conventioneel aangedreven voertuigen naar elektrische aandrijving. Uit de inventarisatie is gebleken dat aan de toelating van elektrisch aangedreven en hybride elektrische voertuigen tot het verkeer specifieke veiligheidsrisico’s verbonden zijn. Het belangrijkste risico bleek ondeugdelijke en onherkenbare elektrische bedrading met hoge voltages te zijn. Dergelijke elektrische bedrading vormt een gevaar voor monteurs, verkeersdeelnemers en hulpverleners die in het wegverkeer werkzaam zijn.
Met aanvullende toelatingseisen zal worden getracht deze veiligheidsrisico’s af te dekken. Er hebben zich gelukkig nog geen ongelukken voorgedaan.
Kunt u inzicht geven in de kosten die de nieuwe eisen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor elektrische auto’s met zich mee brengen? Kunt u daarbij specifiek in gaan op de eis dat elektrische auto’s in een hoogfrequente testruimte moeten worden geplaatst voordat zij de weg op mogen, aangeven om hoeveel testen het hier jaarlijks zal gaan en wat hiervan de totale kosten zullen zijn?
Het gaat hier om toelatingseisen voor alle typen elektrische auto’s. Elk type dient eenmalig getest te worden. Als meerdere auto’s van hetzelfde type worden geproduceerd, hoeven de producenten niet steeds weer deze kosten te betalen. De kosten van de RDW-keuring zal omstreeks de € 725,00 komen te liggen. Ik ben van mening dat deze kosten gerechtvaardigd zijn, gezien het positieve effect op de veiligheid.
Bent u bereid om te bezien welke mogelijkheden er zijn om kleine bedrijven, particuliere ontwikkelaars en studenten te behoeden voor te hoge kosten die mogelijk voortvloeien uit de nieuwe RDW regeling en daarbij te kijken naar mogelijkheden om hen (deels) voor deze kosten te compenseren op basis van bestaande regelingen op dit gebied?
Auto’s die op de markt komen, moeten voldoen aan toelatingseisen. Er zijn regels opgesteld die moeten voorkomen dat er producten op de markt komen waarbij de veiligheid niet gegarandeerd is. De kosten die hiervoor moeten worden gemaakt, zijn niet onevenredig hoog.
De staat van de ouderenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de TV-uitzending, waarin werd vermeld dat de redactie van dat programma is overspoeld met meldingen over mensonwaardige taferelen in de ouderenzorg?1
Ik begrijp dat er veel negatieve reacties binnenkomen. Wat ik jammer vind, is dat zorginstellingen voornamelijk negatief in het nieuws komen en dat er geen genuanceerder beeld wordt gegeven. Immers er gaat ook veel goed in de zorg. Ook bij de zorginstellingen waar een incident gebeurt is de zorg niet allemaal slecht.
Hoe omschrijft u de huidige toestand van de ouderenzorg? Kunt u zich voorstellen dat voor veel mensen de opname in een verzorgings- of verpleeghuis een schrikbeeld vormt?
Mijn motto is «vertrouwen in de zorg». Ik bouw mee aan een samenleving waarin wij met respect met elkaar omgaan. Als mensen kwetsbaar zijn, worden ze ontzien en worden ze ondersteund, zodat zij hun gevoel voor eigenwaarde behouden. Dat betekent ondersteunen van de eigen kracht van mensen en hun netwerk. Kwetsbare mensen moeten op deze zorg kunnen vertrouwen. Het betekent ook vertrouwen in de medewerkers die zorg geven. Zij zetten zich met hart en ziel in voor de mensen die hun hulp nodig hebben. Dat verdient waardering: niet alleen voor hun inzet maar ook voor hun inzichten. Daar waar vertrouwen beschaamd wordt, moet worden ingegrepen.
Kent u de heersende opinie onder verpleegkundigen en verzorgenden dat de ouderenzorg steeds meer het karakter van productiewerk heeft gekregen? Wat is hierop uw reactie?
Ik deel deze opinie niet. De recent uitgebrachte benchmark van de brancheorganisatie binnen de verpleging, verzorging en thuiszorg, ActiZ, laat juist zien dat de medewerkers positiever oordelen over hun werk dan voorgaande benchmarkrondes. De stijging van tevredenheid doet zich voor op alle door ActiZ gevraagde indicatoren. Ik maak hieruit op dat er voldoende tevredenheid en animo is voor de verpleegkundigen en verzorgenden om hun werk in de ouderenzorg gemotiveerd voort te zetten.
Kunt u zich voorstellen dat de wijze waarop de ouderenzorg is georganiseerd bij veel mensen associaties met de bio-industrie oproept? Wat is hierop uw reactie?1,2
Ik vind het afdoen aan de persoonlijke aandacht en inzet van de medewerkers in de ouderenzorg.
Deelt u de opvatting van verpleeghuisarts Bert Keizer dat oudereninstellingen te weinig geld krijgen om hun taken uit te voeren? Zo nee, waarom niet?1
Ik deel de opvatting van meneer Keizer niet. Elk jaar groeit het beschikbare budget voor de zorginstellingen. Dit leidt ertoe dat gemiddeld genomen het beschikbare budget per zorginstelling toeneemt. Doordat de zorgvraag en zorgzwaarte toeneemt, zal er wel aandacht moeten zijn voor het zonodig anders inrichten van de werkprocessen.
Deelt u de mening dat het genant is dat ouderen uit efficiency-overwegingen gewreven moeten worden met een lotiondoekje in plaats van fatsoenlijk te worden gewassen of gedoucht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me goed voorstellen dat deze manier van werken vragen oproept. Ik ben echter wel van mening dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de zorginstelling. Als zij besluiten tot het overgaan van wassen en dit overleggen met cliënten, personeel en cliëntenraad, dit goed beargumenteren en overwegen, dan vind ik het prima. Ik denk dat er wel altijd uitgegaan moet worden van de wens van de cliënt. Soms is nat wassen te zeer belastend, nadelig voor de huid of heeft de cliënt daar geen behoefte aan, dan biedt het wassen met een lotiondoekje een alternatief.
Vindt u het wenselijk dat zorgbehoevende ouderen steeds vaker worden aangeduid als «klant» of «zorgconsument»? Wilt u uw antwoord toelichten en daarbij ook ingaan op uw stelling dat de zorg geen markt is?3
Ik vind het belangrijk dat cliënten nog meer centraal komen te staan in de zorg. Cliënten moeten zoveel mogelijk kunnen kiezen waar en van wie zij zorg ontvangen en op welke wijze de zorg vorm gegeven wordt. Bij deze ontwikkeling kunnen termen als klant en zorgconsument worden gebruikt. De term is minder belangrijk denk ik zolang de wens van de cliënt leidend is in de dialoog.
Deelt u de mening dat de toenemende verzakelijking en nadruk op bedrijfseconomische «efficiencymodellen» ten koste gaan van de persoonlijke aandacht en het menselijke contact in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze mening niet. Efficiencydenken hoeft niet strijdig te zijn met goede en persoonlijke zorg leveren. Door werkprocessen en communicatie goed op orde te brengen kan er meer tijd aan de cliënt besteed worden. Beide aspecten moeten goed in orde zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact een onlosmakelijk onderdeel vormen van de fatsoenlijke zorg voor kwetsbare ouderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe oordeelt u over het gegeven dat «aandacht» geen onderdeel is van de AWBZ?4
Ik ben van mening dat aandacht een onderdeel is van het leven. Aandacht op zich is geen functie in het kader van de AWBZ. Bij het verlenen van zorg, ontvangen cliënten altijd aandacht. Zeker als het uitgangspunt het zorgplan is, waarbij er afspraken worden gemaakt met de cliënt over de daadwerkelijke zorgbehoefte. In de zorg zijn betrokkenheid en wederkerigheid voor mij uitgangspunt omdat ze dat voor mij in het leven zijn.
Bent u van mening dat persoonlijke aandacht en menselijk contact niet zijn te omschrijven als afgebakende handelingen of «prestaties», maar uitsluitend kunnen voortkomen uit de liefde voor het vak en de professionele autonomie van de mensen op de werkvloer? Zo nee, waarom niet?
Ja ik deel deze mening en ben ervan overtuigd dat de mensen die op de werkvloer werken en daadwerkelijk zorg verlenen aan de cliënten dit doen uit liefde voor het vak en vanuit hun persoonlijke motivatie. Nogmaals, daarom vind ik het zo jammer dat er zoveel negatieve aandacht uitgaat naar de zorginstellingen, waar mensen keihard werken en het beste met de cliënt voor hebben.
Bent u van mening dat er thans een tweedeling bestaat tussen mensen die een verblijf in een comfortabele zorgresidentie of een particuliere verpleegkundige kunnen betalen, en zij die daarvoor niet de middelen hebben en zijn aangewezen op verschraalde AWBZ-zorg? Zo ja, vindt u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet van mening dat er sprake is van een tweedeling. Er is wel sprake van verschillen. Alle inwoners van Nederland hebben recht op basiszorg. De verschillen tussen particuliere en publieke zorg zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen mensen en posities buiten de intramurale setting. Waar ik moeite mee heb is met uw veronderstelling dat de kwaliteit van de zorg in een AWBZ instelling in de knel komt. Ik ben van mening dat de inzet van het zorgpersoneel werkzaam in AWBZ instellingen, niet minder is dan in particuliere instellingen.
Bent u van mening dat een te klein aandeel van het budget dat de overheid beschikbaar stelt voor de ouderenzorg, uiteindelijk terecht komt op de werkvloer? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar «besteding AWBZ-middelen: kostenstructuur en effecten voor cliënten in VVT-organisaties» door PricewaterhouseCoopers uit april 2010 biedt een goed inzicht in hoe deze zorginstellingen hun AWBZ-middelen inzetten. Hieruit blijkt dat de inzet verschilt per type zorginstelling en dat een relatief beperkt deel van de AWBZ-middelen (gemiddeld 13,3%) wordt ingezet voor overhead. De zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de manier waarop zij de middelen inzetten. Wat mij wel opvalt is dat de ene zorginstelling veel beter in staat is om bijvoorbeeld de overhead laag te houden dan de ander. Ik streef ernaar dat er zoveel mogelijk middelen en aandacht ten goede komen aan de cliënt.
Bent u bereid de financiering van de AWBZ via zorgzwaartepakketten te vervangen voor directe financiering van locaties en zorgteams? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan een voorstel worden verwacht?
Ik ben niet voornemens om de zorgzwaartefinanciering af te schaffen. In de intramurale zorg is de afgelopen jaren veel gebeurd om bekostiging op basis van ZZP’s in te voeren. Uit een recent onderzoek onder 850 aanbieders van intramurale AWBZ-zorg blijkt dat de doelstellingen van de ZZP’s – waaronder eerlijkere verdeling van middelen, beter inzicht in de zorgzwaarte van cliënten die in zorg zijn – grotendeels behaald zijn. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de huidige wijze van financiering per handeling in de AWBZ wordt veranderd in financiering op resultaat. In mijn visiebrief die ik in het voorjaar aan uw Kamer stuur ga ik hier verder op in.
Het bericht "Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus' |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat landen die ontwikkelingshulp krijgen van Nederland ter stimulering van de economie, tegelijkertijd belastingopbrengsten over winsten gerealiseerd in deze landen zien wegvloeien naar Nederland?
Nederland heeft een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven met reële aanwezigheid in Nederland («rokende schoorstenen»). Heel belangrijk voor internationaal zakendoen is dat dubbele belastingheffing wordt voorkomen en bronheffingen worden gereduceerd. Belangrijke pijlers zijn: deelnemingsvrijstelling, het uitgebreide verdragennetwerk, de afwezigheid van bronheffing op uitgaande rente- en royaltystromen.5 Verder biedt de Nederlandse belastingdienst een grote mate van zekerheid over de toepassing van fiscale regels. Deze regels kunnen ertoe leiden dat ook bedrijven met een relatief beperkte aanwezigheid in Nederland van het aantrekkelijke vestigingsklimaat gebruik maken.
De belastingheffing van multinationals kan door de internationale vervlechting niet slechts nationaal worden beoordeeld. Voor multinationals bestaat het Nederlandse fiscale stelsel niet als een geïsoleerd fenomeen, maar is het een onderdeel van een internationaal netwerk van landen, jurisdicties en verdragen. Het heeft daarom niet zoveel zin om de problematiek waar ontwikkelingslanden zich voor gesteld zien alleen vanuit Nederland te bezien. Belastingplanning is mogelijk doordat verschillende fiscale systemen niet op elkaar aansluiten. Voor ontwikkelingslanden geldt in het bijzonder nog dat deze vaak speciale faciliteiten (belastingvrijstellingen) aanbieden waardoor de belastinggrondslag wordt uitgehold. Eenzijdig door Nederland te nemen maatregelen om belastingvlucht uit ontwikkelingslanden te beperken, zullen dus geen of slechts een beperkt effect hebben en zijn bovendien schadelijk voor onze reële economie. Het bijvoorbeeld introduceren van een Nederlandse bronheffing op royalty’s is daarom ongewenst en onevenwichtig. In het in de Volkskrant beschreven geval heeft Ghana ervoor gekozen om in het verdrag met Nederland te opteren voor een bronheffing van 8% op uitgaande royaltybetalingen aan Nederland.
Dat belastingplichtigen profiteren van verschillen tussen belastingstelsels is van alle tijden en daar hebben alle landen mee te maken. Het is van belang dat landen zich daar zelf tegen kunnen wapenen. Dat geldt voor een ontwikkeld land zoals Nederland, maar ook voor ontwikkelingslanden.
Het kabinet neemt de problematiek van belastingontduiking en -ontwijking zeer serieus. Dit geldt op nationaal niveau, zie bijvoorbeeld de door dit kabinet ondernomen activiteiten tegen zwartspaarders, maar ook op internationaal niveau. Nederland heeft in het kader van de in april 2009 gehouden G20 top in Londen ondernomen initiatieven voor internationale afspraken tegen belastingontduiking en -ontwijking van harte ondersteund en bilateraal meerdere belastingverdragen met diverse landen over onder meer informatie-uitwisseling afgesloten. Bij de laatste top in Korea hebben de G20-landen een oproep gedaan om ontwikkelingslanden bij het voeren van belastingpolitiek en het opbouwen van capaciteit te steunen. Het is voor het kabinet vanzelfsprekend dat ontwikkelingslanden bij deze ontwikkelingen worden betrokken en daarbij worden ondersteund. Hernieuwde aandacht voor verbeterde belastingheffing vormt een van de kernonderdelen van de modernisering van het ontwikkelingsbeleid. Om aan deze agenda inhoud te geven hebben de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de toenmalige staatssecretaris van Financiën in 2009 een intentieverklaring ondertekend waarin is vastgelegd dat gezamenlijk wordt gewerkt aan een actieve Nederlandse aanpak van deze problematiek.
Het gaat om maatwerk gericht op de behoeften van elk afzonderlijk land. Een dergelijke aanpak vereist maatregelen op verschillende terreinen.
Allereerst zal de capaciteit van overheden in ontwikkelingslanden op het gebied van belastingheffing en belastingbeleid moeten worden versterkt. Dit wordt in internationaal verband georganiseerd (OESO, IMF, Wereldbank en VN). Nederland speelt daarbij een vooraanstaande rol. De internationale en Nederlandse inzet richt zich op het versterken van de positie van ontwikkelingslanden zodat zij zelf een evenwichtige afweging kunnen maken hoe zij hun fiscale stelsel willen inrichten en dat ze goed geëquipeerde mensen hebben om de wetgeving te kunnen uitvoeren.
Er lopen meerdere initiatieven binnen de OESO die zich richten op verbetering van transparantie in financiële stromen en uitwisseling van informatie tussen landen, ter voorkoming van onder andere belastingontduiking en -ontwijking, die specifiek gericht zijn op ontwikkelingslanden. Zo is onlangs deelname aan het Global Forum on Tax Transparancy and Exchange of Information opengesteld voor ontwikkelingslanden en wordt gewerkt aan multilaterale mechanismen voor alle landen, inclusief ontwikkelingslanden, op het gebied van uitwisseling van informatie. Door middel van het Global Relations programma van de OESO worden trainingen gegeven aan ontwikkelingslanden, o.a. op het gebied van uitwisseling van informatie en verrekenprijzenmethodieken. Mede op Nederlands initiatief is in de OESO besloten tot een gezamenlijke aanpak door het Ontwikkelingscomité, het Comité voor Fiscale Zaken en het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Een daarvoor in mei 2010 in het leven geroepen OECD Informal Taskforce on Tax and Development, met daarin overheden uit OESO- en ontwikkelingslanden, non-gouvernementele organisaties, internationale instellingen en internationaal bedrijfsleven zal begin 2011 met een breed programma van start gaan. De Taskforce, onder co-voorzitterschap van Nederland en het African Tax Administration Forum,zal werken aan concrete en voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen op het gebied van uitwisseling van informatie, transfer pricing, country by country reportingen capaciteitsversterking. De G20 heeft recent aan de Taskforce verzocht om samen met de VN, het IMF en de Wereldbank daarover in 2011 te rapporteren.
Ten slotte zullen multinationale ondernemingen zelf moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
In de motie Vendrik6 is gevraagd om het Nederlandse fiscale stelsel voor multinationale bedrijven door te lichten op het punt van belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden.
Uit het voorgaande volgt dat het doorlichten van het Nederlandse fiscale stelsel alleen weinig oplevert. Belastingontwijking of -ontduiking is bij uitstek een internationaal fenomeen en staat daarom hoog op de agenda van de OESO. Uiteindelijk kunnen belastingontduiking en -ontwijking in ontwikkelingslanden alleen effectief worden tegengegaan door versterking van belastingstelsels in de betrokken landen zelf, aangevuld met sluitende internationale afspraken over informatie-uitwisseling, fraudebestrijding en het tegengaan van belastingparadijzen.
Deelt u de mening dat ontwikkelingslanden de dupe zijn van het Nederlandse belastingstelsel? Bent u het eens met de in dit artikel aangehaalde stelling «Veruit de grootste bijdrage die ondernemingen kunnen leveren aan ontwikkeling van landen is door doodgewoon hun werk te doen: leveranciers betalen, lonen betalen, belastingen betalen»?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven zoveel mogelijk de winstbelasting zouden moeten betalen in het land waar de winst eigenlijk gemaakt wordt?
Bedrijven dienen zich aan de wetten te houden. In de wetgeving komt tot uiting hoe landen de winsten willen belasten. De nationale parlementen kunnen de wetgeving tot op grote hoogte zelf inrichten (zij zullen daarbij rekening houden met de behoeften van het land), zolang zij zich houden aan de internationale spelregels. In de Europese context valt te denken aan het EU verdrag, de regels inzake verboden staatsteun en de gedragscode tegen schadelijke belastingconcurrentie. Ook de OESO heeft richtlijnen op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie7.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om de belastingmogelijkheden ten aanzien van royalty’s te veranderen zodat (ontwikkelings-)landen niet meer de dupe zijn van dit Nederlandse systeem?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u dit verband aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Vendrik2 van ruim een jaar geleden die ook verzoekt om een doorlichting van het Nederlands fiscaal stelsel met het oog op dit soort ontwijking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de bevindingen van professor Geert Michielse die stelt dat het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting van multinationals rond de 5% is?1 Zo nee, bent u dan bereid om te onderzoeken wat de effectieve belastingdruk van multinationals in Nederland is?
Nee. Voor wat betreft de belastingdruk van multinationals in Nederland geldt dat de Nederlandse belastingregels geen onderscheid maken tussen grote en kleine bedrijven. Over de verdeling van de vennootschapsbelasting is mijn ambtsvoorganger in een brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2009 (DB/2009/624M) uitvoerig ingegaan.
Kunt u aangeven hoeveel belasting er in Nederland in totaal wordt betaald over winsten uit aan Nederlandse vennootschappen betaalde royalty’s? Kunt u daarbij aangeven hoe zich dat verhoudt tot de totale omzet van statutair in Nederland gevestigde vennootschappen?
Nee, dat is niet mogelijk. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft innovatie al jaren hoog in het vaandel staan. Enkele concrete voorbeelden zijn onderzoek op het gebied van voeding, medicijnen, biotechnologie, technische toepassingen en het ontwikkelen van een merk(naam). Naast het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom door in Nederland gevestigde bedrijven, wordt door in Nederland gevestigde ondernemingen ook intellectueel eigendom gekocht. De kosten welke verband houden met het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom en de aankoop van intellectueel eigendom verminderen over het algemeen het fiscale resultaat. Een complicerende factor hierbij is dat de huidige kosten voor een aanzienlijk deel zien op huidige ontwikkelingen van toekomstig te exploiteren intellectueel eigendom. Waarbij ook niet vooraf bekend is of en in hoeverre de ontwikkeling succesvol zal zijn. De opbrengst van het intellectuele eigendom bestaat niet alleen uit ontvangen royalty’s van zowel derde partijen als groepsvennootschappen, maar ook uit eigen opbrengsten door middel van verkoop van producten en/of diensten door de Nederlandse eigenaar van het intellectueel eigendom (bespaarde royalty).
Kunt u ingaan op de stelling in het artikel dat er jaarlijks 8000 miljard euro door Nederland spoelt via brievenbusmaatschappijen die hier vooral om fiscale redenen zitten? Klopt deze schatting volgens u? Kunt u ook in gaan op de schatting dat dit de Belastingdienst jaarlijks zo’n 2 miljard euro oplevert? Zou dit eventueel ook verder onderzocht kunnen worden?
Uit gegevens van DNB over 2008 kan worden vastgesteld dat de bruto gesommeerde geldstroom via zogenaamde bijzondere financiële instellingen 12 300 miljard euro bedroeg. Bijzondere financiële instellingen zijn entiteiten die in Nederland zijn opgericht door buitenlandse multinationale concerns als doorvoerkanaal van financiële stromen tussen buitenlandse concernmaatschappijen.
Voor wat betreft de rol van Nederland als financieel knooppunt verwijs ik naar de beantwoording op de vragen 2, 3, 5 en 6. Deze rol levert Nederland werkgelegenheid op en levert de schatkist geld op. De toegevoegde economische waarde is naar schatting € 1,5 miljard per jaar. Ongeveer € 1 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor financiële professionals. 8
Vindt u het wenselijk dat het Nederlandse belastingstelsel door buitenlandse multinationals wordt gebruikt om via brievenbusfirma’s winsten door te sluizen?
Zie antwoord op vragen 2 en 3.
De bescherming van persoonsgegevens van Europese consumenten in de Verenigde Staten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Vindt u het «Safe-Harbor»-keurmerk voor Amerikaanse bedrijven van cruciaal belang om de privacy van Europese consumenten te beschermen, omdat alleen gecertificeerde Amerikaanse bedrijven privégegevens van Europese consumenten mogen verwerken en het keurmerk belangrijke principes bevat voor de verwerking van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
De doorgifte van persoonsgegevens uit de Europese Unie naar de Verenigde Staten en de daaropvolgende verdere verwerking van die gegevens met toepassing van de beschikking van de Europese Commissie van 26 juli 2000 (PbEG L 215), de zogenaamde «Safe Harbor»-beschikking, is inderdaad van groot belang voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens afkomstig uit de Europese Unie. Het is overigens niet zo dat alleen met toepassing van de «Safe Harbor»-beschikking doorgegeven persoonsgegevens Amerikaanse bedrijven rechtvaardigt die gegevens te verwerken. Daarvoor bestaan verschillende aanvullende grondslagen.
Wat is uw reactie op het artikel waaruit blijkt dat door Amerikaanse bedrijven al jarenlang grootschalige fraude wordt gepleegd met het «Safe-Harbor»-keurmerk?1
Het artikel in Webwereld.nl is gebaseerd op de weergave door derden van mondelinge uitlatingen van een vertegenwoordiger van een Australisch onderzoeksbureau. Het betreffende bureau, Galexia, heeft, naar het beweert op de eigen website, onderzoek gedaan naar de werking van het «Safe Harbor»-keurmerk, maar het rapport over dat onderzoek tot dusverre niet willen publiceren, of willen toezenden aan belanghebbenden. Onder deze omstandigheden onthoud ik mij van een oordeel over de beweringen in het artikel in Webwereld.nl die betrekking hebben op het desbetreffende rapport.
Hoe beoordeelt u de controle op de regels rondom «Safe-Harbor»? Is het waar dat het Amerikaanse ministerie van Handel geen enkel onderzoek doet naar privacybeleid noch enige controle uitoefent, en dat de bedrijven zichzelf certificeren en controleren?
De essentie van het «Safe Harbor»-systeem is dat bedrijven op basis van volstrekte vrijwilligheid verklaren zich te zullen houden aan de «Safe Harbor»- beginselen en de antwoorden die zijn gegeven op de Frequently Asked Questions (FAQ), zoals geformuleerd in de beschikking van de Commissie, genoemd in antwoord 1. In FAQ nr. 7 is het systeem van controle en toezicht op de verklaringen van de desbetreffende bedrijven opgenomen. Zakelijk weergegeven kunnen bedrijven de naleving van de regels verzekeren via een zelfevaluatie, of via een externe audit, die beide wel aan bepaalde eisen moeten voldoen. Bij niet-naleving van deze regels, bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden bij de Federal Trade Commission (FTC) een klacht in te dienen, om te bezien of de mededingings- en consumentenbeschermingswetgeving – waar gegevensbescherming een onderdeel van is – wordt nageleefd. De FTC kan een verbod opleggen tot het uitoefenen van praktijken in strijd met de «Safe Harbor»-beginselen, of zonodig de federale rechter inschakelen. Strafrechtelijke actie is ook mogelijk, zeker bij het afleggen van valse verklaringen. De taak van het Department of Commerce (DoC) is slechts beperkt tot het bijhouden van een openbaar bestand van bedrijven die onder de «Safe Harbor»-beginselen zijn gecertificeerd. Permanente niet-naleving van de regels kan leiden tot verwijdering van die lijst, maar er is niet voorzien in een actieve rol van het DoC bij de handhaving van die lijst. Dat vereist gerichte actie van, hetzij de FTC, hetzij belanghebbenden.
Bij dit systeem moet worden bedacht dat het Amerikaanse gegevensbeschermingsrecht voor de private sector sterk afwijkt van het Europese systeem. Er bestaat geen algemene wetgeving voor gegevensbescherming in de particuliere sector, en evenmin een algemeen bevoegde toezichthouder. De handhaving berust, in overeenstemming met de principes van het Amerikaans privaatrecht, op eigen initiatief van belanghebbenden.
Is het waar dat honderden Amerikaanse bedrijven ten onrechte claimen gecertificeerd te zijn en zich niet houden aan deze principes van bescherming van persoonsgegevens? Is het waar dat veel bedrijven die wel gecertificeerd zijn helemaal niet duidelijk maken hoe zij de principes handhaven en de gevoelige data van Europeanen beschermen?
Het College bescherming persoonsgegevens heeft mij bericht dat in het verleden in eerdere rapporten over het functioneren van het «Safe Harbor»-systeem die zijn uitgebracht aan de Europese Commissie kritisch is geoordeeld over de beperkte mogelijkheden van het DoC voor toezicht op de naleving en handhaving van de lijst met aanmeldingen. Tot welke misstanden dit aanleiding gaf, en in welke mate zich die hebben voorgedaan, is mij niet bekend.
Maakt u zich zorgen over de bescherming van persoonsgegevens van Europeanen in de Verenigde Staten? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat deze persoonsgegevens veel beter dan nu het geval is beschermd gaan worden?
De omstandigheid dat in de Verenigde Staten een ander gegevensbeschermingsrecht bestaat dan in de Europese Unie geeft mij op zichzelf genomen geen reden tot zorg over het niveau van de bescherming van persoonsgegevens afkomstig uit de Europese Unie in de Verenigde Staten. De handhaving van de «Safe Harbor»-beschikking is echter een zaak die uitsluitend op Europees niveau door de Commissie kan worden aangepakt. Het ligt dan ook op de weg van de Commissie om het niveau van uitvoering en handhaving van de door haar vastgestelde beschikking in de Verenigde Staten met de Amerikaanse autoriteiten op te nemen. Verder is, voor zover mij bekend, de «Safe Harbor»-beschikking nog niet geëvalueerd. Krachtens artikel 4 van de beschikking heeft de Commissie een verplichting daartoe. Ik ben bereid de Commissie daar op gepaste wijze over te benaderen.
Bent u van mening dat het hard nodig is dat er zo snel mogelijk een algemeen bindend verdrag wordt gesloten met de Verenigde Staten over de bescherming van persoonsgegevens, dat niet alleen ziet op justitiële gegevens maar op alle gegevens? Zo ja, hoe gaat u dit bevorderen? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen gaat u dan nemen om er voor te zorgen dat persoonsgegevens van Europese burgers in de Verenigde Staten beter beschermd worden?
De grote verschillen tussen het Amerikaans en Europees gegevensbeschermingsrecht voor de private sector zouden het opstellen van een verdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over gegevensbescherming tot een gecompliceerde en langdurige opgave maken. De vraag is dan ook of de Verenigde Staten en de Europese Unie daartoe bereid zullen zijn. Er zijn echter, juist in Europees verband, alternatieven beschikbaar. Naast een meer gerichte aandacht voor de werking van de «Safe Harbor»-beschikking in de praktijk, zijn er mogelijkheden om via door de Europese Commissie vastgestelde standaardcontracten persoonsgegevens rechtmatig aan ontvangers in de Verenigde Staten door te geven. Het lijkt zeker mogelijk om bij de komende herziening van de EU-privacyrichtlijn meer instrumenten te ontwikkelen die een verantwoorde gegevensoverdracht naar de Verenigde Staten mogelijk maken.
De erkenning van freelancers door het vervangingsfonds |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
|
|
|
Is het waar dat freelancers niet worden erkend door het Vervangingsfonds?
Voor onderwijsondersteunend personeel en management geldt dat ten laste van het Vervangingsfonds, naast kosten van personeel met een tijdelijke aanstelling of benoeming, ook kosten van uitzendarbeid, payrolling en freelancers (zzp-ers) kunnen worden gebracht. Voor leerkrachten geldt echter dat het Vervangingsfonds niet voorziet in bekostigde vervanging door middel van het inhuren van freelancers.
Kunt u aangeven om hoeveel freelancers het gaat?
Ik heb daarover geen gegevens beschikbaar.
Bent u zich ervan bewust dat hierdoor freelancers alleen via uitzendbureaus het onderwijs in kunnen en dat dit een ontmoedigende werking kan hebben op freelancers om in het onderwijs actief te worden of blijven?
Op zich kan een werkgever altijd freelancers voor de vervanging van leerkrachten inschakelen. Wel is het zo dat, als hij dat doet, de kosten van vervanging niet bij het Vervangingsfonds kunnen worden gedeclareerd. Niet alle vormen van afwezigheid komen overigens voor vervanging ten laste van Vervangingsfonds in aanmerking. Een voorbeeld daarvan is ouderschapsverlof. De keuze van een werkgever om in die gevallen een freelancer in te schakelen, wordt door het Vervangingsfonds dus niet beperkt. Omdat de kosten van ziektevervanging wel bij het Vervangingsfonds kunnen worden gedeclareerd, geldt de beperking om een freelancer op ziektevervanging van een leerkracht in te zetten wel. Er is natuurlijk altijd de mogelijkheid een dienstverband aan te gaan of via een uitzendbureau te werken. Hierdoor wordt door het Vervangingsfonds bekostigde vervanging mogelijk.
Deelt u de mening dat de inzet van freelancers belangrijk kan zijn bij het vervangen van docenten in vaste dienst, bijvoorbeeld bij ziekte of verlof?
Voor zover er behoefte is aan een extra aanbod van vervangers, bij voorbeeld bij een tekort aan vervangers, kan de freelancer een rol spelen. Ik heb van het Vervangingsfonds geen signalen ontvangen dat er op ruime schaal behoefte aan freelancers bestaat.
Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat freelancers erkend worden door het Vervangingsfonds?
De verantwoordelijkheid voor het beheer en de reglementering van de vervangingsuitgaven ligt in handen van het bestuur van het Vervangingsfonds, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Ten aanzien van de vraag of de kosten van vervanging door freelancers ten laste van dat fonds kunnen worden gebracht heeft het bestuur mij laten weten dat allereerst de positie van freelancers (zzp-ers) ordentelijk in de CAO geregeld dient te zijn, zoals dat ook is gedaan voor uitzendkrachten, alvorens die vraag kan worden beantwoord. Ik heb uw vragen en zorgen overgebracht aan het bestuur van het Vervangingsfonds.
het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de rapporten van van den Bergh en de Commissie van Toezicht betreffende Inlichtingen -en Veiligheidsdiensten (CTIVD) |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten dat Britse militairen in Irak gemarteld hebben gedurende hun tijd dat zij onderdeel waren van de bezettingstroepen en dat Nederlandse militairen op dat moment officieel onder Brits commando vielen tijdens hun verblijf in de provincie Al Muthanna?1 Is het waar dat deze martelingen vanuit een basis in Um Qasr werden georganiseerd?2
De genoemde berichten van The Guardianzijn bekend.
Nederlandse militairen zijn verantwoordelijk voor personen die door hen gevangen zijn genomen. Na overdracht gaat deze verantwoordelijkheid over op de ontvangende partij. Wel verplicht het derde Verdrag van Geneve inzake krijgsgevangenen om in geval van notificatie, bijvoorbeeld door het Internationale Comite van het Rode Kruis (ICRC) dat de ontvangende partij zich niet aan de verplichtingen onder het verdrag ten opzichte van krijgsgevangenen houdt, corrigerende maatregelen te nemen of om teruggave van gevangenen te vragen.
Nederland had en heeft geen aanleiding te veronderstellen dat Britse militairen zich schuldig maakten aan marteling van gevangenen die door Nederland aan het Verenigd Koninkrijk zijn overgedragen ten tijde van SFIR. Er zijn op basis van bronnenonderzoek geen aanwijzingen dat de namen die in de artikelen van
Kunt u uitsluiten dat van de in totaal 52 gevangenen die door Nederlandse troepen in het kader van SFIR-operatie in Al Muthanna aan de Britten in Um Qasr zijn overgedragen, mensen door de Britten zodanig zijn behandeld dat van marteling sprake is? Indien nee, wat is er met hen gebeurd?3
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich de toezegging dat de minister van Justitie de rapporten van de commissie Van den Berg en de CTIVD onder de aandacht van het Openbaar Ministerie zou brengen om te bezien of de inhoud van deze rapporten aanleiding geeft tot het instellen van een (nader) oriënterend dan wel strafrechtelijk onderzoek?4
Ja.
Wat was het conclusie van het Openbaar Ministerie? Heeft het aanleiding gezien tot een oriënterend dan wel strafrechtelijk onderzoek? Zo ja, wat is de stand van zaken van dat onderzoek? Indien nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
In de periode 2009/2010 is door de Koninklijke Marechaussee, onder leiding van het openbaar ministerie te Arnhem, een oriënterend feitenonderzoek ingesteld op basis van de reeds voorhanden en door de onderzoekscommissies beschikbaar gestelde documentatie (in totaal circa 14 000 pagina's).
In het kader daarvan is tevens een groot aantal getuigen (nader) gehoord. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft het OM te Arnhem geconcludeerd dat geen sprake is van mogelijke vervolgbare strafbare feiten. Voor nader oriënterend en/of strafrechtelijk onderzoek bestaat, mede ook gezien de diepte en uitgebreidheid van het reeds uitgevoerde feitenonderzoek, geen aanleiding.
De inzet van Nederlandse CDM projecten gebaseerds op HFC en N20 beperkingen |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de voorstellen van Eurocommissaris Connie Hedegaard1 om, in verband met de problemen die geconstateerd zijn bij Clean Development Mechanism (CDM-) projecten gebaseerd op emissiebeperkingen van HFC en N2O, per 2013 de toepassing van deze technieken voor het voldoen van verplichtingen in het kader van het Europese emissiehandelssysteem in Europees verband te verbieden? Heeft u vernomen of de Europese Commissie van mening is dat vrijwel alle projecten die gebaseerd zijn op deze technieken geen netto beperking in uitstoot vertegenwoordigen?
Ja, ik ben op de hoogte van de voorstellen.
Ik heb niet vernomen dat de Europese Commissie van mening zou zijn dat vrijwel alle projecten die gebaseerd zijn op deze technieken geen netto beperking in uitstoot vertegenwoordigen.
De Europese Commissie noemt wel enkele andere redenen om emissierechten afkomstig van CDM- en Joint Implementation-projecten (JI projecten) die HCFK-22 of adipinezuur produceren – en daarmee HFK-23 of N2O uitstoten – vanaf 1 januari 2013 niet meer binnen het Europese emissiehandelssysteem (ETS) te accepteren:
Kunt u uiteenzetten of inmiddels bekend is of de inhoudelijke bezwaren die genoemd worden door de Europese Commissie, ook voor door Nederland aangekochte emissierechten gelden wat betreft de periode tot 2013? Zo ja, om welke hoeveelheid (ton CO2 emissie equivalenten) aan emissiebeperkingen gaat het?
Ik vind de door de Commissie genoemde redenen voor uitsluiting van de desbetreffende emissierechten vanaf 1 januari 2013 over het algemeen valide. Ik zie in dit Commissievoorstel geen aanleiding om af te zien van gebruik van reeds door Nederland aangekochte emissierechten voor naleving van het Kyoto-protocol. De Commissie geeft ook duidelijk aan dat de voorgestelde beslissing voor de uitsluiting pas geldt vanaf 1 januari 2013 en alleen betrekking heeft op het ETS.
In het Nederlands aankoopprogramma zit ook een aankoop van HFK-emissiereductie ter grootte van ca 2 Mton CO2-eq die pas in 2013 geleverd wordt en dus niet meer gecrediteerd kan worden voor de Kyoto verplichtingen. Er zijn nog geen afspraken over een vervolg op Kyoto en evenmin is al bekend of en hoeveel kredieten Nederland vanaf 2013 nodig zou hebben. Ik ga er daarom nu van uit dat deze aankopen in 2013 niet te crediteren zijn, maar zal vanzelfsprekend de gevolgen daarvan nauwlettend volgen en bestuderen.
Is er reeds meer informatie bekend over het onderzoek door de CDM Executive board van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) naar dergelijke CDM-projecten gebaseerd op HFC en N20 beperkingen, waarvan uw ambtsvoorganger aangaf2 dat dit begin december voltooid zou zijn?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het eerste deel van deze brief.3
Kunt u uiteenzetten of het onderzoek van de CDM Executive board, dan wel het voorgenomen verbod van de Europese Commissie, voor u aanleiding zijn om de toepassing van een deel van de of alle nu voorziene emissierechten op basis van dergelijke projecten te heroverwegen? Zo ja, kunt u uiteenzetten wat dit betekent voor de mate waarin Nederland aan haar verplichtingen met betrekking tot emissiebeperkingen kan voldoen tussen nu en 2013?
De CDM Executive Board heeft besloten om de gerealiseerde emissiereducties uit reeds geregistreerde HFK-projecten goed te keuren. De rechten afkomstig van deze projecten voldoen derhalve aan de huidige regels en zullen worden ingezet voor de Kyoto doelstelling. Ook het Commissievoorstel geeft geen aanleiding om af te zien van gebruik van reeds door Nederland aangekochte emissierechten voor naleving van het Kyoto-protocol.
De financiering van de Lokale Omroep |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
|
|
|
Wat is uw eerste reactie op het rapport «visitatierapport en toekomstvisie Sector Onder De Radar» inzake de lokale omroep in Nederland?1
Ik heb kennisgenomen van het rapport van adviesbureau Van de Bunt, dat in opdracht van OLON geschreven is. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het gehele mediabestel, heb ik financieel bijgedragen aan dit rapport. Het is goed dat deze evaluatie is uitgevoerd. De gemeenten en de VNG treffen in dit rapport voldoende handreikingen aan om hun beleid te evalueren en eventueel aan te scherpen.
Hoe gaat u om met het feit dat 42% van de gemeenten niet voldoet aan het uitkeren van het basisbedrag voor de lokale omroep? Bent u bereid deze gemeenten hierop aan te spreken en het maximaal een jaar te geven dit te corrigeren?
Met ingang van 1 januari 2010 is in de Mediawet opgenomen dat wanneer de gemeenteraad positief adviseert over de representativiteit van het PBO (Programma Beleidsbepalend orgaan), dat die gemeente dan ook de verantwoordelijkheid heeft die lokale publieke omroep te financieren. Er geldt echter geen wettelijke minimum voor financiering door gemeenten. Wel is destijds bij het wetsvoorstel een bedrag van € 1,30 per woonruimte als indicatie gegeven.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het komende wetgevingsoverleg Media op 13 december a.s?
Bij deze.
Het laten afmaken van duizenden kuikens |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Dienst laat tienduizenden kuikens afmaken»?1
Ja.
Kunt u aangeven of dergelijke maatregelen, waarbij zulke grote aantallen dieren betrokken zijn, vaker voorkomen? Kunt u een overzicht geven van dergelijke massale dodingen in de afgelopen drie jaar?
Een dergelijke maatregel heeft zich in de afgelopen drie jaren niet eerder voorgedaan.
Wat is de norm voor antibioticaresiduen die aanwezig mogen zijn in dieren die voor de slacht worden aangeboden? Wordt elke aangeboden levering gecontroleerd? Zo ja, bent u bereid deze data openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Dieren die voor de slacht worden aangeboden mogen residuen bevatten voor zover deze onder de Maximale Residu Limiet (MRL) liggen. De MRL wordt voor elk toegelaten antibioticum afzonderlijk bepaald. Voor de markttoelating van het antibioticum moet door onderzoek zijn vastgesteld wat de wachttermijn van het betreffende middel is om aan de MRL te voldoen. Indien de geldende wachttermijn na het toedienen van een diergeneesmiddel wordt aangehouden, mag dus worden aangenomen dat de MRL niet wordt overschreden. Bij elke levering controleert het slachthuis voorafgaand aan de slacht of de pluimveehouder de wachttermijn heeft gerespecteerd aan de hand van informatie van de pluimveehouder (Voedsel Keten Informatiesysteem, VKI). De nVWA voert een verificatie uit op de controles van het slachthuis. De nVWA controleert standaard de VKI-formulieren.
De nVWA controleert niet standaard elke levering van dieren op residuen door monstername. In lijn met het risicogericht toezicht van de nVWA vinden de controles deels plaats door steekproeven en deels op basis van risico-inschattingen.
Welk bedrijf bood de slachtkuikens aan en welke slachterij was hierbij betrokken? Deelt u de mening dat «naming and shaming» een prima beleid bij dit soort bedrijven zou zijn en bent u bereid de naam van de bedrijven vrij te geven?
De namen van de betreffende pluimveehouder en slachterij worden niet vrijgegeven.
Welke sanctie kan maximaal worden opgelegd voor een overtreding als deze?
Verordening (EG) nr. 854/2004 schrijft voor dat indien de VKI-voorschriften ten aanzien van het gebruik van diergeneesmiddelen niet zijn nageleefd de dieren ongeschikt voor menselijke consumptie dienen te worden verklaard. Eventueel kan de nVWA nadere controles uitvoeren op het bedrijf van herkomst. Er kan een proces-verbaal worden opgemaakt van de geconstateerde overtreding. De hoogte hiervan wordt bepaald door het Openbaar Ministerie (OM).
Kunt u uitsluiten dat het vlees van deze kuikens alsnog in enig voedselkanaal terecht komt? Zo nee, waarom niet?
Het materiaal is als categorie-2 materiaal, als bedoeld in de Regeling dierlijke bijproducten 2008, afgevoerd en is derhalve in geen enkel voedselkanaal terechtgekomen, noch voor menselijke consumptie, noch als diervoeder.
Kunt u aangeven of in casu sprake was van een routinecontrole, een verdenking en/of recidive?
Dit was een routinecontrole (steekproef, zie ook het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid op korte termijn zodanige maatregelen te treffen dat overschrijding van de antibioticanormen uitgesloten wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Ik bekijk momenteel samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het gehele antibioticabeleid in de dierhouderij in het kader van het tegengaan van antibioticaresistentie bij zowel dieren als mensen. De handhaving van de wettelijke regels vormt daarvan een essentieel onderdeel.
Ik verwijs hiervoor naar de brief die de minister van VWS en ik onlangs op
8 december 2010 naar uw Kamer hebben gezonden (Kamerstuk 29683-65).
De afsluiting van de Vlaketunnel |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Vraagtekens rond de Vlaketunnel»?1
Ja
Hebben zich in het verleden meer soortgelijke calamiteiten voorgedaan met in Nederland gebouwde tunnels?
Voor zover mij bekend niet.
Kunnen de herstelwerkzaamheden aan de Vlaketunnel uitgevoerd worden zonder schade voor de huizen van omwonenden, als gevolg van bodemdaling door verlaagd waterpeil?
Momenteel vindt onderzoek plaats naar de precieze oorzaak van de calamiteit. Tegelijkertijd worden maatregelen getroffen om vast te kunnen stellen of door de herstelwerkzaamheden schade kan ontstaan. Op basis van de resultaten daarvan wordt bepaald op welke manier de herstelwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Bij de uitvoering daarvan krijgt het voorkomen van schade aan bebouwing hoge prioriteit.
Kunt u een indicatie geven van het moment waarop de tunnel weer volledig operationeel kan zijn?
Nee, dit hangt af van de resultaten van het onderzoek en de daarop te baseren herstelwerkzaamheden. Zodra deze resultaten bekend zijn kan ik hier meer over melden.
Bent u bereid, vooruitlopend op volledige openstelling, op de kortst mogelijk termijn in de tunnels meer rijstroken open te stellen, ook voordat de oorzaken van de verschuiving definitief duidelijk zijn? Zo nee waarom niet?
RWS hecht aan een zo goed mogelijke doorstroming van het verkeer. Rijstroken kunnen opengesteld worden als de veiligheid van de weggebruikers en van de stabiliteit van de toeritgewaarborgd is. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het openstellen van meerdere rijstroken de voortgang van het onderzoek en de herstelwerkzaamheden kan vertragen. Binnen deze randvoorwaarden zullen zoveel mogelijk rijstroken worden opengesteld.
Wilt u bij de beantwoording van voorgaande vraag ook de mogelijkheid van extra monitoring van mogelijk omhoogkomend wegdek ter plaatse meenemen als middel om tijdelijk meer rijstroken open te stellen?
Ik laat dat al monitoren. Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u een indicatie geven van de economische schade voor de regio en de overlast voor weggebruikers, nu de Vlaketunnel al sinds 12 november 2010 niet of slecht toegankelijk is?
We doen alle moeite om de overlast te beperken, onder anderen door het aangeven van alternatieve routes. De weggebruikers gebruiken deze ook daadwerkelijk. De overlast blijft mede daardoor nu grotendeels beperkt tot de spitsperioden. De vertraging in de spitsperioden op werkdagen bedraagt gemiddeld circa 15 minuten. Daarbuiten is de vertraging verwaarloosbaar. Een berekening van de maatschappelijke kosten op basis van voertuigverliesuren maal een gemiddelde reistijdwaardering leidt tot een waarde van circa € 0,5 mln per week. Dit is een berekening bij benadering op basis van de gemiddelde vertraging.
Hadden de calamiteiten in de Vlaketunnel voorkomen kunnen worden? Waarom zijn de huidige problemen niet opgemerkt tijdens de werkzaamheden in het kader van het onderhoud dat dit voorjaar heeft plaatsgevonden? Is hier mogelijk sprake van nalatigheid? Welke werkzaamheden zijn er verricht in het kader van het onderhoud dit voorjaar?
In het kader van de onderhoudswerkzaamheden die in het voorjaar van 2010 hebben plaatsgevonden, zijn de technische installaties, verlichting etc. vervangen. Er zijn daarbij geen werkzaamheden verricht aan de constructie van de tunnel. De vermoedelijke oorzaak van het falen van de trekelementen onder de vloer van de toerit is niet via inspectie in het kader van preventief onderhoud te herkennen.
Wat gaat u er aan doen om dergelijke calamiteiten als zich nu hebben voorgedaan in de Vlaketunnel, in de toekomst te voorkomen?
Dat hangt af van de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak. Ik kan hier nog niet op vooruit lopen. Als daaruit blijkt dat de problemen zich op meer plaatsen kunnen voordoen, dan zal ik uiteraard preventief ingrijpen.
'Turkse regering doet een Khadaffi' |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Uitruil in de maak tussen EU en Turkije»?1
Ja.
Is het waar dat de Turkse regering een voorstel heeft gedaan om vluchtelingen op te vangen in ruil voor een soepelere visumregeling? Zo ja, deelt u de mening dat dit riekt naar chantage? Zo nee, waarom niet?
Er is geen direct verband tussen het Turkse pleidooi voor versoepelde visumverlening en de onderhandelingen over een Terug- en Overnameovereenkomst. Beide kwesties worden bepaald door eigen specifieke technische criteria. Wel is het zo dat soms een politiek verband wordt gelegd tussen beide kwesties, die immers beide raken aan het personenverkeer tussen de EU en derde landen.
Op dit moment zijn Turken visumplichtig. Turkije dringt al enkele jaren aan op een versoepeling van het visumregime van de EU. Nederland meent dat Turkije, net als alle andere landen, pas in aanmerking kan komen voor versoepeling van het visumregime als aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. Momenteel is er geen sprake van een voorstel van de Europese Commissie, of van een mandaat van de EU-lidstaten voor het starten van onderhandelingen met Turkije over een visumfacilitatie-overeenkomst. Visumliberalisatie, ofwel totale vrijstelling van de visumplicht, met Turkije is op dit moment geheel niet aan de orde. Overigens zijn Nederlanders ook visumplichtig in Turkije.
De EU en Nederland hebben veel belang bij goed functionerende Terug- en Overnameovereenkomsten met de buurlanden, ook met Turkije. Met een dergelijke Overeenkomst zouden illegale migranten die via Turkije de EU zijn binnengekomen, gemakkelijker kunnen worden teruggestuurd.
De EU onderhandelt met Turkije sinds 2005 over een Terug- en Overnameovereenkomst. Deze onderhandelingen kregen een nieuwe impuls in 2009. In de voortgangsrapportage Turkije (welke uw Kamer op 9 november is toegezonden) schrijft de Europese Commissie dat deze onderhandelingen voortgang boeken.
Deelt u de mening dat de Turkse regering de vluchtelingen misbruikt door ze onder erbarmelijke omstandigheden op te vangen in ruil voor een soepelere visumregeling, zodat Turken gemakkelijker de Europese Unie kunnen binnenkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat dit voorstel geen werkelijkheid wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Het onderzoek naar robuuste dieren |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Deense research wil genetica voor robuuste kip»?1
Ja.
Kent u het bericht «Snelle groei landbouwhuisdieren ten koste van afweersysteem»?2
Ja. Het bericht «snelle groei landbouwhuisdieren ten koste van afweersysteem» heeft betrekking op een analyse van met name pluimveeliteratuur, op grond waarvan de onderzoekers concluderen dat het mogelijk moet zijn dieren te fokken met een hoge groeisnelheid zonder verlies van immuunfuncties.
Bent u bereid in navolging van de Deense overheid een fokkerijproject te starten of te stimuleren om een grotere mate van weerstand tegen ziektes te bereiken? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo neen, waarom niet?
In de Nota Dierenwelzijn wordt het belang van fokkerij voor dierenwelzijn aangegeven en in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij is als uitdaging opgenomen dat de houderij en fokkerij meer ondersteuning moet gaan bieden aan de weerstand van landbouwproductiedieren. Deze ontwikkeling kan in mijn ogen worden gerealiseerd zonder extra financiële impuls vanuit de Nederlandse overheid.
Een deel van het Nederlandse fokkerij-onderzoek wordt momenteel gefinancierd uit Europese middelen. Daarnaast levert het ministerie van EL&I een bijdrage in het NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek)-programma Waardering van Dierenwelzijn, waarin robuustheid en adaptatievermogen een belangrijk thema is. Mijn ministerie heeft tevens gedurende meerdere jaren een bijdrage geleverd aan een project gericht op de genetica van robuustheid bij legkippen.
Het fokkerijbedrijfsleven in Nederland is zich ervan bewust dat eenzijdige selectie op groei niet ten goede komt aan de afweer van landbouwhuisdieren. In fokprogramma’s voor commercieel gehouden dieren is het vermogen van dieren om gezond te blijven een belangrijk kenmerk. Tegelijk zie ik in de consumentenmarkt een toenemende vraag naar vlees van traaggroeiende rassen. De pluimveehouders, die momenteel deze kuikens houden, geven aan dat de kuikens weinig tot geen gezondheidsproblemen hebben.
Vanwege het sterk internationale karakter van de pluimveefokkerijsector komen resultaten uit onderzoek breed beschikbaar. De resultaten van het Deense onderzoek zullen naar verwachting dus ook bijdragen aan de weerstand van Nederlands pluimvee.
Bent u bereid daar een zelfde mate van overheidsfinanciering voor beschikbaar te stellen als in Denemarken het geval is? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Honderden dode varkens die zijn aangetroffen in Limburg |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «honderden dode varkens aangetroffen op boerderij in Limburg»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de naam van de gemeente waar deze zaak speelt niet bekend zou mogen worden?
De naam van de gemeente is in eerste instantie niet bekendgemaakt vanwege de privacybescherming van de betrokkenen. Pas nadat de gemeente Nederweert zelf haar naam in de media noemde, heeft de nVWA besloten om ook de gemeentenaam te noemen.
Is het waar dat op de boerderij in kwestie geen elektriciteit aanwezig was? Kunt u aangeven hoelang deze situatie al duurde en hoe de stallen gekoeld en geventileerd werden tijdens warme perioden?
Tijdens het bezoek van de nVWA op zaterdag 27 november 2010 werd geconstateerd dat er geen elektriciteit aanwezig was in de stal. Momenteel wordt onderzocht hoe lang deze situatie al duurde.
Is het waar dat er kadavers aangetroffen zijn van «enkele jaren oud»? Zo ja, hoe lang hebben de kadavers daar gelegen en waarom is daar niet eerder tegen opgetreden?
De kadavers die op zaterdag 27 november 2010 werden aangetroffen waren naar de inschatting van de dierenarts van de nVWA zo’n twee jaren oud. Nader onderzoek hiernaar is momenteel gaande.
Kunt u aangeven wanneer de betreffende veehouder voor het laatst gecontroleerd is door de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA)? Wat was het resultaat van die controle?
De betreffende veehouder is gecontroleerd in 2002, 2004 en 2007. Er waren toen geen indicaties dat dierenwelzijn een probleem was of zou kunnen worden.
Kunt u aangeven hoe vaak een veehouderij gemiddeld gecontroleerd wordt door de nVWA?
Acht u een dergelijke frequentie toereikend? Kunt u in uw antwoord ingaan op de relatie met de aangetroffen calamiteit?
Hoe lang kan wat u betreft een veehouderij voortgaan met wetsovertreding zoals hier gemeld, alvorens de nVWA op eigen initiatief maatregelen neemt?
Is het voorval voor u reden om de controlefrequentie bij veehouderijen op te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De barrières in regelgeving voor stichting Solink |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP), Renske Leijten , Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met stichting SOlink, die twee maatschappelijke problemen (eenzaamheid onder ouderen en een gebrek aan huisvesting voor studenten) op wil lossen door rustige, kamerzoekende studenten onder te brengen bij een alleenstaande of eenzame oudere, waarbij de student de verplichting op zich neemt om een zekere mate van saamhorigheid te betrachten en gezamenlijke activiteiten te verrichten? Deelt u de mening dat dit maatschappelijke initiatief alle steun moet krijgen om uit te kunnen groeien tot een succes?
Ik ben op de hoogte van het bestaan van de Stichting SOlink. Sinds 2009 bestaan er contacten tussen medewerkers van mijn departement en vertegenwoordigers van deze Stichting.
Graag wil ik voorop stellen dat ik het initiatief van de Stichting SOlink van harte ondersteun, omdat het samenwonen van alleenstaande ouderen met studenten een uitkomst kan zijn voor het tekort aan geschikte studentenhuisvesting en het tevens het sociaal isolement van sommige alleenstaande ouderen kan voorkomen.
Het mooie is dat dit initiatief binnen de wettelijk kaders van de AOW kan worden verwezenlijkt. Voorwaarde hiervoor is wel dat de alleenstaande oudere en de student zowel ten aanzien van hun huisvesting als ten aanzien van hun onderlinge zorg hun relatie op een zakelijke wijze hebben vormgegeven. Er zijn dus geen barrières in de regelgeving die de werkzaamheden van de Stichting SOlink zouden belemmeren.
De Stichting SOlink heeft contact opgenomen met mijn medewerkers om te bezien welke mogelijkheden er bestaan om de alleenstaande oudere en de student samen te laten wonen zonder dat dit financiële consequenties heeft voor de hoogte van het AOW-pensioen van de oudere. In dat kader is informatie gegeven over het recht op AOW-pensioen, de verschillende hoogten daarvan naar gelang de leefsituatie en het begrip gezamenlijke huishouding binnen de sociale zekerheid.
De Stichting SOlink meldde vervolgens dat zij enkele individuele overeenkomsten ter beoordeling aan de SVB hadden voorgelegd. De SVB zou volgens de Stichting SOlink de door hen overgelegde overeenkomsten als onvoldoende zakelijk hebben gekwalificeerd. Daarbij heeft de SVB tevens aangegeven aan welke eisen de contracten moeten voldoen: er is sprake van een commerciële relatie als de te leveren prestaties en de daarvoor bedongen prijs zijn vastgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de prijs voor huisvesting en overige diensten. Ook dient de bedongen prijs te worden betaald. Verder moet de prijs in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is. Dit laatste veronderstelt tevens de periodieke aanpassing van de bedongen prijs.
De SVB adviseerde daarop de Stichting SOlink de door hen opgestelde contracten aan de hand van de bovengenoemde eisen nader te bezien en aan te passen. Die conclusie onderschrijf ik.
Uw verzoek om de SVB op te dragen de overeenkomsten tussen SOlink, de studenten en de alleenstaande ouderen generiek te gaan beschouwen als een «commerciële» relatie, kan ik niet inwilligen. Dit zou betekenen dat voor de Stichting SOlink een uitzondering zou worden gemaakt op het begrip gezamenlijke huishouding in de AOW, waarbij niet alleen de zakelijk vormgegeven contracten maar alle vormen van ongehuwd samenwonen tussen een oudere en een student tot gevolg hebben dat de AOW-gerechtigde recht heeft op een ongehuwdenpensioen. Deze algemene uitzondering voor samenwonende ouderen/studenten leidt tot strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en heeft ook een ongewenste doorwerking naar andere sociale zekerheidswetten waarin het hetzelfde begrip gezamenlijke huishouding wordt gehanteerd.
Overigens is de door u gewenste uitzondering voor deze specifieke groep ook niet nodig. Zoals ik hiervoor al heb aangestipt, kan de Stichting SOlink zijn doelstellingen gemakkelijk verwezenlijken door de door hen opgestelde contracten op een zakelijke manier vorm te geven. De hoogte van het AOW-pensioen blijft dan ongewijzigd.
Bent u ermee bekend dat dit initiatief aanloopt tegen de grenzen van de AOW-regelgeving met betrekking tot het voeren van een gezamenlijke huishouding vanwege de constructie dat de stichting woonruimte huurt bij de eenzame oudere en die vervolgens weer in bruikleen stelt aan een woningzoekende student?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) concludeert dat de overeenkomsten via een tussenpersoon in onvoldoende mate duiden op een zakelijke relatie tussen de eenzame oudere en de woningzoekende jongere, waardoor er een kans is dat de eenzame oudere wordt gekort op zijn of haar AOW?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich voorstellen dat veel senioren ervan afzien om deel te nemen aan het initiatief van SOlink, omdat zij zich zorgen maken over mogelijke financiële consequenties voor de hoogte van hun AOW?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat de SVB de overeenkomsten tussen SOlink, de studenten en de eenzame ouderen generiek gaat beschouwen als een «commerciële» relatie, waardoor deze relatie geen gevolgen meer kan hebben voor de AOW? Het betreft hier immers, zoals uw ambtsvoorganger ook al zei, een vergelijkbare situatie met het «klassieke» model bij een hospita als zijnde een «commerciële» relatie?1
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de plenaire begrotingsbehandeling van SZW?
Zie antwoord vraag 1.
Het voortbestaan van Fokus-projecten |
|
Renske Leijten |
|
Deelt u de mening dat de unieke visie en werkwijze van Fokus-wonen behouden dient te blijven? Zo nee, waarom niet?1
In ADL-clusterwoningen wonen mensen met een ernstige lichamelijke handicap. Velen daarvan zijn aangewezen op 24-uurs zorg op afroep. Dat is voor deze mensen een essentiële voorwaarde om een zelfstandig leven te kunnen leiden. Dat dient uiteraard mogelijk te blijven als op 1 januari 2012 de huidige financiering van deze zorg vanuit een tijdelijke subsidieregeling eindelijk wordt vervangen door reguliere bekostiging. Na dertig jaar is het experimenteerstadium van het Fokuswonen voorbij. De overgang naar de AWBZ betekent uiteraard wel dat er voor cliënten en zorgaanbieders veranderingen op kunnen treden die samenhangen met het verdwijnen van de subsidieregeling. Een verandering voor bewoners is dat voor de zorg in ADL-clusters een eigen bijdrage betaald moet worden. De aanbieder krijgt te maken met meerdere regimes. Het is in de nieuwe situatie aan zorgaanbieder en verzekerde om heldere afspraken te maken over de gewenste invulling van de AWBZ-indicatie.
Bent u van mening dat deze werkwijze behouden kan blijven wanneer het Fokus-wonen grotendeels wordt ondergebracht in de AWBZ? Wilt u uw antwoord toelichten?
Per 1-1-2012 krijgen de bewoners een recht op AWBZ-zorg voor de zorg in- en om de woning die thans nog via een instellingssubsidie wordt bekostigd. Vanaf dat moment gelden ook voor bewoners van ADL-clusters de regels die van kracht zijn voor alle andere mensen met een lichamelijke beperking. Voor individuele bewoners kan dat gevolgen hebben. Bij de indicatiestelling door het CIZ is namelijk de geobjectiveerde zorgbehoefte het uitgangspunt en niet de subjectieve zorgvraag zoals in de huidige dienstverlening in ADL-clusters. Een bewoner kan dan niet zonder meer ten laste van de AWBZ meer hulp vragen dan nodig is om een verantwoorde situatie te bereiken. Daarnaast speelt dat de AWBZ-indicatie is afgestemd op een doelmatige manier van zorgverlening. Het kan doelmatiger zijn om een aantal handelingen tijdens één sessie uit te voeren. Gebleken is echter dat de meeste bewoners van ADL-clusters momenteel niet meer hulp inroepen dan waarop zij op grond van de AWBZ recht op zouden hebben. Uit de resultaten van het herindicatietraject komt naar voren dat de huidige gemiddelde ingeroepen ADL-assistentie van bewoners goed past in de AWBZ-indicatie voor persoonlijke verzorging. Voor velen zal de overgang per 1-1-2012 dan ook geen grote gevolgen hebben.
Kent u de zorgen van Fokus-cliënten over het voornemen om deze voorziening onder te brengen in de AWBZ? Zo ja, wat is hierop uw reactie? Zo nee, bent u bereid zich hierover actief te informeren bij de betrokkenen?
Ja. De cliëntenraad heeft op 2 november 2009 aan voormalig Staatssecretaris Bussemaker een notitie overhandigd tijdens de viering van het 30 jarig jubileum van Fokus. Als vervolg daarop hebben ambtenaren van mijn ministerie meerdere malen gesproken met de cliëntenraad van Fokus om te spreken over hun zorgen en wensen. Daarnaast ontvang ik soms ook rechtstreeks signalen van kritische bewoners van ADL-clusters.
Deelt u de mening dat de 24-uursbeschikbaarheid van een ADL-hulp (algemene dagelijkse levensverrichtingen) voor veel Fokus-cliënten essentieel is om zelfstandig te kunnen blijven wonen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de bezorgdheid van Fokus-cliënten dat overheveling naar de AWBZ zal leiden tot versobering of zelfs verdwijning van de Centrale Units van waaruit ADL-hulpen opereren? Kunt u toezeggen dat deze bezorgdheid ongegrond is? Wilt u uw antwoord toelichten?
De ADL-units zijn nodig om 24 uur per etmaal noodoproepen te kunnen beantwoorden. De bezorgdheid dat ADL-units als gevolg van de overheveling van ADL-assistentie naar de AWBZ zouden moeten verdwijnen deel ik niet. Voor de totstandkoming van de bestaande ADL-units hebben de woningcorporaties middelen ontvangen van de overheid. De corporaties stellen de bestaande centrale ADL-units om niet beschikbaar aan de aanbieders van ADL-assistentie. Voor nieuwe steunpunten is de NZa-beleidsregel Zorginfrastructuur van kracht. Op dit moment werkt de Nederlandse zorgautoriteit (Nza) aan een uitvoeringstoets over de bekostiging van 24-uurs zorg op afroep. Aan de NZa is expliciet gevraagd om te bezien of wijzigingen in de bekostiging van zorg op afroep noodzakelijk zijn als gevolg van de beëindiging van de instellingssubsidie aan Fokus per 1-1-2012.
Wat is uw reactie op de bezorgdheid van Fokus-cliënten dat overheveling naar de AWBZ zal leiden tot het verlies van de regie over het eigen leven, bijvoorbeeld niet meer de duur van een douchebeurt of het tijdstip van naar bed gaan kunnen bepalen? Kunt u toezeggen dat deze bezorgdheid ongegrond is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind deze bezorgdheid ongegrond. Het is en blijft aan Fokus en de cliënt om goede afspraken te maken over de wijze waarop de zorg wordt geleverd. Net als voor alle andere lichamelijk gehandicapten die niet kiezen voor een Fokuswoning, moet de omvang van de ingeroepen zorg passen binnen de afgegeven AWBZ-indicatie. Uit het herïndicatietraject komt naar voren dat de omvang van de hulp die de bewoners gemiddeld inroepen goed past binnen de afgegeven AWBZ-indicaties.
Bent u van mening dat de versnipperde ZZP-/PGB-financiering2 bevorderlijk is voor het voortbestaan en de ontwikkeling van unieke, kleinschalige concepten voor wonen en zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is voor veel zorgaanbieders een gegeven dat mensen met een hulpvraag op meerdere systemen een beroep kunnen doen voor wonen, zorg en ondersteuning. Veel zorgaanbieders slagen er in om voor een doelgroep een samenhangend zorgaanbod te organiseren, zodanig dat hun bewoners weinig last van de schotten hebben. Het is echter ook van belang dat niet alleen aanbieders maar ook de inkopers meer integraal denken en inkopen. Pas dan kan voor de mensen met een hulpvraag het beste resultaat worden bereikt.
Op welke wijze garandeert u dat unieke, kleinschalige concepten voor wonen en zorg kunnen worden ontwikkeld en blijven voortbestaan? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik geef geen garanties. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van cliëntorganisaties, gemeenten, corporaties en zorgaanbieders om de handen ineen te slaan en ervoor te zorgen dat alle mensen met een zorgvraag op de woningmarkt aan hun trekken kunnen komen. Door goede samenwerking op lokaal niveau en het optimaal gebruiken van de mogelijkheden die de wet- en regelgeving biedt, kunnen zorg- en woonconcepten waar mensen met een beperking behoefte aan hebben, behouden blijven en nieuwe concepten tot ontwikkeling komen.
Restricties bij export naar Iran |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «UK to restrict exports to Iran»?1
Ja.
Exporteren Nederlandse bedrijven ook zogenaamde «dual-use» goederen die volgens de sancties van de Europese Unie mogelijk ook voor het Iraanse nucleaire programma kunnen worden gebruikt? Zo ja, kunt u een overzicht verstrekken van deze goederen?
Dual-use goederen zijn goederen die vanwege hun aard zowel een civiele als een militaire toepassing kunnen krijgen. Om te voorkomen dat deze goederen worden gebruikt voor de ontwikkeling en productie van massavernietigingswapens of overbrengingsmiddelen, gelden strenge regels voor de uitvoer en doorvoer ervan. Deze regels zijn gebaseerd op de Europese dual-use verordening (Verordening (EU) nr. 428/2009).
Vanwege het omstreden nucleaire programma van Iran, de voortdurende weigering gehoor te geven aan de eisen van de VN-Veiligheidsraad en gebrekkige samenwerking met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), heeft de EU sinds 2007 steeds strengere sancties ingesteld tegen Iran. Op 27 oktober jl. zijn de meest recente sanctiemaatregelen in werking getreden (Verordening (EU) nr. 961/2010 van 25 oktober 2010).
Deze sancties bevatten onder andere vergaande beperkingen voor de uitvoer van dual-use goederen naar Iran. Het is verboden goederen uit te voeren die gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van kernwapens, en overbrengingsmiddelen daarvoor (bijvoorbeeld raketten of onbemande vliegtuigen). Dat verbod geldt ook voor goederen die gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van chemische of biologische wapens of voor conventioneel militaire toepassingen. Voor sommige van deze goederen is een ontheffing van het uitvoerverbod mogelijk, mits voldoende vaststaat dat de goederen uitsluitend voor civiele doeleinden zullen worden gebruikt.
Bij de laatste Iran-verordening (nr. 961/2010) is tevens een lijst met aanvullende goederen en technologieën vastgesteld die niet voorkomen op de goederenlijst van de dual-use verordening van de Europese Unie (nr. 428/2009). Voor deze goederen is op basis van de Iran-verordening nu ook een vergunning nodig.
Zoals in Europees verband overeengekomen, pas ik bij vergunningaanvragen voor uitvoer naar Iran het principe van «presumption of denial» toe. Dat wil zeggen dat ik een vergunningaanvraag voor uitvoer naar Iran afwijs indien de geringste twijfel bestaat over de verklaring dat de uit te voeren goederen een civiele toepassing zullen krijgen.
Tegelijkertijd blijft de regering streven naar een Europees «level playing field», ook voor Nederlandse bedrijven en ondernemers.
Ik heb een overzicht bijgevoegd van vergunningen voor de uitvoer naar Iran die ik of mijn ambtsvoorgangers aan Nederlandse bedrijven hebben verstrekt van het moment dat de sancties in 2007 van kracht werden tot eind 2010.2
Bent u bereid in navolging van uw Britse collega de toestemming voor de export van dergelijke «dual-use» goederen naar Iran per direct in te trekken, indien er sprake is van dergelijke export vanuit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Met zijn exportcontrolebeleid ten aanzien van Iran behoort Nederland tot de strengsten van Europa en de regering zal hier, gezien de huidige situatie in Iran, niet van afwijken. Niettemin is de regering van mening dat dual-use goederen die aantoonbaar een civiele (o.a. humanitaire) toepassing zullen hebben, naar Iran geëxporteerd moeten kunnen blijven worden.
Het pleidooi van De Nederlandsche Bank het NGH-tarief te verhogen |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Hypotheekgarantie onder vuur»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling van De Nederlandsche Bank (DNB) dat de premies voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) naar een meer kostendekkend niveau zouden moeten? Is het waar dat de premie dan bijna zou verdrievoudigen, van 0,55% naar 1,5%? Deelt u overigens de mening dat DNB hier niet de toezichthouder is?
Ieder jaar wordt een berekening gemaakt om de hoogte van de NHG-premie in het erna volgende jaar te bepalen. Het uitgangspunt is dat de premie over een langere reeks van jaren kostendekkend moet zijn. Daarnaast wordt er rekening gehouden met meer conjuncturele factoren door een risico-opslag te hanteren. Voor 2011 is de premie vastgesteld op 0,55%. Deze is opgebouwd uit een kostendekkende premie van 0,36% en een risico-opslag van 0,19%. Deze risico-opslag is bedoeld om situaties aan te kunnen in geval de verliezen hoger zijn dan gemiddeld. De beide componenten van de premie vormen de voeding voor een buffer in de vorm van het garantievermogen. De omvang van het garantievermogen van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is dermate groot dat op de korte termijn geen tekorten worden verwacht. Het is mogelijk dat in uitzonderlijke (slechte) omstandigheden het waarborgfonds een beroep moet doen op de achtervang van de overheid. In dat geval worden achtergestelde, renteloze leningen verstrekt aan het waarborgfonds. Dit is het wezen van de overheidsachtervang: het afdekken van een kleine kans op een grote schade voor het waarborgfonds.
Zie hiervoor uitgebreid een eerder antwoord over de kostendekkende NHG-premie uit december 2009 (TK 30 196, nr. 91) en de antwoorden op de recente Kamervragen van het lid Koolmees (TK Vergaderjaar 2010–2011, 362).
Mij is niet bekend dat DNB van mening is dat de premie zou moeten stijgen naar 1,5%. Navraag bij DNB heeft opgeleverd dat men van oordeel is dat de eenmalige premie te laag is in verhouding tot het risico, wat blijkt uit het feit dat de voordelen van NHG voor de koper in de vorm van een jaarlijkse rentekorting hoger liggen dan de eenmalige door de koper te betalen premie, waardoor een verstorende werking van de NHG uitgaat. Het is heel goed mogelijk dat er een verschil is tussen de kostendekkende premie op langere termijn en de huidige beprijzing van de voordelen van de NHG door marktpartijen. De voordelen van het instrument kunnen door de tijd anders ingeschat worden door geldgevers. Sinds het uitbreken van de kredietcrisis is de rentekorting voor leningen met NHG door de geldverstrekkers verhoogd van circa 0,2% naar 0,5%. Het verschil tussen de rentekorting en de premie komt overigens ten goede aan de consument en vormt onderdeel van de stimulerende werking van het instrument NHG.
Ten aanzien van het Waarborgfonds Eigen Woningen wordt het toezicht uitgevoerd door de minister van BZK en niet DNB.
Kunt u de berekening die DNB heeft gemaakt toelichten? Kunt u aangeven hoeveel de premie-inkomsten van het fonds de afgelopen 10 jaar jaarlijks bedroegen en hoeveel uitgaven er per jaar zijn gedaan? Hoe groot is de buffer van het fonds? Kunt u aangeven bij welke scenario’s deze buffer niet meer toereikend is? Is het waar dat deze buffer pas ontoereikend is bij extreme scenario’s waarin de huizenprijzen met 25% dalen en de werkloosheid oploopt tot 10%?
In onderstaande tabel zijn de gevraagde kerncijfers van het WEW opgenomen, waaronder de premie-inkomsten, de verliezen en het garantievermogen. In de afgelopen 10 jaar is het garantievermogen gestaag gegroeid. Eind 2009 bedroeg het garantievermogen ruim 600 mln euro. De verwachting van het WEW is dat het garantievermogen in 2010 verder zal toenemen.
Baten totaal
waarvan premie
Lasten totaal
waarvan verliezen
Saldo baten en lasten
Omvang Garantievermogen
2000
35,8
24,9
2,0
0,6
33,8
181,1
2001
34,6
23,1
2,5
0,5
32,1
213,3
2002
35,2
21,5
3,3
1,1
31,9
245,2
2003
47,1
33,4
6,7
4,4
40,4
285,6
2004
61,1
45,3
11,8
8,5
49,3
334,9
2005
71,0
54,3
18,5
14,6
52,5
387,0
2006
63,9
50,6
25,5
21,3
38,4
425,4
2007
70,1
56,3
31,9
25,9
38,2
463,6
2008
82,2
60,5
25,6
19,0
56,6
529,4
2009
110,1
77,8
29,3
22,0
80,8
610,2
Bij de doorrekening van een stress test waarbij de huizenprijzen met 25% afnemen over een periode van 4 jaar en nadien stabiel blijven, en waarbij de werkloosheid oploopt tot een tweejarige piek van 10% en daarna daalt naar het lange-termijngemiddelde van 6%, bleek dat het fonds dit scenario nog kan opvangen. Bij scenario’s met een sterkere prijsdaling dan 25% en/of een langduriger periode van hoge werkloosheid (10%) zal de huidige buffer ontoereikend kunnen zijn.
Deelt u de mening dat de maatschappelijke waarde van de Stichting Waarborgfonds er nu juist uit bestaat om tegen de laagst mogelijke premies hypotheekgarantie te bieden, opdat mensen ondersteund worden bij de aanschaf van een huis?
Het uitgangspunt is dat de premie NHG kostendekkend is op langere termijn. Het premiebeleid tot nu toe is erop gericht om voldoende premie te vragen en voldoende buffer op te bouwen om op langere termijn kostendekkend te zijn. Gezien de onzekerheid op de korte termijn en de verhoging van de NHG-grens is de premie in 2009 verhoogd van 0,45% naar 0,55%. Op dit moment wordt veel waarde gehecht aan een risicobeperkend instrument als de NHG. Voor leningen met NHG is de korting op het rentepercentage dat geldgevers bieden in korte tijd omhoog gegaan van gemiddeld circa 0,2% naar 0,5%.
Deelt u de mening dat een stijging zoals bepleit door DNB velen zal kunnen weerhouden van de aankoop van een huis?
Zoals gezegd bij het antwoord op vraag 2 ken ik geen pleidooi van DNB om de NHG-premie te verhogen naar 1,5%. Meer in het algemeen kan ik aangeven dat ik verwacht dat een NHG-premie van 1,5% het kopen van een huis met een NHG-hypotheek minder aantrekkelijk zal maken.
Deelt u de mening dat de premies voor de NHG niet verhoogd hoeven te worden?
De premie voor 2011 is medio dit jaar vastgesteld op 0,55% op basis van een actuariële liquiditeitsprognose en ik zie thans geen aanleiding tot verhoging. In 2011 zullen het Rijk en het WEW verder onderzoek doen naar de uitgangspunten van de liquiditeitsprognose. Het uitgangspunt dat de premie kostendekkend is op de langere termijn wordt daarbij betrokken.
Bent u van plan het advies van DNB te volgen?
Zie de antwoorden op de vragen 5 en 6.
Het Holland-Belgium bid voor het Wereld Kampioenschap (WK) 2018 |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Is het waar dat u op 19 november 2010 nieuwe documenten heeft verstrekt die betrekking hebben op de Nederlands-Belgische kandidatuur voor het WK voetbal in 2018? Zo ja, om welke documenten gaat het? Kunnen afschriften daarvan naar de Kamer worden gestuurd?1
Ja, op 19 november 2010 zijn zowel aan RTL als aan de NRC documenten verstrekt in het kader van de Wob. Al eerder, namelijk op 7 oktober 2010, waren in dat verband naar beide partijen stukken gestuurd die betrekking hadden op het besluit van het kabinet het WK voetbal te steunen en de wijze waarop dat besluit tot stand is gekomen. In aanvulling daarop heeft NRC gevraagd naar stukken die betrekking hadden op de subsidieaanvraag van de KNVB voor de gehele bidprocedure. Deze stukken zijn op 19 november 2010 aan zowel de NRC als RTL ter beschikking gesteld. Bijgaand treft u een kopie van de betreffende set aan.2
Hoe is het mogelijk dat deze documenten later opduiken uit het archief? Kunt u uw antwoord toelichten? Zit er nog meer in het archief dat nog niet geopenbaard is?
Bij de beoordeling van het Wob-verzoek heb ik alle documenten die betrekking hebben op het besluit van het kabinet en de wijze waarop dat besluit tot stand is gekomen verzameld. Ik ben van oordeel dat de subsidieaanvragen weliswaar indirect verband houden met het kabinetsbesluit, maar niet inhoudelijk betrekking hebben op de besluitvorming als zodanig. Het verzoek van NRC heb ik dan ook opgevat als een nieuw verzoek om informatie.
Is het waar dat de documenten zijn verstrekt in het kader van een Wob-verzoek? Lopen er met betrekking tot de WK-kandidatuur nog andere Wob-verzoeken en/of procedures, met als mogelijk gevolg en/of de mogelijke uitkomst de verstrekking van aanvullende documenten? Zo ja, wanneer verwacht u dat die aanvullende documenten verstrekt gaan worden?
Ja (zie antwoord op vraag 1) Er lopen op dit moment geen andere Wob-procedures. RTL heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 7 oktober en 19 november 2010. Voorts heeft RTL een voorlopige voorziening aangevraagd. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is door de rechtbank Amsterdam afgewezen, doch met dien verstande dat de rechter wel verzocht heeft om in de bezwaarprocedure mede de e-mailcorrespondentie in het Wob-besluit te betrekken. Deze bezwaarprocedure zal er uiteindelijk toe leiden dat mogelijk meer informatie openbaar wordt gemaakt, waaronder dus ook e-mails.
Hoe verhouden de antwoorden op vraag 5 en vraag 7 zich tot elkaar? Zegt u toe dat er geen extra kosten voor onder andere stadions zullen optreden om de suggestie van een blanco cheque geheel weg te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In antwoord (24 november 2010) op kamervragen d.d. 15 oktober 2010 van het lid Leijten (SP) heb ik melding gemaakt van de afspraken die er bestaan tussen het kabinet en de burgemeesters van de vijf speelsteden over de dekking van de kosten van de stadionaanpassing. Indien het WK zou zijn toegewezen zou nader overleg plaats vinden over een voor beide partijen acceptabele oplossing voor de dekking van de kosten die samenhangen met de WK eisen. Dat betreft de aanpassing van de stadions die verder gaat dan de al voorziene aanpassingen van diezelfde stadions. Die laatste aanpassingen zullen ook plaats vinden zonder het WK voetbal en daar heeft de afspraak met de burgemeesters geen betrekking op.
Is het waar dat bij de Europese Commissie de belastingvrijstelling met een hoog gevoelige status behandeld wordt?
Het is mij niet bekend dat de aan de FIFA toegezegde belastingvrijstelling in het kader van het WK-bid door Nederland en België en/of de door Engeland, Spanje en Portugal toegezegde belastingvrijstelling, door de Europese Commissie als hooggevoelig zou zijn aangemerkt.
Kunt u de totale begroting van het Holland-Belgiumbid openbaar (laten) maken? Zo nee, waarom niet?
In mijn Wob-besluit van 19 november 2010 heb ik aangegeven dat openbaarmaking van de begroting de positie van het Holland-Belgium Bid in de aanloop naar het definitieve besluit van de FIFA zou kunnen schaden. Daarmee zou immers inzage worden gegeven in de wijze waarop het BID zou worden gepresenteerd. Gelet op de afwijzing van het Nederlandse BID is dit argument minder zwaarwegend. Met inachtneming van de Wob zal ik in mijn beslissing op het bezwaarschrift van RTL nogmaals bezien of openbaarmaking dan mogelijk kan zijn.
Is het waar dat de bijdrage voor de begroting van het Holland-Belgiumbid van overheden (Rijk en gemeenten) hoger is dan die van sponsors? Hoe oordeelt u hierover?
De KNVB heeft een begroting ingediend voor de gehele bidprocedure van in totaal € 15 miljoen. Door het Rijk is een bijdrage van € 4,5 miljoen verleend. Daarvan is 1 miljoen afkomstig van het Ministerie van ELI en 3,5 miljoen van VWS. Een zelfde bedrag is aan de Belgische overheid gevraagd. De rest van de begroting – 6 miljoen – is gedekt door bijdragen van de voetbalbonden en sponsors. Ik vind dit een acceptabele verdeling. De begroting die destijds bij VWS is ingediend is gebaseerd op een aantal aannames. Het Holland Belgium Bid comité is, direct na 2 december jl. al gestart met de afrekening om de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven vast te stellen. Deze afrekening zal ik u in het voorjaar doen toekomen. Deze afrekening zal een goed inzicht geven op de kosten van de verschillende activiteiten, zoals het haalbaarheidsonderzoek, het produceren van het Bid Book, communicatie in verschillende vormen, de finale presentatie in Zürich op 2 december, e.d. Duidelijk is al wel, dat volgens het Bidcomité ruim binnen die begroting gebleven wordt.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van Harry Been dat de belastingvrijstelling de Nederlandse staat «hooguit tientallen miljoenen» zal kosten, in relatie tot uw informatie over € 300 miljoen?23
De cijfers die de heer Been heeft genoemd zijn gebaseerd op berekeningen die door het bureau PWC in opdracht van de stichting The HollandBelgium Bid zijn gemaakt. Uit die berekening komt een bedrag van om en nabij de € 30 miljoen naar voren. De bedragen hangen erg af van de gekozen aannames.
In antwoord op door de heer Klaver van de fractie van GroenLinks op 12 augustus 2010 gestelde vragen over de raming van de kosten van de aan de FIFA toegezegde fiscale vrijstellingen, is al een keer een toelichting gegeven op de door het kabinet geraamde kosten van de fiscale vrijstellingen van maximaal € 300 miljoen. Ik zou hier graag kortheidshalve naar de antwoorden op deze vragen willen verwijzen (II, 2009–2010, Aanhangsel, nr. 3345).
Bent u van mening dat het bijdraagt aan de openheid als de woordvoerder van het Holland-Belgiumbid en u andere cijfers noemen als het gaat over de kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de kosten en baten van het WK voetbal bestaan nu eenmaal verschillende opvattingen. Die verschillen ontstaan, zoals gezegd, door de gekozen aannames. Wanneer die aannames duidelijk zijn, dan behoeft dat de openheid niet negatief te beïnvloeden.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het AO WK-bid op 8 december?
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat kunsthandelaren voornemens zijn om de kunst vanaf 1 januari 2011 via onder andere Groot Brittannië te importeren?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat kunsthandelaren in reactie op de aangekondigde BTW-verhoging nu overwegen om import van grote kunstwerken (bijvoorbeeld kunst van buiten de Europese Unie) nu onder meer via het Verenigd Koninkrijk te laten verlopen, waar een lager BTW-tarief hoeft te worden betaald? Is deze route legaal?
De reguliere invoer van goederen via een ander EU-land is geheel legaal. Dit geldt voor kunstvoorwerpen evenzeer als voor ieder ander goed. Daarbij zullen die goederen via de daarvoor geldende regelingen vanuit dat land naar Nederland moeten worden overgebracht. Uiteraard dient het hierbij te gaan om reële transacties, met andere woorden om normale handelstransacties. Indien in het toezicht door de Belastingdienst blijkt dat sprake is van schijnconstructies met het doel te voorkomen dat btw wordt geheven over de invoer die feitelijk in Nederland plaatsvindt, zullen deze constructies worden aangepakt.
Is bij de geschatte opbrengst van de btw-verhoging op kunst rekening gehouden met mogelijk ontwijkgedrag?
Bij het berekenen van de opbrengst van de btw-verhoging op kunst is geen rekening gehouden met mogelijk ontwijkgedrag.
Wat is de geschatte inkomstenderving wanneer kunsthandelaren niet langer via Nederland kunst importeren?
Wat zou de schatkist binnenkrijgen bij een import van een kunststuk van 1 miljoen euro onder het bestaande belastingregime? Wat zou de schatkist volgens uw berekeningen binnenkrijgen als de hogere BTW van toepassing wordt? En wat zou de schatkist krijgen wanneer hetzelfde kunstwerk ingekocht zou worden via bijvoorbeeld een Brits postadres, waar dus een veel lager (5%) BTW tarief wordt gehanteerd?
Klopt het beeld dat met name kleine handelaren die niet de middelen hebben om gebruik te maken van een buitenlands postadres hierdoor in financiële problemen komen?
Welke problemen voorziet u voor de internationale concurrentiepositie in zijn algemeenheid wat betreft de kunsthandelsector in Nederland?
Kunt u aangeven hoe groot de verschillen zijn tussen het toekomstige Nederlandse regime en de regimes in het buitenland? Kunt u een overzicht geven van de BTW-tarieven op kunst- en verzamelobjecten in Europa? Is er in de analye van de regering sprake van een werkbaar level playing field? Zoja, op welke onderzoeken is dit gebaseerd?
De moord op een Nederlander door de Russische geheime dienst |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat de Nederlandse architect Hans Elkerbout, alsmede vijf buitenlandse verpleegkundigen, zouden zijn vermoord door de Russische geheime dienst?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat Rusland de moord indertijd nooit heeft willen onderzoeken?
Het onderzoek naar de moord op zes Rode Kruis-medewerkers werd in 1996 door de lokale autoriteiten in Tsjetsjenië geopend en werd enkele jaren later overgedragen aan de landelijke autoriteiten, die het onderzoek nooit hebben gesloten. Het betreft dus een nog lopende zaak.
Heeft u uw zorgen geuit richting de Russische autoriteiten over deze zaak? Kunt u aangeven of u bereid bent al uw invloed uit te oefenen om ervoor te zorgen dat deze zaak alsnog tot op de bodem wordt uitgezocht? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft meerdere malen bij de Russische autoriteiten zijn zorgen geuit over het uitblijven van voortgang bij het justitieel onderzoek naar de moord op de Rode Kruis-medewerkers. Tevens onderhoudt het ministerie van Buitenlandse Zaken contact met het Rode Kruis over de kwestie en zijn herdenkingsdiensten voor de slachtoffers bijgewoond.
Zowel in 1996 als bij deze verklaring neemt het Rode Kruis, als werkgever van betrokkenen, het initiatief in de contacten met de Russische autoriteiten. Het Rode Kruis heeft onlangs gemeld in contact te staan met de Russische autoriteiten over het onderzoek.
Mede gelet op de reactie van het Rode Kruis en het feit dat het vooralsnog om speculaties lijkt te gaan, is vooralsnog afgezien van een demarche richting de Russische autoriteiten, zoals die in het verleden is uitgevoerd. Uiteraard zal ik hierover contact blijven houden met het Rode Kruis.