Hebt u kennisgenomen van het artikel in het Brabants Dagblad over uw bezoek aan Uden, waar u onder meer heeft gesproken de zaak van Sahar Hbrahimgel?1
Ja.
Is het artikel een juiste weergave van uw uitspraken, in het bijzonder die over de zaak van Sahar Hbrahimgel? Hebt u de zaak van Sahar gekoppeld aan het stapelen van procedures? Kunt u deze antwoorden toelichten?
De weergave van mijn uitspraken in het artikel komt voor rekening van de betrokken journalist. In antwoord op vragen van het Brabants Dagblad heb ik gesproken over mijn portefeuille, het beleid van de regering ter zake en actuele onderwerpen. Zoals uit het artikel blijkt.
In het artikel sta ik geciteerd met enkele zinnen over mijn beleid; «Mensen moeten niet na de uitspraak met het argument komen dat ze de helft niet verteld hebben en dat de procedure dus opnieuw moet. Eén of hooguit twee keer kan, daarna moet het afgelopen zijn». Ik doelde daarmee op het feit dat in de toekomst alle feiten in de eerste procedure op tafel moeten komen, zoals beschreven in de brief Beleidsvisie Stroomlijning Toelatingsprocedures van 22 februari 2011 (Kamerstuk 19 637, nr. 1400). Als er geen nieuwe feiten worden aangedragen wordt over een vervolgprocedures zo mogelijk in één dag beslist. Deze beleidsvoornemens zijn relevant in verband met de zaak van de genoemde familie, omdat ook in hun geval gedurende hun verblijf meerdere procedures zijn gevoerd.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000 slechts de mogelijkheid bieden om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, als sprake is van nieuwe feiten (bijvoorbeeld nieuw bewijs) of veranderde omstandigheden? Bent u ervan op de hoogte dat beide wetten de mogelijkheid bieden om de aanvraag onmiddellijk af te wijzen als er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn?
Een aanvraag kan altijd worden ingediend. Indien aan de aanvraag geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag liggen, kan deze direct worden afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb.
Klopt het dat de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) heeft bepaald dat in deze zaak Sahar en haar familie zowel aan de tweede als aan de derde asielaanvraag nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden ten grondslag hebben gelegd, die te maken hebben met de medische gesteldheid van de moeder, en met de verwestering van Sahar? Klopt het dat de eerste twee procedures van Sahar bijna acht jaar hebben geduurd, en dat de IND er in die procedures in totaal meer dan vijf jaar over heeft gedaan om een beslissing te nemen?
Wat betreft mijn uitspraken over de zaak Sahar Hbrahimgel verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Voorts wijs ik op de inhoud van mijn brief d.d. 8 april 2011, over de beleidsconsequenties van het nieuwe thematische ambtsbericht Afghanistan waarin ik uitleg dat onder bepaalde omstandigheden in individuele gevallen om klemmende humanitaire redenen niet kan worden verlangd dat verwesterde meisjes terugkeren naar Afghanistan. Factoren die bij de beoordeling een rol spelen zijn het aannemelijk maken door de individuele asielzoeker van een combinatie van omstandigheden waaronder de mate van verwestering, een leeftijd van minimaal tien jaar en een verblijfsduur in Nederland van minimaal acht jaar en dat de duur van het verblijf in Nederland niet primair te wijten is aan het frustreren van de terugkeer, waaronder tevens is begrepen het voeren van procedures die enkel gericht zijn op het bemoeilijken van de terugkeer. De toetsing aan het nieuwe beleid heeft in de zaak Sahar geleid tot de conclusie dat een vergunning zal worden verleend aan het gezin Hbrahimgel.
Vindt u het gepast om Sahar en haar familie in deze zaak tegen te werpen dat zij, vanwege legitieme omstandigheden, op basis van geldende juridische mogelijkheden, een nieuwe asielaanvraag hebben gedaan? Ziet u het indienen van een tweede en derde asielaanvraag in deze zaak als «doorprocedereren»? Hoe beoordeelt u in dat licht het feit dat u in dit dossier zelf twee keer hoger beroep hebt ingesteld, zelfs nu Sahar en haar familie reeds elf jaar in Nederland zijn? Kunt u de antwoorden op deze vragen toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat Sahar en haar twee minderjarige broertjes geen enkele verantwoordelijkheid dragen voor het feit dat zij reeds elf jaar in ons land verblijven en in een toelatingsprocedure zitten? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u tevens de mening dat het onjuist, onterecht en onrechtvaardig is om, ter onderbouwing van uw standpunt om Sahar en haar broertjes geen verblijf toe te staan, te wijzen op «de lange duur van procedures»? Vindt u dat dit in dit dossier een onjuist verwijt is, en dat u daarmee volledig voorbijgaat aan de gevolgen van uw eigen beleid en het handelen van uw eigen diensten (de IND)? Vindt u dat u daarmee compleet voorbijgaat aan de zelfstandige belangen van de drie, in Nederland opgegroeide, verwesterde, gewortelde en perfect participerende kinderen? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid alsnog expliciet de zelfstandige belangen van minderjarige kinderen, zoals neergelegd in diverse internationale verdragen, te betrekken bij uw standpunt over het verblijf van Sahar en haar familie? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid, hangende die belangenafweging, uw hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in deze zaak in te trekken?
Aangezien aan het gezin Hbrahimgel een vergunning zal worden verleend, wordt het hoger beroep ingetrokken.
Het bericht dat de ophokuren voor scholieren in het voortgezet onderwijs nog steeds bestaan |
|
Manja Smits (SP) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nog steeds veel ophokuren op middelbare scholen»?1
Zie mijn antwoorden op de volgende vragen en de antwoorden op de vragen van het lid Beertema (PVV) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1631) over hetzelfde onderwerp.
Hoe kan het dat middelbare scholieren nog steeds twee volle weken aan ophokuren per jaar hebben, waarbij leerlingen een verplicht lesuur krijgen zonder les of actieve begeleiding»?
«Zinloze uren» of «ophokuren» zijn niet hetzelfde als zelfstandig werken. De inspectie heeft in het Beoordelingskader onderwijstijd helder gedefinieerd waar «zelfstandig werken» aan moet voldoen om mee te mogen tellen als onderwijstijd. Zo kan zelfstudie waarbij begeleiding door een leraar beschikbaar is, een goede invulling van de onderwijstijd zijn. Dit kan door leerlingen echter ook worden ervaren als «ophokuur». Het is niet te vermijden dat onderdelen van het programma door leerlingen als minder inspirerend worden ervaren dan andere onderdelen. Dat wil echter niet per definitie zeggen dat de kwaliteit van het onderwijs niet op orde is.
Waarom heeft de onderwijsinspectie niet eerder alarm geslagen over deze lege lesuren? In hoeverre houdt de inspectie toezicht op de invulling van de lesuren, naast toezicht op de droge urennorm?
De Inspectie rapporteert jaarlijks of scholen voldoende onderwijs van goede kwaliteit realiseren. Daarbij gaat het niet alleen over het aantal uren, maar ook over de invulling ervan: om mee te tellen als onderwijstijd moeten onderwijsactiviteiten aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Het inspectierapport over schooljaar 2008/2009 is op 17 maart 2010 aan uw Kamer gezonden, het rapport over schooljaar 2009/2010 wordt binnenkort aangeboden.
Of er al dan niet sprake is van «lege lesuren» is ook een kwestie van definitie. De inspectie heeft in het Beoordelingskader onderwijstijd helder gedefinieerd waar «zelfstandig werken» aan moet voldoen om mee te mogen tellen als onderwijstijd. Als een onderwijsactiviteit niet aan deze definitie voldoet, telt deze niet mee als onderwijstijd. Het is niet uit te sluiten dat dergelijke activiteiten worden aangeboden boven 1000 uur onderwijstijd die wel voldoet aan de kwaliteitscriteria. Daarover geeft het LAKS-onderzoek geen uitsluitsel.
In hoeverre heeft u zich de scholierenprotesten van drie jaar terug aangetrokken, waarbij leerlingen hun onvrede uitten over de lege lesuren die gepaard gingen met de strenge urennorm die u koste wat kost heeft ingevoerd?
Deze scholierenprotesten waren voor mij destijds mede de aanleiding om de Commissie Onderwijstijd onder voorzitterschap van de heer Cornielje in te stellen. De aanbevelingen van deze commissie zijn overgenomen in het Wetsvoorstel onderwijstijd VO dat thans aanhangig is bij uw Kamer. Kernpunten van dit wetsvoorstel zijn dat leerlingen recht hebben op voldoende onderwijstijd van goede kwaliteit, en dat leerlingen (en hun ouders) op schoolniveau inspraak hebben bij de invulling van de onderwijstijd: zij moeten er via de medezeggenschap mee instemmen. Zo kunnen leerlingen scholen aanspreken op de manier waarop de onderwijstijd wordt ingevuld en scholen zodoende «bij de les» houden.
Deelt u de mening dat deze lege ophokuren niets toevoegen aan de kwaliteit van het onderwijs?
Als er sprake is van lege ophokuren, dan voegen deze inderdaad niets toe aan de kwaliteit van het onderwijs.
Onderschrijft u de door het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (Laks) gevonden cijfers dat havisten gemiddeld 94 ophok-uren, vwo'ers 80 uur en vmbo'ers 60 uur per jaar moeten bijwonen? Zo nee, wat is volgens u het juiste getal?
Ik heb kennis genomen van de uitkomsten van dit onderzoek en genoemde cijfers.
Wat is de reden dat de loze ophokuren in de havo het meest voorkomen, namelijk 95 lesuren (bijna 8% van de van de verplichte urennorm van 1000 klokuren)? Wat zegt dit over de kwaliteit van het havo-onderwijs?2
Het LAKS-onderzoek geeft hiervoor geen verklaring. Over de kwaliteit van het onderwijs kom ik binnenkort met u te spreken naar aanleiding van het Onderwijsverslag van de Inspectie.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rector van het Bataafs Lyceum in Hengelo: «Graag zou ik de reguliere lessen uitbreiden, zeker nu de exameneisen verhoogd zijn? Dit kan nu echter alleen ten koste van andere vakken, want er is te weinig geld beschikbaar.»? Deelt u zijn analyse dat het aantal ophokuren niet is terug te dringen met de huidige bekostiging? Zo nee, wat is dan de reden dat deze school onvoldoende inhoudelijke lessen kan aanbieden?3
De uitspraak van deze rector is in zoverre correct, dat scholen inderdaad keuzes zullen moeten maken. De uitspraak «dat er te weinig geld beschikbaar is» onderschrijf ik niet: ook met de huidige bekostiging is het mogelijk om voldoende onderwijstijd van goede kwaliteit te realiseren. Scholen hoeven bijvoorbeeld niet elk vak of elke (onderwijs)activiteit aan te bieden dat zij – bijvoorbeeld uit concurrentieoverwegingen – zouden willen aanbieden.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat slechts 26,7% van de 2778 leerlingen aangeeft dat de ophokuren meestal nuttig worden besteed, terwijl 33,8% aangeeft dat deze uren nooit of meestal niet nuttig worden besteed?
Volgens het LAKS-onderzoek vindt 33,8% van de respondenten de besteding van «ophokuren» nooit (14,9%) of meestal niet (18,9%) nuttig. Bijna evenveel respondenten (31,6%) ziet het nut ervan meestal (26,7%) of altijd (4,9%) wél in. En nog eens ongeveer een derde van de respondenten (34,6%) weet het niet of heeft hier geen mening over. Uit het LAKS-onderzoek komt het beeld naar voren dat de meningen over het nut van ophokuren of zelfstudietijd verdeeld zijn. Het aantal respondenten dat dit wél zinvol vindt is namelijk ongeveer even groot als het aantal respondenten dat die mening niet is toegedaan, én als het aantal respondenten dat hierover geen mening heeft.
Leerlingen zouden er overigens goed aan doen om – als zij van mening zijn dat sprake is van niet-zinvolle invulling van de onderwijstijd – dit aan te kaarten bij de eigen school. Door betrokken te zijn bij de invulling van de onderwijstijd op schoolniveau, kunnen leerlingen de school op dit punt «bij de les houden» en direct een bijdrage leveren aan kwalitatief goed onderwijs.
Bent u bereid om direct in te grijpen op scholen, zodat leerlingen fatsoenlijk les krijgen in plaats van uren zinloos te worden opgehokt?
Indien een school onvoldoende onderwijstijd realiseert grijpt de Inspectie in. Ook zal de Inspectie nader onderzoek doen naar de kwaliteit van het onderwijs als de resultaten van een school onvoldoende zijn, als de school als (zeer) zwak beoordeeld wordt, als er financiële risico’s zijn, of als er (andere) serieuze signalen zijn dat het niet goed gaat op de school. Dat kan ook leiden tot ingrijpen.
Bent u bereid om de definitie van een lesuur aan te passen, zodat rommelige ophokuren, zonder actieve begeleiding van een docent niet meer kunnen meetellen voor de urennorm in het voortgezet onderwijs?
Nee. Ik vind het van belang dat de school samen met ouders en leerlingen bepaalt wat een inspirerende, uitdagende en zinvolle invulling van de onderwijstijd is. Uit het Beoordelingskader onderwijstijd dat de Inspectie gebruikt bij het onderzoek naar de onderwijstijd blijkt heel helder wat in ieder geval onder de definitie van onderwijstijd kan worden geschaard.
De vervalsing van jachtdiploma's |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
|
|
|
Kent u het bericht «Jachtaktes ontnomen bij jagers»?1
Kunt u aangeven welke straffen staan op het vervalsen van een staatsdiploma?
Deelt u de mening dat vervalsing van een staatsdiploma de weg opent tot legaal vuurwapenbezit en dat het gebruik van vuurwapens, een ernstig strafbaar feit is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het Openbaar Ministerie in alle gevallen waarin vervalsing van een staatsdiploma heeft geleid tot het onterechte vergunnen van het bezit en gebruik van vuurwapens en dus van illegaal wapenbezit, te allen tijde vervolgd zou dienen te worden? Zo ja, op welke termijn en wijze gaat u bewerkstelligen dat alsnog vervolging zal worden ingesteld? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven in hoeveel van de gevallen in casu sprake is van vervalsing van het jachtdiploma en om welke reden de drie jachtakten zijn ingetrokken?
Kunt u aangeven of intrekking van de jachtakten in alle gevallen samenhing met strafbare feiten en waarom geen vervolging is ingesteld in casu? Bent u bereid in alle gevallen waarin sprake is geweest van wetsovertreding leidend tot het wederrechtelijk gebruik van vuurwapens, vervolging in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven waarom het functioneel parket te Zwolle en de politie Twente geen mededelingen doen over deze zaak? Bent u bereid alle relevante stukken te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoe vaak en op welke wijze er controles worden uitgevoerd op de echtheid van diploma’s die worden aangewend tot het verkrijgen van een jachtakte c.q. vuurwapenvergunning? Bent u bereid dit toezicht aan te scherpen?
Euroterminal Coevorden |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bedrijf Euroterminal Coevorden?
Ja.
Is u bekend dat ProRail op 12 december 2010 de dienstregeling heeft veranderd en daarmee heeft besloten dat van 7:00 uur ‘s ochtends tot 8:30 uur ‘s avonds geen vrachttreinen meer doorgelaten mogen worden vanaf Zwolle van en naar Coevorden?
Ja. Voor een goed begrip is van belang dat er onderscheid wordt gemaakt tussen het verdelen van de capaciteit voor de jaardienst en het verdelen in de ad-hoc fase. De ad-hoc fase betreft aanvullingen of wijzigingen van de jaardienstregeling lopende het jaar; de jaardienst is hierbij uitgangspunt. ProRail reserveert goederen paden voor zogenaamde ad-hoc aanvragen gedurende het jaar (buiten de jaardienst).
ProRail heeft mij over het verloop van de capaciteitsverdeling als volgt geïnformeerd.
In de jaardienst 2011 (ingaande 13 december 2010) zijn drie treinen per week naar Coevorden en drie treinen naar Maasvlakte aangevraagd en toebedeeld. Deze treinen waren (met uitzondering van zondag) gepland in de avond respectievelijk nacht. Overdag (tussen 7.00 en 20.30 op het traject Zwolle-Coevorden v.v.) zijn in de jaardienst geen goederentreinen aangevraagd.
Na sluiting van de jaardienst aanvragen hebben vervoerders aangegeven ook overdag goederenpaden naar Coevorden te willen rijden. ProRail heeft onderzocht of gegeven de jaardienstregeling een goederenpad gecreëerd kan worden. Dit bleek overdag binnen de jaardienstregeling 2011 niet mogelijk. ProRail heeft wel een aanbieding voor een treinpad in de avond/nacht. In de ad-hoc fase kan capaciteit die reeds in de jaardienst is verdeeld niet zomaar worden herverdeeld tenzij andere betrokken vervoerders daar mee instemmen. Dat is in dit geval niet mogelijk gebleken.
Is met u van tevoren overlegd over eerder genoemde maatregel? Zo ja, wat was uw beoordeling van deze maatregel en op welke wijze heeft u de belangen van het goederentransport meegewogen? Zo nee, bent u van mening dat u geconsulteerd had moeten worden?
Nee. Het proces van capaciteitsverdeling is een zaak van de vervoerders en ProRail. Ze handelen binnen de bepalingen van Europese Richtlijn 2001/14, de Spoorwegwet en het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) Vervoerkamer houdt toezicht op het proces van capaciteitsverdeling. Als de betreffende vervoerder zich benadeeld voelt door ProRail kan hij een klacht indienen bij de NMa Vervoerkamer.
Erkent u het belang van de modal shift, waarbij het containervervoer over spoor zoveel als mogelijk als volwaardig alternatief voor het transport over de weg moeten dienen? Zo ja, hoe geeft u dat in dit concrete geval vorm?
In het goederenvervoer wordt uitgegaan van de eigen kracht van de modaliteiten. Alle modaliteiten zijn nodig om (de groei van) het goederenvervoer op te vangen. Het goederenvervoer per spoor is een volwaardige modaliteit op zichzelf en een goed alternatief als een verlader voor spoorvervoer kiest. Het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur voorziet daarom ook in dit concrete geval voor het goederenvervoer in een eerlijke, billijke en niet-discriminerende verdeling van de capaciteit van de spoorweginfrastructuur. Van belang is daarbij dat de vervoerder tijdig goederenpaden in de jaardienst aanvraagt.
Bent u bereid om met ProRail, de Kamer van Koophandel Noord-Nederland, de betrokken overheden en de Euroterminal Coevorden in overleg te treden om te bezien welke oplossingen er mogelijk zijn en de Kamer van deze gesprekken vóór 1 mei 2011 op de hoogte te brengen? Zo ja, hartelijk dank? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals volgt uit mijn antwoord op vraag 3 heb ik geen rol in de operationele verdeling van de infrastructuurcapaciteit. Partijen die zich benadeeld achten, kunnen zich richten tot de NMa Vervoerkamer. Voor de jaardienst 2012 kunnen opnieuw aanvragen voor treinpaden worden ingediend, ook voor goederenvervoer overdag. ProRail probeert alle aanvragen te honoreren. Indien dit niet lukt moet de capaciteit volgens de regels van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur worden verdeeld waarbij goederenvervoer op deze route een minimaal bedieningsniveau van een trein per uur buiten de spits heeft en prioriteit bij verdeling van de restcapaciteit boven regionaal personenvervoer.
De onafhankelijke benoeming van de voorzitter van de Onderzoeksraad |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel waarin de voormalig voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid kritiek heeft op de benoemingswijze van zijn opvolger?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe het profiel hiervoor is vastgesteld? Wie heeft het profiel vastgesteld en wie heeft hierover kunnen adviseren?
Het functieprofiel voor de nieuwe voorzitter is vastgesteld door de destijds meest betrokken ministers: de ministers van BZK, Verkeer en Waterstaat en Defensie. Over het functieprofiel heeft de Onderzoeksraad geadviseerd.
In welke media en op welke momenten is er geadverteerd voor deze functie?
De advertentietekst met de vacature voor voorzitter en lid van de Onderzoekraad is op 19 juni geplaatst in het NRC en de Volkskrant. Daarnaast heeft een wervings- en selectiebureau actief potentieel geschikte kandidaten benaderd.
Hoe was de sollicitatiecommissie samengesteld? Uit welke gelederen waren deze commissieleden afkomstig?
In opdracht van de drie meest betrokken ministers, de minister van BZK, de minister van Defensie en de minster van Verkeer en Waterstaat, is een ambtelijke selectiecommissie ingesteld op het niveau secretaris-generaal/directeur-generaal. De selectiecommissie werd ondersteund door een wervings- en selectiebureau. De keuze voor dit bureau is afgestemd met – en werd gesteund door – de Onderzoeksraad.
Hoeveel personen hebben er in totaal gesolliciteerd? Hoeveel personen zijn uitgenodigd voor een gesprek met de commissie?
Op de functie hebben tientallen mensen gesolliciteerd. Het wervings- en selectiebureau heeft met circa 35 personen een oriënterend gesprek gevoerd. Na een voorselectie door de selectiecommissie, in afstemming met de eerder genoemde bewindspersonen, heeft de selectiecommissie met zes kandidaten gesproken. De raad is gedurende dit proces van voorselectie en selectie geïnformeerd.
Is voorafgaande de procedure of tijdens de procedure de omvang van de formatieve aanstelling gewijzigd? Zo ja, waarom?
Mijn ambtsvoorganger was van mening dat een 60%-invulling van de functie toereikend is. Die opvatting deel ik. In eerste instantie is de wijze van invulling open gelaten, zodat gedurende het selectieproces nog ruimte bestond om voor een 60% respectievelijk 100%-invulling te kiezen.
Op welke wijze is de Onderzoeksraad voor veiligheid van «begin tot eind» betrokken geweest bij de procedure?
De benoemingsprocedure staat beschreven in de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid (artikel 7). Deze procedure is gevolgd. Leden van de Raad worden bij Koninklijk Besluit benoemd, op voordracht van de minister van Veiligheid en Justitie (voorheen BZK) en in afstemming met de meest betrokken ministers (Defensie en Infrastructuur en Milieu, voorheen Verkeer en Waterstaat), gehoord de Raad. De raad is conform de wet gehoord alvorens de voordracht via de ministerraad aan Hare Majesteit is doorgeleid. De Onderzoeksraad is van het begin tot het einde betrokken geweest bij de totstandkoming van het functieprofiel, de keuze voor een wervings- en selectiebureau en de totstandkoming van de vacaturetekst. Ook is de Raad gedurende het gehele proces in de gelegenheid gesteld om kandidaten aan te dragen, en heeft afstemming plaatsgevonden met de Raad rondom belangrijke selectiemomenten.
Hoeveel benoembare kandidaten zijn er voorgedragen? Aan welke ministers zijn die voorgedragen?
Conform de wettelijke procedure is één kandidaat via de ministerraad aan Hare Majesteit voorgedragen.
Hoe beoordeelt u achteraf gezien (de zorgvuldigheid van) deze procedure?
De procedure heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Bent u bekend met de uitspraak van de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad de heer Joustra «Ik heb met het departement afgesproken dat de Raad voortaan een voordracht zal doen.»?2
De Rijkswet waarborgt volledige onafhankelijkheid van de Raad. Dit geldt voor de onderzoeken, de methodiek en de aanbevelingen. De borging van de onafhankelijkheid van de raad ligt mijns inziens niet zo zeer in de wijze van benoeming van de voorzitter, als wel in de borging van de onafhankelijkheid.
De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is in 2008 geëvalueerd. Uit dat onderzoek kwam de benoemingsprocedure niet als aandachtspunt naar voren. Desalniettemin is met de nieuwe voorzitter afgesproken de procedure zowel ten aanzien van de leden als van de voorzitter op mogelijke onvolkomenheden te bezien,
Kunt u het bestaan van deze afspraak bevestigen? Zo nee, kunt u toelichten welke afspraak u wel heeft gemaakt met de nieuwe voorzitter omtrent benoemingen?
Zie antwoord vraag 10.
Zo ja, bent u bereid de tekst van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (m.n. artikel 7, lid 1) te wijzigen zodat deze in overeenstemming wordt gebracht met deze nieuwe praktijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de huidige benoemingsprocedure van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid in zijn geheel nog eens tegen het licht gehouden moet worden vanuit het perspectief van onbevreesde onafhankelijkheid van de raad?
Zie antwoord vraag 10.
Welke feitelijke mogelijkheden ziet u om de benoeming van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid geen «politieke benoeming» meer te laten zijn, zoals de oud-voorzitter heeft aangegeven wenselijk te vinden?
Zie het antwoord op de vragen 10, 11, 12 en 13.
Deelt u de mening dat vanuit het principe van onafhankelijkheid een benoeming door de Kamer – al dan niet na een voordracht van een nader samen te stellen commissie of de Onderzoeksraad voor veiligheid zelf – van de voorzitter meer voor de hand ligt? Zo nee, welke bezwaren heeft u tegen een dergelijke benoemingswijze?
De onafhankelijkheid van de Raad is wat mij betreft voldoende geborgd in de Rijkswet. Bij de volgende evaluatie van de Rijkswet kan een eventuele versterking van de rol van de Kamer desgewenst worden betrokken.
Het bericht dat vakantieparken kosten verzwijgen |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Consumentenbond waaruit blijkt dat vakantieparken kosten niet duidelijk genoeg communiceren?1
Ja.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een ontbrekende transparantie voor de consumenten? Zo nee, waarom niet?
Ik wil voorop stellen dat ik eraan hecht dat consumenten in staat moeten worden gesteld om op basis van juiste en volledige informatie hun koopbeslissing te nemen. Om dit te waarborgen, bestaat reeds wet- en regelgeving. Zo is het aanbieders van producten en diensten op grond van de Wet oneerlijke handelspraktijken verboden onduidelijke, onvolledige of misleidende informatie te geven over de belangrijkste kenmerken van hun product of dienst, waaronder de prijs. Wanneer vakantieparken besluiten de door de betrokken gemeente vastgestelde toeristenbelasting aan de consument in rekening te brengen, dient de hoogte hiervan gelijk te zijn aan het door de gemeente vastgestelde bedrag te zijn. In het geval ondernemingen een hoger bedrag in rekening brengen doordat ze bijvoorbeeld andere kosten onder de post toeristenbelasting scharen, is sprake van onjuiste informatie. Bij collectieve overtredingen kan de Consumentenautoriteit handhavend optreden. Ik heb deze specifieke kwestie dan ook onder de aandacht gebracht van de Consumentenautoriteit.
Ook is sprake van zelfregulering via de Code Reisaanbiedingen, een bijzondere code van de Nederlandse Reclame Code. Deze code verplicht de daarbij aangesloten ondernemingen in reclame-uitingen de prijs te vermelden inclusief de bekende onvermijdbare bijkomende kosten, zoals de toeristenbelasting. De Code Reisaanbiedingen bevat onder andere nadere transparantievoorschriften. Volgens deze code is sprake van misleiding indien de aanbieder het begrip «belasting» gebruikt voor kosten die hij niet aan de overheid hoeft af te dragen. Indien een vakantiepark aangeeft te zijn gebonden aan deze Code, maar er in de praktijk niet naar handelt, kan dit een oneerlijke handelspraktijk opleveren. Consumenten kunnen klachten over het niet naleven van deze code indienen bij de Reclame Code Commissie. Wanneer marktpartijen uitspraken van de Reclame Code Commissie niet naleven, of wanneer er sprake is van recidive, kan de Consumentenautoriteit hiertegen handhavend optreden.
Ook kunnen consumenten een klacht indienen bij ConsuWijzer, het informatieloket van de Consumentenautoriteit, de NMa en de OPTA. De klachten die via ConsuWijzer bij de Consumentenautoriteit terecht komen, vormen belangrijke signalen voor eventuele overtredingen van de betreffende regels. Zij kunnen voor de Consumentenautoriteit reden zijn om een onderzoek te starten. Tot dusverre zijn de meldingen in dit verband echter beperkt gebleven.
Bent u ook van mening dat het afkeurenswaardig is dat parken onder allerlei creatieve benamingen de toerist opzadelt met een veel hogere toeristenbelasting dan het daadwerkelijke bedrag dat de gemeente berekent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het absoluut onwenselijk is dat bij het boeken van een vakantiebestemming standaard de optie voor een annuleringsverzekering is aangevinkt in de hoop dat de consument dit niet ziet? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik acht het onwenselijk dat bij het boeken van een vakantiebestemming de optie voor een annuleringsverzekering vooraf is aangevinkt. Ik vind het namelijk belangrijk dat consumenten in staat worden gesteld om weloverwogen en bewuste keuzes te maken. Wanneer facultatieve prijstoeslagen, zoals een annuleringsverzekering, vooraf worden «aangevinkt» is dit minder goed mogelijk.
Omdat ik het onwenselijk acht dat consumenten mogelijk ongewild aan verplichtingen gebonden worden die via vooraf aangevinkte hokjes in het aanbod van aanbieders van producten of diensten tot stand komen, heeft Nederland in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel consumentenrechten het voorstel van de Europese Commissie voor een verbod op vooraf afgevinkte hokjes ondersteund.
Deelt u de opvatting dat deze branche de consument voortaan beter moet informeren over gemeentelijke heffingen en reserveringskosten? Zo nee, waarom niet?
Het goed informeren van consumenten in het geval zij een product of dienst willen aanschaffen over onder andere bijkomende kosten, waaronder de gemeentelijke heffingen en reserveringskosten, dient te allen tijde plaats te vinden. In de antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven dat bestaande wet- regelgeving dit belang waarborgt. In hoeverre in deze specifieke kwestie door de betrokken ondernemers in overeenstemming met deze wet- en regelgeving is gehandeld, is ter beoordeling aan de Consumentenautoriteit en uiteindelijk aan de rechter.
Spoorwegincidenten in de gemeente De Bilt |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat er een bijna-ongeluk op de spoorwegovergang aan de Leijenseweg in Bilthoven heeft plaatsgevonden op 2 februari jongstleden?1
Ja.
Is bij u bekend dat eerder genoemde gebeurtenis veel onrust heeft veroorzaakt onder de omwonenden en in de lokale politiek?
Ja, dat is mij bekend.
Hoe is het mogelijk dat in een weekend een veiligheidssysteem kan worden aangelegd dat al twee jaar beschikbaar is? Waarom is dit systeem niet eerder aangelegd? Bent u voornemens om in overleg te treden met ProRail om dit systeem ook bij andere overwegen te laten installeren?
Het betreffende incident werd veroorzaakt door een zogenaamde stoptonend sein passage (STS-passage). Uw Kamer is verschillende malen geïnformeerd over de aanpak van deze STS-passages. De laatste maal was op 14 januari 20112. Eén van de belangrijkste maatregelen bij het terugdringen van STS-passages is de implementatie van ATB-Vv3. Op 28 juni 20104 heeft mijn ambstvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de landelijke risico-inventarisatie, op basis waarvan een selectie en prioritering is gemaakt voor seinen die in aanmerking komen voor ATB-Vv. Elk sein heeft daarbij op basis van een aantal criteria risicopunten toegekend gekregen. Het onderhavige sein kwam op basis van de risicoscore niet in aanmerking voor ATB-Vv. ProRail heeft na het incident op 2 februari jl. besloten alsnog ATB-Vv aan te leggen.
ProRail voert momenteel nog een onderzoek uit naar dit incident. De Inspectie Verkeer en Waterstaat ziet hier op toe. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek worden eventueel vervolgacties bij andere overwegen uitgezet.
Werken de daar aanwezige beveiligingscamera's inmiddels 24 uur per dag? Zo nee, waarom niet?
De beveiligingscamera’s bij deze spoorwegovergang werken 24 uur per dag. Deze camera’s zijn echter aangelegd ten behoeve van de bestrijding van vandalisme en niet voor de spoorwegbeveiliging.
Is bij u bekend dat een trein kon passeren zonder dat de spoorbomen zich sloten en bellen en lichten in werking traden? Hoe beoordeelt u dit?
Het ontwerp bij deze overweg is zodanig dat als een trein voor een rood sein stopt de spoorbomen open blijven staan om doorgang te geven aan het wegverkeer. Als een trein, zoals in het onderhavige geval gebeurd is, niet stopt voor het rode sein treedt alsnog de sluitingsprocedure in werking. Gezien de korte afstand tussen het sein en de overweg zijn de spoorbomen niet gesloten vóór doorkomst van de trein. Door de extra maatregelen zoals beschreven bij het antwoord op vraag 6 is deze situatie nu niet meer mogelijk.
Is bij u bekend of ProRail voornemens is extra maatregelen te treffen om deze overgang nog veiliger te maken? Zo ja, om welke maatregelen gaat het?
ProRail heeft na het incident maatregelen getroffen om de situatie nog veiliger te maken. Bij het betreffende sein is ATB-Vv aangelegd. Daarnaast is de seinopstelling verbeterd. Dit houdt in dat indien dit betreffende sein rood toont, ook het voorafgaande sein in de stand rood gehouden wordt.
Heeft ProRail, gezien de uitspraak van een vertegenwoordiger van dit bedrijf in een uitzending1 van RTV Utrecht dat zij zich hard zullen maken voor en tunnel, reeds contact met u opgenomen? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst?
Er vindt overleg plaats tussen de gemeente De Bilt, de provincie Utrecht, Bestuur Regio Utrecht en ProRail naar de mogelijkheid om de overgang ongelijkvloers te maken. Hierover is ook contact geweest met mijn ministerie. Op dit moment wordt onderzocht welke oplossing het meest kosteneffectief is.
Is er een incidentenregistratie van deze spoorwegovergang m.b.t. de laatste tien jaar? Zo ja, bent u bereid hierin inzage te (doen) geven? Zo nee, waarom bestaat een dergelijke registratie niet, overwegende dat deze overweg één van de gevaarlijkste van Nederland is?
Zowel ProRail als de Inspectie Verkeer en Waterstaat hebben een incidentenregistratie van deze spoorwegovergang. De afgelopen 10 jaar hebben zich hier 3 incidenten voorgedaan (inclusief het incident van 2 februari jongstleden).
U ontvangt als bijlage een uitdraai van de registratie van de inspectie.5
Bent u van mening dat een doorkomst tijd van 7 seconden na sluiting van de spoorbomen binnen de normen is en beoordeelt u deze situatie als veilig?
De sluiting van een overweg bestaat uit meerdere stappen:
De overweg op de Leijenseweg kent een dichtligtijd van 7 seconden vóór doorkomst van de trein. Dit is geen uitzonderlijke waarde. De waarde wordt bepaald door de specifieke oversteeklengte van een overweg, waarbij rekening wordt gehouden met de traagste weggebruiker. De overweg voldoet aan de normen en richtlijnen van ProRail.
De informatievoorziening palliatieve zorg |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Den Hartog Zorgadvies en het Lindeboom Instituut in opdracht van Agora en de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV), waaruit blijkt dat blijkt dat de bestaande informatie over palliatieve zorg niet altijd even goed aansluit bij de informatiebehoefte van het algemene publiek, patiënten en (potentiële) mantelzorgers?1
Een van mijn medewerkers heeft op 4 februari 2011 een werkconferentie te Bunnik bijgewoond, waarin de conceptresultaten van voornoemde onderzoeken zijn gepresenteerd.
De rapporten zijn overigens ten tijde van het opstellen van dit antwoord nog niet in mijn bezit.
Herkent u de problematiek die in het rapport geschetst wordt?
Een van de actiepunten uit het Plan van Aanpak Palliatieve Zorg 2008–2010 was om meer inzicht te krijgen in de informatiebehoefte van het algemene publiek, patiënten en (potentiële) mantelzorgers, om zo te komen tot een samenhangende en doelgroepgerichte publieks- en patiëntenvoorlichting. Deze rapporten zijn een uitvoering van dit actiepunt.
Met deze rapporten bestaat nu meer inzicht over informatievoorziening rond palliatieve zorg.
Welke mogelijkheden ziet u om de informatievoorziening rond palliatieve zorg beter aan te laten sluiten op de informatiebehoeften van de verschillende doelgroepen?
Eerst na zorgvuldige bestudering van de rapporten, die als gezegd nog niet tot mijn beschikking staan, kan in samenwerking en afstemming met het veld worden bepaald hoe kan worden bereikt dat de informatievoorziening rond palliatieve zorg beter aansluit op de informatiebehoeften, met oog voor de verschillende doelgroepen, die verschillende behoeften hebben.
Het ligt overigens wel in de rede dat een vorm van borging hiervan in het zorgproces tot de mogelijkheden behoort.
Kunt u aangeven hoe u omgaat met de conclusie dat er veel materiaal beschikbaar is, maar dat die informatie lang niet altijd even goed zijn weg vindt via de hulpverlener naar de verschillende doelgroepen? Hoe gaat u hulpverleners motiveren om mensen beter te informeren over de mogelijkheden van palliatieve zorg?
Nadat ik de rapporten heb bestudeerd, zal ik bezien in hoeverre ik de conclusies uit de rapporten kan meenemen bij de ontwikkeling van een module voor palliatieve zorg.
Daarnaast kan het ZonMw-verbeterprogramma, dat is gericht op de professional, een rol spelen bij de verbetering van de informatievoorziening over palliatieve zorg.
Verder is van belang dat ZonMw in januari 2011 de oproep van het ZonMw-programma Palliatieve zorg Goed beschrijven van goede voorbeelden heeft geplaatst, waarin als speerpunt is opgenomen: het versterken van de regiefunctie van de cliënt/naasten en het beschrijven van goede voorbeelden over communicatie met patiënt, mantelzorger of interculturele palliatieve zorg. Resultaten worden vanaf medio 2012 verwacht.
Welke rol ziet u voor verzekeraars weggelegd in de informatievoorziening over palliatieve zorg?
Samen met het veld, waaronder Agora en de NPV, zal worden bezien hoe de informatievoorziening kan worden geoptimaliseerd. De rol van de zorgverzekeraars zal hierin worden meegenomen.
De beloning van de voorzitter van de Raad voor de Veiligheid |
|
Ronald van Raak |
|
Welke bijzondere arbeidsvoorwaarden, op het gebied van beloningen, vervoer en personeel, heeft de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid bedongen?1 Waarom krijgt de nieuwe voorzitter een oproepbaarheidstoeslag van 10 procent?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de leden Brinkman en Elissen (beiden PVV) aan mij, antwoord op vraag 2. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1706)
Welke verschillen zijn er in de arbeidsvoorwaarden en salariëring tussen de nieuwe voorzitter en de oude voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid?
Voor de vorige voorzitter gold een vergoeding op basis van vijf werkdagen per week. Ook deze vergoeding was vergelijkbaar met het salaris van de voorzitter van de WRR. De vorige voorzitter beschikte vanuit zijn functie als voorzitter van de Onderzoeksraad geen aanvullende voorzieningen, zoals een dienstauto met chauffeur, aangezien daarin al was voorzien in zijn hoedanigheid als lid van het Koninklijk Huis. Bovendien had de vorige voorzitter reeds de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, waardoor ook geen voorziening voor pensioenopbouw aan de orde was.
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor veiligheid een verbouwing heeft moeten doorvoeren, omdat anders het meubilair van de nieuwe voorzitter niet zou passen? Wat waren de totale verbouwingskosten?
De onderzoeksraad is, als zelfstandig bestuursorgaan, voor bedrijfsvoeringsaangelegenheden zoals de interne inrichting van het gebouw, zelf verantwoordelijk. De voorzitter heeft binnen die verantwoordelijkheid zijn wensen ten aanzien van de inrichting van zijn kantoor tot uitvoering laten brengen. Wellicht ten overvloede merk ik op dat het bedoelde meubilair persoonlijk eigendom van de voorzitter is en overigens al meer dan 20 jaar oud. De verbouwingskosten bedroegen circa € 13 500.
Waarom heeft de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid een eigen chauffeur? Klopt het dat er een nieuwe dienstauto is aangeschaft?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de leden Brinkman en Elissen (beiden PVV) onder nummer 2011Z02827, antwoord op vraag 4. Wellicht ten overvloede merk ik hier op dat de wijze waarop de Onderzoeksraad uitvoering geeft aan de verstrekking van de faciliteit zoals een dienstauto met chauffeur, tot de zelfstandige verantwoordelijkheid van de raad behoort.
Deelt u de zorgen dat het optreden van de nieuwe voorzitter de beeldvorming rondom de Onderzoeksraad voor veiligheid geen goed doet?
Ik heb geen zorgen over het optreden van de nieuwe voorzitter van de Raad.
Het nieuwe immigratierecord |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het feit dat vorig jaar met 150 000 toegelaten immigranten opnieuw een record is gebroken?1
Ik ben bekend met de berichtgeving hierover.
Deelt u de mening dat uit dit nieuwe immigratierecord eens te meer blijkt dat de maatregelen uit het gedoogakkoord snel ingevoerd moeten worden? Zo ja, kunt u voor alle maatregelen aangeven wanneer zij in werking zullen treden?
Met de maatregelen in het regeerakkoord legt het kabinet een ambitieus pakket neer dat is gericht op ombuiging, beheersing en vermindering van de immigratie. Enkele maatregelen uit het regeerakkoord hebben inmiddels al vorm gekregen, bijvoorbeeld de aanpassing van het beleid over het mogen afwachten van voorlopige voorzieningen, waarover uw Kamer is geïnformeerd2. Voor een aantal andere maatregelen geldt dat uw Kamer in brieven is geïnformeerd over de planning daarvan. Ik verwijs hier graag naar de planningsbrief d.d. 22 november 20103, de «roadmap» Europese inzet migratiebeleid4 en de brief «Beleidsvisie stroomlijning toelatingsprocedures»5 die ik op 22 februari jl. aan uw Kamer heb toegezonden.
Het is niet mogelijk voor alle maatregelen separaat aan te geven wanneer deze in werking treden. De inwerkingtreding van maatregelen is daarvoor te zeer afhankelijk van externe factoren en processen, bijvoorbeeld de omstandigheid dat een aantal maatregelen aanpassing van EU-regelgeving vergt, waarbij de planning afhankelijk is van nog te nemen stappen in EU-verband die meestal door de Europese Commissie moeten worden ingeleid en waarvoor thans nog geen planning is te geven. Mijn inzet is er nadrukkelijk op gericht de in het regeerakkoord genoemde maatregelen op de kortst mogelijke termijn door te voeren. Ik zal uw Kamer van de voortgang van de verschillende maatregelen op de hoogte houden en berichten over de daarbij geldende planning wanneer dat mogelijk is.
Deelt u de zorg dat ook uit de cijfers is gebleken dat steeds meer autochtone Nederlanders emigreren en er dus een beeld ontstaat dat veelal laag opgeleide (niet Nederlands sprekende mensen) binnenkomen en goed opgeleide mensen vertrekken?
Nee. Uit de gepresenteerde cijfers komt mijns inziens niet naar voren dat steeds meer autochtone Nederlanders emigreren. Uit de onderliggende cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt eerder het tegendeel.
Uit de berichtgeving van het CBS blijkt dat in 2010 meer in Nederland geboren personen uit Nederland emigreerden dan in 2009. Onder in Nederland geboren personen bevinden zich echter niet alleen autochtonen maar ook (tweede generatie) allochtonen. Voorts berichtte het CBS dat zich in 2010 een stijging voor heeft gedaan in het aantal immigranten, maar ook in het aantal emigranten geboren in andere EU-lidstaten.
De onderliggende cijfers van het CBS laten zien dat emigratie van in Nederland geboren personen sinds 2006 elk jaar daalde en nu voor het eerst, in 2010, licht is gestegen (met 2%). Binnen deze groep is de emigratie van autochtonen licht gedaald, terwijl de emigratie van (tweede generatie) allochtonen is gestegen. Daarnaast steeg de immigratie van personen die in een ander westers land zijn geboren met 9%, waar de emigratie van deze groep met 2% steeg. Wat de groep mensen betreft die geboren zijn in een niet-westers land daalde de immigratie in 2010 met 2% en steeg de emigratie uit Nederland met 14%.
Het CBS heeft deze immigratie- en emigratiecijfers in zijn berichtgeving over het verloop van de bevolking niet gekwalificeerd naar opleidingsniveau of het criterium of Nederlands wordt gesproken of niet. Noch heeft het CBS bericht over de onderliggende migratiemotieven van de immigranten en emigranten.
Indien migratie wel in samenhang met opleiding of afkomst wordt bezien, ontstaat een gevarieerd beeld. Zo blijkt uit recent onderzoek van het bureau Regioplan naar motieven van hoger opgeleide emigranten niet dat er sprake is van massaal vertrek. Autochtonen emigreren vooral vanwege het verlangen naar de ruimte en naar een mooie natuur. Het rapport van dit onderzoek is op 26 januari jl. door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer aangeboden.6
Voorts blijkt uit recent onderzoek van het CBS, gepubliceerd in het Jaarrapport Integratie 20107, dat er onder de tweede generatie allochtonen geen sprake is van braindrain. Onder de tweede generatie zijn het vooral de lager opgeleiden die Nederland verlaten.
Daarnaast blijkt bijvoorbeeld uit informatie van de IND dat vreemdelingen die gebruik maken van de Nederlandse kennismigrantenregeling afkomstig zijn uit een breed scala van landen. Deze vreemdelingen hebben de nationaliteit van zowel westerse als niet-westerse landen.
"Oermoeras" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel uit de Groninger Internet Courant?1
Ja.
Vindt u het ook niet absurd dat 600 hectare goede landbouwgrond onder water wordt gezet om een «oermoeras» te creëren, terwijl Nederland geld verdient aan de landbouwexport? Zo nee, waarom niet?
In het Strategisch Groenproject Midden Groningen zijn in 1990 met het gebied en de landbouw afspraken gemaakt om een deel van het gebied na vrijwillige verwerving in te richten als moeras.
In het deelproject Dannemeer worden 3 doelen in samenhang nagestreefd. Aanleg van 600 ha natuur in de begrensde EHS, verbetering van het watersysteem en verbetering van de landbouwstructuur op 3000 ha.
Na afrondingsaankopen is in opdracht van de provincie met de laatste 2 fasen van de inrichting van het gebied Dannemeer begonnen. Van het project Dannemeer is ca 1/3 deel nu aanbesteed. Het project Dannemeer wordt gefinancierd uit de ILG-afspraken van Rijk en provincies.
In het kader van het regeerakkoord heb ik besloten tot een herijking van de EHS. Ik heb de provincies gevraagd om op basis van de door mij aangereikte kaders, te komen met voorstellen voor de herijking.
Het is aan de provincie Groningen om op basis van de aangereikte criteria te bepalen of de afronding van het project Dannemeer deel uitmaakt van de herijkte EHS. Ik wacht de voorstellen van de provincie af en zal deze beoordelen binnen de genoemde kaders.
Bent u ook van mening dat het gewoon onder water zetten van een gebied om een «oermoeras» te scheppen niets met natuur te maken heeft en dat het geld voor dit project beter aan zinnige dingen kan worden uitgegeven, zoals het stimuleren van het ondernemersklimaat in de provincie Groningen? Zo nee, waarom niet?
In het regeerakkoord is aangegeven dat de kerntaken van de provincie liggen op de gebieden ruimte, economie en natuur. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven is het op deze terreinen – binnen de door het rijk meegegeven kaders – aan de provincie om te bepalen waaraan prioriteit wordt gegeven.
Vindt u ook dat er in Nederland al genoeg watergerelateerde natuur aanwezig is en dat dit soort projecten er alleen voor zorgt dat goede grond niet meer kan worden gebruikt om te wonen en werken, zaken waar in een klein land als Nederland veel behoefte aan is? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 2 en 3.
De extra tegemoetkoming aan ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen |
|
Renske Leijten |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Vindt u het wenselijk dat een gezin met een eenverdiener van twee keer modaal wel de extra tegemoetkoming krijg in het kader van de TOG krijgt, terwijl een gezin waarvan beide ouders op uitkeringsniveau (bijvoorbeeld Wajong) inkomsten hebben geen extra tegemoetkoming krijgen in het kader van de TOG?1
Mijn voorganger heeft de extra tegemoetkoming voor alleenverdieners met een thuiswonend gehandicapt kind ingevoerd omdat een alleenverdienershuishouden in besteedbaar inkomen is achtergebleven bij tweeverdieners en alleenstaande ouders. Deze groep is in besteedbaar inkomen achtergebleven, omdat er verschillende belastingmaatregelen zijn getroffen om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Alleenverdieners die de zorg hebben voor chronisch zieke of gehandicapte kinderen worden gecompenseerd hiervoor door deze maatregel. Het is hierbij niet relevant of het inkomen van de ouders bestaat uit arbeidsinkomen of een uitkering.
Hoeveel mensen ontvingen een extra tegemoetkoming in het kader van de TOG in 2010 en in 2011? Hoeveel van deze mensen zijn eenverdieners en hoeveel van deze mensen hebben een verdienende partner waarvan het inkomen lager is dan € 4 706 per jaar?
De extra tegemoetkoming is in 2010 geïntroduceerd en moet aangevraagd worden bij de SVB. De SVB heeft alle TOG-gerechtigden hiervan op de hoogte gesteld door begin 2011 een brief te versturen. De uitbetaling van de extra tegemoetkoming vindt namelijk pas plaats in 2011. Tot nu toe zijn er ongeveer 3000 extra tegemoetkomingen verstrekt. Cijfers die meer over de uiteindelijke grootte van de doelgroep zullen zeggen zijn medio 2011 beschikbaar.
Er is sprake van een alleenverdienershuishouden als de minstverdienende partner een inkomen heeft dat lager is dan € 4 706 per jaar. Alle ontvangers van de extra tegemoetkoming zijn alleenverdiener. Of de partner enig inkomen heeft onder de grens van € 4 706 per jaar wordt niet apart bijgehouden door de SVB.
Bent u bereid bij de toekenning van de extra tegemoetkoming TOG te kijken naar het gezinsinkomen in plaats van alleen naar het inkomen van de verdienende partner? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer hierover een voorstel verwachten? Zo nee, waarom niet?
De extra tegemoetkoming is bedoeld voor alleenverdienershuishoudens die in aanmerking komen voor TOG. Alleenverdienershuishoudens zijn ouders waarvan de minstverdienende partner een inkomen heeft dat lager is dan € 4 706 per jaar. De reden dat deze huishoudens deze extra tegemoetkoming krijgen, is dat zij in besteedbaar inkomen zijn achtergebleven bij tweeverdieners en alleenstaande ouders. De hoogte van het gezinsinkomen is hiervoor niet relevant. Om die reden zal ik bij de toekenning van de extra tegemoetkoming TOG, niet de hoogte van het gezinsinkomen meenemen.
Vindt u het rechtvaardig dat de ouder van een gehandicapte kind dat mantelzorg pleegt geen tegemoetkoming TOG krijgt vanwege de lage AWBZ indicatie, terwijl een ouder die geen mantelzorg pleegt wel een tegemoetkoming TOG krijgt? Vindt u deze constructie motiverend voor ouders die mantelzorg voor hun kind plegen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen? Zo ja, kunt u dit toelichten?2
Afgelopen jaar is het beoordelingskader voor de TOG aangepast. Besloten is aan te sluiten bij een reeds bestaand beoordelingskader, de AWBZ-indicatie. Voordeel van deze AWBZ-indicatie is dat er volstaan kan worden met één indicatie voor zowel het bepalen van de zorgbehoefte in het kader van de AWBZ als voor de TOG. Het gevolg van deze wijziging is dat alleen AWBZ-zorg meetelt voor het recht op TOG. Ouders die mantelzorg verlenen kunnen in aanmerking komen voor het mantelzorgcompliment.
Mijn voorganger heeft over de gewijzigde voorwaarden van de TOG eerder van gedachten gewisseld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 24 170, nr. 105). Hierbij is ook expliciet aandacht besteed aan mantelzorg. Dit heeft toen geen aanleiding gegeven om de regeling aan te passen.
Ziet u mogelijkheden om bij de toekenning van de tegemoetkoming TOG niet te kijken naar de AWBZ-indicatie van het kind, maar naar het inkomen van de ouders? Kunt u dat toelichten?
Het doel van de TOG is een tegemoetkoming te geven aan ouders met een thuiswonend gehandicapt kind. De AWBZ-indicatie is een aanwijzing dat een kind dusdanig gehandicapt is, dat de ouder in aanmerking kan komen voor de TOG. Inkomen is geen indicatie voor de ernst van de handicap. Ik zie daarom geen mogelijkheid om de AWBZ-indicatie te vervangen door een inkomenstoets.
Het bericht 'De totale oorlog tegen de elite van 't volk' |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «De totale oorlog van de elite tegen ’t volk?»1
Ja.
Wat is uw eerste reactie bij het horen van de uitspraken van uw gedoogpartner tijdens de regiezitting te Amsterdam van zeven februari 2011? Deelt u de mening dat «door heel Europa, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa de multiculturalistische elites een totale oorlog uitvechten tegen hun bevolkingen, met als inzet de voortzetting van de massa-immigratie en de islamisering, uiteindelijk resulterend in een islamitisch Europa – een Europa zonder vrijheid: Eurabië?» Zo nee, waarom niet?
Zo min als parlementsleden in rechte ter verantwoording kunnen worden geroepen voor wat zij in het parlementaire debat zeggen, kunnen zij of de regering politiek verantwoordelijk gehouden worden voor wat zij voor de rechter zeggen. Zulks lijkt mij uit de scheiding der machten voort te vloeien.
Wat het beleid van de regering betreft bestaat er geen misverstand over dat de inzet een samenleving is waaraan alle burgers in Nederland deelnemen, ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging. De regering gaat daarbij niet uit van de gedachte dat de geschiedenis zich herhaalt. Of Nederlandse moslims een ontwikkeling zullen doormaken vergelijkbaar met de secularisering van Nederlandse christenen zal de toekomst uitwijzen.
Overigens wijs ik er op dat niet het christelijk geloof is geseculariseerd, maar dat in Europa de samenleving is geseculariseerd. Ik heb niet de indruk dat zulks verandert door de komst van moslims naar Nederland. Dat laat onverlet dat er rekening moet worden gehouden met fundamentalisten die zulks nastreven. En dat de samenleving daartegen moet worden beschermd.
Hoe oordeelt u over dit type oorlogsretoriek en angstpolitiek van uw gedoogpartner? Deelt u de mening dat deze manier van de stuipen op het lijf jagen van Nederlanders op geen enkele wijze bijdraagt aan het oplossen van reële problemen die gepaard gaan met immigratie en de permanente vestiging van moslims in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welk toekomstperspectief heeft u voor ogen als het gaat om de positie van moslims in Nederland? Deelt u de inschatting dat door de voortvarende secularisering Nederlandse moslims een soortgelijke ontwikkeling zullen meemaken als voorheen christenen in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er volgens u sprake van de zogeheten «islamisering»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat verstaat u onder «islamisering»?
Zie antwoord vraag 2.
Welke boodschap heeft u voor Nederlanders die zich zorgen maken om de invloed van de immigratie en de invloed van de islam op Nederland en op de verworven vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting, de scheiding van kerk en staat en de gelijkheid van man en vrouw? Welke boodschap heeft u voor Nederlandse moslims die zich zorgen maken over hun toekomst in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid binnen afzienbare tijd uw toekomstvisie op de integratie te schetsen? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze visie tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat garant voor een rechtsstaat die beschermt en eisen stelt aan alle Nederlanders in gelijke mate. Aan verschillen wordt ruimte gegeven, maar noodzakelijkerwijs ook grenzen gesteld. Aan de vrijheid van meningsuiting, de scheiding van kerk en staat, en gelijkheid van de sexen wordt niet getornd. De rechtsstaat geeft burgers de vrijheid om hun mening te uiten en hun geloof te beleven, maar stelt grenzen als het gaat om discriminatie, criminaliteit of geweld. Met een beleid gericht op kwalificatie en participatie biedt het kabinet kansen aan alle burgers in Nederland op volwaardige participatie. Religieuze denominatie speelt daarbij geen enkele rol.
De telefoontaps in de zaak Baybasin |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de recente berichtgeving over de telefoontaps in de zaak Baybasin?1
Ja.
Is het waar dat de telefoontaps voor onderzoek naar Israël en de Verenigde Staten (VS) zijn gestuurd? Zo ja, wat was de onderzoeksvraag van het OM aan de onderzoekers?
Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Toegangscommissie (TC) van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken. (Digitale) kopieën van acht gesprekken zijn naar onderzoekers in Israël en de Verenigde Staten gestuurd. De TC heeft de onderzoekers gevraagd om de gesprekken op basis van signaalanalyse en telecomanalyse te bezien op mogelijke tekenen van manipulatie.
Is het gebruikelijk om onderzoekers in andere landen te vragen banden met telefoontaps of andere audiomateriaal te onderzoeken op mogelijke manipulatie? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit en in welke zaken wordt en dergelijk onderzoek verzocht?
Wanneer specifieke deskundigheid is vereist die in Nederland niet of onvoldoende aanwezig is, is het niet ongebruikelijk om forensisch onderzoek uit te besteden aan buitenlandse instanties. Dat geldt voor alle soorten forensisch onderzoek. Hoe vaak specifiek audio-onderzoek in het buitenland verricht wordt, is mij niet bekend.
Waarom is het materiaal in deze zaak juist naar deze twee landen gestuurd?
De Israëlische deskundige is aangezocht op verzoek van de raadsvrouw van Baybasin. De Amerikaanse deskundigen zijn benaderd op verzoek van het Openbaar Ministerie. De deskundigen zijn door de verzoekers geselecteerd op basis van hun specifieke kennis van het vakgebied.
Is het waar dat de onderzoekers in Israël en de VS in deze zaak verschillende banden hebben gekregen? Zo ja, wat is de waarde van de uitkomst van het onderzoek, als de landen verschillend materiaal voor onderzoek aangeboden krijgen? Is het gebruikelijk dat meerdere onderzoekers worden gevraagd de banden te bekijken op eventuele vervalsing of manipulatie en waarop vervolgens verschillend materiaal wordt verstuurd?
De onderzoekers beschikten in eerste instantie over hetzelfde onderzoeksmateriaal. Een deel van dat verstrekte materiaal was digitaal vertraagd om het op een beluisterbare snelheid te brengen. De Israëlische deskundige heeft gevraagd om de niet-vertraagde opnamen. Die heeft hij gekregen en ze vervolgens zelf weer vertraagd.
De Amerikaanse onderzoekers is aangeboden om dezelfde opnamen te ontvangen. Zij achtten dat niet nodig.
Welke audiobanden hebben de onderzoekers gekregen en waarom hebben zij niet het origineel of een kloon gekregen? Zijn de banden die de onderzoekers hebben gekregen bewerkt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom is er dan niet een kloon van de originele tapes gestuurd?
Het oorspronkelijke materiaal bestaat uit optical discs en audiobanden waarop vele duizenden getapte telefoongesprekken staan. Dit oorspronkelijke bewijsmateriaal wordt in beginsel nooit uit handen gegeven. De onderzoekers beschikten over digitale kopieën van acht gesprekken. Het materiaal dat op de audiobanden stond, is vanwege de verstaanbaarheid vertraagd. Zie daaromtrent het antwoord op vraag 5.
Bent u van mening dat het Openbaar Ministerie (OM) beter exact dezelfde klonen had kunnen gebruiken om te laten onderzoeken in Israël en de VS? Zo ja, welke stappen heeft u ondernomen om te bereiken dat alsnog deugdelijk onderzoek wordt gedaan? Zo nee, waarom is dit niet belangrijk? Wat vindt u van de opmerking van de Amerikaanse onderzoekers die zeggen dat authenticiteitanalyses alleen kunnen worden uitgevoerd met de originele opnamen, of klonen daarvan?
De Amerikaanse onderzoekers hebben aangegeven dat ze bij gebruik van het oorspronkelijke materiaal wellicht stelliger uitspraken zouden kunnen doen. Zoals in het antwoord bij vraag 6 is aangegeven, wordt dergelijk belangrijk oorspronkelijk bewijsmateriaal niet uit handen gegeven. Nu dat zo is, hebben de Amerikaanse onderzoekers desgevraagd laten weten, geen behoefte te hebben aan de niet-vertraagde opnamen die de Israëlische deskundige op eigen verzoek ontvangen heeft.
Zijn er regels waarin staat hoe er moet worden omgegaan met tapes met audiomateriaal en wat ter onderzoek gestuurd moet worden om te komen te een deugdelijk onderzoek? Zo ja, welke regels zijn dat?
Ja, er bestaat een FT-norm (forensisch-technische norm) voor «het aanleveren van audiomateriaal voor integriteits-, authenticiteits- en originaliteitsonderzoek». Volgens deze norm is een groot aantal tapgesprekken reeds eerder onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut.
Hoe beoordeelt u de opmerking van de onderzoekers in de VS die zeggen dat heel veel kleine «smoking guns» nog belangrijker zijn dan de paar aanwezige «smoking cannons»? Baart deze opmerking u geen zorgen ten aanzien van de betrouwbaarheid van het aangeleverde materiaal?
Deze opmerking is gemaakt door de Israëlische onderzoeker.
De conclusies van de onderzoekers verschillen aanzienlijk, ook bij dat gedeelte van het materiaal dat voor beide partijen gelijk was (namelijk de gegevens van de optical discs). De Israëlische onderzoeker ziet ook daarin veel meer «smoking guns» dan de Amerikaanse onderzoekers. De geciteerde opmerking zegt niet zozeer iets over de betrouwbaarheid van het aangeleverde materiaal, maar over de geringe «hardheid» van het type analyses dat verricht is. Hetzelfde fragment wordt klaarblijkelijk door de een heel anders geïnterpreteerd dan door de ander.
Wat is er met de analyses van de Israëlische en Amerikaanse onderzoekers gedaan?
Nadat de onderzoekers over en weer op elkaars bevindingen hebben kunnen reageren, zijn de rapportages door een Nederlandse hoogleraar beschreven in een samenvattend document. Naar aanleiding daarvan heeft de TC nog nader onderzoek verricht en laten verrichten. Dit alles is gebruikt ten behoeve van een advies aan het College van procureurs-generaal. Bij dit advies zijn alle technische rapportages gevoegd. Deze zijn door het College eveneens ter beschikking gesteld aan de advocate van Baybasin.
Bedreigingen door jagers |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Jacht op zwaan escaleert totaal»?1
Ja.
Klopt het dat de politie in eerste instantie weigerde te komen terwijl een burger zich bedreigd voelde en om die reden de politie belde? Hoe beoordeelt u dit?
Het regiokorps Gelderland-Zuid heeft mij meegedeeld dat de communicatie tussen de melder en de politie aanvankelijk niet goed is verlopen. Hierdoor ontstond onduidelijkheid over de plaats waar de gebeurtenis zich afspeelde en wat er zich afspeelde. Er is geen sprake geweest van een aanvankelijke weigering om ter plaatse te komen, maar van onduidelijkheid. Dat de melder hierdoor mogelijk het gevoel heeft gekregen dat de politie niet wenste te komen betreurt de politie en ik sluit mij daarbij aan. Ik verwijs verder naar het antwoord op vragen 3 en 4.
Bent u ervan op de hoogte dat onder andere in Noord-Holland en Brabant ook recent burgers verbaal en fysiek zijn bedreigd door jagers, waaronder door leden van de Wildbeheereenheid?
In de in het antwoord op vraag 2 genoemde zaak heeft het regiokorps Gelderland-Zuid mij meegedeeld dat de politie later op de dag waarop het voorval plaatsvond op locatie de aangiften van beide aangeefsters heeft opgenomen. Vervolgens is een strafrechtelijk onderzoek gestart.
Verder heeft de politie over de periode vanaf 1 maart 2006 tot 1 maart 2011 gegevens kunnen achterhalen over zes gevallen waarin het volgens een politiemutatie of proces-verbaal ging om – vermeende – bedreigingen van passanten door jagers tijdens het jagen. Ik kan niet garanderen dat dit overzicht volledig is, aangezien voorvallen in aangiftes of politiemutaties anders omschreven kunnen zijn en daardoor bij de zoekslag niet gevonden kunnen zijn.
Vijf voorvallen hebben, vanwege verschillende gronden, niet geleid tot een strafrechtelijk vervolg. Een voorval is wel vervolgd maar heeft geleid tot een vrijspraak.
Heeft u zicht op het aantal incidenten de laatste vijf jaar waarbij jagers burgers bedreigden? Zo ja, kunt u aangeven om hoeveel gevallen dit ging en wat de strafrechtelijke gevolgen hiervan waren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat deze aanvallen en bedreigingen een aantasting vormen van de openbare veiligheid en dat hier streng tegen op getreden dient te worden? Zo ja, op welke wijze kan en wilt u hieraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens kan ik niet opmaken dat er daadwerkelijk sprake is geweest van aanvallen en bedreigingen (ik verwijs naar het antwoord op vraag 4). Wel deel ik vanzelfsprekend de mening dat bedreigingen niet acceptabel zijn en een aantasting vormen van de veiligheid. De politie en het Openbaar Ministerie hebben voldoende handvatten om dergelijke zaken op te pakken.
Deelt u de mening dat jagers die zich niet aan de gedragsnormen houden niet het faunabeleid van overheden dienen uit te voeren? Zo ja, bent u bereid hiertoe regels of aanbevelingen aan de provincies te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
De gedragsnormen hebben de jagers onderling afgesproken en zijn niet bepalend voor het beleid van overheden. In deze gedragsnormen staat hoe een jager zich dient te gedragen in het veld. De gedrags- en weidelijkheidsregels van Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging zijn hiervan een voorbeeld. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 7 en het antwoord van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen van het lid Thieme van uw Kamer (Kamerstukken II, 2007–2008, Aanhangsel Handelingen, nr. 2448).
Deelt u de mening dat jagers die de gedragsregels overtreden een levenslang jachtverbod zouden moeten krijgen, gelet op het feit dat voor vuurwapengebruik onbesproken gedrag een voorwaarde is? Zo ja, bent u bereid dit nadrukkelijk in regels vast te leggen? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot de wens van het kabinet om te komen tot een lik-op-stuk beleid?
Ik vind dat de bestaande wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden biedt voor een adequate en tijdige reactie. In de Flora- en faunawet zijn meerdere gronden opgenomen waarop de korpschef een jachtakte kan weigeren of intrekken, zoals in geval van (vrees voor) misbruik van vuurwapens of munitie. (artikel 39, eerste lid onder e en artikel 41, eerste lid onder c).
Ook op basis van de Circulaire Wapens en munitie 2005 wordt misbruik in het verleden door de korpschef betrokken bij de beoordeling van aanvragen voor een wapenvergunning, zoals in casu een jachtakte. Bij veroordelingen kunnen personen namelijk gedurende een bepaalde periode voor nieuwe aanvragen worden uitgesloten. De in mijn antwoord op vraag 6 genoemde gedragsnormen zijn in dit kader niet relevant.
De bezuinigingen op het gemeentelijk veiligheidsbudget |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gemeenten krijgen minder rijksgeld voor veiligheid»?1
Ja.
Klopt het dat de gemeenten in 2012 94 miljoen euro per jaar minder ontvangen voor veiligheidsbeleid, waardoor vele lokale veiligheidsinitiatieven dreigen te sneuvelen?
Het bedrag van 94 miljoen euro komt mij niet bekend voor.
De besparing waartoe het kabinet in het kader van de noodzakelijke bezuinigingen op de rijksuitgaven heeft besloten, betreft het niet continueren van de tijdelijke, via de decentralisatie-uitkering Veiligheid en Leefbaarheid, extra toegekende middelen. De middelen zijn voor de jaren 2010 en 2011 toegekend aan 40 gemeenten in het kader van het manifest Bestrijding Overlast en Verloedering. Voor 2010 betrof het ca. € 89 miljoen, voor 2011 ca. € 64 miljoen. Bij brief van 24 november 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 B, nr. 12) heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u hierover geïnformeerd.
De structurele middelen voor veiligheid, ten bedrage van ca. € 1,26 miljard, die gemeenten ontvangen via het gemeentefonds, lopen ook na 2011 door. De grootste 37 gemeenten ontvangen hieruit samen ongeveer € 600 miljoen. Dat biedt gemeenten ook na 2011 voldoende financiële ruimte om succesvolle veiligheidsmaatregelen te starten of voort te zetten.
Deelt u de mening van Venlose burgemeester Bruls dat het moeilijk uit te leggen is aan de samenleving dat dit kabinet de mond vol heeft van veiligheid, maar tegelijk minder geld geeft aan gemeenten om veiligheidsbeleid vorm te geven? Zo nee, hoe wilt u deze, voor de gemeenten enorm zure maatregelen dan uitleggen?
Zoals hierboven aangegeven, beëindigt het kabinet enkele tijdelijke geldstromen. Dat neemt niet weg dat veiligheid voor dit kabinet prioriteit heeft. Het kabinet zal ook de komende jaren gemeenten op allerlei manieren blijven ondersteunen bij het versterken van de veiligheid en leefbaarheid, onder meer door het vormgeven van wettelijk instrumentarium, het bevorderen van de lokale en regionale samenwerking (bijvoorbeeld door ondersteuning vanuit het Rijk van RIEC’s en veiligheidshuizen) en kennisdeling.
Klopt het dat uit onderzoek blijkt dat gemeentelijk veiligheidsbeleid effect heeft? Zo ja, deelt u de mening dat alles gedaan moet worden om dit beleid in stand te houden?
Succesvol veiligheidsbeleid uiteraard in belangrijke mate gestalte op lokaal niveau. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenten hiervoor hebben, zijn zij naar mijn overtuiging zelf het beste in staat om te bepalen welke maatregelen nodig zijn, welke beëindigd moeten worden en welke voortgezet of gestart moeten worden.
Verwacht u dat door deze en andere bezuinigingsopdrachten die bij de gemeenten liggen veiligheidsbeleid stopgezet zal worden? Bent u bereid deze keuzes door gemeenten te inventariseren? Zo nee, waarom niet?
In tijden van budgettaire krapte staan Rijk en gemeenten samen voor de opdracht om met minder financiële middelen toch een maximale inspanning te leveren om de veiligheid en leefbaarheid te vergroten. Dat vraagt enerzijds om prioriteiten stellen, anderzijds om effectiever werken binnen de bestaande mogelijkheden, bijvoorbeeld door regionale samenwerking. Een inventarisatie acht ik in dit verband niet nodig. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten er in zullen slagen om te doen wat nodig is.
Klopt het dat veel gemeenten hun inzet in het Veiligheidshuis bekostigen uit de middelen die nu wegbezuinigd worden? Zijn de ambitieuze plannen van het kabinet met de veiligheidshuizen te realiseren zonder de inzet van de gemeentes? Zo nee, hoe waarborgt u de deelname van gemeentes in de Veiligheidshuizen?
Voor de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen stel ik jaarlijks 7,7 miljoen beschikbaar. Daarnaast investeer ik in 2011 3 miljoen voor de ontwikkeling van een casusondersteunend systeem voor de Veiligheidshuizen. Maar ook het lokale bestuur moet een bijdrage leveren. Om de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten is mijn doel om meer focus aan te brengen in de doelen, functie en werkwijze van de Veiligheidshuizen. Door kennis en krachten te bundelen, verwacht ik dat het voor alle betrokken partijen effectief wordt (of blijft) om te investeren in een Veiligheidshuis.
Bent u van plan om uw beleid bij te stellen als op grond van veiligheidsstatistieken blijkt dat deze forse bezuinigingen leiden tot een verslechtering? Zo nee, waarom niet?
Het lijkt mij niet verstandig om van dergelijke veronderstellingen uit te gaan. De uitdagingen waarvoor wij de komende jaren staan zijn helder. Laten wij er vooral voor zorgen dat we samen met gemeenten de handen uit de mouwen blijven steken voor het verbeteren van de veiligheid in ons land. Ik heb er vertrouwen in dat dat lukt.
Deelt u de mening dat een regering die veiligheid als één van haar drie ambities gekozen heeft ook concrete doelen moet durven formuleren ten aanzien van de veiligheid die mensen in hun eigen omgeving ervaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wilt u dergelijke doelstellingen bepalen?
Die mening deel ik. De ambities van het kabinet op het gebied van Veiligheid en Justitie heb ik uitgewerkt in het Werkprogramma Nederland Veiliger verdeeld over de volgende thema’s:
De in mijn brief van 18 februari 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 628 en 30 880, nr. 237) genoemde landelijke politieprioriteiten zijn een onderdeel hiervan.
Het bericht dat de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de OPTA twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven?1
Het gaat hier om een discussie tussen OPTA als toezichthouder op de naleving van de eisen die de Postwet 2009 stelt aan de universele postdienst en TNT Post als leverancier van de universele dienst.
OPTA heeft niet gesteld dat zij twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT Post, maar dat zij niet met zekerheid kan vaststellen dat TNT aan de 95%-norm voldoet. OPTA heeft onder andere gevraagd om een uitsplitsing van de bezorgkwaliteit naar bezorgdagen. TNT geeft aan dat voor de losse post de norm van 95% is gehaald en zij een algeheel overzicht van de uitkomsten van de metingen heeft verstrekt en inzichtelijk heeft gemaakt hoe die uitkomsten zijn gewogen. Het is aan OPTA om te bepalen welke informatie zij nodig heeft voor de uitvoering van haar taken.
Welke redenering hanteert TNT om de kwaliteit van de postbezorging te berekenen op basis van een gewogen gemiddelde, waarbij zij uitkomt op een kwaliteit van 95,2%? Welke wegingsfactoren worden gebruikt?
De kwaliteitsnorm voor de universele dienstpost is op 95% gesteld. Dat betekent dat gemiddeld per jaar 95% van de brieven die aan de gestelde eisen voldoen binnen 24 uur moeten worden bezorgd.
Het onderzoeksbureau Intomart GfK verstuurt in opdracht van TNT Post elke maand ca. 5 000 proefbrieven; jaarlijks ca. 60 000 brieven. Dit levert ongewogen gemiddelden op. Vervolgens worden de uitkomsten omgewerkt naar een gewogen gemiddelde aan de hand van de werkelijke aantallen brieven per maand, aan de hand van de volgende kenmerken: periodes van het jaar, wijze van adressering (machinegeschreven, handgeschreven) en gewichtsklassen. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de hoeveelheid post die met overnight service wordt verzonden in de maand december, welk volume sterk afwijkt van de andere maanden van het jaar. Zo wordt het gewogen gemiddelde per jaar bepaald.
Waarom wil TNT volgens de OPTA niet inzichtelijk maken hoe ze de weging berekent, terwijl het berekende percentage cruciaal afhangt van de precieze weging, omdat het ongewogen gemiddelde op 94,8% uitkomt?
TNT heeft aan OPTA gerapporteerd hoe zij de weging bepaalt en de meetresultaten weegt. De daadwerkelijke wegingsinformatie heeft TNT volgens OPTA niet geleverd, hetgeen door TNT wordt betwist. TNT wijst daarbij naar eerdere afspraken daarover met OPTA en de controle door de accountant. De verklaring van de accountant, vergezeld van de controleplannen en het controleverslag, is bij de rapportage geleverd.
Met welk significantieniveau komt het door TNT bepaalde gewogen gemiddelde van 95,2% uit boven de limiet van 95%?
Het significantieniveau wordt niet benoemd in de wettelijke definities en de definities van de Europese normen als te rapporteren parameter. TNT Post heeft dan ook niet over het significantieniveau gerapporteerd. In de Europese norm staat vermeld dat een 95%-betrouwbaarheidsinterval dient te worden gegeven dat een nauwkeurigheid dient te hebben van maximaal 1% onder en 1% boven de gemeten waarde. De nauwkeurigheid van het door TNT Post gerapporteerde betrouwbaarheidsinterval bedraagt 0,21%, zodat de meting aanzienlijk nauwkeuriger is dan volgens de norm wordt vereist, volgens TNT.
TNT Post geeft aan dat het betrouwbaarheidsinterval voor de losse post ligt tussen 94,9% en 95,4%, hetgeen betekent dat de kans dat het gewogen gemiddelde daartussen ligt 95% bedraagt.
Op basis van dit betrouwbaarheidsinterval kan volgens OPTA worden geschat dat de standaarddeviatie 0,125 is. Verder ligt het door TNT Post aan OPTA gerapporteerde gewogen gemiddelde op 95,2%. Met deze gegevens, uitgaande van een normaalverdeling, kan volgens OPTA de kans dat het gemiddelde boven de 95% ligt worden geschat op 89%.
Deelt u de mening dat het bericht dat OPTA twijfelt aan de bezorgkwaliteit van TNT en dat TNT weigert openheid van cijfers te geven het zoveelste bewijs is dat de concurrentie in de postsector is mislukt, na de eerdere berichten over de onderbezetting bij TNT, het sjoemelen met post door de leiding, de falende postbezorging, de verhoging van de prijs van de postzegel, werknemers die te maken krijgen met intimidatie op de werkvloer, 15 000 mensen die hun baan dreigen te verliezen en postwerkers die niet eens het minimumloon krijgen?
Neen, OPTA stelt dat zij niet met zekerheid kan vaststellen dat TNT aan de kwaliteitseis voldoet, omdat volgens OPTA op basis van de wettelijk voorgeschreven systematiek, in het bijzonder de te hanteren statistische definities, niet uit te sluiten valt dat de werkelijke uitkomst onder de 95% ligt.
Het gaat hier om het toezicht op de naleving van de eisen die worden gesteld aan de universele postdienst. Deze eisen golden ook de volledige openstelling van de postmarkt. Afgezien van het feit dat het hier om fractionele verschillen gaat, zie ik niet hoe daar de conclusie aan kan worden verbonden dat de concurrentie in de postsector is mislukt.
Een geheim plan voor huizen in de natuur |
|
Lutz Jacobi (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Geheim plan voor huizen in de natuur» van 3 februari in de Gooi en Eemlander?
Ja.
Was u bekend met het voornemen van de regionale commissie Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) om af te willen wijken van het natuurbeleid en het beleid voor ruimtelijke ordening? Zo ja, waarom heeft u hierover de Kamer niet geïnformeerd? Zo nee, wat is uw mening over dit voornemen dat niet in lijn is met het beleid?
Nee, ik was hiermee niet bekend.
Naar ik heb begrepen is de ILG gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vechtstreek ook niet voornemens af te wijken van het beleid. De commissie voert momenteel een verkenning uit die zich richt op de vraag of er in het Groene Uitweggebied kansen zijn om verrommelde, bebouwde locaties op te ruimen, met als doel de ruimtelijke kwaliteit in het gebied te verbeteren en (met de meeropbrengsten) de groene ambities te realiseren. Deze verkenning sluit aan bij regelingen als «ruimte voor ruimte» en «rood voor groen» welke passen binnen het ruimtelijk rijksbeleid.
Voor aanvullende informatie verwijs ik u naar de antwoorden van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op recente vragen van Provinciale Staten over dit onderwerp (d.d. 15 februari 2011).
Wie zijn de deelnemers in deze Commissie Investeringsbudget Landelijk Gebied? Zijn hier ambtenaren bij die onder uw verantwoordelijkheid vallen?
Het krantenbericht doelt op de ILG gebiedscommissie Amstel, Gooi en Vechtstreek. De commissieleden zijn bestuurlijke vertegenwoordigers van gemeenten, waterschap, natuurbeheerders, landbouworganisaties e.d. Op de website van de provincie Noord-Holland is een lijst met namen te vinden. Het betreft geen ambtenaren die onder de verantwoordelijkheid van de minister van I&M of mij vallen.
Zijn er uitkomsten van dit onderzoek naar nieuwe locaties voor duizend woningen in het Gooi? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer zenden?
De uitkomsten van een dergelijk onderzoek zijn mij niet bekend. Ik verwijs u hiervoor naar de provincie Noord-Holland.
Kunt u aangeven welke delen van de Ecologisch Hoofdstructuur-gronden (EHS) in eigendom of optie zijn van bouwbedrijf AM vastgoed?
Uit navraag bij de provincie Noord-Holland blijkt dat er in dit gebied geen EHS-gronden in eigendom of optie van bouwbedrijf AM vastgoed zijn.
Kunt u uitsluiten dat in andere delen van het land dergelijke onderzoeken zijn of worden uitgevoerd?
Nee, zolang provincies zich aan de afspraken en algemene kaders houden, kunnen dergelijke onderzoeken elders in het land ook worden uitgevoerd.
De aansluiting van de Westerbaan in gemeente Katwijk |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
|
|
|
Bent u het eens met de brief van de voormalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2 maart 2011, waarin zij toezeggingen doet ten aanzien van de gemeente Katwijk?1
Rijk, provincie en gemeente zijn al geruime tijd in een constructief overleg over het oplossen van de verkeersproblematiek rondom Katwijk.
Het probleem van de verkeersdrukte in Katwijk heeft zowel te maken met het sluiten van de Cantineweg in 2009 als met het doortrekken van de Westerbaan. Voor wat betreft het eerste zijn provincie als bevoegd gezag en gemeente aan zet om een nieuwe tijdelijke openstelling te realiseren. Op dit punt wordt geen belemmering opgelegd door het ministerie van EL&I.
Wat betreft het doortrekken van de Westerbaan onderstreep ik de afspraken die zijn vastgelegd in de brief van mijn voorganger aan u van 24 februari 2010. Ik ben bereid de begrenzing van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide aan te passen op een wijze die de realisatie van de rondweg mogelijk maakt. Voorwaarde hierbij is dat provincie in samenwerking met de gemeente een ecologisch deugdelijk onderbouwd en gedragen voorstel doet, waaruit blijkt dat de instandhoudingsdoelstellingen gewaarborgd blijven.
Zoals recent besproken in het overleg op 21 februari met gemeente en provincie, behoeft het thans voorliggende voorstel nog nadere uitwerking. Ik zie dat, gezien de mogelijkheden in het gebied, met vertrouwen tegemoet. Ik verwacht dat de begrenzing van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide kan worden aangepast. Dat is mijn nadrukkelijke inzet.
Erkend u het belang van een permanente verbinding tussen de Westerbaan en de Meeuwenlaan voor de gemeente Katwijk en de provincie Zuid-Holland?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de gemeente de benodigde compenserende maatregelen heeft getroffen om de instandhoudingdoelen in het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de verkeersdruk in een woonwijk bijna is verdubbeld doordat de rondweg niet gerealiseerd kan worden, met als gevolg dat er onveilige situaties ontstaan in de woonwijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de grens van het Natura 2000-gebied de Meijendel & Berkheide nabij de Westerbaanweg terugbrengen naar de oorspronkelijke grens van het gebied conform de toezegging van de voormalig minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waardoor ruimte ontstaat voor het tracé van de Westerbaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u de toezegging van de voormalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op korte termijn uitvoeren, nu de gemeente Katwijk en de provincie Zuid-Holland de vereiste ecologische onderbouwing hebben geleverd, zodat de Gemeente Katwijk verder kan met de procedures voor de realisatie van de rondweg?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toezeggen het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide net als andere stikstof gevoelige gebieden pas definitief aan te wijzen als de Programmatische Aanpak Stikstof gereed is?
De toezegging zal worden geformaliseerd met het definitieve aanwijzingsbesluit voor het gebied Meijendel & Berkheide. De afspraken in het regeerakkoord over de decentralisatie van het natuurbeleid, de herijking van de EHS, de bezuinigingen op het natuurbeleid en de voortgang van de PAS hebben invloed op het moment waarop weer tot definitieve aanwijzing kan worden over gegaan. Ik verwacht dit besluit niet eerder dan rond de zomer vast te kunnen stellen.
Bestrijding van antisemitische uitingen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u het item gezien in het programma Pownews van 9 februari 2011, waarin een jongen een Hitlergroet uitbracht jegens een gezelschap van rabbijnen, imams en dominees?
Ja.
Is er aangifte gedaan van dit voorval? Zo nee, wilt u de betrokkenen daar actief toe uitnodigen?
Naar aanleiding van de televisie-uitzending op 9 februari heeft het korps Amsterdam-Amstelland rabbijn Evers benaderd en hem gevraagd om aangifte te doen. De rabbijn heeft op 11 februari 2011 aangifte gedaan ter zake van belediging.
Is de jongen die op camera herkenbaar de Hitlergroet brengt en «kankerjoden» roept opgepakt of loopt er politieonderzoek naar deze antisemitische uitingen? Zo ja, op welk moment en op welke basis heeft de politie besloten om actie te ondernemen? Zo nee, bent u van mening dat dit soort gedragingen ambtshalve onderzocht en vervolgd moeten worden?
Naar aanleiding van de aangifte is er een opsporingsonderzoek gestart, waarbij onder meer de foto van verdachte is getoond in het televisieprogramma «Ter plaatse» van RTV Noord-Holland. Daarnaast is de foto geplaatst op de website www.depolitiezoekt.nl. Aangezien het onderzoek nog loopt, kan ik geen verdere mededelingen doen.
De politie kan ook zonder aangifte proces-verbaal van strafbare feiten opmaken en inzenden naar het openbaar ministerie. De officier van justitie beoordeelt de zaak en beslist of tot vervolging wordt overgegaan. Ingevolge de Aanwijzing discriminatie (2007A010) van het College van Procureurs-generaal is daarbij de hoofdregel dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt.
Werd de interreligieuze wandeling begeleid door politieagenten? Zo ja, hoe hebben zij gereageerd op de uitingen van deze jongen?
Nee. De politie werd pas kort tevoren op de hoogte gesteld over de wandeling.
Deelt u de observatie dat uit dit filmpje opnieuw blijkt dat mensen die door hun kleding als Joods herkend zouden kunnen worden in de praktijk met antisemitisch gedrag geconfronteerd worden? Vindt u het ook ontoelaatbaar dat Joodse mensen hiermee rekening moeten houden en zich in sommige gevallen genoodzaakt voelen om hun gedrag en voorkomen aan te passen?
Het filmpje bevestigt dat antisemitisch gedrag voorkomt. Antisemitisch en ander discriminerend gedrag is onacceptabel. Niemand in Nederland zou zich door zulk gedrag genoodzaakt moeten voelen om zijn gedrag en voorkomen aan te passen.
Bent u van mening dat de pakkans voor antisemitisme verhoogd moet worden door bijvoorbeeld de gerichte inzet van opsporingsambtenaren die zich op traditioneel Joodse wijze kleden? Zo ja, hoe wilt u bevorderen dat deze lokagenten gericht ingezet worden zodat Joodse mensen weer zonder angst herkenbaar over straat kunnen lopen? Zo nee, waarom niet?
De keuze voor de inzet van gerichte opsporingsmiddelen wordt op lokaal niveau gemaakt, op basis van de lokale kennis. De Regionale Discriminatieoverleggen (RDO’s) spelen hierin een belangrijke rol. De inzet van alternatieve opsporingsmethoden is ook een lokale aangelegenheid, mits deze vallen binnen de wettelijke mogelijkheden. Hoewel daarvoor een wettelijke basis bestaat, ligt de inzet van lokagenten bij antisemitisme, niet voor de hand vanuit overwegingen van subsidiariteit (als andere opsporingsmiddelen niet tot het gewenste resultaat leiden). Ook deze afweging dient echter lokaal te worden gemaakt.
Hoeveel aanhoudingen zijn afgelopen jaar verricht vanwege antisemitisme?
Voor de zomer zullen wij een aanscherping van het actieprogramma ter bestrijding van discriminatie naar de Tweede Kamer sturen. Hierbij sturen wij ook de landelijke cijfers van de politie en het Openbaar Ministerie ten aanzien van antisemitisme in 2010 mee.