Een geheime CIA-gevangenis in Polen |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat de Poolse autoriteiten een onderzoek naar martelen door de CIA op Pools grondgebied dwarsbomen?1 Indien neen, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, bent u bereid om bij de Poolse regering aan te dringen het onderzoek naar de martelingen te laten afronden?
Neen. Feit is dat het Poolse Openbaar Ministerie in 2007 een onderzoek heeft gestart naar het bestaan van een detentiecentrum in Polen en ondervragingen die daar door de CIA zouden hebben plaatsgevonden. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onafhankelijke justitiële autoriteiten. De Poolse regering onthoudt zich van enige interventie in dit lopende onderzoek en doet daarover dan ook geen mededelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de Nederlandse regering het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten zonder adequate juridische waarborgen alsmede het gebruik van geheime detentiecentra afwijst?2 Indien neen, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het, in het licht van de humanitaire principes van de EU en de conclusies van de voorgaande onderzoeken onder andere van het Europees Parlement, van groot belang is dat dit onderzoek wordt afgerond?3 Indien neen, waarom niet?
Ja.
De gouden handdruk van 425.000 euro voor oud-directeur Woonbron |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Daar volgens het jaarverslag 2010 van Woonbron1 de voormalig directeur van woningcorporatie Woonbron – na het creëren van een megaverlies door de aankoop van de stoomboot SS Rotterdam – een vergoeding van 425 000 euro heeft meegekregen, wat vindt u daarvan?
Het is de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht om het beleid inzake beloningen en ontslagregelingen voor de bestuurders vast te stellen. De raad van toezicht moet hierbij, zoals bij haar gehele bedrijfsvoering, soberheid en doelmatigheid betrachten. Op dit moment ligt hiertoe als kader de «Sectorbrede Beloningscode» voor bestuurders van woningcorporaties voor. Voor de leden van Aedes is de toepassing van deze code verplicht. Hierbij merk ik overigens op dat veel van de arbeidsovereenkomsten in de sector dateren van voor de invoering van deze code in juli 2010 en de voorganger daarvan, de «Adviesregeling Izeboud» uit 2004.
Momenteel is er nog geen wettelijke basis om de bezoldigingen van bestuurders te normeren, om op die wijze de begrippen soberheid en doelmatigheid concreet toetsbaar te doen zijn. Bij de invoering van de wetgeving voor normering van topinkomens (WNT) zal dit voor nieuwe gevallen wel mogelijk worden. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij uw Kamer.
Deelt u de mening dat dergelijke vertrekpremies niet te rijmen zijn met de wettelijke bepaling dat toegelaten instellingen sober en doelmatig dienen te opereren?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het toelaatbaar, dat wanneer een corporatiedirecteur tientallen miljoenen euro’s maatschappelijk geld kwijtraakt door het nemen van onverantwoorde risico’s, deze als bedankje bijna een half miljoen euro cadeau meekrijgt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat bent u van plan te ondernemen om dergelijke buitensporige vertrekpremies voor falende corporatiedirecteuren onmogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 1.
De inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten |
|
Ronald van Raak |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Welke organisaties in Nederland die politieke activiteiten ontplooien zijn sinds de Tweede Wereldoorlog geïnfiltreerd geweest door één van de veiligheidsdiensten?1
In het openbaar kan ik geen mededelingen doen over concrete operationele activiteiten, waaronder begrepen infiltratie in organisaties die politieke activiteiten verrichten, van de AIVD of diens voorganger de BVD. Het in de openbaarheid brengen van dergelijke informatie, bovenal wanneer dat lopende onderzoeken betreft, zou een goede taakuitvoering van de AIVD ernstig belemmeren.
De AIVD brengt jaarlijks een openbaar verslag uit waarin wordt bericht over de onderzoeken die in het kader van zijn wettelijke taak zijn gedaan naar personen en organisaties. Er bestaat geen ruimte om meer informatie aangaande uw vraag in de openbaarheid te verstrekken dan in deze verslagen is gedaan. Ik verwijs kortheidshalve naar deze verslagen.
Bij de organisatie van welke activiteiten die uiteindelijk resulteerden in geweld is één van de veiligheidsdiensten mede betrokken geweest?
Ten behoeve van zijn taakuitvoering heeft de AIVD wettelijk gezien de mogelijkheid dat een natuurlijke persoon bij instructie van de dienst kan worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel dat er een strafbaar feit wordt gepleegd (Wiv 2002, art. 21). De toepassing van deze bevoegdheid geschiedt altijd op basis van een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Het uitlokken van strafbare feiten door een agent wordt nooit toegestaan en is bovendien wettelijk verboden.
Deelt u de opvatting dat de veiligheidsdiensten geweld moeten voorkomen en niet moeten veroorzaken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel krijgen dit soort spionnen betaald?
In het openbaar kan geen mededeling gedaan worden van hoeveel informanten en agenten de diensten gebruik maakt. Over de financiële vergoeding die deze personen ontvangen, doe ik geen uitspraken. Wel kan ik aangeven dat informanten of agenten niet altijd een financiële vergoeding krijgen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het de diensten conform de Wiv 2002 is toegestaan om zich bij de uitvoering van zijn taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, te wenden tot een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken. De Wiv 2002 bepaalt voorts dat de diensten bevoegd is tot de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van de dienst zijn belast met het gericht verzamelen van gegevens omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van de diensten van belang kunnen zijn (artikel 21). Dit artikel bevat geen uitzonderingen waar het gaat om het soort dekmantel of de hoedanigheid waaronder de agent functioneert. Daarnaast geldt dat er in alle gevallen een zorgvuldig afwegingsproces voorafgaat aan het benaderen van informanten en agenten en dat medewerking te allen tijde op vrijwillige basis geschiedt.
Het hoofd van de AIVD informeert mij over alle zaken die voor mij als politiek verantwoordelijke voor het functioneren van de AIVD van belang zijn.
Was de minister van Binnenlandse Zaken telkens van deze activiteiten op de hoogte?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de infiltrant voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), ook actief was als journalist?
In het openbaar kan ik niet ingaan op de vraag of een bepaald persoon al dan niet – en in welke hoedanigheid – voor de AIVD actief is geweest, aangezien de AIVD wettelijk verplicht is zijn bronnen geheim te houden.
Hoeveel mensen die ook actief zijn als journalist worden door de AIVD, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) of de Regionale Inlichtingendiensten (RID’s) ingezet? Hoeveel daarvan worden ingezet in het buitenland? Hoeveel daarvan in oorlogsgebieden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting dat de inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten niet strookt met de onafhankelijkheid van de journalistiek? Ziet u met mij het gevaar dat de inzet van journalisten door de veiligheidsdiensten er toe leidt dat journalisten onderwerp worden van geweld?
Zie antwoord vraag 4.
Geweld dat meer voorkomt op grote scholen dan op kleine scholen |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Meer geweld op grote school»?1
Er zijn in het voortgezet onderwijs 381 scholen met meer dan 1000 leerlingen. Een school kan echter meerdere vestigingen hebben waardoor het aantal leerlingen per vestiging beduidend lager uitvalt. Gemiddeld heeft een school ongeveer drie vestigingen.Het gemiddeld aantal leerlingen per vestiging is ruim 700.
Hoeveel scholen in Nederland hebben meer dan duizend leerlingen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de volgende bevinding: «Op scholen met meer dan duizend leerlingen was het aandeel geweldsincidenten drie keer zo hoog als op kleinere scholen. De associatie tussen grote scholen en geweld bleef bestaan, ook als rekening wordt gehouden met individuele kenmerken van leerlingen»?2
In het onderzoek van het WODC is inderdaad deze bevinding opgenomen. Direct daarna is echter het volgende aangegeven: «Dit zou impliceren dat schaalvergroting in het onderwijs samen kan gaan met een groei in aan agressie gerelateerde criminaliteit. De aanname is dan wel dat de ratio leerlingen per leerkracht toeneemt. Weijters (2008) vindt bijvoorbeeld dat als rekening wordt gehouden met de ratio tussen leerlingen en leerkrachten het effect van schoolomvang op zelfgerapporteerde delinquentie verdwijnt.»
In Nederland zijn de afgelopen 20 jaar verschillende landelijke onderzoeken naar pesten en geweld in het onderwijs uitgevoerd (ITS, 1992, 1994, 2001, 2006 en 2008) op scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Daarin werd juist gevonden dat op grote(re) scholen minder geweldsincidenten plaatsvinden. Op basis van deze onderzoeken hebben de onderzoekers geconcludeerd dat het het meest zuiver is te kijken naar leerling-kenmerken in plaats van naar klas- of schoolkenmerken (zoals schoolgrootte). Vooral leerling-kenmerken die te maken hebben met sociale en cognitieve aspecten blijken «verklarend» voor geweld. Als er slechts wordt gekeken naar schoolgrootte, is er contaminatie van leerling-kenmerken en schoolomvang-kenmerken. In kleine scholen (speciaal onderwijs, praktijkonderwijs) zijn bepaalde leerling-kenmerken oververtegenwoordigd en is relatief meer geweld dan in grote scholen (vwo, havo).
Bent u bereid uitgebreid onderzoek te doen naar relatie schoolgrootte en criminaliteit en geweld in Nederland nu het WODC-rapport3 aangeeft dat er geen trendstudies bekend zijn die dit hebben onderzocht?
Zie het antwoord op vraag 3. De relatie tussen schaalgrootte en mate van optreden van geweld- en geweldsincidenten op school wordt al meer dan 20 jaar systematisch onderzocht in diverse landelijke onderzoeken naar pesten en geweld en in de sociale veiligheidsmonitor. Het WODC-rapport vormt geen aanleiding voor het in gang zetten van nieuw onderzoek.
Deelt u de mening dat het na het stoppen van de schaalvergroting middels de fusietoets, nu tijd is om de grote onderwijsfabrieken met meer dan duizend leerlingen te ontmantelen om er kleinere scholen van te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer uw voorstellen tegemoet zien?
Nee, de fusietoets is gericht op de toekomstige fusies en niet op het verleden. Met de fusietoets hebben we een instrument gecreëerd om verdere schaalvergroting te kunnen beïnvloeden, met name om keuzevrijheid te behouden waar dat kan zonder dat de onderwijskwaliteit in gevaar komt. Een (te) groot leerlingenaantal is bovendien geen criterium om te mogen fuseren in de wet fusietoets en de regeling.
Voor de beleving van betrokkenen is schoolomvang is niet altijd het relevante criterium bij schaalgrootte. Het gaat dan eerder om de onderwijslocatie (vestiging). Deze valt lang niet altijd samen met de school. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid uw bezuinigingen op conciërges in het onderwijs ongedaan te maken nu uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als «situaties merkbaar toezicht afwezig is, bijvoorbeeld conciërges ontbreken, dan de interactie tussen leerlingen gepaard kan gaan met meer criminaliteit.»? Zo nee, waarom creëert u bewust onveilige situaties op scholen?
Het onderzoek uitgevoerd door het WODC heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. De conciërgeregeling daarentegen is specifiek van toepassing op het basisonderwijs. Binnen deze regeling ontvangt een beperkt aantal basisscholen tot 1 augustus 2012 een aanvulling op de loonkosten voor een conciërge. Ik ben voornemens deze specifieke aanvulling tot 1 augustus 2015 voort te zetten. Per 1 augustus 2015 worden deze middelen toegevoegd aan de lumpsum, waardoor iedere basisschool een hogere vergoeding ontvangt voor conciërges of ander ondersteunend personeel. Voor wat betreft mijn voorstel voor een korting op deze regeling wil ik verwijzen naar de besluitvorming voortvloeiend uit het algemeen overleg met uw Kamer op 14 juni.
Overigens hecht ik zeer aan een veilig schoolklimaat. Op 28 februari heb ik uw Kamer een brief gezonden waarin ik uitgebreid ben ingegaan op het veiligheidsbeleid op scholen en de inzet van OCW daarop (Kamerstuk 2010–2011, 29 240, nr. 44).
Bent u bereid te antwoorden voor 15 juni 2011, in verband met het algemeen overleg over schaalgrootte in het onderwijs?
Ja.
De AIVD die als vriendendienst medewerkers detacheert bij extreemlinkse terreurnetwerken |
|
André Elissen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «AIVD-mol volgde vegan streaker»1 en «Hulp AIVD voor extreem links»?2
Ja.
Is het waar dat een infiltrant van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) 25 jaar met en voor (extreem)linkse netwerken en organisaties werkte of hierbij betrokken was?
De AIVD is wettelijk verplicht zijn bronnen geheim te houden. Daarom kan ik in het openbaar niet ingaan op de vraag of een bepaald persoon al dan niet voor de AIVD actief is of is geweest.
Heeft de inzet van de infiltrant positieve resultaten opgeleverd of is alleen extreem links beter geworden van de inspanningen van deze door de overheid bekostigde medewerker?
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op deze vragen. In algemene zin kan ik aangeven dat de AIVD vanuit zijn wettelijke taak onderzoek doet naar linksextremisme aangezien daar in potentie een bedreiging van kan uitgaan voor de democratische rechtsorde. Dergelijk onderzoek – zo blijkt ook uit de openbare jaarverslagen van de AIVD – vindt al meerdere jaren plaats. Op basis van dit onderzoek is de AIVD in staat gebleken ongekende dreigingen zichtbaar te maken en belanghebbenden, zoals politie en lokaal bestuur, te informeren over potentiële dreigingen, modus operandi en te verwachten acties.
Hoe beoordeelt u het citaat «In nauw overleg met de AIVD zou hij bepaalde gewelddadige acties tegen rechts-extremisten mede georganiseerd hebben»?2
In het openbaar kan ik niet specifiek ingaan op vraag 4. In zijn algemeenheid geldt dat de AIVD ten behoeve van zijn taakuitvoering wettelijk gezien de mogelijkheid heeft een natuurlijke persoon bij instructie van de dienst te belasten met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel dat er een strafbaar feit wordt gepleegd (Wiv 2002, art. 21). De toepassing van deze bevoegdheid geschiedt altijd op basis van een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit. Het uitlokken van strafbare feiten door een agent wordt nooit toegestaan en is bovendien wettelijk verboden.
Deelt u de mening dat het absoluut ontoelaatbaar is dat een inlichtingendienst deelneemt aan gewelddadige acties?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat de AIVD of de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) niet op de hoogte was van de (voorgenomen) actie van Volkert van der Graaf om Pim Fortuyn te liquideren terwijl deze in dezelfde kringen actief was als de AIVD-mol?
De commissie Van den Haak heeft in 2002 onderzoek gedaan naar de beveiliging rondom de heer Fortuyn. In dat onderzoek zijn de activiteiten van de betrokken overheidsinstanties onder de loep genomen. Naar aanleiding van deze conclusie is besloten tot het inrichten van het nieuwe stelsel Bewaken en Beveiligen, zoals dat nu onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie functioneert. Voor de AIVD heeft dit geleid tot een nieuwe taak, namelijk het opstellen van dreigings- en risicoanalyses ten behoeve van het stelsel Bewaken en Beveiligen. Kern van deze taak is dat de AIVD, naast aandacht voor concrete dreigingen op basis van onderzoek naar bedreigers, ook aandacht heeft voor potentiële dreigingen bezien vanuit de bedreigde. Uw vraag waarom de AIVD voor de dood van de heer Fortuyn geen zicht had op de dader, is behandeld in het onderzoek van de commissie Van den Haak.
Welke rol heeft de AIVD of de toenmalige BVD gespeeld bij het oprichten van de Anti-Fascistische Aktie?
In het openbaar kan ik niet ingaan op deze vraag, zelfs indien de suggestie die in de vraag besloten ligt, pertinent onjuist is.
Heeft de AIVD extreemlinkse organisaties gesteund om bepaalde doelstellingen te bevorderen? Zo ja waarom? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat medewerkers of infiltranten van de AIVD criminele netwerken moeten oprollen in plaats van oprichten?
De AIVD is een inlichtingendienst die tot taak heeft in het belang van de nationale veiligheid onderzoek te doen naar organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. De AIVD is geen opsporingsdienst. Wanneer de AIVD in het kader van zijn onderzoek kennis heeft van criminele activiteiten kan de AIVD overgaan tot het uitbrengen van een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie.
De oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht over de oplopende spanningen tussen Azerbeidzjan en Armenië?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is te moeten constateren dat beide landen een stevig militair apparaat aan het opbouwen zijn om het conflict over Nagorno-Karabach de enclave mogelijk op deze wijze uit te vechten?
Nederland blijft bezorgd over het risico van escalatie van het conflict over Nagorno-Karabach. Het is belangrijk dat alle partijen zich onthouden van agressieve retoriek en een lokale wapenwedloop wordt voorkomen. Ik betreur de slachtoffers van de regelmatig terugkerende schietincidenten aan de administratieve grenzen van het conflictgebied. Het conflict staat democratische ontwikkelingen in beide landen in de weg doordat het de binnenlandspolitieke agenda teveel domineert. Bovendien vertraagt het de verbetering van de Turks-Armeense relatie, omdat Turkije voor een verbetering de oplossing van het conflict Nagorno-Karabach als voorwaarde stelt.
Deelt u de mening van de presidenten van de lidstaten van de Minsk Group van de Organisatie voor Veiligheid en Samenleving in Europa (OVSE) dat de tijd is aangebroken om tot een vreedzame oplossing van dit conflict te komen?2 Indien ja, op welke wijze zal Nederland hier een rol in spelen?
Ik steun de gezamenlijke verklaring tijdens de G-8 top in Deauville van de drie presidenten van de landen die als co-voorzitters van de OVSE-Minsk groep optreden. De presidenten hebben hiermee een krachtig signaal afgegeven dat de huidige status quo niet acceptabel is en dat gebruik van geweld om een oplossing te forceren sterk zal worden veroordeeld.
Nederland steunt de inspanningen van de Minsk-groep. De Minsk-groep heeft voorstellen gedaan, die een gepaste en gebalanceerde basis vormen om tot een akkoord te komen. De komende maand zijn verschillende besprekingen voorzien tussen betrokken partijen, in de hoop dat op 24 juni a.s. tijdens een bijeenkomst in Kazan (Rusland), op instigatie van de Russische president Medvedev, de presidenten van Azerbeidzjan en Armenië reële voortgang kunnen boeken. Hoewel de EU geen deel uitmaakt van de Minsk-groep, zal zij bij de uitwerking van een akkoord een belangrijke rol kunnen en moeten vervullen waar het wederopbouw betreft. Nederland zal zowel bilateraal als in multilateraal verband blijven aandringen op een vreedzame oplossing van het conflict.
Kunt u toelichten of Nederland een actieve rol op zich neemt als het gaat om de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan respectievelijk Armenië? Indien ja,op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven?
De dialoog met beide landen over democratie en mensenrechten maakt onderdeel uit van het Oostelijke Partnerschap van de EU. Ook in de onderhandelingen over een associatieakkoord staat respecteren van mensenrechten voortdurend op de agenda. In hun gesprekken met autoriteiten wijzen hoge vertegenwoordigers van de EU op de verplichtingen die beide landen in internationaal kader, zoals de OVSE en de Raad van Europa, reeds op zich hebben genomen. Waar gewenst staat het EU-instrumentarium ter beschikking om de landen te ondersteunen bij hervormingen op dit gebied. Binnen de EU speelt Nederland een actieve rol om de invulling van deze agenda maximaal te beïnvloeden. Tevens ontplooit Nederland bilaterale initiatieven ter ondersteuning van democratische hervormingen in beide landen en wordt de mensenrechtensituatie in de bilaterale contacten structureel opgebracht.
Wat is de Nederlandse opstelling ten aanzien van media- en persvrijheid in beide landen? Speelt Nederland een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen in beide landen? Indien ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen in beide landen met betrekking tot media- en persvrijheid laten een gemengd beeld zien en vragen om blijvende aandacht en betrokkenheid. Ik heb de voortijdige vrijlating van gewetensgevangenen in beide landen verwelkomd. Tegelijkertijd zijn de recente arrestaties van jonge activisten rond demonstraties in Azerbeidzjan reden tot zorg. De EU heeft dit in verklaringen expliciet kenbaar gemaakt. Nederland ondersteunt dergelijke interventies. In gesprekken met de Azerische regering heeft Nederland aangegeven dat verbetering van de mensenrechtensituatie van belang is. In Armenië speelt Nederland met beperkte middelen een actieve rol om media- en persvrijheid te bevorderen. Zo hebben recente projecten bijgedragen aan het opbouwen en versterken van onafhankelijke online media, regionale media en de capaciteit van onderzoeksjournalistiek.
Bent u bereid dit conflict- indien de onderhandelingen tijdens een geplande bijeenkomst in juni 2011 te Kazan spaak lopen – rechtstreeks of in EU-verband ter sprake te brengen? Zo ja, op welke wijze zult u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 3.
De prestatielijst van ziekenhuizen bij de behandeling van blaaskanker door zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het feit dat zorgverzekeraar CZ een lijst heeft opgesteld en gepubliceerd waarop de prestaties van de Nederlandse ziekenhuizen op het gebied van blaasverwijderingsoperaties in vier categorieën worden weergegeven, waarbij met een aantal ziekenhuizen zelfs geen contracten meer worden afgesloten?1
Het past binnen het zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen voor hun verzekerden op basis van kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkoper van zorg de doelmatigheid en de kwaliteit van zorg bevorderen. Zorgverzekeraars kunnen daarbij, voor zover de wet dat toelaat, met zorgaanbieders contractuele afspraken maken over de prijs, het volume, de kwaliteit en de organisatie van zorg. Zij kunnen ervoor kiezen onderscheid te maken tussen zorgaanbieders en alleen die zorg in te kopen die voldoet aan de eisen die zij zelf stellen. Zorgverzekeraars hebben hun eigen overwegingen van concurrentiële aard om hun contracteerbeleid vorm te geven. De kwaliteit en doelmatigheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Ik juich dat toe.
De Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) heeft kwaliteitsnormen opgesteld voor de behandeling van patiënten met blaaskanker. Het betreft minimumeisen waar de zorg aan moet voldoen. De criteria die zorgverzekeraar CZ hanteert voor blaasverwijderingsoperaties zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en gesprekken met de NVU en patiëntenorganisaties (Vereniging Waterloop, NFK, NCZ en Zorgbelang). Het gaat daarbij om het volume per locatie, de aanwezigheid en samenstelling van het multidisciplinair overleg, de aanwezigheid van een gespecialiseerde verpleegkundige en ruime ervaring met verschillende vormen van urineafleidingen.
Hoe betrouwbaar is een dergelijke lijst, waarbij de ziekenhuizen gecategoriseerd worden in de categorieën «best», «goed», «kan beter» en «niet gecontracteerd», waarbij niet de feitelijke en gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitscijfers bekend zijn? Hebben zorgverzekeraars als CZ de expertise daar voor in huis?
Zorgverzekeraar CZ beoordeelt ziekenhuizen die blaasverwijderingsoperaties uitvoeren aan de hand van volume-indicatoren en andere, inhoudelijke indicatoren. De volume-indicatoren hebben betrekking op het aantal blaasverwijderingsoperaties per jaar. Aangezien er ook volgens de NVU een duidelijke relatie bestaat tussen het aantal blaasverwijderingsoperaties en de overlijdenskans na deze operatie, hanteert CZ, in navolging van de NVU, een minimumnorm van ten minste 10 operaties per jaar. Ik ben nog steeds van mening dat – gegeven deze relatie – het volume van de medische verrichting, naast kwaliteits- en veiligheidseisen, medebepalend is voor de kwaliteit van de zorg.
Wat moeten patiënten met een dergelijke lijst, die er alleen maar toe kan leiden dat, als patiënten de beste zorg willen, althans volgens de lijst van CZ, zij die voor een blaasverwijdingsoperatie in aanmerking komen voor behandeling naar het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis of het Universitair Medisch Centrum St. Radboud moeten gaan?
In veel zorgdisciplines zijn kwaliteitsnormen in ontwikkeling. De totstandkoming van kwaliteitsnormen en de indeling van ziekenhuizen in categorieën leidt tot een toename van keuze-informatie voor de patiënt en van de transparantie van de geboden zorg. Patiënten kunnen daar hun voordeel mee doen, al kan ik mij voorstellen dat dit, zeker in het begin, leidt tot verwarring bij de patiënt over wat nu goede zorg is. De toegenomen aandacht voor kwaliteit en de openbaarmaking van kwaliteitsinformatie zullen er uiteindelijk toe leiden dat instellingen de kwaliteit van zorg verbeteren.
Is dit niet gewoon een reclameinstrument van CZ? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de tien ziekenhuizen die volgens CZ onvoldoende scoren al eerder te maken gehad met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Hoe gevaarlijk zijn de uitgevoerde operaties in deze ziekenhuizen? Heeft de IGZ daar mortaliteits- en morbiditeitsgegevens over die een dergelijke brandmerking rechtvaardigen? Hoe geloofwaardig is het als CZ de blaasverwijderingsoperaties in een ziekenhuis onvoldoende noemt en daardoor dit ziekenhuis niet meer contracteert, terwijl de IGZ dit ziekenhuis niet verder onderzoekt of heeft onderzocht? Is een blaasverwijderingsoperatie in een van deze ziekenhuizen veilig of niet?
De behandeling van blaaskanker behoort tot de groep zogenaamde «hoog risico/ laag volume» verrichtingen. Ten aanzien van deze en andere ingrepen worden pas de laatste jaren afspraken gemaakt over het minimumaantal ingrepen dat een ziekenhuis zou moeten uitvoeren. Duidelijk is dat het frequenter uitvoeren van bepaalde, met name complexe, ingrepen de kans op extra risico’s doet afnemen.
In Nederland zijn relatief weinig patiënten waarbij een blaasverwijderingsoperatie wordt uitgevoerd. Het gevolg hiervan is dat de uitkomstdata van blaaskankerbehandelingen op instellingsniveau voor de IGZ niet geschikt zijn om op dat niveau uitspraken te doen over de kwaliteit van deze behandeling. Dat geldt ook voor de tien ziekenhuizen die in 2012 niet door zorgverzekeraar CZ gecontracteerd worden. De indeling van ziekenhuizen in deze categorie door zorgverzekeraar CZ heeft dan ook primair betrekking op het aantal uitgevoerde operaties per jaar en niet op mortaliteits- en morbiditeitsgegevens. Bij IGZ zijn met betrekking tot deze behandeling door de desbetreffende 10 ziekenhuizen, geen klachten of meldingen bekend.
De IGZ onderschrijft het standpunt dat concentratie van kennis, ervaring en (technische) faciliteiten de kans op ernstige complicaties zal verminderen en bijgevolg de kwaliteit van zorg kan vergroten. Het gaat immers om een technisch complexe ingreep die veel ervaring vraagt.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over een soortgelijke ranglijst door zorgverzekeraar Achmea?2 Staat u nog steeds op het standpunt dat zorgaanbieders zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor goede en verantwoorde zorg? Bent u van mening dat in Nederland alle aangeboden zorg per definitie goed en verantwoord dient te zijn en dat de IZG dat controleert?
Zorgaanbieders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te bepalen wat verantwoorde zorg is. Zoals in het antwoord op de vragen 1 en 4 is aangegeven past het binnen het huidige zorgverzekeringsstelsel en de Zorgverzekeringswet dat zorgverzekeraars zorg inkopen op basis van eigen kwaliteits- en doelmatigheidseisen. De IGZ beoordeelt of de geleverde zorg verantwoord is en toetst dat aan de professionele standaard. Met het Kwaliteitsinstituut wordt een extra impuls gegeven aan de transparantie van kwaliteitsinformatie.
Er kunnen, gegeven ieders verantwoordelijkheid, verschillen en overeenkomsten bestaan tussen de normen voor verantwoorde zorg die de IGZ hanteert en de kwaliteits- en doelmatigheidseisen die verzekeraars bij zorginkoop stellen. Beide maatstaven zijn immers ontwikkeld voor verschillende doeleinden, te weten toezicht en zorginkoop. Mede gelet op mijn antwoord op de vragen 1 en 4 zie ik geen reden om met zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij moeten afzien van het opstellen en publiceren van scorelijsten van ziekenhuizen. Integendeel, ik juich het toe dat zorgverzekeraars steeds kritischer worden over de kwaliteit van de in te kopen zorg.
Deelt u nog steeds de mening dat niet de kwantiteit of het «volume» van een medische verrichting doorslaggevend is voor het vaststellen van kwaliteit maar eerder zaken als uitkomst van de behandeling en overlevingskans van de patiënt?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u niet dat de IGZ de instantie is die op basis van de wetenschap vormgegeven door de medische beroepsgroepen moet bepalen wat de norm is waaraan ziekenhuizen moeten voldoen? Wordt het niet chaos als vandaag een zorgverzekeraar en morgen de IGZ op basis van verschillende normen gaat bepalen wat voldoende kwaliteit van zorg is? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de IGZ deze rol te geven en met de commerciële zorgverzekeraars de afspraak te maken dat zij afzien van het maken van dergelijke lijstjes om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet zo dat als de IGZ haar werk goed doet, dergelijke acties van zorgverzekeraars overbodig worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de beroepsverenigingen en ziekenhuizen in samenspraak met de IGZ aan te sporen en goede voorwaarden te scheppen om te komen tot een goede gevalideerde morbiditeits- en mortaliteitsregistratie bij ingewikkelde operaties met een grotere kans op morbiditeit en mortaliteit? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen?
Het registreren van gegevens over de uitkomsten van zorg door beroepsgroepen is een vereiste dat voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Het is, gelet op de relatief kleine patiëntenaantallen per instelling, niet mogelijk om over morbiditeit en mortaliteit betrouwbare uitspraken op instellingsniveau te doen.
Het is primair de rol van de beroepsgroepen, daartoe gesteund door ondermeer de IGZ en zorgverzekeraars, om te bezien welke kengetallen er naast volumenormen voor het aantal verrichtingen in de professionele standaarden opgenomen moeten worden.
Palestijnse kinderen in gevangenschap |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat de Israëlische bezettingsmacht veelvuldig in strijd handelt met internationale wetgeving, zoals de Vierde Conventie van Geneve en het VN-verdrag tegen marteling, bij de arrestatie en detinering van jaarlijks ongeveer 700 Palestijnse kinderen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar op de bezette Westelijke Jordaanoever? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?1
Deze opvatting deel ik niet. Het internationale recht verbiedt de arrestatie en detentie van minderjarigen niet, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals met name neergelegd in het Kinderrechtenverdrag, waarbij Israël partij is.
Tegen niet nakomen van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen kan bezwaar worden gemaakt bij de nationale rechter.
Is het u bekend dat sinds het jaar 2000 ongeveer 7000 Palestijnse kinderen in arrest zijn genomen onder Militaire Order 1651? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het tevens waar dat sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever ongeveer 700 000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) in detentie zijn genomen op basis van Israëlisch militair bestuur? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ik ben bekend met deze gegevens die – voor zover na te gaan – grosso modo correct zijn.
Deelt u de opvatting dat de militaire rechtbank voor de jeugd, die sinds 2009 bestaat, geen wezenlijke verbetering is omdat deze dezelfde faciliteiten en dezelfde staf gebruikt als militaire rechtbanken voor volwassenen? Deelt u derhalve de conclusie dat er in de praktijk geen verschil is en ook daarom dat er geen aparte militaire rechtbank voor de jeugd bestaat? Indien neen, wat is dan uw opvatting? Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dit hof volledig te hervormen? Indien neen, waarom niet?
Op grond van het kinderrechtenverdrag moet de rechtbank voor de jeugd rekening houden met eigenwaarde en leeftijd van het kind en zorgen voor volledige herintegratie in de samenleving. Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2010 aan Israël vragen gesteld over hechtenis van minderjarigen en de nieuwe jeugdrechtbank.2 Sindsdien heeft Israël op een aantal punten verbeteringen doorgevoerd. Zo worden rechters met training op het gebied van jeugdrecht aangesteld en worden kinderen onder de 16 in gewone in plaats van militaire gevangenissen gedetineerd. De conclusie dat er geen verschil tussen de jeugd- en volwassenenrechtbanken aan te wijzen is, deel ik niet.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen Militaire Order 1 651 in te trekken?2 Indien neen, waarom niet?
De Militaire Order 1651 bevat een codificatie van een grote hoeveelheid van strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke bepalingen en kan daardoor in algemene zin bijdragen aan rechtszekerheid. Algehele afschaffing bevordert de rechtszekerheid niet. Nederland zal dit dan ook niet bepleiten.
Deelt u de opvatting dat geen enkel kind mag worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een advocaat naar keuze en in aanwezigheid van een familielid? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Israël is bereid de geldende regels en de toepassing daarvan aan te passen op basis van een open en constructieve dialoog. De regering bepleit voortzetting daarvan. Vragen die betrekking hebben op de toegang van kinderen tot rechtsbijstand worden in de reguliere EU-dialoog besproken.
Deelt u de opvatting dat ieder verhoor audiovisueel moet worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Het is aan de Israëlische autoriteiten om te bepalen hoe zij aan hun plichten op grond van het Kinderrechtenverdrag invulling willen geven.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat bewijs dat is vergaard door middel van mishandeling of marteling moet worden afgewezen door de militaire rechtbanken? Indien neen, waarom niet?
Martelen van gevangenen is in strijd met Israëlische wetgeving. Bij (vermeende) schending van de wet is de Israelische rechtsgang de aangewezen weg.
Bent u bereid een onafhankelijk en diepgaand onderzoek te bepleiten naar meldingen van mishandeling en marteling van gedetineerde kinderen en bij gebleken misdaden de verdachten van mensenrechtenschendingen te doen vervolgen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het stopzetten van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
|
|
|
Klopt het dat u op 21 april 2011 in een brief aan de Programmacommissie Politie en Wetenschap hebt aangegeven dat u van plan bent om het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap stop te zetten en deze activiteiten onder te brengen bij de Politieacademie en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Zo ja, wat zijn uw overwegingen om dit gewaardeerde onderzoeksprogramma stop te zetten en op welke termijn wilt u dit doen? Zo nee, wat zijn dan uw plannen?
Nee, dat klopt niet.
In mijn plannen zal in ieder geval plaats zijn voor de functie die P&W vervult. Onafhankelijk, kritisch onderzoek acht ik van grote waarde voor de Politie. Mijn doel is geen uitholling, maar een verbetering van de onderzoeksfunctie voor de Politie.
Mijn voorstel is om de Commissie Politie en Wetenschap op te laten gaan in een nieuwe onafhankelijke Politiekennisraad. Deze raad kan, anders dan de commissie P&W, invloed hebben op de onderzoeksprogramma’s van de Politieacademie en het WODC. Om de nieuwe functie van de Politiekennisraad te borgen wil ik haar positie formeel vastleggen in de wet. De uitvoering van het onderzoek wordt ook in de nieuwe situatie deels door onafhankelijke derden verricht (bijv. door Universiteiten). Het doel is de samenwerking tussen onderzoekspartners te organiseren en meer zicht te creëren op het aanbod en de vraag naar onderzoek. Het onderzoek kan dan bovendien meer effectief worden gebruikt ten behoeve van strategische beleidsontwikkeling voor de Nationale Politie.
Ik heb in mijn brief een aantal voornemens geuit en deze ter consultatie aan de betrokken partijen voorgelegd. Ik wil de komende tijd gesprekken voeren met de betrokkenen (Politiekennisraad, Politieacademie, Politie & Wetenschap) om deze ideeën te staven en zorgvuldig uit te werken, alvorens definitieve plannen te maken.
Deelt u de mening dat een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoeksprogramma zoals Politie en Wetenschap, dat producten aflevert die rechtstreeks en aantoonbaar invloed hebben op betere prestaties van de Nederlandse politie, onontbeerlijk is? Hoe wilt u waarborgen dat dit onderzoek in de toekomst uitgevoerd blijft worden en van vergelijkbaar academisch niveau blijft?
Ja, die mening deel ik. In mijn voorstel blijft daarom de onafhankelijke toewijzing van de onderzoeksgelden in stand, zodat de competitieve ruimte en samenwerking tussen partijen uit het wetenschappelijke veld gestimuleerd blijft. Om dit te borgen zal een deel van het budget voor dit onderzoek, door Politieacademie en WODC worden gereserveerd voor uitbesteding van onderzoek aan derden.
Hoe valt het voornemen Politie en Wetenschap op te heffen te rijmen met uw eerdere voornemen van oktober 2010 dit programma, vanwege de uitmuntende prestaties, te continueren?
De komst van het nieuwe kabinet en de vorming van de Nationale Politie hebben de mogelijkheid geschapen om de onderzoeksfunctie met grotere stappen te verbeteren dan voorheen mogelijk was. Daarbij helpt ook dat met de overgang van het Directoraat Generaal Veiligheid Politie i.o. naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de beleidsverantwoordelijkheid voor het onderzoek aan de Politieacademie en het WODC is verenigd bij één Minister.
Het doel is om een onderzoeksfunctie t.b.v. de Politie te organiseren die de doorwerking van onderzoek optimaal faciliteert. Daarbij is het kritisch en onafhankelijke kenmerk van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek, uitgangspunt.
Betekent uw voorgenomen wijziging van het onderzoek naar de politie ook dat er een bezuiniging plaatsvindt? Zo nee, zal er een andere verdeling plaatsvinden tussen de onderzoekers van de Politieacademie en die in de wetenschappelijke wereld? Zo ja, hoe groot zal de bezuiniging zijn?
Nee. Bezuiniging is niet de primaire reden voor het plan. Wél vind ik dat het budget de behóefte aan onderzoek moet volgen. Als er onnodige overlap blijkt te zijn tussen onderzoeken van verschillende onderzoekspartners of dat er geen behoefte bestaat aan bepaald onderzoek (ook niet op de lange termijn), kan dit deel van het budget gebruikt worden voor andere doeleinden, bijvoorbeeld over onderzoek op andere terreinen.
Op welke wijze vindt de vaststelling en de budgettering plaats van het onderzoeksprogramma naar de politie? Welke invloed kunnen onafhankelijke wetenschappers en de Tweede Kamer op deze programmering uitoefenen?
De Minister van VenJ stelt de onderzoeksprogrammering vast op basis van een zwaarwegend advies van de (nieuw te positioneren) Politiekennisraad, waarin ook de wetenschap vertegenwoordigd zal zijn. Over de samenstelling van deze raad zal worden gesproken met betrokken partijen.
De hoogte van het budget bepaal ik op het moment dat ik de strategische onderzoeksprogrammering vast stel. Om te borgen dat de nodige competitieve ruimte en de kwaliteit bij het doen van onderzoeksvoorstellen blijft bestaan, is het wenselijk dat WODC en PA een methode gebruiken vergelijkbaar met die van P&W.
De uitwerking van deze voornemens volgt. Deze maakt onderdeel uit van de wetswijziging op het LSOP en het politieonderwijs. Hierover kan de Tweede Kamer zich uiteraard uitspreken.
Bent u bereid om een onderzoeksbudget beschikbaar te blijven stellen, waarvan de verdeling overgelaten wordt aan het wetenschappelijk veld? Zo ja, hoeveel budget wilt u hiervoor beschikbaar stellen en hoe wilt u het beheer van dit geld organiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vragen 4 en 5.
De verwikkeling in een zaak van het Europees Arrestatiebevel |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een Nederlandse man die werd overgeleverd aan Polen gedurende zijn anderhalve dag durende transport naar de Poolse gevangenis geen eten en geen drinken heeft gehad?1
Met het oog op de beantwoording van de vragen heb ik de Poolse autoriteiten om informatie gevraagd. Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld dat betrokkene op 27 mei 2011 is overgebracht naar Polen op een vlucht die rond 12.00 uur vanaf Schiphol vertrok en om 15.25 aan kwam in Minsk Mazowiecki, in de nabijheid van Warschau. De beoogde landing op het vliegveld van Warschau bleek niet mogelijk wegens de tijdelijke sluiting ervan in verband met de aankomst van de president van de Verenigde Staten van Amerika. Betrokkene werd vanuit Minsk per politieauto, bestemd voor gedetineerdentransport, overgebracht naar een detentiecentrum van de politie in Warschau, alwaar hij om rond 20.30 uur aan kwam. Gedurende de vlucht heeft betrokkene gegeten van het voedsel dat hij bij zich had in zijn bagage. In Warschau kreeg hij avondeten aangeboden. De volgende morgen werd betrokkene ontbijt aangeboden en om 10.45 uur werd hij, opnieuw per politieauto, overgebracht naar de afdeling voor voorlopig gehechten van de gevangenis van Zlotów, op een afstand van 400 km van Warschau.
Deelt u de mening dat, als het mogelijk is dat medegevangenen of bewakers medicijnen van een gevangene stelen die noodzakelijk zijn in verband met een levensgevaarlijke kwaal, de situatie wat betreft de zorg voor de gezondheid van Nederlanders die worden overgeleverd aan Polen zeer te wensen overlaat? Hoe oordeelt u over het feit dat de gevangene, toen hij klachten kreeg als gevolg van het ontbreken van medicatie, gedurende meer dan 48 uur geen toegang kreeg tot een arts?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld, dat betrokkene gedurende zijn overbrenging zijn medicijnen had en dat hij tijdens zijn overbrenging naar Polen en daarna binnen Polen, noch na aankomst in Zlotów heeft geklaagd over diefstal van zijn medicijnen. Betrokkene is op 29 mei om 10.00 ’s-ochtends door een arts medisch onderzocht, waarbij hij zijn gezondheidsproblemen heeft kenbaar gemaakt. Hij heeft daarop ook medicijnen ontvangen ter behandeling van deze problemen.
Wat is uw reactie op de verklaring van de advocaat van de Nederlander over de video-opnamen van het gesprek tussen de gevangene en de advocaten de vallen onder de categorie geheimhoudersgesprek?2 Deelt u de mening dat video-opnamen van geheimhoudersgesprekken strijdig zijn met de regels betreffende een eerlijk proces en dat dit tevens strijdig is met de vertrouwelijkheid die geldt tussen geheimhouder en cliënt?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld dat er geen sprake is geweest van het maken van video-opnamen van betrokkene en zijn raadsman. De detentie-eenheid waar het overleg tussen betrokkene en zijn raadsman heeft plaatsgehad, is voorzien van een veiligheidscamera. Deze registreert uitsluitend beeld en geen geluid. De beelden worden niet opgeslagen. De zichtbare camera is ter plaatse aangebracht naar aanleiding van incidenten, te weten het gebruik van geweld van gedetineerden tegen hun raadsman en het binnenbrengen van drugs door raadslieden van gedetineerden.
Wat is uw reactie op de verklaring van de advocaat over de situatie van overbevolking in de Poolse gevangenis die niet verbeterd zou zijn sinds 1997?
Voor de situatie in Poolse gevangenissen verwijs ik naar mijn brief van 17 februari 2011, Kamerstukken II 2010/2011, 32 317, nr. 41.
Wat is uw oordeel over de situatie waarin een Nederlander wordt overgeleverd aan Polen ter zake twee van de in het totaal zes aanklachten (het specialiteitbeginsel), maar de behandelend rechter voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak reeds de mededeling doet dat hij ter zake de vier overige feiten (op grond waarvan de overlevering niet was toegestaan) een nieuw Europees Arrestatiebevel (EAB) zal uitvaardigen, met als gevolg dat het reizen van de reeds overgeleverde persoon onmogelijk wordt gemaakt en hetgeen in strijd is met het vertrouwensbeginsel? Wat is uw reactie op de opstelling van een rechter die het drukmiddel van een hoge borgsom inzet om de verdachte te bewegen alsnog toe te staan dat overige feiten op grond waarvan overlevering niet was toegestaan alsnog betrokken worden bij de behandeling? Deelt u de mening dat het onrechtmatig is om zaken waarvoor Nederlanders niet overgeleverd (kunnen) worden, alsnog bij een proces te betrekken na de overlevering? Bent u bereid om uit te zoeken hoe de gang van zaken in dit proces precies is geweest? Zo nee, waarom niet?
Desgevraagd hebben de Poolse autoriteiten mij meegedeeld, dat er geen aanwijzingen bestaan dat het Poolse gerecht voornemens is een nieuw EAB uit te vaardigen terzake van de feiten waarvoor de overlevering door de rechtbank Amsterdam is geweigerd. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat de rechterlijke autoriteit het betalen van een borgsom als voorwaarde heeft gesteld aan de in vrijheidsstelling van betrokkene in ruil voor diens instemming met een vervolging in Polen voor feiten waarvoor de overlevering door de rechtbank Amsterdam is geweigerd. De borgsom is uitsluitend als voorwaarde aan de invrijheidsstelling van betrokkene verbonden. Betrokkene werd op 31 mei in vrijheid gesteld onder het betalen van een borgsom van 20 000 Poolse Zloty (ongeveer 5 000 Euro). Dit gebeurde in het verleden ook al een keer.
Schade na storing van een luchtwasser |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Witte neerslag na storing luchtwasser DMV»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat hier gebeurd is en hoe dit heeft kunnen gebeuren?
In een rookgas reinigingsinstallatie van het bedrijf DMV in Veghel is een storing opgetreden als gevolg van een doseerfout. Daardoor is een witte neerslag van natronloog in de nabije omgeving terechtgekomen. Deze neerslag kan hinder veroorzaken (een zeepachtig gevoel aan de huid bij aanraking) en er kan mogelijk beschadiging optreden aan autolak. Het neergeslagen stof veroorzaakt geen direct gevaar voor de volksgezondheid.
Kunt u aangeven of een dergelijk ongeval met een luchtwasser al eerder is voorgekomen?
In Nederland zijn vele honderden bedrijven waar lucht reinigingsinstallaties zoals natte wassers aanwezig zijn. Storingen in deze apparatuur komen soms voor en zijn in het verleden voorgekomen. Het bevoegd gezag is in deze gevallen de provincie of de gemeente waar ook overzichten van klachten en ongewone voorvallen aanwezig zijn.
Is het waar dat de brandweer uren bezig is geweest met het opruimen van natronloog in de omgeving? Wat zijn de totale kosten van deze schoonmaakoperatie geweest?
Uit de berichten blijkt dat de brandweer enkele uren nodig heeft gehad om de stofoverlast op te ruimen. De kosten die daarbij zijn gemaakt zijn mij niet bekend. Ik ga ervan uit dat het bedrijf (via haar verzekering) deze schoonmaakkosten dekt.
Worden deze kosten in rekening gebracht bij FrieslandCampina? Zo nee, waarom niet en bent u bereid de rekening alsnog naar FrieslandCampina te sturen, volgens het principe dat de vervuiler betaalt?
Het bedrijf is in dergelijke gevallen aansprakelijk voor de kosten die gepaard gaan met het herstel van eventuele schade. Het is in dergelijke gevallen gebruikelijk dat gedupeerden door het bedrijf schadeloos worden gesteld. Het Rijk is in het geheel geen partij in deze zaak.
Kunt u aangeven hoeveel subsidie er reeds gegeven is en er nog begroot zijn voor investeringen voor luchtwassers? Om hoeveel luchtwassers gaat dat, onderverdeeld naar de verschillende sectoren?
Bij een groot aantal (duizenden) bedrijven in Nederland zijn lucht reinigingsapparaten zoals luchtwassers in bedrijf. Sommige apparaten vallen onder fiscale regelingen zoals bijvoorbeeld de MIA/VAMIL regeling. Er bestaan geen landelijke overzichten van alle diverse soorten, aantallen en de leeftijd van lucht reinigingsapparatuur in Nederland.
De handhaving van wapenverloven voor sportschutters |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de Zembla-aflevering «De Schietclub» van 28 mei 2011? In hoeverre komt de informatie uit deze aflevering overeen met de informatie die u heeft over de schietsport en de controle op de verstrekking van wapenverloven?
Klopt het dat de politie bij de handhaving van de Wet wapens en munitie de eisen van de Circulaire wapens en munitie niet naleeft? Zo ja, wat is dan de waarde van een dergelijke Circulaire met duidelijke handhavingsrichtlijnen? Wat gaat u doen om de circulaire wapens en munitie te handhaven?
Heeft u inzicht in de manier waarop de verschillende politieregio’s de Wet wapens en munitie handhaven? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, wilt u hier door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek naar laten doen?
Kunt u de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de sportverenigingen en de politie bij het afgeven en verlengen van een wapenverlof duidelijk markeren? Bent u van mening dat de schietverenigingen hun rol in deze procedure voldoende waar kunnen maken of zijn hier aanvullende middelen voor nodig?
Wat vindt u van de instelling van een meldpunt bij de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA) waar schutters en schietverenigingen hun twijfels over iemands wapenverlof kunnen melden? Heeft er al overleg plaatsgevonden tussen uw ministerie en de KNSA over dit meldpunt? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de informatie die via het meldpunt verzameld wordt op een goede manier overgedragen wordt aan de politie en daar de nodige opvolging krijgt?
Ziet u het ook als probleem dat met name de psychische gesteldheid van aanvragers van een wapenverlof voor de schietvereniging en de politie lastig vast te stellen is? Deelt u de mening dat dit probleem verholpen kan worden door aanvragers te onderwerpen aan een medische en psychische keuring door een arts of psychiater? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u een dergelijke keuring organiseren als onderdeel van de verlofaanvraag?
De herbenoeming van FIFA-baas Blatter en het WK-bid |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het recente moddergooien tussen diverse FIFA-kopstukken, waarbij de beschuldigingen van corruptie niet van de lucht waren? Vondt u het niet erg toevallig dat de ethische commissie van de FIFA alle beschuldigingen nader heeft onderzocht, met uitzondering van die aan het adres van de heer Blatter?
Ik heb kennisgenomen van de publiciteit rondom de vergadering van de FIFA en de herverkiezing van de heer Blatter tot voorzitter.
Wat is de reactie van de KNVB op uw brief waarin u de KNVB aanspoort de transparantie van de besluitvorming binnen de FIFA te agenderen?1 Welke stappen heeft de KNVB gezet om corruptie te voorkomen en transparantie te bevorderen? Bent u met die acties tevreden gesteld?
Waarom heeft de KNVB voor de herbenoeming van de heer Blatter gestemd?
Desgevraagd geeft de KNVB aan dat tijdens het FIFA-congres in Zurich van alle kanten druk uitgeoefend werd op voorzitter Blatter om serieus het wereldwijd bestaande beeld van FIFA als ondoorzichtige en onbetrouwbare organisatie te gaan aanpakken. Tijdens het verloop van het congres zijn er bij de KNVB momenten van twijfel geweest over hoe te stemmen. Toen de heer Blatter uiteindelijk instemde met een aantal dringend gewenste veranderingen op het gebied van o.a. transparantie en goed sportbestuur en ook akkoord ging met een buitengewoon FIFA-congres waar de bonden de voortgang van de vernieuwingen zullen aanhoren en beoordelen, leek het de KNVB beter de kandidatuur van de heer Blatter te steunen. Daarmee kreeg de voorzitter de kans om direct te beginnen om de komende maanden de FIFA van binnenuit en met inschakeling van onafhankelijke derden te hervormen. Uitstel van de verkiezing van de voorzitter, hetgeen potentieel dreigde, zou ook tot uitstel hebben geleid van de start van het hervormingsproces. Daarmee zou kostbare tijd verloren zijn gegaan.
De afwegingen in deze zijn de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNVB.
Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk (VK) geen gesprek in EU-verband wilde over de corruptie? Is VK juist de grootste aanjager van onderzoek naar corruptie binnen de FIFA? Heeft de EU sinds de informele sportraad van 23 februari jl. nog stappen ondernomen richting de FIFA om tot een meer transparante organisatie te komen?
Het Verenigd Koninkrijk heeft – in navolging van Nederland – zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft er mede toe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Binnen het verband van de FIFA zelf heeft het Verenigd Koninkrijk zich zeker actief opgesteld om hervormingen doorgevoerd te krijgen.
Blijkt er uit uw eigen onderzoek naar het WK-bid ook dat FIFA-officials zich hebben opengesteld voor omkoping in de richting van het Holland-Belgium bid?
De aangekondigde evaluatie van het WK-bid is nog niet gereed. Ik streef er naar de Kamer kort na de zomer te informeren.
Is uw onderzoek naar het WK-bid al klaar? Wanneer wordt dit onderzoek toegezonden aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de mededeling van het ministerie van Financiën dat de beloofde belastingvrijstelling van de FIFA niet binnen de bestaande wetten paste?2
Bij de besluitvorming door het kabinet medio april 2010 om de bid van de KNVB en KBVB te ondersteunen voor de organisatie van het WK voetbal in 2018 of 2022, was bekend dat ingeval van toewijzing van het WK voetbal aan Nederland en België de fiscale wetgeving aangepast zou moeten worden om de door de FIFA gevraagde fiscale garanties te kunnen verlenen. Dat de fiscale wetgeving ingeval van toewijzing aangepast had moeten worden is ook meerdere malen in antwoord op daarover gestelde vragen richting de Tweede Kamer gecommuniceerd (o.a.
TK 2009–2010, 32 371, nrs. 8 en 11). Het is ook één van de redenen geweest dat Nederland een constitutioneel voorbehoud heeft gemaakt bij de afgegeven garanties aan de FIFA, omdat voor de daartoe noodzakelijke wetswijzigingen parlementaire goedkeuring verkregen had moeten worden.
Wat is uw reactie op de stelling van belastingexperts dat belastingvrijstelling voor medewerkers van internationale organisaties (artikel 39 AWR) niet is bedoeld voor medewerkers van de FIFA?2 3
Het is mij bekend dat door ambtenaren van het ministerie van Financiën als één van de opties voor het kunnen verlenen van de door de FIFA gevraagde fiscale garanties gekeken is naar de mogelijke toepasbaarheid van artikel 39 AWR. De ambtenaren van Financiën hebben over de toepasbaarheid van dit artikel op een organisatie als de FIFA negatief geadviseerd en dat advies is destijds overgenomen.
Is het correct dat het ministerie van Economische Zaken het standpunt was toegedaan dat de «Bierbabes» in Nederland wel strafrechtelijk zouden kunnen worden vervolgd,4 terwijl de minister van VWS aan de Kamer en in de media meldde dat dit niet het geval was?
Nee.
In de antwoorden naar aanleiding van het schriftelijk verslag (Kamerstukken II, 32 371, nr. 8) is uiteengezet dat bepaalde inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.
In de antwoorden op eerdere vragen van het Lid Leijten met betrekking tot dit onderwerp (ingezonden 15 oktober 2010, beantwoord op 25 november 2010, nummer 612) is aangegeven dat het dragen van kleding van een concurrerend merk, zoals in het geval van de «Bierbabes», als zodanig niet leidt tot een auteurs-recht- of merkinbreuk. De «Bierbabes» kunnen in dat geval niet strafrechtelijk worden vervolgd in Nederland.
Strafrechtelijk optreden tegen de inbreukmaker is alleen mogelijk in die gevallen dat voldaan is aan de criteria voor auteursrecht- of merkinbreuk. Dat is bijvoorbeeld als het ontwerp van de kleding is gekopieerd. Ook mag niet ten onrechte het FIFA embleem op de kleding worden aangebracht. Als inbreukmaker wordt aangemerkt degene die het voorwerp openlijk ter verspreiding aanbiedt; ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft; invoert, doorvoert, uitvoert of bewaart uit winstbejag (artikel 31b jo 31a Auteurswet), en degene die valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft (zie verder artikel 337 Wetboek van Strafrecht).
Het dragen van de kleding als zodanig valt hier dus niet onder.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de belastingvrijstelling die de Kamer te zien kreeg uitging van een maximum van 300 miljoen euro, terwijl het ministerie van Financiën uitging van «een bandbreedte van 300 tot 900 miljoen»?5
De «bandbreedte van 300 tot 900 miljoen» waarover gesproken wordt is afkomstig uit een mail van een medewerker van het ministerie van Financiën aan een medewerker van mijn ministerie van begin maart 2010. In de aanloop naar de besluitvorming door het kabinet over de definitieve kandidaatstelling (in de MR van 16 april 2010) is door ambtenaren van het ministerie van Financiën, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, een nadere schatting gemaakt van de kosten van de aan de FIFA te verlenen fiscale garanties en dat heeft geresulteerd in een raming van maximaal € 300 miljoen waarover mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer met zijn brief van 21 april 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 371, nr. 3) heeft geïnformeerd.
Hoe kan het dat de kostenraming voor de politie-inzet die de Tweede Kamer te zien kreeg uitging van een bedrag van 200 miljoen euro, terwijl een «zo goed mogelijke schatting» van de kosten 400 tot 600 miljoen euro bedroeg.5
Het bedrag van € 200 miljoen betreft alleende kosten voor Nederland. De schatting van € 400 tot € 600 miljoen is afkomstig uit het SEO rapport (Hfdst. 3.3.5) en heeft betrekking op een schatting voorNederland en België samen. Nederlandse en Belgische experts hebben op basis van EURO2000 deze gezamenlijke schatting gemaakt. De ondergrens van € 400 miljoen gedeeld door 2 is dus de € 200 miljoen voor Nederland. Dit bedrag is gecommuniceerd aan de Kamer, waarbij is aangetekend dat ook hierin onzekerheidsmarges zitten.
Deelt u de mening dat schattingen van de kosten van een dergelijk evenement weliswaar flink uiteen kunnen lopen, maar dat de Kamer dan wel van die bandbreedte op de hoogte moet zijn? Deelt u de mening dat uit de vragen 10 en 11 blijkt dat de Kamer niet van deze bandbreedte op de hoogte was?
Als er in de voorbereidingsfase van de besluitvorming over een groot sport-evenement als het WK voetbal nog veel onzekerheid bestaat over de parameters voor het maken van een kostenraming is het niet ongebruikelijk dat gewerkt wordt met verschillende bandbreedtes. Voor de besluitvorming over de kandidaatstelling heeft het kabinet zich echter gebaseerd op een raming van de kosten uitgaande van het meest aannemelijke scenario en die kostenraming heeft het kabinet ook richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Tegelijkertijd heeft het kabinet de Tweede Kamer ook de verschillende scenario’s doen toekomen die in het rapport van het SEO zijn geschetst. Het kabinet is aanspreekbaar op de ramingen die het aan het parlement heeft overlegd, maar niet op alle cijfers die in de voorbereidingsfase in allerlei mails en memo’s tussen ambtenaren zijn gewisseld.
Wat is uw reactie op de stelling dat er zelfs op het ministerie van Financiën nooit inzicht is geweest in de totale kosten van het organiseren van een WK?5 Hoe kan de Tweede Kamer zijn controlerende taak uitvoeren als er geen inzicht in de kosten is?
Hiervoor ben ik reeds ingegaan op het inzicht dat op het ministerie van Financiën bestond in de kosten van het organiseren van het WK voetbal. De stelling dat er nooit inzicht zou hebben bestaan in de kosten onderschrijf ik dan ook niet. Die kostenraming was weliswaar omgeven met onzekerheden, maar dat is ook begrijpelijk voor een raming van de kosten van zo’n groot evenement als een WK voetbal, dat bovendien zo ver in de tijd plaatsvindt.
Vindt u het met terugwerkende kracht een wijs besluit geweest om een bid te doen op de organisatie van het WK in 2018?
Het besluit om ons samen met België kandidaat te stellen is destijds door het vorige kabinet en de Tweede Kamer op goede gronden genomen.
De dood van Haleh Sahabi, dochter van Ezzatollah Sahabi, vooraanstaand lid van de Iraanse oppositie |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Klopt het bericht dat Haleh Sahabi, dochter van een vooraanstaand Iraans oppositielid, op 1 juni jl. is overleden, nota bene terwijl zij de begrafenis van haar vader bijwoonde, als gevolg van ernstige mishandeling door de Iraanse politie in burger?1
Ik ben bekend met dit bericht, maar kan de inhoud ervan niet bevestigen.
Zo je, bent u bereid hierover omverwijld opheldering te vragen bij de Iraanse autoriteiten en rechtstreeks alsmede via de EU een krachtig protest te laten horen tegen deze zoveelste schanddaad van het Iraanse regime?
Nederland heeft er bij EU-partners voor gepleit de Iraanse autoriteiten om opheldering te vragen over deze zaak. Als de gang van zaken zoals weergegeven in berichten in de media blijkt te kloppen zal de EU daar scherp protest tegen aantekenen. Ik zal deze zaak ook opbrengen in bilaterale contacten.
Deelt u de mening dat het, in het licht van de nu wel zeer dramatische verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran, tijd wordt voor aanscherping van de EU sancties tegen het regime? Zo ja, welke stappen gaat u daartoe ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De sancties tegen individuele Iraanse mensenrechtenschenders werden twee maanden geleden ingesteld. Nederland is voorstander van een geleidelijke uitbreiding van de huidige lijst, maar daaraan dient onderzoek vooraf te gaan en overeenstemming bereikt te worden met alle EU-lidstaten. Dat overleg is gaande.
Het bericht dat de "sloopchirurg" gewoon zijn gang kan gaan |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Sloopchirurg kan zijn gang gaan»?1
Ja.
Deelt u de mening, dat het onbestaanbaar is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg deze 300 zaken niet aanhangig maakt bij het tuchtcollege en dat dr. de B. steeds niet is doorgehaald in het artsenregister?
De maatregelen die de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) treft zijn primair gericht op het waarborgen van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.
De betrokken orthopeed is sinds april 2010 niet meer werkzaam en de IGZ heeft met hem afspraken gemaakt dat hij zijn werkzaamheden niet zal hervatten. Daarop houdt de IGZ strikt toezicht en heeft daartoe regelmatig contact met hem. Naar het oordeel van de inspectie is de patiëntveiligheid dan ook niet in gevaar.
De inspectie volgt het onderzoek dat het Waterlandziekenhuis thans verricht in deze zaak op de voet en ziet daarbij, conform mijn toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over de IGZ van 13 januari jl., ook toe op het voorspoedig verlopen van de nazorgverplichtingen die het ziekenhuis heeft tegenover betrokken patiënten.
Naast het onderzoek van Waterlandziekenhuis naar het functioneren van de orthopeed onderzoekt de IGZ zelf op dit moment de in totaal zes meldingen die de inspectie inmiddels over de orthopeed heeft ontvangen.
Als tijdens of na afronding van deze onderzoeken het voor de IGZ vast komt te staan dat er sprake is van disfunctioneren van de betrokken orthopeed, dan zal de IGZ passende maatregelen nemen. Dat kan het starten van een tuchtrechtelijke procedure zijn, maar de IGZ kan bijvoorbeeld ook besluiten om het onderzoek over te dragen aan het Openbaar Ministerie in het geval er mogelijke strafbare feiten naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek.
Naar het functioneren van de orthopeed lopen thans dus onderzoeken bij enerzijds het Waterlandziekenhuis waar de orthopeed werkzaam was en anderzijds bij de inspectie zelf. Aangezien de inspectie er strikt op toeziet dat de orthopeed zijn werk niet hervat, sta ik achter het oordeel van de inspectie dat bescherming van de patiëntenzorg gewaarborgd is. De door de IGZ genomen maatregelen zijn naar mijn oordeel proportioneel en effectief.
Deelt u voorts de mening de reactie van de Inspectie, die stelt dat de chirurg niet opereert zolang de klachten tegen hem nog niet zijn afgehandeld, nogal slapjes is en hij in principe nog steeds elders aan de slag kan als chirurg?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de reactie van het Waterlandziekenhuis, waar dr. de B. werkte, dat zegt begrip te hebben voor de reactie van Zorgbelang, maar toch zegt te kiezen voor «zorgvuldigheid, juist in het belang van de patiënten? Wat is het signaal dat hiermee afgegeven wordt aan de ruim 300 gedupeerden met ernstige klachten?
Ik deel de mening dat zorgvuldigheid in deze zeer belangrijk is. Zowel richting de betrokken patiënten maar ook richting de orthopeed. Iedere klager of melder heeft er recht op dat alle aspecten van zijn of haar klacht uiterst grondig worden onderzocht. Al de klachten zijn en worden in het kader van de klachtenprocedure binnen het ziekenhuis behandeld waarbij ook externe deskundigheid betrokken wordt. Vervolgens wordt in het kader van hoor en wederhoor de betrokken specialist zelf om een reactie gevraagd, alvorens de klachtencommissie tot een oordeel komt. Ik benadruk dat de betrokken orthopeed actief en constructief meewerkt aan de lopende onderzoeken van zowel de IGZ als van het Waterlandziekenhuis zelf.
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat deze arts nooit meer een operatie uitvoert?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Toenemend geweld bij demonstraties in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over het toenemende geweld bij demonstraties van de 20 Februari Beweging in Marokko? (www.liberation.ma)
Ja.
Zijn er inmiddels ook dodelijke slachtoffers te betreuren als gevolg van gewelddadig politie optreden tegen demonstranten van de 20 Februari Beweging?
Onlangs overleed in de stad Safi een lid van de 20-Februari Beweging, hoogstwaarschijnlijk aan zijn verwondingen ten gevolge van het harde overheidsoptreden. De Marokkaanse autoriteiten verrichten hiernaar momenteel nader onderzoek.
Zijn er aanwijzigen dat, zoals door de autoriteiten wordt beweerd, de 20 Februari Beweging, die tot nu toe steeds vreedzaam voor burgerrechten demonstreert, haar toevlucht tot geweld neemt? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, komt het geweld dan eenzijdig van de politie en de ordediensten?
Er zijn voor zover bekend geen aanwijzingen dat de 20-Februari Beweging bij demonstraties haar toevlucht tot geweld neemt, al kunnen individuele gewelddadige handelingen niet worden uitgesloten. De houding van de overheid ten opzichte van allerlei groepen die om uiteenlopende redenen staken of demonstreren is sinds enige tijd verhard. In juni zijn vreedzame demonstraties van diverse groeperingen, in verschillende steden in Marokko, met geweld uiteengeslagen.
De Europese Commissie heeft op 30 mei 2011 bij monde van de woordvoerder van Commissaris Füle publiekelijk haar bezorgdheid over de gang van zaken uitgesproken. De Marokkaanse regering is ook door diplomaten uit diverse landen op de gebeurtenissen aangesproken. Mocht de situatie hiertoe wederom aanleiding geven, dan zal ik bij de Marokkaanse autoriteiten mijn ernstige zorg hierover uitspreken, rechtstreeks en via de EU.
Indien er sprake is van eenzijdig en toenemend geweld van de kant van de autoriteiten, bent u dan bereid uw zorgen hierover uit te spreken, zowel in rechtstreekse contacten met Marokko, alsmede via de EU, en de Marokkaanse autoriteiten te wijzen op hun verantwoordelijkheid vreedzame protesten toe te staan, zoals vastgelegd in hun eigen wetten en in internationale afspraken?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er in Marokko behoefte is aan een dialoog tussen de autoriteiten en vertegenwoordigers van de 20 Februari Beweging, die kennelijk zeer breed gedragen wordt door de Marokkaanse bevolking?
Het is in eerste instantie aan de Marokkanen om de toekomst van hun land te bepalen. De 20-Februari Beweging is erin geslaagd misstanden publiekelijk aan de orde te stellen en de noodzaak tot hervormingen duidelijk naar voren te brengen. In reactie op deze ontwikkelingen heeft de Marokkaanse overheid op 1 juli 2011 de tekst van een herziene grondwet met een referendum aan de bevolking voorgelegd. 98,5% van de Marokkaanse bevolking heeft vóór de voorstellen gestemd. Naar verwachting worden dit najaar vervroegde parlementsverkiezingen gehouden.
Ziet u mogelijkheden voor de Nederlandse regering om rechtstreeks dan wel via en met de EU of een aantal gelijkgestemde lidstaten de totstandkoming van deze dialoog te bevorderen? Zo ja, op welke wijze zou dit kunnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Overstapproblemen in het OV |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Losse buskaartjes stuk duurder in Westland»?1
Ja.
Is het waar dat de prijzen van losse buskaartjes in het Westland na de afschaffing van de strippenkaart fors zijn gestegen?
De tarieven van het openbaar vervoer in het Westland zijn een verantwoordelijkheid van het Stadsgewest Haaglanden. Ik heb uw vragen dan ook uitgezet bij de regiobestuurder, die namens de regio het openbaar vervoer in zijn portefeuille heeft. Dit geldt dus ook voor de prijzen van de losse buskaartjes, de zogenaamde papieren ritkaartjes. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de papieren ritkaartjes nieuw zijn in het assortiment en bedoeld zijn voor de enkele reiziger die nog niet beschikt over een OV Chipkaart. De bevoegdheid voor het introduceren van «eigen kaartjes» had het Stadsgewest overigens ook in het strippenkaarttijdperk.
De strippenkaart (zowel in de voorverkoop als in de bus) is sinds 19 mei 2011 in het Stadsgewest Haaglanden afgeschaft. Zoals u weet heeft de onafhankelijke commissie Kist positief getoetst op de kostenneutrale overgang voor de totaliteit van de reizigers. De prijs van de papieren ritkaartjes is ook onderdeel geweest van de toets van de Commissie Kist. Voorts geldt de afspraak over een jaar tariefrust, die ik in het belang van de reiziger heb gemaakt met de decentrale overheden, voor alle tarieven, dus ook voor de papieren ritkaartjes. De tarieven zoals die zijn vastgesteld op het moment van het afschaffen van de strippenkaart, mogen vervolgens een jaar lang niet verhoogd worden, behoudens de indexering die door mijn ministerie wordt vastgesteld.
Volgens het Stadsgewest is de overgang naar de OV-chipkaart in de regio zonder problemen verlopen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat bij de overgang naar de OV-chipkaart bewust is gekozen voor een eenvoudig tariefsysteem voor het geval de reiziger toch een los papieren kaartje in de bus wil kopen. De reiziger kan dan bij de chauffeur een papieren ritkaartje kopen dat uitsluitend geldig is voor 1 enkele rit. Afhankelijk van de lengte van de rit kost dit papieren ritkaartje € 3,50 (korte trajecten) of € 7,00 (lange trajecten).
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat het tarief van het papieren ritkaartje relatief hoog is in vergelijking tot de prijs van de rit indien met de OV-chipkaart wordt gereisd, en ook hoger in vergelijking tot het tarief van de strippenkaart wagenverkoop voordat deze per 19 mei 2011 werd afgeschaft. Het Stadsgewest Haaglanden geeft aan dat zij heeft ingestemd met dit voorstel van vervoerder Veolia, om daarmee het kopen van een kaartje in de bus te ontmoedigen; ook het reizigersoverleg ROCOV Haaglanden heeft hierover positief geadviseerd. Volgens het Stadsgewest Haaglanden zijn de communicatie-inspanningen er dan ook op gericht om reizigers te verleiden tot het aanschaffen en het gebruiken van een OV-chipkaart. Het Stadsgewest Haaglanden is van mening dat als meer reizigers gebruik maken van de OV-chipkaart, de chauffeur over minder kasgeld in de bus beschikt, hetgeen de veiligheid verhoogt. Tevens verloopt de busrit vlotter.
Wat is uw oordeel over de situatie waarbij de vervoerders Veolia en HTM allebei hun eigen kaartjes verkopen en reizigers die moet overstappen tussen de bedrijven een nieuw kaartje moeten kopen?
Deze situatie doet zich niet voor indien de reiziger reist met de OV-chipkaart. De reiziger reist met de OV-chipkaart voordeliger dan met het papieren ritkaartje en er kan overgestapt worden tussen de vervoersbedrijven binnen 35 minuten zonder dat er opnieuw een basistarief (ook wel opstaptarief genoemd) moet worden betaald.
Bent u met ons van mening dat de OV-chipkaart is bedoeld om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken en dat busreizigers in het Westland nu duurder uit zijn én meer problemen ondervinden dan in de rest van de regio door het afschaffen van de strippenkaart?
De mening dat de OV-chipkaart bedoeld is om het Openbaar Vervoer makkelijker te maken deel ik. Met de OV-chipkaart is het niet nodig om de dure losse papieren buskaartjes die alleen voor 1 rit geldig zijn, aan te schaffen. Ook in het Westland kunnen reizigers met de OV-chipkaart reizen, ongeacht de vervoerder. Bij overstappen met de OV-chipkaart binnen 35 minuten ondervindt de reiziger geen enkel nadeel; het basistarief van € 0,79 wordt dan niet opnieuw in rekening gebracht, ook niet als dit een overstap betreft tussen verschillende stads- en streekvervoerders. Zie ook het antwoord op vraag 2.
"Foute hulpofficieren" |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Taakstraf voor «foute» hulpofficieren»?1
Ja.
Acht u het een wenselijke gang van zaken dat de strafzaken tegen de van valsheid in geschrifte/fraude verdachte betrokken hulpofficieren, is afgedaan door middel van een transactie, aangeboden door het Openbaar Ministerie (OM) in plaats van een oordeel door een strafrechter middels een openbare terechtzitting?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Helder van uw Kamer (kenmerk 2011Z11775, ingezonden 6 juni 2011).
Het beoordelen van de wenselijkheid van een eventuele hernieuwde inzet van betrokkenen als hulpofficier van justitie is een verantwoordelijkheid van de betreffende politiekorpsen. Overigens heeft het Openbaar Ministerie mij meegedeeld dat de betrokkenen vanwege de getroffen disciplinaire maatregelen op dit moment niet inzetbaar zijn als hulpofficier.
Klopt het dat de transactie is aangeboden door het OM in Maastricht en dat de betrokken hulpofficieren in datzelfde arrondissement werkzaam waren? Zo ja, wat vindt u van deze gang van zaken? Was een beoordeling van deze zaken door een ander arrondissementsparket niet beter geweest?
Het klopt dat de transactie is aangeboden door het arrondissementsparket te Maastricht en dat betrokkenen in dat arrondissement werkzaam zijn.
Overeenkomstig de regels van de relatieve competentie (artikel 2 e.v. Wetboek van Strafvordering, WvSv) is een arrondissementsparket belast met de opsporing van alle strafbare feiten die binnen het betreffende rechtsgebied zijn gepleegd. In uitzondering op deze regel dient een rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 510 WvSv te worden vervolgd bij een ander gerecht dan het gerecht behorend bij het gebied waarbinnen hij werkzaam is. Hiervan is in dit geval geen sprake nu de betrokkenen allen politieambtenaar zijn en geen rechterlijk ambtenaar.
Onderzoeken naar politiemedewerkers worden uitgevoerd door zogenaamde «bureaus interne onderzoeken» die de integriteit van eigen politiemedewerkers onderzoeken of – in uitzonderlijke gevallen – door de Rijksrecherche. De leiding van dit soort strafrechtelijk onderzoeken ligt bij het Openbaar Ministerie van het betrokken arrondissementsparket.
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het onderzoek naar de vier onbevoegde hulpofficieren in Limburg is verricht door het bureau interne zaken van de twee betreffende politiekorpsen. Er bestond geen aanleiding het onderzoek over te dragen aan de Rijksrecherche of te laten afdoen door een ander arrondissementsparket. Ik heb dan ook geen reden om aan te nemen dat het strafrechtelijk onderzoek naar de onbevoegde hulpofficieren van justitie beter in een ander arrondissementsparket had kunnen plaatsvinden.
Bent u van oordeel dat met de (inmiddels aanvaarde) transactie kan worden volstaan of worden ook arbeidsrechtelijke gevolgen aan de afdoening van de zaken verbonden? Deelt u de opvatting dat in beginsel voor de betrokken politiefunctionarissen hervatting van de taak als hulpofficier niet meer wenselijk is?
In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Marcouch, Recourt en Kuiken van uw Kamer (kenmerk 2010Z17052, ingezonden op 18 november 2010) heb ik aangegeven dat vormverzuimen ten aanzien van de meest gebruikte bevoegdheden van hulpofficieren door de rechter verschillend worden beoordeeld. Het Openbaar Ministerie beschikt niet over een landelijk overzicht van alle strafzaken waarin de onbevoegdheid van de hulpofficieren al dan niet consequenties heeft gehad. Uit een beknopte inventarisatie door het Openbaar Ministerie komt het beeld naar voren dat de rechter in de meeste gevallen geen consequenties aan dergelijke vormverzuimen verbindt. Een uitzondering daarop vormt een uitspraak van de rechtbank Maastricht waarin een verdachte werd vrijgesproken. Deze uitspraak (LJN: BN3088) is door het gerechtshof Den Bosch op 28 september 2010 in hoger beroep vernietigd (LJN: BO1027) en terugverwezen naar de rechtbank Maastricht. Op 29 april 2011 heeft de rechtbank Maastricht het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk verklaard (LJN: BQ3968). Hiertegen heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. In een andere zaak heeft een strafvermindering van 20 uur werkstraf plaatsgevonden (rechtbank Den Bosch, 12 mei 2010, BM 4041).
Kunt u aangeven in hoeveel zaken het onbevoegd handelen van hulpofficieren heeft geleid tot consequenties voor strafzaken? Zijn hierdoor strafzaken stukgegaan?
Recente arrestaties in Irak |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de arrestatie van een viertal jonge activisten in Irak op 27 mei jl., Jihad Jalil, Ali Abdul-Khaliq Al-Jaf, Mouayad Faisal Al-Tayyeb, Ahmed Alaa al-Baghdadi, en andere willekeurige arrestaties van politieke activisten?1
Ja.
Bent u bereid uw afkeuring te uiten bij de Iraakse autoriteiten tegen de repressieve houding tegenover de leiding van democratiseringsbeweging in Irak? Indien neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Nederlandse regering blijft de Iraakse autoriteiten zowel in bilateraal als in VN-verband wijzen op de verantwoordelijkheden die zij hebben ten aanzien van het waarborgen van de mensenrechten van het Iraakse volk, waaronder het recht vreedzaam te demonstreren en te vragen om democratische hervormingen. Bij een volgend gesprek van de Nederlandse ambassadeur met minister Zebari zal hij zijn zorg uitspreken over berichten over mensenrechtenschendingen inclusief marteling, en specifiek aandacht vragen voor bij hem bekende individuele gevallen.
Bent u bereid om in aansluiting op het gesprek van de Nederlandse ambassadeur in Irak op 10 maart jl. opnieuw contact op te laten nemen met de minister van Buitenlandse Zaken van Irak? Zo ja, op welke korte termijn? Indien neen, waarom niet?2 Bent u bereid daarbij ook de vele afzonderlijke gevallen die door Amnesty International zijn beschreven aan de orde te stellen?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het in dat gesprek nodig is de aanbevelingen van Amnesty International over te brengen? Indien neen, waarom niet en van welke aanbeveling wenst u afstand te nemen?4
Nederland zal gesprekspartners wijzen op het rapport en de aanbevelingen van Amnesty International, zoals dat ook gebeurt bij andere rapporten van internationale organisaties. Het is uiteindelijk aan de overheid zelf om opvolging te geven aan deze aanbevelingen. De inzet van Nederland is er uiteindelijk op gericht om de nationale juridische infrastructuur van het land te versterken. Dit standpunt draagt Nederland zowel bilateraal als in EU-verband uit.
Een incident bij de ISLA raffinaderij te Curaçao |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het1 dat vorige week bij een incident met een «catcracker» op de ISLA raffinaderij te Curaçao «catalyst poeder» is vrijgekomen? Klopt het dat ISLA weigert publiekelijk mee te delen waaruit dit poeder precies is samengesteld?
De media op Curaçao spreken inderdaad van een incident waarbij wit poeder is neergedaald op het eiland. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Wat is er waar van de veronderstelling dat het hier gaat om zware metalen?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dat de Curaçaose burgers en het plaatselijke openbaar bestuur na elk incident op de raffinaderij zo snel mogelijk geïnformeerd dienen te worden over de aard, samenstelling en omvang van de vrijgekomen stoffen en de mogelijke milieu- en gezondheidsschade die hierdoor kan worden veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om de Curaçaose regering de grote zorgen over de milieu- en gezondheidsschade door aanhoudende incidenten en de wens te uiten dat de raffinaderij na elk incident openheid van zaken geeft over de vrijgekomen stoffen?
Ik heb daar geen mening over. De verhouding tussen het bestuur en de bevolking van Curaçao is op grond van het Statuut een zaak van de Staten van Curaçao en de regering van dat land.
Heeft u deze problemen inmiddels met de Curaçaose minister-president besproken? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten?
Zie mijn antwoord op vraag 3.