Blokkeren of belemmeren van VOIP door tal van Europese telecomproviders |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Worden in het artikel op Webwereld1 over blokkeren van (Voice over IP) VOIP door Europese telecomproviders voor zover u bekend correcte feiten weergegeven, namelijk dat in minstens 21 van de 27 lidstaten blokkeren of belemmeren van VOIP plaatsvindt door mobiele providers?
Ik beschik niet over feitelijke gegevens over de handelwijze van Europese telecomproviders met betrekking tot VOIP in andere landen. BEREC doet op dit moment onderzoek naar het bestaan van belemmeringen van netneutraliteit in de Europese Unie en publiceert daar binnen enkele weken een rapport over. Ik zal u dat rapport toesturen.
De Europese telecomrichtlijnen schrijven voor dat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten hun abonnees moeten informeren over eventuele beperkingen inzake toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen. Ook moeten ze hun abonnees informeren over wijzigingen in de voorwaarden met betrekking tot deze beperkingen. De Europese telecomrichtlijnen vereisen dus alleen transparantie ten aanzien van beperkingen. Het blokkeren of vertragen van diensten is dus op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden.
Deelt u de mening dat kennelijk sprake is van een binnen Europa wijdverspreide praktijk en dat de huidige Europese telecomrichtlijnen kennelijk nog onvoldoende mogelijkheden bieden om deze vorm van vrijheidsbeperking op internet tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het gebruik van Deep packet inspection (DPI) om te zien of mensen gebruik maken van VOIP-diensten toegestaan binnen de Europese regels? Is dat niet een grote inbreuk op de privacy van gebruikers?
Indien VOIP-diensten afzonderlijk worden getarifeerd, zullen aanbieders VOIP verkeer moeten herkennen. Het afzonderlijk tariferen van VOIP-diensten is op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden. Het verwerken van verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de facturering van abonnees is op grond van de Europese telecomrichtlijnen toegestaan. Ter bescherming van de privacy is in de richtlijnen bepaald dat verwerking van deze gegevens slechts is toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen.
In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (32 549) wordt netneutraliteit voorgeschreven. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, betekent dit dat het afzonderlijk tariferen van diensten als VOIP in Nederland niet meer is toegestaan. Het zal dus straks ook niet meer zijn toegestaan om verkeersgegevens te verwerken ten behoeve van dergelijke vormen van tarifering. Overigens kunnen er wel andere legitieme redenen zijn om te kijken of er sprake is van VOIP-verkeer, zoals om maatregelen te nemen bij congestie (artikel 7.4a Tw).
Bent u bereid om bij eurocommissaris Kroes aan te dringen op aanscherping van de Europese telecommunicatierichtlijnen tot hetzelfde niveau als de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen over netneutraliteit? Bent u eveneens bereid in de eerstvolgende telecomraad uw collega's te wijzen op deze ongewenste praktijken op hun markt en bij hen aan te dringen om maatregelen te nemen?
Ik vind open toegang tot internet voor gebruikers en aanbieders van diensten van groot belang. Ik zal in de Telecomraad, waar mevrouw Kroes ook zitting in heeft, wijzen op het belang van een Europese regeling van netneutraliteit om open toegang tot internet te garanderen.
Is het u tevens bekend dat de drie Nederlandse providers vinden dat dienstenaanbieders als Google, Facebook of andere, geld moeten gaan betalen voor netwerkgebruik van providers?
Ik heb gelezen dat enkele providers die mening zijn toegedaan.
Kunt u bevestigen dat na inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet (32 549), met daarin verwerkt de wijzigingen die betrekking hebben op netneutraliteit, de providers op geen enkele wijze diensten mogen blokkeren of belemmeren, ook niet als dienstenaanbieders niet bereid zijn tot een financiële bijdrage aan het netwerk van de providers?
Ja. Het blokkeren en belemmeren van toegang tot internet is, als het implementatiewetsvoorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer, behoudens enkele uitzonderingen niet meer toegestaan. Het niet financieel bijdragen door aanbieders van diensten via het internet aan het netwerk wordt niet genoemd als uitzondering.
Kunt u uw visie geven op dit soort ontwikkelingen op de telecommarkt? Meent u op basis van de cijfers van mobiele providers dat hun inkomsten zodanig onder druk staan dat discussie over prijsverhogingen voor consumenten of doorberekenen van kosten aan dienstenaanbieders te verklaren zijn?
De groei van het mobiele internet en de druk op de bestaande verdienmodellen (waarbij vooral verdiend wordt aan belminuten en sms’jes, en internet bijzaak is) maken dat aanbieders van (mobiele) internettoegangsdiensten op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen. Het is daarbij belangrijk dat zij de investeringskosten voor onderhoud en uitbreiding van het netwerk kunnen terugverdienen. Die ruimte biedt het wetsvoorstel. Aanbieders zijn vrij om de hoogte van hun tarieven te bepalen en daarbij te differentiëren naar bijvoorbeeld bandbreedte en hoeveelheid dataverbruik.
De berichtgeving rondom de eventuele verkoop van Helianthos |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de het Parool «Strijd om patenten zonnematten» van woensdag 14 december 2011?
Ja, en Nuon heeft ons aanvullend geïnformeerd over de stand van zaken.
Wat vindt u van de eventuele verkoop van de patenten van Helianthos aan Solmateq uit Qatar?
Helianthos, en haar moederbedrijf Nuon, zijn zelfstandige ondernemingen die op een internationale markt opereren. Zij zijn vrij om delen van het bedrijf aan buitenlandse investeerders te verkopen, ongeacht het land van oorsprong van deze investeerder. Inmiddels heeft Nuon bekend gemaakt Helianthos openbaar aan te bieden via een online veiling. Daaraan kunnen zowel Nederlandse als buitenlandse partijen meedoen.
Is het wenselijk dat slechts de strategische patenten worden verkocht maar niet de fabriek met werknemers? Wat voor invloed zal de verkoop van de patenten hebben op de fysieke fabriek en haar werknemers?
Dat is een bedrijfsmatige afweging waar ik mij niet in kan mengen.
Bent u van mening dat het hier om een enorm kennislek op het gebied van duurzame energie gaat en dat vele potentiële miljoenen euro’s aan waarde voor de Nederlandse economie worden gemist wanneer de productie niet in Nederlandse handen zou blijven?
In de zonne-energiesector vindt veel technologische ontwikkeling plaats en de variëteit in technologie is groot. De Nederlandse zonne-energie-industrie draagt daar een belangrijke steen aan bij. We hebben bijvoorbeeld veel kennis en bedrijvigheid op het gebied van silicium en dunnefilm zonnecellen. Helianthos is een van de bedrijven die een eigen technologie in de markt probeerde te zetten. Indien er in de markt onvoldoende interesse is om de technologie van Helianthos commercieel uit te rollen, is dat uiteraard jammer omdat daardoor duurzame bedrijvigheid in Nederland zou verdwijnen. Dit hoort echter wel bij een hoog-technologische en zich snel ontwikkelende markt. Uiteindelijk zal niet iedere technologie of ieder bedrijf het redden.
Bent u van mening dat groeimarkten, als de zonne-industrie, juist in tijden van crisis kunnen blijven zorgen voor werkgelegenheid en economische waarde voor Nederland?
Ja.
Klopt het dat hier miljoenen aan subsidies vanuit de Nederlandse overheid en de provincie in zitten? Zo ja hoe gaat u dit bij een eventuele verkoop terughalen?
Helianthos heeft in het verleden subsidie ontvangen, waarvan € 3,3 miljoen nog niet in rechte vast staat. Daar zijn vanzelfsprekend voorwaarden aan verbonden, die onder andere gericht zijn op het behoud van intellectueel eigendom voor Nederland. Mocht er sprake zijn van een overname van (delen van) Helianthos, dan zal ik onderzoeken of aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan.
Indien Helianthos niet aan de subsidievoorwaarden voldoet, zal ik bezien hoe ik de betreffende subsidies kan terugvorderen. Op 8 november 2010 heb ik uw Kamer hierover ook geïnformeerd naar aanleiding van berichten in de media (Kamerstuknummer 30 196, nr. 116).
Vooralsnog zijn er geen patenten of andere zaken van Helianthos verkocht aan Solmateq of enige andere partij. Er is op dit moment dus nog geen sprake van terugvordering. Ook is er subsidie verleend aan Helianthos door de provincie Gelderland.
Wat vindt u van de bewering uit het artikel dat het vermoeden bestaat dat «met Nederlands belastinggeld het product van de markt wordt gehouden»?
Er is geen sprake van dat Helianthos van de markt wordt gehouden. Nuon heeft in mei 2011 aangegeven Helianthos te willen verkopen. Zij hebben echter geen investeerder kunnen vinden voor het hele bedrijf en proberen nu onderdelen van het bedrijf, zoals de patenten, te verkopen. Als er toch nog een investeerder langskomt die het gehele bedrijf wil kopen, kan ik mij voorstellen dat Nuon de afweging zal maken wat meer oplevert, daarbij de eventueel terug te vorderen subsidie meerekenend. Uit het persbericht dat Nuon heeft afgegeven op 17 januari 2012, blijkt ook dat dit niet waar is. Nuon biedt Helianthos immers aan via een openbare veiling.
Hoe kijkt u aan tegen de opmerking uit het artikel «dat het een vernietiging is van 15 jaar ontwikkeling»?
Zoals ik ook onder vraag 4 heb aangegeven, is het onderdeel van een innovatieve markt dat bepaalde innovaties het wel halen en anderen niet. De markt is uiteindelijk het beste in het selecteren van de meest succesvolle innovaties. Bij de ontwikkeling van innovaties die het niet halen tot de markt is vaak wel veel kennis opgebouwd, waar de sector van kan blijven profiteren. Er is dus geen sprake van een vernietiging van 15 jaar ontwikkeling.
Komt de verkoop van de patenten in dit geval wel overeen met de focus die u sinds het topsectorenbeleid juist hebt gelegd op de valorisatie van kennis?
De markt weet beter dan de overheid waar de marktkansen liggen en waar innovatiebeleid op ingezet moet worden. Daarom is in het topsectorenbeleid het bedrijfsleven aan zet om de innovatieagenda te bepalen. Voor Helianthos geldt ook: de markt bepaalt of ze nog wel een toekomst ziet in deze technologie. Ik wil en kan daar niet in treden. De Nederlandse zonne-technologiemarkt is echter breder dan Helianthos en kent een aantal sterke spelers. Via een innovatiecontract geeft de sector zelf aan wat op het gebied van innovatie nodig is om deze sector verder te versterken. Dat betekent niet dat er nooit een bedrijf gesloten mag worden. Met de veiling die Nuon heeft aangekondigd krijgt de sector echter een nieuwe kans om Helianthos te behouden.
Is er een mogelijkheid voor u om deze transactie te blokkeren en de ontwikkelde technologie voor de Nederlandse markt te behouden?
Ik heb geen mogelijkheid om enige transactie te blokkeren. Het is aan het Nederlandse bedrijfsleven om, indien ze dit waardevol acht, de ontwikkelde technologie voor hun eigen markt te behouden. Daartoe krijgen ze de kans via de online veiling die Nuon heeft aangekondigd. Wel houd ik scherp in de gaten of Helianthos aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal ik bezien hoe ik de subsidies kan terugvorderen indien dat niet het geval is.
Het BTW-nummer voor een eenmanszaak dat gelijk is aan het burgerservicenummer |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat het BTW-nummer van eenmanszaken gelijk is aan het burgerservicenummer (BSN)? Wat is de reden voor deze koppeling?
Ja. Zoals ik in mijn antwoorden op vragen van het lid Omtzigt1 heb aangegeven, zijn ondernemers in het kader van Europese regelgeving2 verplicht het BTW-nummer op de factuur te vermelden. Bij de behandeling van de hiervoor noodzakelijke aanpassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal3 is uitdrukkelijk de mogelijkheid aan de orde geweest om voor eenmanszaken andere nummers toe te wijzen. Hierbij zijn de gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer meegewogen. Dit heeft niet geleid tot een wijziging inzake het gebruik van het BTW-nummer. Gezien het neutrale karakter van het destijds geldende sofinummer is voor dit nummer gekozen. Het nummer bevat namelijk geen persoonskenmerken en er kan geen andere informatie omtrent de betrokkene uit worden afgeleid. Aangezien het burgerservicenummer dezelfde kenmerken heeft, blijft deze koppeling in stand.
Waarom worden eenmanszaken verplicht om het BTW-nummer, wat dus gelijk staat aan het BSN, te vermelden op de factuur?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van het feit dat ondernemers hiermee hun BSN niet meer persoonlijk kunnen houden, maar verplicht zijn dit nummer openbaar te maken naar klanten? Hoe verhoudt dit zich tot de overheidsadviezen om identiteitsfraude te voorkomen?
Gegeven het feit dat een burgerservicenummer geen enkel recht geeft, noch een plicht oplegt, voorzie ik geen problemen. De fraude waar u op doelt, is niet zozeer fraude die door de aard van het nummer wordt veroorzaakt, maar fraude die het gevolg is van het aannemen van een andere identiteit. Eén van de redenen dat het burgerservicenummer is ingevoerd, is juist het voorkomen van identiteitsfraude. Aangezien iedereen nu één persoonsnummer heeft, is fraude beter te bestrijden. Overheidsorganisaties die het burgerservicenummer gebruiken zijn verplicht om de identiteit van een burger te verifiëren, bijvoorbeeld met een geldig wettelijk identiteitsdocument.
Wat zijn de waarborgen voor ondernemers dat er niet gefraudeerd kan worden, gezien de noodzakelijke openbaarmaking van het BSN via facturen van de eenmanszaak?
Zie antwoord vraag 3.
De berichtgeving rondom het failliet van Zalco |
|
Eddy van Hijum (CDA), Ad Koppejan (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Provinciale Zeeuwse Courant over het faillissement van de firma Zalco?1
Ja.
Heeft u de indruk dat het moederbedrijf Klesch alles in het werk heeft gesteld om dit faillissement te voorkomen? In hoeverre is er sinds de bedrijfsovername door Klesch voldoende geïnvesteerd in deze aluminiumfabriek om deze een levensvatbare toekomst te geven?
De afgelopen jaren heeft regelmatig en de afgelopen weken zeer intensief overleg plaatsgevonden met alle partijen en ik heb persoonlijk ook met de heer Klesch gesproken. Het moederbedrijf Klesch heeft via diverse wegen geprobeerd om Zalco te redden, maar uiteindelijk zag men zich genoodzaakt om Zalco het faillissement te laten aanvragen. Klesch heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in Zalco om de crisis uit de periode 2008–2009 te boven te komen, in de veronderstelling dat vanaf 2010 de markt weer sterk zou aantrekken. Echter sinds het voorjaar 2010 is de LME-prijs (Prijs op de London Metal Exchange) voor aluminium met 20 à 25% gezakt. Ondernemen blijft het nemen van risico’s en uiteindelijk is het niet gelukt het hoofd boven water te houden.
Welke impact verwacht u dat het faillissement van Zalco zal hebben voor de Zeeuwse werkgelegenheid en in welke mate kan het Europese Globaliseringsfonds een bijdrage leveren in het weer aan werk helpen van ontslagen medewerkers van Zalco, bijvoorbeeld door scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf?
Zalco is een relatief grote werkgever in deze regio. De sluiting van Zalco heeft daarom een grote impact op de werkgelegenheid in de regio. Ik realiseer me dat de situatie op de arbeidsmarkt op dit moment niet gunstig is. Teneinde aanspraak te kunnen maken op middelen uit het Europees Globaliserings Fonds dient voldaan te worden aan de voorwaarden die dit fonds stelt. De middelen uit het fonds kunnen worden ingezet voor activiteiten waarmee de ontslagen werknemers weer aan de slag worden geholpen. U kunt daarbij denken aan onder andere scholing, re-integratie en bemiddeling naar een andere baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf. Deze activiteiten zijn vastgelegd in de EGF-aanvraag. Overigens wordt door de curatoren geprobeerd Zalco een (gedeeltelijke) doorstart te laten maken.
Per wanneer zou Zalco gebruik kunnen maken van dit Europese Globaliseringsfonds?
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 december 2011 een EGF-aanvraag van de provincie Zeeland bij de Europese Commissie ingediend. De Europese Commissie streeft ernaar binnen 28 weken een besluit over toekenning van de aanvraag te nemen. Een project mag reeds eerder starten. De kosten die gemaakt worden vanaf de eerste ontslagen mogen worden meegenomen in een EGF-project. De provincie Zeeland is in overleg met diverse partners (gemeenten, UWV, werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en uitzendbureaus) en is voornemens begin 2012 samen met het UWV te starten met het inrichten van een mobiliteitscentrum om de ontslagen werknemers van Zalco te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan.
Vanuit beide ministeries is gezamenlijk € 200 000,– beschikbaar gesteld om de inzet van het EGF voor Zalco mogelijk te maken.
Welke impact voorziet u dat het faillissement van Zalco (en de omstandigheden die daartoe hebben geleid) zal hebben voor de basismetaalindustrie en de maakindustrie in Nederland als geheel?
De basismetaalindustrie in Nederland bestaat uit een relatief beperkt aantal bedrijven. Als daar een bedrijf tussen uitvalt heeft dat derhalve een aanzienlijke impact op het totaal van de basismetaalindustrie. Tegelijkertijd is op het gebied van basismetalen sprake van een wereldmarkt en is er in de aluminiummarkt eerder sprake van mondiale overcapaciteit dan dat er een tekort is. Er is duidelijk sprake van een kopersmarkt, waardoor het wegvallen van Zalco weinig effecten zal hebben voor andere bedrijfstakken wat de beschikbaarheid van aluminium betreft.
Ook Zalco zelf heeft herhaaldelijk aangegeven dat de prijs voor aluminium bepaald wordt op de London Metal Exchange en dat het bedrijf daar zelf relatief weinig aan kan veranderen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de financiële problemen bij Zalco mede veroorzaakt zijn door het ongelijke speelveld voor de elektro-intensieve industrie in Europa, met name waar het gaat om de kwijtschelding van nettransporttarieven door Duitsland en België, terwijl dit in Nederland niet gebeurt?
Al enkele jaren vindt er vanuit het Ministerie van EL&I afstemming plaats met de basismetaalindustrie over de concurrentiepositie van deze bedrijven in Europa. Omdat in diverse landen afwijkende regelingen gelden is het moeilijk situaties een op een met elkaar te vergelijken. Deze aspecten zijn vanuit mijn departement de afgelopen jaren diverse malen met deze bedrijven besproken:
Al enkele jaren geleden is het kabinet destijds benaderd door de energie-intensieve industrie dat zij niet in staat zouden zijn langlopende elektriciteits-contracten af te sluiten tegen een redelijke prijs voor deze sector. Het kabinet destijds heeft aangedrongen op de vorming van een consortium grootverbruikers om sterker te staan tegenover de grote elektriciteits-producenten. Ook de basismetaalbedrijven hebben deelgenomen aan dit consortium, dat een gunstig stroomcontract met E.On heeft uitonderhandeld. Achtergrond van de zorgen van de industrie was het grote prijsverschil met Duitsland dat in de orde van € 8 per MWh was. Dat probleem heb ik aangepakt door de koppeling van de markten met de buurlanden. Het prijsverschil is – zeker het afgelopen jaar – geen knelpunt meer.
Maar ik kan niet ingrijpen in commerciële trajecten. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de basismetaalbedrijven zelf om lange termijn contracten af te sluiten. Prijswisselingen behoren tot het normale bedrijfsrisico.
Duitsland heeft het afgelopen jaar de transportkosten voor elektriciteit, welke een fractie zijn van de elektriciteitskosten, voor de energie-intensieve industrie op nul gesteld. Omdat alle transportkosten worden overgeslagen over alle stroomverbruikers in Duitsland, moeten andere partijen in Duitsland deze kosten nu voor hun rekening nemen. Vanuit consumenten- en MKB-sectoren in Duitsland is bezwaar gemaakt tegen deze maatregel bij de Europese Commissie. Ook vanuit het Ministerie van EL&I zijn hierover kritische vragen gesteld aan de Europese Commissie.
Informeel heeft Duitsland aangegeven dat deze maatregel mede is ingegeven om via de energie-intensieve bedrijven maatregelen te kunnen nemen om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland hebben we een ander systeem om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland doen we dit door de jaarlijkse veiling van afschakelcontracten, waarvan ook de energie-intensieve industrie gebruik maakt om hun stroomkosten te drukken. Voor 2012 had Zalco hiervoor via de veiling van TenneT ook een contract verworven ter grootte van ca. € 5 miljoen.
Er zijn derhalve verschillen in het speelveld voor de elektro-intensieve industrie in de diverse landen en die spelen natuurlijk ook mede een rol bij de financiële situatie van de bedrijven in de diverse landen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de Duitse en Belgische regelingen niet op beletselen stuiten bij de Europese Commissie?
Uit contacten met de Europese Commissie is mij gebleken dat de Duitse maatregel inzake de transportkosten voor de energie-intensieve industrie nog onderwerp van onderzoek is en dat de Europese Commissie nog niet heeft besloten of deze maatregel acceptabel is.
Over concurrentieverstorende regelingen in andere landen is mij niets bekend. Ik heb daarom bij de Europese Commissie de vraag neergelegd een overzicht te geven over soortgelijke regelingen in andere landen en de opstelling van de Europese Commissie tegenover deze regelingen.
Wat bent u van plan te doen aan dit ongelijke speelveld in Europa?
Ik streef naar een Noord-West Europese stroommarkt, waarbij dit soort verschillen worden tegengegaan. Desondanks blijft het mogelijk dat er verschillen optreden, omdat landen andere maatregelen kunnen nemen om bepaalde doelstellingen te bereiken. Zo werkte Nederland met de veiling van afschakelcontracten om de netstabiliteit te garanderen. Voor de Nederlandse aanpak is destijds gekozen, omdat door de veiling een lagere prijs voor afschakelen kon worden bereikt dan door uit te gaan van vaste contracten. De Duitse industrie noemt de Nederlandse benadering als voorbeeld in de lobby-activiteiten naar de Duitse regering. Dit laatste is in het voordeel van alle stroomgebruikers, die daardoor een lagere bijdrage hoefde te leveren voor het in stand houden van de stabiliteit van het elektriciteitsnet. Essentieel hierbij is natuurlijk wel dat de vergoeding die gegeven wordt om netstabiliteit in een reële verhouding moet staan ten opzichte van de geleverde inspanning. Zoals hierboven reeds aangegeven, houd ik contact over dit dossier met de Europese Commissie.
De Resolutie van de Interparlementaire Unie inzake mevrouw Jonsdottir |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Kent u de Resolutie van de Interparlementaire Unie1 (IPU)? Zo ja, onderschrijft u deze Resolutie?
Ik heb kennis genomen van de resolutie. Het recht van vrije meningsuiting en bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn in de Nederlandse grondwet vastgelegd. Een inbreuk op die rechten is slechts mogelijk in de gevallen bij de wet voorzien. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze rechten niet absoluut zijn, ook niet voor personen die volksvertegenwoordiger zijn. Van belang is dat iedere inperking met de nodige rechtswaarborgen wordt omkleed, hetgeen overigens niet wil zeggen dat betrokkenen altijd vooraf in staat moeten worden gesteld om zich te verzetten tegen het afluisteren of vorderen van gegevens. Dat zou het strafrechtelijk onderzoek immers kunnen schaden.
Wat betreft de casus van het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van informatie door Wikileaks en het vorderen van de Twittergegevens van mevrouw Jónsdóttir ben ik niet op de hoogte van de precieze feiten. Ik onthoud mij dan ook van een oordeel.
Wat vindt u van de door de IPU geuite ernstige bezorgdheid over de wijze waarop Staten parlementariërs van andere Staten in de gaten houden via het gebruik van social media zonder betrokkenen in staat te stellen een onafhankelijk rechterlijk oordeel te vragen over de toelaatbaarheid ervan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke juridische en praktische gevolgen verbindt u aan deze Resolutie? Bent u het met mij eens dat deze Resolutie, gezien de vijfde finale overweging, ertoe oproept passende garanties voor het respecteren van de uitingsvrijheid te bieden, daar beschermende wettelijke maatregelen voor de traditionele uitingen niet lijken te werken voor de bescherming van de uitingsvrijheid in de digitale context? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse rechtswaarborgen voor de vrijheid van meningsuiting en het afluisteren van vertrouwelijke communicatie of vorderen van gegevens zijn naar mijn mening voldoende. Ik zie in de resolutie dan ook geen aanleiding om op nationaal niveau nadere maatregelen te nemen. Gebruikers van sociale media of andere internettoepassingen die buiten Nederland gevestigd zijn dienen zich er rekenschap van te geven dat zij te maken kunnen krijgen met de wetgeving van andere landen, en dat die wetgeving hen mogelijk andere rechtswaarborgen biedt.
Gezien de huidige stand van de internationale discussie over internetvrijheid en het grote aantal betrokken partijen lijkt het op dit moment niet zinvol om in te zetten op een wettelijk verankerde internationale rechtsbescherming voor gebruikers van sociale media. Wel is het haalbaar om met een kleiner aantal gelijkgezinde landen de vrijheid van meningsuiting op internet internationaal op de agenda te zetten. Met dit doel heeft Nederland tijdens de conferentie over internetvrijheid op 8 en 9 december 2011 de Coalitie Freedom Online opgericht. Deze coalitie van 15 landen zal zich in internationale fora hard maken voor naleving van vrijheid van meningsuiting op internet.
Welke gevolgen heeft deze Resolutie voor de op dit moment lopende onderzoeken naar de betrokkenen bij de Wikileaks-affaire?
Het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van vertrouwelijke informatie door Wikileaks vindt niet plaats onder mijn verantwoordelijkheid. Ik ben onvoldoende op de hoogte van dit onderzoek en van de Amerikaanse wetgeving om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Bent u bereid om op nationaal en internationaal niveau initiatieven te nemen om de rechtsbescherming van gebruikers van social media vorm te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven neemt u zich voor?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Verplicht logo alcohol en zwangerschap op fles’ |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verplicht logo alcohol en zwangerschap op fles»?1
Ja.
Is bekend hoeveel vrouwen in Nederland alcohol blijven drinken, terwijl ze weten dat ze zwanger zijn?
De Gezondheidsraad heeft in 2005 een onderzoek gepubliceerd «Risico’s van alcoholgebruik bij conceptie, zwangerschap en borstvoeding». In dit onderzoek is aangegeven dat in Nederland weinig gegevens beschikbaar zijn over zwangere vrouwen, maar dat het percentage van hen dat alcoholhoudende drank gebruikt lager is dan onder niet-zwangere vrouwen. De studies (uit 1978 en 1987) geven aan dat dit percentage mogelijk tussen de 35% en 52% ligt, en wekken de suggestie dat dit percentage in deze periode is afgenomen. Dit lijkt in overeenstemming met de toename van de kennis over de schadelijke effecten van alcohol voor een embryo en een foetus in die periode en de voorlichting die daarover is gegeven. Helaas zijn meer recente gegevens niet beschikbaar.
Zijn er cijfers bekend van het aantal kinderen dat met de gevolgen van het alcoholgebruik door de moeder worden geboren?
Naar schatting lijdt 3% van de kinderen in Nederland aan Foetal Alcohol Syndrome Disorder (FASD, wat vooral tot gedragsproblemen leidt) en 0,5% aan Foetal Alcohol Syndrome (FAS, wat meer ernstige vormen van schade kent, zoals afwijkingen in het gezicht).
Deelt u de mening dat vrouwen adequaat moeten worden voorgelicht over de gevolgen van alcohol voor hun ongeboren kind?
Ja, die mening deel ik.
Waar worden vrouwen proactief gewaarschuwd voor de schadelijke werking van alcohol voor hun ongeboren kind? Welke rol spelen verloskundigen hierin? Is dit een vast onderdeel van de eerste gesprekken met de verloskundige of huisarts?
Zwangere vrouwen worden op verschillende plaatsen voorgelicht over alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Dit gebeurt via websites, CJG’s, bij de huisarts, via regionale GGD’en en via klinisch genetische centra. Voor de verloskundigen heb ik een interventiekaart laten ontwikkelen om daarmee de aandacht te vergroten voor de schade die alcohol kan toebrengen bij het zwanger worden en tijdens de zwangerschap. De interventiekaart dient als een concreet houvast voor de verloskundige om het onderwerp alcohol tijdens preconceptie consulten en daarop volgende consulten bespreekbaar te maken en om de nulnorm voor alcohol uit te dragen.
Bent u bereid te onderzoeken of een invoering van een verplicht logo op flesjes mogelijk is? Hoe snel zou dit ingevoerd kunnen worden?
Ik ben voornemens te inventariseren of het mogelijk is het logo via zelfregulering in te voeren. Daartoe zal ik contact opnemen met de branche. Naar aanleiding daarvan zal ik u nader informeren.
Hoe staat het met EU-regelgeving op dit terrein? Zijn er EU-landen die al wel een verplicht logo op flesjes hebben? Zo ja, zijn de effecten hiervan gemeten?
Er is geen EU-regelgeving op dit terrein. Wel geeft de herziene verordening (EU) 1169/2011 (de etiketteringverordening) de mogelijkheid om nationaal extra vermeldingen op het etiket te plaatsen. Frankrijk is het enige EU land waar het verplicht is om een waarschuwingslogo voor zwangere vrouwen op alcoholhoudende dranken te plaatsen. Uit Frans evaluatieonderzoek valt op te maken dat de invoering van een waarschuwingslogo effect heeft gehad op de bewustwording. In 2004 was 81,5% van de Franse bevolking van mening dat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap onaanvaardbaar is. In 2007, na de invoering van het waarschuwingslogo, was 86,9% van de bevolking zich daarvan bewust.
Kunnen deze vragen beantwoord worden voor het notaoverleg Gezondheidsbeleid op 19 december a.s?
Het notaoverleg is verplaatst naar 5 maart 2012. Deze vragen zullen voor het overleg worden beantwoord.
Het bericht dat de Scheveningse vissers door jarenlang niets doen van de gemeente Den Haag vertrekken naar IJmuiden |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Leegloop in de haven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Scheveningse visafslag een Nederlands cultuurhistorisch stuk van Scheveningen is?
De visafslag bepaalt mede het gezicht van Scheveningen.
Deelt u de mening dat de Nederlandse cultuurhistorie behouden moet blijven?
Ja.
Deelt u de mening dat bedrijven te allen tijden, binnen de regels, hun bedrijfsvoering moeten kunnen groeien?
Ja.
Kunt u verklaren waarom de Scheveningse visafslag jarenlang geen mogelijkheden tot groei heeft gekregen?
Nee. In het artikel is juist sprake van het feit dat de afslag is geklommen naar een plek in de top drie van Nederland. Onderstaande cijfers geven de groei in de omzet aan.
2006
2007
2008
2009
2010
16,9
19,0
21,6
22,5
23,6
Bron: United Fish Auctions
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de Scheveningse visafslag te behouden voor Scheveningen en de gemeente Den Haag aan te spreken op het toegepaste ondernemersbeleid?
Ik zie daar geen aanleiding toe, dit mede in het licht van mijn antwoord op vraag 5.
Het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor door General Electric en Rolls-Royce |
|
Jasper van Dijk , Sharon Dijksma (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA), Wassila Hachchi (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het gezamenlijk persbericht van 4 december 2001 afkomstig van General Electric en Rolls-Royce over het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor voor het Joint Strike Fighter (JSF) programma?1
Ja.
Wat is uw reactie op het stopzetten van de ontwikkeling van de tweede motor voor het JSF programma?
De Nederlandse regering is altijd voorstander geweest van de ontwikkeling van een tweede motor voor de F-35, de F136-motor van het Fighter Engine Team (FET) dat bestaat uit General Electric en Rolls-Royce. Dit zowel met het oog op de inschakeling van Nederlandse bedrijven als uit concurrentieoverwegingen. Daarom betreur ik de stap van de fabrikanten. De ontwikkeling van de F136-motor werd echter volledig gefinancierd door de Verenigde Staten. Nederland is bij de besluitvorming over de ontwikkeling van die motor niet betrokken geweest.
Kunt u aangeven welke financiële verplichtingen en investeringen de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers zijn aangegaan cq hebben gedaan ten behoeve van de ontwikkeling van de F136 motor vanaf 2002? Zo nee, waarom niet?
Volgens informatie van de betrokken Nederlandse bedrijven heeft men in de ontwikkelingsfase van de F136 voor ruim € 7 miljoen in materiële en immateriële activa geïnvesteerd.
Het bedrag aan mogelijke omzet voor de Nederlandse industrie dat in 2002, een vroege fase van de ontwikkeling, werd genoemd, was een eerste schatting op basis van de beperkte informatie van General Electric waar dat bedrijf toen over beschikte. In de loop van het ontwikkelingsproces kwam nauwkeuriger informatie over de te verwachten aantallen F136-motoren en de capaciteiten van de Nederlandse industrie beschikbaar. Op grond daarvan is de raming bijgesteld tot uiteindelijk de ongeveer $ 750 miljoen, zoals genoemd op bladzijde 20 van de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2006 (Kamerstuk 26 488, nr. 58). De Nederlandse bedrijven hebben deze verwachtingen betrokken bij hun investeringsbesluiten. De intentie van het FET met betrekking tot de inschakeling van de Nederlandse industrie is vastgelegd in een Memorandum of Understanding tussen het FET en de Nederlandse overheid, dat is getekend op 9 november 2006 en aan uw Kamer ter vertrouwelijke kennisname is gezonden met de brief van 16 oktober 2007 (Kamerstuk 26 488, nr. 63). Op basis daarvan ontving het Ministerie van Economische Zaken: EZ (later het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie: EL&I) periodiek een bijgesteld Industrial Participation Plan (IP-plan), waarin de mogelijkheden voor de industrie nader werden uitgewerkt. De raming van $ 750 miljoen is ook genoemd in het antwoord op de vragen 1 tot en met 3 van 1 april 2011 (Handelingen TK 2010–2011, Aanhangsel nr. 2057).
Door het besluit tot beëindiging van de ontwikkeling zal dit geraamde bedrag niet kunnen worden gerealiseerd. In het antwoord op de vragen 13, 14 en 15 wordt ingegaan op de mogelijk grotere rol van de Nederlandse industrie bij de productie van de overgebleven motor, de F135 van Pratt & Whitney.
Tegen welke omzetverwachting hebben de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers geïnvesteerd dan wel deelgenomen in de ontwikkeling van de F136 motor?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u nu over het gesuggereerde bedrag van één miljard dollar aan orders voor het Nederlandse bedrijfsleven voor de F136 motor zoals gedaan tijdens het debat voorafgaand aan de ondertekening van de Memorandum of Understanding System Design and Development (MOU-SDD) in 2002?
Zie antwoord vraag 3.
Welke contracten en overeenkomsten zijn er door of namens de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers gesloten ten behoeve van investeringen en/of deelname in de ontwikkeling van de F136 motor?
Voor een overzicht van de tot ultimo 2010 gesloten ontwikkelingsopdrachten van de Nederlandse industrie met het FET verwijs ik u naar bijlage 5 van de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258).
De totale waarde van die opdrachten bedroeg bijna $ 18 miljoen.
Voor zover het om nog lopende contracten ging, zijn deze verbroken door middel van een stop work order van het FET in vervolg op het stopzetten begin 2011 van de ontwikkelingsfinanciering van de Amerikaanse overheid.
Welke van de door of namens de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers gesloten overeenkomsten en contracten ten behoeve van investeringen en/of deelname in de ontwikkeling van de F136 motor worden er verbroken met het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Welke overige contractuele verplichtingen worden met het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor doorbroken?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u een overzicht geven van alle gevolgen voor de directe en indirecte werkgelegenheid voor de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers van het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor door General Electric en Rolls-Royce?
De ramingen van de Nederlandse werkgelegenheid in verband met het F-35 programma zijn uitgevoerd door PwC – met een appreciatie daarvan door het Centraal Plan Bureau (CPB) – en vervolgens aan de Kamer gezonden (Kamerstukken 26 488, nr. 98 en nr. 145). De ramingen hebben betrekking op het totale programma gedurende de gehele looptijd en zijn een mesobenadering (PwC) respectievelijk een macrobenadering (CPB). Zij berusten niet op een sommering van cijfers van individuele bedrijven.
Verwacht werd dat bij de productiewerkzaamheden voor de F136-motor enige honderden arbeidsplaatsen betrokken hadden kunnen zijn. Dit was vanzelfsprekend onder de aanname dat de betrokken Nederlandse bedrijven op basis van best value metterdaad betrokken zouden worden bij de productie van de beoogde motorcomponenten.
Het stopzetten van de ontwikkeling van de F136-motor had volgens de betrokken bedrijven een gevolg voor ongeveer vijftien werknemers die direct en indirect betrokken waren bij de ontwikkeling van motorcomponenten.
Bent u vooraf geïnformeerd over het voornemen van General Electric en Rolls-Royce over het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Amerikaanse overheid heeft in 2010 besloten in de conceptbegroting voor 2011 voor het vijfde achtereenvolgende jaar geen geld te reserveren voor de verdere ontwikkeling van de F136-motor. Zoals bekend heeft het Amerikaanse Congres tot dat jaar steeds besloten toch geld voor deze ontwikkeling beschikbaar te stellen. Nadat de begroting voor 2011 formeel is vastgesteld en daarin geen geld beschikbaar werd gesteld, heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie het contract voor de ontwikkeling van de F-136 motor formeel beëindigd. Het FET heeft daarna besloten de ontwikkeling in eigen beheer, voor eigen kosten en op beperkte schaal voort te zetten, in de hoop dat er in de Amerikaanse defensiebegroting voor 2012 alsnog geld beschikbaar zou komen. Nadat bleek dat in de begroting voor 2012 wederom geen fondsen voor de verdere ontwikkeling van de F136-motor waren opgenomen, heeft het FET eenzijdig besloten ook deze werkzaamheden te beëindigen. Omdat voor het F-35 Joint Program Office (JPO) de F136-motor geen program of record (een programma waarvan het budget is geaccordeerd in het Future Year Defense Program volgens de Amerikaanse begrotingssystematiek) is gelet op het standpunt van het Pentagon, is door het FET noch met het F-35 JPO, noch met de internationale partners rechtstreeks gecommuniceerd.
Is het u bekend of en zo ja, op welke wijze de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers vooraf zijn geïnformeerd over het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op de vragen 6 en 7 uiteengezet hebben de betrokken Nederlandse bedrijven begin 2011 een stop work order van het FET ontvangen.
Op die wijze is aan de Nederlandse bedrijven medegedeeld dat de ontwikkelingswerkzaamheden door hen dienden te worden beëindigd.
Indien u niet vooraf geïnformeerd bent over het voornemen van General Electric en Rolls-Royce de ontwikkeling van de F136 motor te beëindigen, op welke wijze en wanneer bent u wel geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 9.
Is het (voorgenomen) besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor besproken binnen het Joint Strike Fighter program office (JPO) Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Is het u bekend of er inmiddels contact is geweest met de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers over de inschakeling ten behoeve van de F135 motor ter compensatie van de misgelopen orders door het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo ja, door wie is het contact geïnitieerd? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord van 1 april 2011 op de vragen 1 tot en met 3, waarnaar wordt verwezen in vraag 14, is uiteengezet dat het Ministerie van EL&I samen met de betrokken industrie de gevolgen voor de opdrachten en de omzetverwachting in kaart brengt.
Nu de F136-motor niet doorgaat, kan voor de overblijvende F135-motor van Pratt & Whitney rekening worden gehouden met ongeveer 5 000 motoren in plaats van ongeveer 2 500 motoren. De waarde van de Nederlandse opdrachten voor de F135-motor kan navenant toenemen mits de betrokken Nederlandse bedrijven voldoen aan het best value principe. Dit hoeft overigens niet alleen te leiden tot meer opdrachten voor de huidige toeleveranciers van de F135. Ook de Nederlandse bedrijven die opdrachten hadden ontvangen in het kader van de ontwikkeling van de F136-motor, kunnen in aanmerking komen voor productiewerk voor de F135-motor.
In overleg met de Nederlandse industrie is door medewerkers van het Ministerie van EL&I al in een vroeg stadium in 2011 contact gezocht met vertegenwoordigers van Pratt & Whitney om de mogelijkheden voor de Nederlandse industrie te verkennen en aan te dringen op een verdergaande inschakeling. Ook tijdens de periodieke contacten met Pratt & Whitney van een vertegenwoordiger van het sinds 2004 functionerende JSF Industrial Support Team (JIST) dat de Nederlandse industriële inschakeling ondersteunt, is voortdurend aangedrongen op verdere inschakeling van de Nederlandse industrie en zijn ook concrete mogelijkheden onder de loep genomen.
Verder overleggen Nederlandse bedrijven zelf, ook die in het verleden betrokken waren bij het F136-programma, met Pratt & Whitney over mogelijke opdrachten bijvoorbeeld als second source leverancier. Daarbij zijn diverse concrete opdrachten in beeld.
Welke stappen gaat u zelf ondernemen om deelname van de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers aan de ontwikkeling van de F135 motor door Pratt & Whitney te bevorderen?2
Zie antwoord vraag 13.
Hoe reëel acht u zelf de mogelijkheid -met inachtneming van alle omstandigheden rondom de ontwikkeling van de JSF- dat de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers betrokken zullen worden bij de ontwikkeling van de F135 motor door Pratt & Whitney?
Zie antwoord vraag 13.
Is het u bekend hoe er op het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor is gereageerd door het Amerikaanse congres?
Het Amerikaanse Congres heeft, zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 9, 11 en 12, besloten verder geen geld voor de ontwikkeling van de F136-motor ter beschikking te stellen. Dit betekent dat het besluit tot stopzetting in overeenstemming is met de wens van het Congres.
De financiële gevolgen voor ondernemers van de sloop van winkelcentrum ’t Loon in Heerlen |
|
Pauline Smeets (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Claims wegzakkende winkeliers nabij»?1
Ja.
Hoeveel winkeliers in ’t Loon worden direct en indirect geconfronteerd met de gevolgen van de sloop?
In totaal zijn 40 ondernemingen direct of indirect getroffen door de gevolgen van de sloop. 10 daarvan zijn hun gehele pand inclusief inventaris kwijt. De 30 overigen zijn tijdelijk gesloten vanwege overlast door de sloop, danwel tijdelijk elders gehuisvest. De gemeente Heerlen heeft voortvarend meegewerkt aan oplossingen voor winkels met seizoensgebonden artikelen.
Is er al een schatting te maken van de totale financiële schade van de gedupeerde winkeliers in ’t Loon, rekening houdend met de voor de detailhandel belangrijke decembermaand?
De echte financiële schade kan pas bepaald worden op het moment dat er duidelijkheid is over de toekomst van het winkelcentrum ’t Loon. Pas dan valt in te schatten hoe groot de omzetderving is vanwege de gedeeltelijke sloop en bijbehorende ontruiming van het winkelcentrum. Nieuwbouw van het gesloopte deel van het winkelcentrum kan eerst plaatsvinden als de oorzaak van de inzakking definitief is vastgesteld. Die termijn is medebepalend voor het totale bedrag aan schade. In alle gevallen spreken we hier over aanzienlijke schadebedragen.
Is de Wet tegemoetkoming schade bij rampen van toepassing op de situatie in Heerlen? Zo ja, waar kunnen de getroffenen aanspraak op maken? Zo nee, waarom niet?
De Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) is door de minister van Veiligheid en Justitie beoordeeld als zijnde niet van toepassing op de situatie in Heerlen. Deze wet is alleen direct van toepassing op overstromingen met zoet water en aardbevingen met een kracht van ten minste 4,5 op de schaal van Richter. Deze situaties zijn beide niet aan de orde.
De Wts kan bij koninklijk besluit van toepassing worden verklaard indien zich een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's voordoet die van tenminste vergelijkbare orde is als een overstroming of een aardbeving.
Een ramp wordt in de Wet veiligheidsregio's als volgt gedefinieerd: een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Hoewel het in de situatie in Heerlen gaat om materiële belangen wordt niet voldaan aan de in de definitie genoemde criteria van omvang van en inzet bij een ramp.
Op welke wijze kunt u de provincie Limburg en de gemeente Heerlen ondersteunen om de eerste nood van de getroffen ondernemers te lenigen?
De gemeente Heerlen heeft een vergoedingsregeling ingesteld voor ondernemers in winkelcentrum ’t Loon. Hiermee kunnen redelijke kosten ter beperking van schade en/of redelijke kosten als gevolg van het gebrek aan liquide middelen, veroorzaakt door omzetderving, tot € 50 000 vergoed worden. De gemeente Heerlen heeft hiervoor om financiële steun gevraagd aan de provincie Limburg. Dit verzoek komt in januari ter besluit in de Gedeputeerde Staten. De gemeente heeft daarmee in beginsel voldoende middelen om deze vergoedingsregeling te bekostigen. Het kabinet heeft aangeboden expertise in te zetten ten aanzien van de uitvoering van de vergoedingsregeling.
Zelfstandig ondernemers kunnen daarnaast, indien zij aan de voorwaarden voldoen, bij de gemeente een beroep doen op ondersteuning vanuit het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). De gemeente heeft hierbij de mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot, teneinde directe financiële nood te lenigen.
Deelt u de mening dat werktijdverkorting ruimhartig moet worden toegepast voor de getroffen winkeliers? Wanneer krijgen deze winkeliers uitsluitsel?
De situatie in Heerlen is een calamiteit in de zin van de Beleidsregels Werktijdverkorting 2004. De getroffen winkeliers komen voor werktijdverkorting in aanmerking als ook aan de overige in deze beleidsregels gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Er zijn inmiddels 18 aanvragen voor werktijdverkorting ingediend. Zoals gebruikelijk zijn deze aanvragen uitgezet bij het UWV om informatie te vergaren, mede aan de hand waarvan de aanvragen zullen worden beoordeeld. Het UWV heeft een termijn van twee weken om deze onderzoeken uit te voeren. Zodra die onderzoeksresultaten binnen zijn, worden de aanvragen beoordeeld en zullen de aanvragers door middel van een beschikking worden geïnformeerd over de uitkomst.
Welke overige mogelijkheden heeft u om de gemeente Heerlen en de winkeliers te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld bijdragen in het verplaatsen en openen van nieuwe winkels?
Zie antwoord vraag 5.
De conferentie van OWASP |
|
André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «1500 Sinterklazen lossen IT problemen op»?1
Ja.
Waarom was er geen vertegenwoordiging van Govcert2 aanwezig bij de gratis toegankelijke conferentie waarbij experts van over de gehele wereld kennis uitwisselden over beveiligingsproblemen waaronder de Nederlandse overheid gebukt gaat? Deelt u de mening dat het goed was geweest voor Nederland als er een vertegenwoordiging van de Nederlandse overheid aanwezig was geweest?
De OWASP Benelux bijeenkomst is een nuttige, maar één van een groot aantal jaarlijks georganiseerde beveiligingsbijeenkomsten. Waar mogelijk, is Govcert.nl vertegenwoordigd bij beveiligingsbijeenkomsten. Govcert.nl is goed aangesloten op de initiatieven die voortvloeien uit OWASP. Zo was OWASP ook prominent aanwezig tijdens het govcert.nl-symposium op 15 en 16 november 2011.
Gaat u alsnog gebruikmaken van de vele lessen die OWASP (Open Web Application Security Project) te bieden heeft, bijvoorbeeld door de beschikbare documentatie te analyseren, eventueel te vertalen en vervolgens te verspreiden over de Nederlandse overheid?
De Nederlandse overheid maakt gebruik van een veelheid aan kennis en informatie over informatiebeveiliging, waaronder die van OWASP. Zo is de kennis van OWASP tijdens het govcert.nl-symposium actief uitgedragen aan de aanwezige vertegenwoordigers uit de Nederlandse overheid. Daarnaast is door OWASP beschikbaar gestelde informatie, verwerkt in het Raamwerk Beveiliging Webapplicaties dat al sinds 2006 door Govcert wordt gepubliceerd en verspreid binnen de Nederlandse overheid.
Tenslotte wordt op dit moment met OWASP samengewerkt bij het opstellen van een publicatie over veilige webapplicaties.
Hoe beoordeelt u het grote verschil in kosten tussen het Govcert-symposium en de OWASP-conferentie? Welk evenement was duurder en welk evenement had meer inhoud en een betere toespitsing op de problemen waar de Nederlandse overheid momenteel mee kampt? Hoe verhoudt dit zich tot de huidige intentie van de regering om meer te doen met minder geld?
Het Govcert symposium had een brede scope, een groot aantal sprekers en gasten afkomstig uit ruim 35 landen en ongeveer 300 organisaties, en was meer toegespitst op de actuele en mogelijke digitale dreigingen en trends voor Nederland.
De conferentie in Luxemburg had een andere opzet en een ander doel.
Gaat u in de toekomst meer inzetten op aansluiting bij de (grotendeels vrijwillige) gemeenschap van beveiligingsexperts, hackers en andere deskundigen die niet per se door de overheid worden betaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze aansluiting zoeken?
De Nederlandse overheid en meer in het bijzonder Govcert.nl maakt, binnen de geldende juridische kaders, gebruik van de kennis en expertise uit diverse gemeenschappen van experts en onderzoekers die niet door de overheid worden betaald. Govcert.nl zoekt dergelijke samenwerking bijvoorbeeld bij de beoordeling van Factsheets of Whitepapers over ICT-veiligheid of bij de analyse van kwetsbaarheden van bijvoorbeeld mobiele telefonie. Ook worden regelmatig hackers uitgenodigd bij Govcert.nl.
De ‘big business’ in hoortoestellen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de EU-uitzending over «gehoorapparaten»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat meer dan de helft van de verkochte gehoorapparaten de zogenaamde dure «high end» apparaten zijn, terwijl uit onderzoek blijkt dat 75% van de slechthorenden deze apparaten helemaal niet nodig heeft?
Dit is natuurlijk geen goede zaak. Ik vind het vooral van belang dat de gebruiker voor zijn specifieke hoorbehoefte een adequaat hoortoestel ontvangt. Dit zal afhangen van de mate van zijn gehoorverlies, maar net zo belangrijk voor de keus van een hoortoestel zijn de zogenaamde luistertaken en de luisteromgeving van de gebruiker. De zorgvraag van de gebruiker moet dus leidend zijn voor de oplossingsrichting. Vervolgens zou er een zo doelmatig mogelijke oplossing geboden moeten worden.
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen inkoop- en verkoopprijzen?
Ik neem aan dat de vragensteller doelt op de ogenschijnlijk ruime marge tussen de inkoopprijs en de consumentenprijs van sommige hoortoestellen. Ik denk dat hier een aantal factoren aan bijdragen. Ten eerste is er sprake van een vrije en concurrerende markt van hoortoestellen, de consumentenprijs is daarmee het resultaat van marktwerking. Audiciens kunnen scherp inkopen wanneer ze grote hoeveelheden bij een fabrikant afnemen. Dit lijkt het geval te zijn bij de grotere audicienketens.
Een tweede factor die mede de consumentenprijs bepaalt, zijn de geleverde diensten voor het aanpassen van, de nazorg bij en de service aan het toestel. Zowel het aanpassen als de nazorg en de service behorende bij het hoortoestel zijn in de consumentenprijs verdisconteerd. Het aanpassen van een hoortoestel is overigens minstens zo belangrijk als het toestel zelf. De begeleiding en interactie met de gebruiker en de interpretatie van de ervaringen van de gebruiker zijn hierbij essentieel.
Of bij hoortoestellen sprake is van een grote marge tussen de inkoopprijs en de consumentenprijs, kan ik niet beoordelen. Onderlinge concurrentie, die inherent is aan marktwerking, zou een prijsverlagend effect moeten bewerkstelligen. Als dit niet gebeurt omdat er bijvoorbeeld ongeoorloofde prijsafspraken worden gemaakt, dan zijn de partijen in overtreding. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ziet hier op toe.
Hoe gaat u zorgen voor meer transparantie in kwaliteit en prijs in deze markt?
Zoals ik in het vorige antwoord al aangaf, is hier sprake van vrije marktwerking. Dit betekent dat het de aanbieder van een hoortoestel vrij staat om zijn prijs te bepalen. Transparantie over de inkoopprijs in geval van een vrije concurrerende markt is niet mogelijk, in die zin dat deze transparantie niet af te dwingen is.
Wat betreft de vraag over transparantie over kwaliteit, hier zie ik een rol weggelegd voor de zorgverzekeraar. Een zorgverzekeraar stelt in zijn reglementen vast wie de zorg mag leveren. Het is aan de zorgverzekeraar om de kwaliteit van het aanmeten van hulpmiddelen te beoordelen. Zorgverzekeraars stellen bovendien bepaalde kwaliteits- of erkenningseisen aan leveranciers van hulpmiddelen. De verzekeraar ziet er op toe dat voldaan wordt aan de gestelde eisen.
Ik merk dat zorgverzekeraars dit ook serieus oppakken. Een van de grotere zorgverzekeraars in Nederland heeft in het afgelopen jaar veel vooruitgang geboekt op het gebied van kwaliteit door, samen met KNO-artsen en andere betrokkenen, specifieke aspecten van de opleiding en de dienstverlening van audiciens (verder) te verbeteren. Daarnaast zijn Zorgverzekeraars Nederland, de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland en de patiëntenorganisaties in een vergevorderd stadium met het ontwikkelen van een protocol hoorzorg. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de relevante partijen binnen de hoorzorg. Dit protocol moet een relevante bijdrage leveren in het waarborgen en het bieden van transparantie over de kwaliteit binnen de hoorzorg.
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar mogelijke kartelvorming in deze markt?
In Nederland hebben we een onafhankelijke autoriteit die toezicht houdt op de marktwerking, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Dit is een onafhankelijke instantie. Dit betekent dat de NMa zelf bepaalt of (en wanneer) onderzoek naar een mogelijke kartelvorming gestart wordt. Lopende onderzoeken vinden in vertrouwelijkheid plaats. Ik zal de hoortoestellenmarkt onder de aandacht brengen van de NMa.
Waarom maakt u geen haast met het afschaffen van de vergoedingslimieten zodat de zorgverzekeraars scherp kunnen inkopen?
In mijn brief aan uw Kamer van 28 november 2011 (kenmerk 2011Z24361) heb ik uitgelegd dat ik het komende voorjaar zal beslissen over het advies van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) over hoortoestellen2. Het CVZ adviseerde onder meer af te stappen van de vaste vergoedingslimieten en een percentuele eigen bijdrage in te voeren. Dit advies vormde vorig jaar geen onderdeel van het Pakketadvies 2011. Het CVZ-advies over hoortoestellen is mij circa twee maanden later aangeboden. Aangezien de besluitvorming over de te verzekeren zorg voor het jaar 2012 op dat moment zo goed als rond was, heb ik besloten het CVZ- advies over hoortoestellen in een later stadium in beschouwing te nemen en daarmee ook de beslissing over het al dan niet afschaffen van de vergoedingslimieten. Mijn reactie op het CVZ-advies over hoortoestellen zal ik meenemen in mijn reactie op het CVZ Pakketadvies 2012, dat ik in het komende voorjaar verwacht. Ik geef er de voorkeur aan uw Kamer eenmaal per jaar, in het voorjaar, te informeren over pakketmaatregelen. Overigens zou de huidige vaste vergoedingslimiet de zorgverzekeraar niet hoeven te belemmeren om nu al scherp in te kopen.
Een vermeend programma geïnstalleerd op smartphones dat de gebruiksgegevens van telefoongebruiker |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»1 en het artikel «Nederlandse Android-smartphones bevatten geen «provider-spyware»»?2
Ja.
Wat is uw oordeel over de in de artikelen beschreven software? Is dergelijke software in strijd met Nederlandse (privacy)wetgeving?
Voor de beantwoording van uw vragen 2 en 3 verwijs ik naar mijn antwoorden op de kamervragen van het lid Gesthuizen3 ingezonden op 2 december 2011.
Kunt u uitsluiten dat het programma Carrier IQ op enige mobiele telefoon in Nederland geplaatst is? Zo nee, is dat voor u reden een onderzoek hiernaar op te starten en eventuele aanwezigheid aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
De inwerkingtreding van Verordening (EU) nr 284/2011 door een wijziging van het Warenwetbesluit |
|
Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Verordening (EU) nr. 284/2011 per 1 juli 2011 in werking is getreden en dat hieromtrent een ontwerp wijziging van het Warenwetbesluit ter overweging is opgesteld?
Ja, dit is mij bekend.
Klopt het dat voor de controles die de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) uitvoert de importeur zelf moet betalen en dat de nVWA hier circa 750 euro voor rekent? Kunt u de hoogte van dit bedrag onderbouwen?
Importeurs of hun vertegenwoordigers betalen op dit moment niet voor de controles. De wettelijke grondslag voor het heffen van de retributies is inmiddels vastgesteld (Stb. 2011, 559). In het eerste kwartaal van 2012 zal ook de hoogte van de retributies wettelijk zijn vastgesteld. Vanaf dat moment gaat het bedrijfsleven zelf de kosten betalen voor de controle. De bedragen die wettelijk vastgesteld gaan worden, zijn kostendekkend. De kosten voor het onderzoek kunnen variëren, afhankelijk van het product, van plaats van bemonstering en de tijd die de nVWA besteedt aan de controles. De kosten bedragen in de regel minimaal € 600,– maar kunnen ook hoger uitvallen.
Stelt de Verordening dat de resultaten van controles zo spoedig als technisch mogelijk beschikbaar moeten zijn en dat de nVWA een minimum doorlooptijd stelt van één werkweek? Deelt u de mening dat de testresultaten zo snel mogelijk bekend moeten worden om zo handelsstilstand te voorkomen?
De Verordening stelt inderdaad dat de resultaten van de controles zo spoedig als technisch mogelijk is beschikbaar moeten zijn. De nVWA heeft als indicatie een minimum doorlooptijd van één werkweek voor de controles aangegeven en ik deel de mening dat de nVWA de testresultaten zo spoedig mogelijk als technisch haalbaar bekend zou moeten maken.
Is het u bekend dat het bedrijfsleven hoge schade kan ondervinden, als gevolg van handelsstilstand, door een te lange doorlooptijd van de controles?
Ja, dat is mij bekend. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om specifieke eerste punten van binnenkomst aan te wijzen. Met de Douane is overeengekomen dat de controle op verzoek van het bedrijfsleven verlegd mag worden naar een andere locatie in het binnenland, zodat de controle gecombineerd kan worden met het lossen van de zending. Dat bespaart het bedrijfsleven kosten en tijd ten opzichte van de variant waarin er in de haven of op de luchthaven extra gelost en geladen moet worden voor de controle.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er wel een minimumtijd maar geen maximum doorlooptijd vastgelegd is? Zo nee, waarom niet?
Er is geen minimum doorlooptijd vastgelegd, maar eenindicatie van de doorlooptijd afgegeven. De Verordening stelt geen maximum doorlooptijd vast. De EU beschouwt de producten als « hoog risico producten» welke gecontroleerdmoeten worden op de aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen. Het doel is de consument te beschermen tegen de gevolgen van blootstelling aan deze kankerverwerkende stoffen. Het vaststellen van een maximale doorlooptijd zou de zorgvuldigheid van het onderzoek kunnen schaden.
Bent u bereid om schade door handelsstilstand zoveel mogelijk te beperken door in overleg met de nVWA en het bedrijfsleven een maximale doorlooptijd vast te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat garnalenvissers worstelen met Vibeg |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Garnalenvissers worstelen met Vibeg»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat meerdere rapporten, zoals «Passende beoordeling huidig en toekomstig gebruik in Natura 2000-gebied Voordelta»2 en het rapport van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) «Zeevisserij in beweging»3 onderschrijven dat de visserij geen aantoonbare negatieve effecten heeft op de zeebodem en zelfs een positief effect heeft op de zeebodem?
Uit de door u aangehaalde rapporten blijkt niet dat er geen aantoonbare negatieve effecten of zelfs positieve effecten op de zeebodem zouden zijn. Zo blijkt uit de door u aangehaalde Passende Beoordeling Voordelta 2007 dat juist de uitsluiting van boomkorvisserij met de wekkerkettingen een positief effect heeft op het bodemleven, en dat de instelling van een bodembeschermingsgebied (waarin visserij wordt geweerd) nodig is om te kunnen vaststellen dat er geen significant negatieve effecten zijn. Ook uit de presentatie van het ILVO waarnaar u verwijst blijkt expliciet dat als gevolg van visserij kwetsbare langlevende soorten verdwijnen, dat kortlevende en snel reproducerende soorten talrijker worden en dat er algehele verschuivingen in het ecosysteem optreden.
Deelt u de mening dat er op dit moment geen ecologische gronden zijn om de visserij te weren uit de kustgebieden? Zo nee, waarom niet?
Neen. Uit de passende beoordeling boomkorvisserij op vis in de Nederlandse kustzone blijkt duidelijk dat die ecologische gronden bestaan.4 Slechts dankzij de uitvoering van de visserijmaatregelen zoals die in het VIBEG-akkoord zijn opgenomen kan deze visserij onder de daar genoemde voorwaarden en omstandigheden worden voortgezet.
Bent u op de hoogte van de procedure die is toegepast om de vissers in te lichten en deelt u de mening dat door de gevolgde telefonische procedure de cijfers gekleurd kunnen zijn?
Ik ben op de hoogte van de gevolgde procedure, maar het is aan de Nederlandse Vissersbond zelf de procedure te bepalen.
Deelt u de mening dat er een correcte procedure dient te worden gevolgd om het draagvlak binnen de Nederlandse vissersbond goed te kunnen vaststellen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de ondertekening van het Vibeg-akkoord uit te stellen om zo de juiste draagvlakprocedure op een goede manier te laten verlopen en de vissers een eerlijke kans te geven hun opinie duidelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee, het VIBEG akkoord wordt vandaag getekend, ook door de visserijsector. Het is een akkoord dat tot stand is gekomen na een onderhandelingsproces van bijna twee jaar. Voormannen in de visserijsector zijn in voortdurend contact geweest met de achterban om het draagvlak voor de maatregelen te toetsen.
De uitbreiding van EU-sancties tegen de Islamitische Republiek Iran |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Hoe corresponderen de «council conclusions on Iran» van 1 december jl.1 met de door u «omarmde» motie Kortenoeven van 10 november jl.2, waarin wordt opgeroepen het voortouw te nemen om met Europese en Amerikaanse bondgenoten doeltreffende en vooral snelle sancties te treffen? In welk opzicht heeft u het voortouw genomen en welk resultaat heeft dat gehad?
De Nederlandse regering heeft sinds het verschijnen van het IAEA-rapport op 8 november jl. in de EU een voortrekkersrol ingenomen m.b.t. het uitbreiden van sancties richting Iran. Op initiatief van Nederland worden er nu stevige additionele sancties uitgewerkt op het gebied van onder andere financiën, de energiesector en transport. Tevens werden er tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken op 1 december jl. 180 Iraanse personen/entiteiten toegevoegd aan de EU-sanctielijst.
Deelt u de opvatting dat de alleingang van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, waar het gaat om het concreet treffen respectievelijk voorstellen van sancties tegen het Iraanse bankwezen, aantoont dat de EU op het Iran-dossier niet in staat is tot adequate en snelle collectieve actie? Zo nee waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat verzoenen met uw toezeggingen aan de Tweede Kamer?
Nee. De EU is eensgezind in haar standpunt dat er stevige additionele sancties tegen Iran dienen te worden afgekondigd. Het besluit van de Raad van Buitenlandse Zaken dd 1 december om 180 Iraanse personen/entititeiten nog in 2011 aan de sanctielijst toe te voegen is een goed begin. Momenteel wordt er gewerkt aan de uitwerking van een nader stevig sanctiepakket.
Hoe beoordeelt u het door het Verenigd Koninkrijk treffen van sancties tegen het Iraanse bankwezen, waaronder de Iraanse Centrale Bank3, en bent u thans bereid de Britse politiek ter zake te volgen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering heeft tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken gepleit voor EU-sancties tegen de Iraanse Centrale Bank. Het is zaak dat deze sancties doeltreffend zijn, het regime in het hart raken en de bevolking daar waar mogelijk ontzien. Met oog op de effectiviteit van de sancties, geeft Nederland er de voorkeur aan in EU-verband op te trekken.
Deelt u de opvatting dat, gezien de aanval op de Britse ambassade in Teheran, de daarop volgende Nederlandse diplomatieke maatregelen en de nieuwe Iraanse dreigementen, nu wel een oproep moet worden gedaan aan Nederlandse paspoorthouders in Iran om dat land zo spoedig mogelijk te verlaten4?
Nee, er zijn momenteel geen aanwijzingen voor een hoger veiligheidsrisico voor Nederlandse paspoorthouders. Het huidige reisadvies raadt niet-essentiële reizen naar Iran af. Bipatriden wordt in het geheel afgeraden naar Iran te reizen. Dit reisadvies is in lijn met adviezen van de andere EU-lidstaten (inclusief Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië).
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan uw toezeggingen met betrekking tot de aangehouden motie Kortenoeven5, waarin wordt gevraagd de landingsrechten van Iran Air en Iran Air Cargo in te trekken?
Het is verboden Iraanse vrachtvluchten toegang tot luchthavens in de EU te verlenen, tenzij het gemengde vluchten (deels passagiers, deels vracht) betreft. Verdere maatregelen tegen de transportsector worden overwogen in de lopende besprekingen over additionele sancties. De maatregelen worden zo vormgegeven, dat zij de Iraanse bevolking ontzien.
Welke in Iran geregistreerde vliegtuigen staan vermeld op de door u in het algemeen overleg van 30 november jl. genoemde, op 22 november jl. geactualiseerde lijst met vliegtuigen die niet tot het Europese luchtruim mogen worden toegelaten?
In Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1197/2011 van de Europese Commissie van 21 november 2011 is de volledige vloot van Iran Air opgenomen, behalve 14 luchtvaartuigen van het type A-300, 8 luchtvaartuigen van het type A-310 en 1 luchtvaartuig B-737.
Bent u bereid, vanwege de gewenste duidelijkheid, deze vragen ieder afzonderlijk en nog voor dinsdag 6 december 11.00 uur te beantwoorden?
Ja.
Een geheime keylogger op 141 miljoen smartphones |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Klopt het bericht dat het bedrijf Carrier IQ miljoenen smartphones heeft uitgerust met geheime spyware, zoals vermeld staat in het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»?1
Vanuit Nederland valt niet wereldwijd te onderzoeken op hoeveel smartphones software van Carrier IQ is geïnstalleerd. Carrier IQ geeft zelf aan dat het software voor mobiele apparaten zoals smartphones levert waarmee de prestaties van het apparaat worden geteld en samengevat (www.carrieriq.com). Het bedrijf stelt dat daarbij geen toetsaanslagen worden vastgelegd noch «tracking tools» worden verschaft. Deze gegevens worden volgens Carrier IQ versleuteld verstuurd naar aanbieders of fabrikanten die klant zijn van het bedrijf, die daarmee hun dienstverlening aan de gebruiker van het apparaat willen verbeteren.
Bent u ervan op de hoogte of dit bedrijf ook in Nederland gegevens verzamelt door smartphones te voorzien van software die dienst doet als keylogger, sms-berichten onderschept en sms-berichten en https-verkeer registreert? Zo ja, worden er door dit bedrijf wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor het installeren van software die, zonder medeweten van de gebruiker, een registratie maakt van toetsaanslagen, sms-berichten en https-verkeer, wenselijk is?
Gezien de grote aantallen in gebruik zijnde smartphones, waarvan een deel buiten Nederland is gekocht en de grote vraag bij het publiek naar diverse veranderende typen en modellen smartphones, is het niet mogelijk om een 100% sluitend onderzoek naar alle in Nederland voorkomende smartphones te doen.
Vanuit het Ministerie van EL&I en vanuit de Onafhankeljke Post en Telecommunicatie Autoriteit is afzonderlijk navraag gedaan bij aanbieders in Nederland van smartphones naar het gebruik van vergelijkbare programmatuur en vergelijkbare werkwijzen. Daarnaast heeft de branchevereniging ICT~Office navraag gedaan bij zowel aanbieders als fabrikanten. Deze vraagstellingen zien dus op meer dan alleen de programmatuur van Carrier IQ. De resultaten daarvan geven aan dat voor zover deze aanbieders en fabrikanten bekend is dergelijke programmatuur niet aanwezig is op smartphones op moment van levering aan of van aankoop door de gebruiker in Nederland. Om die reden bestaat er voor mij geen aanleiding om na te gaan hoe een eventueel verbod op het installeren van de in de vraag omschreven software zich verhoudt tot de al bestaande bepalingen uit de Wet computercriminaliteit en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Is het waar dat Carrier IQ de verzamelde data niet alleen doorgeeft aan haar klanten maar deze informatie ook verkoopt aan derden? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is omdat het een inbreuk doet op de privacy en de veiligheid van de smartphone-eigenaar?
Carrier IQ geeft zelf aan dat het geen informatie verkoopt aan derden (www.carrieriq.com).
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Mocht toch blijken dat dergelijke programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan ligt het op de weg van het College bescherming persoonsgegevens, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit of het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er vanuit hun verantwoordelijkheden aanleiding is onderzoek te doen naar het verzamelen van gegevens door Carrier IQ en de eventuele doorgifte van gegevens aan derden. Ik verwijs tenslotte naar onze antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel handelingen, nr. 2427, antwoord 3).
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat het onmogelijk blijkt te zijn om de geheime afluisterdienst uit te zetten via een normale, door de consument te begrijpen manier? Deelt u de mening dat deze software op iedere smartphone kosteloos verwijderd dient te worden? Op welke manier kan de consument eventueel geleden schade op het bedrijf verhalen?
Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn deze vragen voor zover mij thans bekend voor Nederland niet aan de orde. Mocht toch blijken dat de programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan is van belang dat volgens berichtgeving op internet de handelingen die nodig zijn om de software uit te zetten niet in alle gevallen gelijk zijn.
Programmatuur dient, waar dat relevant is, door de gebruiker kosteloos verwijderbaar te zijn. Consumenten kunnen met hun klachten over een product terecht bij de verkoper van het product of bij de dienstverlener, die het product in combinatie met een dienst heeft aangeboden. Er bestaat recht op schadevergoeding indien de wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en de consument door deze toerekenbare tekortkoming schade heeft geleden. De consument zal deze schade moeten kunnen aantonen. De beoordeling van deze aspecten en of schadevergoeding dient te worden toegekend is in eerste instantie aan partijen en uiteindelijk aan een geschillencommissie of aan de rechter.
Bent u ervan op de hoogte of de smartphones die binnen overheidsinstanties gebruikt worden voorzien zijn van deze spyware? Kunt u garanderen dat er geen overheidsinformatie afgetapt is die de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verschillende overheden hebben ook binnen het contract van OT2010 de mogelijkheid om zelf de soorten toestellen te kiezen die het beste bij deze organisaties passen. Hierdoor zijn vele soorten toestellen van veel merken bij de overheid in gebruik. Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar is gebracht als gevolg van deze programmatuur. Ik acht het wel van belang om dit onderwerp via de geëigende kanalen (zoals het I-NUP-programma en het Kenniscentrum Nederlandse Gemeenten voor de gemeenten) onder de aandacht laten brengen.
Is er bij u andere software bekend die via smartphones en tablets privacygevoelige gegevens bijhoudt, opslaat of anderszins verzamelt? Bestaat dergelijke software ook voor Iphone-apparatuur?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Er bestaat wel programmatuur die door fabrikanten gebruikt wordt ten behoeve van storingsdiagnose, reparatie of herstel. Dit soort programmatuur bestaat overigens voor ieder type ICT apparatuur bedoeld voor het invoeren van gegevens door de gebruiker. De fabrikant dient de klant te informeren als dergelijke programmatuur is geïnstalleerd of ingezet gaat worden, waarbij de klant altijd de gelegenheid moet worden geboden dit te weigeren.
Het bericht dat vis niet meer kan leven in het IJsselmeer |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekent met het artikel «Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer»?1
Ja.
Waar baseren onderzoeksinstituut IMARES en de overheid hun fosfaatstandpunt op als IMARES geen onderzoeken doet naar oorzaken en gevolgen?
Uit waarnemingen van landelijke en regionale meetnetten is geconstateerd dat de fosfaatbelasting en de fosfaatgehalten in het IJsselmeer de laatste 20 jaar zijn afgenomen als gevolg van maatregelen in het Rijnstroomgebied. Het doel van de vermindering van de fosfaatbelasting is de verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit is dan ook sterk verbeterd, zij het dat de fosfaatgehalten nog steeds te hoog zijn in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water. Fosfaten bevorderen eutrofiëring; zij bemesten het water. Dit heeft invloed op het ecosysteem, dus ook de aard van de visbestanden. Mede onder verwijzing naar vraag 4, er wordt onderzoek uitgevoerd naar ook de rol van fosfaten op het ecosysteem. De vermindering van de fosfaatbelasting beïnvloedt de productiviteit van het IJsselmeer, maar een goede waterkwaliteit is met name ook van belang voor drink- en landbouwwatervoorziening, recreatie en natuur.
Deelt u de mening dat vissers die dagelijks op het water zijn en hun brood met vissen verdienen een beter beeld op de visstand hebben dan de IMARES biologen die eens in de zoveel tijd monitoren?
De bevindingen van vissers zijn waardevol en de praktijkervaringen dragen bij aan de wetenschappelijke onderzoeksgegevens van bijvoorbeeld het instituut Imares. Ten behoeve van het op elkaar afstemmen van de ervaringen en gegevens zijn in de zeevisserij meerjarige onderzoekssamenwerkingsprojecten opgezet die zonder meer tot een verbeterd onderling begrip hebben geleid. Ook in het project «Kenniskringen» zijn er specifiek op de binnenvisserij gerichte activiteiten waarbij onderzoekers en vissers hun kennis inbrengen en delen.
Deelt u de mening dat een eerder door de fractie van de PVV voorgestelde test met fosfaten in het water duidelijkheid kan geven over de effecten van fosfaten op de visstand?
Bent u bereid om in het belang van de visstand en de visserij een dergelijke fosfaattest alsnog uit te voeren?
In het licht van bovenstaande ben ik niet voornemens een onderzoek naar de effecten van fosfaattoediening op het IJsselmeer uit te voeren of te financieren.
De falende postbezorging van Post.nl |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jhim van Bemmel (PVV), Mariëtte Hamer (PvdA), Bruno Braakhuis (GL) |
|
Wat is uw reactie op de TV-uitzending Meldpunt,1 waarin de vele problemen rondom de postbezorging van Post.nl belicht worden?
In eerdere beantwoordingen van Kamervragen2 zijn de bepalingen en reikwijdte van de kwaliteitsnorm van 95% overkomstduur voor de Universele Postdienst (UPD) toegelicht. Een overkomstduur van tenminste 95% betekent concreet dat gemiddeld per jaar ten minste 95% van de brieven vallend onder de UPD de volgende dag na aanbieding3 (oftewel binnen 24 uur) bezorgd dient te worden door de verlener van de UPD (PostNL). Dit zijn brieven die ter bestelling worden aangeboden via de rode/oranje brievenbussen op straat of bij de postvestigingen. Er wordt ook wel van losse post gesproken en het betreft ongeveer 15% van het totale binnenlandse postvolume. OPTA houdt toezicht op de overkomstduur geldend voor UPD post. Daarnaast versturen de (groot) zakelijke verzenders poststukken veelal via partijenpost. Voor partijenpost kent de Postwet de verplichting tot bezorgen binnen 24 uur na aanbieding niet.
Een dergelijke verplichting zou postbezorging met een 48 uurs of 72 uurs bezorgmodel onmogelijk maken, terwijl dit juist modellen zijn die ook door andere postvervoerbedrijven voor de (volledig vrijgegeven) zakelijke post worden gebruikt. Wat betreft de zakelijke post heeft de klant/verzender van poststukken de mogelijkheid om naar een andere postvervoerder over te stappen (een keuze die de burger wat betreft de UPD niet heeft). Het lijkt me dan ook in het belang van alle postvervoerbedrijven om zorg te dragen voor een goede kwaliteit in hun postbezorging.
PostNL bezorgt dagelijks gemiddeld 14 miljoen stuks geadresseerde post (inclusief 400 000 pakketten)4 en ontvangt per maand 7500 klachten over de bezorging, waarbij opgemerkt wordt dat dit aantal het afgelopen jaar stabiel is gebleven. PostNL heeft aangegeven zich de meldingen over de kwaliteit van de bezorging wel degelijk aan te trekken en heeft inmiddels het onderzoek opgevraagd bij omroep MAX en onderzoekt de wijze waarop de enveloppen van Meldpunt vermist of beschadigd zijn geraakt in het proces. Daarnaast heeft PostNL ook contact opgenomen met alle mensen die in het programma meldden geen post te hebben ontvangen. Al deze meldingen worden onderzocht, een groot deel van de klachten is reeds afgehandeld. De bestaande problemen worden serieus aangepakt.
Deelt u de mening dat de vele meldingen over foutieve bezorging, te laat bezorgde post en niet bezorgde post zeer schrijnend zijn en dat hier direct actie op ondernomen moet worden? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om Post.nl ertoe te bewegen serieus werk te maken van de problemen? Kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de scepsis, ontstaan door de vele meldingen en signalen van medewerkers, over de constatering dat Post.nl daadwerkelijk 96,5% van de poststukken binnen één dag zou bezorgen, mede gelet op de bovengenoemde uitzending, waaruit blijkt dat met zeker twintig procent van de bezorgingen iets mis was? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om deze twijfel weg te nemen? Bent u bereid de huidige systematiek welke toetst of brieven binnen de wettelijke termijn worden bezorgd tegen het licht te houden? Zo nee, waarom niet?
De verplichting van ten minste 95% overkomstduur is reeds in 2000 in de Postregelgeving opgenomen(voor de UPD, voorheen het monopolie). Het percentage is destijds reeds met een reden op 95% bepaald en niet op 100%.
Gegeven het grote aantal poststukken dat dagelijks wordt verzonden, kan niet worden uitgesloten dat er bij de postbezorging wel eens iets mis gaat (bijvoorbeeld door een computerstoring, een lekke band of slechte weersomstandigheden).
De metingen voor de 95% overkomstduur UPD (losse post) worden gehouden door het onafhankelijke onderzoeksbureau Intomart GfK. Hiervoor worden elke maand circa 5000 proefbrieven verstuurd. Deze kwaliteitsmeting geeft over het derde kwartaal van 2011 een kwaliteitsscore van 96.5% voor de UPD. Dit kwaliteitscijfer is een gemiddelde en kan lokaal of regionaal afwijken.
PostNL rapporteert elk jaar aan OPTA over het behaalde percentage van de overkomstduur UPD over het voorafgaande jaar. Voor het vaststellen van het percentage is een methodiek opgesteld (en afgestemd met OPTA) welke door het onafhankelijk onderzoeksbureau wordt toegepast bij het verrichten van de metingen. Daarbij worden de uitvoering en uitkomsten geaudit door de onafhankelijke accountant PricewaterhouseCoopers.
Ik hecht aan een goede uitvoering van de UPD. Zoals aangegeven houdt OPTA toezicht op de overkomstduur van tenminste 95% geldend voor poststukken vallend onder de UPD. OPTA zal in januari met haar oordeel komen over het percentage overkomstduur UPD van 2010. Ik heb vooralsnog geen reden om deze verplichting tegen het licht te houden.
Aangezien de overkomstduur ook een belangrijk criterium is voor contractonderhandelingen tussen (groot) zakelijk verzenders en PostNL, laat PostNL ook metingen verrichten voor de (volledig vrijgegeven) partijenpost. Teamvier verricht deze meting, waaraan tien grote klanten meewerken. Jaarlijks worden circa 25 000 proefbrieven verstuurd. PostNL heeft laten weten dat de kwaliteitscore voor het derde kwartaal van 2011 96,1% is. Zoals eerder aangegeven versturen de (groot) zakelijke verzenders poststukken veelal via partijenpost, waarvoor de verplichting tot bezorgen binnen 24 uur na aanbieding niet geldt. Een dergelijke verplichting opnemen in de Postwet zou postbezorging met een 48 uurs of 72 uurs bezorgmodel onmogelijk maken, terwijl dit juist modellen zijn die ook door andere postvervoerbedrijven voor de bezorging van de (volledig vrijgegeven) zakelijke post worden gebruikt.
Bent u de mening toegedaan dat door een gebrek aan gekwalificeerd personeel de kwaliteit van de postbezorging met grote passen achteruit gaat? Is het gevoerde personeelsbeleid van Post.nl hiervan mede de oorzaak? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de Postwet zijn eisen gesteld aan de kwaliteit van de UPD. Op PostNL als verlener van de UPD rust de verplichting en de verantwoordelijkheid om aan deze eisen te voldoen. De wijze van uitvoering van de UPD en de bedrijfsvoering daarbij is een verantwoordelijkheid van PostNL. In het geval PostNL niet aan de gestelde eisen voldoet, kan OPTA op grond van de Postwet optreden.
Google en het ongevraagd gebruik maken van gebruikersdata voor GPS-diensten |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat Google, Apple en andere bedrijven ongevraagd gebruik maken van Android telefoons van consumenten om wifi-locatie data te verzamelen voor GPS-diensten, zoals vermeld staat in het artikel «How Google -and everyone else- gets Wi-Fi location data»?1
Fabrikanten van besturingssystemen voor mobiele telefoons waaronder Google (Android), Apple (iOS) en Microsoft (Windows Mobile) zijn in staat om via de draadloze netwerktoegang Wifi-routers te detecteren en gegevens over deze Wifi-routers (zoals MAC-adres en signaalsterkte van de Wifi router) te verzamelen en op te slaan. De genoemde fabrikanten gebruiken de gegevens over (de nabijheid van) wifi-routers als bron voor geolocatiediensten, vaak in combinatie met andere bronnen zoals GPS (satellietplaatsbepaling) en zendmasten (plaatsbepaling door contact met zendmasten van telecom operators).
Bent u ervan op de hoogte of deze bedrijven ook in Nederland ongevraagd data verzamelen? Zo ja, worden er door deze bedrijven wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor ongevraagd en ongeautoriseerde data- verzameling over (in dit geval de locatie van) personen, en ook ongevraagd en ongeautoriseerd doorgifte van data aan derden, wenselijk is?
Nee. Een dergelijk specifiek verbod is niet nodig. De Wet bescherming persoonsgegevens biedt de toezichthouder voldoende ruimte om in een concreet geval een verbod op te leggen, mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Ik verwijs u in dit verband naar mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 32 761, nr. 15).
In hoeverre dienen bedrijven expliciet toestemming te vragen aan de eigenaar van de telefoons en tablets om gebruik te maken van de data van deze apparaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het algemeen geldt dat de verplaatsingsgegevens van smartphones gevoelige gegevens zijn. De samenwerkende Europese toezichthouders op de bescherming van persoonsgegevens (verenigd in de Artikel 29-werkgroep) hebben in opinie WP185 van 16 mei 2011 (Opinion on geolocation services on smart mobile devices) vastgesteld dat voorafgaande toestemming de enige grondslag is voor het verzamelen en verwerken van verplaatsingsgegevens van mensen. In diezelfde opinie hebben de toezichthouders ook aangegeven dat bedrijven een gerechtvaardigd belang kunnen hebben bij het verzamelen en verwerken van (statische) gegevens met betrekking tot Wifi-routers, mits zij voldoende waarborgen aanbieden, zoals adequate informatie en een opt-out.
Het registreren van routers |
|
André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel: «5 misverstanden over Google's router opt-out»?1
Ja.
Deelt u de analyse van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) dat ten aanzien van het verzamelen van routerdata artikel 8 onder F, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is en dat dus krachtens de Nederlandse wet een «opt-out» volstaat? Zo nee, welke andere interpretatie is er volgens u mogelijk en kan hieruit de verplichting voor een opt-in blijken? Bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen, te meer het op grote schaal verzamelen en aggregeren van gegevens die in potentie de privacy kunnen schaden steeds vaker voor komt?
Ja. Artikel 8 onder f van de Wbp biedt een grondslag voor het verzamelen en verwerken van routerdata. De onderzochte verwerking betreft de combinatie van het MAC-adres (het unieke nummer van de wifi-router) in combinatie met de berekende locatie van de wifi-router. Deze verwerking is van andere aard dan bijvoorbeeld de verwerking van gegevens over surfgedrag met behulp van cookies of de locatiegegevens van smartphones. Deze verwerking brengt derhalve in tegenstelling tot gegevens die informatie verschaffen over het gedrag van de betrokkene geen grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich mee.
Bij de belangenafweging tussen enerzijds de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en anderzijds het belang van de verantwoordelijken die gegevens willen verwerken speelt de mate van gevoeligheid van de gegevens die de verantwoordelijke wil verwerken een rol, evenals de waarborgen die de verantwoordelijke heeft getroffen voor een zorgvuldig gebruik van de gegevens. Een belangrijke waarborg is transparantie, duidelijke informatie aan betrokkenen voor welk gerechtvaardigd doel hun persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt. Een andere veelvoorkomende waarborg is de mogelijkheid van een opt-out.
Kunt u één of meer scenario’s schetsen waarbij het verzamelen en publiceren van Service Set Identifier (SSID)»s (in combinatie met samenhangende gegevens, zoals de locatie) resulteert in een aantasting van de privacy? Kunt u hierbij rekening houden met de mogelijkheid om deze gegevens met andere databestanden te combineren?
Het CBP heeft in zijn rapport van definitieve bevindingen als voorbeeld genoemd dat het MAC-adres van de wifi-router, eventueel samen met het SSID, in combinatie met de locatiegegevens gebruikt zou kunnen worden om een persoon te stalken. Het CBP heeft vastgesteld dat het verzamelen en verwerken van SSID’s niet noodzakelijk is voor het kunnen aanbieden van de geolocatiedienst, en heeft Google een last opgelegd om alle in Nederland verzamelde SSID’s te vernietigen.
Deelt u de mening dat een «opt-in» (in tegenstelling tot een «opt-out») een veel kleinere inbreuk op de privacy inhoudt en dat een «opt-in», door bijvoorbeeld het SSID op «_yesmap» te laten eindigen, vanuit privacyperspectief een betere optie is dan de door Google voorgestelde «_nomap»? Zo nee, waarom niet? Denkt u dat huidige regelgeving volstaat?
Vanuit het perspectief van betrokkenen is een opt-in (toestemming) vaak te verkiezen boven een opt-out (verzet). Echter, zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 2 biedt de Wbp naast het toestemmingsvereiste ook de mogelijkheid om te volstaan met een opt-out constructie. Het gaat dan om diensten, waarbij het bedrijfsbelang van de verantwoordelijke in het algemeen opweegt tegen het recht op bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. Aangezien ik met het CBP van mening ben dat met het verzamelen van routergegevens geen aanzienlijke inbreuk op de privacy wordt gemaakt deel ik de in uw vraag verwoorde mening niet. In de reeds toegezegde brief aan uw Kamer naar aanleiding van de Motie Van Toorenburg e.a. (Kamerstukken II 2011/12 32 761, nr. 12) zal ik hier nader op ingaan.
Deelt u de stelling uit het artikel dat bedrijven als Microsoft, Apple, Blackberry en Skyhook in overtreding zijn? Bent u bereid het Cbp te vragen dit te onderzoeken? Zo nee, bent u dan bereid een strafrechtelijk onderzoek in te stellen? Zo nee, waarom niet? Welke bedrijven zijn er nog meer in overtreding wanneer het gaat om het verzamelen van gegevens van routers? Wat bent u van plan hieraan te gaan doen?
Het oordeel of de in het artikel genoemde bedrijven in overtreding zijn is aan het CBP. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder die zelf kiest bij welke bedrijven en instellingen het onderzoek doet en die bovendien exclusief bevoegd is ten aanzien van de handhaving de Wbp. Er is geen aanknopingspunt voor strafrechtelijk optreden. Ik beschik niet over gegevens welke bedrijven gegevens van routers verzamelen.