Het protest tegen mijnbouw in Mali |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Protesttour tegen eerste uraniummijn Mali», online gepubliceerd door One World op 21 december 2011?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit bericht onderstreept dat mijnbouw in ontwikkelingslanden veelal een negatieve impact heeft op landbouw, lokale voedselzekerheid, schoon drinkwater en veeteelt?
Het betreffende bericht gaat over een specifieke grondstof in een bepaald land. Het zou te ver strekken om deze vraag in algemene zin positief te beantwoorden. In hoeverre er sprake is van competitieve claims op drinkwater, nadelige beïnvloeding van landbouw en veeteelt en dus de voedselzekerheid, is bovendien zeer afhankelijk van de locatie van de mijn in kwestie. Ook het type mijn, alsmede de grondstof die er wordt gedolven, spelen daarin een rol. Mijnbouw is voor veel ontwikkelingslanden een essentiële bron van arbeid, inkomen en ontwikkeling en brengt daarom ook positieve ontwikkelingen. Het is waar dat de milieuaspecten zwaar dienen te worden meegewogen en dat de controle op naleving van de milieuregels en wetten nogal eens te wensen over laat en dus dient te verbeteren.
Deelt u de mening dat lokale initiatieven, zoals het initiatief van professor Many Camara in Mali, van groot belang zijn om de rechten van de lokale bevolking in ontwikkelingslanden op inspraak, onafhankelijke informatievoorziening en participatie in de besluitvorming omtrent mijnbouwprojecten te waarborgen? Zo ja, op welke wijze ondersteunt de Nederlandse regering middels het Nederlandse grondstoffenbeleid soortgelijke initiatieven in ontwikkelingslanden? Zo nee, waarom niet?
Ja. De regering ondersteunt de activiteiten van de Commissie voor de MER (Milieu Effect Rapportage) in ontwikkelingslanden. Hiermee wordt in deze landen capaciteit opgebouwd om zorg te dragen voor goede MER processen (www.eia.nl). Dit betekent dat de informatie voorziening, participatie en uiteindelijke besluitvorming conform de in wet- en regelgeving vastgelegde MER procedure van het ontwikkelingsland moeten plaatsvinden. In Mali is de initiatiefnemer tot exploratie van een uraniummijn verplicht een MER procedure uit te voeren, waarbij ook de lokale bevolking dient te worden geraadpleegd.
Nederland ondersteunt daarnaast het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), dat erop is gericht grondstoffentransacties transparant te maken. Alle grondstoffenbedrijven in een land publiceren wat ze aan de overheid betalen en de overheid maakt openbaar wat ze van deze bedrijven ontvangt. Deze cijfers worden gebruikt voor nationale openbare en participatieve discussies over baten en lasten van grondstoffenwinning. Het EITI draagt zo bij aan een grotere verantwoording door de overheid en een gelijk speelveld voor bedrijven. Mali heeft dit model geïmplementeerd en is sinds 29 augustus 2011 «EITI compliant». Ook onderschrijft Nederland het streven van de Wereldbank om via het sluiten van zogenaamde Mining Community Development Agreements tussen het mijnbouwbedrijf en de lokale bevolking de publieke belangen veilig te stellen.
Bent u van mening dat uit dit artikel wederom blijkt dat de noodzaak groot is om technische assistentie te verlenen aan ontwikkelingslanden zodat departementen op het gebied van mineralen en mijnbouw, milieu, gezondheid en financiën beter in staat zijn de mogelijk desastreuze gevolgen van de lokale bevolking van grondstoffenwinning tegen te gaan? Zo ja, op welke wijze geeft u invulling aan de behoefte van ontwikkelingslanden naar technische assistentie op dit vlak?
De regering biedt op verschillende manieren steun voor capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden op dit terrein. Zo ondersteunt Nederland de activiteiten van de Commissie voor de MER voor de periode 2012 – 2016.
Een ander initiatief waaraan Nederland momenteel bijdraagt, is het Topical Trust Fund on Managing Natural Resource Wealth van het IMF (technische assistentie aan lage-inkomenslanden die veel natuurlijke grondstoffen bezitten).
Bovendien zal Nederland financiële ondersteuning bieden aan het Natural Resource Charter (NRC), een raamwerk dat zich richt op de gehele grondstoffenketen. De komende jaren zal het New Partnerschap for Africa’s Development (NEPAD) onder de Afrikaanse Unie de principes van dit raamwerk in verschillende Afrikaanse landen implementeren.
Ik verwijs u gaarne naar de beantwoording van kamervragen aangaande de grondstoffennotitie (onze referentie DME-547–2011, d.d. 10 januari jl.).
De ministeriële regeling bij de Geefwet |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het informatieblad over de Geefwet1, waarin o.m. staat vermeld: «6 Giftenaftrek steunstichting SBBI Eenmalige giften aan een steunstichting SBBI worden, onder voorwaarden, aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Ook in de vennootschapsbelasting worden giften aan dergelijke stichtingen aftrekbaar. Een steunstichting SBBI is een stichting die speciaal is opgericht ter ondersteuning van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) en om geld in te zamelen voor een specifiek doel. Deze specifieke doelen zullen bij ministeriele regeling worden aangewezen. Voorbeelden van SBBI’s zijn muziekverenigingen, sportverenigingen, buurthuizen, ouderenverenigingen en scoutinggroepen»?
Ja.
Klopt het dat de Geefwet op 1 januari 2012 in werking is getreden?2
Zie antwoord vraag 1.
Is er al overleg geweest over de inhoud van de ministeriele regeling, zoals vermeld onder 1, met vertegenwoordigers van de organisaties, zodat het een duidelijke, heldere en royale regeling wordt? Wordt de regeling nog ter consultatie voorgelegd aan de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)?
Er is contact opgenomen met de meest gerede overlegpartners. Gelet op de geringe omvang van de vrijgemaakte budgettaire ruimte en de bij de parlementaire behandeling gegeven toelichting op het amendement wordt in eerste instantie met de NOC*NSF en met de Koninklijke Nederlandse federatie van muziekverenigingen gesproken. Onderwerp van het gesprek zijn de mogelijke in aanmerking komende doelen, de afbakening daarvan en de budgettaire beheersbaarheid. Met de KNB is overleg gaande over de voorwaarden die aan de steunstichting worden gesteld en de rol die de notaris kan hebben bij de procedure rondom het aanmerken van een instelling als steunstichting SBBI. Het concept van de ministeriële regeling zal ook worden voorgelegd aan enkele vertegenwoordigers van belastingadviseurs, met wie ook over het eerdere concept van de regeling met betrekking tot de voorwaarden voor commerciële activiteiten is gesproken.
Wanneer wordt de regeling gepubliceerd?
In het amendement waarmee giftenaftrek in de inkomstenbelasting geregeld is voor de steunstichting SBBI, is tevens vastgelegd dat het ontwerp van de ministeriële regeling waarin de voorwaarden zijn vastgelegd ten minste vier weken voordat de regeling wordt vastgesteld, moet worden voorgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal. Dit voorleggen zal gebeuren nadat het concept met de in antwoord op vraag 3 genoemde partijen is besproken. Na die voorlegging zal de regeling zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd.
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is voor de rechtszekerheid dat SBBI’s die een steunstichting willen oprichten weten aan welke voorwaarden zij moeten voldoen, mede aangezien de wet reeds in werking is getreden?
Ja. Ik streef er daarom naar de regeling op zo kort mogelijke termijn af te ronden.
Herinnert u zich uw brief aan de Eerste Kamer van 13 december 20113 waarin u in uw rol als medewetgever hebt goedgekeurd dat schenkingen aan steunstichtingen van een SBBI vrijgesteld zullen zijn van schenkbelasting? Kent u het commentaar van de redactie van de NTFR4, en zo ja, wanneer wordt het beleidsbesluit met de goedkeuring gepubliceerd?
Ja, ik herinner mij mijn brief van 13 december 2011. Mijn toezegging in die brief, die als Kamerstuk publiek toegankelijk is, is afdoende om in de praktijk de vrijstelling toe te passen zodra de criteria voor die steunstichtingen en doelen bekend zijn. Daarvoor is het niet nodig om deze toezegging in een beleidsbesluit vast te leggen. Het is mijn voornemen die vrijstelling via de dit voorjaar in te dienen Fiscale Verzamelwet 2012 met terugwerkende kracht in de Successiewet 1956 te verankeren.
Op welke wijze kan een sportvereniging of een muziekvereniging vandaag al een steunstichting oprichten voor een nieuwe accommodatie, nieuwe uniforms of een jubileum en gebruik maken van de nieuwe faciliteit? Indien dat nog niet kan, moet dan bijvoorbeeld een 100-jarig jubileum na 101 jaar gevierd worden omdat de regeling niet klaar is?
Op dit moment is, mede gelet op de hiervoor bedoelde overleggen, nog geen uitsluitsel te geven met betrekking tot de voorwaarden waaraan de steunstichting moet voldoen of tot de toegestane doelen. Het is dan ook nog niet mogelijk een steunstichting SBBI op te richten waarvan de donateurs al gebruik kunnen maken van de faciliteit van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting.
Klopt het dat in de tussentijd erkende Haagse ontmoetingsplaatsen van politici, journalisten en lobbyisten zoals de «Stichting Instandhouding Nieuwspoort», de «Stichting Perscentrum Nieuwspoort» en de «Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte» hun volledige staat als goede doel hebben behouden met alle bijbehorende belastingvoordelen, ook in 2012?5 Zo ja, onder welke van de in artikel 5b van de Algemene Wet Rijksbelastingen genoemde categorieën goede doelen vallen ze dan?
Zowel «Stichting Instandhouding Nieuwspoort» als de «Stichting Perscentrum Nieuwspoort» zijn momenteel aangemerkt als ANBI, zoals ook te zien is op de ANBI-lijst op www.belastingdienst.nl. Zoals de penningmeester van Nieuwspoort in een interview in het Algemeen Dagblad van 4 januari 2012 meedeelde, onderzoekt de Belastingdienst momenteel op verzoek van deze instellingen of zij (nog steeds) voldoen aan de vereisten die gelden voor ANBI’s en onder welke categorie de instellingen vallen.
Met betrekking tot «Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte» merk ik het volgende op. Deze instelling was abusievelijk aangemerkt als ANBI, omdat zij als een geheel werd gezien met de Stichting Monument de Witte. Inmiddels is dit in overleg met de betrokken instellingen veranderd. Dat houdt in dat de ANBI-status van Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte is ingetrokken en dat die status alleen nog is verleend aan Stichting Monument De Witte. Dit is ook te zien op de eerder genoemde ANBI-lijst. De Stichting Monument De Witte is een culturele instelling.
Kunt u aangeven of en hoe Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) die als culturele instellingen willen worden aangemerkt, dit kunnen aanvragen bij de inspectie Den Bosch en per wanneer en hoe uit het ANBI-register zal blijken dat instellingen als culturele instelling gekwalificeerd kunnen worden? Worden de eisen waaraan een instelling moet voldoen om als culturele instelling te worden gekwalificeerd nog in de Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake de Rijksbelastingen (AWR) vastgelegd?
Bestaande ANBI’s die als culturele instelling zijn gekwalificeerd, zijn vanaf 10 januari 2012 op het ANBI-register identificeerbaar via de vermelding «cultuur» achter hun naam. Desgewenst kan een culturele ANBI bij de Belastingdienst te Den Bosch een beschikking aanvragen waarin is vermeld dat de instelling als een culturele ANBI kwalificeert. De eisen waaraan een instelling moet voldoen om als culturele instelling te worden gekwalificeerd worden in de hierna bij het antwoord op vraag 10 genoemde uitvoeringsregeling vastgelegd.
Wanneer wordt de definitieve versie van de Uitvoeringsregeling AWR over de commerciële activiteiten door ANBI’s en andere regelingen verwacht? Zijn de overleggen hierover met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) en de in de memorie van antwoord6 genoemde belastingadviseurs inmiddels afgerond?
Op dit moment wordt gewerkt aan de regeling waarbij de artikelen uit de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 die betrekking hebben op de ANBI’s worden overgebracht naar de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994. Daarin zullen ook de bepalingen met betrekking tot de commerciële activiteiten worden opgenomen, alsmede bepalingen met betrekking tot culturele instellingen en de eerder genoemde bepalingen met betrekking tot de steunstichtingen SBBI. Met de SBF en enkele aan de NOB verbonden belastingadviseurs is vorig jaar al enkele malen overlegd over de voorwaarden ter zake van de commerciële activiteiten. Omdat die voorwaarden in de kern inhouden dat commerciële activiteiten van welke aard ook niet aan de ANBI-status in de weg staan, mits op de winst die met die activiteiten wordt behaald de vennootschapsbelasting op reguliere wijze wordt toegepast en deze winst vervolgens ten goede komt aan het doel van de ANBI, verwacht ik niet dat over deze regels nog veel overleg nodig is.
Ook over de eis dat de inkomsten niet mogen worden opgepot ten behoeve van vermogensvorming is constructief overlegd en overeenstemming bereikt. De definitieve conceptregeling zal nogmaals aan deze partijen worden voorgelegd, tezamen met de bepalingen over de steunstichtingen SBBI. Ik streef er naar de regeling op zo kort mogelijke termijn af te ronden.
Het moeilijk kunnen krijgen van een hypotheek of verzekering na kanker |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het artikel «Geen hypotheek of verzekering na kanker?1
Het artikel is gebaseerd op een onderzoek naar de sociaal-economische gevolgen van het overleven van kanker2. Het onderzoek beschrijft allerlei problemen die (ex)- kankerpatiënten ondervinden. Het artikel gaat in op problemen met het krijgen van een levensverzekering, maar ook op implicaties voor het werk ( 28% van de respondenten stopt of gaat minder werken). De onderzoekers adviseren om meer aandacht te besteden aan die sociaal economische gevolgen. Een zeer relevant thema, omdat er steeds meer (ex)kankerpatiënten bijkomen.
Vindt u het aanvaardbaar dat ex-kankerpatiënten een fors hogere premie moeten betalen, ook al is de ziekte van langer geleden? Deelt u de mening dat hier sprake is van uitbuiting en dat dit direct moet stoppen?
Ik begrijp dat het wrang is als iemand door de dokter genezen wordt verklaard, maar in het dagelijkse leven nog lang de gevolgen van deze akelige ziekte ondervindt. «Uitbuiting» vind ik een sterke uitdrukking. Een levensverzekering is per definitie gebaseerd op risicoselectie. Maar naarmate kanker steeds meer een chronische ziekte wordt, lijkt het me terecht dat verzekeraars rekening houden met de laatste overlevingscijfers. Ik begrijp dat er intussen ook contact is tussen het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten.
Wat is uw oordeel over het feit dat vrouwen kennelijk geadviseerd worden eerst een hypotheek of verzekering af te sluiten, voordat zij preventief testen/operaties tegen borstkanker ondergaan?
Als vrouwen een klacht hebben of zorg nodig hebben, zou ik daar zeker niet mee wachten. Verzekeraars zouden dat ook onwenselijk vinden en hebben daarom afgesproken om onder het grensbedrag (momenteel zo’n € 180 000) niet naar erfelijkheidsonderzoek te vragen. Maar boven dat grensbedrag kan bijvoorbeeld genetische screening gevolgen hebben voor een hypotheek of levensverzekering. Preventieve borstamputaties leiden overigens niet tot uitsluiting, volgens de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken. Ik vind het wel belangrijk om voorafgaand aan genetisch onderzoek stil te staan bij de mogelijke consequenties, maar vooral omdat de testuitslag relevant is voor eventuele kinderen en familieleden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Verbond van Verzekeraars, dat het weigeren van ex-kankerpatiënten zuur en hard is, maar dat het gaat om risicoschattingen? Vindt u het aanvaardbaar dat het Verbond van Verzekeraars ex-kankerpatiënten als een risico aanwijzen en deze vergelijken met een brandend huis dat niet te verzekeren is?1
Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat die vergelijking in relatie tot ex-kankerpatiënten nooit is gemaakt. Dat neemt niet weg dat verzekeraars zich bij het beoordelen van aanvragen baseren op de best beschikbare statistische informatie over een veelheid van factoren zoals leeftijd, eventuele behandelingen of medicijngebruik. Het Verbond van Verzekeraars staat in regelmatig contact met patiëntenorganisaties, onder meer met als doel om de kennis en informatie over gezondheidsrisico’s nog beter in kaart te brengen. Ook verzekeraars volgen de wetenschappelijke ontwikkelingen nauwgezet, om hun risicobeoordeling up to date te houden en zo is deze bijvoorbeeld ten aanzien van het herverzekeren van behandelde borstkanker onlangs herzien.
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Verbond van Verzekeraars, dat het de schuld van de overheid is dat verzekeraars ex-kankerpatiënten een levensverzekering weigeren? Waarop is hun mening gebaseerd? Waarom hebben zij volgens u geen gelijk?2
Voor levensverzekeringen geldt geen wettelijke acceptatieplicht, zoals die voor het basispakket van de zorgverzekering wel geldt. De overheid schrijft uiteraard niet voor dat verzekeraars bepaalde groepen ex-patiënten een verzekering moeten weigeren. Ik wil hier benadrukken dat er – naast de acceptatieplicht voor het basispakket – nauwelijks acceptatieproblemen waren bij het aangaan van een nieuwe aanvullende zorgverzekering.
Deelt u de mening dat verzekeraars tegen de wet handelen, doordat artikel 1 van de Grondwet bepaalt dat mensen gelijkwaardig behandeld dienen te worden, en ex-kankerpatiënten daarom niet geweigerd mogen worden voor een hypotheek of levensverzekering?
Nee, ik denk niet dat hier sprake is van strijd met het beginsel dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat mensen, die genezen zijn van kanker risico’s lopen die vergelijkbaar zijn met mensen die geen kanker hebben gehad, voor grote problemen komen te staan, doordat zij moeilijk een levensverzekering of een hypotheek kunnen krijgen?
De algemene boodschap van het onderzoek neem ik ter harte. Naarmate meer mensen kanker krijgen én overleven, moet er ook meer aandacht komen voor het leven na kanker. Waar het gaat om de vraag of de meest recente overlevingscijfers worden gebruikt, weet ik dat het Verbond van Verzekeraars reeds contact heeft gezocht met de patiëntenorganisatie.
De bezuinigingen en reorganisaties van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) en Medisch Spectrum Twente (MST) |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat ZGT per 1 april 2012 in de weekenden de afdeling psychiatrie op locatie Hengelo sluit?1
Een dergelijk besluit is aan het bestuur van de betreffende zorginstelling. Ik heb dan ook geen inzicht in de afwegingen en besluitvorming van de Ziekenhuisgroep Twente en kan daarmee geen oordeel geven over de sluiting van de afdeling psychiatrie in de weekenden. Wel vind ik het van belang dat de continuïteit van zorg voor deze cliënten gewaarborgd is en blijft.
Vindt u het verantwoord mensen met een psychiatrische aandoening in de weekenden op straat te zetten, omdat het ziekenhuis daarvoor geen plek vrijmaakt?
Ook hier geldt dat de continuïteit van zorg aan deze cliënten gewaarborgd moet zijn. Dit hoeft niet binnen één en dezelfde instelling te zijn. Het kan zijn dat cliënten op een andere afdeling, ziekenhuis of GGZ instelling geplaatst worden. Cliënten kunnen overigens alleen naar huis gestuurd worden als dat medisch verantwoord is.
Wat is uw reactie op de vacaturestop van ZGT, waarbij sprake is van 100 arbeidsplaatsen die komen te vervallen plus de 10 arbeidsplaatsen die komen te vervallen indien de afdeling psychiatrie in de weekenden gaat sluiten?1 2
In mijn eerdere antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kuiken (over het schrappen van banen bij Amphia, 2011Z23462, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 886), heb ik mijn standpunt over een soortgelijke casus weergegeven. Een proactieve houding van een zorginstelling (in dit geval een tijdige vacaturestop) bereikt dat gedwongen ontslagen zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen. Ook wordt, als de zorg kan worden geleverd met minder personeel dan voorheen en als de zorg kwalitatief goed geleverd wordt, ingespeeld op zowel het betaalbaar houden van de zorg als op de komende schaarste aan personeel in de zorg.
Welke garanties geeft u dat er geen gedwongen ontslagen vallen binnen de ZGT?1
Niet een minister maar de werkgever, ongeacht of dat nu een werkgever in de zorgsector is, gaat over arbeidsovereenkomsten en over al dan niet gedwongen ontslagen. Voordat een werkgever kan overgaan tot ontslagen, moet hij eerst allerlei wettelijke en bovenwettelijke procedures hebben doorlopen. Die procedures moeten allemaal samen bewerkstelligen dat er geen onnodige ontslagen plaatsvinden en dat de ontslagen die dan toch moeten plaatsvinden, ook zorgvuldig gebeuren.
Uiteraard ben ik er in zijn algemeenheid voorstander van dat er een goed personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt gevoerd in de zorg. Daar hoort bij dat gedwongen ontslagen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Kunt u zich voorstellen dat er verontwaardiging bestaat over het feit dat ZGT personeel wil ontslaan, terwijl zij maandelijks voor 6–7 ton euro aan interim-managers uitgeeft? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat personeel in eerste instantie met wantrouwen naar de inzet van interim-managers kijkt. De leiding van de instelling moet daarover goed met ondermeer de Ondernemingsraad communiceren. Uiteraard zal de leiding daarin moeten aangeven waarom er gewerkt wordt met interim managers (nut en noodzaak).
Acht u het getuigen van wijs en maatschappelijk verantwoord bestuur dat ZGT personeel wil ontslaan, terwijl de twee bestuurders van ZGT een salaris van 237 835 en 200 887 euro per jaar verdienen, en in met premiegelden betaalde auto’s van € 36 065 euro en € 44 510 euro rijden?3
De Tweede Kamer heeft inmiddels het wetsvoorstel voor de WNT (wet normering topinkomens) aangenomen. Daarmee zal worden bereikt dat de inkomens van alle zorgbestuurders op een maatschappelijk verantwoord niveau worden gebracht en gehouden.
Is u bekend of de overheveling van cardiologie en de longafdeling van ZGT Hengelo naar ZGT Almelo definitief is? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Zie ook vraag 1. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de wijze waarop zij de zorg binnen hun organisatie inrichten. In dit geval zijn eventuele voornemens of besluiten om de afdeling cardiologie en de longafdeling van Ziekenhuisgroep Twente locatie Hengelo naar Ziekenhuisgroep Twente locatie Almelo over te hevelen of het verplaatsen van de klinische neurologie een primaire aangelegenheid van het bestuur van de betreffende zorginstelling. Ook hierbij is van belang dat de continuïteit van zorg voor de patiënten gewaarborgd is.
Klopt het dat de klinische neurologie van Hengelo naar het ziekenhuis in Almelo is verplaatst, en grote chirurgische ingrepen alleen nog in Almelo plaatsvinden? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Zie antwoord vraag 7.
Wat beteken deze verplaatsingen voor de toekomst van het ziekenhuis in Hengelo? Houdt dit niet in dat de spoedeisende eerste hulp, de intensive care en functies als klinische verloskunde hierdoor onder druk komen te staan? Resteert over enkele jaren niet een veredelde polikliniek of dagbehandelingscentrum in Hengelo? Wat vindt u van dit perspectief?
Ik kan niet overzien wat eventuele verplaatsingen exact betekenen voor de toekomst van het ziekenhuis in Hengelo. Ik kan me echter wel voorstellen dat eventuele verplaatsing van functies gevolgen heeft voor het huidige zorgaanbod en dat dit niet ongewijzigd kan blijven.
Het ziekenhuis kan hierop op verschillende manieren inspelen. Er zijn voldoende voorbeelden van ziekenhuizen die zich met succes specialiseren op specifieke ingrepen of zich alleen richten op de basisspecialismen.
In mijn brief van 27 april 2011 over de continuïteit van zorg heb ik uw Kamer gemeld dat ik een verantwoordelijkheid heb voor de continuïteit van cruciale zorg, waaronder de bereikbaarheid van spoedeisende zorg binnen 45 minuten. Ik vind het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg, die zijn hier niet in het geding.
Welke rol speelt verzekeraar Menzis bij deze ontwikkelingen? Acht u die rol adequaat? Zo ja, waarom?
Menzis spreekt met Ziekenhuisgroep Twente over de bereikbaarheid en beschikbaarheid over kwalitatief goede en betaalbare zorg. Deze aspecten maken deel uit van de zorgplicht die zorgverzekeraars tegenover hun verzekerden hebben. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de zorgplicht. Wanneer zorgverzekeraars hun zorgplicht onvoldoende invullen kan de NZa (handhavend) optreden.
Is u bekend of de uitbreidingsplannen voor ziekenhuis Enschede worden afgeblazen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Medisch Spectrum Twente heeft mijn ministerie laten weten dat zij geen uitbreidingsplannen heeft. Ze heeft wel nieuwbouwplannen. Over hoe de nieuwbouw precies vorm krijgt heeft nog geen definitieve besluitvorming plaats gevonden.
Is u bekend of Twentse maatschappen van specialisten gaan fuseren? Zo ja, welke maatschappen zijn dit? Welke gevolgen heeft dit voor de ziekenhuislocaties? Acht u deze ontwikkelingen wenselijk? Zo ja, waarom?
De ziekenhuizen hebben mijn ministerie laten weten dat er tot op heden één aankondiging van fusieplannen heeft plaatsgevonden, namelijk die van de maatschappen Radiologie van Ziekenhuisgroep Twente, Medisch Spectrum Twente en Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk. De gevolgen daarvan zijn vooralsnog onbekend. Daarnaast verkennen de maatschappen gynaecologie en heelkunde van beide organisaties de mogelijkheden om te gaan samenwerken, dan wel te gaan fuseren.
Daarnaast heeft Medische Spectrum Twente mijn ministerie laten weten op bestuursniveau voornemens te zijn concrete samenwerkingsafspraken te maken voor de laag volume zorg, bijvoorbeeld de behandeling van complexe vormen van kanker. Deze afspraken dienen niet alleen de doelmatigheid, maar zijn ook uit het oogpunt van kwaliteit gewenst, omdat door concentratie van weinig voorkomende ingrepen, de medisch specialist toch de noodzakelijke routine kan opbouwen of behouden. Bovendien voorkomt dit dat de patiënt zich voor deze behandelingen moet wenden tot een verder weg gelegen academisch ziekenhuis.
Is er sprake van een eventuele fusie tussen het Medisch Spectrum Twente en ZGT? Zo ja, om welke afdelingen/specialismen gaat het en per wanneer heeft een en ander plaats?
Zowel het Medische Spectrum Twente als de Ziekenhuisgroep Twente heeft mijn ministerie laten weten dat er geen sprake is van fusieplannen.
Bent u bekend met de plannen om van de drie ziekenhuizen in de Twentse steden Hengelo, Almelo en Enschede één groot ziekenhuis te maken? Zo ja, over welke locaties wordt daarbij gesproken?
Zie ook vraag 13; hier zijn geen plannen voor.
Wat is uw oordeel over een dergelijke schaalvergroting? Past deze bij een door de Kamer gewenste ontwikkeling om schaalvergroting in de zorg tegen te gaan?4
Zie mijn antwoord op vraag 13 en 14.
Ook bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is een fusievoornemen tussen partijen niet bekend, er is bij de NMa geen melding binnen gekomen.
Bent u bereid uw invloed aan te wenden om dit te voorkomen? Zo neen, waarom niet?
Naar mijn informatie is er geen sprake van een fusievoornemen.
Invallen bij mensenrechtenorganisaties in Egypte |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Egypts generals intensify campaign against nonprofits»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Egyptische overheid bruut optreedt tegen mensenrechtenorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met grote zorg kennisgenomen van de huiszoekingen die op 29 december jl. door de Egyptische autoriteiten zijn gedaan bij zes internationale en lokale NGO’s in Egypte. Vrijheid van samenscholing en vrijheid van meningsuiting zijn essentieel in een democratische rechtsstaat. Hier passen dergelijke huiszoekingen niet in, tenzij NGO’s zich schuldig zouden maken aan strafbare feiten. Ook EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft haar zorg over de invallen mede op Nederlands initiatief in een verklaring op 30 december jl. geuit. Zij heeft de Egyptische autoriteiten opgeroepen de NGO’s in staat te stellen hun werk ter bevordering van het transitieproces in Egypte te doen.
Deelt u de mening dat geen geld van de Nederlandse belastingbetaler mag worden verspild aan een dergelijke overheid? Zo nee, waarom niet?
Al geruime tijd geleden is besloten de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Egypte af te bouwen. Het overgrote deel van de nu nog resterende fondsen zijn bestaande verplichtingen op het gebied van water en komt met name ten goede aan de Egyptische bevolking. Het bevriezen van deze fondsen is niet opportuun. De huidige steun aan Egypte ter bevordering van het Egyptische transitieproces loopt via NGO’s. Bevriezing van deze fondsen zou dus niet tot het gewenste resultaat leiden.
Wilt u de Nederlandse fondsen voor Egypte annuleren of bevriezen in het kader van uw beleid «less for less»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Agent mikpunt oudejaarsgeweld' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht: «Agent mikpunt oudejaarsgeweld»?1
Ja.
Klopt het dat politiemensen in heel Nederland zich deze jaarwisseling hebben moeten verdedigen tegen excessieve en schokkende geweldsuitspattingen, zoals het gooien met molotovcocktails naar agenten en het gebruik van pepperspray tegen agenten?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer van 11 januari 2012 met het overzicht van de incidenten die tijdens de jaarwisseling 2011–2012 hebben plaatsgevonden en mijn reactie daarop.
Deelt u de mening dat bij het klaarmaken van molotovcocktails er sprake is van voorbereiding van een ernstig misdrijf? Zo nee, waarom niet?
Voorbereiding van een misdrijf is strafbaar op grond van artikel 46, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) als de dader opzettelijk (onder andere) voorwerpen of stoffen, die bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft. Een molotovcocktail kan bruikbaar zijn voor brandstichting (art. 157 Sr), zware mishandeling (art. 302 Sr), zware mishandeling met voorbedachten rade (art. 303 Sr), doodslag (art. 287 Sr) of moord (art. 289 Sr). Op al deze delicten staat een gevangenisstraf van acht jaren of meer. Of in een concrete casus het klaarmaken van molotovcocktails een strafbare voorbereiding van een ernstig misdrijf is, hangt af van de omstandigheden van het geval en staat ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de strafrechter.
Wanneer de personen die plannen hadden om met molotovcocktails een aanslag te plegen op de politie niet vroegtijdig in de kraag gegrepen waren, zou er dan sprake zijn geweest van doodslag, dan wel poging daartoe? Zo nee, waarom niet?
De feiten uit deze zaak staan ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter. In algemene zin geldt dat bij een aanslag met een molotovcocktail die de dood tot gevolg heeft sprake kan zijn van doodslag als bedoeld in artikel 287 Sr. Als er geen dodelijk slachtoffer is gevallen kan sprake zijn van een poging tot doodslag.
Deelt u de mening dat een en ander onder een terroristisch misdrijf valt en dat de verdachten in dat geval tot de berechting in voorlopige hechtenis dienen te blijven? Zo nee, waarom niet?
Artikel 83 Sr geeft aan welke misdrijven onder terroristische misdrijven worden verstaan. Daarbij is bepalend of is gehandeld met een terroristisch oogmerk. Daaronder valt bijvoorbeeld het oogmerk om (een deel van) de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen of om de overheid wederrechtelijk tot iets te dwingen (artikel 83a Sr). Of in een geval als het onderhavige sprake is van een terroristisch misdrijf staat ter beoordeling van de rechter.
De artikelen 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering geven aan in welke gevallen en op welke gronden voorlopige hechtenis kan worden toegepast.
De lucht- en geluidkwaliteit tijdens en na de aanleg van het tunneltracé A2/N2 in Maastricht |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
|
|
|
|
|
|
Wie is verantwoordelijk voor de naleving van de afspraken ter beperking van de geluidhinder en luchtverontreiniging in de omgeving van de A2 tijdens de bouw van het tunneltracé?1
Welke mogelijkheden heeft Rijkswaterstaat, als opdrachtgever van de bouwcombinatie Avenue2, om naleving van afspraken ter beperking van hinder privaatrechtelijk af te dwingen?
Bent u bekend met het feit dat de gemiddelde concentratie NO2 per jaar ter hoogte van de noordelijke tunnelmond van de A2 (bij de Kasteel Hillenraadweg) en ter hoogte van de gevel van de dichtstbijzijnde flats voor 2015 is berekend2 op 61,2 microgram/m3, ruim 50% hoger dan de Europese norm waar Nederland zich vanaf 1 januari 2015 aan te houden heeft? Hoe is dit te rijmen met uw antwoord op een vraag over de A2/Maastricht bij het schriftelijk overleg over het Besluit gevoelige bestemmingen verslag van een schriftelijk overleg inzake regelgeving luchtkwaliteit voor scholen en andere gevoelige bestemmingen nabij snel- en provinciale wegen (Besluit gevoelige bestemmingen) d.d. 22 juni 2011 (Kamerstuk 30 175, nr. 121) «Bovendien wordt bij de tunnelmonden voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit door een zodanig ontwerp dat de concentraties luchtveront-reinigende stoffen binnen de wettelijk gestelde grenzen blijven.»
Welke maatregelen heeft u in gedachten om te voorkomen dat na een investering van – op basis van de huidige schatting – € 683 miljoen, omwonenden van de A2 in Maastricht nog steeds worden blootgesteld aan extreem hoge luchtverontreiniging?
Klopt het dat de wegenbelasting/tol voor vrachtwagens in Duitsland gedifferentieerd is naar emissie? Hoeveel betalen vervuilende vrachtwagens extra ten opzichte van minder vervuilende?
Is er onderzoek gedaan of en in welke mate internationale transportbedrijven met de meest vervuilende vrachtwagens hun routes hebben verlegd om zoveel mogelijk kilometers door het goedkope Nederland en België en zo weinig mogelijk door het dure Duitsland te rijden? Bent u bereid indien dit nog niet is onderzocht, om dit te onderzoeken?
Klopt het dat er op dit moment in Haccourt (Luik) de derde grootste multimodale weg/waterterminal van Europa in aanbouw is? Wanneer wordt de terminal in gebruik genomen?
Onderschrijft u dat het onwenselijk is dat vrachtwagens naar en van deze terminal met een bestemming in Duitsland niet de kortste weg maar de A2-route via Maastricht gaan gebruiken om de Duitse tol zoveel mogelijk te ontlopen? Hoe denkt u dit te voorkomen?
Hebben personen, die op basis van een antikraakovereenkomst woonruimte bewonen3, recht op dezelfde wettelijke bescherming tegen lawaai, fijnstof en Nox als reguliere bewoners?
Bent u bereid om de komende jaren extra onderzoek te laten doen naar de geluid- en luchtkwaliteit langs de bouwput A2/N2 in Maastricht?
Kan de Kamer een afschrift ontvangen van uw antwoord op de brief d.d. 12 april 2011 over de luchtkwaliteit na de realisatie van de tunnel van de actiegroep filterdetunnel.nl en de stichting Klaor Loch?4
De vriendschappelijke betrekkingen tussen het islamitische regime Erdogan en de islamitische terreurorganisatie Hamas |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de relatie tussen Turkije en Hamas in het algemeen en in het licht van het tegen de Joodse staat Israël gerichte vriendschappelijk samenwerkingsoverleg van 1 januari jl., tussen enerzijds premier Erdogan en minister van Buitenlandse Zaken Davutoglu en anderzijds Hamaskopstuk Ismael Haniyeh?1
Bent u bereid uw veroordeling uit te spreken over deze nieuwe Turkse legitimatie van een terroristische islamitische organisatie die als verklaarde doelstellingen heeft de staat Israel te vernietigen en het Joodse volk uit te roeien? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat het geen pas geeft dat Nederland dit jaar op feestelijke wijze 400 jaar betrekkingen gaat vieren met het met terroristische organisaties samenspannende Turkse regime van premier Erdogan c.s.? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk en nog voor het eind van het reces beantwoorden?
Het tekort aan (crisis)pleeggezinnen |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er te weinig plek is voor kinderen in een crisissituatie?1
In het Afsprakenkader Jeugdzorg 2010–2011 is het Rijk met provincies en stadsregio’s overeengekomen dat aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is, waarbij:
Dit beleid wordt in 2012 voortgezet, zoals gemeld in mijn brief van 7 oktober 2011 (TK 2011–2012, 31 839, nr. 134).
Op 24 oktober 2011 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze afspraak (TK 2011–2012, 31 839, nr. 137). In deze brief heb ik gemeld dat provincies mij hebben laten weten dat jeugdigen bij wie de veiligheid in het geding is en jeugdigen in crisissituaties nagenoeg altijd tijdig zorg ontvangen. Naar aanleiding van het bericht uit Het Parool van 30 december 2011 heb ik navraag gedaan bij de stadsregio Amsterdam. De stadsregio Amsterdam heeft mij gemeld dat dit beeld voor de stadsregio nog steeds klopt. Het is de verantwoordelijkheid van de provincies en stadsregio’s om bij het aanbod van crisisopvang rekening te houden met fluctuaties in de vraag. De groei van de vraag naar crisispleegzorg heeft de aandacht van de stadsregio Amsterdam.
Hoe verklaart u de uitzonderlijke toename van het aantal kinderen in Amsterdam in een crisissituatie waarvoor een plek moet worden gezocht naar 25%?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is het tekort aan opvangplekken van kinderen in een crisissituatie in Amsterdam? Hoe groot is dit tekort in andere delen van het land?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jeugdzorginstellingen met name rond de feestdagen en vakanties voldoende in staat zijn om kinderen in crisissituaties op te vangen?
Zie antwoord vraag 1.
Worden in het hele land extra (crisis)pleeggezinnen geworven met campagnes waar tekorten zijn, zoals de organisatie Spirit nu ook een campagne is gestart? Waar zijn de grootste tekorten aan (crisis)pleeggezinnen?
Als staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ben ik verantwoordelijk voor het landelijke beleid voor jeugdzorg. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en daarmee dus ook voor de pleegzorg. Samen met het IPO en Pleegzorg Nederland ben ik daarom begin 2010 de landelijke wervingscampagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» gestart. Met hen heb ik toen afgesproken dat zij in 2012 de campagne zouden voortzetten. Per 1 januari 2012 is de campagne dan ook overgedragen aan Pleegzorg Nederland en de regionale pleegzorginstellingen.
De behoefte aan geschikte pleeggezinnen is in de Randstad het grootst. Door middel van regionale campagnes kan iedere regio zich richten op die (potentiële) pleegouders die het beste aansluiten bij de behoeften van kinderen. Met zowel de landelijke als regionale wervingscampagnes is veel naamsbekendheid gegeven aan de pleegzorg. Voortzetting van de campagne in 2012 zal de aandacht voor werving van pleegouders nog meer vergroten.
Hoeveel aspirant-pleegouders wachten momenteel op een pleegkind?
Op landelijk niveau zijn hierover geen cijfers beschikbaar. Ik wil benadrukken dat centraal staat dat er voor een kind dat zorg nodig heeft gezocht wordt naar een geschikt pleeggezin. Voor een goede match van een pleegkind met een pleeggezin zijn drie tot vijf pleeggezinnen nodig. Dit betekent dat het aanbod van pleegouders groter moet zijn om de vraag naar pleegzorg op passende wijze tegemoet te komen. De keerzijde is dan ook dat de mogelijkheid bestaat dat er voor een pleeggezin geen match wordt gevonden en dat zij uiteindelijk geen pleegkind toegewezen krijgen.
In hoeverre is het mogelijk om kinderen ook buitenregionaal te plaatsen als er in de regio onvoldoende plek is? Hoeveel kinderen mogen er op jaarbasis buitenregionaal geplaatst worden?
Provincies hebben met elkaar afgesproken dat bij crisisplaatsingen, voor de wettelijke termijn van vier weken, hulp kan worden ingeschakeld over de provinciegrenzen heen, zonder dat er sprake is van een geldelijke verrekening (plaatsingen om niet). Ook in alle overige gevallen blijven buitenprovinciale plaatsingen mogelijk, maar zullen provincies de kosten hiervan onderling met elkaar verrekenen, tenzij provincies onderling andere afspraken hierover maken.
Deelt u de mening dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om kinderen in nood te helpen, en dat er daarom voldoende (crisis)pleeggezinnen moeten zijn? Zo ja, hoe vult u die verantwoordelijkheid in en met welke middelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom draagt u per 1 januari 2012 de campagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» over aan de sector die door u werd gelanceerd en bewezen succesvol is?2
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de bekendheid van pleegzorg nog kan en moet groeien, omdat de naamsbekendheid nu 48% is? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat een Turkse moslimextremist asiel heeft aangevraagd in Nederland |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Leers |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoorden van 14 oktober jl. resp. 20 december jl. op eerdere Kamervragen?1
Ja.
Klopt het dat Abdulvahap E. veroordeeld is tot een lange celstraf?2 Deelt u de mening dat Turkse vonnissen door Nederland worden erkend? In hoeverre leiden dergelijke vonnissen uit Turkije bij een asielaanvraag door een veroordeelde tot tegenwerping van 1F Vluchtelingenverdrag?
Turkije heeft inmiddels verzocht om uitlevering. Dat verzoek is in behandeling en zal door de rechter worden getoetst. Ik acht het in dit stadium niet dienstig om mededelingen te doen over de opgelegde straf of over de feiten die in het uitleveringsverzoek worden genoemd.
Buitenlandse vonnissen, waaronder Turkse, worden betrokken bij de beoordeling om een aanvraag om toelating tot Nederland. Indien de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (mede) op basis van een Turks vonnis een ernstig vermoeden heeft dat de betrokken vreemdeling heeft deelgenomen aan het plegen van een misdrijf zoals genoemd in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, zal de asielaanvraag op grond hiervan worden afgewezen. Daarnaast kunnen onder omstandigheden buitenlandse vonnissen in Nederland ten uitvoer worden gelegd indien daar om wordt verzocht.
Indien er een strafrechtelijk vonnis ligt, waarom heeft Turkije volgens u nog niet gevraagd om uitlevering?
Zie antwoord vraag 2.
Loopt de procedure van Abdulvahap E. nog of heeft hij reeds een vergunning? Bevindt hij zich nog steeds in Nederland?
Betrokkene bevindt zich nog in (een vreemdelingrechtelijke) procedure in Nederland.
Indien u niet wil overgaan tot beantwoording van deze vraag, kunt u dan de privacygevoelige gegevens over Abdulvahap E. in een vertrouwelijke brief ter inzage leggen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het bericht dat u lijkt te goochelen met asielzoekers met een oorlogsverleden?3 Klopt het dat er naar schatting in totaal 800 vreemdelingen illegaal in Nederland verblijven omdat hun art. 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen? Zo nee, wat is naar schatting het totaal? Hoeveel van hen verblijven meer dan 10 jaar in Nederland?
Hoe verklaart u dat in 2008 «350 1F’ers» stonden geregistreerd4 en volgens de Raad van State in juli 2011 maar liefst 700?5
Klopt het dat er maar van «145 1F’ers» de verblijfsplaats bekend is? Zo ja, is er naar mogelijkheid gekeken om dit te verbeteren? Zo nee, om hoeveel vreemdelingen gaat het dan?
Zijn er naast de «70 1F’ers» die op grond van art. 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet mogen worden uitgezet nog meer «1F’ers» die om andere redenen Nederland niet kunnen of mogen worden uitgezet? Zo ja, op welke rechtsgrond en om hoeveel personen gaat het ongeveer?
Hoeveel vergunningen zijn in 2010 en 2011 verleend aan «1F’ers» die voldeden aan het duurzaam uitzetbeletsel en de proportionaliteitstoets?
Bent u bereid om een totaaloverzicht te verstrekken van de in de vragen 6 t/m 10 opgevraagde gegevens?
Wat is uw reactie op de uitspraak van hoogleraar internationaal recht, professor Willem van Genugten, dat het gegoochel met asielzoekers in strijd is met het internationaal strafrecht dat de Nederlandse staat verplicht «1F’ers» te vervolgen of anders uit te wijzen naar landen die dat wel willen en kunnen?
Ik hecht eraan te bestrijden dat er sprake zou zijn van «gegoochel» met asielzoekers. Uit mijn antwoorden op onderhavige kamervragen, evenals uw eerdere kamervragen over deze specifieke materie kunt u afleiden dat hiervan geen sprake is.
Alle vreemdelingendossiers waarin artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen worden doorgezonden naar het Openbaar Ministerie (hierna: OM). Het OM beoordeelt ten aanzien van elk dossier of strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Zoals het OM aangeeft in hetzelfde krantenartikel, waarin professor Willem van Genugten is aangehaald, ontbreken in de meeste gevallen aanknopingspunten voor een strafrechtelijk onderzoek.
Om te bezien of er na enig tijdsverloop mogelijkheden zijn voor onderzoek die zich eerder niet voordeden, streven het OM en het KLPD/Dienst Nationale Recherche ernaar alle dossiers na enige tijd opnieuw te beoordelen. In 2008 is een aanvang gemaakt met het herbeoordelen van dossiers die de voorgaande jaren waren opgelegd6. Het jaarlijkse aantal herbeoordelingen, evenals het gegeven of deze hebben geleid tot oriënterend vooronderzoek, wordt gerapporteerd in de Rapportagebrief Opsporing en Vervolging Internationale Misdrijven.
Voor zover andere landen een bepaald internationaal misdrijf wel kunnen vervolgen, kan daartoe veelal een uitleverings- of overleveringsverzoek worden ingediend. Zoals gemeld in mijn antwoord op vraag 3 is dat in dit geval ook gebeurd.
Hoe denkt u dat het komt dat sommige gezinnen ruim 10 jaar in Nederland wonen, omdat ze niet kunnen bewijzen dat 1F hun onterecht is tegengeworpen?6 Denkt u dat de bewijslastverdeling in het bestuursrecht hier debet aan is? Welke waarde hecht u aan de uitspraak hierover van het Hof van Justitie?7
Het door u in uw vraag geïmpliceerde causale verband tussen lang verblijf en het niet kunnen bewijzen van een onterechte tegenwerping van 1F, volg ik niet. De asielprocedure is omkleed met voldoende waarborgen, inclusief rechterlijke toetsing – door de rechtbank en veelal ook in hoger beroep – opdat een verantwoorde beslissing in individuele gevallen tot stand komt. Dit is niet anders voor asielzaken waarin 1F aan de orde is, met dien verstande dat 1F zaken door de rechtbank meestal worden behandeld door een meervoudige kamer (drie rechters) in plaats van een enkelvoudige kamer.
Er kunnen diverse redenen zijn waarom sommige gezinnen meer dan tien jaar in Nederland wonen en niet in aanmerking komen voor verblijf vanwege artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. In beginsel rust op hen, net als op iedere andere uitgeprocedeerde vreemdeling, de verplichting om uit Nederland te vertrekken.
Het systeem van bewijslastverdeling in het Nederlandse bestuursrecht staat hier los van. In de door u genoemde uitspraak naar aanleiding van prejudiciële vragen in twee Duitse zaken doet het Hof van Justitie EU hier als zodanig geen uitspraak over. Kern van het oordeel van het Hof is dat er sprake dient te zijn van een beoordeling van alle specifieke feiten en omstandigheden van het concrete (individuele) geval. Dit komt overeen met wat Nederland destijds heeft ingebracht bij de behandeling van de prejudiciële vragen en wat in het Nederlandse 1F beleid gebruikelijk is.
Erkent u dat «1F’ers» die niet uitgezet mogen worden jarenlang vrijwel zonder enkel recht in Nederland moeten blijven? Bent u bereid om op dit punt te zoeken naar een oplossing voor deze doelgroep? Hoe lossen andere landen dit op?
Ik erken dat 1F'ers, die niet mogen worden uitgezet naar hun land van herkomst, mogelijk jarenlang in Nederland verblijven, terwijl zij geen aanspraak kunnen maken op rechtmatig verblijf en de daarbij horende rechten en voorzieningen. Het gaat om slechts een klein deel van de totale groep 1F'ers. Van verreweg de meeste 1F'ers is immers geconcludeerd dat er geen sprake is van een 3 EVRM beletsel tot terugkeer naar het land van herkomst.
Bedoelde situatie is een directe consequentie van het beleidsuitgangspunt dat Nederland geen vluchthaven wil zijn voor personen ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen zoals genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag (1F'ers). Om die reden wordt alle verblijf geweigerd aan 1F'ers. Als sprake is van een artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel dan leidt dit niet tot verblijf, maar enkel tot niet uitzetten.
Uitgangspunt is dat alle 1F’ers invulling moeten geven aan hun vertrekplicht, net als alle andere uitgeprocedeerde vreemdelingen. Voor 1F’ers waarbij artikel 3 EVRM speelt, geldt dat van hen wordt verlangd dat zij inspanningen verrichten om te vertrekken naar een ander land dan hun land van herkomst. Daarnaast wordt het artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel herbeoordeeld in geval van informatie over een gewijzigde situatie in een herkomstland of met betrekking tot een individuele vreemdeling.
Indien vertrek niet mogelijk blijkt, kunnen 1F’ers waarbij artikel 3 EVRM speelt na tien jaar een aanvraag indienen om een duurzaamheid- en proportionaliteitstoets te doen plaatsvinden. In mijn beantwoording van uw eerdere kamervragen over dit onderwerp (TK 2011–2012, Aanhangselnummer 1 049, antwoord vraag 4) heb ik deze toets uitgebreid beschreven. Met deze toets wordt voldoende gewaarborgd dat een 1F’er die wegens artikel 3 EVRM niet kan worden uitgezet, niet kan komen te verkeren in een uitzonderlijke humanitaire situatie. Een nadere oplossing voor deze groep is op dit moment niet aan de orde.
De manier waarop andere landen met deze groep omgaan verschilt. In ieder geval verbiedt artikel 12 van de EU Kwalificatierichtlijn (2004/83), welk artikel grotendeels overeenkomt met artikel 1F Vluchtelingenverdrag, lidstaten van de EU om de in deze richtlijn beschreven internationale bescherming te verlenen. Wel kunnen lidstaten een vorm van nationale bescherming verlenen, zolang die niet kan worden verward met genoemde internationale bescherming in de zin van de Kwalificatierichtlijn. Te denken valt aan nationale bescherming op discretionaire basis, uit mededogen of op humanitaire gronden. Net als in Nederland is in een aantal landen vertrek naar een derde land een optie. Voorts kennen verschillende landen de mogelijkheid om een 1F’er een tijdelijke verblijfstatus te verlenen, veelal op basis van discretie, al dan niet gecombineerd met toezichtmaatregelen, en soms met beperkte rechten.
Het aanbod van de IND aan de groep Somaliërs in het tentenkamp in Ter Apel |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
|
|
|
Wat is het exacte aanbod dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gedaan zou hebben aan de groep Somaliërs in het tentenkamp in Ter Apel?
Deze groep vreemdelingen is erop gewezen dat verblijfsaanspraken buiten toelatingsprocedures om niet mogelijk zijn. De burgemeester van Ter Apel had haar zorgen geuit over de openbare orde. Daarom is de groep vreemdelingen het aanbod gedaan dat, indien zij zich aanmelden voor een (vervolg)aanvraag, hen tot het moment van indiening van die aanvraag onderdak zou worden verleend.
Klopt het dat u deze groep Somaliërs uitgeprocedeerd is en klopt het dat u deze asielzoekers naar Somalië wil sturen? Zo ja, wat is uw reactie op de stelling van een (op zijn minst een deel) van de Somaliërs dat terugkeer voor hen geen optie is?
Op het moment dat het aanbod werd gedaan hadden de personen van de groep hun identiteit niet kenbaar gemaakt en was niet duidelijk wat hun procedurele achtergrond was.
Het toelatingsbeleid ten aanzien van Somalische asielzoekers is ruim, waarmee rekening wordt gehouden met de zorgwekkende en fragiele situatie in het land. Onlangs is het beleid ten aanzien van asielzoekers uit Mogadishu en overige delen van Zuid- en Centraal-Somalië nog aangepast en verruimd. Als een Somalische asielzoeker een (nieuwe) asielaanvraag indient, wordt de aanvraag getoetst aan dit aangepaste en verruimde beleid.
Als een Somalische asielzoeker desondanks niet in aanmerking komt voor verblijf, dan geldt net als voor andere uitgeprocedeerde asielzoekers een vertrekplicht. Bij voorkeur is er sprake van zelfstandig vertrek, maar bij het uitblijven hiervan kan uitzetting aan de orde zijn. Nu de desbetreffende groep heeft aangegeven een (vervolg)aanvraag te willen indienen, kan ik vooruitlopend daarop voor deze groep niet reageren op de stelling van deze vreemdelingen dat terugkeer voor hen geen optie is. Terugkeer naar Somalië is mogelijk.
Vindt u het acceptabel mensen die uitgeprocedeerd zijn en die naar het zich laat aanzien voorlopig niet uitgezet kunnen worden op straat terecht komen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit op dit moment? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?
Wanneer asielzoekers zijn uitgeprocedeerd geldt voor hen een vertrekplicht. Dit geldt evenzeer voor Somalische asielzoekers. Zoals hiervoor is aangegeven is terugkeer naar Somalië mogelijk. In het geval de betreffende vreemdeling aan deze vertrekplicht geen gehoor geeft, hoeft dit niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat betrokkene op straat terecht komt. Nu een en ander afhangt van de individuele keuze van de uitgeprocedeerde asielzoeker is niet vooraf aan te geven hoeveel personen geen gehoor zullen geven aan de vertrekplicht. Als vangnet voor hen die buiten hun schuld om niet kunnen terugkeren, is er een buitenschuldbeleid.
De gratieverlening door de Surinaamse president Bouterse |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft de Surinaamse president Bouterse gratie verleend aan Romano M., zijn stiefzoon, die tot 15 jaar celstraf is veroordeeld voor doodslaf, beroving en het gooien van een handgranaat naar de residentie van de Nederlandse ambassadeur?
De gratieverlening is door Suriname bevestigd.
Deelt u de mening dat gratieverlening weliswaar een bevoegdheid is van de president en een Surinaamse binnenlandse aangelegenheid, maar dat de Nederlandse staat, als door Romano M. benadeelde partij, wel degelijk een direct belang heeft bij deze zaak?
President Bouterse geeft met deze gratieverlening aan zijn stiefzoon een verkeerd signaal. De beoordeling van dit besluit is primair aan de Surinaamse samenleving, het Surinaamse parlement en andere Surinaamse autoriteiten.
Zo ja, bent u bereid in duidelijke termen deze gratieverlening te veroordelen en te insisteren op volledige strafuitvoering en dit rechtstreeks aan de Surinaamse autoriteiten mede te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het faillissement van Stichting Zonnehuizen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
|
|
|
Is het waar dat Zonnehuizen sinds oktober 2011 geen loonbelasting, premie voor de zorgverzekering en pensioenpremie heeft afgedragen voor zijn personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Naar ik heb begrepen heeft de curator laten weten dat bepaalde premies niet betaald zijn.
Hoeveel geld is Zonnehuizen verschuldigd aan de belastingdienst, zorgverzekeraars en pensioenfondsen?
Om welke bedragen het gaat is mij niet bekend.
Welke gevolgen zullen de medewerkers van Zonnehuizen ondervinden?2 Kunnen zij bijvoorbeeld een extra belastingaanslag krijgen, nu hun werkgever verzuimd heeft loonbelasting te betalen? Is het mogelijk dat zij een extra rekening krijgen van de zorgverzekeraar? Heeft het personeel een pensioengat opgelopen?
Hoe dat precies voor elke individuele medewerker uitpakt, weet ik niet.
Bent u bereid om u tot het uiterste in te spannen dat het personeel geen nadeel zal ondervinden van de nalatigheid van hun werkgever? Zo ja, wat gaat u doen? Zo neen, vindt u het rechtvaardig dat het personeel financieel de dupe is van nalatigheid van hun werkgever?
Het personeel kan op komen voor zijn rechten; rechtstreeks, via de vakbonden of anderszins. Ik treed niet in de relatie van individuele medewerkers en hun werkgever. Dat laat onverlet dat ik begrip heb voor de moeilijke situatie waarin de medewerkers verkeren.
Bent u van mening dat de interim bestuurder nalatig is geweest, door de premies voor pensioen en zorgverzekering en de loonbelasting niet te betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verplichte premies moeten betaald worden. Het is niet aan mij om op dit moment uitspraken te doen over nalatigheid. Het proces loopt immers nog.
Is het mogelijk om de interim bestuurder aansprakelijk te stellen voor deze nalatigheid, al dan niet door het personeel zelf? Kunt u uw antwoord toelichten?
In geval een werkgever verplichte premies of belasting niet betaalt wordt hij daarop door de betreffende instanties aangesproken en indien nodig «aangepakt». VWS heeft daarbij geen rol.
Heeft u nog steeds een groot vertrouwen in de interim bestuurder, zoals u op 23 november 2011 betoogde? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het vertrouwen dat ik op 23 november 2011 uitsprak betrof vooral de kwaliteit van zorg. Dat deed ik op gezag van de IGZ die aangegeven had dat de kwaliteit van zorg in orde was.
Welke rol heeft de curator gespeeld sinds de onder curatele stelling van Zonnehuizen? Had de curator moeten opmerken dat er geen loonbelasting en premies werden afgedragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Afgaande op de berichtgeving heeft de curator dit opgemerkt en daarover het personeel ingelicht.
Kunt u verklaren dat er in september 2011 nog 6 miljoen euro nodig was om de organisatie te redden en nu een veelvoud daarvan? Hoe geeft de cumulatie plaatsgevonden?3
De 6 miljoen euro waarvan in september 2011 sprake was was nodig om de exploitatie nog enige tijd te kunnen voortzetten zonder surseance of faillissement. Die 6 miljoen volstond echter niet om Stichting Zonnehuizen weer gezond te maken.
Bent u met mij eens dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat er bewust is aangestuurd op een faillissement van Zonnehuizen en dat een diepgravend onderzoek op zijn plaats is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderdeel van de taak van de curator is onderzoek te doen naar de oorzaken van een faillissement. Indien zij van mening is dat er bewust aangestuurd is op een faillissement zal zij dat melden in de openbare faillissementsverslagen, waarvan het eerste gepubliceerd is (zie www.vanvanriet.nl). De suggestie dat er bewust is aangestuurd op een faillissement onderschrijf ik op basis van mijn huidige informatie niet. Wel is gebleken dat faillissement onafwendbaar was.
Het tegen de eigen burgerbevolking inzetten van gevechtsvliegtuigen door NAVO-lidstaat Turkije |
|
Marcial Hernandez (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het nieuwsartikel «Airstrike kills 31 Kurdish villagers in southeast Turkey»?1
De Turkse regering heeft verklaard dat het bombardement op de burgers een trieste vergissing was. Zij heeft haar diepe spijt betuigd en heeft condoleances aangeboden aan de nabestaanden. Zij heeft toegezegd de nabestaanden te zullen compenseren. De Turkse regering heeft een diepgaand onderzoek aangekondigd.
Hoe beoordeelt u deze aanval in het kader van het proportionaliteitsbeginsel?
Het proportionaliteitsbeginsel is niet eens aan de orde omdat het bombarderen van burgers niet geoorloofd is.
Deelt u de mening dat het een schending is van de geest van het NAVO-verdrag dat NAVO-lidstaat Turkije het luchtwapen tegen de eigen burgerbevolking inzet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties moeten volgens u dan daaruit voortvloeien?
Nee. Gezien het antwoord op vraag 1 en 2 is het niet nodig om dit in de NAVO-Raad aan de orde te stellen.
Bent u bereid dit incident aan de orde te stellen in de NAVO-Raad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De brandonveiligheid in zorginstellingen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de brandveiligheid zorg niet in orde is?1
Naar aanleiding van het rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen» (dat op 23 december 2011 naar uw Kamer is gezonden) heeft het kabinet uw Kamer hierover op 7 februari jongstleden een brief gezonden.
Hoelang is uw ministerie al op de hoogte van de brandonveiligheid in de zorg? Waarom is dit probleem nog steeds zo groot? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Naar aanleiding van de Schipholbrand is in 2007 door het toenmalige College bouw zorginstellingen een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de brandveiligheid in zorginstellingen. Dit onderzoek gaf aan dat de brandveiligheid in de zorg in veel gevallen niet op orde was. In het kader van het Actieprogramma Brandveiligheid ( TK nr. 2006–2007, 26 956, nr. 46) is voor en door de zorgsector het nodige in gang gezet om de brandveiligheid en bewustwording in zorginstellingen te vergroten. Uw Kamer is daarover geïnformeerd (TK 2008–2009, 26 956, nr. 66).
Wat betreft de reden dat ondanks de eerder genomen maatregelen nog steeds sprake is van brandonveiligheid, verwijs ik graag naar de (hoofd)conclusies van het eerder genoemde rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen».
Welke maatregelen zijn genomen om brandgevaar terug te dringen? Is dit genoeg geweest, nu blijkt dat 30% van de zorginstellingen zulke ernstige gebreken hebben, dat ingrijpen met betrekking tot de brandveiligheid noodzakelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u, uit uw oude werkomgeving, de opmerking dat er te weinig wordt gedaan aan voorlichting over brandveiligheid? Bent u bereid serieus werk te maken van goede scholing en voorlichting aan personeel over wat te doen om brand te voorkomen, maar ook hoe te handelen bij brand? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de gemeenten aansporen om intensiever te (laten) controleren op de brandveiligheid van zorginstellingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het aanspreken van gemeenten is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) als eerste verantwoordelijk. Voor de maatregelen die de minister van BZK zal treffen, verwijs ik naar de kabinetsbrief van 7 februari 2012.
Bent u bereid sancties op te leggen aan bestuurders die de brandveiligheid in hun zorginstelling niet in orde hebben? Zo ja, welke sancties gaat u opleggen? Zo, nee waarom niet?
De wettelijke voorschriften voor brandveiligheid zijn neergelegd in verschillende sectorale wetten en besluiten. Het toezicht en sanctiebeleid op brandveiligheid sluit daarop aan. In de brief van 7 februari 2012 is nader uitgewerkt hoe handhavend zal worden opgetreden.
Op welke manier gaat u er voor zorgen dat de brandveiligheid in alle zorginstellingen sterk verbetert en op welke termijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Een aanval van de Turkse luchtmacht, waardoor 35 burgers zijn omgekomen |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten over een luchtaanval van de Turkse strijdkrachten, waarbij burgers werden aangezien voor PKK terroristen en 35 burgers zijn omgekomen?
Ja.
Hebben de Turkse autoriteiten meteen erkend een gruwelijke fout te hebben gemaakt? Zo ja, zullen zij deze erkenning ook laten volgen door compensatie voor de onschuldige slachtoffers en hun nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
De Turkse regering heeft verklaard dat het bombardement op de burgers een trieste vergissing was. Zij heeft haar diepe spijt betuigd en heeft condoleances aangeboden aan de nabestaanden. Zij heeft toegezegd de nabestaanden te zullen compenseren. De Turkse regering heeft een diepgaand onderzoek aangekondigd.
Deelt u de mening dat deze tragedie een ernstige terugslag is voor de pogingen van de Turkse regering om toenadering te zoeken tot de Koerdische bevolking van Turkije en juist de PKK, wier acties de laatste tijd steeds gewelddadiger zijn geworden, in de kaart speelt?
Dit bombardement waarbij 35 burgers omkwamen, schaadt de pogingen van de Turkse regering om te komen tot een oplossing van het Koerdisch vraagstuk.
Zo ja, op welke wijze kan de EU bijdragen om de nu ontstane verwijdering niet alleen binnen de perken te houden, maar ook de toenadering weer gestalte te geven, nadat volledig rekenschap is gegeven van de gemaakte fouten?
Een politieke oplossing, waarbij de sociaaleconomische en culturele positie van de Koerdische minderheid in Turkije wordt verbeterd, is urgent. Het kabinet vraagt dan ook zowel bilateraal als via de EU aandacht voor een politieke oplossing van het Koerdisch vraagstuk.
Het bericht ‘Turkije doodt per ongeluk dertig burgers’ |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Turkije doodt per ongeluk dertig burgers»?1
Ja.
Welke formele verklaring heeft de Turkse regering gegeven voor dit geweld tegen burgers?
De Turkse regering heeft erkend dat het bombardement waarbij 35 burgers omkwamen, een trieste vergissing was. De burgers waren ten onrechte aangezien voor strijders van de verboden PKK.
Hebt u uw afkeuring uitgesproken over dit onaanvaardbare geweld tegen burgers? Indien nee, bent u daartoe bereid?
De EU heeft naar aanleiding van het gebeurde geen verklaring uitgedaan. De Turkse regering heeft verklaard dat het bombardement op de burgers onbedoeld was. Zij heeft haar diepe spijt betuigd en heeft condoleances aangeboden aan de nabestaanden. Zij heeft toegezegd de nabestaanden te zullen compenseren. De Turkse regering heeft een diepgaand onderzoek aangekondigd. De Nederlandse regering acht het van belang dat het onderzoek zorgvuldig en snel wordt afgerond.
Bent u bereid er bij de Turkse regering aan te dringen op een grotere terughoudendheid bij de inzet van geweld in de Turks-Iraakse grensregio? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de EU haar afkeuring uitgesproken over dit onaanvaardbare geweld tegen burgers? Indien neen, bent u bereid daarop aan te dringen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat deze aanval op burgers is uitgevoerd op basis van inlichtingen die waren verkregen met onbemande vliegtuigen? Indien ja, komt het in de Turks-Iraakse grensregio vaker voor dat militair wordt ingegrepen op basis van onjuiste inlichtingen die op deze wijze zijn verkregen?
Het aangekondigde diepgaande onderzoek zal moeten uitwijzen of dit het geval is geweest.
Op welke wijze gaat de Turkse regering slachtoffers en nabestaanden van deze aanvallen compenseren?
De Turkse regering heeft gezegd de nabestaanden te zullen compenseren. Over de invulling van deze compensatie is nog geen mededeling gedaan.
Het bericht in de pers: De ‘Dutch pita’: Grieks geld in Holland |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht De «Dutch pita»: Grieks geld in Holland uit de Pers van 27 december 2011?1
Ja
Wat vindt u van de gewekte suggestie in het artikel dat Nederland Griekse multinationals helpt met belastingontwijking?
De term «Dutch sandwich» is geen nauwkeurig omschreven term en er bestaat geen juridische definitie van. In het algemeen wordt er mee gedoeld op een structuur waarin, binnen een internationaal opererend concern, geldstromen van een deel van het concern via Nederland naar andere delen van het concern lopen. Het effect van zo’n «Dutch sandwich» op de belastingpositie van een concern is afhankelijk van de van toepassing zijnde belastingverdragen, van Europees recht en van het nationale recht van de betrokken staten.
Ik ben niet van mening dat het opnemen van Nederlandse vennootschappen in internationale structuren in het algemeen moet worden tegengegaan. Het bericht in «De Pers» geeft mij ook geen aanleiding voor een dergelijk oordeel in relatie tot Griekse bedrijven.
Het bericht maakt niet duidelijk welke Griekse belasting zou worden ontweken door, in een internationale structuur, waarin ook Griekse bedrijven opereren, een Nederlandse vennootschap op te nemen.
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat Griekse winstbelasting kan worden ontweken door het opnemen van een Nederlands lichaam in een internationale structuur. Voor zover de inhouding van Griekse dividendbelasting wordt voorkomen, is dat in elk geval geen gevolg van Nederlandse wetgeving. Ook ligt het niet voor de hand dat de oorzaak ligt in het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en Griekenland, nu het daarin overeengekomen bronbelastingtarief op dividenden hoger is dan in de meeste andere verdragen die Griekenland heeft gesloten.
Voor zover Griekenland geen dividendbelasting inhoudt op grond van de Moeder-dochterrichtlijn, wijs ik erop dat deze richtlijn de toepassing van nationale (in dit geval Griekse) anti-misbruikmaatregelen toelaat.
Ik ben dan ook van mening dat de suggestie in het genoemde bericht, dat Nederland Griekse bedrijven helpt met belastingontwijking onjuist is.
In het genoemde artikel wordt ook geschreven dat de betrokken Nederlandse vennootschappen brievenbusfirma’s zijn zonder economische activiteiten. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2012 cs is een motie aangenomen van de leden Braakhuis (GroenLinks) en Groot (PvdA) met het verzoek aan de regering om de substance-eisen en de naleving van de substance-eisen tegen het licht te houden en de Tweede Kamer hierover te informeren voor het AO Fiscale Agenda. Aan de uitvoering van deze motie wordt op dit moment gewerkt en ik streef ernaar daarover voor het zomerreces verslag te doen.
Bent u bekend met het fenomeen «Dutch sandwich»-constructies?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat dit soort praktijken moet worden tegengegaan en zo ja, wat bent u van plan daaraan te gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
In het artikel wordt ook gesproken van een Griekse goudmijn die via een Nederlandse coöperatie onder de Griekse belastingplicht uitkomt en die in Nederland vrijstelling van dividendbelasting krijgt, is deze constructie nog mogelijk na de recente aanscherping in het Belastingplan?
Zoals bekend kan ik op grond van artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. Zonder in strijd te komen met die bepaling zou ik wel een reactie kunnen geven op algemene vragen over de fiscale behandeling van een bepaald feitencomplex.
Zoals ik hierboven heb aangegeven ga ik ervan uit dat bedrijven voor hun activiteiten in Griekenland onderworpen zijn aan Griekse winstbelasting en dat inhouding van bronbelasting op uitgekeerde winsten plaatsvindt binnen de regels van Moeder-dochterrichtlijn en het van toepassing zijnde verdrag. Het gebruik van een Nederlandse coöperatie doet daar niet aan af.
In algemene zin is, als gevolg van de recente aanpassing in het Belastingplan 2012, een coöperatie inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting indien de coöperatie aandelen houdt met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van dividendbelasting of buitenlandse belasting bij een ander te ontgaan en het lidmaatschapsrecht van die coöperatie bij het lid niet behoort tot het vermogen van een onderneming. Met deze nieuwe maatregel kan, afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden, in misbruiksituaties in Nederland dividendbelasting worden ingehouden bij een coöperatie.
Het bericht ‘Burgemeester gezag kwijt’ |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Hero Brinkman (PVV) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Burgemeester gezag kwijt»?1
Ja.
Klopt het dat de Commissaris van de Koningin van Flevoland de uitlating heeft gedaan dat burgemeesters niets meer te zeggen krijgen in hun gemeente als de nationale politie volgend jaar wordt ingevoerd? Zo ja, bent u hogelijk verbaasd over deze uitlating, gelet op het feit dat de inzet van de politie binnen de nationale politie goed lokaal verankerd en verzekerd is en dat de burgemeester wel degelijk gezag heeft?
De uitlatingen waar de Telegraaf over bericht, zijn gedaan in een interview met het Burgemeestersblad van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters2 met als titel «Wij moeten onze rol niet onderschatten». In dit interview gaat de heer Verbeek, als portefeuillehouder politie binnen de Kring van Commissarissen, in op de zorgen van de Commissarissen van de Koningin «rond de nationalisering van de politie».
De zorgen rond de positie van de burgemeester binnen het nieuwe bestel die in het interview worden geuit, zijn mij bekend. Soortgelijke zorgen zijn ook in uw Kamer besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Ik deel deze zorgen niet. Zij kunnen ook geen grond in het onderwerp van wet vinden. De burgemeester is en blijft verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente en behoudt onverminderd het gezag over de politie. Deze gezagspositie wordt juist versterkt in het nieuwe bestel. De stelling dat deze verantwoordelijkheid niet meer in handen van de burgemeester ligt, zoals die in het artikel is gebezigd, is dus onjuist.
Bent u bereid de Commissaris van de Koningin van Flevoland hieromtrent een extra voorlichting te geven?
Het overlijden van een gedetineerde in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Bajesklant sterft in houdgreep»?1
Ja.
Kent u het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van 25 augustus 20112 waarin de IGZ verklaart dat de zorg in een PPC voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg? Was daar in dit geval sprake van?
Ik ben bekend met het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Op 25 augustus 2011 heb ik het rapport met mijn beleidsreactie aan uw Kamer verzonden.
Momenteel wordt via de geëigende kanalen toedrachtsonderzoek gedaan naar dit incident. In de eerste plaats is door het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) conform protocol zelfstandig een onderzoek gestart. Hiervoor heeft het PPC een calamiteitenonderzoekscommissie ingesteld. In die commissie hebben niet-bij-de-calamiteit-betrokken deskundigen vanuit DJI zitting om de feiten helder te krijgen, het zorgproces te evalueren en te analyseren hoe de calamiteit is ontstaan. De commissie rapporteert aan de directeur van de inrichting en doet indien nodig aanbevelingen om tot verbetering te komen. De directeur rapporteert vervolgens aan de IGZ.
In de tweede plaats is dit incident bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Medische diensten van penitentiaire inrichtingen (pi’s) zijn instellingen van zorg die op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht zijn calamiteiten te melden bij de IGZ.
Ten slotte onderzoekt de Rijksrecherche, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), de zaak.
Voor deze onderzoeken geldt dat de resultaten nog niet beschikbaar zijn.
Kent u ook de uitspraak uit hetzelfde rapport van de IGZ waarin zorgen worden geuit over een belangrijk risico voor kwaliteit van zorg, namelijk dat door ontbreken van een integraal en goed patiëntendossier informatieoverdracht en verantwoording van handelen onvoldoende is geborgd? Zijn de patiëntendossier in het algemeen nu wel op orde? Was het dossier in dit geval op orde?
Ik ben bekend met de aanbeveling van de IGZ. De IGZ beveelt aan om de ontwikkeling van een integraal (elektronisch) patiëntendossier te stimuleren en faciliteren. Zoals aangegeven in mijn beleidsreactie bij het IGZ-rapport bezie ik hoe ik voor de PPC's een elektronisch patiëntendossier ga vormgegeven. Naar verwachting is een integraal patiëntendossier specifiek voor de PPC's in 2013 operationeel. Hierbij sluit ik aan bij de ontwikkelingen in de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg en maak ik zoveel als mogelijk gebruik van de daar aanwezige expertise. Vooruitlopend daarop wordt binnen de huidige beschikbare informatievoorziening uiterlijk medio 2012 een eenvoudige ICT-toepassing gerealiseerd. Daarmee zal de toegankelijkheid van het dossier en het uitwisselen van zorginformatie tussen de PPC's onderling en ketenpartners worden bevorderd. Inmiddels is in de meeste PPC's deze eenvoudige ICT-toepassing gerealiseerd.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toedracht van dit incident en zijn derhalve op dit moment geen uitspraken te doen.
Deelt u de mening dat het gebruik van een isoleercel het laatste redmiddel is voor psychisch zieke mensen, ook als het gedetineerden betreft?
Ik ben van mening dat terughoudend omgegaan dient te worden met plaatsing in de isoleercel. Het beleid van de PPC’s is erop gericht zoveel mogelijk in contact te blijven met de gedetineerde en niet op langdurig separeren. Hierbij worden gedetineerden alleen geïsoleerd indien er een gevaar bestaat als gevolg van de stoornis, dat niet op een minder ingrijpende wijze kan worden afgewend.
Overigens verwacht ik dat door invoering van het wetsvoorstel verruiming van de mogelijkheden tot de toepassing van dwangbehandeling, waarover ik vanmiddag met uw Kamer spreek, dat gebruik van de isoleercel teruggedrongen kan worden. In de reguliere GGz heeft zich, na aanpassing van de Bopz, een verschuiving van fysieke restricties naar verplichte behandeling plaatsgevonden.
Zijn, naast de medewerkers en behandelaren, ook de justitiebewakers opgeleid om veilig en zorgvuldig om te gaan met de ernstig psychisch zieke mensen die in een PPC verblijven? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Binnen een PPC werken uitsluitend Zorg en Behandeling Inrichtingswerkers (ZBIW) en verpleegkundig ZBIWers in de executieve dienst.
ZBIW-ers zijn speciaal opgeleid om te kunnen gaan met de moeilijke doelgroep aan wie in een PPC zorg verleend wordt. In de PPC's is veel aandacht voor bij- en nascholing rondom zorg en samenhangende onderwerpen. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan psychopathologie, psychiatrische medicatie, methodisch en planmatig werken en gezondheidsrecht.
Slechts in geval van nood worden ZBIW-ers ondersteund door derden zoals een intern bijstandsteam (IBT). Het IBT is in dit geval niet ingeschakeld.
Zijn de medewerkers en bewakers voldoende opgeleid om drang en dwang bij mensen met ernstige psychische problemen zoveel mogelijk te voorkomen maar indien noodzakelijk volgens zorgvuldig protocol uit te voeren? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 5.
Is het programma terugdringen drang en dwang ook in de PPC van toepassing? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zoals aangegeven in reactie op het IGZ-rapport sluiten de PPC’s aan bij de initiatieven die in de reguliere zorg zijn ontwikkeld om de toepassing van dwang en drang terug te dringen. Hiertoe zijn reeds in januari 2011 de eerste initiatieven genomen. In januari 2011 vond er eerste bijeenkomst samen met experts van met GGZ Nederland en directeuren zorg en behandeling van de PPC's plaats in het kader van uitbreiden van de mogelijkheden terugdringen dwang en drang om te kijken hoe de in de GGz aanwezige expertise benut kan worden.
Bij het terugdringen van dwang en drang maken de PPC’s gebruik van de interventies die in de GGz gehanteerd worden.
Ten slotte registreert ieder PPC de duur en de frequentie van de separatie en worden deze gegevens met regelmaat doorgenomen binnen de multidisciplinaire teams zodat hiervan een lerend effect uit kan gaan.
Is er een relatie te leggen tussen werkdruk, agressie en geweld in justitiële inrichtingen – zoals de arbeidsinspectie recent naar buiten bracht – en deze gebeurtenis?3
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 wordt momenteel onderzoek gedaan naar de toedracht van dit incident en zijn hier derhalve geen uitspraken over te doen. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden bij uw Kamervragen over het bericht van de Arbeidsinspectie die vandaag aan uw Kamer verzonden worden.
Baart het u zorgen dat er in toenemende mate mensen in detentie overlijden? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen en de Kamer te informeren over het aantal mensen dat in detentie overlijdt en de aanleiding daarvan over de afgelopen vijf jaar?
Op 7 september 2011 heb ik uw Kamer naar aanleiding van een verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie geïnformeerd over sterfgevallen in de penitentiaire inrichtingen, en het toezicht van de IGZ hierop.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 1 en 2 melden pi’s alle sterfgevallen bij de IGZ. De IGZ heeft voor het jaar 2010 alle gemelde calamiteiten met betrekking tot het overlijden van gedetineerden geanalyseerd. Dit betreft het overlijden binnen het gevangeniswezen inclusief de PPC’s. In 2010 zijn vijf gevallen van overlijden en twintig 20 suïcides in de penitentiaire inrichtingen gemeld. In alle vijf gevallen was er sprake van natuurlijk overlijden en zijn er door de IGZ geen tekortkomingen in de zorg geconstateerd. In deze vijf gevallen was er sprake van acute dood, vier maal gevonden op cel, eenmaal acuut overleden tijdens het luchten. De IGZ heeft geconstateerd dat deze gevallen van overlijden niet waren te vermijden.
In 2010 is er sprake geweest van een stijging van het aantal sterfgevallen door suïcide. De IGZ heeft al deze gevallen onderzocht. Bij geen van de suïcides is de IGZ tot de conclusie gekomen dat tekortkomingen in de zorg geleid hebben tot de suïcide. In 2010 vonden in één penitentiaire inrichting vier suïcides plaats in betrekkelijk korte tijd. Bij deze vier casus en een ernstige suïcidepoging is door de IGZ nagegaan of er een samenhang was of dat een en ander wees op een structurele tekortkoming in de zorg. Hiervan is niet gebleken. De IGZ heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor uitgebreider onderzoek. Wel is de betreffende penitentiaire inrichting meegenomen in het eerder genoemde follow-up onderzoek naar medische diensten.
Het systematisch toezicht van de IGZ geeft mij waardevolle informatie over de sterfgevallen en eventuele patronen hierin. Daarnaast zijn een aantal andere maatregelen genomen die meer inzicht verschaffen in de aard en omvang van de sterfgevallen in de pi’s. In de eerste plaats is in opdracht van de Dienst Justitiële Inrichtingen in 2011 kwalitatief onderzoek gestart naar de determinanten van suïcides in de periode 2005–2010. In dit onderzoek wordt onder meer bezien welke factoren van invloed zijn op suïcides. Dit onderzoek wordt in maart 2012 afgerond. Daarnaast is de Nationale Ombudsman in augustus 2011 een onderzoek gestart naar de laatste tien sterfgevallen in detentie. Dit onderzoek wordt eind februari 2012 opgeleverd.