Een geheime keylogger op 141 miljoen smartphones |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het bedrijf Carrier IQ miljoenen smartphones heeft uitgerust met geheime spyware, zoals vermeld staat in het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»?1
Vanuit Nederland valt niet wereldwijd te onderzoeken op hoeveel smartphones software van Carrier IQ is geïnstalleerd. Carrier IQ geeft zelf aan dat het software voor mobiele apparaten zoals smartphones levert waarmee de prestaties van het apparaat worden geteld en samengevat (www.carrieriq.com). Het bedrijf stelt dat daarbij geen toetsaanslagen worden vastgelegd noch «tracking tools» worden verschaft. Deze gegevens worden volgens Carrier IQ versleuteld verstuurd naar aanbieders of fabrikanten die klant zijn van het bedrijf, die daarmee hun dienstverlening aan de gebruiker van het apparaat willen verbeteren.
Bent u ervan op de hoogte of dit bedrijf ook in Nederland gegevens verzamelt door smartphones te voorzien van software die dienst doet als keylogger, sms-berichten onderschept en sms-berichten en https-verkeer registreert? Zo ja, worden er door dit bedrijf wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor het installeren van software die, zonder medeweten van de gebruiker, een registratie maakt van toetsaanslagen, sms-berichten en https-verkeer, wenselijk is?
Gezien de grote aantallen in gebruik zijnde smartphones, waarvan een deel buiten Nederland is gekocht en de grote vraag bij het publiek naar diverse veranderende typen en modellen smartphones, is het niet mogelijk om een 100% sluitend onderzoek naar alle in Nederland voorkomende smartphones te doen.
Vanuit het Ministerie van EL&I en vanuit de Onafhankeljke Post en Telecommunicatie Autoriteit is afzonderlijk navraag gedaan bij aanbieders in Nederland van smartphones naar het gebruik van vergelijkbare programmatuur en vergelijkbare werkwijzen. Daarnaast heeft de branchevereniging ICT~Office navraag gedaan bij zowel aanbieders als fabrikanten. Deze vraagstellingen zien dus op meer dan alleen de programmatuur van Carrier IQ. De resultaten daarvan geven aan dat voor zover deze aanbieders en fabrikanten bekend is dergelijke programmatuur niet aanwezig is op smartphones op moment van levering aan of van aankoop door de gebruiker in Nederland. Om die reden bestaat er voor mij geen aanleiding om na te gaan hoe een eventueel verbod op het installeren van de in de vraag omschreven software zich verhoudt tot de al bestaande bepalingen uit de Wet computercriminaliteit en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Is het waar dat Carrier IQ de verzamelde data niet alleen doorgeeft aan haar klanten maar deze informatie ook verkoopt aan derden? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is omdat het een inbreuk doet op de privacy en de veiligheid van de smartphone-eigenaar?
Carrier IQ geeft zelf aan dat het geen informatie verkoopt aan derden (www.carrieriq.com).
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Mocht toch blijken dat dergelijke programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan ligt het op de weg van het College bescherming persoonsgegevens, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit of het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er vanuit hun verantwoordelijkheden aanleiding is onderzoek te doen naar het verzamelen van gegevens door Carrier IQ en de eventuele doorgifte van gegevens aan derden. Ik verwijs tenslotte naar onze antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel handelingen, nr. 2427, antwoord 3).
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat het onmogelijk blijkt te zijn om de geheime afluisterdienst uit te zetten via een normale, door de consument te begrijpen manier? Deelt u de mening dat deze software op iedere smartphone kosteloos verwijderd dient te worden? Op welke manier kan de consument eventueel geleden schade op het bedrijf verhalen?
Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn deze vragen voor zover mij thans bekend voor Nederland niet aan de orde. Mocht toch blijken dat de programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan is van belang dat volgens berichtgeving op internet de handelingen die nodig zijn om de software uit te zetten niet in alle gevallen gelijk zijn.
Programmatuur dient, waar dat relevant is, door de gebruiker kosteloos verwijderbaar te zijn. Consumenten kunnen met hun klachten over een product terecht bij de verkoper van het product of bij de dienstverlener, die het product in combinatie met een dienst heeft aangeboden. Er bestaat recht op schadevergoeding indien de wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en de consument door deze toerekenbare tekortkoming schade heeft geleden. De consument zal deze schade moeten kunnen aantonen. De beoordeling van deze aspecten en of schadevergoeding dient te worden toegekend is in eerste instantie aan partijen en uiteindelijk aan een geschillencommissie of aan de rechter.
Bent u ervan op de hoogte of de smartphones die binnen overheidsinstanties gebruikt worden voorzien zijn van deze spyware? Kunt u garanderen dat er geen overheidsinformatie afgetapt is die de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verschillende overheden hebben ook binnen het contract van OT2010 de mogelijkheid om zelf de soorten toestellen te kiezen die het beste bij deze organisaties passen. Hierdoor zijn vele soorten toestellen van veel merken bij de overheid in gebruik. Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar is gebracht als gevolg van deze programmatuur. Ik acht het wel van belang om dit onderwerp via de geëigende kanalen (zoals het I-NUP-programma en het Kenniscentrum Nederlandse Gemeenten voor de gemeenten) onder de aandacht laten brengen.
Is er bij u andere software bekend die via smartphones en tablets privacygevoelige gegevens bijhoudt, opslaat of anderszins verzamelt? Bestaat dergelijke software ook voor Iphone-apparatuur?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Er bestaat wel programmatuur die door fabrikanten gebruikt wordt ten behoeve van storingsdiagnose, reparatie of herstel. Dit soort programmatuur bestaat overigens voor ieder type ICT apparatuur bedoeld voor het invoeren van gegevens door de gebruiker. De fabrikant dient de klant te informeren als dergelijke programmatuur is geïnstalleerd of ingezet gaat worden, waarbij de klant altijd de gelegenheid moet worden geboden dit te weigeren.
De problemen van dwangarbeiders met de Duitse Belastingdienst en geëmigreerde gepensioneerden met een ABP-pensioen |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er nog steeds mensen zijn die naheffingen van de Duitse Belastingdienst ontvangen, omdat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog dwangarbeid hebben verricht in Duitsland en daarbij een karig pensioen hebben opgebouwd?
De Duitse wetgeving tot belastingvrijstelling van pensioenen aan voormalige dwangarbeiders is op 25 november 2011 door het Duitse parlement (de «Bundesrat») aanvaard en op 13 december 2011 in de Duitse staatscourant (het «Bundesgesetzblatt») gepubliceerd, waardoor de wetgeving in werking is getreden. Volgens deze wetgeving geldt een belastingvrijstelling voor diegenen die onder paragraaf 1 van het «Bundesentschädigungsgesetz» vallen. Voor de vrijstelling is aangesloten bij het begrip «vervolgden». Diegenen die destijds naar Duitsland zijn gedeporteerd vallen onder de vrijstelling, terwijl diegenen die destijds vrijwillig arbeid hebben verricht in Duitsland geen aanspraak kunnen maken op de vrijstelling. Praktisch leidt dit er toe dat de pensioenen van alle Nederlandse dwangarbeiders die onder deze wetgeving vallen van Duitse belastingheffing zijn vrijgesteld. Bovendien is duidelijk gemaakt dat met de vrijstelling pragmatisch wordt omgegaan. Zowel via de Nederlandse ambassade in Berlijn als via rechtstreekse contacten met het Duitse ministerie van Financiën hou ik de vinger aan de pols zodat de vrijstelling ook daadwerkelijk wordt toegepast.
Vooruitlopend op de totstandkoming van deze wetgeving is de vrijstelling door het Finanzamt Neubrandenburg, dat verantwoordelijk is voor de belastingheffing van buiten Duitsland wonende Rente-genieters, al toegepast. De belastingvrijstelling kan in Duitsland niet automatisch worden toegepast. Het Finanzamt beschikt zelf namelijk niet over informatie over de persoonlijke status van diegenen die uit Duitsland een pensioen genieten en kan daarom niet vaststellen of iemand in Nederland als voormalige dwangarbeider in Duitsland werkzaam is geweest. Duitse wetgeving over de bescherming van persoonsgegevens verbiedt de automatische uitwisseling van dit soort informatie («Datenschutz») tussen de Duitse uitkeringsinstantie en de Duitse belastingdienst. Om de belastingvrijstelling te krijgen moeten betrokkenen zich daarom aanmelden bij het Finanzamt Neubrandenburg. Omdat betrokkenen vaak al op zeer hoge leeftijd zijn, heb ik met de Duitse belastingdienst afgesproken dat die aanmelding kan worden gedaan met een vereenvoudigd formulier. Dit formulier is op de website van de Nederlandse belastingdienst te vinden (www.belastingdienst.nl).
Op de website www.belastingdienst.nl is informatie over de belastingvrijstelling opgenomen, maar ook op www.grensinfopunt.nl, de website van Bureau Duitse Zaken van de SVB en de Duitse ambassade in De Haag is informatie opgenomen over de vrijstelling van voormalige dwangarbeiders.
Er zijn mij geen concrete situaties bekend van mensen die als voormalige dwangarbeiders zijn geconfronteerd met naheffingen in Duitsland. Wel acht ik het mogelijk dat ondanks de mogelijkheid tot belastingvrijstelling, in een enkele situatie toch belasting zal zijn geheven door de Duitse belastingdienst. Het Finanzamt Neubrandenburg stuurt namelijk vanaf augustus 2010 belastingformulieren aan in het buitenland wonende «Rente»-genieters, maar pas vanaf 1 januari 2011 is in deze formulieren expliciet informatie opgenomen over de belastingvrijstelling van pensioenen van voormalige dwangarbeiders, omdat vanaf die datum vooruitlopend op de aanpassing van de wetgeving de vrijstelling al werd toegepast. Ondanks deze maatregelen kan niet worden uitgesloten dat een betrokkene toch belasting heeft betaald, terwijl de termijn om een bezwaarschrift in te dienen al is verstreken. In die situatie kan betrokkene het Finanzamt Neubrandenburg verzoeken om de heffing van ambtswege aan te laten passen. Ik heb de toezegging gekregen dat die vrijstelling dan alsnog wordt verleend.
Hiervoor heb ik aangegeven dat vanaf 1 januari 2011 betrokkenen door de Duitse belastingdienst zijn geïnformeerd over de belastingvrijstelling. Daarnaast heeft het Duitse ministerie van Financiën een persbericht uitgebracht over de belastingvrijstelling. In het vervolgoverleg met de Duitse belastingdienst is gewezen op de wens dat het voor de voormalige dwangarbeiders duidelijk is dat zij onder de vrijstelling vallen. Van onze zijde is de suggestie gedaan in de communicatie daarover tevens in te gaan op de gevoeligheden die dit onderwerp heeft veroorzaakt bij de voormalige dwangarbeiders.
Hoe verhoudt dit zich tot uw eerdere antwoord d.d. 26 september 20111 dat vooruitlopend op de wijziging van de Duitse wet de Duitse Belastingdienst alvast een vrijstelling voor dwangarbeiders zal toepassen? Gaat u nu met dezelfde voortvarendheid als de Belgische minister van financiën Financiën er bij de Duitse Belastingdienst op aandringen dat er geen naheffingen worden opgelegd aan vroegere dwangarbeiders?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u inmiddels bij de Duitse autoriteiten geïnformeerd of de vrijstelling van toepassing is op alle dwangarbeiders of op een bepaalde categorie dwangarbeiders? Indien de vrijstelling alleen van toepassing blijkt op een bepaalde categorie dwangarbeiders, welke categorie dwangarbeiders is dat en wat gaat u eraan doen om te zorgen dat de vrijstelling voor alle dwangarbeiders zal gelden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat kunnen mensen met een dergelijk uit dwangarbeid opgebouwd pensioen doen als zij de Duitse belastingaanslag reeds betaald hebben, bijvoorbeeld omdat zij geschrokken waren van de Duitse aanmaningen? Hoe krijgen deze mensen hun teveel betaalde belasting weer terug?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe wordt deze groep van voormalige dwangarbeiders geïnformeerd over de stand van zaken van het overleg tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten en over het antwoord op de vraag of zij onder de vrijstelling vallen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunnen deze voormalige dwangarbeiders een excuusbrief van de Nederlandse of Duitse Belastingdienst (in het Nederlands) verwachten over de gang van zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het met het overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland op grond van artikel 25 van het Belastingverdrag om een structurele oplossing te vinden voor het probleem dat zowel Nederland als Duitsland het ABP-pensioen van een naar Duitsland geëmigreerde Nederlander willen belasten?
In de beantwoording van de Kamervragen die het lid Omtzigt op 2 september 2011 heeft gesteld, heb ik aangegeven dat tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland overleg wordt gevoerd met het doel de kwestie van het ABP-pensioen structureel op te lossen. Dit overleg heeft inmiddels tot een oplossing geleid waarmee bestaande dubbele belastingheffing wordt weggenomen en voor de toekomst dubbele belastingheffing in de relatie tot Duitsland kan worden voorkomen.
Bent u bekend met het feit dat ook België inmiddels belastingaanslagen verstuurt naar geëmigreerde Nederlanders met een ABP-pensioen? Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat ook deze emigranten in twee lidstaten belasting verschuldigd zijn over hetzelfde pensioen? Hoe gaat u voorkomen dat ook andere lidstaten dan België en Duitsland het ABP-pensioen in de heffing zullen betrekken, waardoor geëmigreerde Nederlanders voorlopig met dubbele belastingaanslagen zitten?
Ja, daarmee ben ik bekend. Voor zover het ABP-pensioen is opgebouwd in een privaatrechtelijke dienstbetrekking legt België inderdaad – terecht – belastingaanslagen op aan inwoners van Nederland die het pensioen genieten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan iemand die in het bijzonder onderwijs werkzaam is geweest en uit hoofde van die – privaatrechtelijke – dienstbetrekking pensioen heeft opgebouwd bij het ABP. Omdat in dat geval het ABP-pensioen voor de verdragstoepassing kwalificeert als een privaat pensioen, heeft België, als woonstaat, het heffingsrecht over deze pensioenen op de voet van het Nederlands-Belgische belastingverdrag. Voor zover het ABP op een pensioen dat geheel of gedeeltelijk in een privaatrechtelijke dienstbetrekking is opgebouwd over het vrijgestelde gedeelte van het pensioen toch loonbelasting inhoudt, wordt die loonbelasting door het indienen van een aangifte inkomstenbelasting alsnog verrekend en teruggegeven. Om het ABP al bij de uitbetaling van het pensioen rekening te laten houden met een (gedeeltelijke) belastingvrijstelling van het pensioen, moet de pensioengenieter bij de Belastingdienst om een zogenoemde verdragsverklaring verzoeken. Het ABP wijst de pensioengenieters die in het buitenland wonen vooruitlopend op de pensioentoekenning op de mogelijkheid om een verdragsverklaring bij de Belastingdienst aan te vragen. Met de gegevens over de pensioenopbouw die de pensioengenieter op «Mijn ABP» kan raadplegen, kan de Belastingdienst vaststellen welk percentage van het ABP-pensioen in Nederland onbelast is. De verdragsverklaring wordt vervolgens aan het ABP als inhoudingsplichtige en aan de belastingplichtige verstrekt.
Voor de volledigheid wil ik benadrukken dat het overeenkomstig het Nederlands verdragsbeleid is om in het belastingverdrag te verduidelijken dat voor de kwalificatie als overheidspensioen beslissend is dat het pensioen in overheidsdienst is opgebouwd en dat het er dus niet om gaat wat voor (soort) instantie de pensioenuitkeringen doet. Met een dergelijke verduidelijking wordt voorkomen dat in relatie tot het desbetreffende verdragsland zich een vergelijkbare discussie voordoet als met Duitsland aan de orde was.
Het bericht 'Onwettige prijsverhogingen stad- en streekvervoer |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Onwettige prijsverhogingen stad- en streekvervoer»?1
Ja.
Klopt het dat er «extreme» prijsverhogingen van wel tientallen procenten worden doorgevoerd die hoger liggen dan wettelijk is toegestaan en tevens indruisen tegen de met u gemaakte afspraken wat betreft «rust» in de tarieven na invoering van de OV-chipkaart?
De tarieven in het regionaal openbaar vervoer worden in de regio’s door decentrale overheden vastgesteld. Zij hebben mij laten weten dat de voorzitters van de koepelorganisaties IPO en SkVV hebben ingestemd met een voorstel van de regionale vervoerders om de tarieven van de in het bericht genoemde OV-abonnementen per 1 januari 2012 te verhogen. Het gaat om de stad-/streeksupplementen bij het NS-trajectabonnement en de 2e en meerdere «bijkaarten» bij het OV-jaarabonnement voor gezinsleden (samen circa 5% van de jaarlijkse opbrengsten in het stad- en streekvervoer).
In het kader van het Aanvalsplan OV-chipkaart (februari 2008) is tussen het Rijk en de decentrale overheden afgesproken dat in het eerste jaar nadat het NVB in een regio is afgeschaft, voor de verschillende producten geen tariefsverhogingen behoudens indexering worden doorgevoerd in de decentrale concessies. Deze afspraak, die ook wel bekend staat als het zogenaamde «jaar tariefrust», is gemaakt om bij de introductie van de OV-chipkaart rust te hebben op het tarievenfront. Dit betreft overigens geen wettelijke regeling maar een bestuurlijke afspraak.
Ten aanzien van de indexering voor 2012 hebben de decentrale overheden mij laten weten dat zij hebben besloten de tarieven van het regionale openbaar vervoer met gemiddeld 4,9% te verhogen in 2012. Deze verhoging ziet in beginsel op alle abonnementen en het reizen op saldo, en past in de afspraak over de tariefrust.
Uit het bericht blijkt echter dat de verhoging van de genoemde OV-abonnementen per 1 januari 2012 hoger is dan de landelijke indexering. Een dergelijke verhoging past niet binnen de afspraken van de tariefrust.
Ik heb de decentrale overheden daarom, middels een brief aan de voorzitters van de koepelorganisaties IPO en SkVV, laten weten dat ik er van uitga dat ze zich zullen houden aan de gemaakte afspraken over de tariefrust, alvorens de genoemde tariefsverhoging door te voeren. Een afschrift van beide brieven 2 treft u als bijlage aan.
Klopt het dat deze prijsverhogingen niet, zoals wettelijk verplicht is, zijn voorgelegd aan de consumentenorganisaties? Zo ja, wat is de reden daarvan? Zo ja, gaat u de overheden en vervoerders hier op aanspreken?
De decentrale overheden hebben mij laten weten dat er oorspronkelijk vanuit werd gegaan dat per 1 januari 2012 de stad-/streeksupplementen voor de particuliere markt per die datum zouden worden afgeschaft en vervangen door een nieuw product. Dit bleek echter niet haalbaar. Hierop hebben overheden en vervoerders besloten om het supplement nog enige maanden te handhaven en hebben de decentrale overheden uiteindelijk ingestemd met de tariefsverhoging. Dit gebeurde vooruitlopend op advisering door de verschillende Regionale Overlegorganen Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (ROCOV). Volgens de decentrale overheden konden deze nieuwe tarieven procedureel niet meer door de regio’s ter advisering aan de ROCOV’s worden voorgelegd. Dat gebeurt nu alsnog. Bij een aantal overheden is dit al gebeurd, bij andere loopt dit adviestraject nog. Ik ga er vanuit dat de decentrale overheden een zorgvuldige procedure volgen voordat de tariefsverhoging daadwerkelijk wordt doorgevoerd.
Voordat de decentrale overheden besluiten nemen over de tarieven moet hierover advies gevraagd worden aan de consumentenorganisaties. In de in antwoord 2 genoemde brieven aan IPO en SkVV heb ik de decentrale overheden hier op aangesproken en gewezen op de wettelijke adviesplicht van consumentenorganisaties.
Denkt u dat door deze prijsverhogingen meer reizigers gebruik gaan maken van het openbaar vervoer?
Ik heb geen inzicht in het effect van de voorgenomen tariefsverhogingen op het gebruik van het openbaar vervoer. Zoals ik uw Kamer eerder al heb aangegeven, acht ik tariefsverhoging in het stad- en streekvervoer in beginsel gerechtvaardigd in het licht van de op lange termijn gewenste verhoging van de kostendekkingsgraad. De invulling hiervan moet uiteraard wel passen binnen de gezamenlijk gemaakte afspraken, waarbij in deze kwestie de afspraak van een jaar tariefrust geldt.
Sluiting van brandweerpost Lage Mierde |
|
Nine Kooiman |
|
Bent u bekend met de sluiting van brandweerpost Lage Mierde door de gemeente Reusel-De Mierden, en het ontslag van 16 brandweervrijwilligers?1
Ja.
Bent u bekend met de ontstane onrust en onvrede over dit besluit onder de brandweervrijwilligers en de inwoners van Lage Mierde?2
De gemeente Reusel-De Mierden heeft uiteindelijk, na onderzoek door de Veiligheidsregio Brabant-Zuid-Oost (VRBZO), besloten over te gaan tot sluiting van de post vanwege een structureel tekort aan geschikte vrijwilligers. Het voorgenomen besluit tot sluiting heeft binnen de gemeenschap van De Mierden en met name de brandweervrijwilligers van deze post onrust gebracht. Door de gemeente Reusel – De Mierden is o.a. middels bewonersbijeenkomsten getracht deze onrust weg te nemen, de aard van het probleem te verklaren en het voorgenomen besluit toe te lichten. Ook is voorafgaand aan de sluiting een wervingscampagne voor brandweervrijwilligers gestart. Deze campagne heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Het gemeentebestuur heeft na de sluiting de vrijwilligers verzocht beschikbaar te blijven voor taken in het teken van brandpreventie en het bevorderen van brandveilig leven.
Wat zijn de gevolgen voor de brandveiligheid en de opkomsttijden voor Lage Mierde en omliggende kernen?
De gemeente Reusel – De Mierden heeft aan de VRBZO verzocht een onderzoek in te stellen naar de opkomsttijden van de post De Mierden. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat voor de post De Mierden een overschrijdingspercentage van de opkomsttijden bestond van 25,8%. Echter gezien de inzetfrequentie van 1,4 inzetten per jaar (zijnde lager dan door de VRBZO gehanteerde norm van 4 relevante inzetten per jaar) werd deze situatie als verantwoord gekwalificeerd. Uit het onderzoek kwam echter ook naar voren dat het eventueel sluiten van de brandweerpost De Mierden slechts een zeer geringe verandering in het overschrijdingspercentage zou brengen. Tijdens werktijden komt op basis van de gehanteerde onderzoeksmethode het overschrijdingspercentage van de opkomsttijden op 27,4% en de inzetfrequentie werd berekend op 1,8 inzetten per jaar. De VRBZO heeft aangegeven dat deze onderzoeksresultaten de postsluiting rechtvaardigen. De gemeente Reusel – De Mierden zal verbeteringen aanbrengen in preventieve voorzieningen voor die objecten waar de opkomsttijden niet worden gehaald en inzet van brandpreventievoorlichting en -controle bevorderen.
Kloppen de opkomsttijden zoals zichtbaar op bijgevoegd kaartje?3
De VRBZO heeft aangegeven dat binnen de voor beantwoording van deze vragen gestelde termijn het niet mogelijk was om de gegevens op detailniveau na te rekenen. Wel geeft de regio aan dat op grond van de door de VRBZO gehanteerde methode er geen opkomsttijden voor objecten zijn die de norm van 18 minuten overschrijden.
Wat is uw oordeel over deze opkomsttijden, welke allemaal ruim boven de 10 minuten liggen, in het licht van artikel 3.2.1. van de Wet Veiligheidsregio’s en de daarin gehanteerde tijdnormen?
Zoals ik de Tweede Kamer per brief (TK 2011–2012, 29 517, nr. 54) heb gemeld, dient het bestuur van elke veiligheidsregio zich te houden aan de wettelijke regels voor het bepalen van dekkingsplannen en de daarin vastgestelde normtijden voor de brandweer. Artikel 3.2.1 van het Besluit veiligheidsregio’s stelt het bestuur van de veiligheidsregio in staat om voor een bepaalde locatie een opkomsttijd vast te stellen die afwijkt van de tijdsnorm uit het Besluit veiligheidsregio’s. Deze afwijkingsmogelijk is ingesteld om het bestuur van de veiligheidsregio een brandveiligheidafweging te laten maken. Het bestuur van de veiligheidsregio mag er voor kiezen om af te wijken van de opkomsttijden en een bestuurlijke afweging te maken in de kosten en baten. Indien het bestuur van een veiligheidsregio voor bepaalde locaties opkomsttijden vaststelt die afwijken van de Wet, dan is voorgeschreven dat afwijkingen per object inzichtelijk gemaakt moeten worden en dat tevens dan duidelijk moet zijn wat de precieze mate van afwijking is.
Dat betekent dat in een bestuurlijk geaccordeerd dekkingsplan de locatie en mate van afwijking dienen te zijn gemotiveerd en dat compenserende maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.
Met de afwijkingsbevoegdheid uit het Besluit veiligheidsregio’s is het niet mogelijk dat de opkomsttijden generiek en voor (hele gebieden in) de veiligheidsregio naar boven worden bijgesteld. Zoals ik ook per brief (TK 2011–2012, 29 517, nr. 51) aan de Tweede Kamer heb laten weten is de IOOV op mijn aangeven een onderzoek gestart naar de daadwerkelijke opkomsttijden en dekkingsplannen van alle veiligheidsregio’s. Dat onderzoek moet in februari 2012 gereed zijn en te zijner tijd wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten ervan geïnformeerd.
Ik wil vooruitlopend op het onderzoek dat de IOOV uitvoert niet ingaan op de dekkingsplannen en discussies van afzonderlijke gemeenten. Ik wacht het onderzoek van de IOOV af. Indien noodzakelijk zal ik op basis van de uitkomsten van dat uitvoerige onderzoek actie ondernemen.
Wat is uw oordeel over het feit dat zelfs sprake is van een opkomsttijd van 11,5 minuut bij een bejaardenhuis en 12,5 minuut bij een kinderopvang, waar 6 minuten de norm zou moeten zijn?
Zie beantwoording vraag 5.
Hoe beoordeelt u deze opkomsttijden in het licht van uw brief van 23 november 2011, aangaande de sluiting van brandweerkazernes en het bijstellen van opkomsttijden voor gebieden in een veiligheidsregio?4
Zie beantwoording vraag 5.
Deelt u de mening dat er sprake is van een generiek oprekken van de opkomsttijden als het gaat om Lage Mierde en omstreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan?
Zie beantwoording vraag 5.
Mogelijke corruptie van een bestuurslid van Buma/Stemra |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de PowNews uitzending van 30 november 2011 over mogelijke corruptie van een bestuurslid van Buma/Stemra, door een aanbod om bemiddeling voor teruggave aan een componist van onterecht door Buma/Stemra aan die componist niet uitbetaalde royalties tot een bedrag van circa 1 miljoen euro te koppelen aan ontvangst van een eenderde van dat bedrag?
Ja.
Hoe oordeelt u over dit beschreven gedrag van de bestuurder van Buma/Stemra, dat tot wettelijk opgedragen taak heeft de auteursrechten van artiesten ten behoeve van die artiesten te beheren?
Het betreft een verontrustend bericht. Bestuursleden van welke rechtspersoon dan ook dienen integer te handelen en de besluitvorming binnen het bestuur van de rechtspersoon niet ten eigen voordele te beïnvloeden. Dit volgt ook uit de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo’s die onderdeel uitmaken van de CBO keurmerkcriteria en die Buma/Stemra heeft aangegeven te zullen naleven.
Naar aanleiding van de uitzending heb ik contact opgenomen met het College van Toezicht Auteursrechten met het verzoek de zaak met voorrang te onderzoeken. Het College van Toezicht Auteursrechten is belast met het toezicht op de door de wetgever aangewezen collectieve beheersorganisaties, zoals de vereniging Buma. Het College heeft blijkens het persbericht op 1 december 2011 een onderzoek ingesteld naar de achtergronden van de claim van de componist in kwestie en de betrokkenheid van het bestuurslid hierbij. Buma is door het College van Toezicht Auteursrechten verzocht aan te geven welke maatregelen zijn getroffen en zullen worden getroffen naar aanleiding van dit incident. Buma/Stemra heeft aangegeven dat het bestuurslid is teruggetreden uit zijn functie. Het bestuur van Buma/Stemra vergadert komende woensdag over de kwestie. Voice, de koepelorganisatie van cbo’s, heeft in een persbericht aangegeven ten scherpste afstand te nemen van belangenverstrengeling bij bestuurders en erop te vertrouwen dat Buma/Stemra passende maatregelen zal nemen als de verdediging van het bestuurslid naar de mening van het bestuur ontoereikend is. Een definitief oordeel is pas mogelijk als het onderzoek is afgerond.
In casu betreft het een bestuurslid van de stichting Stemra. Ik wijs u erop dat het College van Toezicht formeel nog geen bevoegdheid heeft ten aanzien van de stichting Stemra. Ik vertrouw erop dat de stichting Stemra, gelet op haar nauwe verbondenheid met de vereniging Buma, op vrijwillige basis haar medewerking zal verlenen aan het onderzoek. In het wetsvoorstel toezicht1 dat bij uw kamer voorligt is geregeld dat ook andere dan door de wetgever aangewezen cbo’s (zoals Stemra) onder het toezicht van het College van Toezicht komen te vallen. Voorts zal na inwerkingtreding van het voorstel het College van Toezicht de aanwijzingen die het een cbo geeft, kracht kunnen bijzetten door het opleggen van een boete of last onder dwangsom.
Kunt u bevestigen of Buma/Stemra inderdaad ten onrechte royalties van de componist heeft achtergehouden, terwijl het zijn werk veelvuldig heeft gebruikt voor eigen reclameboodschappen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zegt dit over de geloofwaardigheid van Buma/Stemra en de betrokken bestuurder?
Zie antwoord vraag 2.
Wat bent u van plan in reactie hierop te ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de geplande tweede termijn van het algemeen overleg auteursrechten op 7 december a.s.?
Ja.
Het bericht dat verscheidene gemeente de preventieve seksuele gezondheidszorg van jongeren staken |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat het dagelijks bestuur van de GGD Midden Nederland als gevolg van door landelijk beleid ingegeven gemeentelijke bezuinigingen heeft besloten om vanaf 2012 alle taken op het terrein van seksuele gezondheidsbevordering en preventie in vijfentwintig gemeenten te staken? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Nee, voor de toelichting op dit antwoord verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 van het lid Arib (2011Z25258).
Zijn er bij u meer gemeenten bekend waar deze taken zijn dan wel worden gestaakt?
De taken van gemeenten op het terrein van infectieziektebestrijding en gezondheidsbevordering zijn wettelijk verankerd. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 van het lid Arib (2011Z25258).
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat gemeenten geen of minder aandacht schenken aan de seksuele gezondheidsbevordering en preventie van soa/hiv, ongewenste zwangerschap en seksuele dwang? Deelt u de mening dat dit negatieve gevolgen heeft voor de seksuele gezondheid van jongeren?
Ja, ik deel deze mening en verwijs daarbij naar het Nationaal soa/hiv plan 2012–2016 «Bestendigen en versterken» dat ik op 5 december jl. aan uw Kamer heb doen toekomen. Ik merk daarbij wel op dat de wijze waarop gemeenten en GGD-en invulling geven aan deze taken verschillend is en dat ook de behoefte niet in alle gemeenten gelijk is. Voor mij staat voorop dat gemeenten hun taken in het kader van de Wet Publieke Gezondheid, inclusief de taken op het gebied van infectieziekten en seksuele gezondheid op voldoende niveau uitvoeren. Zie ook het antwoord op vragen 1 en 7 van het lid Arib (2011Z25258).
Bent u bereid gemeenten aan te moedigen om de bevordering van de seksuele gezondheid van jongeren op te nemen in de gemeentelijke gezondheidsnota en het gesprek hierover met de gemeentes aan te gaan?
De gemeenten kiezen zelf de prioriteiten in hun nota’s gemeentelijk gezondheidsbeleid. Dat doen ze op basis van lokale epidemiologische gegevens; zij nemen daarbij de landelijke prioriteiten in acht. Bij gezondheidsbevorderende taken hebben gemeenten meer beleidsvrijheid dan bij uitvoeringstaken zoals de jeugdgezondheidszorg.
Het bevorderen van seksuele gezondheid van jongeren behoort niet tot de landelijke speerpunten; wel staat in de landelijke nota dat de focus van het gezondheidsbeleid meer moet worden gelegd bij de jeugd. In de handreiking gezonde gemeente van het Centrum Gezond Leven (CGL), die gemeenten kunnen gebruiken bij het opstellen van hun nota, is het bevorderen van seksuele gezondheid één van de specifieke thema’s. Dit kan gemeenten stimuleren om het onderwerp in hun nota’s op te nemen. Daarnaast vinden er de komende tijd gesprekken plaats met gemeenten en GGD-besturen over de ondersteuningsbehoeften van gemeenten bij hun lokaal gezondheidsbeleid. Indien nodig zal daar ook aandacht voor dit onderwerp zijn.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het notaoverleg gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» op 19 december 2011 a.s.?
Ja.
De ontwikkelingen bij de Ommelander Ziekenhuis Groep |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat afdeling A1 in Delfzijl gaat sluiten en de intensive care en hartbewaking naar Winschoten worden verplaatst? Zo ja, wat is hierover uw oordeel in het licht van de bereikbaarheid van (acute) ziekenhuiszorg in Groningen?
Nee, de afdeling A1 in Delfzijl gaat niet sluiten. De Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG) heeft mij laten weten dat vanaf juli 2011 de Intensive Care (IC)is geconcentreerd in Winschoten (locatie Lucas), onder borging van afspraken met de Regionale Ambulance Voorziening. Het besluit is genomen met oog op de toekomst om te kunnen blijven voldoen aan de kwaliteitseisen.
Ook worden voorbereidingen getroffen om de hartbewaking van locatie Delfzicht te concentreren op locatie Lucas, onder dezelfde afspraken en bestaande protocollen van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Op locatie Delfzicht blijft een calamiteitenbed aanwezig en is er daarnaast een afzonderlijke eerste harthulp met twee bedden. Een cardiologische verpleegafdeling was er al en de cardiologen blijven op locatie Delfzicht werkzaam. De geschetste capaciteit aan bedden is een aanvulling op de bestaande SEH capaciteit. De SEH op locatie Delfzicht wordt intern verplaatst naar de afdeling A1.
Ook blijven op beide locaties van de OZG de spoedeisende hulp 7x24 uur beschikbaar. Tevens blijft de zorg vanuit de poliklinieken op beide locaties voor alle specialismen beschikbaar.
Klopt het dat er ter vervanging van de intensive care en hartbewaking één calamiteitenbed en 2 cardiobedden op de Spoedeisende Hulppost (SEH) komen? Zo ja, komen deze bovenop de bestaande capaciteit van de SEH? Wat is uw oordeel over de gekozen oplossing?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de chirurgische afdelingen B1 en B2 in Delfzijl worden teruggebracht tot short stay en dagverpleging? Zo ja, wat is hierover uw opvatting?
De OZG heeft mij laten weten dat er voorbereidingen worden genomen om afdeling B1 op locatie Delfzicht tot een afdeling Dagbehandelingen te maken. Dit betekent dat circa 90% van alle dagbehandeling binnen de OZG wordt geconcentreerd op locatie Delfzicht. Het overige percentage blijft op locatie Lucas, dit zijn patiënten voor dagbehandeling met een hoog risico score.
Afdeling B2 wordt een short stay afdeling, waar patiënten met kort verblijf worden verpleegd. Op locatie Delfzicht zijn daarnaast voldoende mogelijkheden voor patiënten die langer verpleegd moeten worden. Ik kan me voorstellen dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars als gevolg van de krimp in de regio en de geldende kwaliteitsnormen het zorgaanbod concentreren of anders inrichten. De bereikbaarheid en de kwaliteit van de zorg verdienen hierbij speciale aandacht, en moeten voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De wijze waarop een ziekenhuis hieraan vorm en inhoud wilt geven, valt binnen de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf.
Klopt het dat de chirurgische afdeling A2 zich gaat toespitsen op cardiologie en longziekten? Zo ja, wat betekent dit voor patiënten uit Delfzijl en omgeving die een darm-, blaas- of prostaatoperatie nodig hebben? Wat is de rechtvaardiging met betrekking tot de kwaliteit voor het schrappen van deze zorg?
Het ziekenhuis heeft mij laten weten dat er voorbereidingen worden getroffen om van afdeling A2 een hart- en longafdeling te maken. Voor chirurgische en urologische patiënten wordt per patiënt afhankelijk van de diagnose, door de specialist bepaald naar welke locatie ze gaan. Kleine ingrepen blijven op locatie Delfzicht, de grotere gaan naar locatie Lucas. Ook hier geldt dat de concentratie van zorg plaatsvindt op basis van de kwaliteitscriteria.
Wilt u de rol van de zorgverzekeraars in deze zaak beschrijven en hier uw oordeel over geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, kan ik me voorstellen dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars als gevolg van de krimp in de regio en de geldende kwaliteitsnormen, in samenspraak het zorgaanbod concentreren of anders inrichten. De bereikbaarheid en de kwaliteit van de zorg zijn hierbij cruciale uitgangspunten. De wijze waarop een ziekenhuis aan het toekomstige zorgaanbod vorm en inhoud wilt geven, valt binnen de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, waarin u niet de vraag kon beantwoorden of u een voldoende hoge beschikkingstoeslag zou verstrekken om een volwaardige SEH, inclusief IC-faciliteit, te laten voortbestaan? Kunt u deze vraag nu wel beantwoorden?1
Ja, ik kan mij deze antwoorden herinneren. In antwoord op deze vraag heb ik u destijds gemeld dat het wel of niet toekennen van de beschikbaarheidbijdrage en de hoogte afhankelijk is van een aantal criteria. Toetsing aan de hand van deze criteria zal eerst moeten plaatsvinden. Voor de nadere uitwerking van deze criteria heb ik gewezen op het advies van de Gezondheidsraad dat ingaat op de achtervangfuncties voor een basis-SEH die nodig zijn om de gezondheidstoestand van de patiënt zodanig te stabiliseren dat (eventueel vervoer naar) vervolgbehandeling verantwoord is. Ik verwacht deze maand nog over het advies te kunnen beschikken.
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Ommelander Groep een beschikbaarheidbijdrage toegekend. De hoogte van de bijdrage 2012 sluit, conform de aanwijzing beschikbaarheidbijdrage, aan bij de berekeningswijze en parameters zoals die van toepassing waren voor het jaar 2011.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, waarin u aangaf dat u zich kunt voorstellen dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen in krimpregio’s het aanbod verminderen of concentreren? Deelt u de mening dat de consequentie van deze redering zal zijn dat bewoners van krimpregio’s uiteindelijk nog hooguit in één ziekenhuis in die regio terecht kunnen omdat anders de volumenormen niet gehaald worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik kan mij de antwoorden herinneren. Zoals ik in antwoord op vraag 3 en 5 heb aangegeven kan ik het me voorstellen dat zorgverzekeraars en ziekenhuizen in krimpregio’s het zorgaanbod toekomstbestendig organiseren Ik heb ook al eerder aangegeven dat krimpregio’s als Noord-Oost Groningen mijn bijzondere aandacht hebben in verband met hun kwetsbaarheid als het gaat om verantwoorde kwaliteit en bereikbaarheid van zorg. Juist in deze kwetsbare regio’s zie ik ten aanzien van deze kwaliteit en bereikbaarheid ook een belangrijke rol voor de ziekenhuizen zelf, de zorgverzekeraar in de regio en andere partners in de keten van de zorg. De volumenormen zijn opgesteld om de kwaliteit van hoogcomplexe behandelingen verantwoord te kunnen blijven uitvoeren.
Uiteraard is het te verkiezen om verschillende zorgaanbieders in één regio te hebben. In krimpregio’s is behoud van voldoende zorgaanbod aandachtspunt nummer één. In deze regio’s is behoud van voldoende zorg, van goede kwaliteit en goed bereikbaar op zichzelf al een hele opgave waarop alles moet zijn gericht. Bij afwezigheid van voldoende patiënten is het immers onmogelijk om verschillende aanbieders van dezelfde zorg (vooral hoogcomplexe zorg) open te houden.
Het bericht dat een moeder met kinderen op straat is gezet |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
![]() |
Klopt het dat er nog steeds uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen op straat belanden, terwijl hun terugkeer nog niet is geëffectueerd? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat deze alsnog opgevangen worden tot ze feitelijk naar hun land van herkomst kunnen terugkeren? Zo nee, wat is dan uw reactie op het bericht dat een moeder met kinderen in de kou op straat is gezet?1
In reactie op deze vragen verwijs ik graag naar het antwoord van de toenmalige minister van Justitie op schriftelijke vragen over het op straat zetten van een gezin met minderjarig kind3. In dat antwoord is vermeld dat naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 27 juli 2010 (dit betrof de tussenuitspraak die vooraf ging aan de uitspraak van 11 januari 2011) geen onderdak van gezinnen met minderjarige kinderen wordt beëindigd. Dit betekent echter niet dat alle gezinnen met minderjarige kinderen daarmee in aanmerking komen voor opvang. Zoals in het desbetreffende antwoord op kamervragen is aangegeven, vormt de uitspraak geen aanleiding om, buiten de geldende regelgeving in relatie tot opvang voor asielzoekers, opvang te bieden aan personen die niet reeds opvang genoten en zal het indienen van een tweede of volgende asielaanvraag geen aanleiding vormen om opvang te verlenen wanneer deze reeds in de algemene asielprocedure is afgewezen. In de in het AD genoemde casus was sprake van een gezin dat zich meldde om een tweede of volgende asielaanvraag in te dienen, en direct daaraan voorafgaand niet reeds in de opvang verbleef. In augustus 2011 heeft het gezin de toen geboden opvang zelf met onbekende bestemming verlaten. Vreemdelingen die een tweede of volgende asielaanvraag willen indienen, komen op grond daarvan niet zonder meer in aanmerking voor opvang. Om de aanvraag in te dienen wordt een afspraak gemaakt. Indien deze aanvraag niet direct in de procedure in het aanmeldcentrum wordt afgewezen, krijgt de aanvrager hangende de behandeling van de aanvraag in de verlengde asielprocedure opnieuw opvang. In dat laatste geval zal, nu het een gezin met kinderen betreft, een eventuele afwijzing van de aanvraag niet tot beëindiging van de opvang leiden.
Een afspraak voor het indienen van de opvolgende asielaanvraag was gepland op 20 december 2011 en wordt op verzoek van de betrokkenen verzet naar januari 2012. Na indiening van de aanvraag zal tevens duidelijk worden of er aanleiding is om het gezin opnieuw in de opvang op te nemen.
Deelt u de mening dat het op straat zetten van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers in strijd is met de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag d.d. 11 januari jl?2 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welke oplossingen ziet u om te voorkomen dat gezinnen met minderjarige kinderen op straat terechtkomen? Welke acties gaat u ondernemen wanneer een gezin op straat wordt gezet, terwijl terugkeer nog niet is geëffectueerd?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Zie antwoord vraag 1.
De Iraakse regering die niet langer wil meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Raymond Knops (CDA) |
|
![]() ![]() |
Waarom wil de Iraakse regering niet langer meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen?
Irak accepteert in het algemeen nog steeds gedwongen terugkeer van Iraakse onderdanen, maar heeft de voorwaarden waaronder dit plaatsvindt, aangepast. Ik ben in gesprek met de Iraakse autoriteiten over de reden van het niet langer terugnemen van Irakezen op basis van een zogenaamde EU-staat.
Welke (nieuwe) eisen stelt de Iraakse regering thans aan gedwongen terugkeer? Zijn die eisen voor Nederland acceptabel?
Gedwongen terugkeer kan alleen plaatsvinden met behulp van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment niet plaatsvinden. Nederland is hierover met Irak in gesprek, omdat dit betekent dat Nederland, als vreemdelingen niet zelfstandig vertrekken, een groot deel van de Iraakse vreemdelingen niet kan uitzetten omdat veel Irakezen geen paspoort hebben en Irak tot op heden geen (vervangende) reisdocumenten verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer.
Is er naar uw oordeel een rechtvaardiging voor een andere behandeling van vrijwillig ten opzichte van gedwongen terugkerende Iraakse asielzoekers?
Nee, het is een volkenrechtelijk uitgangspunt dat landen hun eigen onderdanen terugnemen, ook bij gedwongen terugkeer. Dat neemt niet weg dat van Iraakse vreemdelingen verwacht mag worden dat ze zelfstandig terugkeren, omdat vrijwillige terugkeer mogelijk is.
In geval de Iraakse autoriteiten thans stellen dat terugkerende Iraakse asielzoekers moeten beschikken over een paspoort of een laissez-passer, is de Iraakse diplomatieke vertegenwoordiging dan bereid om aan het verstrekken van laissez-passers voortvarend, met zo min mogelijk bureaucratie en tijdverlies, mee te werken?
De Iraakse vertegenwoordiging verstrekt vooralsnog uitsluitend laissez-passers aan Irakezen die aangeven vrijwillig te willen terugkeren. Ik voer intensief overleg met de Iraakse autoriteiten over de mogelijkheden van gedwongen terugkeer.
Klopt het dat Zweden, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk destijds een Memorandum of Understanding (MoU) over terugkeer van Iraakse asielzoekers met de Iraakse federale regering zijn overeengekomen?
Denemarken heeft met de Iraakse autoriteiten een MoU gesloten over terugkeer dat ziet op zowel zelfstandige als gedwongen terugkeer. Op basis van het MoU heeft terugkeer plaatsgevonden. Ook het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben een MoU op basis waarvan gedwongen terugkeer plaatsvond. Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben laten weten dat nog niet duidelijk is welke gevolgen het bericht van de Iraakse immigratieautoriteiten heeft voor de bepalingen in het MoU. Van Noorwegen is op dit punt geen nadere informatie ontvangen.
Zien deze MoU’s ook op gedwongen terugkeer?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft op basis van deze MoU’s (gedwongen) terugkeer naar Irak plaats gehad en gebeurt dit thans niet meer?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de door de Kamer aangenomen motie Knops c.s.1, waarin onder andere werd gevraagd om sancties tegen landen die onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen?
Ja. Uw Kamer is over de uitvoering van deze motie geïnformeerd in de kamerbrief «Moties aangenomen bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012 (inclusief de onderdelen integratie en volkshuisvesting)» d.d. 15 december 2011.2
Welke contacten, middelen, waaronder eventuele sancties, gaat Nederland, al dan niet in gezamenlijk Europees verband, inzetten om ervoor te zorgen dat Irak ook bij gedwongen terugkeer zal voldoen aan de verplichting om eigen onderdanen terug te nemen?
Ik heb met de Iraakse ambassadeur in Nederland gesproken over de ontstane situatie en over mogelijkheden om de gedwongen terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen te effectueren. Daarbij heb ik benadrukt dat Nederland de samenwerking met Irak op het gebied van terugkeer beschouwt als integraal onderdeel van de bilaterale betrekkingen. Nederland is daarom bereid om met Irak afspraken te maken over terugkeer in breder verband. Hierbij zal welwillend worden gekeken naar eventuele wensen van Iraakse zijde. De ambassadeur heeft toegezegd zich met deze boodschap tot zijn autoriteiten in Bagdad te wenden en zich in te spannen om tot een oplossing te komen. Ook de Nederlandse ambassadeur in Bagdad heeft de urgentie om tot een oplossing te komen onder de aandacht gebracht van de Iraakse autoriteiten. Als resultaat uitblijft, is Nederland ook bereid om te bezien of sancties effectief zijn.
Verder heeft de Raad van de Europese Unie op 22 december 2011 ingestemd met ondertekening van de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomst met Irak. Deze overeenkomst zal afspraken bevatten over de samenwerking inzake migratie en asiel. Onderdeel daarvan zijn bepalingen waarin de verdragspartijen overeenkomen hun illegaal verblijvende onderdanen terug te nemen.
Het verscherpen van de regels door Irak voor het terugnemen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Irak hindert terugkeer van vluchtelingen»?1
Ja.
Klopt het dat Irak aanstuurt op een verbod van het terugnemen van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers?
Irak heeft geen algemeen verbod ingesteld op het terugsturen van Iraakse onderdanen. Gedwongen terugkeer van Irakezen wordt geaccepteerd, mits zij in het bezit zijn van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Daarnaast kan iedereen die zelfstandig wil terugkeren zonodig een laissez-passer ontvangen van de Iraakse autoriteiten. Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment echter niet plaatsvinden.
Wat is uw reactie op de opmerking van de UNHCR-afgevaardigde in Irak, samengevat, dat Nederland de veiligheid van uitgezette mensen niet kan garanderen, en dat de UNHCR dat ter plaatse ook niet kan?
De opmerkingen van de UNHCR-afgevaardige in Irak waarnaar in het krantenartikel wordt verwezen, dateren van eind 2010. In reactie op schriftelijke vragen van uw Kamer heb ik op 3 november 2010 gereageerd op deze opmerkingen2.
Aanvullend merk ik op dat op 16 december 2011 een nieuw ambtsbericht is verschenen over de algehele situatie in Irak. Uit dit recente ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in Irak nog steeds zorgelijk is. De veiligheidssituatie is echter niet dusdanig dat elke Iraakse vreemdeling bij uitzetting naar Irak, louter door zijn aanwezigheid en dus ongeacht zijn persoonlijke omstandigheden, een risico zou lopen op een schending van artikel 3 EVRM of van het Vluchtelingenverdrag.
Hoeveel Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers zijn in onderscheidenlijk 2009, 2010 en 2011 vanuit Nederland naar Irak teruggekeerd? Hoeveel van hen zijn in die onderscheiden jaren gedwongen uitgezet naar Irak, en hoeveel van hen zijn vrijwillig teruggekeerd met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)?
De DT&V heeft de volgende aantallen Irakezen uitgezet in de afgelopen jaren:
2009:
ongeveer 85
2010:
ongeveer 115
2011 (t/m november):
ongeveer 180
De IOM heeft de volgende aantallen Irakezen gefaciliteerd bij zelfstandige terugkeer naar Irak:
2009:
ongeveer 720
2010:
ongeveer 550
2011 (t/m november):
ongeveer 760
Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die slechts uitgeprocedeerde vreemdelingen terugnemen wanneer zij in het bezit zijn van een paspoort of een laisser-passez? Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die deze vreemdelingen terugnemen enkel op basis van een EU-staat?
Het is niet mogelijk een totaallijst te geven van landen die alleen eigen onderdanen terugnemen, die in het bezit zijn van een paspoort of een laissez-passer. In beginsel kunnen vreemdelingen naar de meeste landen terugkeren met een geldig reisdocument of een laissez-passer afgegeven door de autoriteiten van het desbetreffende land. Alleen wanneer er door de autoriteiten van een land van herkomst geen laissez-passers worden afgegeven voor gedwongen terugkeer of wanneer er specifieke afspraken over het gebruik van de EU-staat in plaats van een ander paspoort of laissez-passer zijn gemaakt, kan terugkeer onder bepaalde voorwaarden (zie Vc A4/4.2.2) plaatsvinden op basis van een EU-staat.
Deelt u de mening dat in Nederland gewortelde kinderen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers niet de dupe mogen worden van de al jarenlange zeer moeizame terugkeer naar Irak, die het verblijf van de kinderen in Nederland en hun onzekerheid over de toekomst aanzienlijk verlengt? Deelt u de mening dat in individuele besluiten deze worteling van de kinderen moet worden meegewogen bij de beslissing of het nog rechtmatig is om hen uit te zetten?
Indien na een zorgvuldige beoordeling van de asielaanvraag is geoordeeld dat er geen aanleiding is tot het verlenen van bescherming in Nederland, hebben vreemdelingen een eigen verantwoordelijkheid om hun vertrek uit Nederland te realiseren. Vreemdelingen kunnen vrijwillig terugkeren naar Irak. Uit cijfers van IOM blijkt dat in 2011 ongeveer 760 Iraakse vreemdelingen vrijwillig zijn teruggekeerd naar Irak. Door zelf het initiatief tot terugkeer te nemen kunnen deze vreemdelingen langdurig verblijf in Nederland zonder toekomstperspectief voorkomen en bovendien gebruik maken van herintegratieondersteuning bij hun terugkeer.
Met betrekking tot de verwijzing naar de worteling van de kinderen merk ik op dat dit in de Vreemdelingenwet 2000 geen criterium vormt voor verlenen van verblijfsvergunning. Ik heb uw kamer eerder toegelicht, onder andere in mijn brief aan uw Kamer3 in antwoord op de motie Anker/Spekman dat ik een dergelijk criterium wenselijk, noch doelmatig acht.
De verschraling van profileringsfondsen van hoger onderwijs |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoe de omvang van de profileringsfondsen van universiteiten en hogescholen zich dit jaar ontwikkelt?
Nee, ik heb hier nu nog geen zicht op. Ik heb ervoor gezorgd dat de instellingen vanaf 2011 in hun jaarrekening gegevens over de hoogte van het profileringsfonds gaan opnemen. Ik ontvang deze gegevens medio 2012.
Wat betekent deze ontwikkeling voor het aantal beurzen, en de hoogte daarvan, dat door instellingen in het hoger onderwijs kan worden uitgegeven?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven of er een verschuiving zichtbaar is in de besteding van de middelen uit het profileringsfonds aan verschillende doelstellingen?
Kunt u aangeven hoe het aantal aanspraken en de gezamenlijke omvang van die afspraken zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Over dit jaar en het afgelopen jaar heb ik nog geen gegevens beschikbaar. Uit het rapport van de Inspectie van het Onderwijs «Van afstudeer- naar profilerings-fonds» van juni 2010 over de jaren 2004 tot en met 2008 zijn wel de volgende gegevens bekend:
Categorie
2004
2006
2008
Hbo
Bestuursbeurzen, Medezeggenschap
479 000
800 000
928 000
Overige wettelijke categorieën1
714 000
505 000
512 000
Fondsen voor oa. topsporters
34 000
175 000
150 000
Totaal hbo
1 227 000
1 480 000
1 590 000
Wo
Bestuursbeurzen, Medezeggenschap
2 311 000
2 499 000
2 694 000
Overige wettelijke categorieën1
274 000
255 000
318 000
Fondsen voor oa. topsporters
355 000
286 000
354 000
Totaal wo
2 941 000
3 040 000
3 366 000
Totaal
4 168 000
4 520 000
4 956 000
Betreft alle overige categorieën die in artikel 7.51 worden genoemd, zoals ziekte, familieomstandigheden, niet studeerbare opleidingen e.d.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de omvang van de profileringsfondsen de afgelopen jaren is toegenomen. Daarbij is geen sprake van een duidelijke verschuiving tussen de verschillende categorieën.
De uitspraken van de gedoogpartner dat Nederland een opt-out moet eisen op immigratiegebied |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de recente uitspraken van PVV-leider Geert Wilders dat Nederland – net als Denemarken – een opt-out moet eisen op immigratiegebied?1 Zo ja, wat is uw reactie?
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben hun uitzonderingsposities op het terrein van immigratie en asiel bedongen voordat deze lidstaten konden worden gebonden aan de EU-wetgeving ter zake. In theorie zou het voor andere lidstaten ook mogelijk zijn een uitzonderingspositie te verkrijgen door middel van aanpassing van de EU-verdragen. Echter zullen alle lidstaten akkoord moeten gaan met deze verdragswijziging en moet deze ook in alle lidstaten geratificeerd worden.
Een Nederlandse opt-out op het gebied van immigratie en asiel is nu niet aan de orde. Mijn inzet is aanpassing van EU-wetgeving op de punten die ik heb aangegeven in het position paper binnen de kaders van het huidige Verdrag waaraan Nederland gebonden is.
Bent u een voorstander van het bedingen van een opt-out voor Nederland in de Europese Unie op het gebied van immigratie en asiel? Zo ja, is het überhaupt nog mogelijk om een opt-out te bedingen na de totstandkoming van de hieraan gerelateerde Europese Verdragen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan gehoor te geven aan deze wens van de gedoogpartner van dit kabinet? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over het Groenboek van Eurocommissaris Cecilia Malmström voor een Europees migratiebeleid en ziet u daarin kansen en/of bedreigingen voor de migratieplannen uit het Regeer- en Gedoogakkoord? Zo ja, wat dan? Zo nee, waarom niet?
In het proces van het Groenboek wil ik, zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd, met zoveel mogelijk lidstaten samen optrekken in een reactie richting de Commissie. Woensdag 14 december jl. is daartoe een consultatiebijeenkomst op ambtelijk niveau georganiseerd, waarbij alle lidstaten waren uitgenodigd. Daarbij is door 19 lidstaten gesproken over de betekenis van gezinsmigratie en de knelpunten en mogelijke oplossingen in het migratiebeleid. Door zoveel mogelijk afgestemde reacties naar de Commissie te sturen, bestaat er meer kans dat de Commissie daadwerkelijk tot de conclusie komt dat de huidige richtlijn onvoldoende aansluit bij de uitdagingen van vandaag en dat aanpassing noodzakelijk is. Op 1 maart a.s. zal bekend zijn welke reacties de Commissie heeft ontvangen. Vervolgens is het aan de Commissie om het initiatief te nemen tot herziening van de huidige richtlijn.
Deelt u de mening dat immigratiebeleid niet alleen een nationale aangelegenheid is, maar vooral ook op Europees niveau geregeld moet worden? Zo ja, welke rol ziet u voor uzelf weggelegd in de Europese Unie? Zo nee, wat betekent dit voor de Nederlandse inzet in de Europese Unie?
Ja. Ik heb in mijn functie als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel al meerdere gesprekken gevoerd met mijn collega’s zowel in de JBZ-Raad, en marge van de JBZ-Raad en tussen de Raden. Ik merk dat positief wordt gereageerd, zowel ten aanzien van de open houding die ik heb aangenomen in het neerleggen van de Nederlandse standpunten in het position paper, als de houding die ik aanneem in het willen luisteren naar de standpunten van andere lidstaten. Ik ben verheugd dat ik een bijdrage kan leveren aan de noodzakelijke dialoog over de problemen die lidstaten tegenkomen op het terrein van migratie en asiel en de mogelijke oplossingen die op Europees of nationaal niveau nodig zijn.
Bent u van mening dat dergelijke uitspraken van de gedoogpartner een verkeerd beeld geven van Nederland op het internationale toneel? Zo ja, bent u bereid om met de gedoogpartner in gesprek te gaan over het imago van Nederland in het buitenland? Zo nee, waarom niet?
Mijns inziens bestaat hiertoe geen noodzaak. In geen van de gesprekken met mijn buitenlandse collega’s heb ik overigens vragen gekregen over het imago van Nederland of anderszins te maken gehad met een negatieve beeldvorming.
De door het RIVM aangespannen bodemprocedure tegen de huisarts H.van der Linde |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en prof. Dr. R.A.Coutinho huisarts H. Van der L. voor de rechter dagen vanwege zijn uitspraken in de media over het RIVM en de heer Coutinho inzake de griepvaccinatie? Wat is uw mening over deze stap van het RIVM?1
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Bent u met het RIVM en de heer Coutinho van mening dat de heer Van der L. «met zijn uitspraken ongegrond en welbewust het vertrouwen van de bevolking in de bescherming van de volksgezondheid door het RIVM schaadt» en dat dit «ernstige maatschappelijke gevolgen kan hebben voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma, bij de bestrijding van een uitbraak van een inefectieziekte of bij een milieucalamiteit»?2
Ja. Zie mijn beantwoording van de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Deelt u de mening dat de werkzaamheid van de griepprik onderwerp is van een wetenschappelijke discussie, aangezien uit wetenschappelijke onderzoeken niet blijkt dat de werkzaamheid van de griepprik onomstotelijk kan worden vastgesteld?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Waarom is door het RIVM gekozen voor een tijdrovende en kostbare bodemprocedure die jaren kan duren, terwijl het RIVM deze stap juist neemt vanwege de vermeende acute dreiging van het ondermijnen van het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma? Vind u de gevolgen van deze stap voor de heer Van der L., zowel financieel als maatschappelijk, in verhouding staan tot zijn uitspraken? Zo ja, waarom?
Voor de inhoudelijke argumenten om te kiezen voor een bodemprocedure verwijs ik u ook naar mijn antwoorden op de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739).
Hieraan wil ik nog toevoegen dat het verschil tussen een bodemprocedure en een kort geding eerder enkele maanden is dan enkele jaren. De kosten bestaan met name uit advocatenkosten. Deze hangen af van de omvang van de eis en de argumentatie in relatie tot de complexiteit van het geschil en de advocatentijd die afhankelijk daarvan nodig is. In deze zaak zouden vanuit het RIVM in beide procedures de weerlegging van beschuldigingen en de eis met eenzelfde omvang en diepgang van argumentatie benaderd zijn.
De heer Van der L. vervult een maatschappelijke positie die maakt dat aan zijn uitspraken een zodanig gezag in de publieke opinie wordt toegekend, dat een procedure ten behoeve van een uitspraak voor recht daarmee naar mijn mening in verhouding staat. Daarbij neem ik tevens in ogenschouw dat hem tot twee keer toe de gelegenheid is gegeven om zijn onterechte aantijgingen terug te nemen, zonder te treden in zijn recht om kritiek te uiten op het Nationaal programma griepvaccinatie.
Deelt u voorts de mening dat het feit dat het RIVM, cq de heer Coutinho een bodemprocedure zijn begonnen een gemiste kans betekent om een maatschappelijk belangrijke discussie te voeren over de status van wetenschappelijk bewijs, belangenverstrengeling in de wetenschap, de invloed van de farmaceutische industrie en het blootstellen van de bevolking aan onbewezen cq onvoldoende bewezen preventiemaatregelen? Zo nee, waarom niet? Vind u dat deze discussie wel gevoerd moet worden?
Zoals ik in mijn beantwoording van de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739) heb aangeven, vind ik dat het voeren van een open debat past binnen de beginselen van een democratische samenleving, welke ik vanzelfsprekend ondersteun en toejuich. Door de onafhankelijkheid van de directeur van het CIb ter discussie te stellen worden zijn argumenten in dit debat a priori als inferieur weggezet. Dit schaadt naar mijn mening de kwaliteit van het debat en mogelijk het belang van de volksgezondheid. Ik vind dat de Nederlandse bevolking moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de heer Coutinho en van het RIVM als gezaghebbend (overheids)instituut. De huidige rechtsgang moet helderheid brengen over de aantijgingen van belangenverstrengeling, waardoor het wetenschappelijk debat in zijn volledigheid kan plaatsvinden.
Van de eerste drie door u genoemde onderwerpen vind ik dat deze altijd onderwerp van kritische maatschappelijke aandacht moeten en mogen zijn. Ik denk daarbij echter niet in de eerste plaats aan het RIVM als aanjager van het debat, maar veeleer aan gremia als de wetenschappelijke verenigingen, de academische onderzoeksinstituten en Universiteiten, en aan de wetenschapsjournalistiek.
Ten aanzien van de keuze voor preventiemaatregelen verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Is het waar dat de heer Coutinho is benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, waar hij betrokken is bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins namelijk MSD en GlaxoSmithKline? Zo ja, vindt u dat iemand die een belangrijke vertrouwensfunctie heeft in de publieke gezondheidszorg ook betrokken kan zijn bij projecten die betaald worden door de farmaceutische industrie?
De heer Coutinho is in mei 2011 door de Universiteit van Utrecht benoemd tot hoogleraar. Hij is aangesteld bij het Universitair Medisch Centrum, dat ook zijn leerstoel bekostigt. Zie voorts de beantwoording van de vragen van het lid Van Gerven (2011Z23739).
De heer Coutinho is niet betrokken bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins, zoals MSD of GlaxoSmithKline.
Wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de concrete uitvoering van de motie-Arib inzake een register waarin de banden tussen artsen en onderzoekers enerzijds en de farmaceutische industrie anderzijds staan geregistreerd en openbaar toegankelijk zijn?3
Tijdens het debat over de Mexicaanse griep in september heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de motie Arib. Het transparantieregister zal in het eerste kwartaal van 2013 operationeel en via internet raadpleegbaar zijn. De precieze details van de regelgeving en het register worden momenteel uitgewerkt. Ik verwacht u voor de zomer van 2012 nader daarover te kunnen informeren.
Het bericht dat het UMC Utrecht voornemens is een eicelbank te openen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht voornemens is volgend jaar een eicelbank te openen waar vrouwen eicellen kunnen doneren? Bent u van mening dat dergelijke initiatieven binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving dienen te blijven? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb kennis genomen van dit initiatief. Uiteraard dient de uitvoering van dergelijke initiatieven altijd binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving te blijven.
Wat is uw opvatting over het voornemen van de initiatiefnemers van deze eicelbank om vrouwen een vergoeding van ongeveer 1000 euro te bieden? Bent u van mening dat 1000 euro een redelijke onkostenvergoeding is voor het doneren van eicellen, of deelt u de mening dat hiermee een verschuiving richting commerciële eiceldonatie plaatsvindt? Wilt u uw antwoord toelichten? Past dit binnen de regels van de wet, waarbij slechts eiceldonatie «om niet» mag plaatsvinden?
Volgens artikel, 5, tweede lid, van de Embryowet dient eiceldonatie «om niet» te geschieden, waarbij artikel 27 van de Embryowet bepaalt dat het is toegestaan de kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van de handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht te vergoeden. Een onkostenvergoeding van € 1000,- is volgens het UMC Utrecht redelijk en gepast, gezien de tijd die het kost en de belasting die eiceldonatie met zich meebrengt. De beroepsgroep heeft nog geen formeel standpunt bepaald over de hoogte van de vergoeding voor eiceldonatie. Navraag bij de beroepsgroep geeft aan dat een bedrag tussen de € 500,- en € 1000,- redelijk is. Ik wacht het formele standpunt over de hoogte van het bedrag af en bepaal op basis daarvan of dit bedrag inderdaad een rechtstreeks gevolg is van de «handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht».
Is het waar dat de initiatiefnemers voornemens zijn vrouwen met een kinderwens tot 50 jaar te helpen? Waar is deze leeftijdsgrens op gebaseerd en hoe verhoudt deze zich tot de vigerende wetgeving en de stand van de medische wetenschap? Vindt u dit een wenselijke leeftijdsgrens?2
Nee, de initiatiefnemers houden zich, conform het modelreglement bij de Embryowet aan de leeftijdsgrens van 45 jaar voor de acceptor bij IVF met gedoneerde eicellen. De beroepsgroep geeft als reden voor deze grens het verhoogde medische risico voor moeder en kind. De beroepsgroep evalueert de richtlijnen en protocollen regelmatig en past ze waar nodig aan nieuwe wetenschappelijke inzichten aan. Op dit moment ziet de beroepsgroep op basis van internationaal medisch-wetenschappelijk onderzoek onvoldoende aanleiding om de leeftijdsgrens voor eiceldonatie in Nederland te verhogen.
Hoe zal de hulp bij een kinderwens door deze kliniek worden gefinancierd? Op welke wijze wilt u tweedeling in de toegankelijkheid van deze zorg op basis van iemands financiële positie voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De eerste drie IVF behandelingen, is zorg die wordt vergoed vanuit het basispakket en is dus voor iedereen toegankelijk. Dat geldt ook voor IVF waarbij gebruik gemaakt is van eiceldonatie.
Deelt u de mening dat het initiatief van het UMC Utrecht niet eerder van start mag gaan dan nadat de Kamer heeft gesproken over uw aangekondigde nota over onder meer eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bewerkstelligt u dit?
Het doneren van eicellen ten behoeven van een ander is niet nieuw en past binnen onze wet- en regelgeving. Wat met dit initiatief ter discussie staat is de hoogte van de vergoeding. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat niet Europese maar nationale regelgeving leidend moet zijn als het gaat om eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt uw opvatting zich tot de uitspraken van gynaecoloog Fauser?1
Er is geen specifieke Europese wetgeving die betrekking heeft op de toelaatbaarheid van eiceldonatie of de daarvoor betaalde vergoeding. Artikel 21 van het Verdrag inzake de bescherming van de mens met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde (VRMB) van de Raad van Europa bepaalt dat het menselijk lichaam en zijn bestanddelen, als zodanig, niet mogen dienen tot verkrijging van financieel voordeel. In de toelichting bij het VRMB is opgenomen dat vergoeding van onkosten of verlies aan inkomen wel is toegestaan. Hoewel het VRMB niet door Nederland is geratificeerd, is de Nederlandse regelgeving voor donatie van eicellen en ander lichaamsmateriaal in overeenstemming met dit uitgangspunt. Zie mijn antwoord op vraag 2.
De verhuur van koopwoningen |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft de u kennisgenomen van het artikel «Koophuizen uit nood in verhuur»?1
Herkent u de problematiek wordt gesignaleerd, en zo? Zo ja, hoe groot is de problematiek en wat zijn de gevolgen?
Het artikel meldt dat volgens de Stichting Tijdelijk Twee Woningen veel woningeigenaren bij bemiddeling door makelaars bij de tijdelijke verhuur van hun te koop staande woning in de problemen komen, omdat makelaars niet alleen een hoge vergoeding vragen maar ook niet op de hoogte zijn van de regelgeving en niet de juiste vergunningen en contracten regelen. De NVM bestrijdt dit.
In 2009, na het uitbreken van de kredietcrisis, is duidelijk geworden en onderkend dat woningeigenaren die een nieuwe woning hadden gekocht maar de oude woning nog niet hadden verkocht, de oude woning tijdelijk (tot de verkoop) moeten kunnen verhuren om hun dubbele woonlasten te verlichten.
De Leegstandwet biedt daarvoor de gelegenheid. Deze mogelijkheid was echter niet breed bekend, omdat woningen tot die tijd vlot van de hand gingen. Daarom heeft mijn ambtsvoorganger in 2009, samen met de VNG en Vereniging Eigen Huis, bekendheid gegeven aan de mogelijkheid voor tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die de Leegstandwet biedt. Op de website van de rijksoverheid staat informatie over tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet en ook Vereniging Eigen Huis en VNG hebben op hun website uitgebreid aandacht besteed aan tijdelijke verhuur van te koop staande woningen via de Leegstandwet. Deze informatie is nog steeds te raadplegen.
Deelt u de mening dat het hier gaat om huurovereenkomsten van de tweede te koop staande woningen, die niet vallen onder de verregaande huurbescherming? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Bij verhuur van te koop staande woningen biedt de Leegstandwet inderdaad de mogelijkheid om die woningen zonder huurbescherming voor de huurder te verhuren.
Kan de conclusie worden getrokken dat de Leegstandswet in feite niet naar behoren functioneert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
Nee, die conclusie valt niet uit het artikel uit het Algemeen Dagblad te trekken. Wel zou het kunnen zijn dat niet alle makelaars op de hoogte zijn van de Leegstandwet en de mogelijkheid van tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die deze wet biedt. Ik zal de makelaars via hun koepels informeren over de Leegstandwet en de mogelijkheid die deze wet biedt om een te koop staande woning zonder huurbescherming van de huurder tijdelijk te verhuren.
Bent u bereid omin uw antwoord in te gaan op de motie De Boer/Ortega-Martijn inzake de versoepeling van de regels van de Leegstandswet?2 Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de Begroting 2012 van Binnenlandse Zaken op 17 november 2011, wordt in de brief over Huur op Maat nader ingegaan op de mogelijkheden voor versoepeling van de regels van de Leegstandwet. Deze brief bevat op een aantal punten voorstellen voor versoepeling van de Leegstandwet. Ik verwijs u hiervoor graag naar deze brief.
Zorgverzekeraars die met cadeautjes en kortingen verzekerden proberen te lokken |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stunts die zorgverzekeraars uithalen om verzekerden te lokken of aan zich te binden? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Met het oog op 1 januari, het moment waarop verzekerden jaarlijks van zorgverzekeraar kunnen wisselen, zijn zorgverzekeraars onlangs begonnen met hun reclamecampagnes om verzekerden voor zich te winnen. Zorgverzekeraars maken reclame via televisie en radio, maar zij proberen ook verzekerden te verleiden via het aanbieden van cadeaus. De strategie van zorgverzekeraars om meer verzekerden te krijgen, is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen en ligt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Bent u van mening dat dit wenselijk is in het kader van de ordening van de zorgverzekeringsmarkt? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, wat gaat u doen om deze omkoperij te stoppen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel geld spenderen de zorgverzekeraars in totaal aan wervingsactiviteiten voor 2012, zoals het uitdelen van cadeaubonnen en het stunten met kortingen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, hoe kunt u dan ooit nog met gezag spreken over uit de hand lopende zorgkosten? Zo ja, wanneer kan de Kamer de uitkomsten verwachten?
Het is mij niet bekend hoeveel geld de zorgverzekeraars spenderen aan wervingsactiviteiten en ik zie ook geen noodzaak om dit uit te zoeken.
Zorgverzekeraars bepalen zelf op welke manier zij reclame willen maken dan wel welk budget zij hieraan willen besteden. Zorgverzekeraars maken hierin strategische keuzes waarbij uiteraard ook rekening wordt gehouden met in hoeverre dergelijke uitgaven invloed hebben op de premie en daarmee hun concurrentiepositie.
Hoeveel procent van de premie wordt besteed aan de reclame, marketing en promoactiviteiten van de zorgverzekeraars? Indien u dit niet weet, bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het gegeven dat vele mensen zich irriteren aan de hoeveelheid en de agressiviteit van reclamemaken van de zorgverzekeraars in de tijd dat mensen een nieuwe zorgpolis kunnen afsluiten? Wat is uw mening over het reclamebombardement?
Ik heb hier geen signalen over vernomen. De burger maakt zelf een afweging of hij al dan niet gebruik wil maken van het aanbod van een zorgverzekeraar. Zoals aangegeven bij mijn reactie op vraag 1 en 2 is de wijze waarop een zorgverzekeraar reclame maakt zijn eigen verantwoordelijkheid. Overigens vind ik het wel van belang dat verzekerden de zorgverzekeringen goed met elkaar vergelijken en zich niet te snel laten verleiden door eenmalige acties. Voor het vergelijken van polissen kunnen verzekerden gebruik maken van diverse vergelijkingssites op internet, waaronder Kiesbeter.nl.
Bent u bereid in te grijpen in de hoeveelheid promotie, reclame en cadeautjes, indien deze een premieopdrijvend effect blijken te hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer informeren over de criteria, wanneer ingegrepen zal worden en de werkwijze van ingrijpen?
Ik zie geen reden om op dit moment in te grijpen, zie ook mijn antwoord op vragen 3 en 4. Verder houdt de NZa op grond van de Wmg toezicht op de informatieverstrekking en overige gedragingen door zorgverzekeraars, waaronder reclame-uitingen (artikel 40 van de Wmg). Zorgverzekeraars moeten informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op een zodanige wijze openbaar maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. De informatie betreft in elk geval de premies en de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten. Ook moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens de Wmg, de Zvw of de AWBZ. Deze informatie mag ook niet misleidend zijn. De NZa geeft invulling aan artikel 40 Wmg door de uitgifte van een richtsnoer (richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten»), waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie. Als de NZa constateert dat er sprake is van onjuiste informatieverstrekking kan zij handhavend optreden.
Bent u van mening dat de uitspattingen met cadeaus, premiekortingen en andere voordeeltjes gepast zijn nu de burger een steeds hogere premie moet betalen voor per saldo een steeds kleiner pakket? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de stunts van zorgverzekeraars aantonen dat zij erg goed bij kas zitten, en dat de 2 miljard euro reserves die bij de zorgverzekeraars op de plank liggen wellicht voor iets zinvollers kunnen worden aangewend? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vragen 3 en 4 is de strategie van zorgverzekeraars om verzekerden naar zich toe te trekken een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders zoals geschetst bij mijn antwoord op vraag 6 en 7. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en zo ja hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Wat is uw opvatting over het feit dat de zorgverzekeraars zich richting potentiële verzekerden niet, zoals u heeft verwacht, profileren op basis van zorgkwaliteit, maar zich bedienen van spiegeltjes en kraaltjes om verzekerden te lokken? Deelt u de mening dat de hele marktwerking in de zorgverzekeringsmarkt een farce is en rap beëindigd moet worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en vraag 8. Ik deel uw mening over de zorgverzekeringsmarkt niet. Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkopers van zorg ten behoeve van hun verzekerden de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg bevorderen. Ik constateer dat zorgverzekeraars deze rol steeds meer oppakken, door bijvoorbeeld het selectief inkopen van zorg.
Een nieuwe Nigeriaanse anti-homowet |
|
Johan Driessen (PVV), Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Senaat Nigeria neemt anti-homowet aan»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat een land waar in 12 provincies de sharia is ingevoerd en waar federaal het ijveren voor gelijke rechten voor homo's strafbaar wordt gesteld, per definitie homofoob is?
De sharia is in 12 noordelijke deelstaten van Nigeria ingevoerd naast het geldende federale juridische systeem. Niet-moslims kunnen gebruik maken van het federale rechtssysteem en kunnen niet gedwongen berecht worden via de sharia. Homoseksualiteit was al verboden in de Nigeriaanse federale wetgeving uit 1916.
De nieuwe wet zou een verdere verslechtering betekenen voor de positie van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s).
Bent u van mening dat de uitspraak en oproep tot geweld van senator Baba-Ahmed Yusuf Datti, dat «zulke elementen in de samenleving moeten worden gedood», meer dan verwerpelijk is? Zo nee, waarom niet?
Een oproep zoals in het desbetreffende artikel aan senator Baba-Ahmed Yusuf Datti wordt toegeschreven is onaanvaardbaar.
Klopt het dat naast deze meest recente federale anti-homowetgeving, in de provincies waar de sharia van kracht is de doodstraf staat op homoseksualiteit?
In de 12 deelstaten waar de sharia-wetgeving van kracht is, staat maximaal de doodstraf op homoseksuele daden door moslimmannen. De doodstraf is in Nigeria nog nooit uitgevoerd voor dit feit. Nederland is tegen de doodstraf.
Bent u bereid in internationaal verband (bij de EU, VN en Wereldbank) te pleiten voor het stopzetten van alle ontwikkelingshulp aan deze door de sharia besmette staat waar homohaat aan de orde van de dag is? Zo nee, waarom niet?
Nederland wijst discriminatie op elke grond af, inclusief discriminatie op grond van seksuele oriëntatie. Bescherming van de rechten van LHBT’s is een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland onderhoudt geen ontwikkelingsrelatie met de Nigeriaanse overheid. Wel financiert de Nederlandse ambassade in Abuja een programma op het gebied van mensenrechten, waaronder rechten van LHBT’s.
Daarnaast voert Nederland in EU-verband een brede dialoog met de Nigeriaanse overheid. Mensenrechten vormen een belangrijk onderdeel van deze dialoog. Ook voert de EU een meerjarig ontwikkelingsprogramma uit in Nigeria dat direct gericht is op goed bestuur, mensenrechten, vredesprocessen en handel.
Juist omdat deze Nederlandse en multilaterale hulpgelden direct of indirect bijdragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie is het afschaffen van deze hulpgelden niet bevorderlijk voor de positie van LHBT’s en de mensenrechtensituatie in het algemeen.
Verhoging van boetes |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verkeersboetes lopen fors op in 2012»?1
Ja.
Kloppen de nieuwe tarieven, zoals weergegeven in bovengenoemd bericht, waaronder 340 euro voor het veroorzaken van onnodig geluid? Zo nee, kunt u direct een correct overzicht doen toekomen?
De feiten en bijbehorende tarieven zijn als bijlage opgenomen bij de Wet
Administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Op 22 september jongstleden heb ik het ontwerpbesluit met alle nieuwe tarieven in het kader van de voorhangprocedure naar uw Kamer gestuurd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 398, nr. A). Het klopt dat de boete voor het onnodig geluid maken als bestuurder van een motorvoertuig 340 euro bedraagt. In tegenstelling tot sommige berichten in de media gaat het hier echter om een ander feit dan onnodig claxonneren, waar volgend jaar een boete van 85 euro voor staat.
Bent u van mening dat de verkeersboetes nog in verhouding zijn, ook met het oog op bijvoorbeeld een boete voor winkeldiefstal? Zo ja, waarom?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de hoogte van verkeersboetes in relatie tot andere boetes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1756).
Deelt u de mening dat differentiëren nog meer dan nu het geval is het uitgangspunt moet zijn? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Wanneer? Zo nee, waarom niet?
De in het antwoord op vraag 2 genoemde tariefsverhoging voorziet al in belangrijke mate in een gerichte boeteverhogingen in het bijzonder voor grote verkeersovertredingen. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om de tarieven verder te differentiëren.
De ter dood veroordeelde Reggie Clemons |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie van de ter dood veroordeelde Reggie Clemons uit de Verenigde Staten?1
Ja.
Deelt u de mening dat landen waar men de doodstraf nog uitvoert de universele mensenrechten schenden? Zo nee, waarom niet?
In artikel 3 van de Universele verklaring voor de Rechten van de Mens wordt gesteld dat iedereen het recht heeft op leven. Daarnaast heeft Nederland evenals 72 andere staten het Tweede Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten geratificeerd. Dit protocol bepaalt dat staten zijn gehouden iemand die ter dood is veroordeeld niet te executeren en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de doodstraf af te schaffen en hierover te rapporteren. De Verenigde Staten van Amerika hebben dit Tweede facultatief protocol niet geratificeerd. Nederland zal blijven aandringen bij de autoriteiten van de Verenigde Staten op het afschaffen van de doodstraf, dan wel een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als eerste stap naar afschaffing.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de gelegenheid gebruikt gemaakt de uitvoering van de doodstraf ter sprake te stellen? Zo nee, waarom niet?
Bij bezoek aan het Witte Huis is niet over de doodstraf gesproken. Algemene politieke punten met betrekking tot het onderwerp de doodstraf worden continue via de EU bij de federale overheid aangekaart. Zo wordt dit onderwerp consequent aan de orde gesteld in de EU-VS mensenrechten consultaties.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de mogelijkheid gebruik gemaakt te kennen te geven dat Nederland de uitvoering van de doodstraf ziet als een schending van de mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er door of namens de regering op enigerlei wijze aandacht geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt? Zo nee, waarom niet?
De zaak van Reggie Clemons heeft mijn aandacht. De tenuitvoerlegging van de terdoodveroordeling van de heer Clemons werd in juni 2009 door het hooggerechtshof van Missouri aangehouden. Het hof wees vervolgens een speciale aanklager (een rechter) aan die het bewijs in deze zaak opnieuw onderzoekt. Begin maart 2012 staat de volgende zitting gepland. Aangezien deze zaak nog in behandeling is bij het Hooggerechtshof van Missouri, heeft de Nederlandse regering geen aandacht gevraagd voor deze zaak en wil daarbij ook niet vooruitlopen op een eventuele uitkomst.
Indien er door of namens de regering aandacht is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt, kunt u aangeven welk effect dit gehad heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering aandacht gevraagd voor de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering duidelijk gemaakt dat zij de uitvoering van de doodstraf afkeurt?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, wanneer er tot op heden geen aandacht door of namens de Nederlandse regering is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke andere maatregelen heeft u genomen om de aandacht te vestigen op de situatie van Reggie Clemons, het voornemen tot uitvoering van de doodstraf in deze situatie en de strijdigheid hiervan met de universele verklaring van de rechten van de mens?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer en op welke wijze heeft u in deze situatie contact gehad met uw Europese ambtsgenoten om in deze zaak aandacht in Europees verband te vragen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in andere vergelijkbare zaken in de VS waarbij de mensenrechten worden geschonden deze onder de aandacht te brengen van de Amerikaanse regering? Zo nee, waarom niet?
Iedere zaak dient op zijn merites te worden beoordeeld.
Nederland zet zich in voor de afschaffing van de doodstraf en spreekt hierbij ook de VS aan. Uitgangspunt is dat Nederland zich aansluit bij de EU-interventies.
Bent u bereid uw afkeuring over de uitvoering van de doodstraf in het algemeen en in deze zaak in het bijzonder openlijk uit te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht dat vis niet meer kan leven in het IJsselmeer |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekent met het artikel «Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer»?1
Ja.
Waar baseren onderzoeksinstituut IMARES en de overheid hun fosfaatstandpunt op als IMARES geen onderzoeken doet naar oorzaken en gevolgen?
Uit waarnemingen van landelijke en regionale meetnetten is geconstateerd dat de fosfaatbelasting en de fosfaatgehalten in het IJsselmeer de laatste 20 jaar zijn afgenomen als gevolg van maatregelen in het Rijnstroomgebied. Het doel van de vermindering van de fosfaatbelasting is de verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit is dan ook sterk verbeterd, zij het dat de fosfaatgehalten nog steeds te hoog zijn in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water. Fosfaten bevorderen eutrofiëring; zij bemesten het water. Dit heeft invloed op het ecosysteem, dus ook de aard van de visbestanden. Mede onder verwijzing naar vraag 4, er wordt onderzoek uitgevoerd naar ook de rol van fosfaten op het ecosysteem. De vermindering van de fosfaatbelasting beïnvloedt de productiviteit van het IJsselmeer, maar een goede waterkwaliteit is met name ook van belang voor drink- en landbouwwatervoorziening, recreatie en natuur.
Deelt u de mening dat vissers die dagelijks op het water zijn en hun brood met vissen verdienen een beter beeld op de visstand hebben dan de IMARES biologen die eens in de zoveel tijd monitoren?
De bevindingen van vissers zijn waardevol en de praktijkervaringen dragen bij aan de wetenschappelijke onderzoeksgegevens van bijvoorbeeld het instituut Imares. Ten behoeve van het op elkaar afstemmen van de ervaringen en gegevens zijn in de zeevisserij meerjarige onderzoekssamenwerkingsprojecten opgezet die zonder meer tot een verbeterd onderling begrip hebben geleid. Ook in het project «Kenniskringen» zijn er specifiek op de binnenvisserij gerichte activiteiten waarbij onderzoekers en vissers hun kennis inbrengen en delen.
Deelt u de mening dat een eerder door de fractie van de PVV voorgestelde test met fosfaten in het water duidelijkheid kan geven over de effecten van fosfaten op de visstand?
Bent u bereid om in het belang van de visstand en de visserij een dergelijke fosfaattest alsnog uit te voeren?
In het licht van bovenstaande ben ik niet voornemens een onderzoek naar de effecten van fosfaattoediening op het IJsselmeer uit te voeren of te financieren.