Het straffen en behandelen van grafschennisplegers |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u toelichten waarom er op vernieling van «enig goed» (artikel 350 Wetboek van Strafrecht) een hogere straf staat dan op het vernielen of schenden van een graf?1
Artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht stelt straf op het opzettelijk schenden van een graf en op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig op een begraafplaats opgericht gedenkteken. Op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van een graf of gedenkteken dat toebehoort aan een bekende eigenaar is artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk. De (lagere) straf die artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt, ziet dan ook op uitsluitend de vernieling of beschadiging van gedenktekenen op begraafplaatsen die geen bekende eigenaar hebben of het schenden van een graf voor zover daarbij geen sprake is van beschadiging of vernieling. De strafwetgever heeft geoordeeld dat bedoelde gedragingen onder die omstandigheden in ernst beneden de zwaarte van het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht blijven en daarom artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht van een lager strafmaximum voorzien. Als gezegd is de vernieling van graven en grafstenen die aan iemand toebehoren strafbaar als vernieling van «enig goed» op grond van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht en wordt dat feit derhalve bedreigd met een hogere straf dan die welke voor artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht geldt.
Als een vernieling openlijk en in vereniging is gepleegd is ook artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk, waarop eveneens een hogere strafbedreiging staat.
Waarom is ervoor gekozen om eenvoudige vernieling wel en grafschennis niet toe te voegen aan de opsomming van artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering als gevolg waarvan iemand die een graf schendt of vernielt niet in voorlopige hechtenis kan worden genomen?
In artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering worden de strafbare feiten opgesomd waarvan de wetgever het wenselijk heeft geacht dat daarvoor een bevel tot voorlopige hechtens kan worden gegeven terwijl op deze strafbare feiten een gevangenisstraf van minder dan vier jaar is gesteld. Tot die strafbare feiten behoort ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Waarom de wetgever aan bedoelde opsomming van strafbare feiten niet ook artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegevoegd, is niet bekend omdat dit nooit is overwogen. Zoals in het antwoord op vraag 1 reeds is aangegeven, levert vernieling van een graf of grafschennis evenwel meestal ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht of van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht op, zodat alsdan voorlopige hechtenis wel mogelijk is.
Bent u bekend met het feit dat politieagenten hierdoor in de praktijk soms te weinig tijd hebben om vast te stellen of de grafschennispleger reeds bekend is bij geestelijke gezondheidszorg en/of andere hulpverleners, terwijl het vaak gaat om mensen met psychische problemen? Bent u bekend met het feit dat hierdoor personen die grafschennis gepleegd hebben en overduidelijk (gedwongen) hulp nodig hebben soms weer vroegtijdig zonder behandeling vrijgelaten moeten worden?
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt behoort voorlopige hechtenis meestal wel tot de mogelijkheden. Daarnaast kan het openbaar ministerie of de rechter in het kader van de strafoplegging de reclassering vragen een advies uit te brengen. De reclassering zal daarbij aandacht besteden aan de vraag of geestelijke gezondheidszorg als voorwaarde of onderdeel van de straf aangewezen is. Een dergelijke voorwaarde kan bijvoorbeeld bij een strafbeschikking of voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een reclasseringsadvies kan worden aangevraagd in het kader van de bestraffing van alle strafbare feiten (dus ook voor een bestraffing van het misdrijf van artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht).
Uit het vorenstaande blijkt dat indien behandeling noodzakelijk wordt geacht daarvoor zorggedragen kan worden, ofwel als onderdeel of voorwaarde van de op te leggen straf ofwel in het geval de verdachte in voorlopige hechtenis is genomen, als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Volledigheidshalve wordt hier vermeld dat als aan de criteria van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) is voldaan, gedwongen opname en hulp op grond van een inbewaringstelling door de burgemeester of op grond van een rechterlijke machtiging ook tot de mogelijkheden behoort. De Wet bopz wordt vervangen door het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32 399) op grond waarvan ook ambulante gedwongen zorg mogelijk wordt.
Welke maatregel zou genomen kunnen worden om dit probleem op te lossen? Bent u bereid met voorstellen hiertoe te komen?
Zie antwoord vraag 3.
Mogelijke belastingontwijking door de NS |
|
Farshad Bashir |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Is het waar dat de financiële tak van NS, NS Financial Services Co, in Dublin is gevestigd, zoals wordt gemeld in het artikel op de website van de Railway Gazette van 6 juli 2012?1
Ja.
Wat is de reden van het feit dat dit onderdeel van NS in Dublin is gevestigd?
Halverwege de jaren 90 ontstond voor de NS het risico dat ze zou blijven zitten met overbodig materieel als het concern het vervoer in een bepaald gebied niet meer mag verzorgen, met ongewenste kapitaalvernietiging tot gevolg. Om dit risico te scheiden van de overige activiteiten van de NS was oprichting van een apart bedrijf wenselijk. Door dit bedrijf te laten functioneren als een leasemaatschappij zouden niet alleen andere concessiehouders eenvoudiger gebruik kunnen maken van het door de NS aangeschafte rollend materieel, maar werd ook het risico op kapitaalvernietiging verkleind. Het bedrijf is in Ierland gevestigd vanwege het gunstige investeringsklimaat voor leasemaatschappijen in dit land.
Sinds wanneer is dit bedrijfsonderdeel gevestigd in een ander land dan Nederland?
Vanaf de oprichting in 1998 is de vestigingsplaats Dublin geweest.
Heeft u hiervoor via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders toestemming gegeven? Zo ja, wanneer en waarom?
De oprichting van deze dochteronderneming viel niet onder de statutaire goedkeuring van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
Is het waar dat NS Financial Services Co in Ierland belasting afdraagt in plaats van in Nederland? Om hoeveel geld gaat dit?
De geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen staat eraan in de weg informatie over individuele belastingplichtigen openbaar te maken.
Hoe hoog is de belastingopbrengst die de Nederlandse Staat jaarlijks misloopt door de vestiging van NS Financial Services Co in het buitenland? Hoeveel bedraagt de totale belastingopbrengst die Nederland is misgelopen door de vestiging van NS Financial Services Co in het buitenland?
Zie antwoord vraag 5.
Welke invloed heeft de buitenlandse vestiging van NS Financial Services Co op de hoogte van het dividend dat NS jaarlijks afdraagt aan de Nederlandse Staat? Indien NS Financial Services Co in Nederland gevestigd zou zijn, zou dan het bedrag aan dividend samen met de te betalen belasting in Nederland niet hoger zijn geweest dan het dividend dat nu ontvangen wordt? Kunt u hier uitgebreid op ingaan in uw antwoord?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de buitenlandse vestiging van NS Financial Services Co invloed, zowel in directe als in indirecte zin, op de maximale hoogte van de uit te keren bonussen aan het bestuur van NS? Zo ja, welke invloed heeft de buitenlandse vestiging van NS op de hoogte van de bonussen voor het bestuur van NS?
Nee.
Vindt u het gerechtvaardigd dat de belasting die NS afdraagt in het buitenland niet ten goede kan komen aan beter openbaar vervoer in Nederland?
De afdrachten van in Nederland door belastingplichtigen afgedragen belastinggelden zijn niet op voorhand geoormerkt om aan bepaalde doeleinden uitgegeven te worden; het is derhalve niet te zeggen of door NS in Nederland afgedragen belastingen ten goede komen aan beter openbaar vervoer.
Bent u bereid om actie te ondernemen zodat NS belasting in Nederland afdraagt? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Zoals door één van mijn voorgangers, staatssecretaris Vermeend, uiteengezet in antwoord op vragen ingediend in 1999 door het lid Van Bommel 2 staat het bedrijven in beginsel vrij om in het buitenland activiteiten te verrichten. Dit brengt met zich mee dat – voorzover het reële activiteiten betreft – deze activiteiten naar de in het desbetreffende buitenland geldende regels en tarieven zullen worden belast. Mocht het verrichten van buitenlandse activiteiten geen reële betekenis hebben, dan wordt getracht op gekunstelde wijze de Nederlandse belastinggrondslag uit te hollen. Dergelijke constructies worden door de Belastingdienst met alle beschikbare middelen bestreden.
Schending door Eritrea van het VN wapenembargo |
|
Tofik Dibi (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Eritrea via consulaten de diaspora dwingt tot het betalen van 2% van het inkomen om zo het leger in Eritrea te bekostigen?1
Deelt u de conclusies van de UN Monitoring Group dat deze praktijken tegen het VN wapenembargo tegen Eritrea (ingesteld in 2009) ingaan? Zo nee, waarom niet?
Vinden deze illegale praktijken ook in Nederland plaats door de Eritrese diplomatieke vertegenwoordiging? Bent u bereid dit uit te zoeken en regelmatig te monitoren?
Bent u bereid om: de Eritrese consul op het ministerie te ontbieden? de mogelijkheden te verkennen om juridische stappen te zetten tegen deze praktijken? uw Europese en andere collega’s aan te sporen deze zelfde stappen te zetten, zodat een collectief gecoördineerd protest plaats vindt tegen schending van het VN wapenembargo door Eritrea? Zo nee, waarom niet?
Komt deze vorm van schending van VN- of andere embargo’s door andere landen voor? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel capaciteit heeft de regering om schending van VN- of andere embargo’s op te sporen en de uitvoering ervan te handhaven? Welk ministerie coördineert handhaving van embargo’s en welke ministeries zijn erbij betrokken?
Bent u bereid om via de EU de Eritrese overheid aan te spreken op deze illegale activiteiten en hiertegen te protesteren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 1 september (ter voorbereiding van het SO over de RBZ)?
De aanslag in de Sinai-woestijn bij de grensovergang Jafa. |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Egypt's Brotherhood blames Sinai raid on Israel's Mossad» van de website van BBC World?1
Ja.
Stelt de Egyptische Moslimbroederschap dat de Israëlische Mossad achter de aanslag op de grensovergang bij Jafa zit, en wijzen de Egyptische autoriteiten naar moslimextremisten? Kunt u aangeven waar de beschuldigingen van de Moslimbroederschap op gebaseerd zijn en op welke wijze deze zijn onderbouwd?
De Egyptische Moslimbroederschap heeft op 7 augustus 2012 een verklaring gepubliceerd (zie http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=30234) waarin de mogelijkheid wordt genoemd dat de Israëlische veiligheidsdienst Mossad achter de aanslag van 5 augustus bij de grensovergang nabij Rafah heeft gezeten.
Ter onderbouwing verwijst de Moslimbroederschap voor eigen rekening onder andere naar het feit dat de Israëlische autoriteiten hun burgers enkele dagen voor de aanslag hebben gewaarschuwd voor aanslagen in de Sinaï.
Kunt u aangeven wat de positie van de Egyptische president Mursi is, in het licht van de omstandigheid dat hij lid is van de Moslimbroederschap en dat de officiële verklaring van Egypte en die van de Moslimbroederschap sterk uiteenlopen?
De Egyptische autoriteiten hebben verklaard dat de aanslag gepleegd zou zijn door terroristische elementen. Noch president Morsi noch de leden van zijn regering hebben gezinspeeld op Israëlische betrokkenheid.
President Morsi heeft kort na zijn verkiezingsoverwinning zijn lidmaatschap van zowel de Moslimbroederschap als de Freedom and Justice Party (FJP) opgezegd.
Kunt u aangeven wat op dit moment de veiligheidssituatie is in de Sinaï-woestijn, mede in het licht van de waarschuwing van de Israëlische minister van Defensie Barak voor het gevaar van de Sinai woestijn waar moslimextremisten zich ophouden en zijn kwalificatie van de aanslag als een «wake-up call» voor de Egyptische autoriteiten? In hoeverre is de veiligheidssituatie het laatste jaar gewijzigd?
De veiligheidssituatie in de Sinaï is het afgelopen jaar verslechterd. Het Egyptische leger is niet in staat geweest daar voldoende personeel en materieel te stationeren. Daar komt bij dat de bepalingen van het vredesakkoord met Israël uit 1979 aan grootschalige ontplooiing van het leger in de weg staan, hoewel daarop in bilateraal overleg uitzonderingen overeengekomen kunnen worden. Het gebrek aan gezag heeft een aanzuigende werking gehad op (internationale) jihadisten en geleid tot een toename van wapensmokkel. Na de aanslag van 5 augustus jl. hebben de Egyptische autoriteiten in overleg met Israël de militaire aanwezigheid in de Sinaï geïntensiveerd en militaire operaties gericht op mogelijke daders uitgevoerd.
Kunt u aangeven of op de belangrijke pijpleidingen in de Sinaï recentelijk nog aanslagen zijn gepleegd?
Egyptische media berichten vaak gebrekkig over gebeurtenissen in de Sinaï. Voor zover bekend, vond de laatste aanslag op een pijplijn in de Sinaï plaats op 22 juli 2012. Sinds het begin van de Tahrir-opstand op 25 januari 2011 zouden volgens lokale media 15 aanslagen hebben plaats gevonden.
Het bericht dat de NAM gebruikt maakt van fracking bij Blije |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NAM maakt scheuren in bodem Blije»?1
Ja.
Is het waar dat de NAM in dit geval gebruik maakt van fracking? Zo ja, hoe vaak wordt deze techniek toegepast in Nederland?
Het klopt dat de NAM in dit geval gebruik maakt van deze techniek. In de afgelopen 40 jaar zijn in Nederland in totaal ruim 200 putten gefract op land en op zee.
Is het waar dat de huidige vergunning van de NAM om naar gas te boren bij Blije, voldoende ruimte biedt om deze techniek te gebruiken? Zo ja, is dat altijd het geval bij vergunningen die de NAM krijgt of is in dit geval al vooraf extra ruimte geboden om eventueel fracking toe te staan?
De huidige vergunning biedt de mogelijkheid om fracs te plaatsen. Daarnaast heeft de NAM voor het plaatsen van de frac bij mij een melding gedaan conform de Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Barmm), waarvan de kennisgeving is geplaatst in de Staatscourant2 en in het lokale huis-aan-huis blad Sawn Stjerren Nijs. De gemeente Ferwerderadeel heb ik ook op de hoogte gesteld van de melding. Daarnaast is bij Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een werkprogramma ingediend.
Welke mogelijkheden krijgen omwonenden en andere belanghebbenden om eventueel bezwaar te maken tegen het gebruik van fracking? Op welke manier worden zij ingelicht?
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 3, biedt de winningsvergunning de ruimte om fracs te plaatsen. De huidige wet- en regelgeving biedt geen formele bezwaar- en beroepmogelijkheid bij het toepassen van dit soort technieken in bestaande putten.
In het antwoord op vraag 3 heb ik weergegeven hoe de omgeving van deze geplande activiteiten is ingelicht. Daarnaast heeft de NAM in deze de provincie Friesland, de gemeente Ferwerderadeel, en betreffende waterschappen en -winbedrijven rechtstreeks geïnformeerd. Omwonenden zijn op de hoogte gesteld door middel van berichten in lokale huis-aan-huis bladen. Op haar eigen website3 is tevens informatie te vinden over de aanvullende werkzaamheden.
Toezicht op de veroordeelde pedoseksueel |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Pedo vindt huis in Gelderland»?1
Ja.
Is het waar dat S. van der V. zelf een woning heeft geregeld zonder dat de reclassering daarbij betrokken was? Zo ja, is de reclassering inderdaad achteraf door S. van der V. zelf op de hoogte gesteld? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
In het bericht waar de vraag op doelt wordt gemeld dat Van der V. zelf permanente huisvesting in een gemeente in Gelderland heeft geregeld. Dat is niet het geval.
In het waar dat de rechter heeft bepaald dat de reclassering de gemeente niet mag informeren over de woonplaats van S. van der V. als er aanwijzingen zijn dat de burgemeester hem een gebiedsverbod wil opleggen? Zo ja, deel t u dan de mening dat het niet op de hoogte stellen van de burgemeester hem kan hinderen in zijn taken ten aanzien van de openbare orde en veiligheid? Zo, nee wat is er dan niet waar?
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 15 maart 2012 overwogen dat, indien er aanwijzingen zijn dat veroordeelde in een bepaalde gemeente opnieuw op grond van zijn verleden met een gebiedsverbod zal worden geconfronteerd, de wettelijke en de door de rechter opgelegde taak van de reclassering om «hulp en steun» te bieden zwaarder dient te wegen dan de afspraken die de reclassering heeft gemaakt over het informeren van gemeenten.
Dit laat onverlet dat het Openbaar Ministerie in voorkomend geval een eigen afweging maakt. Overigens is de inzet om Van der V. in goed overleg met de gemeente aan structurele huisvesting te helpen.
Herinnert u zich uw eerdere toezeggingen in verschillende debatten en antwoorden op vragen dat de burgemeester altijd geïnformeerd dient te worden over de vrijgelaten ernstige ex-zedendelinquenten die in de gemeente komen wonen? Zo ja, wat is van deze toezegging waard als blijkt dat S. van der V. zich huisvest zonder dat de burgemeester ervan wist?
Aan de toezegging met betrekking tot het informeren van het lokaal bestuur over de terugkeer van ernstige gewelds- en zedendelinquenten in de samenleving wordt op dit moment invulling gegeven. Het project Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen (Bij) richt zich op het verbeteren van de informatiepositie van burgemeesters over het vrijkomen van gedetineerden die veroordeeld zijn voor ernstige gewelds- en zedendelicten. Gemeenten kunnen zich aansluiten bij het project, zodat burgemeesters bij verlof en einde detentie of tbs-maatregel tijdig worden geïnformeerd. Daarmee wordt beoogd het handelingsperspectief van de burgemeester bij het voorkomen van verstoring van de openbare orde en veiligheid te verbeteren.
Van der V. is inmiddels echter al meer dan 2,5 jaar geleden in vrijheid gesteld en valt dus niet onder deze informatiestroom, die ook niet bedoeld is als «volgsysteem».
Wat is precies de huidige procedure met betrekking tot huisvesting van vrijgelaten ex-zedendelinquenten? Wie informeert wie? Wie is eindverantwoordelijk?
In het Samenwerkingsmodel Nazorg (ex-)gedetineerden heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie met de VNG afgesproken dat iedere ex-gedetineerde burger na afloop van zijn detentie beschikt over een eerste vorm van onderdak en, indien mogelijk, over een stabiele woonsituatie. Om informatie over huisvesting van een gedetineerde al tijdens detentie te kunnen delen met de gemeente is er een Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) waarvan de Penitentiaire Inrichtingen en de gemeenten gebruik maken.
Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de burger zelf om voor definitieve huisvesting te zorgen. De gemeente kan haar burgers hierbij ondersteunen.
Hebt u een beeld van de tot nu toe vrijgekomen ex-zedendelinquenten en hun verblijfplaats? Weet u of het toezicht op deze ex-delinquenten waterdicht is geregeld? Is in al deze gevallen de burgemeester op de hoogte?
Toezicht op zedendelinquenten heeft geen gestandaardiseerde vorm. Of sprake is van toezicht, en zo ja de vorm daarvan, is afhankelijk van de zwaarte van het delict en van de opgelegde straf, en wordt voorts bepaald door de persoon van de justitiabele, zijn gedragingen en het recidive-risico. Bij zwaardere zedendelinquenten is doorgaans sprake van een intensieve behandelings- en/of begeleidingsvorm in combinatie met toezicht. In het kader van de begeleiding en het toezicht van de delinquent wordt ook intensief contact onderhouden met zijn sociale netwerk, behandelaars, politie en eventueel werkgevers. Ook het sociale netwerk van de justitiabele wordt meer betrokken bij de resocialisatie van zedendelinquenten. Op deze manier kan men beter inschatten of de justitiabele ook in een niet gecontroleerde omgeving zijn in de behandeling aangeleerde vaardigheden toepast. Daarnaast wordt op dit moment door Reclassering Nederland het specifieke toezichtsprogramma voor zedendelinquenten, COSA (Circles of Suppport and Accountability), landelijk ingevoerd. Volgens buitenlands onderzoek blijkt dit veelbelovend te zijn voor bepaalde zedendelinquenten, ook indien dit niet in het kader van een justitieel traject plaatsvindt.
Na afloop van de justitiële titel is betrokkene weer vrij burger en kan hij zich vestigen waar hij wil.
Loopt de proef Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (BIJ), voorheen de pilot Bestuurlijke Informatie Gemeenten inzake Ex-gedetineerden, nog? Zo ja, wat is de stand van zaken? Hoeveel gemeenten doen aan deze proef mee? Zo nee, waarom niet?
Het project Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (Bij) loopt nog. Per 1 september 2012 participeren 110 gemeenten, waarmee 56% van de Nederlandse populatie onder de Pilotplus valt. Het project wordt momenteel geëvalueerd. Deze evaluatie brengt in kaart in welke mate burgemeesters van mening zijn dat zij met de informatie een groter handelingsperspectief hebben om de openbare orde en veiligheid in de gemeente te waarborgen met betrekking tot de terugkeer in de gemeente van deze doelgroep. Bij positieve uitkomst zal verder worden gegaan met de landelijke uitrol. Ik zal de Tweede Kamer eind 2012 informeren over de uitkomsten van de evaluatie en het vervolg van de informatiestroom Bij.
Bent u bereid een voorstel in te dienen voor wijziging van de wet- en regelgeving zodat burgemeesters altijd op de hoogte worden gesteld indien er een ernstige ex-zedendelinquent in hun gemeente woont of komen wonen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is nu al mogelijk voor een burgemeester om voortijdig over de komst van een onherroepelijk veroordeelde zware gewelds- of zedendelinquent ingelicht te worden bij einde detentie of verlof. Hiertoe is het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) aangepast. De burgemeester kan zich aansluiten bij de informatiestroom Bestuurlijke Informatie Justitiabelen. Eveneens geldt dat de burgemeester aanvullende afspraken kan maken met het Openbaar Ministerie om geïnformeerd te worden bij specifieke gevallen van terugkerende delinquenten.
Ik zie dan ook geen noodzaak om aanvullend op hetgeen ik reeds heb gedaan wijzigingen in wet- en regelgeving door te voeren.
De mensonterende omstandigheden bij verpleeghuis Sint Jacob, onderdeel van Osira Amstelring. |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het «Dagboek van een week Sint Jacob» en de noodklok die geluid wordt door medewerkers georganiseerd in Abvakabo FNV?1
Ik heb kennisgenomen van het «Dagboek».
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van Osira in een persbericht aangeeft het signaal over de onderbezetting serieus te nemen. Als bestuurder is hij primair verantwoordelijk voor de inzet, bezetting en kwaliteit van het personeel. De instelling onderkent de problemen en geeft aan dat hard wordt gewerkt aan verbeteringen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft de afgelopen jaren diverse locaties van Osira Amstelring regelmatig bezocht, waarbij zij de ontwikkelingen die bij Osira Amstelring plaatsvinden nauwgezet volgt.
De IGZ heeft geconstateerd dat inderdaad hard wordt gewerkt om verbeteringen bij de verschillende locaties door te voeren.
Deelt u de mening dat alles eraan gelegen is om ervoor te zorgen dat er per direct geen mensonterende omstandigheden zullen voorkomen in het verpleeghuis Sint Jacob, zo ja, wat gaat u daarvoor doen?
Er mogen geen mensonterende omstandigheden voorkomen in de zorg.
Om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren, zijn veel extra middelen beschikbaar gekomen voor personeel. Daar wordt in het dagboek en bijbehorende artikelen ook aan gerefereerd. De middelen worden ingezet om nieuw en extra personeel aan te nemen. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in opleidingen om op langere termijn betere kwaliteit van zorg te kunnen leveren met goed opgeleid personeel. Een dergelijke verbetering van de personele bezetting is niet van vandaag op morgen gerealiseerd.
Kunt u verklaren hoe het zover heeft kunnen komen dat kwetsbare bewoners ten val komen, niet meer worden gedoucht en zelfs overlijden in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In een verpleeghuis worden kwetsbare voornamelijk oudere mensen opgenomen, voor wie het risico op valincidenten groter is. Van belang is om de risico’s bij cliënten te inventariseren en de zorg hierop af te stemmen. Met een inventarisatie van de risico’s op valincidenten kan dit zo goed mogelijk voorkomen worden. Cliënten overlijden in het verpleeghuis omdat dit voor hen een laatste woonomgeving is waar zij tot hun laatste levensfase blijven, en dus ook overlijden. Uit de rapporten van de IGZ blijkt dat wat deze aspecten betreft, er bij Sint Jacob verbeteringen zijn opgetreden in vergelijking met voorgaande bezoeken en er bij Sint Jacob in vergelijking met andere instellingen bij de IGZ niet meer meldingen binnenkomen over valincidenten, overlijden en/of douchebeurten.
Wat betreft het douchen van cliënten, geeft de instelling aan dat hierover afspraken zijn gemaakt in het zorgplan. Deze zijn afgestemd op de behoeften en wensen van de cliënt.
Op welke andere mogelijke manieren is de veiligheid van de bewoners in gevaar gekomen bij dit verpleeghuis?
De IGZ heeft verschillende zorglocaties van Osira Amstelring bezocht. In het bijzonder is Sint Jacob in de afgelopen jaren regelmatig bezocht. Het is bekend dat op deze locatie personeelsproblemen bestaan, wat gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg. De IGZ constateert echter ook dat de organisatie hard aan het werk is met het doorvoeren van verbeteringen. Als er sprake is van acute onveiligheid voor de bewoners, dan zal de IGZ direct maatregelen nemen en mij hierover informeren.
Hoe lang is de kwaliteit van zorg in het geding geweest en op welke termijn kunt u de kwaliteit van zorg weer volledig garanderen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat op sommige afdelingen het toezicht totaal is verdwenen, er een personeelstekort is en er ongekwalificeerde medewerkers worden ingezet zoals een keukenassistent, terwijl u zich er altijd op voor heeft laten staan dat er meer geld naar verpleeghuizen gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt 3,2 miljoen euro door Sint Jacob niet besteed, ondanks de schandalige praktijken die plaatsvinden?
Het extra geld voor de verpleeg- en verzorgingshuizen is formeel vanaf 1 januari 2012 beschikbaar. Om ervoor te zorgen dat de middelen daadwerkelijk gaan naar meer en beter geschoold personeel op de werkvloer, hebben zorginstellingen de afgelopen periode toetsbare plannen moeten indienen bij de zorgkantoren. De zorgkantoren hebben laten weten dat vrijwel alle zorginstellingen een plan hebben ingediend voor de inzet van de middelen. De meeste van deze plannen zijn inmiddels goedgekeurd door de zorgkantoren en worden door zorginstellingen ten uitvoer gebracht.
Osira Amstelring heeft haar budget voor het hele jaar op dit moment nog niet besteed. De resterende maanden zullen uitgaven ten laste van het extra budget worden gedaan. Het gaat hierbij overigens om structurele middelen.
Osira Amstelring heeft de afgelopen periode in het bijzonder aandacht besteed aan het terugdringen van de inzet van flexwerkers. Daar waar deze nog worden ingezet, zal gebruik worden gemaakt van een vast team zodat de verbinding met de locaties, cliënten en collega’s versterkt wordt.
Waar worden de extra gelden voor de verpleeghuizen concreet aan besteed? Kunt u uw antwoord toelichten in zowel algemene zin, als in het geval van Sint Jacob en Osira?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de mensonterende omstandigheden voor de bewoners en de moeilijke positie waar de zorgmedewerkers op de werkvloer mee te maken hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de werkdruk wordt teruggedrongen en dat de doorgeslagen flexibilisering wordt gestopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat de verpleeghuisartsen zijn opgestapt? Wat is hiervan de reden? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Volgens de organisatie zijn er geen specialisten ouderenzorg weggegaan sinds het aantreden van de huidige voorzitter van de het bestuur. Wel is van enkele ZZP-ers die werkzaam waren als arts afscheid genomen, omdat het werken met ZZP-ers hogere kosten met zich meebracht. De artsen die in vaste dienst werken, zijn niet weggegaan. Er zijn juist artsen in vaste dienst aangenomen.
Welke consequenties acht u geschikt voor de verantwoordelijke bestuurders? Deelt u de mening dat deze bestuurders niet langer werkzaam mogen zijn in een dergelijke functie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De bestuurders van Osira Amstelring hebben de specifieke opdracht om de kwaliteit van zorg binnen de zorginstelling te verbeteren. De IGZ ziet hier ook op toe. De IGZ bezoekt met regelmaat locaties van Osira Amstelring, waarbij zij constateert dat het bestuur en de organisatie zich inspant om verbeteringen door te voeren.
De cliëntenraad heeft mij gemeld de stellige indruk te hebben dat het bestuur de problemen onderkent en bereid is tot extra inspanningen om de zorg te verbeteren. De cliëntenraad volgt de ontwikkelingen met een kritische blik en blijkt vertrouwen te hebben in het bestuur. Dit vind ik een belangrijk signaal.
Het bericht: “Aanpak op maat voor zwaarste criminelen”. |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Aanpak op maat voor zwaarste criminelen»?1
Ja.
Is het waar dat het gaat om het continu op de huid zitten van lieden die in de afgelopen vijf jaar drie keer of vaker aangehouden en/of veroordeeld zijn voor onder meer overvallen, straatroven, woninginbraken, openlijke geweldpleging, doodslag en moord, allemaal misdrijven die enorm veel impact hebben op slachtoffers en hun familieleden?
In Rotterdam worden met een persoonsgerichte aanpak (potentiële) (veel)plegers van geweldsdelicten, overvallen, straatroven en woninginbraken aangepakt. Het betreft een aanpak die is toegespitst op de probleemgroep waarbij samenwerking tussen verschillende overheidsdiensten centraal staat. Ten aanzien van deze personen wordt een persoonlijk plan van aanpak opgesteld. In dit plan staan de maatregelen die noodzakelijk worden geacht om het plegen van strafbare feiten door deze persoon te voorkomen en hoe te handelen indien deze persoon toch over de schreef gaat. Indien dit laatste het geval is – zoals wanneer er een overtreding is van door de rechter, gemeente en/ of reclasseringsinstanties opgelegde voorwaarden – wordt consequent, snel en streng opgetreden.
Is het waar dat Rotterdam dit gaat doen door middel van de zogenaamde persoonsgerichte aanpak?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat een crimineel die al drie keer is veroordeeld voor dergelijke ernstige misdrijven überhaupt nog vrij rondloopt?
De rechter houdt bij het bepalen van de op te leggen straf altijd rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder ook het opgebouwde strafblad. Overigens merk ik hierbij op dat ook personen die niet veroordeeld zijn voor dergelijke delicten maar wel zijn aangehouden, te maken kunnen krijgen met de persoongerichte aanpak.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat personen die veroordeeld zijn voor dergelijke ernstige misdrijven slechts een slappe straf van minder dan vijf jaar opgelegd hebben gekregen? Zo nee, waarom niet?
De personen die dergelijke misdrijven plegen moeten hard worden aangepakt. Ik treed niet in de beoordeling van de straffen die de rechter oplegt. Voorkomen van de misdrijven heeft uiteraard de voorkeur. De aanpak van Rotterdam (en andere gemeenten) is daar juist op gericht en ik verwacht daar veel van.
Bent u bereid het principe van «three-strikes, you-are-out» in te voeren voor dit soort onverbeterlijke criminelen om zo de samenleving adequaat te beschermen tegen deze lui? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De overeenstemming tussen de Verenigde Staten en de vijf grootste economieën van Europa om belastingontduiking tegen te gaan |
|
Farshad Bashir |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Is het waar dat er overeenstemming is bereikt tussen de VS en de vijf grootste economieën van Europa om belastingontduiking tegen te gaan, zoals blijkt uit het artikel in de Financial Times?1 Zo ja, kunt u een toelichting geven op de inhoud van deze overeenkomst?
In vervolg op het «joint statement» van februari 2012 tussen de VS en een groep van vijf Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk),2 is op 26 juli 2012 een model voor een bilaterale administratieve overeenkomst gepubliceerd.3 Het is een raamwerk voor rapportage door de financiële instellingen van een land aan de belastingdienst van het desbetreffende land. Het betreft de rapportage over rekeningen op naam van Amerikaanse cliënten van financiële instellingen aan de belastingdienst. In de modelovereenkomst is opgenomen dat de belastingdienst die gegevens vervolgens op automatische en wederkerige basis uitwisselt met de VS op basis van de bepalingen in de bestaande belastingverdragen. In de bijlage van de overeenkomst is ruimte voor landenspecifieke bepalingen.
De VS en de G5-landen hebben in een gezamenlijke verklaring aangegeven dat zij spoedig een bilaterale overeenkomst willen sluiten, gebaseerd op deze modelovereenkomst. Ook worden andere jurisdicties uitgenodigd een dergelijke overeenkomst te sluiten. Het is een belangrijke stap richting een gezamenlijke aanpak om belastingontwijking te bestrijden, aldus de VS en de G5-landen.
Kunt u een inschatting geven van het bedrag aan belastinggeld dat Nederland in 2011 is misgelopen door belastingontduiking?
De VS heeft tot doel met de Foreign Account Tax Compliance Act (de FATCA) belastingontduiking van Amerikanen met rekeningen in het buitenland te bestrijden en daarmee de eigen belastingopbrengsten te vergroten. Het is niet mogelijk om een inschatting te geven van het bedrag dat Nederland in 2011 is misgelopen door belastingontduiking, omdat gemiste belastingopbrengsten als gevolg van (nog) niet ontdekte fraude zich per definitie aan het zicht onttrekken. De FATCA is een Amerikaanse wet en gericht tegen het ontgaan van Amerikaanse belastingheffing. Het doel van de bilaterale administratieve overeenkomst is de uitvoeringslasten voor de Nederlandse financiële sector te beperken en er voor te zorgen dat er geen juridische belemmeringen zijn, met name ten aanzien van gegevensbescherming bij uitwisseling van informatie. De overeenkomst zorgt er immers voor dat de gegevens niet rechtstreeks door de financiële instellingen aan de Amerikaanse belastingdienst worden geleverd, maar via de overheden worden uitgewisseld. Daarnaast voorziet de overeenkomst in wederkerigheid van de afspraken over automatische informatie uitwisseling. Hierdoor zou de Nederlandse overheid automatisch belastinggegevens ontvangen over rekeningen van Nederlanders in de VS. Nederland en de VS wisselen onder het belastingverdrag reeds geruime tijd informatie uit, zij het dat deze uitwisseling vooralsnog beperkt is gebleven tot uitwisseling op verzoek en spontane uitwisseling. Automatische uitwisseling van financiële gegevens zoals voorzien in de recent gepubliceerde modelovereenkomst kan mijns inziens bijdragen tot het effectiever benutten van het instrument inlichtingenuitwisseling en daarmee naar verwachting ook tot hogere belastingopbrengsten. Mijns inziens is automatische uitwisseling van financiële gegevens van groot belang in de strijd tegen belastingfraude.
Zou de genoemde overeenkomst volgens u kunnen bijdragen aan hogere belastingopbrengsten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft Nederland deze overeenkomst niet ondertekend? Gaat u dit alsnog goedmaken? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
De overeenkomst is een modelovereenkomst en vormt de basis voor bilaterale administratieve overeenkomsten tussen de VS en landen waarmee de VS een belastingverdrag heeft. De G5-landen zullen met de VS nog een bilaterale administratieve overeenkomst moeten aangaan.
Nederland heeft reeds in de fase van de «joint statement» van februari 2012 bij de VS aangegeven geïnteresseerd te zijn in een dergelijke overeenkomst. Nu de modelovereenkomst is gepubliceerd zullen de contacten om te komen tot een bilaterale administratieve overeenkomst worden voortgezet.
Is het waar, wat RTL meldt1, dat het Ministerie ministerie van Financiën ruim € 4,8 mln. betaald heeft aan zakenbank Lazard, onder meer voor de omstreden waardebepaling van ABN-AMRO en Fortis – Nederland? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan?
In 2008 is door het ministerie van Financiën 4 760 000 euro (4 000 000 euro en 760 000 euro btw) betaald aan Lazard voor de dienstverlening van deze zakenbank als financieel adviseur bij de verwerving van bedrijfsonderdelen van Fortis, daartoe behoorde de waardering van de relevante bedrijfsonderdelen.
Kunt u een uitsplitsing geven van de dit bedrag? Voor welke diensten is dit bedrag betaald? Waaruit bestonden de kosten? Hoeveel personen waren er voor Lazard aan het werk? Wat was hun uurtarief?
Dit bedrag is betaald voor de onder 1 bedoelde dienstverlening. Het bedrag is opgebouwd uit een vaste vergoeding voor de overeengekomen dienstverlening, een aanvullend bedrag betaalbaar bij afronding van de transactie en BTW. In deze vergoeding waren alle kosten begrepen; het is niet vastgesteld op basis van uurtarieven of het aantal bij deze advisering betrokken personen.
Was er sprake van prestatiebeloning? Was het bedrag gerelateerd aan indicatoren van de te sluiten deal? Was hetzelfde bedrag uitbetaald, wanneer de deal niet was doorgegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u de tarieven van Lazard ten opzichte van de gangbare tarieven in deze sector?
In deze sector worden de vergoedingen mede bepaald door de bij de transactie betrokken financiële belangen en de mate van complexiteit. Gebruikelijk is dat de vergoeding een percentage is van het transactiebedrag (vaak tientallen basispunten, ter informatie: 0,01% is een basispunt), als hierbij was aangesloten in plaats van een vaste vergoeding te bedingen was de vergoeding aanzienlijk hoger geweest. De vergoeding is overeengekomen rekening houdend met de bij de zakenbank beschikbare relevante kennis en ervaring, de onstabiele situatie op de financiële markten, de zeer beperkte beschikbare tijd en de andere specifieke omstandigheden van dat moment.
Er is een contract gesloten met heldere afspraken over de hoogte van de vergoeding. Er was geen sprake van meerwerk of extra lasten die voor rekening zijn gekomen van de overheid. Bij afspraken waar een vaste vergoeding wordt overeengekomen, liggen de risico’s voor meerwerk en extra lasten geheel bij de opdrachtnemer.
Stond de kwaliteit van het product dat Lazard heeft geleverd in juiste verhouding tot de tijdsbesteding en het kostenniveau? Zo nee, heeft het ministerie daarover gereclameerd bij Lazard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Waren er van tevoren afspraken gemaakt over wat Lazard in rekening mocht brengen wanneer de kwaliteit van het advies te wensen over overliet? Zo ja, bent u van plan geld terug te vragen aan Lazard? Wat heeft het ministerie gedaan om het risico te beperken dat er teveel geld betaald zou worden voor omstreden advies?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze had het ministerie de kostenbeheersing en de aansturing van dit korte, prijzige project ingericht?
Zie antwoord vraag 4.
Als het ministerie opdrachtgever en betaler was, hoe kan het dan dat uw ambtsvoorganger minister Bos in Pauw & Witteman aangaf niet op de hoogte te zijn van hoeveel er voor het advies is betaald?
Het is gebruikelijk om opdrachtverlening voor de inhuur van adviseurs door het daartoe bevoegde ambtelijke niveau af te laten handelen, binnen de daarvoor geldende regels van het organisatie- en mandaatbesluit.
Klopt het dat ook in 2011 er ongeveer € 900 000,- aan Lazard is betaald, terwijl al bekend was dat het advies uit 2008 omstreden was? Kunt u aangeven waarom en waarvoor er in 2011 wederom zaken lijken te zijn gedaan met Lazard?
In 2011 is 325 143 euro (273 229 euro en 51 914 euro BTW) betaald door het ministerie van Financiën aan Lazard, ten laste van de publieke middelen. Dit betrof de advisering op één dossier, waarvoor er concurrentiestelling tussen meerdere partijen heeft plaatsgevonden. Lazard is hier op grond van prijs/kwaliteit criteria als beste uit de bus gekomen. Daarnaast is een bedrag van 595 000 euro (500 000 euro en 95 000 euro BTW) betaald door het ministerie van Financiën met betrekking tot een ander dossier, dat niet ten laste is gekomen van de publieke middelen. Dit bedrag is doorbelast aan de betrokken financiële instelling en door deze aan Financiën is betaald. De advisering in 2011 betrof financiële advisering die past bij de expertise van Lazard.
Middeleeuwse “belastingheffing” |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bewoners verrast door heffing uit 15de eeuw»?1
Ja.
Wat is de exacte juridische grondslag van de dertiende penning? Is met de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (1984) waarmee de dertiende penning per 2015 wordt opgeheven, tegelijkertijd een juridische grondslag gegeven aan een heffing die tot dat moment vooral op gewoonterecht was gebaseerd?
Het recht op de heffing van de dertiende penning is een in de Middeleeuwen ontstaan zakelijk recht. Dit recht houdt in dat de rechthebbende bij de overdracht van grond jegens de koper recht heeft op een dertiende deel van de tussen verkoper en koper bedongen prijs. Het recht op de dertiende penning is een ongeschreven recht dat nog in bepaalde delen van de provincie Utrecht geldt. Het recht op de dertiende penning is blijven bestaan bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1 838 en het huidige Burgerlijk Wetboek in 1992 (artikel 69 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek). De dertiende penning wordt per 1 januari 2015 afgeschaft (Wet van 3 oktober 1984 (Stb. 443).
Hadden de inwoners van Kamerik die nu met de betaling van de dertiende penning worden geconfronteerd, eerder kunnen weten van de verplichting tot betaling van die heffing? Zo ja, hoe dan?
De koper kan, indien het recht niet is ingeschreven, de verkoper aanspreken met een beroep op de mededelingsplicht uit artikel 7:15 BW. De koper kan ook van de notaris, die een algemene rechercheplicht heeft, kennis krijgen van het bestaan van het recht van de dertiende penning. Het recht op de dertiende penning is een registergoed en kan worden ingeschreven in de openbare registers (artikel art. 150 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek).
Hoe en op grond waarvan wordt de hoogte van de opgelegde heffing bepaald? Welke rechtsmiddelen hebben de burgers die de dertiende penning moeten betalen om zich tegen de heffing of de hoogte van die heffing te verzetten?
De hoogte van de heffing werd lange tijd berekend op basis van 1/13 van de waarde van de grond bij verkoop (7,7%). Bij de invoering in 1984 van de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (Stb. 443) is geregeld dat tot 2015 de heffing wordt verhoogd tot 11%. Burgers kunnen zich tot de burgerlijke rechter wenden wanneer zij van mening zijn dat de dertiende penning onterecht wordt geheven.
Kan een zakelijk recht dat honderden jaren oud is nog worden vervreemd of overgedragen aan een andere particulier of rechtspersoon? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, hoe kan het dan dat de stichting Beheer Kasteel Renswoude die heffing oplegt?
Voor alle zakelijke rechten geldt dat zij in beginsel overdraagbaar zijn (art. 3:83 BW). Dit geldt ook voor zakelijke rechten die zijn ontstaan voor de totstandkoming van het Burgerlijk Wetboek (art. 69 onderdeel a Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek). Naar ik begrijp is de Stichting Beheer Kasteel Renswoude op 28 november 1990 door middel van het verlijden van een notariële akte rechthebbende op dit recht geworden (Bron: J.T. Van Es, «Dertiende penning nieuw leven ingeblazen» in: Heemtydingen orgaan voor de streekgeschiedenis van het Stichts-Hollandse grensgebied, 1994, Woerden, p. 12–26).
Kan een zakelijk recht zoals de dertiende penning nadat er tientallen jaren geen gebruik van is gemaakt, verjaren? Zo ja, is daar in Kamerik sprake van?
De dertiende penning kan door niet-gebruik (non-usus) teniet gaan. De Hoge Raad oordeelde in een zaak over de heffing van de dertiende penning tussen de Stichting Beheer Kasteel Renswoude en een inwoner van Kamerik (HR 20 juni 1997, NJ 1999, 302) dat wanneer een perceel grond is overgedragen en de dertiende penning gedurende dertig jaar na overdracht niet wordt geheven, het recht van de uitoefening van de dertiende penning is verjaard. De Hoge Raad oordeelde in deze zaak eveneens dat het aan de Stichting Beheer Kasteel Renswoude was het bewijs te leveren dat het recht binnen dertig jaar na de overdracht van de grond was uitgeoefend. Per geval zal moeten worden beoordeeld of dit ook geldt voor de inwoners van Kamerik waarvan thans de dertiende penning wordt geheven. Of er in casu eventueel al dan niet sprake is van non-usus, is aan de rechter om te beoordelen.
Kent u de berichten over uitlatingen van de scheidend Nederlandse ambassadeur te Rwanda, dhr. Makken, dat Nederland de hulp aan Rwanda niet zou hebben opgeschort en dat het verweer van Rwanda tegen de aantijgingen uit het VN-rapport Nederland tevreden zou stellen?1
Ja.
Is het waar dat scheidend ambassadeur Makken zich op deze manier heeft uitgelaten? Heeft de ambassadeur hiermee namens de Nederlandse regering gesproken of zijn deze uitspraken op persoonlijke titel gedaan?
Ambassadeur Makken heeft in een interview met de Rwandese pers aangegeven dat het tot tevredenheid stemt dat de Rwandese regering serieus is ingegaan op de beschuldigingen uit het VN-rapport. Dit blijkt uit de uitgebreide reactie die de Rwandese regering op 27 juli aan de VN stuurde. Anders dan de journalist in het genoemde artikel suggereert, geeft de ambassadeur uitdrukkelijk geen oordeel over de inhoud van de Rwandese reactie.
Hoe beoordeelt de Nederlandse regering het tegenrapport van Kagame/Rwanda? Bent u het met ambassadeur Makken eens dat de reactie van Rwanda op de aantijgingen uit het VN-rapport van 27 juni «very serious and satisfactory» is? Is hiermee voor Nederland het zeer gedegen VN-rapport en de bevindingen van de onafhankelijke experts weerlegd en afgehandeld? Wat is de reactie van deze onafhankelijke experts op het Rwandese rapport?
De regering zal de Rwandese reactie meenemen in de verdere beoordeling van de situatie en trekt hierin op met gelijkgezinde internationale partners. Daarbij spelen het eindoordeel van de VN Group of Experts, maar vooral de actuele ontwikkelingen in Oost-Congo zelf een belangrijke rol. De groep heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op het Rwandese rapport.
Wat betekenen de uitlatingen van de ambassadeur voor het geweld in de regio en voor de Congolese burgers, gezien de relativering die ervan uit lijkt te gaan met betrekking tot betrokkenheid van buurlanden bij het conflict? Welke gevolgen zou een overhaaste Nederlandse conclusie dat Rwanda niet bijdraagt aan het gewapend geweld in Congo hebben voor partijen en burgers in de regio?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, heeft de Nederlandse ambassadeur geen oordeel gegeven over de inhoud van het Rwandese tegenrapport.
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. De publicatie van de Rwandese reactie vormt geen aanleiding over te gaan tot uitbetaling van de aangehouden steun aan Rwanda.
Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Hierin zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts ook worden meegewogen.
Wat betekent het Rwandese tegenrapport voor de relatie van Nederland met Rwanda en het opschorten van de hulp na het verschijnen van het VN-rapport en addendum van 27 juni?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier heeft het opschorten van de hulp aan Rwanda, zoals recent besloten is, vorm gekregen? Heeft dit daadwerkelijk geleid tot het opschorten van betalingen, of zoals ambasseur Makken zegt: «There were no payments due, so we have not suspended aid, we are delaying any decisions on aid payments pending the reply of Rwanda to the UN report of Group of Experts»?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reactie op het Rwandese tegenrapport van andere EU-landen en de Verenigde Staten die hulp hebben opgeschort na het verschijnen van het VN-rapport?
De EU-partners en de VS beraden zich nog op het Rwandese tegenrapport en de ontwikkelingen in het veld. Vooralsnog heeft geen van hen aangekondigd hun maatregelen in te trekken naar aanleiding van het Rwandese rapport.
Is er alleen sprake van (mogelijke) betrokkenheid van Rwanda bij het geweld in Oost-Congo of is ook Oeganda betrokken bij het conflict, onder andere door fysieke aanwezigheid van militairen in het gebied? Zo ja, wat betekent dit voor de relatie van Nederland met Oeganda? Worden er consequenties verbonden aan inmenging van Oeganda in het conflict? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De rapportage van de Group of Experts bevat geen aanwijzingen dat Oegandese troepen bij het geweld betrokken zouden zijn of in het betreffende gebied zouden zijn ontplooid. Nederland volgt samen met de internationale partners de ontwikkelingen in het gebied op de voet. Vooralsnog is er geen aanleiding om de Nederlandse relatie met Oeganda te herzien.
De inperking van vrijheid van meningsuiting door verschillende landen |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre acht u uzelf succesvol in het bereiken van uw doelstellingen op het speerpunt vrijheid van meningsuiting en religie binnen het thema mensenrechten?
Vrijheid van meningsuiting en religie is essentieel voor het functioneren van een democratisch bestel. Nederland stelt de inperking van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst en de gevolgen hiervan voor mensenrechtenverdedigers dan ook regelmatig aan de orde zowel bilateraal als in EU- en VN-verband.
Bij de bevordering van vrijheid van meningsuiting heb ik speciale aandacht voor internetvrijheid. Zo zat ik in Den Haag eind 2011 een internationale ministeriële conferentie voor over internetvrijheid, waarbij Nederland met een aantal gelijkgezinde landen de Freedom Online coalitie oprichtte. Samenwerking met deze landen heeft bijgedragen aan een sterke gezamenlijke inzet op internetvrijheid in de Mensenrechtenraad en de OVSE. Daarnaast draagt Nederland uit het mensenrechtenfonds bij aan een veelvoud aan projecten ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting wereldwijd.
Over de bilaterale Nederlandse inzet om vrijheid van religie te bevorderen verwijs ik naar de kamerbrief met de uitkomsten van de Pilot Vrijheid van Godsdienst en Levensovertuiging van 16 maart jl. (Kamerstuk 32735). Daarnaast besteedt Nederland specifieke aandacht aan dit thema als medeorganisator van een side-event tijdens de ministeriele week van de aankomende algemene vergadering van de VN.
Wat heeft u de afgelopen tijd bijvoorbeeld gedaan aan de arrestatie en detinering van Anton Suryapin in Wit Rusland1 en Mouad Belghouat in Marokko?2
Ik veroordeel de intimidatie, arrestatie en detentie van journalisten, mensenrechtenactivisten en andere Wit-Russische burgers die gebruik maken van hun universele rechten, waaronder Anton Suryapin, ten stelligste. Op 14 augustus jl. is de Wit-Russische ambassadeur ontboden op het ministerie, in een gecoördineerde actie van de hele EU naar aanleiding van de uitwijzing van alle diplomatieke staf van de Zweedse ambassade in Minsk.
Nu de tweede veroordeling tegen Mouad Belghouat in hoger beroep is bevestigd, zie ik aanleiding in EU-verband aan de orde te stellen op welke wijze onze verontrusting over deze zaak tot uiting moet worden gebracht aan de Marokkaanse autoriteiten.
Bent u bekend met de rechtszaak tegen Pussy Riot in Rusland wegens het zingen van een protestlied in een kerk?3
Ja.
Deelt u de mening dat de reactie van de Russische autoriteiten schandalig en disproportioneel is, aangezien de bandleden van Pussy Riot al maandenlang onder deplorabele omstandigheden in voorarrest worden gehouden en zij mogelijk geen eerlijk proces krijgen?
Ik deel de brede internationale zorgen over de verhouding tussen enerzijds de beperkte zwaarte van het vergrijp, en anderzijds de lengte van het voorarrest, de strafeis en de uiteindelijke straf.
Bent u bereid om de Russische ambassadeur te ontbieden om te protesteren tegen deze inperking van de vrijheid van meningsuiting van de bandleden van Pussy Riot en de trend in Rusland om de vrijheid van meningsuiting steeds verder in te perken via wetgeving en andere middelen? Bent u bereid op deze manier de vele andere overheden en NGO’s te steunen in hun strijd voor eerbiediging van dit internationaal erkende mensenrecht? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van meningsuiting maakt deel uit van de mensenrechtendialoog tussen Rusland en de Europese Unie, waarvan de meest recente bijeenkomst op 20 juli jl. in Brussel plaatsvond. Tijdens bilaterale consultaties tussen de Nederlandse en Russische mensenrechtenambassadeurs op 18 juli jl. in Den Haag kwam vrijheid van meningsuiting uitgebreid aan de orde. Zowel tijdens dit bilaterale gesprek als tijdens de Europees-Russische mensenrechtendialoog werden bovengenoemde zorgen over de Pussy Riot-zaak overbracht. Daarnaast heeft Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton op 7 augustus jl. namens de EU haar zorgen over de procesgang kenbaar gemaakt. Op de dag van de uitspraak, 18 augustus jl., heeft HV Ashton haar teleurstelling uitgesproken over de disproportionele straf en haar verwachting uitgesproken dat deze straf zal worden herzien.
Bent u bereid lady Ashton, EU hoge commissaris voor de mensenrechten, te bewegen een diplomatiek signaal af te geven dat de EU de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel heeft en zich grote zorgen maakt over de verschillende maatregelen die Rusland neemt om deze in te perken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De schorsing van de zwanenredder |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NS schorst zwanenredder»?1
Ja.
Acht u het juist dat de NS iemand schorst die een gewond dier redt dat in nood verkeert? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid de NS hierop aan te spreken?
De betreffende medewerker is, zo berichtte de NS mij, betaald afwezig. Dit is een arbeidsrechtelijke kwestie tussen werkgever en werknemer waar ik niet in treed. Het onderzoek richt zich op de toedracht van dit incident en zal uitwijzen of de monteur handelde in strijd met het Normenkader Veilig Werken (NVW). Het NVW bepaalt dat spoormedewerkers de spoorbaan niet onbevoegd mogen betreden.
Deelt u de mening dat wanneer een medewerker van NS de acute keuze heeft een gewonde zwaan die zich op het spoor bevindt te redden en daarmee ook het treinverkeer te beveiligen, dat een betere keuze is dan een gewond dier aan zijn lot over te laten? Zo nee, waarom niet?
Nee, ten tijde van het incident waren ProRail en KLPD voorbereidingen aan het treffen om het dier in nood op een veilige manier te redden. Het dier werd niet aan zijn lot overgelaten. De dierenambulance was inmiddels onderweg. Het is aan de treindienstleider om te beoordelen of sprake is van een veiligheidsrisico voor het treinverkeer en te besluiten het treinverkeer al of niet (deels) te staken.
Op welke andere wijze had de betreffende medewerker invulling kunnen geven aan de wettelijke zorgplicht om een dier in nood niet aan zijn lot over te laten?
Zoals aangegeven moeten spoormedewerkers handelen conform de voorschriften van het NVW.
Deelt u de mening dat er een verkeerde voorbeeldwerking uitgaat van het feit dat een dierenredder met schorsing bestraft wordt, terwijl de algemene opinie is dat dierenmishandelaars te makkelijk vrijuit gaan of er met een lichte taakstraf vanaf komen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat de medewerker betaald afwezig is, heeft geen betrekking op de intentie tot het redden van de zwaan, maar op het mogelijk handelen in strijd met de bepalingen van het NVW. Of dit daadwerkelijk het geval is geweest moet blijken uit het onderzoek van de NS.
De onregelmatigheden binnen het pensioenfonds van het Centraal Bureau (CBR) |
|
Roos Vermeij (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Rommeltje maar geen fraude bij pensioen CBR»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het toezicht op het pensioenfonds van het CBR gefaald heeft, nu blijkt dat de administratie tientallen jaren onzorgvuldig was en het overzicht ontbrak en er bovendien tegen de regels in met miljoenen zou zijn geschoven? Hoe beoordeelt u deze situatie?
Het artikel verwijst naar een onderzoek van Integis naar de handelswijze van de werkgever met betrekking tot de gelden in de Stichting Toeslagfonds CBR over de periode 1980 tot en met 2010. Het onderzoek heeft dus betrekking op het toeslagfonds van het CBR. Dit is een fonds van de werkgever waarin reserveringen werden gedaan voor toeslagen.
Het prudentieel toezicht in de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), die tot 1 januari 2007 van kracht was, was niet van toepassing op toeslagfondsen. Een toeslagfonds was en is in de zin van de pensioenwetgeving geen pensioenfonds. Er kunnen aan dit onderzoek dan ook geen conclusies worden verbonden over het toezicht op het pensioenfonds van het CBR.
Bij de oprichting in 1980 had de Stichting Toeslagfonds CBR tot doel de financiering van de indexatie van ingegane pensioenen van oud-medewerkers van CBR2. Vanaf 1994 is deze (indexatie)toeslagregeling onderdeel van de pensioenregeling van CBR geworden die werd ondergebracht bij verzekeraar Nationale Nederlanden; Stichting Toeslagfonds CBR had vanaf toen tot doel het houden van toezicht op de uitvoering en instandhouding van de bij CBR bestaande (indexatie)toeslagregeling3. Sinds maart 1999 heeft Stichting Toeslagfonds CBR een ander doel gekregen, namelijk het doen van aanvullende (salarisvervangende) uitkeringen aan gewezen werknemers van CBR en had zodoende niets meer van doen met de indexatie van pensioenen4.
Het onderzoek van Integis laat zien dat de meeste onregelmatigheden bij Stichting Toeslagfonds CBR na 1994 hebben plaatsgevonden.
Welke maatregelen gaat u nemen om een dergelijke situatie in de toekomst onmogelijk te maken?
De pensioenwetgeving voorziet er sinds 1 januari 2007 (invoering van de Pensioenwet) in dat er toezicht is op gelden die bedoeld zijn voor toeslagen op pensioen door de toeslagverlening een zaak te maken van pensioenuitvoerders (pensioenfonds, verzekeraar of premie pensioeninstelling – ppi). Een pensioenuitvoerder valt onder het toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Toeslagen vallen sinds de invoering van de Pensioenwet onder het begrip pensioen, en de Pensioenwet bepaalt dat de uitvoering en financiering van een toeslagbeleid altijd de verantwoordelijkheid is van een pensioenuitvoerder. Een apart toeslagfonds, niet zijnde een pensioenfonds of een verzekeraar, dat los staat van een pensioenfonds of verzekeraar, is vanaf de inwerkingtreding van de Pensioenwet niet meer toegestaan (zie ook Kamerstukken II 2005/06, 30 655, nr. 3, p.24).
Wat zijn de gevolgen voor de deelnemers van het voortdurend heen en weer schuiven van miljoenen, waarbij het ene jaar het pensioenfonds gezond leek en het andere jaar het saldo op nul stond?
De conclusie van de begeleidingscommissie in de begeleidende brief bij het onderzoek van Integis luidt: «Het onderzoek van Integis heeft geleid tot de vaststelling van meerdere onregelmatigheden van uiteenlopende aard en ernst. De onregelmatigheden zien overigens niet op onrechtmatige bevoordeling van personen en/of partijen». Hieruit concludeert de begeleidingscommissie dat: «Voor zover de onregelmatigheden, al dan niet van formele aard, hebben geleid tot materiële gevolgen, heeft grotendeels correctie in latere jaren plaatsgevonden».
Het is aan de belanghebbenden (de werkgever en de Ondernemingsraad) – die tevens opdrachtgever waren van het onderzoek – om hier conclusies aan te verbinden. Zij zullen eerst afwegingen moeten maken over de in het onderzoek aangereikte onregelmatigheden. Dit kan ook de deelnemers betreffen. De begeleidingscommissie raadt werkgever en Ondernemingsraad aan «in redelijkheid tot een oplossing te komen teneinde een streep onder het verleden te zetten».
Op welke manier kunnen deelnemers inzicht krijgen in de cijfers uit het verleden? Op welke manier kunnen zij, indien blijkt dat zij zijn benadeeld door de gang van zaken, hun recht halen?
Zie antwoord vraag 4.
Het uitkleden van de ziekenhuiszorg in Noord-Holland |
|
Henk van Gerven , Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het uitkleden van het Gemini Ziekenhuis in Den Helder mensenlevens gaat kosten?1
In 2008 is het Gemini Ziekenhuis een bestuurlijke fusie aangegaan met het Medisch Centrum Alkmaar. Verschillende maatschappen zijn ook onderling samenwerkingsverbanden aangegaan. De Raad van Bestuur van de MCA Gemini groep heeft mij laten weten dat het toekomstige functieprofiel onveranderd is ten opzichte van de eerdere informatie die ik heb ontvangen. Het Gemini Ziekenhuis voorziet nog steeds in 7x24 uur acute zorg, geboortezorg, planbare zorg, chronische zorg en poliklinische zorg. De spoedeisende zorg wordt conform de kwaliteitseisen voor een basis-SEH ingericht en heeft de beschikbaarheid van alle primaire medische specialismen. De aanpassing voor de toekomst zit vooral in het doorverwijzen van de patiënten die hoog complexe zorg nodig hebben. Deze patiënten zullen omwille van de kwaliteit worden behandeld in het Medisch Centrum Alkmaar. Gelet op dit toekomstige functieprofiel ben ik van mening dat er goede en bereikbare ziekenhuiszorg resteert voor de Kop van Noord-Holland en Texel.
Waarom weigeren specialisten van het Medisch Centrum Alkmaar mee te werken aan het in standhouden van een volwaardig ziekenhuis in Den Helder en wat doet u daar concreet aan?
Volgens mijn informatie heeft een beperkt aantal specialisten uit het MCA op persoonlijke titel aangegeven geen voorstander te zijn van het behouden van een volwaardig ziekenhuis in Den Helder. Zij zijn voorstander van een verregaande concentratie van ziekenhuiszorg. De Raad van Bestuur is het hier niet mee eens en heeft aangegeven een systeemziekenhuis te willen blijven continueren in Den Helder.
Waar moeten de 900 á 1000 zwangere vrouwen uit de kop van Noord-Holland naar toe als het Gemini Ziekenhuis geen geboortezorg meer aanbiedt?
Het beleid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis is niet veranderd ten opzichte van de informatie die ik eerder aan de Kamer heb doen toekomen. Geboortezorg blijft beschikbaar in het Gemini ziekenhuis. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Hoe kan het zijn dat u in antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Gerven (SP) nog stelde dat er sprake zou zijn van geboortezorg in Den Helder en dat deze nu verdwijnt? Kunt u uw antwoord toelichten? Welke consequenties verbindt u aan deze nieuwe situatie?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kunt u garanderen dat zwangere vrouwen in de kop van Noord-Holland tijdig en veilig kunnen bevallen en dat tevens de gezondheid en veiligheid van de baby niet in het gedrag komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kunt u garanderen dat de wettelijke aanrijtijd vanaf de eerste melding van 45 minuten wordt gehaald voor alle zwangere vrouwen in de kop van Noord-Holland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat verloskundigen en gynaecologen betrokken worden bij eventuele plannen rond de geboortezorg? Bent u bereid om hen ook instemmingsrecht hierin te geven? Zo nee, waarom niet?
Het is een verantwoordelijkheid van zorginstellingen zelf om, in geval van een voorgenomen concentratie van zorg, ervoor te zorgen dat de belanghebbenden, waaronder in ieder geval cliënten en personeel, worden betrokken. Voor de verloskundige zorg worden partijen hierin ondersteund door het College Perinatale Zorg (CPZ). Het CPZ heeft een checklist voor regionale samenwerkingsverbanden opgesteld, is zo nodig direct betrokken in de besprekingen en zal de Raden van Bestuur op korte termijn een brief sturen waarin zij onder andere uiteen zet welke stappen van belang zijn in een goede samenwerking binnen de keten van verloskundige zorg. Ik zie in aanvulling hierop geen reden om specifieke beroepsgroepen instemmingsrecht te geven.
Deelt u de mening dat het het al met al niet veel verstandiger is om de fusie tussen de ziekenhuizen in Den Helder en Alkmaar terug te draaien, omdat deze fusie leidt tot de teloorgang van een goede bereikbare ziekenhuiszorg in de kop van Noord-Holland? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de wet is geregeld dat de NMa de fusies toetst en eventueel goedkeurt. Ik heb niet de bevoegdheid om een fusie terug te draaien en zie hier ook geen aanleiding toe.
Wat is uw reactie op het bericht dat specialisten zich verzetten tegen een fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis?3
De Raden van Bestuur van beide ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de medisch specialisten zich niet verzetten tegen een vorm van fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis. In beide ziekenhuizen is een groot deel van de medisch specialisten, van af het begin, betrokken geweest in het ontwikkelen van een gezamenlijke indeling voor de zorg voor de patiënten in de regio. Alle medisch specialisten zijn, op belangrijke momenten, gevraagd wat zij vonden van de uitkomsten. De uitslag van deze peilingen waren steeds positief, een reden om door te gaan met de plannen. Bij een telling in de laatste Algemene Leden Vergadering van de medische staf van het Spaarne Ziekenhuis was 92% van de medische staf voor een vorm van fusie. Ook de medisch specialisten van het Kennemer Gasthuis hebben zich positief uitgesproken over de fusie.
Hoe verhoudt het doorzetten van de fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis, alsmede de fusie tussen het Gemini Ziekenhuis en het Medisch Centrum Alkmaar, zich tot de motie Leijten, die stelt dat er geen fusies meer mogen plaatsvinden totdat de inspraak voor patiënten en personeel voldoende is geregeld?4
De motie Leijten, waar hier op gedoeld wordt, behelst een moratorium op fusies. Het gevolg geven aan een motie van deze strekking is in strijd met Europese regelgeving en daarom niet uitvoerbaar. Ik heb in reactie op deze motie eerder al aangegeven het wetsvoorstel, waarmee de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing worden aangescherpt zo snel als mogelijk naar de Tweede Kamer te zenden. Dit is inmiddels gebeurd en momenteel wordt de reactie op het verslag van de Tweede Kamer voorbereid.
Op welke manieren zijn de inspraken geregeld van patiënten en personeel van alle vier de beschreven ziekenhuizen en wat zijn hun meningen over de voorgenomen fusies? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de inspraak van alle betrokkenen goed geregeld is. Alle gremia uit zowel het MCA als het Gemini Ziekenhuis (stafbesturen, ondernemingsraden, patiëntenadviesraad/ cliëntenraad, verpleegkundige adviesraden) zijn betrokken geweest bij de procedure. Zij beraden zich nog op hun advies. Deadline hiervoor is 19 september. Het Spaarne Ziekenhuis en het Kennemer Gasthuis hebben enquêtes gehouden onder inwoners van de gezamenlijke regio’s waarin onder meer vragen werden gesteld over de bereidheid tot verder reizen voor meer kwaliteit en naar de mening over de fusie. Hieruit is naar voren gekomen dat bewoners bereid zijn om verder te reizen voor een aantoonbaar betere kwaliteit. Daarnaast werd duidelijk dat 58% van de ondervraagden positief tegenover een fusie staat, 29% hier neutraal tegenover staat en 11% bezwaren heeft tegen een fusie. Naast deze onderzoeken spreken de ziekenhuizen frequent met diverse patiëntenorganisaties en beide cliëntenraden. In deze gesprekken wordt bovenstaand beeld bevestigd. De cliëntenraden van het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis hebben ondertussen al een positief advies over de fusie afgegeven. Ook het personeel is vanaf het begin betrokken geweest bij de uitwerking van de plannen. Rond alle belangrijke momenten in de plan- en besluitvorming zijn er uitgebreide informatierondes geweest voor alle medewerkers.
Deelt u de mening dat het signaal dat uitgaat van ruziënde specialisten en zorgbestuurders over de fusies van ziekenhuizen op verschillende plaatsen, terwijl het belang van de patiënt voorop zou moeten staan, een teken is dat u uw beleid rondom fusies in de zorg aan moet passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De aanscherpingen ten aanzien van de zorgspecifieke concentratietoetsing, thans bij uw Kamer in behandeling, zijn voor een groot deel gericht op grotere betrokkenheid van de stakeholders en van beter onderbouwde plannen.
Hoe kunt u een fusie van het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis rechtvaardigen als een ruime meerderheid van 64% van de ondervraagden daar geen meerwaarde in ziet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de informatie die de instelling mij heeft gegeven blijkt niet dat een ruime meerderheid geen meerwaarde ziet in een fusie. Zie ook het antwoord op
vraag 11.
Deelt u de mening dat het beleid van zorg dichtbij de mensen en grotere keuzevrijheid voor de patiënt, waarvan u een voorstander zegt te zijn, een wassen neus beleid is als de zorginstellingen doodgewoon doorgaan met de schaalvergroting waardoor zorg op grotere afstand komt en de keuzevrijheid afneemt, terwijl de zorgverzekeraars hen geen strobreed in de weg leggen? Zo nee, waarom niet?5
Ik ben inderdaad een voorstander van zorg dichtbij als het kan en geen schaalvergroting en fusies als dit de kwaliteit en de keuzemogelijkheden niet ten goede komt. Er moeten genoeg mogelijkheden voor de patiënt zijn om te kunnen kiezen. Echter als uit oogpunt van betere kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg tot concentratie van een deel van het zorgaanbod wordt overgegaan is dit in het belang van de patiënt. Voor de zorg in de hier beschreven regio’s geldt dat alleen de ingewikkelde medische zorg om kwalitatieve redenen geconcentreerd kan gaan worden op één locatie. Het overgrote deel van de medische zorg blijft dichtbij de bewoners aanwezig.
De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 juli 2012 waarin de rechtbank geoordeeld heeft dat de vrijstelling voor ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de reikwijdte van deze uitspraak is? Is de uitspraak volgens u beperkt tot het privévermogen van de overledene (dat tot een tijdens het leven gestaakte onderneming behoorde) en dat gebruikt wordt in de onderneming van de verkrijger of geldt de uitspraak ook voor privévermogen dat geen ondernemingsvermogen is geweest of zal worden?
De Belastingdienst is het niet eens met de onderhavige uitspraak van Rechtbank Breda. Tegen de uitspraak zal dan ook hoger beroep worden ingesteld. Het instellen van sprongcassatie zou mijn voorkeur hebben. Die mogelijkheid bestaat echter alleen indien de wederpartij daarmee instemt.
In dit kader is ook van belang dat de Hoge Raad reeds op 9 december 2011, nr. 11/02099 (LJN: BU6998) arrest heeft gewezen waarbij dezelfde rechtsvraag in het voordeel van de Belastingdienst is beantwoord. De Hoge Raad heeft in die zaak impliciet beslist (namelijk door bevestiging van de oordelen van rechtbank en hof) dat de faciliteit van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 niet in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in de artikelen 14 EVRM2 en 26 IVBPR3. De Hoge Raad heeft dit beslist onder verwijzing naar artikel 81 RO4, hetgeen betekent dat de Hoge Raad een nadere motivering niet nodig achtte. De aan het arrest voorafgaande uitspraken van Rechtbank Arnhem van 25 maart 2010, nr. 09/1750 (LJN: BX0548) en Gerechtshof Arnhem van 22 maart 2011, nr. 10/00194 (LJN: BQ0618) waren expliciet op dit punt. Ik ben derhalve van mening dat reeds voldoende duidelijkheid is gecreëerd, namelijk dat er geen sprake is van strijd met het discriminatieverbod. Het valt binnen de ruime beoordelingsvrijheid («wide margin of appreciation») die de wetgever nu eenmaal heeft. De intentie van de wetgever is geweest bedrijfsopvolgingen zo min mogelijk te laten belemmeren door een heffing van schenk- en erfbelasting.
Het arrest van de Hoge Raad en de uitspraak van Rechtbank Breda betreffen het belastingjaar 2007. Ook met betrekking tot latere jaren – dus ook na de herziening van de Successiewet 1956 per 1 januari 2010 en de aanpassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij die herziening – neemt de Belastingdienst het standpunt in dat geen sprake is van een onaanvaardbare discriminatie.
Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Wat betekent deze uitspraak voor belastingplichtigen?
Zie antwoord vraag 2.
Moet iedere verkrijger op basis van de Successiewet 1956, bezwaar maken tegen aanslagen schenk- of erfbelasting? Dient in nog in te dienen aangiften reeds een beroep te worden gedaan op deze uitspraak?
Een verkrijger die meent in aanmerking te komen voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet dient dit tot uitdrukking te brengen in zijn aangifte dan wel, indien reeds een aanslag is opgelegd die nog niet onherroepelijk vaststaat, een bezwaarschrift in te dienen. Bezwaarschriften tegen aanslagen die al onherroepelijk vaststaan, zullen niet-ontvankelijk worden verklaard. Een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling in gevallen waarin al aangifte is gedaan, maar de aanslag nog niet is opgelegd, dient in de vorm van een aanvulling op de aangifte te worden gedaan.
Bent u bereid nu al aan te geven dat u vanaf een nu aan te geven moment de uitspraak algemeen bindend zult verklaren, onafhankelijk van het feit of iemand bezwaar of beroep heeft aangetekend dan wel beroep heeft gedaan op de uitspraak? Bent u zich ervan bewust dat hiermee een enorme stapel bezwaarschriften en een rare vorm van rechtsongelijkheid, tussen de mensen die wel wisten van de uitspraak en daar een beroep op deden en de mensen die de uitspraak niet kenden en er geen beroep op deden, wordt voorkomen?
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2011 zal ik de uitspraak van Rechtbank Breda niet als richtsnoer nemen. Bij het regelen van aanslagen schenk- en erfbelasting neemt de Belastingdienst het arrest van de Hoge Raad als leidraad. Tegen de uitspraak van de rechtbank zal hoger beroep worden ingesteld. Een ieder die in weerwil van het arrest van de Hoge Raad voor niet-ondernemingsvermogen een beroep wil doen op de faciliteiten bij bedrijfsopvolging zal zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven dit bij de aangifte of in een bezwaarschrift moeten doen. Ik beraad mij momenteel op mogelijkheden om bezwaarschriften op een voor Belastingdienst en belastingplichtigen zo doelmatig mogelijke wijze te behandelen.
Bent u bekend met de schatting van de gevolgen van de uitspraak op een bedrag van € 1 miljard?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat de budgettaire consequenties van de uitspraak € 1 miljard bedragen? Zo nee, hoe hoog schat de Belastingdienst de budgettaire consequenties?
Of de uitspraak van Rechtbank Breda budgettaire consequenties heeft, is afhankelijk van het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad. Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, zal ik in beroep gaan tegen de uitspraak van de rechtbank. Als de Hoge Raad in overeenstemming met zijn arrest van 9 december 2011 oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsregeling geen onaanvaardbare discriminatie inhoudt, zijn er geen budgettaire consequenties. Die zijn er evenmin als de Hoge Raad de regeling wel discriminatoir zou achten, maar geen directe werking aan dat oordeel verbindt en het herstel van die discriminatie aan de wetgever overlaat. Een budgettaire derving zal alleen optreden als de Hoge Raad volledig «om zou gaan» en de uitspraak van Rechtbank Breda geheel in stand laat inclusief het opleggen van conserverende aanslagen voor niet-ondernemingsvermogen. In dit laatste geval kan – indien belastingplichtigen massaal een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling zouden doen – de budgettaire derving oplopen tot € 1 miljard of meer per jaar. Een eventuele derving kan overigens alleen betrekking hebben op aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststaan. Gelet op het genoemde arrest van de Hoge Raad zie ik de uitkomst van procedures met vertrouwen tegemoet.
Bent u voornemens om de vrijstelling voor ondernemingsvermogen in de Successiewet 1956 aan te passen, zodat deze volgens de rechter niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel? Bent u voornemens om op andere wijze het financiële belang van de heffing van schenk- en erfbelasting te waarborgen?
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 3 is aangegeven, zal de Belastingdienst in hoger beroep gaan tegen de onderhavige uitspraak van Rechtbank Breda en verwacht ik, gezien het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad, dat deze uitspraak geen stand zal houden en de wet derhalve niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel zal worden bevonden. Ik ben thans derhalve niet voornemens de bedrijfsopvolgingsregeling aan te passen. Indien de Hoge Raad de onderhavige uitspraak bevestigt, zal ik mij bezinnen op adequate aanpassing van de Successiewet 1956.
Hoe zal zo’n besluit eruit zien en binnen welke termijn zult u dit besluit nemen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de rechtbank in het licht van het bepaalde in artikel 11 van de Wet algemene bepalingen en het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2000 waaruit volgt dat de rechter alleen de macht heeft de wet toe te passen en terughoudend moet zijn bij het ingrijpen in wetgeving omdat dat in onze rechtstaat is overgelaten aan de wetgever?3
In artikel 11 van de Wet algemene bepalingen is bepaald dat de rechter volgens de wet recht moet spreken. Hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen. Dat is in deze uitspraak ook niet gebeurd. Het gaat hier om een toetsing aan artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM, dus een toetsing aan wetgeving van een hogere orde dan de nationale wet.
Voor de toetsing aan artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM moet beoordeeld worden of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te behandelen (vgl. EHRM 22 juni 1999, nr. 46757/99, zaak Della Ciaja/Italië, BNB 2002/398). Daarbij dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd («wide margin of appreciation»), tenzij dat van redelijke grond ontbloot is (vgl. EHRM 10 juni 2003, nr. 27793/95, zaak M.A. en anderen tegen Finland, V-N 2003/52.2, en HR 8 juli 2005 nr. 39 870, V-N 2005/34.2, r.o. 5.3).
Indien een wettelijke regeling in strijd is met het discriminatieverbod en de keuze van de wetgever van iedere redelijke grond is ontbloot, leidt dat niet altijd tot toepassing van de gunstigere regeling in de wettelijk ongunstiger behandelde gevallen. Indien toepassing van de gunstigere regeling leidt tot ongelijke behandeling van weer andere gevallen, dient de rechter te volstaan met de constatering dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Het is dan de taak van de wetgever om die schending op te heffen (HR 14 juli 2000, nr. 35 059, LJN: BI7527, BNB 2000/306).
Het bericht ‘Meer klachten over discriminatie’ |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Meer klachten over discriminatie»?1
Ja.
Hoe verklaart u de toename van discriminatie op de werkvloer van de afgelopen jaren?
Uit de kerncijfers 2011, een landelijk overzicht van discriminatieklachten en meldingen bij een groot aantal antidiscriminatiebureaus (ADB’s) in Nederland, en waarnaar in het bericht wordt verwezen, blijkt dat het totale aantal discriminatiemeldingen in 2011 met 5,2 procent licht is gestegen ten opzichte van 2010. Dit omvat niet alleen meldingen over discriminatie op de arbeidsmarkt. Het aantal klachten dat betrekking heeft op discriminatie op de arbeidsmarkt, is in 2011 – net als in de voorgaande jaren – ongeveer 30 procent van het totaal aantal klachten.
Overigens hoeft een toename van het aantal meldingen niet een toename van discriminatie te betekenen. Zoals de ADB’s zelf ook aangeven, hangt een toe-of afname van het aantal discriminatieklachten ook af van «andere factoren dan eventuele veranderingen in de daadwerkelijke omvang van discriminatie in de samenleving», zoals veranderingen in de meldingsbereidheid, een publiekscampagne of de maatschappelijke aandacht voor discriminatieproblematiek. Daarnaast hoeven niet alle gemelde discriminatieklachten daadwerkelijke discriminatie te zijn omdat ADB’s ervaren discriminatieklachten registreren, die niet allemaal door de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) of de rechter zijn getoetst. Er kan dus niet uit de meldingscijfers geconcludeerd worden dat er sprake is van een toename van discriminatie op de arbeidsmarkt.
Bent u van plan verdere maatregelen te nemen om deze toename in discriminatie op de arbeidsmarkt terug te dringen? Zo ja welke?
Op grond van de meldingscijfers kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een toename in discriminatie op de arbeidsmarkt. Dat laat onverlet dat het ongewenst is dat zoveel mensen discriminatie ervaren op de arbeidsmarkt. Dat vraagt om blijvende aandacht van alle betrokken partijen. De samenleving heeft iedereen nodig. Mensen moeten beoordeeld worden op hun talenten. Daarom kiest het kabinet voor generieke maatregelen die eraan bijdragen dat een ieder zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving.
De taak van de overheid is om voorwaarden te scheppen die noodzakelijk zijn om discriminatie tegen te gaan. De overheid heeft diverse instrumenten ontwikkeld om discriminatie aan te kaarten en te bestrijden, zoals de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV) en de extra aandacht voor discriminatie bij politie en Openbaar Ministerie (OM). Verder is in elke politieregio een Regionaal Discriminatieoverleg (RDO) ingesteld, waarin periodiek overleg plaatsvindt tussen politie, OM en ADV’s. De verantwoordelijkheid voor het voorkomen en bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie ligt primair bij werkgevers en werknemers. Werknemers kunnen bij een vermoeden van discriminatie zich wenden tot een Antidiscriminatievoorziening bij hun in de buurt, de Commissie Gelijke Behandeling of aangifte doen bij de politie.
Wel kan ik melden dat het kabinet voornemens is om aan de Sociaal Economische Raad (SER) een advies te vragen over het onderwerp discriminatie op de arbeidsmarkt. Daarbij zullen sociale partners gevraagd worden op welke wijze discriminatie op de arbeidsmarkt verminderd kan worden. Het advies zal betrekking hebben op alle fasen van werk: werving & selectie, op de werkplek zelf en beëindiging dienstverband. Uw Kamer zal hier separaat over worden geïnformeerd.
Daar het bericht stelt ook dat er in andere gebieden, zoals in de buurt, sprake is van een toename van discriminatie, gaat u hier iets aandoen?
Voorop staat dat gemeenten zelf de verantwoordelijkheid hebben om discriminatie in hun buurten en wijken aan te pakken. Om gemeenten hierin te ondersteunen, vinden momenteel oriënterende gesprekken plaats met professionele organisaties die gemeenten waar nodig kunnen faciliteren bij de aanpak van woonoverlast en burenconflicten. Om te benadrukken wat mensen zelf kunnen doen, zal de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel in het kader van de burgerparticipatie-agenda op zoek gaan naar goede voorbeelden van burgerinitiatieven om discriminatie in de buurt aan te pakken. Deze voorbeelden kunnen mensen stimuleren om discriminatie zélf aan te pakken en lokale overheden stimuleren om bewoners te betrekken bij de bestrijding van discriminatie in hun buurt of wijk.
Waar laten volgens u de huidige antidiscriminatie voorzieningen steken vallen? Bent u van plan verbetering van deze voorzieningen af te dwingen?
De Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) wordt op dit moment geëvalueerd. De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zal de resultaten hiervan met betrokken partijen bespreken, waarna hij u zal informeren over de resultaten van de evaluatie en de mogelijke consequenties daarvan.
Het contract van de GGZ-bestuurder van Mondriaan |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het feit dat de bestuurder van Mondriaan een contract heeft van 111 procent?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
In het jaarverslag-2011 staat dat de bestuurder van Mondriaan een contract heeft conform de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg). In artikel 2.1 BBZ staat vermeld dat het uitgangspunt voor een voltijdscontract een 40-urige werkweek is en dat overuren niet worden vergoed. In dit geval had er dus geen deeltijdfactor van 111%2 kunnen worden verantwoord. Daar had 100% moeten staan.
Overigens valt het werkelijk verdiende salaris zoals verantwoord in het jaarverslag binnen de BBZ-normen.
Deelt u de mening dat achter het feit dat bestuurders in een ander regime van bezoldiging zitten, de gedachte zit dat zij andere werktijden en verantwoordelijkheden hebben? Vindt u deze redenering nog overeind staan wanneer bestuurders zich een contract van meer dan 100 procent laten geven? Graag een toelichting op uw antwoord.
Bestuurders zitten inderdaad in een ander regime van bezoldiging dan medewerkers die onder een cao vallen. Bij de laatste groep is wél een 111%-contract mogelijk (met een navenant aangepast salaris), bij de eerste groep niet.
Kunt u zich voorstellen dat het personeel dit contract, alsmede de beloning, «witteboordencriminaliteit» noemt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u aan deze vorm van criminaliteit doen?
Ik kan niet treden in de kwalificaties die het personeel zou kunnen geven. Wel kan ik me voorstellen dat zij vraagtekens zetten bij dit gegeven en er uitleg over vragen. Als die uitleg dan wordt gegeven, zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 2, dan neem ik aan dat het personeel, net als ik, constateert dat de 111% een foute weergave is van de werkelijkheid, maar dat dit onverlet laat dat het inkomen niet uitstijgt boven de juiste BBZ-inschaling.
Is het waar dat de beloningscode voor bestuurders in de zorg toestaat dat bestuurders zich contracten (laten) aanmeten van meer dan 100 procent? Wat is uw mening hierover?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de constatering dat mensen, die werken in de zorg, maar al te vaak meer werken dan in hun contract staat, maar dat zij geen contract van meer dan 100 procent kunnen krijgen? Hoe oordeelt u, over de uitzonderingspositie, die bestuurders zich (laten) aanmeten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Kunt u toelichten hoeveel bestuurders een overeenkomst hebben van meer dan 100 procent?
In de gegevens over de jaarverslagen-2010 heb ik geen meldingen aangetroffen over deeltijdpercentages van meer dan 100%.
De aansluiting van mbo-opleidingen op de arbeidsmarkt |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Opgeleid voor werk dat er niet is»?1
Ja.
Deelt u de mening dat wij het ons niet kunnen veroorloven om zoveel mensen op te leiden voor werkloosheid? Zo nee, waarom niet?
Het is onwenselijk om mensen op te leiden voor werkloosheid. Het beeld dat het artikel oproept (namelijk dat het mbo jongeren opleidt voor werkloosheid) deel ik echter niet.
In algemene zin zijn de arbeidsmarktperspectieven voor mbo-gediplomeerden tot 2016, met uitzondering van bepaalde opleidingen in de sector economie, namelijk redelijk tot goed.2 De gemiddelde intredewerkloosheid voor bol-gediplomeerden is 3–4 weken (0,9 maand) en voor bbl-gediplomeerden 1–2 (0,3 maand) weken.3
Deelt u de mening dat de vrijblijvende aanpak niet tot een bevredigend resultaat heeft geleid, gezien de cijfers in het genoemde bericht? Zo nee, waarom niet?
Ik neem afstand van de kwalificatie van een «vrijblijvende aanpak». In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties in gang zijn gezet om tot een doelmatig opleidingenaanbod te komen.4
Welke acties gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat mbo-opleidingen beter op de arbeidsmarkt aansluiten?
In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties in gang zijn gezet om tot een doelmatig opleidingenaanbod te komen.
Deelt u de mening dat er meer prikkels voor regionale opleidingscentra zouden moeten bestaan om studenten eerlijk voor te lichten over opleidingen die een kleine kans op werk bieden? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad van belang dat deelnemers tijdig worden voorgelicht over de loopbaanperspectieven van de opleidingen waar zij voor (overwegen te) kiezen. Op mijn verzoek wordt in het kader van loopbaanoriëntatie een studiebijsluiter ontwikkeld voor studenten en ouders die zo mogelijk per opleiding of soortgelijke opleidingen zicht geeft op relevante informatie waaronder het (regionaal) arbeidsmarktperspectief. Het ontwikkelen van de studiebijsluiter is onderdeel van het bredere stimuleringsprogramma LOB in het mbo. Het stimuleringsprogramma LOB in het mbo heeft als ambitie om één portal voor het mbo te realiseren, waarin alle relevante en actuele informatie t.b.v. de studie- en beroepskeuze van aankomende vmbo/havo en mbo studenten en ouders te vinden is.