Het bericht dat zwangere vrouwen met een verhoogd risico op een kind met het syndroom van Down niet langer in een Nederlandse ziekenhuis terecht kunnen voor een bloedtest |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ziekenhuis moest stoppen met bloedtest Down»?1
Het bericht dat het LUMC is gestopt met het aanbieden van een bloedtest naar Down, is juist. Dit is voor de betrokken patiënten vervelend. Het ministerie van VWS heeft het LUMC echter gewaarschuwd omdat zij niet beschikte over de vergunning die in het kader van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) nodig is. De WBO is bedoeld om burgers te beschermen tegen de risico’s van screening en bij onderzoek naar onbehandelbare aandoeningen is sprake van een vergunningplicht.
Is een medische instelling verplicht u te informeren als een pilot wordt gestart? Heeft het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) u van tevoren geïnformeerd over deze pilot?
Als er sprake is van screening naar een onbehandelbare aandoening (dan wel kanker of met behulp van straling, de vergunningplichtige categorieën van de WBO) moet elke instelling vooraf een vergunning aanvragen, Ook in een pilot moet, in het belang van de deelnemer, zorgvuldig worden gehandeld.
Er zijn eind 2011 door vertegenwoordigers van VWS en de Gezondheidsraad gesprekken gevoerd met het LUMC over onderzoek naar de test en de vergunningprocedure op grond van de WBO, maar er was nog geen aanvraag ingediend.
Wat is de reden dat u deze pilot heeft afgebroken?
Het LUMC heeft de pilot afgebroken na de waarschuwing dat er werd gehandeld in strijd met de WBO.
Klopt het dat het hier ging om niet-invasieve prenatale diagnostiek?
Er is hier sprake van een niet-invasieve prenatale test (NIPT) waarbij ook de uitslag van deze test geen honderd procent zekerheid geeft. Bij een positieve uitslag moet er alsnog invasieve diagnostiek plaatsvinden. Zij het relatief veel minder vaak dan na de combinatietest die nu wordt gebruikt, waardoor het risico op een miskraam door de vlokkentest of vruchtwaterpunctie in totaal afneemt.
Hoe beoordeelt u de recente ontwikkelingen op dit gebied, gezien de voordelen die deze nieuwe testen hebben boven oudere methoden als de vlokkentest of vruchtwaterpunctie?2
Ik beoordeel de ontwikkelingen op het gebied van de NIPT als veelbelovend. Ik begrijp ook heel goed dat zwangeren graag meer zekerheid willen hebben bij de screening en het risico van de invasieve diagnostiek zwaar laten wegen. Maar de NIPT is beperkt getest, voornamelijk in hoog-risico zwangerschappen. Er is verder onderzoek nodig om vast te stellen of de test echt zo goed is en of de test ook geschikt is voor screening in reguliere zwangerschappen. Dat zeggen de onderzoekers van het LUMC ook zelf3.
Wat is de reden dat Nederland in vergelijking met andere landen, zoals Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Liechtenstein, de Verenigde Staten en China, achterloopt in de ontwikkeling en toepassing van deze testen?
De test wordt op dit moment in enkele landen aangeboden in privé klinieken. De test is nog nergens ingebed in een screeningsprogramma. Ik hecht waarde aan de inbedding in de screening, in verband met de waarborgen en zorgvuldigheid die wij in Nederland daarbij hanteren, zoals de geïnformeerde keuze. Er is nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs beschikbaar zodat mensen zelf de voors en tegens van deze test kunnen afwegen.
Bent u van mening dat deze testen op het syndroom van Down toegestaan zouden moeten worden, gezien de genoemde gezondheidswinst die zij met zich meebrengen?
Het doel van de screening op syndroom van Down is het bieden van handelingsopties. Elke stap in de screening is erop gericht de zwangere te ondersteunen bij het maken van een geïnformeerde keuze. Iedere zwangere wil natuurlijk weten dat alles goed gaat met haar kindje, maar de gevolgen van slecht nieuws – zeker bij een onbehandelbare aandoening – zijn verstrekkend. Daarom hecht ik zo aan de waarborgen die wij nu in de screening hebben ingebouwd. Bij de zorgvuldige manier waarop wij in Nederland omgaan met screening hoort gedegen onderzoek naar de test.
Verwacht u op korte termijn een uitspraak van de Gezondheidsraad over de toepassing van deze testen?
Zoals ik bij vraag 2 al aangaf heeft het LUMC nog geen vergunningaanvraag ingediend. Als die binnen is vraag ik de Gezondheidsraad om advies en adviseert de Gezondheidsraad in de regel binnen vier maanden.
Hoe ziet u de ontwikkeling van next generation sequencing in de nabije toekomst? Welke stappen neemt u om deze ontwikkeling in goede banen te leiden, en wat zijn uw ankerpunten in de medisch-ethische afwegingen die deze nieuwe methoden met zich meebrengen?
Met next generation sequencing zullen we in de toekomst steeds sneller, steeds meer te weten komen over ons DNA en de gevolgen voor onze gezondheid. De mogelijkheid om foetaal DNA uit maternaal bloed te halen, brengt de discussie over de grenzen die aan dergelijke technieken moeten worden gesteld, heel dichtbij. Een belangrijk ankerpunt hierbij is de bescherming van de zwangere. Zij heeft naast het recht op weten ook het recht op niet-weten. Het maken van een geïnformeerde keuze over screening zal in de toekomst alleen maar complexer worden. Des te meer reden om zorgvuldig om te gaan met de besluitvorming rondom de test. Ik verwacht dan ook een signalement van de Gezondheidsraad, waarin wordt ingegaan op de NIPT, de context waarin de test wordt aangeboden en de medisch-ethische implicaties hiervan.
De rol van het €500 biljet in de geldsmokkel, witwascircuit, drugs- en overige criminaliteit |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel: «Organised crime fears cause ban on 500 euro note sales»?1
Ja.
Kunt u de afweging toelichten om bij de invoering van de euro in 2002 een € 500 biljet in de eurozone te gaan gebruiken, gegeven de toen reeds bekende gevaren voor grensoverschrijdende witwaspraktijken, geldsmokkel en andere criminaliteit?
Het besluit welke coupures eurobankbiljetten door de centrale banken van het Eurosysteem zouden worden uitgegeven, is indertijd genomen door de Europese Centrale Bank (ECB).
Met de uitgifte van biljetten van 500 euro heeft de ECB de traditie voorgezet van eurolanden als Duitsland en Nederland om bankbiljetten uit te geven met een aanzienlijke nominale waarde. In deze landen gaf de centrale bank al tientallen jaren voor de invoering van de euro bankbiljetten uit van respectievelijk 1000 Duitse mark (het equivalent van afgerond € 511) en 1000 gulden (het equivalent van afgerond € 454).
Welke coupures centrale banken uiteindelijk kiezen om in de vraag naar bankbiljetten te voorzien, wordt enerzijds bepaald door de behoeften van het publiek en anderzijds door de productiekosten; het is goedkoper om biljetten van een hoge waarde te laten produceren dan een veelvoud daarvan aan biljetten met een (veel) lagere waarde. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft geschat dat het eurosysteem door de uitgifte van het biljet van 500 euro tot nu toe meer dan € 90 miljoen aan productiekosten bespaard heeft.
Wat is uw oordeel over het uit de roulatie nemen van het € 500 biljet in het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de schatting van het Britse Serious Organised Crime Agency dat meer dan 90 procent van de in het Verenigd Koninkrijk in omloop zijnde € 500 biljetten gebruikt wordt in het georganiseerde criminele circuit?
Blijkens het bericht van de BBC verkopen wisselkantoren in het VK geen biljetten van 500 euro meer, omdat het Serious Organised Crime Agency op basis van gefundeerd onderzoek raamt dat 90% van de door deze kantoren verkochte van 500-eurobiljetten gebruikt wordt voor witwassen. Biljetten van 500 euro worden wel ingekocht door de wisselkantoren in het VK.
Gelet op het feit dat het VK geen deel uitmaakt van de eurozone, is het gebruik van biljetten van 500 euro in het VK op zich al ongebruikelijk en is het stopzetten van de uitgifte van dergelijke biljetten eerder aan de orde.
Is voor Nederland en het eurogebied bekend welk deel van de geldhoeveelheid bestaat uit € 500 biljetten? Kloppen de schattingen dat 38 procent van de geldhoeveelheid uit € 500 biljetten bestaat en deelt u de mening dat dat merkwaardig zou zijn, aangezien het biljet in de meeste winkels feitelijk niet als betaalmiddel fungeert?
Het is niet bekend welk deel van de Nederlandse chartale geldhoeveelheid bestaat uit biljetten van 500 euro. De rol van deze biljetten in Nederland is echter niet groot. Zo had bijvoorbeeld van de totale waarde van de in 2012 door DNB uitgegeven bankbiljetten slechts 1,5% betrekking op het biljet van 500 euro. Voorts werden van deze coupure in 2012 door DNB meer biljetten ingenomen dan uitgegeven. Elders ligt dit anders. Van de totale waarde van alle in omloop zijnde eurobankbiljetten heeft inderdaad 38% betrekking op biljetten van 500 euro. Welk deel zich hiervan in het eurogebied bevindt, en dus ook in Nederland, is niet bekend. De ECB heeft echter geraamd dat naar waarde (niet naar aantallen) eind 2008 20–25% van de eurobankbiljetten zich buiten het eurogebied bevond (zie ECB, The international role of the euro, 2010, www.ecb.europa.eu).
Behalve als betaalmiddel vervullen bankbiljetten ook een rol als zogenoemd oppotmiddel. In tijden van (financiële) crisis is gebleken, dat zich een toenemende vraag voordoet naar biljetten met een hoge coupure. Bij gebrek aan vertrouwen in de veiligheid en bereikbaarheid van hun girale tegoeden willen sommigen extra contant geld aanhouden. Dit is een legitieme aanwending van bankbiljetten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak in het artikel «De bolletjesslikker heeft plaatsgemaakt voor de euroslikker»?2 Hoeveel euro’s aan zwart geld is op deze wijze aangetroffen?
In het desbetreffende artikel wordt een veelheid van methoden beschreven waarop men probeert zwart geld door te sluizen en wit te wassen. Bij grenscontroles zijn douaniers in 2012 het slikken van geldbollen niet veel tegengekomen.
De Douane heeft mij laten weten dat er in 2012 twee casussen zijn geweest waarbij geld in bolletjes een rol speelden. In een geval betrof het een mannelijke verdachte die wel bolletjes bij zich had met daarin biljetten van 500 euro (totale bedrag € 254.000), maar de bolletjes waren in zijn koffer verstopt. Een ander geval betrof een vrouw die € 3510 (waaronder € 1500 aan biljetten van 500 euro) in een zogenaamde duwersbol in een lichaamsholte had gestopt.
Hoe oordeelt u over het besluit van de Canadese Centrale bank in 2000 om het 1000 dollar biljet op advies van de corruptie- en misdaadbestrijding uit de omloop te halen? Wint de ECB ook dergelijke adviezen in en hoe worden deze gewogen?
Het is bekend dat het intrekken van het biljet van 1000 Canadese dollar (dat op het moment van intrekking ongeveer € 700 waard was, en voorzag in ongeveer 11% van de Canadese bankbiljettenvraag) geen noemenswaardige impact heeft gehad op de ontwikkeling van de vraag naar contant geld in Canada in de jaren daarna. Dit voedt de verwachting dat bij intrekking van de hoogste coupure de vraag zich verplaatst naar het biljet van 200 euro.
DNB heeft mij laten weten dat de ECB zich ten behoeve van haar besluitvorming terdege pleegt te informeren over het gebruik van de onderscheiden eurobiljetten.
In hoeverre is bekend dat het € 500 biljet internationaal het 100 dollarbiljet verdringt als gangbaar betaalmiddel in criminele milieus? Welke acties zijn door u, door DNB en door de ECB ondernomen om dit tegen te gaan?
DNB heeft aangegeven dat de vraag naar eurobankbiljetten (alle coupures samen) in de eerste 8 jaar na hun introductie harder gegroeid is dan de vraag naar dollarbiljetten. Dit lijkt, aldus DNB, eerder het gevolg van het feit dat met introductie van de euro naast de dollar een tweede grote valuta op het wereldtoneel is verschenen. Of daarmee het biljet van 100 dollar internationaal door het biljet van 500 euro is verdrongen als gangbaar betaalmiddel in het criminele circuit is moeilijk na te gaan. Exacte cijfers zijn niet te geven; er is immers sprake van een schaduweconomie waarvan de juiste omvang niet is vast te stellen.
Om het gebruik van biljetten in criminele milieus terug te dringen is het Nederlandse beleid gericht op het ontmoedigen van het gebruik van contant geld voor witwastransacties. Bijvoorbeeld dienen in dat kader, krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), onder andere banken, wisselinstellingen en betaaldienstverleners transacties, waaronder contante geldtransacties, waarbij zij aanleiding hebben om te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen te melden bij de Financiële Inlichtingen Eenheid. Daarbij moeten ook alle geldtransfers van € 2000 of meer gemeld worden wanneer daarbij gelden in de vorm van chartaal geld ter beschikking worden gesteld. Hierop wordt toezicht gehouden door DNB. Voorts dienen handelaren transacties te melden waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, sierraden of juwelen verkocht worden tegen gehele of gedeeltelijke contante betaling, wanneer het contant te betalen bedrag meer dan € 25.000 bedraagt. Onafhankelijke juridisch adviseurs, advocaten, notarissen, belastingadviseurs, externe accountants, bedrijfseconomische adviseurs, bemiddelaars in onroerende zaken en trustkantoren dienen transacties te melden waarbij contante betalingen van € 15.000 of meer aan henzelf of door hun tussenkomst plaatsvinden.
Deze meldplichten hebben het voordeel dat zij het legitieme gebruik van contant geld onverlet laten en ook effect kunnen sorteren als andere bankbiljetten dan het biljet van 500 euro gebruikt worden.
Voorts kan worden gewezen op de Verordening liquide middelen.3
In artikel 3, eerste lid, van die verordening is bepaald: «Iedere natuurlijke persoon die de Gemeenschap binnenkomt of verlaat, en liquide middelen ten bedrage van EUR 10.000 of meer vervoert, moet dat bedrag overeenkomstig deze verordening aangeven bij de bevoegde autoriteiten4 van de lidstaat via welke deze middelen de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Er is niet aan de aangifteplicht voldaan indien de verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn.»
Bij constateren van niet-aangeven of onjuist dan wel onvolledig aangeven is de bewijsvoering voor witwassen vergemakkelijkt.
De Douane heeft mij laten weten dat zij vanuit haar toezichthoudende taak op de naleving van de verordening weet dat er veel biljetten van 500 euro in omloop zijn. Het bezit van deze grote coupures levert niet automatisch het redelijke vermoeden op van witwassen. Het in bezit hebben van grote hoeveelheden biljetten van 500 euro wordt regelmatig gezien bij reizigers uit West-Afrika, Egypte en Libië in verband met de handel in tweedehands auto’s en trucks.
Is bekend welk deel van de gelden die gepaard gaan met witwassen in de vorm van € 500 biljetten gebeurt?
Het gebruik van contant geld – waaronder gebruik van biljetten van hoge waarde – is in een witwasproces veelal een tussenstap ten behoeve van het verplaatsen of overdragen van geld zonder sporen na te laten. Het is niet bekend in hoeverre gelden die worden witgewassen, worden aangehouden in of omgezet van of naar biljetten van 500 euro. Deze praktijk is moeilijk te kwantificeren nu, zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 7, sprake is van een schaduweconomie. Verder kan witwassen – het verhullen van de criminele herkomst van geld – ook geschieden ten aanzien van giraal geld.
Zijn er studies verricht naar het gebruik van dit biljet door witwassers, drugscriminelen en andere malifide types in Nederland of de Eurozone door de Nederlandsche Bank of het Europees Systeem van Centrale Banken? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, vindt u dan niet dat hiernaar onderzoek moet worden gedaan gelet op de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en berichtgeving over het smokkel- en zwartgeldcircuit in Nederland?
DNB en andere centrale banken, waaronder de centrale banken die deel uitmaken van het Europees Stelsel van Centrale Banken, verrichten regelmatig onderzoek naar verschillende aspecten van het gebruik van contant geld.
Soms wordt daarbij aandacht besteed aan het gebruik van grote coupures. Een recent voorbeeld is een artikel in het Monthly Bulletin van de ECB van april 2011 (The Use of Euro Banknotes – Results of two surveys among households and firms, ECB Monthly Bulletin, april 2011, blz. 79 tot en met5. Een uitkomst van het daarin beschreven onderzoek is bijvoorbeeld dat in de acht onderzochte eurolanden gemiddeld een kwart van de respondenten tenminste eens per jaar een biljet van 200 of 500 euro gebruikt. Dit gemiddelde zou nog hoger liggen als Nederland (8%) en Frankrijk (9%) buiten beschouwing zouden worden gelaten. Het onderzoek dat DNB verricht naar het gebruik van cash om inzicht te hebben in de verschuiving van contant naar elektronisch betalen, richt zich sinds de introductie van de euro vooral op het aantal contante betalingen en de waarde van de contante omzet in Nederland.
Ook binnen de overheid wordt stil gestaan bij het probleem van geldsmokkel en het zwartgeldcircuit. In het Criminaliteitsbeeld analyse Witwassen van het Korps Landelijke Politiediensten (Klpd) wordt momenteel specifiek gekeken naar contante geldsmokkel door Colombianen naar Zuid-Amerika. Voorts richt het Flexibele informatie en expertise team Financieel van de Klpd zich ook specifiek op georganiseerde contante geldsmokkel.
Deelt u de zorgen over het malafide gebruik van het € 500 biljet? Deelt u de mening dat als het zo is dat het biljet voornamelijk criminaliteit faciliteert het uit het betalingsverkeer moet worden genomen? Zo ja, bent u bereid om u daarvoor bij DNB en de ECB in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de zorg over het door criminele motieven gedreven gebruik van contant geld.
Voor een adequate beantwoording van deze en de vorenstaande vragen heb ik uitgebreid advies gevraagd aan en inlichtingen ingewonnen bij de Nederlandsche Bank, de Belastingdienst, de FIOD, de Douane en het Korps Landelijke Politiediensten. Daarbij is onder andere ook opgemerkt, dat naast het malafide gebruik tevens sprake is van bonafide gebruik van het biljet van 500 euro.
Als beschreven in mijn antwoord op vraag 7 is het Nederlandse beleid gericht op het voorkomen en waar mogelijk opsporen van een dergelijk gebruik met behulp van de meldplichten op grond van de Wwft. Er zijn naar mijn mening voldoende mogelijkheden om criminaliteit en witwassen te bestrijden. Bij het uit circulatie nemen van het biljet van 500 euro is de verwachting gerechtvaardigd dat het volgende biljet in de reeks, in dit geval het biljet van 200 euro, voor dat doel gebruikt zal gaan worden.
Alles overwegende ben ik niet voornemens om bij DNB en de ECB het uit het betalingsverkeer halen van het biljet van 500 euro te bepleiten.
De poging van de KNVB om de mening van een scheidsrechter te verbieden |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «KNVB wil liever geen PVV-teksten»?1
Ja.
Klopt dit bericht, en zo ja, wat vindt u ervan dat de KNVB op deze manier tracht scheidsrechters monddood te maken die het Marokkanenprobleem wel durven te benoemen?
Desgevraagd meldt de KNVB vanzelfsprekend de vrijheid van meningsuiting van iedereen te respecteren, zo óók van al zijn leden. Wel heeft de bond zijn zorg willen uitspreken aangaande opmerkingen van de betrokken scheidsrechter op sociale media die als beledigend, kwetsend of zelfs racistisch kunnen worden ervaren, en daarmee op gespannen voet staan met de normen- en waarden waaraan de bond vasthoudt.
De KNVB ontving over de uitingen van betrokkene diverse klachten van leden.
Dit vormde een reden te meer voor de bond om – in deze tijd waarin het begrip «respect» een prominente plaats inneemt – richting betrokkene te reageren zoals dat gebeurd is. De KNVB vindt, dat functionarissen zoals scheidsrechters als geen ander een voorbeeldfunctie hebben, waarvan zij zich wat de KNVB betreft altijd bewust zouden moeten zijn. De bond heeft daarom een duidelijk signaal hieromtrent willen afgegeven.
Ik laat het aan de KNVB om binnen de bond daarin een eigen weg te kiezen.
Verder geeft de KNVB aan dat er inmiddels een gesprek plaatsgevonden heeft tussen de bond en betrokkene. In de ogen van de KNVB had betrokkene zijn functie van voorzitter van Scheidsrechters Vereniging Amsterdam (SVA) kunnen blijven vervullen.
Deelt u de mening dat een scheidsrechter te allen tijde de vrijheid moet hebben om zijn mening te verkondigen, ook als die mening niet strookt met die van de politiek-correcte KNVB? Zo neen, waarom niet?
Ik deel de mening dat ook een scheidsrechter ten allen tijde vrijheid van meningsuiting heeft. Er zijn grenzen aan de vrijheid van meningsuiting: «moet jij niet wat grensrechters doodtrappen» is een uitspraak waarvan ik mij heel goed kan vinden in de reactie van de KNVB die afstand neemt van dit soort uitspraken van een scheidsrechter van de KNVB.
Heeft de KNVB, of een andere door de overheid gesubsidieerde sportbond, eerder pogingen ondernomen tot dergelijke censuurpraktijken?
Nee.
Bent u bereid de directie van de KNVB op het matje te roepen, en er op aan te dringen dat deze dappere scheidsrechter excuses krijgt aangeboden? Zo neen, waarom niet?
Nee. De KNVB bepaalt, als autonome ledenorganisatie, zelf waar de grenzen liggen van wat leden zich kunnen veroorloven.
Het bericht dat de AFM meer pensioenrechten voor jongeren wil |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de speech van de heer Korte – bestuurslid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) – getiteld «Eerlijker over pensioen»?1
De heer Korte spreekt over interessante thema's in zijn speech. Hij wil pensioenfondsen oproepen bij te dragen aan herstel van vertrouwen. Hij stuurt aan op een open wijze van communiceren over de pensioensituatie van deelnemers. Die communicatie moet ook compleet zijn, dus zowel over de groei van het vermogen als over de verplichtingen van pensioenfondsen. Hij benoemt ook de verschillen die er zijn tussen de kwaliteit van pensioenregelingen en dat die voor deelnemers soms slecht zichtbaar zijn. In de speech wordt ook stil gestaan bij de effecten van de financiering van pensioen via de doorsneepremie.
Dit zijn onderwerpen die duidelijk aansluiten bij de brede discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het pensioenstelsel die ik nu voorbereid. Ik voer gesprekken met partijen die betrokken zijn bij pensioen; onder meer jongeren, ouderen, werkgevers en werknemers en zelfstandigen. Specifiek over het onderwerp van de doorsneepremie laat ik een studie verrichten. Ik vind een goede oudedagsvoorziening van groot belang en probeer er op deze manier voor te zorgen dat huidige en ook toekomstige generaties daar zicht op hebben.
Hoe beoordeelt u zijn uitspraken over de communicatie van pensioenfondsen? Vindt u ook dat alle informatievoorziening een stuk beter kan, dus niet alleen de verplichte vormen van communicatie?
De voorbereidingen voor herzieningen van de communicatiebepalingen in de Pensioenwet zijn gaande. Deze zijn er op gericht de verplichte informatievoorziening te verbeteren. Daar ligt mijn prioriteit, omdat op dit vlak de nodige stappen moeten worden gezet. Ik concentreer me daarbij op de uitvoering van de aanbevelingen, zoals opgenomen in het rapport «Pensioen in duidelijke taal».2
Er zijn geen wettelijke bevoegdheden voor AFM om in te grijpen in niet verplichte vormen van communicatie. Dat neemt niet weg dat verbetering van pensioencommunicatie, in verplichte vorm of niet, altijd hoog in het vaandel staat.
Wat is uw reactie op het specifieke voorbeeld waarbij een pensioenuitvoerder een brochure voor werkgevers heeft waarin staat dat er een vaste premie geldt en een brochure voor de werknemers bij die werkgevers, waarin een DB-regeling uiteen wordt gezet? Welke juridische bevoegdheden heeft de AFM om in dergelijke gevallen in te grijpen?
Deze casus werd in de speech slechts als voorbeeld aangehaald. Ik ken de details van de casus niet en kan daarover geen oordeel geven. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de heer Korte over de doorsneepremie?
Ik neem de uitspraken voor kennisgeving aan. Er loopt een onderzoek naar de effecten van de doorsneepremie (zie ook vraag 5). Ik wil de uitkomsten daarvan meenemen in de brede maatschappelijke discussie over de toekomst van het pensioenstelsel. Een oordeel over de doorsneepremie vergt overigens een bredere afweging die buiten de wettelijke taakopdracht van de AFM valt.
Hoe ver is het onderzoek naar de doorsneepremie gevorderd? Waarom is de uitkomst uitgesteld van eind 2012 naar het tweede kwartaal 2013?2
Eind vorig jaar is dit onderzoek begonnen. Vanwege prioritering van werkzaamheden is enige vertraging ontstaan. Het onderzoek is begin mei gereed.
Wilt u de inperking van het Witteveenkader in samenhang bekijken met een eventuele aanpassingen van de doorsneepremie, met oog op een evenwichtige uitkomst voor verschillende generaties? Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel over de inperking van het Witteveenkader tegemoet zien? Kunt u toezeggen het onderzoek over de doorsneepremie naar de Kamer te sturen voor het debat over een eventuele inperking van het Witteveenkader?
Het streven van het kabinet is erop gericht het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de aanpassing van het Witteveenkader dit voorjaar bij de Tweede Kamer in te dienen. Daarbij zal apart aandacht worden geschonken aan generatie-effecten. Dit wetsvoorstel is een implementatie van het regeerakkoord en staat los van het onderzoek naar de doorsneepremie.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg Pensioenonderwerpen op 6 februari 2012?
Ja.
Een app die bewoners attendeert op vergunningaanvragen in hun buurt |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «OmgevingsAlert wint Nationale App-prijs»?1
Ja. Om bezwaren en bedenkingen te kunnen uiten tegen een (voorgenomen) besluit, is bekendheid van het besluit vereist. Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. De Algemene wet bestuursrecht regelt de bekendmaking (artikel 3:42 Awb.). De bekendmaking door decentrale overheden van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Ook kan de bekendmaking elektronisch geschieden, mits in een van overheidswege uitgegeven blad. Aan de tot de decentrale overheden behorende bestuursorganen wordt de ruimte gelaten om over te gaan op elektronische publicatie op een moment dat zij daartoe geëigend achten.2
De opkomst van de elektronische media, in het bijzonder internet, biedt mogelijkheden om burgers snel, goedkoop en volledig te informeren. Nu het merendeel van de huishoudens toegang heeft tot internet, groeit de vraag om digitaal toegankelijke informatie. De Wet elektronische bekendmaking biedt overheden de mogelijkheid tot elektronisch bekendmaken. Het gaat daarbij ook om bekendmakingen vergunningsbesluiten. Op termijn worden gemeenten en andere overheden verplicht om officiële bekendmakingen elektronisch beschikbaar te maken.
Deelt u de mening dat de wettelijke mogelijkheden om bezwaar te maken tegen vergunningen beter benut kunnen worden als de bewoners op de hoogte zijn van de vergunningen die worden aangevraagd? Zo ja, op welke wijze kunnen bewoners zich van vergunningaanvragen op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de indruk dat het aantal gemeenten dat via huis-aan-huisbladen vergunningaanvragen publiceert, afneemt?
Ja. Digitale bekendmaking heeft de toekomst.
Deelt u de mening dat het via digitale weg verspreiden van vergunningaanvragen een bijdrage kan leveren aan het beter bekend worden van vergunningaanvragen bij bewoners? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om gemeenten aan te zetten deze digitale wegen (meer) te benutten? Zo nee, waarom niet?
Voor het formeel-juridisch kader voor bekendmaking en digitale bekendmaking wil ik verwijzen naar de antwoorden onder 1 en 2. De OmgevingsAlert biedt een faciliteit om in kennis te worden gesteld van vergunningsprocedures in de nabije omgeving. Het spreekt dat dit een bijdrage levert aan het bij omwoners beter bekend worden van vergunningaanvragen. De app laat zien welke vergunningaanvragen er in een bepaald gebied lopen, bijvoorbeeld op het gebied van slopen, bouwen, kappen of milieukwesties. Voor het verkrijgen van de informatie behoeft men dan niet het huis-aan-huis-blad of de gemeentelijke website te raadplegen. Gemeenten kunnen aansluiten en hun vergunninginformatie ter beschikking stellen. Van veel gemeenten is de informatie beschikbaar. Met een vooralsnog beperkt aantal gemeenten heeft OmgevingsAlert een vaste samenwerking.
Gemeenten kunnen zelf besluiten om bij het initiatief aan te sluiten. Ik beschouw de app als een goede ontwikkeling die ik dan ook toejuich. Volgens de jury is OmgevingsAlert de beste Nederlandse bestaande toepassing (app) waarbij gebruik gemaakt wordt van een databron van de overheid.3
Deelt u de mening dat de genoemde app bij uitstek geschikt kan zijn om bewoners die daar prijs op stellen gericht te informeren over vergunningaanvragen? Zo ja, gaat u dan ook gemeenten aansporen om zich aan te sluiten bij dit systeem en hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De islamitische opvoeding als vrijbrief voor verkrachting |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Verkrachter niet naar cel vanwege islamitische opvoeding»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de mening dat de uitlatingen van de verkrachter, dat vrouwen waardeloos zijn, de vrouwhatende aard van de islam tonen?
Ik ben niet van mening dat de uitlatingen van één individu iets zeggen over de aard van een godsdienst.
Hoe duidt u het gegeven dat er binnen Europa een land bestaat dat verkrachters vanwege hun islamitische opvoeding niet in de cel gooit?
Het betreft hier berichtgeving over een uitspraak van een Britse rechter in een strafzaak. Het is niet aan de Nederlandse regering om uitspraken te doen over de juiste toepassing van het Britse recht door een Britse rechter in een individuele strafzaak.
Ben u bereid uw walging uit te spreken over het gegeven dat een islamitische opvoeding in Engeland praktisch een vrijbrief is voor verkrachting en deelt u de mening dat dergelijk dhimmie-gedrag door rechters in Nederland nooit mag worden vertoond?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel “PvdA niet tevreden met regeling AOW-gat” |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van met het artikel «PvdA niet tevreden met regeling AOW-gat»?1
Ja.
Klopt de opmerking in het artikel «85% heeft hier niets aan»?
Het klopt dat het merendeel van de VUT- en prepensioengerechtigden niet voldoet aan de entreetoets voor de overbruggingsregeling. Zij hebben een inkomen en/of vermogen dat boven het daarin gestelde niveau ligt. Het kabinet verwacht daarom dat deze mensen de periode tussen het bereiken van de 65-jarige leeftijd en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd zelf kunnen overbruggen.
Op basis van onderzoek van het CBS verwacht het kabinet dat een jaarlijks iets fluctuerend percentage van 80 tot 90% van het totaal aantal vutters en prepensioeners niet voor de Overbruggingsregeling in aanmerking komt.
Bron: CBS, Centrum voor Beleidsstatistiek, 12 december 2012; «Inkomens- en vermogenspositie en voornaamste inkomstenbron van hoofdkostwinners»
Bent u bereid om naast de nieuwe regeling ook de voorschotregeling te handhaven?
Het vorige kabinet heeft de AOW-leeftijd met ingang van 1 januari 2013 verhoogd en daarbij als overgangsmaatregel een voorschotregeling getroffen. Ondanks deze voorschotregeling kan zich een overbruggingsprobleem voordoen bij mensen met een laag inkomen die nu al een VUT- of prepensioenuitkering ontvangen die eindigt bij de leeftijd van 65 jaar en voor wie het AOW-pensioen het belangrijkste deel van het besteedbaar inkomen is. Om deze mensen tegemoet te komen is in het Regeerakkoord voorzien in een overbruggingsuitkering. De uitkering biedt compensatie voor inkomensverlies als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd. Mensen hoeven deze uitkering niet terug te betalen. Tegelijk met de aankondiging van de overbruggingsregeling in het Regeerakkoord is daarom ook aangegeven dat de voorschotregeling overbodig is geworden. Overigens lijkt de belangstelling voor de voorschotregeling tot nu toe beperkt te zijn. De SVB had eind januari 2013 886 aanvragen ontvangen (op meer dan 109.000 AOW-aanvragen).
Deelt u de mening dat de vormgeving van een inkomensregeling pas in de tweede helft van 2013 van kracht wordt en dan terugwerkt tot 1 januari heel ongelukkig kan zijn en onuitvoerbaar?
Bij de verhoging van de AOW-leeftijd is de regering zich ervan bewust geweest dat de verhoging tijdelijke overbruggingsproblemen kan veroorzaken voor mensen die weinig voorbereidingstijd hebben en weinig mogelijkheden om het verlies te compenseren. Daarom is de verhoging van de AOW-leeftijd geleidelijk ingevoerd. In 2013 betreft het een verhoging van één maand. In het Deelakkoord is besloten tot het instellen van een overbruggingsregeling voor mensen die op 1 januari 2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling. Een zorgvuldige invoering van deze regeling vergt voorbereidingstijd over de eerste helft van 2013. Voor mensen die in 2013 weinig mogelijkheden hebben om het inkomensverlies door de AOW-leeftijd op te vangen, is er de mogelijkheid van een voorschot. De voorschotregeling wordt niet eerder afgeschaft dan dat de overbruggingsregeling in werking treedt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) acht invoering van de overbruggingsregeling met terugwerkende kracht uitvoerbaar.
Acht u het uitvoerbaar om inkomenstoetsen, partnertoetsen, vermogenstoetsen, en inkomens- en vermogenstoetsen op partners met terugwerkende kracht uit te voeren?
In de overbruggingsregeling zal bij de aanvraag getoetst worden of het inkomen lager is dan 150% WML. Ook wordt het vermogen getoetst. Bij deze inkomens- en vermogenstoets worden het inkomen en vermogen van de rechthebbende en zijn partner meegenomen. De SVB kan daarbij gebruik maken van de inkomensgegevens in de polisadministratie en de eigen opgaaf van de aanvrager. Als er voor de ingangsdatum van de overbruggingsuitkering mutaties hebben plaatsgevonden in de leefvorm, bijvoorbeeld bij overlijden of echtscheiding, wordt hiermee rekening gehouden bij de toepassing van de inkomens- en vermogenstoets. De SVB heeft aangegeven deze toetsen ook met terugwerkende kracht te kunnen uitvoeren.
Hoe gaat de regeling vorm krijgen? Krijgt zij de vorm van een wet of een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) zodat parlementaire betrokkenheid geborgd is?
De Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW die thans wordt opgesteld is een ministeriële regeling op basis van de Kaderwet SZW-subsidies. Deze kaderwet maakt het mogelijk om een spoedeisende, tijdelijke regeling als de onderhavige snel tot stand te brengen. De regeling moet immers zo spoedig mogelijk in werking treden omdat de eerste mensen al geconfronteerd worden met het inkomensverlies als gevolg van de hogere AOW-leeftijd.
Bij het vaststellen van een ministeriële regeling is er geen sprake van formele betrokkenheid van het parlement. Gelet echter op het belang van het onderwerp hecht ik er zeer aan om de Tweede Kamer nauw bij het tot stand komen van de regeling te betrekken. Daarom heb ik u ook 23 januari een zogenaamde contourenbrief gestuurd over de voorgenomen overbruggingsregeling (Kamerstukken II 2012/13, 32 163, nr. 22).
Is het juridisch mogelijk om een uitkering afhankelijk te maken van het feit of mensen een inkomen hadden in plaats van of zij een inkomen hebben?
Inderdaad is het juridisch mogelijk om een uitkering afhankelijk te maken van het feit dat mensen inkomen hadden in plaats van dat zij inkomen hebben. Uitgangspunt bij sociale zekerheidswetgeving (onder andere WW en WIA) is het salaris dat iemand verdient voorafgaand aan het intreden van het risico.
Wordt de overbruggingsregeling AOW in Europese rechtelijke zin – dat wil zeggen volgens de coördinatieverordening 883/2004 – gekwalificeerd als een bijstandsregeling, een bijzondere non-contributieve uitkering of als een echt pensioen? Welke gevolgen heeft dat voor mensen die niet in Nederland wonen en een Nederlandse uitkering hebben en voor mensen die wel in Nederland wonen en geen Nederlandse uitkering hebben.
De overbruggingsregeling zal in Europeesrechtelijke zin gekwalificeerd worden als ouderdomspensioen. Dit betekent dat als iemand aan de voorwaarden voldoet voor de overbruggingsregeling, dat hij de overbruggingsregeling mee mag nemen binnen de Europese Unie.
Ingezetenen en niet-ingezetenen die op het moment van de aanvraag van de overbruggingsregeling AOW-rechten hebben opgebouwd, komen in aanmerking voor de overbruggingsregeling. Voor al deze personen geldt dat zij in aanmerking komen voor de overbruggingsregeling als zij tot de doelgroep voor de overbruggingsuitkering behoren en de uitkering uit hun regeling al loopt op 1 januari 2013. Daarnaast gelden als voorwaarden een inkomens- en vermogenstoets en dat de regeling moet eindigen op of na 65 jaar, maar voor de AOW-gerechtigde leeftijd.
Het maakt hierbij niet uit of zij een Nederlandse of buitenlandse rechtgevende regeling in de zin van de overbruggingsregeling hebben.
Kunt u aangeven of de volgende mensen, mogelijk met terugwerkende kracht, recht hebben op de overbruggingsuitkering:
Klopt het dat iemand die een prepensioen/VUT ontvangt in bijvoobeeld Spanje, als verdragsgerechtigde, evenals iemand die een AOW-uitkering + pensioen ontvangt en dat deze beide groepen verzekerd zijn via het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)?
Personen die uit Nederland een AOW-pensioen, een prepensioen of VUT-uitkering3 ontvangen en hun gezinsleden hebben op basis van Verordening (EG) nr. 883/2004 recht op zorg in het woonland. Nederland vergoedt het woonland voor de geleverde zorg. Het CVZ heft ingevolge artikel 69, tweede en vierde lid, van de Zvw een verdragsbijdrage. Het gaat hier om een zogeheten «verdragsrecht» op zorg. Deze personen zijn niet verzekerd ingevolge de AWBZ en de Zvw.
Klopt het dat iemand die alleen een pensioen ontvangt (bijvoorbeeld tussen 65 en 65+1 maand) niet verdragsgerechtigd is en zich dus voor die ene maand moet uitschrijven bij het CVZ en zich lokaal voor een zorgverzekering moet inschrijven? Deelt u de mening dat dat buitengewoon onwenselijk is? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dat niet hoeft te gaan gebeuren?
De stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft een onbedoeld neveneffect voor personen die voorafgaande aan het bereiken van die leeftijd met een VUT-uitkering of prepensioen wonen in een andere EU-lidstaat of een verdragsland. Deze personen en hun gezinsleden hebben op basis van die VUT-uitkering of prepensioen en daarna op basis van de AOW een verdragsrecht op zorg in het woonland. Zonder nadere maatregelen zouden deze verdragsgerechtigden met ingang van 1 januari 2013 in de periode gelegen tussen de beëindiging van het recht op de VUT-uitkering of prepensioen en de aanvang van de AOW-leeftijd worden geconfronteerd met een hiaat in hun verdragsrecht op zorg. De meeste betrokkenen zijn hierdoor in die periode niet gedekt tegen ziektekosten. Ik neem aan dat in vraag 11 op deze situatie wordt gedoeld.
Dit is inderdaad een onwenselijke situatie. Om dit te repareren wordt daarom een aanpassing van artikel 69 Zvw gerealiseerd. Hierdoor blijven de betrokken verdragsgerechtigden gedurende de periode gelegen tussen de beëindigingsdatum van de VUT-uitkering / het prepensioen en de ingangsdatum van de AOW gedekt tegen ziektekosten. De betreffende wijziging is opgenomen in het wetsvoorstel Veegwet VWS 20124 dat op 21 december 2012 bij uw Kamer is ingediend en werkt terug tot en met 1 januari 2013. Het CVZ is verzocht om in de uitvoering vooruit te lopen op deze wijziging. De betrokken verdragsgerechtigden hoeven zich dus niet uit te schrijven bij het CVZ.
Het bericht "Openbaar Ministerie verlaat Leeuwarden" |
|
Ard van der Steur (VVD), Aukje de Vries (VVD), Jeroen Recourt (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het krantenartikel «Openbaar Ministerie verlaat Leeuwarden»? Zo ja, klopt het dat het Openbaar Ministerie (OM) uit Leeuwarden vertrekt en dat de 60 medewerkers in de toekomst vanuit Groningen hun werk moeten doen?1
Ja, het artikel is mij bekend. De gemeente Groningen wordt de hoofdlocatie van het OM in het arrondissement Noord-Nederland, waarbij het OM aansluit bij de bestuurszetel van de Rechtbank Noord-Nederland. Medewerkers van het oude arrondissementsparket Leeuwarden krijgen als nieuwe standplaats Groningen.
Leeuwarden blijft een volwaardige justitiestad. Zittingen van de rechtbank en het Gerechtshof blijven ook in de toekomst plaatsvinden in Leeuwarden. Dit betekent dat de officieren van justitie en advocaten-generaal hiervoor in Leeuwarden aanwezig zijn. Het OM blijft robuust, zichtbaar en herkenbaar met werkplekken aanwezig in Leeuwarden.
Wat betekent dit voor de toekomst van Leeuwarden als volwaardige «justitiestad»?
Zie antwoord vraag 1.
Kan de strafsector van de rechtbank Leeuwarden volwaardig functioneren als het OM geen volwaardige vestiging meer heeft in Leeuwarden?
Bij het veranderen en vernieuwen van de organisatie van het OM staat het blijvend investeren in en het verhogen van de kwaliteit van de strafrechtspleging voorop. De doorlooptijden bij veel voorkomende criminaliteit moeten aanzienlijk verkort worden (ZSM2) en tegelijkertijd vergt de aanpak van complexe zaken meer specialisatie. Om die ambitie te kunnen realiseren gaat het OM anders werken. Bij de precieze invulling van de nieuwe werkwijze in Leeuwarden wordt maatwerk verricht in goed overleg met de rechtspraak, opdat de strafrechtspleging aldaar optimaal kan functioneren. Daartoe bezet het OM in Leeuwarden voldoende werkplekken met officieren van justitie en andere OM-medewerkers. Tussen rechtbank en OM worden goede logistieke afspraken gemaakt, onder andere over post- en dossierverkeer.
Wat voor gevolgen heeft dit voor het functioneren en de kwaliteit van de driehoek, veiligheidshuis, de versnelde afdoening van strafzaken (zsm-afdoening) en andere OM-afdoeningen in Leeuwarden?
Met de nieuwe flexibele werkwijze blijft de taakvervulling van het OM in het driehoeksoverleg in Leeuwarden ongewijzigd. Het blijft onverminderd mogelijk om in het driehoeksoverleg in Leeuwarden adequate afspraken te maken, die gericht zijn op lokaal maatwerk.
De ZSM-kamer van de hele regio Noord-Nederland is gelegen in het hoofdbureau van politie in Groningen. Vanaf alle 16 basisteams van de politieregio Noord-Nederland kan door middel van een videoverbinding contact worden gelegd met de ZSM-kamer in Groningen. Op die wijze kan de officier van justitie door middel van telehoren een verdachte direct horen en zijn beslissing bekendmaken aan de verdachte. De versnelde afdoening van strafzaken uit Friesland is daarmee geborgd, net als overigens in andere delen van Noord-Nederland. Slachtoffergesprekken zullen blijven plaatsvinden in Leeuwarden en ook de participatie door het OM in het Veiligheidshuis Leeuwarden blijft ongewijzigd.
Welke toezeggingen zijn er gedaan aan Leeuwarden en Friesland voor het behoud van Leeuwarden als volwaardige justitiestad en voor het behoud van werkgelegenheid in de regio?
Er zijn geen toezeggingen gedaan aan Leeuwarden en Friesland. Wel heb ik in de gedachtewisseling met beide Kamers over de nationale politie en de herziening van de gerechtelijke kaart toegezegd specifieke aandacht te schenken aan de werkgelegenheidseffecten in een aantal regio’s, waaronder de provincie Friesland. Zoals ik ook op 14 december 2012 in mijn brief betreffende het locatiebeleid van politie, meldkamers, rechtspraak en openbaar ministerie aan uw Kamer heb medegedeeld, heb ik in de totale afweging ook naar de werkgelegenheidseffecten in Friesland gekeken.
Verdwijnen er ook arbeidsplaatsen van het OM naar Arnhem als gevolg van de fusie tussen de hoven? Zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van werkgelegenheid en capaciteit op dit gebied?
Ook het parket van het ressort Arnhem/Leeuwarden is in Leeuwarden robuust, zichtbaar en voor het publiek herkenbaar aanwezig. Binnen het nieuwe ressort Arnhem/Leeuwarden worden de parketten van de oude ressorten Arnhem en Leeuwarden samengevoegd, in lijn met de voorgestane concentratiegedachte binnen het OM. De standplaats van het nieuwe ressortsparket Arnhem/Leeuwarden is Arnhem. De fusie van de hoven staat los van deze samenvoeging van de ressortsparketten. Door de samenvoeging van de ressortsparketten vindt een verschuiving plaats van een deel van de werkzaamheden van Leeuwarden naar Arnhem. Voor zover sprake is van afslanking van de organisatie worden inspanningen verricht om OM-medewerkers van werk naar werk te begeleiden.
Europese regulering van de media |
|
Pieter Heerma (CDA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van de commissie Vike-Freiberga, die in opdracht van Eurocommissaris Kroes aanbevelingen heeft geformuleerd met betrekking tot de (druk op) media in Europa?1
Ja, ik ken het rapport A free and pluralistic media to sustain European democracy dat de High Level Group on Media Freedom and Pluralism in januari 2013 heeft uitgebracht aan commissaris mw. N. Kroes.
De vier auteurs van het rapport benadrukken dat het gaat om aanbevelingen die zijn gedaan op persoonlijke titel. Met andere woorden: het rapport en de daarin vervatte aanbevelingen weerspiegelen de opvattingen van de vier auteurs en kunnen niet gezien worden als opvattingen van de Europese Commissie, laat staan als voorgenomen beleid van de Europese Commissie. Ik vind het belangrijk om dat expliciet vast te stellen.
Bent u het eens met de eerste aanbeveling, dat de Europese Unie competent zou moeten zijn om mediavrijheid en pluralisme op het niveau van lidstaten te beschermen? Waar ligt wat u betreft principieel de grens als het gaat om Europese inmenging op het gebied van mediabeleid en persvrijheid?2
Lidstaten hebben een verantwoordelijkheid voor het beschermen en stimuleren van mediavrijheid en pluriformiteit. Ik stel vast dat dit belangrijke principe bevestigd wordt in het rapport.3
De vier auteurs stellen dat de Europese Unie op sommige terreinen een belangrijke rol te vervullen heeft: die rol ligt bij grensoverschrijdende kwesties binnen de Interne Markt, inclusief kwesties op het terrein van mededinging. Daarnaast menen zij dat de Europese Unie een rol moet spelen bij het overeind houden van fundamentele rechten van EU-burgers.
Ik ben dat laatste met de auteurs eens, maar dat laat onverlet dat het kabinet bij alle Commissievoorstellen met media-aspecten nauwlettend de voorvraag zal blijven stellen of zij in de eerste plaats wel passen binnen de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de Lidstaten. In ieder geval zal ik mij namens het kabinet blijven inzetten voor het waarborgen van de vrijheid en onafhankelijkheid van de media c.q. van de journalistieke nieuwsvoorziening. Die fundamentele waarden mogen nimmer in het geding komen, of het nu gaat om voorstellen op nationaal niveau of op Europees niveau.
Wat is uw mening met betrekking tot de aanbeveling, waarin gesteld wordt dat toezichthouders de macht zouden moeten hebben om journalisten te ontslaan of boetes op te leggen? Hoe beoordeelt u deze aanbeveling in het licht van de aanbeveling dat er desnoods Europees gecentraliseerd toezicht moet zijn op nationaal beleid rond pluriformiteit en persvrijheid?
Ik kan mij niet vinden in de aanbeveling dat toezichthouders (de High Level Group spreekt over «media councils») boetes moeten kunnen opleggen aan media/journalisten of iemand zijn journalistieke status moeten kunnen ontnemen.
In Nederland hebben we gekozen voor zelfregulering door middel van de Raad voor de Journalistiek. Die kan een oordeel geven wanneer er klachten zijn over journalistieke uitingen of journalistieke gedragingen, maar geen boetes opleggen, laat staan iemands journalistieke status intrekken. De journalistiek is een vrij beroep en dat moet vooral zo blijven. Daarnaast staat voor een klagende partij altijd de weg open naar de gewone rechter. Die kan in voorkomende gevallen een onafhankelijk oordeel vellen en een passende sanctie opleggen.
Hieruit volgt, dat ik niets zie in Europees gecentraliseerd toezicht op nationaal beleid rond pluriformiteit en persvrijheid.
Kunt u toelichten hoe met de uitvoering van de motie Heerma c.s. over het versterken van het zelfregulerend vermogen van de journalistiek, waarmee de Kamer de wens heeft uitgesproken dat de journalistiek juist niet onder overheidscontrole dient te staan en daarom het zelfregulerend vermogen zou moeten versterken, staat?3 Bent u van plan om de aanbevelingen van de commissie Vike-Freiberga in de gesprekken met de sector mee te nemen?
Toen de motie-Heerma werd ingediend – tijdens het Wetgevingsoverleg van 10 december 2012 over de Mediabegroting 2013 – heb ik gezegd dat ik het element van zelfregulering mee zal nemen bij mijn visie op de positie van de schrijvende pers en de regionale nieuwsvoorziening. Ik zal de Kamer later dit jaar informeren over de aanpak van die visie.
Ik ben inmiddels in overleg met de Raad voor de Journalistiek over ondersteuning van deze vorm van zelfregulering binnen de journalistiek. Hier is op korte termijn actie geboden. De aanbevelingen van de High Level Group spelen daarbij geen rol.
Diarreebacteriën die van varkens overgaan op mensen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de ontdekking dat resistente bacteriën uit diarree van varkens over kunnen springen naar mensen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de ontdekkingen die zijn gedaan over de overdracht naar mensen, de aanwezigheid van de bacterie in lucht en rondom stallen en de aanwezigheid van de bacterie op vlees in supermarkten?
De overdracht van Clostridium difficile(kortweg Cdiff) van varkens op mensen was al bekend uit wetenschappelijk onderzoek dat een overeenkomst aantoonde tussen isolaten van Cdiff ribotype 078 afkomstig van varkens (met name biggen met diarree) en Cdiff 078-isolaten van Cdiff-infecties bij mensen. Om de consequenties te kunnen duiden van het feit dat de bacterie is aangetoond in de lucht tot maximaal 20 meter afstand van de stal, zijn meer gegevens nodig zoals de hoeveelheid bacteriën in de lucht en het aantal bacteriën dat nodig is om een mens te kunnen infecteren. Het voorkomen van Cdiff in de lucht kan overigens niet los worden gezien van het feit dat de bacterie ook overal in het milieu voorkomt. Daarin verschilt Cdiff van bacteriën die normaal gesproken slechts sporadisch voorkomen in het milieu. Het onderzoek waarop het bericht is gebaseerd, bevat aanwijzingen dat de bacterie op de mens wordt overgedragen via direct contact met levende varkens. In dit onderzoek is geen vlees in supermarkten onderzocht op de aanwezigheid van Cdiff.
Kunt u aangeven op welke schaal de aanwezigheid van de bacterie voorkomt en welke risico’s voor de volksgezondheid dit met zich meebrengt?
Zoals reeds opgemerkt komt Cdiff wijd verspreid voor in het milieu. Het voorkomen van de bacterie bij varkens was ook al langer bekend. In het onderzoek is gekeken hoe vaak dat het geval is. Cdiff werd bij 10% van slachtvarkens in de ontlasting aangetroffen. Het ging daarbij om 61% van de toeleverende varkenshouderijen. Ook bij gezonde mensen, en vooral bij baby’s, kan de bacterie worden aangetroffen. Hetzelfde geldt voor honden en katten. Uit de wetenschappelijke literatuur is bekend dat de bacterie ook op vlees kan voorkomen. De gegevens daarover laten een wisselend beeld zien. De NVWA heeft in 2010 gekeken naar het voorkomen van de bacterie op vlees in de Nederlandse detailhandel. De bacterie werd niet gevonden bij rund-, kalfs- en varkensvlees en in minder dan 2% van de monsters lams- en kippenvlees. Het type dat ziekte bij de mens veroorzaakt werd in dit onderzoek niet aangetroffen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat er geen uitbraken van Cdiff bekend zijn die in verband kunnen worden gebracht met besmet voedsel.
Kunt u aangeven hoe de aanwezigheid en ontwikkeling van deze resistente bacterie zich verhouden tot het hoge antibioticagebruik in de veehouderij? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid geldt dat antibioticumgebruik leidt tot toename van de resistentie, dat geldt ook voor Cdiff. Het beleid om het antibioticumgebruik in de veehouderij te verminderen zal dan ook naar verwachting leiden tot een geleidelijke teruggang van de resistentie van de bacterie bij varkens. De huidige reductiemaatregelen hebben daarnaast ook een stimulerend effect op het uitvoeren van preventieve maatregelen om infectie in de veehouderij te voorkomen.
Bent u bereid om de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) te laten onderzoeken hoeveel van het verkochte vlees besmet is met deze bacterie en de Kamer hier over te informeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 al aangaf heeft de NVWA dat gedaan in 2010. De conclusie was toen dat Cdiff op vlees in Nederland geen risico vormt. De NVWA heeft voor 2014 een vervolgonderzoek gepland naar het voorkomen van de bacterie op vlees. Het doel van dat onderzoek is om na te gaan of het aantal monsters waarin Cdiff aanwezig is, toeneemt en of er eventueel ziekteverwekkende typen opduiken. De resultaten van deze onderzoekingen worden openbaar gemaakt.
Bent u bereid deze ontdekkingen mee te nemen in de kabinetsreactie op het rapport van de Gezondheidsraad over gezondheidsrisico’s rond veehouderijen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al aangaf, kan er geen conclusie worden verbonden aan het feit dat de bacterie tot maximaal 20 meter rond varkensstallen werd aangetroffen. De aangetoonde besmettingen van mensen werden zo goed als zeker veroorzaakt door direct contact met varkens. Het is niet aannemelijk dat Cdiff in de lucht of anderszins in de omgeving daaraan heeft bijgedragen. Er is dan ook onvoldoende aanleiding om bedoeld onderzoek bij de kabinetsreactie te betrekken.
Kunt u aangeven of de ontdekkingen voor u extra reden geven om kritisch te kijken naar schaalgrootte in de veehouderij? Zo nee, waarom niet?
Bedoeld onderzoek bevatte geen aanwijzingen dat schaalgrootte van invloed is op het vóórkomen van Cdiff in de veehouderij. Het onderzoek geeft daarom geen extra reden om daar kritisch naar te kijken.
Kunt u aangeven hoe u de risico’s voor de volksgezondheid gaat beperken? Zo nee, waarom niet?
De huidige gegevens over het voorkomen van de verschillende typen Cdiff bij varkens, varkenshouders en hun gezinsleden duiden niet op een groot extra risico voor de volksgezondheid. De bacterie komt overal voor in het milieu en wordt ook vaak aangetroffen als normale darmbewoner bij pasgeborenen. Ook bij gezonde volwassenen leidt dragerschap zelden of nooit tot ziekteverschijnselen. Om aanvullende zekerheid te krijgen, loopt op dit moment een onderzoek van het RIVM bij varkens en varkenshouders om de nog bestaande leemten in de kennis op te vullen. Onderzoek naar het eventuele risico voor omwonenden zal worden meegenomen in een breed onderzoek naar risico’s van de veehouderij voor omwonenden. In 2010 is door de NVWA al vastgesteld dat ziekteverwekkende typen Cdiff niet op vlees werden aangetroffen.
Wat betreft de ontwikkeling van resistentie van Cdiff en andere bacteriën zet de regering het beleid dat gericht is op de vermindering van het antibioticumgebruik in de agrarische sector onverminderd voort.
Bent u bereid extra onderzoek te laten uitvoeren naar de risico’s voor de volksgezondheid die de aanwezigheid en overdracht van deze bacterie met zich meebrengt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 8.
De angstcultuur bij ALDI |
|
Pieter Heerma (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het personeel van de ALDI-supermarkten wordt onderdrukt en dat er een angstcultuur heerst?1
Wat is uw reactie op dit bericht?
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de oud arbo-arts van ALDI, dat er bij dit bedrijf bovenmatig veel personeelsleden zijn met fysieke klachten?
Is het waar dat de vakbond CNV u heeft verzocht om de situatie bij ALDI door de Inspectie SZW te laten onderzoeken?
Bent u bereid dit verzoek in te willigen? Zo nee, welke actie gaat u dan ondernemen om de onderdrukking van personeel bij ALDI tegen te gaan?
Moskee-internaten |
|
Malik Azmani (VVD), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de artikelen «Ingrijpen? Dat geeft maar gezeur.»1 en «De gemeente zei dat het veilig was...»?2
Ja.
Wat is uw reactie op het gesprek van de Rotterdamse ambtenaren over de moskee-internaten?
Als minister laat ik mij niet uit over de gesprekken tussen ambtenaren op lokaal niveau. Het college van B&W is hiervoor verantwoordelijk en wordt democratisch gecontroleerd door de gemeenteraad. Ik verwijs daarom naar datgene wat door het college hierover aan de raad is gemeld.
Wat vindt u van het blijkbaar laks interpreteren van de handhavingsregels in de gemeente Rotterdam in het geval van dit moskee-internaat? Is dit ook bij andere moskee-internaten het geval?
Het is aan de lokale overheid om bouw- en bestemmingsvergunningen te verlenen en handhavend op te treden waar dat nodig is. In zijn brief aan de gemeenteraad van 15 januari 2013 (kenmerk 1108629) geeft het college van de gemeente Rotterdam het volgende aan: «Uit het onderzoek dat na 15 november 2012 is uitgevoerd, is gebleken dat bij ieder internaat toezicht is gehouden op de brandveiligheid. (...). In het algemeen worden bij controles (verschillende soorten) gebreken geconstateerd. Bij de onderzochte locaties is zodanig geacteerd dat er geen aanleiding was om tot sluiting over te gaan. De internaten waren en zijn dus voldoende brandveilig.» Ik heb geen reden om aan deze conclusie van de gemeente Rotterdam te twijfelen.
Op 26 februari 2013 heb ik, zoals in mijn eerdere antwoord d.d. 18 december 2012 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 927, en 918)op Kamervragen van de leden Karabulut (SP), Bergkamp (D66) en Wilders en Van Klaveren (beiden PVV) aangekondigd, overleg gehad met een aantal betrokken gemeenten om te bezien of het beschikbare instrumentarium toereikend is om de veiligheid en het welzijn van kinderen te waarborgen. Ten aanzien van brandveiligheid en vergunningen hebben de aanwezige gemeenten aangegeven dat deze op orde zijn en dat ze over voldoende instrumenten beschikken om de fysieke veiligheid van kinderen te garanderen. Tijdens het overleg is verder geconstateerd dat er geen waarborgen bestaan ten aanzien van het pedagogische klimaat in de privaat gefinancierde internaten -zoals Turkse internaten- waar kinderen wonen en waarvoor geen toezicht is geregeld. Dat baart ons zorgen. Daarom is afgesproken dat rijk en gemeenten in afstemming met de betrokken internaten en eventuele andere partijen zullen komen tot een kwaliteitskader met aandacht voor onder andere het pedagogisch beleid, de veiligheid en het welzijn van kinderen op deze internaten. Daarbij zullen ook andere gemeenten betrokken worden waarin zich privaat gefinancierde internaten bevinden. Kortheidshalve verwijs ik u ook naar mijn brief van 26 februari 2013 (Kamerstuk II 33 400-XV, nr. 92).
Wat is er sinds het gesprek tussen de ambtenaren in september 2012 ondernomen door de gemeente Rotterdam en/of de nationale overheid in dit specifieke geval?
Zie antwoord vraag 3.
Is er bij u inmiddels meer bekend over het uitvoeren van lijfstraffen in moskee-internaten na het onderzoek van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) naar aanleiding van meldingen in 2011? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, zult u hier een aanvullend onderzoek naar instellen en wat zullen de gevolgen zijn wanneer er inderdaad lijfstraffen plaatsvinden?
Zoals gemeld in mijn eerdere antwoord d.d. 18 december 2012 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nrs. 927, en 918) op de vragen van het lid Karabulut (SP) heeft het AMK het onderzoek naar de meldingen uit 2011 afgesloten en zag het geen aanleiding voor verdere acties. Ik heb geen aanleiding om aan de juistheid van dit besluit te twijfelen.
Wat vindt u van de opmerking dat deze kinderen buiten de samenleving worden gehouden? Is hier sprake van? En zo ja, is dit volgens u integratiebelemmerend en werkt dit segregatie in de hand?
Zoals ik in de integratieagenda (Kamerstuk II 32 824, nr. 7) heb aangegeven mag Nederland geen land zijn van parallelle gemeenschappen, waarin de noodzaak lijkt te vervallen om elkaar te ontmoeten en elkaar te verstaan. Om een plek te vinden in Nederland is het van belang dat migranten in aanraking komen met mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Dat geldt zeker voor kinderen. Het is niet wenselijk dat zij opgroeien in afzondering van de rest van samenleving. Enkele gemeenten hebben aangegeven dat het voor hen niet inzichtelijk is hoe het er in de internaten aan toe gaat en voelen zich daarbij ongemakkelijk. De kinderen die in dit type internaten verblijven, gaan naar reguliere scholen. Desondanks vind ik het belangrijk dat kinderen ook buiten schooltijd in aanraking komen met de Nederlandse samenleving.
Wat zijn de mogelijkheden voor de regering om stappen te nemen tegen wantoestanden in moskee-internaten, zoals onveiligheid van gebouwen, het tegenwerken van integratie en het uitdelen van lijfstraffen, wanneer een gemeente niet in staat of niet bereid is bestaande regels te handhaven?
Degenen die zich schuldig maken aan het uitdelen van lijfstraffen kunnen strafrechtelijk, al dan niet ambtshalve, worden vervolgd, afhankelijk van het delict.
Zoals in mijn brief aangekondigd, dient het kwaliteitskader de internaatbesturen richtsnoeren te geven met betrekking tot de verwachte kwaliteit van de internaten. Voor de gemeenten biedt het kwaliteitskader een instrument om toezicht te kunnen houden. Overigens dient het kwaliteitskader aan de door overheid geformuleerde minimumeisen te voldoen. Het kader en het toezicht daarop zal zoveel mogelijk aansluiten op bestaande wetgeving en instrumentarium. Het kader en het voorstel voor toezicht zal mei van dit jaar klaar zijn. Ik zal vervolgens in afstemming met de betrokken gemeenten en in afstemming met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezien of het kwaliteitskader en het toezicht daarop afdoende geregeld zijn, en in het verlengde daarvan of wetgeving aangepast dient te worden.
Het toezicht op het fysieke domein (of domein leefomgeving) berust sinds de herziening van het interbestuurlijk toezicht bij de provincie. Ik kan daarom de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet opdragen een onderzoek uit te voeren.
Is het juridisch toelaatbaar dat ouders op deze wijze de opvoeding van hun kinderen overlaten aan dergelijke instellingen? Zo ja, wat gaat u doen om deze ontwikkeling (kinderen die buiten de samenleving worden gehouden) tegen te gaan?
Het staat ouders vrij om hun kinderen onder te brengen in internaten of logies.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is tijdens het genoemde overleg met de gemeenten geconstateerd dat het toezicht in de privaat gefinancierde internaten – zoals Turkse internaten – niet is geregeld en dat er waarborgen nodig zijn ten aanzien van het pedagogische klimaat, de veiligheid en het welzijn van kinderen in deze internaten. Om daarin alsnog te voorzien, wordt een kwaliteitskader ontwikkeld.
Komen er ook publieke middelen direct of indirect ten pas voor het financieren van deze internaten, zoals bijvoorbeeld dubbele kinderbijslag? Deelt u de mening dat dit ongewenst zou zijn? Zo ja, welke consequenties wilt u hieraan verbinden?
Op dit moment heb ik geen volledig beeld van subsidies die direct dan wel indirect worden verstrekt aan moskee gerelateerde internaten. Wat de kinderbijslag betreft, komt iedere ouder die verzekerd is in aanmerking voor kinderbijslag en als er sprake is van een laag inkomen, kan aanspraak ontstaan op kindgebonden budget. Als het kind niet bij de verzekerde woont, moet voor de kinderbijslag wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. De voorwaarden gelden voor alle verzekerden en behelzen o.a. dat ouders meer dan € 416,– voor enkele, resp. € 1103,– per kwartaal voor dubbele kinderbijslag aan onderhoud bijdragen.
Wilt u de Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten van het aangekondigde overleg met een aantal gemeenten over het beschikbare instrumentarium om de veiligheid en welzijn van de kinderen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 8.
In december liet u weten dat binnen de huidige juridische kaders er geen mogelijkheden zijn? Bent u bereid om nieuwe (juridische) maatregelen te nemen?
Zie antwoord vraag 8.
Herinnert u zich uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg op 6 december 2012 om het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche ten aanzien van het schietincident in Alphen aan den Rijn openbaar te maken?1
Ik heb tijdens het Algemeen Overleg op 6 december 2012 aangegeven dat ik er, binnen de wettelijke kaders, voor zal zorgen dat de slachtoffers de beschikking krijgen over het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen een doelgebonden verstrekking ten behoeve van de slachtoffers en openbaarmaking voor een ieder. Dit laatste heb ik niet toegezegd.
Kunnen uw woorden in dat algemeen overleg anders worden gelezen of geïnterpreteerd dan dat de slachtoffers het integrale onderzoeksrapport tot hun beschikking zouden krijgen? Zo ja, waar blijkt dat precies uit en hoe zouden uw woorden dan wel gelezen of geïnterpreteerd moeten worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de slachtoffers van het schietincident inmiddels de beschikking over het integrale en volledig leesbare onderzoeksrapport van de Rijksrecherche? Zo ja, wanneer hebben zij dat gekregen? Zo nee, waarom niet en wanneer krijgen zij dat wel?
Weet u of de slachtoffers behalve aan het onderzoeksrapport van de Rijksrecherche aan nog meer niet eerder verstrekte documenten behoefte hebben? Zo ja, welke documenten zijn dat? Zo nee, wilt u daarover in contact met de slachtoffers treden?
De advocaat van de slachtoffers heeft aangegeven tevens de beschikking te willen krijgen over het «post mortem» onderzoek naar Tristan van der V. Dit onderzoek, dat geen deel uitmaakte van het Rijksrechercheonderzoek, is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP). Het OM heeft gelet op toepasselijke regelgeving en jurisprudentie geen ruimte gezien om inzage in dit medische dossier te geven. Zowel de ouders van Tristan van der V. als het NIFP hebben tegen inzage ook bezwaar gemaakt. Dit rapport is inzet geweest voor het kort geding dat op 29 januari 2013 heeft gediend. De rechter heeft op 14 februari 2013 uitspraak gedaan en bepaald dat het medisch beroepsgeheim en de privacy van betrokkenen een verstrekking van het rapport aan de slachtoffers in de weg staan.
Zullen de slachtoffers alle door hen gewenste documenten ontvangen? Zo ja, welke documenten gaat u nog verstrekken en op welke termijn? Zo nee, waarom niet en welke documenten betreft dit?
Zie antwoord vraag 4.
Seksueel geweld tegen vrouwen in India en beperkingen voor mensenrechtenorganisaties |
|
Harry van Bommel (SP), Agnes Mulder (CDA), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Désirée Bonis (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de groepsverkrachtingszaak van een studente medicijnen op 16 december jl. in Delhi en de daaropvolgende massale protesten, alsmede de eerdere groepsverkrachtingszaken van Dalit vrouwen in de deelstaat Haryana?
Ja.
Wat is uw visie op de constateringen en aanbevelingen in de onlangs aangenomen resolutie van het Europees Parlement over geweld tegen vrouwen in India (2013/2512 (RSP)), in het bijzonder de aanbeveling dat de EU en de lidstaten voorrang zouden moeten geven aan programma’s ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in India? Op welke manier wilt u deze aanbevelingen ten uitvoer brengen? Welke rol spelen of zouden formele en informele vrouwennetwerken in dit verband kunnen spelen en hoe zou Nederland deze kunnen ondersteunen?
De Nederlandse regering schaart zich achter de resolutie van het Europees Parlement over geweld tegen vrouwen in India. Mede ook omdat India zelf de wetgeving inzake geweld tegen vrouwen aanscherpte, staat geweld tegen vrouwen tijdens de EU-India mensenrechtendialoog op de agenda. Via FLOW (Funding Leadership and Opportunities for Women) en het VN fonds Violence Against Women steunt Nederland Indiase NGO’s die campagne voeren voor bestrijding van geweld tegen en empowerment van vrouwen, waaronder de «Ring the bell campaign» van de Indiase organisatie Breakthrough.
Deelt u de constatering van het Europees Parlement dat vrouwen en meisjes die gediscrimineerd worden op basis van hun kaste nog meer risico lopen om slachtoffer te worden van verschillende vormen van seksueel en andere vormen van geweld en dat er bij hen sprake is van een «uitzonderlijke hoge mate van straffeloosheid voor de daders»? Welke groepen worden meer getroffen worden door seksueel en ander geweld dan andere groepen? Bent u bereid hier verder onderzoek naar te doen en beleid op te ontwikkelen?
De constatering van het Europees Parlement wordt tevens regelmatig gestaafd door berichten in de media. Nationale wetgeving voor de bescherming van Dalits is voldoende aanwezig, implementatie van deze wetgeving stuit echter vaak nog op gebrekkige lokale uitvoering, vooral in landelijke gebieden. Bieden van steun aan kwetsbare groepen, zoals dalit vrouwen, is een van de pijlers van het internationale emancipatiebeleid van Nederland.
Op welke wijze is de Nederlandse regering van plan bij te dragen aan het verbeteren van de positie van de 100 miljoen Dalit vrouwen in India, mede gezien de door u eerder getoonde bereidheid om te investeren in de versterking van de positie van de Dalits?
De Nederlandse regering spant zich ervoor in dat het onderwerp «discriminatie op basis van werk en afkomst» op de agenda van de EU en VN aandacht blijft krijgen. De recent in het Europees Parlement aangenomen resolutie over de positie van Dalits geeft duidelijke aanbevelingen voor het EU mensenrechtenbeleid. Nederland steunt daarnaast verschillende maatschappelijke organisaties die zich voor vrouwenrechten inzetten en eveneens voor Dalits.
Bent u bereid het strafproces tegen de winnaar van de Nederlandse Mensenrechtentulp 2012, Marimuthu Bharathan, en 23 medeverdachten actief te volgen en de Kamer daarover bij nieuwe ontwikkelingen en in ieder geval voor eind 2013 te informeren? Bent u bereid om de problemen die Bharathan door toedoen van de Indiase overheid bij zijn werk ondervindt – waaronder een verbod om demonstraties te organiseren of daaraan deel te nemen – bij de Indiase regering aan de orde te stellen? Zo ja, op welke wijze en binnen welk tijdsbestek?1
De heer Bharathan is op borgtocht vrijgelaten en hieraan zijn door de Indiase autoriteiten bepaalde voorwaarden verbonden. Nederland respecteert het Indiase rechtssysteem en treedt dus niet in deze lopende zaak. Met de heer Bharathan zal het contact in stand blijven mede in verband met de verdere invulling van de prijs verbonden aan de Mensenrechtentulp. Ik zal u op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen.
Wat is uw oordeel over de berichten van 7 januari 20132 dat de Indiase regering 103 Indiase NGO’s en 24 internationale donoren op een «verdachtenlijst» heeft geplaatst, nadat in maart 2012 77 buitenlandse NGO’s op een «watch list» zijn geplaatst en visabeperkingen zouden ondervinden3 en in augustus 2012 van 4139 Indiase NGO’s hun wettelijke registratie is ontnomen?4 Bent u bereid om de Indiase regering dringend te verzoeken de lijst van 103 Indiase NGO’s en 24 internationale donoren openbaar te maken? Bent u van mening dat dergelijke stappen de effectiviteit van het Nederlandse particuliere kanaal in India en de operationele en politieke ruimte van organisaties in het maatschappelijk middenveld in grote mate beperken?
Aanscherping van nationale wetgeving voor NGO’s om meer inzicht te krijgen in financiële stromen en activiteiten, kan tot inperking van de politieke en operationele ruimte van NGO’s leiden en daarmee hun effectiviteit belemmeren.
De Indiase regering heeft in 2010 de uit 1976 daterende Foreign Contribution Regulation Act (FCRA) aangescherpt om effectiever op te kunnen treden tegen NGO’s en organisaties die, naar het oordeel van de Indiase regering, fondsen uit het buitenland misbruikten voor clandestiene commerciële doeleinden en
als dekmantel werden gebruikt voor terroristische activiteiten. De NGO’s die geen financiële bijdragen meer uit het buitenland mogen ontvangen hebben geen zogenaamde FCRA vergunning en zijn op een openbare lijst geplaatst die gepubliceerd is op de website van het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze lijst wordt regelmatig geactualiseerd. Met het artikel waarin gesproken wordt van een «watchlist» waarop ook buitenlandse donoren voorkomen, ben ik bekend. De EU delegatie in New Delhi heeft hierover een gesprek aangevraagd bij de Indiase autoriteiten. Een oordeel over de werking van de wetgeving in de praktijk wil ik mede hiervan laten afhangen.
Is het u bekend dat het Voluntary Action Network India (VANI) veronderstelt dat de recente berichten over NGO’s op de verdachtenlijst van de Indiase regering mede tot doel hebben de huidige beweging voor de rechten van vrouwen tot zwijgen te brengen?5 Heeft u concrete aanwijzingen dat steun aan vrouwenorganisaties in India wordt geblokkeerd of wordt belemmerd? Zo ja, op welke wijze?
De berichten op de website van het Voluntary Action Network India over de toenemende controle op NGO’s en vrijwillige initiatieven met betrekking tot financiële transacties, zijn mij bekend. Er zijn vooralsnog geen concrete aanwijzingen dat er sprake is van een aanpak specifiek gericht op het functioneren van vrouwenorganisaties.
Kunt u een overzicht geven van u bekende buitenlandse donoren die het verboden is geld naar Indiase organisaties over te maken of daarbij aanzienlijke moeilijkheden ondervinden? In welke mate worden daarbij organisaties getroffen die zich inzetten voor vrouwenrechten, de rechten van Dalits en andere mensenrechtenkwesties? Hoe beoordeelt u meer in het algemeen de situatie op het terrein van visaverstrekking door India aan Nederlandse burgers?
Er is geen overzicht van buitenlandse donoren die het verboden is geld over te maken naar Indiase organisaties. Zoals aangegeven bij vraag 6 hanteert de Indiase overheid een zogenaamde «ontvangerslijst». De EU delegatie in New Delhi heeft een gesprek aangevraagd bij de Indiase autoriteiten over de problemen van buitenlandse donoren.
Voor wat betreft visumverlening geldt het internationaal recht dat landen het soevereine recht geeft vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen. Voor zover mij bekend komt het incidenteel voor dat Nederlanders ondanks eerder in het bezit te zijn gesteld van een visum, niet zijn toegelaten tot India. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden van minister van Buitenlandse Zaken op kamervragen van de leden Omtzigt en Knops (CDA) inzake «het weigeren van de toegang tot India van twee begeleiders van het Dendron college uit Horst» d.d. 30 oktober 2012.
Bent u van mening dat de bewegingsruimte en de vrijheid van vereniging en meningsuiting van Indiase NGO’s en mensenrechtenverdedigers ernstig wordt beperkt? Zo ja, bent u bereid deze kwestie in Europees verband aan te kaarten teneinde deze ernstige beperking van de mensenrechten bij India aan de orde te stellen?
De Nederlandse regering maakt zich zorgen over wetgeving in verschillende landen die de bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting van het maatschappelijk middenveld belemmert. Wetgeving als deze vormt een ernstige beperking op enkele cruciale mensenrechten en de mogelijkheden voor NGO’s mensenrechten te bespreken, onder de aandacht te brengen en te verbeteren. De Nederlandse regering heeft dit aangekaart tijdens de OVSE bijeenkomst in december 2012 in Dublin. Dit onderwerp zal via de meest effectieve kanalen aan de orde gesteld blijven worden, ook binnen de EU.
Het vechten voor een schone vechtsport |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de nieuwsuitzending van Brandpunt waarin geweldsincidenten met kickboksers en geweldsincidenten rond vechtsportgala’s aan de orde worden gesteld?1
Ja.
Is het waar wat de Utrechtse wetenschapper in de uitzending beweert dat er te weinig medisch toezicht is op de boksers? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u doen om hier verbetering in aan te (laten) brengen? Zo nee, waarom niet? Waaruit blijkt dat het medisch toezicht wel goed geregeld is?
De betreffende wetenschapper heeft op 24 januari 2013 het onderzoek, getiteld «Aanzien en overleven in een sport vol passie» naar de praktijk van de vechtsporten gepresenteerd tijdens de Vechtsportconferentie «Samen de sport gezond houden en beschermen». Een bevinding uit het onderzoek die in dit verband relevant is, is dat er vanuit medisch perspectief gezien onvoldoende afspraken en regels zijn om de lichamelijke veiligheid van (jonge) vechtsporters te garanderen. Het ontbreekt aan een adequaat systeem van registratie en verplichte controles om de gezondheid van (jonge) vechtsporters op de lange termijn te waarborgen. Dit vergroot de kans dat een sporter bijvoorbeeld na een knock out weer te snel de ring in gaat met alle mogelijke gevolgen van dien.
Een oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de slechte organisatie van de vechtsporten. Veelzeggend is de bevinding in het onderzoeksrapport, dat een structurele organisatorische wanorde wordt waargenomen. «Deze wanorde wordt veroorzaakt door bestuurlijke onmacht in een door wantrouwen, conflicten en vetes verdeelde sector waarin niet met elkaar wordt gesproken en amper kan worden samengewerkt. Deze wanorde maakt het bijna onmogelijk om de kwaliteit en het imago van de vechtsporten te verbeteren». Tijdens de conferentie werden de bevindingen niet tegengesproken.
Deelt u de mening van de genoemde wetenschapper dat er geen zicht is op de kwaliteit van vechtsportdocenten? Zo ja, hoe komt dat en wie is er verantwoordelijk voor verbetering van die kwaliteit? Zo nee, waar blijkt uit dat die kwaliteit wel goed is?
De voor het eerder genoemde onderzoek ondervraagde respondenten ervaren het gebrek aan voldoende pedagogisch en didactisch onderlegde vechtsportdocenten als probleem. Ik kan deze conclusie en de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen niet op basis van eigen informatie bevestigen, maar heb geen aanleiding aan de juistheid hiervan te twijfelen. Door dit gebrek kan de kwaliteit en het op verantwoorde wijze onderwijzen van vechtsporten niet gegarandeerd worden. Een uitzondering op deze situatie vormt wellicht de FOG (Federatie Oosterse Gevechtskunsten), die bij NOC*NSF is aangesloten. De FOG kent een erkend opleidingsprogramma voor docenten in een aantal vechtsporten.
Hebt u kennisgenomen van het intern rapport van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Is het waar dat er in dit rapport geconcludeerd wordt dat er bij zeker de helft van de vechtsportgala’s relaties zijn met georganiseerde criminaliteit? Zo ja, wat wordt er nog meer in het rapport beschreven en geconcludeerd en kunt u dit rapport voorzien van uw reactie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat staat er dan wel in het rapport?
In het najaar van 2010 is van de Politie Amsterdam-Amstelland een bestuurlijke rapportage verschenen over het criminele karakter van vechtsportevenementen. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Amsterdam, tevens toenmalig voorzitter van de Stuurgroep RIEC Noord-Holland, het RIEC verzocht om een bredere analyse. Deze analyse is in april 2012 door het RIEC Noord-Holland afgerond en heeft geresulteerd in het rapport «Verwevenheid in de ring bij Kickbocksen, MMA, freefight en K1». In het rapport wordt geconcludeerd dat bij bijna de helft van de vechtsportevenementen misstanden van politiële en/of fiscale aard zijn aangetroffen, en dat er dus risico op georganiseerde criminaliteit bestaat. Bijna alle onderzochte organisatoren zijn van malafide aard en vertonen kenmerken die witwaspraktijken suggereren. In de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland bleek de helft van de onderzochte sponsoren te vallen in de zogenaamde risicocategorie (ernstige misstanden en/of relatie tot georganiseerde criminaliteit). Verder is sprake van vechters die criminele activiteiten plegen en actief zijn in de georganiseerde misdaad.
Het betreft hier een intern rapport van het RIEC Noord-Holland, dat beschikbaar is voor alle deelnemers aan het RIEC. De verspreiding en eventuele openbaarmaking is een zaak van het RIEC. Het rapport is aangeboden aan alle gemeenten die onder het gebied van het RIEC vallen2, en aan de gemeente Amsterdam. Hierbij is het advies gegeven om het gemeentelijk beleid op dit onderwerp aan te passen, onder andere door in de APV op te nemen dat vechtsportevenementen vergunningsplichtige evenementen zijn. Dit maakt het mogelijk om een Bibob-toets uit te voeren en zo bij risico’s op betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit een vergunning niet te verlenen. Inmiddels heeft naar aanleiding van het rapport het merendeel van de gemeenten in Noord-Holland de APV aangepast, of zal dit op korte termijn gaan doen. Om dit mogelijk te maken is door het ministerie van Veiligheid en Justitie het Besluit Bibob aangepast.
Overigens hadden enkele gemeenten, waaronder Amsterdam en Hoorn, dit al eerder gedaan als gevolg van aanbevelingen die in de eerder genoemde bestuurlijke rapportage staan vermeld.
De hierboven geschetste ontwikkeling is bij uitstek een voorbeeld van hoe de RIEC’s functioneren in het signaleren van regionale misstanden, het analyseren van de problematiek en het vervolgens geven van beleidsadvies aan de gemeenten in de betreffende regio. De samenwerking tussen lokaal, regionaal en landelijk niveau maakt het voor malafide organisatoren steeds moeilijker een locatie voor hun evenementen te vinden. Uiteraard is het zaak om uiteindelijk in alle gemeenten van Nederland dergelijk beleid in te voeren. Ik zal dan ook verzoeken om voornoemd rapport aan alle RIEC’s in Nederland ter beschikking te stellen. Gezien de effectieve aanpak van deze problematiek in Noord-Holland zie ik vooralsnog geen reden tot een landelijk onderzoek naar de verwevenheid van de vechtsport met de criminaliteit in Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat er voldoende instrumenten voorhanden zijn om hier op lokaal en regionaal op te reageren.
Hoe lang bent u op de hoogte van bovengenoemd rapport of andere gegevens over misstanden binnen de vechtsportwereld? Welke maatregelen heeft u naar aanleiding hiervan genomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u inzicht in de mate waarin de vechtsport verweven is met criminaliteit in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer een volledig overzicht geven van de aard en omvang van deze verwevenheid? Zo nee, bent u bereid om nader onderzoek te doen naar deze verwevenheid en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een speciale commissie in het leven geroepen moet worden die orde op zaken gaat stellen in de vechtsport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit realiseren?
Uit eerder genoemd onderzoek komt naar voren dat het inrichten van een nationale Vechtsportcommissie, die vergaande bevoegdheden zou moeten krijgen, aan te bevelen is. De Minister van VWS zou daarin volgens de onderzoekers het voortouw moeten nemen, omdat de problematiek een landelijk karakter heeft gekregen, maar ook, om met de onderzoekers te spreken, omdat het ministerie een onafhankelijke positie in kan nemen en dwingend zou kunnen optreden.
Ik beraad mij nog op mijn positie in dit dossier dat complexe organisatorische, financiële, pedagogische, medische en ook criminele aspecten in zich heeft. Ik ben bereid een aantal relevante stakeholders uit te nodigen om te verkennen wat in deze een goede en begaanbare weg zou kunnen zijn. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces daarover inlichten.
Het bericht dat werkloze jongeren worden ingezet om de politie administratief te ontlasten |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat in de gemeenten Assen, Hoogeveen en Emmen vanaf september 2013 werkloze jongeren worden ingezet om de Drentse politie administratief te ontlasten?1
Momenteel is er in Assen sprake van een pilot, die dit voorjaar wordt geëvalueerd. De politie Drenthe heeft het voornemen om in september 2013 een nieuw project te starten en zoekt hiervoor samenwerking met de collega’s in Hoogeveen en Emmen.
Waarom wordt ervoor gekozen om hiervoor werkloze jongeren in te zetten?
De inzet van de werkloze jongeren is tot stand gekomen naar aanleiding van een aangenomen motie in de gemeenteraad van Assen met het doel jongeren in de praktijk werkervaring te laten opdoen. Dit doen zij bij de politie door executieve politiemedewerkers te ondersteunen in het uitvoeren van hun administratieve taken.
Om hoeveel arbeidsplaatsen bij de politie gaat het hier? Hoeveel werkloze jongeren gaan hiervoor binnen de politie ingezet worden?
Er is hier geen sprake van een vast aantal arbeidsplaatsen bij de politie.
Het aantal jongeren dat wordt ingezet, hangt af van het aanbod.
De jongeren moeten gemotiveerd zijn voor het opdoen van deze vorm van werkervaring, kiezen voor een (juridisch) administratieve opleidingsrichting en voldoen aan de veiligheidseisen van de politie (alle deelnemers worden gescreend). Tot nu zijn 10 jongeren ingezet.
Welke werkzaamheden moeten zij gaan verrichten?
In de praktijk wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wensen en belangstelling van de jongeren. Taken die nu worden uitgevoerd zijn:
Worden deze werkloze jongeren opgeleid om dit werk uit te kunnen voeren? Zo ja, hoe ziet die opleiding eruit? Zo nee, waarom niet?
De begeleiding vindt plaats door politiemedewerkers d.m.v. «training on the job».
Daarnaast volgen de jongeren extern, relevante opleidingen zoals een opleiding tot juridisch secretaresse en de opleiding tot Buitengewoon Opsporingsambtenaar.
Welke eisen worden er gesteld aan en welke afspraken worden er gemaakt met deze werkloze jongeren, gezien de gevoelige informatie waar zij dagelijks mee te maken zullen krijgen?
De jongeren worden door het UWV geselecteerd. Zij schrijven vervolgens een brief aan de politie en er vindt een sollicitatiegesprek plaats. Van belang is dat zij van onbesproken gedrag zijn en dat ze minimaal MBO niveau 3 kunnen halen.
Zoals aangegeven worden de jongeren, conform de gebruikelijke procedures gescreend.
Bij binnenkomst in de organisatie wordt een geheimhoudingsverklaring ondertekend. Met de jongeren worden regelmatig gesprekken gevoerd over integriteit en de voorbeeldfunctie die het werken bij de politieorganisatie met zich meebrengt.
Hoe wordt de continuïteit van de werkzaamheden gegarandeerd?
De continuïteit van de werkzaamheden is gegarandeerd. Op het moment dat de jongeren niet meer in dienst zijn van de politie, worden de werkzaamheden door politiemedewerkers uitgevoerd.
Is er voor deze werkloze jongeren een toekomstperspectief om in vaste dienst van de politie aan de slag te gaan? Zo ja, hoe is dit vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Er is geen ruimte in de formatie om in vaste dienst bij de politie aan de slag te gaan. De initiële doelstelling van deze pilot is het bieden van werkervaring en daarmee samenhangende relevante training/kennisvermeerdering om daarmee het perspectief op het vinden van werk door deze jongeren te vergroten. De politie is zeer positief over hun inzet en gedrevenheid.
Door wie worden deze werkzaamheden tot september 2013 uitgevoerd? Vallen er door de inzet van werkloze jongeren ontslagen in de ondersteunende functies? Zo ja, hoeveel, en wat gaat er met deze mensen gebeuren?
Er is geen relatie tussen de inkrimping van de ondersteunende functies en de inzet van deze jongeren. De werkervaringsplaatsen gaan niet ten koste van reguliere banen bij de politie. Zoals eerder aangegeven doen deze jongeren werkervaring op door het ondersteunen van executieve politiemedewerkers in hun administratieve werkzaamheden. Wanneer de jongeren er niet zijn, doen de executieve politiemedewerkers deze werkzaamheden zoals gebruikelijk zelf.
Hoe verhoudt zich dit tegenover de 2 500 banen die bij de politie moeten verdwijnen in de ondersteunende dienst?
Zie antwoord vraag 9.
Worden deze werkloze jongeren doorbetaald vanuit de uitkeringsinstantie of krijgen zij een salaris conform hun nieuwe functie?
In de pilot krijgen de jongeren een tijdelijke aanstelling bij een organisatiebureau en ontvangen zij het minimumloon. Daar waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van subsidies (Wajong, opleidingen).
Van een normaal salaris kan alleen sprake zijn als een medewerker een Fte vervult, met de daarbij behorende kwalificaties aan opleiding en ervaring.
Deelt u de mening dat tegenover deze werkzaamheden een normaal salaris dient te staan? Zo ja, hoe gaat u dit garanderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Worden op andere plaatsen in het land ook werklozen ingezet om de politie te ondersteunen? Zo ja, waar en onder welke voorwaarden en afspraken?
In het VAO van 31 januari jl. heb ik al aangegeven dat ik het inrichten van werkervaringsplaatsen door de politie een goed initiatief vond. Ik zal, zoals u mij in de motie-Marcouch (TK 20012–2013 29 628, nr. 363) heeft gevraagd, in overleg met de korpschef onderzoeken hoe dit initiatief verder kan worden uitgewerkt bij de Nationale politie.
De aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de persberichten «Kansspelautoriteit sluit net rond kansspelaanbieders internet»(8 juni 2012), «Kansspelautoriteit: actieve aanpak illegale kansspelen via internet werkt» (2 oktober 2012) en «Meet & Greet kansspelautoriteit met aanbieders online-kansspelen»? (alle op http://www.kansspelautoriteit.nl/nieuws/)
Ja.
Kent u de reclame van het online gokbedrijf 7red, zoals uitgezonden op de op Nederland gerichte tv-zender van National Geographic en de site http://nl.7red.com/index.asp ? Kent u de sites www.amsterdamscasinos.nl/, http://oranjecasino.com/ en wellicht vele andere sites die zich expliciet op de Nederlandse markt voor online gokken richten? Zo ja, voldoen deze sites aan de prioriteringscriteria op grond waarvan de kansspelautoriteit (KSA) online goksites zegt aan te pakken, te weten de criteria van het hebben van «een nl.site, of het aanbieden van de site in de Nederlandse taal of reclame maken op radio, televisie en in geprinte media»? Zo nee, zou u zich dan op de hoogte willen stellen van deze reclame en sites?
Het is sinds 1 april 2012 aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen (Wok), waaronder de regels ten aanzien van werving en reclame. Het is aan de ksa om te bepalen hoe zij omgaat met de handhaving van de Wok.
Hoe verhoudt het nog steeds bestaan van op Nederland gerichte illegale online goksites tot de genoemde aanpak van de KSA tegen deze sites? Op welke termijn worden deze sites en andere gelijkaardige sites alsnog aangepakt?
De ksa heeft mij desgevraagd meegedeeld het afgelopen jaar een 40-tal bedrijven te hebben opgeroepen hun illegale kansspelaanbod gericht op de Nederlandse consument te staken, dan wel aan te passen aan de prioriteringscriteria van de ksa. Meer dan de helft van de aangeschreven partijen voldoet inmiddels aan deze oproep. Andere partijen hebben aangegeven bereid te zijn hun kansspelaanbod aan te passen. Indien de ksa stuit op nieuwe illegale goksites worden zij door de ksa gewaarschuwd. Tegen een aanbieder die, na aangeschreven te zijn, aan (één van) de prioriteringscriteria blijft voldoen, zal de ksa handhavend optreden. Er loopt inmiddels een aantal onderzoeken. De ksa zal een bestuurlijk rapport opmaken, wat kan leiden tot het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/ of een bestuurlijke boete. Gedurende het onderzoek kan de ksa niet op de concrete zaken ingaan.
Aan hoeveel bedrijven heeft de KSA inmiddels een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/of een boete van € 780.000 euro of hoger (tot 10% van de geschatte omzet) opgelegd?
Tot op heden heeft de ksa nog geen last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/of een boete van € 780.000 euro of hoger opgelegd.
Welke mogelijkheden zijn er om tegen Nederlandse banken op te treden die de financiële transacties voor illegaal online gokken door middel van het Ideal-systeem of anderszins faciliteren? Gaat u van die mogelijkheden gebruik maken en op welke wijze en schaal?
De Wok verbiedt het bevorderen van deelname aan kansspelen zonder vergunning. Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 2012 heb geïnformeerd1, zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over het gebruiken van een zwarte lijst. De ksa is in dialoog met de NVB om een proces te ontwikkelen om tot adequate betalingsblokkeringen te komen. De NVB heeft daarbij aangegeven behoefte te hebben aan een duidelijke bepaling in de Wok om mogelijke claims te voorkomen. Zoals ik u in het debat van 7 september 2011 heb toegezegd, bekijk ik in de voorbereiding van het wetsvoorstel kansspelen op afstand ook of de handhaving van de wet door middel van een zwarte lijst een wettelijke basis kan krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door aanpassingen van artikel 1 van de Wok tegen het bevorderen van de deelname aan niet-vergunde kansspelen en de bijbehorende strafbepaling.
Deelt u de mening dat de markt voor online gokken niet klaar is voor het verstrekken van vergunningen voor online kansspelen is zolang er nog illegale gokbedrijven op de Nederlandse markt actief zijn? Zo ja, hoe lang denkt u dat het nog duurt voor die markt wel klaar is voor het verstrekken van vergunningen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het is belangrijk kansspelen op afstand zo snel mogelijk te reguleren teneinde de vele Nederlandse spelers die nu al spelen de bescherming van een gereguleerd stelsel te kunnen bieden.
Bevinden zich onder de online-aanbieders tijdens de «meet-and-greet» van 28 januari 2013 aanbieders die zich nu nog illegaal op de Nederlandse markt richten? Zo ja, deelt u de mening dat dit mede gezien de motie-Bouwmeester c.s. (Kamerstuk 32 264, nr. 19), waarin gevraagd wordt om illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking te laten komen voor een vergunning, ongewenst is? Zo nee, hoe weet u dat zeker?
De ksa heeft mij geïnformeerd dat op de «meet-and-greet» van 28 januari 2013 geen kansspelaanbieders aanwezig waren die op dat moment voldeden aan de prioriteringscriteria.
Wilt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De Russische anti-homowet |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Russische Doema een wetsvoorstel gaat behandelen dat als doel heeft het openlijk spreken over homoseksualiteit te verbieden?1
Ja. (Indien het wetsvoorstel tijdens een tweede en derde lezing wordt aangenomen door de Russische Doema kunnen administratieve boetes, voor «propaganda van homoseksualiteit onder minderjarigen» worden opgelegd.)
Deelt u de mening dat dit wetsvoorstel indruist tegen de internationale mensenrechten, lesbische vrouwen, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen (LHTB’s) discrimineert en een grove schending van de vrijheid van meningsuiting inhoudt?
Deze mening deel ik. Het wetsvoorstel is voor meerdere interpretaties vatbaar en zal negatieve consequenties hebben voor informatievoorziening o.a. op gebied van gezondheid en (seksuele) educatie aan (LHBT-)jongeren. Daarnaast stigmatiseert de ontwerp wet LHBT-personen en zal ook het werk van LHBT-activisten eronder lijden, mocht hij van kracht zijn.
Bent u bereid de Russische ambassadeur te ontbieden en uw zorgen over deze wet aan hem over te dragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hiervan verslag te doen aan de Tweede Kamer?
Op 1 februari heb ik mijn zorgen aan de Russische ambassadeur laten overbrengen. Ik zal dit wetsvoorstel daarnaast opbrengen tijdens mijn komend bezoek aan Rusland op 26 februari a.s. In regulier overleg met uw Kamer zal ik u hierover informeren.
Bent u bereid dit ook op Europees niveau aan te kaarten en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU, mevrouw Ashton, te bewegen een diplomatiek signaal af te geven dat de EU zich grote zorgen maakt over de vrijheid van meningsuiting en de toenemende discriminatie van LHTB’s? Zo nee, waarom niet?
Hoge Vertegenwoordiger mevrouw Ashton heeft mede op verzoek van Nederland een verklaring afgegeven, waarin zij aangeeft dat implementatie van deze wet de bestaande discriminatie van LHBT-personen in Rusland kan vergroten, in het bijzonder wat betreft de vrijheid van meningsuiting en van vereniging. Op aandringen van Nederland is deze wetgeving prominent op de agenda geplaatst voor de ontmoeting tussen Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Russische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Lavrov, op 19 februari a.s.
Bent u bereid tijdens het Nederland-Rusland jaar aandacht te geven aan LHTB-rechten? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
In het Nederland-Ruslandjaar zal er naast economie en cultuur ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan zowel politieke als maatschappelijke onderwerpen. De Nederlandse regering blijft, net als in voorgaande jaren, projecten steunen die zijn gericht op de bevordering van LHBT-rechten in Rusland. Vorig jaar zijn verschillende projecten gesteund, waaronder het culturele festival «QueerFest», LHTB-filmfestival «Side by Side» en een speciale vertoning op Internationale Mensenrechtendag in Moskou van de door Michiel van Erp gemaakte documentaire «I am a Woman».
De eigen bijdragen Wmo/AWBZ door de vermogensinkomensbijstelling |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven hoe de communicatie is verlopen richting mensen die te maken hebben gekregen met een verhoging van de eigen bijdrage in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de AWBZ door de introductie van de vermogensinkomensbijtelling?
Naast algemene voorlichting via www.rijksoverheid.nl, heeft het CAK voor de eigen bijdrageregelingen ZmV/ZvV/Wmo ruim 238.000 cliënten, die bij hen bekend waren en mogelijk een hogere bijdrage zouden gaan betalen als gevolg van de vermogensinkomensbijtelling, in december 2012 per brief geïnformeerd. Dit zijn alle cliënten die in 2012 een eigen bijdrage hebben betaald en tevens een vermogen hebben in box 3 boven de heffingsvrije voet.
Kunt u aangeven hoe de vermogensinkomensbijtelling is meegenomen in de doorrekening van de koopkrachteffecten voor 2013 door het CPB en het Nibud?
De vermogensinkomensbijtelling is niet meegenomen in de doorrekening van de koopkrachteffecten door het CPB en het Nibud. Ik verwijs naar de brief van 4 december 2012 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XV, nr. 10). Daarin heeft hij aangegeven welke maatregelen zijn meegenomen bij de berekeningen van de koopkrachteffecten door het CPB, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Nibud.
In hoeverre worden mensen met een chronische ziekte en met een beperking getroffen door de vermogensinkomensbijtelling? Hoeveel personen betreft het? Wat bent u van plan hieraan te doen?
Het CAK registreert niet of de verzekerden die een eigen bijdrage AWBZ of WMO verschuldigd zijn, chronisch ziek zijn of een beperking hebben. Dat is voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage voor cliënten die te maken krijgen met de vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ of WMO geen criterium. Bepalend is immers de vraag hoeveel iemand geacht wordt bij te dragen uit zijn of haar vermogen. Om die reden is niet bekend hoeveel chronisch zieken of verzekerden met een beperking die een vermogen hebben, door de vermogensinkomensbijtelling een hogere eigen bijdrage moeten betalen.
Kunt u de vragen a.s. dinsdag voor 12.00 uur beantwoorden?
Het bericht ‘Duitse Patriot-militairen belaagd in zuiden Turkije’ |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Duitse Patriot-militairen belaagd in zuiden Turkije»?1
Ja.
Klopt het dat enkele Duitse militairen, die in hun vrije tijd waren gaan winkelen in de Turkse havenstad Iskenderun, belaagd zijn door enkele tientallen betogers?
Ja. De Turkse veiligheidsdienst greep onmiddellijk in. De militairen zijn niet gewond geraakt. Het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het incident veroordeeld.
Hoeveel demonstraties hebben er de afgelopen tijd plaatsgevonden? Verwacht u meer onrust?
In Turkije zijn in de afgelopen weken enkele kleine demonstraties gehouden, onder andere bij de Nederlandse vertegenwoordigingen. Op en rondom de basis waar de Nederlandse Patriot-eenheden zijn gestationeerd hebben zich geen demonstraties voorgedaan.
Op vrijdag 1 februari jl. is een zelfmoordaanslag op de Amerikaanse ambassade in Ankara gepleegd. Daarbij zijn de dader en een Turkse bewaker van de ambassade om het leven gekomen. De Turkse groepering DHKP-C heeft de aanslag opgeëist, verwijzend naar de eis dat NAVO-militairen zich moeten terugtrekken van Turks grondgebied. Nederland veroordeelt de aanslag ten zeerste. Deze aanslag maakt duidelijk dat er een kleine groep van links-radicale Turken sterk gekant is tegen de Patriots. Er is echter brede steun en waardering in de Turkse samenleving voor de stationering van Patriots.
Is het waar dat Nederlandse militairen de opdracht hebben gekregen zoveel mogelijk op hun basis te blijven en dat, indien zij zich buiten de basis begeven, dat altijd met Turkse beveiliging dient te zijn?
In beginsel hanteert Defensie het standpunt dat er tijdens missies geen sprake is van bewegingsvrijheid buiten het kamp. De inzet van de Patriots wordt als een missie beschouwd.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken met de Turkse overheid om bij te dragen aan de financiering van de stationering van de Patriots op Turks grondgebied en in hoeverre worden deze bemoeilijkt door de anti-Westerse sentimenten en demonstraties?
De gesprekken van de NAVO met Turkse autoriteiten over de host nation support en de financiering van de stationering van de Patriots door NAVO-partners in Turkije zijn op 12 januari 2013 voltooid. De afspraken zijn vastgelegd in een Implementing Agreement. NAVO-partners plaatsen de Patriots op verzoek van Turkije. De gesprekken werden niet bemoeilijkt door in de vraag gestelde aspecten.