De achterstand van Nederland in de strijd tegen "matchfixing" |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «We liggen ver achter op de criminele netwerken»1 en het bericht «Matchfixing in 50 voetbalcompetities»?2
Ja.
Wat is uw opvatting en oordeel over georganiseerde criminele bendes die hun aandacht verleggen van de drugshandel naar «matchfixing»?
Deze stelling is ons bekend. Het aangekondigde onderzoek van onze ministeries, dat in de zomer van 2013 wordt opgeleverd, zal naar verwachting een beter beeld geven over hoe dit beoordeeld moet worden. In de tussentijd zal vanzelfsprekend alert worden gereageerd op signalen die een strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Ik verwijs naar mijn brief (Kamerstuk II 33 296, nr. 5) die ik 8 februari j.l. aan uw Kamer heb verzonden.
Deelt u mening van de voorzitter van de internationale spelersvakbond FIFPro dat voetbalbonden zelf niet in staat zijn om te controleren op «matchfixing»? Zo ja, waarom? Hoe helpt u de bonden hierin concreet? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing is een complex fenomeen dat een multidisciplinaire ketenaanpak vraagt. Er is contact tussen de KNVB en de opsporingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat signalen effectief kunnen worden opgevolgd en er gezamenlijk wordt opgetrokken in het geval zich een casus in het Nederlandse voetbal zou voordoen. De modaliteiten en intensiteit van deze samenwerking en die met andere sportbonden zullen echter pas goed kunnen worden vastgesteld wanneer een scherper beeld ontstaat over de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Ik benadruk echter dat er naar aanleiding van de door Europol gepresenteerde zaak geen informatie beschikbaar is gesteld die aanleiding vormt voor een strafrechtelijk onderzoek door het Nederlandse Openbaar Ministerie, afgezien van de hechtenis van een Nederlander waarover ik uw Kamer al eerder had geinformeerd.
Acht u het mogelijk of zelfs aannemelijk dat personen die melding willen maken van signalen van «matchfixing» in de Nederlandse voetbalcompetitie dat niet durven te doen vanwege mogelijk nadelige gevolgen voor hen? Zo ja, hoe kunt u er zorg voor dragen dat potentiële melders van «matchfixing» beschermd worden? Zo nee, waarom niet?
Dit acht ik mogelijk. Om die reden wordt melders in het kader van het onderzoek van onze ministeries via een webenquête en een telefonische meldingsmogelijkheid de mogelijkheid gegeven om anoniem hun verhaal te doen. Of melders daarnaast nog beschermingsmaatregelen nodig hebben en welke dit kunnen zijn zal ik naar aanleiding van de onderzoeksresultaten bezien.
Wanneer wordt duidelijk wanneer het Nederlandse onderzoek naar «matchfixing» precies start?
Het onderzoek is gegund aan een combinatie van de Universiteit Tilburg, de Vrije Universiteit en adviesbureau Ernst & Young en is op 23 januari 2013 gestart.
Welke relevante instellingen, organisaties, instanties en personen worden hierbij betrokken?
Het onderzoek wordt begeleid door een stakeholdersgroep van de ministeries van VWS, VenJ, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, NOC*NSF, de KNVB, FifPro, de Kansspelautoriteit en Europol.
Het bericht dat monumentenorganisaties de Kamer oproepen niet mee te gaan in de afstoot van monumenten door het Rijk |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Monumentenorganisaties roepen Kamer op niet mee te gaan in afstoot monumenten door Rijk»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van erfgoedvereniging Heemschut en 11 andere organisaties over de mogelijke vervreemding van Rijksmonumenten?
Nee. De overdracht vindt pas plaats na een zorgvuldige procedure en afweging van risico’s. Hierbij wordt rekening gehouden met exploitatie-mogelijkheden en onderhoudskosten van de betreffende monumenten.
Wat is uw visie op de vervreemding van Rijksmonumenten in relatie tot ons cultureel erfgoed?
Ons gebouwd cultureel erfgoed is voor 97% eigendom van particulieren of commerciële en niet-commerciële organisaties. De rijksmonumenten staan er op dit moment beter voor dan de afgelopen decennia. Private partijen hebben aangetoond dat ze net zo goed als een overheid monumenten kunnen beheren, behouden en gebruiken.
Bent u van mening dat er een nieuwe visie nodig is op de Rijksmonumentenzorg?
Nee, in de periode 2009–2012 is de monumentenzorg in nauw overleg met het veld en met instemming van uw beide Kamers gemoderniseerd. Wet- en regelgeving en de financiële regelingen zijn per 1-1-2012 aangepast aan de nieuwe opgaven in de monumentenzorg.
Bent u van mening dat de waarde van Rijksmonumenten voor ons cultureel erfgoed voldoende gewaarborgd blijft, nadat deze vervreemd zijn?
Ja, incidenten zijn echter nooit uit te sluiten.
Klopt het dat partijen die een Rijksmonument kopen dat van belang is voor ons cultureel erfgoed, zich moeten houden aan nadere voorwaarden omtrent behoud en beheer? Kunt u een toelichting geven op deze voorwaarden?
Alle rijksmonumenten zijn van belang voor ons cultureel erfgoed, en ten aanzien van behoud en beheer geldt hetzelfde regime voor alle rijksmonumenten al dan niet in rijkseigendom. De bescherming van ieder rijksmonument is geborgd in de Monumentenwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Bij vervreemding kunnen aan een potentiële verwerver / koper van het monument algemene voorwaarden (kennis, financiële gegoedheid etc.) worden gesteld. Specifieke voorwaarden – die niet al in de Monumentenwet zijn opgenomen – aan beheer en onderhoud worden niet gesteld. Zou het Rijk dat wel doen dan wordt een overheidsopdracht tot een werk aanbesteed en is er geen sprake van een vervreemding.
Een aantal rijksmonumenten met erfgoedfunctie is aan de Staat geschonken of gelegateerd. Voorwaarden die aan de schenking of het legaat verbonden zijn, zien vaak toe op het behoud en beheer. Deze voorwaarden gaan bij een vervreemding over op de nieuwe eigenaar.
Is er reeds een overzicht beschikbaar van Rijksmonumenten die op korte termijn vervreemd zullen worden of aan de markt worden aangeboden?
Dat de Staat rijksmonumenten in rijkseigendom vervreemdt of verkoopt is geen nieuwe ontwikkeling; een voorbeeld is de Vrouwengevangenis in Zwolle. Er is geen apart overzicht van vervreemde monumenten beschikbaar.
De monumenten met erfgoedfunctie zijn wel specifiek in beeld gebracht met het gewijzigde monumentenbeleid van de minister van BZK. Bij brief van 11 november 2011 heeft voormalig minister Donner de Tweede Kamer hiervan in kennis gesteld. Op dit moment zijn er uit dat totale bestand van het rijk 34 monumenten(complexen) met erfgoedfunctie geselecteerd die voor vervreemding in aanmerking komen. Een door de minister voor Wonen en Rijksdienst opgesteld overzicht is als bijlage bijgevoegd.2
Het onderzoek naar de wijze van vervreemding van de monumenten met erfgoedfunctie is nog niet volledig afgerond. Om de zorgvuldigheid en transparantie van het proces te waarborgen zal het overzicht publiekelijk bekend worden gemaakt als de openbare vervreemding van start kan gaan.
Hoe ziet het proces en de planning eruit bij een eventuele vervreemding van een Rijksmonument?
Procedureel wordt een verkoop altijd gestart met de reallocatie-procedure. Hier wordt aan andere departementen, provincies, gemeenten en door het rijk gesubsidieerde instellingen gevraagd of zij interesse hebben in aankoop. Zij hebben dan een voorkeurspositie om onderhands aan te kopen. Aan huidige gebruikers en/of aangrenzende eigenaren kaneen voorkeurspositie worden toegekend.
Indien bovengenoemde partijen geen interesse hebben in verwerving van het object wordt overgegaan tot een openbare verkoop.
Ten aanzien van monumenten met erfgoedfunctie die door middel van een legaat of schenking in eigendom van de Staat zijn gekomen kan een verplichte teruglevering zijn overeengekomen. In dat geval zal de Staat vanzelfsprekend het monument eerst aan de rechtsopvolger(s) van de schenker of erflater aanbieden. Willen zij het monument niet terug krijgen dan gaat ook ten aanzien van deze monumenten de reallocatieprocedure van start.
Het kan interessant zijn om de kennis en expertise bij bestaande professionele organisaties voor monumentenbehoud te benutten. Zij hebben geen voorkeursrecht binnen de bestaande procedure.
Het bericht dat medicijnen bij de Benu Apotheek in Borger contant moeten worden afgerekend |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat patiënten die verzekerd zijn bij zorgverzekeraar DSW bij Benu Apotheek Borger nota’s contant moeten afrekenen?1
Benu-Apotheken en zorgverzekeraar DSW hebben overeenstemming bereikt waardoor het contant betalen door verzekerden van DSW in alle Benu- Apotheken per 11 januari 2013 is beëindigd. Volledigheidshalve merk ik op dat zorgverzekeraar DSW slechts restitutiepolissen aanbiedt. Voor restitutiepolissen is een overeenkomst tussen apotheekhoudende en zorgaanbieder niet vereist. Een verzekerde kiest voor een restitutiepolis als hij maximale vrijheid wil bij de keuze van (ook niet gecontracteerde) zorgaanbieders. Verzekerden hebben recht op een vergoeding van 100% van de gemaakte kosten, met dien verstande dat niet meer wordt betaald dan de kosten die in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten (en onder aftrek van eigen bijdragen en eigen risico). Hier vestigt DSW ook expliciet de aandacht op haar website: http://www.dsw.nl/Zorgverleners/Public/default.aspx?page=farmacie. Keerzijde daarvan is wel dat de verzekerde soms contant moet afrekenen en de rekening bij zijn zorgverzekeraar moet indienen tenzij de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar een aparte betalingsovereenkomst sluiten. DSW geeft op haar website aan dat zij slechts een restitutiepolis aanbieden die «u de volledige vrije keuze van zorgverlener biedt» en verder: «U hoeft een nota niet voor te schieten want DSW Zorgverzekeraar heeft contracten met bijna alle zorgverleners in Nederland». In het geval van Benu-Apotheken is de overeenkomst pas in januari 2013 tot stand gekomen.
Bij welke van de 230 Benu Apotheken in Nederland moeten patiënten nog meer contant afrekenen?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben Benu Apotheken en DSW inmiddels een contract afgesloten? Zo ja, sinds wanneer? Hoelang zijn patiënten de dupe geweest van het ontbreken van een contract? Zo nee, wanneer is een overeenkomst tussen DSW en Benu te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Benu Apotheken met meer zorgverzekeraars een conflict heeft over af te sluiten contracten? Zo ja, welke? Waarom heeft het conflict met DSW er toe geleid dat patiënten niet meer rechtstreeks konden declareren, of moeten klanten van andere zorgverzekeraars ook contant betalen bij Benu Apotheken? Om welke zorgverzekeraars gaat het? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgverzekeraars en apotheekhoudenden dienen te onderhandelen over de tarieven van de farmaceutische zorg die apotheekhoudenden leveren. Voor zover die onderhandelingen nog niet afgerond zijn, hoeft er nog niet sprake te zijn van een conflict. Zo is in afwachting van het afronden van de onderhandelingen tussen Benu-Apotheken en zorgverzekeraar VGZ overeengekomen om de VGZ-verzekerden niet zelf te laten afrekenen.
Is het waar dat Benu Apotheken ook een conflict heeft met zorgverzekeraar VGZ maar daar wel een contract mee heeft, omdat anders te veel patiënten gedupeerd zouden zijn? Wat vindt u ervan dat Benu Apotheken ervoor kiest de groep patiënten die bij DSW verzekerd is in te zetten om dit conflict uit te vechten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een conflict tussen Benu Apotheken en zorgverzekeraar DSW over de ruggen van patiënten wordt uitgevochten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die mening niet omdat het zorgstelsel verzekerden juist de keuze laat tussen een naturapolis en een restitutiepolis waar bij de restitutiepolis de nota (soms) zelf moet worden voorgeschoten. Inmiddels kunnen de patiënten weer rechtstreeks declareren. Zie ook de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Waar kunnen patiënten uit Borger terecht wanneer zij verzekerd zijn bij DSW? Hebben zij de mogelijkheid medicijnen te halen bij een andere apotheek in Borger? Zo nee, hoever moeten zij reizen om medicijnen te halen die zij rechtstreeks kunnen declareren bij hun zorgverzekeraar? Vindt u die afstand acceptabel? Welke afstand vindt u wel acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het acceptabel dat er in de nabije omgeving van patiënten geen apotheek te vinden is waar zij rechtstreeks zonder betaling hun medicijnen kunnen krijgen? Kunt u een inschatting maken om hoeveel mensen dit gaat? Vindt u dit aantal acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
De signalen van misstanden in justitiële jeugdinrichtingen |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de recente berichten over misstanden in justitiële jeugdinrichtingen?1 2
Vanzelfsprekend neem ik deze berichten, zoals ieder bericht over de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s), zeer serieus. Ik heb grondig uitgezocht wat er feitelijk in beide inrichtingen aan de hand is en heb, waar nodig, passende maatregelen getroffen.
Wat is er precies aan de hand in de justitiële jeugdinrichting die in de uitzending van PowNews aan de orde komt?3 Over welke inrichting gaat dit?
Het beeld zoals wordt geschetst in de uitzending van Pownews op 16 januari 2013 over de inrichting, te weten JJI Amsterbaken, herken ik grotendeels niet. Een aantal uitspraken van de jeugdige in kwestie is aantoonbaar onjuist, zoals de opmerking over het ontbreken van behandeling in JJI’s en dat een aantal jeugdigen niet is teruggekeerd van hun verlof. Alle gedetineerde jeugdigen volgen een behandelprogramma, onafhankelijk van de duur van hun verblijf in een JJI, en de jeugdigen uit de betreffende inrichting die zich hebben onttrokken aan hun begeleiding tijdens verlof, zijn teruggekeerd. Wel blijkt uit navraag bij Amsterbaken dat er softdrugs en mobiele telefoons zijn aangetroffen bij kamercontroles. De inrichting heeft passende ordemaatregelen toegepast jegens de jeugdigen in kwestie en de contrabande in beslag genomen. Tevens heeft de inrichting de controles aangescherpt om de ongewenste invoer van verboden middelen en goederen beter tegen te gaan. Er zijn geen aanwijzingen dat het personeel van de betreffende JJI betrokken is geweest bij de invoer van contrabande.
Wat is uw reactie op de kritiek dat er bij de uitvoering van de PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor eugdigen, ook wel «jeugd-tbs») nauwelijks sprake is van concrete behandeling van de (gedrags)problemen van de jeugdige?
Van een gebrek aan concrete behandeling is geen sprake. Sinds 2010 werken alle JJI’s met de basismethodiek YOUTURN, waarmee gedurende de eerste drie maanden van het verblijf in een JJI voor alle gedetineerde jeugdigen is voorzien in een basisaanbod aan behandeling, gericht op het aanleren van een aantal basisvaardigheden. Voor jeugdigen die langer dan drie maanden in een JJI verblijven, dus ook de jeugdigen die zijn veroordeeld tot een PIJ-maatregel, wordt een individueel behandeltraject samengesteld. Afhankelijk van de persoonlijke problematiek (risicofactoren) worden – aanvullend op de basismethodiek YOUTURN – één of meerdere gedragsinterventies ingezet.
Jeugdigen die veroordeeld zijn tot een PIJ-maatregel, behoren tot de zwaarste categorie probleemjongeren uit ons land. Een aantal van deze jeugdigen is nauwelijks (intern) te motiveren tot positieve gedragsverandering. Hoewel ook deze jeugdigen worden verplicht tot deelname aan het behandelprogramma, ligt de succesfactor van de gedragsverandering vooral bij de jeugdige zelf.
Wat is er precies aan de hand in justitiële jeugdinrichting Teylingereind?4 Zijn er medewerkers van deze jeugdinrichting mishandeld? Zo ja, hoe vaak heeft zich dit de afgelopen maanden voorgedaan? Welke sancties zijn opgelegd aan de daders?
Teylingereind kampte in het najaar van 2012 met flinke leegstand, waardoor met name de kortverblijfgroepen tijdelijk schaars bezet waren met jeugdigen. Begin december 2012 nam de bezetting van één groep in korte tijd explosief toe: een toename van twee naar tien jeugdigen binnen één week. Een dergelijke snelle instroom heeft invloed op het leefklimaat en de dynamiek op de groep, hetgeen gepaard is gegaan met (tijdelijke) onrust. In deze periode heeft zich een tweetal incidenten voorgedaan. Nadien is de rust weergekeerd in Teylingereind.
Op 3 januari 2013 is er sprake geweest van een ordeverstoring in Teylingereind. Vier jongens weigerden zich te laten insluiten en hebben vernielingen aangericht. De jongens hebben een ordemaatregel opgelegd gekregen en zijn tijdelijk overgeplaatst naar een andere JJI. Nadien zijn de vier jongens teruggekeerd naar Teylingereind.
Op 26 december 2012 heeft een jongen een personeelslid een gebroken neus geslagen, nadat de jeugdige werd aangesproken op zijn negatieve gedrag. Hij is ter correctie overgeplaatst naar JJI Den Hey-Acker, alwaar hij momenteel een individueel programma volgt. Tegen de jeugdige is tevens aangifte gedaan. Een dergelijk incident heeft zich in 2012 niet vaker voorgedaan.
Is er in deze inrichtingen op dit moment nog steeds sprake van binnengesmokkelde drugs en mobieltjes? Is er, zodra signalen hiervan bekend werden (vanwege op youtube gezette filmpjes of anderszins) direct adequaat tegen opgetreden? Zijn de controles in beide inrichtingen geïntensiveerd? Zijn hier recent jongeren op betrapt? Welke sancties zijn hen opgelegd?
In de JJI’s geldt een totaalverbod op het bezit en gebruik van drugs en mobiele telefoons. Naar aanleiding van de berichten in de media zijn de reguliere controles op het bezit van contrabande direct aangescherpt. Tevens maken Amsterbaken en Teylingereind nu standaard gebruik van een zogenaamde Mobifinder, een hulpmiddel voor het vinden van mobiele telefoons. De intensivering van de controles heeft geleid tot een aantal vondsten. Bij bezit van contrabande worden direct passende maatregelen toegepast, zoals het uitstellen van verlofactiviteiten. Tevens worden de verboden middelen onmiddellijk in beslag genomen en worden de ouders van de jeugdige in kwestie op de hoogte gesteld.
Zijn er aanwijzingen dat er personeelsleden betrokken zijn geweest bij het doorlaten van verboden goederen in deze inrichting? Zo ja, op welke wijze wordt dit onderzocht?
Nee, hier zijn geen aanwijzingen voor. Personeel wordt structureel gecontroleerd op de invoer van verboden goederen. Alle personeelsleden dienen zich bij binnenkomst in de JJI «piepvrij» door de detectiepoort te bewegen, hun tassen worden gecontroleerd op verboden goederen, en er geldt een verbod in alle JJI’s op de invoer van privételefoons. Indien in strijd wordt gehandeld met de gedragscodes die gelden voor het personeel, treft de directie van de inrichting maatregelen. Dit kan variëren van een disciplinaire aanwijzing tot ontslag op staande voet. Er wordt een actief aangiftebeleid gehanteerd, waarover afspraken zijn gemaakt met de lokale politie.
Hoe ernstig is naar uw oordeel de situatie in beide jeugdinrichtingen? Welke maatregelen worden er genomen om de situatie te verbeteren?
Zoals reeds gezegd, neem ik de berichten zeer serieus. Na onderzoek blijken er echter geen aanwijzingen dat de incidenten, genoemd in de media, het gevolg zijn van structurele tekortkomingen in beide JJI’s. Ook qua cijfers inzake onttrekkingen en het aantreffen van contrabande laten beide inrichtingen geen opvallendheden zien. Ik zie dan ook geen noodzaak tot het treffen van structurele maatregelen jegens deze JJI’s. Wel verwacht ik van hen extra alertheid in het naleven van het totaalverbod op de invoer, het bezit en het gebruik van verboden middelen en mobiele telefoons evenals het verlofbeleid. Ik heb de sector JJI gevraagd hierop scherp toe te zien.
De moeilijkheden voor een in Nederland geboren kind dat afkomstig is uit Kosovo om een verblijfsvergunning te krijgen wegens het ontbreken van een paspoort |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat een enkele maanden geleden in Nederland geboren bij zijn ouders woonachtige vreemdeling slechts een verblijfsvergunning kan krijgen als er een geldig document voor grensoverschrijding wordt overgelegd, tenzij is aangetoond dat het land waarvan het kind onderdaan is, de vreemdeling daarvan niet in het bezit kan stellen?1
Ja. Het paspoortvereiste, zoals dat geldt voor reguliere verblijfsaanvragen, is hier onverkort van toepassing.
Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling in het bezit moet zijn van een geldig document voor grensoverschrijding waarmee de identiteit en de nationaliteit worden vastgesteld. Daarnaast is een geldig document voor grensoverschrijding vereist om vast te kunnen stellen dat betrokken vreemdeling kan reizen en welke autoriteiten verantwoordelijk zijn in het geval van terugkeer van de vreemdeling. Deze voorwaarde geldt ook voor hier te lande geboren kinderen die verblijf wensen bij hun ouders in Nederland.
Welke ruimte heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om de vreemdeling van dit paspoortvereiste vrij te stellen?
Alleen als wordt aangetoond dat de vreemdeling door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort en dus in redelijkheid niet gevergd kan worden van betrokkene dat een paspoort wordt aangevraagd, wordt vrijstelling van het paspoortvereiste verleend.
Wanneer een ambassade of consulaat van een bepaald land in Nederland niet bevoegd is om nationale paspoorten af te geven aan onderdanen, betekent dit niet dat de vreemdeling niet in het bezit kan komen van een door de eigen autoriteiten verstrekt paspoort, noch dat niet in redelijkheid van de vreemdeling verwacht kan worden (elders) een nationaal paspoort aan te vragen.
Deelt u de mening dat het in voorkomende gevallen onredelijk en formalistisch is om aan dit vereiste vast te houden als de (in Nederland rechtmatig verblijvende) ouders uit een voormalig oorlogsland (Kosovo) komen, een in 2010 in Nederland in hetzelfde gezin geboren kind op eenvoudige aanvraag een verblijfsvergunning verstrekt werd en er grote praktische problemen ontstaan om met het kind naar het land waarvan de vreemdeling formeel onderdaan is heen en weer te reizen?
Het is niet mogelijk om voor een in Nederland geboren kind een paspoort aan te vragen bij de ambassade van Kosovo in Den Haag. Deze ambassade heeft geen volledige consulaire afdeling en is niet toegerust om paspoorten af te geven.
Het is wel mogelijk een paspoort aan te vragen bij de Kosovaarse ambassade in Brussel. Bij het (Nederlandse) ministerie van Buitenlandse Zaken kan voor het kind een tijdelijk reisdocument voor België worden aangevraagd. Om een Kosovaars paspoort te kunnen aanvragen moet het kind eerst geregistreerd worden in Kosovo. Deze geboorteregistratie kan wel plaatsvinden bij de Kosovaarse ambassade in Den Haag. Via de ambassade wordt het kind dan geregistreerd in een gemeente in Kosovo. Welke gemeente dit is, is afhankelijk van de geboorteplaats van de ouders.
De registratie van de geboorteakte van het kind is geen alternatief voor het paspoortvereiste. Immers, met deze registratie is nog niet voldaan aan het vereiste om een geldig document voor grensoverschrijding te overleggen.
Omdat de geboorteregistratie en paspoortaanvraag in Nederland respectievelijk België kan plaatsvinden, is er geen noodzaak voor de ouders om voor de verkrijging van een paspoort terug te reizen naar Kosovo.
Acht u de mededeling van de diplomatieke vertegenwoordiging van Kosovo in Nederland, gestaafd door verwijzing naar haar website waar zulks expliciet vermeld is, dat deze vertegenwoordiging niet in staat of bevoegd is een paspoort af te geven, een voldoende onderbouwing van de in het slot van de eerste vraag bedoelde uitzonderingstoestand?2
Zie antwoord vraag 3.
Kan de registratie van de geboorteakte van het kind bij de Kosovaarse ambassade niet als bewijs dienen van de Kosovaarse nationaliteit? Wat is het nut om een in Nederland pasgeboren kind naar het land van herkomst terug te sturen om een paspoort te verkrijgen en te kunnen overleggen, terwijl de ouders en de rest van het gezin in Nederland al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning?
Zie antwoord vraag 3.
Welke garanties zijn er dat een pasgeboren kind dat met een ouder naar Kosovo reist om daar een paspoort te verkrijgen, niet onderweg, met name bij de terugreis naar Nederland, tegen grote belemmeringen oploopt wegens het ontbreken van een visum en verblijfsvergunning? Acht u dat verantwoord?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom worden in Nederland geboren kinderen van de houders van een asielvergunning van een buiten schuldvergunning of een amv (alleenstaande minderjarige vreemdeling)-vergunning wel vrijgesteld van het paspoortvereiste, terwijl in Nederland geboren kinderen van de houders van een vergunning op grond van het generaal pardon in 2007 daarvan níet vrijgesteld worden? Bent u bereid deze kinderen daarvan alsnog vrij te stellen?
Wanneer in redelijkheid niet gevergd kan worden van beide ouders dat zij zich in verbinding stellen met de eigen autoriteiten, bijvoorbeeld omdat zij op basis van een asielvergunning bescherming genieten tegen deze autoriteiten, wordt aan hun hier te lande geboren kinderen vrijstelling van het paspoortvereiste verleend. Een kind van wie beide ouders een verblijfsvergunning hebben verkregen op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet, wordt eveneens vrijgesteld van het paspoortvereiste.
Wanneer ten minste een van de ouders van het kind zelf wel een paspoort heeft dan wel kan verkrijgen, is er geen reden het kind van het paspoortvereiste vrij te stellen, mits het kind de nationaliteit van die ouder bezit.
Het bericht dat rijexamens door de sneeuw zijn uitgesteld |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat 1766 rijexamens niet door konden gaan vanwege de sneeuw?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel examens voor het motorrijbewijs er in januari 2013 door de sneeuwoverlast zijn uitgesteld?
Er zijn in totaal 1288 rijexamens voor het motorrijbewijs uitgesteld.
Deelt u de mening dat examens voor het motorrijbewijs die vóór 19 januari 2013 gepland stonden maar uitgesteld zijn door de sneeuwoverlast, toch onder de oude regeling moeten vallen (vanaf 19 januari 2013 treden de nieuwe regels voor het motorrijbewijs in werking, als gevolg van de derde Europese rijbewijsrichtlijn), ondanks het feit dat de examens pas na 19 januari 2013 kunnen worden ingehaald? Zo nee, waarom niet?
Het is juridisch niet mogelijk om na 19 januari 2013 door te gaan met het afnemen van examens en het afgeven van rijbewijzen onder de oude regeling. Dit heeft te maken met de systematiek van het Europese recht. De oude regels zijn vanaf die datum overruled door de regels van de richtlijn en daarmee onverbindend geworden.
Maar ook als een overgangsregeling juridisch wel mogelijk zou zijn geweest, dan zou de uitvoering daarvan zeer complex zijn geworden omdat het rijbewijs uitgiftesysteem volledig geautomatiseerd is. De software zou aangepast moeten worden om een nieuwe doelgroep in het systeem toe te voegen. Dat is een tour de force omdat voorkomen moet worden dat deze systeemaanpassing het reguliere uitgifteproces verstoort. Aan de betrouwbaarheid daarvan worden hoge eisen gesteld, ook omdat het rijbewijs een identificatiebewijs is. Aanpassing van de sofware betekent dan ook het maken van een functioneel ontwerp, bouwen van de aanpassing, testen en een integrale ketentest. Dit kan maanden duren en komt daarmee te laat voor de huidige groep examenkandidaten.
Om de examenkandidaten zoveel mogelijk te accommoderen vóór 19 januari heeft het CBR al in een vroeg stadium maximaal ingezet op goede voorlichting. Zo heeft het CBR sinds begin vorig jaar uitgebreid gecommuniceerd over de nieuwe wetgeving, via de website en rechtstreeks met potentiële examenkandidaten en rijscholen. Daarbij is steeds gewaarschuwd niet te lang te wachten met het reserveren van de praktijkexamens vanwege de grote drukte in de aanloop van de inwerkingtreding van de richtlijn en het risico van slecht weer in januari. Ook heeft het CBR speciale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd met rijschoolhouders, politie en brancheorganisaties. In 2012 hebben zich 72% meer kandidaten voor een examen aangemeld dan in 2011. Het CBR heeft in het laatste half jaar 8000 uur overwerk ingezet om de verwachte piek voor 19 januari op te vangen.
Desondanks ben ik bereid te laten onderzoeken of het mogelijk is de gedupeerde motorrijders financieel tegemoet te komen in de kosten die zij hebben doordat zij onder de nieuwe regeling komende jaren extra examens moeten afleggen ten opzichte van de oude regeling. Ik denk daarbij aan gratis examens. Ik heb het CBR verzocht deze optie op zeer korte termijn verder uit te werken.
Bent u bereid hierover snel duidelijkheid te verschaffen door deze vragen het liefst binnen een paar dagen te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat ‘Eindhoven een miljoen verspilt bij verplaatsing woonwagenkamp’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Eindhoven verspilt een miljoen bij verplaatsing woonwagenkamp»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat het lokaal bestuur 2,2 miljoen euro aan vergoedingen niet kan verantwoorden?
Uit de raadsinformatiebrief van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari jl. blijkt dat als gevolg van vermoedelijke valsheid in geschrifte door de toenmalige medewerker € 2.235.000 is betaald als vergoeding voor transport, verhuiskosten en schade, maar dat niet is te achterhalen wat de werkelijke vergoeding had moeten zijn. Dat valt uiteraard te betreuren. De gemeente heeft inmiddels aangifte gedaan tegen de voormalige medewerker wegens valsheid in geschrifte en/of oplichting.
In hoeverre klopt het dat de verantwoordelijke PvdA-bestuurders mogelijk miljoenen euro’s meer betaald hebben dan strikt noodzakelijk was?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen om de financiële schade in deze kwestie te beperken en hoe wilt u in de toekomst deze excessen voorkomen?
De afhandeling van deze kwestie is de verantwoordelijkheid van de gemeente Eindhoven. Het college heeft aanleiding gezien onderzoek te laten verrichten naar de administratieve processen en organisatorische zaken, en zal naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen verdere maatregelen ter verbetering van de professionaliteit van die van de medewerkers en de organisatie treffen. De verantwoording over deze kwestie dient op lokaal niveau plaats te vinden, en ik zie dan ook geen aanleiding voor generieke maatregelen van mijn kant.
Het bericht dat rechtszaken te duur worden voor lage inkomens door bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand |
|
Jan de Wit , Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het voor duizenden burgers met een laag inkomen bijna onmogelijk wordt gemaakt om hun recht te halen door bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand?1
In het ontwerpbesluit dat aan uw Kamer is voorgelegd bij brief van 22 november 20122 is een deel van de maatregelen die voortvloeien uit de taakstelling van het kabinet Rutte I op de gesubsidieerde rechtsbijstand nader uitgewerkt. Daaruit blijkt dat de toegang tot het recht voor hen die over een laag inkomen beschikken gewaarborgd blijft.
Om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in de toekomst betaalbaar te houden en rechtsbijstand te kunnen blijven financieren voor wie daarop is aangewezen, is het onvermijdelijk dat het huidige stelsel wordt herzien. Ik heb uw Kamer laatstelijk bij brief van 10 juli 20123 over mijn plannen hieromtrent ingelicht. Ik streef ernaar in het voorjaar van 2013 uw Kamer te informeren over de wijze waarop de stelselvernieuwing verder wordt uitgewerkt.
Van welke organisaties heeft u sinds het publiceren van het Ontwerpbesluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners een reactie ontvangen? Welke voor- en nadelen aan deze voorgestelde maatregelen zijn in deze reacties aangekaart?
Van de volgende organisaties zijn reacties ontvangen: de raad voor rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor de rechtspraak, de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsmediators, de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en de Vereniging Sociale Advocatuur Amsterdam. Enkele van de voornoemde organisaties hebben hun aan mij gezonden reactie tevens op hun website geplaatst. Puntsgewijs weergegeven komen in de reacties de volgende aandachtspunten naar voren: de kosten voor met name de minst draagkrachtigen, het aanbod en/of de kwaliteit van de rechtsbijstandverleners, de uitvoeringslasten van het stelsel, het incassorisico van advocaten, het recht op vrije advocaatkeuze, vraaguitval doordat rechtzoekenden zelf meer voorwerk doen en meer gebruik maken van zelfhulpmiddelen. In de toelichting bij het ontwerpbesluit zal op de ontvangen reacties worden ingegaan.
Bent u bereid om, na noodkreten van onder andere de Raad voor de Rechtspraak, de quickscan uit te breiden naar een volwaardig onderzoek naar de effecten op de toegang tot de rechter door voorgaande bezuinigingen in samenhang met de thans in het ontwerpbesluit voorliggende bezuinigingsmaatregelen? Bent u bovendien bereid om onderzoek te doen naar de oorzaken van het toegenomen beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand? Zo nee, waarom niet?
De quick scan naar de gevolgen van de bezuinigingen op de rechtsbijstand die ik op verzoek van de leden De Wit en Schouw heb uitgevoerde is inmiddels gereed, en stuur uw Kamer gelijktijdig met deze antwoorden toe. Voor deze quick scan is gebruik gemaakt van reeds beschikbare (ervarings)cijfers en eerder onderzoek. Voor een studie naar de gecumuleerde gevolgen van eerdere bezuinigingen met de maatregelen die thans voorliggen, vormt een quick scan geen geschikt instrument. Hiertoe is onderzoek vereist dat veel dieper graaft dan het materiaal waarover ik thans kan beschikken of op korte termijn de beschikking kan krijgen. Een dergelijk diepgravend onderzoek zou de reikwijdte van een quick scan ver te buiten gaan en aanzienlijk meer tijd vergen.
De meest recente informatie waarover ik beschik met betrekking tot de oorzaken van het toegenomen beroep op de rechtsbijstand, betreft het rapport «De toekomst van de nationale rechtsstaat» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.4 Het rapport noemt met name de toenemende individualisering en juridisering (meer regelgeving) als factoren die leiden tot een toenemend beroep op de rechtspraak en daardoor een groeiende behoefte aan rechtsbijstand.
Deelt u de mening dat het belang van toegankelijke rechtspraak prevaleert boven het financiële belang en dat inwerkingtreding van het ontwerpbesluit niet wenselijk is als de maatregelen tot gevolg hebben dat lage inkomens geen rechtsbijstand meer kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1.
De rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012, die volgens de DCMR Milieudienst Rijnmond binnen anderhalve maand openbaar zouden zijn, aan de Kamer doen toekomen?1 2
Het inspectierapport van inspectiedagen 1, 9, 10, 11, 16 en 17 oktober 2012 is op 8 februari 2013 vrijgegeven. Het rapport geeft aan dat er overtredingen zijn geconstateerd waartegen handhavend opgetreden is. De tijdens deze BRZO-inspectie geconstateerde overtredingen zijn niet van dien aard dat activiteiten niet meer veilig zouden kunnen worden uitgevoerd. De rapportage zend ik hierbij toe.3
Kunt een overzicht geven van elke aan een BRZO-bedrijf opgelegde dwangsom (inclusief fatale datum) en een met redenen omkleed overzicht van inning of niet inning van de dwangsommen?
De Inspectie SZW heeft een overzicht beschikbaar van dwangsommen die zij de laatste jaren bij BRZO-bedrijven heeft opgelegd. Van het Wabo bevoegd gezag (inclusief de Veiligheidsregio’s) is dat overzicht er nog niet. Conform mijn eerdere toezegging zal medio 2013 de Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT rb) een monitoringrapport opleveren met een compleet overzicht over 2012 van de drie toezichthouders.
Kunt u een overzicht geven van alle meldingen aan het Centraal Incidentennummer (CIN), die Odfjell gedaan heeft na het geheel stilleggen van de terminal en alle overtredingen en bevindingen die sindsdien geconstateerd zijn?
Datum ontvangst
Voorval / stand van zaken
26-Okt-12 14:52:00
Omschrijving CIN: oude tankleidingen in tankput 9a hebben vlamgevat tijdens het doorslijpen van deze leidingen. 1 poederblusser is leeggespoten. Er zijn verder geen gevolgen geweest.
23-Nov-12 01:04:00
Omschrijving CIN: seal bij pomp onder tank 740 heeft vlamgevat, brand is vanzelf uitgegaan, pomp buitengebruik gesteld. In de tank zat Aardgascondensaat opgeslagen. Er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen.
16-Dec-12 10:29:00
Omschrijving CIN: Tijdens hijswerkzaamheden is hydrauliekslang van kraan aan boord van de Cansay geklapt. De giek is hierdoor naar beneden gevallen.
10-Jan-13 08:47:00
Omschrijving CIN: Een stroomstoring in het ketelpark en delen van de controlekamer waardoor activiteiten zijn stilgelegd.
11-Jan-13 13:20:00
Omschrijving CIN: Door vakbonden uitgeroepen staking. Alle activiteiten stilgelegd behalve de paklijn 14 en de PID-installatie. Ook de BHV organisatie blijft intact.
Bovenstaande incidenten zijn onderzocht door de DCMR. De omvang en ernst van de incidenten leiden op grond van de handhavings- en sanctiestrategie niet tot handhavend optreden.
Jaar
Soort zaak
Overtreding
Actie
2012
25-10-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken gecertificeerd systeem (verplichting opgenomen in de vergunning)
Voornemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen
08-01-2013
(vervolg op 25-10-2012)
Toezicht/ handhaving
Zie hierboven. Vanwege overlap gecertificeerd systeem met VBS (veiligheidsbeheersysteem), handhaving op BRZO
Afzien bestuursrechtelijke maatregelen
18-12-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken dampverwerking op de laad- en losplaatsen
Last onder dwangsom opgelegd
1/9/10/11/16/ 17-10-2012
BRZO inspectie
In BRZO rapportage opgenomen
Bestuursrechtelijke handhaving loopt en/of zal gestart worden
Is er enige instantie die beoordeelt of de voorgenomen reorganisatie bij Odfjell leidt tot een achteruitgang van de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu? Zo nee, loopt de regio Rijnmond dan niet een ongelooflijk groot risico?
De overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het BRZO zien toe op de naleving ervan. Het verscherpte toezicht op Odfjell gaat onverkort door. Een reorganisatie is geen overtreding van het BRZO. Wel is er een verplichting opgenomen in het BRZO dat er een Management of Change (MOC) wordt opgesteld bij een reorganisatie. Hierin wordt o.a. de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu opgenomen. Deze MOC zal door het bevoegd gezag worden beoordeeld.
Wanneer zijn de diktes van de leidingen bij Odfjell voor het laatst fysiek gecontroleerd en is de situatie met betrekking tot de leidingen, die in gebruik zijn, nu veilig?
Bij een bedrijf als Odfjell zijn veel verschillende typen leidingen in gebruik met verschillende inspectieregimes. In oktober is steekproefsgewijs het inspectie beheersysteem van de leidingen geïnspecteerd door het Wabo bevoegd gezag. De dikte van de leiding is hier een onderdeel van geweest. De inspectie bestond uit het inspecteren van installaties, documentenreviews en interviews. Op grond van de BRZO-rapportage wordt bepaald of en welke handhaving wordt ingezet.
Indien klokkenluiders bij Odfjell zich willen inzetten voor een veilige leefomgeving, bij wie kunnen zij zich dan melden en op welke wijze wordt er vertrouwelijk omgegaan met meldingen?
Het staat klokkenluiders vrij om waar dan ook meldingen in te dienen. De verschillende bevoegde gezagen beschikken over regelingen voor klokkenluiders, waar gegarandeerd vertrouwelijk wordt omgegaan met meldingen. Ook zijn meldingen via Meld Misdaad anoniem mogelijk.
Een ieder kan melden bij het Meld- en Informatie Centrum (MIC) van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Indien uit de melding blijkt dat het een klokkenluider betreft, en er mogelijk sprake is van een overtreding, kan het MIC de melding doorzetten naar de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de ILT. De CIE kan onder afscherming van identiteitsgegevens van de melder nader onderzoek doen naar het signaal.
Klokkenluiders bij Odjell kunnen zich melden bij DCMR. DCMR heeft inmiddels een speciale «klokkenluidersregeling» vastgesteld die waarborgt dat informatie van klokkenluiders op een zorgvuldige manier wordt ontvangen en behandeld. Er zijn protocollen voor medewerkers opgesteld en vertrouwenspersonen aangewezen die zorgen voor een goede behandeling van informatie van klokkenluiders.
Het artikel “Minister ziet nog geen reden om invoering BCT uit te stellen” |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Minister ziet nog geen reden om invoering BCT uit te stellen»?1
Ja.
Kunt u precies aangeven wanneer de gecertificeerde boordcomputers beschikbaar zijn?
Nee, niet precies. De ontwikkeling van de BCT is overgelaten aan de markt. In oktober 2010 zijn daartoe de specificaties gepubliceerd. De vier fabrikanten die een BCT ontwikkelen hebben laten weten dat zij in de maanden februari en maart 2013 hun certificering verwachten.
Welke afspraken heeft u met Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) gemaakt met betrekking tot de late beschikbaarheid van gecertificeerde boordcomputers?
Met KNV Taxi is regelmatig overleg over de stand van zaken met de BCT. Er zijn geen afspraken gemaakt over de late beschikbaarheid van de BCT.
Bent u ervan overtuigd dat alle 35.000 taxi’s voor 1 oktober aanstaande een gecertificeerde boordcomputer hebben laten inbouwen? Zo ja, waarom bent u daarvan overtuigd?
Nee. In het overleg met KNV Taxi heeft KNV Taxi aangegeven dat de termijn voor oriëntatie, selectie, bestelling en inbouw te kort begint te worden. Daarbij wijst KNV Taxi erop dat er voor taxiondernemers voldoende tijd moet zijn voor het maken van een keuze uit de verschillende boordcomputers die op de markt verwacht worden.
De fabrikanten hebben aangegeven dat inbouw en activering van ca 35.000 BCT’s voor 1 oktober 2013 operationeel nog net haalbaar is.
Bent u bereid, indien de termijn niet toereikend blijkt, de taxibranche uitstel te verlenen voor het inbouwen van een gecertificeerde boordcomputer?
Ja, gelet op het antwoord op vraag 4. Ik heb steeds aangegeven dat ik de vinger aan de pols houd. Indien de termijn niet toereikend blijkt, ben ik bereid enig uitstel te verlenen. Als ik tot uitstel besluit zal ik uw Kamer daarover informeren.
Mensen met een complexe meervoudige zorgvraag |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is het tijdpad voor uitvoering van het rapport van de Denktank Complexe zorg van juni 2012, en hoe ver bent u met de uitvoering daarvan?1
Hoewel de aanbevelingen van de Denktank Complexe zorg voor het merendeel direct aan de sector zijn gericht, heeft mijn ambtsvoorganger besloten de uitvoering van de aanbevelingen te stimuleren. Met het »Actieplan Onvrijwillige Zorg», dat binnenkort naar uw Kamer wordt gezonden, wordt daaraan concreet invulling gegeven. Daarnaast wordt via het wetsvoorstel Zorg en dwang een wettelijke borging gegeven aan de door de Denktank geadviseerde werkwijze. Dit wetsvoorstel ligt in uw Kamer voor ter (verdere) behandeling.
Bent u van mening dat er nu voldoende plaatsen in instellingen beschikbaar zijn voor kinderen en volwassenen met een complexe meervoudige zorgvraag?
Op korte termijn kan niet iedere instelling gegarandeerd adequate leefomstandigheden creëren voor kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking en extreem complexe gedragsproblematiek. In mijn brief van 24 januari 2013 over dit onderwerp heb ik uiteengezet dat hier vaak sprake is van een zeer kwetsbaar evenwicht. Het CCE krijgt jaarlijks circa 20–30 zaken over deze kinderen/jongeren ter adviseren voorgelegd, waarvoor uiteindelijk in de meeste gevallen een plek wordt gevonden. De wachttijd kan echter wel te lang zijn. Ik weet niet hoeveel situaties er zijn van thuiswonende kinderen/jongeren die niet in een instelling zouden kunnen of willen worden opgenomen.
Hoeveel verzoeken krijgt het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) jaarlijks om hulp/ondersteuning/ advies te bieden ten behoeve van mensen met complexe meervoudige zorgvragen? Hoeveel verzoeken vanuit instellingen en hoeveel vanuit ouders? Hoeveel van deze kinderen wonen er reeds in een instelling en hoeveel wonen er nog/weer thuis?
Jaarlijks krijgt het CCE tussen de 1100–1200 aanvragen voor een consultatie, waarvan 70% afkomstig is van zorgaanbieders en 30% van ouders of cliëntvertegenwoordigers. In 2011 waren er 165 aanvragen voor thuiswonenden, grotendeels kinderen en jongeren. Hierbij zij aangetekend dat er bij het merendeel van deze 165 aanvragen geen sprake was van een plaatsingsprobleem. (zie ook antwoord vraag 2).
Stijgt het aantal verzoeken aan het CCE de afgelopen jaren (2011, 2012, 2013)?
In de periode 2010 tot en met 2012 was er sprake van een lichte stijging:
2010: 1112;
2011: 1150;
2012: 1170.
Hoeveel budget is er jaarlijks voor extreme zorgzwaarte (meerzorg), en is dat budget voldoende? Waar kan het budget wel voor worden ingezet en waarvoor niet?
In 2013 bedraagt het budget voor extreme zorgzwaarte (zzp-meerzorg) landelijk € 171 miljoen euro. Deze middelen zijn bestemd om te worden ingezet voor extra uren personele inzet die nodig is voor de begeleiding en behandeling van deze cliënten. De gemiddelde toeslag per cliënt is circa € 60.000 per jaar, met een grote variatie naar onder en naar boven. Deze toeslag komt bovenop het toegekende zorgzwaartetarief.
Heeft het CCE toegang tot alle instellingen om gevraagd en ongevraagd (bijv. op verzoek van ouders) advies te kunnen geven?
Het CCE komt op verzoek van zorgaanbieders of van ouders/cliëntvertegen-woordigers (zie ook vraag antwoord op 3). Volgens opgave van het CCE zijn er geen gevallen bekend waar het CCE de toegang is geweigerd.
Hoeveel meldingen zijn er over complex meervoudig gehandicapten binnengekomen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, en hoeveel meldingen zijn onderzocht?
Bij de Inspectie zijn zowel in 2011 als in 2012 zes meldingen binnengekomen over complex meervoudig gehandicapten met probleemgedrag. In 2013 betreft het vooralsnog één melding. Van deze meldingen zijn er tien in behandeling genomen. Er zijn géén meldingen binnengekomen van cliënten met complexe probleemgedrag in de thuissituatie, waarbij sprake is van plaatsingsproblematiek. Voorts komen bij de Inspectie sporadisch meldingen binnen over (over)plaatsings-problematiek van cliënten met complex probleemgedrag. In 2012 zijn twee signalen binnen gekomen waarbij een instelling zich genoodzaakt zag de zorgverleningsovereenkomst te beëindigen. In voorkomende gevallen adviseert de inspectie de desbetreffende instelling tezamen met collega-instellingen, het CCE en het betrokken zorgkantoor een passende woonplek en eventueel overbruggingszorg te zoeken.
De berichten dat Deutsche Bank geen leningen meer verstrekt aan bedrijven met een omzet van minder dan 1 miljoen euro |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Deutsche Bank zegt boer de wacht aan», «DB: wij steunen renderende boer» en «Alleen «grote» boeren lening Deutsche Bank», alle uit het blad Nieuwe Oogst, waarin duidelijk wordt dat de Deutsche Bank stopt met de financiering van veel van haar klanten met een omzet van minder dan één miljoen euro per jaar?1
Ja.
Is het u bekend dat veel (agrarische) MKB-bedrijven bestaande leningen die bij de Deutsche Bank (DB) aflopen niet meer kunnen verlengen en zij ook geen nieuwe leningen meer kunnen krijgen, waardoor deze bedrijven genoodzaakt zijn te zoeken naar (uitbreiding van) financiering bij andere banken?
Het is mij bekend dat er agrarische ondernemers zijn die op dit moment niet door Deutsche Bank geherfinancierd worden. Deutsche Bank heeft in december 2012 door middel van een persbericht aangegeven zich meer te willen focussen op bedrijven en organisaties die behoefte hebben aan handelsfinanciering, ondersteuning voor internationaal betalingsverkeer en ondersteuning bij andere hoogwaardige financiële vraagstukken. Het is mij niet bekend hoeveel (agrarische) MKB-bedrijven het betreft en hoeveel daarvan geen nieuwe financiering kunnen afsluiten bij Deutsche Bank en daardoor genoodzaakt zijn op zoek te gaan naar alternatieve vormen van financiering.
Is het u bekend dat voor bedrijven vaak geen andere mogelijkheid resteert dan het overbrengen van het gehele pakket aan financiering naar een nieuwe bank, wat meestal wordt veroorzaakt doordat alle zekerheden voor de financieringen zijn ondergebracht bij DB?
Zekerheden worden aan een financier verstrekt om de gevolgen van een eventueel faillissement van de lener te beperken voor de financier. Indien de lener zekerheden verschaft aan de financier wordt het risico voor de financier minder en daarmee de rente op de financiering lager. Het verstrekken van zekerheden is daarom zowel aantrekkelijk voor de onderneming (lagere rente) als voor de financier (lager risico).
Van de precieze inhoud van de private contracten tussen ondernemers en Deutsche Bank ben ik niet op de hoogte. Over het algemeen is in het financieringscontract opgenomen welke zekerheden moeten worden verschaft. Indien het contract ontbonden wordt, of ten einde loopt, zal ook de onderliggende verschafte zekerheid ten behoeve van de financier komen te vervallen. De zekerheid kan daarna opnieuw bij een andere kapitaalverschaffer worden ondergebracht.
Het kan voorkomen dat de verschafte zekerheid niet of nauwelijks splitsbaar is. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als het vastgoed van een onderneming dienst doet als zekerheid. Het is in dat geval praktisch vaak niet mogelijk om de zekerheid gedeeltelijk te laten vervallen indien er nog overgebleven financieringsverplichtingen lopen. Indien het onmogelijk is de zekerheden te splitsen hebben ondernemers eventueel de optie van het verschaffen van een tweede zekerheid aan de nieuwe kapitaalverschaffer. In sommige gevallen zal de ondernemer ook kunnen financieren zonder zekerheid.
Is het u bekend dat bedrijven hierdoor in de problemen kunnen komen als zij ook nog leningen hebben uitstaan bij DB waarvan de rentevastperiode nog niet is verlopen, aangezien zij die lening(en) bij DB middels een boete moeten afkopen? Erkent het kabinet dat dit voor veel bedrijven in de praktijk onmogelijk is, omdat de boete bij het voortijdig beëindigen van dergelijke leningen tienduizenden euro’s kan bedragen en vaak tot verhoging van de financiering leidt?
Het staat ondernemers en financiers, binnen de grenzen van de wet, vrij te bepalen hoe zij hun privaatrechtelijke contracten vormgeven. Het is gebruikelijk bij financiering op lange termijn om afspraken te maken over een boete indien de overeenkomst eerder dan afgesproken wordt beëindigd. Dit heeft veelal met de langetermijnplanning van de kapitaalverschaffer te maken. De kapitaalverschaffer heeft bij zijn planning rekening gehouden met de reeds afgesloten financieringscontracten. Het vroegtijdig beëindigen van financiering heeft derhalve direct invloed op de kapitaalpositie van een kapitaalverschaffer. Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op de vragen 4, 7 en 8 van de Kamervragen van 5 februari jl. ingediend (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1533).
Ik beschik over onvoldoende informatie om een oordeel te vellen over de concrete problemen waar individuele bedrijven zich in bevinden. Over het algemeen valt wel te stellen dat het ook niet in het belang van Deutsche Bank is om een onderneming financieel in de problemen te brengen. Deutsche Bank zal in dat geval immers ook de terugbetaling door de onderneming van nog lopende leningen in gevaar brengen. Deutsche Bank zal dan ook, zoals zij aangaf in het contact dat ik met haar heb gehad, in gesprek treden met de klant om een passende oplossing te zoeken indien de strategiewijziging de klant in de problemen brengt. Ik verwijs hierbij ook naar de antwoorden op de Kamervragen van 5 februari jl. over hetzelfde onderwerp(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1533) als deze Kamervragen.
Is de informatie juist dat DB in gesprekken met financieel adviseurs heeft aangegeven niet automatisch zekerheden mee te willen geven aan bedrijven voor het sluiten van een nieuwe lening bij een andere bank? Wat vindt u hiervan, aangezien het zonder onderpand nog moeilijker, en meestal veel duurder, is voor dergelijke bedrijven om een lening af te sluiten bij een andere bank?
Indien een ondernemer nog bestaande financiering heeft bij een bank zal deze bank in de regel geen afstand doen van de onderliggende zekerheden ten behoeve van een andere financier. Zoals eerder aangegeven bij het antwoord op vraag 3, is het voor zowel de financier als de ondernemer voordelig om te financieren met zekerheden.
Welke (juridische) mogelijkheden ziet u – al dan niet via DNB of de AFM – om de in de voorgaande vragen geschetste problematiek op te lossen?
Uit de prudentiële taak van De Nederlandsche Bank (DNB) vloeit voort dat deze toezicht houdt op onder meer de strategische keuzes van onder toezicht staande instellingen, waaronder Deutsche Bank Nederland. Hierbij kijkt DNB als prudentieel toezichthouder of de strategie en het bedrijfsmodel van een onderneming een duurzaam verdienmodel waarborgen en daarmee de stabiliteit van de instelling blijft geborgd. Aspecten die worden betrokken in dit toezicht zijn onder meer het hebben van een onderscheidende en duurzame klantpropositie, de klantbenadering en de distributiestrategie.
De beoordeling van strategie en bedrijfsmodel kan er onder omstandigheden toe leiden dat financiële instellingen aanpassingen moeten doorvoeren. Als prudentieel toezichthouder is het uitgangspunt van het toezicht van DNB het waarborgen van een duurzaam verdienmodel van onder toezicht staande instellingen. Zolang er sprake is van het naleven van de wettelijke vereisten waarop DNB toezicht houdt op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de strategische keuzes van financiële instellingen een duurzaam verdienmodel waarborgen, staat het die instellingen in beginsel vrij om accentverschuivingen te maken in de strategie.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft als taak gedragstoezicht te houden op de financiële markten waaronder de zorgvuldige behandeling van klanten. Daarbij kan worden opgemerkt dat kredietverlening aan zakelijke klanten niet onder het toezicht van de AFM valt, maar beleggingsdienstverlening aan zakelijke klanten wel aan zorgvuldigheideisen vanuit de Wft moet voldoen. De openbaar beschikbare informatie biedt geen basis om op dit moment te veronderstellen dat de wet zou zijn overtreden.
Ik deel de mening dat in de geschetste situatie ondernemers in een lastige positie kunnen komen te verkeren, waarbij zij obstakels ondervinden om te (blijven) voorzien in hun financieringsbehoefte. Zij kunnen klem komen te zitten tussen een bank die vanwege nog lopende financiering geen afstand kan nemen van zekerheden en een nieuwe financier die zekerheden eist. Zoals u kunt lezen in mijn antwoord op vraag 4, kunnen klanten van specifiek Deutsche Bank die problemen ondervinden van de strategische keuzes van Deutsche bank terecht bij Deutsche Bank om te zoeken naar een passende oplossing. Dit is ook wat ik verwacht van een sector die zich dienstbaar naar de klant opstelt.
De gevolgen van stopzetten (agrarische) financiering door Deutsche Bank |
|
Jaco Geurts (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Deutsche Bank een strategiewijziging heeft aangekondigd?1
Ja.
Wat zijn volgens u de gevolgen van deze strategiewijziging voor de klanten die een aantal jaar geleden, veelal gedwongen, juist overgingen van ABN AMRO naar Deutsche bank?
Het zal betekenen dat een aantal ondernemers op zoek zal moeten gaan naar nieuwe financieringsmogelijkheden. Ik verwijs hierbij ook naar de antwoorden op de Kamervragen ingediend op 17 januari jl. door het lid Dijkgraaf (SGP) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1531).
In hoeverre hebben er tussentijdse wijzigingen plaatsgevonden van de financieringsvoorwaarden voor klanten van Deutsche Bank ten opzichte van de voorwaarden die onder ABN AMRO golden?
Het is mogelijk dat Deutsche Bank op verschillende vlakken de voorwaarden voor enkele klanten in de afgelopen jaren heeft aangepast. In materiële zin zijn de financieringsvoorwaarden voor klanten van Deutsche Bank in principe dezelfde gebleven als die destijds met ABN Amro zijn afgesproken.
Wat zijn hierover destijds voor afspraken gemaakt als onderdeel van de EC-remedy? In hoeverre voldoet de handelwijze van Deutsche Bank aan de destijds gemaakt afspraken?
Verkoop van HBU (voorheen onderdeel van ABN Amro, nu onderdeel van Deutsche Bank) was, vanuit staatssteun- en mededingingsperspectief, een voorwaarde voor goedkeuring door de Europese Commissie van de fusie van ABN Amro met Fortis. Over eventuele wijzigingen van de financieringsvoorwaarden voor klanten zijn geen afspraken gemaakt als onderdeel van de EC-remedy.
Kunt u uitgesplitst naar sector aangeven hoeveel klachten er zijn binnengekomen via de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de financiële ombudsman of andere kanalen?
Er zijn bij de AFM enkele klachten binnengekomen over kredietverlening door Deutsche Bank en de gevolgen die dit heeft voor de klanten. Zoals gebruikelijk beoordeelt de AFM binnengekomen klachten, maar kan zij geen mededelingen doen of deze leiden tot een onderzoek. KiFiD, de financiële ombudsman, is een onpartijdig bemiddelaar. Deze kan bemiddelen wanneer een financiële dienstverlener een klacht van een consument heeft afgewezen. Bij de financiering van ondernemers zijn dergelijke klachten bij KiFiD niet aan de orde. Via andere kanalen heb ik vooralsnog geen klachten ontvangen over Deutsche Bank.
Wat vindt u ervan dat Deutsche Bank stopt met de financiering van agrarische omzet onder de 1 mln. euro?2
Vanuit het oogpunt van een divers aanbod van financiers van de agrarische markt is een groot aantal spelers altijd wenselijk. Het is echter aan een private onderneming zelf om, binnen de grenzen van de wet, te bepalen of zij actief wenst te blijven in een bepaalde sector. In dit geval betreft het een bedrijfseconomische beslissing van Deutsche Bank zelf.
In hoeverre blijven er zo voldoende aanbieders voor agrarische financiering over? Wat is de mening van de Nederlandse Mededingings autoriteit (NMa), mede ook uit het oogpunt van de concurrentie?
Uit onderzoek van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) blijkt dat sprake is van een hoge concentratiegraad onder aanbieders van krediet aan het MKB. De terugtrekking van Deutsche Bank vermindert het aantal aanbieders voor agrarische financiering en leidt tot een verdere concentratie van deze markt. Vanuit het oogpunt van concurrentie zou een toename van het aantal aanbieders wenselijk zijn.
Welke activiteiten heeft Deutsche Bank de afgelopen jaren ondernomen om klanten aan zich te binden, juist ook binnen haar agrarische portefeuille? Wat zijn de gevolgen voor deze klanten van het gedwongen vertrek? In hoeverre is de AFM van mening dat hierbij juist wordt gehandeld door Deutsche Bank?
Voor zover mij bekend heeft Deutsche Bank geen bijzondere commerciële activiteiten ondernomen richting de agrarische sector. Voor de gevolgen voor klanten van een eventueel gedwongen vertrek verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 van de door het lid Dijkgraaf (SGP) ingestuurde vragen op 17 januari (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1531).
Het toezicht van de AFM is onder meer gericht op zorgvuldige behandeling van klanten. Kredietverlening aan zakelijke klanten, zoals u kunt lezen in het antwoord op vraag 6 van de door het lid Dijkgraaf (SGP) gestelde vragen, valt hier niet onder. Of in deze casus door Deutsche Bank is gehandeld conform de zorgplichteisen van de Wet op het financieel toezicht zou de AFM alleen op grond van een onderzoek kunnen vaststellen. Over mogelijke onderzoeken naar individuele instellingen kan de AFM echter geen mededelingen doen.
Bent u zich ervan bewust dat het gedwongen vertrek bij Deutsche Bank hoge kosten met zich mee kan brengen voor de klant? Bijvoorbeeld door het opleggen van boeterentes etc.? Bent u van plan hier wat aan te laten doen? Zo ja, wat? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 4 en 6 gesteld door het lid Dijkgraaf (SGP) in het eerste gedeelte van mijn brief.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat agrariërs zich op fatsoenlijke wijze kunnen blijven financieren? Bent u van plan activiteiten te ontplooien om agrarische ondernemers ook in staat te stellen om financiering te krijgen voor investeringen? Zo ja, welke?
Ja, het is van belang dat agrarisch ondernemers zich op een fatsoenlijke wijze kunnen financieren. De agrarische sector weet zelf het beste waar de knelpunten met betrekking tot financiering zitten. Zo heeft het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) in oktober 2012 een discussiestuk over alternatieve financiering in de primaire sector opgesteld. Hierin is een inventarisatie gemaakt van de knelpunten voor de primaire sector.
Door de overheid wordt al heel veel gedaan om agrarisch ondernemerschap te stimuleren. Zo wordt door de landbouwvrijstelling fiscaal gestimuleerd om agrarische bedrijven van de ene op de andere generatie over te dragen.
Daarnaast worden agrarische ondernemers in Nederland gestimuleerd in hun bedrijfsvoering en inkomen door:
Vrouwen in topfuncties bij universiteiten en hogescholen |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Universiteit gedaagd voor discriminatie»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat in vergelijking met andere Europese landen Nederland erg laag scoort als het gaat om vrouwelijke hoogleraren?
Het kabinet is van mening dat excellentie in de wetenschap belangrijk is voor de groei van welvaart en het oplossen van maatschappelijke problemen in Nederland en Europa. Daarom is het streven erop gericht het volledige potentieel aan excellente onderzoekers, waaronder uiteraard ook vrouwen, te benutten. Een betere doorstroom van vrouwen in de universitaire wereld naar bijvoorbeeld de positie van hoogleraar is dan ook wenselijk en zou moeten worden bevorderd.
Hoe verklaart u het feit dat, ondanks dat er iets meer vrouwen afstuderen dan mannen, binnen universiteiten steeds minder vrouwen doorstromen naar hogere functies?
Meer vrouwen dan mannen studeren af, maar uit het aandeel vrouwen onder promovendi (44,7%) is al te zien dat zij minder snel voor een universitaire carrière kiezen dan mannen. Voor het lage percentage vrouwen in hoge posities in de universitaire wereld is niet één oorzaak aan te wijzen. In Nederland en in meer landen in Noordwest-Europa moet men zeker kijken naar de status van het hoogleraarsambt, de organisatie van en werkcultuur in universiteiten en onderzoeksinstellingen en de carrièrekansen voor vrouwen in de private sector. Onderzoeken naar de Nederlandse situatie hebben herhaaldelijk uitgewezen dat de cultuur van de organisatie een belangrijk element is in de afweging van vrouwen om wel of niet een verdere wetenschappelijke loopbaan te ambiëren.
Hoeveel gevallen zijn er bekend van vrouwen die niet kunnen doorstromen binnen universiteiten?
De Nederlandse universiteiten zijn autonoom. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikt niet over cijfers met betrekking tot vrouwen die niet kunnen doorstromen.
Welke maatregelen worden ingezet om het aantal vrouwelijke hoogleraren te verruimen?
Gezien de autonomie van de onderzoeksinstellingen in Nederland is het in eerste instantie aan de instellingen zelf om de positie van vrouwen in de wetenschap te verbeteren. Om de deelname van vrouwen in de wetenschap te stimuleren hebben de ministeries van OCW en van EZ en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een reeks aanvullende maatregelen genomen. Zo financieren OCW en EZ de Stichting Talent naar de Top, dat, vooral aan de hand van het gelijknamige Charter, genderdiversiteit aan de top van bedrijven, organisaties en instellingen stimuleert. NWO, KNAW, TNO en een grote meerderheid van de Nederlandse universiteiten hebben dit charter getekend. NWO voert het Aspasia-programma uit dat is gericht op de vertegenwoordiging van vrouwen in de hogere wetenschappelijke rangen. De Stichting Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) ontvangt voor de periode 2007–2014 subsidie van OCW om zich te professionaliseren en zich zo optimaal te kunnen richten op de bevordering van een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen binnen de universitaire gemeenschap. Ook NWO ondersteunt dit netwerk financieel.
Naast bovenstaande maatregelen wil ik mij graag inzetten voor een betere doorstroom van vrouwen naar topfuncties binnen universiteiten en hogescholen. Ik ben graag bereid met deze instellingen overleg te voeren over het streefcijfer voor vrouwen in topfuncties. In algemene zin is 30% een goed streefcijfer, maar maatwerk is hierbij van belang.
Is er een stijging in het aantal vrouwelijke hoogleraren waar te nemen na de invoering van de verplichte «gender awareness training» voor bestuurders, universitair (hoofd)docenten en hoogleraren? Zo ja, wat is het verschil na de invoering? Zo niet, waarom heeft deze verplichting niets opgeleverd?
Er is geen verplichte «gender awareness training» voor bestuurders, universitair (hoofd)docenten en hoogleraren. Het aandeel vrouwen onder de hoogleraren neemt jaarlijks toe en is sinds 2001 verdubbeld: van 7,2% in 2001 tot 14,8% in 2012.
Deelt u de mening dat het streefcijfer van 30% vrouwen in topfuncties in 2016 ook zou moeten gelden voor universiteiten en hogescholen? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn gaat u hierover in overleg met universiteiten en hogescholen? Zo niet, waarom zou het streefcijfer niet bij universiteiten en hogescholen ingevoerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Zou de uitwerking van het streefcijfer 30% bij universiteiten en hogescholen meegenomen kunnen worden in de monitoring van vrouwen in topfuncties?
Zie antwoord vraag 5.
Welke cijfers zijn er bekend over vrouwen in topfuncties in alle onderwijssectoren?
Het percentage vrouwen in managementfuncties bedraagt in 2011 in het primair onderwijs 43,1%, in het voortgezet onderwijs 25,4% en in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie 34,3% (CAOP/Stamos).
Het percentage vrouwen in de bovenste 10% inkomensfuncties bedraagt in 2011 in het hoger beroepsonderwijs 34% en in het wetenschappelijk onderwijs 17% (CAOP/Kosmos).
Het bericht dat dhr van der V. op interim-basis toetreedt tot de raad van bestuur van het Kennemergasthuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u van het bericht dat dhr. van der V. op interim-basis toetreedt tot de raad van bestuur van het Kennemergasthuis?1
De Raden van Toezicht zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van bestuurders, ook in het geval van het Kennemergasthuis. Ik heb daar geen mening over.
Is de inschatting correct dat dhr van der V. voor zijn werk bij het Kennemergasthuis, net als bij zijn eerdere aanstelling als interim-bestuurder bij Orbis, 600.000 euro per jaar ontvangt?2
Daar hebben we nog geen kennis van. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Krijgt dhr van der V. bovenop zijn jaarinkomen extra vergoedingen? Zo ja, welke, en hoe hoog zijn deze vergoedingen?
De transparantie van de inkomens van de leden van de Raden van Bestuur van zorginstellingen is zodanig geregeld dat die in het jaarverslag moeten worden verantwoord. Het jaarverslag-2013 verschijnt in de eerste helft van 2014. Wanneer blijkt dat er in het Gasthuis sprake is van een overtreding van de WNT dan zal de accountant daar, uiterlijk bij zijn beoordeling van dat jaarverslag, melding van maken. Ik heb nu geen reden om te veronderstellen dat het Kennemergasthuis zich niet aan de WNT gaat houden.
Is de inschatting juist dat dhr van der V. met name aangetrokken is om het Kennemergasthuis financieel gezond te maken? Gaat u er vanuit dat dhr van der V. daarom genoegen neemt met een beperkte beloning? Bent u van mening dat de beloning van dhr van der V. beperkt is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ken noch de overwegingen van de heer Van der V. om er te solliciteren, noch de overwegingen van de Raad van Toezicht om juist hem uit te kiezen.
Bent u van mening dat de bezoldiging van dhr van der V. bijdraagt aan het financieel gezond maken van het Kennemergasthuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben onvoldoende thuis in de bedrijfsvoering van het Kennemergasthuis om daar een antwoord op te kunnen geven. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Hoeveel geld uit de zorgruif heeft dhr van der V. in deze en eerdere functies op zijn bankrekening kunnen bijschrijven?
U zult er ongetwijfeld begrip voor hebben dat ik deze vraag niet kan beantwoorden.
Bent u van mening dat dhr van der V. met dit bedrag een prototype graaier is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de invoering van de WNT heeft de wetgever een heldere norm vastgesteld wat het maximuminkomen is dat maatschappelijk verantwoord wordt geacht voor topfunctionarissen in de publiek en de semipubliek sectoren. In het Regeerakkoord zijn afspraken neergelegd over een nieuwe, lagere norm.
Blijft u bij de stelling dat de bezoldiging van een interim-bestuurder een afweging betreft van de instelling zelf, waarvoor u niet verantwoordelijk bent? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De honorering van de leden van de Raden van Bestuur is een verantwoordelijkheid van de Raden van Toezicht binnen de grenzen van zowel de WNT als de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg).
Valt dhr van der V., net als alle zorgbestuurders, onder de Wet normering topinkomens? Zo nee, waarom niet?
Ja, kort gezegd: zodra hij langer dan 6 maanden interim-bestuurder is. Is deze periode korter en is de aanstelling anders dan op een arbeidsovereenkomst, dan is dat niet het geval. De exacte formulering staat in artikel 2.1, lid 4 van de WNT.
Bent u van mening dat ook een interim-bestuurder als dhr van der V. onder deze wet zou moeten vallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u de garantie geven dat er bij de reorganisatie van het Kennemergasthuis geen gedwongen ontslagen vallen? Is er al een sociaal plan? Zo nee, wanneer is dat te verwachten? Vallen daarbij gedwongen ontslagen? Zo ja, hoeveel?4
Het bestuur van het Kennemergasthuis is verantwoordelijk voor de organisatie en dus ook voor de reorganisatie van het ziekenhuis. Ik heb daar geen rol in.
Heeft de voorgenomen fusie tussen het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis gevolgen voor het aantal ziekenhuislocaties? Is er sprake van mogelijke sluiting van locaties? Zo ja, welke?5
De NMa heeft de fusie op 16 november 2012 goedgekeurd. Het is mij niet bekend of er sprake is van sluiting van locaties. De Raad van Bestuur van het gefuseerde ziekenhuis is verantwoordelijk voor de organisatie van het ziekenhuis en haar verschillende locaties.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er draagvlak is onder de bevolking en personeel voor de fusie tussen het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het belangrijk dat cliënten en personeel zorgvuldig worden betrokken bij een fusieproces. Met het wetsvoorstel waarmee ik de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing aanscherp met de betrokkenheid van cliënten en personeel, faciliteer en stimuleer ik de verplichte fusie-effectrapportage.
Is er al een behoefteonderzoek gedaan naar het aanbod van ziekenhuislocaties onder de bevolking? Zo ja, wat bleek uit dat onderzoek? Zo nee, waarom laat u een dergelijk onderzoek achterwege?
Het is mij niet bekend of er een behoefteonderzoek onder de bevolking is uitgevoerd. Het is aan de zorginstelling om te bepalen of een dergelijk onderzoek wenselijk is.
Welke rol heeft zorgverzekeraar Achmea bij deze fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit het Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, nr. 7332/384 over de zaak Spaarne Ziekenhuis – Kennemer Gasthuis, kon Achmea onder voorwaarden instemmen met de fusie.
Van Achmea heb ik vernomen dat zij zich in het begin van het fusietraject terughoudend heeft opgesteld over de fusie, omdat onduidelijk was op welke termijn de inhoudelijke verbetering en doelmatigheidswinst die uit fusie voortvloeit, gerealiseerd zou worden. Nadat Achmea afspraken met beide ziekenhuizen had gemaakt over onder andere kwaliteit en doelmatigheid, kon Achmea de fusie ondersteunen.
Achmea beoordeelt de fusie positief vanuit het perspectief van haar verzekerde en de voordelen die de fusie de verzekerde oplevert. Volgens Achmea zal de gefuseerde entiteit makkelijker aan toekomstige minimum volumenormen kunnen voldoen en daardoor deze zorg kunnen blijven aanbieden in de regio. Achmea meent daarnaast dat de fusie schaalvoordelen biedt, waardoor de zorg doelmatiger geleverd kan worden.
Achmea heeft een convenant met de ziekenhuizen gesloten waarin de te behalen doelmatigheidswinst en de termijn waarop dat moet leiden tot lagere prijzen, is vastgelegd. Achmea ziet de fusie daardoor ook als een positieve prikkel voor de ziekenhuizen in de regio in het kader van de mededinging
Hoe staat het met de contractering van het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis door zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis voeren aparte contractonderhandelingen met de zorgverzekeraars. Twee grote zorgverzekeraars hebben inmiddels met het Spaarneziekenhuis overeenstemming bereikt over een contract voor 2013. Tenminste één grote verzekeraar heeft inmiddels met het Kennemergasthuis overeenstemming bereikt over een contract voor 2013.
De afrit Hoevelaken |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
![]() |
Kent u het door onder meer de Stichting Hoevelaken Bereikbaar & Leefbaar (SHBL) ingebrachte alternatief voor behoud van de afrit Hoevelaken door deze oostwaarts te verplaatsen?1
Ja, ik ben bekend met dit alternatief van de SHBL, maar dit alternatief heeft de SHBL niet aangedragen in haar zienswijze. Het is een nieuw alternatief dat de SHBL heeft ingebracht nadat het Wegaanpassingsbesluit is vastgesteld (14 november 2012). De reactie in de Nota van Antwoord en de «Belangenafweging gedeeltelijke afsluiting afrit Hoevelaken (oktober 2012)» betreft daarom niet het door u aangehaalde alternatief.
Tijdens de informatieavond (op 3 december 2012) over het vastgestelde Wegaanpassingsbesluit (november 2012) heeft RWS de Stichting het podium geboden om hun verhaal plenair te delen met de aanwezigen. Daarnaast heeft er op vrijdag 14 december een gesprek tussen de Stichting en Rijkswaterstaat plaatsgevonden, waarin de SHBL het nieuwe alternatief naar voren heeft gebracht.
Klopt het dat dit alternatief € 1 mln. extra kost ten opzichte van het huidige voorstel, waarin de afrit verdwijnt?
Zoals aangegeven in de inleiding betreft het nieuw ingebrachte alternatief van de SHBL een ander alternatief dan uitgewerkt in de belangenafweging en Nota van Antwoord. De € 1 mln. is gebaseerd op het alternatief zoals beschreven in de belangenafweging en Nota van Antwoord en dit bedrag is dus alleen gebaseerd op het verplaatsen van de afrit Hoevelaken en niet ook de toerit.
Klopt het dat dit alternatief volgens de Nota van Antwoord A28 Utrecht-Amersfoort verkeerskundig vrijwel even goed scoort als het huidige voorstel waarin de afrit verdwijnt?2
Zoals aangegeven in de inleiding betreft het nieuw ingebrachte alternatief van de SHBL een ander alternatief dan uitgewerkt in de Nota van Antwoord en in de Belangenafweging. De conclusies ten aanzien van de verkeerskundige scores zijn gebaseerd op het alternatief zoals beschreven in de Nota van Antwoord en in de Belangenafweging.
Kunt u aangeven waar deze verkeerskundige score op is gebaseerd en of hierbij ook is gekeken naar de verkeerskundige effecten op het onderliggend wegennet? Deelt u de mening dat dit alternatief op het onderliggend wegennet aanmerkelijk beter scoort? Waarom stelt u in de Nota van Antwoord dat het een nadeel is dat het verkeer bij dit alternatief te maken krijgt met een onlogische situatie omdat verkeer eerst te maken krijgt met een invoeger en daarna pas met een uitvoeger? Bent u ermee bekend dat deze volgorde bij tal van afslagen in Nederland voorkomt, waaronder bij de vele klaverbladen, en dit daar geen enkel probleem is?
Omdat de vragen 2, 3 en 4 betrekking hebben op het nieuwe alternatief van SHBL, waarnaar u verwijst in vraag 1, en dit nieuw ingebrachte alternatief geen onderdeel uitmaakt van de Nota van Antwoord/»Belangenafweging gedeeltelijke afsluiting afrit Hoevelaken (oktober 2012)» is het nu niet mogelijk een antwoord te geven op de vragen ten aanzien van het onderliggend wegennet en de in- en uitvoeger op het hoofdwegennet.
Klopt het dat de benodigde grond voor het verplaatsen van de afrit volledig in handen is van Rijkswaterstaat of andere Rijksonderdelen en het eigendom van de grond dus geen reden voor vertraging kan zijn als dit alternatief wordt gekozen?
Zoals aangegeven in de inleiding betreft het nieuw ingebrachte alternatief van de SHBL een ander alternatief dan is uitgewerkt in de Nota van Antwoord/Belangenafweging. Het alternatief zoals beschreven in de Nota van Antwoord/Belangenafweging past niet binnen de gronden van I&M, het betreft gronden van het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), onderdeel van het Ministerie van Financiën. Het betreft grond in verpachte staat.
Klopt het dat voor dit alternatief ook geen aanpassing van het onderliggend wegennet nodig is, omdat de huidige aansluiting bij de Amersfoortsestraat (Hogeweg) behouden kan blijven?
Zie beantwoording onder vraag 8.
Wat is de functie van de wettelijke vrijwaringsruimte langs een spoorlijn? Welke instantie ziet hier op toe? Wat is uw rol in deze? Bestaat er ook een procedure voor ontheffing?
Op grond van deze wettelijke bepaling wordt uitgesloten dat er gebouwen binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg worden opgericht. Het doel van deze bepalingen is de veiligheid en de onbelemmerde beschikbaarheid van de spoorweg te garanderen. De publiekrechtelijke bevoegdheid is aan ProRail verstrekt (mandaat).
De spoorwegwet kent een procedure voor ontheffing en vergunning. Conform artikel 21 en 22 Spoorwegwet mag niet zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Infrastructuur en Milieu worden gebouwd, respectievelijk werken of werkzaamheden worden uitgevoerd die in strijd zijn met de Spoorwegwet. Conform artikel 19 en 20 Spoorwegwet is het verboden zonder vergunning, verleend door of namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, op, in, boven of onder de spoorweg leidingen, werken,andere inrichtingen of beplantingen aan te brengen,te doen aanbrengen, of te hebben, dan wel daarmee verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren.
Uw vragen 6 en 8 spitsen zich toe op de impact van het nieuwe alternatief van de SHBL om de zuidelijke toe- en afrit Hoevelaken richting het oosten te verplaatsen. De impact hiervan zal groter zijn dan het meegenomen alternatief in de «Belangenafweging gedeeltelijke afsluiting afrit Hoevelaken (oktober 2012)» van het verschuiven van alleen de zuidelijke afrit Hoevelaken en niet de toerit.
Bent u bereid alsnog af te zien van de afsluiting van de afslag Hoevelaken A1 voor verkeer uit Amsterdam en Zwolle?
Naar aanleiding van de inspraakreacties op het ontwerpbesluit zijn samen met de regio, de mogelijkheden onderzocht om afrit Hoevelaken vanuit de richtingen Zwolle en Amsterdam open te houden. Reële mogelijkheden daarvoor, zonder grote risico’s en verdere vertraging, zijn echter niet gevonden. Ik zie dan ook geen aanleiding om de beslissing ten aanzien van de afrit Hoevelaken zoals is vastgelegd in het Wegaanpassingsbesluit A28 Utrecht – Amersfoort te heroverwegen. Mocht overigens in het beroep van SHBL de nieuwe alternatieve oplossing worden aangedragen, dan zal de Raad van State zich in de procedure hierover buigen.
het bericht dat premier David Cameron van het Verenigd Koninkrijk op vrijdag 18 januari 2013 een speech zal geven in Nederland met als onderwerp Europa |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat premier David Cameron van het Verenigd Koninkrijk vrijdag een speech zal geven in Nederland met als onderwerp Europa?1
Ja.
Heeft u of uw departement overleg gevoerd over een mogelijke aanwezigheid van u bij de speech van de heer Cameron in Amsterdam?
Op 17 januari heeft premier Cameron besloten de toespraak over Europa die op 18 januari in Nederland gehouden zou worden, uit te stellen vanwege de gijzeling in Algerije.
Aanwezigheid van een lid van de regering bij de toespraak was niet voorzien.
Het bilaterale werkoverleg dat voorafgaand aan diens toespraak zou plaatsvinden, is hiermee ook komen te vervallen. Op de agenda stonden de Europese onderwerpen zoals de meerjarenbegroting en een aantal buitenlandpolitieke en bilaterale onderwerpen.
Zal er een lid van de Nederlandse regering aanwezig zijn bij zijn speech in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de laatste keer geweest dat een belangrijk Europees leider een belangrijke speech hield over de toekomst van Europa in Nederland en er geen lid van de regering aanwezig was?
Het is geen kabinetsbeleid dat er bij een toespraak van Europese leiders te allen tijde een lid van de regering aanwezig is. Het komt vaker voor dat een buitenlandse regeringsleider of vertegenwoordiger van een internationale organisatie in Nederland een toespraak houdt waarbij geen lid van de regering aanwezig is.
Is de constatering dat u niet aanwezig zult zijn bij deze speech waar? Kunt u deze keuze toelichten, mede in het licht van de vriendschap tussen u en de heer Cameron, die u in een video voor de verkiezingen betitelde als vriend? Bent u nog steeds zijn politieke vriend?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u een ontmoeting en gesprek met de heer Cameron tijdens zijn bezoek aan Nederland? Zo ja, waar vindt de ontmoeting plaats en over welke onderwerpen gaat uw gesprek?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de berichten juist dat u de boodschap van Cameron ten aanzien van Europa deelt? Zo nee, waar zitten volgens u de belangrijkste verschillen?
Zoals hierboven vermeld heeft de heer Cameron de toespraak uitgesteld, zodat de regering geen reactie kan geven op de inhoud ervan. In zijn algemeenheid geldt dat het Verenigd Koninkrijk een belangrijke partner voor Nederland is en dat beide landen op veel terreinen van Europese samenwerking nauw samenwerken.
Kunt u aangeven wat u van de inhoud van de speech van de heer Cameron vindt? Op welke punten zult u gezamenlijk met hem optrekken en op welke punten niet?
Zie antwoord vraag 7.
Mag uit uw afwezigheid bij deze belangrijke speech de conclusie worden getrokken dat u meer afstand neemt van het Britse standpunt ten aanzien van de Europese Unie, waar u eerder «perfect samen optrok»?
Nee. Zoals gezegd, is de inhoud van de toespraak mij niet bekend.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval voor 22 januari 2013 om 12.00 uur?
Ja.
Bloedkolen uit Colombia |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Bloedkolen uit Colombia»1 en het artikel «Die Türen stehen weit offen»2 in Der Freitag3?
Ja.
Is het waar dat kolencentrales op Nederlandse bodem samen 8,5 miljoen ton per jaar verbruiken en dat daarvan 2,3 miljoen ton uit Colombia komt? Klopt het dat Colombia meer dan 90% van haar steenkolenproductie exporteert en dat de Europese Unie de belangrijkste afnemer van Colombiaanse kolen is?
Nederland importeerde in 2011 7,4 miljoen ton steenkool, waarvan ongeveer 50% uit Colombia komt. Volgens de officiële cijfers van het Sistema de Información Minero Colombiano (SIMCO) produceerde Colombia in 2011 85,8 miljoen ton steenkool, waarvan het 81,2 miljoen ton exporteerde (94,7% van de totale productie). Colombia exporteerde 40,9 miljoen ton steenkool naar de Europese Unie, ofwel 50,3% van zijn totale export.
Is het waar dat bijna 100% van alle kolen in Colombia wordt gewonnen door vijf buitenlandse bedrijven (BHP Billiton, Anglo American, Xstrata, Glencore en Drummond)? Klopt het dat circa tweederde van alle steenkool gewonnen wordt door Europese multinationals? Klopt het dat deze bedrijven relatief weinig belasting (hoeven te) betalen aan Colombia?
De genoemde bedrijven wonnen in de belangrijkste Colombiaanse productiegebieden 86% van de totale steenkoolproductie (SIMCO). Aangezien de bedrijven in wisselende consortia werken die bovendien bestaan uit bedrijven uit verschillende landen, kan niet met nauwkeurigheid worden aangegeven welk deel van de Colombiaanse steenkool door Europese multinationals wordt gewonnen.
Buitenlandse investeerders in de Colombiaanse mijnbouwsector profiteren van een gunstig belastingregime: op de sector zijn enkele specifieke fiscale en douanevoordelen van toepassing.
Wat is uw reactie op de volgende beschreven misstanden bij de kolenwinning in Colombia:
Ik heb kennis genomen van bovenstaande misstanden die in de artikelen worden geschetst. Ik ben me ervan bewust dat zich rond de winning van Colombiaanse steenkool problemen hebben voorgedaan op het gebied van veiligheid, mensenrechten en arbeids- en vakbondsrechten. Ook nu staat de sector nog altijd voor grote uitdagingen op deze terreinen.
Primair ligt er op dit vlak een verantwoordelijkheid bij de Colombiaanse overheid om er voor te zorgen dat internationale verdragen, internationaal erkende normen en nationale wetgeving op de genoemde vlakken worden verankerd en gehandhaafd. Vermeende misstanden die niet in lijn zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen kunnen gemeld worden bij het Colombiaanse Nationaal Contact Punt. Dit neemt niet weg dat bedrijven eveneens een verantwoordelijkheid dragen op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Om die verantwoordelijkheid invulling te geven laten Nederlandse bedrijven die steenkool importeren uit Colombia periodieke audits uitvoeren, waarin ook sociale en milieuaspecten worden beoordeeld. In het kader van de steenkooldialoog worden tussen de deelnemende mijnbouwbedrijven, energiebedrijven, vakbonden en NGO’s verdere afspraken gemaakt om deze audits uit te voeren.
In het initiatief Better Coal werken de energiebedrijven aan Europese afspraken over een gezamenlijk audit-protocol. Indien de steenkooldialoog en Better Coal op afzienbare tijd werkbare afspraken gaan vastleggen en uitvoeren, zal dit de beste basis leggen voor toekomstige verbeteringen.
Deelt u de mening dat duurzame winning van steenkolen een prioritair thema zou moeten zijn in de relatie tussen Nederland en Colombia? Zo ja, hoe komt dit tot uiting in de activiteiten die de Nederlandse ambassade in Colombia ontplooit? Welke gevolgen zullen de bezuinigingen op de posten hebben voor inzet op deze thema’s als duurzaamheid?
De bevordering van duurzame handel tussen Colombia en Nederland is één van de Nederlandse prioriteiten m.b.t. Colombia. In het kader van de Nederlandse steenkooldialoog werken energiebedrijven, mijnbouwbedrijven en maatschappelijk middenveld aan het versterken van de ketenverantwoordelijkheid van de steenkool verwerkende bedrijven in Nederland. De ambassade ondersteunt de steenkooldialoog bij zijn activiteiten in Colombia en zet zich met middelen uit de Transitiefaciliteit in voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nederland is momenteel voorzitter van de Voluntary Principles on Security and Human Rights, een dialoog over veiligheid en mensenrechten tussen overheden, bedrijven in de extractieve en energiesector en NGO’s. Nederland is voornemens ook het Colombiaanse Comité Minero-Energético (CME) te ondersteunen bij de implementatie van de Voluntary Principles bij bedrijven in de extractieve sector in Colombia.
Hoe beoordeelt u het voorstel van energiebedrijven om op geaggregeerde wijze bekend te maken uit welke mijnen zij steenkool betrekken, zonder dat zij informatie over de specifieke leveranciers van steenkolen vrijgeven? Moet, bij dergelijke misstanden, ethische overwegingen niet prevaleren boven bedrijfseconomische overwegingen?
Ik zie het begrip «due diligence» als belangrijkste uitgangspunt voor de invulling van ketenverantwoordelijkheid door bedrijven. Dat wil zeggen dat bedrijven mogelijke risico’s op schendingen van milieu of mensenrechten in de keten in kaart brengen en beleid voeren om deze risico’s te voorkomen of te verminderen. De energiebedrijven hebben hier invulling aan gegeven door samen te werken in de steenkooldialoog en Better Coal. Binnen deze initiatieven wordt gewerkt aan gezamenlijke afspraken om genoemde risico’s te voorkomen of te verminderen. Hierdoor vergroten zij hun invloed in de keten om veranderingen te bewerkstelligen.
De energiebedrijven hebben op geaggregeerd niveau bekend gemaakt uit welke mijnen zij inkopen. Zij sluiten daarbij individueel niet uit dat zij bij mijnen inkopen die ter discussie staan en accepteren daarmee de daaruit voortvloeiende individuele ketenverantwoordelijkheid. Deze transparantie volstaat in dit stadium als basis voor verdere stappen. Wanneer de eerdergenoemde afspraken die de energiebedrijven onderling hebben gemaakt om risico’s van schendingen van milieu en mensenrechten te voorkomen dan wel te verminderen niet worden ingevuld zoals redelijkerwijs van verantwoorde bedrijven mag worden verwacht, zouden de energiebedrijven individueel bekend moeten maken bij welke mijnen zij inkopen. Zij moeten dan individueel kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid.
Nuon heeft een lijst gepubliceerd van de belangrijkste landen die steenkool leveren aan de Nederlandse markt, inclusief een lijst van de mijnen die het meest exporteren naar de Nederlandse markt. Deze stappen laten zien dat de energiebedrijven zich bewust zijn van hun ketenverantwoordelijkheid.
Ik wil graag van de energiebedrijven horen hoe zij de voortgang van de steenkooldialoog en hun deelname aan het Better Coal initiatief zien. Om die reden nodig ik hun CEO’s uit voor een gesprek. Tijdens dit gesprek zal de verdere ambitie op het vlak van transparantie ook aan bod komen.
Wat is de stand van zaken van de kolendialoog? Wat is uw reactie op de constatering in het eerstgenoemde artikel dat «tweeënhalf jaar later er nog niets concreets uit deze gesprekken is voortgekomen en de import van de bloedkolen gewoon verder gaat»?
De dialoog loopt nog. Op dit moment heeft de steenkooldialoog de volgende resultaten geboekt:
Hoe beoordeelt u de initiatieven op het gebied van transparantie die binnen de steenkolendialoog zijn genomen en waarover de Kamer eerder werd geïnformeerd? Deelt u de mening dat op het gebied van transparantie de afgelopen jaren onvoldoende vooruitgang is geboekt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Zo ja, bent u bereid zich in te zetten voor volledige transparantie van Europese en Nederlandse energiebedrijven? Hoe zult u dit bevorderen? Welke afspraken zijn hierover gemaakt in het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Colombia?
Zelfregulering op basis van dialoog zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 6,8 en 7 heeft mijn voorkeur. In het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Colombia en Peru zijn afspraken gemaakt over handel en duurzaamheid. Als zodanig bevat het vrijhandelsakkoord geen afspraken over transparantie van energiebedrijven over hun productieketen.
De verplaatsing van de inwoners van Kamp New Iraq (voormalig Kamp Ashraf) naar Kamp Hurriya |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving in The Sunday Telegraph over de verplaatsing van de inwoners van Kamp New Iraq (voormalig Kamp Ashraf) naar Kamp Hurriya?1
Ja.
Klopt de bewering uit het artikel dat de leefomstandigheden in het kamp zeer slecht zijn? Zo ja, hoe verhoudt deze constatering zich tot eerder verstrekte informatie dat de voorzieningen voldoen aan de voorwaarden van de VN?
De leefomstandigheden in Kamp Hurriya op het gebied van water, voedsel en elektriciteit voldoen aan de voorwaarden van de Verenigde Naties (VN). Geïnteresseerde partijen, waaronder de Nederlandse ambassade in Bagdad, worden door de VN voorzien van de rapportages, met fotomateriaal, van de inspecties die dagelijks worden uitgevoerd door de VN en de bewoners van het kamp.
Klopt de bewering uit het artikel dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) in een intern rapport aangaf niet te kunnen waarborgen dat Kamp Hurriya zou voldoen aan de door de VN gestelde standaarden?
Nee. De vertegenwoordiger van UNHCR heeft op 30 januari 2012 in een intern document (zgn. Technical Assessment) verklaard dat het kamp voldeed aan de internationale en VN-standaarden die voor dit soort kampen gelden.
Hoe beoordeelt u de rol van Martin Kobler, Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN voor Irak, in dit proces?
Sinds zijn aantreden als Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN (SRSG) in oktober 2011 heeft de heer Kobler veel tijd en energie besteed aan de situatie rondom de kampen Ashraf en Hurriya. SRSG Kobler rapporteert uitgebreid en frequent aan de internationale gemeenschap en werkt hard aan het vinden van een oplossing voor de bewoners.
Kunt u aangeven in hoeverre de verplaatsing van Kamp New Iraq naar Kamp Hurriya is afgerond? Kunt daarbij aangeven hoeveel mensen op dit moment nog verblijven in Kamp New Iraq en wat er met hen zal gebeuren?
In voormalig Kamp Ashraf ronden nog circa 100 personen de verkoop van de eigendommen van de Mujahedin e Khalq Organisation (MKO) af. Van de 3066 huidige bewoners van Kamp Hurriya zijn er 1839 door UNHCR geïnterviewd. Tot nu toe hebben 1390 van hen volgens UNHCR behoefte aan internationale bescherming. Over 449 personen is nog geen besluit genomen. De resterende 1293 personen moeten nog geïnterviewd worden.
UNHCR hoopt op drie manieren mensen uit het kamp onderdak te kunnen bieden in derde landen. Ten eerste streeft UNHCR naar terugname door derde landen van personen die (verlopen) documenten van deze landen hebben. De tweede mogelijkheid is hervestiging en de derde optie is (tijdelijke) toelating in derde landen voor die personen die niet in aanmerking komen voor terugname of hervestiging.
Welke vorderingen zijn er inmiddels gemaakt met het vaststellen van de vluchtelingenstatus van de inwoners van de kampen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de zorgen omtrent de behandeling van de bewoners van de kampen? Zo ja, op welke manier zet u zich internationaal en in uw contacten met Irak in om de positie van de inwoners te verbeteren?
De woonomstandigheden van de inwoners van Kamp Hurriya voldoen aan de voorwaarden van de VN. In contacten met de Iraakse overheid benadrukt Nederland het belang om dit zo te houden.
De sluiting van maatschappelijke organisaties door de regering van Soedan |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Désirée Bonis (PvdA), Marit Maij (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het statement van de EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Catherine Ashton van 8 januari 2013 waarin ze haar zorgen uit omtrent de recente sluiting van maatschappelijke organisaties in Soedan?1
Ja.
Deelt u de mening van de EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid dat de Soedanese regering de sluiting van de maatschappelijke organisaties moet terugdraaien en zich actief moet inzetten voor een open klimaat waarin deze organisaties onafhankelijk en vrij kunnen opereren? Zo ja, bent u voornemens de Soedanese regering hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Ja. De sluiting van de maatschappelijke organisatie zal op korte termijn gezamenlijk door de EU en een aantal in Sudan aanwezige EU-lidstaten, waaronder Nederland, bij de Sudanese autoriteiten worden aangekaart.
Deelt u de mening dat het sluiten en inperken van de vrijheid van maatschappelijke organisaties door de Soedanese regering een ernstige belemmering vormt voor het opstellen van de nieuwe grondwet die als doel heeft nationale eenheid en consensus te bevorderen? Zo ja, gaat u de Soedanese regering hierop aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Ja. De boodschap van het belang van een inclusief en open constitutioneel proces maakt een vast onderdeel uit van de dialoog die Nederland samen met EU-partners voert met de Sudanese autoriteiten.
Deelt u de opvatting van de Soedanese Nationale Mensenrechten Commissie dat het onmogelijk maken van contact tussen de Commissie en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties een «flagrant violation of the interim- Constitution of 2005» is en «a further attack on the integrity of the Commission and its immunity»? Zo nee, waarom niet?2
Ja.
Bent u van mening dat er in Soedan nog steeds ongrondwettelijke veiligheidswetten van kracht zijn die civil society sterk inperken, namelijk de «national security law», de «public order law» en de «journalism and publication law»? Zo nee, waarom niet?
Ja. Deze betreffen de zogenaamde noodtoestand-wetten waarvan de nationale veiligheidsdiensten zich het voorrecht behouden deze zonder meer toe te passen.
Op welke wijze steunt u de maatschappelijke organisaties die zijn gesloten en mensenrechtenverdedigers in Soedan die bedreigd worden door de regering?
Nederland onderhoudt in samenwerking met o.a. de EU, nauw contact met de gesloten organisaties en beziet op welke wijze deze zo goed mogelijk kunnen worden bijgestaan. Daarnaast is Nederland nauw betrokken bij het netwerk van mensenrechtenverdedigers in Sudan. Nederland ondersteunt deze via zijn mensenrechtenprogramma, o.a. door inzet op capaciteitsversterking en het volgen en bijwonen van de verschillende rechtszaken, die tegen hen zijn aangespannen.