Het online gebiedsverbod |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «burgemeester Halsema legt eerste online gebiedsverbod op aan lid rapgroep vanwege «ernstige geweldsincidenten»» van 8 maart 2024?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter heeft geoordeeld dat het verbieden van online uitingen door de burgemeester een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting inhoudt en dus in strijd is met de Grondwet, maar dat burgemeester Halsema deze alsnog heeft opgelegd om verdere escalatie en geweld te voorkomen?
Het oordeel van de rechter waar naar wordt verwezen is een oordeel van de rechtbank, dat ziet op een last onder dwangsom van de burgemeester van Utrecht ter handhaving van de algemene plaatselijke verordening. De burgemeester van Utrecht heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De burgemeester van Amsterdam heeft mij laten weten dat zij gebruik heeft gemaakt van haar noodbevelsbevoegdheid op grond van artikel 175 van de Gemeentewet. De zaken zijn dus niet vergelijkbaar. Het is nu primair aan de raad van Amsterdam of aan de rechter, indien deze wordt betrokken, om hierover te oordelen. Ik stel mij dan ook terughoudend op in het oordelen hierover.
Bent u voornemens om eindelijk uw rol als landelijk wetgever op te pakken en de Kamer een alternatief voorstel te sturen om online opruiing aan te pakken zodat burgemeesters niet langer genoodzaakt zijn om ongrondwettelijke maatregelen in te zetten?
Op 25 oktober jl. stuurde ik uw Kamer de analyse van de Landsadvocaat over de huidige wettelijke bevoegdheden om online aangejaagde openbare-ordeverstoringen tegen te gaan. Ik streef ernaar uw Kamer uiterlijk in mei van dit jaar een beleidsreactie toe te sturen.
De doelgerichte aanvallen door Israël op journalisten |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het NRC artikel «TNO: Israël schoot in Libanon «waarschijnlijk» ook met machinegeweren op journalisten»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het drama dat zich afspeelde op 13 oktober jongstleden, waarbij het Israëlische leger twee granaten afvuurde op een duidelijk geïdentificeerde groep journalisten in Zuid-Libanon, met als gevolg de directe dood van de 37-jarige Reuters-journalist Abdallah?
Ja.
Wat is uw reactie op de beschuldigingen vanHuman Rights Watch en hoogleraar Internationaal Humanitair Recht Jessica Dorsey, die Israël beschuldigen van opzettelijke aanvallen op journalisten, en deze daden als oorlogsmisdaden bestempelen?2 3
Ieder land is gehouden zijn verplichtingen onder het internationaal recht na te komen. Het kabinet neemt de uitspraken van verschillende hoge VN-vertegenwoordigers, gerenommeerde internationale non-gouvernementele organisaties en academici over de vraag of het humanitair oorlogsrecht wordt nageleefd uiterst serieus. Gedegen en onafhankelijk onderzoek zal nodig zijn om de relevante feiten boven water te krijgen. Het is in eerste instantie aan partijen zelf om onderzoek te doen naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid op te roepen tot onafhankelijk, effectief en grondig onderzoek naar de reeds bekende gevallen van doelgerichte aanvallen op journalisten door autoriteiten ter plekke, waaronder Hamza al-Dahdouh, Mustafa Thuraya en Issam Abdallah, conform Nederlandse inzet op het tegengaan van straffeloosheid van moorden op journalisten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderschrijft het belang van onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Nederland steunt programma’s van UNESCO op de veiligheid van journalisten, waaronder het monitoren en rapporteren over journalisten die zijn omgekomen bij het uitoefenen van hun beroep. Daarbij worden overheden jaarlijks verzocht informatie aan te leveren over de status van juridische procedures van onopgeloste zaken. Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om dit onderwerp onder de aandacht te brengen in internationale fora, zoals de Media Freedom Coalition en de VN mensenrechtenraad. Ook doet het Internationaal Strafhof onderzoek naar de gebeurtenissen op en na 7 oktober jl., waarbij Nederland EUR 3 miljoen ter beschikking heeft gesteld voor de algemene onderzoekscapaciteiten van het Internationaal Strafhof. Ook heeft Nederland USD 1 miljoen ter beschikking gesteld aan het VN-mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden voor hun monitoringstaken.
Hoe reageert u op het verontrustende feit dat journalisten in Gaza volgens het Palestijnse Journalisten Syndicaat vijf tot tien keer meer kans hebben om vermoord te worden dan de gemiddelde burger?4
Dit zijn ernstige berichten. Journalisten moeten hun werk vrij en veilig kunnen uitvoeren.
Erkent u het belang van journalisten bij het documenteren van oorlogsmisdaden en het verstrekken van betrouwbaar nieuws om desinformatie tegen te gaan, evenals het feit dat zonder onafhankelijke journalistiek cruciale informatie wordt onthouden aan burgers in Gaza, zoals evacuatieroutes en doelwitten van bombardementen?5
Het kabinet erkent het belang van journalisten voor de toegang tot betrouwbare en onafhankelijke informatie, zeker in conflictsituaties. De VN-Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting karakteriseert toegang tot informatie in conflictsituaties dan ook als een «survival right», waarvan het leven en de veiligheid van mensen in conflictsituaties afhangen.
Welke stappen heeft het kabinet ondernomen om journalisten en mediawerkers in Gaza en in de wijdere omgeving die verslag doen van het conflict te beschermen? Welke mogelijkheden ziet u om deze inzet te intensiveren en bent u bereid om dit te doen?
Nederland steunt het werk van Free Press Unlimited en Reporters Without Borders vanuit het Safety for Voices-subsidiekader. Deze organisaties bieden fysieke, juridische, digitale, financiële en psychosociale hulp aan journalisten in nood. Binnen beperkte mogelijkheden hebben beide organisaties lokale partners ondersteund om journalisten in Gaza te voorzien van communicatieapparatuur, humanitaire goederen, en plekken met internet om van daaruit te kunnen werken. Daarnaast steunt Nederland programma’s van UNESCO ten aanzien van de veiligheid van journalisten, waaronder journalisten die werkzaam zijn in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Toegang tot Gaza is echter zeer beperkt, en daarmee ook de mogelijkheden voor meer inzet. Nederland blijft ook in het diplomatieke verkeer het belang van vrije media en bescherming van journalisten onderstrepen.
Deelt u de mening dat het consequent weigeren van toegang voor buitenlandse journalisten tot de Gazastrook een bedreiging vormt voor betrouwbare en onafhankelijke informatie?
Zie het antwoord op vraag 6.
Zo ja, bent u bereid om, samen met uw collega's in de Media Freedom Coalition, Israël op te roepen om buitenlandse journalisten toegang te verlenen tot Gaza? Zo nee, waarom niet?
Onder Nederlands co-voorzitterschap en op Nederlands initiatief heeft de Media Freedom Coalition in een verklaring zorgen geuitover de veiligheid van journalisten en de consequenties voor de toegang tot informatie van dit conflict en andere conflictsituaties.6 De Media Freedom Coalition onder Duits en Ests voorzitterschap bekijkt momenteel de mogelijkheden voor andere gezamenlijke acties.
Deelt u de mening dat het Kabinet zich moet uitspreken over het ongekende aantal vermoorde journalisten in Gaza, in lijn met de internationale voortrekkersrol die Nederland de afgelopen jaren op zich heeft genomen als covoorzitter van de Media Freedom Coalition?
Nederland heeft zich in eerdergenoemde verklaring samen met 23 andere leden van de Media Freedom Coalition uitgesproken over het aantal omgekomen journalisten gedurende het conflict tussen Israël en Hamas.
Het bericht ‘Familieleden missen uitvaart door files, Luuk Wilson deed 2,5 uur over een stuk van 10 minuten’ |
|
Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Familieleden missen uitvaart door files, Luuk Wilson deed 2,5 uur over een stuk van 10 minuten»1?
Ja. Het is mij bekend dat een aantal familieleden, ondanks dat ze vanwege de verkeerssituatie eerder van huis zijn vertrokken, toch te laat waren om een uitvaart bij te wonen. Ik vind het spijtig dat dit is gebeurd.
Wat was de aanleiding om de Beneluxtunnel in noordelijke richting volledig af te sluiten?
Het asfalt in de Beneluxtunnel zou eerder al in 2021 vervangen worden. Dit moest toen worden uitgesteld, omdat om budgettaire redenen moest worden geprioriteerd. De vervanging kon nu niet langer worden uitgesteld. Het wegdek was zo slecht, dat het risico zou ontstaan op zodanige schade dat de weg per direct om redenen van veiligheid zou moeten worden gesloten om het wegdek te herstellen. Dergelijk ongepland onderhoud zou nog aanzienlijk meer hinder opleveren dan de forse hinder die nu ontstaat door de werkzaamheden in een weekend uit te voeren en deze werkzaamheden vooraf breed aan te kondigen. Behalve de vervanging van het asfalt worden ook voegen vervangen en worden stilstand detectielussen in het asfalt gelegd en aangesloten om de veiligheid te vergroten.
Zijn er andere scenario’s overwogen in plaats van het volledig afsluiten van deze tunnel? Zo ja, kunt u nader ingaan op deze scenario’s? Zo nee, waarom zijn er geen andere scenario’s overwogen niet?
Om de hinder voor het wegverkeer zo veel mogelijk te beperken en de doorstroming te bevorderen, sluit Rijkswaterstaat rijbanen zo min mogelijk af voor werkzaamheden. In bepaalde situaties is het echter om veiligheidsredenen noodzakelijk, dat de gehele rijrichting wordt afgesloten. Voor de werkzaamheden aan de Beneluxtunnel moesten beide tunnelbuizen worden afgesloten. Dit was ten eerste nodig, omdat gelijktijdig zowel in één van de tunnelbuizen als in het middentunnelkanaal (vluchtroute) gewerkt werd. Daarmee bleef alleen de andere tunnelbuis over als vluchtroute voor de wegwerkers. Daarnaast zou er bij gebruik van de tweede tunnelbuis door het verkeer, er voor dit verkeer geen vluchtroute zijn in geval van een calamiteit. Met het oog op de bereikbaarheid is de tweede tunnelbuis wel beschikbaar gebleven voor hulpdiensten.
Had de tunnel niet eerst gedeeltelijk afgesloten kunnen worden, zodat er bijvoorbeeld gebruik gemaakt had kunnen worden van één rijbaan?
Zie antwoord vraag 3.
Is er overwogen om meer vaarponten in te zetten om het verkeer tussen Rozenburg en Maassluis sneller over te laten varen? Zo ja, waarom zijn deze vaarponten niet ingezet? Zo nee, waarom is dit niet overwogen?
Er is ter plaatse niet voldoende ruimte beschikbaar om meer veerponten tegelijk te laten varen. De reguliere vaartijden zijn van 6 tot 19 uur door de week en van 7 tot 19 uur in de weekenden. De pont is tijdens de werkzaamheden ’s avonds een aantal uren langer blijven varen.
Hoe en wanneer is er gecommuniceerd over deze wegafsluiting?
Er is hierover op diverse wijzen sinds medio februari gecommuniceerd. Dit is gedaan met vooraankondigingsborden en tekstkarren langs de weg, door kennisgeving via bedrijven en gemeenten en met reclamespotjes op de radio. Verder zijn de informatieborden boven de weg gebruikt om op omleidingsroutes te wijzen. Ook is gebruik gemaakt van social media, onder meer door push berichten naar frequente weggebruikers in de regio. Daarnaast zijn de omleidingsroutes op de navigatiesystemen voorgeprogrammeerd. In alle communicatie is en wordt duidelijk aangegeven dat de te verwachten verkeershinder groot zal zijn.
Waarom is er niet gewacht met deze afsluiting en dit onderhoud totdat de Maasdeltatunnel geopend is?
De opening van de Maasdeltatunnel is voorzien eind 2024. Rijkswaterstaat heeft een enorme vervangings- en renovatieopgave van tunnels en bruggen de komende jaren, waardoor er nauwelijks ruimte is om te schuiven in de hinderplanning. Bij het opstellen van de planning vindt afstemming plaats met de planningen van de werkzaamheden van de andere wegbeheerders en van ProRail. Ook wordt rekening gehouden met grote evenementen.
Voor de werkzaamheden aan de Beneluxtunnel waarvoor vier weekendafsluitingen nodig zijn was het volgende slot pas in 2025 beschikbaar. Vanwege de staat van het asfalt was het niet verantwoord om tot dan te wachten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat in de andere weekenden eveneens grote verkeersinfarcten ontstaan?
De weekendafsluiting van 15–18 maart is geëvalueerd. De ervaringen die zijn opgedaan zijn gebruikt voor de weekendafsluitingen die daarop volgden. Tijdens de weekenden eind maart heeft Rijkswaterstaat benadrukt dat de omleidingsroutes over het hoofdwegennet gevolgd moeten worden, zodat het verkeer op het onderliggend wegennet niet volledig stil komt te staan. Ook is opgeroepen om zoveel mogelijk het OV te gebruiken, de fiets te nemen en gebruik te maken van de P&R-plaatsen. In het laatste weekend (van 28 juni–1 juli), zal naar verwachting ook het Maastunneltracé weer open zijn, wat in de gemeente Rotterdam tot iets minder files zou moeten leiden.
De komende jaren vinden er veel werkzaamheden plaats aan de wegen, bruggen en tunnels. Rijkswaterstaat doet er alles aan om de hinder te verminderen en daar goed over te communiceren, samen met de andere wegbeheerders en met bedrijven in de regio. Desondanks is de verwachte hinder fors.
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden, mede gelet op de aankondiging dat de Beneluxtunnel de komende tijd vaker wordt afgesloten?
Ja.
De berichten dat ASML en Boskalis dreigen te vertrekken uit Nederland |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat zowel ASML als Boskalis dreigen te vertrekken uit Nederland?
Bent u bekend met het artikel «werkgevers bedrijven verplaatsen nieuwe investeringen naar het buitenland» dat op 22 januari op NOS.nl is verschenen waarin staat dat 60 procent van de ondernemers vindt dat het vestigingsklimaat de afgelopen jaren is verslechterd?1
Deelt u de mening dat het vestigingsklimaat de afgelopen jaren is verslechterd?
Zo ja, wat is uw huidige visie op het verslechterende Nederlandse vestigingsklimaat?
Zo nee, kunt u duiden waarom 60 procent van de ondernemers toch het gevoel heeft dat het vestigingsklimaat verslechtert?
Kunt u inzicht geven in de specifieke wet- en regelgeving en overheidsbeleid dat volgens ondernemers heeft geleid tot een lager rendement op investeringen in Nederland in vergelijking met andere landen in Europa en de Verenigde Staten?
Bent u bereid een vergelijkende analyse uit te voeren van het Nederlandse vestigingsklimaat ten opzichte van dat in landen zoals de Verenigde Staten en Duitsland, waar bedrijven worden verleid met gunstige voorwaarden voor investeringen?
Welke lessen kunt u trekken uit de benadering van Ierland ten aanzien van een laag en stabiel vennootschapsbelastingtarief, waarmee het land in redelijk korte tijd is opgeklommen van een relatief arm naar een van de rijkste landen van Europa?
Kunt u uitleggen welke maatregelen u neemt om de toenemende regeldruk en bureaucratische lasten, die volgens ondernemers het vestigingsklimaat in Nederland negatief beïnvloeden, te verminderen?
Welke maatregelen overweegt u om de voorspelbaarheid van het overheidsbeleid te verbeteren zodat Nederland aantrekkelijker wordt voor binnen- en buitenlandse investeringen?
Het onderzoek naar georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich het commissiedebat Seksueel geweld en kindermisbruik van 6 maart 2024? Kunt u zich vinden in het (concept)verslag van deze vergadering?1 Staat u nog steeds achter alle uitspraken die u tijdens dit debat heeft gedaan?
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de commissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen is ingesteld?2 Hoe beoordeelt u het feit dat het onderzoek niet onafhankelijk van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft plaatsgevonden, in het licht van het feit dat onder anderen topambtenaren van dit ministerie betrokken zouden zijn bij netwerken die zich schuldig maken aan deze vorm van misbruik?
Bent u bekend met het artikel dat in 2015 werd gepubliceerd in Het Parool waarin hoogleraar Forensische psychiatrie en psychologie Jan Hendriks pleit voor het beschikbaar stellen van gemanipuleerde kinderporno, onder andere zodat pedofielen zich meer geaccepteerd zouden voelen?3
Hoe beoordeelt u het feit dat een persoon die dergelijke omstreden uitspraken doet, is aangesteld als voorzitter van de commissie die onderzoek zou moeten doen naar georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen?
Hoe beoordeelt u het feit dat tal van slachtoffers van het type misbruik dat centraal stond in de onderzoeksopdracht, en hun geestelijke gezondheidszorg (ggz)-behandelaren op voorhand hebben aangegeven de Commissie Hendriks niet te vertrouwen?4
Erkent u dat wegens het feit dat tal van slachtoffers wegens gebrek aan vertrouwen in de Commissie Hendriks geen medewerking konden, wilden of durfden te verlenen aan het onderzoek, een belangrijke bron van informatie niet in het onderzoek is meegenomen?
Wanneer is het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme van de Landelijke Eenheid (hierna: TBKK-LE) gestart met het onderzoek naar de casuïstiek uit de Argosuitzending en wanneer werd dit onderzoek afgerond?
Wanneer en tot op welke hoogte bent u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek van het TBKK-LE?
Welke beweringen in de uitzendingen over georganiseerd ritueel misbruik zijn naar het oordeel van het TBKK-LE aantoonbaar onjuist, inconsequent en niet op feiten gebaseerd?
Bent u bereid de uitkomsten van het onderzoek van het TBKK-LE (geanonimiseerd) met de Kamer te delen? Zo nee, hoe zijn de uitkomsten dan te verifiëren?
Hoe beoordeelt u het feit dat de uitzendingen van Argos offline zijn gehaald en de daarvoor gegeven reden?5
Hoe beoordeelt u dat de verantwoordelijk hoofdredacteuren Willem van Zeeland (VPRO) en Marc Josten (Human) kort voordat de uitzendingen offline werden gehaald, op 9 december 2023 in Volkskrant nog lieten weten: «Er zitten in die uitzending geen dingen die aantoonbaar niet kloppen.»?6
Bent u bekend met de open brief die het bestuur van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) op 12 maart 2024 aan de hoofdredacties van VPRO en HUMAN stuurde?7
Hoe beoordeelt u de opvatting van de VVOJ dat het verwijderen van publicaties ingaat tegen de codes die kwaliteitsmedia hanteren, waarbij journalistieke producties niet «verwijderd» worden?
Is er vanuit uw departement contact geweest met VPRO/HUMAN en/of met het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) over de hier bedoelde Argos uitzendingen? Zo ja, wat was de aard en inhoud van dit contact?
Bent u bekend met het onderzoek dat de Stichting Misbruikt! heeft verricht naar het bestaan van beeldmateriaal van ritueel misbruik, waarvoor de hulp is ingeroepen van een ter zake zeer kundige organisatie?8 Hoe beoordeelt u dat deze organisatie heeft bevestigd dat het beeldmateriaal hiervan bestaat? Heeft u gebruikgemaakt van de mogelijkheid om hierover vragen te stellen aan de desbetreffende organisatie? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het besluit van de Commissie Hendriks om geen nader onderzoek te laten verrichten naar het bestaan van bewijs van seksueel misbruik met rituele aspecten in de vorm van online beeldmateriaal, op basis van de afweging dat de te verwachten resultaten mogelijk niet in verhouding zouden staan tot de met een dergelijk onderzoek gemoeide kosten?9
Bent u bereid alsnog het benodigde budget beschikbaar te stellen zodat uitgebreid, deugdelijk en bovenal onafhankelijk onderzoek kan worden uitgevoerd naar het bestaan van seksueel misbruik met rituele aspecten? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel heeft het onderzoek van de Commissie Hendriks (inclusief de voorbereiding daarvan) in totaal gekost? Kunt u deze kosten specificeren?
Kunt u bevestigen of ontkennen dat onderzoek is verricht naar het ondersteunende (forensische) bewijs dat in de zaak van het meisje Lisa is aangeleverd, waaronder de verklaringen van twee onafhankelijke gynaecologen die op basis van lichamelijk onderzoek van Lisa hebben verklaard dat zij inderdaad rond haar veertiende levensjaar via natuurlijke weg is bevallen van een baby?
Hoe beoordeelt u het argument van de Commissie Hendriks om de «zaak Lisa» geen centrale plek in het onderzoek te geven, namelijk dat «de zaak leidt tot te veel polarisatie, hetgeen afleidt van wat de bevindingen en conclusies zijn van de Commissie»?
Kunt u toelichten van welke internationale personen, instanties of anderszins u vernomen heeft dat zij het rapport van de Commissie Hendriks zeer waarderen, zoals u in het tweeminutendebat van 13 maart 2024 stelde? Welke inhoudelijke aspecten werden benoemd in deze uitingen van waardering? Indien en voor zover het schriftelijke uitingen betreft, kunt u deze dan met de Kamer delen?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Het bericht 'Mila woont met haar pasgeboren baby in een auto in Noord, urgentieverklaring afgewezen' |
|
Mirjam Bikker (CU), Pieter Grinwis (CU) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Mila woont met haar pasgeboren baby in een auto in Noord, urgentieverklaring afgewezen»?1
Bent u ook zo geschokt dat de gemeente Amsterdam een pasgeboren baby in een auto laat slapen, omdat de moeder volgens de gemeente Amsterdam «haar huisvestingsprobleem had kunnen voorkomen»? Zo ja, wat vindt u van deze redenering? Zo nee, hoe beoordeelt u de situatie dat een pasgeboren baby en een pasbevallen moeder in een auto moeten overnachten dan?
Wat vindt u van de stellingname van de gemeente Amsterdam dat de vrouw een gezin heeft gesticht zonder dat ze een passende woonruimte had, er daarom was geen sprake was van overmacht en het verzoek daarom werd afgewezen? Wat vindt u van de reactie van de gemeente Amsterdam dat de wooncrisis zo heftig is dat strenge criteria voor een urgentieverklaring nou eenmaal nodig zijn? Deelt u de woede over deze stellingname?
Deelt u de overtuiging dat het onbestaanbaar is dat een pasgeboren baby in een auto woont? Deelt u de mening dat de opstelling van de gemeente Amsterdam alle perken te buiten gaat, blind is voor de redelijkheid en billijkheid en totaal geen rekening houdt met de belangen van het pasgeboren kind?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van de internationale verdragen, denk bijvoorbeeld aan art. 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind?
Hoe gaat u de gemeente Amsterdam aanspreken op het volstrekt inhumane gevoerde beleid en zich inspannen om te voorkomen dat meer baby’s slachtoffer worden van dit beleid?
Bent u bekend met andere gemeenten die beleid voeren om urgentieverklaringen te weigeren als er sprake is van minderjarige kinderen, of zelfs baby’s? Zo ja, wilt u deze gemeenten hier zo snel mogelijk op aanspreken? Zo nee, wilt u klip en klaar aangeven dat dergelijk beleid niet te tolereren is?
Hoe verhoudt zich deze situatie van de baby en moeder Mila tot het programma Kansrijke Start en de inzet in Amsterdam waar op de homepage te lezen valt: »Elk Amsterdams kind verdient de best mogelijke start in het leven en daarmee een optimale kans op een veilige, gezonde en kansrijke toekomst»?
Biedt het programma Kansrijke Start of de beleidsvoornemens van het kabinet rond het terugdringen van het aantal abortussen ook perspectief voor jonge (aanstaande) ouders zonder passende woonruimte? Zo ja, hoe heeft deze situatie zich kunnen voordoen? Zo nee, bent u bereid samen met het betrokken maatschappelijk middenveld voor jonge (aanstaande) ouders te bezien welke verbeteringen mogelijk zijn?
Kunt u deze vragen gezien het spoedeisende karakter van de schrijnende situatie zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het erkennen van het gebruik van de handtekeningstempel als volwaardige ondertekening van aktes |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat personen die vanwege hun fysieke beperking niet in staat zijn om zelf een contract of formulier te ondertekenen en als alternatief hiervoor een handtekeningstempel gebruiken?
Ja.
Is het u bekend dat hier tot op heden geen enkel wettelijk kader voor bestaat?1
In het Burgerlijk Wetboek worden geen eisen gesteld aan een schriftelijke handtekening. Dit kan een «gewone» handtekening zijn, maar ook een stempelhandtekening leidt dus tot een rechtsgeldige handeling. Voor akten geldt hetzelfde. Het Wetboek van Rechtsvordering stelt geen eisen aan de wijze van schriftelijke ondertekening van een akte. Ook akten kunnen dus met een stempel worden ondertekend.
Is het u bekend dat bij de aanvraag van nieuwe identiteitsdocumenten de oorspronkelijke handtekening niet langer geldig is en vervangen wordt door een niet-in-staat-tot-ondertekening aanmerking in (bijvoorbeeld) het paspoort?
Op het moment van de aanvraag van een (nieuw) identiteitsdocument dient de aanvrager in het kader van diens identiteitsvaststelling (onder meer) een schriftelijke handtekening te plaatsen op een daartoe bestemd formulier. Dit gebeurt bij elke nieuwe aanvraag van een document. Indien de aanvrager door leeftijd of handicap niet in staat is zijn handtekening te plaatsen, wordt dit door de medewerker die de aanvraag in ontvangst neemt, vastgesteld en daarvan in de aanvraag een melding gemaakt. Op het document komt dan een standaardclausule te staan op de plaats van de handtekening: «Niet in staat tot ondertekening». Deze aantekening kan een bewijsfunctie hebben voor mensen die geen schriftelijke handtekening kunnen plaatsen. Met hun paspoort of identiteitskaart kunnen ze immers aantonen geen schriftelijke handtekening te kunnen plaatsen, wanneer dat aan hen wordt gevraagd. Het staat hen uiteraard vrij om in die gevallen een handtekeningstempel te gebruiken.
Hoe kijkt u naar deze geschetste tekortkoming in de voorschriften omtrent en daarmee de rechtsgeldigheid voor identiteitsdocumenten in de gevallen voor mensen met een beperking?
Een identiteitsdocument met de in het antwoord op vraag 3 beschreven aantekening is rechtsgeldig. Over tekortkomingen die zouden leiden tot ongeldige identiteitsdocumenten zijn bij mij geen signalen bekend. Het gebruik van een handtekeningstempel past niet bij de doelen van een identiteitsdocument (kenmerken vastleggen op basis waarvan een identiteit gecontroleerd kan worden). Daarom wordt de optie geboden om de aantekening «niet in staat tot ondertekening» op het document te plaatsen. Zoals in het antwoord op vraag 4 beschreven, is een document met deze aantekening nog steeds rechtsgeldig.
Bent u van plan maatregelen te nemen om de handtekeningstempel als volwaardige handtekening te erkennen, vooral in gevallen waarin dit noodzakelijk is?
Zoals in het antwoord op vraag 2 beschreven, zijn er geen voorschriften nodig om een stempelhandtekening te erkennen voor akten en contracten, aangezien de wet nu geen eisen stelt aan de ondertekening van deze documenten. Er hoeven hiervoor dus geen aanvullende maatregelen te worden genomen.
Voor identiteitsdocumenten geldt dat de handtekening een van de controlemiddelen is om de identiteit van de aanvrager van een document vast te stellen. Een stempel is makkelijk over te dragen of te dupliceren en daarom niet geschikt voor deze identiteitscontrole. Daarom is het niet wenselijk – mede uit het oogpunt van het voorkomen van fraude – om het gebruik van handtekeningstempels vast onderdeel te maken van het aanvraag- en uitgifteproces van identiteitsdocumenten.
Bent u het eens met de stelling dat de huidige situatie fraude kan bevorderen, aangezien in dergelijke gevallen een contract niet beschermd wordt door een wettelijk geldige handtekening, ook al bestaat en functioneert deze wel?
Zie het antwoord op vraag 2. Een contract dat getekend is met een handtekeningstempel is wel beschermd door een wettelijk geldige handtekening.
Dat Appelsientje de frisdrankentaks ontwijkt door koemelk aan een product toe te voegen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1
Ja
Wat is uw reactie hierop?
Alcoholvrije dranken die een bepaald gehalte aan melkvet («zuivel») bevatten, zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.2 Ook dranken waaraan zuivel wordt toegevoegd, vallen op deze manier niet onder de verbruiksbelasting. Op basis van de huidige wetgeving is dit toegestaan. Dit is niet nieuw. De huidige vormgeving van de uitzondering voor zuivel bestaat sinds 1993.
Of en in hoeverre de Kamer deze uitzondering wenselijk acht, is ook relevant voor de vormgeving van een mogelijke nieuwe verbruiksbelasting die differentieert op basis van het suikergehalte in de drank (hierna: gedifferentieerde verbruiksbelasting). Vorig jaar hebben de Ministeries van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer geïnformeerd per brief.3 In navolging van dit onderzoek zend ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegelijkertijd met deze beantwoording ook een contourenbrief. Deze contourenbrief richt zich op de mogelijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting en is opgesteld naar aanleiding van aangenomen moties op dit onderwerp.4 In de contourenbrief worden verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Afhankelijk van de voorkeur van uw Kamer voor één van de in deze brief opgenomen opties kan het demissionaire kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel. Overigens kan de vormgeving van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken ook binnen de systematiek van de húidige verbruiksbelasting worden aangepast. De definitie van zuiveldranken kan zodanig worden aangepast dat over bijvoorbeeld vruchtensap of frisdrank met een kleine hoeveelheid zuivel voortaan wel verbruiksbelasting is verschuldigd. De systematiek hieromtrent is toegelicht in paragraaf 3.6 van de contourenbrief.
Vindt u het wenselijk dat bedrijven zoals Appelsientje belasting ontwijken door melkpermeaat aan hun producten toe te voegen? Zo nee, waarom heeft u dan wetgeving gemaakt die dit mogelijk maakt?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 geldt op basis van de huidige wetgeving – die geldt sinds 1993 – dat dranken met een bepaald gehalte aan melkvetten zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het kabinet en de Staten-Generaal hebben deze wet destijds inclusief deze uitzondering vastgesteld. Door de vormgeving van deze uitzondering zijn alcoholvrije dranken betrekkelijk snel uitgezonderd van de verbruiksbelasting als zuivel wordt toegevoegd. Zoals aangegeven wordt gelijktijdig met deze beantwoording een contourenbrief aan uw Kamer gestuurd, waarin verschillende opties voor een andere vormgeving zijn opgenomen.
Erkent u dat het toevoegen van koemelk aan andere dranken het kabinetsbeleid op het gebied van de eiwittransitie ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Nee, de toevoeging van koemelk aan een product ondermijnt het kabinetsbeleid op de eiwittransitie niet. Het beleid van de Nederlandse overheid richt zich op een verschuiving naar een voedingspatroon met in verhouding meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Binnen de huidige doelstelling, een consumptieverhouding van 50/50 in 2030, is er nog ruimte voor de consumptie van dierlijke eiwitten. Producten waaraan een klein beetje zuivel wordt toegevoegd ondermijnen daarmee de doelstelling op de eiwittransitie niet.
De overheid zet in op een duurzaam en gezond eetpatroon voor alle Nederlanders. Via onder andere het Voedingscentrum worden burgers hierover geïnformeerd. Daarnaast zijn er in 2023 diverse monitors uitgevoerd om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon te kunnen volgen. Over de resultaten van deze monitors bent u recent geïnformeerd.5
Heeft u signalen dat ook andere bedrijven de truc van Appelsientje zullen gaan overnemen? Zo ja, om hoeveel en om welke bedrijven gaat het?
In een artikel van RTL Nieuws van dezelfde strekking6 lees ik dat er ook andere frisdranken zijn die voornemens zijn een kleine hoeveelheid melkvetten aan hun product toe te voegen. Er zijn geen aantallen bekend.
Kunt u aangeven of het primaire doel van de limonadetaks is om een gezondere leefstijl te bevorderen of extra belastinginkomsten te genereren?
Het doel van de huidige verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is het genereren van budgettaire opbrengst.7 Daarnaast wil het kabinet gezonde keuzes stimuleren. Een eerste stap daartoe is dat per 1 januari 2024 mineraalwater van de belasting is uitgezonderd. Een volgende stap kan zijn dat wordt overgegaan tot een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Of en hoe een dergelijke verbruiksbelasting wordt vormgegeven, is nu aan de Tweede en Eerste Kamer.
Als het doel is een gezonde leefstijl bevorderen, kunt u dan gemotiveerd duiden waarom suikerhoudende zuiveldranken zijn uitgezonderd van de heffing?
Het doel van de belasting is primair budgettair (zie antwoord op vraag 6) en niet het bevorderen van een gezonde leefstijl.
Als het doel is extra belastinginkomsten te genereren, waarom biedt u dan de mogelijkheid tot belastingontwijking via het toevoegen van zuivel?
Zoals aangegeven onder vraag 2 geldt de uitzondering voor zuivel van oudsher. De definitie van de zuiveluitzondering is zo vormgegeven dat bepaalde alcoholvrije dranken betrekkelijk snel zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.8 De uitzondering geldt, kort gezegd, voor drank uit melk met een melkvet gehalte van 0,02% massaprocent. In de parlementaire geschiedenis van de wet wordt toegelicht hoe het percentage van 0,02% destijds tot stand is gekomen.9 Daarin is uiteengezet dat bij de huidige omschrijvingen van alcoholvrije dranken aansluiting is gezocht bij de afbakening die wordt gebruikt in de zogenoemde gecombineerde nomenclatuur («GN-codes»), die deel uitmaakt van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen. Bij de opkomst van de zogenoemde yoghurtdranken en weidranken zijn alle producten onderzocht en is de grens vastgesteld op 0,02%mas. Dit percentage kan echter ook aan dranken worden toegevoegd die niet traditioneel als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank.
Zoals aangegeven worden in de genoemde contourenbrief verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet, en wordt hierbij ook ingegaan op de opties rondom de behandeling van zuivel- en sojadranken. Afhankelijk van de voorkeursrichting die uw Kamer aangeeft, kan de vormgeving van de huidige verbruiksbelasting worden aangepast. Aanpassing van de genoemde zuivel-uitzondering kan zowel plaatsvinden binnen een nieuw systeem dat differentieert op basis van het suikergehalte als binnen het huidige systeem. In de contourenbrief is dit toegelicht in paragraaf 3.6
Wat is de meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken? Hoeveel kan er naar schatting worden misgelopen als deze truc breder zal worden toegepast?
De meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken komt uit op € 699 miljoen in 2024 (raming Miljoenennota 2024). Hierbij zijn realisatiecijfers tot en met januari 2024 meegenomen. Het is niet mogelijk om een schatting te geven van het effect als meer drankproducenten een bepaald melkvetgehalte gaan toevoegen aan hun dranken. Van dranken die onder de zuiveluitzondering vallen, hoeft geen aangifte gedaan te worden. Het is daardoor niet mogelijk om de huidige omvang van deze categorie dranken op basis van aangiftedata in kaart te brengen. Ook is het lastig in te schatten of het toevoegen van zuivel in de toekomst aan populariteit zal winnen. Uiteraard blijven we de grondslag van de verbruiksbelasting de komende periode monitoren.
Wat is uw boodschap aan bedrijven zoals Appelsientje die door koemelk aan hun producten toe te voegen de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken ontwijken?
Het is een feit dat verbruiksbelasting níet is verschuldigd als de alcoholvrije drank een bepaald gehalte aan melkvet bevat, in lijn met de wet die sinds 1993 geldt. In hoeverre dat wenselijk is en blijft ligt nu ter beoordeling voor aan beide Kamers.
Deelt u de mening dat het beleid zo snel mogelijk moet worden aangepast om te voorkomen dat bedrijven belasting blijven ontwijken en de eiwittransitie blijvend wordt ondermijnd?
In bijgaande contourenbrief zijn de opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Hierin worden ook verschillende opties voor de behandeling van zuivel- en sojadranken binnen een gedifferentieerde verbruiksbelasting toegelicht. In de brief is ook aangegeven hoe de uitzondering voor zuivel- en sojadranken kan worden aangepast binnen de húidige verbruiksbelasting. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Verder merk ik op dat een wijziging van de uitzondering voor zuivel een structuurwijziging is met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden voor de Douane vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. Mocht uw Kamer een wijziging willen op dit gebied, dan dient met die termijn rekening te worden gehouden. De daadwerkelijke voorbereidings- en realisatieperiode is afhankelijk van complexiteit van de structuurwijziging en moet blijken uit enerzijds de Uitvoeringstoets en anderzijds de ruimte die er is in het IV portfolio van de Douane. Concreet voor het accijns en verbruiksbelastingportfolio geldt dat deze de komende jaren overvol is met onder andere aanpassingen naar aanleiding van (Europese) wetgeving en noodzakelijke modernisering van het ICT-landschap voor het borgen van de continuïteit van de accijns- en verbruiksbelastingprocessen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dezeloopholezo snel mogelijk wordt gedicht?
Zie antwoord vraag 11.
Wat gaat u ondertussen doen om te voorkomen dat andere bedrijven dit soort trucjes gaan toepassen en op welke termijn gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bedoelt u met dat u de uitzondering in de suikertaks voor zuiveldranken onder de loep gaat nemen? Bedoelt u hiermee dat u de uitzondering voor koemelk zal gaan schrappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
In het plenaire debat over het Gezond en Actief Leven Akkoord gaf u aan in september met een voorstel te komen voor een progressieve suikerbelasting op frisdranken. Schrapt u in dit voorstel ook meteen de uitzondering voor koemelk? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven kunnen in het kader van een gedifferentieerde verbruiksbelasting verschillende beleidsopties worden overwogen. In de genoemde contourenbrief zijn alle opties uiteengezet, zodat uw Kamer hierover een voorkeursrichting kan aangeven. Ook als niet wordt overgegaan op een gedifferentieerde verbruiksbelasting geldt dat de reikwijdte van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken desgewenst kan worden aangepast. Ook dit is toegelicht in de contourenbrief.
Voor veel mensen is het een als vanzelfsprekende aanname dat vruchtensappen in hun aard plantaardig zijn. Overweegt u met Appelsientje in gesprek te gaan om aan te geven dat het belangrijk is een duidelijke waarschuwing op de verpakking op te nemen, waarbij gewaarschuwd wordt dat het product niet langer geschikt is voor mensen met een lactose-intolerantie of die principieel kiezen voor plantaardige voeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op wijze?
Nee, wij zullen niet in gesprek gaan met Appelsientje. Producenten zijn verplicht alle ingrediënten op de juiste wijze op het etiket van de drank te vermelden. Op deze manier heeft een allergisch persoon voldoende informatie en is een waarschuwing niet nodig.
Zijn er voorbeelden in ons omringende landen waarin zuivelproducten een fiscale voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van plantaardige producten? Zo nee, waarom is dat dan in Nederland wel het geval?
Allereerst is de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken een nationale (verbruiks)belasting. Deze belasting is niet op Europees-niveau geharmoniseerd zoals de accijns en btw. Buiten de accijns kunnen EU-lidstaten andere indirecte belastingen heffen. Niet alle landen hebben daarom een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Zo heeft Nederland een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, maar Duitsland niet. Duitsland heeft dan wel weer een belasting op koffie, die Nederland niet heeft.
Van landen die een nationale belasting hebben op alcoholvrije dranken is bekend dat het merendeel een uitzondering heeft voor zuivel (of dranken op basis daarvan). Hieronder vallen landen als België, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Deze uitzondering is niet altijd op melkvet gebaseerd, maar eerder op de vraag of de drank al dan niet toegevoegd suiker bevat.
Kan melkpermeaat allergische reacties oproepen? Zo ja, bent u dan bereid het in wetgeving als allergeen te behandelen met een verplichte waarschuwing op producten waarin het verwerkt is? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan en op grond van welke wetenschappelijke vaststelling?
Melkpermeaat is een bijproduct van (ultra)filtratie van melk tijdens de productie van kaas en andere zuivelproducten. Tijdens het (ultra)filtratieproces passeert het permeaat door verschillende zeven. De samenstelling van het melkpermeaat is afhankelijk van de grootte en permeabiliteit van de gebruikte zeven.10 Het product Appelsientje bevat 10% melkpermeaat, per liter kan het dan 4–12 gram lactose bevatten en ongeveer 400 mg melkeiwit. De meeste mensen met lactose-intolerantie kunnen deze hoeveelheid verdragen, maar melkpermeaat kan dus een allergische reactie oproepen bij gevoelige personen. Omdat melkpermeaat als ingrediënt wordt toegevoegd aan het product, moet dit op het etiket in de ingrediëntenlijst worden vermeld. Daarnaast moet het woord «melk» op een nadrukkelijk manier worden genoemd, aangezien het hier om een allergeen gaat.
Het blokkeren van een Twitter account van een arts |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het correct dat op 17 februari 2021 om 17:23 uur door een ambtenaar van het Ministerie van VWS de volgende e-mail is gestuurd naar Facebook: «zou je dit aan twitter kunnen doorsturen, misschien kunnen ze deze man blokkeren? En nemen jullie vanuit de IGJ contact met zo iemand op»?1
Ja, de e-mail is verstuurd aan een medewerker van Facebook en een medewerker van de IGJ. De vragen in de e-mail zijn gericht aan de medewerker van de IGJ. Volledigheidshalve heb ik de gehele mailwisseling bijgevoegd, zoals deze ook op 23 december 20222 met uw Kamer is gedeeld. Hierin zijn alle tot personen herleidbare gegevens onleesbaar gemaakt.
Wordt met «deze man» en «zo iemand» in de bewuste e-mail verwezen naar een arts?
In de e-mail is een medewerker van de IGJ gevraagd om Twitter te attenderen op uitlatingen van een huisarts over corona. Hieruit blijkt niet dat een verzoek is gedaan om het Twitteraccount van de betreffende persoon te (laten) blokkeren. Het is aan het betreffende platform om te bepalen wat met een eventuele melding wordt gedaan.
Is het (dus) correct dat jet Ministerie van VWS via een medewerker van Facebook heeft verzocht om het Twitteraccount van een arts te blokkeren?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft het Ministerie van VWS met «deze man» zelf nog contact gezocht? Was «deze man» ervan op de hoogte dat het Ministerie van VWS zijn Twitteraccount wilde (laten) blokkeren?
Het Ministerie van VWS heeft hierover geen contact gehad met de betreffende persoon.
Is het account van «deze man» uiteindelijk ook daadwerkelijk geblokkeerd door Twitter?
Het is mij niet bekend of een melding is gedaan en, zo ja, hoe deze is opgevolgd. Bedrijven die een melding ontvangen of waarbij een bericht gerapporteerd wordt maken hun eigen onafhankelijke afweging of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden. Gebruikers van socialmediaplatformen hebben de vrijheid te kiezen of zij met deze voorwaarden akkoord gaan.
Is het correct dat het kabinet eerder heeft laten weten in antwoord op Kamervragen2 dat VWS niet één van de organisaties binnen de rijksoverheid is die (zoals de politie of de Kansspelautoriteit dat wel zijn) de status hebben van «trusted flagger»?
Het Ministerie van VWS heeft geen trusted flagger-status.
Kunnen we hieruit concluderen dat ook vanuit organisaties binnen de rijksoverheid die niet de status hebben van «trusted flagger» (zoals VWS) verzoeken kunnen worden gedaan aan sociale mediabedrijven zoals Twitter om sociale media accounts te blokkeren? Zo nee, waarom niet?
Meldingen van het Ministerie van VWS bij socialmediaplatformen worden op dezelfde wijze behandeld als meldingen van andere gebruikers van deze platformen. Iedere gebruiker van een socialmediaplatform, of dat nu een burger, bedrijf of overheid is, kan een melding doen over berichten of gebruikers die mogelijk ingaan tegen de gebruikersvoorwaarden van dat platform, via de kanalen die dat platform daarvoor heeft ingesteld. Wanneer een socialmediabedrijf een dergelijke melding ontvangt, maakt dit bedrijf een eigen afweging of sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en of een vervolgactie, zoals verwijdering, wenselijk is.
Vindt u het wenselijk dat (rijks)ambtenaren mails versturen naar sociale mediabedrijven met het verzoek accounts van artsen te blokkeren?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3. Net als dat bedrijven of burgers meldingen kunnen doen bij socialmediaplatformen, kunnen organisaties binnen de Rijksoverheid om verschillende redenen, en vanuit hun diverse taakopvattingen, in contact treden met socialmediaplatformen. Hierbij maakt iedere organisatie zelf een afweging of contact met het socialmediaplatform noodzakelijk is.
Kan de Kamer een overzicht krijgen van de verzoeken die de afgelopen vier jaar zijn verstuurd vanuit het Minister van VWS voor het blokkeren van sociale media accounts op Twitter, Facebook of LinkedIn?
Het Ministerie van VWS heeft geen bevoegdheid om een verzoek te doen tot blokkeren van socialmedia-accounts. Dit doet VWS dan ook niet en hier is dus ook geen overzicht van. VWS kan enkel berichtgeving rapporteren, zoals omschreven in mijn antwoord op vraag 7.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen konden tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord, omdat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergde. Vanwege de onderlinge samenhang heb ik sommige vragen in de beantwoording gebundeld.
Kunt u, indien het versturen van het gevraagde overzicht meer tijd vergt, de beantwoording van de overige vragen alvast eerder en binnen drie weken naar de Kamer versturen?
Zie antwoord vraag 10.
Het Akkoord voor de Noordzee |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL), Julian Bushoff (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Christianne van der Wal (minister zonder portefeuille landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat Greenpeace Nederland uit het Noordzee Overleg (NZO) is gestapt? Wat is uw reactie hierop?
Wat is uw reactie op de bezwaren van Greenpeace op het versnellen van de gaswinning in de Noordzee? Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met het Klimaatakkoord van Parijs?
Bent u bekend met het onderzoek van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)1 waaruit blijkt dat meer gaswinning in de Noordzee nauwelijks van invloed is op de gasprijs en de leveringszekerheid?
Bent u bekend met het onderzoek van Oil Change International van 12 maart getiteld «Troubled Waters»2 dat het beleid voor olie- en gasproductie van Noordzeelanden toetst aan het Parijsakkoord? En met de conclusie van dit rapport dat het Nederlands olie- en gaswinningbeleid in negen van de elf categorieën niet in lijn is met het Parijsakkoord?
Deelt u de conclusie dat, gecombineerd met het feit dat versnelling van de gaswinning in de Noordzee pas over enkele jaren mogelijk extra gaswinning zou kunnen opleveren, een versnelling van gaswinning in de Noordzee niet noodzakelijk is en men beter kan focussen op energiebesparing en verduurzaming van de energie?
Deelt u de mening dat het versnellen van gaswinning op de Noordzee een bedreiging is voor de geloofwaardigheid van Nederland in de internationale klimaatonderhandelingen, waar Nederland zich juist hard maakt voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van de leden Kröger en Thijssen over een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad voor fossiele winning3 ?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning en het afgeven van vergunningen tot 2045 in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van het lid Kröger over in de Mijnbouwwet vastleggen dat vergunningen iedere aantal jaar getoetst worden op het noodzakelijke afbouwpad voor fossiele winning4?
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van het lid Kröger over het afbouwpad voor fossiele winning in lijn brengen met de plannen voor een CO2-vrij energiesysteem5?
Waarom is in de Klimaatnota’s van 2022 en 2023 niet gesproken over de gaswinning in de Noordzee, terwijl in het Akkoord voor de Noordzee is afgesproken dat als uit onderzoek zou blijken dat afspraken in strijd zijn met het Parijsakkoord, in de Klimaatnota zou worden ingegaan op hoe het passend kan worden gemaakt?
Bent u bekend met het feit dat in het Noordzeeakkoord is afgesproken dat in 2023 ruim 13 procent van de Nederlandse Noordzee volledig gesloten wordt voor bodemberoerende visserij, wat zou doorgroeien naar 15 procent in 2030? Klopt het dat dit percentage in 2023 bij lange na niet is gehaald?
Hoeveel procent van de Nederlandse Noordzee is inmiddels gesloten voor de bodemberoerende visserij? Hoe gaat u er voor zorgen dat dit percentage alsnog behaald gaat worden en op welk termijn?
Gaat u zich ervoor inzetten dat in 2030 15 procent van de Nederlandse Noordzee gesloten is voor de bodemberoerende visserij zoals afgesproken in het Noordzeeakoord?
Het bericht 'Ministerie van Sociale Zaken informeert mensen actief over onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens' |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Hoeveel personen zijn benadeeld door de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens?1
Laat ik voorop stellen dat ik het betreur dat er onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt en dat ik mij inspan om betrokkenen hierover zo transparant en zorgvuldig mogelijk te informeren. In deze fase kan ik echter nog geen aantallen geven. De afgelopen maanden heeft mijn departement prioriteit gegeven aan het afhandelen van de inzageverzoeken. Voor ieder ingekomen verzoek is geïnventariseerd of er verwerkingen van persoonsgegevens zijn aangetroffen in de administratie en zo ja, of er sprake is geweest van onrechtmatige verwerkingen. Voor de eerste 131 inzageverzoeken is gebleken dat in twaalf gevallen onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt in het kader van salafisme en aanverwante onderwerpen. Dit had niet mogen gebeuren. Ik kan me voorstellen dat de personen die dit betreft zijn geschrokken en dit een naar bericht voor hen is. Zij hebben dan ook mijn excuses ontvangen. Op dit moment lopen er nog 48 recent ontvangen inzageverzoeken waarvan nog bekeken moet worden of sprake is van onrechtmatige verwerkingen.
In de volgende fase start het Ministerie van SZW met het proactief benaderen van mensen van wie persoonsgegevens in documenten zijn aangetroffen en van wie betrouwbare contactgegevens voor handen zijn. Vervolgens zal voor deze personen geïnventariseerd worden of sprake is van onrechtmatigheid of dat sprake is geweest van verwerkingen in het kader van maatschappelijk verkeer2. Ik verwacht daarom uw Kamer pas na de zomer te kunnen informeren over het totaal aan onrechtmatige verwerkingen van persoonsgegevens.
Hoeveel verzoeken om inzage in persoonsgegevens in verband met de onrechtmatige verwerking zijn er tot nu toe ingediend?
Op dit moment hebben in totaal 179 personen een inzageverzoek ingediend. Vlak na de verzending van de Kamerbrief «Herstel van vertrouwen overheid en moslimgemeenschappen»3 zijn 131 verzoeken binnengekomen. Vervolgens zijn er na verzending van de eerste besluiten afgelopen maand 48 nieuwe verzoeken bijgekomen. Ik verwacht dan ook dat er de komende periode nieuwe verzoeken bij zullen komen.
Hoeveel van deze informatieverzoeken zijn inmiddels afgehandeld?
De verwachting is dat de eerste 131 verzoeken zijn afgehandeld voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart.
Bij hoeveel van de ingediende informatieverzoeken is vastgesteld dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van gegevens?
In twaalf van de 131 gevallen is gebleken dat een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens heeft plaatsgevonden.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de aanvraag voor een informatieverzoek?
De AVG schrijft voor dat complexe inzageverzoeken binnen drie maanden moeten worden afgehandeld.
Gezien de grote hoeveelheid verzoeken die vlak na de Kamerbrief zijn binnengekomen en het gelijktijdig uitwerken van het afhandelingsproces, is het mijn departement helaas niet in alle gevallen gelukt om de termijn van drie maanden te halen. Ik kan me voorstellen dat het vervelend is om lang op antwoord te moeten wachten. Mijn departement werkt dan ook hard om de gestelde termijn te halen.
Inmiddels is meer ervaring opgedaan met het proces en is de werkwijze verbeterd. Ook wordt extra capaciteit ingezet. Op deze manier worden mensen zo snel en tegelijk zorgvuldig mogelijk geïnformeerd. Ik verwacht de lopende inzageverzoeken binnen de termijn van maximaal drie maanden af te handelen.
Acht u de huidige deadline van 31 maart aanstaande toereikend om alle informatieverzoeken te ontvangen en af te handelen?
Burgers hebben altijd het recht om een AVG-inzageverzoek in te dienen bij SZW en SZW dient vervolgens daarop te besluiten. Voor deze specifieke situatie geldt dat SZW de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens pas zal verwijderen als de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) haar onderzoek heeft afgerond. Zo lang het onderzoek van de AP loopt, zal SZW de persoonsgegevens bewaren en kunnen burgers via een inzageverzoek inzicht krijgen in de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Het is nog niet duidelijk wanneer de AP haar onderzoek afrondt. Na afronding van het onderzoek door de AP gaat SZW conform de voorschriften in AVG en Archiefwet over tot verwijdering van die gegevens.
Kunt u bevestigen of de personen, wiens gegevens onrechtmatig zijn verwerkt, inmiddels excuses hebben ontvangen?
De personen die een inzageverzoek hebben gedaan en van wie SZW heeft vastgesteld dat hun persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt, hebben excuses ontvangen in de brief die ik hen heb gestuurd. Daarnaast start SZW de komende periode met het proactief informeren van personen van wie onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt. Ook deze personen zullen excuses ontvangen.
Indien er nog geen excuses zijn aangeboden, wanneer bent u van plan om een excuusbrief aan te bieden, conform de motie-Van Baarle?2
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u uitleggen waarom deze gegevens zijn verwerkt? Krijgen de benadeelden de mogelijkheid om hierover persoonlijk uitleg te ontvangen?
Deze onrechtmatige verwerkingen zijn gedaan in het kader van duidingen, signaleringen en monitoring rondom fenomenen als salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering. Ik heb in mijn brief van 18 september 2023 uitgelegd dat SZW een rol heeft in de beleidsinzet op deze onderwerpen.5 Binnen deze aanpak zijn persoonsgegevens zoals naam, woonplaats en levensbeschouwelijke opvatting in mailverkeer en analyses opgeslagen. Soms zijn ook gedragingen, uitingen en de context waarbinnen deze personen actief waren vastgelegd. Daarnaast heeft SZW informatie over salafisme, maatschappelijke spanningen en radicalisering van derden opgeslagen met daarin verwerkingen van persoonsgegevens. Zoals ik ook in mijn brief van september heb aangegeven, was dit handelen niet juist. Ik kan me voorstellen dat dit voor degenen die dit betreft, een onaangenaam bericht is. Ik wil dan ook zo transparant mogelijk zijn over de onrechtmatige verwerkingen. In dit proces is zorgvuldigheid en transparantie zeer belangrijk om het geschade vertrouwen te herstellen. Daarom krijgt iedereen van wie SZW persoonsgegevens heeft verwerkt (rechtmatig of onrechtmatig) in zijn of haar besluit op het inzageverzoek het aanbod om bij SZW de stukken in te zien, gevolgd door de mogelijkheid tot een toelichtend gesprek.
Welke specifieke maatregelen neemt u om herhaling van onrechtmatige verwerking van de persoonsgegevens in de toekomst te voorkomen?
Mijn departement is sinds april 2021 gestopt met werkzaamheden waarbij persoonsgegevens onrechtmatig werden verwerkt, zoals duiding van personen en organisaties in het kader van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.6 Daarnaast wordt er actief gewerkt aan AVG-bewustzijn, zodat medewerkers meer alert zijn op de juridische beperkingen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens.
Ontvangt u feedback van de benadeelden nadat zij inzage hebben verkregen in hun persoonsgegevens? Zo ja, kunt u hier nader op in gaan?
Ik kan me voorstellen dat het voor betrokkenen naar is om te horen dat de overheid onrechtmatig hun persoonsgegevens heeft verwerkt. Het is dan ook begrijpelijk dat dit reacties losmaakt. Tot nu toe heeft mijn departement in enkele gevallen reacties ontvangen op de besluiten op inzageverzoeken. Dit varieert van een positief geluid over de toelichting, een verzoek tot directe verwijdering van de betreffende persoonsgegevens tot aangedane reacties. Ik waardeer het zeer dat deze personen hun feedback hebben willen delen. Mijn departement spant zich in om zo goed mogelijk opvolging te geven aan de ontvangen feedback. In alle gevallen zijn mijn medewerkers het gesprek aangegaan met de desbetreffende personen.
Bent u bereid om de deadline voor het indienen van informatieverzoeken te verlengen tot minimaal 31 juli?
Ja. Eerder hanteerde SZW de deadline 31 maart, maar gezien het AP-onderzoek is het niet mogelijk om per 1 april te starten met het verwijderen van de onrechtmatig verwerkte persoonsgegevens. Daarom zal mijn departement 31 juli als nieuwe deadline hanteren. Dit wordt mogelijk verlengd als het AP onderzoek tegen die tijd nog niet afgerond is. Overigens hebben burgers altijd het recht om een inzageverzoek in te dienen, en dient SZW daarop te besluiten.
Bent u bereid om deze vragen ruim voor het commissiedebat Inburgering en Integratie van 27 maart te beantwoorden?
Ja
De laatste stand van zaken rondom de 36 Afghaanse studentes |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de 36 Afghaanse studentes aan het National Agricultural Education College (NAEC) in Kaboel, die in tegenstelling tot de mannelijke studenten niet de kans hebben gekregen af te studeren? Is u bekend dat de studenten slechts een diploma hebben ontvangen, echter zonder het achterliggende onderwijs?
In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op d.d. 21 november jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken omtrent de 36 Afghaanse NAEC-studentes, waarbij is gemeld dat de Taliban besloten hebben om de studentes alsnog een diploma uit te reiken.
Houdt de ambassade contact met de studentes? Is het bekend hoe het op dit moment gaat met de studentes?
De ambassade onderhoudt geen contact meer met de studentes omdat het project met de NAEC is afgerond en de studentes niet meer op school zitten.
Wat is de laatste stand van zaken aangaande de toezegging van het kabinet «om deze studentes te blijven ondersteunen en hen ook daadwerkelijk baat bij hun opleiding te laten hebben»?1
De ambassade onderzoekt de mogelijkheden voor het realiseren van werkervaringsplekken, via een VN-partner. Deze verkenning loopt nog en heeft vooralsnog niet geleid tot resultaten.
Waarom sloten de gesprekken over de zogeheten Qatar-optie onvoldoende aan bij deze wens? Heeft u het aanbod direct met de partij in Qatar besproken? Zo ja, wat kwam er uit dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie heeft geen rechtstreeks contact gehad met de partij in Qatar, maar via een NGO. De zogeheten Qatar-optie bleek niet uitvoerbaar vanwege praktische- en veiligheidsredenen. In een soortgelijke zaak werden vrouwelijke studentes die naar het buitenland wilden gaan om te studeren bij de grens tegengehouden door de Taliban. Daarnaast waren er problemen te voorzien met logistieke ondersteuning, zoals bij het aanvragen van paspoorten en visa, maar ook de benodigde toestemming om te reizen zonder een mahram (mannelijke begeleider).
Vooralsnog hebben gesprekken over het aanbieden van werkervaringsplekken voor de afgestudeerde studentes nog geen resultaat opgeleverd, maar de ambassade blijft zich hiervoor inspannen. Een mogelijke werkervaringsplek in Afghanistan zou bijdragen aan het ondersteunen van economische kansen voor deze groep vrouwen en meisjes in Afghanistan.
Waarom acht u het voorstel dat uit deze gesprekken is gekomen niet «uitvoerbaar»?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verlopen de gesprekken met een VN-partner in Afghanistan voor het realiseren van werkervaringsplekken? Kunt u aangeven wat deze optie inhoudt en waarom deze optie volgens u beter is dan de Qatar-optie?
Zie antwoord vraag 4.
Uiterlijk op welke termijn wilt u een geschikte optie hebben gevonden voor de studentes?
De situatie in Afghanistan is complex en de gesprekken met de VN-partner vinden nog steeds plaats. Het is daarom lastig om vast te stellen op welke termijn een geschikte optie kan worden gevonden. Nederland blijft zich inzetten voor het realiseren van werkervaringsplekken langs deze spoor, zolang dat perspectief biedt. Gegeven de genoemde uitdagingen lijkt dit de enige reële optie.
De beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over door de Chinese overheid gefinancierde weekendscholen |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Mpanzu Bamenga (D66), Bente Becker (VVD), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mariëlle Paul (VVD) |
|
Bent u het ermee eens dat het uiterst onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden ongewenste invloed kunnen uitoefenen op (voormalige) burgers en hun kinderen in Nederland?1
Kunt u bevestigen dat Nederland eerder wel zicht had op het aantal door de Turkse overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen nadat toenmalig Minister van integratie ons daar een toezegging op had gedaan, maar dat de overheid nu geen zicht heeft op het aantal door de Chinese overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen?
Bent u bereid om op korte termijn in kaart te brengen hoeveel kinderen deelnemen aan informeel onderwijs, gefinancierd door de Chinese overheid? Kunt u daarbij tevens in kaart brengen om hoeveel weekendscholen dit gaat en hoe deze gefinancierd worden? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om toezicht te houden op weekend- en avondscholen met een antidemocratisch en/of anti-integratief karakter en op welke wijze wordt hier in het wetsvoorstel informeel onderwijs op toegezien?
Bent u bereid om informeel onderwijs een vast onderdeel te maken van de landenneutrale aanpak Ongewenste buitenlandse inmenging?
Welke «uiteenlopende omstandigheden» speelden een rol bij de vertraging van het wetsvoorstel informeel onderwijs? Bent u het ermee eens dat dit uitstel onwenselijk is?2
Wanneer kan het wetsvoorstel op zijn vroegst ingaan, bij een snelle behandeling in de Staten-Generaal?
Kunt u het wetsvoorstel versneld, of in ieder geval voor Prinsjesdag, in consultatie laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in aanloop naar het wetsvoorstel alvast in overleg te gaan met de landen die voor langdurig in Nederland verblijvende diaspora informeel onderwijs sponsoren, om de komst van toezicht en de wenselijkheid van openbaarmaking van lesmateriaal te bespreken? Bent u dus bereid om dat in dit specifieke geval te doen met de Chinese overheid?
Bent u bereid om als onderdeel van de taskforce ongewenste financiering en problematisch gedrag en/of de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) met gemeenten het gesprek aan te gaan over het handelingsperspectief bij weekendscholen die vanuit het buitenland gefinancierd worden en hen begeleiden om het gesprek met deze weekendscholen aan te gaan?
Worden er al voorbereidingen getroffen door de Onderwijsinspectie om zo snel mogelijk uitvoering te kunnen geven aan signaalgestuurd toezicht?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht 'WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme' |
|
Martine van der Velde (PVV), Maikel Boon (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «WO II-voorstelling afgelast vanwege antisemitisme»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het annuleren van culturele evenementen vanwege de dreiging van antisemitisme een verkeerd signaal afgeeft en dat men hiermee lijkt te wijken voor Jodenhaat? Zo ja/nee, kunt u uw standpunt toelichten?
Zoals ik aan heb gegeven tijdens het vragenuur van 26 maart en de Minister-President namens het gehele kabinet heeft benadrukt in zijn brief van 28 maart, heeft antisemitisme geen plaats in onze samenleving. Ik vind het zeer zorgelijk als culturele evenementen worden afgelast vanwege antisemitisme.
De Joodse gemeenschap in Nederland maakt zich in toenemende mate zorgen over hun veiligheid. Die zorgen nemen we zeer serieus. Het mag niet zo zijn dat dreiging ertoe leidt dat artiesten niet meer vrij zijn in het doen van culturele uitingen.
Culturele vrijheid is van groot belang. Juist de culturele sector is daarbij een plek waar we elkaar ontmoeten en dichter bij elkaar kunnen komen. Culturele uitingen kunnen bijdragen aan wederzijds begrip voor verschillende bevolkingsgroepen in de samenleving.
Hoe beoordeelt u de rol van de overheid bij het waarborgen van de veiligheid van culturele evenementen en het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder gezien de opkomst van antisemitisme?
Ik vind het waarborgen van de veiligheid bij culturele evenementen en het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van racisme heel belangrijk. Ik heb met de sector gesproken over wat nodig is om te zorgen dat artiesten, kunstenaars en culturele instellingen veilig hun werk kunnen doen. Het uitgangspunt is dat de culturele sector een openbare plek is en dat moet worden voorkomen dat activiteiten vanwege hun inhoud of persoonskenmerken van de artiest niet kunnen doorgaan. Antisemitische incidenten mogen nooit leiden tot beïnvloeding van de programmering. Daar is ook met de vertegenwoordigers van de sector over gesproken en zij benadrukken dit. We delen met elkaar de overtuiging dat een voorstelling of concert of andere culturele activiteit niet geannuleerd wordt vanwege een Joods thema of de Joodse achtergrond van artiesten. Afgesproken is dat partijen in de cultuursector in overleg met mij komen tot een algemene handreiking en specifieke protocollen met een eenduidige richtlijn.
Ook ga ik in gesprek met de VNG om te verzekeren dat de toegang tot de lokale driehoek gewaarborgd is. De lokale driehoek is in elke gemeente namelijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.
De aanpak van antisemitisme is een integraal onderdeel van de kabinetsbrede inzet tegen discriminatie. Naast repressie is ook preventie van belang waarbij onder meer wordt ingezet op bewustwording via Holocausteducatie in het onderwijs, aandacht voor antisemitisme in het inburgeringstraject en bewustwording van kwetsende antisemitische spreekkoren in het voetbal. In opdracht van het Ministerie van SZW ondersteunt de Anne Frank Stichting het Spreekkorenproject. Om negatieve stereotyperingen te doorbreken, is het Ministerie van SZW eind 2023 een pilot gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren met verschillende geloofsovertuigingen. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding speelt als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol in het contact met de Joodse gemeenschap, de rest van de maatschappij en het buitenland.
Voor antisemitisme is geen plaats in onze samenleving. Op korte termijn zal het Kabinet uw Kamer nader informeren over de verdere aanpak van antisemitisme.
De dalende vaccinatiegraad onder jonge kinderen |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het NOS-bericht «Vaccinatiegraad onder kinderen in Den Haag nog nooit zo gevaarlijk laag» (nos.nl)?1
Ja.
Herkent u de zorgen uit het artikel over de fors dalende vaccinatiegraad onder (jonge) kinderen? Zo ja, kunt u de ernst hiervan nader toelichten?
Ja, de huidige vaccinatiegraad is zorgelijk, zowel landelijk als in verschillende regio’s. De informatie over de vaccinatiegraad in Den Haag is afkomstig uit het jaarlijkse vaccinatiegraadrapport dat het RIVM opmaakt. Dit rapport heb ik samen met mijn voortgangsbrief over de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» op 29 juni jl.2 met uw Kamer gedeeld. Een daling van de vaccinatiegraad maakt dat de kans op uitbraken van infectieziekten toeneemt, vooral daar waar clusters zijn van niet-gevaccineerde individuen.
Kan u ingaan op de verschillende risico's van de ziektes waarvoor het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) bestaat?
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) beschermt tegen 13 ernstige infectieziekten. Deze ziekten hebben verschillende ziektebeelden en verschillende risico’s3. Infectieziekten kunnen ernstige gevolgen hebben. Zo kan kortademigheid of uitdroging optreden, maar ook hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging, chronische leverontsteking of kanker. Sommige ziekten kunnen levenslange gevolgen hebben (zoals Rodehond en Polio) of zelfs overlijden als gevolg hebben (zoals Meningokokkenziekte).
Acht u het verstandig dat u in uw gesprek met het NPO Radio1 journaal op donderdag 14 maart 2024 de door u genoemde ineffectiviteit van foldertjes van de overheid uit de covidpandemie, over een kam scheert met informatieverstrekking voor reguliere vaccinaties voor jonge kinderen? Zo ja, waarom denkt u dat het wantrouwen tegenover covidvaccins in een pandemie vergelijkbaar is met wantrouwen tegen vaccins voor ziekten als mazelen en polio, die we gelukkig al decennia niet of nauwelijks in Nederland hebben? Zo nee, kunt u een toelichting geven waarom de ontstane situatie rondom covidvaccins nu leidt tot uw conclusie dat de overheid maar beperkte invloed heeft op de algehele vaccinatiegraad onder (jonge) kinderen?
Zoals gedeeld in mijn voortgangsbrief op de aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties»4 blijkt uit onderzoek dat, mede vanwege de COVID-19-vaccinatie, meer ouders vragen en twijfels hebben over vaccineren. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het RIVM dat er sprake is van een dalend vertrouwen in aanbevelingen van de overheid over vaccineren5. Dit zien we ook terug in de landen om ons heen. Van de COVID-pandemie hebben we geleerd dat het vertrouwen in artsen het hoogst is en dat mensen zich beter gehoord voelen door artsen dan door de overheid.
Wat betekent het dat u concludeert in bovengenoemd interview dat voorlichting en/of informatie vanuit de overheid niet of nauwelijks effect heeft op de vaccinatiebereidheid?
Voor verschillende mensen kunnen verschillende vormen van communicatie en informatie helpend zijn. Het is belangrijk om als overheid juiste en objectieve informatie beschikbaar te maken. Dit doen we via het RIVM. Ik zet mij dan ook in voor het beschikbaar en goed vindbaar maken van de juiste informatie, die zo goed mogelijk aansluit bij de informatiebehoefte van de doelgroep. Daarnaast is voor een grote groep mensen de zorgverlener een belangrijke en betrouwbare bron van informatie. De overheid kan zorgverleners hierin ondersteunen.
Hoe ziet uw de rol van de overheid met betrekking tot het verhogen van de vaccinatiegraad?
Ik zet mij in op tien acties om het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma te verhogen. Zie hiervoor mijn brief over «Acties vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma»6. Ik vind vaccinatie van het grootste belang en zet mij ervoor in dat de juiste informatie vindbaar is en dat het communicatiemateriaal zodanig ontwikkeld wordt, dat het zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften van de doelgroep. Daarnaast ben ik van mening dat de overheid kan faciliteren om de mensen in het veld te ondersteunen zich zo goed mogelijk in te kunnen zetten voor het voorkomen van infectieziekten. Dit doe ik bijvoorbeeld middels de Vaccinatiealliantie. Ook is het van belang te beseffen dat iedere gemeente en zelfs iedere wijk iets anders vraagt (maatwerk). Hierbij past de beleidsvrijheid, die gemeenten nu hebben voor een lokale aanpak.
Wat gaat u concreet doen om (huis)artsen te ondersteunen om de vaccinatiegraad omhoog te stuwen?
Zie antwoord vraag 6.
Staat u nog steeds achter uw schrijven in de Kamerbrief van 5 februari jl. dat een campagneweek of anderszins brede campagne een impuls zou kunnen geven aan het herstel van het vertrouwen in het RVP en het vergroten van de kennis?
We zien dat de dalende vaccinatiegraad meerdere oorzaken heeft: een dalend vertrouwen in de overheid, de preventieparadox en toename van het gebruik van sociale media en verspreiding van desinformatie. Allereerst zien we dat juist doordat vaccins zo goed werken en vele ziekten, waartegen gevaccineerd wordt, uit het straatbeeld zijn verdwenen, de noodzaak van vaccineren voor steeds meer mensen onduidelijk is. Daarnaast zien we dat mensen het meest vertrouwen hebben in hun zorgverlener. Daarom stimuleer ik JGZ-organisaties om zoveel mogelijk de wijken in te gaan om ouders en jeugdigen te bereiken. Ook ben ik verheugd over initiatieven van zorgverleners die zich online betrouwbare informatie over vaccinaties delen.
Bent u, gezien de laatste GGD-cijfers, bereid om haast te maken met een brede vaccinatiecampagne en voorlichting, en dit niet afhankelijk te maken van een nieuw kabinet? En bent u bereid de Kamer hier voor het zomerreces over te informeren?
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over de acties die ik in gang zet om het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma te verhogen7. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de voortgang op de tien ingezette acties.
Het bericht ‘Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 6 februari 2024?2
Ja.
Klopt het dat Abed Al Attar nog steeds niet is teruggekeerd naar Nederland? Zo ja, wat gaat u doen om Abed Al Attar zo spoedig mogelijk terug te laten keren naar Nederland?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft zich via politieke en diplomatieke inspanningen inzetten voor alle Nederlanders die vanuit Gaza willen terugkeren naar Nederland, inclusief de heer Al Attar. Conform de AVG is het Ministerie van Buitenlandse Zaken terughoudend in het geven van meer details over individuele zaken.
Kunt u verklaren waarom het zo moeilijk blijkt om Nederlanders terug naar Nederland te halen vanuit Gaza en welke concrete inspanningen heeft u geleverd om dit te versnellen? Zijn er autoriteiten die onvoldoende meewerken of processen bij autoriteiten die vertragend werken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt ervoor dat de namen van de mensen met wie het ministerie in contact staat en die in aanmerking komen, bekend zijn bij de relevante autoriteiten, waaronder de Israëlische en Egyptische autoriteiten, die de lijsten opstellen van mensen die de grens over mogen. Het ministerie en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact en stemmen af met alle betrokken partners in de regio. Via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, zet het ministerie zich er voor in dat deze personen zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. Daarnaast wordt op politiek niveau, door verschillende leden van het kabinet waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister-President, blijvend aandacht gevraagd dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging, zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. De definitieve grenslijst wordt opgesteld door Israël en Egypte die ook gezamenlijk de grens bewaken. Aan de grens wordt toegang verzocht; de autoriteiten ter plekke bepalen vervolgens de feitelijke toelating. Ook zijn er mensen die vanwege individuele- en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet kunnen verlaten.
Hoe komt het proces van het op lijsten plaatsen van personen die Gaza mogen verlaten precies tot stand, welke autoriteiten zijn hierbij betrokken en wat is de rol van deze autoriteiten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Van Baarle c.s. over het bevorderen dat in Europees verband gezamenlijk wordt opgetrokken om Europese staatsburgers in Gaza zo snel mogelijk terug te halen?3
Nederland onderhoudt op alle niveaus sinds oktober intensief contact met betrokken partners in de regio en zet zich er via alle beschikbare diplomatieke kanalen voor in. Zeker ook in EU-verband vindt vanaf oktober politieke druk plaats richting alle betrokken landen in de regio opdat EU-onderdanen wordt toegestaan Gaza te verlaten. Daarnaast vindt continu EU-coördinatie en samenwerking aan de grens en in de betrokken landen plaats
Klopt het dat er bedragen tussen de 12.000 en 250.000 euro gevraagd worden om mensen uit Gaza te halen?
De genoemde bedragen uit het mediabericht «Nederlanders betalen reisbureau hoge bedragen voor evacuatie familie Gaza» kunnen wij niet verifiëren. Bij de verlening van consulaire bijstand volgt het Ministerie van Buitenlandse Zaken de route langs de officiële autoriteiten om mensen te helpen Gaza te verlaten en naar Nederland over te brengen.
Klopt het dat mensen gebruik maken van een reisbureau dat zeer hoge kosten rekent voor het arrangeren van de overtocht van Gaza naar Egypte?
Zie het antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat het schrikbarend is dat er zo veel geld verdiend wordt aan de wanhoop van mensen die uit Gaza moeten vluchten? Zo ja, hoe gaat u zich internationaal inspannen voor een mogelijkheid voor Palestijnen om zonder slachtoffer te worden van absurde kosten Gaza te kunnen verlaten?
Ik deel uw mening dat het schrikbarend is indien er zoveel geld wordt verdiend aan de wanhoop van mensen die uit Gaza vluchten. Nederland blijft zich ervoor inzetten dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten.
Kunt u verzekeren dat Nederlanders die terugkeren naar Nederland vanuit Gaza, of Nederlanders die hun familie wensen terug te halen uit Gaza, niet genoodzaakt zijn om zeer hoge bedragen te betalen voor de evacuatie uit Gaza? Indien u dat niet kunt, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze hoge kosten niet meer betaald dienen te worden?
Nederlanders in Gaza of hun familieleden in Nederland kunnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken vragen om consulaire bijstand als zij dat willen. Bij de verlening van consulaire bijstand handelt het ministerie conform de gemaakte (inter)nationale afspraken. Hierbij wordt de route langs de officiële autoriteiten gevolgd. Het betalen voor diensten maakt hier geen onderdeel van uit.
Het bericht 'Roep in Amsterdam om weren Samidoun kopstuk' |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het Samidoun-kopstuk Mohamed al Khatib vrijdag 15 maart komt spreken in het Dokhuis in Amsterdam over de rol van de Palestijnen in Europa bij de bevrijding van Palestina?1 Is deze berichtgeving juist?
Wat is Samidoun voor organisatie en wat is de doelstelling, positie, het ledenaantal en de rechtsvorm van deze organisatie in Nederland en internationaal? Is er bij u een beeld van mogelijke strafbare activiteiten vanuit Samidoun?
Is het juist dat Samidoun een dekmantel is voor de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP)? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Mohamed al Khatib naast Europees coördinator van Samidoun ook lid is van of actief is voor de verboden organisatie PFLP? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Samidoun verboden is in Duitsland? Zo ja, op welke grondslag?
Zijn er acties bekend van Samidoun in Nederland die gekenschetst kunnen worden als nodeloos kwetsend, opruiend en/of antisemitisch?
Is er voldoende grond om in Nederland een verbod van de organisatie te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zijn Samidoun-leden onderwerp van een lokaal casusoverleg, in het kader van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Is het juist dat Samidoun-leden, waaronder Mohamed al Khatib, ook aanwezig zijn geweest bij de verstorende uit de hand gelopen demonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum, waar ook antisemitische leuzen werden gescandeerd? Zijn er door deze leden tijdens deze demonstratie strafbare feiten gepleegd? Zo ja, zijn deze strafbare feiten opgevolgd door politie en Openbaar Ministerie?
Bent u het eens dat er alles aan moet worden gedaan om een voedingsbodem voor haat de kop in te drukken en er geen ruimte moet worden geboden aan boodschappen van personen of organisaties die groepen mensen tegen elkaar opzetten, terrorisme verheerlijken en/of antisemitisme aanwakkeren?
Bent u bereid, eventueel in samenwerking met Duitsland, te onderzoeken of Samidoun alsnog op de Europese lijst van terroristische organisaties kan worden geplaatst en bent u bereid zich hiervoor in te spannen in Europese Unie (EU-)verband?
Bent u bereid onderzoek te verrichten naar de geldstromen van Samidoun?
Welke mogelijkheden heeft een bank om een bankrekening van een organisatie te sluiten als de bank signalen heeft dat de rekening wordt gebruikt om antisemitische activiteiten te organiseren waarbij het terrorisme van Hamas wordt verheerlijkt?
Welke mogelijkheden heeft de gemeente Amsterdam om spreker Mohamed al Khatib te weren? Is er wettelijk gezien een mogelijkheid hem een gebiedsverbod of spreekverbod op te leggen? Zo ja, op welke grond? Bent u bereid actief met de de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over die mogelijkheden?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.1 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Naar aanleiding van de berichtgeving is er ook nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die directe aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet zelf om spreker Mohamed al Khatib te weren bij bijeenkomsten in Nederland? Kunt u dit doen op grond van zijn lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie en bent u daar ook toe bereid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid de vragen 14 en 15 bij voorrang en zo nodig apart versneld te beantwoorden omdat de komst van het Samidoun kopstuk al op 15 maart gepland staat?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. De beantwoording van de overige vragen volgt.
Het bericht ‘Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël»?1
Klopt het dat Zuid-Afrika burgers die in het Israëlische leger hebben gediend bij terugkeer in het land zal vervolgen? Zo ja, wat vindt u van dit voornemen?
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 23 november 2023?2
Is het u nog steeds niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn in het Israëlische leger noch hoeveel zijn opgeroepen of afgereisd? Indien dit zo is, waarom wordt dit niet door de Nederlandse regering bijgehouden?
Is het nog steeds zo dat er geen Nederlandse militairen zijn die toestemming hebben gevraagd om in het Israëlische leger te dienen?
Is het kabinet bereid om een (eventuele) machtiging voor militairen om voor het Israëlische leger te vechten in geen enkel geval te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet uitsluiten dat de Israëlische regering werft in de zin van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht en zich dus onthoudt van het benaderen, bespelen, beïnvloeden of anderszins overreden van personen om in Israëlische krijgsdienst te treden of namens Israël deel te nemen aan een gewapend conflict?
Op welke wijze houdt het kabinet zicht op Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en op de vraag of Nederlanders in Israëlische krijgsdienst mogelijk oorlogsmisdrijven begaan?
Welke wetgeving is van toepassing op mogelijke oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst en hoe wordt erop toegezien dat bij terugkomst in Nederland mensen voor mogelijke oorlogsmisdrijven ook vervolgd worden?
Deelt u de mening dat eventuele oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische krijgsdienst nooit onbestraft zouden mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de talloze uitingen van mensenrechtenorganisaties en VN-experts over mogelijke oorlogsmisdrijven van het Israëlische leger? Zo ja, ziet u daarin geen aanleiding om Nederlanders te ontmoedigen om in Israëlische krijgsdienst te gaan?
Zijn er Nederlanders bekend die mogelijk in Israëlische krijgsdienst hebben bijgedragen aan mogelijke oorlogsmisdrijven? Zo ja, worden deze personen bij terugkeer vervolgd?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlanders actief bijdragen aan de gewapende strijd van Israël in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat het voor Nederlanders verboden wordt om in Israëlische krijgsdienst te treden? Zo neen, waarom niet?
Het bericht 'Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen' |
|
Michiel van Nispen (SP), Sarah Dobbe (SP) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rechter gefrustreerd: klinieken willen verward persoon niet opnemen»?1
Het is in het belang van meneer zelf dat hij goede zorg krijgt die bij zijn complexe zorgbehoefte aansluit. Daarnaast is het in het algemeen belang dat meneer op de juiste, veilige plek wordt opgenomen. Inmiddels is een plek gevonden voor meneer en is hij met ingang van 29 maart 2024 opgenomen. Het is niet wenselijk dat dit niet tijdig gebeurt en dat het veel tijd kost een passende plek te vinden.
In mijn brief over Langdurig klinisch verblijf (28 maart 2024) licht ik toe hoe het Ministerie van VWS omgaat met deze casuïstiek.2 Het betreft jaarlijks honderden individuele gevallen in de langdurige zorg. Het Ministerie van VWS en in sommige gevallen het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), denkt en werkt in dit soort casuïstiek op verzoek mee met zorgaanbieders, zorgfinanciers en cliëntvertegenwoordigers bij het zoeken naar een passende plek in de reguliere zorg. Vanuit die casuïstiek ken ik ook de uitdagingen voor zorgaanbieders, hulpverleners en zorginkopers rondom zorgplekken met (een zekere mate van) beveiliging. Het (tijdig) vinden van een passend (langdurige) zorgplek voor mensen die soms extra beveiliging nodig hebben is veelal niet eenvoudig. Het gaat om een doelgroep met een complexe zorg en beveiligingsvraag. Er is vaak sprake van gedragsproblematiek, een verstandelijke beperking, problemen op het terrein van psychiatrie, verslavingsproblematiek en vaak een combinatie daarvan. Bijna altijd is het nodig om voor deze mensen een plek op maat te creëren, gegeven de veelal unieke combinaties van problematiek. Dat maakt het ook vrijwel onmogelijk om passende zorgplekken voor deze doelgroep «op voorraad» beschikbaar te hebben.
Als we naar deze specifieke cliënt kijken dan blijkt uit de gepubliceerde rechterlijke uitspraak van 23 februari 2024 dat de meneer waar het hier over gaat, een verstandelijke beperking heeft, een verleden van geweldsfeiten heeft en agressie naar anderen toe vertoont.3 Hij heeft daarom voor langere tijd beveiligde zorg nodig op de grens van de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg. Dat beeld past naadloos bij de doelgroep die ik hierboven benoem, waarbij dus ook voor deze meneer geldt dat we een plek op maat moeten creëren. Dat vergt helaas tijd, aangezien het vaak gaat om een nieuwe combinatie van specifieke kenmerken.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk en zelfs gevaarlijk zou zijn als de persoon in kwestie op straat zou komen te staan omdat er geen behandelplek voor hem kan worden gevonden?
Ja, deze meneer heeft een passende zorgplek nodig met een bepaalde mate van beveiliging. Ik vind het onwenselijk dat voor een groep mensen die zeer complexe zorg nodig heeft, met een bepaalde mate van beveiliging, op dit moment onvoldoende passend aanbod is. In mijn antwoord op vraag 8 ga ik in op welke actie er is ingezet om een plek voor meneer te vinden.
Hoeveel vaker komt het voor dat mensen bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd op straat komen te staan, omdat er geen behandelplek voor hen beschikbaar is?
Aan de meneer waar het in deze casus om gaat is een rechterlijke machtiging onder de Wet zorg en dwang (Wzd) verleend. Uit de cijfers die ik van het OM heb ontvangen blijkt dat in het jaar 2023 er 14 keer een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf onder de Wet zorg en dwang is afgegeven door de strafrechter. Uit de beschikbare gegevens is verder niet op te maken of voor deze personen steeds tijdig een behandelplek gevonden kon worden. Voor zover ons bekend wordt die informatie ook niet geregistreerd. Uit de ons bekende casuïstiek weten we dat er van begin af aan intensief gezocht moet worden naar een passende plek, met grote inzet van alle betrokken partijen (zoals zorgaanbieders, justitiële keten, zorg- en veiligheidshuizen, zorgkantoren, gemeenten en zorgverzekeraars en de Ministeries van J&V en VWS). Veelal lukt het dan om toch nog die plek te vinden of te creëren.
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de Wet zorg en dwang op dit punt niet werkt?2 In hoeverre is een wijziging van deze wet volgens u noodzakelijk om deze problematiek op te lossen?
De Rechtbank Zutphen stelt dat de Wet zorg en dwang deels niet werkt omdat instellingen niet gedwongen kunnen worden om iemand op te nemen en omdat er regie door een (overheids)instantie ontbreekt. De rechtbank acht dit zorgelijk, vanwege het individuele belang van meneer en ook vanwege het algemene belang van beveiliging van de samenleving.
Het klopt dat (private) zorginstellingen in de reguliere zorg niet gedwongen kunnen worden om iemand op te nemen.
In gevallen als het onderhavige, speelt dat het lastig is om cliënten met een complexe zorgvraag die een bepaalde mate van beveiliging nodig hebben te plaatsen. Ik zie dat ook. Dat dit lastig is, blijkt eveneens uit de wetsevaluaties van art. 2.3 Wet forensische zorg en de Wet verplichte ggz en de Wzd.5 Daarin wordt onder andere geadviseerd om de afstemming en de coördinatie rondom de plaatsing van cliënten met een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van de strafrechter te verbeteren.
Voor het verbeteren van het opnameproces voor deze complexe doelgroep moet echter niet alleen worden gekeken naar de wet. Het is vooral van belang dat er voldoende passend (beveiligd) zorgaanbod wordt gecreëerd voor cliënten met complexe problematiek en voor wie de Wzd passend is. In mijn eerdergenoemde brief over langdurig klinisch verblijf heb ik aangekondigd welke stappen ik zet om meer zorgaanbod te creëren. Daarnaast is het belangrijk dat de reguliere zorg beter wordt toegerust op de complexe doelgroep, voor zover die daar op haar plaats is, en dat de aansluiting tussen de forensische zorg en de reguliere zorg wordt verbeterd. Om dat te realiseren, ontwikkel ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming een breed pakket aan maatregelen, dat ik neer zal leggen in een werkagenda. Voor de zomer stuur ik uw Kamer een brief met daarin de uitwerking van de werkagenda. De beleidsreactie op de evaluatie van artikel 2.3 Wfz is hier onderdeel van. Deze brief is toegezegd tijdens het commissiedebat gevangeniswezen en tbs van 15 februari jongstleden.
Hoe reageert u op de uitspraken van de Rechtbank in Zutphen dat de verblijfsstatus en de daaraan gerelateerde financieringsproblemen als oorzaak worden genoemd voor de niet-plaatsing van de persoon in kwestie? Welke maatregelen zijn volgens u nodig om dit probleem op te lossen?
Uit de rechterlijke uitspraak van 23 februari 2024 blijkt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de verblijfsvergunning van meneer heeft ingetrokken en dat het hoger beroep hiertegen nog loopt. Dit betekent dat meneer op dit moment niet rechtmatig in Nederland verblijft.
De regelgeving voorziet overigens in de financiering van zorg voor onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Financiering van medisch noodzakelijke zorg kan door een instelling bij het CAK worden gedeclareerd op grond van art. 122a van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Vergoed worden zorg of overige diensten als bedoeld in artikel 11 van de Zvw of artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg.
Wat zegt dit nu over het zorgstelsel dat een gevaarlijk persoon moeilijk te plaatsen is omdat een zorgaanbieder daar alleen maar last van heeft en dit financieel niet interessant is? Wat zegt dit over de gebrekkige aansluiting tussen onze stelsels van straf en zorg? Welke fundamentele veranderingen zijn daarin volgens u nodig?
Er is een groep mensen die zeer complexe zorg nodig heeft met een passende mate van beveiliging. Dat er voor deze groep mensen op dit moment onvoldoende passend aanbod is, vind ik onwenselijk. Daarom werk ik aan een breed pakket van maatregelen.
Ik heb uw Kamer reeds een brief over langdurig klinisch verblijf toegestuurd6. Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren over de werkagenda, die de aansluiting tussen de reguliere zorg en forensische zorg moet verbeteren (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
In hoeverre heeft het feit dat het niet lukt een passende plek te vinden voor een persoon bij wie de rechtbank een zorgmachtiging heeft opgelegd te maken met tekortschietende budgetten en/of tarieven en doorgevoerde bezuinigingen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Uit de informatie die ik tot mijn beschikking heb over deze casus blijkt dat het vinden van een geschikte plek voor meneer moeilijk is omdat hij een zeer complexe zorgvraag heeft en dat de plekken waar hij passende (beveiligde) zorg kan ontvangen schaars zijn en op maat moeten worden gemaakt voor de veelal unieke zorgbehoeften van deze cliënten. Financiële overwegingen speelden, voor zover mij bekend, geen rol.
Welke stappen worden er gezet om ervoor te zorgen dat de persoon in kwestie niet op straat komt te staan, maar alsnog een passende behandelplek krijgt?
Om voor de meneer in deze kwestie een passende plek te vinden, was en is maatwerk nodig en daarvoor vindt formeel overleg plaats tussen vertegenwoordigers van het Ministerie van JenV en VWS, de IND, DJI, het COA het CIZ en zorgaanbieders. Over deze casus is in 2023 en 2024 een aantal keren overleg gevoerd. Alle zorginhoudelijke, juridische en overige knelpunten worden bij dit soort overleggen in kaart gebracht en per knelpunt wordt naar oplossingen gezocht totdat uiteindelijk de best passende plek is gevonden. Zo ook in deze casus. Alle betrokken organisaties spannen zich tot het uiterste in om plaatsing op de best passende plek te realiseren. Inmiddels is het gelukt om voor de meneer in kwestie een plek te realiseren.
Met alle betrokken organisaties zetten we ons er met veel inzet gezamenlijk voor in zulke oplossingen zo tijdig mogelijk te realiseren. De realiteit is echter wel dat maatwerk tijd kost en dit soort specifieke (beveiligde) maatwerkplekken niet voorhanden is.
Welke stappen worden er gezet om het bredere probleem van mensen die ondanks een zorgmachtiging niet kunnen worden geplaatst in een zorginstelling op te lossen?
Zie het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen nog deze maand te beantwoorden, aangezien de persoon in kwestie begin april op straat dreigt te komen te staan?
Het is mij niet gelukt om deze vragen nog voor 1 april te beantwoorden.
Het bericht 'Coffeeshops Tilburg en Breda mogen meer legale cannabisvoorraad in huis hebben: ‘genoeg voor een week’' |
|
Harmen Krul (CDA), Diederik van Dijk (SGP), Daniëlle Jansen (NSC), Mirjam Bikker (CU) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Coffeeshops Tilburg en Breda mogen meer legale cannabisvoorraad in huis hebben: «genoeg voor een week»»?1
Ja.
Was dit een kabinetsbesluit?
Nee. In het Besluit Experiment gesloten coffeeshopketen, dat op 1 juli 2020 in werking is getreden, is vastgelegd dat de voorraad hennep of hasjiesj die door een coffeeshophouder wordt aangehouden niet meer bedraagt dan de hoeveelheid die hij op weekbasis nodig heeft voor de verkoop aan klanten. De burgemeester is bevoegd om nadere eisen te stellen aan deze maximaal toegestane handelsvoorraad. Bij de start van de aanloopfase hebben de burgemeesters van Breda en Tilburg in overleg met de Ministers van Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport de wettelijke norm voor de maximale handelsvoorraad voor de periode van de aanloopfase naar beneden bijgesteld tot 500 gram. Na een paar maanden hebben de burgemeesters in overleg met de Ministers de lokale nadere eis laten vervallen, vanwege de te grote belemmeringen voor de uitvoering door deze beperking. Zo vonden de burgemeesters het onwenselijk dat als gevolg van de 500-gram maatregel coffeeshops meermaals per dag bevoorraad moesten worden. De beveiligd-vervoerders bewaarden de producten in hun voertuig om later op de dag de voorraden van de coffeeshops opnieuw aan te vullen. Het is veiliger en beter beheersbaar wanneer de gereguleerde producten in de coffeeshop worden bewaard in plaats van in rondrijdende voertuigen. Daarnaast was de registratie in het track & trace-systeem door de vele extra handelingen die uitgevoerd moesten worden foutgevoeliger dan wanneer er grotere leveringen kunnen plaatsvinden. Tot slot maakte de 500 gram-beperking het moeilijk om vraag en aanbod van gereguleerde cannabis tijdens de aanloopfase op elkaar af te stemmen.
Waarom moet de Kamer in de media vernemen dat de regering een uniforme norm in het geheel loslaat, coffeeshophouders aanvankelijk zelf laat bepalen hoeveel voorraad zij aanwezig hebben en in strijd met het besluit experiment gesloten coffeeshopketen zelfs gaat toestaan méér dan de handelsvoorraad die nodig is voor één week aanwezig te hebben?
Op 28 februari jl. is uw Kamer tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in verband met de toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment geïnformeerd hierover. Ik, de Minister van Medische zorg, heb het volgende medegedeeld tijdens dit debat naar aanleiding van een vraag van het lid Sneller: «Het doel van de aanloopfase die nu in Breda en Tilburg is begonnen, is het verbeteren van de systemen en processen. Er waren bijvoorbeeld problemen met het track-and-tracesysteem die naar boven zijn gekomen. Die zijn inmiddels verholpen. Er waren ook problemen met de maximaal toegestane handelsvoorraad. Daarover zijn we in gesprek gegaan met de burgemeesters en andere betrokken partijen. We hebben besloten om de handelsvoorraad op te hogen.»
Volledigheidshalve hebben wij uw Kamer nogmaals per brief op 15 maart jl. geïnformeerd over de ophoging van de handelsvoorraad.
Het is daarbij onjuist dat de regering de uniforme norm in het geheel zou hebben losgelaten, noch is er sprake van geweest dat coffeeshophouders aanvankelijk de voorraad zelf mochten bepalen of dat in strijd met het Besluit Experiment gesloten coffeeshopketen er meer dan een weekvoorraad zou zijn toegestaan. In overleg met de burgemeesters is juist geconstateerd dat de uitzondering die we hadden afgesproken voor de aanloopfase (tot 500 gram) op de wettelijk vastgelegde norm in het Besluit (weekvoorraad) te belemmerend bleek.
Bent u met de stelling eens dat dit veel verstrekkender is dan de in het debat van 28 februari genoemde «voorgenomen verhoging» van de handelsvoorraad?
Nee.
Vindt u dit getuigen van goede en volledige informatievoorziening naar de Kamer?
Ja. De Kamer is op 28 februari jl. geïnformeerd tijdens het plenaire debat en op 15 maart jl. heeft de Kamer een brief ontvangen waarin dit nogmaals wordt toegelicht.
Waarom is aanvankelijk gekozen voor een maximaal aanwezige handelshoeveelheid van 500 gram? Kunt u de onderliggende adviezen delen van politie en Openbaar Ministerie die bij de totstandkoming van die handelshoeveelheid destijds zijn betrokken?
Aanvankelijk is gekozen voor een maximum van 500 gram, zodat op kleine schaal getest kon worden met het track & trace-systeem en het toezicht op de gereguleerde voorraad in de coffeeshop. Per Kamerbrief d.d. 30 maart 20232 is de Kamer toentertijd geïnformeerd over de gemaakte afwegingen bij het besluit over de aanloopfase en over de ontvangen input van alle stakeholders, zo ook de input ontvangen van politie en het Openbaar Ministerie. In deze brief is gemeld dat de politie en het Openbaar Ministerie een aantal overdenkingen en vragen aan de Ministers hebben meegegeven, wijzende op de risico’s van twee handhavingsregimes. Deze overdenkingen zien op hoe handhaafbaar twee handhavingsregimes zijn, hoe daar effectief toezicht op wordt gehouden, of de rechtszekerheid niet in gevaar komt en of een dergelijk regime geen misbruik in de hand werkt. De politie en het Openbaar Ministerie stelden daarnaast dat de tijdelijke aanwezigheid van twee stromen in de coffeeshop niet aansluit bij de kern van het experiment, te weten een gesloten gedecriminaliseerde coffeeshopketen. De politie en het Openbaar Ministerie hebben evenwel laten weten dat het een politiek bestuurlijk experiment is en dat zij dit besluit zullen uitvoeren en zich vanuit hun rol uiteraard ten volle zullen inzetten.
Het Openbaar Ministerie en de politie hebben vorig jaar geen specifiek advies uitgebracht over de grootte van de handelshoeveelheid.
Zijn de politie en het Openbaar Ministerie om advies gevraagd bij het loslaten van deze norm en het opstellen van de voorgestelde open norm? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dat alsnog te doen en de adviezen met de Kamer te delen? Zo ja, kunt u deze adviezen met de Kamer delen?
Ja, de politie en het Openbaar Ministerie zijn om advies gevraagd net als de andere betrokken partijen. De burgemeesters hebben middels een gesprek met de Ministers aangegeven dat de beperking van 500 gram belemmerend werkt en verzochten de Ministers om deze beperking los te laten. Telers en coffeeshophouders wensten eveneens een verhoging van de handelsvoorraad naar een weekvoorraad. En ook de Inspectie JenV gaf aan zich te herkennen in de knelpunten. In een gesprek met het Openbaar Ministerie op 19 februari jl. heeft het Openbaar Ministerie mede namens de politie aangegeven vanuit hun strafvorderlijke en strafrechtelijk perspectief geen bezwaren te hebben. Daarbij is benadrukt dat het een bestuurlijk experiment betreft met bestuurlijk toezicht. Wel gaven het Openbaar Ministerie en de politie de overweging mee om een vast gewicht voor de maximale handelsvoorraad vast te stellen. Wij hebben de burgemeesters dit signaal meegegeven en verzocht onderling afstemming te zoeken. Inmiddels hebben beide burgemeesters in het beleid opgenomen dat de maximale handelsvoorraad wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde van de verkochte hoeveelheid van de vier voorgaande weken, met een maximale afwijking van 5%.3
Is hier sprake geweest van het geven van opvolging aan adviezen van politie en het Openbaar Ministerie zoals is verzocht in de overgenomen motie Bikker c.s. (Kamerstuk 36 279, nr. 11) die specifiek ook spreekt over de voorschriften voor coffeeshops?
Aan adviezen van politie en OM wordt opvolging gegeven in de overwegingen rondom het experiment. Ook op terreinen waar het niet de taakuitvoering van politie en OM zelf betreft wordt hun advies meegenomen. De voorschriften voor coffeeshops zijn vastgelegd in het Besluit coffeeshops experiment gesloten coffeeshopketen. Daarover is destijds ook advies gevraagd aan het OM en politie, dit advies is nadrukkelijk meegenomen. Het is aan de burgemeester om lokaal beleid in de driehoek te bespreken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over drugsbeleid?
De vragen zijn beantwoord binnen de reguliere termijn.