Het bericht dat het UWV slordig omgaat met medische dossiers |
|
Grace Tanamal (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «UWV slordig met medische dossiers»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het vertrouwelijke rapport van emeritus hoogleraar gezondheidsrecht Sjef Gevers aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)? Herkent u zich in de aan de orde gestelde problemen met medische dossiers bij het UWV?
Ja. Naar aanleiding van het krantenartikel heeft UWV mij geïnformeerd over de aanleiding van het onderzoek. UWV toetst periodiek haar eigen werkwijze. UWV maakt daarbij soms gebruik van expertise van derden. Begin dit jaar heeft UWV het initiatief genomen om het eigen werkproces in de Ziektewet kritisch te evalueren en zo nodig aan te passen. In dat kader heeft UWV de emeritus hoogleraar gezondheidsrecht Sjef Gevers gevraagd om hierover een advies uit te brengen. De conclusies en adviezen van het rapport van professor Gevers heeft UWV ter hand genomen door deze nader uit te werken in maatregelen waarvan de implementatie in december 2013 plaats vindt. Ik kan mij vinden in de wijze waarop UWV zelf het werkproces Ziektewet evalueert en geconstateerde onvolkomenheden verbetert.
Deelt u de opvatting dat medische dossiers uitsluitend door medewerkers met een medische bevoegdheid ingezien mogen worden?
Ja. In het werkproces Ziektewet mag de verzekeringsarts de medische gegevens inzien en gebruiken voor zover dit uit hoofde van zijn taak ten aanzien van de betrokken klant noodzakelijk is. Hij kan alleen medische dossiers van andere verzekeringsartsen gebruiken voor zover hij voor hen waarneemt of hen opvolgt. De werkondersteuner van de verzekeringsarts mag het medisch dossier inzien mits dit krachtens zijn administratieve of inhoudelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een bepaalde werkopdracht van de verzekeringsarts noodzakelijk is. Voor de werkondersteuner geldt een afgeleid medisch beroepsgeheim.
Kunt u aangeven hoeveel vertrouwelijke medische dossiers waren in te zien door medewerkers zonder medische bevoegdheid? Zijn er gevallen bij u bekend waarbij artsen hun verantwoordelijkheid voor de medische aspecten in een aantal opzichten onvoldoende waar hebben kunnen maken?
UWV heeft mij laten weten dat er geen sprake van is geweest dat medische dossiers toegankelijk zijn voor anderen dan zij die daar toe uit hoofde van hun functie toegang toe hebben. Wel zijn er enkele gevallen bekend waarin medische informatie in het niet- medisch dossier terecht is gekomen. In deze situaties hebben verzekeringsartsen onvoldoende hun verantwoordelijkheid kunnen waarmaken. UWV heeft daarom, naar aanleiding van de adviezen van professor Gevers, maatregelen (zie hiervoor het antwoord op vraag 8) genomen die betrekking hebben op het voorkomen dat medische informatie over een klant buiten het medisch dossier terecht zou kunnen komen.
Wat vindt u er van dat uit het rapport van Gevers gebleken is dat keuringsartsen de laatste tijd steeds minder betrokken zijn bij pogingen om zieken het werk te laten hervatten? Deelt u de mening in het rapport dat dit op «gespannen voet» staat met hun verantwoordelijkheid?
Ik ben van mening dat een verzekeringsarts zodanig in het werkproces Ziektewet betrokken moet zijn dat hij ook zijn verantwoordelijkheid waar kan maken. Mij is duidelijk geworden dat door de wijziging van het Ziektewet arbo proces in 2011/2012, waarin de re-integratiebegeleider de rol van klantregisseur heeft en verantwoordelijk is voor de klantindeling, de verzekeringsarts meer in een consultrol gepositioneerd is. Door professor Gevers is aangegeven dat hierdoor de verzekeringsarts niet voldoende zijn verantwoordelijkheid kan nemen met betrekking tot het ziekteproces van de klant. De adviezen van professor Gevers worden op dit moment door UWV uitgewerkt, zodat geborgd wordt dat in alle gevallen de verzekeringsarts zijn verantwoordelijkheid kan dragen (zie ook het antwoord op vraag 8).
In hoeverre heeft het inzien van medische dossiers door medewerkers zonder medische bevoegdheid geleid tot het onjuiste gebruik van medische gegevens van zieke werknemers?
UWV heeft mij laten weten dat er geen situaties bekend zijn waarbij sprake zou zijn geweest van onjuist gebruik van medische gegevens of dat op basis van medische gegevens verkregen van een klant, is afgeweken van het oordeel van de verzekeringsarts over de arbeidsmogelijkheden.
Kunt u aangeven welke maatregelen het UWV neemt om deze problemen op te lossen? Gebeurt dat in samenspraak met het College Bescherming Persoonsgegevens?
UWV heeft naar aanleiding van de adviezen van professor Gevers medio van dit jaar een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep heeft maatregelen voorgesteld die in december van dit jaar geïmplementeerd zullen worden.
De maatregelen betreffen zowel de backoffice als de frontoffice van UWV. In de backoffice wordt de werkwijze van de medewerker ziekteverzuim aangepast ten aanzien van de klanten die zich ziek melden. Zij mogen gegevens uitvragen en registreren die betrekking hebben op werkhervatting en verzuimduur. Indien een klant ongevraagd medische informatie verstrekt, wordt de klant erop gewezen dat de medewerker geen arts is en deze informatie niet zal registreren. Hetzelfde geldt voor de functionaris van de frontoffice (de re-integratie begeleider). Zij vragen alleen naar de re-integratie mogelijkheden en de mogelijkheden voor werkhervatting en leggen alleen deze gegevens vast. Verder wordt in het frontoffice het werkproces zodanig aangepast dat de verzekeringsarts in samenwerking met de re-integratiebegeleider de klantindeling uitvoert, zodat zeker wordt gesteld dat de verzekeringsarts zijn verantwoordelijkheid kan nemen voor het ziekteproces.
Deze maatregelen passen binnen het bestaande UWV-beleid voor het opslaan van medische gegevens dat gebaseerd is op de richtlijnen van het College Bescherming Persoonsgegevens.
Binnen welke tijdspanne verwacht u dat de problemen door het UWV zijn opgelost? Kunt u de Kamer van de voortgang op de hoogte houden?
Zie antwoord vraag 7.
De uitzetting van een Eritreese vrouw |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «De zoektocht naar een huis» en kloppen de feiten zoals weergegeven daarin?1
Hoe gaat u voorkomen dat de in het artikel genoemde vrouw van het kastje naar de muur wordt gestuurd?
Deelt u de mening dat de in het artikel genoemde vrouw niet terug kan en mag naar Eritrea dan wel Griekenland? Zo nee, waarom niet?
Deelt u voorts de mening dat de in het artikel genoemde vrouw op grond van het Nederlandse asielbeleid in aanmerking zou moeten kunnen komen voor een verblijfsvergunning? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid op grond van uw discretionaire bevoegdheid alsnog een verblijfsvergunning te verlenen aan deze vrouw? Zo nee, waarom niet?
De 3VO kaart |
|
Agnes Mulder (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de 3VO kaart, waarmee iemand via beltegoed.nl voor meer dan 30 euro, betaald via zijn of haar telefoonrekening, 20 euro tegoed op een kaart kan zetten en die dus pas achteraf in rekening gebracht krijgt?1
Ja.
Klopt het dat de Autoriteit Financiële markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) naar elkaar verwijzen als bevoegde instantie bij het door Kassa genoemde probleem, dat debetkaarten als kredietkaarten kunnen worden gebruikt door gebruik van de website beltegoed.nl, waardoor het probleem zelf niet wordt aangepakt?
Uit de informatie op de website van de 3V kaart kan worden afgeleid dat de 3V kaart kwalificeert als elektronisch geld in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Zowel de Nederlandsche Bank (DNB) als de Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de uitgevers/aanbieders van elektronisch geld. DNB verleent de vergunning en is de prudentiële toezichthouder. De AFM houdt toezicht op de gedragsaspecten van deze ondernemingen en dit soort producten. Beide toezichthouders kijken vanuit hun eigen wettelijke taak en verantwoordelijkheid naar deze ondernemingen en producten. Zo nodig hebben zij hierover contact met elkaar. DNB en AFM kunnen geen mededelingen doen over onderzoeken naar individuele ondernemingen en producten. DNB en de AFM geven aandacht aan signalen als deze; in dit geval is ook navraag gedaan bij de betrokken marktpartijen.
Is de 3VO kaart volgens u een debetkaart, een kredietkaart, beiden of geen van beide?
Een kaart als de onderhavige 3V kaart is naar zijn doel en aard lastig te kwalificeren in termen als «debetkaart» of «creditkaart». De 3V kaart waar waarschijnlijk op wordt gedoeld betreft de «ongepersonaliseerde prepaid debitcard». Daarbij gaat het om een kaart die in de volksmond wordt aangeduid met «creditcard» in verband met het VISA-logo en om de kwalificatie «prepaid» omdat vooraf betaald moet worden voor het tegoed dat «op» de kaart wordt geladen. De kaart kan worden gekocht bij onder meer kiosken en tankstations. De koper/kaarthouder maakt een account aan op www.3vcard.nl, waarna de kaart opgewaardeerd kan worden (zie website www.3v-card.nl). Opwaarderen is mogelijk op verschillende manieren, onder andere door direct in de winkel «tegoed» te kopen of door geld over te maken vanaf een bank- of betaalrekening met iDEAL of via een gewone overschrijving. De kaart kan vervolgens worden gebruik als ware het een creditcard. Dergelijke kaarten worden bijvoorbeeld gebruikt door mensen die niet in aanmerking komen voor een gewone creditcard maar toch aankopen willen kunnen doen – bijvoorbeeld op internet – waarbij uitsluitend met een creditcard kan worden betaald of door ouders die hun kinderen een dergelijke card geven om voor een gelimiteerd bedrag spelletjes op internet te spelen.
De 3V kaart kwalificeert als elektronisch geld en wordt uitgegeven door ABN AMRO Bank N.V. (ABN AMRO), welke bank beschikt over een (bank)vergunning en op grond daarvan bevoegd is het bedrijf van elektronischgeldinstelling uit te oefenen.
Bent u bereid om een instantie aan te wijzen die het probleem in behandeling neemt als deze instanties zelf niet hun verantwoordelijkheid nemen? Kunt u aan de Kamer meedelen welke instantie dat is en of die toezichthouder bereid is op uw voorspraak zelf een onderzoek te starten?
Ik heb contact gehad met beide toezichthouders over dit onderwerp en mij is verzekerd dat zowel AFM als DNB aandacht schenkt aan serieuze signalen als deze. Ik heb er alle vertrouwen in dat de toezichthouders ieder vanuit de eigen rol de feiten op een rij zullen zetten en waar nodig partijen zullen aanspreken op eventueel normoverschrijdend gedrag. Overigens bekijkt ook de Autoriteit Consument & Markt de casus nader, vanuit de verantwoordelijkheden die zij heeft op grond van de telecomregelgeving.
Heeft beltegoed.nl een vergunning voor het verlenen van krediet op de debetkaarten die in wezen functioneren als kredietkaarten? Houdt beltegoed.nl zich aan alle regelgeving op het gebied van debetkaarten, kredietkaarten en maximum vergoedingen?
Beltegoed.nl heeft geen vergunning van de AFM voor het verlenen van krediet en is ook geen dochteronderneming of aangesloten instelling van een vergunninghouder. Overigens is niet Beltegoed.nl uitgever van de prepaidkaart, maar, zoals hiervoor in antwoord op vraag 3 is toegelicht, ABN AMRO Bank N.V.
De AFM geeft in beginsel geen informatie over individuele ondernemingen. De AFM onderzoekt thans of het opwaarderen via websites of telefoonrekening als een vorm van kredietverlening kan worden aangemerkt.
Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat de constructie van opladen tegen extreem hoge kosten via je telefoonrekening aangepakt wordt?
Naar ik heb vernomen is daags na het bekend worden van het misbruik van de oplaadmethode via beltegoed.nl deze vorm van opladen geblokkeerd door 3V Benelux BV. ABN AMRO is in samenwerking met 3V Benelux BV een intern onderzoek gestart naar de vraag hoe het heeft kunnen gebeuren dat het opwaarderen van een kaart via beltegoed.nl mogelijk was op rekening van een derde. In haar analyse gaat ABN AMRO ook aandacht besteden aan de vraag hoe in de toekomst voorkomen kan worden dat een dergelijke opwaardeermethode wordt toegestaan. Ik heb er vertrouwen in dat ABN AMRO in samenwerking met Visa Europe dit punt in dit concrete geval naar tevredenheid oppakt en afwikkelt.
Tegelijkertijd zie ik in dit geval aanleiding om er op Europees niveau voor te pleiten om regels over het opwaarderen van prepaid kaarten op te nemen in de elektronischgeldrichtlijn. Dit punt zal ik inbrengen in de evaluatie van de elektronischgeldrichtlijn, die inmiddels door de Europese Commissie is aangekondigd.
Overdrachten van vreemdelingen op grond van de Dublin-verordening |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bejaarde Iraakse vrouw in vreemdelingendetentie»?1
Ja.
Welke criteria hanteert Nederland om te bepalen of een vreemdeling vanwege een humanitaire clausule in de Dublin-verordening niet overgedragen wordt aan een andere eerstverantwoordelijke lidstaat?
Zoals uw Kamer bekend is, acht ik het niet wenselijk om in de beantwoording van Kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak. Wel licht ik graag het relevante beleid toe.
Ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat bevat hoofdstuk III van de EU-Dublinverordening, nr. 343/2003, een lijst van hiërarchisch gerangschikte bindende criteria. De humanitaire clausule van de Verordening geeft de lidstaten de mogelijkheid om af te wijken van deze bindende verantwoordelijkheidscriteria om gezinsleden en andere afhankelijke familieleden bij een te brengen als dat nodig is om humanitaire redenen. Deze humanitaire clausule is vastgelegd in artikel 15 van de Verordening. Dit artikel bepaalt in het tweede lid dat wanneer de ene betrokkene afhankelijk is van de hulp van de andere wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, de lidstaten er normaliter voor zorgen dat de asielzoeker kan blijven bij of wordt herenigd met een familielid dat zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt, op voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden.
Door de betrokken asielzoeker dient te worden aangetoond dat deze zich ten aanzien van het familielid in een situatie van afhankelijkheid bevindt wegens -bijvoorbeeld- een hoge leeftijd en dat deze voor hem kan zorgen. Hiertoe is in de Dublin Uitvoeringsverordening, nr. 1560/2003, opgenomen dat de beoogde situaties van afhankelijkheid zo veel mogelijk worden beoordeeld op grond van objectieve elementen, zoals medische attesten. Wanneer dergelijke elementen niet voorhanden zijn of niet kunnen worden overgelegd, kunnen de humanitaire redenen alleen worden geacht te zijn bewezen op grond van door de betrokken personen verstrekte overtuigende inlichtingen.
In welke mate speelt bij die beoordeling een rol dat de naaste familie van betrokkene in Nederland woont, en dat het oudere of kwetsbare vreemdelingen betreft, die wellicht ook in bepaalde mate afhankelijk zijn?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate gaat de vergelijking op dat de overheid, net als bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen, ook bij andere kwetsbare groepen, terughoudender zou kunnen zijn bij het kiezen voor een Dublin-overdracht, zeker als er in Nederland familie verblijft?
Deze vergelijking gaat niet op. In het arrest van 6 juni 2013 in zaaknummer C-648/11 heeft het EU-Hof van Justitie verklaard welke lidstaat ingevolge artikel 6 van de Dublinverordening primair verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van een alleenstaande minderjarige vreemdeling. Daarentegen ziet de toepassing van de humanitaire clausule op de kwestie of dient te worden afgezien van een overdracht aan de primair verantwoordelijke lidstaat.
Wat zijn de belangrijkste ijkpunten van de jurisprudentie van het Hof van Justitie met betrekking tot het toepassen van de humanitaire clausule door de lidstaten?
In zijn arrest van 6 november 2012 in zaaknummer C-245/11 heeft het Hof van Justitie prejudiciële vragen beantwoord over artikel 15, tweede lid, Dublinverordening. Het Hof heeft toegelicht dat deze bepaling zowel ziet op de situatie dat de familieleden – tussen wie een afhankelijkheidsrelatie bestaat- op het grondgebied van verschillende lidstaten verblijven, als op de situatie dat dezen zich reeds op het grondgebied van een en dezelfde lidstaat bevinden en dus reeds herenigd zijn. Tevens heeft het Hof toegelicht dat artikel 15, tweede lid zowel ziet op de situatie dat de asielzoeker afhankelijk is van zijn gezins- of familieleden, als op de situatie dat juist het gezins- of familielid afhankelijk is van de asielzoeker. Voorts valt uit het arrest af te leiden dat wanneer in het land van herkomst familiebanden bestonden, moet worden nagegaan of de asielzoeker of de persoon die met de asielzoeker familiebanden heeft daadwerkelijk hulp nodig heeft en, in voorkomend geval, of diegene die de hulp moet verlenen daartoe in staat is. Ook heeft het Hof benadrukt dat wanneer zich een situatie van afhankelijkheid in de zin van artikel 15, lid 2 voordoet, op de betrokken lidstaat de verplichting rust om ervoor te zorgen dat de asielzoeker kan blijven bij het andere familielid. De lidstaat kan slechts afwijken van deze verplichting indien een dergelijke afwijking gerechtvaardigd is op grond van een uitzonderlijke situatie.
Welke noodzaak bestaat er om kwetsbare vreemdelingen die opvang bij familie hebben en daarmee in beeld zijn van de overheid, desondanks te detineren als zij niet (volledig) bereid zijn mee te werken aan terugkeer?
Zonder in te gaan op de individuele zaak kan ik aangeven dat, in situaties waarin een vertrekplichtige vreemdeling niet werkt aan vertrek, deze als uiterste middel in vreemdelingenbewaring kan worden geplaatst. Er dient dan een reëel risico op onttrekking aan het toezicht en daadwerkelijk zicht op uitzetting te zijn. Bij het opleggen van toezichtmaatregelen is er bijzondere aandacht voor kwetsbare personen, zoals vreemdelingen met psychische of medische problematiek. Voorafgaand aan de inbewaringstelling wordt altijd onderzocht of de toepassing van een lichtere maatregel mogelijk is.
Het enkele feit dat een vreemdeling behoort tot een kwetsbare groep, betekent niet dat de vertrekplicht niet langer geldt of dat bewaring niet tot de mogelijkheden behoort, na afweging van lichtere toezichtmaatregelen. Gedurende de bewaring ontvangt de vreemdeling de zorg die deze naar het oordeel van de inrichtingsarts behoeft.
Indien nodig kan een kwetsbare vreemdeling op de Extra Zorg Afdeling (EZA) worden geplaatst, waar extra begeleiding kan worden geboden.
Het bericht dat in Azerbeidzjan en Armenië duizenden meisjes worden geaborteerd vanwege hun geslacht |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht, gebaseerd op rapporten van het Guttmacher Institute, dat in Azerbeidzjan en Armenië vele duizenden meisjes (10% van alle meisjes) worden geaborteerd louter vanwege hun geslacht? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja. Dit is zorgwekkend.
Is het u bekend of de betreffende overheden in deze landen voldoende hun verantwoordelijkheid nemen om deze ernstige vorm van gendercide tegen te gaan en met welk resultaat?
In Azerbeidzjan is de belangstelling voor deze problematiek beperkt, zowel bij de regering als bij het maatschappelijk middenveld. Recent heeft de vicevoorzitter van de parlementaire commissie voor Sociaal Beleid, Musa Guliyev, een wetgevingspakket aangekondigd over reproductieve gezondheid, waarbij expliciet aandacht zal worden besteed aan selectieve abortus.
Ook in Armenië wordt de kwestie van selectieve abortus niet als prioriteit gezien. Een UNFPA rapport terzake vormde aanleiding voor enkele ministeries (Sociale Zaken, Gezondheid) om hieraan meer aandacht te schenken. Een voorstel van het Ministerie van Gezondheid om d.m.v. aangepaste wetgeving beperkingen te stellen aan het bekendmaken van het geslacht binnen prenataal onderzoek, is echter niet gerealiseerd.
Worden deze landen vanuit de internationale gemeenschap op enigerlei wijze aangesproken op deze praktijken? Wanneer en op welke wijze is dit voor het laatst gebeurd?
Ja. Binnen de Raad van Europa, waarvan zowel Azerbeidzjan als Armenië lid zijn, hebben het Comité van Ministers (CM) en de Parlementaire Assemblee regelmatig in rapportages en verklaringen de aandacht gevraagd voor deze problematiek. Het CM is van oordeel dat prenatale geslachtsselectie de fundamentele waarden van de Raad van Europa, zoals die zijn neergelegd in het Europese Verdrag, voor de Rechten van de Mens ondermijnt.
In Azerbeidzjan zijn UNICEF en UNPFA op dit terrein actief, echter zonder veel maatschappelijke steun. Hun inspanningen zouden gebaat zijn met meer belangstelling van de zijde van de regering en het maatschappelijk middenveld terzake.
In Armenië is UNFPA op dit gebied leidend, onder meer met onderzoek en bewustmaking op TV-stations en online media, in overleg met de overheid. UNFPA spoort de Armeense overheid aan beleidsmaatregelen te treffen, vooralsnog met bescheiden resultaat (zie antwoord2.
In beide landen volgen de Nederlandse ambassade en ambassades van andere EU-landen de situatie op het gebied van vrouwenrechten en seksediscriminatie. Waar nodig worden de autoriteiten aangesproken op voorkomende problemen. Dit omvat mede de problematiek van selectieve abortus.
Welke mogelijkheden ziet u om deze praktijken – langs bilaterale of multilaterale kanalen – aan de orde te stellen bij de betreffende overheden in deze landen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid om de overheden in deze landen, zo mogelijk gezamenlijk met andere landen, te stimuleren en te ondersteunen in het terugdringen van deze vorm van gendercide, mede gedachtig uw toezeggingen naar aanleiding van de motie-Van der Staaij c.s.?2
Ja.
De gevolmachtigde minister van Curaçao |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Klopt het bericht dat de gevolmachtigde minister van Curaçao familie en vrienden in dienst heeft genomen, zonder daarbij de gebruikelijke en afgesproken sollicitatieprocedures te volgen?1
Het is niet aan de regering van Nederland om de sollicitatieprocedures voor functies in andere landen te beoordelen. Het omgekeerde zou ook niet op zijn plaats zijn.
Heeft als onderdeel van de aanstelling van de gevolmachtigde minister van Curaçao een controle plaatsgevonden op de juistheid van haar cv? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Zie beantwoording vraag 1.
Wat zijn de gevolgen als een gevolmachtigde minister cv-fraude zou hebben gepleegd?
Zie antwoord vraag 2.
Het smokkelen van mobiele telefoons en cocaine door een gevangenismedewerker in De Schie in Rotterdam |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Cipier betrapt op smokkel van mobieltjes en drugs»?1
Ja.
Klopt dit bericht?
Nee, dit bericht klopt niet.
Klopt het dat een medewerker van gevangenis De Schie in Rotterdam mobieltjes en cocaïne de gevangenis in smokkelde?
Er zijn twee medewerkers van penitentiaire inrichting (PI) De Schie in Rotterdam ontslagen vanwege de invoer van contrabande in de inrichting.
Klopt het dat u «maandenlang heeft getreuzeld» nadat deze affaire door journalist Alberto Stegeman van Undercover Nederland onder uw aandacht was gebracht? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is er dan met de melding gedaan?
Het Bureau Integriteit en Veiligheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is op 21 februari jl. op basis van zelfstandig verkregen informatie verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijke invoer van verboden goederen in PI De Schie. Hangende het onderzoek is één medewerker op non-actief gesteld. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in het ontslag van twee medewerkers van PI De Schie.
De heer Stegeman van Undercover Nederland wekt in zijn programma de suggestie dat DJI en medewerkers van mijn ministerie niet adequaat is respectievelijk zijn omgesprongen met de door de heer Stegeman aangeleverde informatie. Ik werp deze suggestie verre van mij. De heer Stegeman heeft zich tot de inrichting gewend en is voorts in contact gekomen met de directie Voorlichting van mijn ministerie, enkele dagen voordat de ex-medewerker van PI De Schie door de directeur van de inrichting op non-actief werd gesteld. Een medewerker van de directie Voorlichting van mijn ministerie heeft de heer Stegeman verzocht de beelden op te sturen om deze door de directie van PI De Schie te kunnen laten bekijken. De heer Stegeman was hiertoe echter niet bereid.
Uiteindelijk heeft op 5 juni jl. een afspraak met de heer Stegeman plaatsgevonden waarbij de beelden zijn bekeken. Dit heeft echter op geen enkele wijze geleid tot nieuwe of andere inzichten dan reeds in het onderzoek van DJI zelf naar voren waren gekomen.
Is door de journalist aangeboden de betreffende beelden aan u te laten zien, wanneer is op dat aanbod gereageerd en wanneer heeft u de beelden bekeken? Kwam u pas in actie toen Samir A. over een mobiele telefoon bleek te beschikken zoals de krant stelt?
Zie antwoord vraag 4.
Is de mobiele telefoon die in het bezit was van Samir A. door de betreffende medewerker de gevangenis binnen gesmokkeld?
In de uitzending van Undercover Nederland wordt een relatie gelegd tussen de medewerkers die contrabande hebben ingevoerd in PI De Schie en de aanwezigheid van een smartphone in de cel van Samir A. Ook naar de herkomst van deze telefoon – die overigens actief is opgespoord door de inrichting zelf – heeft een onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden. In het onderzoek zijn echter geen concrete en overtuigende aanwijzingen naar voren gekomen op grond waarvan de aanwezigheid van de smartphone kan worden gekoppeld aan betrokkenheid van personeel bij de invoer van het toestel.
Had door snelle actie van uw kant, na de melding van deze corrupte medewerker, het bezit van een mobiele telefoon door Samir A. voorkomen kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is door u gehandeld met betrekking tot de betreffende medewerker en beschikte hij over een handlanger die volgens het krantenbericht inmiddels ontslagen is? Hebt u de directie van de betreffende gevangenis hierop aangesproken en wat zijn de consequenties?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe voorkomt u dat gevangenispersoneel verboden goederen zoals mobiele telefoons en drugs de gevangenis binnensmokkelt? Hoe vaak komt dat voor en wat is uw reactie?
Ieder personeelslid wordt bij het betreden van de inrichting gedetecteerd op metalen en telefoons. Incidenteel kan ook gebruik worden gemaakt van drugshonden. Voorts kan de (plaatsvervangend) directeur van een inrichting aan Bureau Integriteit en Veiligheid opdracht geven tot het uitvoeren van onderzoeken naar zowel de veiligheid binnen de inrichting, als de integriteit van het personeel.
Indien er aanwijzingen zijn van integriteitsschending, dan wordt – zoals ook in dit geval is gebeurd – direct actie ondernomen.
Gaat u maatregelen nemen om het gebruik van mobiele telefoons en smartphones binnen de gevangenismuren onmogelijk te maken? Zo ja, wanneer is dat uitgerold in alle Nederlandse gevangenissen?
Het is reeds staand beleid dat regelmatig reguliere en onaangekondigde cel inspecties worden uitgevoerd. Het regime waarin de gedetineerden verblijven bepaalt de frequentie. Dit kan ook dagelijks zijn. Voor het opsporen van mobiele telefoons wordt in het bijzonder gebruik gemaakt van een zogenoemde «mobifinder», een apparaat waarmee zendersignalen worden opgespoord.
Ik heb DJI voorts de opdracht gegeven tot een marktverkenning naar apparatuur en methoden om mobiele telefoons of signalen daarvan te detecteren en te blokkeren. Hierbij wordt ook gekeken naar ontwikkelingen en de aanpak in andere landen.
Het incident in het Libische Corinthia Hotel |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u beschrijven wat zich volgens u op 10 oktober 2013 in het Corinthia Hotel te Tripoli heeft afgespeeld?1 2 Hoe beoordeelt u het verslag van dit incident, zoals op 3 november 2013 uitgezonden in het VPRO-programma Bureau Buitenland?
In de ochtend van 10 oktober werd de Libische premier Zeidan door een gewapende militie uit het Corinthia hotel te Tripoli meegenomen. Na enkele uren is hij vrijgelaten.
In het VPRO-radioprogramma meldde een woordvoerder van het beveiligingsbedrijf van de EU Border Assistance Mission in Libië (EUBAM) dat militieleden gedurende de inval ook zijn binnengedrongen in de hotelkamers van de missie en dat zij daarbij kogelwerende vesten hebben meegenomen.
Klopt het dat in dit hotel een groot aantal Europese diplomaten verblijft, onder meer uit Nederland?
Met het oog op de veiligheid van de naar Libië uitgezonden Nederlandse en andere Europese diplomaten, kan het kabinet geen uitspraken doen over hun huisvestingslocatie.
Kunt u toelichten wat de achtergrond van de gewapende groep is die op 10 oktober 2013 minister-president Zeidan van Libië ontvoerde? Klopt het dat deze groep beschikte over een arrestatiebevel voor de premier? Zo ja, hoe verklaart u de beschikking over dit arrestatiebevel?
Het gaat om de Libyan Revolutionaries» Operations Room (LROR), een groep die formeel onder het ministerie van Binnenlandse Zaken valt en in die hoedanigheid deelverantwoordelijkheid had voor de veiligheid in Tripoli.
De LROR heeft in de media aangegeven te hebben gehandeld op basis van een door een aanklager ondertekend arrestatiebevel. Door de Libische regering wordt ontkend dat er een dergelijk arrestatiebevel is uitgevaardigd.
Klopt het dat de gewapende groep de vertrekken van de EU Border Assistance Mission (EUBAM) in Libya is binnen geweest? Klopt het voorts dat de gewapende groep wapens heeft meegenomen? Hebben de kamers, waar mogelijk Nederlandse diplomaten verbleven, een diplomatieke status krachtens het Verdrag van Wenen? Is dit verdrag in uw ogen geschonden? Zo nee, waarom niet?
Een woordvoerder van het beveiligingsbedrijf van EUBAM heeft aangegeven dat de gewapende groep inderdaad de vertrekken van de EUBAM-missie heeft betreden. Volgens dezelfde verklaring zijn er geen wapens buitgemaakt, wel heeft de groep kogelwerende vesten meegenomen (zie ook antwoord vraag 1).
Volgens artikel 30 van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer geldt dat de woning van een diplomaat onschendbaarheid geniet. Dat kan ook een hotelkamer betreffen, indien een in het betreffende land geaccrediteerde diplomaat daar zijn of haar verblijf heeft. Indien de gewapende groep hotelkamers die bewoond werden door diplomaten zou hebben binnengedrongen, zou er daarmee een schending hebben plaatsgevonden van het Verdrag van Wenen.
In hoeverre was de veiligheid van Europese en/of Nederlandse diplomaten in het Corinthia Hotel in het geding?
Zie antwoord op vraag 2.
Kan de veiligheid van Europese diplomaten in Tripoli nog voldoende gegarandeerd worden? Heeft het incident geleid tot aangescherpte veiligheidsmaatregelen?
Zowel in de voorbereiding van, als gedurende diplomatieke activiteiten van zowel Nederland als de EU in landen met (potentiële) veiligheidsrisico’s staat veiligheid van het personeel voorop. De veiligheidssituatie wordt continu gemonitord op basis waarvan de noodzaak voor aanvullende veiligheidsmaatregelen wordt bezien. Op dit moment is er geen aanleiding om het beveiligingsregime in Tripoli te herzien. Met het oog op de operationele veiligheid kan het kabinet niet op de details hiervan ingaan.
Heeft Hoge Vertegenwoordiger Ashton reeds op dit incident gereageerd? Zo ja, hoe beoordeelt zij dit incident?
Ja. HV Ashton heeft namens de lidstaten haar bezorgdheid uitgesproken over de ontvoering van premier Zeidan en de partijen in Libië opgeroepen om te streven naar nationale verzoening en vestiging van de rechtsstaat.
Klopt het dat overwogen wordt de EUBAM-missie in Libië uit te breiden? Is al bekend of de EU consequenties verbindt aan de toekomst van de missie? Zo ja, welke?
Van uitbreiding van de EUBAM-missie is geen sprake. De missie is op 22 mei jl. opgericht en bevindt zich nog in de opbouwfase. De personeelsbezetting wordt op dit moment gefaseerd op de vastgestelde sterkte gebracht. Het veiligheidsincident in het hotel heeft niet tot wijzigingen geleid.
Welke consequenties verbindt u aan het incident, met het oog op de veiligheid van Nederlandse diplomaten in Libië?
Zie antwoord vraag 6.
Postbezorging in Caribisch Nederland |
|
Mei Li Vos (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Bonaire, Sint Eustatius, Saba krijgen een nieuwe postbode»1 en «Postbezorging BES in overleg met inwoners en ondernemers»?2 Herinnert u zich eveneens uw antwoorden op eerdere vragen?3
Ja.
Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over het gunningsproces en de uitkomsten daarvan?4
Met het oog op de verlening van een nieuwe concessie is een zogenaamde offerteaanvraag openbaar gemaakt om aan geïnteresseerde partijen de gelegenheid te bieden een inschrijving te doen. De offerteaanvraag is op 27 juni 2013 gepubliceerd op de website van TenderNed. Ingevolge de offerteaanvraag moet bij een inschrijving worden voldaan aan de in de wet en in de concessiebeschikking bepaalde verplichtingen en voorwaarden. Tot 26 augustus 2013 konden partijen een inschrijving doen met gebruikmaking van het bij de offerteaanvraag gevoegde inschrijvingsmodel.
Er is tot deze datum één inschrijving ontvangen die aan de voorwaarden voldeed. Op 17 oktober jongstleden is de betreffende onderneming, Flamingo Communications, aangewezen als concessiehouder voor de postdienstverlening in Caribisch Nederland vanaf 1 januari 2014 (Staatscourant 2013, nummer 30604).
Wat gaat er voor de burgers van Caribisch Nederland verbeteren nu een nieuw bedrijf per 1 januari 2014 de post gaat bezorgen?
Flamingo Communications is een lokaal bedrijf op Bonaire dat Caribisch Nederland goed kent. Op basis van gesprekken tussen het Ministerie van Economische Zaken en Flamingo Communications is inzicht in hun businesscase gekregen. Op basis daarvan verwacht ik dat Flamingo Communications in staat zal zijn de postdienstverlening volgens de concessievoorwaarden uit te voeren. Door het aanvaarden van de concessievoorwaarden heeft Flamingo Communications zich hiertoe ook verplicht. Daarnaast heeft Flamingo Communications afspraken gemaakt met Nieuwe Post Nederlandse Antillen, de huidige concessiehouder, opdat de overgang van de concessie soepel kan verlopen. Met het oog op de nieuwe concessieverlening is een nieuwe afweging met betrekking tot die concessievoorwaarden gemaakt. Voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de postdienstverlening zijn zowel de schaal van de postdienstverlening als bepaalde kenmerken van het verzorgingsgebied van belang. Hoe groter het volume aan poststukken en hoe kleiner de afstand binnen het verzorgingsgebied, hoe lager de kosten per postzending. In Caribisch Nederland is sprake van een relatief klein volume aan poststukken en een verspreid gelegen verzorgingsgebied, gezien de afstand tussen Bonaire enerzijds en Saba en Sint Eustatius anderzijds. Daarnaast is er vanwege toenemende elektronische substitutie sprake van teruglopende volumes. Tegen deze achtergrond zijn de voorwaarden van de bestaande concessie op verschillende punten aangepast. Het belangrijkste is dat de frequentie van het ophalen en bezorgen van de post is teruggebracht van vijf dagen naar drie dagen per week. Mede in verband hiermee is de norm voor de maximale overkomstduur versoepeld. Met deze aanpassingen wordt bijgedragen aan de mogelijkheid van een rendabele exploitatie van de postdienstverlening gedurende de looptijd van de concessie zonder de actuele behoeften van gebruikers uit het oog te verliezen. Voor het overige blijven voor de postdiensten goeddeels dezelfde concessievoorwaarden gelden als die in de vorige concessie zijn opgenomen.
Waarom is gekozen voor een bedrijf dat geen ervaring heeft met postbezorging? Welke garanties zijn er afgegeven, die maken dat er dit keer wel vanuit kan worden gegaan dat afspraken worden nagekomen? Op welke punten wijken de nu gehanteerde concessievoorwaarden af van de oude?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is gekozen voor een overeenkomst van tien jaar, waar voorheen een overeenkomst van drie jaar gebruikelijk was? Welke instrumenten heeft de concessieverlener in handen, als blijkt dat het bedrijf zich niet aan de voorwaarden houdt?
De bestaande concessie tot postdienstverlening is in 2003 voor 20 jaar verleend. Bij de staatkundige hervorming is de Wet post BES ingevoerd waarin is bepaald dat de bestaande postconcessie afloopt per 31 december 2012, met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging van maximaal 3 jaar. De huidige concessie is met een jaar verlengd, tot 1 januari 2014. Verder wordt in de Wet post BES bepaald dat de postconcessie voor ten minste 10 jaar wordt verleend. Een termijn korter dan 10 jaar is niet aantrekkelijk voor een concessiehouder, aangezien er dan onvoldoende tijd is om de benodigde investeringen te kunnen terugverdienen.
Gedurende de looptijd heeft de overheid diverse instrumenten in handen om ervoor te zorgen dat de concessiehouder zich aan de voorwaarden houdt.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet er op toe dat de concessiehouder zijn verplichtingen naleeft. In dat kader kan de ACM zo nodig een aanwijzing geven. Bij het niet naleven van de aanwijzing kan de ACM vervolgens een boete opleggen. Tenslotte kan de concessie ingetrokken worden indien de concessiehouder zich niet aan de wettelijke regels of aan de voorwaarden van de concessiebeschikking houdt. Intrekking is een ingrijpend middel en zal dan ook alleen in het uiterste geval gebruikt worden.
Waar doelt de directeur van het nieuwe postbedrijf op als hij zegt dat het «postconcept drastisch wordt veranderd en vernieuwd»? Zijn de andere services waar hij over spreekt (drukwerk, webwinkels en pakketvervoer) ook onderdeel van de overeenkomst?
Flamingo Communications wil de kwaliteit van de postdienstverlening verbeteren. Hiertoe wordt begin 2014 gekeken hoe de klanten de huidige postdienstverlening ervaren en welke zaken prioriteit genieten. Op basis hiervan zal Flamingo Communications verbeteringen doorvoeren. Overigens blijven de voorwaarden die gelden op grond van de wet en de concessiebeschikking daarbij vanzelfsprekend van toepassing. Flamingo Communications heeft als concessiehouder het alleenrecht op het vervoer van brieven tot 2 kilogram. Zoals in het interview aangegeven, is Flamingo Communications daarnaast voornemens andere diensten aan te bieden, bijvoorbeeld op het gebied van e-commerce. Deze diensten vormen geen onderdeel van de concessie.
Wat zijn de redenen voor de prijsstijging naar 88 dollarcent? Hoe groot is deze prijsstijging? Acht u deze stijging acceptabel? Zo ja, wat krijgt de bevolking van Caribisch Nederland ervoor terug?
Flamingo Communications heeft aangegeven een verhoging van de postzegelprijs noodzakelijk te achten voor een rendabele exploitatie van de concessie. Flamingo Communications zal vanaf 1 januari 2014 een postzegelprijs van $ 0,88 hanteren (omgerekend ongeveer € 0,66) voor lokale brievenpost. De huidige postzegelprijs in Caribisch Nederland is $ 0,66. Ik acht deze verhoging acceptabel. Ter vergelijking, de reguliere postzegelprijs in Nederland zal per 1 januari 2014 € 0,64 bedragen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 en 4 is naast dalende postvolumes in Caribisch Nederland sprake van een relatief klein volume aan poststukken en een verspreid gelegen verzorgingsgebied.
Kunt u de Kamer informeren over de voortgang rondom «het voornemen van de Bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba om straatnamen en huisnummers op bestuurlijk niveau vast te stellen, kenbaar te maken aan bewoners en eigenaren en deze zichtbaar te maken in de openbare ruimte»?5
De openbare lichamen hebben ieder een eigen traject voor straatnamen en huisnummers gestart. De voortgang verschilt dan ook per eiland. De eilanden beogen alle drie hun traject rondom vaststelling in 2014 af te ronden. In Saba is de bestuurlijke vaststelling dit najaar afgerond, de benodigde communicatiestappen worden komend voorjaar gezet en medio 2014 zullen de straatnaamborden zijn geplaatst en de nummerborden zijn uitgereikt. Ook Sint Eustatius rondt de bestuurlijke vaststelling nog in 2013 af en zet de benodigde communicatiestappen komend voorjaar. Plaatsing van de straatnaamborden en uitreiking van de nummerborden zijn voorzien voor medio 2014. Bonaire beoogt de bestuurlijke vaststelling komend voorjaar af te ronden en de overige acties in de zomer van 2014 uit te voeren. Alle drie de eilanden beogen de vastgestelde adressen uiterlijk in de zomer van 2014 in de bevolkingsadministraties «PIVA» te verwerken en sluiten hun traject af met een controle op de plaatsing van de nummerborden.
Kunt u de Kamer eveneens informeren of binnenkort postcodes worden ingevoerd op de eilanden, dit mede gezien het feit dat inwoners van de eilanden problemen ondervinden bij het online bestellen van producten bij (Nederlandse) webwinkels? Is het invoeren van één postcode per eiland een oplossing voor dit probleem?
Zoals aangegeven in antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer heeft een systeem van postcodes vooral betekenis voor de bezorgkwaliteit van brieven als er sprake is van een fijnmazig en uitgebreid netwerk van bezorgpunten. Dit is in Caribisch Nederland niet het geval (zie Kamerstukken II 2011/2012, aanhangsel 2891). Ik verwacht dat de vaststelling van straatnamen en huisnummers door de Bestuurscolleges in Caribisch Nederland en de doorvoering van deze straatnamen en huisnummers in de bevolkingsadministraties «PIVA» en in de openbare ruimte zullen bijdragen aan een betere bezorgkwaliteit. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 is Flamingo Communications voornemens om naast de bezorging van brieven ook andere diensten aan te bieden, bijvoorbeeld op het gebied van e-commerce. Flamingo Communications is van oordeel dat op het gebied van e-commerce een systeem van postcodes van waarde zou kunnen zijn. In dit kader verkent Flamingo Communications de optie van invoering van een systeem van postcodes per wijk in Caribisch Nederland. Een (gefaseerde) invoering van een dergelijk systeem vergt echter de benodigde financiële investeringen en de benodigde tijd. Het is aan Flamingo Communications of andere geïnteresseerden om, indien gewenst, uitvoering te geven aan een dergelijk systeem.
De goudvisindustrie |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u de uitzending van de Keuringsdienst van Waarde gezien over de wereld die schuilgaat achter de verkoop van goudvissen in Nederlandse dierenwinkels?1 Was u op de hoogte van de manier waarop deze dieren worden gekweekt, getransporteerd en gehuisvest in de (tussen)handel?
Ja. Ik ben niet op de hoogte van alle omstandigheden waaronder dieren in derde landen worden gekweekt.
Kunt u bevestigen dat er jaarlijks miljoenen zogenaamde siervissen in plastic zakken per vliegtuig naar Nederland worden geëxporteerd voor verkoop in dierenwinkels en tuincentra hier en kunt u de Kamer een overzicht sturen van de vissoorten, de aantallen, de landen van herkomst en de voorwaarden die u stelt aan de kweek, het vervoer, de (tussentijdse) huisvesting en de verkoop met het oog op het welzijn van de vissen? Zo nee, waarom niet?
In 2012 zijn met 1752 zendingen ongeveer 18 miljoen siervissen in Nederland in het vrije verkeer gebracht. In 2013 betreft dit tot aan 8 november, 14,4 miljoen dieren via 1.220 zendingen. De herkomst en de soorten worden niet geregistreerd.
De (welzijns)eisen voor het vervoer van siervissen per vliegtuig zijn geregeld in internationale normen (LAR-live animal regulations) van de IATA (International Air Transport Association), te vinden op de website www.iata.org .
Bij invoer moet voorts, variërend naar gelang de diersoorten de herkomst worden voldaan aan de Europese veterinaire vereisten (waaronder een diergezondheidscertificaat en controle op klinische ziekteverschijnselen voorafgaand aan transport.
Daarnaast zullen na de inwerkingtreding van de bepalingen van het Besluit gezelschapsdieren eisen gaan gelden voor verkopers van siervissen in Nederland waaronder opleidingseisen, huisvestingseisen en eisen aan de verzorging van dieren.
Is het waar dat er voor het transport van siervissen verdovingsmiddelen en antibiotica worden toegevoegd aan het water in de plastic zak waarin de vissen worden vervoerd? Vindt u dit normaal?
Soms zijn sedatie- of kalmeringsmiddelen nodig ter bescherming van de dieren. De reglementen van de LAR voorzien ook in deze mogelijkheid (artikel 5.4). Het toevoegen van deze stoffen aan het water van siervissen is ter verantwoording van de vervoerder.
Onderschrijft u de constatering van de goudviskweker die in de uitzending toegeeft dat de handelingen die samenhangen met het herhaaldelijk verpakken en transporteren in de hele keten traumatisch zijn voor vissen? Zo nee, waarom denkt u dat deze kweker dat zou willen verzinnen terwijl dat niet eens in zijn eigen belang is?
Bij het verpakken en transporteren van dieren zal bijna altijd sprake zijn van een bepaalde mate van stress. Het is zaak deze stress tot een minimum te beperken en de dieren zo verantwoord mogelijk te vervoeren.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) het acceptabel vindt als een deel van de vissen bij aankomst in Nederland de reis niet blijkt te hebben overleefd? Wanneer grijpt de NVWA wel in bij het transport van vissen en kunt u uiteenzetten hoe vaak dat de afgelopen jaren is gebeurd en met welke gevolgen voor de handelaar?
De NVWA controleert fysiek 10% van de verpakkingen van siervissen. Indien dode vissen worden aangetroffen wordt de controle uitgebreid om te beoordelen of het om meerdere verpakkingen gaat. De transporttijd en de wijze van verpakken worden door de NVWA bekeken Indien alle transportvoorschriften (IATA-LAR) met betrekking tot dierenwelzijn worden nageleefd is de kans op sterfte bijzonder klein. Eventuele sterfte van enkele vissen wordt getolereerd, indien het in verhouding staat tot de aantallen verzonden dieren in de partij en de toestand van de rest van de zending. Bij significante sterfte wordt altijd onderzoek gedaan naar de oorzaak van de sterfte. Zo nodig worden maatregelen genomen.
In het afgelopen jaar heeft de NVWA 80 overtredingen van de IATA-LAR met betrekking tot het transport van siervissen, waaronder goudvissen, vastgesteld op Schiphol.
In 8% van deze gevallen is tevens overtreding van artikel 36 of 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren vastgesteld vanwege het onthouden van de nodige zorg dan wel de vaststelling van diermishandeling. Vaak waren dieren tijdens de reis doodgegaan doordat niet werd voldaan aan IATA-LAR-regels.
De NVWA heeft 7 luchtvaartmaatschappijen geverbaliseerd en aan 4 andere luchtvaartmaatschappijen schriftelijke waarschuwingen gegeven. De ervaring is dat de maatregelen van de NVWA zeer serieus worden genomen door de luchtvaartmaatschappijen.
Onderschrijft u de uitspraken van de kweker en handelaar die er in de uitzending op wijzen dat goudvissen in de gangbare Nederlandse vissenkommen en aquaria niet tot hun normale volwassen formaat kunnen groeien, vergelijkbaar met dwerggroei bij mensen? Hoe beoordeelt u dit in termen van dierenwelzijn en vindt u het acceptabel dat dieren dermate krap worden gehuisvest dat zij niet eens hun normale groei kunnen doormaken?
Ik onderschrijf het feit dat een te krappe huisvesting een aantasting kan inhouden van het dierenwelzijn.
Door middel van voorlichting via het www.LICG.nl worden potentiële kopers gewezen op een goede huisvesting en verzorging van huisdieren, waaronder vissen. Hierbij wordt een vissenkom ontraden en grote aquaria geadviseerd. Met het van toepassing worden van de regels voor de handel in gezelschapsdieren zullen eisen gaan gelden op het terrein van opleiding en zal voorlichting aan kopers verplicht worden. In het concept-besluit Houders van dieren zijn voorts algemene verzorgingsnormen opgenomen die gelden voor alle houders. Door het verhogen van kennis bij de verkoper en het verplicht verstrekken van voorlichting aan kopers, in combinatie met de algemene verzorgingsnormen van het Besluit houders beoog ik een verbetering van de huisvesting en verzorging van deze dieren te bereiken.
Kunt u bevestigen dat in Nederland jaarlijks zo’n 15 miljoen goudvissen over de toonbank gaan? Zo nee, om welke aantallen gaat het dan?
Ik kan dit niet bevestigen. Gegevens over aantallen verkochte dieren worden niet geregistreerd.
Hoe beoordeelt u de in de uitzending gedane constatering dat goudvissen die in Nederland worden gehouden in veel gevallen snel dood gaan en vaak niet ouder worden dan een paar jaar terwijl deze vissen wel 30 jaar oud kunnen worden?
Zoals aangegeven bij vraag 6 beoog ik met de regels voor de handel in gezelschapsdieren waaronder de verplichte voorlichting, de kennis bij houders te verhogen. Ook zijn in het concept-besluit Houders van dieren algemene verzorgingsnormen opgenomen over het houden en verzorgen van dieren waarmee ik het welzijn van deze dieren beoog te verbeteren.
Hoe beoordeelt u ten algemene het kweken en invliegen van siervissen vanuit landen als Israël en China, en het verhandelen en houden van tropische vissen in Nederland, gelet op de welzijnsaantasting die daarmee gepaard gaat en vindt u dit een verdedigbare vorm van handel in en gebruik van dieren? Zo ja, kunt u, met het oog op de wet die stelt dat aantasting van het dierenwelzijn niet is toegestaan als daar geen redelijk doel tegenover staat, toelichten waarom?
Omdat siervissen worden vervoerd met het oog op het houden van deze dieren als huisdier beoordeel ik dit vervoer anders dan dat van slachtdieren. Desalniettemin acht ik een zo kort mogelijke transportduur wenselijk. Indien men dieren over lange afstanden vervoert dan dient dit mijns inziens zo zorgvuldig mogelijk te gebeuren met inachtneming van de geldende transportregels.
Vindt u de transportduur van siervissen uit verre oorden naar Nederland, die kan oplopen tot wel 48 uur, acceptabel in het licht van uw opvatting dat transporten van levende dieren niet langer dan 8 uur zouden mogen duren? Zo ja, waarom vindt u dat het transport van vissen langer mag duren dan het transport van andere dieren?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u dat u het welzijn van siervissen op dit moment voldoende heeft geborgd? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke inzichten en welzijnsparameters komt u tot die conclusie? Zo nee, welke maatregelen kan de Kamer tegemoet zien om siervissen te beschermen?
Zoals aangegeven bij vraag 6 werk ik aan regelgeving met als doel het verbeteren van het welzijn van gezelschapsdieren, waaronder dat van siervissen.
De medische keuring voor mensen met Aandachtstekort Stoornis met Hyperactiviteit (ADHD) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u ook heel veel positieve reacties gekregen van mensen met ADHD, nu eindelijk de motie Bashir1 uitgevoerd is en de verplichte medische herkeuring voor het rijbewijs is afgeschaft?
Ik ben blij dat ik met het advies van de Gezondheidsraad de generieke herkeuringseis ingeval van ADHD heb kunnen afschaffen. Hiermee hoeven bestuurders met ADHD alleen in speciale gevallen een herkeuring te ondergaan.
Bent u ervan op de hoogte dat mensen met ADHD niet meer gekeurd hoeven te worden als die bij de vorige keuring door een medisch specialist «onbeperkt geschikt» werden geacht? Bent u er tevens van op de hoogte dat tot 1 juni 2013 het niet mogelijk was om «onbeperkt geschikt» te worden verklaard door het CBR? Wat vindt u ervan dat dit eigenlijk betekent dat iedereen toch nog een laatste keer gekeurd moet worden?2
Ja, deze mensen met ADHD hoeven niet nog een keer te worden gekeurd wanneer zij bij de vorige keuring door een medisch specialist onbeperkt geschikt werden geacht.
Ik ben ervan op de hoogte dat tot 1 juni 2013 het CBR het rijbewijs van iemand met ADHD niet onbeperkt geschikt kon verklaren. Dit komt omdat in paragraaf 8.10 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 voor 1 juni een rijbewijs van een persoon met ADHD maximaal 3 jaar geldig mocht zijn. Desondanks zijn er specialisten geweest die dit wel in het individuele dossier hebben aangegeven.
Dat iedereen nog een laatste keer moet worden gekeurd door een specialist is dus niet juist. Wanneer een specialist bij een eerdere keuring heeft aangegeven dat iemand onbeperkt geschikt is, is deze keuring niet meer nodig. Wanneer uit het voorgaande keuringsrapport niet is op te maken of iemand onbeperkt geschikt kan worden geacht, is een herkeuring door een specialist nodig.
Vindt u dat CBR zich op deze manier dienstbaar opstelt?
Ja, het CBR stelt zich dienstbaar op bij de aanvraag voor een verklaring van geschiktheid in geval van ADHD. Het CBR gaat namelijk zelf na op basis van het vorige keuringsrapport of een herkeuring door specialist noodzakelijk is en informeert de rijbewijsbezitter hierover.
Bent u bereid met een oplossing te komen voor mensen die al jarenlang een verklaring van geschiktheid hebben gekregen, zodat zij niet onnodig gekeurd hoeven te worden, aangezien het CBR simpelweg in de eigen bestanden na kan gaan of iemand al meerdere keren goed is gekeurd? Zo ja, op welke termijn? Zo niet, waarom niet?
Het CBR gaat in de eigen bestanden na of het voorgaande keuringsrapport aanleiding geeft tot een herkeuring.
Iemand die jarenlang een verklaring van geschiktheid heeft gehad hoeft niet daadwerkelijk onbeperkt geschikt te zijn. De Gezondheidsraad heeft expliciet de mogelijkheid opengelaten dat bepaalde personen met ADHD toch periodiek herkeurd moeten worden. De afweging of dat nodig is, is nu gelegd in de handen van de specialist met kennis en ervaring op het gebied van volwassenen met ADHD en niet meer bindend vastgelegd in de Regeling eisen geschiktheid 2000. Het is niet altijd mogelijk achteraf vast te stellen of een vorig advies van een specialist om na drie jaar een herkeuring te laten plaatsvinden voortvloeit uit een overweging van risico’s bij deze persoon of was ingegeven door de wettelijke maximale termijn. Vandaar dat de specialist in deze gevallen, deze personen nog één keer moet zien en dan kan adviseren over onbeperkte of (wederom) beperkte rijgeschiktheid.
Nut, noodzaak en kosten van windenergie |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het artikel «Bevolking moet oordelen over akkoord energie»?1
Nederland is een representatieve democratie. Op 2 oktober jl. heeft uw Kamer op hoofdlijnen ingestemd met het Energieakkoord. Daarnaast ben ik van mening dat middels ondertekening door 40 partijen het akkoord breed draagvlak heeft in de samenleving.
Waarom maakt u de Nederlandse bevolking 70 miljard euro afhandig en breekt u daarmee het systeem van elektriciteitsvoorziening af?
Het genoemde getal is niet correct. De berekening waar in het artikel aan gerefereerd wordt, bevat diverse fouten waar ik ook naar verwezen heb in mijn recente brief betreffende «Verzoek hernieuwbare doorrekening Energieakkoord».
Voor de lasten als gevolg van het Energieakkoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 254 van de schriftelijke vragen bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuknummer 33 750 XIII, nr. 6).
Welke analyse toont onomstotelijk aan dat wij in Nederland zonder de windparken in existentiële nood geraken?
Duurzame energie, en daarmee ook windenergie, wordt gestimuleerd omdat het bijdraagt aan de betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van de energievoorziening. Daarbij draagt het eveneens bij aan het verdienvermogen van de BV Nederland. Dit wordt in vele nationale en internationale studies bevestigd.
Tevens hebben we te maken met een Europese verplichting om 14% duurzame energie te realiseren in 2020. Eén van de meest kostenefficiënte manieren om deze doelstelling te realiseren is windenergie op land, zo blijkt uit doorrekening van ECN en vele andere instituten. Daarnaast is uitrol van wind op zee en biomassa bij- en meestook nodig om de doelstelling te kunnen halen.
Bent u bereid om de bevolking te laten oordelen over nut, noodzaak en kosten van windmolenparken? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord op vraag 1.
Vindt u dat het aangaan van tientallen miljarden euro's aan subsidieverplichtingen voor windparken zonder de bevolking hierover te raadplegen getuigt van goed bestuur?
Zie antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vragen voor het wetgevingsoverleg Energie van maandag 11 november 2013 beantwoorden?
Ja.
Het autorijverbod voor vrouwen in Saoedi-Arabië |
|
Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel (SP), Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Marianne Thieme (PvdD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente acties in Saoedi-Arabië waarbij tientallen vrouwen het autorijverbod voor vrouwen negeerden?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat ten minste veertien vrouwen zijn vastgezet en beboet omdat zij auto hebben gereden? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Voor zover bekend zijn er vrouwen opgepakt, kortstondig vastgehouden en weer vrijgelaten omdat zij auto hebben gereden. Het is echter niet mogelijk om het aantal vrouwen dat is vastgezet onafhankelijk bevestigd te krijgen, noch of zij zijn beboet.
Klopt het dat een journalist die zich kritisch heeft uitgelaten over het rijverbod voor vrouwen is gevangengenomen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Tariq al Mubarak heeft korte tijd gevangen gezeten. Hij heeft op 7 oktober jl. een column geschreven in de Asharq al-Awsat krant uit Londen, waarin hij zich sterk maakt voor vrouwenrechten in de Golfregio. Mubarak verwijst hierin onder andere naar het feit dat vrouwen zich moeilijk kunnen verplaatsen vanwege het gebrek aan publieke transportmiddelen en beperkingen die vrouwen ondervinden om auto te rijden. In de Saoedische media is de afgelopen dagen uitgebreid over de Women2Drive campagne geschreven door zowel voor- als tegenstanders van het initiatief.
Hoe beoordeelt u de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië op dit moment en de ontwikkelingen met betrekking tot hun positie in de laatste jaren?
De positie van vrouwen in Saoedi-Arabië is zorgelijk en internationale aandacht hiervoor is van belang. Het kabinet meent dat er ook enige positieve ontwikkelingen op gebied van vrouwenrechten zijn waar te nemen, veelal actief gestimuleerd vanuit het Saoedische Koningshuis. Zo bestaat de Consultatieve Raad sinds 2013 voor 20% uit vrouwen en vrouwen genieten de laatste jaren grotere vrijheden op het gebied van werk en studie. Nederland zal zich er voor in blijven zetten om meer hervormingen op gebied van vrouwenrechten in Saoedi-Arabië te bevorderen.
Bent u bereid naar aanleiding van deze kwestie, bij voorkeur in EU verband, uw Saoedische collega’s op te roepen de positie van vrouwen te verbeteren en de gevangengenomen journalist vrij te laten? Indien neen, waarom niet?
Zowel Nederland als de EU zijn in gesprek met Saoedi-Arabië over de mensenrechtensituatie in dat land. Versterken van de positie van vrouwen krijgt hierin uitgebreid aandacht. Meest recentelijk gebeurde dit nog tijdens de Universal Periodic Review (UPR) over Saoedi-Arabië op 21 oktober jl. te Geneve. De heer Mubarak is inmiddels vrijgelaten.
De berichten dode door brand in windmolen in Ooltgensplaat en tweede dode bij brand windmolen Ooltgensplaat |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten «Dode door brand in windmolen in Ooltgensplaat» en «Tweede dode bij brand windmolen Ooltgensplaat»?1 2
Ja
Klopt het dat het regionale brandweercorps niet voldoende was toegerust om een brand op deze hoogte te blussen, waardoor de brandweer uit Rotterdam te hulp moest schieten? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat de meeste bestaande windturbines in Nederland, maar ook de nog geplande windturbines op land, voor het grootste gedeelte in gebieden (komen te) staan met een vergelijkbare brandweercapaciteit als die in Ooltgensplaat?
De regionale brandweer Rotterdam-Rijnmond (onderdeel van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond waar Ooltgensplaat deel van uitmaakt) geeft aan, in zijn algemeenheid voldoende toegerust te zijn om branden op hoogte te bestrijden.
De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond stelt een onderzoek in naar de brand van de windturbine in Ooltgensplaat. Dit onderzoek is met name gericht op de oorzaak en het verloop van de brand en op de repressieve mogelijkheden voor de brandweerinzet. Nadat de resultaten uit de onderzoeken bekend zijn kan een oordeel gegeven worden over de repressieve mogelijkheden van de brandweer bij windmolenbranden.
In hoeverre wordt er bij de afgifte van een omgevingsvergunning betreffende windturbines rekening gehouden met de hoogte waarop een turbinebrand kan plaatsvinden?
Hiermee houdt de gemeente bij de afgifte van een omgevingsvergunning rekening. De combinatie van een turbinebrand en de hoogte van een dergelijke brand kan risico’s voor de omgeving met zich meebrengen. Bijvoorbeeld door het omvallen van een turbine of een wiekbreuk als gevolg van een brand.
Zijn er in de betreffende veiligheidsregio’s calamiteitenplannen beschikbaar waarin rekening wordt gehouden met brand op (grote) hoogte in windturbines en het redden van eventueel aanwezige mensen? Zo neen, waarom niet?
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond geeft aan dat deze calamiteitenplannen specifiek geënt op windturbines niet aanwezig zijn. De brandweer past de algemene instructies en middelen toe voor het werken op hoogte. Ook kan zij specialistische brandweerhoogtereddingsteams inzetten. Deze zijn op vier plaatsen in Nederland (waaronder Rotterdam) aanwezig en kunnen (als bijstand) in alle veiligheidsregio’s ingezet worden.
Het bericht dat honderden Syrische vluchtelingen niet zijn toegelaten tot Jordanië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het rapport «Growing restrictions, tough conditions – The plight of those fleeing Syria to Jordan» van Amnesty International, waaruit blijkt dat honderden – zo niet duizenden – Syrische vluchtelingen zijn geweigerd aan de Jordaanse grens?1
Het kabinet deelt de zorgen van Amnesty International over de situatie van ontheemden in Zuid-Syrië. Nederland brengt deze problematiek in diverse contacten met de Jordaanse autoriteiten onder de aandacht. Tegelijkertijd verdient Jordanië – als klein en bronnenarm land – lof voor de grote aantallen vluchtelingen die het opvangt.
Kunt u deze cijfers bevestigen? Kunt u bevestigen dat het voornamelijk gaat om vier «categorieën» personen, namelijk Palestijnse vluchtelingen uit Syrië, individuele mannen die niet kunnen aantonen dat ze familiebanden hebben in Jordanië, personen zonder identiteitsbewijzen en Iraakse vluchtelingen die in Syrië woonden?
Volgens cijfers van UNHCR bevonden zich begin november ongeveer 545.000 Syrische vluchtelingen in Jordanië van de in totaal ruim 2,2 miljoen Syriërs die hun land zijn ontvlucht. Volgens UNHCR Jordanië komen dagelijks ca. 300 Syriërs illegaal Jordanië binnen; zij worden opgevangen door het Jordaanse leger en naar het Za’ateri-kamp overgebracht. Het klopt dat de Jordaanse grens gesloten is voor de vier in het AI-rapport genoemde «categorieën» personen: Palestijnse vluchtelingen uit Syrië, individuele mannen die niet kunnen aantonen dat ze familiebanden hebben in Jordanië, personen zonder identiteitsbewijzen of met vervalste identiteitsbewijzen en Iraakse vluchtelingen die in Syrië verbleven.
Op welke wijze bevordert u bilateraal en in EU-verband dat Jordanië de grenzen voor Syrische vluchtelingen openhoudt?
Nederland heeft meerdere malen het belang benadrukt van het opvangen van Syrische vluchtelingen in de regio, zowel bilateraal als in EU-verband.
Het kabinet heeft ruimhartig bijgedragen aan de opvang van Syrische vluchtelingen en ontheemden door in totaal 59 miljoen euro ter beschikking te stellen ten behoeve van de slachtoffers van de Syrische crisis. Een deel van dit bedrag is bestemd voor het UNHCR programma in het door haar gecoördineerde Syria Regional Response Plan, gericht op de opvang van vluchtelingen in de buurlanden. De 59 miljoen euro is inclusief de door Nederland in september beschikbaar gestelde 17 miljoen euro voor zowel ontheemden binnen Syrië als vluchtelingen in de buurlanden. Deze bijdrage kan o.a. gebruikt worden voor goede opvang en «winterisation» van vluchtelingen voor de komende koude winter.
Op welke wijze bevordert u bilateraal en in EU-verband dat Jordanië de capaciteit heeft deze vluchtelingen op te vangen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat doet Nederland concreet om ervoor te zorgen dat het percentage toegezegde gelden voor het Syria Regional Response Plan van de Verenigde Naties niet slechts 47% is, maar stijgt naar 100%?
Het kabinet brengt zowel binnen de EU als bij andere partners actief op dat de internationale gemeenschap nieuwe middelen moet blijven vinden om zowel de zwaar onder druk staande buurlanden als hulpbehoevenden binnen Syrië te blijven ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onevenwichtig is dat de 28 landen van de Europese Unie met meer dan 500 miljoen burgers minder dan 20.000 Syrische vluchtelingen opvangen, en dat van die 20.000 vluchtelingen meer dan 70% wordt opgevangen door Zweden en Duitsland? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet acht het wenselijk dat vluchtelingen dicht bij eigen land worden opgevangen zodat ze bij stabilisatie van de toestand weer snel en makkelijk kunnen terugkeren.
Voorkomen moet worden dat komst van grote stromen vluchtelingen destabiliserend werkt in de betreffende landen. Om goede opvang te kunnen realiseren draagt dit kabinet daarom ruimhartig bij aan steun aan de regio in de vorm van humanitaire hulp. Mede om steun te betuigen en draagvlak te behouden voor de opvang door Jordanië van grote aantallen vluchtelingen op haar grondgebied heeft Nederland gehoor gegeven aan de oproep van UNHCR om Syrische vluchtelingen te hervestigen. Verder voert Nederland een coulant asielbeleid ten aanzien van Syrische asielzoekers die in Nederland aankomen; bijna alle asielaanvragen worden ingewilligd. In september 2013 stond het aantal Syrische asielaanvragen in Nederland op de tweede plaats en bedroeg 21% van alle eerste asielaanvragen.
Deelt u de mening dat Nederland ruimhartigere toegang moet bieden voor Syrische vluchtelingen, waaronder tijdelijke opvang van Syrische vluchtelingen die in Nederland familie hebben?
Ik verwijs u naar de brief van 29 oktober jl. van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Welke aanbevelingen van Amnesty International worden door u opgevolgd en welke niet? Kunt u in beide gevallen aangeven waarom?
Amnesty International doet een aantal aanbevelingen naar aanleiding van haar rapport. De eerste aanbeveling betreft het verzoek om financiële steun aan omringende landen van Syrië en bij te dragen aan het VN Syria Regional Response Plan. Zoals hierboven aangegeven draagt Nederland al bij aan hulp ten behoeve van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden en ontheemden in Syrië. De verwachting is dat Nederland in 2014 wederom direct en indirect via ongeoormerkte core-bijdragen aan internationale organisaties zal bijdragen voor de slachtoffers van de Syrië-crisis. Uiteraard is de uiteindelijke besteding van middelen mede-afhankelijk van eventuele andere humanitaire crises in het komende jaar.
Volgens UNHCR Jordanië is de situatie in het Za’ateri kamp aanzienlijk verbeterd ten opzichte van juni jl., toen Amnesty International het kamp bezocht. Zo zijn er consultatieplatforms ingesteld met leiders van de vluchtelingen in het kamp, terwijl Canada, het VK en de VS programma’s voor betere «community policing» financieren. Verreweg het grootste deel van de vluchtelingenfamilies verblijft inmiddels in containerwoningen die op slot kunnen, wat hun veiligheid ten goede komt. Bij de gezamenlijke toiletten is bewaking en goede verlichting. Hoewel het aantal vluchtelingen officieel 100.000 bedraagt, wees een «deur tot deur» telling uit dat het aantal feitelijk 75.000–80.000 bedraagt. Het aantal fluctueert en kan op bepaalde dagen oplopen tot 120.000.
Door de Jordaanse politie ingehouden identiteitsdocumenten bevinden zich thans in beheer van UNHCR en zullen aan de vluchtelingen worden teruggegeven. Met ingang van volgende week worden ingenomen documenten nog dezelfde dag aan UNHCR overhandigd. Zodra vluchtelingen door UNHCR zijn geregistreerd krijgen zij hun identiteitspapieren terug. Dit gebeurt binnen enkele dagen.
Huwelijken van vluchtelingen vanaf 18 jaar die in het bezit zijn van identiteitsdocumenten worden geregistreerd bij de Jordaanse burgerlijke stand. Daarnaast vinden religieuze huwelijken plaats waarvan de kinderen wettig worden erkend. Als een vrouw bevalt, geeft het ziekenhuis of de vroedvrouw een verklaring af en wordt het kind bij de Jordaanse burgerlijke stand geregistreerd, tenzij de vrouw ongehuwd is. Alle kinderen die geboren worden uit vluchtelingen worden geregistreerd door UNHCR, inclusief kinderen waarvan de moeder ongehuwd is.
Voor wat betreft de aanbevelingen van Amnesty International om bij te dragen aan hervestiging en asielaanvragen van Syriërs zorgvuldig te behandelen een geen gedwongen terugkeer te laten plaatsvinden naar Syrië verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Het bericht dat de Rabobank heeft aangekondigd de Liborboete in mindering te brengen op de nettowinst van de bank |
|
Ed Groot (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Boete Rabobank kost schatkist 46 miljoen»?1
Ja.
Klopt het dat de Rabobank de door Britse en Amerikaanse toezichthouders opgelegde boetes in mindering mag brengen op de nettowinst en op die manier minder winstbelasting hoeft te betalen?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. In het algemeen geldt op grond van artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 dat geldboetes en schikkingen niet aftrekbaar zijn voor de winstbelasting als die zijn betaald aan de Nederlandse overheid. Hetzelfde geldt voor boetes die zijn opgelegd door een instelling van de EU. Artikel 3.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de vennootschapsbelasting.
Geldboetes en schikkingen die zijn betaald aan een buitenlandse overheid, zijn op grond van de Nederlandse wet in beginsel wel aftrekbaar. Echter, voordat tot aftrekbaarheid van een buitenlandse boete of schikking kan worden gekomen, moet wel vaststaan of deze boete of schikking niet kan worden toegerekend aan een buitenlandse dochtermaatschappij of aan een buitenlandse vaste inrichting (filiaal). Immers, als de boete in het buitenland thuishoort, kan er geen sprake zijn van aftrek in Nederland.
De wetgever heeft destijds bij de parlementaire behandeling in 19902 om de volgende redenen afgezien van het uitbreiden van de niet-aftrekbaarheid tot boetes die aan een buitenlandse overheid zijn betaald:
Ik vraag me echter sterk af of een onderscheid in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes in het huidige tijdsgewricht nog wenselijk is. Ik overweeg daarom voor te stellen ook buitenlandse boetes niet langer in aftrek toe te laten. Ik zal daarover zo mogelijk dit jaar nog of anders begin volgend jaar een brief aan de kamer sturen. Daarin zal ik de gevolgen van een eventuele wijziging, onder andere voor de uitvoerbaarheid daarvan, tegen het licht houden. Daarbij wil ik ook bekijken hoe voorkomen zou kunnen worden dat het in het buitenland actieve Nederlandse bedrijfsleven onevenredig zwaar zou worden getroffen door in het buitenland opgelegde geldboetes die in een vergelijkbaar geval nooit in Nederland zouden kunnen worden opgelegd.
Hoe verhoudt dit zich tot de staande praktijk waar geldt dat boetes in welke vorm ook niet aftrekbaar zijn voor de belasting?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een onwenselijke situatie zou ontstaan als de Rabobank de opgelegde boetes in mindering brengt op de nettowinst, terwijl deze mogelijkheid voor andere Nederlandse bedrijven niet bestaat?
Het is niet juist dat andere Nederlandse bedrijven en de Rabobank op verschillende wijze worden behandeld. Ook voor andere Nederlandse bedrijven gelden de wettelijke bepalingen ten aanzien van de aftrekbaarheid van boeten en schikkingen, zoals beschreven bij het antwoord op vraag 2 en 3.
In welke gevallen mag een reservering in mindering worden gebracht op de nettowinst?
Voor fiscale doeleinden kan een voorziening worden getroffen ten laste van de fiscale winst indien op de balansdatum duidelijk is dat een toekomstige betaling moet worden gedaan die zijn oorsprong vindt in feiten en omstandigheden die zich voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan. Daarbij geldt dat er een redelijke mate van zekerheid moet bestaan dat de uitgaven zich ook daadwerkelijk materialiseren en bovendien toerekenbaar zijn aan het onderhavige jaar. Wellicht ten overvloede merk ik op dat vorming van een voorziening niet aan de orde kan zijn indien de gemaakte uitgaven niet voor aftrek in aanmerking komen op grond van een wettelijke bepaling.
Bestaat een verschil in fiscale behandeling van een opgelegde boete of het aangaan van een schikking of een schadevergoeding van punitieve aard? Zo ja, ziet u mogelijkheden dit aan te passen?
Er bestaat geen verschil in fiscale behandeling van een opgelegde boete of het aangaan van een schikking. Deze worden fiscaal op een gelijke wijze behandeld. Schadevergoedingen daarentegen vloeien voort uit een privaatrechtelijke rechtsbetrekking en kunnen als kosten die samenhangen met het drijven van een onderneming in mindering worden gebracht bij de bepaling van de belastbare winst. Overigens kent het Nederlandse burgerlijk recht als zodanig geen schadevergoedingen van punitieve aard.
Bestaat een verschil in fiscale behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes? Zo ja, ziet u mogelijkheden dit aan te passen?
Zie antwoord vraag 2.
De toelating van gentechgewassen in de Europese Unie |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat Nederland op 21 oktober jl. bij het Comité van beroep voor de toelating van import van de genetisch gemanipuleerde mais binnen de Europese Unie heeft gestemd?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u heeft toegezegd om de Kamer te informeren over de aanvragen voor toelatingen voor gentechgewassen die er momenteel bij de EU liggen, en dat u deze toezegging deed voordat dit Comité van beroep speelde?
De stemming in het Ambtelijk comité waaraan u refereert betrof de import van maïs MON 87460. Nederland heeft destijds (voordat de motie Klaver was aangenomen) voorgestemd gebaseerd op de positieve opinie van de European Food Safety Authority (EFSA) en het advies van de Commissie genetische modificatie (COGEM) en het Nederlands Instituut voor voedselveiligheid (RIKILT) over de door de EFSA uitgevoerde risicobeoordeling. Nederland heeft bij stemming in het Comité van Beroep dezelfde positie ingenomen als bij stemming in het Ambtelijk comité.
Kunt u uitleggen waarom de Kamer nog niet is geïnformeerd over de aanvragen voor nieuwe gentechgewassen, terwijl Nederland wel vóór de toelating van een dergelijk gewas heeft gestemd? Waarom is het standpunt van de Nederlandse regering over deze toelating niet eerst voorgelegd aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u voor toelating voor de import van een nieuw gentechgewas gestemd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de conclusie van ruim 90 wetenschappers, die zich verenigd hebben in The European Network of Scientists for Social and Environmental Responsibility, dat de veiligheid van genetisch gemanipuleerde gewassen niet is bewezen en dat er bij sommige gewassen reden is voor ongerustheid?2 Deelt u de zorgen van deze wetenschappers over de mogelijk negatieve invloed van gentechgewassen op de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet en op grond van welke onafhankelijke en langlopende onderzoeken komt u tot die conclusie?
De in de EU toegelaten genetisch gemodificeerde gewassen zijn uitvoerig en zorgvuldig beoordeeld op de veiligheid voor mens, dier en milieu door de EFSA. Elk ggo-dossier wordt beoordeeld door verschillende werkgroepen onder het EFSA-panel, waarin EFSA Panelleden zitting hebben, maar ook ad hoc werkgroepleden, alvorens een conceptopinie wordt opgesteld die door het EFSA GMO Panel wordt besproken. In totaal zijn er daarmee veel onafhankelijke onderzoekers betrokken bij een EFSA opinie.
Op nationaal niveau adviseren COGEM en RIKILT over deze risicobeoordeling.
Ik heb alle vertrouwen in deze risicobeoordeling. Daarom deel ik de zorgen van het ENSSER niet. Ook de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)3geeft aan dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten voor genetisch gemodificeerde gewassen die op basis van een risicobeoordeling zijn toegelaten op de markt en reeds worden geconsumeerd.
Erkent u dat de claim dat genetisch gemanipuleerde gewassen veilig zijn, misleidend is? Zo nee, waarom niet en op grond van welke onafhankelijke en langlopende onderzoeken komt u tot die conclusie?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat er volgende week weer gestemd gaat worden in de EU over de toelating van een gentechgewas, namelijk gentechmais 1507 van Pioneer Hi-Bred? Zo ja, kunt u bevestigen dat deze stemming waarschijnlijk grote gevolgen zal hebben voor andere aanvragen voor toelating van gentechgewassen in de EU, omdat er dan waarschijnlijk over veel meer aanvragen gestemd zal moeten worden? Zo nee, hoe zit het dan?3
Het Europese Hof van Justitie heeft onlangs een uitspraak gedaan over een zaak die Pioneer Hi-Bred heeft aangespannen tegen de Europese Commissie. De Europese Commissie is hierbij veroordeeld voor het nalaten van het ter stemming brengen van een voorstel over de toelating van de genetische gemodificeerde maïs 1507 voor teelt in een Raad van ministers. Het is niet bekend welke gevolgen deze uitspraak van het EU Hof heeft voor andere teeltdossiers van genetisch gemodificeerde gewassen die op stemming wachten. De Europese Commissie heeft het ontwerpbesluit voor een toelating voor teelt van de genetische gemodificeerde maïs 1507 van Pioneer Hi-Bred en Mycogen Seeds op 12 november 2013 uitgebracht. Zoals aangegeven in mijn brief van 16 januari jl. heb ik in het COREPER van 17 januari een parlementair voorbehoud gemaakt en de Raad opgeroepen om voor 12 februari een bespreking in een Raad te organiseren zodat aldaar een besluit kan worden genomen. Op 23 januari is bekend geworden dat het voorstel voor toelating besproken zal worden tijdens de Raad voor Algemene Zaken van 11 februari. Zoals aangegeven in de eerder genoemde brief van 16 januari zal ik u zo spoedig mogelijk informeren over de kabinetsaanpak inzake Europese markttoelatingen van genetisch gemodificeerde organismen waaronder de (gg-) maïslijn 1507. Totdat ik deze kabinetsaanpak met u besproken heb, zal ik een parlementair voorbehoud aantekenen bij stemmingen over dit gewas.
Bent u bereid om tegen de toelating van deze gentechmais te stemmen? Zo niet, waarom niet en bent u dan in ieder geval bereid u van stemming te onthouden zolang u uw standpunt over dit gentechgewas niet heeft kunnen afstemmen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 7.
De inzet van de Kansspelautoriteit tegen gokverslaving |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Kansspelautoriteit: extra toezicht op preventiebeleid Holland Casino' en herinnert u zich de eerdere vragen over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat de het voorkomen van gokverslaving bij legale kansspelbedrijven beter mogelijk is dan bij illegale gokbedrijven? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Wet op de kansspelen (Wok) bepaalt dat het aanbieden van kansspelen verboden is, tenzij daarvoor vergunning is verleend. Via de Wok, lagere regelgeving en de vergunningen worden aan vergunninghouders vervolgens strenge voorwaarden opgelegd op het gebied van (de preventie van) kansspelverslaving. De kansspelautoriteit (ksa) houdt toezicht op de naleving van deze voorwaarden.
Deelt u de mening dat het meer dan waarschijnlijk is dat het vergunde deel van de kansspelmarkt meer aandacht schenkt aan het voorkomen van gokverslaving dan het niet vergunde illegale deel van die markt? Zo nee, waarom niet?
Aan Nederlandse vergunninghouders worden in de regelgeving eisen gesteld op het gebied van preventie van kansspelverslaving. Het niet-vergunde deel van de markt omvat een breed scala van bedrijven. Dit varieert van bedrijven die een vergunning in een ander Europees land hebben, bedrijven die aan minder stringente regelgeving zijn onderworpen, tot bedrijven die in het geheel geen vergunning hebben. Derhalve kan niet worden vastgesteld welk deel van de markt meer aandacht schenkt aan het voorkomen van kansspelverslaving.
Acht u het denkbaar dat met het actief bestrijden van illegale gokbedrijven, waaronder met name buitenlandse aanbieders van online kansspelen, er ook en wellicht meer gedaan wordt aan het voorkomen van gokverslaving? Zo nee, waarom niet?
Vanuit de doelstellingen van het Nederlandse kansspelbeleid bezien acht ik het effectiever de Wet op de kansspelen in die zin aan te passen dat het mogelijk wordt vergunningen te verlenen voor aanbieders van online kansspelen. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven acht ik het voorkomen van kansspelverslaving bij legale bedrijven beter mogelijk.
Aan deze vergunningen zullen strikte voorwaarden worden verbonden op het gebied van preventie van kansspelverslaving. Naast vergunningverlening zal handhaving nodig blijven om bedrijven die zich niet aan de kansspelwetgeving houden te bestrijden.
Hoeveel capaciteit, uitgedrukt in fte’s en uren, besteedt de Kansspelautoriteit (KSA) aan het voorkomen van gokverslaving bij vergunde kansspelbedrijven?
De ksa laat mij weten dat met het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en op het onderzoek doen naar illegale aanbieders van kansspelen in totaal ongeveer 15 fte zijn gemoeid. Kansspelpreventie is niet slechts een taak van een paar specifieke medewerkers, maar is verweven in zowel de vergunningverlening als het toezicht. Daarnaast houdt de ksa interne kennisdelingssessies over verslaving, zodat alle medewerkers betekenis kunnen geven aan deze kerntaak van de autoriteit, ook binnen werkzaamheden die niet direct gerelateerd zijn aan toezicht en preventie.
Hoeveel capaciteit, uitgedrukt in fte’s en uren, besteedt de KSA aan het bestrijden van illegale kansspelbedrijven?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de KSA effectieve middelen om illegale buitenlandse aanbieders van online kansspelen die zich richten op de Nederlandse markt te bestrijden? Zo ja, waar blijkt dat uit en heeft u concrete aanwijzingen dat het aantal buitenlandse aanbieders afneemt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoorden op eerdere kamervragen – zoals door vragensteller aangehaald – beschikt de ksa over een bestuurlijk handhavingsinstrumentarium, waaronder de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boetes. Indien buitenlandse illegale aanbieders weigeren een bestuurlijke boete te betalen is – zonder verhaalsmogelijkheden in Nederland – bestuursrechtelijke handhaving minder effectief. Bij de ontwikkeling van het wetsvoorstel kansspelen op afstand bekijk ik dan ook welke aanvullende bevoegdheden de effectiviteit van de handhaving van de ksa verder kunnen versterken. Ik verwacht het wetsvoorstel begin 2014 naar de Raad van State voor advies te sturen.
Hoe vaak heeft de KSA inmiddels een dwangsom, een last onder bestuursdwang en/of een boete opgelegd aan illegale buitenlandse aanbieders van online kansspelen van buiten het Koninkrijk der Nederlanden die zich richten op de Nederlandse markt?
De ksa heeft mij laten weten inmiddels meerdere boetes te hebben opgelegd. De boetes die inmiddels openbaar gemaakt zijn, staan op de website van de ksa vermeld. Nog niet alle boetes die de ksa heeft opgelegd zijn openbaar.
Heeft de KSA inmiddels wel de mogelijkheid om buitenlandse illegale aanbieders die weigeren een bestuurlijke boete te betalen te dwingen die deze boetes te betalen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, deelt u dan de mening dat het opleggen van boetes aan deze bedrijven niet meer dan een symbolische betekenis heeft en dat daarmee het voorkomen van gokverslaving veroorzaakt door die bedrijven in feite onmogelijk is?3
Zie antwoord vraag 7.
Het rapport van Amnesty International over etnisch profileren door de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport: «Proactief politieoptreden vormt risico voor mensenrechten: Etnisch profileren onderkennen en aanpakken» van Amnesty International?1 Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp inzake de aanhouding van Marokkaanse jongens in Amersfoort en over het geweld dat de Haagse politie zou gebruiken tegen buitenlanders?2 3
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport. Zoals ik inmiddels in mijn brief van 14 november jl. heb aangegeven (Kamerstuk 29 628, nr. 423), heeft Amnesty International een belangrijk rapport uitgebracht en een grote bijdrage geleverd aan de discussie over etnisch profileren bij proactief politiewerk.
Met de politie neem ik dit rapport uiterst serieus. Het rapport vormt een literatuurstudie van eerder onderzoek op dit terrein. Dit rapport en de onderliggende onderzoeksrapporten op dit thema wijzen erop dat etnisch profileren door de politie voorkomt. Dat is ernstig en we moeten voortdurend scherp blijven op een zorgvuldige werkwijze.
Stelselmatig discriminerende profilering door de politie in Nederland is niet aangetoond. Ik noem de onderzoeksrapporten van ECRI (Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie), FRA (EU Grondrechtenagentschap), Justice Initiative, het onderzoek in de eenheid Amsterdam, onderzoek van Politie en Wetenschap en de universiteit Twente (2011) en onderzoek naar de beoordelingsruimte van en grenzen aan identiteitscontrole en preventief fouilleren.
Momenteel voert de universiteit van Leiden met medewerking van het gezag onderzoek uit in Den Haag. In het voorjaar van 2014 zullen de uitkomsten beschikbaar zijn.
Ik treed in overleg met de lokale driehoeken van Amsterdam en Den Haag en zal de onderzoeksresultaten alsmede de (genomen) maatregelen betrekken in een vervolgbrief over etnisch profileren die ik in het voorjaar zend om de Kamer nader te informeren. In deze brief zal ik ook aangeven of ik aanvullend onderzoek nodig acht.
Deelt u de mening dat Amnesty International de bestaande onderzoeken over het gebruik van etnische vooroordelen in het politiewerk goed geanalyseerd heeft? Zo nee, op welke punten deelt u deze analyse niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u meer onderzoeken over het gebruik van etnische vooroordelen door de politie en welk beeld laten deze onderzoeken zien? Zo ja, welke onderzoeken zijn dat?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van Amnesty International dat er behoefte is aan meer onderzoek naar het bestaan van etnische voorkeuren en discriminerend gedrag bij de politie? Zo ja, hoe gaat u dit uitvoeren?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat er bij de politie geen ruimte is voor discriminatie? Zo ja, wat gebeurt er om discriminatie te voorkomen en hoe wordt er gereageerd op geconstateerd discriminerend gedrag?
Ja die mening deel ik. Binnen de politie is voortdurend aandacht voor optreden op basis van objectieve criteria. Om discriminatie bij proactief politiewerk te voorkomen is een aantal maatregelen genomen. Zo is in de basisopleiding van de politie de module Multicultureel Vakmanschap voor iedereen verplicht. Daarnaast zijn er specifieke trainingen en themabijeenkomsten, zoals een studiemiddag van de politie in samenwerking met de Anne Frankstichting. Ook in het dagelijks werk wordt er uitvoerig aandacht aan besteed.
Met de politie vind ik het van belang dat we voortdurend scherp blijven op een zorgvuldige werkwijze. Ik zal samen met de politie onder andere in gesprek gaan met Amnesty International over hun ideeën daarvoor.
Wanneer strafrechtelijk verwijtbare discriminatie wordt vastgesteld kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan. Daarnaast kunnen door het bevoegd gezag tegen betrokkene disciplinaire straffen of maatregelen genomen worden. In het uiterste geval kan het tot ontslag leiden.
Hoeveel klachten worden er ingediend bij de politie en antidiscriminatiebureaus over discriminatie bij het uitoefenen van politietaken? Als dit niet bekend is, bent u dan bereid de registratie van deze klachten te veranderen zodat de omvang van dit probleem duidelijk wordt?
In 2012 zijn door de gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen in totaal 260 klachten en meldingen over discriminatie door politie/OM/vreemdelingendienst geregistreerd. Dat is 4,6% van het totaal aantal klachten en meldingen bij deze voorzieningen. In 2012 zijn er bij de eenheden 54 klachten afgehandeld met discriminatie als klachtelement.
Deelt u de mening dat, als burgers vinden dat de politie klachten over discriminatie niet serieus neemt, daardoor de meldingsbereidheid van deze klachten te laag blijft en er daardoor een verkeerd beeld ontstaat over de aard en omvang van dit probleem? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat deze meldingsbereidheid wordt vergroot? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de politie burgers actief laat merken dat klachten serieus genomen worden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het belangrijk is dat burgers klachten over discriminatie door de politie melden bij de politie. Er is geen campagne die zich richt op verhogen meldingen over discriminatie door politie. Discriminatie is het delict waarop de politie optreedt; of het nu burgers onderling, rechts-extremistische organisaties of door politiemensen is.
Acht u het denkbaar dat, als burgers bij een andere instantie dan de (lokale) politie aangifte kunnen doen van discriminatie door de politie, de aangiftebereidheid omhoog gaat? Zo ja, aan welke instantie denkt u? Zo nee, waarom niet?
Een situatie of klacht waarbij sprake is van discriminatie kan worden voorgelegd aan verschillende instanties. Zo kan een melding mondeling dan wel schriftelijk en ook anoniem worden gedaan bij het regionale antidiscriminatiebureau.
Aangifte doen kan bij de politie en bij het Openbaar Ministerie. Zonder aangifte kan de politie geen opsporing starten. Alleen dan kan het leiden tot strafvervolging van degene die discrimineert.
Deelt u de mening dat het voor de effectiviteit van en het vertrouwen in de politie van essentieel belang is dat er zo gericht mogelijk op signalen van strafbare feiten in plaats van op uiterlijke kenmerken gecontroleerd wordt? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat goedwillende burgers niet op basis van vooroordelen door de politie lastig gevallen worden? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van controleren op uitsluitend uiterlijke kenmerken is van essentieel belang voor de effectiviteit en legitimiteit van een ieders vertrouwen in de politie.
Naast gericht optreden naar aanleiding van een strafbaar feit, vraagt de veiligheid in Nederland ook om proactief politieoptreden. Van de politie wordt – ook door de samenleving – verwacht dat zij door proactief en informatie gestuurd optreden, probeert criminaliteit vroegtijdig te voorkomen en te ontmoedigen.
Proactief politieoptreden op basis van een daderprofiel en/of objectieve criteria is toegestaan. Dan wordt opgetreden aan de hand van een combinatie van bepaalde selectiecriteria, zoals eigenschappen, gedragingen of kenmerken van personen (zoals onder meer leeftijd, kledingstijl, werkwijze). Goedwillende burgers kunnen hierbij – ook zonder gebruik van vooroordelen – geconfronteerd worden met controles.
Met de politie vind ik het van belang dat we voortdurend scherp zijn op een zorgvuldige werkwijze en open staan maatregelen voor verbeteringen, zie hiervoor mijn antwoord bij vraag 5.
Deelt u de overtuiging dat politiemensen die hun wijk kennen, het gedrag van de bewoners kunnen duiden en de taal van die bewoners spreken, effectiever zijn in het aanpakken van overlast en criminaliteit in die wijk? Zo ja, wat doet u er aan om, mede in het kader van de reorganisatie, aan alle basisteams politiemensen met deze capaciteiten toe te voegen of waar ze al zijn ten minste te laten houden? Zo nee, waarom deelt u deze overtuiging niet?
De politie hanteert in het HRM-beleid kwalitatieve doelstellingen waarbij diversiteit in de teams van groot belang is. Diversiteit is een structureel onderdeel van het politievakmanschap. Bewustzijn van verschillen en ervoor zorgen dat diversiteit binnen de politieorganisatie aanwezig is vraagt permanente aandacht.
De politie investeert in opleiding en toerusting van politiemensen om goed om te kunnen gaan met de steeds veranderende samenleving. En daar waar deskundigheid wat betreft culturen, leefstijlen en talen nodig is kan bovendien beroep worden gedaan op verschillende politienetwerken die over de kennis en de kunde beschikken.
Vertegenwoordiging van Taiwan bij internationale organisaties |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen over de relatief hoge CO2 uitstoot van Taiwan en een mogelijk waarnemerschap van Taiwan bij de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC)?1
Ja.
Het is positief dat Taiwan zich betrokken toont bij het terugdringen van de CO2 uitstoot en hier aan wil bijdragen, ook in multilateraal verband.
Deelt u de opvatting dat Taiwan een betere bijdrage kan leveren aan de Conference of the Parties (COP) en andere onderdelen van de UNFCCC indien het er meer toegang toe krijgt?
Taiwan kan vanwege zijn status geen partij worden bij verdragen/internationale organisaties, zoals de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Het kan echter in sommige gevallen in het belang zijn van de Internationale gemeenschap als Taiwan op enigerlei wijze betrokken wordt bij en hiermee meer toegang krijgt tot internationale organisaties of internationale afspraken.
Kunt u bevestigen dat Taiwan de laatste jaren door internationale organisaties steeds meer als waarnemer of anderszins wordt uitgenodigd om deel te nemen aan bijeenkomsten, waaronder bij de World Health Assembly (WHA) en de International Civil Aviation Organization (ICAO)?
Taiwan is voor het eerst in 2009 uitgenodigd om de 62ste Wereldgezondheidsvergadering bij te wonen als waarnemer. In combinatie met de deelname van Taiwan aan Internationale Gezondheidsregelingen, werd het hiermee in staat gesteld om, in samenwerking met onder meer de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), bij te dragen aan een goed functionerend mondiaal gezondheidsstelsel. Een voorbeeld vormt de bestrijding van potentiele pandemische ziekten, zoals de AH1N1-griep destijds.
De Raad van de International Civil Aviation Organization (ICAO) heeft op verzoek van China Taiwan uitgenodigd om als speciale gast deel te nemen aan de 38ste vergadering van de ICAO die plaatsvond begin oktober van dit jaar in Montreal. Deelname van Taiwan draagt bij aan de internationale vliegveiligheid.
Deelt u de opvatting dat het goed is om deelname van Taiwan aan internationale organisaties die zich bezighouden met collectieve kwesties te stimuleren? Indien neen, waarom niet?
Het kan in sommige gevallen in het belang zijn van de internationale gemeenschap als Taiwan op enigerlei wijze betrokken wordt bij internationale organisaties of internationale afspraken. Hier is sprake van wanneer de afwezigheid van Taiwan een vacuüm creëert in internationaal bindende afspraken (bv visserij), een beschermend netwerk verzwakt (bv SARS) of de economische en handelsbelangen van de EU/NL schaadt (bv Government Procurement Agreement).
Deelname van Taiwan kan tevens van belang zijn op terreinen waar Taiwan een dermate grote speler is dat mondiale coördinatie zonder Taiwan niet effectief kan zijn (bv wetenschappelijke samenwerking).
Op grond van het één-China beleid erkent Nederland (en de Europese Unie) de regering in Peking als enige wettige regering van China. Daarom zal Nederland Taiwanese lidmaatschap van internationale organisaties niet steunen. Taiwan kan namelijk vanwege zijn status geen partij worden bij verdragen/internationale organisaties. Dit sluit echter enigerlei vorm van praktische samenwerking niet uit.