Het in surseance verkerende staalbedrijf Nedstaal |
|
Roos Vermeij (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat het in surseance verkerende staalbedrijf Nedstaal denkt in afgeslankte vorm een doorstart te kunnen maken?1
Ja.
Bent u bereid in contact te treden met Nedstaal over hun plannen om in afgeslankte vorm verder te gaan?
Naar aanleiding van berichtgeving over surseance van Nedstaal is er sinds donderdag 16 oktober jl. vanuit EZ meerdere malen contact geweest met de directie van Nedstaal, de curator en B&W van de gemeente Alblasserdam.
De directie van Nedstaal en de curator gaven aan in samenspraak druk bezig te zijn om de mogelijkheden voor een doorstart te bekijken en het werkgelegenheidsbelang daarbij scherp in het vizier te hebben.
Op 23 oktober jl. is overeenstemming bereikt over een doorstart van Nedstaal waarbij de Andus Groep uit Vianen Nedstaal overneemt. Andus Groep biedt een degelijke financiële basis en zal een groot deel van de bedrijfsactiviteiten voortzetten.
De Ministers van EZ en SZW zijn verheugd met deze uitkomst waarmee een groot deel van de industriële activiteit behouden is gebleven en de werkgelegenheid voor 200 van de huidige 280 medewerkers van Nedstaal behouden blijft.
Deelt u de mening dat maximaal moet worden geprobeerd de werkgelegenheid in de regio zoveel mogelijk te behouden en zult u daar in het contact met Nedstaal op aandringen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) wordt geanticipeerd op een onverhoopte toename van werkzoekenden in de betreffende regio, en is het mogelijk om in dit geval het UWV extra inspanningen te laten verrichten om mensen zo snel mogelijk van werk naar werk te helpen?
Met de doorstart van Nedstaal behouden 200 werknemers hun baan. Helaas blijft er sprake van een verlies aan banen: 80 werknemers komen zonder werk te zitten. Het is van belang dat zij zo snel mogelijk weer aan het werk zijn.
Nedstaal behoort tot de Metalektro. Met het sectorplan Metalektro zijn maatregelen genomen om werknemers te scholen en van werk naar werk te begeleiden binnen of buiten de sector Metalektro. Samen met de sector wordt onderzocht of er ondersteuning geboden kan worden aan de werknemers van Nedstaal vanuit het sectorplan en waaruit deze ondersteuning bestaat.
Voorts is op initiatief van de gemeente Alblasserdam een stuurgroep ingericht naar aanleiding van het faillissement van Nedstaal. Naast UWV nemen hieraan uitzendbureaus, vakbonden, opleidingsfondsen en ondernemers(verenigingen) deel. De stuurgroep houdt zicht op de lokale en regionale werkgelegenheid. Het eerste beeld is dat de perspectieven gunstig zijn. Er hebben zich reeds werkgevers met vacatures gemeld die mogelijk geschikt zijn voor de werknemers van Nedstaal.
Daarnaast zal UWV in overleg met Nedstaal bepalen welke dienstverlening gewenst is, zoals collectieve voorlichting aan de werknemers over de wijze waarop zij een WW-uitkering kunnen aanvragen.
Het gebruik van de Quick Connect-koppeling |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u zich voorstellen dat uw brief van 7 oktober de indruk achterlaat dat de Quick Connect-koppeling overal is vervangen door een schroefkoppeling? Kunt u bevestigen dat er geen sprake is van vervanging door een schroefkoppeling?1
In de brief van 7 oktober is gemeld dat de zwakke koppelingscombinatie overal is vervangen door een robuuste. De zwakke koppelingscombinatie betreft de Dräger PSS5000 met Quick-Connect koppeling 0. De koppeling in deze combinatie is vervangen door een ander type Quick Connect koppeling of door een schroefdraadkoppeling.
In het bericht over de test met de verstevigde variant waar u naar verwijst, wordt gemeld dat deze test geen wetenschappelijke grondslag heeft en tevens niet onder geconditioneerde omstandigheden heeft plaatsgevonden.
Het Veiligheidsberaad heeft mij erover geïnformeerd dat in het brandweerveld geen problemen met de nu gebruikte koppelingscombinaties zijn gemeld.
Is het waar dat de Quick Connect-koppeling is vervangen door de zogenaamde verstevigde variant die het echter ook kan begeven na een val of stoot?2
Zie antwoord vraag 1.
Hoe reageert u op de brief van de Veiligheidsregio Kennemerland die in een brief aangeeft geen noodzaak te zien in vervanging van de Quick Connect koppeling?3
De veiligheidsregio Kennemerland maakt en maakte geen gebruik van de zwakke koppelingscombinatie.
Kunt u exact aangeven in welke veiligheidsregio’s op dit moment nog gebruik wordt gemaakt van de Quick Connect-koppeling? Kunt u dit uitsplitsen naar de verstevigde en niet-verstevigde varianten?
Onderscheid moet worden gemaakt tussen zwakke en robuuste koppelingscombinaties. De zwakke koppelingscombinatie (PSS5000 met Quick Connectkoppeling 0) wordt niet meer gebruikt. Voor een overzicht van het gebruik van koppelingscombinaties met Quick Connectkoppelingen verwijs ik u naar mijn antwoord van 24 september jl. op uw vragen van 4 september jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 98). Voor de beantwoording van die vragen, specifiek 5 en 6, heb ik een inventarisatie uitgevoerd welke veiligheidsregio’s gebruik maken van een koppelingscombinatie met Quick Connectkoppeling.
Waar heeft uw contact met het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad uit bestaan? Wat is er tijdens dat contact gewisseld en heeft u aangedrongen op vervanging van de Quick-Connect-koppeling door de schroefkoppeling?
Ik heb op 6 oktober telefonisch contact gehad met de portefeuillehouder Brandweer van het Veiligheidsberaad. Hij heeft bevestigd dat er geen problemen meer zijn met de ademluchtapparatuur. Aandringen op een mogelijke vervanging was niet nodig. De zwakke koppelingscombinatie is overal vervangen door een robuuste.
Wilt u ervoor zorgen dat de Quick Connect-koppeling niet meer wordt gebruikt totdat onomstotelijk en onafhankelijk is vast komen te staan dat het gebruik hiervan veilig is?
Zie antwoord vraag 5.
Indirecte investeringen van ambtenaren via pensioenfondsen in legbatterijen en megastallen in het buitenland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het onderzoek van economisch onderzoeksbureau Profundo waaruit blijkt dat Nederlandse financiële instellingen investeren in megastallen en in de ontwikkeling van de bioindustrie in het buitenland?1
Ja
Is het waar dat het pensioenfonds van de Nederlandse ambtenaar, het ABP, aandeelhouder is van de megastal BRF in Brazilië, waar geen wetgeving geldt op het gebied van dierenwelzijn in de stal en tijdens het transport? Is het waar dat het pensioenfonds van de Nederlandse ambtenaar, het ABP, aandeelhouder is van de Thaise Charoen Pokhand, die megalegbatterijen bouwt in China? Klopt het dat het pensioenfonds van de Nederlandse ambtenaar, het ABP, in de afgelopen vier jaar obligaties had van het Braziliaanse vleesbedrijf Marfrig Alimentos, dat bij twee megastallen betrokken is?
Ja dat onderzoek is bij mij bekend. Het is niet de taak van het kabinet om specifieke beleggingen van individuele fondsen te monitoren en te beoordelen, dus ik kan hier geen uitspraken over doen. Het ABP is een geprivatiseerde instelling en de sociale partners zijn primair verantwoordelijk voor de totstandkoming van de pensioenregeling. Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling en het beleggingsbeleid. In het bestuur van het ABP zijn zowel werkgevers, werknemers als pensioendeelnemers vertegenwoordigd. Het bestuur moet daarbij handelen in het belang van de deelnemers en binnen de wettelijke kaders die voor alle beleggers gelden. Zolang beleggingen binnen het wettelijke kader vallen, is het aan het bestuur om het beleggingsbeleid te bepalen. Daarbij wordt het (investerings-)beleid gecontroleerd door het verantwoordingsorgaan waarin ook werkgevers, werknemers en pensioendeelnemers vertegenwoordigd zijn. De Nederlandsche Bank houdt toezicht op het functioneren van pensioenfondsen.
Bent u op de hoogte van het feit dat uit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders tegen megastallen is?2 Hoe verhoudt zich dat met het indirect investeren in megastallen met varkens en kippen door de Nederlandse ambtenaar via het pensioenfonds terwijl deze hier mogelijk bezwaren tegen heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat de Nederlandse ambtenaar via het pensioenfonds indirect investeert in legbatterijen die in Nederland en Europa verboden zijn? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat enerzijds de Nederlandse overheid kale legbatterijkooien verbiedt in eigen land vanwege het dierenwelzijn terwijl anderzijds de Nederlandse overheid haar ambtenaren via pensioenfondsen laat investeren in dergelijke verboden legbatterijsystemen in het buitenland? Erkent u dat het ABP zijn beleggingen daarmee onvoldoende heeft getoetst op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord 2 en 3 beoordeelt het kabinet specifieke beleggingen van individuele pensioenfondsen niet, maar is dit aan sociale partners. Het ABP heeft er voor gekozen om de nationale wetgeving en internationale gedragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te nemen om te beoordelen waar het fonds wel en niet in belegt. In het algemeen geldt dat het ABP een zogenaamd engagement traject (een dialoog met de onderneming) met ondernemingen aangaat wanneer ondernemingen niet aan de nationale en internationale wet- en regelgeving en internationale standaarden voldoen, om op die manier het beleid van de onderneming te veranderen. Ook houdt het ABP zich aan lokale wetgeving.
Het ABP heeft specifiek beleid inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. Zij heeft daartoe ESG-criteria opgesteld, waarbij ESG staat voor environment, social en governance. Dit beleid is gebaseerd op internationale standaarden. Deze standaarden hebben betrekking op duurzaamheid en goed ondernemingsbestuur. Daarbij gaat het onder andere om thema’s op het gebied van milieu en mensenrechten. Eén van die standaarden is de UN Global Compact. Het ABP verwacht van de bedrijven waarin het belegt dat deze bedrijven de uitgangspunten uit deze Global Compact naleven. In het verantwoordingsorgaan wordt regelmatig met het ABP-bestuur gesproken over de vraag of de beleggingen voldoen aan haar eigen ESG-criteria en die waaraan Nederland zich ook in internationale context verbonden heeft.
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naleven. De in de UN Guiding Principles on Business and Human Rights beschreven verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren is onder Nederlands voorzitterschap in de herziene OESO Richtlijnen opgenomen in mei 2011. Dit betrof de beschrijving van «due diligence» als een algemeen principe voor een maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering.
Uit onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) blijkt dat het ABP goed scoort op het gebied van verantwoord en duurzaam beleggen.
Het ABP biedt via de website informatie over het beleggingsbeleid en presenteert elk kwartaal een lijst met alle beleggingen in beursgenoteerde bedrijven. Zie: http://www.abp.nl/over-abp/wat-doen-wij/beleggen/beleggingsbeleid/verantwoording.asp en http://www.abp.nl/over-abp/wat-doen-wij/beleggen/verantwoord-beleggen/
Bent u bereid om met het ABP in gesprek te gaan en hen te verzoeken te stoppen met het investeren in megastallen voor varkens en kippen? Zo nee, waarom niet?
Daar ben ik niet toe bereid en ik zie daar ook geen noodzaak toe gegeven de mogelijkheden tot inspraak voor pensioendeelnemers. Zoals aangegeven in antwoord 2 en 3 gaan pensioenfondsen over hun eigen beleid en hebben deelnemers via het bestuur en het verantwoordingsorgaan invloed op het (beleggings)beleid en daarmee op de investeringen van het ABP.
Bent u bereid om met het ABP in gesprek te gaan en hen te verzoeken te stoppen met het investeren in verboden legbatterijsystemen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid op zoek te gaan naar een ander pensioenfonds voor uw ambtenaren indien het ABP niet bereid is om te stoppen met investeringen in megastallen en/of verboden legbatterijsystemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de conclusies van Profundo bevestigen dat de acht onderzochte pensioenfondsen aandelen of obligaties hebben in bedrijven die megastallen bouwen in Thailand, China of Brazilië? Kunt u aangeven wat het totaalbedrag is dat de Nederlandse pensioensector investeert in de wereldwijde vleesindustrie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 2
Erkent u dat de informatievoorziening door pensioenfondsen aan hun deelnemers over de bedrijven waarin zij investeren, geen inzicht biedt in de wijze waarop deze bedrijven omgaan met duurzaamheid en met name dierenwelzijn? Hoe verhoudt zich de ondoorzichtigheid over de informatievoorziening over de bedrijven waar pensioenfondsen in investeren ten opzichte van de pensioenwet, die stelt dat er een evenwichtige belangenbehartiging moet zijn? Bent u bereid om met de pensioenfondsen in gesprek te gaan en openheid te vragen ten aanzien van de informatievoorziening over duurzaamheids- en dierenwelzijnscriteria die bedrijven in de intensieve veehouderij hanteren en de bedragen die hiermee gepaard gaan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Pensioenfondsen zijn verplicht in hun jaarverslag te rapporteren over de wijze waarop zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Bovendien dient het pensioenfondsbestuur deelnemers evenwichtig te vertegenwoordigen. Een gesprek met pensioenfondsen over de genoemde onderwerpen ligt met het oog hierop niet in de rede.
Kunt u aangeven wat de redenen zijn voor het gebrek aan concreet beleid met duidelijke eisen ten aanzien van dierenwelzijn? Bent u bereid om in gesprek te gaan met de pensioenfonds over het stellen van eisen aan dierenwelzijn ten aanzien van investeringen? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord 2 en 3 gaat het ABP over zijn eigen beleid en dus ook over de eisen die het stelt ten aanzien van dierenwelzijn. Zoals vermeld in antwoord 4 heeft het ABP aandacht voor duurzaam en maatschappelijk verantwoord beleggen en verwacht het ABP dat bedrijven waarin ze beleggen de uitgangspunten uit de VN Global Compact naleven.
Kunt u bevestigen dat Nederlandse pensioenfondsen met genoemd investeringsbeleid zich niet houden aan de principes van de VN Global Compact waarin staat dat voorzichtig om moet worden gegaan met het milieu en klimaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Naheffingen door de Belastingdienst over de afdrachtvermindering onderwijs |
|
Paul van Meenen (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Transportbedrijven failliet door naheffingen»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de criteria zijn voor het opleggen van naheffingen bij bedrijven die achteraf onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van de WVA2 en of dit landelijk beleid is, of op initiatief van lokale afdelingen van de belastingdienst?
Een naheffingsaanslag wordt opgelegd als de Belastingdienst constateert dat de afdrachtvermindering onderwijs (AV Onderwijs) ten onrechte is toegepast. Voor de constatering of daarvan sprake is toetst de Belastingdienst of voldaan is aan de in de wet gestelde voorwaarden voor de AV Onderwijs. Het gaat daarbij om de voorwaarden uit Wet vermindering afdrachten loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Het opleggen van de naheffingsaanslagen is niet lokaal of regionaal geïnitieerd, maar een gevolg van een landelijk aanpak.
Kunt u aangeven hoeveel er tot nu toe is opgehaald door de naheffing bij bedrijven en hoeveel er naar schatting nog zal worden teruggevorderd?
In alle sectoren tezamen zijn naheffingsaanslagen opgelegd voor een bedrag van circa € 70 miljoen. Bij nog lopende onderzoeken zijn correcties van de AV Onderwijs aangekondigd voor een bedrag van circa 80 miljoen euro. In hoeverre deze aanslagen daadwerkelijk tot betaling leiden is op dit moment niet aan te geven.
Kunt u aangeven welke sectoren naast de genoemde transportsector geraakt zullen worden door de naheffingen en hier dus de zware gevolgen van zullen kennen?
Van relatief veel voorkomende naheffingen is sprake in de zorgsector, de uitzendbranche en de bouwsector.
Erkent u dat om te beoordelen of er op juiste wijze uitvoering is gegeven aan de gemaakte afspraken ten aanzien van het opleidingsprogramma, er specifieke kennis van onderwijs moet zijn?
De Belastingdienst toetst of voldaan is aan de in de WVA neergelegde voorwaarden. Dit houdt ondermeer in of voldaan is aan een aantal formele vereisten, zoals de aanwezigheid van een rechtsgeldige praktijkovereenkomst die voldoet aan de voorwaarden van artikel 7.2.8 van de WEB. Verder kan de Belastingdienst controleren of het gevolgde onderwijsprogramma dat de deelnemer volgt voor een erkend kwalificerend diploma overeenstemt met het volledige onderwijsprogramma van de opleiding zoals opgenomen in het officiële register, het CREBO-register.
De beoordeling voert de Belastingdienst zelfstandig uit. Mocht er onderwijskundige kennis nodig zijn, dan kan de Belastingdienst een advies vragen aan de Inspectie van het Onderwijs.
Bent u van mening dat de belastingdienst genoeg kennis van onderwijs heeft om te kunnen oordelen over de uitvoering van de gemaakte afspraak?
Zie antwoord vraag 5.
Ten bate van welke instanties zijn de naheffingen en heeft de belastingdienst «het incentive» om een negatief oordeel te geven ten bate van het kunnen vorderen van naheffingen?
De opbrengst van de naheffingen komen, als onderdeel van de belastingheffing, ten bate van de algemene middelen van het Rijk.
In acht nemend het feit dat veel bedrijven te goeder trouw hebben gehandeld maar nu wel hoge naheffingen krijgen, bent u van mening dat economische gevolgen van de omzetting van de WVA naar een subsidieregeling voor bedrijven die gebruik hebben gemaakt van de WVA terecht zijn en binnen het redelijke liggen?
Het doel van de subsidieregeling praktijkleren is werkgevers te stimuleren leerwerkplekken aan te bieden, zodat zij over de gehele linie van de arbeidsmarkt kunnen beschikken over beter opgeleid personeel. Een subsidieregeling op de begroting van OCW kan beter worden gericht en onbedoeld gebruik van de regeling veel effectiever tegengaan. Door een juiste focus van beoogde doelgroepen van de nieuwe subsidieregeling, zal zij niet averechts werken, maar juist het aantal leerwerkplekken bevorderen daar waar ze het hardst nodig zijn (zoals bij mbo-bbl opleidingen waarin praktijkleren een substantieel deel uitmaakt van de opleiding of voor sectoren waarin knelpunten in de personele voorziening worden verwacht).
Bent u van mening dat er genoeg actie is ondernomen om de financiële en economische impact op te vangen bij bedrijven die niet bewust onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van de WVA en om de naheffing geen schadelijke neveneffecten te laten hebben voor de economie, die na een zware recessie een zeer broos herstel kent?
De AV Onderwijs is vormgegeven als onderdeel van de loonheffingen. Door deze keuze valt de afdrachtvermindering onder de regels die gelden voor de wijze van heffing, waaronder de regels rond de handhaving. Dit houdt onder meer in dat in het geval de Belastingdienst onregelmatigheden constateert er naheffing bij de inhoudingsplichtige plaatsvindt. Ook bij de AV onderwijs is deze werkwijze gevolgd. Indien een dergelijke naheffing bij bedrijven tot financiële problemen leidt kan hieraan tegemoet worden gekomen door het bedrijf binnen de grenzen van het gebruikelijke invorderingsbeleid van de Belastingdienst een betalingsregeling aan te bieden. Bedrijven kunnen zich hiervoor melden bij hun belastingkantoor.
Gaat u verdere actie ondernemen om te voorkomen dat transportbedrijven en andere bedrijven failliet gaan door de omzetting van de WVA naar een subsidieregeling en de onverwachte financiële gevolgen hiervan? Zo ja, wat voor actie zal dit zijn?
De naheffingsaanslagen AV onderwijs die aan transportbedrijven worden opgelegd waardoor sommige van deze bedrijven volgens Transport en Logistiek Nederland in financiële problemen komen, staan geheel los van de omzetting van de afdrachtvermindering onderwijs naar een subsidieregeling. De naheffingsaanslagen hebben betrekking op de periode voor invoering van de subsidieregeling praktijkleren.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Hof in Pakistan het doodvonnis van Asia Bibi heeft bekrachtigd?1
Ja.
Hoe apprecieert u deze uitspraak? Welke beroepsmogelijkheden zijn er nu nog open?
Het kabinet betreurt ten zeerste het vonnis van de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi en is uitermate bezorgd over haar lot.
Binnen dertig dagen na de uitspraak door het Hof van 16 oktober 2014 dient beroep te worden aangetekend. Vervolgens zal de zaak voorkomen bij de Pakistaanse Hoge Raad.
Welke mogelijkheden hebben u en de internationale gemeenschap om het voltrekken van dit vonnis te voorkomen?
Nederland volgt de zaak tegen mevrouw Asia Bibi sinds 2009 nauw en sprak zich herhaaldelijk uit tegen het doodvonnis. Nederland drong eerder aan op een goede behandeling van mevrouw Bibi en op een eerlijk proces. De blasfemiewetgeving is ook opgebracht in de bilaterale politieke consultaties van Nederland met Pakistan die plaatsvonden in februari 2014. Ook in EU-verband spant Nederland zich in voor deze zaak. De EU sprak zich in een verklaring d.d. 17 oktober uit tegen het doodvonnis.
Nederland zal bij iedere voorkomende gelegenheid bij de Pakistaanse autoriteiten aandacht blijven vragen voor mevrouw Asia Bibi, de blasfemiewetgeving en de doodstraf, zowel bilateraal als in EU-verband. Het bezoek van EU Speciale Rapporteur voor Mensenrechten Stavros Lambrinidis, die van 26 tot 29 oktober 2014 Pakistan bezoekt, biedt een uitgelezen kans om de bezwaren tegen de ter dood veroordeling van mevrouw Asia Bibi over te brengen aan de Pakistaanse autoriteiten.
Bent u bereid om alles op alles te zetten om haar leven te beschermen, waar mogelijk ook in samenspraak met Amnesty International, Human Rights Watch en andere organisaties die zich voor haar lot inzetten?
Nederland blijft zich actief inzetten voor mevrouw Asia Bibi en zal daarbij optrekken met andere organisaties die zich voor haar lot inspannen. Direct na de uitspraak bezocht de Nederlandse ambassadeur in Islamabad de organisatie CLAAS (Centre for Legal Aid, Assistance and Settlement) in Lahore, die zich met financiële steun van de EU inzet voor vervolgde christenen in Pakistan. Ook bracht de ambassadeur de zaak op in een bilateraal gesprek bij het hoogste ambtelijke niveau op het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en had hij de gelegenheid er aandacht voor te vragen tijdens een bijeenkomst van de Buitenlandcommissie van het Pakistaanse parlement op 22 oktober jl. Over volgende stappen wordt nu overleg gevoerd binnen de EU en met andere gelijkgestemde landen.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de beschuldiging van de Turkse oppositieleider Kılıçdaroğlu over wapenleveranties van Turkije aan terroristische organisaties, waaronder IS?1
Ja.
Klopt het dat Kılıçdaroğlu officiële schriftelijke verklaringen getoond heeft van de hoofdofficier van justitie in Adana en vrachtwagenchauffeurs die de wapens geleverd zouden hebben? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Oppositieleider Kılıçdaroğlu heeft naar verluidt dergelijke verklaringen getoond tijdens zijn wekelijkse, besloten, fractievergadering over deze kwestie die vorig jaar speelde. De Turkse regering ontkent de aantijgingen.
Zijn deze verklaringen, nota bene van de hoofdofficier van justitie in Adana, waar de Nederlandse Patriots gestationeerd zijn, voor u aanleiding om hierover opheldering te vragen bij de Turkse regering over de wapenleveranties? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Turkse autoriteiten hebben deze aantijgingen altijd ontkend.
Bent u bereid contact op te nemen met de Turkse oppositie en de hoofdofficier van justitie in Adana?
Zie antwoord vraag 3.
Blijft u zelfs met deze bewijzen volhouden niet over «indicaties» te beschikken over steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak? Zo ja, waarom?
Het kabinet is net als de Kamer op de hoogte van deze berichten, maar kan, zoals ook in eerdere antwoorden op Kamervragen aangegeven, deze niet bevestigen. Daarnaast verwijst het kabinet naar de antwoorden op eerdere vragen van uw lid Omtzigt van 22 september over steun van Turkije aan Al Qaeda. Hierin wijst het kabinet er onder meer op dat Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst en dat het zich bereid heeft verklaard de coalitie tegen ISIS militair en logistiek te steunen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving in onder meer Newsweek2 en de New York Times3 dat IS rekruteringscentra opzet in Ankara en andere plekken in Turkije, zonder dat de Turkse regering daar iets tegen onderneemt?
De Turkse overheid heeft deze berichten en aantijgingen ontkend. Het kabinet heeft geen reden hieraan te twijfelen.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Turkije een deal met IS gesloten heeft waarbij 180 IS-terroristen vrijgelaten zijn in ruil voor het door IS gevangen genomen personeel van het Turkse consulaat in Mosul?4
Het kabinet is bekend met de mediaberichtgeving hierover. Het kan deze berichten niet bevestigen en het ligt daarom niet voor de hand de Turkse regering om opheldering hierover te vragen.
Klopt het dat er onder deze 180 vrijgelaten terroristen ook EU-burgers zitten? Bent u net als de Britse regering bereid hierover opheldering te vragen bij de Turkse regering?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de Turkse regering de vermeende leider van de Turkse vleugel van terreurgroep IS, Halis Bayancuk, heeft vrijgelaten? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Halis Bayancuk is voorwaardelijk vrijgelaten op last van de lokale rechtbank nadat de officier van justitie geen aanklacht tegen hem had ingediend. Er is geen nadere informatie beschikbaar waarom geen aanklacht is ingediend.
Hoeveel en welke signalen over mogelijke steun van Turkije aan IS hebben u de afgelopen twee maanden bereikt?
Het kabinet is bekend met de diverse mediaberichten die hierover in deze periode zijn verschenen. Het heeft geen eigenstandige informatie die deze berichten kan bevestigen, zie ook het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak?
Nee, het kabinet ziet daartoe geen noodzaak.
De doorgaande ellende in de Oostvaardersplassen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oostvaardersplassen wacht nieuw leed»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat er de afgelopen jaren duizenden dieren zinloos de hongerdood zijn gestorven? Welke kosten hangen hiermee samen?
Er is geen sprake van dat er de afgelopen jaren duizenden grote grazers in de Oostvaardersplassen de hongerdood zijn gestorven. Na het advies van de commissie-Gabor (ICMO-2; zie Kamerstuk 32 563, nr. 1) heeft Staatsbosbeheer in de Oostvaardersplassen het zogeheten vroeg-reactief beheer ingevoerd dat als doel het minimaliseren van onnodig lijden van de grote grazers heeft. De Kamer is de afgelopen jaren regelmatig geïnformeerd over de wijze waarop het beheer is uitgevoerd (zie Kamerstuk 32 563, nrs. 10, 25, 26, 27, 28, 29, 39 en 41). Het beheer conform ICMO-2, waarvan vroeg-reactief beheer een onderdeel is, kost Staatsbosbeheer jaarlijks ca. 250 duizend euro.
Bent u, in navolging van de natuurbeschermingsorganisaties, van mening dat het experimentele beheersplan is mislukt? Zo neen, waarom niet?
Ik ben nog in afwachting van een evaluatie door de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen van het grotegrazersbeheer gedurende de afgelopen vier winterseizoenen. Ik zal mijn mening over het grotegrazersbeheer in de Oostvaardersplassen mede daarop baseren.
Bent u bereid in te (laten) zetten op de verkoop van alle grazers zodat de onzalige situatie, zoals we die kennen, resoluut wordt opgelost? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Een ongeluk met fatale afloop op een onbeveiligde overgang bij Winsum |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over een ongeluk met fatale afloop op een onbeveiligde overgang bij Winsum?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat zich hier binnen een half jaar twee ongelukken met fatale afloop hebben voorgedaan?
Ik betreur ten zeerste wat gebeurd is. Elk incident met en zonder fatale afloop is een incident te veel. Dit geldt te meer indien – zoals in kwestie – in korte tijd twee ongelukken met fatale afloop hebben plaatsgevonden.
Deelt u de mening dat deze overweg het verdient om met spoed van beveiliging te worden voorzien in het kader van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen, waar de Kamer geld voor beschikbaar heeft gesteld? Zo nee, waarom heeft u een andere prioritering?
Voor de specifieke situatie in Winsum en de daar mogelijk op korte termijn te treffen maatregelen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
De overweg in Winsum is een openbare niet-actief beveiligde overweg, waarvan er in Nederland nog circa 95 zijn. Vanuit het Programma Verbeteren Veiligheid op Overwegen (PVVO) is de afgelopen jaren gewerkt aan het verbeteren van de veiligheid bij alle overwegen, inclusief de niet-actief beveiligde overwegen. Het aanleggen van beveiliging is een kostbare zaak, omdat de systemen aan diverse (o.a. failsafe) eisen moeten voldoen. Mijn streven is en blijft echter om het aantal niet-actief beveiligde overwegen, in overleg met omwonenden en andere belanghebbenden, verder terug te brengen en de veiligheid op een kosteneffectieve manier te verbeteren. Daartoe zal ik ProRail vragen de komende maanden een evaluatie te doen op de effectiviteit van de aanpak van de niet-actief beveiligde overwegen in de afgelopen jaren en mij spoedig een voorstel te doen voor een vervolgaanpak. Op basis daarvan zal ik bekijken welke vervolgaanpak wenselijk en passend is.
Financiering van eventuele maatregelen voor Winsum of voor andere niet-actief beveiligde overwegen vindt niet plaats uit het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen. Daartoe is het budget van het LVO ontoereikend. Het LVO richt zich op de overwegen in stedelijke omgevingen met veel spoor- en wegverkeer die het meeste verbeterpotentieel hebben.
Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheid deze overgang te voorzien van een mini-AHOB (overgang met Automatische Halve OverwegBomen), die op korte termijn redelijk eenvoudig kan worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
ProRail heeft recent samen met de regio een onderzoek gedaan naar 22 overwegen in de gemeente Winsum, waarbij gekeken is naar mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid. Er zijn concrete maatregelen bedacht waarvoor op dit moment de financiële consequenties worden ingeschat.
Het gaat dan om het opheffen van overwegen door het aanleggen van een alternatieve ontsluiting, het beveiligen d.m.v. een mini-AHOB, het gebruik beperken tot alleen fietsers/voetgangers en het uitbreiden van een actief beveiligde overweg met vrijliggende fietspaden.
Voor het einde van dit jaar vindt ambtelijk overleg plaats tussen ProRail, de gemeente Winsum en de provincie Groningen over de haalbaarheid van de verschillende verbetermaatregelen. Ik heb ProRail gevraagd mij op de hoogte te houden van de voortgang en resultaten van dit overleg.
Naast de gekozen aanpak in de gemeente Winsum kijkt ProRail overigens in samenspraak met de provincie ook naar mogelijkheden ter verbetering van overwegveiligheid op andere locaties in Groningen.
De vuurwerkopslag in Heerde |
|
Peter Oskam (CDA), Carla Dik-Faber (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u garanderen dat, naar aanleiding van uw antwoord op eerdere vragen1 dat er explosiegevaar bestaat met betrekking tot de vuurwerkopslag in Heerde, bij een explosie van deze opslag enkel schade optreedt aan de opslag zelf en niet aan (onder meer) het zorgcentrum en de supermarkt die zich binnen een straal van 100 meter bevinden?
Het Vuurwerkbesluit stelt eisen aan de (buffer)bewaarplaatsen van consumentenvuurwerk. Deze moeten zodanig zijn geconstrueerd dat de effecten van een mogelijke drukopbouw als gevolg van een calamiteit in de (buffer)bewaarplaatsen via de deuropening worden afgelaten. Deze deur moet zelfsluitend zijn uitgevoerd en zal derhalve alleen open getild worden om een mogelijke overdruk in de bewaarplaatsen af te laten. Daarnaast zijn de (buffer)bewaarplaatsen voldoende brandwerend uitgevoerd om de leefomgeving te beschermen tegen branddoorslag en brandoverslag. Tot slot zijn alle (buffer)bewaarplaatsen voorzien van een automatische sprinklerinstallatie om een eventuele brand te doven. Hierdoor zullen de schadelijk effecten (hittestraling en uitworp vuurwerkartikelen) van een calamiteit in de (buffer)bewaarplaatsen beperkt blijven tot de bewaarplaatsen zelf en de directe nabijheid van de deuropening.
Zoals ik in de beantwoording van eerdere vragen heb aangegeven, heeft de gemeente Heerde de vergunning verleend voor de opslag. De gemeente heeft na consultatie van de brandweer van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland geconstateerd dat aan de veiligheidsvoorschriften is voldaan. Ik vertrouw er derhalve op dat de gemeente, daarbij geadviseerd door de Veiligheidsregio, op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het Vuurwerkbesluit.
Deelt u de mening dat, hoewel er formeel sprake is van «consumentenvuurwerk» in de opslag van Heerde, het gezien de hoeveelheid (500 kilo), de nabije aanwezigheid van het zorgcentrum, de supermarkt en het tankstation alsmede de gevoelens van onveiligheid van bewoners, geen geschikte plek is om vuurwerk op te slaan?
Omdat effecten van een eventuele calamiteit binnen de (buffer)bewaarplaats en de omgeving van de deur blijven (zie antwoord op vraag 1), deel ik uw mening niet.
Kunt u aan alle 25 veiligheidsregio’s deze casus in Heerde doen toekomen met het verzoek om te inventariseren of bij de veiligheidsregio’s (1) meer plekken bekend zijn in het land waar de opslag van consumentenvuurwerk dicht is gelegen bij kwetsbare objecten en (2) dit risico’s kan opleveren voor omwonenden en omgeving bij explosiegevaar? Zou u de uitkomsten hiervan aan de Kamer willen doen toekomen?
(Buffer)bewaarplaatsen van consumentenvuurwerk moeten aan de eisen van het Vuurwerkbesluit voldoen. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, beperken de gevolgen van een eventuele calamiteit zich tot de bewaarplaats zelf. Dit levert daarom geen risico op voor omwonenden. Er is dan ook geen reden om de veiligheidsregio’s een dergelijke inventarisatie uit te laten voeren.
Baseert u uw stelling dat het effect van een eventuele calamiteit tot de betreffende vuurwerkopslag in Heerde beperkt zal zijn op de aanname dat de voorgeschreven sprinklers en de genoemde draadkorven dit effect zullen verhinderen?
In mijn antwoord op vraag 1 heb ik uiteengezet welke eisen op grond van het Vuurwerkbesluit gelden. Die moeten voorkomen dat een eventuele calamiteit tot schade voor omwonenden leidt. Sprinklers en draadkorven maken daar deel van uit, maar het eisenpakket omvat meer.
Is het waar dat de genoemde draadkorven met name bestemd zijn voor vervoer en dat het betreffende vuurwerk in de opslag in Heerde buiten het bereik ligt van deze draadkorven?
De verpakking van het vuurwerk in draadkorven is bedoeld om de effecten van een eventuele calamiteit te beperken zowel tijdens het transport als tijdens opslag.
Op welke wijze wordt middels de dakconstructie van de opslag rekening gehouden met het explosiegevaar binnen de vuurwerkopslag?
De vuurwerkbewaarplaatsen moeten volgens het Vuurwerkbesluit zodanig geconstrueerd zijn dat een mogelijke drukopbouw in de bewaarplaats altijd via de deuropening wordt afgelaten. De dakconstructie en de gevels van de vuurwerkbewaarplaatsen dienen niet om de druk af te laten.
Wat is de aanpak van de veiligheidsregio’s met betrekking tot de aanpak van gevaarlijke stoffen-incidenten en verschilt deze aanpak per veiligheidsregio of is deze overal gelijk?
De aanpak van incidenten met gevaarlijke stoffen door de veiligheidsregio’s is in grote lijnen als volgt.
De meldkamer alarmeert de benodigde hulpverleningseenheden en -functionarissen op basis van de meldingsinformatie (incidentlocatie, wel/geen brand, transportongeval, risicobedrijf, wel/geen slachtoffers etc.) en haar informatiesystemen (object- en omgevingsinformatie waaronder de aanwezigheid van vuurwerkopslagplaatsen en procedures). Gealarmeerd worden: brandweervoertuigen, ambulances, politie-eenheden, leidinggevenden en specialistische functionarissen.
De leidinggevenden van de hulpverlenende diensten bepalen, op grond van nadere (verkennings)gegevens, welke eenheden aanvullend worden gealarmeerd en welke processen worden gestart.
Bij ongevallen met gevaarlijke stoffen worden maatregelen genomen om de bron te bestrijden en maatregelen om effecten in de omgeving te voorkomen of beperken. Deze maatregelen kunnen ondermeer betreffen: het waarschuwen en informeren van de bevolking met sirenes, NL Alert en/of (social) media, schuilen in woningen en gebouwen, ontruimen en evacueren en het stilleggen van het verkeer.
De coördinatie van de incidentbestrijding vindt in iedere veiligheidsregio plaats volgens de Gecoördineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure (GRIP), zoals beschreven in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (Kamerstuk 29 668, nr. 37).
Veiligheidsregio’s kunnen een beroep doen op het Landelijk Informatiepunt Ongevallen Gevaarlijke Stoffen (LIOGS), dat in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondergebracht is bij DCMR Milieudienst Rijnmond. Het LIOGS adviseert veiligheidsregio’s in de acute fase van de incidentbestrijding (het eerste uur) over de gevaren van de bij het incident betrokken gevaarlijke stoffen en de te nemen maatregelen. Bovendien kunnen veiligheidsregio’s via het LIOGS gebruik maken van assistentiemogelijkheden van het bedrijfsleven.
Naar aanleiding van de brand bij Chemie Pack is een landelijke kennisadviesstructuur opgezet, waarvoor de Inspectie Leefomgeving en Transport systeemverantwoordelijk is. Onderdeel van deze structuur is het Crisis Expert Team Milieu en Drinkwater, een 24 uur per dag 7 dagen per week bereikbaar operationeel netwerk van de kennisinstituten (o.a. het RIVM) op het gebied van milieu en drinkwater. Veiligheidsregio’s worden door het Crisis Expert Team Milieu en Drinkwater geadviseerd aansluitend op de advisering door het LIOGS.
In alle veiligheidsregio’s is de aanpak van ongevallen met gevaarlijke stoffen gelijk. Die aanpak is gebaseerd op GRIP, wordt uitgevoerd volgens dezelfde processen en maakt gebruik van dezelfde expertise.
Kunt u aangeven waar de vernietiging van in beslaggenomen vuurwerk plaatsvindt en wat de jaarlijkse kosten hiervan zijn?
In 2012 waren de totale kosten voor de vernietiging van het vuurwerk € 1,6 mln en in 2013 € 1,9 mln. De vernietigingen worden uitgevoerd bij EST Energetics GmbH in Duitsland. Domeinen Roerende Zaken van het Ministerie van Financiën houdt toezicht op de vernietiging. De ILT is in 2014 een nieuwe aanpak gestart waarbij importeurs via bestuursrechtelijke weg wordt opgedragen afgekeurd consumentenvuurwerk uit de handel te nemen. Hierdoor nemen de kosten waarschijnlijk af.
Is het waar dat in een aantal andere landen het bestrijden van een brand in een consumentenvuurwerkopslag met water (gezien de mogelijk reactie met magnesium houdend vuurwerk) verboden is? Hoe vindt deze bestrijding in Nederland plaats?
Door diverse deskundigen (RIVM, TNO, IFV, en buitenlandse instanties) is in de afgelopen jaren naar de gevolgen van het blussen van een brand in een vuurwerkopslagplaats gekeken. Uit die onderzoeken blijkt dat het blussen van een beginnende brand in een vuurwerkopslagplaats prima met water kan. Daarom is en blijft in het Vuurwerkbesluit een automatisch werkende sprinklerinstallatie voorgeschreven.
Het bericht ‘‘extra geld voor controleurs natuurgebieden’’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Extra geld voor controleurs natuurgebieden»?1
Ja.
Kunt u aangeven waar de extra 100.000 euro voor her- en bijscholing van Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA's) precies aan worden besteed? Betreft het een structureel of eenmalig bedrag?
De extra 100.000 euro wordt ingezet als een bijdrage in de kosten voor het inzetten van BOA’s die de handhaving van natuurwetgeving in hun takenpakket hebben (groene boa’s). Denk daarbij aan opleidings- en bijscholingskosten en/of kosten voor de inzet van bepaalde handhavingsmiddelen. Wij zijn in overleg met de particuliere werkgevers van deze specifieke groep BOA’s om te bepalen voor welke bestedingsdoelen de bijdrage het best kan worden aangewend.
Het gaat om een structureel bedrag.
Op welke manier worden de kosten van 100.000 euro gedekt?
De kosten worden gedekt binnen de begroting van het Ministerie van Economische Zaken (Artikel 18).
Op welke manier wordt nagestreefd de extra kosten zo laag mogelijk te houden en de middelen aldus effectief in te zetten?
In de brief aan uw Kamer van 14 oktober 2014 (Kamerstuk 28 684, nr. 422) is gemeld welke afspraken er zijn gemaakt om extra kosten voor particuliere werkgevers van groene boa’s te voorkomen. Zo zal de politie de afspraken over onder andere communicatiemiddelen landelijk harmoniseren en daarbij de kosten voor de werkgevers zoveel mogelijk beperken. Verder is afgesproken dat particuliere werkgevers – vanwege hun bijzondere positie in het stelsel – niet langer hoeven te betalen voor het digitaal aanleveren van zaken bij het CJIB. Over de uitvoering van deze afspraken vindt momenteel overleg plaats met de werkgevers.
Is de inhoud van de betreffende basisscholing, her- en bijscholing hetzelfde gebleven of is deze al aangepast naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer over stropen in bossen en wateren op 31 januari 2014?2 Zijn de signalen over de moeilijkheidsgraad en de wens voor vereenvoudiging doorgevoerd? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zoals in onze brief van 14 oktober jl. aan uw Kamer al vermeld zien wij aanleiding om de gehele stand van zaken rondom de professionalisering in domein II te evalueren, waaronder de werking en de resultaten van de opleidings- en examineringssystematiek. Dit onderzoek, waarbij onder meer de werkgevers van de boa’s zullen worden bevraagd, is in september 2014 aangevangen en zal voor het einde van dit jaar worden afgerond. Op basis van dit onderzoek zal een beslissing volgen of en zo ja welke aanpassingen er binnen de gehele systematiek van opleiden binnen domein II dienen plaats te vinden.
Voorts kan in antwoord op de vragen over de aansluiting op de praktijk worden gemeld dat onder andere op verzoek van de werkgevers van de groene boa’s er, vooruitlopend op de uitkomsten van de evaluatie, recent in de laatste twee modules van de opleiding meer ruimte is opgenomen voor praktijkonderdelen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het tegengaan van onnodige bureaucratie, gelet op het feit dat tijdens voornoemd debat is aangegeven dat dit moet worden tegengegegaan en dat hier een rapportage over zal volgen? Ontvangt de Kamer op korte termijn een brief met de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer van 14 oktober 2014 werden reeds de afspraken toegelicht die zijn gemaakt om de inbreng van particuliere werkgevers van groene boa’s op nationaal of regionaal niveau te waarborgen. Met deze afspraken kan tot een goede afstemming van prioriteiten en inzet worden gekomen voor wat betreft handhaving van natuurwetgeving. Inbreng in de Strategische Milieukamer vindt plaats door middel van afstemming met de provincies en handhaving van de openbare orde en veiligheid in het buitengebied vindt plaats door middel van overleg met de tien regionale eenheden van politie. Daarnaast zal met de particuliere werkgevers regelmatig ambtelijk en waar nodig bestuurlijk overleg plaatsvinden.
Zoals uit bovengenoemde brief blijkt hecht het Kabinet aan het tegengaan van onnodige bureaucratie en met de gemaakte samenwerkingsafspraken zal daaraan worden bijgedragen.
Hoe staat het met het voornemen de opleiding voor BOA’s beter te laten aansluiten op de praktijk? Is de opleiding van de BOA’s al aangepast aan de context en aan beroepsrelevante vaardigheden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn de werkgevers van de BOA's tevreden over de nieuwe opzet van de (bij)scholingsvereisten? Zijn deze vereisten alleen gewijzigd of ook toegenomen in omvang?
Zie antwoord vraag 5.
Beloningen bij zorgverzekeraars |
|
John Kerstens (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Is het waar dat «beloningen betaalbaar op termijn» (waaronder dus de pensioenbijdrage/werkgeversdeel) geen onderdeel vormt van de aan de «sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars» te toetsen beloningen van topfunctionarissen van zorgverzekeraars? Zo ja, waarom vormt de pensioenbijdrage/ werkgeversdeel hier geen onderdeel van?
Nee. De werkgeversbijdrage in de pensioenpremie is ook bij zorgverzekeraars genormeerd als onderdeel van de sectorale norm, namelijk door deze te maximeren op de werkgeversbijdrage aan de premie voor het reguliere rechtenpakket van het sectorpensioenfonds, het pensioenfonds voor de zorgverzekeraars. De opbouw van de sectorale norm voor de zorgverzekeraars over 2013 is toegelicht in de ministeriële regeling daarover: Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2012, DWJZ-3147991, houdende vaststelling van de sectorale bezoldigingsnorm voor de in bijlage 3 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector opgenomen categorie zorgverzekeraars.
Dezelfde systematiek is toegepast in 2014 toen er staffels in de sectorale norm zijn ingevoerd: Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 november 2013, kenmerk MEVA-172387–113549, houdende vaststelling van de sectorale bezoldigingsnorm voor en de indeling in klassen van de in bijlage 3 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector opgenomen categorie zorgverzekeraars (Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars).
Op welke manier verzekert de WNT of de «regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars» dat de salarissen van topfunctionarissen van zorgverzekeraars via de pensioenbijdrage/ werkgeversdeel niet buitensporig worden opgehoogd?
Dat is verzekerd door het werkgeversdeel in de pensioenbijdrage ook te normeren als onderdeel van de sectorale norm op de hierboven beschreven wijze. De salarissen van topfunctionarissen van zorgverzekeraars kunnen niet buitensporig worden verhoogd via het werkgeversdeel van de pensioenpremie, omdat de norm precies de werkgeverspremie dekt die verschuldigd is voor een pensioenopbouw gelijk aan die van de reguliere pensioenregeling van de sector.
Kunt u uitleggen waarom «bij de zorgverzekeraars (...) de normering van de pensioenpremie door bijzondere omstandigheden in deze sector op een specifieke wijze is vormgegeven in de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars»?1
In het antwoord 6 uit Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 260 is hier inderdaad op ingegaan. Het pensioenfonds voor de zorgverzekeraars gaat uit van individueel actuarieel juiste premies en niet van doorsneepremies. Dat is een vorm van premie bepalen die afwijkt van hetgeen bij de meeste pensioenregelingen gebruikelijk is. De pensioenpremie is leeftijdsafhankelijk en is voor iedere werknemer anders. Eén kwantitatieve norm voor het werkgeversdeel van de pensioenpremie was hierdoor niet in een generieke regeling vast te leggen. De premie is daarom kwalitatief genormeerd: de aan de betrokken topfunctionaris toe te rekenen werkgeversbijdrage voor het pensioen, gebaseerd op het reguliere rechtenpakket van het sectorpensioenfonds zoals blijkend uit de premienota van het betreffende pensioenfonds. Er is binnen de systematiek van de WNT voor dit maatwerk gekozen om de beoogde normering van topinkomens bij zorgverzekeraars te realiseren.
Wat bedoelt u met het «kwalitatief normeren» van de premie? Welke waarborgen biedt het op deze manier normeren in kwantitatieve zin?2
Het kwalitatief normeren slaat op het gegeven dat de kwaliteit van de pensioentoezegging is genormeerd, namelijk hetzelfde rechtenpakket als in het sectorpensioenfonds voor overige deelnemers is toegezegd.
Bent u bereid in plaats van (enkel) een kwalitatieve normering ook een normering in kwantitatieve zin op te nemen in de wet of in de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars? Zo nee, waarom bent u hier niet toe bereid?
Zoals uit de antwoorden op de vragen 3 en 4 blijkt, is het niet nodig om het werkgeversdeel van de pensioenpremie kwantitatief te normeren. Wat van belang is, is dat de gekozen wijze van normering het beoogde resultaat heeft: topfunctionarissen hebben dezelfde pensioenvoorziening als «normale» medewerkers van zorgverzekeraars en er ontstaat geen ongebruikte financiële ruimte om extra’s overeen te komen. Daarmee zijn ook de voorzieningen voor beloning betaalbaar op termijn in deze sector genormeerd, vergelijkbaar met andere (semi)publieke instellingen die onder de WNT vallen.
Deelt u de mening dat de pensioenbijdrage/werkgeversdeel in verhouding bij zorgverzekeraars niet substantieel hoger mag zijn dan in de gewone WNT-norm en dat dit bedrag dus niet meer zou mogen uitmaken dan ongeveer vijftien procent van de totale bezoldiging? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat met de kwalitatieve norm nu bereikt is dat het pensioenpakket van de topfunctionarissen in deze sector hetzelfde is als de pensioenvoorziening die de «normale» medewerkers in loondienst in deze sector is toegezegd.
Homoacceptatie en coming out day |
|
Tamara van Ark (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het benchmark rapport van Workplace Pride over LHBT1 acceptatie op de werkvloer?
Ja.
Wat vindt u van een initiatief als het homo-acceptatieplan van de KNVB2 en van de verschillende initiatieven in het land zoals de campagne «Homo! is geen scheldwoord» van Bureau Gelijke Behandeling tijdens Coming Out Day op zaterdag 11 oktober jl.?
Het is heel goed als organisaties als de KNVB laten zien dat zij werk maken van veiligheid en sociale acceptatie van LHBT’s. Dat is een mooi resultaat van de landelijke Gay-Straight Alliantie (hierna: GSA) Gelijke Spelen. Ook de andere GSA’s (onderwijs, ouderen, woonomgeving) richten zich op maatschappelijke organisaties in hun domein. Maar daar kan nog heel wat winst geboekt worden. Komende maand verschijnt een evaluatie van de GSA’s door het Verwey-Jonkerinstituut inclusief aanbevelingen voor de toekomst. Ik kom ook dit jaar zoals afgesproken met een midterm review emancipatie, met daarbij plannen voor de komende twee jaar. Hierbij zal ik ook de aanbevelingen van het Verwey-Jonkerinstituut betrekken.
Deelt u de mening dat er ook veel goede initiatieven zijn binnen organisaties, scholen, bedrijven en sportclubs die de acceptatie van LHBT’ers de afgelopen jaren hebben verbeterd?
Ja.
Ziet u mogelijkheden om een overleg tussen partijen te faciliteren om best practices op het gebied van diversiteitsbeleid te delen en te kijken of zij elkaar en het onderwerp kunnen versterken (waarbij te denken valt aan bijvoorbeeld de KNVB, de VNG3, bonden, onderwijsorganisaties, maar ook bedrijven die een goed diversiteitsbeleid hebben)?
Ja, ik ben graag bereid om met zoveel mogelijk betrokken organisaties in de week rond IDAHO (de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie – 17 mei 2015) een gezamenlijk, geregisseerd, en duidelijk signaal af te geven.
Daartoe zal ik organisaties op verschillende maatschappelijke domeinen uitnodigen met mij aan tafel te gaan om te bespreken hoe zo’n geregisseerde actie tot stand kan komen. Ik streef ernaar de rondetafelbijeenkomst voor het einde van dit jaar te houden. Ik zal de Tweede Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.
Wilt u daarbij het idee bespreken of het mogelijk is alle marketingactiviteiten van participerende organisaties gedurende een week te koppelen aan het thema homo-acceptatie? Deelt u de mening dat er op deze manier een duidelijk signaal afgegeven kan worden? Is de overheid (Rijk, Gemeenten, Provincies) bereid om hier ook zelf aan mee te doen in de eigen uitingen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het mogelijk een dergelijke rondetafel nog dit jaar te organiseren zodat er in mei 2015 tijdens de internationale dag tegen homofobie een geregisseerde actie kan plaatsvinden? Bent u bereid de Kamer hierover voor 1 november 2014 te informeren?
Zie antwoord vraag 4.
De overname van Ziggo door Liberty Global (UPC) |
|
Bart de Liefde (VVD), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «KPN voelt zich benadeeld bij fusie van Ziggo en UPC»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de overname van Ziggo door Liberty Global en de mogelijke gevolgen voor respectievelijk de (vaste) telefonie-, TV- en internetmarkt, dus zowel voor de gehele triple play markt als de deelmarkten die daar onderdeel van zijn?
De overname van Ziggo door Liberty Global past in de Europese consolidatieslag die zichtbaar is in de telecommunicatiesector. Schaalgrootte levert bedrijven kostenvoordelen op, wat van belang is in een markt waar grote investeringen in netwerken gedaan moeten worden om de groeiende vraag naar capaciteit aan te kunnen. Met de overname transformeert de Nederlandse consumentenmarkt zich van een structuur met één sterke speler en twee sterke regionale spelers, naar een markt met twee spelers die beiden op nationaal niveau actief zijn.
Voor Nederland betekent de overname dat er een sterke speler naast KPN ontstaat op de (vaste) telefonie-, televisie- en internetmarkt. Dat er naast KPN een tweede sterke nationale speler ontstaat, is op zichzelf een goede zaak. De Europese Commissie heeft op 10 oktober 2014 haar besluit bekendgemaakt met daarin haar onafhankelijk oordeel over de gevolgen van de overname. De Europese Commissie heeft geconcludeerd dat er, met een aantal voorwaarden die de Europese Commissie stelt aan Liberty Global, geen extra mededingingsproblemen zijn te verwachten als gevolg van de overname. Het is aan de ACM om, gegeven het besluit van de Europese Commissie, te beoordelen welke regulering onder de huidige marktomstandigheden nodig is.
De ACM heeft op 31 oktober 2014 haar onafhankelijk oordeel bekend gemaakt over de vraag welke ex-ante marktregulering in de komende jaren nodig is, om te borgen dat de Nederlandse telecommunicatiemarkt effectief concurrerend is. In dat oordeel heeft de ACM de gevolgen van de overname van Ziggo door Liberty Global meegewogen. De ACM heeft geconcludeerd dat er een risico is dat een gefuseerd Ziggo/UPC en KPN niet voldoende met elkaar concurreren. Daarnaast constateert de ACM dat er een risico is dat KPN op de zakelijke markten over aanmerkelijke marktmacht beschikt. De ACM constateert verder dat op de kabelnetwerken geen vorm van toegang mogelijk is, die vergelijkbaar is met de «ontbundelde» toegang tot het netwerk van KPN. Omdat regelgeving vraagt om concurrentieproblemen op deze markten allereerst op het niveau van de «ontbundelde toegang» op te lossen, oordeelt de ACM dat de verplichting voor KPN om die «ontbundelde toegang» te leveren in de komende drie jaar gecontinueerd moet worden. De ACM komt tot de conclusie dat met het reguleren van de toegang tot de netwerken van KPN, er voldoende andere aanbieders op de internetmarkt zijn die concurreren met KPN en Ziggo/UPC. Met die ontbundelde toegang kunnen concurrenten van KPN en Ziggo/UPC zelf bepalen welke diensten zij aanbieden over de aansluitnetwerken van KPN.
Het is aan de ACM om binnen het kader van de Telecommunicatiewet te beoordelen wat de noodzakelijke toegangsregulering is om effectieve concurrentie op de Nederlandse telecommunicatiemarkten te borgen in de komende jaren. Het kabinet zou het wenselijk vinden dat niet alleen KPN, maar ook kabelbedrijven zoals Ziggo en UPC direct worden geprikkeld door het toelaten van concurrenten op hun netwerk. Gezien de conclusies van de ACM is daar, onder de huidige marktomstandigheden, een aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader voor nodig.
Kunt u aangeven hoe de nieuwe marktstructuur op deze markten er uit zal zien? Welke marktaandelen ontstaan er? Is straks in één of meerdere van deze markten sprake van een economische machtspositie in de zin van art. 24 van de Mededingingswet? Kunt u de Autoriteit Consument en Markt (ACM) verzoeken hier onderzoek naar te doen? Op welke termijn kan de Kamer deze analyse tegemoet zien?
Op de consumentenmarkten ontstaat na de overname van Ziggo door Liberty Global een marktstructuur met twee sterke, vergelijkbare partijen. Onderzoeksbureau Telecompaper rapporteert over het tweede kwartaal van 2014 de volgende marktaandelen in de onder vraag 2 genoemde markten.
Televisie
Internet
Vaste Telefonie
Triple play
Ziggo/UPC
59,8%
44,1%
41,4%
61%
KPN
20,9%
39,9%
41,8%
21%
Overig
19,3%
16%
16,8%
18%
Marktaandelen consumentenmarkten (bron: Telecompaper)
Daarnaast zijn de verhoudingen in de zakelijke en mobiele markten van belang. De ACM concludeert dat er zonder regulering een risico bestaat dat KPN een machtspositie op de zakelijke markten heeft. De ACM rapporteert over de zakelijke markten en de mobiele markt de volgende marktaandelen.
Bedrijfsnetwerken
Tweevoudige telefoonaansluitingen
Meervoudige telefoonaansluitingen
Mobiele Telefonie
Ziggo/UPC
5–10%
10–15%
5–10%
0–5%
KPN
55–60%
80–85%
45–50%
30–35%
Overig
25–40%
5–10%
35–40%
65–70%
Marktaandelen zakelijke en mobiele markten (bron: ACM)
De ACM heeft in het marktonderzoek dat ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit dat zij op 31 oktober 2014 heeft bekendgemaakt, rekening gehouden met de overname van Ziggo door Liberty Global. Dat betekent dat de ACM in haar bevindingen rekening heeft gehouden met bovenstaande marktverhoudingen. De ACM concludeert dat KPN op de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang beschikt over aanmerkelijke marktmacht. Om de uit die machtspositie voortvloeiende mededingingsproblemen op te lossen, legt de ACM regulering op aan KPN.
Het begrip aanmerkelijke marktmacht uit de Telecommunicatiewet komt overeen met het begrip economische machtspositie uit het mededingingsrecht. Omdat deze begrippen overeenkomen, ligt het niet voor de hand om de telecommunicatiemarkten die de ACM op grond van de Telecommunicatiewet heeft onderzocht en gereguleerd, vervolgens te onderzoeken op basis van artikel 24 van de Mededingingswet. De ACM kan desondanks, wanneer zij daartoe aanleiding ziet, een onderzoek starten naar de vraag of een partij misbruik maakt van een economische machtspositie. Die aanleiding kan liggen in bijvoorbeeld een klacht van een concurrent. Het is op zichzelf niet verboden om te beschikken over een economische machtpositie. Wel is het verboden voor een partij met een economische machtspositie om misbruik te maken van die sterke positie. Van misbruik kan sprake zijn als een dominante partij bijvoorbeeld concurrenten uitsluit ten koste van de consument. Het is aan de ACM om te beslissen of zij aanleiding ziet een onderzoek te starten. De ACM heeft desgevraagd aangegeven daar op dit moment geen aanleiding toe te zien.
Kan de nieuwe marktstructuur zo spoedig mogelijk meegenomen worden in nieuwe en lopende marktanalyses? Wanneer kunnen deze analyses verwacht worden? Bent u bereid met ACM af te spreken dat zij daarbij ook kijken naar de effecten op de markt voor analoge TV, digitale TV, snel internet en telefonie? Zo nee, waarom niet?
De ACM heeft de nieuwe marktstructuur en de gevolgen van de overname van Ziggo door Liberty Global al meegewogen in het door haar op 31 oktober 2014 gepubliceerde ontwerpbesluit. Dat betekent dat de effecten van de overname van Ziggo op de geanalyseerde markten voor internet, telefonie en de zogenaamde zakelijke netwerkdiensten door de ACM zijn geanalyseerd, en ten grondslag liggen aan de door de ACM bekendgemaakte voorgenomen regulering van KPN. De ACM heeft de televisiemarkt niet afzonderlijk geanalyseerd. In december 2011 heeft de ACM geconcludeerd dat deze markt naar haar oordeel niet langer in aanmerking komt voor regulering. Dat oordeel is door het College van Beroep voor het bedrijfsleven geaccepteerd. De ACM heeft aangegeven op dit moment geen aanleiding te zien om haar oordeel over de televisiemarkt te heroverwegen.
Acht u de gestelde voorwaarden bij de overname, namelijk het afstoten van Film1 en het creëren van meer ruimte voor TV via internet, afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, kunt u of de ACM hier nog maatregelen aan toevoegen? Hoe beziet u in dit licht de positie van andere partijen die met de kabelaanbieders concurreren en:2 hun eigen diensten over het kabelnetwerk zouden willen aanbieden en/of3 diensten van de fusiecombinatie zouden willen wederverkopen als onderdeel van hun eigen bundels?
Ik merk allereerst op dat de Europese Commissie tot een onafhankelijk oordeel is gekomen over de vraag wat de gevolgen voor de concurrentie zijn van de overname van Ziggo door Liberty Global. In de door de haar gestelde voorwaarden onderkent de Europese Commissie het belang van het ongehinderd kunnen leveren van televisiediensten over het internet. Netneutraliteit is voor Nederland een belangrijke pijler die de concurrentiemogelijkheden van dienstenaanbieders over het internet moet borgen. De Europese Commissie laat zien dat ook zij daarvoor aandacht heeft.
De Europese Commissie concludeert dat, omdat Ziggo en UPC actief zijn in verschillende geografische gebieden en niet met elkaar concurreren om dezelfde eindgebruikers, de overname de concurrentie in de televisie, internet en telefoniemarkt niet aanzienlijk beperkt. De Europese Commissie onderkent daarnaast weliswaar een risico dat de Nederlandse marktstructuur onvoldoende concurrentie borgt, maar heeft niet kunnen vaststellen dat dit door de overname van Ziggo door Liberty Global wordt veroorzaakt of versterkt. Gezien de wijze waarop de Europese Commissie de overname heeft beoordeeld, is deze uitkomst niet onverwacht.
De ACM is de onafhankelijke autoriteit die, gegeven het besluit van de Europese Commissie, op grond van de Telecommunicatiewet beoordeelt welke regulering onder de huidige marktomstandigheden nodig is. Op grond van die bevoegdheid kan de ACM, wanneer er sprake is van een of meer partijen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt, passende toegangsregulering opleggen.
De conclusie die de ACM op 31 oktober 2014 heeft bekendgemaakt, is dat KPN beschikt over aanmerkelijke marktmacht op de markt voor ontbundelde toegang en gereguleerd wordt.
De conclusies van de Europese Commissie en de ACM betekenen dat andere partijen die hun diensten via het kabelnetwerk van Ziggo/UPC willen aanbieden dit over het internet kunnen doen (zogenaamde «over the top» diensten). Voor andere mogelijkheden, zoals het wederverkopen van de diensten van Ziggo/UPC of het aanbieden van eigen diensten over het kabelnetwerk, geldt dat partijen hierover commercieel zullen moeten onderhandelen met Ziggo/UPC. Wel kunnen andere partijen gebruik maken van de gereguleerde toegang op de netwerken van KPN en op die wijze concurreren met Ziggo/UPC.
Deelt u nog steeds de mening dat «two is not enough» omdat hiermee sprake is van onvoldoende concurrentie en innovatie op de telecom, TV en internetmarkten? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen en op welke termijn mogen die stappen verwacht worden?
Ja, die mening deel ik nog steeds. Dat betekent wat mij betreft dat er structureel sprake moet zijn van toegangsmogelijkheden tot deze netwerken. Ik heb ook aangegeven dat het wat mij betreft logisch zou zijn om beide netwerken te reguleren.
Ik heb onder andere in de middellangetermijnvisie op telecommunicatie, media en internet aangegeven, zorgen te hebben over de vraag of het Europese kader voldoende is toegerust om concurrentie te waarborgen in convergerende telecommunicatiemarkten. Twee grote spelers is wat mij betreft niet genoeg voor een duurzaam concurrerende markt. Dat betekent dat toegangsregulering wat betreft het kabinet ook nodig is in een markt met twee grote spelers. Het kabinet zou het wenselijk vinden dat niet alleen KPN, maar ook kabelbedrijven direct worden geprikkeld door het toelaten van concurrenten op hun netwerk. Gezien de conclusies van de ACM is daar, onder de huidige marktomstandigheden, een aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader voor nodig. Om dat te realiseren is het noodzakelijk om anderen in Europa te overtuigen van ons standpunt dat het onder dit soort marktomstandigheden wenselijk is beide netwerken te reguleren. Dat betekent dat wat betreft Nederland de lat voor het reguleren van beide netwerken lager moet worden gelegd, zodat het makkelijker wordt om twee partijen te reguleren.
Het kabinet heeft in het afgelopen jaar op nationaal niveau gesproken met de sector over de wenselijke en noodzakelijke aanpassingen in het huidige marktreguleringskader. Daarnaast heeft het kabinet zich ingezet om een evaluatie en de discussie over de noodzakelijk aanpassingen in het Europese kader op de Europese agenda te krijgen. De Europese Commissie start mogelijk in 2015 met het proces van herziening van de Europese telecommunicatierichtlijnen. Een evaluatie en herziening van het Europese kader is een proces dat een aantal jaren in beslag zal nemen.
Ik zal in 2015 in Europa aandacht blijven vragen voor de noodzaak om het Europese kader te heroverwegen en geschikt te maken voor convergerende markten. De ACM zal de marktontwikkelingen nauwlettend monitoren en ik heb de ACM verzocht mij een jaar na haar definitieve besluit te informeren over de ontwikkelingen in de internet-, televisie- en vaste telefoniemarkt.
Is uw mening over toegangsregulering ongewijzigd gebleven, namelijk dat de toegang tot het netwerk van KPN in stand moet blijven zoals het nu is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
Ik vind het van groot belang dat effectieve toegang tot het netwerk van KPN verzekerd blijft. Of deze in stand moet blijven zoals dat het geval was, is aan de ACM om te beoordelen. Daarbij moet de ACM een afweging maken tussen de effectiviteit van de toegangsregulering en de mogelijkheden voor KPN om met Ziggo/UPC te concurreren. Ik vind het van belang dat beide goed geborgd zijn.
Wat vindt u van de uitspraken van KPN in de media, namelijk dat deregulering van KPN nu voor de hand zou liggen? Hoe beoordeelt u die roep om deregulering?
Ik ben van mening dat de Nederlandse telecommunicatiemarkt gebaat is bij open netwerken en dat een marktstructuur met twee partijen voldoende aanleiding vormt om te reguleren.
Na het bekendmaken van de voorlopige bevindingen van de ACM, volgt nu allereerst een nationale consultatie. KPN kan in de nationale consultatie haar zienswijze geven op de conclusies van de ACM. De ACM zal daar vervolgens op reageren, waarna een Europese consultatie volgt. Uiteindelijk is het aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven om, indien daarom wordt gevraagd, zich een oordeel te vormen over het besluit van de ACM.
Kunt u een analyse geven van de overeenkomsten en verschillen tussen KPN en de fusiecombinatie op de telecom, TV en internetmarkten? Zo ja, wilt u dan ook ingaan op de verschillen in markt- en machtspositie met betrekking tot de consumenten-, business tot business-, retail- en wholesalemarkt? Wilt u per markt aangeven of, en zo ja, en welke vorm van regulering wenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs voor de marktposities naar mijn antwoord op vraag 3. Uit de marktaandelen blijkt dat de posities van KPN en de fusiecombinatie Ziggo/UPC op de telefonie-, internet- en televisiemarkten voor consumenten in toenemende mate vergelijkbaar zijn. De fusiecombinatie kent een sterkere positie op televisie, de verhouding op de internetmarkt is vrijwel gelijk en KPN heeft een sterkere positie op vaste telefonie. Op de zakelijke markten en mobiele markten heeft KPN een significant sterkere positie dan Ziggo/UPC. De ACM constateert dat er in de zakelijke markten een risico bestaat dat KPN over een machtspositie beschikt.
De ACM concludeert in haar onderzoek dat de kabel, omdat zij geen vergelijkbaar toegangsproduct kan bieden, niet actief is op de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang. Dat is de markt voor het leveren van aansluitingen aan concurrerende aanbieders, die daarmee hun eigen diensten kunnen aanbieden aan eindgebruikers. KPN heeft op die wholesalemarkt een marktaandeel van nagenoeg 100 procent.
Op grond van de geldende regelgeving is het voorbehouden aan de ACM om zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de vraag welke regulering, gezien deze marktverhoudingen, op welke markt noodzakelijk is. De ACM heeft dat nu gedaan voor de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang en heeft geconcludeerd dat regulering van KPN noodzakelijk is. De ACM zal ook binnen enkele maanden bekendmaken welke regulering op de telefoniemarkt zij noodzakelijk acht.
Acht u het wenselijk dat beide netwerken onder dezelfde regelgeving vallen om zo tot eerlijke concurrentie te komen? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht dat zeker wenselijk. Beide netwerken vallen ook onder dezelfde regelgeving. De ACM is de bevoegde autoriteit om relevante telecommunicatiemarkten te onderzoeken, en, indien dat nodig is, daar maatregelen op te leggen. De ACM heeft dat inmiddels gedaan.
Het is de vraag of de uitgangspunten van het Europese ex-ante marktreguleringskader in de toekomst ongewijzigd gehandhaafd moeten blijven. Zo is in het Europese kader een voorkeur neergelegd voor het reguleren van de zogenaamde «ontbundelde toegang» tot netwerken. Dat is een vorm van toegang waarbij een aanbieder een aansluitlijn huurt van bijvoorbeeld KPN, en die aansluit op zijn eigen netwerk. Het kader heeft die voorkeur, omdat concurrenten met die toegang worden gestimuleerd hun eigen infrastructuur aan te leggen en zich goed kunnen onderscheiden in hun dienstenaanbod. Het Europese kader sorteert daarmee voor op regulering van die netwerken die technisch geschikt zijn om die vorm van toegang te bieden. Het is de vraag of dat uitgangspunt in de toekomst gehandhaafd moet blijven. Ik ben van plan dat Europees ter discussie te stellen. Ik vind het meer voor de hand liggen om de concurrentiesituatie op de retailmarkten leidend te laten zijn, voor het beantwoorden van de vraag op welke netwerken regulering nodig is. Dat kan dan zijn op één netwerk of op meerdere netwerken. Het is aan de toezichthouders om op basis van de marktverhoudingen in de retailmarkten te bepalen op welke netwerken regulering nodig is. Vervolgens, bij het formuleren van de toegangsverplichtingen op die netwerken, kan de toezichthouder dan rekening houden met de technische mogelijkheden van een netwerk.
Daarnaast geldt er op grond van het Europese kader voor de ACM een additionele bewijslast wanneer de ACM aanleiding zou zien de televisiemarkt te onderzoeken. De televisiemarkt is niet door de Europese Commissie vooraf aangemerkt als een verplicht te onderzoeken telecommunicatiemarkt. De ACM moet in dat geval aantonen dat deze markt in aanmerking komt voor ex-ante regulering door deze aan drie criteria te toetsen. Alleen als de markt aan die drie criteria voldoet, komt deze voor ex-ante regulering in aanmerking en kan de ACM onderzoeken of er sprake is van effectieve concurrentie of dat een of meer partijen beschikken over aanmerkelijke marktmacht. De ACM heeft in 2011 geoordeeld dat de televisiemarkt niet aan deze drie criteria voldoet en daarmee niet voor ex-ante regulering in aanmerking komt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft dit oordeel bevestigd.
Het is de vraag of dit onderscheid tussen de televisiemarkt en de traditionele telecommunicatiemarkten voor internet en telefonie gehandhaafd moet blijven, gezien de mate waarin deze inmiddels met elkaar verweven zijn. Ik zal bij de nog te starten herziening van het regelgevend kader in Europa pleiten voor een vereenvoudiging van het systeem en mogelijk een ander reguleringsmodel. Ik zal eveneens aan de orde stellen dat, in geval van het handhaven van het huidige systeem, bovenstaande uitgangspunten heroverwogen worden.
Kunt u of de ACM toegang tot de kabel van de fusiecombinatie afdwingen? Welke bevoegdheden staan u of de ACM daarbij ter beschikking? Welke bevoegdheden bent u of de ACM voornemens in dit dossier concreet in te zetten en op welke termijn mag die inzet verwacht worden? Indien verdere regulering van de kabel niet mogelijk is, welke Europese danwel nationale wetgeving staat dat niet toe? Wat vindt u daarvan?
Op 29 oktober 2014 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Mediawet 2008 omtrent verplichtingen voor aanbieders van programmadiensten aan de Kamer gestuurd(Kamerstuk 33 991, nr. 5)Daarin geef ik aan dat uit de uitspraak van het Hof van Justitie van 7 november 2013 (C-518, UPC/Hilversum, PvEU 2014 C9) volgt dat het elektronisch transport over het kabelnetwerk als een elektronische communicatiedienst moet worden gekwalificeerd. Dat betekent dat de levering van internettoegang, televisiediensten en vaste telefonie door kabelbedrijven onder het Europese telecommunicatiekader vallen en alleen gereguleerd kunnen worden op basis van het Europese regime dat in hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet is opgenomen. In het Europese kader is eveneens bepaald dat de taken benoemd in hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet moeten worden uitgevoerd door een onafhankelijke nationale regelgevende instantie, die dit op onpartijdige en transparante wijze uitvoeren. In Nederland is dit de ACM. In het Europese kader zijn voorts regels neergelegd om een zorgvuldige procedure te borgen. Deze zijn in hoofdstuk 6b van onze Telecommunicatiewet opgenomen. Zo moet de ACM wanneer een voorgenomen besluit aanzienlijke gevolgen heeft voor de desbetreffende markt, haar voornemen volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht nationaal consulteren.
De ACM is in Nederland de bevoegde autoriteit die op grond van hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet toegang tot de kabel kan afdwingen. Aan een dergelijk besluit van de ACM dient op grond van artikel 6a.1 van de Telecommunicatiewet een bepaling van de relevante markt en een onderzoek naar de concurrentiesituatie op die relevante markt ten grondslag te liggen. Wanneer uit dat onderzoek blijkt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, legt de ACM de onderneming of ondernemingen die beschikken over een aanmerkelijke marktmacht passende verplichtingen op. De ACM is nu tot een oordeel gekomen over de noodzakelijke regulering en dat onafhankelijk oordeel respecteer ik. Zoals gezegd, zal ik in Europa pleiten voor aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader.
Bent u van plan de Europese Commissie en de lidstaten een voorstel te doen om de regulering van de kabel gelijk te stellen aan die van het telecomnetwerk? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik zal pleiten voor een snel te starten herziening van het regelgevend kader. Ik heb al eerder bij Eurocommissaris Kroes aandacht gevraagd voor de wijze waarop het Europese ex-ante telecomkader uitpakt in de Nederlandse marktstructuur. Het is mijn inzet om aan de Europese Commissie en lidstaten een alternatief reguleringsmodel voor te leggen. Het is mijn inzet is om te komen tot een eenvoudiger reguleringsmodel waarbij het makkelijker wordt om toegangsregulering bij twee, technologisch verschillende, vaste netwerken, te realiseren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg Telecom voorzien op 12 november a.s.?
Ja.
De strijd rondom ADHD-medicatie voor volwassen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de uitzending van Argos «Strijd om ADHD-medicijnen voor volwassenen»1 en het bericht «Offlabelgebruik methylfenidaat omstreden»?2
Ja.
Kunt u ingaan op de registratieprocedure van het middel Strattera van farmaceut Eli Lilly? Kunt u reageren op de uitlatingen van Dick Bijl over het onderzoek dat door deze farmaceut is gedaan, en hierbij specifiek ingaan op de samenstelling van de patiëntengroep?
De registratieprocedure van het middel Strattera is beschreven in het Europese publieke beoordelingsrapport – de zogenaamde EPAR. Deze EPAR is te vinden op de website van de Britse evenknie van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), registratieautoriteit MHRA (http://www.mhra.gov.uk/home/groups/pl-a/documents/websiteresources/con020684.pdf). Het Verenigd Koninkrijk (in casu de MHRA) is voor Strattera de leidende lidstaat in Europa. Deze stelt de rapporten op en de overige lidstaten geven hier hun commentaar op. Deze rapporten en de commentaren hierop zijn in het EPAR terug te vinden, evenals de reacties van de firma Eli Lilly op de commentaren.
De punten die Dick Bijl opvoert ten aanzien van de inclusie- en exclusiecriteria van patiënten in de onderzoeksgroepen zijn bij het CBG bekend en deze zijn ook onderdeel van discussie geweest. In twee van de tien studies was de samenstelling van de patiëntengroep niet optimaal. Deze tekortkomingen zijn tijdens de beoordeling aan de orde geweest en meegewogen. Alles in beschouwing genomen was de baten/risico balans positief.
Kunt u uiteenzetten op basis van welke onderzoeken en argumenten het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) ervoor heeft gekozen geen vergunning te verstrekken voor het middel Concerta voor gebruik door volwassenen? Kunt hierbij ook ingaan op de vraag waarom het middel wel veilig voor kinderen wordt geacht?
Ook voor deze aanvraag voor indicatie-uitbreiding heeft de MHRA een EPAR gepubliceerd waarin de registratieprocedure staat beschreven. Hieruit is op te maken dat er onderzoek naar werkzaamheid en risico’s is gedaan bij 944 patiënten verdeeld over vier studies: drie kortetermijnstudies en een langetermijnstudie.
De bewijslast schoot tekort zowel wat betreft de werkzaamheid als de risico’s op een groot aantal punten, waarvan de belangrijkste zijn:
In de langetermijnstudie bleek Concerta zich niet te onderscheiden van placebo.
In de studies bleken de patiënten te lijden onder een groot aantal bijwerkingen: zo was er een duidelijke verhoging van hartslag en bloeddruk te zien, waarbij onduidelijk bleef of dit verband hield met een toegenomen risico op hart- en vaataandoeningen en sterfte. Bovendien gaf een aantal psychiatrische bijwerkingen als angst en spanning, depressie, vijandigheid en agressie reden tot grote zorg over de risico’s.
De registratiehouder heeft nog tijdens deze procedure verder afgezien van deze indicatie-uitbreiding naar volwassenen. Het beoordelingsrapport (EPAR) is te vinden op de site van de MHRA: http://www.mhra.gov.uk/home/groups/l-unit1/documents/websiteresources/con2033483.pdf
Concerta is voor gebruik bij kinderen geregistreerd op basis van een vergelijkbare besluitvormingsprocedure, op basis van voor deze doelgroep relevant onderzoek en data. Hierbij is werkzaamheid aangetoond, zowel bij korte- als langetermijngebruik. Risico’s op bijwerkingen blijken bij kinderen kleiner te zijn en dan met name op de bijwerkingen die bij volwassenen in sterkere mate worden waargenomen: de cardiovasculaire en de psychiatrische bijwerkingen. Daarnaast wordt in de bijsluiter beschreven hoe de behandelaar deze bijwerkingen dient te monitoren en hoe hij hier op kan reageren, waardoor het risico ingeperkt kan worden.
Klopt het dat het middel wel mag worden voorgeschreven aan volwassenen die het middel ook als kind al kregen, en hier goed op reageerden? Waarom mag het middel niet meer worden voorgeschreven wanneer ADHD pas op latere leeftijd wordt ontdekt?
Ja, het oordeel hierover kan goed aan de behandelaar worden overgelaten, mits deze de adviezen opvolgt die in de bijsluiter zijn vermeld en hiermee de risico’s van voortgezet gebruik bewaakt.
Voor het tweede gedeelte van de vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
Aan hoeveel volwassen patiënten is Concerta nog voorgeschreven nadat de registratie van dit middel is afgewezen door het CBG? Hoe vaak wordt andere ADHD-medicatie voor volwassenen voorgeschreven?
Volgens de stichting Farmaceutische kengetallen zullen dit jaar naar verwachting voor het eerst meer dan 100.000 personen van 18 jaar of ouder methylfenidaat gebruiken. SFK geeft aan dat het aantal volwassen gebruikers van Concerta dat dit middel ook al gebruikte op of voor hun 18de, zo’n 25 – 50% bedraagt.
Klopt het dat de afwijzing van de registratie voor Concerta toevallig aan het licht is gekomen, en dat een afwijzing van een registratie in de regel geheim wordt gehouden vanwege bedrijfsbelangen, zoals wordt gesteld in het artikel in Medisch Contact? Wat vindt u van deze procedure?
Dit is onjuist, de afwijzing is niet geheim gehouden. De MHRA heeft het EPAR op haar website gepubliceerd (http://www.mhra.gov.uk/home/groups/l-unit1/documents/websiteresources/con2033483.pdf). Daarnaast zijn de notulen van de Collegevergadering waar de indicatie is besproken openbaar gemaakt via de website van het CBG (http://www.cbg-meb.nl/NR/rdonlyres/CAD97DE3-BB79-406C-9137-44060EB778F5/0/Openbaarverslag716eCollegevergadering.pdf)
Wat is uw reactie op het voornemen van de commissie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie om Concerta als eerste aangewezen middel op te nemen in een nieuwe richtlijn voor volwassenen met ADHD? Bent u van mening dat er veilig kan worden voorgeschreven, ondanks de afwijzing door het CBG? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het CBG is, in samenwerking met andere Europese registratieautoriteiten, tot een afwijzend oordeel gekomen over het gebruik van Concerta bij volwassenen met ADHD, omdat de risico’s groter zijn dan de voordelen. Het CBG baseert zich bij haar oordeel op alle beschikbare wetenschappelijke data. Dit is een belangrijke conclusie van de registratie autoriteiten waar de behandelaren rekening mee dienen te houden. Het lijkt me voorbarig om nu al te reageren op een voornemen van de richtlijn commissie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat deze nieuwe richtlijn voor psychiaters leidend wordt bij het toezicht?
Voor de IGZ zal een nieuwe richtlijn pas van toepassing kunnen zijn bij het toezicht, vanaf het moment dat deze door de beroepsvereniging landelijk als beroepsstandaard is gepubliceerd.
In algemene zin lijkt mij een inhoudelijke afwijzing van een indicatiegebied van een geneesmiddel door het CBG een belangrijk uitgangspunt voor toezicht van de IGZ.
Hoe beoordeelt u de situatie waarin het CBG het middel Concerta niet heeft willen registeren, maar de IGZ aangeeft de richtlijn van de beroepsgroep, waarin Concerta het eerste aangewezen middel is, als leidend te zien? Bent u van mening dat deze situatie verwarrend en onwenselijk is voor patiënten en artsen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u alsnog duidelijkheid creëren voor patiënten en artsen?
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, het lijkt me goed om eerst het besluitvormingsproces in de wetenschappelijke vereniging over de richtlijn af te wachten.
Vindt u het noodzakelijk dat er nieuw wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan, nu de bestaande onderzoeken voor verschillende interpretaties vatbaar blijken? Zo nee, waarom acht u dat niet nodig?
Ik wacht eerst af wat het oordeel van de Nederlandse Vereniging van Psychiatrie wordt. Het is voorbarig om hierover nu al te speculeren.
Misdaden van ISIS tegen Yezidi’s in Irak |
|
Michiel Servaes (PvdA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bevindingen van de onderzoekers van het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties?1
Ja.
Kunt u de in deze rapportage gepubliceerde aantallen omtrent moord, verkrachting en slavernij bevestigen? Hoe kwalificeert u deze?
Nee. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die dergelijke berichten kan bevestigen.
In algemene zin kan gesteld worden dat het kabinet vertrouwen heeft in de rapportage van het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR).
Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat ISIS hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals misdaden tegen de menselijkheid en genocide.
Beschikt u over cijfers, al dan niet aangeleverd door de Verenigde Naties, van het aantal Yezidi’s dat door ISIS-terroristen is vermoord of gevangengenomen? Zo ja, kunt u deze cijfers met de Kamer delen?
De cijfers waarover het kabinet beschikt komen uit de meest recente rapportage (bijgevoegd) van OHCHR en UNAMI2 . Daarin wordt ingegaan op vermeende mensenrechtenschendingen, waaronder moord en detentie, in de periode van 6 juli tot en met 10 september. Het rapport stelt dat Yezidi’s, net als andere etnische en religieuze gemeenschappen, systematisch doelwit zijn van het geweld van ISIS.
Bent u voorts bekend met de berichten dat ISIS mosterdgas zou hebben ingezet? Hoe kwalificeert u deze berichten?2
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die dergelijke berichten kan bevestigen.
In hoeverre dragen de Nederlandse (militaire) inspanningen in Noord-Irak bij aan de bescherming van minderheden in de regio? Verwacht u dat de inzet van de coalitie op korte termijn zal leiden tot bevrijding van burgers die op dit moment gevangen zitten?
De militaire inspanningen van de internationale coalitie dragen bij aan het vermogen van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten om gebieden waarin minderheden door ISIS worden bedreigd opnieuw onder controle te krijgen. Nederland draagt bij aan dit doel door middel van de inzet van het luchtwapen en het trainen van lokale strijdkrachten. Voorts heeft Nederland middelen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan vluchtelingen en ontheemden, waaronder minderheden. Het is moeilijk in te schatten of dit op korte termijn zal leiden tot bevrijding van burgers die gevangen zitten.
Het bericht "Wildgroei aan medische zelftesten" |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wildgroei aan medische zelftesten; huisartsen pleiten voor keurmerk»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de in het artikel genoemde enorme groei aan niet gevalideerde medische zelftesten die vrij verkrijgbaar zijn?
Online verkrijgbare zelftesten voldoen vaak niet aan de eisen van de richtlijn in-vitro diagnostica en het Besluit in-vitro diagnostica of hebben geen of een onjuiste CE-markering. Deze testen zijn daarom mogelijk niet betrouwbaar en er is dan een grotere kans op vals-positieve of vals-negatieve uitslagen. Hierin zit een potentieel risico voor de individuele gezondheid en de volksgezondheid.
Het online bestellen van zelftesten is een mogelijkheid waar steeds meer mensen gebruik van zullen gaan maken. Dit geeft ook volop kansen voor het vergroten van de zelfredzaamheid, mits er voldoende aandacht is voor de eventuele risico’s van de zelftesten. Het Ministerie van VWS en de inspectie besteden hier gezamenlijk aandacht aan (zie antwoord op vraag 5). Mensen die deze testen bestellen, moeten zich ook bewust zijn van de risico’s.
Wat is bekend over de invloed van medische zelftesten op de ontwikkeling van de zorg en de zorgkosten in Nederland?
Over de invloed van medische zelftesten op de ontwikkeling van de zorg en de zorgkosten in Nederland is weinig bekend. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd in haar advies over health checks om te onderzoeken wat de gevolgen van screening zijn voor de zorg; levert het onnodige wachtlijsten en vervolgkosten in de zorg op of stelt het juist een hoop mensen gerust?
Daarnaast heb ik, om meer inzicht te krijgen in de vraag of preventief (zelf)onderzoek in het algemeen leidt tot meer of minder kosten in de zorg, dit jaar door Panteia een Quickscan laten uitvoeren. Op 2 juli 2014 heb ik de Kamer het onderzoek toegestuurd, vergezeld van een toelichting (Kamerstuk 32 793, nr. 152).
In de onderzoeken wordt uitgegaan van testen die doen wat ze beloven. Er wordt online ook veel troep aangeboden. Dat is niet altijd gemakkelijk aan te pakken wanneer de aanbieder in het buitenland is gevestigd.
Deelt u de opvatting van de in het artikel genoemde artsen dat er sprake is van een wildgroei aan medische zelftesten?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan de consument zien dat medische zelftesten betrouwbaar zijn? Zijn hiervoor aanvullende maatregelen gewenst? Zo ja, welke maatregelen moeten volgens u worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Het advies vanuit het Ministerie van VWS is om bij (ernstige) klachten of het vermoeden van een SOA of HIV een test door een huisarts of een GGD te laten doen. Een zorgverlener kan beter inschatten of er sprake is van een verkeerde uitslag, afgaande op de klachten die iemand heeft en de aanleiding om te testen. Daarnaast kan een zorgverlener adviseren, direct behandelen of doorverwijzen.
Na overleg tussen VWS en IGZ is extra informatie geplaatst op rijksoverheid.nl waarmee wordt gewezen op de risico’s van zelftesten. De website adviseert om zelf waakzaam te zijn bij het aanschaffen van zelftests via internet. Het advies is om er vooral op te letten of een zelftest een CE-markering met een viercijferige code heeft, een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing en de vermelding dat de test bestemd is voor thuisgebruik. Dan voldoet de test tenminste aan de veiligheids- en kwaliteitseisen uit de wetgeving. Om mensen te informeren over de gevaren van het aanschaffen van geneesmiddelen via het internet is de website www.internetpillen.nl opgericht. Ik ben voornemens om op deze website ook informatie toe te voegen over de risico’s die kleven aan de aanschaf van zelftesten op internet.
Daarnaast besteedt de inspectie in haar toezicht aandacht aan zelftesten op basis van het Besluit in-vitro diagnostica, dat is gebaseerd op de Europese Richtlijn medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek. Daarbij richt zij zich in het bijzonder op illegale zelftesten en hoogrisico-zelftesten. De inspectie heeft hiervoor ook al waarschuwingen uitgedeeld en boetes opgelegd in het kader van de Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (WUBHV). Veel aanbieders van zelftesten zijn echter buiten Europa gevestigd en daarom is het moeilijk aanbieders aan te spreken en de wet te handhaven. Daarnaast is uit onderzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en SOA-Aids Nederland gebleken dat websites die thuistesten aanbieden een groot verloop kennen waardoor deze moeilijk aan te pakken zijn.
In oktober 2012 heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel gedaan voor een Verordening voor in-vitro diagnostica. In Brussel wordt momenteel over deze nieuwe verordeningen onderhandeld en daarbij vraag ik onder andere aandacht voor de problematiek rond de (online) zelftesten. Het probleem blijft dat de internethandel van buiten de EU moeilijk te controleren is. Voor meer informatie verwijs ik ook naar de beantwoording van de vragen van de Kamerleden Bouwmeester en Wolbert (beiden PvdA) over HIV zelftests (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1935) en de Kamerbrief Aanpak illegale handel in geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (Kamerstuk 33 599, nr. 12).
Ronselpraktijken op een luchtmachtbasis |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Jihadist ronselt op Volkel»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat er wordt bedoeld met «ronselpraktijken, die heel bedreigend overkwamen»? En wat doet u tegen het ronselen, specifiek binnen Defensie?
Het ronselen of rekruteren van personen voor de gewelddadige jihad is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht (Sr). In het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan het in artikel 205 Sr strafbaar gestelde werven van een persoon voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd en het in artikel 134a Sr strafbaar gestelde deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme. In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme dat de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 29 augustus jongstleden aan uw Kamer zonden, is tevens meegedeeld dat in het kader van bestuurlijke maatregelen onder andere ter reductie van het aantal jihadgangers die worden geronseld door terugkeerders, gedacht wordt aan tijdelijke maatregelen als een periodieke meldplicht, contactverboden en medewerking aan herhuisvesting (Kamerstuk 29 754, nr. 253). Deze aanpak is integraal en geldt daarom ook voor eventuele (ex-)werknemers van Defensie.
In dit specifieke geval was er geen sprake van ronselpraktijken door de persoon in kwestie. De MIVD doet indien nodig onderzoek naar (mogelijke) radicalisering van medewerkers van Defensie. Defensie neemt de veiligheid van haar personeel zeer serieus. Als daartoe aanleiding bestaat worden voorzorgsmaatregelen genomen om de veiligheid en het beveiligingsbewustzijn van de medewerkers te verhogen. Om het beoogde effect niet te ondergraven, worden over genomen of nog te nemen maatregelen doorgaans geen mededelingen gedaan.
Is het bij de inlichtingendiensten en politie bekend wie de geradicaliseerde ex-militair is? Zo ja, is men de jihadist al op het spoor en is hij inmiddels opgepakt en vastgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geradicaliseerde ex-medewerkers van Defensie zijn betrokken bij jihadistische activiteiten?
Over aantallen geradicaliseerde ex-medewerkers van Defensie die betrokken zijn bij jihadistische activiteiten kan ik geen uitspraken doen.
Welke maatregelen zijn er genomen tegen geradicaliseerde ex-militairen? Wat is er bekend over deze groep, qua achtergrond?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om, behalve te zwichten voor de islamitische dreiging door militairen te verbieden in uniform te reizen, het defensiepersoneel extra te beveiligen?
Zie antwoord vraag 2.
De ebola uitbraak |
|
Reinette Klever (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat president Obama vandaag met Europese leiders een spoedoverleg houdt over de ebola-epidemie?1
Ja.
Waarom neemt u niet deel aan dit overleg over de ebola-crisis?
De Nederlandse regering heeft hiervoor geen uitnodiging ontvangen.
Neemt u de gevaren van de ebola-epidemie voor de Nederlandse volksgezondheid wel serieus?
Ja. Ik verwijs naar mijn brief van 21 oktober 2014 over het risico op ebola in Nederland.
Bent u bereid het initiatief te nemen om ervoor te zorgen dat alle Europese landen alle vluchten van en naar met ebola besmette gebieden in West-Afrika, en in het bijzonder Sierra Leone, Liberia en Guinee, met onmiddellijke ingang staken? Zo ja, vanaf wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. De drie getroffen landen hebben, conform de WHO richtlijnen, exit screening ingesteld. Voor verdere toelichting daarop verwijs ik naar de hierboven genoemde brief. Wij staan op het standpunt dat het virus moet worden geïsoleerd, niet de drie getroffen landen. Het is belangrijk dat grenzen in de regio open blijven: voor effectieve bestrijding van de crisis zelf, maar ook voor de economie in de regio en voor de Nederlandse bedrijven die daar handel drijven.
Spoorhinder in Den Bosch en Rosmalen |
|
Betty de Boer (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de spoorhinder die omwonenden ervaren in Den Bosch (ondere andere aan de Willem van Oranjelaan) en bij het verhoogde spoor te Rosmalen?
Ik ben hiermee bekend. Ik heb hierover het afgelopen jaar enkele brieven van omwonenden ontvangen. Ik vind het belangrijk om aan te geven dat beide situaties verschillend van aard zijn. In Den Bosch is de hinder ontstaan naar aanleiding van de uitvoering van het tracébesluit Sporen in Den Bosch om de spoorcapaciteit te vergroten. In Rosmalen is de hinder ontstaan naar aanleiding van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, waar een nieuw werk voor het spoor gerealiseerd is. Hier is de capaciteit van het spoor niet gewijzigd. Ook hiervoor is overigens een tracébesluit genomen.
Hoe beoordeelt u de leefomgeving van omwonenden in dit gebied? Hoe verwacht u dat deze situatie zich ontwikkelt ten tijde van de aanleg van het derde spoor langs de Betuweroute?
Omgevingshinder door het spoor in Nederland is een onderwerp dat mijn continue aandacht heeft. Een toename van vervoer over het spoor roept meteen de vraag op wat het effect is voor de leefbaarheid van de directe omgeving. Voor aspecten zoals geluid en externe veiligheid bestaat er duidelijke wet- en regelgeving. Voor geluid geldt de SWUNG wetgeving en voor externe veiligheid geldt Basisnet. In de situaties van zowel Den Bosch als Rosmalen is deze wetgeving leidend geweest en valt de nieuwe situatie binnen de gestelde normen. Voor trillingen is in Rosmalen niet bekend of er een toename is. Een nulmeting destijds was niet aan de orde en niet verplicht. Maar gezien de brieven van omwonenden, ben ik momenteel in gesprek met omwonenden om te komen tot een oplossing.
Voor landelijk beleid omtrent trillingen is er op dit moment alleen regelgeving voor aanlegprojecten; voor bestaand spoor zit de regelgeving nog in de ontwikkelfase. Eén en ander wordt bemoeilijkt door het feit dat er op dit moment geen eenduidig verband te leggen is tussen het spoorgebruik en de hinder die ondervonden wordt. Dit hangt namelijk sterk af van de lokale bodemgesteldheid, de infrastructuur en de omliggende bebouwing.
In de perioden van omleiding in verband met de aanleg van het 3e spoor in Duitsland wordt op dit traject door Den Bosch en Rosmalen geen grote toename van het aantal goederentreinen verwacht. Zoals aangegeven in mijn brief 1over het derde spoor wordt nog in kaart gebracht wat ten aanzien van trillingen de gevolgen kunnen zijn.
Kunt u aangeven welke afspraken zijn gemaakt met deze omwonenden omtrent trillings- en geluidshinder? Zijn deze afspraken ook nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Begin 2014 heb ik brieven ontvangen van omwonenden in Rosmalen. Er is afgelopen maanden een aantal gesprekken geweest, waarbij de bezwaren zijn geïnventariseerd. Vervolgens is nagegaan of Rijkswaterstaat, verantwoordelijk voor de uitvoering van het tracébesluit Omlegging Zuid-Willemsvaart, en ProRail, verantwoordelijk voor de uitvoering van het kunstwerk voor het spoor, juist hebben gehandeld.
Diverse experts zijn betrokken geweest bij het verrichten van metingen bij omwonenden en de inventarisatie van mogelijk maatregelen. Zoals het zich nu laat aanzien zijn er geen fysieke maatregelen te treffen die voldoen aan het doelmatigheidscriterium. Hierover vindt nader overleg plaats met bewoners en betrokken experts.
Recent is aan omwonenden bericht dat op het traject Den Bosch – Rosmalen de maatregel van snelheidsbeperking zal worden onderzocht. Samen met omwonenden, de gemeente en ProRail zal mijn ministerie kijken naar de inrichting van een proef. Deze proef maakt deel uit van het landelijk onderzoek naar de maatregel van snelheidsbeperking. De eerste fase van dit onderzoek, de beleidsanalyse, is eind augustus 2014 afgerond. Hieruit blijkt dat het beperken van de snelheid voor met name goederentreinen in nachtelijke uren, een positief effect zou kunnen hebben voor de omgeving. De proef in Rosmalen zal zodanig ingericht worden, dat de effectiviteit, de operationele consequenties en de handhaafbaarheid vastgesteld kunnen worden.
Tenslotte hebben een aantal omwonenden bij Rijkswaterstaat een verzoek voor nadeelcompensatie ingediend. De onafhankelijke commissie, die is ingesteld om deze aanvragen te behandelen en de Minister hierover te adviseren, zal naar verwachting op korte termijn haar conceptadviezen aan de indieners doen toekomen.
Ziet u mogelijkheid om met deze omwonenden en de desbetreffende decentrale overheden in gesprek te gaan en te zoeken naar oplossingen voor de hinder? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat een snelheidsbeperking van goederentreinen rond station Den Bosch zou kunnen leiden tot minder overlast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is het mogelijk om dit te onderzoeken?
Ja, in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer is afgesproken om deze maatregel te onderzoeken voor toepassing in de spoorzone in Den Bosch. Dit is vastgelegd in mijn brief over PHS, die ik op 17 juni 2014 aan de Kamer heb gestuurd2. Dit onderzoek wordt afgestemd op en moet passen binnen het lopende landelijke onderzoek. Er zal gekeken worden of dit onderzoek gekoppeld kan worden aan de proef naar deze maatregel in Rosmalen.
Kunt u deze vragen vóór 5 november 2014 beantwoorden?
Ja, bij dezen.
Hebt u kennisgenomen van het nieuws dat Turkije de man heeft vrijgelaten die in februari 2013 in Kopenhagen de Deense journalist Lars Hedegaard probeerde te vermoorden en die vervolgens in Turkije is gearresteerd?1
Ja.
Deelt u de mening dat het een schande is dat Turkije de man die een aanslag pleegde op Lars Hedegaard, heeft vrijgelaten? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse verontwaardiging hierover kenbaar maken in het kader van de strijd tegen terrorisme?
Denemarken heeft navraag gedaan over deze kwestie, die in eerste instantie een strafrechtelijke zaak is tussen Denemarken en Turkije, bij de Turkse autoriteiten. De Turkse autoriteiten hebben beloofd de zaak grondig uit te zoeken. Het kabinet ziet geen reden het NAVO-lidmaatschap van Turkije aan de orde te stellen.
Deelt u de mening dat Nederland alles moet doen om Denemarken te helpen de Turken onder druk te zetten om de aanslagpleger op Lars Hedegaard opnieuw op te pakken en uit te leveren aan Denemarken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een land dat terroristen vrijlaat, niet in de NAVO thuishoort?
Zie antwoord vraag 2.