De inzet van influencers tijdens de coronacrisis. |
|
Fleur Agema (PVV), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met uw antwoord tijdens de mondelinge vragen van 15 maart jl. van het lid Van der Plas: «In het artikel stond ook een en ander over influencers, maar over dat onderwerp heeft uw Kamer uitvoerig met de voormalig Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) reeds gedebatteerd»?
Op welk debat of welke debatten met de voormalig Minister van VWS doelt u hier?
Hoeveel influencers zijn er in totaal tijdens de coronacrisis door de regering ingezet?
Welke bekende influencers zijn met welke boodschappen door de regering tijdens de coronacrisis ingezet?
Welke onbekende influencers zijn met welke boodschappen door de regering tijdens de coronacrisis ingezet?
Welke Ministers hebben tijdens de coronacrisis influencers ingezet?
Op welke standpunten of boodschappen zijn tijdens de coronacrisis door de regering influencers ingezet?
Op welke social media platforms zijn tijdens de coronacrisis door de regering betaalde influencers ingezet?
Hoeveel geld is er tijdens de coronacrisis betaald aan influencers door welke Ministers?
Welke standpunten of boodschappen van de regering hebben influencers tijdens de coronacrisis ondersteund?
Hebben door de regering betaalde influencers de standpunten of boodschappen van andersdenkenden dan de regering bestreden? Zo ja, welke?
Hebben door de regering betaalde influencers de standpunten of boodschappen van Kamerleden bestreden? Zo ja, welke?
Als Kamerleden uit de oppositie de reacties op hun boodschappen op social media met andere standpunten als het gaat om de coronacrisis dan de regering gaan nalopen, dan staan er geen reacties onder van door de regering betaalde influencers?
Kunt u deze Kamervragen beantwoorden voor het plenaire debat over het rapport «Aanpak coronacrisis – Deel 1» van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid?
Kunt u deze 14 vragen gaarne los beantwoorden en niet samenvoegen?
Oorlogsmisdaden door het Oekraïense leger |
|
Gideon van Meijeren (FVD), Simone Kerseboom (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de beelden zoals genoemd in het artikel in NRC van 29 maart jl.1 waarin Russische krijgsgevangenen, die zich hebben overgegeven en in de boeien zijn geslagen, door Oekraïense soldaten in de knieën worden geschoten, met geweerkolven op het hoofd worden gestompt en op andere wijze ernstig worden mishandeld?
Ja.
Erkent u dat de echtheid van deze beelden in binnen- en buitenland is onderzocht door verschillende gevestigde media, die de beelden als echt beschouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De beelden zijn door verschillende organisaties onderzocht. Deze organisaties concludeerden dat deze beelden niet zijn gefabriceerd, maar het is aan de daartoe bevoegde opsporings- en vervolgingsinstanties en uiteindelijk aan de bevoegde rechter om een oordeel over te vellen over de echtheid van de beelden en wat er op de beelden te zien is.
Erkent u dat het Oekraïense leger met dergelijke praktijken oorlogsmisdaden begaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alle partijen bij een gewapend conflict moeten zich houden aan het humanitair oorlogsrecht. Schendingen daarvan moeten altijd worden onderzocht en degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn moeten worden vervolgd, ongeacht tot welke partij zij behoren.
De Oekraïense autoriteiten hebben zelf direct gereageerd op de beelden, zij hebben de beelden veroordeeld en aangekondigd een onderzoek te starten.
Erkent u dat Nederland met de militaire steun aan Oekraïne direct of indirect oorlogsmisdaden steunt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse steun gaat naar een soeverein land dat op een brute, op geen enkele manier te rechtvaardigen, wijze wordt aangevallen.
Oekraïne heeft conform artikel 51 van het VN-Handvest het volste recht zich te verdedigen tegen de Russische invasie die sinds 24
Hoe beoordeelt u in het licht van deze oorlogsmisdaden het feit dat Volodymyr Zelensky, opperbevelhebber van het Oekraïense leger, op 31 maart jl. 15 minuten lang het Nederlandse parlement, de Minister-President en u beiden als Ministers heeft toegesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Tweede Kamer wie zij uitnodigt in de parlementaire zaal te spreken.
Bent u van plan maximale militaire steun aan Oekraïne te blijven bieden, zoals u benadrukte tijdens de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie van 16 maart jl.2? Waarom?
Nederland zal Oekraïne blijven steunen om zich te verdedigen tegen de Russische inval, conform het internationale recht. Nederland biedt daartoe politieke, economische en militaire steun.
Bent u bereid om consequenties aan deze oorlogsmisdaden te verbinden en de Nederlandse steun aan het Oekraïense leger te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is niet voornemens om steun aan Oekraïne te staken. Er is vooralsnog geen sprake van vastgestelde schendingen van het humanitair oorlogsrecht door Oekraïne.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Grondeigenaren moeten opdraaien voor drugsafval op hun terrein’ |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Grondeigenaren moeten opdraaien voor drugsafval op hun terrein»1, 2 en «Hij weet van niks, maar is verantwoordelijk voor alles» in Trouw van 31 maart?
Ja.
Bent u het met ons en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten eens dat het niet de bedoeling kan zijn dat onschuldige inwoners, of andere particulieren, de dupe worden van de alsmaar zwaardere en brutalere ondermijnende drugscriminaliteit als het met name gaat om drugsdumpingen? Zo ja, hoe wilt u dit aanpakken en voorkomen?
Ja; onschuldige inwoners mogen niet de dupe worden van ondermijnende drugscriminaliteit. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken.3 Door de ondermijnende criminaliteit keihard aan te pakken wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, wat naar verwachting resulteert in minder dumpingen.
Het hangt van de specifieke omstandigheden af welke verantwoordelijkheid op een perceeleigenaar rust ten aanzien van de gevolgen van drugsdumpingen. Sinds 2015 wordt vanuit het Rijk geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade (zie ook het antwoord op vraag 5).
Is het juist dat de schadevergoeding van maximaal 25.000 euro in 2021 in veel gevallen toereikend was, maar dat deze ook in negen gevallen niet toereikend was waardoor particulieren, natuurorganisaties of lokale overheden ernstig gedupeerd zijn? Zo nee, wat zijn dan de gegevens die u bekend zijn? Is hieruit gebleken dat het aantal drugsdumpingen in de afgelopen jaren is toegenomen?
Navraag bij het IPO en BIJ12 als uitvoerder van de Regeling leert dat de Regeling voor het merendeel van de drugsdumpingen toereikend was. In 2021 waren er 64 aanvragen, waarvan 12 aanvragen de 25.000 euro overschreden (met een maximumbedrag van 190.000 euro). Daarnaast waren er in 2021 twee situaties bekend waar de kosten de grens van 25.000 euro zeer ruim overschrijden, waaronder de situatie in Zundert die de aanleiding vormde voor deze Kamervragen. Uit cijfers van de politie blijkt dat het aantal drugsdumpingen 206 in 2017, 292 in 2018, 191 in 2019, 178 in 2020 en 208 in 2021 betrof. Het is van belang hierbij op te merken dat dumpingen onderling enorm verschillen in aard en omvang. Al deze dumpingen tellen in dezelfde mate mee in bovenstaande cijfers.
De politie geeft aan dat er in 2021 weliswaar meer dumpingen hebben plaatsgevonden, maar dat het vermoeden bestaat dat het volume van het totaal aangetroffen drugsafval minder is dan het voorgaande jaar.
Bent u met ons van mening dat bij grootschalige drugsdumping dit niet alleen gevolgen heeft voor de grondeigenaar maar ook voor mens en natuur in de omgeving van de locatie? Ziet u derhalve dat er dus ook een maatschappelijk belang is om zo snel mogelijk tot zorgvuldig opruimen over te gaan en dat onduidelijkheid over de vergoeding van hoge kosten hierin een reële belemmering kan vormen?
Ik ben met u eens dat er gevolgen kunnen zijn voor mens en natuur in de omgeving van een locatie waar een grootschalige drugsdumping heeft plaatsgevonden. Deze risico’s moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het is aan het bevoegd gezag om op een goede manier invulling te geven aan wat in de lokale situatie nodig is. Een eventuele belemmering daarin als gevolg van onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor deze kosten is uiteraard onwenselijk. Zie onder vraag 5 over lopende gesprekken hierover.
Welke rol heeft de rijksoverheid volgens u wanneer gemeenten, provincies of juist particulieren een beroep doen op expertise en financiële hulp wanneer zij te maken krijgen met grootschalige drugsdrumping op hun grondgebied?
Het Rijk heeft geen wettelijke verantwoordelijkheid voor het financieren van de schade van drugsafvaldumpingen. Sinds 2015 wordt er vanuit het Rijk desalniettemin geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter cofinanciering van de geleden schade. Vanaf 2019 kunnen particulieren 100% van de kosten vergoed krijgen en gemeenten 50% tot een maximum van 25.000 EUR. BIJ12, als uitvoeringsorganisatie van het Interprovinciaal Overleg, voert deze Regeling uit. We zien sinds vorig jaar dat de kosten van het opruimen van sommige drugslozingen het maximum van 25.000 EUR overschrijdt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek. In deze gesprekken zal ook de behoefte aan landelijke expertise verkend worden. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, voor de zomer informeren over de stand van zaken hiervan.
Bent u bereid de rechtsbescherming van grondeigenaren die te maken krijgen met grootschalige drugsdumpingen of extreme vervuiling vorm te geven op een manier die meer aansluit bij het algemeen rechtsgevoel dan op dit moment het geval is in de Wet bodembescherming? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, vindt u dat de huidige wetgeving voldoende rechtsbescherming biedt?
In het geval van drugsafvaldumpingen zijn, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie wie er verantwoordelijk is voor het opruimen van het afval. De problematiek van dit soort grootschalige drugslozingen, met grote gevolgen voor bodem en water, is relatief nieuw. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, ben ik over deze problematiek in gesprek met betrokken partijen. Als uit deze gesprekken juridische knelpunten naar voren komen, zal ik uw Kamer hier, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over informeren.
Is het bedrag van één miljoen euro voor schadevergoeding bij drugsafval in 2021 genoeg gebleken, of was er sprake van onderuitputting danwel overuitputting van de regeling in 2021? Zo ja, hoe is hiermee omgegaan? Zo nee, hoe zal in de toekomst met eventuele onder- dan wel overuitputting worden omgegaan? Hoe vaak is er in 2022 al een beroep gedaan op de schadevergoeding?
In 2021 is er 517.000 euro uitgekeerd, dit betekent dat er een onderuitputting was van 483.000 euro. Navraag leert dat dit mede komt doordat er een maximum vergoeding van 25.000 euro geldt, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3. Ook speelt mee dat elke provincie een eigen Regeling (met identieke inhoud) heeft en de verdeling van het geld met een verdeelsleutel over de provincies geschiedt. De verdeelsleutel is gemaakt op basis van historische cijfers van drugsdumpingen in de twaalf provincies. Dit betekent dat het subsidieplafond bij de ene provincie al bereikt kan zijn, terwijl de andere provincie nog wel financiële ruimte heeft op basis van de Regeling. Om problematiek over de verdeelsleutel in de toekomst te voorkomen, zijn de uitvoeringsorganisaties in gesprek over een andere techniek achter de Regeling. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven zijn we in gesprek over de bredere problematiek met betrokken partijen. Hierbij is ook aandacht voor de vraag of het huidige budget toereikend is. In 2022 is er tot dusver 22 keer een aanvraag gedaan voor subsidie van de opruimingskosten van drugsafval.
Bent u bereid te komen met een regeling voor particulieren en lokale overheden waarin maatwerk wordt geleverd wanneer grondeigenaren te maken krijgen met grootschalige drugsdumpingen en/of -vervuilingen op hun perceel? Zo ja, op welke wijze, binnen welke termijn en bent u bereid om maatwerk te leveren als het gaat om de hoogte van de vergoedingen?
Zoals aangegeven bij vraag 5 zijn mijn ambtenaren samen hun collega’s van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van IenW, informeren over de uitkomsten hiervan.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het gebruik van privé berichtenservices en privé mailboxen door bewindspersonen voor hun werk |
|
Pieter Omtzigt (Lid Omtzigt), Laurens Dassen (Volt), Jesse Klaver (GL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de oud-Minister Kamp tijdens zijn ministerschap gebruik heeft gemaakt van zijn Gmail-adres en daar twintig keer vertrouwelijke documenten op heeft ontvangen, waaronder een keer staatsgeheimen?1
Ja, ik verwijs hiertoe ook naar de beantwoording van kamervragen van 17 november 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 521) die daarover destijds zijn gesteld aan oud-minister Kamp.
Herinnert u zich dat oud-Staatssecretaris Snel weigerde om inzicht te geven in de berichten op zijn privé mobiele telefoon toen er onderzoek gedaan werd naar het toeslagenschandaal en het memo-Palmen?2
Ja. Staatssecretaris Snel heeft geen medewerking verleend voor vrijwillige inzage in zijn privételefoon. Volgens Staatssecretaris Snel bevatte zijn privételefoon geen zakelijke correspondentie. Zie daartoe het onderzoeksrapport van PricewaterhouseCoopers als aangeboden aan uw kamer op 30 september 2021.3
Herinnert u zich dat de op 20 maart 2019 de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan heeft over de vraag of de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) van toepassing is op sms- en WhatsApp-berichten en dat de uitspraak helder is: op sms- en WhatsApp-berichten over een bestuurlijke aangelegenheid is de WOB van toepassing, ongeacht of deze berichten op de zakelijke of privé telefoon van een bestuurder of ambtenaar staan?3
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit volgt dat sms- en WhatsAppberichten documenten zijn in de zin van de Wob. Wat betreft het toepassingsbereik van de Wob heeft het lid Agema gelijk dat ook berichtenverkeer via een privéaccount hieronder valt, voor zover het een bestuurlijke aangelegenheid betreft waarover een Wob-verzoek is ingediend. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is er rijksbreed beleid ontwikkeld over het gebruik van chatdiensten en het bewaren van chatberichten5. Uitgangspunt is dat het gebruik van digitale middelen mogelijkheden biedt maar daarbij dient er altijd rekening te worden gehouden met de aard van de informatie. Zo dient er zo min mogelijk gebruik te worden gemaakt van berichtenapps voor werkgerelateerde communicatie. Voor bestuurlijke besluitvorming wordt het gebruik van berichtenapps ontraden. Gebeurt dit toch dan moeten chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming worden geborgd binnen de organisatie.
Ik wil hierbij benadrukken dat dezelfde informatie niet twee keer hoeft te worden bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming.
Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Bestuurlijke besluiten die niet op een andere manier zijn geborgd, worden opgeslagen binnen de informatiesystemen van de organisatie. Elk ministerie is er zelf verantwoordelijk voor dat er in lijn met het rijksbrede beleid wordt gehandeld. Ik verwijs hiertoe ook naar mijn eerdere kamerbrief van 25 februari 2022 (met kenmerk: 2022Z00847).
Bent u ervan op de hoogte dat op het blog van de landsadvocaat verder staat: «Dit betekent dat bestuursorganen ervoor zullen moeten zorgen dat sms- en WhatsApp-berichten ordelijk worden bewaard»?
Ja. Zie ook mijn antwoord bij vraag 3.
Kunt u inzicht geven van elk van de bewindspersonen in de kabinetten Rutte III en Rutte IV of zij gebruik maken van privéemail adressen voor hun werk en van berichten (zoals Signal, WhatsApp en Telegram en kunt u per bewindspersoon aangeven van welke privé mail gebruikt gemaakt is/wordt en van welke berichtenservice?
Ten aanzien van de bewindspersonen van het huidige kabinet zal ik uiterlijk binnen 2 weken na verzending van deze brief het gevraagde inzicht geven of er gebruik wordt gemaakt van privéemail adressen en berichtenservices voor het werk. Met betrekking tot de bewindspersonen van het vorige kabinet zal ik binnen 2 weken inzichtelijk maken hoe de relevante berichten binnen de organisaties zijn veiliggesteld.
Kunt u van elk van de mailboxen en berichtenboxen die gebruikt worden of die gebruikt zijn voor werk tijdens de periode als bewindspersoon (die dus bij de vorige vraag benoemd zijn) aangeven (1) in welke periode ze gebruikt zijn, (2) of het gebruik van berichten en email veilig geschiedt en (3) of de berichten ordelijk en veilig bewaard worden en zo ja, waar?
Zie mijn antwoord bij vraag 5.
Deelt u de mening dat de berichten die hier genoemd zijn – privé mail adressen en berichtenservices die door een bewindspersonen voor hun werk gebruikt worden, dus gewoon onder de WOB vallen en bij een WOB verzoek doorzocht zullen moeten worden?
Zie mijn antwoord bij vraag 3. Aanvullend merk ik op dat privé en partijpolitieke berichten niet onder de Wob vallen, werkgerelateerde documenten wel.
Deelt u de mening dat al deze berichten van elke mailbox en berichtenservice die voor werk gebruikt wordt, beschikbaar moet zijn voor verzoeken van vorderingen voor een parlementaire enquête?
Ja. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet op de Parlementaire enquête kan er door een ingestelde parlementaire commissie een afschrift van, inzage in of kennisneming van werkgerelateerde documenten gevorderd worden, ongeacht de gehanteerde vorm van communicatie. In antwoord op de vraag van het lid Agema betekent dit dus dat zakelijke e-mails die verzonden zijn vanuit of ontvangen op een privéaccount desgevraagd beschikbaar worden gesteld voor een parlementaire enquête of een onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Zie ook het antwoord bij vraag 7.
Heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit kabinet Rutte III voor zijn werk als Minister gebruik gemaakt van een icloud email adres, dat naar boven kwam in de berichten van de WOB over de aanpak van de corona-aanpak?
Ja.
Zijn de berichten van dit icloud email adres veilig en volledig opgeslagen en worden die beschikbaar gesteld voor WOB-verzoeken en een parlementaire enquête naar het coronabeleid? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wie draagt daar zorg voor?
De secretarissen-generaal van de ministeries van VWS en BZK hebben opdracht gegeven aan de CIO/CISO van het eigen departement om vast te stellen of er risico’s zijn geweest met betrekking tot beveiliging ofwel vastlegging ten behoeve van de Wob, een parlementaire enquête of archivering. Uitkomst van die analyse is dat er geen risico op een beveiligingsincident is waargenomen en ook geen risico is ontstaan met betrekking tot de archivering. Er zijn geen e-mails aangetroffen met gerubriceerde informatie. De privé mailaccounts bevatten zowel privécorrespondentie als zakelijke mails. Vastgesteld is dat het bij de zakelijke mails in vrijwel alle gevallen ging om berichten die zijn verstuurd van of naar zakelijke accounts van VWS, respectievelijk BZK. Ook de aangetroffen e-mails in VWS-context tussen externen en de privéaccounts van de heer De Jonge zijn, zover waargenomen kan worden, structureel doorgestuurd naar het VWS e-mail account van de heer De Jonge. De overige mails betreffen mails met openbare en publieke informatie die is gedeeld met externen vanuit een zakelijke context.
De berichten die zijn verstuurd van of naar zakelijke accounts van VWS, respectievelijk BZK zijn veiliggesteld op dezelfde voet als alle berichten op een zakelijk account van een ministerie. Deze berichten zijn dus ook beschikbaar voor Wob-verzoeken en een parlementaire enquete over het coronabeleid. Twee programma-directies dragen hier onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van VWS zorg voor.
Kunt u deze vragen één voor één en voor donderdag 7 april 2022 om 9.30 uur beantwoorden i.v.m. het plenaire debat op die dag? Indien de overzichten zoals gevraagd in de vragen 5 en 6 niet beschikbaar zijn, kunnen alleen die twee vragen twee weken later, dus op 21 april 2022 beantwoord worden.
Ja.
Zorgmedewerkers met post-covid-syndroom die reeds zijn ontslagen of dreigen hun baan te verliezen |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wanneer start de regeling tijdelijke ondersteuning zorgwerknemers met post-covid-syndroom die u aankondigde in uw brief van 25 februari jongstleden?1
Ik verwacht uiterlijk in juni de subsidieregeling te publiceren.
Ontvangt u, net als Kamerleden, ook signalen van zorgwerknemers die ontslagen zijn ondanks de aangekondigde regeling?
Ja, langs diverse kanalen bereiken mij berichten over zorgmedewerkers die aan het begin van de pandemie ziek zijn geworden en recent zijn ontslagen.
Hoe heeft u uw dringende beroep richting werkgevers gedaan om, vooruitlopend op de regeling, met zorgwerknemers met post-covid-syndroom in gesprek te blijven en niet tot ontslag over te gaan? Heeft u gesprekken gevoerd met brancheverenigingen om dit onder de aandacht te brengen? Hoe heeft u hierover actief gecommuniceerd?
Ik heb de Kamerbrief onder de aandacht van branche- en werkgeversorganisaties gebracht. Met deze partijen is naar aanleiding van vragen over het nieuwsbericht aanvullende informatie gedeeld. Ook in informele contacten met partijen blijf ik aandacht voor de regeling vragen. Daarnaast is bijvoorbeeld informatie beschikbaar gesteld aan C-support om zorgmedewerkers die vanwege langdurige coronaklachten een beroep doen op de dienstverlening van C-support, hierop te wijzen.
Kan het UWV bij een ontslagaanvraag op grond van langdurige ziekte, indien geregistreerd is dat dit gaat om langdurige covid-klachten, de werkgever ook direct wijzen op deze aanstaande regeling? Of zou het mogelijk zijn om bij alle ontslagaanvragen op grond van langdurige ziekte in de zorgsector de werkgever hierop te wijzen?
Ja, UWV kan vanaf de inwerkingtreding van de subsidieregeling werkgevers in de zorgsector die een ontslagaanvraag wegens langdurige ziekte indienen, wijzen op de subsidieregeling. De vraag is echter of dit tijdig is, aangezien de ontslagaanvraag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid vaak wordt ingediend nadat de WIA-claimbeoordeling is afgerond. Om werkgevers in zorg en welzijn tijdig te informeren, ben ik met UWV in gesprek over de mogelijkheden om bij werkgevers via reeds bestaande kanalen de subsidieregeling onder de aandacht te brengen. Daarnaast heb ik de brancheorganisaties in de zorg gevraagd hun leden te wijzen op de ondersteuning die vanuit deze subsidieregeling aan werkgevers gaat worden geboden.
Welke mogelijkheden hebben zorgwerknemers om met terugwerkende kracht, indien zij reeds ontslagen zijn, alsnog aanspraak te kunnen maken op de subsidieregeling via hun oude werkgevers? Bijvoorbeeld door opnieuw een arbeidsovereenkomst aan te gaan?
Er is geen sprake van een recht van een langdurig zieke werknemer om gebruik te maken van deze regeling. Het betreft een subsidieregeling voor werkgevers die met hun langdurig zieke werknemer een verlenging van de loondoorbetaling hebben afgesproken. Als werkgever en werknemer dat beiden willen, vragen zij samen bij UWV een verlenging van de loondoorbetaling aan. Indien deze verlenging wordt goedgekeurd, kan de werkgever een beroep doen op de bedoelde subsidieregeling.
Na 2 jaar loondoorbetaling kan de werknemer een WIA-aanvraag doen. UWV toetst dan eerst de re-integratie inspanningen. Als die voldoende zijn, volgt de WIA-beoordeling. Er volgt dan een beslissing over het recht op een WIA-uitkering. Het is daarna niet meer mogelijk om een verlenging van de loondoorbetaling aan te vragen. De beëindiging van het dienstverband vindt vaak na de WIA-beoordeling plaats.
Kunt u nader ingaan op het juridische kader met betrekking tot zorgwerknemers met post-covid-syndroom en hun rechten via ontslagwetgeving wanneer de subsidie van start gaat?
De subsidieregeling richt zich enkel op de werkgever. Daarom heeft de subsidieregeling geen gevolgen voor de rechten van zorgwerknemers t.a.v. de sociale zekerheid. De subsidieregeling heeft ook geen gevolgen voor de kaders waarbinnen een vrijwillige verlenging van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar ook nu al kan plaatsvinden.
Bent u blijvend in contact met vakbonden, te meer omdat de regeling nog niet van start is gegaan en zij meldingen kunnen ontvangen van zorgwerknemers waarbij ontslag dreigt?
Ja.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘NAM zet Rijk onder druk om in Groningen minder huizen te versterken’ |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NAM zet Rijk onder druk om in Groningen minder huizen te versterken»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de getroffen inwoners van het aardbevingsgebied in Groningen die zich afvragen of hun woning ooit nog veilig bewoond kan worden?
Ik begrijp deze zorg van bewoners. Het is daarom van belang mensen zo snel als mogelijkheid zekerheid te geven over de veiligheid van hun woning.
Heeft de druk van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op het Rijk ervoor gezorgd dat de versterkingsoperatie in het aardbevingsgebied in Groningen vertraging heeft opgelopen? Zo ja, welke invloed heeft dit op de veiligheid van de woningen in het getroffen gebied?
De reactie van NAM op de versterkingsoperatie heeft geen gevolgen voor de uitvoering door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), laat staan de veiligheid van de woningen. De NCG en gemeenten voeren de versterking uit. NAM staat op afstand van de uitvoering. Het Rijk belast de kosten van de versterkingsopgave door aan NAM. Doorbelasting vindt achteraf plaats en staat nadrukkelijk los van de uitvoering van de versterkingsoperatie door de NCG en de gemeenten.
Hoe beoordeelt u het verweer van de NAM dat de overheid met verouderde normen werkt waardoor de NAM het geld niet uit zou hoeven keren?
Dit betoog van NAM is onjuist. De laatste inzichten worden gebruikt bij de versterkingsoperatie. NAM moet de volledige kosten voor de versterkingsoperatie betalen. Het Rijk en NAM verschillen hierover van mening. NAM is inmiddels een arbitrage gestart (Kamerstuk 33 529, nr. 947). De discussie zal in het kader van deze arbitrage verder worden gevoerd.
Biedt de huidige constructie, waarbij de NAM via een joint venture voor de schades en versterking blijft betalen, maar waarbij de overheid bepaalt welke schade door aardbevingen wordt veroorzaakt, aanwijst welke huizen onveilig zijn en hoe die huizen moeten worden versterkt, nog wel voldoende grondslag om de NAM op te laten draaien voor alle versterkingskosten?
NAM betaalt de kosten voor schade op grond van een heffing die wordt opgelegd op grond van de Tijdelijke wet Groningen. De versterkingskosten worden nog gefactureerd op grond van de interim- betaalovereenkomst Groningen. Als de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, in werking is getreden worden ook de kosten voor versterken via een wettelijke heffing op NAM verhaald. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 33 529, nr. 916) voldoen de wettelijke heffing en juridisch bindende overeenkomsten met NAM om de kosten voor de versterking te verhalen.
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen de Staat en de NAM nu dit najaar naar buiten kwam dat beide partijen zich voorbereiden op een juridische strijd?2
NAM en de Staat verschillen van mening over de uitvoering van het schadeherstel en de versterking. Bij brief van 31 maart 2021 heeft de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat de mogelijkheid dat de discussies met NAM uitmonden in juridische procedures reëel is en dat het kabinet zich daarop voorbereidt (Kamerstuk 33 529, nr. 866). In mijn brief van 4 februari jl. heb ik aangegeven teleurgesteld te zijn in de keuze van NAM de kosten juridisch te betwisten (Kamerstuk 33 529, nr. 947). Het staat NAM echter vrij dit te doen. Dit verandert niets aan de opstelling van de Staat dat alle kosten die in rekening kunnen worden gebracht bij NAM, in rekening worden gebracht.
Deelt u de zorg van de getroffen inwoners dat een juridische strijd de versterkingsoperatie alleen maar langer laat duren? Hoe voorkomt u dat inwoners van het aardbevingsgebied de dupe worden van onduidelijke afspraken tussen de Staat en de NAM?
Veel bewoners wachten al lang op de versterking van hun huis. Bewoners voelen zich onveilig in hun eigen huis. Daarom wordt door de NCG alles op alles gezet om met de regionale overheden de versterking te versnellen.
De noodzakelijke versnelling is niet afhankelijk van NAM. Het standpunt van NAM over de versterkingsoperatie heeft geen gevolgen voor de uitvoering door de NCG. De NCG en gemeenten voeren de versterking uit, discussies over de kosten worden achteraf met NAM gevoerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Kunt u zich voorstellen dat inwoners van het aardbevingsgebied in Groningen het vertrouwen in de overheid kwijtraken?
Het vertrouwen in Groningen kan alleen hersteld worden door uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. Daarom is het zo van belang dat NAM geen invloed meer heeft op de ingezette koers in Groningen. De discussie met NAM wordt met het ministerie gevoerd maar heeft geen gevolgen voor Groningers.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de getroffen inwoners van het aardbevingsgebied zo snel mogelijk weer in een veilige woning kunnen wonen?
Het meerjaren versterkingsplan (MJVP), waarover toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer eind vorig jaar heeft geïnformeerd, bevat de planning om de versterkingsoperatie in 2028 af te ronden (Kamerstuk 33 529, nr. 911). Op 29 maart 2022 heb ik uw Kamer tevens geïnformeerd over de aanpak van de NCG om te zorgen dat daarvoor voldoende uitvoeringscapaciteit beschikbaar is (kenmerk 2022Z06012).
Uw Kamer ontvangt voor het commissiedebat van 19 mei 2022 nog een brief met de meest recente stappen om vaart te brengen in de versterkingsoperatie.
Sluiten operatiekamers Gronings ziekenhuis |
|
Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
|
Kuipers |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Gronings ziekenhuis sluit helft operatiekamers door ziekteverzuim»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het sluiten van operatiekamers vanwege personeelstekort in een welvarend land als Nederland geen pas geeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik begrijp dat het voor patiënten zeer vervelend is als hun operatie wordt uitgesteld. Zorgaanbieders doen hun uiterste best om de zorg aan patiënten zo snel en zo goed mogelijk te bieden. Uit de laatste NZa monitor Toegankelijkheid van Zorg (31 maart 2022)2 blijkt dat de ziekenhuizen de planbare zorg de afgelopen weken hebben kunnen opschalen. Het ziekteverzuim in alle zorgsectoren is echter nog steeds hoog. Dat maakt dat op sommige plekken, waaronder in dit Gronings ziekenhuis, het onvermijdelijk was om de niet-acute operaties uit te stellen.
Bent u bekend met het feit dat de hoge werkdruk, het relatief lage salaris en het zware werk de belangrijkste redenen zijn voor het personeelstekort? Wat is uw beleid hiertegen?
Nee. Uit het uitstroomonderzoek van RegioPlus (oktober 2021)3 blijkt dat het gebrek aan loopbaanmogelijkheden, de uitdagingen in werkzaamheden en de manier van werken belangrijkste redenen zijn voor het vertrek van medewerkers. Het personeelstekort binnen de zorg wordt voornamelijk veroorzaakt door de stijgende zorgvraag in combinatie met de beperkte toename van zorgpersoneel. Deze kabinetsperiode heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) als speerpunt om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken en te houden. Een brief met de hoofdlijnen van deze aanpak wordt voor het commissiedebat van 11 mei toegestuurd. Voor het arbeidsmarktbeleid in de zorg heeft het Kabinet ook extra middelen beschikbaar gesteld, oplopend tot 130 miljoen euro structureel vanaf 2023.
Ik zie uiteraard wel dat veel zorgmedewerkers met name de afgelopen twee jaar onder uitzonderlijk grote druk hebben gestaan. In alle zorgsectoren is het ziekteverzuim nog steeds zorgwekkend hoog. Het is aannemelijk dat corona een van de belangrijke oorzaken is voor dit hoge verzuim. Ook de extreem hoge werkdruk en de emotioneel zware omstandigheden door de coronacrisis kunnen hebben geleid tot meer verzuim. Veel zorgorganisaties creëren ruimte voor mentale ondersteuning aan medewerkers. Voor wie daar geen gebruik van wil of kan maken, ondersteunt de Minister voor LZS verschillende initiatieven zoals het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» en het actieplan «Veerkracht en Zeggenschap» van V&VN, BSPW en de werkgeversorganisaties.
Tot slot wil ik graag opmerken dat ik van mening ben dat de sector niet geholpen is bij een dusdanig negatieve framing over het werken in de zorg. Veel zorgmedewerkers voeren met grote passie hun beroep uit. We staan voor de gezamenlijke opgave om toekomstige en huidige zorgmedewerkers in staat te stellen om dit nu en in de toekomst te blijven doen.
Bent u bekend met het de berekeningen in het Prognosemodel Zorg en Welzijn, gemaakt voordat COVID-19 opkwam, waaruit blijkt dat we in 2022 in het slechtste geval al 74.000 mensen tekortkomen? Zo ja, wat doet u met deze cijfers?
Voor het Prognosemodel Zorg en Welzijn zijn in 2020 vanwege de onzekerheid door COVID-19 twee scenario’s ontwikkeld; een corona basisscenario en corona tweede golf scenario. Op basis van deze prognoses lag het verwachtte personeelstekort in 2022 tussen de 56 en 74 duizend zorgmedewerkers.
Begin dit jaar heeft de Minister voor LZS uw Kamer geïnformeerd over de nieuwe uitkomsten van het Prognosemodel Zorg en Welzijn die op 13 december 2021 door ABF zijn opgeleverd4. Via deze brief heeft zij u geïnformeerd over de prognoses op landelijk niveau per branche en per beroepsgroep in 2022 en in 2031. Uit deze nieuwe prognose blijkt dat het verwachte tekort in 2022 bijna 49 duizend zorgmedewerkers bedraagt. Dit is lager dan het vorig jaar geraamde tekort van 56 tot 74 duizend personen.
Wat is uw plan om het chronische personeelstekort in de zorg het hoofd te bieden, aangezien volgens berekeningen van de Sociaal Economische Raad (SER) er in 2040 meer dan twee miljoen mensen nodig zijn in de zorg en er in 2020 zo’n 1,4 miljoen mensen in de zorg werkzaam waren?
Medio mei ontvangt uw Kamer een brief met de arbeidsmarktaanpak op hoofdlijnen.
Heeft u de bereidheid om een nationale taskforce voor het oplossen van het chronische personeelstekort in de zorg in het leven te roepen? Zo ja, wilt u de Kamer laten weten hoe u zo’n taskforce gaat inrichten en binnen welke termijn we resultaten en oplossingsscenario’s kunnen verwachten?
Nee. De afgelopen jaren hebben verschillende organen en commissies, waaronder de SER en de Commissie Werken in de Zorg, nuttige adviezen gegeven over de arbeidsmarkt in de zorg. Op 12 april 2022 heeft uw Kamer ook de eindrapportage ontvangen van de taskforce Ondersteuning optimale inzet zorgverleners5. Het wordt tijd om nu gezamenlijk aan de slag te gaan met deze adviezen. Een nieuwe nationale taskforce lijkt mij daarbij niet nodig.
Het Nederlandse meisje Insiya, die 5 jaar geleden ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke concrete acties er sinds de beantwoording van de vragen van de leden Van Helvert c.s.1 zijn ondernomen om Insiya, een Nederlands staatsburger, terug naar Nederland te halen, en wat daarvan de resultaten zijn geweest?
Het is verdrietig dat deze situatie al zo lang voortduurt en dat de moeder van Insiya haar dochter al die tijd moet missen. De Nederlandse autoriteiten hebben langs diplomatieke weg verzocht om teruggeleiding van Insiya. Omdat India geen partij is bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, kan India niet worden gehouden aan het meewerken aan de verplichtingen in dat verdrag. Ook het uitleveringsverzoek voor de vader is door India niet toegewezen. De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten aandringen op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Met dit doel worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten en wordt aandacht gevraagd voor een spoedige afronding van de procedures die nog lopen in India. De uitspraken van de Nederlandse rechter zijn echter niet zonder meer bindend in India. Een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging moet worden gehonoreerd door een Indiase rechter om deze te doen laten gelden.
Nederland volgt uitspraken in de procedures in India nauwlettend. Ook brengt Nederland deze zaak aanhoudend bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook tijdens het staatsbezoek in 2019. Hetzelfde geldt voor het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022; tijdens meerdere gesprekken is aandacht gevraagd voor deze zaak. Daarbij is onderstreept dat het belangrijk is dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben, ook totdat er een definitieve oplossing is.
Tijdens de telefonische kennismaking van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn counterpart in India alsmede tijdens het recente bezoek aan dat land is deze zaak eveneens opgebracht.
Erkent u het feit dat op grond van de Nederlandse gerechtelijke uitspraken Insiya behoort te worden teruggeleid naar Nederland, en dat Insiya als Nederlands staatsburger recht heeft op de actieve inzet van de regering om haar terug naar Nederland te halen?
Op grond van de Nederlandse civiele gerechtelijke uitspraken behoort Insiya te worden teruggeleid naar Nederland. Deze uitspraken zijn echter in India niet automatisch bindend of af te dwingen, hetgeen inhoudt dat de Indiase rechter moet beslissen over een verzoek deze uitspraken te erkennen en ten uitvoer te leggen. Om de Nederlandse uitspraken dus in India te laten gelden zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, zal de moeder van Insiya de Indiase rechter moeten vragen hier gevolg aan te geven.
De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid vragen bij de Indiase autoriteiten aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter, en voor een spoedige afronding van de procedures in India, met als uiteindelijk doel hereniging van Insiya met haar moeder.
Zo ja, bent u bereid om tijdens het inkomende staatsbezoek uit India op 5 en 6 april alles op alles te zetten om deze zaak aan te kaarten tijdens de gesprekken en te zorgen dat Insiya kan worden herenigd met haar moeder?
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook en marge van het staatsbezoek in 2019. Ook bij het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022 is tijdens meerdere gesprekken aandacht gevraagd voor deze zaak.
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk dinsdagochtend 5 april te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Aangezien het verzoek om uiterlijk 5 april de antwoorden te sturen mogelijk te maken had met het staatsbezoek is hier in het uitstelbericht van 5 april aandacht aan besteed.
Het bericht dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis personenalarmering bij stichting ATA niet meer vergoed |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis personenalarmering bij de stichting ATA niet meer vergoed?1
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de zorgketen voor personenalarmering in de regio Amsterdam hierdoor versnipperd raakt?
Bent u bereid om met Zilveren Kruis in gesprek te gaan over hun keuze om ATA niet langer te contracteren?
De kosten van het opruimen van drugsdumpingen en de zaak van de 90-jarige gedupeerde landeigenaar |
|
Sandra Beckerman , Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de zaak van de 90-jarige Toon Francken, die van de gemeente tonnen aan opruimkosten van chemisch drugsafval moet betalen?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Zie onderstaand voor mijn reactie op deze casus en bredere problematiek.
Kan aangetoond worden dat deze meneer, die al jaren nauwelijks nog buiten komt vanwege zijn leeftijd en lichamelijke toestand, rechtstreeks verantwoordelijk is voor het dumpen van drugsafval 400 meter van zijn huis of dit actief of oogluikend heeft toegestaan? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, waarom zou het dan een goede uitkomst zijn van dit alles dat deze meneer toch voor deze enorme kosten op gaat draaien?
Er loopt in deze zaak een bezwaarprocedure bij het bevoegd gezag. Als bewindspersoon kan ik hier niet in treden en geen uitspraken doen over deze specifieke situatie omdat ik hiervoor niet het bevoegd gezag ben, geen betrokkenheid heb bij de afhandeling van de zaak en daarom ook niet alle feiten ken die relevant zijn voor die afhandeling.
Begrijpt u de verontwaardiging over de uitkomst van deze slepende zaak? Waarom moet een bejaarde man opdraaien voor iets waar hij niets mee te maken heeft?
Ons land is helaas een cruciale spil in de wereldwijde drugshandel en -productie. Drugscriminelen hebben daarbij geen oog voor burgers, de natuur en het grondwater. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Hierdoor wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, wat naar verwachting resulteert in minder in minder dumpingen.
De lokaal betrokken overheden (gemeente, waterschap en provincie) hebben de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en mij geïnformeerd over deze situatie en alle partijen werken samen om tot een oplossing te komen. De gemeente houdt contact met bewoners en betrokken perceeleigenaren in de directe omgeving. Over de specifieke situatie en de betrokkenheid van de perceeleigenaar hierbij kan ik, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geen uitspraken doen.
Als de regels op dit moment zo uitpakken dat de grondeigenaar altijd verantwoordelijk kan worden gehouden voor dumpingen op zijn of haar land, vindt u dit dan rechtvaardige regels? Zouden die in alle gevallen toegepast moeten worden volgens u? Waar is dan het maatwerk?
Het uitgangspunt is dat de vervuiler betaalt. Die is in het geval van drugsafvaldumpingen echter niet altijd te achterhalen. Het is niet zo dat vervolgens de grondeigenaar in alle gevallen (volledig) verantwoordelijk kan worden gehouden. In het geval van drugsafvaldumpingen kunnen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing zijn. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie welke verantwoordelijkheid op de perceeleigenaar rust. Het is aan het bevoegd gezag en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden, of en in hoeverre de eigenaar verantwoordelijk is.
Het Rijk heeft geen wettelijke verantwoordelijkheid voor het financieren van de schade van drugsafvaldumpingen. Sinds 2015 wordt vanuit het Rijk desalniettemin geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade. Initieel was dit vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vanaf 2019 is hiervoor op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 1 mln. euro per jaar beschikbaar. Particulieren kunnen 100% van de kosten vergoed krijgen en gemeenten 50% tot een maximum van 25.000 EUR. BIJ12, als uitvoeringsorganisatie van het Interprovinciaal Overleg, voert deze Regeling uit. We zien sinds vorig jaar dat de kosten van het opruimen van sommige drugslozingen het maximum van 25.000 EUR overschrijdt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek.
Klopt het dat u op 14 december 2021 bent aangeschreven door de provincie Noord-Brabant in verband met de zaak van de 90-jarige Toon Francken? Zo ja, heeft u al op dit schrijven gereageerd? Bent u bereid een afschrift van uw reactie aan de Kamer te sturen?
Ja, mijn ambtsvoorganger heeft inderdaad een brief ontvangen waarin de complexe problematiek en grote financiële gevolgen van de drugsdumpingen in Zundert en Halsteren helder uiteen worden gezet. Ik begrijp dat de impact op de betrokken gebieden en individuele betrokkenen erg groot is.
Ik heb de provincie hierop in een brief laten weten dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek is met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen in het algemeen. De antwoordbrief van 23 maart jl. is opgenomen in de bijlage bij deze brief.2 We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de brede problematiek. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, voor de zomer informeren over de stand van zaken hiervan.
Klopt het dat de provincie Noord-Brabant om financiële middelen of garantstelling heeft gevraagd?
Ja, de provincie heeft in december 2021 een brief gestuurd met een aanvraag voor financiële middelen ten behoeve van het treffen van tijdelijke maatregelen en sanering van de bodemverontreiniging in Zundert.
Wat vindt u ervan dat de provincie en/of de gemeente enerzijds een procedure starten tegen een hoogbejaarde man om hem verantwoordelijk te houden voor de drugsdumping en anderzijds het Rijk om financiële middelen vragen?
Over de specifieke situatie en de betrokkenheid van de perceeleigenaar hierbij kan ik, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geen uitspraken doen. Wat betreft het verzoek aan het Rijk: zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven heb ik een brief ontvangen van bestuurders van de provincie Noord-Brabant, waterschap Brabantse Delta en de gemeente Zundert over de problematiek van grootschalige drugslozingen en de hoge kosten die dit met zich meebrengt. Over deze problematiek in algemene zin zijn mijn Ministerie en dat van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met betrokken partijen.
Is er inmiddels overleg geweest met de provincie en/of de gemeente Zundert naar aanleiding van deze brief? Zo ja, wat is afgesproken?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid in overleg te treden met de gemeente Zundert, met in ieder geval als doel er voor te zorgen dat deze 90-jarige meneer, die part noch deel heeft aan de drugsdumping, niet opdraait voor de kosten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, kan ik niet treden in een individuele zaak.
Deelt u de mening van de woordvoerder van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat het niet de bedoeling kan zijn dat onschuldige inwoners de dupe worden van de alsmaar zwaardere en brutalere ondermijnende drugscriminaliteit? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit probleem aanpakken?
Ja; onschuldige inwoners mogen niet de dupe worden van ondermijnende drugscriminaliteit. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken.3 Door de ondermijnende criminaliteit hard aan te pakken, wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, hetgeen naar verwachting resulteert in minder dumpingen.
Zoals in het antwoord op vraag 4 vermeld hangt het van de specifieke omstandigheden af welke verantwoordelijkheid op een perceeleigenaar rust en wordt sinds 2015 vanuit het Rijk geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade.
Klopt het dat het aantal drugsdumpingen de laatste jaren is toegenomen? Kunt u hier cijfers van delen?
Uit cijfers van de politie blijkt dat het aantal drugsdumpingen 206 in 2017, 292 in 2018, 191 in 2019, 178 in 2020 en 208 in 2021 betrof. Het is van belang hierbij op te merken dat dumpingen onderling enorm verschillen in aard en omvang. Al deze dumpingen tellen in dezelfde mate mee in bovenstaande cijfers. De politie geeft aan dat er in 2021 weliswaar meer dumpingen hebben plaatsgevonden, maar dat het vermoeden bestaat dat het volume van het totaal aangetroffen drugsafval minder is dan het voorgaande jaar.
Bent u het er mee eens dat drugdumpingen een landelijk probleem zijn en dus niet zozeer een gemeentelijk probleem en dat het dan ook niet gek zou zijn als de landelijke overheid regie zou nemen bij het ruimen van drugsdumpingen, in plaats van dit over te laten aan afzonderlijke gemeentes dan wel provincies? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven kunnen in het geval van drugsafvaldumpingen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing zijn. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie wie verantwoordelijk is voor het opruimen van het afval. In het algemeen geldt dat de veroorzaker verantwoordelijk is, maar deze is vaak niet bekend. Het bevoegd gezag is meestal de gemeente of provincie. Omdat de situatie altijd lokaal zal verschillen, zie ik geen meerwaarde van regie van de landelijke overheid op het opruimen van drugsafvaldumpingen.
Waarom is er slechts 1 miljoen euro beschikbaar gesteld om grondeigenaren te compenseren en waarom wordt er maximaal 25.000 euro per aanvrager uitgekeerd, terwijl duidelijk is dat dit niet genoeg is en de betreffende particulieren, bedrijven en natuurorganisaties met de schade blijven zitten? Hoe vaak is er in 2021 en 2022 een beroep gedaan op de schadevergoedingsmaatregel en kan daarbij worden aangegeven om welke bedragen de aanvragen gingen?
Het bedrag van 1 mln. euro per jaar is bij de totstandkoming van de huidige regeling mede gebaseerd op een raming van een onafhankelijk onderzoeksbureau. Er is gekozen voor een maximum uitkering van 25.000 euro per aanvraag vanwege de (snelle) uitvoerbaarheid van de Regeling door middel van een lichte toets. Ik heb begrepen dat uit overleg met het Interprovinciaal overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant is gebleken dat de Regelingen de afgelopen jaren goed dienst hebben gedaan. Dit geldt nog steeds voor het overgrote deel van de dumpingen. In 2021 waren er 64 aanvragen, waarvan alle aanvragen (gedeeltelijk) zijn toegekend. Wel is uit analyse gebleken dat in 2021 verder nog 12 aanvragen waren waarbij de kosten boven de 25.000 euro uit kwamen. Dit betrof bedragen tussen de 25.000 en 190.000. Daarnaast is sprake van enkele zeer grootschalige drugslozingen. Over de problematiek van drugsafvaldumpingen die het maximum van de regeling overschrijden ben ik, zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, samen met mijn collega van Infrastructuur en Waterstraat in overleg met alle betrokken partijen.
In 2022 is er tot dusver 22 keer een aanvraag gedaan voor subsidie van de opruimingskosten van drugsafval.
Vindt u dat het aan gemeentes is om financieel bij te springen? Hebben gemeentes daarvoor volgens u voldoende middelen?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven is er een regeling waarmee gemeenten een tegemoetkoming van 50% van de kosten kunnen krijgen. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid hebben we weinig zicht op de financiële middelen van individuele gemeenten. In het algemeen is het beeld dat de Regeling goed dienstdoet. De problematiek van grootschalige drugslozingen, zoals in Zundert, in relatief nieuw en vraagt om een andere benadering. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven zijn mijn ambtenaren samen met hun collega’s van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in overleg met betrokken partijen over de problematiek van grootschalige drugslozingen.
Erkent u dat de vervuiling alleen maar toeneemt zolang er strijd ontstaat over de verantwoordelijkheid voor de kosten van de ruiming?
In algemene zin is het uiteraard niet wenselijk dat een eventuele strijd over de kosten van een ruiming zou leiden tot het eventueel toenemen van de vervuiling. Uit de informatie die ik van lokaal betrokken partijen bij de situatie in Zundert heb ontvangen begrijp ik dat er tijdelijke beschermingsmaatregelen zijn getroffen.
Is het, ook vanuit het oogpunt van de bescherming van natuur en drinkwater, niet wenselijk dat het Rijk snel stappen zet om te voorkomen dat er vertraging bij de sanering ontstaat vanwege de kosten?2
Uit de vraag begrijp ik dat u vraagt naar de situatie in natuurgebied Brabantse Wal, waar ook een drugslozing heeft plaatsgevonden. De Staatssecretaris van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft, mede namens mij, hierover eerder vragen beantwoord.5 In de antwoorden op deze vragen is aangegeven dat het aan het bevoegd gezag is, in dit geval de provincie Noord-Brabant, om de risico’s voor mens en milieu te beoordelen en dat door betrokken partijen reeds stappen zijn genomen om de grootste lading aan verontreinigende stoffen weg te nemen. Ook vindt overleg plaats tussen de provincie Noord-Brabant, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de terreineigenaar Brabants Landschap over aanpak van de resterende sanering. Het is dus niet aan het Rijk, maar aan lokaal betrokken partijen om hier te handelen en dit gebeurt ook.
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat onschuldige grondeigenaren niet blijven zitten met enorme kosten voor het opruimen en de saneringen van drugsdumpingen wel spoedig plaatsvinden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, in ieder geval voor het commissiedebat drugsbeleid?
Ja.
De mogelijkheid tot BTW aangifte na overlijden en verlopen DIGID |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn om BTW-aangifte te doen wanneer iemand gedurende het jaar komt te overlijden en daarmee de toegang met DIGID vervalt?
Ondernemers met een eenmanszaak of ZZP-ers kunnen op meerdere manieren hun btw-aangifte indienen. Allereerst kunnen ondernemers middels hun boekhoudpakket of via hun intermediair een btw-aangifte indienen. Als een ondernemer aangifte wil doen via het portaal MijnBelastingdienst Zakelijk (MBD-Z), kan de ondernemer inloggen met eHerkenning. Eenmanszaken en ZZP-ers kunnen hiervoor ook gebruikmaken van hun DigiD.
Nabestaande(n) kunnen bij een balie van de Belastingdienst doorgeven welke persoon er gemachtigd moet worden om de belastingzaken van de overledene digitaal af te ronden. Voor die persoon wordt door de Belastingdienst daarna een machtiging opgevoerd. Deze gemachtigde kan vervolgens, met eigen DigiD, de belastingzaken van de overledene digitaal afronden.
Is het mogelijk om bij overlijden de toegang met DIGID over te dragen aan een familielid die vervolgens aangifte kan doen? Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van de DigiD van een ander persoon is niet toegestaan. Daardoor vervalt de mogelijkheid om op het zakelijke portaal de btw-aangifte te doen met de DigiD van de ondernemer na diens overlijden. Via de hiervoor genoemde machtiging kan de gemachtigde vervolgens, met eigen DigiD, de aangifte afronden.
Heeft u zicht op hoe groot het probleem is van mensen die gedurende het jaar kunnen overlijden en zo geen BTW-aangifte kunnen doen?
Indien een belastingplichtige gedurende het jaar komt te overlijden, zijn er voor de nabestaande(n) verschillende mogelijkheden om de belastingzaken digitaal af te (laten) ronden. Veel ondernemers maken voor hun belastingzaken gebruik van een intermediair of gebruiken software met geïntegreerde aangiftemogelijkheden. Wanneer een ondernemer gebruikmaakte van het zakelijke portaal voor hun btw-aangifte, kunnen de nabestaande(n) na het overlijden iemand aanwijzen, die digitaal de belastingzaken kan afronden. Bij het opvoeren van deze machtiging, waarschuwt de Belastingdienst de nabestaanden dat het zelfstandig doen van een btw-aangifte voor hen mogelijk nieuw is en dat het mogelijk verstandig is hierbij hulp te zoeken van iemand met meer ervaring met de btw-aangifte. Indien de nabestaande hulp nodig heeft bij de aangifte van de omzetbelasting, kan de nabestaande de BelastingTelefoon benaderen voor uitleg. Indien nodig, kan een balieafspraak gemaakt worden met de lokale inspecteur voor hulp bij de btw-aangifte.
Welke maatregelen kunt u treffen om het voor mensen die komen te overlijden eenvoudiger te maken om al hun zaken netjes af te sluiten en zo nabestaanden niet met grote vragen te laten zitten?
De Belastingdienst heeft diverse voorzieningen voor nabestaanden om het afronden van de belastingzaken te vereenvoudigen. De Belastingdienst ondersteunt nabestaanden met een internetpagina1 met informatie voor nabestaanden en met de BelastingTelefoon voor Nabestaanden (0800-2358354). Bij de BelastingTelefoon voor Nabestaanden kunnen nabestaanden ook een balieafspraak maken om de nabestaandenmachtiging te regelen. Het regelen van een machtiging om de belastingzaken van een overledene digitaal af te handelen, kan op dit moment alleen bij de balie van de Belastingdienst. De Belastingdienst onderzoekt momenteel of het mogelijk is om de machtiging ook zonder bezoek aan de balie afgegeven kan worden.
Ondernemers doen aangifte over het tijdvak, waarin de onderneming is gestaakt. De Belastingdienst zet de aangifte stop na melding van het KvK of na een stakingsmelding van de ondernemer zelf. In die situaties waarin een belastingplichtige gedurende een belastingtijdvak komt te overlijden dragen de hiervoor genoemde mogelijkheden en de ondersteuning die de Belastingdienst hierbij biedt, aan het zo goed mogelijk af kunnen ronden van de lopende zaken. Mocht dit in een specifieke situatie niet afdoende zijn, dan kan contact worden opgenomen met de Belastingdienst (via de BelastingTelefoon of een balie). De Belastingdienst bekijkt dan of er mogelijk maatwerk toegepast kan worden. Dit gebeurt uiteraard binnen de huidige wet- en regelgeving en hierbij spelen ook de automatiseringssystemen een rol.
De Belastingdienst werkt daarnaast samen met andere overheidsorganisaties (VNG, Logius en BZK) aan vereenvoudigingen in de bestaande processen, die door meerdere uitvoeringsinstanties gebruikt kunnen worden. Er zijn al concrete verbeteracties gerealiseerd. Zo sturen ruim 150 gemeenten een brief naar nabestaanden, met daarin de verwijzing naar het persoonlijk overzicht «Overlijden» op rijksoverheid.nl. Nabestaanden kunnen daar hun persoonlijke situatie invullen en op basis daarvan krijgen ze een overzicht wat geregeld moet worden en bij welke organisatie zij daarvoor moeten zijn.
Ook is een voorziening gerealiseerd bij het CBG Centrum voor Familiegeschiedenis2, waarbij bedrijven kunnen controleren of iemand is overleden. Nabestaanden hoeven dan geen akte van overlijden meer op te sturen als ze zaken willen beëindigen.
KVK, RVO en Belastingdienst werken daarnaast samen om de overheidsdienstverlening bij het overlijden van een ondernemer te verbeteren. Zo is recent op het digitale «Ondernemersplein» een stappenplan gemaakt met de zaken die een nabestaande van een ondernemer zeker moet regelen3.
Deze trajecten maken deel uit van het programma «Aanpak Levensgebeurtenissen», waarin verbetering van communicatie en dienstverlening aan burgers en ondernemers centraal staat.
Het bericht ‘Allemaal dezelfde stempel van de commerciële keuringsarts’ |
|
Bart van Kent |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de berichten «Allemaal dezelfde stempel van de commerciële keuringsarts»1 en «Het UWV keurt zijn eigen vlees; Onderzoek De afkeuringsindustrie»?2
Hoe verklaart u dat mensen met allerlei verschillende psychische problematieken allemaal dezelfde diagnose krijgen van Psyon?
Vindt u een dergelijke onzorgvuldige keuringswijze acceptabel?
Wat gaat u doen om een serieuze en onafhankelijke keuring door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en haar opdrachtnemers (inzake «onafhankelijke medische diagnostieken»), te waarborgen?
Is Psyon op enigerlei wijze gestimuleerd diagnoses op te leveren die ondersteunend zijn richting het zo veel mogelijk arbeidsgeschikt verklaren van mensen?
Was er in enigerlei mate sprake van doelstellingen, streefcijfers of stimulansen richting Psyon om aan te sturen op rapporten die ondersteunend zijn voor het arbeidsgeschikt verklaren van mensen?
Wilt u als bijlage alle documenten openbaar naar de Kamer sturen die de opdrachtformulering of de aansturing richting Psyon betreffen of die op enigerlei wijze als sturend gezien kunnen worden richting een diagnostiek die ondersteunend is voor het aansturen op het arbeidsgeschikt verklaren van mensen?
Hoeveel «onafhankelijke medische diagnostieken» heeft Psyon voor het UWV gedaan in 2022, 2021, 2020 en 2019?
Welk totaalbedrag heeft het UWV betaalt aan Psyon in 2021, 2020 en 2019?
Hoe verklaart u dat de rechterlijke macht de oordelen van Psyon klaarblijkelijk voor zoete koek slikten?
Welke manieren ziet u in deze om de rechtsgang en de kansen van burgers in deze te verbeteren?
Wat is uw reactie op de uitspraken Tilburgse advocaat Jean-Louis van Os: 'Binnen het bestuursrecht gaat de rechter er op voorhand van uit dat het uwv goed onderzoek gedaan heeft. Het is dan aan de burger om te laten zien dat dat niet zo is.» en «Het bestuursrecht is partijdig. Het uwv keurt zijn eigen vlees, en de Centrale Raad legitimeert dat vervolgens. De Centrale Raad zou zelf onafhankelijke deskundigen moeten inschakelen.»?3 Wilt u hierin mede betrekken dat het onderzoek van het UWV danwel in opdracht van het UWV zeker niet altijd deugdelijk blijkt te zijn?
Bent u bereid onafhankelijk te laten onderzoeken in hoeverre de praktijk van Psyon en de praktijk van het UWV als opdrachtgever, de toets der kritiek kunnen doorstaan?
Bent u bereid de samenwerking met Psyon onmiddellijk stop te laten zetten?
Bent u bereid iedereen die door Psyon beoordeeld is en arbeidsgeschikt is verklaard, een eerlijke herkeuring te geven?
Het afdwingen van opvangplaatsen van vreemdelingen. |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), van der Burg (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u noodwetgeving wenst te gebruiken en/of af te stoffen om rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen te huisvesten door middel van het vorderen van onroerend goed, zoals sporthallen, kantoren, woningen en hotels van gemeenten en/of bedrijven en/of burgers?
Zoals eerder aangekondigd, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed momenteel niet aan de orde. Het zoeken en vinden van opvangplekken vindt op dit moment plaats zonder de inzet van dit instrument.
Schaamt u zich niet dat u nu overweegt om genoemd onroerend goed te vorderen om daar vervolgens vreemdelingen in te plaatsen, omdat u en uw voorgangers Nederland hebben volgepropt met honderdduizenden gelukszoekers?
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed, niet aan de orde.
Is het kabinet zelf bereid het goede voorbeeld te geven? Zo nee, waarom niet?
Volledigheidshalve verwijs ik u ten aanzien van het bezit van onroerend goed naar brieven van de Minister-President d.d. 14 januari 2022 inzake de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107) en d.d. 7 februari 2022 inzake een aanvulling op de brief met betrekking tot de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 171). Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden. De genoemde brieven inzake de belangen van de bewindspersonen zijn opgesteld in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Er is derhalve niet beoogd een compleet overzicht van het bezit van onroerend goed van alle bewindspersonen in het huidige kabinet te genereren. De Minister-President beschikt niet over aanvullende en actuele informatie ten opzichte van de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022. In hoeverre bewindspersonen besluiten om hun woning of overig onroerend goed al dan niet aan te bieden als opvangplek, is een privékwestie. Het verplicht huisvesten van personen in de eigen woning is niet aan de orde, noch voor bewindspersonen, noch voor anderen.
Kunt u per bewindspersoon aangeven of hij/zij in het binnen- en of buitenland onroerend goed bezit? Kunt u daarbij aangeven hoeveel vierkante meter per object dit betreft? Kunt u ook aangeven hoeveel mensen er op dit moment per object gehuisvest zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u vervolgens aangeven welke bewindspersonen bereid zijn vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien bewindspersonen hiertoe niet bereid zijn, wilt u dan een wet maken die bewindspersonen verplicht vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten en de gewone Nederlander niet met deze ongein te belasten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u al deze vragen separaat en volledig beantwoorden voor a.s. maandag 4 april te 18 uur?
Dit is niet gelukt.
De rol van kinderopvang in het integraal huisvestingsplan van gemeenten |
|
Fonda Sahla (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar de toenemende samenwerking tussen het basisonderwijs en de kinderopvang, bijvoorbeeld in een (integraal) kindcentrum?
Een goede samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs is waardevol en van belang voor het realiseren van een doorlopende leer- en ontwikkellijn van kinderen. Dit draagt er aan bij dat kinderen op een passende manier worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. En zo kunnen ouders gemakkelijker en met een gerust hart arbeid en de zorg voor hun kinderen combineren. Deze samenwerking kan op verschillende manieren vormgegeven worden. In het veld wordt dit bijvoorbeeld zichtbaar in de vorm van integrale kindcentra (IKC’s) en door combinatiebanen van pedagogisch medewerker en onderwijsassistent. Dit zijn mooie initiatieven om de samenwerking te intensiveren en verbeteren.
Ziet u de voordelen van deze «alles onder één dak»-oplossing voor de ontwikkeling van kinderen? Zo ja, hoe zorgt u vanuit uw ministerie voor een goede samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor het mogelijk maken van samenwerkingen tussen basisonderwijs en kinderopvang?
Ik zie de «alles onder één dak»-oplossing als een uiting van verdergaande samenwerking tussen de twee velden, die voordelen kan hebben voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij is het altijd van belang om te blijven kijken naar de meerwaarde voor kinderen en voor ouders. Er wordt doorlopend gewerkt aan het verbeteren van de samenhang en samenwerking tussen de kinderopvang en het primair onderwijs. Door de twee verschillende stelsels met andere financiering, cao’s, wet- en regelgeving, toezicht en culturen, kan het samenwerken onder één dak als een uitdaging worden ervaren. In 2017 is het advies van de Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang aangeboden aan de Kamer. Veel van de aanbevelingen daaruit zijn inmiddels behandeld in samenwerking met het Ministerie van OCW, bijvoorbeeld in de vorm van een handreiking over btw-problematiek bij uitwisseling van personeel.
De Ministeries OCW en SZW werken momenteel met een aantal andere partijen1 aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting. Ondanks de verschillen tussen onderwijs en kinderopvang is er al veel mogelijk in de samenwerking onder één dak.
Herkent u dat kinderopvanginstellingen in toenemende mate samenwerken met basisscholen, bijvoorbeeld door het delen van één gebouw, zoals wordt gesteld in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting funderend onderwijs?1 Zo ja, hoe gaat u het delen van een gebouw door kinderopvang en het basisonderwijs vereenvoudigen, door bijvoorbeeld de regels en controle op luchtkwaliteit gelijk te trekken?
Ja, dat herken ik. Zoals beschreven bij het antwoord op vraag twee wordt momenteel gewerkt aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting.
Ten aanzien van uw vraag over de regels en controle op luchtkwaliteit kan ik het volgende toelichten. In de praktijk zijn de ventilatienormen voor kinderopvang en onderwijs gelijk. Voor bestaande schoolgebouwen (met vergunningsverlening tot 2012) geldt wel een lagere capaciteit voor luchtverversing dan voor gebouwen met vergunningverlening vanaf april 2012, maar de waarden die gelden voor onderwijs en kinderopvang zijn hetzelfde. Gezien jonge kinderen (baby’s, peuters) in de kinderopvang minder zelfredzaam zijn, is in het Bouwbesluit voor de kinderopvang een aanvullende bepaling opgenomen, uitgedrukt in CO2-grenswaarden die gerelateerd zijn aan de bovenvermelde luchtverversingscapaciteit. Dat maakt handhaving eenvoudiger. Ook voor scholen kan een dergelijke omrekening van luchtverversingscapaciteit naar CO2-grenswaarden worden gemaakt, maar die is niet aanvullend opgenomen in regelgeving.
In hoeverre sluit de wet- en regelgeving voor de gebouwen van de kinderopvang en het basisonderwijs op elkaar aan en wat kunt u doen om dit beter op elkaar aan te laten sluiten?
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om te voorzien in de huisvesting van door het Rijk bekostigde scholen in hun gemeenten. Dat geldt niet voor organisaties die kinderopvang aanbieden. De school wordt daardoor gehuisvest op basis van een wettelijk recht. De organisatie voor kinderopvang daarentegen dient zelf in huisvesting te voorzien, bijvoorbeeld door het aangaan van een huurovereenkomst. Als wordt gekozen om de school en de kinderopvang in hetzelfde gebouw onder te brengen, bestaat er daardoor een juridisch onderscheid in huisvesting. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 wordt momenteel gewerkt aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden rondom het organiseren en financieren van gezamenlijke huisvesting binnen de huidige wet- en regelgeving.
Klopt het dat gemeenten in een integraal huisvestingsplan wel vooruitkijken naar de huisvesting van het basisonderwijs, maar niet naar huisvesting van de kinderopvang, waardoor kansen om samen te werken kunnen worden bemoeilijkt? Zo ja, wat kunt u doen om de huisvesting voor kinderopvang een rol te geven in het integraal huisvestingsplan, zeker gezien het voornemen in het coalitieakkoord om de relatie tussen opvang en onderwijs te versterken en kinderen een rijke schooldag te bieden?
Integrale huisvestingsplannen (IHP) van gemeenten hebben momenteel een eenjarige doelstelling. In de praktijk zijn er steeds meer gemeenten en schoolbesturen die een IHP voor meerdere jaren samenstellen. De ontwikkeling van gezamenlijke huisvesting is steeds vaker onderdeel van de IHP’s binnen gemeenten. Naast gemeenten en onderwijsorganisaties is het logisch om daar de lokale kinderopvangorganisaties bij te betrekken.
De gemeenten hebben een wettelijke plicht om te voorzien in huisvesting van de door het Rijk bekostigde scholen in hun gemeente. De gemeentelijke voorziening in huisvesting van de school maakt deel uit van de bekostiging van een school. De school betaalt geen huur, maar krijgt in principe het eigendom van het gebouw overdragen om niet, voor de duur dat de school onderwijs verzorgt in het gebouw. Die wettelijke plicht geldt niet voor de kinderopvang.
Veel gemeenten houden bij het voorzien in de huisvesting van scholen rekening met het onderbrengen van andere voorzieningen, zoals kinderopvang. Voor de delen van het schoolgebouw waar de andere voorzieningen zijn ondergebracht, zoekt de gemeente meestal dekking van de financieringskosten. Dit kan bijvoorbeeld door huur te vragen. De gemeente kan kinderopvangorganisaties betrekken bij de planning van nieuwbouw en renovatie van de schoolgebouwen. Op de website van Ruimte-OK staat een handreiking die hierbij kan helpen.3
Mijn ministerie is doorlopend in gesprek met de partijen van de handreiking over huisvesting, onder andere de gemeenten.4 Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van kinderopvang in integrale huisvestingsplannen van gemeenten en hoe hun positie versterkt kan worden.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat kinderopvang van 21 april beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek’ |
|
Pim van Strien (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Intel kiest voor Duitsland als vestigingsplaats voor Europese megafabriek»?1
Ja.
Hoe apprecieert u de ontwikkelingen van de bouw van een nieuwe megafabriek van Intel in Duitsland en het investeringsplan van 80 miljard voor de Europese chipproductie in het licht van de Europese ambities voor het chip-ecosysteem binnen Europa?
Het is een positief signaal voor de Europese Unie dat een belangrijke partij in de halfgeleiderindustrie zoals Intel bereid is omvangrijke investeringen te doen in Europa. Het kabinet ziet dit als een belangrijke stimulans voor de versterking van de Europese positie in de mondiale halfgeleiderindustrie. Het versterken van deze positie is onder andere van belang voor het behoud van strategische autonomie. Bovendien speelt deze sector een cruciale rol in de groene en digitale transities.
De halfgeleiderindustrie is heel sterk (mondiaal) verweven. Verschillende Europese bedrijven en kennisinstellingen zijn in dit internationale ecosysteem van elkaar afhankelijk en zijn in verschillende landen in Europa gevestigd. De Nederlandse halfgeleiderbedrijven maken hier integraal onderdeel van uit. Nederland heeft bijvoorbeeld een significant cluster op het gebied van apparatuur voor (zeer geavanceerde) halfgeleiderproductie. Intel heeft aangekondigd de nieuwste technieken te willen inzetten in hun fabriek. Door de internationale verwevenheid van deze industrie zullen de investeringen van Intel in Europa, ook positieve effecten hebben voor de Nederlandse bedrijven en daarmee de Nederlandse economie.
Wat zijn de gevolgen voor het Nederlandse chip-ecosysteem en breder onze economie, nu Intel ervoor heeft gekozen haar nieuwe megafabriek in Duitsland te bouwen en als onderdeel van het investeringsplan bestaande activiteiten in Frankrijk, Ierland, Italië en Spanje uit te breiden en Nederland hierin geen rol heeft kunnen bemachtigen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Nederland ook bereid was en inspanningen heeft geleverd om de Intel fabriek en andere onderdelen van het investeringsplan naar Nederland te halen? Kunt u dit proces toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gaat niet in op individuele gesprekken met bedrijven. Maar in algemene zin geldt dat het kabinet in nauw contact staat met het bedrijfsleven. Dat geldt ook ten aanzien van het aantrekken van investeringen in Nederland. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) speelt hierbij een belangrijke rol. In acquisitietrajecten wordt onder meer gesproken over de bedrijfspropositie en of dit aansluit bij het Nederlandse vestings- en investeringsbeleid, ook in relatie tot bredere maatschappelijke vraagstukken als klimaattransitie en ruimtelijke ordening.
Kunt u aangeven welke oorzaken er in uw ogen voor hebben gezorgd dat, ondanks het feit dat Intel gesprekken heeft gevoerd met de Nederlandse overheid, Intel er niet voor heeft gekozen haar nieuwe fabriek of enige andere activiteiten in Nederland te vestigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze beïnvloeden deze ontwikkelingen de ambities van het kabinet, gezien de grote bereidwilligheid van andere Europese overheden zoals die van Italië, Spanje, Polen en Duitsland om te investeren in dergelijke innovatieve ecosystemen zoals het chips-ecosysteem? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de ambitie om bij te dragen aan de Europese ambitie om strategische onafhankelijkheid te bereiken?
De recent door Intel aangekondigde investeringen versterken het Europese halfgeleider ecosysteem en verminderen de afhankelijkheid van chipproducenten buiten Europa. Dit is in lijn met de Nederlandse ambitie ten aanzien van de halfgeleidersector. Bovendien bieden de investeringen van Intel in productiecapaciteit voor chips tal van kansen voor onze maakindustrie die een belangrijke toeleverancier is voor dit soort fabrieken.
Nederland draagt op dit moment op verschillende manieren bij aan deze ambitie. De start hier van betrof het tekenen van de Declaration: A European Initiative on Processors and semiconductor technologies (7 december 2020).
Belangrijke voorbeelden van actieve Nederlandse overheidsbetrokkenheid zijn:
Daarnaast verwelkomt Nederland de recent verschenen Europese Chips Act (8 februari 2022), waarover uw Kamer op 25 maart jongstleden geïnformeerd is middels het BNC-fiche4.
Ziet u ook kansen om met relevante Nederlandse bedrijven en (kennis)instellingen de samenwerking met het Europese chip-ecosysteem te intensiveren nu de chipfabriek zal worden gevestigd bij onze oosterburen? Zo ja, welke concrete kansen ziet u? Zo nee, waarom niet?
Ja, hier liggen kansen en mogelijkheden. Zoals eerder aangegeven is er een logische relatie met onze sterke positie in de machinebouw voor het productieproces van halfgeleiders, maar ook de sterke positie van Nederland op het gebied van kwantum- en fotonicatechnologie biedt mogelijkheden voor sterkere samenwerking.
Het lesmateriaal en de leerlijn van COC over genderdiversiteit en het voornemen tot doorontwikkeling |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het lesmateriaal en de leerlijn van COC over genderdiversiteit en het voornemen tot doorontwikkeling?1
Wat vindt u ervan dat het COC aan leerlingen in groep 3 en 4 onder andere meegeeft dat het helemaal niet raar is dat kinderen zich de ene dag een jongetje kunnen voelen en de andere dag een meisje?2 Vindt u, gelet op de huidige professionele en wetenschappelijke kennis van de (ontwikkelings)psychologie, dat scholen zich voldoende rekenschap geven van de intense identiteitsvragen waar leerlingen mee kunnen worstelen als ze vooral meegeven dat het prima is dat ze een fluïde genderidentiteit hebben? Ziet u dit ook als indicatie dat scholen onvoldoende oog hebben voor de sociale en psychische veiligheid van deze specifieke groep leerlingen?
Onderkent u dat de situaties van genderincongruentie – of dysforie en een non-binaire of fluïde genderidentiteit slechts in een zeer beperkt aantallen gevallen voorkomen? Vindt u het tegen die achtergrond acceptabel als in lesmateriaal en in lessen richting jonge kinderen de suggestie wordt gewekt dat een non-binaire genderidentiteit een gangbare, reguliere praktijk zou zijn?
Vindt u dat deze aanpak van het COC de psychische integriteit van kinderen voldoende eerbiedigt, zeker in deze ontwikkelingsfase? Ziet u het risico dat hiermee identiteitsverwarring kan worden gezaaid? Deelt u de mening dat teksten als deze zonder nadere duiding op gespannen voet staan met de zorgplicht voor sociale en psychische veiligheid op school?
Wat betekent de afspraak in het regeerakkoord dat geen ruimte mag bestaan voor materiaal dat in strijd is met de waarden van de rechtsstaat, waarvan menselijke waardigheid het overkoepelende uitgangspunt vormt, in situaties als deze? Gaat u de onderwijsinspectie vragen het materiaal van COC te onderzoeken en extra aandacht te besteden aan scholen die dit materiaal gebruiken?
Deelt u het uitgangspunt dat de overheid geen financiële invloed mag hebben op de markt van leermiddelen en dat staatssteun vermeden moet worden? Hoe controleert u dat het COC geen subsidie gebruikt voor het ontwikkelen van lesmethoden?
Problemen bij het inschrijven van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland |
|
Steven van Weyenberg (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
van der Burg (VVD) , Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van de gesprekken tussen de Nederlandse overheid, de Nederlandse gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over het versnellen van het inschrijvingsproces van vluchtelingen uit Oekraïne bij de Nederlandse gemeenten, zoals aangegeven door de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 29 maart?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderhoudt voortdurend contact met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over de registratie van de ontheemden uit Oekraïne in de Basisregistratie Personen (BRP).
Gemeenten hebben momenteel veel behoefte aan ondersteuning in de vorm van voorlichting en het zo snel mogelijk beantwoorden van vragen over de correcte uitvoering van de registratie. Op verzoek van en in samenwerking met de NVVB heeft BZK tijdens een webinar op 5 april jongstleden uitleg gegeven en vragen beantwoord. Op de site van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (www.rvig.nl) en via de NVVB worden aanvullende vragen en antwoorden gepubliceerd. De VNG heeft voor haar leden een Forum waar ook informatie over registratie beschikbaar is. Er bleek ook behoefte aan vertalingen in het Oekraïens van bij de registratie gebruikte formulieren, zoals formulieren voor het afnemen van een verklaring onder eed of belofte (VOE). Die laat RvIG nu vertalen en de NVVB plaatst ze op hun website.
Ondertussen zijn er door gemeenten inmiddels (peildatum 10 mei 2022) 55.020 mensen met de Oekraïense nationaliteit geregistreerd. Het aantal bezette bedden in de opvang is 35.636 (peildatum 10 mei 2022). Dit betekent dat ook mensen zich laten registeren die niet in de gemeentelijke opvang verblijven. Het is goed dat we ook zicht krijgen op deze groep.
Over eventuele aanvullende ondersteuning, met name wanneer het aantal te registreren ontheemden gaat toenemen, is BZK nog met VNG en NVVB in gesprek. Er wordt nagedacht over eventueel vereenvoudigen van processen, waarbij wel gegarandeerd moet kunnen blijven worden dat de kwaliteit van de registratie daar niet onder gaat lijden. Niet alleen snelheid is belangrijk, het is ook belangrijk dat de registratie correct en compleet is. Anders treden er bij het gebruik van de gegevens problemen op en is ook het vaststellen van het verblijfsrecht een probleem. De gegevens worden gebruikt door honderden overheidsorganisaties, die naast identiteitsgegevens bijvoorbeeld ook gegevens over de gezinssamenstelling nodig hebben.
Er wordt in sommige gevallen al afgeweken van standaardregels. Voor minderjarigen die in gezinsverband zijn meegekomen en die geen identiteitsbewijs hebben, kunnen de ouders (bij gebrek aan overige documenten) een verklaring onder eed of belofte afleggen, waarmee de gemeente de identiteit van de kinderen vaststelt en de kinderen inschrijft. Vervolgens kan de nationaliteit met toepassing van het nationaliteitsrecht worden ontleend aan de ouders. Dit is een uitzondering op de standaardregel dat hiervoor een identiteitsbewijs nodig is. Deze uitzondering is alleen toepasbaar voor deze doelgroep in de huidige omstandigheden.
Kunt u daarbij ook ingaan op de mogelijke belemmeringen als de identificatiepapieren van vluchtelingen uit Oekraïne en of de Oekraïense ambassade in Nederland bijvoorbeeld meer hulp vanuit Nederlandse instanties nodig heeft?
Ik begrijp uit uw vraag dat u wilt weten of er belemmeringen zijn om ontheemden uit Oekraïne te helpen aan documenten ten behoeve van identificatie en of er in dat verband vanuit Nederlandse instanties meer hulp geboden moet worden aan de Oekraïense ambassade.
Ontheemden met de Oekraïense nationaliteit kunnen bij de Oekraïense ambassade een certificaat aanvragen met een foto van de persoon, waarin de identiteit en nationaliteit wordt bevestigd. Inmiddels (stand van zaken tweede helft april) heeft de ambassade ruim 4.000 van deze certificaten afgegeven. Daarnaast schrijft de ambassade kinderen bij op de paspoorten van ouders. Inmiddels zijn ruim 350 kinderen bijgeschreven. Er is regelmatig contact met de ambassade, er is niet gevraagd om meer hulp vanuit Nederlandse instanties.
De Oekraïense ambassade kan geen ondersteuning bieden bij de identiteits- of rechtmatigheidsvaststelling van mensen zonder Oekraïense nationaliteit die uit Oekraïne gevlucht zijn.
Ontheemden met een andere nationaliteit dan de Oekraïense waarvan de identiteit, nationaliteit of rechtmatig verblijf in Oekraïne niet kan worden vastgesteld, worden verwezen naar een aanvullend herkomst- en identificatieproces. Er is gestart bij enkele opvanglocaties met een mobiel team om documenten van derdelanders te controleren waar twijfel over bestaat. Derdelanders die hun herkomst, identiteit en rechtmatig verblijf in Oekraïne aannemelijk kunnen maken worden dan alsnog ingeschreven in de BRP.
Kunt u verder uitweiden over de huidige financiële situatie van vluchtelingen uit Oekraïne en Oekraïners die al aanwezig waren in Nederland en daarbij ook ingaan op de toegang van deze groep tot bijvoorbeeld de zorg?
Momenteel is er geen tot weinig inzicht in de financiële situatie van ontheemden uit Oekraïne alsook Oekraïners die aanwezig waren in Nederland vóór het uitbreken van de oorlog. Deze situatie verschilt uiteraard per individu en wordt niet geregistreerd. In het algemeen kan ik aangeven op basis van de eerste berichten dat de meeste ontheemden goed gedocumenteerd en in bezit van functionerende Oekraïense betaalkaarten de grens zijn overgestoken. Dit is echter slechts een eerste beeld, gezien de aantallen en snel veranderende omstandigheden, kan dit nu anders zijn. Daarnaast zijn er studenten uit Oekraïne die te maken hebben met onvoorziene problemen met hun financiën vanwege de situatie in hun thuisland en met hun familie, omdat zij geen toegang meer hebben tot hun bankrekening of door de extreme waardedaling van hun munteenheid. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 6 april jl. stelt het kabinet geld beschikbaar voor financiële ondersteuning aan deze studenten, vanuit de onderwijsinstellingen, vooralsnog voor de periode maart tot en met mei. Voor wat betreft de medische zorg verwijs ik naar de Kamerbrief van de Minister van VWS van 1 april jl.1
Hoe beoordeelt u de huidige bancaire situatie van deze groep, waarvan velen aangeven dat geld opnemen van Oekraïense bankrekeningen niet of nauwelijks lukt? Welke mogelijkheden heeft u hier iets aan te doen? Kunnen Oekraïense vluchtelingen in andere landen zoals Duitsland of Polen makkelijker geld opnemen van hun bankrekening en zo ja, hoe komt dat?
In Oekraïne uitgegeven betaalkaarten die zijn aangesloten op het internationale betaalsysteem (zoals Mastercard en Visa) werken in principe zonder belemmering in de gehele Europese Unie. Daarbij zijn er geen verschillen per lidstaat. Volgens de Betaalvereniging Nederland en de internationale betaaldienstverleners is een voorwaarde hiervoor wel dat de Oekraïense betaalinstelling of bank zelf nog operationeel is en er aan de voorwaarden voor het gebruik (bijvoorbeeld voldoende saldo/krediet) wordt voldaan.
Bent u bekend met het feit dat het storten van uit Oekraïne meegenomen contant (spaar)geld vrijwel onmogelijk is, hetgeen het voor Oekraïners lastig maakt in hun eigen levensonderhoud te voorzien? Zijn er mogelijkheden het voor vluchtelingen uit Oekraïne makkelijker te maken Oekraïens contant geld (tot bepaalde maximum bedragen en met controles op de herkomst van het geld) te storten?
Nederlandse banken hebben geen voorzieningen om buitenlandse contante valuta op een Nederlandse rekening te laten storten of om buitenlandse valuta om te wisselen, dus ook niet voor Oekraïense Hryvnia. Hiervoor ontbreekt volgens de Betaalvereniging Nederland de benodigde infrastructuur. Vanwege de situatie in Oekraïne is het niet mogelijk om contante Hryvnia aldaar om te wisselen voor andere valuta. Deze onzekerheid maakt dat contante Hryvnia op dit moment nauwelijks door partijen in de Europese Unie geaccepteerd worden en daarom geen reële waarde vertegenwoordigen.
De Europese Commissie heeft een voorstel voor een Raadsaanbeveling opgesteld om een regeling te treffen voor het omwisselen van Hryvnia, deze is op 19 april jl. vastgesteld. In het voorstel is voorzien dat de lidstaten er zelf voor zorgen dat elke Oekraïner, eenmalig, 10.000 Hryvnia tegen ongeveer 300 euro kan inwisselen. Dit is gebaseerd op een model dat in Polen gebruikt wordt. Lidstaten dienen zelf de uitvoering van een dergelijke regeling in te richten en bovendien zelf garant te staan voor het mogelijke wisselkoersrisico. Vanwege het ontbreken van de benodigde infrastructuur bij banken in Nederland is de uitvoering van deze regeling gecompliceerder dan in lidstaten waar banken nog wel over deze infrastructuur beschikken. Het Ministerie van Financiën is op dit moment in gesprek met De Nederlandsche Bank en mogelijke partijen om de regeling uit te voeren.
Kunt u voorts verder uitweiden over de mogelijkheid voor vluchtelingen uit Oekraïne om een Nederlandse bankrekening te openen en de problemen die hierbij spelen? Herkent u de problemen die banken ervaren de controles, die vereist zijn vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, uit te voeren voor Oekraïense vluchtelingen en hun meegebrachte geld?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen moet een bank een cliënt identificeren alvorens een zakelijke relatie aan te gaan. Normaliter gebruiken banken hiervoor een paspoort of identiteitsbewijs en het BSN, omdat dit de meest betrouwbare middelen zijn om iemands identiteit vast te stellen. Daarnaast moeten banken maatregelen nemen om te voorkomen dat de bankrekening gebruikt wordt voor witwassen. Vanzelfsprekend beschikken ontheemden uit Oekraïne nog niet (altijd) over deze registratie of documenten en zouden aanvullende controles extra tijd kosten. Vanuit de Nederlandse Vereniging van Banken kreeg het Ministerie van Financiën het signaal dat de banken verwachtten op korte termijn veel aanvragen te ontvangen van Oekraïense ontheemden om een bankrekening te openen. De Minister van Financiën heeft daarom toezichthouder De Nederlandsche Bank 21 maart jongstleden verzocht om in haar handhavingsbeleid ten aanzien van banken, in het belang van de groep Oekraïense ontheemden die onder het uitvoeringsbesluit 2022/382 van de Raad valt, de benodigde flexibiliteit te betrachten en, indien de omstandigheden daartoe nopen, niet te handhaven.
De banken hebben inmiddels, in overleg met toezichthouders, de overheid, gemeenten, hulporganisaties en sectororganisaties, hun processen gestroomlijnd en extra capaciteit ingezet om de verwachte grote aantallen ontheemden te kunnen helpen. Volgens de laatst bekende cijfers zijn er inmiddels ongeveer 18.000 rekeningen geopend. Volgens de Betaalvereniging Nederland vragen aanbieders van betaalrekeningen altijd om een geldig Oekraïens biometrisch paspoort of identiteitsbewijs en veelal ook om een BSN. Gemeenten zorgen dat Oekraïense ontheemden bij aankomst in Nederland worden ingeschreven en een BSN krijgen en daarnaast beschikken de meeste ontheemden over een geldig identiteitsbewijs. Bovendien hebben bancaire toezichthouders de regels en richtlijnen voor het verstrekken van betaalrekeningen aan ontheemden uit Oekraïne tijdelijk versoepeld. Zo kunnen de verwachte grote aantallen aanvragen sneller worden afgehandeld.
Hoewel het merendeel van de ontheemden een bankrekening kan openen of heeft geopend, doet zich ook een knelpunt voor. Zo is het voor banken niet mogelijk om verlopen biometrische paspoorten of andere niet-biometrische identificatiedocumenten te gebruiken om een bankrekening te openen. De systemen van banken zijn ingericht op het direct inlezen van biometrische documenten, wat wil zeggen: documenten die een beveiligde chip bevatten. Dit is sinds 2004 de standaard voor Europese reis- en identiteitsdocumenten2. Het accepteren van niet-biometrische documenten vereist per type document een handmatig protocol en aanpassing van de systemen dat niet eenvoudig in een kort tijdsbestek door alle banken volledig doorgevoerd kan worden. Hoewel deze groep ontheemden voor de uitkering van het leefgeld kan terugvallen op de prepaid bankpassen of uitkering in contanten, is dit geen duurzame oplossing. Daarbij komt dat deze terugvaloptie niet van toepassing is op ontheemden die arbeid verrichten; zij hebben een bankrekening nodig om salaris op gestort te krijgen. Momenteel wordt tussen de rijksoverheid, de Nederlandsche Bank, de Nederlandse vereniging van Banken, de betaalvereniging en de banken gekeken naar mogelijkheden om ook personen met verlopen biometrische paspoorten, of andere vormen van identificatie waartoe het systeem van banken niet is toegerust, toegang tot een bankrekening te geven.
Ziet u het hebben van een Nederlandse bankrekening als noodzakelijk om het voorgenomen plan om Oekraïners leefgeld te bieden?1 Zo ja, welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat Oekraïense ontheemden snel over een Nederlandse bankrekening kunnen beschikken? Zo nee, hoe gaat u hen dit leefgeld aanbieden?
Het hebben van een Nederlandse bankrekening is niet noodzakelijk voor het uitkeren van leefgeld, maar wel gewenst. Zoals ik in antwoord op vraag 6 heb aangegeven wordt in samenwerking met de banken en De Nederlandsche Bank ervoor gezorgd dat Oekraïners zo snel mogelijk over een Nederlandse bankrekening kunnen beschikken. Indien dit nog niet het geval is kunnen gemeenten het geld contant uitkeren of storten op een zogenaamde prepaid-pinpas voor dit doel. De BNG Bank heeft gemeenten, in samenwerking met de VNG, op 1 april jl. benaderd met het aanbod om pinpassen te bestellen voor het gebruik door ontheemden uit Oekraïne. Met de uitlevering van deze pinpassen is inmiddels gestart. Daarnaast heeft de gemeente ook de mogelijkheid om het leefgeld uit te keren in contanten of (deels) in natura in de gemeentelijke opvang.
Hoe dragen Nederlandse banken op dit moment verder bij om alle mogelijke problemen gezamenlijk te mitigeren? In hoeverre is hierbij contact met Oekraïense banken? In welke mate ziet u een rol voor Nederlandse banken om Oekraïense vluchtelingen te helpen een bankrekening te openen in Nederland? Hoe helpt u Nederlandse banken hierbij?
Zie beantwoording vraag 6.
Op welke manieren wordt momenteel verder samengewerkt met andere landen, partners en banken om de mogelijke problemen het hoofd te bieden?
De ontwikkelingen ten gevolge van de oorlog in Oekraïne volgen elkaar erg snel op en ik heb dan ook geen volledig overzicht van alle inspanningen die op dit gebied worden verricht. Ik kan wel meegeven dat op Europees niveau ervaringen en mogelijke oplossingen bij zowel lidstaten, als financiële instellingen, worden uitgewisseld en verzameld. Daarnaast maken Nederlandse banken, indien van toepassing, gebruik van de ervaringen opgedaan door vestigingen uit andere lidstaten.
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk beantwoorden?
Ja.
De gebrekkige uitvoering van sancties |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over bericht «Nederland niet doeltreffend met opsporen Russisch vastgoed»?1
De actuele stand van zaken ten aanzien van de opsporing van vastgoed in Nederland van personen en entiteiten op de sanctielijst is weergegeven in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387. Vastgoed van gesanctioneerde (rechts-)personen valt onder de huidige sanctiemaatregelen in Nederland. Op basis van sanctieregelgeving worden bezittingen niet in beslag genomen, deze worden enkel bevroren. Voor inbeslagname is een strafvorderlijke titel nodig.
Het Kadaster heeft de sanctielijst zowel direct als indirect (via het UBO-register in het Handelsregister) tegen de Basisregistratie Kadaster (BRK) aangehouden. Er was geen match op natuurlijke personen en ook geen match op entiteiten. Gesprekken met beroepsgroepen als bankiers, makelaars, notarissen, advocaten, trustkantoren en accountants bevestigen het beeld dat Nederland weliswaar een aantrekkelijk internationaal handelsland is, maar geen vastgoedmarkt heeft waar een investeerder ongemerkt een miljard euro aan panden aan- of verkoopt.
Nauwkeurige uitvoering van het sanctiebeleid is essentieel om de Russische elite hard te raken in reactie op de Russische agressie in Oekraïne. Daarom zet het kabinet alles op alles om te zorgen dat niets gemist wordt binnen de mogelijkheden die ons ter beschikking staan. Zo wordt ook via het in de kabinetsbrief van 22 april genoemde datateam gekeken of een relatie kan worden gelegd tussen BRK en personen op de sanctielijst.
Bent u het ermee eens dat het uitermate pijnlijk is dat er nog niet of nauwelijks werk is gemaakt van inbeslagname van vastgoed van Russen op de sanctielijst?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat geen van de leden van de interdepartementale werkgroep verantwoordelijk is voor het traceren van vastgoed van Russen op de sanctielijst? Zo ja, kunt u met spoed een taakverdeling maken, waarbij ook het kadaster wordt betrokken?
Het traceren van vastgoed van Russen op de sanctielijst gebeurt in samenwerking tussen de Ministers van Justitie en Veiligheid, Financiën en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Dit vanwege het feit dat zowel notarissen, banken als het Kadaster een rol hebben bij het traceren van vastgoed en elk onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen.
Notarissen hebben een poortwachtersfunctie, aangezien zij geen transacties mogen faciliteren voor personen en entiteiten op de sanctielijst. Samen met de financiële sector zorgen zij ervoor dat de sancties betreffende vastgoed worden nageleefd. Notarissen mogen geen medewerking verlenen aan de verkoop of handel van onroerende goederen van gesanctioneerde personen en entiteiten en moeten dit controleren. Daarnaast zijn transacties via de financiële sector niet meer mogelijk sinds de inwerkingtreding van de sancties. Overtreding van deze sancties betreft een economisch delict. Het Kadaster draagt – al dan niet via tussenkomst van de dataroom als bedoeld in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 – zorg voor vergelijking van vergelijking van personen en entiteiten op de sanctielijst met personen en entiteiten in de Basisregistratie Kadaster (BRK) en plaats in het geval van een match een aantekening, zodat het voor elke notaris duidelijk is aan welke vastgoedtransacties geen medewerking mag worden verleend.
Hoe verklaart u dat andere landen reeds beslag hebben gelegd op vastgoed van Russische oligarchen en Nederland dit tot op heden niet heeft gedaan?
Zoals in het antwoord op vraag 1 en 2 genoemd worden op basis van de sanctieregelgeving bezittingen niet in beslag genomen, deze worden enkel bevroren. Voor inbeslagname van onroerende goederen is een strafvorderlijke titel nodig. Zoals gesteld in de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387, is na onderzoek gebleken dat er bij de naleving van sancties in Nederland in het algemeen spoedig en naar behoren is gehandeld door zowel private partijen, de toezichthouders als de uitvoeringsorganisaties. Daarnaast is uit onderzoek en navraag naar voren gekomen dat er geen sprake lijkt te zijn van substantiële niet bevroren bezittingen van gesanctioneerde rechtspersonen.
Voor makelaars en notarissen geldt momenteel alleen een meldplicht in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Maatregelen als meldplicht in het kader van sancties en voorkomen van verhulling van vastgoed en andere bezittingen hebben de aandacht van de Nationaal Coördinator. Deze komt zeer binnenkort met een eindrapport.
Heeft Nederland nog geen beslag op vastgoed gelegd omdat makelaars of notarissen transacties inzake vastgoed niet met terugwerkende kracht hoeven te melden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat u deze meldingen alsnog ontvangt?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u het beleid aanpassen om verhulling van vastgoed en andere bezittingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie om snel met een voorstel te komen om het toezicht op de naleving van sancties te versterken en zo nodig extra capaciteit vrij te maken?2
Op maandag 4 april jl. is de nationale Coördinator voor Sanctienaleving en Handhaving begonnen. Alle relevante departementen en uitvoeringsinstanties stellen minstens 1 FTE capaciteit beschikbaar aan de interdepartementale taakgroep sancties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt naast de nationaal coördinator en de projectdirecteur die leiding geeft aan de taakgroep 3 FTE beschikbaar ter ondersteuning. Behalve deze capaciteit voor de taakgroep zijn dagelijks bij de relevante departementen en uitvoeringsinstanties tientallen FTE belast met de naleving en handhaving van sancties.
Onder leiding van de Coördinator wordt de naleving van sancties en het toezicht daarop gestroomlijnd. In dat proces zal aandacht zijn voor zowel verbeteringen op de korte als de lange termijn. Dit wordt momenteel geïnventariseerd en uw Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.
Het bericht ‘’Ambulanceverpleegkundige Laura (39): ’Hij greep me bij mijn nek’’. |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ambulanceverpleegkundige Laura (39): «Hij greep me bij mijn nek»»?1
Klopt het dat de politie aanvankelijk niets met de aangifte van het slachtoffer wilde doen, omdat de dader in een andere regio woonde? Hoe verklaart u dit?
Kunt u toelichten of in deze zaak alle afspraken over de aanpak van geweld tegen functionarissen met een publieke taak zoals die zijn opgenomen in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen de politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn nageleefd?
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger heeft toegezegd dat de politie en het OM de toepassing van de ELA blijven monitoren? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de toepassing van de ELA?
Deelt u de opvatting dat het nooit zo mag zijn dat geweld en agressie van patiënten in de ambulancezorg richting hulpverleners wordt gezien als «iets wat erbij hoort», en dat optreden dus noodzakelijk is?
Klopt het dat twee derde van de ambulancemedewerkers in 2021 te maken had met agressie? Klopt het voorts dat het aantal jaarlijks gemelde incidenten tegen ambulance-medewerkers in dat jaar verdubbeld is van 365 naar 762?
Wat doet de taskforce «Onze hulpverleners veilig» voor zorgpersoneel dat met geweldsincidenten te maken heeft?
Hoe verklaart u het feit dat ambulancemedewerkers en andere hulpverleners afzien van het doen van aangifte?
Kan de werkgever van een hulpverlener die slachtoffer is geworden ook aangifte doen namens het slachtoffer? Zo ja, waarom gebeurt dit niet automatisch?
Welke mogelijkheden ziet u om de aangiftebereidheid onder zorgverleners, waaronder ambulancepersoneel, verder te vergroten?
Is er bij de politie een contactpersoon en/of loket voor degene die aangifte heeft gedaan?
Heeft de politie tot taak om een hulpverlener die aangifte doet van een geweldsincident op de hoogte te houden van het verloop van de zaak? Zo nee, waarom niet?
Hoe verklaart u voorts dat als hulpverleners wel aangifte doen, de zaak vaak wordt geseponeerd?
Hoe ziet de nazorg van hulpverleners die te maken hebben gehad met (seksueel) geweld eruit? Waar kunnen zij terecht?
Het bericht dat de Nederlandse Staat diverse deals met vertrouwelingen verzekerde |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over kredietverzekeraar Atradius die namens de Nederlandse staat deals met vertrouwelingen van Poetin verzekerde?1
Klopt het dat Atradius namens de Nederlandse staat projecten heeft verzekerd van bedrijven die zaken doen met mensen die op de Amerikaanse sanctielijst staan? Zo ja, kunt u meer informatie geven over deze deals?
Kunt u zich vinden in de opmerking dat de verzekeringen de Amerikaanse sanctiewetten hebben ondermijnd aangezien ze een uitweg bieden voor de personen op sanctielijsten om hun handel voort te zetten? Zo nee, waarom niet?
Waarom zijn deze personen in navolging van de Amerikanen niet op de Europese sanctielijst geplaatst in 2014? Heeft het kabinet destijds wel het standpunt ingenomen binnen de Europese discussie dat ze op de sanctielijst horen?
Wilt u de risicoanalyse die is gemaakt bij het verstrekken van deze garantie naar de Kamer sturen? Zo nee, kunt u ingaan op waarom in deze analyses de afweging toch is gemaakt om de verzekering af te geven?
Hoe reflecteert u op het afgeven van deze verzekeringen?
Wat is het algehele standpunt van het kabinet omtrent het afgeven van verzekeringen aan bedrijven die zaken doen met mensen die behoren tot de «inner circle» van ondemocratische heersers en/of dictators ook als zij nog niet op een sanctielijst staan?