De gevolgen van de bezuinigingen op penitentiaire bibliotheken |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Is het waar dat er een adviesaanvraag is ingediend bij de Groepsondernemingsraad Gevangeniswezen teneinde de fysieke penitentiaire bibliotheken af te bouwen in de periode vanaf 1 juli 2015 tot 1 januari 2017? Wat is de stand van zaken van deze adviesaanvraag?
Ja, de sectordirectie Gevangeniswezen heeft de Groepsondernemingsraad Gevangeniswezen een adviesaanvraag gestuurd over de zogeheten «Breukelenmaatregelen»1 betreffende de gewijzigde toepassing van het Vestigingsmodel. Onderdeel daarvan is het afschaffen van de fysieke bibliotheekfunctie. De Groepsondernemingsraad Gevangeniswezen heeft hier nog geen advies over uitgebracht.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van de voorstellen, waaraan de directie van het Gevangeniswezen en de CNV Vakgroep Bibliotheek hebben bijgedragen?1
Om gedetineerden zo goed mogelijk voor te bereiden op een terugkeer in de maatschappij, krijgen zij meer eigen verantwoordelijkheid. Een van de onderdelen daarvan is dat gedetineerden de beschikking krijgen over een digitale bibliotheek met volop boeken, kranten, tijdschriften en literatuur. Het idee achter de digitalisering van de bibliotheek is dat het gedetineerden helpt beter om te gaan met de eisen die de moderne maatschappij aan hen stelt. Er wordt toegewerkt naar realisatie van een digitale bibliotheekvoorziening in 2017, waarbij aangesloten wordt bij het project Zelfbediening Justitiabelen (ZBJ). Het ZBJ is een elektronische voorziening waarmee activiteiten op cel kunnen worden aangeboden en wordt bijgedragen aan een zinvolle dagbesteding en de zelfredzaamheid van justitiabelen.
Een vertegenwoordiging van de penitentiaire bibliothecarissen is betrokken bij de vormgeving van de digitale bibliotheekvoorziening.
Klopt het, dat nu niet duidelijk is hoe het digitaal lezen mogelijk gemaakt kan worden en dat het project Zelfbediening Justitiabelen nog in gang gezet moeten worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het licht van de komst van ZBJ is een fysieke bibliotheek niet meer nodig en kan overgegaan worden op een digitale bibliotheekvoorziening. De aanbesteding van ZBJ is in voorbereiding. Naar verwachting zal in 2016 met een stapsgewijze implementatie worden gestart. Pas na implementatie van ZBJ zal worden overgegaan tot het fysiek sluiten van bibliotheken.
Vanaf dat moment nemen de re-integratiecentra (RIC) in de penitentiaire inrichtingen de functie over van de bibliotheek als sociale ontmoetingsplaats. Het RIC is de nieuwe verzamelplek in de gevangenis waar de gedetineerde toewerkt naar de periode dat hij vrijkomt. Hij werkt daar aan het vinden van een baan, het oplossen van schulden en huisvesting voor de periode na zijn detentie.
Is het niet voorbarig al over te gaan tot het sluiten van de fysieke penitentiaire bibliotheken terwijl er nog geen duidelijkheid is over de invulling van het digitale lezen en dus over het alternatief? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom hebt u ervoor gekozen het sluiten van de fysieke penitentiaire bibliotheken door te zetten, terwijl u tegelijkertijd aangeeft dat de plannen nog door u, de directie van het Gevangeniswezen en de CNV Vakgroep Bibliotheek uitgewerkt dienen te worden?2
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het toegankelijk maken van digitaal lezen een taak blijft van een bibliothecaris of een informatiespecialist? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wordt daar bij de digitalisering rekening mee gehouden?
Nee, deze mening deel ik niet. Invulling geven aan deze rol is in elk geval geen exclusieve competentie van bibliothecarissen. Na invoering van een digitale bibliotheekvoorziening zullen medewerkers in het RIC gedetineerden ondersteunen bij digitaal lezen en leren. Binnen de inrichtingen zijn meerdere medewerkers betrokken bij de re-integratie van de gedetineerden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de casemanagers, mentoren en geestelijk verzorgers. Daarnaast zijn steeds meer vrijwilligers actief in onder andere de RIC’S om gedetineerden te ondersteunen bij onder andere het leren lezen en schrijven.
Deelt u de mening dat een bibliothecaris in ieder geval gedetineerden op verschillende manieren op weg kan helpen bij de terugkeer in de samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier zal het digitaal lezen straks bij kunnen dragen aan de terugkeer van gedetineerden in de maatschappij?
Met het aanbieden van digitaal lezen wordt aangesloten bij ontwikkelingen in de vrije maatschappij. Vooral de komst van ZBJ biedt de gedetineerden straks de mogelijkheid om meer zelfstandig de benodigde informatie op te halen en daarbij hoort ook het kunnen raadplegen van allerhande media. Gedetineerden die moeite hebben met het werken met digitale middelen zullen extra worden ondersteund.
Is al bekend wat de kosten zullen zijn van het digitaal lezen?
Ik kan uw Kamer nog geen informatie verschaffen over de kosten van digitaal lezen, omdat er nog geen contracten zijn gesloten met leveranciers.
Wat is de kostenbesparing die het sluiten van de bibliotheken uiteindelijk moet opleveren? Waarom is deze bezuiniging (nog) nodig?
De kostenbesparing die gerealiseerd moet worden is uiteindelijk € 2,4 miljoen op jaarbasis en is onderdeel van het totale pakket aan bezuinigingen binnen DJI.
Bent u bereid deze vragen voor 30 juni 2015 te beantwoorden in verband met de mogelijke sluiting van de fysieke penitentiaire bibliotheken per 1 juli 2015?
Ja.
Het korten van pensioenen van personen op de West bank |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Om welke reden acht u het geboden om per 1 januari 2016 over te gaan tot een korting op de AOW-uitkering van personen op de West bank, terwijl daar tot nu toe geen reden voor was? Welke beweegredenen zitten achter deze aanscherping op dit moment?1
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimum loon). Voor landen waarmee een verdrag is gesloten, kan de AOW voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimum loon bedragen.
Op basis van het internationaal recht heeft Israël als bezettende mogendheid geen soevereiniteit over de gebieden die het bezet.
Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. Geconstateerd is dat tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Besloten is dat iedereen die nu woont in door Israël bezet gebied en een AOW voor alleenstaanden ontvangt ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon deze mag houden. Vanaf 1 januari 2016 zal de AOW-uitkering van personen die voor het eerst als alleenstaande in door Israël bezet gebied een AOW-uitkering krijgen, ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimumloon) worden gesteld. Dit besluit zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt en gecommuniceerd, waardoor het voldoende helder moet zijn welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Het kabinet onderzoekt of voor de groep vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 er voor toekomstige schrijnende gevallen specifieke maatregelen gewenst zijn.
De uitkomst van het onderzoek zal dit najaar bekend worden gemaakt.
Waarom zou Israël geen bevoegdheid hebben tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor de betwiste gebieden, terwijl artikel 43 van het Haags Land Oorlogsreglement bepaalt, dat de feitelijke machthebber «prendra toutes les mesures qui dépendent de lui en vue de rétablir et d’assurer, autant qu’il est possible, l «ordre et la vie publics»? Waarom zou de toepassing van de relevante verdragsverplichtingen op de betwiste gebieden niet gebracht kunnen worden binnen het bereik van dit artikel 43? Het gaat hier immers om het verzekeren van het levensonderhoud van bewoners van deze gebieden? Past niet de samenwerking tussen Israël en Nederland, vastgelegd in het verdrag inzake de sociale zekerheid, niet uitstekend binnen deze context? Is dit niet bij uitstek iets dat te maken heeft met «la vie public»?
Als bezettende mogendheid oefent Israël feitelijk gezag uit in de door haar sinds 1967 bezette gebieden, met inbegrip van de gebieden die in de Oslo akkoorden zijn aangeduid als Area C. Op basis van het internationaal recht heeft Israël geen soevereiniteit over die gebieden. Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied en mogen in eigen naam gesloten verdragen niet worden toegepast op het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. De verplichtingen die voor Israël voortvloeien uit het bezettingsrecht, waaronder artikel 43 van het Haags Land Oorlogsreglement doen hier niets aan af.
De betwiste gebieden zijn in het licht van de Oslo Akkoorden inzet van onderhandelingen tussen Israël en de vertegenwoordigers van de Palestijnse Arabieren; erkent u dat de uitkomst daarvan kan zijn dat de uiteindelijke grenzen anders komen te lopen dan de grenzen van 1967? Erkent u derhalve dat zelfs al zou men de delen van de gebieden waar thans een mate van Palestijnse autonomie bestaat als de kernen van een toekomstige Palestijnse staat beschouwen, dat men dan in ieder geval voor de gebieden daarbuiten («C gebieden»), waar de nederzettingen zich bevinden, geen definitieve gevolgtrekkingen kan maken? Hoe honoreert u dit gegeven in uw eerdere beantwoording? Acht u dit geen argument om in ieder geval te borgen dat de uitkeringen voor de mensen die daar wonen ongehinderd en zonder korting overgemaakt moeten kunnen worden?
Achtereenvolgende Nederlandse kabinetten hebben op basis van het internationaal recht het standpunt ingenomen dat de gebieden die Israël in juni 1967 onder zijn bestuur bracht niet tot zijn grondgebied behoren. Nederzettingen zijn strijdig met internationaal recht en lopen vooruit op eventuele wijzigingen van de grenzen van 1967. Uitgangspunt voor het kabinet is dat de grenzen van 1967 alleen met onderlinge overeenstemming kunnen worden gewijzigd.
Zie tevens antwoord op vraag 2.
Het bericht: ‘Holleeder regeert vanuit cel’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Ken u het bericht «Holleeder regeert vanuit cel»?1
Ja.
Klopt het dat het deze crimineel, ondanks dat hij in de strengst beveiligde gevangenis van het land zit en dit volstrekt onmogelijk moet zijn, toch is gelukt contact te leggen met de buitenwereld? Zo ja, hoe is dit mogelijk?
Gedetineerden hebben, conform de artikelen 36 t/m 40 van de Penitentiaire beginselenwet, recht op contact met de buitenwereld. Dit geldt ook voor gedetineerden in de EBI. Met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven is de directeur van de inrichting bevoegd het contact met de buitenwereld te ontzeggen. Tevens kan de rechter-commissaris (RC) of Officier van Justitie, indien in het belang van het onderzoek of de orde noodzakelijk wordt geacht, beperkingen bevelen die zien op een contactverbod met de buitenwereld. In beide gevallen betreffen dit maatregelen van tijdelijke aard.
In de loop van zijn detentie zijn aan betrokkene beperkingen opgelegd, waarmee hem het contact met de buitenwereld is ontzegd, met uitzondering van het contact met zijn advocaat. Vanaf het moment dat betrokkene in de EBI verblijft, heeft hij op geen enkele wijze – anderszins dan met zijn advocaat – contact met personen buiten de inrichting gehad, niet via post, telefoon of bezoek. Dit is bevestigd door het Openbaar Ministerie.
Is er, door deze slechte beveiliging van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), sprake van mogelijk (groot) gevaar voor de mensen die belastende verklaringen hebben afgelegd tegen Holleeder? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u eraan doen om deze mensen te beveiligen?
De toezichtmaatregelen horend bij het EBI-regime worden ook in deze casus strikt nageleefd, zodat het gevaarsrisico voor degenen die een belastende verklaring hebben afgelegd, maximaal wordt gereduceerd. Bovendien is het personeel van de EBI erop getraind om zorgvuldig en professioneel om te gaan met deze specifieke doelgroep.
Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat gevangenen, zeker in de EBI, hun criminele praktijken gewoon vanuit de gevangenis kunnen voortzetten en dat dit het vertrouwen van burgers in justitie zo kan schaden dat mensen in de toekomst geen belastende verklaringen meer willen afleggen waardoor de aanpak van georganiseerde misdaad ook moeilijker wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u per direct nemen om ervoor te zorgen dat de regels of beperkingen in de EBI strikt worden nageleefd?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Holleeder met fluwelen handschoenen wordt aangepakt, dat hij bijvoorbeeld weigert de door de EBI geserveerde boterhammen te eten omdat hij die niet lekker vindt en de directie daarom heeft besloten dat bewaarders speciaal voor hem natriumarm brood bij een bakker buiten de inrichting moeten kopen? Zo ja, wat is dit voor een onzin en bent u bereid het divagedrag direct de kop in te drukken? Zo nee, waarom niet?
Dit klopt niet.
De berichtgeving “Suzuki-fruitvlieg hele winter op grote schaal actief gebleven” en “Suzuki-fruitvlieg” |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Suzuki-fruitvlieg hele winter op grote schaal actief» en het bericht «Suzuki-fruitvlieg»? Zo ja, wat is uw reactie op de berichtgeving?1 2
Ja.
Deelt u de zorgen die volgen uit het bericht dat de Suzuki-fruitvlieg de gematigde winter goed heeft overleefd, actief is gebleven en daarmee een groot gevaar voor de komende oogst kan betekenen?
De ernst van de situatie is mij bekend. De Suzuki fruitvlieg is een invasief plaagorganisme dat zeer schadelijk is gebleken in Europa, ook in Nederland.
In 2012 werd de Suzuki fruitvlieg in Nederland voor het eerst ontdekt, in de jaren 2013 en 2014 heeft deze fruitvlieg zich zeer snel over Nederland verspreid.
De sector is in samenwerking met mijn ministerie vorig jaar begonnen aan maatregelen om de Suzuki fruitvlieg in het teeltseizoen van 2015 te kunnen bestrijden.
Dit jaar is een vrijstellingsaanvraag voor het gewasbeschermingsmiddel Exirel in de toepassing van kers aangevraagd en ik heb besloten dit middel vrij te stellen (publicatie in Staatscourant d.d. 27 mei 2015). Daarnaast is door de sector ook recent het middel Tracer aangevraagd voor vrijstelling. Daarvan heb ik eveneens het besluit genomen om het middel vrij te stellen; dit zal op korte termijn worden gepubliceerd in de Staatscourant.
In Europees verband wordt door lidstaten samen gewerkt aan een lange termijn oplossing om de Suzuki fruitvlieg te kunnen bestrijden. Daarbij is het van belang meer te weten over de Suzuki fruitvlieg, met name hoe deze vlieg overwintert.
Ik steun een gezamenlijke Europese aanpak, waar ik ook voor heb gepleit in de Landbouw en Visserijraad, waarbij ook de sector actief is betrokken.
Deelt u de mening dat de Suzuki-fruitvlieg een groot risico vormt voor de teelt van vooral fruit, zoals de kers? En dat de urgentie tot bestrijding van de Suzuki-fruitvlieg nu hoog is gezien het komende oogstseizoen en gebleken is dat deze fruitvlieg meer dan 80% van de oogst kan vernietigen en daarmee een financieel debacle kan zijn voor de telers?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de uitkomst geweest van uw gesprek met de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) over de bestrijding van de Suzuki-fruitvlieg? Is er hierbij specifiek aandacht geweest voor de kersenteelt? Zo ja, wat is er precies besproken en afgesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het verzoek van de NFO om vrijstelling te verlenen voor bijvoorbeeld het effectieve middel Tracer?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid dit jaar een vrijstelling te verlenen voor bijvoorbeeld het middel Tracer voor de kersenteelt zoals ook gebeurt in de ons omliggende landen zoals Duitsland en België? Zo ja, wanneer bent u bereid dit bekend te maken met het oog op de urgentie vanwege het naderende groei- en oogstseizoen? Zo nee, waarom bent u hier niet toe bereid en welke oplossing ziet u dan voor de kersenteelt? Welke boodschap heeft u voor de kersentelers die met de Suzuki-fruitvlieg meer dan 80% van hun oogst verloren kunnen zien gaan terwijl collega telers in Duitsland en België wel in staat worden gesteld deze fruitvlieg te bestrijden?
Zie antwoord vraag 2.
In uw brief van 12 mei jl. geeft u aan samen te willen optrekken met andere lidstaten in het geval van invasieve plagen die teelten bedreigen (bijvoorbeeld de Suzuki-fruitvlieg); hoe gaat u hier op korte en langere termijn invulling aan geven om tot een structurele oplossing te komen? Op welke wijze gaat u invulling geven aan het gelijke speelveld voor telers in Nederland en de telers in omliggende landen? Bent u bereid u de Tweede Kamer hierover nader te informeren?3
Zie antwoord vraag 2.
Een extremistische moslimprediker in Almere |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Moskee nodigt omstreden prediker Tarik Ibn Ali uit»?1
Ja.
Bent u bekend met het gegeven dat Tarik «Ibn Ali» Chadlioui gelieerd wordt aan jihadisten in Syrië, het verboden Sharia4Belgium en de gewelddadige Duitse organisaties Millatu Ibrahim en Dawa FFM?
Bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie is bekend dat de heer Chadliou te typeren is als een onafhankelijke salafistische prediker met contacten binnen het gehele salafistische spectrum; van a-politiek tot jihadistisch. Daarbij is hij niet vast te pinnen op één positie. Hoewel hij misschien door sommigen gelieerd wordt aan jihadistische organisaties, kan hij er niet mee worden vereenzelvigd.
In hoeverre deelt u de grote zorgen dat deze extremistische prediker opnieuw is uitgenodigd door een islamitische organisatie in Nederland?
In antwoord op vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) en Segers (CU), ingezonden op 19 september 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 227), over dezelfde persoon, heb ik laten weten dat deze persoon eerder in Nederland is geweest en dat hij destijds tijdens toespraken geen haatzaaiende of opruiende boodschappen heeft verkondigd. Er is voor zover bekend geen informatie dat dit in de tussentijd wel is gebeurd.
Klopt het dat Tarik Ibn Ali eerder dit jaar geen visum kreeg in verband met diens extremistische achtergrond?
Nee, dat klopt niet. Tarik Ibn Ali heeft de Belgische nationaliteit. Hij heeft voor een bezoek aan Nederland geen visum nodig. Het weigeren of intrekken van een visum is dus niet aan de orde.
Zo ja, kunt u aangeven of u opnieuw het visum van de betreffende prediker zult intrekken en waarom hij er blijkbaar toch een heeft gekregen?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer en welke stappen worden er nu eindelijk gezet om te voorkomen dat figuren als Tarik Ibn Ali hun extremistische boodschap in Nederland kunnen blijven verkondigen?
In de brief van het kabinet van 3 maart jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Over de nadere invulling van maatregel 20f uit het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld) is uw Kamer recent nog geïnformeerd via de Tweede Voortgangsrapportage van het Actieprogramma.
Ten aanzien van niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld is in de brief van 3 maart gesteld, dat indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven, zij beoordeeld kunnen worden op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, kunnen worden aangepakt via de strafrechtelijke weg.
Bent u bereid te bevorderen dat de wet zodanig wordt aangepast dat ook organisaties die extremisten uitnodigen kunnen worden aangepakt door de eventuele anbi-status te ontnemen? Zo nee, waarom niet?2
Als de feitelijke activiteiten van een instelling strijdig zijn met het algemeen belang, kan de ANBI-status van een dergelijke instelling worden ingetrokken. Daarvoor is geen wetswijziging nodig. Zie hierover onder meer ook de antwoorden op de vragen van de van de leden Bashir en Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1714) over de ANBI-status van Stichting Rohamaa (met name het antwoord op vraag vier).
Als blijkt dat er tijdens een bijeenkomst of evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, danwel ook degene die hem bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie).
Het bericht “Franse staat vergroot zeggenschap bij Air France-KLM” |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Franse staat vergroot zeggenschap bij Air France-KLM»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de Franse staat haar grip op de holding versterkt? Is dit voor de Nederlandse staat aanleiding om het Nederlandse belang te vergroten?
De Franse overheid heeft de Minister van Financiën vooraf gemeld dat zij van plan was om aandelen bij te kopen. De Franse staat breidt zijn aandelenbelang uit van 15,88 procent naar 17,58 procent. Dat is geen fundamentele balansverschuiving. Het kabinet heeft dan ook aangegeven daar geen problemen mee te hebben.
De Florange wet geldt voor alle Franse bedrijven en houdt in dat aandeelhouders die langer dan twee jaar de aandelen in bezit hebben een dubbel stemrecht krijgen. Dit is generieke wetgeving van de Franse overheid, om de macht van speculatieve aandeelhouders voor alle Franse bedrijven te weren.
Is het kabinet bereid om het aandeel van de Nederlandse staat in Air France-KLM te vergroten?
AF-KLM blijft een privaat bedrijf, ook met een iets groter belang van de Franse overheid. Het kabinet vindt het belangrijk dat dit ook zo blijft.
De Nederlandse staat heeft geen aandelen AF-KLM en kan dus ook geen groter belang nemen in AF-KLM.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Mansveld krijgt «garantie» Air France over banen bij KLM»?2
Ja.
Bent u bereid om de garanties en beloften van De Juniac, zoals ook beschreven in het artikel, vast te laten leggen in een nieuw Memorandum of Understanding?
Zoals per brief aan de Kamer van 13 maart gemeld, heeft de president-directeur van Air France KLM op 12 maart het volgende toegezegd en herbevestigd:
De instandhouding van de stichtingen SAK 1 en SAK 2, evenals de verlenging van de staatsgaranties zijn vanwege de positie van Schiphol, het netwerk van verbindingen en behoud van de landingsrechten ten tijde van de fusie schriftelijk vastgelegd. In het MoU uit 2010 is verlenging van een aantal belangrijke staatsgaranties schriftelijk vastgelegd.
De andere bovengenoemde afspraken zijn belangrijk, maar betreffen onderwerpen die sterk de interne bedrijfsvoering van het bedrijf raken. De overheid heeft hierbij geen formele rol. KLM en Air France KLM bezien thans of en hoe deze afspraken zijn vast te leggen. Het is hierbij belangrijk dat hetgeen op schrift wordt gesteld in lijn is met de afspraken gemaakt tijdens het gesprek op 12 maart jl. waarover de Kamer is geïnformeerd.
Bent u bereid om te onderzoeken welke rol de overheden spelen op luchthavens in andere landen, zoals Duitsland en Frankrijk, op het gebied van (de kosten van) veiligheidsmaatregelen?
Een dergelijk onderzoek naar de rol van overheden op luchthavens in andere landen op het gebied van (de kosten van) veiligheidsmaatregelen is reeds in een eerder stadium door de Europese Commissie uitgevoerd. De uitkomsten zijn gepubliceerd in het EC-eindrapport van februari 2009 («Report from the Commission on financing aviation security», Brussels, 2.2.2009, COM(2009) 30 final).
De EC heeft onder andere geconcludeerd dat in het merendeel van de lidstaten de kosten voor de beveiligingsmaatregelen worden gefinancierd door middel van doorberekening aan de gebruikers op/van de luchthavens (luchtvaartmaatschappijen, passagiers, etc.), het zogenaamde «user-pays» principle. Daarnaast heeft de EC geconcludeerd dat de wijze waarop de security kosten worden doorberekend over het algemeen zodanig diffuus en ondoorzichtig is, dat er geen behoorlijke vergelijking kan worden gemaakt tussen de lidstaten onderling.
Welke gevolgen op de korte en lange termijn voor Schiphol en de Nederlandse luchtvaart heeft het weren van Golfcarriers op Schiphol?
Golfcarriers worden niet geweerd op Schiphol. Alle bestaande afspraken met de Golfstaten over verkeersrechten op Schiphol worden gerespecteerd. Golfcarriers kunnen derhalve hun operaties conform deze afspraken op Schiphol voortzetten.
In de Kamerbrief nadere uitleg Europees onderzoek oneerlijke concurrentie luchtvaart en uitspraken Nieuwsuur naar aanleiding van de motie Bashir (SP) en Elias (VVD) (Kamerstuk 31 936, nr. 269) en de beantwoording Kamervragen leden Visser (VVD) en Leenders (PvdA) over Qatar Airways (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2456) is hier nader op ingegaan.
Wat betreft de gevolgen voor Schiphol om vooruitlopend op Europese onderhandelingen voorlopig geen eigen onderhandelingen te voeren met de Golfstaten, het volgende. Het netwerk op Schiphol kan zich op de korte en lange termijn gewoon verder ontwikkelen. Het netwerk op Schiphol wordt immers gevormd door verbindingen van verschillende luchtvaartmaatschappijen uit een groot aantal landen. Het merendeel van deze verbindingen wordt overigens uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen die onderdeel uitmaken van de SkyTeam alliantie.
Kunt u deze vragen vóór het Algemeen overleg Staatdeelnemingen voorzien op 3 juni 2015 beantwoorden?
Ja.
De klachten bij de vmbo-examens |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat de digitale examens voor het vmbo in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg geen externe kwaliteitscontrole meer kennen, omdat de tweede correctieronde bij deze digitale examens is afgeschaft en verenigingen van vakleerkrachten geen openbaar oordeel meer mogen geven over het examen?1
Nee. Er is wel degelijk sprake van een externe kwaliteitscontrole op het nagekeken werk bij digitale centrale examens. Er wordt naar analogie van de tweede correctie een controle uitgevoerd die – vanwege de digitale afnamevorm en de projectstatus van de examens – anders is georganiseerd dan bij de papieren centrale examens. Bij de digitale centrale examens voor het vmbo vindt na de examens een controle plaats met betrekking tot de open vragen. De gesloten vragen worden automatisch beoordeeld. In deze zogeheten najaarscorrectie kijken correctoren van de staatsexamens vo de gemaakte examens van vmbo-scholen na. Dit zijn docenten. Als zich significante verschillen voordoen tussen de najaarscorrectie en de eigen beoordeling kunnen desbetreffende scholen door de inspectie worden aangesproken. Op het moment dat de projectstatus van de digitale centrale examens vervalt, wordt een systeem van reguliere tweede correctie weer van toepassing.
Het is ook goed te benadrukken dat de tweede correctie (en najaarscorrectie) geen externe kwaliteitscontrole op de inhoud (of validiteit) van examens is. De tweede correctie wordt uitgevoerd om in het belang van de leerling een objectieve beoordeling van het gemaakte werk te borgen. Ten aanzien van de inhoud van examens kunnen docenten opmerkingen over bijvoorbeeld vermeende onvolkomenheden kwijt bij het Examenloket, die ze doorspeelt naar de Examenlijn van het College voor Toetsen en Examens.
Tot slot staat het de vakverenigingen vrij een openbaar oordeel te vellen over de examens op basis van de aan het begin van een volgend schooljaar gepubliceerde examens. Jaarlijks wordt gedurende het schooljaar één examenvariant met het scholenveld gedeeld via ExamenTester. Scholen kunnen jaarlijks per vak één variant inzien (tot maximaal drie jaar terug) en hun leerlingen laten oefenen. De ontsluiting van deze examens wordt beter met de overstap van ExamenTester naar Facet per schooljaar 2015–2016.2 Dit helpt ook vakverenigingen om digitale centrale examens makkelijker te kunnen evalueren.
Wat betekent dit voor de validiteit van deze examens?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de redenering van Onderwijsraadlid René Kneyber dat de geheimhouding van deze examens geen garantie biedt tegen fraude omdat het beperkte aantal opgaven eenvoudig valt op te sparen?
Nee. Naast het feit dat er nooit een 100 procent garantie tegen fraude afgegeven kan worden, deel ik deze redenering niet. Terugkerende opgaven, genaamd anker-opgaven, worden ingezet in verschillende examenvarianten om te zorgen voor een constant en controleerbaar niveau van de examens in een betreffend jaar en door de jaren heen. Het gebruik van anker-opgaven impliceert geen beperkt aantal beschikbare opgaven. Sinds 2011 doen bijna alle scholen (± 98 procent) met de basisberoepsgerichte leerweg mee aan de digitale centrale examens. In de kaderberoepsgerichte leerweg ligt dat percentage rond de 80 procent. Er zijn geen indicaties dat leerlingen opgaven uit de gemaakte examens onthouden en verspreiden. Daarnaast zijn er strikte richtlijnen voor de afname van digitale centrale examens in het vmbo, waaronder een verbod op mobiele telefoons.
Vindt u de consequentie van de digitale examens dat sommige vmbo basis- en kaderleerlingen vanaf eind april niet meer op school hoeven te komen een wenselijke ontwikkeling? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De belangrijkste consequentie van digitale examinering is dat het scholen in staat stelt goed in te spelen op behoeften van leerlingen. Met flexibele examinering gedurende een bepaalde periode kan ingespeeld worden op het tempo van individuele leerlingen. Zo kan tijd besteed worden aan de leerlingen die dat nodig hebben, terwijl leerlingen die al eerder zo ver zijn ook eerder geëxamineerd kunnen worden. Eventueel resterende tijd betekent niet automatisch dat leerlingen vrij zijn. Integendeel: de school kan die tijd steken in de afname van cspe’s (centraal schriftelijke en praktische examens) in de beroepsgerichte vakken of tijd besteden aan de voorbereiding van leerlingen op vervolgonderwijs. Tot nu toe vindt echter het merendeel van de digitale afnames (ca. 90 procent) plaats na de meivakantie. Er zijn ook scholen die bewust kiezen voor een zo laat mogelijke afname van de centrale examens om de voorbereidingstijd voor leerlingen te maximaliseren. Het is juist deze flexibiliteit die de scholen in staat stelt eigen keuzes te maken in het belang van de leerlingen.
De positie van christenen in Syrië |
|
Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er opnieuw een Syrisch-christelijke geestelijke is ontvoerd in de regio van Homs, Syrië?1
Ja.
Deelt u de overtuiging dat de christelijke minderheden in Syrië, met name onder het bewind van IS(IS), steeds verder onder druk komen staan en dat hierbij sprake is van een religieuze, etnische en culturele zuivering? Kunt u aangeven hoeveel christenen er voor de opkomst van IS(IS) in Irak en Syrië verbleven en hoeveel er nu nog over zijn?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de positie van christelijke minderheidsgroepen in Syrië en Irak. Het aantal christenen in Irak bedroeg in 2003 naar schatting ruim één miljoen. Sinds de val van Saddam Hoessein zijn veel christenen het land ontvlucht vanwege de verslechterde veiligheidssituatie. In 2013, voor de opmars van ISIS in Irak, bedroeg het aantal christenen in Irak naar schatting hoogstens 500.000. Sinds de start van het Syrische conflict in 2011 en de opmars van ISIS in Irak en Syrië zijn miljoenen Syriërs en Irakezen op de vlucht geslagen, onder wie ook christenen. Precieze cijfers van het huidige aantal christenen in Syrië en Irak zijn niet beschikbaar.
De trend dat het aantal christenen in het Midden-Oosten sterk daalt is zorgwekkend. Christenen, en tevens andere minderheden, hebben een extra kwetsbare positie binnen de samenleving, omdat zij relatief klein in aantal zijn en derhalve een minder stevig beschermingsvangnet hebben. Nederland maakt gebruik van alle beschikbare kanalen om aandacht te vestigen op de schendingen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Op welke wijze staat Nederland in contact met de coalitie onder leiding van de Verenigde Staten die ook in Syrië actief is in de strijd tegen IS(IS)? Ziet u mogelijkheden om binnen deze contacten specifiek aandacht te vragen voor het lot van de christelijke minderheid? Op welke wijze wordt hier in de strijd tegen IS(IS) al aandacht aan geschonken en over welke mogelijkheden beschikt u om hieraan een bijdrage te leveren? Deelt u de mening dat dit binnen de coalitie, zowel in Syrië en in Irak, extra aandacht verdiend?
Nederland staat als deelnemer van de anti-ISIS-coalitie voortdurend in contact met de coalitiegenoten, onder andere via de militaire planningsbijeenkomsten, de kerngroep (small group) en de reguliere werkgroepen van de coalitie. De Nederlandse gronden voor deelname aan de coalitie zijn sinds de ontplooiing van de missie ongewijzigd. De bescherming van de burgerbevolking – inclusief christelijke minderheden – tegen de ernstige mensenrechtenschendingen die door ISIS worden begaan, maakt daarvan deel uit.
Heeft u kennisgenomen van de woorden van de Melkitisch aartsbisschop van Aleppo, Jean-Clemen Jeansart, die waarschuwde dat zijn volk in groot gevaar is en op het punt staat te verdwijnen en waarschuwde dat zowel in Syrie als Irak christelijke gemeenschappen, samen met andere kwetsbare minderheden, weerloos zijn tegen aanvallen van ISIS, omdat zij een hoofddoel vormen van de campagne van het kalifaat voor religieuze zuivering?
Ja.
Komt de internationale gemeenschap in actie voordat alle christenen en minderheden verdreven zijn, daarna of in zijn geheel niet?
Nederland is voorstander van een pluriform Syrië en een pluriform Irak, waar minderheden ook in de toekomst een gelijkwaardige plaats in de samenleving hebben. Derhalve blijf ik mij inspannen voor een inclusief politiek proces in zowel Irak als Syrië, waarin ruimte is voor alle bevolkingsgroepen, inclusief de minderheden.
De mate waarin deze pluriformiteit in de toekomst daadwerkelijk gerealiseerd kan worden is onder meer afhankelijk van: de strijd tegen ISIS; de mate van politieke inclusiviteit en hervormingen in Irak; het bereiken van een breed gedragen politieke oplossing voor Syrië en implementatie daarvan; effectieve bestrijding van terrorisme en extremisme in de regio en het aanpakken van straffeloosheid. In bilateraal, EU- en VN-verband, alsmede binnen de anti-ISIS-coalitie, wordt voortdurend aan deze thema’s gewerkt. De internationale gemeenschap werkt daarmee actief aan de bescherming van de burgerbevolking, inclusief de minderheden.
Het bericht “Aanpassingen afspraken sportcontracten horen bij onafhankelijke en transparante publieke omroep” |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Aanpassingen afspraken sportcontracten horen bij een onafhankelijke transparante publieke omroep»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de aanpassing van de afspraken en het nieuwe protocol van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
De nieuwe afspraken, zoals vastgelegd in een nieuw protocol, betreffen een aangelegenheid tussen de NPO en de NOS. In mijn antwoorden van 30 maart 2015 op vragen van de leden Elias en Verhoeven ben ik ingegaan op een samenwerkingsovereenkomst tussen de NPO en de NOS.2 In deze overeenkomst waren, naar aanleiding van de splitsing in 2010, onderlinge afspraken vastgelegd. In de loop der tijd is er onduidelijkheid ontstaan over de taakverdeling tussen de NPO en de NOS bij het verwerven van de rechten voor grote sportcontracten zoals de Eredivisie, de Olympische Spelen en het WK. Er is gezamenlijk gezocht naar werkbare afspraken die de respectievelijke rol van partijen helder afbakenen.
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de afspraken tussen de NPO en de NOS. Hierover gaat het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat), dat zal moeten besluiten of het onderzoek naar het eredivisiecontract kan worden afgerond. Wel kan ik u mededelen dat ik tevreden ben dat partijen er samen uit zijn gekomen en dat er in de toekomst op een transparantere wijze wordt meegedongen naar grote sportcontracten.
Klopt het bericht van het Commissariaat van de Media (hierna: Commissariaat) dat er een deal was tussen de NOS en de Eredivisie Media Marketing (EMM) om rond Studio Sport-uitzendingen gratis Ster-zendtijd aan te bieden? Deelt u de mening dat deals waarbij de Ster-zendtijd wordt betrokken onwenselijk zijn? Kunt u dit toelichten?
De inhoud van het contract tussen NOS en de Eredivisie Media Marketing (EMM) is niet openbaar. Het Commissariaat heeft in het kader van zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen, blijkens het door u aangehaalde persbericht, geconstateerd dat Ster-zendtijd rond de Studio Sport uitzendingen onderdeel was van het contract over de rechten. Het Commissariaat heeft de NPO, de NOS en de Ster er vervolgens op gewezen dat het betrekken van afspraken over Ster-zendtijd niet meer past bij de onafhankelijkheid en transparantie die hoort bij de publieke omroep. Om deze reden hebben de partijen de afspraken aangepast. Het Commissariaat heeft echter zijn onderzoek nog niet afgerond. Het is te vroeg om daar iets over te zeggen. In antwoord op eerdere schriftelijke en mondelinge vragen heb ik eerder al wel gesteld dat ik voor toekomstige biedingsprocedures transparantie een essentieel punt vind. Daarbij hoort, naast duidelijkheid over afspraken over Ster-zendtijd, ook openheid over de besteding van publieke middelen. Zie verder mijn antwoord op vraag 8.
Bent u op de hoogte van soortgelijke deals, waarbij Ster-zendtijd gratis werd aangeboden bij andere omroepen? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?
Uit navraag bij de Ster blijkt dat er geen gratis Ster-zendtijd is verstrekt aan andere omroepen. Voor toezicht op naleving van de Mediawet is het Commissariaat ingesteld als onafhankelijke toezichthouder. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Welke verwachtingen heeft u ten aanzien van een mogelijke stijging van de Ster-afdrachten nu de deal om gratis Ster-zendtijd aan te bieden van de baan is en deze zendtijd optimaal verzilverd kan worden conform de wettelijke taak van de Ster? Kunt u ook aangeven hoeveel Ster-afdrachten zijn misgelopen door de deal?
Er kan sprake zijn van een stijging van de Ster-afdrachten nu bij de aankoop van de samenvattingsrechten van de eredivisie de financiering van de Ster-zendtijd gescheiden van het contract met de NOS verloopt. Hoeveel dat is kan ik niet vooraf inschatten. Dat is afhankelijk van de verkoop van de Sterspots in een jaar. De belangrijkste uitkomst is dat er een transparantere biedingsprocedure wordt gerealiseerd.
Op uw vraag of ik kan aangeven hoeveel Ster-afdrachten zijn misgelopen, kan ik u het volgende melden. De Ster maakt altijd zelfstandig een afweging of de gevraagde investering (het bieden van Ster-zendtijd) bijdraagt aan een breder en groter bereik en of dit per saldo leidt tot een beter Sterresultaat en daarmee aan een hogere afdracht de lopende mediabegroting. Uit navraag bij de Ster blijkt dat deze afweging en het resultaat steeds positief zijn geweest. Voetbalprogrammering genereert een hoog bereik. Het totale Sterresultaat (ondanks de investering) verbeterde als de NPO eredivisiesamenvattingen uitzond.
Bent u van mening dat de NPO bij toekomstige onderhandelingen, naast het vaststellen van een protocol, meer betrokken en geïnformeerd moet zijn? Zo ja, bent u bereid hierover het gesprek aan te gaan met de NPO en de Kamer over de uitkomsten te informeren? Zo nee, waarom niet?
Met het sluiten van de nieuwe afspraken betrekt de NOS de NPO voortaan continu bij het verwerven van grote sportcontracten en informeert hen hierover. Hierdoor kan tijdig een adequate en effectieve toets plaatsvinden op programmatisch en financieel vlak.
Heeft u eerder aangegeven het bezwaarlijk te vinden dat er achteraf niet in openheid kan worden gesproken over contracten die publieke omroepen sluiten en die bekostigd zijn met publiek geld? Bent u van mening dat in lijn met de beslissing van de NOS en de EMM om de deal aan te passen, het gehele overzicht van afspraken openbaar gemaakt moet worden, zeker in het licht van het commentaar van het Commissariaat? Kunt u dit toelichten?
Ik vind het inderdaad bezwaarlijk dat er achteraf niet in openheid kan worden gesproken over contracten die de publieke omroepen sluiten en die bekostigd zijn met publiek geld. Aan de huidige situatie rond het NOS-EMM-contract kan ik echter niets veranderen. De NOS moet zich houden aan de contractuele afspraken die hierover zijn gemaakt met EMM. Zoals ik in mijn antwoord van 3 juli 2014 op een vraag van het lid Elias reeds heb gesteld, vind ik transparantie voor toekomstige biedingsprocedures een essentieel punt.3 Verantwoording kunnen afleggen is voor een publieke organisatie een belangrijk uitgangspunt. Ik ben hierover in gesprek getreden met de NOS en de NPO, zie ook het antwoord op vraag 8.
Heeft u voorts aangegeven dat u in overleg bent met de NPO en de NOS over uw bezwaren? Kunt u uiteenzetten hoe deze gesprekken verlopen? Bent u ervan overtuigd dat de NPO en de NOS het belang van transparantie over de besteding van publieke middelen onderstrepen?
Ik heb met de NPO en de NOS een aantal constructieve overleggen gevoerd. De NPO heeft in het nieuwe Concessiebeleidsplan zijn visie opgenomen.4 Ik kan nu niet vooruitlopen op mijn beoordeling daarvan. Ik heb de Raad voor Cultuur en het Commissariaat een advies over dit beleidsplan gevraagd en verwacht u in het najaar mijn reactie hierop te kunnen sturen. Ik betrek daarbij ook het punt van transparantie. Mijn standpunt daarover is bekend. Geheimhoudingsbepalingen dienen het algemeen belang niet. Zij dragen niet bij aan transparantie over de besteding van publieke middelen. Transparantie bij toekomstige biedingsprocedures is voor mij een essentieel punt.
Het bericht dat Brussel registratie van rij- en rusttijden van bestelauto’s wil |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Brussel registratie van rij- en rusttijden van bestelauto’s wil?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de gevolgen voor Nederland zouden zijn als de tachograaf voor alle bestelauto’s wordt verplicht (zowel organisatorisch als kosten)?
Ik kan u melden dat de Europese Commissie geen wijziging van de huidige tachograaf verordening overweegt en daarmee ook geen aanpassing van de reikwijdte van de verplichte digitale tachograaf.
Op dit moment implementeert mijn ministerie de aanpassingen die voortvloeien uit de Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85. Deze aanpassingen moeten conform de nieuwe verordening uit 2014 voor 2 maart 2016 zijn gerealiseerd. De aanpassingen leiden niet tot verplicht gebruik van digitale tachografen in bestelauto's, omdat de nieuwe verordening uit 2014 niet daartoe verplicht.
Deelt u de visie van verladersorganisatie EVO dat het grootste deel van de 820.000 bestelauto’s die in Nederland rijden, jaarlijks gemiddeld minder dan 18.000 kilometer rijdt waardoor het registeren van de rij- en rusttijden onzin is?
Gezien mijn antwoord bij vraag 2 is dit niet aan de orde.
Bent u bereid in Brussel te pleiten voor het niet invoeren van deze maatregel?
Omdat Brussel niet voornemens is om deze maatregel in te voeren is het pleiten voor het niet invoeren niet aan de orde.
Onbehoorlijk bestuur binnen de Stichting Roobol en het niet publiek maken van een onderzoeksrapport. |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de problemen inzake het bestuurlijk handelen van de Stichting Roobol – het openbaar onderwijs op 17 locaties in Friesland – en het onafhankelijke onderzoek dat is verricht door een oud-onderwijsinspecteur? Zo ja, is er, volgens u, een structureel probleem in het bestuurlijk handelen bij de voornoemde stichting?1 2 3 4 5 6 7
Ja, ik ben bekend met de problemen en het onderzoek door oud-inspecteur mw. drs. C. van den Hoek. Ik verwijs u ook naar mijn brief van 2 maart 2015 aangaande Stichting Roobol.8 In de tweede helft van 2014 is onrust ontstaan rond de besluitvorming over het sluiten of fuseren van IBS Driezum en de afbouw van het voltijds hoogbegaafdenonderwijs op de Burgerschool te Dokkum. Daarnaast vond er sinds de zomer van 2014 een overgang plaats binnen de stichting Roobol van een toezichthoudend bestuur naar een raad van toezicht waarbij fouten in de procedures zijn gemaakt.
Het onderzoek door Van den Hoek is ingesteld door de raad van toezicht van Roobol. Aan mij zijn de conclusies en aanbevelingen beschikbaar gesteld. De centrale onderzoeksvraag was hoe de procedures zijn gevolgd binnen Roobol, waar deze mogelijk onjuist of onlogisch waren en hoe dit bijgedragen kan hebben aan een onrustige en onacceptabele situatie binnen de Stichting Roobol. In het rapport worden kritische kanttekeningen geplaatst ten aanzien van inhoud, aansturing, communicatie en veiligheid binnen de Stichting Roobol. Er staat niet dat er sprake is van een structureel probleem. De onderzoekster concludeert dat er in de organisatie een goede basis is om de noodzakelijke ontwikkelingen en veranderingen vorm en inhoud te geven. De raad van toezicht geeft blijk van een bereidheid om daadwerkelijk bij te dragen aan een gezonde organisatie. Naar aanleiding van het rapport zijn door de raad van toezicht maatregelen genomen. Er is afscheid genomen van de voorzitter van het college van bestuur en twee directeuren zijn ad interim- als college van bestuur aangesteld. Zij zijn aan de slag gegaan met hervormingen. Dit gehele traject wordt breed gedragen binnen de stichting, met inbegrip van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR).
Er zijn bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) geen signalen dat de kwaliteit van het onderwijs in het geding is. De inspectie volgt de zaak nauwlettend.
Wat is de reden dat de Raad van Toezicht van de Stichting Roobol weigert het rapport van het onafhankelijke onderzoek in de openbaarheid te brengen en dit rapport niet ter beschikking te stellen aan betrokkenen (medezeggenschapsraad, docenten en ouders)?
De raad van toezicht kiest ervoor het rapport Van den Hoek vertrouwelijk te houden omdat het gevoelige persoonlijke informatie bevat over de afgetreden voorzitter van het college van bestuur. De bevindingen, inclusief conclusies en aanbevelingen, zijn wel gepresenteerd aan de belanghebbenden, waaronder de betrokken gemeenten en de GMR.
Bent u van mening dat het rapport van het onafhankelijke onderzoek geheim moet worden gehouden voor de betrokkenen? Zo ja, wat is hiervan de reden? Zo nee, bent u bereid om u maximaal in te spannen om het rapport van het onafhankelijke onderzoek naar het bestuurlijk handelen bij de stichting Roobol in de openbaarheid te brengen?
Het onderzoek is door de raad van toezicht ingesteld en het is dan ook aan de raad van toezicht om een afweging van belangen te maken bij het wel of niet openbaar maken. De vier betrokken gemeenten stellen zich kritisch op ten aanzien van de raad van toezicht en dringen aan op het openbaar maken van het rapport.
Is er in uw ogen sprake van wanbestuur bij de Stichting Roobol? Zo nee, waar baseert u dat op? Zo ja, welke juridische mogelijkheden zijn er voor docenten en ouders om onwettig genomen besluiten terug te draaien?
De raad van toezicht en het college van bestuur hebben op verschillende aspecten fouten gemaakt maar tonen bereidheid om deze te herstellen. De raad van toezicht heeft hiervoor een plan van aanpak opgesteld en een college van bestuur ad interim- benoemd. Zowel de benoeming als het plan van aanpak worden breed gedragen binnen de organisatie.
Indien ouders en leraren, vertegenwoordigd in de medezeggenschapsraad (MR), van mening zijn dat het schoolbestuur hen ten onrechte niet betrekt bij besluitvorming dan kan de MR dit voorleggen aan de Landelijke Commissie voor Onderwijsgeschillen. De MR kan nu al de nietigheid inroepen van die besluiten die wel zijn voorgelegd, maar waar geen instemming aan is verleend. Met de Wet Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen die nu in de maak is, zal de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) zodanig worden aangepast dat de MR ook bevoegdheid krijgt om de nietigheid in te roepen van besluiten van het bevoegd gezag die ten onrechte niet zijn voorgelegd.
Kunt u toelichten waarom er bij de benoeming van de Raad van Toezicht van de Stichting Roobol niet de juiste procedures zijn gevolgd? Wat is de reden dat de Raad van Toezicht in maart niet is herbenoemd, terwijl dat wel is aangegeven in uw brief?8 9
In de zomer van 2014 heeft een transitie plaatsgevonden van een toezichthoudend bestuur naar een raad van toezicht. Het onderzoek door Van den Hoek had tot doel om vast te stellen hoe de procedures rond deze overgang zijn gevolgd en waar dit mogelijk onjuist is gebeurd. De conclusie van het rapport van Van den Hoek is dat de raad van toezicht en college van bestuur van Roobol niet goed op de hoogte waren van de juiste procedures, maar wel te goeder trouw hebben gehandeld. Men heeft verzuimd om in de statuten een regeling vast te leggen voor de overgangssituatie. De raad van toezicht probeert in overleg met de vier betrokken gemeentes en de GMR de gemaakte fouten te corrigeren. Die herbenoeming van de raad van toezicht heeft tegen de verwachting in niet plaatsgevonden in maart. De betrokken gemeenten houden druk op de raad van toezicht om dit zo spoedig mogelijk te doen.
Bent u van mening dat de Raad van Toezicht van de Stichting Roobol naar behoren functioneert? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, bent u tevens van mening dat de Raad van Toezicht zijn ontslag zou moeten indienen? Kunt u dit toelichten?
De raad van toezicht heeft het onderzoek door Van den Hoek laten instellen naar aanleiding van meerdere signalen en geeft in gesprekken met de onderzoekster blijk inzicht te willen hebben in haar eigen situatie. Het eigen functioneren was geen onderwerp van dit onderzoek, maar de leden zijn met behulp van een externe partij bezig met het evalueren van de eigen positie. Het zijn uiteindelijk de gemeenteraden van de vier gemeentes die oordelen of de raad van toezicht naar behoren functioneert.
Acht u het wenselijk dat de medezeggenschapsraad stelselmatig wordt genegeerd door het bestuur van de Stichting Roobol, waardoor onder andere het onderwijs aan hoogbegaafden in de verdrukking lijkt te komen? Is dit juridisch houdbaar? Welke maatregelen gaat u nemen om deze praktijken een halt toe te roepen?
Uiteraard dient medezeggenschap volledig en volwaardig uitgevoerd te worden binnen scholen. Binnen de Stichting Roobol zijn fouten gemaakt in het betrekken van de medezeggenschap. Zie verder mijn antwoord onder vraag 4.
Bent u van mening dat het bestuursmodel voor (basis)scholen is mislukt, waarbij Raden van Toezicht onvoldoende toezicht houden en onderwijsbestuurders een almachtig positie kunnen verwerven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om het bestuursmodel voor (basis)scholen te verbeteren?
Zie antwoord op vraag 10.
Bent u bereid om de Raden van Toezicht in het basisonderwijs af te schaffen en te vervangen door een sterke medezeggenschapsraad, waarin ouders en docenten volwaardig kunnen meebeslissen over de besteding van het budget, de aanstelling en het salaris van bestuurders en over de inrichting van het onderwijs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer een uitgewerkt voorstel verwachten?
Zie antwoord op vraag 10.
Op welke wijze gaat u de ontwikkeling stoppen dat onderwijsinstellingen zich gedragen als commerciële bedrijven met schijntoezicht via de Raden van Toezicht?
Een goed functionerend systeem van intern toezicht is van groot belang voor het besturen van basisscholen. Een dergelijk systeem kan op verschillende manieren worden ingericht, waaronder met een raad van toezicht. Belangrijk is dat er binnen het systeem sprake is van controle en tegenkracht (checks and balances) waardoor fouten en misstappen tijdig onderkend en gecorrigeerd worden. In een goed werkend systeem van intern toezicht, waar ook de medezeggenschapsraad deel van uitmaakt, functioneren verschillende partijen vanuit hun specifieke kennis, kunde of belang. Voor een juiste balans mag geen van deze partijen stelselmatig worden genegeerd of op enige wijze hun rol worden ontnomen. Indien blijkt dat één van de partijen een sterkere positie behoeft binnen dit systeem, dan zet ik mij er voor in om dit aan te passen. Zo is het de bedoeling de positie van de MR te verbeteren met de Wet Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen. In het wetsvoorstel zoals ik het voor ogen heb krijgt de MR onder meer adviesrecht bij benoeming en ontslag van bestuurders, vindt er halfjaarlijks verplicht overleg plaats tussen intern toezicht en medezeggenschap en kan de MR de nietigheid van besluiten van het bevoegd gezag inroepen die ten onrechte niet ter instemming zijn voorgelegd.
De voorgestelde Voetbalwet en de mogelijkheden Nederlandse relschoppers te weren bij uitwedstrijden in het buitenland |
|
Nine Kooiman (SP), Michiel van Nispen (SP) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel: «Vele wegen leiden naar Rome. Ook die van de voorgestelde Voetbalwet?» van Prof. dr. Brouwer en prof. mr. Schilder?1
Ja.
Wat is uw reactie op de volgende passages met betrekking tot de voorliggende wijziging van de Voetbalwet:
De schrijvers van het artikel stellen voor een burgemeester de bevoegdheid te geven iemand, die zich in zijn gemeente voetbalgerelateerd heeft misdragen, een maatregel op te leggen voor alle wedstrijden (waar ook gespeeld) van de Betaald Voetbalorganisatie uit die gemeente. Deze oplossing zou ertoe leiden dat de bevoegdheden van een burgemeester niet beperkt blijven tot het grondgebied van de eigen gemeente, maar zich tevens uitstrekken tot andere gemeenten in Nederland en in het buitenland.2 Dergelijke creatieve ideeën zijn niet op voorhand uitgesloten, maar ik deel niet de kwalificatie van de schrijvers dat het om een betrekkelijk eenvoudige aanpassing gaat.
Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen over de rellende Nederlanders in Rome?2
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende mogelijkheden zijn om te voorkomen dat Nederlandse relschoppers uitwedstrijden in het buitenland bezoeken?
De recente ongeregeldheden, hoe ernstig ook, nopen naar mijn oordeel op dit moment niet tot andere bevoegdheden dan die er nu al zijn of in het wetsvoorstel Aanscherping maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast4 zijn voorzien. Zoals ook is aangegeven in de antwoorden op de vragen van uw Kamer over de rellende Nederlanders in Rome5, kunnen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond en de Betaald Voetbalorganisaties een stadionverbod opleggen dat ook geldt in het buitenland.
Daarnaast kan informatie over de personen aan wie een stadionverbod is opgelegd via het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme aan buitenlandse partners worden doorgegeven. De officier van Justitie kan onder de voorwaarden van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering een verdachte een gedragsaanwijzing in de vorm van een meldplicht geven, die dus ook van betekenis kan zijn bij het uitreizen naar een wedstrijd in het buitenland. De strafrechter kan op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) een strafrechtelijk stadionverbod of een meldplicht opleggen voor wedstrijden van een Betaald Voetbalorganisatie in binnen- en buitenland.
Tot slot voorziet het eerdergenoemde wetsvoorstel in een wijziging van genoemd artikel 38v WvSr, waardoor na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel de strafrechter een gebiedsgebod kan opleggen. Een dergelijk gebiedsgebod houdt in dat een veroordeelde op aangewezen momenten op een aangewezen plaats dient te verblijven en dus bijvoorbeeld niet mag afreizen naar een wedstrijd in het buitenland.
Ziet u de voordelen en de meerwaarde van het voorstel van Brouwer en Schilder om Nederlandse burgemeesters de bevoegdheid te geven supporters die zich in het verleden misdragen hebben voor een bepaalde termijn te beletten om uitwedstrijden van hun club te bezoeken in binnen- en buitenland? Zo nee, waarom niet?
De voordelen en de meerwaarde van het voorstel kunnen pas op waarde worden geschat als er een compleet beeld is en niet alleen de voordelen worden belicht. Ik ben van oordeel dat de behandeling van het wetsvoorstel Aanscherping maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast daarop niet moet wachten; de bevoegdheden die daarin zijn opgenomen, moeten nu zo spoedig mogelijk beschikbaar komen.
Bent u bereid dit voorstel alsnog in overweging te nemen en deze mogelijkheid alsnog in de wet op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat listige jihadloverboys piepjonge meisjes inpalmen |
|
Marith Volp (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat listige jihadloverboys piepjonge meisjes inpalmen?1
Ja.
Heeft u zicht op het aantal tienermeisjes dat ingepalmd wordt door jihadloverboys voor een islamitisch huwelijk en naar het kalifaat wordt gestuurd met valse Turkse paspoorten? Zo ja, om welke aantallen gaat het? Zo nee, waarom niet?
Verschillende overheidspartners werken nauw samen bij de integrale aanpak van gewelddadige jihadisten. Bij die aanpak zijn signalen waargenomen dat een aantal minderjarige meisjes zich heeft willen vestigen in een jihadistisch strijdgebied. In een enkel geval is dat ook gelukt. Hierbij is mogelijk sprake geweest van ronselen.
Het OM doet strafrechtelijk onderzoek bij aanwijzing of verdenking van (voornemen tot) uitreis naar een jihadistisch strijdgebied. Op dit moment loopt er een aantal strafrechtelijke onderzoeken dat zich richt op het mogelijk ronselen van strijders voor de gewelddadige jihad. Over deze lopende onderzoeken en concrete aantallen doet het OM geen nadere mededelingen vanwege opsporings- en vervolgingsbelangen.
Deelt u de mening dat snel een halt toegeroepen moet worden aan het groeiend aantal jonge meisjes dat wordt geronseld als jihadbruidjes? Zo ja, welke rol ziet u daarbij voor het expertisecentrum en het kennisplatform preventie radicalisering?
Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme bestaat uit vijf groepen maatregelen. De interventies om de uitreis naar een jihadistisch strijdgebied te voorkomen of te bemoeilijken zijn daar een belangrijk onderdeel van. Deze uitreis – al dan niet door ronselen en/of uithuwelijken – moet volgens het kabinet te allen tijde voorkomen worden. Hierbij is reeds een rol voorzien voor de expertise-unit sociale stabiliteit en het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS).
De expertise-unit sociale stabiliteit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) richt zich op gemeenschappen, gemeentes en professionals. De expertise-unit organiseert en verbindt kennis en expertise in deze verschillende netwerken op lokaal en landelijk niveau. Het doel hiervan is om de handelingsvaardigheid in deze netwerken te versterken en zo de weerbaarheid en veerkracht te vergroten. Hiermee levert de unit in het kader van het Actieprogramma (in aanvulling op de activiteiten van de NCTV) een bijdrage aan het tegengaan van radicalisering en maatschappelijke spanningen.
Het KIS is een programma van het Verwey-Jonker Instituut en Movisie, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van SZW. Als kennisplatform opereert KIS rond thema’s als integratie, migratie en diversiteit en de bij het KIS aanwezige kennis en informatie wordt actief gedeeld met de bij deze thema’s betrokken organisaties en overheidsinstellingen.
Hoe beoordeelt u de aanpak van ronselaars van jihadbruidjes zowel als van pedofielen, loverboys en mensenhandelaren? Welke wet- en regelgeving is in dat kader van toepassing en acht u deze voldoende teneinde dit soort ronselaars stevig aan te pakken?
Naast het strafrechtelijke instrumentarium op het gebied van terroristische misdrijven, kan het OM voor de opsporing en vervolging van ronselaars, afhankelijk van de concrete omstandigheden een beroep doen op artikel 279 (onttrekking minderjarigen uit het ouderlijk gezag), op artikel 273f (mensenhandel), op de artikelen 244, 245 en 247 (ontucht met een minderjarige), alsmede op artikel 284 (algemeen dwangartikel) van het Wetboek van Strafrecht. Ook wanneer de strafbare feiten in het buitenland worden gepleegd tegen Nederlanders of vreemdelingen die minimaal vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijven, kan de Nederlandse strafwet worden ingezet. Sinds 1 juli 2014 geldt de Nederlandse strafwet vaker in het buitenland. Hierdoor hebben de politie en het OM meer mogelijkheden om misdrijven met een Nederlands slachtoffer te vervolgen. Bijvoorbeeld als de autoriteiten van een land niets doen. Ook kunnen hierdoor in bepaalde gevallen verdachten met de Nederlandse nationaliteit en vreemdelingen die tenminste 5 jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland verblijven, volgens Nederlands recht worden vervolgd voor misdrijven die zij in het buitenland hebben begaan, ook als het slachtoffer geen Nederlander is.
Op welke wijze worden onderwijsinstellingen ondersteund indien zij vermoeden dat er sprake is van de voorbereiding van strafbare feiten of jihadisme?
Bij vermoedens van strafbare feiten kan de school contact opnemen met de politie. Bij vragen over signalen van radicalisering kunnen de scholen contact opnemen met de gemeenten, de vertrouwensinspecteur van de Onderwijsinspectie, de Stichting School en Veiligheid (SVV) of anoniem melding maken bij Meld Misdaad anoniem.
Welke andere maatregelen treft u teneinde de voedingsbodem van radicalisering van kwetsbare jonge meisjes tegen te gaan? Hoe kan voorkomen worden dat deze meisjes uitreizen naar conflictgebieden als ISIS?
Er wordt zowel ingezet op het bestrijden van bestaande gewelddadige jihadistische beweging in Nederland als op het voorkomen van aanwas. Deze integrale aanpak maakt dat radicalisering, ook van kwetsbare minderjarige meisjes, zo goed mogelijk wordt tegengegaan.
Voor de kwetsbare meisjes is van belang de weerbaarheid te vergroten teneinde ronselen te voorkomen. Daarom wordt ingezet op het versterken van mogelijke bronnen van weerstand tegen uitreizen naar een jihadistisch strijdgebied in de directe omgeving: het gezin, direct betrokken organisaties en professionals – denk hierbij aan onderwijs, hulpverleningsdiensten, politie en de (islamitische) gemeenschap.
In het geval er (duidelijke) signalen zijn dat bijvoorbeeld een minderjarig meisje uit wil reizen, wordt in het gemeentelijk multidisciplinair casusoverleg bekeken welke interventies ingezet kunnen worden om dit te verhinderen.
Het artikel ‘MIT-regeling voor advies- en haalbaarheidsprojecten MKB overtekend’ |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «MIT-regeling voor advies- en haalbaarheidsprojecten MKB overtekend»1
Ja.
Kunt u toelichten waarom de Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT)-regeling voor advies- en haalbaarheidsprojecten voor mkb’ers al binnen twee dagen was overtekend en dat mkb’ers nu al geen aanvragen meer kunnen doen voor deze instrumenten?
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) is een laagdrempelig en aantrekkelijk instrument met als doel om innovatie bij het midden- en kleinbedrijf te stimuleren. Regio’s (provincies) en het Ministerie van Economische Zaken werken dit jaar voor het eerst samen aan de uitvoering van de MIT vanuit een gezamenlijke «instrumentenkoffer». Daarmee wordt beoogd nationale en regionale innovatiestimuleringsinstrumenten zo veel mogelijk te harmoniseren en onderling te verbinden. Dit heeft duidelijke voordelen voor het mkb, zoals een betere herkenbaarheid van de instrumenten en aansluiting op de regionale netwerken van ondernemers. Onderdeel van de harmonisering en verbinding is een gelijktijdige openstelling van de instrumenten, landelijk en in alle regio’s.
Ook heeft de MIT dit jaar de nodige publiciteit gegenereerd, niet alleen via de netwerken van de topsectoren maar ook door de voorlichtingsbijeenkomsten door de regio’s. Dit alles tezamen verklaart naar mijn mening de grote belangstelling voor het instrument.
Hoeveel projecten en/of ondernemers kunnen, zover bekend en los van de gesloten inschrijving, als gevolg van het first come first serve-principe geen gebruik maken van de MIT-regeling in 2015?
Het landelijk budget voor de MIT-kennisvouchers is op dit moment licht overschreven, met 406 aanvragen waar er ruimte is voor 400. Het landelijk budget voor de MIT-innovatieadvies- en de MIT-haalbaarheidsprojecten is tweemaal overschreven met een aangevraagd budget van ruim € 8 mln. bij een beschikbaar budget van bijna € 4 mln. Ook is er een overschrijving op de budgetten van deze instrumenten van de regio’s Zuid (Zuid-Limburg, Noord-Brabant en Zeeland), Zuidvleugel (Zuid-Holland) en de Noordvleugel (provincie Utrecht), peildatum 28-05-2015.
Op basis van de ingediende aanvragen is nog niet aan te geven hoeveel projecten en/of ondernemers uiteindelijk wel of niet gebruik kunnen maken van de MIT-regeling in 2015. Zo vindt er nog een inhoudelijke toets op de projecten plaats. Op grond daarvan zullen naar verwachting nog aanvragen afvallen omdat de projecten niet binnen de agenda’s van de topsectoren passen of omdat ze van onvoldoende kwaliteit zijn. Vorig jaar viel 40% van de aanvragen voor haalbaarheidsprojecten om deze redenen af.
Kunt u de stand van zaken in kaart brengen wat betreft de aanvragen voor de andere MIT-instrumenten? Kunt u dit uitsplitsen naar regio’s?
Het andere instrument waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend zijn de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. Deze worden toebedeeld volgens een tender. Projectvoorstellen kunnen tot 1 september (regionaal) of 15 september (landelijk) worden ingediend. Hiervoor zijn nog nauwelijks aanvragen ontvangen omdat deze zoals gebruikelijk bij een tender aan het einde van de openstellingsperiode binnenkomen.
Zoals ik in het AO Bedrijvenbeleid en Innovatie van 10 maart jl. heb toegezegd, streef ik ernaar om rondom de begrotingsbehandeling 2016 van mijn ministerie de Kamer inzicht te geven in de resultaten van de verschillende subsidieonderdelen van MIT 2015 en de verdeling daarvan over de verschillende regio’s.
Welk bericht van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) ontvangen ondernemers die dit jaar als gevolg van de overtekening geen gebruik kunnen maken van de MIT-regeling?
Een mkb’er wiens aanvraag door budgetuitputting wordt afgewezen, ontvangt een brief waarin staat dat het budget is uitgeput en dat als gevolg daarvan de aanvraag wordt afgewezen op grond van het tweede lid van artikel 4.25 van de Algemene wet bestuursrecht.
Wat zegt dit bericht volgens u over de hoogte van het budget van de MIT-regeling?
De totale subsidieomvang van € 50,5 mln. voor dit jaar sluit goed aan bij het totale gevraagde subsidiebedrag voor het MIT 2014 van € 48 mln. Hoe groot de totale vraag aan subsidies voor 2015 zal zijn, is nog niet bekend omdat er alleen nog cijfers zijn over MIT-kennisvouchers, MIT-innovatieadvies- en MIT-haalbaarheidsprojecten. De belangstelling voor de R&D-samenwerkingsprojecten is nog niet bekend omdat voorstellen tot september kunnen worden ingediend. Dan wordt ook pas duidelijk wat de totale vraag aan MIT-subsidies voor dit jaar is.
Ten slotte is de omvang van de budgetten voor de verschillende subsidieonderdelen uit MIT 2015 mede gebaseerd op ervaringen in 2013 en 2014. EZ volgt samen met de provincies het verloop van de indiening van aanvragen nauwgezet. Dit najaar zullen EZ, provincies en het MKB bespreken wat de gewenste aanpassingen zijn voor het MIT in 2016. De hoogte van de budgetten voor de verschillende onderdelen van MIT maakt daar onderdeel van uit.
In hoeverre verhoudt dit bericht zich tot het amendement Van Veen / Vos, waarmee een extra bedrag van € 20 miljoen beschikbaar werd gesteld voor versterking van het innovatieve MKB?2
In mijn brief aan uw Kamer van 9 maart jl. over de invulling van het amendement Van Veen/Vos (34 000 XIII, nr. 17), heb ik voorgesteld om in 2015 en 2016 elk € 5,5 mln. toe te voegen aan de € 30 mln. die EZ beschikbaar heeft voor MIT. Het subsidiebedrag vanuit het Rijk voor 2015 komt als gevolg van het amendement uit op € 35,5 mln. Door de samenwerking met de regio’s/provincies komt daar nog € 15 mln. bij, waardoor het totaal op € 50.5 mln. uitkomt.
Het resterende deel van € 9 mln. uit het amendement zal ingezet worden voor de instrumenten IPC (€ 6 mln.) en SBIR (€ 3 mln.) voor de jaren 2015 en 2016.
In de Slotwet van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2014 meldt u dat er € 9,5 miljoen van de MIT wordt doorgeschoven naar 2015; welk effect heeft deze vertraging in de bevoorschotting op de uiteindelijke toekenningen ten laste van 2014?3
In de Slotwet is vermeld dat er in 2014 uiteindelijk € 9,5 miljoen minder is uitgegeven aan de MIT dan dat er bij Najaarsnota beschikbaar was. Het betreft hier een verschuiving van de kasuitfinanciering. Dat heeft niets te maken met de verplichtingen die voor het MIT in 2014 zijn aangegaan. De lagere (kas)uitgaven in de Slotwet worden vooral veroorzaakt doordat de betalingen op de tweede call in 2014 lager uitvielen dan aanvankelijk werd aangenomen. De bevoorschotting van deze projecten zal hierdoor voor het merendeel in 2015 en 2016 plaatsvinden.
Bent u bereidt om te onderzoeken of de ondernemers die geen gebruik kunnen maken van de MIT-regeling vanwege de overtekening toch tegemoet kunne worden gekomen? Z|o ja welke mogelijkheden ziet u daarvoor?
In een Bestuurlijk Overleg tussen EZ, de provincies en de topsectoren van 4 juni jl. zijn de cijfers over de belangstelling tot nog toe voor MIT aan de orde geweest. Daar is de gezamenlijke conclusie getrokken dat het mkb voor EZ, de provincies en de topsectoren een belangrijke prioriteit is. Daarom is er afgesproken dat EZ, de provincies en de topsectoren later dit jaar – als de cijfers rond de belangstelling voor MIT definitief zijn en we een compleet beeld hebben – de samenwerking op MIT en de hoogte van de budgetten nader zullen bezien. Ik zal uw Kamer dit najaar informeren over de uitkomsten van dit overleg.
Bent u bereid om, in de voorbereiding op de begroting voor het jaar 2016, te onderzoeken of het budget voor de MIT-regeling verder verhoogd kan worden, met als doel het mkb te stimuleren om in samenwerking te komen tot innovatie?
Zie antwoord op vraag 6.
De tientallen miljoenen extra voor de verbouwing van een paleis |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Verbouwing paleis Huis ten Bosch valt tientallen miljoenen duurder uit»?1
Is het waar dat de verbouwing van paleis Huis ten Bosch geen € 35 mln. maar liefst € 60 mln. gaat kosten? Zo neen, om welk bedrag gaat het exact, en kunt u in een helder overzicht aangeven hoe men tot dit bedrag is gekomen?
Deelt u de afkeurende reactie over de enorme verhoging van de kosten voor deze verbouwing?
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat er geen € 60 mln. wordt uitgegeven aan deze verbouwing?
Het bericht ‘Bestuur gaat te ver, vinden Leidse studenten’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bestuur gaat te ver, vinden Leidse studenten»?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit bericht in het licht van de recente discussie over de betrokkenheid en medezeggenschap van studenten bij hun eigen onderwijs?
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht. Het bericht vermeldt dat verschillende studentenorganisaties in Leiden een open brief hebben gestuurd aan het College van Bestuur (CvB) van de Universiteit Leiden (UL). In deze brief geven de studentenorganisaties hun visie op de wijze waarop de UL talentontwikkeling en zelfontplooiing van haar studenten het best kan bevorderen en hoe bepaalde beleidsmaatregelen die gericht zijn op het bevorderen van studiesucces daarop inwerken. De studenten vinden dat er meer ingezet moet worden op kwaliteit en het bieden van ruimte voor zelfontplooiing naast de studie. Het CvB heeft de studenten hierop een antwoordbrief gestuurd waarin het aangeeft hetzelfde doel te hebben als de studenten, namelijk ruimte scheppen voor zelfontplooiing. Het CvB is van mening dat studiesuccesbevorderende maatregelen ervoor zorgen dat studenten in de loop van hun studie meer tijd overhouden voor extra activiteiten. Het CvB geeft aan het signaal van de studenten serieus te nemen en over de aangekaarte thema’s verder met hen in gesprek te willen gaan. Een eerste reactie van de studenten op de antwoordbrief is positief.
Naar ik heb begrepen vindt het goede gesprek tussen het CvB en de Universiteitsraad (UR), waarin ook studenten zijn vertegenwoordigd die de open brief hebben ondertekend, regelmatig plaats. De studenten hebben in hun brief hun standpunt bekrachtigd. Ik constateer dat de betrokkenheid van studenten aan de Universiteit Leiden bij hun eigen onderwijs groot is en dat het CvB er voor openstaat om daarover met de medezeggenschap in gesprek te gaan.
Hoe kijkt u tegen het signaal van deze studentenvertegenwoordigingen aan met betrekking tot de wijze waarop in Leiden binnen de experimentmogelijkheden ingezet wordt op een bindend studieadvies (bsa) in het tweede studiejaar?
Ik zie dat de studenten in Leiden aan hun bestuur laten weten dat zij graag een breed gesprek met hen voeren over de inzet van studiesuccesbevorderende maatregelen, waaronder ook de inzet van het bsa in het tweede jaar. De reactie van het bestuur laat zien dat het signaal van de studenten serieus genomen wordt. Het CvB overlegt regelmatig met de studentgeledingen over ontwikkelingen in het onderwijs. Naar aanleiding van de open brief heeft het bestuur de studentfracties voorgesteld om in de komende, reeds geplande overleggen de door de studenten aangekaarte thema’s rond studiesuccesbevorderende maatregelen te agenderen. Daarop hebben de opstellers van de brief positief gereageerd. Ik vind het goed om te merken dat thema’s die studenten aan de orde stellen onderwerp zijn in de gesprekken van de medezeggenschap en het bestuur.
Deelt u de mening dat dit bericht en de brief die hier aanleiding toe waren2 duidelijk maken dat er van draagvlak voor deze maatregel bij de medezeggenschap geen sprake meer is? Zo nee, waarom niet. Zo ja, waarom deelt u deze opvatting niet?
Nee, die mening deel ik niet. Dit experiment is eerder besproken met de medezeggenschap en er bestaan heldere afspraken tussen de UR en het CvB over de uitvoering van het experiment. Dat de studentorganisaties die de brief verzonden hebben positief reageren op de reactie van het CvB, geeft mijns inziens aan dat in Leiden het bestuur en de UR het gesprek blijvend aangaan.
Heeft u al zicht op resultaten vanuit het Leidse bsa-experiment wat betreft de effecten op studenten en studieprestaties?
Nee, daarop heb ik op dit moment geen zicht. De eerste bindende studieadviezen in het tweede jaar zullen in augustus gegeven worden. De UL zal zelf een evaluatie uitvoeren in het komende najaar. Daarbij zullen zowel studenten als docenten betrokken zijn. De resultaten van deze evaluatie worden besproken met de UR. Over de resultaten zal de UL ook aan mij rapporteren. Het gehele experiment zal ik evalueren na afloop van het experiment in 2018.
Bent u bereid om, gezien het beperkte aantal deelnemers aan het bsa-experiment en het ontbreken van draagvlak in Leiden, dit experiment niet verder te continueren na afloop en geen onderdeel te laten zijn van de nieuwe kwaliteitsafspraken?
Voor het voortijdig staken van dit lopende experiment zie ik geen aanleiding. Dat het aantal deelnemers aan dit experiment beperkt is, ligt in lijn met de ruimte die instellingen hebben om verschillende instrumenten in te zetten op een wijze die past bij de eigen onderwijsvisie en het profiel van de instelling. Ik hecht aan de variëteit die ontstaat doordat instellingen hierin verschillende keuzes maken. Daarbij is ook een experiment dat beperkt in omvang is waardevol.
In 2018 zal dit experiment door mij geëvalueerd worden. Deze evaluatie zal ik uw Kamer doen toekomen. De vraag of we het bindend studieadvies na het eerste jaar wettelijk mogelijk willen maken, komt dan aan de orde.
Het bericht dat alleen Israël door de World Health Organization is veroordeeld voor het schenden van gezondheidsrechten |
|
Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de resolutie van de World Health Assemblymet de titel «Health conditions in the occupied Palestinian territory, including east Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan»?1
Ik ben bekend met besluit «Health conditions in the occupied Palestinian territory, including east Jerusalem, and in the occupied Syrian Golan».
Klopt het dat Nederland deze resolutie, samen met alle andere EU-lidstaten heeft gesteund, en bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Canada en Australië tegen deze resolutie hebben gestemd? Op basis van welke afweging heeft de Nederlandse regering deze resolutie gesteund? Klopt het voorts dat dit de enige resolutie is die door de World Health Assembly is aangenomen?
Er is zoals gebruikelijk bij iedere WHA ook dit jaar een reeks besluiten en resoluties aangenomen over technische en beheersmatige vraagstukken, waar onder Ebola, Polio, Luchtvervuiling, International Health Regulations, malaria, antibioticaresistentie, de begroting voor 2016–2017. Het besluit waarin de Directeur-Generaal van de World Health Organization wordt verzocht om tijdens de World Health Assembly (WHA) in 2016 te rapporteren over de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse Gebieden werd met een meerderheid van stemmen aangenomen. Dit besluit vormt een compromis waarbij de Palestijnse Autoriteit heeft ingestemd geen gepolitiseerde resolutietekst in te dienen. Alle 28 EU-lidstaten hebben voor het besluit gestemd. De Verenigde Staten, Canada en Australië stemden tegen.
Is de Nederlandse regering van mening dat Israël de ergste schender van gezondheidsrechten ter wereld is, zoals de uitkomst van deze assemblee doet vermoeden? Kunt u verklaren waarom de assemblee zich niet middels een resolutie heeft uitgesproken over de gezondheidstoestand in bijvoorbeeld Syrië, Oekraïne of Jemen, waar de gezondheidstoestand van de bevolking door lokale hulpdiensten doorgaans als «alarmerend» wordt omschreven? Deelt u de mening dat de gezondheidstoestand in veel brandhaarden in het Midden-Oosten buitengewoon zorgelijk is en aandacht van de World Health Assembly verdient?
De gezondheidssituatie in o.a. de Palestijnse Gebieden, Syrië, Oekraïne en Jemen, heeft de volle aandacht van het kabinet. Leden van de WHO kunnen resolutieteksten en besluiten indienen en daarmee de agenda bepalen. De WHA behandelt jaarlijks een rapport en resolutie of besluit over de gezondheidssituatie in de bezette Palestijnse Gebieden. Nederland is, met andere EU landen, van mening dat de WHA geen landenspecifieke en politiserende onderwerpen zou moeten bespreken. Politiserende resoluties staan een constructieve uitwisseling en internationale kaderstelling in de weg. Nederland zet zich waar mogelijk in EU-kader dan ook in voor gebalanceerde, niet-politiserende teksten en pleit in EU-kader voor uitfasering van deze resoluties en besluiten.
Herinnert u zich dat op 12 september 2013 uw ambtsvoorganger het volgende over de VN-Mensenrechtenraad en Israël heeft gezegd: «Ik geef toe dat Israël vaak een gemakkelijke afleidingsmanoeuvre is [...] als het af en toe in een bepaalde regio niet lekker gaat, krijgt Israël vaak de schuld. Ook als Israël er niets mee te maken heeft, wordt er al heel snel naar Israël gewezen.»2? Deelt u het vermoeden dat de World Health Assembly zich door een vergelijkbare vooringenomenheid heeft laten leiden, al dan niet als afleidingsmanoeuvre voor eigen problemen? Zo ja, bent u dan ook bereid u tegen dergelijke «Israel bashing» te weer te stellen, zoals uw voorganger ook toezegde met betrekking tot dit fenomeen in de VN-Mensenrechtenraad?
Zie antwoord vraag 3.
Mogelijke wapenleveranties aan Boko Haram via Turkish Airlines |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over vermeend transport van wapens via Turkish Airlines naar Nigeria?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het getapte en gepubliceerde telefoongesprek tussen een medewerker van Turkish Airlines en een adviseur van toenmalig premier van Turkije, Erdogan?
Het kabinet kan de echtheid van dit telefoongesprek niet beoordelen, en beschikt ook niet over eigenstandige informatie hierover.
Klopt het dat de medewerker van Turkish Airlines zich erover beklaagt dat hij een aantal malen heeft gebeld met de vraag tegen wie de wapens die door Turkish Airlines naar Nigeria worden vervoerd, zullen worden ingezet, en dat hij worstelt met de vraag of de wapens tegen moslims of christenen zullen worden ingezet?
Zie antwoord vraag 2.
Mag worden aangenomen dat toenmalig premier Erdogan van deze telefoongesprekken op de hoogte was, nu het gesprekken betrof met zijn adviseur Varank?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de authenticiteit van het telefoongesprek – dat op YouTube staat2 – na te gaan en bij de Turkse regering om opheldering te vragen?
Nee. Er is te weinig bevestigde informatie om een Nederlandse diplomatieke interventie te rechtvaardigen, in een zaak die primair de relatie tussen Turkije en Nigeria betreft.
Acht u het denkbaar dat Turkish Airlines inderdaad met toestemming van premier Erdogan wapens getransporteerd heeft naar Nigeria?
Het kabinet acht zich niet aangewezen te speculeren over onbevestigde berichten.
Acht u het denkbaar dat deze wapens bestemd waren voor de radicaalislamitische terreurbeweging Boko Haram? Klopt het dat hierover door de Turkse oppositie vragen zijn gesteld?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat Turkish Airlines voor 49 procent in handen is van de Turkse overheid? Hoe beoordeelt u de ontkenning van Turkish Airlines dat de luchtvaartmaatschappij wapens vervoerd zou hebben naar Nigeria?
Voor zover bekend is Turkish Airlines inderdaad voor 49% eigendom van de Turkse overheid. Zie verder de antwoorden op vragen 6–7.
Hoe verhoudt deze ontkenning zich tot uitspraken van de Nigeriaanse marine3 dat Turkish Airlines via Lagos wapens vervoerd heeft, die op 11 maart 2014 in Nigeria aangekomen zouden zijn?
Het kabinet wijst erop dat het vervoer van wapens op zich niet verboden is. Aangaande dit bericht geldt eveneens dat het kabinet niet wenst te speculeren over onbevestigde berichten.
Heeft u kennisgenomen van de analyse van de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC)4 over handel in wapens in West-Afrika, waarin melding wordt gemaakt van onder meer wapenleveranties via de lucht en van buiten Afrika, alsmede corruptie bij overheids- en veiligheidsfunctionarissen als bron van wapenleveranties?
Ja.
Acht u het denkbaar dat elementen binnen de Nigeriaanse autoriteiten en/of strijdkrachten betrokken zijn bij wapenleveranties aan Boko Haram?
Het kabinet acht het niet aangewezen hierover te speculeren.
Bent u bereid te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de wapenleveranties aan Boko Haram, bijvoorbeeld door het Comité van de VN-Veiligheidsraad inzake Al Qaeda en aanverwante organisaties of UNODC?
Er zijn al verschillende organisaties die illegale wapenhandel onderzoeken, onder andere UNODC. Bij gelegenheid zal Nederland niet nalaten om te wijzen op het belang van onderzoek naar de vraag hoe Boko Haram aan zijn wapens komt.
Nieuwe onthullingen over wapenleveranties Turkije aan jihadisten Syrië |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het exclusieve artikel1 van persbureau Reuters over trucks vol wapens en munitie die de Turkse inlichtingendienst naar jihadisten in Syrië vervoerd zou hebben?
Ja.
Hoe beoordeelt u de verklaringen van Turkse officieren van justitie en gendarmeries dat zij onder meer raketonderdelen, munitie en mortiergranaten aangetroffen hebben bij vier trucks die aangehouden en onderzocht zijn?
Mede in het licht van de eerdere beantwoording van Kamervragen over de smokkel van wapens en munitie naar ISIS en Jabhat al Nusra via Turkije op 13 februari jl., en de brief die ik uw Kamer stuurde op 28 april jl. over hetzelfde onderwerp (Kamerstuk 27 925 nr. 535), kan nogmaals worden bevestigd dat het kabinet bekend is met de diverse berichten over vermeende steun via Turkije aan jihadistische organisaties in Syrië en Irak. Op basis van deze artikelen, en de daarin genoemde onderzoeken en geciteerde personen, kan daarover nog steeds geen conclusie worden getrokken. Turkije spreekt deze beweringen consequent tegen en herhaalt consequent dat het dergelijke steun niet verleent.
In dit verband dient te worden herhaald dat Turkije belangrijke redenen heeft om terrorisme te bestrijden. Zo is het in het verleden met enige regelmaat het slachtoffer geworden van terroristische aanslagen, zowel op eigen grondgebied als in het buitenland. Turkije heeft dan ook al lange tijd geleden ISIS en Jabhat al Nusra op de nationale terrorismelijst geplaatst. Ook speelt Turkije een actieve rol op het gebied van contra-terrorisme, als covoorzitter van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Daarnaast is Turkije samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters (FTF)-werkgroep binnen de anti-ISIS-coalitie. Uit de eerste bijeenkomst die in dit kader plaatsvond op 7 april jl. te Istanbul, alsmede de tweede bijeenkomst in Den Haag op 8 juni jl., bleek weer dat het tegengaan van terrorisme, inclusief het tegengaan van ISIS en Jabhat al Nusra, voor Turkije een prioriteit is.
Wat vindt u ervan dat officieren van justitie, gendarmeries en politieagenten die optreden tegen wapentransporten naar jihadisten in Syrië, nu zelf gearresteerd en vervolgd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat ze onder meer worden aangeklaagd voor spionage en pogingen tot omverwerping van de Turkse regering? Zo ja, hoe beoordeelt u deze bizarre aanklachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe geloofwaardig vindt u de uitleg van president Erdogan dat de onderzochte trucks humanitaire hulp zouden hebben vervoerd naar Turkmenen? Waarom zou zulk vervoer door de inlichtingendienst plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat er sprake is van politieonderzoek dat heeft uitgewezen dat er wapenonderdelen vervoerd werden naar een kamp op de Syrische grens dat gebruikt werd door Al Qaeda?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de uitspraken2 van Turkse oppositieleider Kılıçdaroğlu die beweert de beelden gezien te hebben van bommen aan boord van de trucks en heeft bevestigd dat er wapens aan boord waren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de vicevoorzitter van de regeringspartij AKP, verantwoordelijk voor Buitenlandse Zaken, dat de bewuste wapens en munitie bestemd waren voor het Vrije Syrische Leger?
Zie antwoord vraag 2.
Komt deze berichtgeving overeen met de documenten over «Adana-gate» die de Kamer u eerder heeft doen toekomen?3
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu wel bereid uitgebreider te reageren dan drie zinnen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het leveren dan wel doorlaten van wapens, munitie en jihadisten door Turkije richting Syrië en Irak «dweilen met de kraan open» is?
Turkije werkt eraan om de smokkel van wapens en munitie, en de doorreis van jihadisten, tegen te gaan. Dat de grens tussen Turkije aan de ene kant, en Syrië en Irak aan de andere kant, ooit voor 100% zou kunnen worden gesloten, is niet realistisch, gegeven de lengte van de grens en de gesteldheid van het terrein waar hij doorheen loopt. Juist daarom werkt Nederland nauw samen met Turkije bij het tegengaan van Foreign Terrorist Fighters, onder andere door het beter uitwisselen van informatie.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Turkse regering, contact te zoeken met de Turkse oppositie en alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak?
Nee. Hiervoor is ook internationaal geen enkel draagvlak.
Het bericht “Ambtenaren: geen 'bolletjesvluchten' vanaf Eindhoven Airport” |
|
Marith Volp (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Henk Leenders (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de uitzending van Nieuwsuur over bolletjesvluchten vanaf Eindhoven Airport?1
Ja.
Is het waar dat er een vertrouwelijke ambtelijke nota is, waarin wordt gesproken over het verbieden van vluchten van Curaçao en Aruba naar Eindhoven Airport? Zo ja, kunt u de Kamer voorzien van de gehele tekst van die nota? Zo nee, wat is er niet waar en hoe moet de nota (of de citaten uit die nota) wel gelezen worden?
Wat is de status van de betreffende nota?
Hoe groot is de kans dat met deze vluchten van Curaçao en Aruba naar de regionale luchthaven Eindhoven Airport de sluis voor drugsimport via bolletjesslikkers wordt open gezet?
Kunt u garanderen dat er voldoende veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn indien dit soort intercontinentale vluchten via Eindhoven Airport gaan? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de relativerende reactie van de directie van Eindhoven Airport dat het allemaal wel mee zal vallen omdat het vakantievluchten en geen drugstransporten zijn?
Wat doen Curaçao en Aruba zelf aan controles en hoe helpt Nederland hierbij?
Beide landen zijn zelf verantwoordelijk voor zowel de bestrijding van criminaliteit op de luchthavens ter plaatse als het voorkomen van drugssmokkel vanaf die luchthavens. De Nederlandse hulp voor het verder verbeteren van de controles bestaat naast financiële steun uit het geven van adviezen en delen van kennis en expertise. Tijdens het Justitieel Vierpartijen Overleg in Sint Maarten heb ik met mijn collega van Curaçao ook afspraken gemaakt over de controles aldaar.
Voorziet u andere risico’s voor de veiligheid bij intercontinentale vluchten? Zo ja, welke?
Zie het antwoord op vraag 2 tot en met 6. Alle inspanningen van de overheid zijn erop gericht mogelijke risico's te beperken.
Zou het kunnen zijn dat ook andere intercontinentale vluchten om deze reden wellicht niet zouden kunnen vliegen via de regionale vluchthavens?
Zie het antwoord op vraag 8. Het 100%-controleregime geldt alleen voor vluchten uit Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Suriname en Venezuela.
Wie draait op voor de kosten van mogelijke extra controles op Eindhoven Airport?
Zie het antwoord op vraag 2 tot en met 6.
Hoe is het mogelijk dat dit ambtelijk advies wordt gegeven nadat Arkefly en Eindhoven Airport hun plannen realiseren, overeenkomstig het Nederlandse luchtvaartbeleid?
Zie het antwoord op vraag 2 tot en met 6.
Is er niet of te weinig afgestemd bij de formulering van het beleid tussen de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Veiligheid en Justitie?
Het 100% controlebeleid voor vluchten vanuit landen met een hoog bolletjesslikkersrisico is een maatregel die 10 jaar geleden is ingesteld om de problematiek rondom bolletjeslikkers op Schiphol aan te pakken. Het intercontinentaal vliegen vanaf Eindhoven was toen niet aan de orde. Zodra het voornemen van de luchtvaartmaatschappij om te vliegen op Eindhoven vanuit een land met een hoog bolletjesslikkersrisico bekend was, is intensief tussen alle betrokken ministeries afgestemd en contact opgenomen met de relevante partijen.