Ingediend | 29 mei 2015 |
---|---|
Beantwoord | 3 juli 2015 (na 35 dagen) |
Indieners | Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z09852.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2785.html |
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimum loon). Voor landen waarmee een verdrag is gesloten, kan de AOW voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimum loon bedragen.
Op basis van het internationaal recht heeft Israël als bezettende mogendheid geen soevereiniteit over de gebieden die het bezet.
Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. Geconstateerd is dat tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Besloten is dat iedereen die nu woont in door Israël bezet gebied en een AOW voor alleenstaanden ontvangt ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon deze mag houden. Vanaf 1 januari 2016 zal de AOW-uitkering van personen die voor het eerst als alleenstaande in door Israël bezet gebied een AOW-uitkering krijgen, ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimumloon) worden gesteld. Dit besluit zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt en gecommuniceerd, waardoor het voldoende helder moet zijn welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Het kabinet onderzoekt of voor de groep vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 er voor toekomstige schrijnende gevallen specifieke maatregelen gewenst zijn.
De uitkomst van het onderzoek zal dit najaar bekend worden gemaakt.
Als bezettende mogendheid oefent Israël feitelijk gezag uit in de door haar sinds 1967 bezette gebieden, met inbegrip van de gebieden die in de Oslo akkoorden zijn aangeduid als Area C. Op basis van het internationaal recht heeft Israël geen soevereiniteit over die gebieden. Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied en mogen in eigen naam gesloten verdragen niet worden toegepast op het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. De verplichtingen die voor Israël voortvloeien uit het bezettingsrecht, waaronder artikel 43 van het Haags Land Oorlogsreglement doen hier niets aan af.
Achtereenvolgende Nederlandse kabinetten hebben op basis van het internationaal recht het standpunt ingenomen dat de gebieden die Israël in juni 1967 onder zijn bestuur bracht niet tot zijn grondgebied behoren. Nederzettingen zijn strijdig met internationaal recht en lopen vooruit op eventuele wijzigingen van de grenzen van 1967. Uitgangspunt voor het kabinet is dat de grenzen van 1967 alleen met onderlinge overeenstemming kunnen worden gewijzigd.
Zie tevens antwoord op vraag 2.