Het bericht dat Rusland af wil van het huidige belastingverdrag met Nederland |
|
Arnold Merkies |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rusland wil af van huidig belastingverdrag met Nederland»?1
De Russische staatssecretaris van Financiën, Sergey Shatalov, heeft mij per brief van 30 december 2013 benaderd over een partiële herziening van het Russisch-Nederlandse belastingverdrag uit 1996. Als beweegreden heeft Rusland aangevoerd van mening te zijn dat de ontwikkelingen op het gebied van internationale belastingheffing die na het overeenkomen van het onderhavige verdrag zich hebben voorgedaan vragen om aanpassing in lijn met de actuele versie van het OESO-modelverdrag. Het is heel gebruikelijk dat een verdragsland een ander verdragsland benadert over een aanpassing van een bestaand bilateraal (belasting)verdrag. Dit geldt te meer indien het desbetreffende verdrag niet meer van recente datum is, zoals het onderhavige belastingverdrag met Rusland dat op 16 december 1996 is ondertekend. In reactie op het verzoek uit Rusland heb ik dan ook voorgesteld dat op ambtelijk niveau besprekingen worden aangegaan over een mogelijke aanpassing van het belastingverdrag tussen de beide landen. Inmiddels is voor juni van dit jaar een (eerste) ambtelijke onderhandelingsronde gepland.
Uw Kamer wordt door de Minister van Buitenlandse Zaken door middel van periodiek verstrekte lijsten op de hoogte gesteld van in onderhandeling zijnde ontwerp-verdragen, bilaterale belastingverdragen daaronder begrepen. In de lijst van per 31 maart 2014 in onderhandeling zijnde ontwerp-verdragen die per brief van 7 april 2014 naar Uw Kamer is verzonden_, is ook de herziening van het bilaterale belastingverdrag met de Russische Federatie vermeld.
Kunt u uiteenzetten welke redenen Rusland heeft aangevoerd om het verdrag aan te passen?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer heeft Rusland Nederland benaderd om aanpassingen in het verdrag aan te brengen?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer was het kabinet van plan om de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Welke reactie heeft u gegeven op het verzoek van Rusland om het verdrag aan te passen?
Zie antwoord vraag 1.
De sluiting van het consulaat in Osaka/Japan |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de cijfers van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) waaruit blijkt dat er in 2013 15 investeringsprojecten uit Japan naar Nederland zijn gekomen die in totaal 673 banen hebben opgeleverd?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in de derde economie ter wereld te betreuren zou zijn als er slechts één Nederlandse officiële vertegenwoordiging aanwezig is?
De grootte van een economie en het aantal vertegenwoordigingen hoeven niet samen te hangen. Het gaat om de meerwaarde van een post, gegeven belangen, de lokale situatie en de beschikbare middelen.
Zijn er mogelijkheden om het consulaat in afgeslankte vorm open te houden?
Met een halvering van de structurele korting op het postennet en bij voortzetting van de voorgenomen besparingen is het mogelijk CG Osaka in afgeslankte vorm, toegespitst op investeringsbevordering, open te houden. Hierover wordt nauw contact onderhouden met de Dutch Trade Board.
Bent u bereid om het consulaat in Osaka open te houden met het oog op het belang van de economische diplomatie in Japan en hierover in overleg te treden met werkgeversorganisaties?
Zie antwoord vraag 3.
Seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen |
|
Brigitte van der Burg (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over seksueel misbruik in de jeugdzorg?1
Ja.
Hoe vaak wordt seksueel misbruik bij de diverse jeugdhulpsectoren, zoals de jeugdzorg (open/gesloten), J-GGZ, zorg voor jongeren met een beperking, jeugdbescherming en jeugdreclassering als incident/calamiteit gemeld bij de diverse inspecties, en hoe vaak wordt er aangifte gedaan bij de politie? Kan worden uitgesplitst hoe vaak deze gemelde incidenten bij de diverse inspecties en aangiften bij de politie worden gepleegd door respectievelijk hulpverleners, medebewoners of anderen?
Uit cijfers van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) blijkt dat in 2013 de IJZ onder de noemer calamiteiten 59 meldingen van (vermoeden) van seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft ontvangen vanuit de jeugdzorg, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. In ongeveer een derde van de gevallen betreft het (vermoedens) van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen jongeren onderling. In de overige gevallen is er sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag door pleegouders, ouders, hulpverleners of derden. Onder de categorie derden kunnen zowel onbekenden als bekenden (familieleden of vrienden) vallen. Als bijlage2 bij deze antwoorden zijn twee grafieken gevoegd uit het Jaarbericht 2013 van de IJZ, dat binnenkort wordt gepubliceerd.
Voor de J-GGZ en de zorg voor jongeren met een beperking zijn geen gegevens bekend. Zorgaanbieders zijn verplicht om melding te maken van seksueel misbruik bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ registreert deze meldingen per zorgsector. De IGZ maakt hierbij geen onderscheid naar leeftijd. Hierdoor is er geen beeld te geven van het aantal meldingen betreffende een bepaalde leeftijdscategorie in de verschillende zorgsectoren.
Het is niet bekend in hoeveel gevallen aangifte bij de politie is gedaan. Dit wordt noch door de IJZ, noch door de IGZ geregistreerd, en ook de politie houdt geen aangiftecijfers specifiek voor jeugdzorginstellingen bij.
Hoeveel volledig gescheiden behandelplekken zijn er voor meisjes en jongens, en hoeveel gescheiden slaapplekken zijn er die «ontoegankelijk» voor het andere geslacht zijn?
Wij beschikken niet over (exacte) gegevens hierover. Het beeld is, dat in de J-GGZ en de zorg voor jongeren met een beperking in het algemeen met gemengde behandelplekken wordt gewerkt, en in de jeugdzorg deels met gemengde behandelplekken, deels met gescheiden behandelplekken.
Kunt u reflecteren op het gangbare standpunt in de sector(en) dat gemengde groepen in alle gevallen het beste zijn, ook als het om kwetsbare jongens en meisjes gaat die (nog) moeilijk met seksualiteit kunnen omgaan, en voor plaatsing te maken hebben gehad met mishandeling, seksueel misbruik of loverboyproblematiek? Wat vindt u daarnaast van het feit dat deze kwetsbare meisjes (en soms jongens) moeten samenleven met veelal de moeilijkste groep jongens qua gedragsproblemen, stoornissen en soms zelfs met loverboys die er ook in behandeling zijn?
In de jeugdzorg wordt veel met gemengde groepen gewerkt, op grond van de opvatting onder professionals dat behandeling en verblijf in gemengde groepen het beste zijn voor een gezonde ontwikkeling van de jongeren. Jongeren die het slachtoffer zijn van mishandeling, seksueel misbruik of loverboyproblematiek zijn uitermate kwetsbaar. Juist in deze gevallen moet er sprake zijn van een behandeling op maat. Er is niet één behandeling die voor alle jongeren passend is. Dit kan betekenen dat (tijdelijk) opvang en behandeling in een gesloten setting nodig is, soms opvang in groepen met meisjesspecifieke problemen, maar soms ook juist niet. De behandeling van meisjes die mogelijk slachtoffer zijn van loverboys gebeurt dan ook in verschillende settings, die tijdens het behandeltraject kunnen wijzigen: variërend van opvang in afgeschermde meisjesgroepen tot gemengde woongroepen. In de afgeschermde meisjesgroepen verblijven meisjes met verschillende problemen (dus niet alleen loverboyslachtoffers). Soms is het van belang dat de opvang plaatsvindt in de eigen regio (vanwege contacten met familie en netwerk), soms juist niet. Via maatwerk wordt gezocht naar de best passende opvang voor ieder individu, waarbij gekeken wordt naar de specifieke situatie. Deze maatwerkbenadering vinden wij positief.
Er lopen inmiddels diverse initiatieven om deze zorg verder te verbeteren, hetgeen wij van harte ondersteunen.
Op initiatief van Jeugdzorg Nederland gaat een commissie, onder leiding van mevrouw Azough, kijken naar de verdere verbetering van de zorg aan minderjarige slachtoffers van mensenhandel.3
Inmiddels is ook een pilot van Horizon en Fier Fryslan van start gegaan. In deze pilot wordt door bundeling van de expertise van beide instellingen een gespecialiseerde opvang- en behandelvoorziening geboden voor meisjes van 12 tot 23 jaar die het slachtoffer zijn of dreigen te worden van een loverboy. Wij ondersteunen de pilot, onder meer door een financiële bijdrage.
Daarnaast is, om meer inzicht te krijgen in de effecten van de behandeling, onderzoek nodig. In de brief van 6 mei 2014 heb ik u geïnformeerd over de voorstudie van het Verwey Jonker instituut over de effectiviteit van behandelmethoden voor loverboyslachtoffers en het vervolgonderzoek dat nu in overleg met ZonMw wordt voorbereid. In het onderdeel van de programmalijn «Hulpmiddelen» binnen het programma Effectief werken in de jeugdsector (2012–2019) wordt in dit kader ook onderzoek uitgezet naar de effectiviteit van interventies en methodieken. De vraag wanneer het nodig kan zijn om (tijdelijk) in aparte groepen te worden behandeld maakt deel uit van dit onderzoek.
Naast het onderzoek specifiek gericht op slachtoffers van loverboys wordt momenteel een literatuurstudie uitgevoerd door het WODC, waarin meer in het algemeen de risico- en beschermende factoren van herhaald slachtofferschap en daderschap van seksueel misbruik centraal staan. Daarbij wordt gekeken naar de manier waarop de residentiële jeugdzorg of justitiële jeugdinrichtingen het beste met deze problematiek om kunnen gaan. Nut en noodzaak van het al dan niet gescheiden opvangen van en behandelen van jeugdigen wordt hierin als vraag meegenomen.
Hoe kan het dat ruim 1,5 jaar na het onderzoeksrapport van de commissie Samson diverse deskundigen, zoals hoogleraar kindermishandeling Lamers en de directeur van Fier Fryslan, constateren dat seksueel misbruik in jeugdinstellingen structureel voorkomt, en dat het er ontbreekt aan een veilig leefklimaat? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Zo ja, welke consequenties worden hieraan verbonden, zonder in de regelreflex te schieten?
Voorop staat, dat seksueel misbruik altijd en in alle vormen onacceptabel is. Wij weten dat de jeugdzorgsector er alles aan doet om binnen zijn instellingen seksueel misbruik te voorkomen. Daar waar het in jeugdzorginstellingen wordt geconstateerd, wordt er tegen op getreden. Zoals u weet heeft Jeugdzorg Nederland naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Samson als brancheorganisatie het initiatief genomen om samen met de instellingen een kwaliteitskader te ontwikkelen, specifiek gericht op het voorkomen van seksueel misbruik. De hiervoor ingestelde commissie Rouvoet heeft dit kwaliteitskader inmiddels getoetst en vastgesteld, en ziet nu toe op de implementatie ervan door de instellingen.
Bent u bereid de inspectie(s) opdracht te geven direct te kijken waar kwetsbare meisjes en jongens niet veilig zijn in jeugdinstellingen, en aanwijzingen te laten geven opdat zij wel veilig zijn?
De IJZ voert op dit moment toezicht uit dat specifiek gericht is op seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen. De IJZ doet dit onderzoek in een dertigtal jeugdzorginstellingen. De IJZ betrekt hierbij de vraag of er bij de leiding van de instelling structureel aandacht is voor de veiligheid van de jongeren in het kader van het voorkomen van seksueel misbruik. Het toezicht van de IJZ sluit aan bij de acties uit het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik van de commissie Rouvoet. Daar waar de commissie toeziet op de implementatie van dit kwaliteitskader door de instellingen, richt de IJZ zich met haar toezicht op het handelen van de medewerkers in de praktijk. Indien nodig grijpt de IJZ in. Overigens besteden de inspecties uiteraard in het toezicht dat zij uitoefenen aandacht aan de veiligheid van cliënten in instellingen.
De mortuariumkosten van ziekenhuizen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u de tv-uitzending over mortuariumkosten van ziekenhuizen gezien?1
Ja.
Kent u de uit 2007 daterende antwoorden van uw ambtsvoorganger op eerdere schriftelijke vragen dat noodzakelijke zorg strikt genomen niet beperkt is tot de zorg in de eerste drie uur na overlijden?2 Wat vindt u ervan dat het erop lijkt dat het verstrijken van de drie uur toch in de praktijk als een harde grens wordt uitgelegd? Zou het niet meer in de rede liggen om uit te gaan van een termijn van drie uur nadat de nabestaanden op de hoogte zijn gesteld? Zo nee, waarom niet?
Dit gaat om de vraag of nabestaanden verplicht zijn om wenselijke zorg af te nemen als zij geen opdracht aan een uitvaartondernemer geven, of wanneer deze uitvaartondernemer de overledene niet binnen drie uur opgehaald heeft.
Vanuit de omschrijving van wat noodzakelijke zorg is, valt geen uitspraak te doen over enige termijn. Het is van belang dat nabestaanden die de gewenste zorg elders willen laten verrichten daartoe op korte termijn actie ondernemen. Het ziekenhuis moet nabestaanden daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid stellen. Goede en vooral tijdige communicatie tussen ziekenhuis en familieleden/nabestaanden, in het bijzonder als nabestaanden geen wenselijke zorg wensen, zal moeten voorkomen dat verwachtingen uiteen gaan lopen.
Vindt u het ook van belang dat nabestaanden tijd krijgen om afscheid te nemen, en mondeling een toelichting op de mogelijke wenselijke zorg te krijgen?
Ja. Voorlichting kan ook langs andere kanalen, zoals brochures, websites en dergelijke. Als daar een voorkeur voor bestaat, zouden familieleden/nabestaanden deze informatie ook mondeling moeten kunnen krijgen.
Wat vindt u ervan dat slechts tweederde van de ziekenhuizen de tarieven van de wenselijke zorg konden verstrekken, zoals in de uitzending is toegelicht?
Ik hoop dat de situatie in de praktijk gunstiger is. Want alleen als familieleden/nabestaanden over juiste informatie beschikken, kunnen zij een weloverwogen overeenkomst met het ziekenhuis aangaan over te leveren wenselijke zorg. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.
Heeft u er zicht op of AWBZ-instellingen hun tarieven voor wenselijke zorg goed bekend maken?
Ik heb hiervan geen overzicht.
Deelt u de mening dat ziekenhuizen en andere zorginstellingen, zoals AWBZ-instellingen, uitdrukkelijk toestemming moeten vragen aan de nabestaanden voor het verlenen van wenselijke zorg?
Ik ben van mening dat er voor deze dienstverlening, net als voor andere vormen van dienstverlening, een zo expliciet mogelijke overeenkomst moet worden afgesloten.
Is bijvoorbeeld de constructie van het Erasmus MC, dat stilzwijgende toestemming hanteert voor het uitvoeren van de wenselijke verzorging (zie folder laatste zorg na overlijden), wettelijk toegestaan?3 Hoe verhoudt zich dit tot het contractenrecht?
Van een stilzwijgende overeenkomst kan alleen sprake zijn als de wil tot het afsluiten daartoe zeker is.
Deelt u de mening dat de tarieven voor de wenselijke zorg en de voorwaarden op de websites van ziekenhuizen en zorginstellingen gepubliceerd moeten worden, zodat nabestaanden makkelijker op de hoogte kunnen zijn van de kosten? Wilt u uitzoeken of ziekenhuizen en overige zorginstellingen zich hieraan houden (zie ook uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen)?4
Die mening deel ik. Ik zou de voorlichting erover overigens niet willen beperken tot de financiële aspecten. Ook heldere voorlichting over wat er precies te gebeuren staat, kan nabestaanden in deze moeilijke periode ontlasten. Omdat het hier gaat om dienstverlening vergelijkbaar met uitvaartverzorging, zie ik hier geen ministeriële verantwoordelijkheid.
Wat vindt u van het feit dat ziekenhuizen zeer uiteenlopende tarieven rekenen voor eenzelfde wenselijke zorg, zoals bijvoorbeeld voor het gebruik van de koeling van een mortuarium, inclusief het berekenen van een weekendtarief? Vindt u dergelijke grote prijsverschillen voor het leveren van dezelfde dienst wenselijk?
Dat de tarieven voor een bepaalde vorm van dienstverlening uiteenlopen, is voor mij geen punt. Wat ik wel van belang vind is dat er vooraf goede informatie wordt verstrekt en dat de nabestaanden zo expliciet mogelijk moeten instemmen met diensten die zij afnemen.
Bent u bereid over voorgaande punten met de partijen die het overzicht noodzakelijke laatste zorg hebben opgesteld (de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de uitvaartbranche) en het College voor zorgverzekeringen – sinds 1 april jl. omgedoopt in Zorginstituut Nederland – (opsteller van de CVZ-circulaire 01/32 d.d. 22 augustus 2001) in gesprek te gaan om voorgaande knelpunten te bespreken? Zo ja, wilt u de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van het gesprek?
Ik ben van mening dat de overheid zich niet moet bezighouden met de wijze waarop dienstverleners (in casu ziekenhuizen) over hun diensten afspraken maken met de afnemers van die diensten.
Deelt u de mening dat er voor noodzakelijke zorg in de praktijk geen keuzevrijheid is voor nabestaanden, omdat nabestaanden de overledene dan in de eerste uren na overlijden over zouden moeten brengen naar een andere zorginstelling voor de eerste noodzakelijke zorg, en nabestaanden in de eerste uren na het overlijden van een dierbare wel iets anders aan hun hoofd hebben?
Voor die noodzakelijke zorg bestaat inderdaad weinig keuzevrijheid. Deze zorg hoeft ook niet te worden betaald door nabestaanden.
Bent u daarom bereid maximumtarieven af te spreken voor de wenselijke zorg, die geleverd wordt voordat nabestaanden een overeenkomst sluiten met een door hen gekozen uitvaartondernemer?
Omdat het hier gaat om diensten die vrij kunnen worden aangeboden is hier geen rol voor de overheid. Ik sluit me ook aan bij de opvatting van mijn ambtsvoorganger in 2007 dat zoiets de keuzevrijheid bovendien onnodig inperkt.
Bent u van mening dat het gebruik van de koeling in het mortuarium wel noodzakelijke zorg vanuit hygiënisch oogpunt is, en dat vanuit de eerste 24 uur hieraan geen kosten verbonden zijn, zodat nabestaanden tijd hebben om het vervolg te regelen? Zo nee, wilt u er dan voor zorgen dat koeling wenselijke zorg is, waarvoor toestemming van de nabestaanden vereist is?
Wat noodzakelijke zorg is, is limitatief omschreven en omvat geen verblijf in een mortuarium met gebruik van koeling. Het betreft dus inderdaad wenselijke zorg. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, dienen nabestaanden zo expliciet mogelijk overeen te komen met het ziekenhuis welke wenselijke zorg zij afnemen. Indien zij er voor kiezen die wenselijke zorg niet van het betrokken ziekenhuis af te nemen, zullen zij daarvoor op korte termijn een uitvaartondernemer moeten inschakelen.
Klopt het dat pacemakers niet onder noodzakelijke zorg vallen, maar wel op basis van milieu-eisen verplicht verwijderd moeten worden? Zo ja, waarom valt dit dan niet onder de noodzakelijke zorg?
Als een overledene aangeboden wordt om te begraven of te cremeren, zal de aanbieder van het lichaam zich ervan moeten vergewissen dat zulks in overeenstemming gebeurt met de voorwaarden van de begraafplaats c.q. het crematorium. Niet alle implantaten hoeven altijd op voorhand verwijderd te worden. Het verwijderen ervan valt niet onder de (limitatief omschreven) onderdelen van noodzakelijke zorg.
De permanente detentie van migranten in Griekenland |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het persbericht van Artsen zonder Grenzen (AzG) over de permanente detentie van asielzoekers en andere migranten in Griekenland?1 Wat is uw reactie op dit bericht en in welke mate herkent u de signalen van AzG?
Ja, ik ben bekend met dit persbericht. Het persbericht gaat over een advies van de juridische raad van de Griekse overheid, en over een rapport van Artsen zonder Grenzen. Het advies van de juridische raad dateert van 20 maart 2014 en ziet op het verlengen van de duur van detentie van en/of toezicht op vreemdelingen die illegaal op Grieks grondgebied verblijven. De adviesvraag was gesteld door het hoofdkantoor van de Griekse politie. Het rapport van Artsen zonder Grenzen dateert van 1 april 2014 en beschrijft onder andere detentieomstandigheden voor vreemdelingen in Griekenland. In mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 ga ik nader op deze beide stukken in.
Klopt het dat in Griekenland een besluit is genomen om migranten oneindig te detineren totdat zij gedwongen of vrijwillig het land verlaten?2 Zo ja, is dit een besluit van Griekse regering? Hoe verhoudt dit besluit zich tot het Europese asielbeleid en dan met name tot Richtlijn 2008/115/EG over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: de Terugkeerrichtlijn), op basis waarvan een vreemdeling maximaal (en in slechts uitzonderlijke gevallen) 18 maanden gedetineerd mag worden?
Het is mij bekend dat de juridische raad van de Griekse overheid op 20 maart 2014 een advies heeft uitgebracht over het in detentie houden van vreemdelingen die niet willen meewerken aan een terugkeer naar het land van herkomst. Ik ben echter niet bekend met besluitvorming door Griekenland.
De Europese Commissie ziet toe op de naleving van de Terugkeerrichtlijn, nr. 2008/115/EG, door de lidstaten. Op 17 april 2014, tijdens een plenair debat van het Europees Parlement, heeft de Europese Commissie desgevraagd haar (eerste) reactie gegeven. In die reactie benadrukt de Commissie allereerst dat een vreemdelingendetentie op basis van de EU-Terugkeerrichtlijn maximaal 18 maanden kan duren. In de nationale wetgeving van Griekenland wordt deze termijn gerespecteerd. De Commissie is niettemin bezorgd over de strekking van het advies van de juridische raad dat na afloop van deze 18 maanden de vreemdeling in een gesloten centrum kan verblijven, indien deze weigert mee te werken aan een terugkeer naar zijn herkomstland. Het advies is, naar lezing van de Commissie, enigszins tegenstrijdig en het is nog niet duidelijk op welke wijze het in de praktijk zal worden gebracht door de Griekse overheid. De Commissie gaat de Griekse regering bevragen hoe zij het advies van de juridische raad gaat overnemen. De Commissie zal vervolgens bezien of de praktijk in Griekenland in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht, en zo niet, welke (juridische) vervolgstappen zij gaat zetten.
In haar reactie gaat de Commissie ook nog in op het rapport van Artsen zonder Grenzen over detentieomstandigheden in Griekenland. Het verbeteren van de omstandigheden in detentiecentra is een belangrijk onderdeel van het Griekse Nationale Actieplan Asiel en Migratiemanagement. De implementatie van dit plan wordt door de Commissie nauwlettend gevolgd. De Commissie meldt dat de Griekse regering inmiddels een aantal van de in het rapport bekritiseerde centra gesloten heeft. Tegelijkertijd zijn in Griekenland moderne centra geopend en worden andere centra gerenoveerd. De Commissie geeft daarbij wel aan dat er ruimte is voor verdere verbeteringen. Op korte termijn bezoekt de Commissie het in het rapport stevig bekritiseerde centrum van Komotini.
Deelt u de mening dat deze vorm van systematische en oneindige detentie in Griekenland in Europees verband onacceptabel is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid voor dit standpunt in de EU medestanders te zoeken en de regering in Griekenland zo snel mogelijk en met klem aan te spreken? Kan Griekenland hierbij tevens worden verzocht om vreemdelingen die in strijd met de Terugkeerrichtlijn oneindig gedetineerd zijn, vrij te laten?
Uiteraard vind ik het belangrijk dat het asiel- en detentiestelsel in iedere EU-lidstaat voldoet aan de in het EU-recht vastgelegde basisstandaarden. Tegelijkertijd vind ik het ook belangrijk om te accentueren dat het aan de Commissie en uiteindelijk het Hof van Justitie is om te beoordelen of de situatie in een lidstaat in overeenstemming is met het EU-recht. Uit de in antwoord 2 opgenomen reactie van de Commissie, maak ik op dat zij deze verantwoordelijkheid in deze situatie ook daadwerkelijk invult. Onder deze omstandigheden past de Nederlandse regering terughoudendheid.
Wat is de verdere stand van zaken in Griekenland met betrekking tot de asielprocedure en de opvang voor asielzoekers? In welke mate zijn de doelstellingen van het Griekse Nationale Actieplan Asiel en Migratiemanagement (het Actieplan) gerealiseerd en welke aandachtspunten zijn er nog? Wanneer zal naar verwachting het Actieplan volledig geïmplementeerd zijn? Hoe verhoudt het besluit van Griekenland met betrekking tot detentie zich tot de inspanningen uit het Actieplan om het Griekse asielsysteem op orde en in overeenstemming met geldende EU-normen te brengen?
Het in januari 2013 opgestelde (aangepaste) Griekse Nationale Actieplan Asiel en Migratiemanagement loopt tot eind 2014. De Commissie heeft laten weten dat al veel verbeteringen zijn gerealiseerd in het Griekse stelsel. Zo functioneert er nu een asieldienst en zijn er meerdere opvangcentra voor asielzoekers geopend. Tegelijkertijd zijn er nog wel zorgen over onder andere de omstandigheden in enkele detentiecentra. Naar verwachting wordt de stand van zaken van het Griekse stelsel geagendeerd voor de JBZ-raad van 9 en 10 oktober 2014.
De beveiliging van een bedreigde eigenaar van een schoonmaakbedrijf |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Persoonlijke beveiliging schoonmaakbaas»?1
Ja.
Bent u bekend met de bedreigingen die deze persoon heeft gekregen? Heeft deze persoon aangifte van bedreiging gedaan?
De eigenaar van het schoonmaakbedrijf heeft in de media aangegeven dat hij meermalen met de dood bedreigd is. Bij de politie is geen aangifte van bedreiging bekend van de betreffende persoon.
Hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van de bedreigde persoon zelf of de organisatie waarin hij werkt en wanneer ontstaat er verantwoordelijkheid van de overheid voor de beveiliging in het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen?
Algemeen uitgangspunt van het stelsel bewaken en beveiligen is dat de burger zelf in eerste instantie verantwoordelijk is voor de eigen veiligheid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan goed hang- en sluitwerk aan de eigen woning. Bedrijven, organisaties en instellingen dienen beschermende maatregelen te treffen om te voorkomen dat de veiligheid van werknemers en anderen, als gevolg van hun werkzaamheden, in gevaar komt. Bij de werkgeversverantwoordelijkheid kan worden gedacht aan (aanvullende) beveiligingsmaatregelen aan de woning, het vervoer en de werkplek.
Op het moment dat de aantasting van de veiligheid zodanige vormen dreigt aan te nemen dat burgers en organisaties daar op eigen kracht geen weerstand tegen kunnen bieden, kunnen zij van de overheid verwachten dat die hen te hulp schiet.
In hoeverre is het doen van aangifte al dan niet van belang bij het afwegen van de vraag of iemand wel of niet van overheidswege beschermd dient te worden?
Een aangifte door een bedreigde persoon is in de meeste gevallen het startpunt voor de lokale overheid om te bezien of bewakings- en beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn, gezien de dreiging en het risico. Het doen van aangifte is echter niet noodzakelijk om voor bescherming van overheidswege in aanmerking te komen. Een melding van een opsporings- of inlichtingendienst kan ook aanleiding zijn voor het opstellen van een dreigingsinschatting.
Het bericht ‘Fraude Marokkanen aangemoedigd’ |
|
Sjoerd Potters (VVD), Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Fraude Marokkanen aangemoedigd»?1
Ja.
Is het waar dat het Euro Mediterraan Centrum voor Migratie en Ontwikkeling (Emcemo) Marokkaanse ouderen oproept hun Marokkaanse BSN-nummer niet af te geven aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?
Ja.
Keurt u deze oproep tot het niet voldoen aan de Nederlandse wet af?
Het kabinet staat voor de rechtmatige verstrekking van uitkeringen en het maximaal bestrijden van fraude. Dat is van belang voor het behoud van draagvlak voor het sociale stelsel. Van burgers kan worden verlangd dat zij meewerken aan onderzoek naar de rechtmatigheid van hun uitkering en daarvoor gegevens aanleveren.
De SVB doet in dit verband breed onderzoek naar de rechtmatigheid van AIO-uitkeringen. Het CIN-nummer vormt een onderdeel van het totaal aan informatie dat de SVB in het kader van het onderzoek heeft uitgevraagd.
De gevraagde gegevens zijn noodzakelijk om te bepalen of er nader onderzoek moet plaatsvinden. Een uitzondering hierop vormt het CIN-nummer. Omdat de SVB het nummer pas gebruikt bij een eventueel vervolgonderzoek in Marokko heeft zij geoordeeld dat het niet correct was om het in dit stadium van het onderzoek aan iedereen te vragen. Mensen aan wie het nummer nu gevraagd is, hoeven het niet meer mee te sturen. Indien het CIN-nummer al is aangeleverd, zal dit worden vernietigd.
In deze fase heeft het ontbreken van het CIN-nummer geen gevolgen voor het onderzoek. Het onderzoek zal dan ook voortgaan. Mogelijk zal op basis van de beschikbare gegevens vervolgonderzoek in Marokko moeten plaatsvinden. Voor een dergelijk vervolgonderzoek is het CIN-nummer een noodzakelijk gegeven. In dat geval zal de SVB het nummer alsnog vragen en is de AIO-gerechtigde ook gehouden aan levering.
Hieruit volgt dat betrokkenen die in dit stadium van het onderzoek hun CIN-nummer niet overleggen met hun handelen de Wet werk en bijstand (WWB) niet overtreden. Emcemo overtreedt met de oproep geen wettelijke bepaling.
Wanneer Marokkaanse ouderen gehoor geven aan deze oproep, overtreden ze dan de wet? Overtreedt het Emcemo de wet door deze oproep te doen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn in uw ogen de consequenties van het niet afgeven van het Marokkaanse BSN-nummer voor het al dan niet opsporen van fraude?
Zie antwoord vraag 3.
De Inspectie SZW geeft in haar jaarverslag aan dat meer dan 1% van de gelden, die naar ouderen gaan die een aanvulling krijgen op hun AOW, omdat ze onvoldoende AOW rechten hebben opgebouwd in Nederland, niet kan worden verantwoord; komt dit doordat betrokkenen niet meewerken aan onderzoek?2
Het percentage waar naar wordt verwezen heeft betrekking op het proces van vaststelling door de SVB en houdt geen verband met de medewerking van rechthebbenden bij onderzoek.
Wat zijn de consequenties voor betrokkenen als zij hun Marokkaanse BSN-nummer niet afgeven en daarmee mogelijk fraudeonderzoek frustreren?
Indien in het kader van een uit te voeren vervolgonderzoek in Marokko het CIN-nummer alsnog uitgevraagd wordt, dienen betrokkenen dit te leveren. De WWB voorziet in mogelijkheden om de uitkering op te schorten en te beëindigen indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, en hem dit te verwijten valt. Hier wordt van geval tot geval door de uitvoerders, in casu gemeenten en de SVB, over geoordeeld.
Hoe gaat u voorkomen dat Emcemo een soortgelijke oproep in de toekomst herhaalt?
Wij kunnen niet garanderen dat Emcemo of andere partijen zich in de toekomst van soortgelijke oproepen onthouden, maar zetten in op het op constructieve wijze voeren van een toekomstige dialoog.
De oproep dat strikte waarborgen nodig zijn voor het gebruik van drones in Europa |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van de Europese Commissie dat strikte regels nodig zijn voor het gebruik van civiele drones?1
Ja.
Deelt u de opvatting van de Europese Commissie dat in Europa het gebruik van onbemande vliegtuigjes toeneemt, terwijl de regels voor veilige toepassing in lidstaten zeer gefragmenteerd zijn en daardoor essentiële waarborgen voor toepassing ontbreken? Herkent u die fragmentatie, ook ten aanzien van de Nederlandse regels waarin privacy tot op heden geen criterium is?
De reactie van het kabinet is, conform de hiervoor geldende procedure, middels een BNC-fiche «Mededeling EU openstelling Europese luchtvaartmarkt voor drones» aan uw kamer toegestuurd op 16 mei 2014.
In aanvulling op deze reactie beaam ik dat het gebruik van onbemande vliegtuigen toeneemt. Het overgrote deel van deze groei vindt plaats met onbemande vliegtuigen die ruim onder de 150 kg. wegen. Deze vliegtuigen vallen onder de nationale verantwoordelijkheid, waardoor de regelgeving in supranationaal opzicht inderdaad een divers beeld te zien geeft. Dit betekent dat de essentiële waarborgen in iedere lidstaat op een eigen manier gerealiseerd worden. Deze waarborgen bestaan in Nederland ook en zij hebben onder andere betrekking op de bescherming van de privacy bij het huidige gebruik van op onbemande vliegtuigen gemonteerde camera’s. Ik verwijs daarvoor naar de kabinetsnotitie «Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving», waarin deze waarborgen zijn beschreven (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 26 643, nr. 298, blz. 14–16). Zoals ook is aangegeven in de reactie van het kabinet op de mededeling deel ik, met het oog op de verdere ontwikkelingen op dit terrein, de zorg van vice president Siim Kallas voor het blijvend waarborgen van de privacy, de databescherming, de veiligheid en de aansprakelijkheid bij het gebruik van onbemande vliegtuigen. Om die reden laat het kabinet door het WODC een breed, multidisciplinair onderzoek naar het gebruik van onbemande vliegtuigen uitvoeren. Het plan van aanpak voor dit onderzoek is eind maart naar uw Kamer gezonden (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 30 806, nr. 21).
Deelt u de zorg van vicepresident Siim Kallas over de veiligheid, aansprakelijkheid, privacy en databescherming, bij de toepassing van dit soort vliegtuigjes?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de toepassing en regulering van onbemande vliegtuigjes voor civiele doeleinden wel eens aan de orde geweest tijdens een JBZ- dan wel EZ-Raad? Zo ja, wat is daarover besproken?
Nee, de toepassing en regulering van onbemande vliegtuigjes voor civiele doeleinden zijn niet aan de orde geweest tijdens een JBZ- of EZ-Raad.
Bent u voornemens de aangekondigde impact assessment van de Europese Commissie af te wachten en die bevindingen mee te laten nemen in het WODC-onderzoek dat u reeds in Nederland laat uitvoeren naar het juridische en privacykader voor de toepassing van drones voor civiele doeleinden? Zo ja, wat betekent dit voor de termijn waarbinnen het WODC-onderzoek gereed zal zijn? Zo nee, waarom niet?
De aangekondigde impact assessment en het WODC-onderzoek lijken goed in elkaars verlengde te liggen, waardoor de resultaten voor elkaar bruikbaar kunnen zijn. Aangezien er Europese verkiezingen worden gehouden en er vervolgens een nieuwe Commissie gevormd gaat worden, is de inschatting dat de tijdslijnen voor de impact assessment en het WODC-onderzoek niet gemakkelijk op elkaar zijn aan te sluiten. Daarom zal er voor gekozen worden om het WODC-onderzoek volgens het geplande schema te laten plaatsvinden (oplevering november 2014) en de resultaten van het onderzoek en het standpunt van het kabinet daarover, voor zover dat past binnen de planning van het aangekondigde impact assessment, te gebruiken als inbreng voor dit assessment. Als het assessment al gereed is vóór de voorbereiding van het kabinetsstandpunt, zal het resultaat daarvan worden meegenomen in de voorbereiding van het kabinetsstandpunt.
Bent u voornemens contact op te nemen met de Europese Commissie en in ieder geval kenbaar te maken welke stappen Nederland op dit moment zet om essentiële waarborgen voor de toepassing van onbemande vliegtuigjes te reguleren? Zo ja, bent u in de tussentijd bereid om bij gebrek aan strikte waarborgen de inzet van civiele drones in Nederland voorlopig aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
Nederland zal de Europese Commissie informeren over de stappen die gezet worden met betrekking tot het gebruik van drones, zoals de resultaten van het WODC onderzoek en de EU notificatie van de Nederlandse luchtvaartregelgeving wanneer deze hiervoor gereed is.
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2 en 3 heb toegelicht, bestaan er in Nederland waarborgen voor het inzetten van civiele drones door particulieren. Er bestaat dan ook geen aanleiding om nu het inzetten van dergelijke drones aan banden te leggen. Bovendien zou daarmee vooruitgelopen worden op de resultaten van het WODC-onderzoek.
De wanorde bij toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Wanorde bij NZa: medische gegevens onveilig, klokkenluider genegeerd»?1
Deelt u de mening dat het onvergeeflijk is dat een toezichthouder jarenlang structureel de regels over informatiebeveiliging en de Wet bescherming persoonsgegevens overtreedt?
Kunt u verklaren waarom de NZa niet direct na het overlijden van de klokkenluider een onderzoek heeft ingesteld? Had dit volgens u wel gemoeten?
Wat betekent dit schandaal voor de geloofwaardigheid van de NZa, die geacht wordt toezicht te houden op de zorgsector?
Bent u bereid het bestuur op non-actief te stellen tot het onderzoek is afgerond?
Het bericht dat een bedrijf voor een vacature “mensen van Hollandse bodem” zoekt |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bedrijf zoekt alleen mensen van Hollandse bodem»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht en op de advertentie van de werkgever?
Allereerst wil ik aangeven dat de eigenaar van het bedrijf die deze advertentie heeft geplaatst onlangs heeft aangegeven dat hij deze advertentie heeft gebruikt om aandacht te vragen voor discriminatie op de werkvloer.
Als er sprake is van discriminatie in een personeelsadvertentie en daardoor een hele groep mensen wegens hun etnische afkomst wordt uitgesloten is dat ontoelaatbaar. Het is strafbaar om mensen af te rekenen op hun huidskleur, hun geloof, hun leeftijd of de geboorteplaats van hun ouders. Iedereen verdient een eerlijke kans en een gelijke behandeling.
Mensen die geconfronteerd worden met discriminatie moeten hier melding van maken bij een Antidiscriminatievoorziening of het College voor de Rechten van de Mens (het College) of aangifte doen bij de politie. Op deze wijze kan discriminatie worden aangepakt en kan tevens een beter inzicht in de aard en omvang van discriminatie ontstaan. Ik steun slachtoffers van discriminatie: zij moeten weten dat zij er niet alleen voor staan.
Deelt u de mening dat deze wijze van personeel werven als arbeidsdiscriminatie op grond van afkomst gekwalificeerd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er waar van de stelling dat deze vorm van arbeidsdiscriminatie pas strafbaar kan worden als er door de werkgever in de daadwerkelijke keuze van de nieuwe werknemer onwettig discriminerend onderscheid wordt gemaakt? Zo ja, deelt u de mening dat een advertentietekst onderdeel is van een wervingsprocedure en niet in strijd mag zijn met artikel 1 van de Grondwet? Zo ja, op welke wijze kunnen werkgevers hierop gewezen worden?
In het artikel gaat de Antidiscriminatievoorziening niet in op het Wetboek van strafrecht maar op de gelijke behandelingswetgeving. Artikel 5, eerste lid van de Algemene wet gelijke behandeling verbiedt niet alleen de ongelijke behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking maar ook de aanbieding van een betrekking zelf. In een vacaturetekst en de bekendmaking daarvan mag dus geen verboden onderscheid worden gemaakt.
Of er in deze personeelsadvertentie sprake is van discriminatie staat ter beoordeling aan de rechter of het College voor de Rechten van de Mens. In het artikel geeft het College aan dat het verboden is om een vacaturetekst zodanig op te stellen dat bepaalde groepen zich al bij voorbaat buitengesloten voelen.
Heeft u signalen dat er meer werkgevers zijn die op deze wijze, onderscheid makend naar afkomst, personeel werven?
Ik heb geen signalen dat werkgevers in personeelsadvertenties structureel onderscheid maken naar afkomst.
Wel volgt uit verschillende onderzoeken dat discriminatie op de arbeidsmarkt nog steeds voorkomt. Zo schetst bijvoorbeeld het SCP onderzoek naar «Ervaren discriminatie in Nederland»2 over de mogelijke omvang van discriminatie een verontrustend beeld. In dit onderzoek springen vooral de hoge ervaren discriminatie onder migrantengroepen en de ervaren leeftijdsdiscriminatie ten aanzien van 45-plussers in het oog. Discriminatie wordt volgens dit onderzoek het meest ervaren bij het zoeken naar werk en in de openbare ruimte.
Wanneer kan de Kamer het toegezegde advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over arbeidsmarktdiscriminatie en uw brief over de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie verwachten?
De SER is voornemens om in april advies uit te brengen.
In het Algemeen Overleg Integratie van 12 maart 2014 heb ik toegezegd om in mei met een actieplan arbeidsmarktdiscriminatie te komen.
Politie en Openbaar Ministerie die niets doen tegen ladingdiefstal door spookbedrijf |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Spooktruckers stelen complete ladingen»?1
Ja.
Klopt het dat de politie Limburg-Noord deze zaak in onderzoek heeft? Klopt het dat er nogal wat bedrijven, ook in het buitenland, bij betrokken zijn en dat dit het lastig maakt? Klopt het dat de politie Limburg-Noord snel resultaat hoopt te boeken?
De politie Noord-Limburg heeft deze zaak overgedragen aan de dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid. In deze zaak komen ook diefstallen voor die in het buitenland hebben plaatsgevonden. Op dit moment zijn bij de politie twee diefstallen in België bekend. De samenwerking met de buitenlandse partners in dit onderzoek is goed.
Waarom hoort het bedrijf dat slachtoffer is geworden van deze praktijken helemaal niets meer van de politie, ondanks het feit dat dit een stroom aan informatie heeft doorgestuurd?
De aangever – het bedrijf dat slachtoffer is geworden van deze praktijken – is door het onderzoeksteam gehoord. De aangever heeft tijdens deze ontmoeting nog een extra verklaring afgelegd met betrekking tot de diefstallen. Verder zijn met hem afspraken gemaakt over vervolgcontacten.
Klopt het dat dit bedrijf een afspraak moest maken om aangifte op het bureau te kunnen doen? Deelt u de mening dat dit de kwaliteit van de intake, en daarmee dus van de opsporing, niet ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
De politie werkt hard aan de verhoging van de kwaliteit van zowel het opnemen als het afhandelen van aangiftes. De aangifte vormt het begin van de gehele strafrechtketen en is daarom cruciaal voor de kwaliteit van de opsporing en vervolging. Met uw Kamer heb ik hierover al meerdere keren uitvoerig van gedachten gewisseld.
Het bedrijf heeft inderdaad een afspraak gemaakt om aangifte te doen. Het is niet ongebruikelijk om een afspraak te maken om aangifte te doen. Reden hiervoor is dat internetaangifte nu alleen mogelijk is voor een beperkt aantal misdrijven en dat bij ingewikkelde aangiften gespecialiseerd personeel de aangifte opneemt.
Hoe verklaart u dat het politieonderzoek is stopgezet2, terwijl u vorig jaar nog aangaf dat de aanpak van transportcriminaliteit speerpunt blijft en dat de expertise met betrekking tot deze vorm van criminaliteit binnen de Nationale Politie gewaarborgd zou zijn?
Het klopt dat transportcriminaliteit hard wordt aangepakt. De hiervoor benodigde expertise is gewaarborgd binnen de Nationale Politie. Wat deze specifieke zaak betreft die bij de politie Haaglanden in onderzoek zou zijn geweest, hebben Politie en OM mij meegedeeld dat zij niet bekend zijn met een dergelijk onderzoek.
Welke actie gaat u ondernemen om deze zaak per direct op en aan te pakken?
Zie antwoord vraag 5.
Het aftreden van de regering in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de voltallige regering van Mali haar ontslag heeft aangeboden?1
Na de parlementaire verkiezingen, waarvan de tweede ronde op 15 december 2013 plaatsvond, waren de nieuwe verhoudingen in het Malinese parlement nog niet vertaald naar de samenstelling van de regering. Om de nieuwe politieke realiteit te reflecteren moest de regering worden herschikt. In het Malinese politieke bestel is het dan gebruikelijk dat de hele regering bij monde van de premier zijn ontslag aanbiedt.
Wat is uw oordeel over het feit dat voormalig premier Ly zijn aftreden wijt aan het disfunctioneren van het regeringsapparaat?2
Uit de informatie die hierover naar buiten kwam, valt af te leiden dat er onoverbrugbare meningsverschillen tussen president Keïta en premier Ly waren ontstaan. President Keïta zou geweigerd hebben een aantal ministers te ontslaan die in de ogen van premier Ly onvoldoende functioneerden. Meerdere malen is in de Malinese pers gewezen op het gebrek aan cohesie binnen de regering.
Hoe groot is het draagvlak voor de nieuwe regering en hoe is er vanuit de Toeareg-gemeenschap gereageerd op de regeringswissel?
De nieuwe regering is nog maar net benoemd. De nieuwe premier Moussa Mara is jong en staat bekend als een goede communicator, daadkrachtig en integer.
De algemene houding van de bevolking is afwachtend, maar met vertrouwen in de premier. De vraag is hoeveel speelruimte hij krijgt of weet te creëren.
De Toearegs vormen geen hechte gemeenschap, maar bestaan uit clans en subclans. De MNLA, die maar een klein deel van de Toearegs vertegenwoordigt, heeft opmerkingen gemaakt over het feit dat er geen Toeareg meer in de regering zit.
Welke gevolgen heeft de regeringswissel voor de onderhandelingen over het verzoeningsproces tussen het noorden en zuiden van Mali?
Afgaande op de eerste uitspraken van de nieuw benoemde premier Moussa Mara blijven de belangrijkste prioriteiten van de nieuwe regering de veiligheid van alle Malinezen in heel Mali en het verzoeningsproces. Het herstel van de sociale cohesie binnen de Malinese samenleving ziet Mara daarbij als essentieel. Het kabinet verwacht dat de regeringswissel geen fundamentele koerswijziging van het tot nu toe gevoerde beleid zal betekenen.
Verder beoogt de nieuwe premier een sterkere regering, betere openbare dienstverlening en een betere relatie tussen burger en staat.
Decentralisatie is van cruciaal belang bij de onderhandelingen en in het streven naar verzoening. Met de benoeming van een nieuwe minister voor Verzoening heeft dit dossier meer profiel gekregen. Deze nieuwe minister speelde in zijn vorige capaciteit een positieve rol bij de onderhandelingen.
Kunt u een update geven van de onderhandelingen inzake het verzoeningsproces? Wat wordt ondernomen om uw zorgen hierover weg te nemen?3 4
Onderhandelingen zijn een belangrijke voorwaarde voor het verzoeningsproces. De onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen Mouvement National de Libération de l’Azawad(MNLA), de Haut Conseil pour l’Unité de l’Azawad(HCUA) en de Mouvement Arabe de l’Azawad(MAA) verlopen moeizaam. Een belangrijke factor is de verbrokkeling van de noordelijke groepen, in het bijzonder de MNLA. De noordelijke groeperingen trachten onderling, tot nu toe met gering succes, hun politieke en militaire posities te consolideren en tot een meer gezamenlijke inzet voor onderhandelingen te komen. Tegen deze achtergrond voelt de Malinese regering zich op dit moment niet genoodzaakt daadwerkelijke concessies te doen op het gebied van machtsdeling.
MINUSMA heeft recentelijk een aantal workshops inzake «lessons learnt», «cantonnement» (inkwartiering van gewapende rebellengroepen) en de Ouagadougou-akkoorden georganiseerd, waarbij alle partijen voor het eerst rond de tafel zaten. Het kabinet hoopt dat hieruit geleidelijk een vertrouwensbasis groeit, die uitmondt in definitieve inclusieve onderhandelingen tussen de Malinese regering en de noordelijke groeperingen. Ook het akkoord van het Malinese parlement op de instelling van de Commissie voor Waarheid, Recht en Verzoening acht het kabinet een stap in de goede richting.
Wat is uw reactie op het bericht «Mensen in Mali zien effect VN-missie niet»? Is het waar dat de prostitutie is toegenomen door de aanwezigheid van militairen?5
Bij aanvang van de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) waren de verwachtingen bij de bevolking hooggespannen. Het gaat te ver om te zeggen dat de mensen in Mali de inspanningen van de missie en het effect daarvan niet zien. Het draagvlak voor de missie is groot. De missie heeft de organisatie van verkiezingen effectief gesteund. Er is meer veiligheid in het noorden, waardoor economische activiteit is toegenomen en scholen zijn heropend. Humanitaire steun is op gang gekomen en basisdiensten zijn beter beschikbaar, hoewel op dat terrein nog veel werk te doen is. Impact zichtbaar maken is tegelijk een uitdaging. Ten eerste omdat de Malinese overheid primair verantwoordelijk is en de missie slechts ondersteunend is. Ten tweede omdat veel doelstellingen en taken in het mandaat, zoals het opbouwen van de capaciteit van de overheid, tijd kosten. Daarnaast zijn landen terughoudend met troepen leveren, waardoor het moeite kost om de missie op volle sterkte te brengen. Naar verwachting krijgt de ontplooiing van de missie in de komende maanden een impuls. Dit zal de realisatie van resultaten positief beïnvloeden. Tot slot zou de missie beter moeten uitleggen aan de bevolking wat MINUSMA voor hen betekent. Aan een externe communicatiestrategie wordt momenteel gewerkt, met plannen als het opzetten van een «Radio MINUSMA».
Het kabinet zijn geen gegevens bekend over toegenomen prostitutie in Mali. Als deze ontwikkeling plaatsvindt, is het aan MINUSMA om de eigen militairen nog nadrukkelijker te instrueren op wenselijk gedrag en maatregelen te nemen om misstanden te voorkomen en, indien zij zich voordoen, te adresseren.
Hoe oordeelt u over deze uitspraak van de directeur van Oxfam: «Mijn zorg is dat MINUSMA op korte termijn iets oplevert, maar daarna niet. Er moet geïnvesteerd worden in een politieke oplossing en in ontwikkelingshulp, want tot nu toe is de bijdrage van donoren niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.»?
Zie het antwoord op vraag 6. Het is juist dat MINUSMA zich in de beginfase, ook door de beperkte capaciteit, heeft geconcentreerd op verkiezingen ondersteunen, stabiliteit in het noorden en humanitaire hulp faciliteren. Daarnaast was de missie actief bij de besprekingen met en in het noorden (de «politieke oplossing»). Dat is een complex proces en sterk afhankelijk van de primaire spelers, zoals de overheid en de verschillende groepen in het noorden. De Malinese regering is verantwoordelijk voor het verzoeningsproces en structurele ontwikkeling, daarbij gesteund door de internationale gemeenschap en donoren, waaronder Nederland. Nu de capaciteit van de missie geleidelijk toeneemt, de gezamenlijke ontwikkelingsstrategie van de regering, het VN landenteam en MINUSMA vorm krijgen en de behoeften aan ondersteuning concreter in kaart worden gebracht, ontstaat er meer ruimte voor investeringen in ontwikkeling in het noorden. In de afgelopen maanden heeft MINUSMA overigens bijgedragen aan een aantal positieve ontwikkelingen zoals het heropenen van scholen, rechtbanken en gevangenissen, en het trainen van politiepersoneel.
Het kabinet heeft gekozen voor een geïntegreerde benadering als uitgangspunt voor de inzet in Mali, waarbij de Nederlandse inzet in MINUSMA zo veel mogelijk aansluit bij het bilaterale ontwikkelingsprogramma: substantiële, meerjarige investeringen in veiligheid en rechtsorde, gericht op conflictpreventie, verzoening en rechtsbesef.
In mei vorig jaar brachten donoren tijdens de grote donorbijeenkomst in Brussel 3,25 miljard euro bijeen voor 2013 en 2014. Het is zaak de hulp op een verantwoorde en transparante manier in te zetten in nauw overleg met de Malinese autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de private sector.
De onrust onder het gevangenispersoneel |
|
Nine Kooiman , Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van Abvakabo FNV dat er al 300 klachten zijn binnengekomen van het gevangenispersoneel over onder andere personeelstekort, intimidatie en geweldsincidenten?1
De hoofddirecteur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is in een eerder overleg met de bonden op de hoogte gebracht van de website «Meld misstanden anoniem». Tussen de bonden en de bestuurder is toen afgesproken dat de resultaten van de meldingen voor een overleg tussen de bonden en de hoofddirecteur geagendeerd zouden worden. Ik kan nu alleen constateren dat de bonden dat overleg daarover niet hebben willen afwachten en de zaak in de publiciteit hebben gebracht.
Begin april heeft de hoofddirecteur van DJI een afspraak met de bonden gemaakt dat zij de klachten die zijn ontvangen naar aanleiding van de website geanonimiseerd aanleveren, zodat de bestuurder duiding kan geven aan de cijfers. Justitievakbond Juvox is bereid geweest – zonder de anonimiteit in gevaar te brengen – de bij de vakbonden gemelde misstanden te bespreken met de hoofddirecteur van DJI. De overige bonden hebben deze bereidheid niet betoond.
De klachten die zijn ingediend bij de bonden worden door de hoofddirecteur van DJI als een belangrijk signaal gezien en hij zal maatregelen treffen als de (geanonimiseerde) klachten hiertoe aanleiding geven. Overigens is bij de lancering van de website «Meld misstanden anoniem» door de bonden, namens de hoofddirecteur van DJI een mail verstuurd aan alle personeelsleden, waarin het personeel wordt gevraagd onduidelijkheden, bezwaren of klachten eerst of ook bij de leidinggevende te melden. Zo worden eventuele problemen snel zichtbaar en bespreekbaar. Ook kan direct uitleg worden gegeven en kunnen indien nodig maatregelen worden genomen.
De bonden trekken uit de klachten onder meer de conclusie dat er sprake is van een personeelstekort. Ik herken het probleem van een personeelstekort bij DJI niet. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 27 maart jl. over het gevangeniswezen aan uw Kamer heb gemeld, zijn er op dit moment meer DJI-medewerkers dan gedetineerden. Op 1 april 2014 werkten er 9964 fte binnen het gevangeniswezen. Er waren op die datum 9643 gedetineerden. Van de 9964 fte hebben 7819 mensen een substantieel bezwarende functie. Zij hebben contact met gedetineerden. Onder deze groep vallen onder meer de piw’ers, bewaarders en medewerkers arbeid.
De bestuurder van DJI organiseert samen met de medezeggenschap bijeenkomsten voor het personeel. Zo zijn er bijeenkomsten geweest over het thema werkdruk en het thema integriteit. Vanuit de organisatie is dus aandacht voor deze onderwerpen en wordt gezamenlijk opgetrokken met de medezeggenschap.
De commissie Van Werk Naar Werk van de medezeggenschap heeft een ronde gemaakt langs alle inrichtingen om vragen te verzamelen over het Van Werk Naar Werk-beleid. Deze zijn in de vorm van verslagen aangeboden aan de directie Gevangeniswezen van DJI. Door de directie zijn alle vragen beantwoord in een overleg met de medezeggenschap.
Het beeld dat sprake zou zijn van intimidatie vanuit het management van DJI herken ik niet. Door de directie van DJI wordt wel zakelijker gestuurd. Een strakke financiële discipline is noodzakelijk om de opgelegde taakstellingen te kunnen behalen. Zo stuurt het management, meer dan voorheen en binnen de bestaande regelgeving, op onder meer het verminderen van (beter betaald) overwerk en het draaien van onregelmatige diensten. Dit heeft echter niets te maken met intimidatie of een angst- en afrekencultuur.
Bij de implementatie van het Masterplan DJI staat de borging van de veiligheid voorop. DJI monitort eventuele bijzonderheden in het kader van veiligheid binnen inrichtingen en neemt daar waar nodig actie. Uit de cijfers over de afgelopen jaren blijkt dat er een daling is van het aantal geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en van het aantal geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel. Er waren in 2013 7,2 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling per 100 bezette cellen, terwijl dit in 2012 nog 7,7 en in 2011 8,8 per 100 bezette cellen was. Voor de geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel geldt dat het er in 2013 3,8 per 100 bezette cellen waren, in 2012 4,4 en in 2011 5,4 per 100 bezette cellen. Op basis van de geregistreerde aantallen geweldsincidenten tijdens de eerste vier maanden van dit jaar, namelijk 1,8 geweldsincidenten tussen gedetineerden onderling en 0,8 geweldsincidenten van gedetineerden tegen personeel (beide aantallen per 100 bezette cellen) is geen trendbreuk met eerdere jaren waargenomen en lijkt de daling zich door te zetten. De directie Gevangeniswezen volgt de ontwikkeling van het aantal geweldsincidenten nauwlettend. Ik ben me er van bewust dat personeelsleden zich, ondanks de daling van het aantal geregistreerde geweldsincidenten van de afgelopen jaren, onveilig kunnen voelen. Met de implementatie van het Masterplan DJI worden immers ingrijpende maatregelen genomen die ook direct het personeel raken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de GOR Gevangeniswezen naar aanleiding van de zogenaamde Breukelennotitie?2
Conform mijn eerdere toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg over het Masterplan DJI van 29 januari jl. en het Algemeen Overleg over het gevangeniswezen op 27 maart jl. zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren over de voortgang van de implementatie van het Masterplan DJI en de aanvullende financiële problematiek. Met deze brief zullen de bovenstaande vragen worden beantwoord.
Wat is uw reactie op de brandbrief die door het gevangenispersoneel in het noorden is geschreven aan de gevangenisdirecteuren in verband met hun zorgen over de extra bezuinigingen van 60 miljoen euro?3 Wat gaat u met de in de brandbrief geuite klachten doen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u de onrust die speelt bij het gevangenispersoneel? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen met de klachten die Abvakabo FNV heeft ontvangen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om bezuinigingen op het personeel uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de bibliotheken in gevangenissen? Zo ja, waarom, hoeveel en en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan om nog meer te bezuinigen op de zorg voor gedetineerden? Zo ja, waarom, hoeveel en op welke manier gaat u uitvoering geven aan deze bezuiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan te bezuinigen op het Gevangenismuseum te Veenhuizen? Zo ja, waarom? Erkent u dat dit museum een van toegevoegde waarde is voor onze samenleving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak tijdens het algemeen overleg over het gevangeniswezen in de Tweede Kamer op 27 maart 2014 dat er geen gevangenissen meer worden gesloten? Zo ja, kunt u derhalve garanderen dat er geen gevangenissen meer gesloten zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de stand van zaken geven met betrekking tot de invulling van het werk-naar-werk traject?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er door bijvoorbeeld penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn ook personeel wordt geworven van buiten justitie? Zo ja, waarom en hoe past een dergelijke werkwijze in het van werk-naar-werk traject?
De functies die beschikbaar zijn bij de PI Alphen aan den Rijn worden allemaal ingevuld door DJI personeel. De functie van verpleegkundige zal binnen de rijksoverheid worden uitgezet. Er zijn onvoldoende verpleegkundigen bij DJI in de regio van Alphen aan den Rijn die boventallig zijn of worden om de gevraagde formatie te kunnen invullen.
Herinnert u zich uw uitspraak tijdens voornoemd algemeen overleg dat er per 2015 600 man gevangenispersoneel bij de politie aan de slag kan gaan? Hoe zal dit binnen de nationale politie worden gerealiseerd en hoeveel aspiranten kunnen daardoor de komende jaren minder instromen bij de nationale politie?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze denkt u dat gedetineerden goed en gefaseerd worden voorbereid op terugkeer in de samenleving als de zeer beperkt beveiligde inrichtingen moeten sluiten? Op welke wijze zullen gedetineerden geactiveerd en gemotiveerd worden als u meer geld gaat vragen voor hun verblijf in detentie dan ze überhaupt kunnen verdienen tijdens diezelfde detentie?
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin staat dat gedetineerden € 16,– per dag gaan bijdragen aan hun detentie. Reden voor dit wetsvoorstel is dat voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties hoge kosten worden gemaakt, met name daar waar het gaat om een verblijf in een justitiële inrichting. Het kabinet vindt het niet meer vanzelfsprekend dat de kosten daarvan alleen of in hoofdzaak door de samenleving worden gedragen. Overigens is het niet zo dat gedetineerden al tijdens hun detentie de bijdrage moeten voldoen. Zij kunnen uitstel van betaling aanvragen en/ of een betalingsregeling treffen.
Dit alles staat los van de persoonsgerichte aanpak en de levensloopbenadering die centraal staat bij DJI. Als een gedetineerde binnenkomt in de PI, wordt zo snel mogelijk de Inkomsten-, Screening- en Selectieprocedure (ISS-procedure) gestart. De informatie die daaruit wordt verkregen wordt vastgelegd in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Het D&R-plan is het persoonlijke plan over de gedetineerde en wordt gedurende de detentie constant aangepast. Verder zijn alle medewerkers opgeleid in motiverende bejegening. Dit houdt in dat het personeel op zo’n manier omgaat met gedetineerden dat zij worden gemotiveerd om niet te recidiveren na detentie. In alle vestigingen zet het gevangeniswezen casemanagers in om gedetineerden te motiveren en te ondersteunen bij de re-integratie en de nazorg. Het Gevangeniswezen en de ketenpartners stemmen alle activiteiten voor, tijdens en na detentie op elkaar af om de re-integratie van de gedetineerden in de samenleving zo goed mogelijk te laten verlopen. Gedetineerden zijn echter wel zelf verantwoordelijk voor het verloop van hun detentie en re-integratie.
Erkent u dat bij meer bezuinigingsmaatregelen de onrust onder het personeel alleen maar groter zal worden en dat dit uiteindelijk ook ten koste zal kunnen gaan van de veiligheid? Zo ja, gaat u stoppen met verdere bezuinigingen op het gevangeniswezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de passage in het jaarverslag 2013 van de Raad van State waarin hij aangeeft zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat het verruilen van detentiefasering voor elektronische detentie primair budgettaire overwegingen dient?4
DJI staat voor een aanzienlijke financiële opgave. De invoering van elektronische detentie levert een bijdrage aan de aanpak van die problematiek. Die invoering is daarmee echter zeker niet alleen een bezuinigingsmaatregel. De invoering van elektronische detentie past in de visie van het kabinet op de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en strafrechtelijke maatregelen. Vergelding, de levensloopbenadering, de persoonsgerichte aanpak en het aanspreken van de gedetineerde op diens eigen verantwoordelijkheid voor een succesvolle re-integratie vormen de belangrijkste pijlers onder het sanctiebeleid van het kabinet.
In het Regeerakkoord is afgesproken de algemeen geldende detentiefasering af te schaffen. Door de invoering van elektronische detentie in de laatste periode van detentie wordt gewerkt aan een gerichte terugkeer naar de maatschappij. Elektronische detentie moet dan wel zo veel mogelijk in het teken van activiteiten in het kader van resocialisatie staan. Ik heb het dan over zinvolle dagbesteding, bij voorkeur arbeid. Verwacht wordt dat de combinatie van insluiting van gedetineerden bij wie dat noodzakelijk is met elektronische detentie voor delinquenten bij wie dat verantwoord is tot een reductie van recidive zal leiden. Met name het kunnen verrichten van arbeid speelt hierbij een grote rol. Daarnaast wordt middels toezicht en begeleiding gewerkt aan gedragsverandering.
Kunt u een overzicht geven van de aantallen gedetineerden in respectievelijk de penitentiaire inrichtingen, tbs-instellingen, detentiecentra en justitiële jeugdinrichtingen?
De bezetting bij de verschillende sectoren van DJI was op peildatum 1 april 2014 als volgt:
Kunt u aangeven hoeveel Penitentiair Inrichtingswerkers, bewaarders en arbeidsmedewerkers er daadwerkelijk ingezet worden en hoe dat zich verhoudt tot het werkelijke aantal gedetineerden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel geregistreerde calamiteiten er zijn geweest in de periode vanaf begin 2013 tot nu?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het op dit moment met de uitvoering van de motie-Gesthuizen c.s.5 over het pensioengat van personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) met een substantieel bezwarende functie (SBF)? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over een definitieve oplossing voor betreffende problematiek? Beseft u dat voor ongeveer 11.500 SBF-ers de onzekerheid maar blijft voortduren als maar niets wordt geregeld?
Op PM heb ik mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de SBF-problematiek geïnformeerd.
Heeft u kennisgenomen van een nieuwe publicatie van de beroemde Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour Hersh, «The Red Line and the Rat Line», waarin deze onder meer beweert dat Turkije betrokken is bij wapenleveranties aan de Syrische rebellen, steun aan de terroristische organisatie Al Nusra verleent en zelfs betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta?1
Ja.
Klopt het dat vorig jaar mei tien leden van Al Nusra gearresteerd zijn in Zuid-Turkije met, aldus de Turkse politie in een persconferentie, twee kilo sarin?
De Turkse politie heeft vorig jaar twaalf mensen gearresteerd in Istanbul, Mersin, Adana en Hatay op verdenking van banden met een terroristische organisatie. Zes van de twaalf verdachten zijn na een eerste verhoor vrijgelaten in afwachting van hun proces. Bij de arrestaties zijn chemicaliën in beslag genomen. De Turkse autoriteiten hebben niet meegedeeld welke chemicaliën het hier betreft.
Het Turkse Openbaar Ministerie probeert in de lopende rechtszaak tegen de verdachten vast te stellen of deze lid zijn van een terroristische organisatie en of ze van plan waren aanslagen te plegen. De hoofdverdachte is op 30 oktober vrijgelaten na de eerste zitting in deze zaak. Het is nog niet bekend wanneer de volgende zitting zal plaatsvinden.
Klopt het dat deze groep aangeklaagd is voor pogingen tot verwerving van zekeringen en buizen voor de constructie van mortieren, alsmede materialen voor de productie van het zenuwgas sarin?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat vijf van deze arrestanten na een korte detentie vrijgelaten zijn, en de rest, onder wie de leider, tegen wie de aanklager een gevangenisstraf van 25 jaar had geëist, vrijgelaten zijn hangende de rechtszaak?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de uitspraak nadien van de Turkse ambassadeur in Moskou, die de arrestaties afwees en claimde dat het niet sarin betrof dat de gearresteerde groep in bezit had, maar «anti-vries» middel?
Het kabinet heeft geen informatie die het in staat stelt een eigenstandig oordeel te geven over de beweringen die Hersh in zijn artikel doet. Overigens heeft Turkije de beschuldiging van Hersh, dat het achter de gifgasaanval zit, fel van de hand gewezen, onder andere bij monde van vice-premier Arinç. De Verenigde Staten hebben ook de claims in het artikel van de hand gewezen.
Vindt u deze gang van zaken ook verdacht en een mogelijke aanwijzing dat Turkije betrokken was bij de leverantie van sarin aan Al Nusra?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de heer Hersh beweert over een inlichtingendocument te beschikken van de US Defense Intelligence Agency, gedateerd 20 juni 2013, getiteld «Al Nusrah Front associated sarin production cell is the most advanced sarin plot since Al Qaida’s pre-9/11 efforts»?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit document spreekt over een cel van Al Nusra die opereert bij de Syrische stad Aleppo en ondersteund wordt door personen in Turkije die chemicaliën kopen, inclusief zenuwgas, componenten, materialen en hardware?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Turkse gendarmerie materialen voor chemische wapens in trucks vanuit Turkije Syrië ingereden heeft tot aan Aleppo?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Amerikaanse inlichtingendiensten in 2013 ontdekten dat de Turkse regering, via de inlichtingendienst MIT en de gendarmerie, direct samenwerkte met Al Nusra en bondgenoten om chemische wapencapaciteit te ontwikkelen, inclusief logistiek, advies en training?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de regering Erdogan betrokken zou zijn bij de chemische aanval op Ghouta, om de Amerikaanse president Obama over diens «rode lijn» te trekken?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Turkse regering over deze schokkende beweringen?
Op regelmatige basis vinden er gesprekken plaats tussen Nederland en Turkije onder meer over de crisis in Syrië, laatstelijk op 5 april met de Turkse Minister van EU-zaken Çavuşoğlu. Çavuşoğlu heeft daarin ontkend dat Turkije jihadistische groeperingen in Syrië steunt. De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk in het openbaar verklaard dat zij zich juist grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen in de grensregio, en dat zij hiertegen maatregelen treffen.
Bent u bereid in internationaal verband te pleiten voor hernieuwd onderzoek naar de toedracht en schuldvraag van de chemische aanval op Ghouta en alle andere chemische aanvallen in Syrië?
Er is vooralsnog geen aanleiding om de toedracht van de chemische aanval op Ghoutta opnieuw te onderzoeken.
Hoe beoordeelt u de beweringen van Hersh in het licht van de recent uitgelekte audiotapes over een «valse vlag operatie» die de regering Erdogan tegen Syrië zou willen ontkenenen?
Het kabinet kan de authenticiteit van de audiotapes niet beoordelen en zich dus ook geen oordeel vormen over de inhoud ervan in relatie tot de beweringen van Hersh.
Herinnert u zich dat de minister van Buitenlandse Zaken op 26 maart jl. in het Algemeen overleg NAVO toegezegd heeft om contact op te nemen met de Israelische regering over de bewering van de chef van de militaire inlichtingendienst van Israël, generaal Kochavi, dat Al Qaeda beschikt over bases in Turkije voor jihadstrijders die naar Syrië afreizen?
Ja.
Heeft u contact opgenomen met de Israelische autoriteiten? Hoe beoordeelt u het bewijs/de aanwijzingen die zij met Nederland gedeeld hebben?
Syrië en de rol van diverse spelers is doorlopend onderwerp van gesprek met de Israelische autoriteiten. Ook over dit onderwerp is contact met hen opgenomen.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Turkije? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Over het delen van informatie tussen de inlichtingendiensten kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er zich trainingskampen en/of bases van strijders in Syrië bevinden of bevonden in Jordanië? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen?
Zie antwoord vraag 17.
Heeft Nederland zelf of via bevriende regeringen of inlichtingendiensten informatie ontvangen dat er wapens via Turkije naar Syrië vervoerd worden/werden? Zo ja, kunt u daar enige informatie over verschaffen, per incident waarover u informatie heeft?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, met het oog op het Algemeen overleg over Turkije van woensdag 16 april a.s?
Ja.
De extra miljoenen voor de EU en ontwikkelingshulp |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Flink meer kosten voor EU en ontwikkelingshulp»?1
Ja.
Klopt het dat het nettobedrag dat uitgegeven wordt aan zowel de EU als ontwikkelingshulp gaat stijgen?
De becijfering van de gevolgen van de herziene methodologie voor de berekening van macro-economische grootheden is nu nog niet bekend.
Het effect van de aanpassing van het bbp op de EU-afdrachten hangt af van de relatieve ontwikkeling van het Nederlandse bni ten opzichte van het bni van andere EU-lidstaten. Op dit moment is het precieze effect nog onduidelijk, omdat de benodigde gegevens over het bbp van andere lidstaten ontbreken. In het najaar is deze informatie beschikbaar. Het kabinet zal de Kamer in de Voorjaarsnota informeren over wijzigingen die zich dit begrotingsjaar in de EU-afdrachten voordoen ten opzichte van de Miljoenennota 2014. In de Miljoenennota 2015 zal het kabinet ingaan op mutaties die zich voordoen in het begrotingsjaar 2015. Over de mogelijke gevolgen van de aanpassing van het bnp voor de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking zal de Kamer uiterlijk bij Miljoenennota 2015 nader worden geïnformeerd.
Voor nadere informatie over de revisie van het bbp/bni wordt verwezen naar de binnenkort te verschijnen brief van de Ministers van Financiën en Economische Zaken en naar de eerdere brief van 6 maart 2014 (Nadere informatie revisie CBS).
In hoeverre is de genoemde stijging van de uitgaven een gevolg van een nieuwe Europese rekenmethode?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven om welke bedragen het gaat (zowel qua afdracht aan de EU als voor ontwikkelingshulp)?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre begrijpt u dat velen in ons land de miljarden die in de EU en ontwikkelingshulp gestoken worden liever besteed zien worden aan de broodnodige lastenverlichting in eigen land?
Dergelijke opvattingen zijn begrijpelijk, maar wij delen deze niet. Europese samenwerking en ontwikkelingssamenwerking zijn hoekstenen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Met de uitgaven die daarmee samenhangen wil het kabinet groei, banen en veiligheid in Nederland bevorderen en duurzame economische groei in ontwikkelingslanden stimuleren. Daarnaast wil het kabinet werken aan de stabiliteit en veiligheid in de wereld en de waarborg van mensenrechten.
De overname van BEB door Gasunie |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht over de overname van BEB door Gasunie, waarbij het ministerie van Financiën bij nader inzien toch op de hoogte bleek te zijn van de grote risico's?1
Ik heb kennisgenomen van het betreffende krantenartikel.
Klopt het dat (ambtenaren van) het ministerie van Financiën wel degelijk op de hoogte waren van de (regulerings)risico's die hebben geleid tot een boekverlies van 1,5 miljard euro?
Het Ministerie van Financiën was ten tijde van de overname op de hoogte van het feit dat het reguleringsrisico een belangrijk risico was. Het ministerie heeft dit nooit ontkend. De kans dat het reguleringsrisico zich zou materialiseren werd, achteraf gezien ten onrechte, destijds echter als zeer klein ingeschat. De feiten en omstandigheden rond de gang van zaken in 2007 heb ik laten onderzoeken door een onafhankelijk onderzoeksbureau en vervolgens uitvoerig toegelicht aan en besproken met de Kamer. Zie onder andere Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 139, blg. 199365, nr. 146, nr. 159, nr. 162; Kamerstukken I 2012/13, 33 292, A en Kamerstukken I 2013/14, 33 292, B.
Waarom is in een eerder stadium beweerd dat het ministerie van Financiën hier niet van op de hoogte zou zijn? Welke rol speelde het ministerie van Economische Zaken hierin?
Dit is een onjuiste voorstelling van zaken, zie het antwoord onder 2.
De Minister van Economische Zaken is betrokken geweest bij de vraag of de overname paste in de gasrotondestrategie. Deze Minister was niet betrokken bij de beoordeling van de aankoopprijs en de afweging van de eventuele bijbehorende risico’s. De betrokkenheid van het Ministerie van Economische Zaken is aangegeven in het verslag van 26 februari 2013 naar aanleiding van het onderzoek naar de overname van Gasunie Deutschland (Kamerstukken II 2012/13, 28 165, nr. 146, pag. 27).
Klop het dat voor de aankoop van 50% van de aandelen Gasunie in 2005, van Shell en Exxon, ook te veel is betaald? Waren deze aandelen echt 2,82 miljard euro waard of is ook hier de staatskas benadeeld?
Zoals in de antwoorden op vragen van de heer Jansen (SP) van 3 augustus 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, Aanhangsel, 3559, vraag 8) is aangegeven, is er niet teveel betaald voor dit belang.
In 2004 heeft de staat met Shell en ExxonMobil onderhandeld over de splitsing van Gasunie en de overname van hun aandeel in de transportactiviteiten en dat heeft geleid tot een overeenkomst, die op 1 juli 2005 geëffectueerd is (Kamerstukken II, 2004/05, 28 109, nr 6 en nr 7). In het later vernietigde methodebesluit van 30 augustus 2005 heeft de NMa (thans ACM) destijds een gestandaardiseerde activawaarde (GAW) vastgesteld van € 4,8 miljard voor het landelijk transportnet van GTS. Dit op basis van de geïndexeerde historische kosten onder aftrek van regulatorische afschrijvingen. De auteurs in de Groene Amsterdammer (waar het door vragensteller aangehaalde artikel naar verwijst) menen op die basis dat € 4,8 miljard de waarde zou moeten zijn voor het na de splitsing ontstane bedrijf Gasunie, waardoor de staat teveel zou hebben betaald.
De aankoopprijs van Gasunie is indertijd bepaald op basis van algemeen gangbare waarderingsmethodieken en was de uitkomst van een onderhandelingsproces. Daarbij speelden de bestaande regulering in 2004 en de toenmalige verwachtingen over de toekomstige regulering een grote rol. Zoals de toenmalige Minister van Economische Zaken de Tweede Kamer heeft laten weten is er in 2005 € 2,77 miljard betaald voor het 50%-aandeel van Shell (25%) en ExxonMobil (25%) in Gasunie (Kamerstukken II, 2004/05, 28 109, nr 7). Inclusief de overgenomen schuld van € 0,78 miljard leidde dit tot een waardering van Gasunie van circa € 6,3 miljard (2x 2,77 + 0,78), hetgeen hoger is dan de GAW.
Er zijn drie factoren in het aan Shell en ExxonMobil betaalde bedrag, die een opwaarts effect hebben op de waarde van Gasunie. Het aankoopbedrag is inclusief de niet-gereguleerde activiteiten van Gasunie, terwijl de GAW alleen betrekking heeft op de gereguleerde activiteiten. Tot de niet-gereguleerde activiteiten van de N.V. Nederlandse Gasunie die eveneens kwamen toe te vallen aan de staat behoorden ondermeer Gasunie Engineering, Gasunie Research en de BBL Company. Tevens is in het aankoopbedrag de verwachte winst over het jaar 2005 verdisconteerd, terwijl de door NMa vastgestelde GAW in het methodebesluit betrekking had op de jaren 2006–2009. Daarnaast was in het methodebesluit opgenomen dat pas aan het einde van de reguleringsperiode het efficiënte kostenniveau bereikt zou worden. Dat wil zeggen tarieven op basis van een GAW van € 4,8 miljard. Tussen 2005 en 2009 zouden de tarieven stapsgewijs worden verlaagd tot het efficiënte kostenniveau. In de tussentijd waren de tarieven dus hoger.
De verdubbeling van het aantal brandslachtoffers |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Aantal brandslachtoffers verdubbeld» over de uitkomst van het onderzoek van Brandweer Nederland, waarin staat dat het aantal doden bij brand is verdubbeld?1
Ja. Ik ben geschrokken van de uitkomsten van dit onderzoek.
Hoe kunt u deze verdubbeling verklaren met het oog op de daling van het aantal slachtoffers tot 2012?
De uitkomsten van dit onderzoek dienen wel enigszins genuanceerd te worden. Zo betreft het hier een ruwe telling, analyse van de cijfers over het 1e kwartaal 2014 moet nog plaatsvinden. Ook zijn in deze telling alle slachtoffers van brand in gebouwen meegenomen, terwijl bij de definitieve cijfers over 2014 slachtoffers van bijvoorbeeld brandstichting en zelfdoding niet worden meegenomen. Het definitieve cijfer kan daarom lager uitvallen. Doordat een analyse nog niet heeft plaatsgevonden, is er geen informatie over de oorzaken van de branden beschikbaar.
Is het aantal slachtoffers per brand toegenomen? Zo ja, wat is hier de oorzaak van?
De telling van het IFV biedt geen inzicht in het totaal aantal slachtoffers door brand. Hierin biedt de jaarlijkse Brandweerstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wel inzicht.
Uit een analyse van de CBS-Brandweerstatistieken van 2002 tot en met 2012 blijkt dat het totaal aantal branden per jaar fluctueert, evenals het aantal doden per brand (tussen de 0,12% en 0,21%). Momenteel zijn nog geen cijfers met betrekking tot het aantal branden en doden beschikbaar over 2013. Die cijfers worden opgenomen in de CBS-Brandweerstatistiek 2013 die in het najaar van 2014 verschijnt.
Wat zijn de oorzaken van de branden? Kunt u aangeven in hoeverre deze verschillen met de brandoorzaken van de afgelopen vijf jaar?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven in hoeveel van deze gevallen sprake was van illegaal aftappen van elektriciteit?
Nee, over de oorzaken van de branden zijn nog geen gegevens beschikbaar. U zie ook mijn antwoord op de vragen 2 en 4.
Wat gaat het kabinet doen ten aanzien van de verwachting dat het aantal branddoden onder 65-plussers door de vergrijzing tot 2030 met 60% zal toenemen?
De verwachting dat het aantal dodelijke slachtoffers door brand zal toenemen door de vergrijzing is een punt van zorg. Daarom richten activiteiten op het gebied van brandveiligheid zich steeds meer op thuiswonende ouderen. Met mijn financiële steun worden door Brandweer Nederland en de Nederlandse Brandwondenstichting diverse activiteiten ondernomen om het (brand)veiligheidsbewustzijn te bevorderen en daarmee het aantal branden en doden door brand in de toekomst te verminderen. Met name doel ik op het project Brandveilig Leven van Brandweer Nederland en de jaarlijkse campagne Nationale Brandpreventieweken van de Nederlandse Brandwonden Stichting. Dit project en deze campagne richten zich op het geven van voorlichting aan burgers om het (brand)veiligheidsbewustzijn te vergroten, in het bijzonder aan de doelgroep «thuiswonende senioren». Het thema van de Brandpreventieweken, die in oktober 2014 plaatsvinden, is «ouderen en brandveiligheid», en is gericht op de doelgroep thuiswonende ouderen. In het kader van het project Brandveilig Leven is onder meer voorlichting voorzien over brandveiligheid in combinatie met braak- en valveiligheid bij zelfstandig thuiswonende ouderen. Een andere activiteit binnen het project Brandveilig Leven is «Geen Nood Bij Brand», waarin Brandweer Nederland samenwerkt met Actiz, GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) om de brandveiligheid en de bewustwording hierover binnen alle lagen van een zorginstelling te verbeteren.
Ik heb uw Kamer per brief van 22 juli 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 26 956, nr. 168) geïnformeerd over de stand van zaken van deze activiteiten die in het kader van brandveiligheid worden verricht.
Welke preventieve maatregelen worden er genomen om het aantal slachtoffers boven de 65 jaar te verminderen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het kabinet bereid om deze doelgroep beter te informeren over preventieve maatregelen?
Zie antwoord vraag 6.
Werkt het kabinet samen met partijen die zijn betrokken bij de (thuis)zorg en maatschappelijke ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat het kabinet het veiligheidsbewustzijn van alle burgers vergroten?
Zie antwoord vraag 6.
Is het kabinet bereid om het advies van de brandweer over het gebruik van werkende rookmelders en brandveilig meubilair op te volgen? Zo nee, waarom niet?
In opdracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR) verricht het IFV/Brandweeracademie tot en met eind 2014 onderzoek naar de effectiviteit van rookmelders. Op verzoek van de Minister voor WenR zal het IFV in dit onderzoek de door het Bouwbesluit 2012 voor nieuwbouw voorgeschreven plaatsing van rookmelders evalueren en zo nodig komen met verbetervoorstellen op dit punt.
Uw Kamer is hierover op 28 augustus 2013 door de minister voor WenR geïnformeerd (Kamerstukken II 2012/13, 32 757, nr. 77). Over de uitkomst van dit onderzoek wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Tijdens het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid van 28 november 2013 heb ik toegezegd uw Kamer vóór de zomer 2014 te informeren over het onderzoek naar brandveiligheid in woningen dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum wordt uitgevoerd. Dit onderzoek heeft ook betrekking op de brandveiligheid van meubilair.
Wat is de relatie tussen het toegenomen aantal slachtoffers en een kleinere bezetting van brandweerpersoneel per voertuig en de toegenomen werkdruk van de brandweer?
Van enige relatie tussen aantallen slachtoffers, voertuigbezetting en werkdruk is mij niets bekend.
Mogelijke postcodediscriminatie bij energiebedrijf Oxxio |
|
Keklik Yücel (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het energiebedrijf Oxxio een kredietcheck uitvoert op bepaalde klanten en daarnaast een borg eist? 1
Energiebedrijf Oxxio heeft mij als volgt geïnformeerd. Oxxio heeft aangegeven dat zij de kredietwaardigheid van al haar potentiële klanten beoordeelt, of laat beoordelen. Het oordeel hangt nooit uitsluitend van de postcode af. Oxxio geeft aan dat aan nieuwe klanten met een verhoogd betalingsrisico in drie situaties een waarborgsom wordt gevraagd.
Klopt het dat dit bedrijf zich daarbij alleen op de postcode van de mogelijke klant baseert? Zo nee, op welke andere gegevens heeft Oxxio zich gebaseerd?
Zie antwoord vraag 1.
Is volgens u in dit geval sprake van strijdigheid met artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling, dat stelt dat het verboden is om onderscheid te maken bij het aanbieden of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake? Zo nee, waarom niet?
In artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is bepaald dat het verboden is om bij het aanbieden van een goed of een dienst onderscheid te maken op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras (in de zin van etnische of nationale afkomst), geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Het verbod heeft mede betrekking op de voorwaarden waaronder het goed of de dienst wordt aangeboden, dus bijvoorbeeld ook op het al of niet vragen van een waarborgsom.
Het verbod heeft zowel betrekking op direct onderscheid op een van de genoemde gronden, als op indirect onderscheid. Van indirect onderscheid is sprake indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Artikel 2, eerste lid, van de Awgb bepaalt dat het verbod van onderscheid niet geldt ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief wordt gerechtvaardigd.
In de door Oxxio verstrekte gegevens zie ik geen aanleiding om aan te nemen dat Oxxio bij het accepteren van nieuwe klanten of het vragen van een waarborgsom direct onderscheid maakt op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Voor wat betreft indirect onderscheid is uit onderzoek gebleken dat er een indirect verband bestaat tussen postcode, inkomen en afkomst.2 Het gebruik van de postcode als (enige) criterium voor kredietwaardigheid zou daarmee tot indirect onderscheid op grond van ras (in de zin van afkomst) leiden. Uit de door Oxxio verstrekte informatie, die in het antwoord op de vragen 1 en 2 is weergegeven, leid ik echter af dat Oxxio en Focum zich voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van een potentiële klant niet uitsluitend op diens postcode baseren, maar tevens op een groot aantal andere factoren, en dat de postcode in dit verband slechts een beperkte rol speelt. Uit de mij beschikbare informatie kan ik bovendien niet afleiden dat de kredietwaardigheidstoets dan wel het beleid ten aanzien van de waarborgsom op een andere wijze tot (ongeoorloofd) direct of indirect onderscheid leidt.
Overigens heeft het College voor de rechten van de mens onlangs advies uitgebracht over een situatie waarin de postcode als criterium werd gebruikt. Het college concludeerde, dat het indirect onderscheid dat daarvan het gevolg is in bepaalde gevallen objectief gerechtvaardigd kan zijn.3
Klopt het dat de toenmalige Minister van Financiën Zalm in het verleden banken tot de orde heeft geroepen, in verband met vermeende postcodediscriminatie bij het verstrekken van hypotheken?
De Minister van Financiën heeft naar aanleiding van de geluiden over het vermeende selecteren op postcode door hypotheekverstrekkers tijdens een bestuurlijk overleg met de banken te kennen gegeven dat de overheid van hypothecair financiers verwacht dat zij naar het publiek toe helder communiceren over de vraag of zij bij de hypotheekverstrekking selecteren op postcode. De banken hebben bij deze gelegenheid toegezegd om hier een persbericht over te publiceren. Na dit overleg is een bepaling in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen opgenomen dat het enkele feit dat de hypothecair te verbinden woning in een bepaalde wijk of postcodegebied is gelegen, geen grond zal zijn om een aanvraag af te wijzen.
Kunt u het energiebedrijf Oxxio en eventuele andere energiebedrijven op een vergelijkbare manier tot de orde roepen? Zo nee, waarom niet?
Oxxio geeft aan zich niet uitsluitend op de postcode te baseren. Consumenten kunnen als zij vermoeden dat er sprake is van ongeoorloofde praktijken een klacht indienen bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM kan ook op eigen initiatief een onderzoek uitvoeren en zo nodig optreden. Zij kan optreden op basis van sectorspecifieke regelgeving in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 en op basis van algemene regelgeving ter bescherming van consumenten. Oxxio heeft in dit kader naar aanleiding van uw vragen over dit onderwerp uit eigen beweging een brief aan de ACM gestuurd. Dit heeft geen aanleiding gevormd voor de ACM om over te gaan tot onderzoek.
Indien iemand zich in een concreet geval gediscrimineerd voelt door de handelwijze van een bedrijf, kan hij of zij zich voor advies wenden tot een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening of een oordeel vragen aan het College voor de rechten van de mens of de rechter. Het College voor de rechten van de mens kan ook uit eigen beweging een onderzoek naar vermeende discriminatie starten. Voorts kan een bedrijf het college om een oordeel vragen over het eigen handelen.
Ik zie daarom geen aanleiding om stappen richting Oxxio of andere energiebedrijven te zetten.
Het nieuws dat de fiscale structuur van Philip Morris wel in Nederland blijft |
|
Arnold Merkies , Jesse Klaver (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de fiscale structuur van Philip Morris in Nederland blijft?1
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. Uit de berichtgeving in de media maak ik overigens op dat Philip Morris een kantoor en wat kleinschalige productiefaciliteiten in Bergen op Zoom handhaaft. Het bedrijf schroeft daarmee wel de productiecapaciteit in Nederland terug, maar verdwijnt zeker niet uit ons land. In totaal resteert er werk voor zo'n honderdveertig mensen, waarmee Philip Morris een significante aanwezigheid in ons land behoudt.
Kunt u bevestigen dat de holdingstructuur in Nederland blijft?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u reden om aan te nemen dat het bedrijf om een andere reden in Nederland blijft dan alleen vanwege de mogelijkheden om belasting te ontwijken? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 1.
In het geval een bedrijf zo wezenlijk van karakter verandert door de productie hier te stoppen, maar tegelijk wel hier om fiscale redenen blijft, moet het bedrijf dan opnieuw een tax ruling aanvragen om aanspraak te maken op verdragsvoordelen?
De Belastingdienst verstrekt zekerheid vooraf over internationale aspecten van de belastingheffing voor het toetsingskader dat ligt verankerd in de APA- en ATR-besluiten. Een bedrijf kan om zekerheid vooraf verzoeken in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) of Advance Tax Ruling (ATR). Een APA geeft goedkeuring vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen. Een ATR geeft zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties.
In zijn algemeenheid geldt dat indien zich een wijziging voordoet in de relevante feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan de totstandkoming van een APA of ATR, dit aanleiding is voor heroverweging of beëindiging van de APA of ATR. In de praktijk worden bij gewijzigde feiten en omstandigheden ook nieuwe afspraken gemaakt. In dat geval zal uiteraard ook worden gekeken naar de beoogde gewijzigde activiteiten in Nederland. Deze vormen namelijk de basis voor de fiscale gevolgen, waarvoor eventueel zekerheid vooraf wordt gegeven.
Bent u het er mee eens dat de Belastingdienst bij grootschalig ontslag opnieuw moet toetsen of het bedrijf aan alle substance eisen voldoet?
Zie antwoord vraag 4.
Houdt u bij hoe vaak het gebeurt dat multinationals hun productie weghalen uit Nederland, maar hier wel om fiscale redenen blijven zitten? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat?
De Belastingdienst houdt het aantal keren dat multinationals hun productie naar het buitenland verplaatsen niet bij.
Vindt u het wenselijk wanneer multinationals enkel om fiscale redenen in Nederland blijven?
Een aantrekkelijk investerings- en vestigingsklimaat voor binnenlandse en buitenlandse bedrijven is van groot belang voor economische bedrijvigheid, het groeivermogen en daarmee gepaard gaande werkgelegenheid in Nederland. Het fiscale stelsel kan daaraan een wezenlijke bijdrage leveren. Het kabinet kiest daarom voor een aantrekkelijk fiscaal vestigingklimaat voor substantiële activiteiten en tegelijkertijd voor het tegengaan van misbruik van verdragen en regelgeving.
Bevestigt een dergelijke praktijk niet het beeld van Nederland als paradijs voor multinationals die de belasting willen ontlopen door de geldstromen via Nederland te laten lopen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke ondersteuning heeft Philip Morris de afgelopen tien jaar van de overheid gekregen?
Zoals hiervoor is aangegeven kan de Belastingdienst op grond van haar geheimhoudings-verplichting van artikel 67 van de algemene wet inzake rijksbelastingen geen informatie over individuele belastingplichtigen naar buiten brengen.
De Belastingdienst maakt slechts afspraken met belastingplichtigen die vallen binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie. De suggestie dat er geheime afspraken zijn gemaakt buiten de hiervoor geschreven kaders is daarom niet juist.
Wat is uw reactie op het bericht over geheime afspraken die zouden zijn gemaakt met de Belastingdienst?2
Zie antwoord vraag 9.
Gewelddadig tuig in Rotterdam |
|
Joram van Klaveren (Van Klaveren) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hangjongeren mishandelen bewoners»?1
Ja.
Zijn de daders die verantwoordelijk zijn voor het gewelddadig binnendringen in een huis en het mishandelen van de bewoners al gepakt? Zo neen, wat is de stand van zaken?
Nee. De politie Rotterdam verricht onder leiding van de officier van justitie van het parket Rotterdam een opsporingsonderzoek. Over dit onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen vanwege de belangen van opsporing en vervolging.
Kunt u aangeven welke nationaliteit(en) de verdachten van deze wandaad hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat structurele overlast door criminele jongeren niet wordt opgelost door bezigheidstherapie, straatcoaches of buurtvaders? Zo ja, wanneer wordt er eindelijk eens ingezet op een forse verhoging van de straffen, met name voor geweldscriminaliteit?
De aanpak van overlast en criminaliteit vraagt een stevige inzet van repressieve en preventieve maatregelen. Het lokaal bestuur heeft de nodige instrumenten om op te treden tegen overlast en criminaliteit. Het is aan het lokaal bestuur en zijn partners om te beoordelen welke maatregelen worden ingezet. Of deze maatregelen effectief zijn voor het doel waarvoor ze worden ingezet is mede afhankelijk van de specifieke lokale omstandigheden. De gemeenteraad heeft een controlerende taak bij het beoordelen van de effectiviteit van de inzet van de genomen maatregelen.
De strafmaxima die in de wet zijn opgenomen ten aanzien van de verschillende vormen van geweldscriminaliteit, zijn toereikend. Het is aan de rechter om in individuele zaken te beoordelen welke straf passend is.