Het bericht 'Germany unsure if Orbán fit to be ‘EU president’' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jeroen van Wijngaarden (VVD), Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»»?1 Bent u bekend met het rapport van het Meijers Committee?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het aanstaande voorzitterschap van Hongarije?
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) schrijft voor dat het voorzitterschap van de Raadsformaties volgens een toerbeurtsysteem wordt uitgeoefend op basis van gelijkheid (artikel 16, lid 9, VEU).3 Volgens de gemaakte afspraken over welk land wanneer voorzitter wordt (Raadsbesluit 2016/1316) Hongarije tussen 1 juli en 31 december 2024 het EU-voorzitterschap. Aan het EU-voorzitterschap is een aantal verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden die onder meer voortvloeien uit het Reglement van Orde van de Raad, waaronder het waarborgen van de continuïteit van de Europese agenda en het opereren als honest broker. Het kabinet zal in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije deze verantwoordelijkheden nakomt. Het kabinet zal daarbij onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije. Het aanstaande Hongaarse EU-voorzitterschap doet niets af aan deze inzet.
Vertrouwt u erop dat Hongarije, waar corruptie en fraude een bekend probleem zijn, zorgvuldig om zal gaan met de financiering van het voorzitterschap?
De kosten van het EU-voorzitterschap worden gedeeltelijk gedekt door de begroting van de Raad. Het kabinet heeft vertrouwen in de bestaande waarborgen tegen corruptie en fraude, zoals o.a. de mogelijkheid van onderzoek door het fraudebestrijdingsbureau OLAF en de regels opgenomen in het Financieel Reglement van de EU. Voor zover de kosten niet gedekt worden door de begroting van de Raad, is Hongarije zelf verantwoordelijk voor de financiering van het EU-voorzitterschap. In algemene zin worden lidstaten aangemoedigd dit op transparante en zorgvuldige wijze te doen.4 Het kabinet zal het belang hiervan onderstrepen indien het hiertoe een concrete aanleiding ziet.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een land dat de Europese waarden niet respecteert en waar een artikel 7 procedure tegen loopt, het voorzitterschap van de Raad op zich neemt? Deelt u de zorgen dat dit grote gevolgen kan hebben voor de Europese rechtsstaat in zijn geheel?
Het is ongemakkelijk dat een land dat kampt met substantiële problemen op het terrein van de waarden van de Unie en bovendien regelmatig niet handelt in de geest van het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) voorzitter wordt van de EU. Gelet op de verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden aan het voorzitterschap, kunnen de problemen in Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie een negatieve weerslag hebben op de samenwerking met andere lidstaten in de Raad en op de samenwerking tussen de Raad en andere EU-instellingen. Meer specifiek vormt het Hongaarse EU-voorzitterschap een potentieel risico voor de continuïteit en de neutrale behandeling van (een gedeelte van) de Europese rechtsstaatsagenda. Dit geldt met name voor de Artikel 7 procedure en de rechtsstaatsdialogen, waarvoor bovendien geen vaste termijnen zijn vastgelegd en waarbij het EU-voorzitterschap dus invloed zou kunnen uitoefenen op de agendering. Het kabinet blijft er onverminderd op inzetten dat de uitstaande rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Zie voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van het financiële EU-rechtsstaatinstrumentarium in Hongarije en de Nederlandse positie ter zake de Kamerbrief van dinsdag 13 juni jl.
Deelt u ook de zorgen dat dit gevolgen kan hebben voor het Europese meerjarig financieel kader (MFK), waar in de periode van het Hongaars voorzitterschap de onderhandelingen weer over zullen beginnen? Deelt u de zorg dat de door dit kabinet zo gewenste koppeling tussen het MFK en de rechtsstaat in die periode onklaar gemaakt kan worden?
In het huidige MFK-akkoord is vastgelegd dat de Europese Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel zal presenteren voor het volgende MFK. Dat voorstel verwacht ik in de eerst helft van 2025, dus na het EU-voorzitterschap van Hongarije. De ambtelijke behandeling van de voorstellen zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2025 starten. De koppeling tussen de ontvangsten uit de EU-begroting en de eerbiediging van de rechtsstaat is vastgelegd in de MFK-rechtsstaatverordening. Die koppeling kan niet door het EU-voorzitterschap zelfstandig onklaar gemaakt worden.
Deelt u de zorgen dat het voorzitterschap van Hongarije gevolgen zal hebben voor de Europese solidariteit richting Oekraïne?
Voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid geldt bij besluitvorming in de regel unanimiteit. Zie voor de opstelling van Hongarije ten aanzien van Oekraïne en de Nederlandse inzet hierop de beantwoording van schriftelijke vragen van 20 april jl.5
Bent u bereid u aan te sluiten bij Duitsland, dat zich al heeft uitgesproken tegen het Hongaarse voorzitterschap?
Het kabinet herkent zich, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier, in het ongemak dat ook spreekt uit de door EU Observer aangehaalde citaten van de Duitse Minister voor Europese Zaken Lührmann. Het kabinet beschikt niet over informatie dat Duitsland zich zou hebben uitgesproken tegen het Hongaarse EU-voorzitterschap. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen twee en vier zal het kabinet in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije de verantwoordelijkheden die aan het EU-voorzitterschap verbonden zijn zal nakomen.
Bent u bereid als standpunt in te nemen dat Hongarije, zolang president Orbán de zorgen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding niet voldoende geadresseerd heeft, geen EU-voorzitter kan worden wat Nederland betreft, en dat standpunt ook consequent uit te dragen in de verschillende Raden en werkgroepen waar dit opportuun is? Bent u ook bereid dit standpunt publiek uit te dragen?
Het kabinet gaat uit van de in de Verdragen gemaakte afspraken over de invulling van het toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag twee, en hecht eraan deze afspraken te respecteren. Verwacht wordt dat er geen steun zal bestaan in de Raad om het Raadsbesluit 2016/1316 aan te passen. Een eventueel voorstel daartoe van Nederland, kan de Nederlandse positie in de Raad in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap ondermijnen. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier zal het kabinet onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.
Bent u bereid dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende (informele) Raad Algemene Zaken?
Zie antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen voor 15 juni beantwoorden?
Ja.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.
Het bericht van de NOS ‘Meer haat tegen lhbti'ers in sommige Afrikaanse landen, hoe komt dat?’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten van de NOS, onder andere over de voorgestelde anti-LHBTI wet in Ghana1?
Ja.
Bent u van mening dat de voorgestelde wetgeving in Ghana haaks staat op Nederlandse normen en waarden en de doelen die het ministerie heeft op het gebied van minderheidsbescherming?
Ja, deze ontwikkeling staat haaks op waar Nederland voor staat zoals beschreven in het mensenrechtenbeleid, alsmede op de uitgangspunten van het feministisch buitenlandbeleid. Het kabinet zet zich met het feministisch buitenlandbeleid in om ongelijkheid te verkleinen en streeft wereldwijd naar een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire mensen. Het heeft daarbij bijzondere aandacht voor de positie van lhbtiq+-personen.
Heeft u al via diplomatieke kanalen uw zorgen geuit over de nieuwe anti-LHBTI wet in Ghana?
Ja. Nederland en Ghana hebben goede bilaterale relaties waardoor er ruimte is om allerlei onderwerpen van wederzijds belang te agenderen, zoals onze internationale verplichtingen. In dat kader is er regelmatig dialoog over mensenrechten en bescherming van minderheden in den brede en ook specifiek in het kader van deze voorgestelde wet, zowel bilateraal als samen met gelijkgezinde landen. Nederland trekt voornamelijk met andere landen op in Equal Rights Coalition-verband, alsook met andere gelijkgezinde landen en internationale organisaties.2 Daar waar opportuun wordt het wetsvoorstel besproken met de meest betrokken partijen, bijvoorbeeld met parlementariërs die het voorstel steunen, de voorzitter van het parlement en autoriteiten zoals de Minister van Justitie. In EU-verband, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse Ghana-EU partnerschapsdialoog, worden de zorgen over het anti-lhbtqi+-wetsvoorstel ook besproken met de Ghanese autoriteiten.
Ook deed Nederland afgelopen januari in de Mensenrechtenraad de aanbeveling aan de Ghanese autoriteiten om ieder individu te beschermen tegen geweld en discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Kunt u een overzicht geven van de OS-gelden die Nederland besteed in Ghana?
De bilaterale relatie van Nederland en Ghana staat in het teken van de overgang naar een intensievere handelsrelatie. Ghana behoort daarom tot de categorie combinatielanden, waarbij het kabinet inzet op een combinatie van handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederland investeert jaarlijks zo’n € 10 mln. in projecten op het gebied van private sector en arbeidsmarkt. Via multilaterale en maatschappelijke organisaties wordt er daarnaast nog zo’n € 16 mln. aan BHOS-middelen ingezet op thema’s zoals SRGR en hiv/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid, maatschappelijk middenveld en onderwijs. De Nederlandse ambassade in Ghana besteedt additioneel jaarlijks € 425.000 aan projectfinanciering op het gebied van mensenrechten.
Kunt u een overzicht geven bij welke programma’s de Nederlandse overheid is betrokken met betrekking tot rechtshandhaving in Ghana?
Nederland heeft geen programma’s die betrekking hebben op de rechtshandhaving in Ghana.
Bent u van mening, naar aanleiding van berichtgeving over de recent aangenomen anti-LHBTI wet in Oeganda, dat de Nederlandse overheid een proactieve rol moet spelen in het uiten van ongenoegen over de voorgestelde wetgeving in Ghana?
Ja en dat doen we. Nederland speelt samen met internationale partners, waaronder de leden van de Equal Rights Coalition, al lange tijd een actieve rol bij het verbeteren van de positie van lhbtiq+-personen in Ghana en het uitspreken van zorgen over dit soort wetgeving. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana voorop («nothing about them without them»). Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Ghana, de gevoeligheid van het onderwerp, de autonomie van het Ghanese parlement, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana het meeste baat heeft. Lokale lhbtiq+-organisaties verzoeken Nederland, gezien bovenstaande overwegingen, om stille diplomatie in te zetten en geen publieke uitspraken te doen.
Bent u bereid om samen met gelijkgezinde landen, zoals de Verenigde Staten en partners in de Europese Unie, meer druk uit te oefenen op Ghana en andere OS-landen die soortgelijke wetgeving introduceren of behandelen?
Ja. Nederland trekt bij soortgelijke kwesties bij voorkeur op met gelijkgezinde landen en organisaties. Dit leidt niet alleen tot een sterker signaal maar stimuleert tevens een coherente reactie van donoren.
Bent u van mening dat OS-middelen als drukmiddel moet worden ingezet om dit soort wetgeving te voorkomen?
De inzet van OS-middelen als drukmiddel moet per geval zorgvuldig bekeken worden, rekening houdend met de verwachte effectiviteit en onbedoelde neveneffecten. Het kan een stevig signaal zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vanwege het geven van een signaal aan de regering, vooral de bevolking, waar de meeste programma’s op gericht zijn, getroffen wordt door stopzetting van OS-programma’s. Van belang is ook te realiseren dat OS-middelen altijd een langetermijndoel hebben en dat Nederland geen bilaterale begrotingssteun verstrekt. Gezamenlijk optrekken met andere landen heeft de sterke voorkeur, daar dit de effectiviteit van eventuele maatregelen vergroot.
Bent u van mening dat alle OS-middelen onmiddellijk moeten worden stopgezet als het Ghanese Parlement deze wet aanneemt?
Nee. Een overweging om OS-middelen al dan niet stop te zetten moet zorgvuldig gebeuren en kritisch worden getoetst op effectiviteit en vergt een bredere afweging waarbij ook neveneffecten in acht moeten worden genomen. Vrijwel alle OS-middelen voor Ghana komen direct ten goede aan private partijen en organisaties, waaronder organisaties die de lhbtiq+-gemeenschap steunen. In het scenario van aanname van deze wet, is het juist van belang dat deze steun doorgang blijft vinden. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Ter aanvulling, aanname van de wet door het Ghanese parlement betekent niet meteen dat deze wet ook daadwerkelijk van kracht zal worden. Zo heeft de Ghanese president de mogelijkheid om niet in te stemmen met de wet en deze terug te sturen naar het parlement, of door te verwijzen naar de Council of State. Ook bestaat de mogelijkheid dat tegenstanders een juridische zaak aanspannen tegen de wet. Het is dus van belang om bij elke stap in het proces te bekijken welke handeling het meest effectief zou zijn.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van steeds strengere anti-LHBTI wetten in Afrikaanse landen een zorgelijke ontwikkeling is die haaks staat op de Nederlandse OS-doelen? Zo ja, is er een plan van aanpak om adequaat en snel te reageren op deze ontwikkeling?
Ja, lhbtiq+-personen en organisaties worden wereldwijd geconfronteerd met toenemende beperkingen, ook in een toenemend aantal Afrikaanse landen. Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Naast het groeiend aantal landen dat wetgeving voorstelt om lhbtiq+-organisaties monddood te maken, ageert een aantal overheden tegen steun uit het buitenland voor gelijke rechten voor lhbtiq+-personen. Bijvoorbeeld in de (momenteel) 67 landen waar consensuele seksuele relaties tussen personen van gelijk geslacht, of diverse genderidentiteiten, strafbaar gesteld zijn.
Op het Afrikaanse continent is sprake van een trend van anti-lhbtiq+-wetgevingsinitiatieven, waarbij ontwikkelingen in verschillende landen elkaar beïnvloeden. De recent in Oeganda aangenomen «Anti-Homosexuality Act» is al door diverse parlementariërs in enkele andere landen genoemd als «voorbeeld».
Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet via onze ambassades, in coördinatie met gelijkgezinde landen (waaronder via de Equal Rights Coalition) en via contacten met het maatschappelijk middenveld. Daarbij zet het kabinet samen met onze partners de verschillende instrumenten in die wij tot onze beschikking hebben. Via strategische partnerschappen worden lhbtiq+-organisaties in diverse Afrikaanse landen gesteund3, zowel financieel als via capaciteitsopbouw en met diplomatie
Als grote donor van het Global Equality Fund draagt Nederland ook bij aan noodondersteuning voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers. Daarnaast is dit jaar Safety for Voices (2023–2027) van start gegaan, waarmee mensenrechtenverdedigers, journalisten en mediawerkers online en offline beschermd worden. Deze instrumenten zijn tevens beschikbaar voor lhbtiq+-mensenrechtenactivisten en journalisten die rapporteren over lhbtiq+ zaken op het Afrikaanse continent. Daarnaast zetten onze ambassades in deze landen zich in voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld door directe projectfinanciering, het bieden van een veilige ruimte, en door het samenbrengen van partijen die bondgenoten van de lhbtiq+-gemeenschap kunnen zijn.
Kunt u uiteenzetten met welke landen Nederland een OS-relatie onderhoudt en waar tegelijkertijd anti-LHBTI-wetten van kracht zijn of binnenkort worden geïntroduceerd?
Zoals uiteengezet in de BHOS nota, onderhoudt Nederland een partnerrelatie met 21 landen op het Afrikaanse continent, waarvan 10 landen met een brede OS-relatie, 3 landen met een beperkte OS-relatie, 6 zogenaamde combilanden en 2 landen die in twee categorieën vallen. Van deze groep landen is in Oeganda een nieuwe en strengere anti-lhbtiq+-wet van kracht. In Ghana zijn voorbereidingen in een vergevorderd stadium. Anti-lhbtiq+-sentimenten spelen echter in meerdere landen waar Nederland een OS-relatie mee onderhoudt; dit heeft echter nog niet geleid tot concrete stappen richting strengere anti-lhbtiq+-wetgeving.
Bent u het eens dat er verschil moet zijn in de strategische keuzes die Nederland maakt waar het gaat om Nederlands belastinggeld of anderzijds gelijkwaardige handelsrelaties?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Mocht er sprake zijn gebruikmaking van handels- en financieringsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is bovendien sprake van een proportionele IMVO-toetsing. Het overgrote deel van de ondernemers die gebruik maken van dit instrumentarium zijn Mkb’ers die zonder deze ondersteuning niet in staat zijn om in Afrikaanse markten te investeren.
Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat we in Afrika de trend van meer haat tegen LHBTI’ers tegengaan?
Op het Afrikaanse continent, alsook daarbuiten, is inderdaad een zeer zorgelijke trend gaande van meer haat tegen de lhbtiq+-gemeenschap. Lhbtiq+-organisaties en lhbtiq+-personen zijn het doelwit van mensenrechten-ondermijnende actoren, en haat wordt online en offline opgestookt. Deze sentimenten worden gevoed en benut door een verscheidenheid aan conservatieve, religieuze, maatschappelijke en politieke krachten, zowel uit eigen land als daarbuiten, die deze sentimenten gebruiken voor het ondermijnen van mensenrechten, specifiek de gelijke rechten van lhbtqi+-personen, en van verworvenheden op het terrein van SRGR en gendergelijkheid.
Via de eerdergenoemde programma’s (zie vraag 10) blijft het kabinet zich inzetten voor dialoog, meer begrip en praktische ondersteuning. Daarbij luisteren we in eerste instantie naar de wensen en behoeften van lhbtiq+-ers zelf. Bewustzijn over culturele en lokale percepties over lhbtiq+-personen is hierbij tevens van belang. Hoe men over mensenrechten of lhbtiq+-personen denkt, verschilt per land en hangt af van diverse culturele, religieuze, economische, politieke en maatschappelijke factoren. Tegelijkertijd mogen gevoeligheden nooit een reden zijn voor het schenden van mensenrechten. Daarom is het belangrijk dat in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen wordt gekeken naar deze factoren en op basis daarvan de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen wordt, altijd in samenspraak met lokale lhbtiq+-organisaties.
Van belang is om vooral ook in gesprek te blijven met en te investeren in de relatie met overheden en andere relevante partijen. Het benadrukken van het universele karakter van de mensenrechten voor iedereen, inclusief lhbtiq+-personen en het ontkrachten van het beeld dat dit een typisch westers verschijnsel is, is daarbij belangrijk. Soms kan het helpen om in aanvulling op het mensenrechten perspectief, ook een minder gevoelige invalshoek te benoemen, bijvoorbeeld door zorgen uit te spreken over de impact van anti-lhbtiq+-wetgeving op de veiligheid en toegang tot gezondheidzorg voor lhbtiq+, in navolging van de aanpak van grote mondiale organisaties op hiv/aids gebied, zoals het Global Fund, UNAIDS en Pepfar (VS). Of door te wijzen op de gevolgen voor het investeringsklimaat en het internationale bedrijfsleven, dat ook een verantwoordelijkheid heeft richting de eigen lhbtiq+-werknemers, zoals Convening for Equality dat heeft gedaan.
Ten slotte wordt gekeken hoe zuidelijke landen met een meer positief track record op lhbtiq+ een bevorderende rol kunnen spelen in het voorkomen van het verder doorzetten van de negatieve trend.
Hoe zorgen we ervoor dat Oeganda en Ghana geen precedent gaan scheppen voor andere landen waar we een OS-relatie mee hebben?
Zie vraag 10 en 13.
De berichten ‘VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt’ en ‘Italy looks to ‘strategic’ Horn of Africa for continental stability’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt»1 en «Italy looks to «strategic» Horn of Africa for continental stability»2?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de humanitaire hulp die Nederland geeft aan de Hoorn van Afrika?
Nederland draagt jaarlijks op verschillende manieren via humanitaire hulp bij aan landen in crises; zowel via ongeoormerkte bijdragen aan de VN, de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging als via de landen-specifieke humanitaire fondsen (de Country Based Pooled Funds), de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Het Central Emergency Response Fund (CERF), waarvan Nederland een van de grootste donoren is, heeft dit jaar al USD 23 miljoen aan Ethiopië, USD 18 miljoen aan Somalië en USD 8 miljoen aan Kenia gealloceerd. Ook Nederlandse bijdragen aan WFP, UNHCR, UNICEF, OCHA en ICRC zijn van belang voor de humanitaire response in de regio.
In 2023 is de bijdrage aan de landen-specifieke humanitaire fondsen, inclusief die in de Hoorn van Afrika, opgehoogd. Zo is Nederland de grootste donor van het Somalië Humanitair Fonds, met een bijdrage van EUR 20 miljoen. Dit jaar draagt Nederland voor het eerst bij aan het Ethiopië Humanitair Fonds met EUR 13 miljoen. Daarnaast financiert Nederland de Dutch Relief Alliance voor 2-jarige humanitaire responsactiviteiten in Somalië (2.022 EUR 4,9 miljoen en 2.023 EUR 4,7 miljoen) en Ethiopië (2.022 EUR 5,5 miljoen en 2023 4,5 miljoen). Ook financiert Nederland programma’s van het Nederlandse Rode Kruis in Ethiopië (EUR 892.398), Somalië (EUR 550.000) en bredere programma’s met daarin componenten gericht op de Hoorn.
Kunt u een overzicht geven van de kernthema’s in de OS-relatie tussen Nederland en de Hoorn van Afrika? Is de verbetering van de economische situatie en opvang in de regio een prioriteit? Zo niet, bent u bereid om dit een prioriteit te geven?
De verbetering van de economische situatie, evenals opvang in de regio zijn beide prioriteiten voor Nederland, evenals inzet op duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en klimaat, maar ook vrede, veiligheid, stabiliteit en migratie. Deze thema’s zijn ook gepresenteerd in de Afrikastrategie op 30 mei. Hiermee wil het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, een gelijkwaardige economische ontwikkeling stimuleren, stabiliteit bevorderen, armoede verminderen, mensenrechten verbeteren en irreguliere migratie beperken.
Bent u van mening dat een intensieve samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, in een gezamenlijke aanpak van de voedselonzekerheid een groot effect kan hebben op de economische situatie in de regio? Zo ja, bent u van plan meer in te zetten op samenwerking met gelijkgezinde landen?
Ja, ik deel de mening dat een gezamenlijke aanpak groot effect kan hebben, zeker in EU verband. Nederland zet daarom actief in op een gezamenlijke aanpak via de EU (en samen met sommige lidstaten), de Wereldbank en het International Fund for Agricultural Development (IFAD) op verschillende thema’s waaronder voedselzekerheid. Zo wordt bijvoorbeeld met de EU samengewerkt aan het verbeteren van bodemvruchtbaarheid en zaaizaadsystemen in Ethiopië. Met IFAD wordt geïnvesteerd in het onderhoud van rurale wegen in Zuid Sudan. In Kenia en Ethiopië wordt samen met de Wereldbank ingezet op klimaat-slimme landbouw en samen met Duitsland op documentatie van landrechten in Uganda.
Bent u van mening dat een verbeterde economische situatie in de Hoorn van Afrika zal leiden tot een vermindering van het aantal migranten uit die regio naar Europa? Zo ja, bent u van plan in samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, een gezamenlijke aanpak te creëren met als doel de migratiestroom te verminderen?
Economische ontwikkeling en banen kunnen bijdragen aan een vermindering van het aantal migranten. Echter, in de Hoorn zorgt een combinatie van factoren (o.a. instabiliteit, droogte, overstromingen, voedselonzekerheid) voor vluchtelingen- en migratiebewegingen. Vooral in EU verband, maar ook bilateraal met gelijkgezinde landen evenals de landen van herkomst kijkt Nederland naar mogelijkheden om irreguliere migratie te verminderen en perspectief te bieden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Van groot belang zijn hierbij de migratiepartnerschappen die Nederland aangaat met Afrikaanse landen – zoals ook genoemd in de Afrikastrategie – en het Opvang in de Regio beleid, dat tevens bijdraagt aan het verbeteren van de economische situatie en het voorkomen van doorreis.
Op welke manier werkt u samen met gelijkgezinde landen als Italië aan programma’s op het gebied van opvang in de regio? Bent u bereid deze samenwerking te intensiveren?
Met gelijkgezinde landen wordt veelvuldig overlegd en informatie uitgewisseld aangaande Opvang in de Regio. Ook worden er gezamenlijk activiteiten ondersteund. Mocht Nederland de samenwerking verder willen intensiveren dan gebeurt dit op het niveau van technische samenwerking met gelijkgezinde landen zoals met Duitsland op gebied van werkgelegenheid, en/of
in EU verband. Zo onderzoekt Nederland tevens de mogelijkheid tot delegated cooperation met de EU op het gebied van Opvang in de Regio om daarmee programmatische samenwerking verder te intensiveren.
Bent u bereid om naar aanleiding van dit bericht in gesprek te gaan met uw Italiaanse collega om te kijken hoe Nederland en Italië samen binnen de Europese Unie een aanjagende rol kunnen innemen in de verbetering van de economische situatie in de Hoorn van Afrika? Zo ja, zou u een termijn kunnen aangeven waarop u dit gesprek zal voeren? Zo niet, waarom niet?
Nederland kijkt al samen met de EU hoe samenwerking met Afrika o.a. middels de Afrikaanse Unie versterkt kan worden, bijvoorbeeld op de gebieden van vrede en veiligheid, klimaatverandering, voedselzekerheid en migratie. Daartoe beschikt de EU over een veelbelovend coördinatieplatform – het «initiatief voor de Hoorn van Afrika» (Horn of Africa Initiative) – met alle juiste ingrediënten rond veerkracht, connectiviteit en infrastructuur. Bij deze initiatieven is Italië – als EU lidstaat – uiteraard aangehaakt.
Kunnen landen in de Hoorn van Afrika worden geprioriteerd in het BHOS-beleid om zo de voedingsbodem voor migratie tegen te gaan?
De landen in de Hoorn van Afrika worden al geprioriteerd in het BHOS-beleid, met inzet op de thema’s zoals genoemd in het antwoord op vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van de samenwerking met Nederlandse bedrijven die zich inzetten om de agrarische sector in de Hoorn van Afrika te verbeteren?
In met name de relatief stabiele en hoger gelegen gebieden in de Hoorn van Afrika is een breed scala aan Nederlandse bedrijven actief in de agrarische sector. Het gaat dan veelal om bedrijven die gespecialiseerd zijn in sectoren als melkveehouderij, zaaigoed, agro-logistiek, groententeelt, agro-processing, bloementeelt, fruitteelt, landbouwinputs, veevoer etc.
Het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bereid, nu de Oegandese president de verwerpelijke anti-LHBTIQ+ wet heeft ondertekend en de wet van kracht is, direct persoonsgerichte sancties en een visum-ban in te stellen tegen alle Oegandese politici die verantwoordelijk zijn voor het aannemen van deze wet? Bent u bereid dit ook in Europese Unie (EU)-verband te bespreken en bevorderen?
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda. Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda. De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten worden daarin meegewogen.
Bent u van plan handelsbevordingsinstrumenten, waaronder die van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die Nederland nu inzet voor handel tussen Nederland en Oeganda stop te zetten?
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+ wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten. Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking, zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s. De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd. Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers, met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Deelt u de mening dat alle beslissingen hieromtrent vanuit het principe van «do no harm» moeten worden genomen en dat hierover het overleg met lokale community based organisaties moet worden gevoerd?
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele (financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden. Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Kunt u verzekeren dat u bij beslissingen hieromtrent altijd het risico op een backlash zeer zwaar meeweegt? En deelt u de mening dat er geen besluiten zouden moeten worden genomen die de kans hierop vergroten, zoals het stopzetten van ontwikkelingshulp aan Oeganda, dat ook de LHBTI-gemeenschap lokaal zal raken (zoals dit in het verleden ook voor extra vervolging, geweld en dodelijke slachtoffers heeft gezorgd)?
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende lokale lhbtiq+-organisaties.
Kunt u aangeven wat de status is van acties van de Equal Rights Coalition omtrent de definitief aangenomen anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda? Is de coalitie bereid nu in gezamenlijkheid actie te ondernemen?
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen. Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire, gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie, binnen een week te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel in de Volkskrant getiteld «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?» van 27 mei 2023?
Ja.
Kan de Kamer de in het stuk genoemde raamovereenkomst van 800.000 euro ontvangen, inclusief de documentatie van de bijbehorende aanbestedingsprocedure die tot deze overeenkomst heeft geleid?
De raamovereenkomst waar u op doelt heeft een financiële omvang van 2 miljoen euro per jaar en heeft een looptijd van vier jaar. Het betreft een cofinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie: beide departementen dragen ieder 1 miljoen euro per jaar bij. Door middel van deze raamovereenkomst worden zowel activiteiten bij The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) als Instituut Clingendael gefinancierd. De verdeling is daarbij 40/60 tussen de respectievelijke kennisinstellingen. Het Programma van Eisen en de raamovereenkomst van PROGRESS 2.0 zijn te vinden via open.overheid.nl, deze zijn in een recent WOO-besluit openbaar gemaakt (BS2023015382): Platform open overheidsinformatie.
Kan de Kamer een overzicht (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) ontvangen van alle «losse opdrachten» die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn verstrekt aan The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)?
Hieronder treft u een financieringsoverzicht aan van alle andere opdrachten aan HCSS sinds 2020. Deze opdrachten vallen zonder uitzondering onder de aanbestedingsgrens.
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Verdere verbetering van de dienstverlening van de Rijksoverheid m.b.t. de veiligheid van Nederlanders reizend naar en verblijvend in het buitenland
DCV;
2020 (EUR 29.645,00)
Presentatie op 6 oktober 2020
Leergang trans-Atlantische betrekkingen
DWH;
2020 (EUR 605,00)
Digital India-Netherlands Cyber Security Online
School (Indian and Dutch students)
Neth. Embassy in New Delhi;
2020 (EUR 5.000,00)
Beleidsondersteuningsfonds ODA 2019–2021 Inclusieve Groene Groei; Serious Gaming Water, Energy & Food Game Dubai
IGG;
2021–2022 (EUR 28.199,05)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Ondersteuning en organisatie van een grondstoffenstrategie bijeenkomst
EAB;
2022 (23.353,00)
NL-Korea veiligheidsdialoog
DVB;
2022–2023 (EUR 5.000,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2022 (EUR 847,00)
Lezing over de gevolgen van de geopolitieke ontwikkelingen voor de Europese samenwerking en veiligheid.
Neth. Embassy in Luxembourg;
2022 (EUR 3.159,60)
Indo Dutch Cyber Security School 2022
Neth. Embassy in New Delhi;
2022 (EUR 5.000,00)
Kennissessies van The Hague Centre for Strategic Studies ten behoeve van Internationale Cyberstrategie
DVB;
2022–2023 (EUR 39.397,60)
Cijfers tot mei 2023.
Hoeveel ambtenaren van Buitenlandse Zaken zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Er zijn geen ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd bij HCSS.
Kunt u de vragen afzonderlijk en binnen zes weken beantwoorden?
Ja.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?»?1
Ja.
Kan de Kamer een overzicht ontvangen (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) van alle opdrachten die sinds 2020 vanuit Defensie (inclusief de krijgsmachtonderdelen) zijn verstrekt aan HCSS? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Er kunnen drie soorten opdracht aan HCSS onderscheiden worden: 1) onderzoeksopdrachten binnen raamovereenkomst PROGRESS, 2) onderzoeksopdrachten door verschillende Defensieonderdelen buiten PROGRESS en 3) overige opdrachten.
Hoeveel ambtenaren van Defensie zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Op dit moment (juni 2023) is er één Defensiemedewerker gedetacheerd bij HCSS.
Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek «Dutch Bilateral Investment Treaties» van SOMO, TNI en Both ENDS dat op 23 mei is gepubliceerd?1
De conclusie van het rapport, te weten dat Nederland de bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten (hierna: IBO(s)) zo snel mogelijk moet beëindigen, deelt het kabinet niet. Het is belangrijk om zorgen over het oude investeringsbeschermingssysteem te adresseren (zie ook het antwoord op vraag 2 hieronder). Dat laat onverlet dat blijft gelden dat IBOs een belangrijke rol spelen bij de bescherming van grensoverschrijdende investeringen, inclusief duurzame investeringen. IBOs kunnen bijdragen aan een aantrekkelijk investeringsklimaat, juist in landen die investeringen hard nodig hebben. Voldoende rechtszekerheid is een belangrijke voorwaarde voor het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Bovendien beziet Nederland de IBO heronderhandelingen ook in het licht van het versterken van de banden met landen buiten de EU. Het eenzijdig opzeggen van bestaande IBOs past niet bij een inzet gericht op het versterken van de bilaterale relaties.
Bent u van plan om een einde te maken aan de doorgeslagen investeringsbescherming, waaronder toegang voor brievenbusmaatschappijen en zo goed als geen bescherming van publieke belangen, zoals nu nog vastgelegd in 75 bilaterale investeringsverdragen? Binnen hoeveel jaar denkt u afscheid te kunnen nemen van het laatste achterhaalde akkoord, hetzij door te heronderhandelen op basis van de nieuwe modeltekst, hetzij door akkoorden op te zeggen?
Het kabinet zet in op hervorming van het investeringsbeschermingssysteem. Dit gebeurt zowel op internationaal niveau, in multilaterale fora zoals de United Nations Commission on International Trade Law (UNCITRAL) en de OESO, als op EU niveau, bij de inzet voor moderne en ambitieuze EU handels- en investeringsakkoorden met derde landen.
Op bilateraal niveau zet het kabinet in op de heronderhandeling van de bestaande IBOs. De vernieuwde IBO inzet bestaat uit een aantal pijlers. Eén van de belangrijkste pijlers van de IBO heronderhandelingsinzet van het kabinet is het tegengaan van misbruik van de Nederlandse IBOs. In de modeltekst van 2019 zijn daarom bepalingen opgenomen die brievenbusmaatschappijen de toegang tot de IBO bescherming ontzeggen. Een andere belangrijke pijler van de inzet is het blijven waarborgen van het evenwicht tussen enerzijds investeringsbescherming en anderzijds het behoud van beleidsruimte van overheden. Daarnaast zijn de hervormingen gericht op een transparant en onafhankelijk geschillenbeslechtingsmechanisme.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat oude investeringsakkoorden blijven bestaan, gezien de risico’s voor regelgeving in het publieke belang, voor zowel Nederland als de 75 landen die tegenpartij zijn bij de akkoorden?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 1 en 2 is het kabinet van mening dat het belangrijk is dat de oude investeringsakkoorden vervangen worden door gemoderniseerde IBOs. Daarom zet het kabinet in op het heronderhandelen van IBOs.
Het kabinet deelt niet de inschatting dat de bestaande IBOs een negatief effect hebben of kunnen hebben op de beleidsruimte van Nederlandse overheden om te reguleren in het publiek belang.
Hoe kan het dat er sinds het vaststellen van de nieuwe modeltekst voor investeringsakkoorden in 2019, nog geen enkel investeringsakkoord op basis van dat model is aangepast? Wat is de reden voor de stilstand, nu in de meeste landen geen coronareisbeperkingen meer gelden, wat volgens de NOS in maart 2021 nog de oorzaak was?2
Na de vaststelling van de nieuwe modeltekst zijn in 2019 verkennende gesprekken gevoerd met een aantal landen over de heronderhandeling van bestaande IBOs. Deze initiatieven zijn inderdaad door de covid-crisis stil komen te liggen. Inmiddels is het heronderhandelingsproces weer hervat, en voert Nederland gesprekken met Ghana en Nigeria, met het doel om daarna ook met andere verdragspartners het heronderhandelingsproces te starten dan wel voort te zetten.
Deelt u de mening dat het sneller is om alle bilaterale investeringsakkoorden op te zeggen, al dan niet met een afspraak met de tegenpartij om desunset clause buiten werking te stellen, dan om alle 75 akkoorden te heronderhandelen?
Het kabinet is niet voornemens om de bestaande IBOs op te zeggen, zoals ook toegelicht in antwoord 1 hierboven. IBOs zijn één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handelsbeleid. IBOs bieden meer rechtszekerheid en dragen bij aan de bescherming en bevordering van grensoverschrijdende investeringen, en daarmee aan een aantrekkelijker investeringsklimaat. Dit is voor bepaalde (ontwikkelings)landen essentieel voor het aantrekken van de benodigde investeringen. Bovendien bieden IBOs een platform voor het versterken van de dialoog en de band met landen buiten de EU.
Welke akkoorden zijn op de oude leest verlengd, al dan niet stilzwijgend, sinds de nieuwe modeltekst is vastgesteld?
Het is gebruikelijk dat IBOs conform de bepalingen van het verdrag automatisch stilzwijgend verlengd worden. Op 19 oktober 2018 heeft de Rijksministerraad de nieuwe modeltekst vastgesteld. Sinds deze datum zijn 39 IBOs automatisch verlengd. Een overzicht van de IBOs die automatisch zijn verlengd vindt u in bijlage 1
Welke landen hebben sinds 2019 gevraagd om heronderhandeling of beëindiging van hun verdrag met Nederland te bespreken? Hoe heeft u gereageerd op die verzoeken?
Sinds 2019 heeft Nederland van enkele landen een verzoek ontvangen om bestaande IBOs te heronderhandelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is Nederland momenteel met twee landen – Ghana en Nigeria – actief in gesprek. Sinds 2019 zijn drie IBOs buiten werking getreden die door partnerlanden eenzijdig zijn opgezegd, namelijk de IBOs met Burkina Faso, Ecuador en Tanzania. Daarnaast is ook een aantal IBOs met EU-lidstaten beëindigd, zowel bilateraal als via de Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie 3.
Klopt het dat Oeganda het akkoord met Nederland wilde opzeggen? Hoe heeft Nederland daarop gereageerd? Wat is de status van dat akkoord?
Het is mij niet bekend dat Oeganda het akkoord met Nederland zou willen opzeggen.
Wat is het nut van investeringsakkoorden met landen met een degelijk rechtssysteem, zoals de landen die goed scoren op de Bertelmann Transformation Index of andere landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), als u tegelijkertijd stelt dat investeringsakkoorden geen ruimere bescherming bieden dan degelijk nationaal recht zoals in Nederland?
Investeringsakkoorden in bredere zin zien op het scheppen, bevestigen en waarborgen van de voorwaarden voor wederzijdse private investeringen, waaronder investeringsbescherming. Afspraken specifiek over investeringsbescherming, zoals de Nederlandse IBOs, zijn belangrijk om een veilig investeringsklimaat voor investeerders te waarborgen. In landen met een degelijk rechtssysteem zijn deze afspraken inderdaad meer een bevestiging van de stand van zaken en een garantie dat het rechtssysteem ook in de toekomst degelijk blijft. Voor het aantrekken en behouden van wederzijdse investeringen is het van belang om de beginselen van rechtsbescherming in een bilateraal akkoord te hebben vastgelegd.
Wegen de onzekere en hooguit beperkte effecten op investeringsstromen op tegen de risico’s van miljardenclaims ter beoordeling van ad hoc arbiters in een systeem zonder goedechecks and balances?
IBOs zijn voor het kabinet één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handelsbeleid. Zij kunnen bijdragen aan een aantrekkelijker en veiliger investeringsklimaat. Zowel in Nederland, als in ontwikkelingslanden, waar grote behoefte is aan omvangrijke investeringen die nodig zijn voor het behalen van de Sustainable Development Goals. Hoewel de effecten op investeringsstromen moeilijk te kwantificeren zijn, zijn er onderzoeken die concluderen dat IBOs kunnen leiden tot significante stijgingen in de directe investeringsstromen tussen verdragspartijen.4
Onder IBOs kunnen claims worden gehonoreerd wanneer sprake is van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 deelt het kabinet niet de inschatting dat de bestaande IBOs een risico vormen voor de beleidsruimte van de Nederlandse overheid om te reguleren in het publiek belang.
Welke reden kan er zijn om investeringsakkoorden te behouden met landen met een degelijk rechtsysteem, of met OESO-landen als Zuid Korea, Costa Rica en Mexico?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft Nederland inmiddels kenbaar gemaakt aan het secretariaat van het Energy Charter Treaty dat het zich terugtrekt uit het verdrag? Zo ja, op welke datum is die notificatie gegeven?
Nederland heeft de notificatie ter uittreding nog niet bij de depositaris van het Energiehandvestverdrag (Portugal) kenbaar kunnen maken. Reden hiervoor is dat de nationale procedure ten aanzien van de opzegging nog niet is voltooid. Het voornemen tot opzegging van het Energiehandvestverdrag is inmiddels ter advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Na het afronden van de goedkeuringsprocedure zal een brief naar de depositaris van het Energiehandvestverdrag worden verstuurd met het verzoek om het Nederlandse lidmaatschap te beëindigen. Vanaf dat moment treedt de opzegging een jaar later in werking. Afhankelijk van hoe de procedure en termijnen worden doorlopen, is het de verwachting dat het Nederlandse lidmaatschap bij het Energy Charter Treaty (ECT) eind 2024 kan worden beëindigd.
Klopt het dat Nederland zich uit het Energy Charter Treaty terugtrekt, omdat lidmaatschap de energietransitie kan hinderen?
De toelichting voor het opzeggen van het ECT door Nederland is aan uw Kamer gegeven middels de Kamerbrief Appreciatie Energy Charter Treaty (22518683) van 22 november 2022. Nederland heeft niet besloten tot uittreding omdat het lidmaatschap bij het ECT de Nederlandse energietransitie zou hinderen. Nederland voert haar beleid voor de energietransitie uit, het ECT (en andere investeringsbeschermingsakkoorden) staat daar niet aan in de weg.
Deelt u de mening dat ook de 75 bilaterale investeringsakkoorden risico’s met zich mee brengen voor de energietransitie in Nederland en voor de 75 landen die tegenpartij zijn bij deze akkoorden? Waarom wel of niet?
Nederland treft de maatregelen die zij nodig acht om de klimaatdoelen te behalen, ongeacht het risico op eventuele claims onder ISDS. De zaken die door UNIPER en RWE onder het ECT zijn aangespannen vanwege de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie zijn voor het kabinet geen reden om bepaalde beslissingen uit of af te stellen. Het indienen van claims betekent niet per definitie dat deze ook worden toegewezen. Er moet daarvoor sprake zijn van een schending door een verdragspartij van de investeringsbeschermingsafspraken zoals neergelegd in het desbetreffende investeringsverdrag, zoals bijvoorbeeld onrechtmatige onteigening.
Wat vindt u van de waarschuwing in het zesde IPCC-rapport van werkgroep 3 dat investeringsakkoorden ertoe kunnen leiden dat landen van klimaatbeleid, zoals het uitfaseren van fossiele brandstoffen, afzien of het vooruitschuiven?3
Het zesde IPCC-rapport geeft onder andere aan dat het doel van moderne IBOs is om de regelgevende ruimte van verdragspartijen nog beter te waarborgen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zet het kabinet in op het moderniseren van bestaande IBOs, waarin het herbevestigen en duidelijk expliciteren van het «right to regulate» een van de belangrijkste pijlers is. Nederland treft de maatregelen die zij nodig acht om de klimaatdoelen te behalen en de aanwezigheid van investeringsbeschermingsakkoorden zijn voor het kabinet geen reden om bepaalde beslissingen uit of af te stellen.
Bent u bereidt om net als Denemarken, Nieuw Zeeland en Frankrijk toe te geven dat het risico op claims onder Investor State Dispute Settlement (ISDS) beslissingen over het te voeren klimaatbeleid in Nederland hebben beïnvloed, bijvoorbeeld bij de kolenexit, of in de toekomst kunnen beïnvloeden? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat het negatieve effect op de energietransitie genoeg reden is om deze 75 akkoorden zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals uiteengezet in de antwoorden op de vragen 1 en 2 is het kabinet niet voornemens de IBOs te beëindigen.
Kunt u een overzicht geven van investeringen in Nederlandse fossiele bedrijvigheid afkomstig uit de 75 landen met wie wij een investeringsakkoord hebben?
De rijksoverheid en de Nederlandsche Bank (DNB) publiceren geen cijfers over binnenkomende en uitgaande investeringen uitgesplitst naar zowel land als sector. DNB rapporteert wel data over investeringstransacties aan Eurostat, die deze online publiceert.6 Wat betreft aan fossiele brandstof gerelateerde bedrijfsactiviteiten is alleen data beschikbaar over netto investeringsstromen voor een beperkt aantal landen.
Kunt u een overzicht geven van investeringen in fossiele bedrijvigheid in de 75 landen die tegenpartij zijn (direct of via een brievenbusmaatschappij), afkomstig uit Nederland?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse klimaatbeleid in de toekomst wordt gehinderd of vertraagd als gevolg van de investeringsakkoorden of handelsverdragen met investeringsbescherming waar Nederland partij bij is?
Ja, dit kan het kabinet uitsluiten.
De Nederlandse evacuatie-vluchten uit Khartoum |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er individuen achter zijn gebleven in Soedan, die wel op de evacuatielijst hadden moeten staan?
Zoals ik uw Kamer op 9 mei jl. liet weten is de overgrote meerderheid van de via BZ Informatieservice geregistreerde Nederlanders geëvacueerd of zelfstandig vertrokken uit Soedan. Een aantal personen heeft vanwege verschillende (privé)redenen ervoor gekozen om in Soedan te blijven of was niet in staat zelfstandig naar het vliegveld te reizen. Voor de personen waarmee tot en met zaterdag 29 april contact was over hun evacuatie, maar die het vooralsnog niet gelukt is het land te verlaten, geldt dat met hen nog actief contact wordt gehouden en dat zij op de hoogte worden gesteld van relevante ontwikkelingen.
Klopt het dat er zich op een gegeven moment een persoon heeft gemeld bij de ambassade met het verzoek om evacuatie, die bekend was vanwege eerdere contacten met de ambassade?
Omwille van privacyredenen kan ik niet ingaan op individuele casussen.
Klopt het dat de ambassade zich bereid toonde om het individu en zijn dochter te evacueren, maar dat zij daarbij niet diens vrouw wilden meenemen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de ambassade deze vrouw niet mee wilde nemen vanwege het ontbreken van de huwelijksakte?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. In algemene zin kan worden bevestigd dat altijd zorgvuldig wordt uitgezocht wat de familierelatie is tussen personen. Voor het vaststellen van een door Nederland erkende relatievorm kan het nodig zijn een huwelijksakte te overleggen.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze vrouw met gevaar voor eigen leven terug is gegaan naar Khartoem om die huwelijksakte te halen, waarbij dit naderhand niet heeft bijgedragen aan een evacuatie?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. Tijdens de evacuaties is in het contact met personen informatie verstrekt over de benodigdheden en voorwaarden om in aanmerking te komen voor evacuatie. De veiligheid van Nederlandse burgers en hun kerngezin was en blijft hierbij een prioriteit.
Hoe beoordeelt deze gang van zaken?
Ik betreur het dat mensen in gevaarlijke omstandigheden zijn beland en op dit moment Soedan niet kunnen verlaten. Helaas geldt dit voor veel mensen in Soedan. Indien zij met het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact hebben gezocht ten tijde van de evacuatie dan wordt dat contact zo goed mogelijk onderhouden gegeven de omstandigheden en worden zij op hoogte gehouden van ontwikkelingen. Afhankelijk van de situatie kunnen zij worden ondersteund door middel van consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat dit niet ruimhartig is en een te formele opstelling is van Nederland, waarbij onnodig mensen in gevaar zijn gebracht?
Bij evacuaties wordt zo goed mogelijk onderzocht of de identiteit en nationaliteit van iemand kan worden vastgesteld. Indien van toepassing moet de relatie met de kerngezinsleden worden aangetoond. In een dergelijke situatie zijn snelheid van actie evenals de veiligheid van betrokkenen van groot belang.
Wat kunt u doen om deze mensen alsnog in veiligheid te brengen op welke manier dan ook?
Zoals ik uw Kamer liet weten op 9 mei jl. geldt in algemene zin dat personen die zich na de actieve evacuatiefase hebben gemeld, alsook degenen met wie ondanks herhaalde pogingen geen contact meer is geweest, inmiddels een bericht hebben gekregen waarin hen wordt gevraagd of zij op dit moment nog hulp nodig hebben. Zij kunnen een beroep doen op consulaire bijstand. Sinds eind april gelden voor hen de reguliere procedures voor het aanvragen van een Schengenvisum of voor een verblijfsvergunning voor regulier verblijf voor degenen zonder verblijfstitel in Nederland.
Bent u bereid om te assisteren bij het verkrijgen van een vliegticket en bij te dragen aan de kosten daarvan? Zo nee, waarom niet?
Sinds de evacuatie eind april is beëindigd, worden mensen geacht hun reiskosten naar Nederland zelf te dragen.
Bent u bereid om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden in verband met de veiligheid van het individu in kwestie?
Ja.
Naar voorbeeld van Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans?1
Ja.
Vreest u net als uw Belgische collega De Croo voor het risico op een tweede juridische stikstofcrisis in ons dichtbevolkte en nu nog economisch sterke gebied en het «overladen van de kar»? Kunt u in uw beantwoording een reactie geven op de uitspraken van De Croo en specifiek zijn stellingname dat we met extra stikstofnormen, nieuwe regels voor biodiversiteit en wetgeving voor natuurherstel in een situatie terechtkomen dat er zoveel regels zijn, dat onze industrie het niet meer aankan?
Het kabinet vindt, evenals premier De Croo, dat bij het vaststellen van nieuw beleid er goed gekeken moet worden naar wat de draagkracht is op het gebied van landbouw, economie en industrie, klimaat en woningbouw. Hier moet in het bijzonder oog voor zijn wanneer er al stringente regelgeving bestaat op een bepaald gebied. Nederland maakt zich daarom, bijvoorbeeld in de onderhandelingen over de natuurherstelverordening, waarvan het de algemene doelen onderschrijft, zodoende hard voor het omzetten van het verslechteringsverbod in een inspanningsverplichting en het afzwakken van de bindende doelen voor 2040 en 2050.
Bent u in navolging op de Franse president Emmanuel Macron en dé Belgische premier Alexander De Croo bereid om de pauzeknop in te duwen met nog meer groene EU-wetgeving? Graag een gedetailleerd antwoord.
Voor het kabinet staat de groene transitie niet ter discussie. Om tot een toekomstbestendig Nederland te komen, moeten we ook in Europees verband stappen nemen. Wel is het hierbij zaak om in de onderhandelingen over EU-wetgeving de Nederlandse belangen duidelijk naar voren te brengen. Daarbij zal het kabinet door middel van de BNC-fiches de Kamer altijd meenemen in het zorgvuldig wegen van de EU-voorstellen.
De Bilderbergconferentie in Lissabon |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het correct dat de premier en Minister van Financiën aanwezig waren bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?1
Ja.
Waren er wellicht ook andere leden van de regering aanwezig bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?
Nee.
Kan de Kamer de uitnodiging gestuurd aan de premier en Minister van Financiën voor deze Bilderbergconferentie ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Deze uitnodigingen zullen, net als gebruikelijk met diplomatieke correspondentie met andere staten of internationale organisaties, niet openbaar worden gemaakt.
Is het correct dat de leden van het kabinet door de organisatoren van deze conferentie op «individuele titel», dus niet in hun hoedanigheid als lid van kabinet of regering, worden uitgenodigd?2
De uitnodiging voor de conferentie is mij toegezonden als Minister-President. Dit geldt ook voor de uitnodiging aan het adres van de Minister van Financiën. De reis- en verblijfskosten zijn voor Rijksrekening. Deze kosten vormen onderdeel van de regeling «Openbaarmaking Bestuurskosten» en worden altijd openbaar gemaakt.
Namen de premier en Minister van Financiën ook op individuele titel, dus niet in hun hoedanigheid van Minister, deel aan de Bilderbergconferentie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën op individuele titel deelnemen aan de Bilderbergconferentie waarom werden3 (en worden?) de reis- en verblijfskosten van de(ze) conferentie dan betaald door de belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën namens de Nederlandse regering deelnemen aan de Bilderbergconferentie kan de Kamer dan een samenvatting ontvangen van de standpunten die door deze twee Ministers namens Nederland zijn ingebracht tijdens deze conferentie? Zo nee, waarom niet?
De Bilderberg Conferentie biedt de gelegenheid om in een meer informele setting een dialoog te voeren over belangrijke actuele, geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s, samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, de wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven. De besprekingen tijdens de conferentie worden gevoerd onder de zogeheten «Chatham House Rules» om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Voor een verdere verslaglegging verwijs ik graag naar de website van de Bilderbergconferentie.
Het wetsvoorstel wat het verkrijgen van Servisch burgerschap makkelijker zou maken voor Russen. |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Serbia stalls plan to ease citizenship rules or Russians amid EU backlash?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat er in Servië een wetsvoorstel ligt dat het voor o.a. Russen die slechts één jaar in loondienst, als zzp’er of als ondernemer in Servië werken mogelijk maakt om het Servisch burgerschap te krijgen? Welke veiligheidsrisico’s ziet u als de invoering van de wet wordt doorgezet?
De Commissie heeft Servië aangesproken op het wetsvoorstel. Als de wet aangenomen wordt, kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid van lidstaten, aangezien daarmee visumvrij reizen naar de EU mogelijk wordt voor Russen en andere nationaliteiten die Servisch burgerschap krijgen. Indien de invoering van deze wet leidt tot een toegenomen dreiging voor de veiligheid van de lidstaten kan de Commissie besluiten visumvrij reizen voor Servische paspoorthouders op te schorten. Het kabinet verwelkomt de scherpe reactie van de Commissie en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Wat is de huidige status van deze wet?
De behandeling van het wetsvoorstel is door het Servische parlement aangehouden. Het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer het voorstel in behandeling zal worden genomen.
Hoeveel Russen wonen op dit moment in Servië die door de genoemde wetswijziging nu of over een jaar in aanmerking komen voor Servisch staatsburgerschap als de wet nu in werking zou treden?
De Servische regering deelt geen officiële cijfers over het aantal Russen woonachtig in Servië. Schattingen lopen uiteen van 150.000 tot 250.000 Russen die op meer of minder permanente basis in Servië verblijven. De Servische overheid gaf in 2022 12.593 werkvisa af aan Russische burgers. Dit jaar zijn tot en met april meer dan 4500 werkvisa verstrekt. Het is waarschijnlijk dat het grootste deel van de in Servië woonachtige Russen er verblijft op Servische toeristenvisa. Die groep kan na deze wetswijziging geen aanspraak maken op staatsburgerschap na een jaar.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat een nieuwe stroom Russische burgers naar Servië zou verhuizen, waartoe op sociale media kanalen al wordt opgeroepen, om zich na een jaar over Europa te verspreiden?
Indien de wet wordt aangenomen zou de situatie kunnen ontstaan dat het aantal Russische burgers dat naar Servië verhuist toeneemt. De mate waarin dit zou kunnen gebeuren is moeilijk te voorspellen. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen.
Is er sprake geweest van Russische invloed bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel?
Daar heeft het kabinet geen aanwijzingen voor.
Sluit u zich aan bij het standpunt van de Europese Commissie dat een dergelijke wet de consequentie heeft dat visumvrij reizen voor Servische burgers wordt opgeheven en bent u bereid zich er persoonlijk hard voor te maken dat het opheffen van visumvrij reizen een consequentie is als deze wet toch in werking dreigt te treden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke stappen kunnen er nog bilateraal of op Europese Unie (EU)-niveau genomen worden om aan Servië duidelijk te maken dat een dergelijke wet onwenselijk is?
Het aannemen van een dergelijke wet zou in de ogen van het kabinet evident een stap in de verkeerde richting zijn. Zaken die raken aan migratie en burgerschap vallen onder andere onder het «fundamentals» cluster van het EU toetredingsproces van kandidaat-lidstaten. Negatieve ontwikkelingen op dit onderwerp kunnen de EU toetreding van kandidaat-lidstaten afremmen. Volledige aansluiting bij het EU visumbeleid is uiteindelijk een voorwaarde voor toetreding van een kandidaat-lidstaat.
Het kabinet spreekt Servië in bilaterale contacten aan op stappen die haaks staan op de EU-ambitie van het land. Zo ook op deze wet. In Europees verband spoort het kabinet de Commissie en andere Europese lidstaten aan dit ook doen. Daarnaast is tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 maart door EU lidstaten overeenstemming bereikt over de noodzaak om tot een herziening van criteria voor visumvrijstelling en de criteria voor opschorting te komen, en is er brede steun voor een verbeterde monitoring van visumvrije landen. Nederland zet zich in om de effectiviteit van het visum noodremmechanisme te vergroten.
Op welke manieren wordt er op bilateraal en op EU-niveau gesproken met de Servische regering om een nieuwe lijn te kiezen in haar relatie met Rusland?
Zie het antwoord op vraag 8.
Hoe wordt de druk vergroot op Servië om sancties gezamenlijk met de EU tegen Rusland in te voeren?
Servië wordt zowel bilateraal, als in EU verband aangesproken op de noodzaak om zich gradueel aan te sluiten bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en daarmee ook het overnemen van EU sancties. Ook verwacht het kabinet dat Servië mogelijke omzeiling van sancties niet faciliteert. Op 11 mei bracht sanctiegezant van de EU, David O’Sullivan, tijdens een bezoek aan Belgrado dezelfde boodschap over aan de Servische president, premier en Minister van Buitenlandse Zaken.
Wordt er al toegewerkt naar een verbod op directe vluchten tussen Belgrado en Moskou?
EU-sancties verbieden geen vluchten van en naar Rusland van nationale luchtvaartmaatschappijen. De EU heeft Russische maatschappijen verbannen uit het luchtruim. Als tegenmaatregel heeft Rusland EU maatschappijen geweerd. Mocht Servië sancties invoeren, dan zal Air Serbia waarschijnlijk ook geweerd worden uit het Russische luchtruim. Servië heeft geen sancties ingevoerd tegen Rusland. Het kabinet blijft er bilateraal op aandringen dat Servië de sancties overneemt.
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van motie van Wijngaarden c.s.2 waarin wordt opgeroepen om consequenties te verbinden aan het gebrekkige afstemmingspercentage van kandidaat-lidstaten met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU?
N.a.v. de motie van de heer Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) heeft het kabinet de Commissie verzocht om met voorstellen te komen op basis waarvan er consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige aansluiting bij het GBVB. N.a.v. de motie heb ik hier ook toe opgeroepen tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 20223. In gesprekken geeft de Commissie aan extra aandacht te zullen besteden aan GBVB-aansluiting van kandidaat-lidstaten. Het kabinet zal hier dit najaar in haar kabinetsappreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.
De stijging van het aantal afwijzingen van visumaanvragen van Surinamers |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Beseft u dat Suriname al honderden jaren een verbintenis heeft met Nederland, dat Surinamers voormalig Rijksgenoten zijn en dat de helft van de Surinaamse families zich in Nederland bevindt?1
Ja, ik ben mij zeer bewust van de nauwe historische banden tussen onze beide landen.
Zo ja, waarom vindt u het belangrijk om visa voor Surinamers commercieel en zakelijk te behandelen zonder daarbij rekening te houden met de geschiedenis en de familiebanden?
Visumverlening of -weigering vindt plaats op basis van de voorwaarden van de EU visumcode. Dat zijn communautaire afspraken waaraan alle Schengenlanden omwille van een geharmoniseerde en rechtsgelijke behandeling gehouden zijn. Bij de beoordeling van visumaanvragen wordt conform de visumcode ook rekening gehouden met de algemene situatie in het land van verblijf, zoals de economische omstandigheden, politieke stabiliteit en de historische banden met de lidstaat waar het reisdoel van de aanvrager is gelegen.
Vindt u het opportuun om, gezien de hoge inflatie in de wereld en zeker in Suriname, de kosten van het aanvraagproces bij VFS Global zo hoog op te laten lopen?
VFS Global is gemachtigd conform de EU visumcode om een bedrag in rekening te brengen voor de geboden service. In Suriname is dit bedrag sinds 21 maart 2019 contractueel begrensd op 30 euro per aanvraag.
Bent u zich bewust van het feit dat de locatie van de Externe Dienstverlener (EDV) in Paramaribo zich op dezelfde plek bevindt als de ambassade? Zo ja, waarom geeft u aan dat deze locatie het logistiek makkelijker maakt voor de aanvragers?
Afhankelijk van het aantal klanten en de binnenlandse reisafstanden worden in een aantal landen visumaanvragen op meer dan één EDV-kantoor ingenomen. Dat vereenvoudigt de reisbewegingen en bijbehorende kosten. In andere landen, zoals in Suriname, bevindt het EDV-kantoor zich in de hoofdstad waar ook de ambassade is gevestigd. Een EDV biedt echter ruimere openingstijden dan op een ambassade mogelijk is.
Bent u zich ervan bewust dat VFS Global telefonisch haast onbereikbaar is? Wat is uw reactie hierop?
Nee, daarmee ben ik niet bekend. Uit intern onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat in de afgelopen periode slechts enkele signalen zijn ontvangen over telefonische onbereikbaarheid van het VFS-kantoor in Paramaribo. Niettemin heeft het ministerie dit onder de aandacht gebracht van VFS Global.
Bent u zich ervan bewust dat een verkeerd of onvolledig aanvraagformulier wordt afgewezen zonder een deugdelijke onderbouwing?
Visumaanvragers worden via de websites van VFS Global en van Nederland Wereldwijd (NWW), alsook in de bevestigingsmail van de visumafspraak en via informatieborden bij de VFS locatie, geïnformeerd over de documenten die bij een visumaanvraag ingediend moeten worden. Een desondanks niet compleet ingediende aanvraag kan inderdaad reden zijn een visum te weigeren, omdat daardoor niet of onvoldoende kan worden vastgesteld of een aanvrager kwalificeert voor een visum. In de weigeringsbeschikking die daarop volgt wordt gemotiveerd op welke grond(en) de aanvraag is geweigerd. De visumaanvrager kan daartegen in bezwaar gaan indien deze het niet eens is met de beschikking.
Vindt u het eerlijk dat men bij een verkeerd of onvolledig ingevulde aanvraag de volledige kosten opnieuw moet voldoen?
Bij een nieuwe aanvraag zullen de kosten opnieuw betaald moeten worden. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager om aan de hand van de beschikbare informatie die voorafgaand aan de visumaanvraag duidelijk wordt gespecificeerd (zie antwoord op vraag 6) het visumdossier op volledige wijze te verstrekken.
Kunt u aangeven in welke mate verkeerd ingevulde formulieren voorkwamen voordat VFS Global de aanvragen in behandeling nam?
De Consulaire Service Organisatie (CSO) in Den Haag houdt geen statistieken bij van het aantal niet compleet ingevulde formulieren. Wel kan op basis van de weigeringsgrond «ontbrekende documenten» worden geconcludeerd dat in 2022 bij Surinaamse aanvragen circa 85% van de weigeringen (mede) veroorzaakt werd door niet volledig ingevulde of gedocumenteerde aanvragen. Deze weigeringsgrond is nooit de enige afwijzingsreden. Door het ontbreken van documenten kan bijvoorbeeld soms ook de solvabiliteit, reisdoel of sociale binding niet worden aangetoond, en worden deze redenen eveneens in de weigeringsbeschikking bekend gesteld.
Wat is de trend in de «vaker ontbrekende gegevens»? Vraagt men niet om informatie, die niet of moeilijk geleverd kan worden?
De EU visumcode stelt de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor een visum. Deze voorwaarden dienen gestaafd te worden met documenten ongeacht het land van aanvraag. In het algemeen kan gesteld worden dat deze documenten niet heel uitzonderlijk van aard zijn en zonder veel moeite overlegd zouden moeten kunnen worden. Het overgrote deel van de Surinaamse visumaanvragers slaagt daar prima in en levert een goed dossier in met alle noodzakelijke informatie om de aanvraag te beoordelen.
Wat beschouwt u als een «ontoereikende» reden voor bezoek aan Nederland?
Bij de beoordeling van een visumaanvraag wordt op basis van de ingediende documenten o.a. nagegaan of het doel van de reis duidelijk wordt gemaakt. Indien de benodigde documenten of informatie ter onderbouwing van het reisdoel niet aan het dossier zijn toegevoegd, bijv. het ontbreken van een uitnodiging van de referent, kan de reden voor het bezoek niet toereikend worden vastgesteld.
Bent u tevreden met een stijging van de afwijzingen van 300% in het geval van Suriname en 200% in het geval van Turkije? Zo ja, waarom?
Nee. Het visumproces is erop gericht om bona fide reizen naar Nederland en eventueel verder in het Schengengebied te faciliteren. De dienstverlening aan de klant staat daarin centraal. Een stijging van het weigeringspercentage bij visumaanvragen is teleurstellend. Die is echter het gevolg geweest van aanvragers die niet aan de voorwaarden voor visumverlening voldoen.
Ziet u op basis van deze toenames reden om de inname van visumaanvragen nader te onderzoeken of aan te passen?
De visumwerkprocessen worden regelmatig tegen het licht gehouden en besproken met de EDV’s en de diplomatieke vertegenwoordigingen wereldwijd. Daarnaast monitort de vertegenwoordiging in elk land het functioneren van de aldaar gevestigde EDV’s op gezette tijden. Ook evalueert de Europese Commissie het Schengen visumbeleid van de lidstaten. Tot slot vormt het klachtenpunt bij NWW een belangrijke bron van informatie. Het ministerie neemt klachten die o.a. via NWW worden ontvangen serieus, volgt deze op, en betrekt deze in gesprekken met de EDV ter verbetering van de dienstverlening.
Medio juni heeft een technische missie plaatsgevonden naar Suriname waarin de werkprocessen zijn onderzocht en waarbij enkele verbeteringsafspraken zijn gemaakt. Daarnaast is visumverlening ook aan de orde geweest in het gesprek dat ik met Minister Ramdin heb gevoerd tijdens mijn recente bezoek.
Klopt het dat er door VFS Global advies wordt uitgebracht aan de Consulaire Service Organisatie (CSO) om de aanvragen «kort» of «intensief» te bestuderen?
Nee, dat is niet juist. VFS Global speelt hierin geen enkele rol.
Klopt het dat door algoritmes in het beoordelingsproces jonge Surinaamse mannen automatisch op de stapel «intensief» terechtkomen?
Nee, dat is niet juist. Het Informatie Ondersteund Beslissen (IOB) kent niet automatisch een intensief behandeladvies toe aan alle aanvragen die door jonge Surinaamse mannen zijn gedaan. Een behandeladvies komt tot stand op basis van informatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf verzameld bij een (eerdere) visumaanvraag, informatie van ketenpartners én/of op basis van een profiel. Een profiel bestaat nooit uit enkel leeftijd, nationaliteit en geslacht. De nationaliteit, leeftijdsgroep en geslacht zijn drie van de zeven eigenschappen van een visumaanvraag die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van profielen voor het IOB. Daarnaast kunnen ook het hoofddoel van de reis, de locatie van de aanvraag, de burgerlijke staat en het beroep meegenomen worden in de beslisboom. Een profiel bestaat altijd uit minimaal drie van de zeven kenmerken waarbij er altijd een combinatie van aanvraaggegevens en persoonsgegevens wordt gebruikt. Een profiel op basis van alleen leeftijd, geslacht en nationaliteit is dus niet mogelijk; een combinatie van reisdoel, nationaliteit en geslacht wel.
Heeft uw gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) al plaatsgevonden? Zo ja, klopt het dat zij u ter verantwoording hebben geroepen over het gebruik van profilerende software bij de beoordeling van visumaanvragen? Zo ja, wat is de uitkomst van dat gesprek?
Ja, het gesprek met de AP heeft op 15 mei jl. plaatsgevonden. Zoals uw Kamer gemeld3, heeft het ministerie met betrekking tot het IOB bij de beoordeling van Schengenvisa een informatieverzoek van de AP ontvangen om aanvullende informatie te bieden over de grondslag, noodzakelijkheid en de proportionaliteit van de gegevensverwerking gegeven de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op 9 mei heeft het ministerie aanvullende vragen van de AP ontvangen. Mede op basis van het overleg op 15 mei zal het ministerie deze vragen beantwoorden en aanbieden aan de AP. Over de uitkomsten van de uitwisseling met de AP zal uw Kamer worden geïnformeerd in een brief, waarbij ook een nadere illustratie van de IOB werkwijze zal worden gegeven4.
Klopt het bericht dat de functionaris gegevensbescherming van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2022 al adviseerde om te stoppen met het gebruik van algoritmes, die discriminatie bij deze visumaanvragen in de hand werken? Zo ja, waarom is zijn advies genegeerd?
Het ministerie heeft zich vanaf de ontwikkeling van het IOB in 2015 laten adviseren door een extern juridisch adviesbureau teneinde binnen de geldende privacywet- en regelgeving te (blijven) werken. Daarbij is op verschillende momenten getoetst in hoeverre de werkwijze van het IOB juridisch toelaatbaar is. De conclusie was dat het gebruik van profielen in het IOB niet in strijd is met de privacy wetgeving. Dit oordeel werd onderschreven door de toenmalige functionaris gegevensbescherming (FG).
Omdat het ministerie veel waarde hecht aan het FG-oordeel en aan het voldoen aan wet- en regelgeving heeft het ministerie het advies van de voormalige FG aangegrepen om (nogmaals) het huidige gebruik van het IOB door een andere externe partij te laten toetsen. Conclusie van deze externe toets is dat het ministerie toereikende en relevante argumenten heeft aangedragen voor het gebruik van het IOB. Het gebruik van het IOB is daarom voortgezet.
De kritiek van de voormalige FG rondom mogelijke discriminatie is door het ministerie zeer serieus genomen. Daarom is besloten om naast bovengenoemde second opinion, ook nog andere materiedeskundigen in te roepen, waaronder de Landsadvocaat. Aan deze materiedeskundigen is gevraagd te beoordelen in hoeverre het gebruik van het gegeven nationaliteit relevant, noodzakelijk en proportioneel is binnen het IOB. De conclusies luidden dat er (i) een wettelijke grondslag is voor het gebruik van nationaliteit binnen het IOB; (ii) verwerking van gegevens over nationaliteit nodig is vanwege zwaarwegende algemene belangen en om te voldoen aan een volkenrechtelijke verplichting en dat (iii) het maken van onderscheid naar nationaliteit bij de beoordeling van een visumaanvraag noodzakelijk en proportioneel is en niet als discriminatie kan worden gekwalificeerd.
Hoe gaat u voorkomen dat u dezelfde praktijk hanteert als de Belastingdienst bij de Toeslagenaffaire, waarbij het verkeerd zetten van een handtekening of datum op een formulier in combinatie met een bepaalde afkomst er al voor zorgde dat iemand tot persona non grata werd verklaard?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt uitdrukkelijk niet op een vergelijkbare manier als de Belastingdienst bij de Toeslagen. Een ontbrekende handtekening of verkeerd ingevulde datum maken geen onderdeel uit van het IOB, dus ook niet in combinatie met de afkomst van een persoon.
Daarbij is het van belang om te benadrukken dat het IOB alleen een ondersteunend advies geeft over de intensiteit van behandeling van de aanvraag. Het IOB heeft daarmee nooit tot gevolg dat een visumaanvraag direct wordt toegekend, dan wel wordt geweigerd. Het is te allen tijde aan de beslismedewerker om het gehele dossier van de aanvrager te beoordelen. Een visumaanvraag wordt alleen geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de EU visumcode.
Deelt u de mening dat er zeer gevoelige informatie (inkomen, bankafschriften, banknummers, arbeidsovereenkomsten, gekoppeld aan personalia inclusief sofinummer) van de aanvragers en garantstellers bij VSF Global wordt aangeleverd? Is dit getoetst aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)? Zo ja, kan dit alsnog geëvalueerd worden?
Het gebruik van een EDV, zoals VFS Global, is toegestaan en vastgelegd in de EU visumcode. Bij het afsluiten van het contract met VFS is tevens een Verwerkersovereenkomst (Data Processing Agreement), conform art.28 AVG, opgesteld waarbij het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft getoetst of de Verwerker voldoet aan de AVG. Daarnaast rust er vanuit de VIS-verordening de verplichting op de nationale toezichthouder (Autoriteit Persoonsgegevens) om elke vijf jaar een audit uit te voeren op het gehele Schengenvisum proces en alle betrokken partijen en systemen. Deze audit werd in 2020 uitgevoerd5, een jaar later dan aanvankelijk gepland, en zal conform planning in 2024 weer plaatsvinden.
Kan het zijn dat het verdienmodel van VFS Global ook zit in het afwijzen van aanvragen, zodat opnieuw € 30,– administratiekosten moet worden voldaan? Hoe controleert u dit?
Nee, dat is niet mogelijk. Het besluit om een visumaanvraag goed te keuren of af te wijzen wordt uitsluitend door de CSO, centraal in Den Haag genomen. Een EDV heeft daar geen zeggenschap over, conform de voorschriften van de EU visumcode.
Vindt u dat een verbetering van het visumproces in Suriname (lees terugkeer naar de oude situatie) thuishoort na de «komma», gelet op de excuses inzake het slavernijverleden, die onlangs zijn gemaakt door premier Rutte namens de Nederlandse overheid?
Het afgelopen jaar zijn er wereldwijd capaciteitsproblemen geweest door een snelle toename van visumaanvragen na het afschaffen van de Covid-reisbeperkingen. Daarbij speelden zaken van verschillende aard, waaronder op het gebied van personeel en IT-storingen in het NVIS visumsysteem. Het ministerie erkent de problemen t.a.v. de langere wachttijden voor visumaanvragen die zijn ontstaan en heeft hard gewerkt aan oplossingen. Terugkeer naar de oude situatie is niet wenselijk en zou ook niet leiden tot verbeteringen in het visumproces. De excuses over het slavernijverleden hebben geen relatie met visumverlening.
De impact van EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan op de Rapid Support Forces-militie in Soedan (RSF) |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over het indirecte profijt dat de Rapid Support Forces (RSF) gehad lijkt te hebben van de EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan om migratie te controleren?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Border Control from Hell: How the EU's migration partnership legitimizes Sudan's «militia state»» van The Enough Project uit april 2017? Hoe beoordeelt u het feit dat hieruit blijkt dat er in 2017 al zorgen waren over de mogelijkheid dat EU-grensbewakingsprojecten in Soedan via dual-use-capaciteiten en legitimering zeer ten goede zouden komen aan de RSF?2
Ja, ik ben bekend met het rapport. De EU heeft echter noch in 2017 noch in de jaren daarna financiële steun gegeven aan genoemde veiligheidstraining. Vanwege het EU-wapenembargo tegen Soedan kan geen militaire uitrusting worden geleverd.
De EU heeft de Soedanese grensbeveiliging ook niet uitgerust met materieel voor dual-use capaciteiten en gebruik. Alle besluiten om civiele uitrusting aan de Soedanese autoriteiten te leveren worden genomen op basis van een grondige beoordeling per geval door de EU, na een strenge aanbestedingsprocedure en op basis van alomvattende aanbestedingsbeginselen. Geen van de door de EU gefinancierde programma’s heeft steun verleend aan het leger en milities. EU-financiering in Soedan wordt niet via de regering verstrekt, maar via maatschappelijke organisaties, ngo’s, agentschappen van EU-lidstaten en de VN-instellingen.
Waarom zijn de projecten en financiering toch pas ruim twee jaar na dit rapport stopgezet?
De EU geeft aan dat de activiteiten onder het programma voor beter migratiebeheer (Better Migration Management) en het ROCK (Regional Operational Centre in Khartoum) deels werden stopgezet in juni (2019), als gevolg van de Soedanese revolutie en de daarop volgende instabiliteit. Activiteiten in Soedan gericht op de bescherming van migranten en vluchtelingen en bewustmaking werden voortgezet. Deze activiteiten kwamen rechtstreeks ten goede aan kwetsbare mensen in het land.
Deelt u de mening dat, terwijl de Europese Commissie en de Nederlandse regering claimen dat er nooit direct of indirect steun is verleend aan de RSF via EU-projecten of financiering, de grote rol van de RSF in de Soedanese grensbewaking het erg lastig te controleren maakt of de militie er indirect niet toch van geprofiteerd heeft?
De EU had een breed palet aan waarborgen ingebouwd, inclusief interne en externe monitoring en evaluatie van de projecten, evenals controles door onafhankelijke auditors, om te voorkomen dat de RSF militie zou profiteren van de EU steun.
Zie ook de beantwoording bij vraag 2. Onder het Better Migration Management programma van de EUTF werd niet samengewerkt met de RSF. Om het risico te vermijden dat leden van de Janjaweed en RSF onbedoeld werden betrokken, is in juni 2017 onder leiding van het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) een specifieke aanpak ontwikkeld. Hierin werd voor alle uitvoerende partners vastgesteld hoe samengewerkt kon worden met het veiligheidsapparaat. Ook stelde deze aanpak de voorwaarden vast waaronder BMM activiteiten kon uitvoeren, in het bijzonder met het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In Soedan werden de deelnemerslijsten nauw afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken om te voorkomen dat RSF-militieleden deelnamen aan trainingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat nu blijkt dat de zorgen uit 2017 terecht waren en dat blijkt dat de RSF inderdaad indirect profijt heeft gehad van EU-projecten en financiering die bijdroegen aan de legitimering van de militie en aan dual-use-capaciteiten die de RSF kan inzetten bij oorlogsvoering en onderdrukking van de bevolking? En dat dit bij heeft gedragen aan de manier waarop de RSF Soedan nu hevig destabiliseert?
Zie ook beantwoording vraag 2. Ik deel deze zorgen, echter lijkt de berichtgeving hierover niet correct te zijn volgens de EU3. Zie ook beantwoording van Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) ingezonden 2 november 2020, evenals van de leden Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) en Kuik (CDA) ingezonden op 3 november 2020.
De RSF is ontstaan uit de zgn. Janjaweed milities uit Darfur. In 2013 besloot dictator Omar al-Bashir de milities op de loonlijst van de Soedanese overheid te zetten, en werd tegelijkertijd autonomie beloofd. De top van de RSF, onder wie Hemedti, ontvingen geld en macht om te voorkomen dat zij zich tegen Bashir zouden keren.
De RSF heeft die autonomie in de jaren die volgden optimaal benut. Zo heeft RSF, op verzoek van Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, troepen geleverd om te vechten in Jemen, tegen betaling. Tegen deze achtergrond heeft de RSF in de afgelopen periode uit kunnen groeien tot een grote en machtige militie.
Welke impact hebben de EU-grensbewakingsprojecten volgens u indirect gehad op de RSF en daarmee op de binnenlandse stabiliteit van Soedan?
Zie ook beantwoording vraag 5. De EU verleent geen financiële steun aan de regering van Soedan, noch aan de snelle steunverleningsmacht, het Soedanese leger, de militaire overgangsraad of milities, en heeft dat ook in het verleden niet gedaan. Hemedti, de leider van de RSF, heeft zich diverse keren onterecht geprofileerd als «grensbewaker». Dit strookt echter niet met de werkelijkheid, want hij en de RSF hebben nooit EU financiering ontvangen.
Deelt u de mening dat elke mogelijke bijdrage die de EU in het verleden geleverd kan hebben aan de ramp die zich nu in Soedan voltrekt, de grootst mogelijke aandacht dient te krijgen? En dat hier desnoods excuses voor aangeboden dienen te worden door de Europese Commissie?
Zie ook beantwoording vraag 6. Nee, deze mening deel ik niet gezien deze berichtgeving niet klopt. Zie ook beantwoording vraag 5 en verwijzing naar beantwoording eerdere Kamervragen hierover.
De Europese Commissie is belast met de aanbesteding, het sluiten van contracten en de follow-up van de projecten. Elk project voert regelmatig zijn eigen monitoring en evaluatie uit. De uitvoerende partners van de EU houden volledige controle over de uitbetaalde middelen en worden tijdens de uitvoering van de projecten door de EU-delegatie streng en regelmatig gecontroleerd.
Alle door de EU gefinancierde projecten worden onderworpen aan interne en externe monitoring en evaluatie, en de uitgaven worden door onafhankelijke auditors gecontroleerd. De uitvoeringspartners van het EU-noodtrustfonds voor Afrika zijn: 48% VN-agentschappen, 35% agentschappen van EU-lidstaten, 17% NGO’s.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat EU-projecten en financiering gericht op het tegengaan van migratie een dergelijke indirecte destabiliserende impact kunnen hebben in partnerlanden?
De oorzaken van conflicten zijn complex en destabiliserende factoren kunnen niet een-op-een gekoppeld worden aan EU-projecten gericht op migratie.
Zoals eerder gezegd heeft geen van de door de EU gefinancierde programma’s steun verleend aan het leger en de milities. Het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) had de leiding over het door de EU gefinancierde Better Migration Management (BMM)-programma in negen landen in de Hoorn van Afrika. Nederland heeft in EU-verband en in bilateraal contact met GIZ onderstreept dat het BMM-programma niet mag leiden tot versterking van een autoritaire regime in Soedan. Dit is dan ook niet gebleken uit monitoring en evaluaties van de EU.
De EU-instellingen en lidstaten waren destijds een strategische dialoog gestart, resulterende in een brede conflictanalyse op basis waarvan programmamiddelen worden toegewezen aan niet-gouvernementele partners. Nederland heeft er destijds in deze besluitvorming met succes op aangedrongen dat bijdragen niet via de Soedanese overheid zullen worden uitbetaald of aan de overheid ten goede zullen komen.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat de EU doorging met de projecten in Soedan, terwijl deze risico’s al bekend waren?
Nee, deze mening deel ik niet. De EU brengt voorafgaand aan haar projecten de risico’s nauwkeuring in kaart en bouwt daarnaast mitigerende maatregelen in, waaronder regelmatige monitoring en strenge evaluaties.
Welke lessen kunnen hier volgens u uit getrokken worden voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Hoe gaat u die inzetten om ervoor te zorgen dat dergelijke steun aan het controleren van migratie niet leidt tot een destabilisatie?
Zoals gesteld in de Beleidsnotitie 20224, doet het kabinet er alles aan om risico’s te minimaliseren, maar accepteert het ook dat het nemen van risico’s soms onvermijdelijk is om resultaten te kunnen bereiken, zeker in fragiele en politiek instabiele landen. Om de risico’s zoveel mogelijk te beperken houdt NL nauwlettend in de gaten hoe de Europese Commissie haar aanbesteding uitvoert, contracten sluit en daarin conflictsensitiviteit en risico’s opneemt en de follow-up van de projecten uitvoert, inclusief strenge en regelmatige controles.
Deze discussie onderstreept echter hoe politiek gevoelig samenwerking met niet-democratische overheden in deze regio is en welke risico’s hierbij komen kijken. We maken ons er hard voor om in al onze programmering transparant te zijn over deze risico’s en gevoeligheden mee te wegen. Tevens houden we oog voor het belang van het versterken van de rol van civiele spelers in politieke processen. NL bouwt daarbij heel bewust waarborgen in, bijv. op het gebied van mensenrechten en actoren met wie wordt samengewerkt.
Bent u bereid om deze zorgwekkende impact van EU-projecten in Brussel aan de kaak te stellen?
In lijn met de hiervoor gegeven antwoorden ziet het kabinet daartoe geen reden. Wel zal Nederland in Brussel de risico’s en politieke gevoeligheid van dit soort projecten blijven benadrukken en daarom dus ook het belang van het inbouwen van waarborgen, waaronder strenge monitoring en evaluaties.
Bent u bereid in EU-verband onderzoek te doen naar de directe en indirecte impact van EU-grensbewakingsprojecten op de binnenlandse stabiliteit van Soedan en de betekenis hiervan voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Hier is door Clingendael al uitvoerig onderzoek naar gedaan, zie ook hun onderzoek naar de Effects of EU policies in Sudan | Multilateral Damage (clingendael.org) uit september 2018 waaruit blijkt dat er zeker bepaalde risico’s zijn, zoals het risico dat milities en paramilitaire troepen in verband worden gebracht met Europees beleid, het risico dat reguliere troepen worden gesteund die misbruik kunnen maken van migranten, en het risico van corruptie of betrokkenheid van overheidsstructuren bij mensensmokkel- en smokkelactiviteiten».
Het bericht 'Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige' |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het internationale prestige van Saudi-Arabië zeer slecht is door de sharia-wetgeving op basis waarvan vrouwen institutioneel onderdrukt worden, zelfs geen bezittingen mogen hebben, er geen vrijheid van meningsuiting is, er tientallen onthoofdingen en verminkingen plaatsvinden, er nog veel meer gruwelijke mensenrechtenschendingen systematisch en geïnstitutionaliseerd plaatsvinden, kortom dat Saudi-Arabië een barbaars land is? En begrijpt u dat Saudi-Arabië door ondermeer de reputatie van de eigen universiteiten op oneigenlijke wijze op te krikken haar internationale prestige tracht te verbeteren?
Een kritische dialoog over mensenrechten is altijd onderdeel van het gesprek met Saoedi-Arabië. Nederland onderhoudt als enige land, naast de EU, een structurele mensenrechtendialoog met dit land. Deze dialoog biedt de gelegenheid om zorgen te uiten over ontwikkelingen in Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten, zoals de uitvoering van de doodstraf. Dat gesprek vindt voortdurend plaats, bijvoorbeeld eerder deze maand toen de president van de Saoedische mensenrechtencommissie een bezoek bracht aan Nederland evenals tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken in april jl. waarbij hij onder meer heeft gesproken met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie.
De totstandkoming van constructies waarbij Nederlandse wetenschappers de King Saud Universiteit (KSU) in Riyad ten onrechte te vermelden als hun eerste werkgever acht ik zorgelijk. Het is mij niet bekend in hoeverre Saudi-Arabië met dit soort constructies probeert haar internationale prestige te verbeteren.
Deelt u de mening dat het dus volstrekt ongewenst is dat een Saudische universiteit Nederlandse wetenschappers als het ware koopt om het aanzien van het islamitische Saudische regime internationaal te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het in alle gevallen zeer kwalijk als wetenschappers in Nederland aan constructies meewerken waarbij ze ten onrechte een buitenlandse universiteit vermelden als hun eerste werkgever, zoals hier gebeurd lijkt te zijn. Allereerst doen ze de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Wetenschappers kunnen topprestaties leveren mede dankzij de financiering en steun van Nederlandse universiteiten. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap.
Deelt u de zorgen dat wetenschappelijke publicaties blijkbaar te koop zijn voor islamitische landen waar mensenrechten op geen enkele manier worden nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Het is in alle gevallen zorgelijk als wetenschappers de wetenschappelijke integriteit schenden, ongeacht de context van de daardoor begunstigde partij.
Als u de zorg en verontwaardiging deelt, wat bent u van plan te doen om dit soort verbintenissen tussen Saudi-Arabië en Nederlandse wetenschappers in de toekomst te voorkomen?
Dit soort gevallen onderstreept opnieuw het belang van transparantie van universiteiten en wetenschappers als het gaat om hun financiering en de belangen van hun financiers. Daarvoor hebben universiteiten verschillende acties in gang gezet. Ik verwijs uw Kamer in dit verband naar de Kamerbrief over transparante financiering.2 Daarnaast laat dit soort voorbeelden zien dat rankings kwetsbaar zijn als het gaat om de vraag in hoeverre zij een goed beeld geven van de kwaliteit van universiteiten en onderzoekers. Deze kwetsbaarheid onderstreept voor mij het belang van de internationale beweging van het breder erkennen en waarderen van onderzoekers, niet alleen op basis van rankings. Verder heb ik de KNAW, UNL, VH, NWO, NFU en TO2-Federatie gevraagd de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) te evalueren. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat ik de uitkomsten hiervan eind dit jaar verwacht. Op basis van de laatste informatie hierover verwacht ik dat ik uw Kamer voor de zomer van 2024 hierover kan informeren. Aan de hand daarvan zal ik beoordelen of er nog verdere stappen nodig zijn wat betreft beleid op dit terrein.
Deelt u de mening dat de Nederlandse wetenschappers die wel akkoord zijn gegaan met het aannemen van het Saudische bloedgeld net zoals in Spanje geschorst zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
De universiteiten zijn in dit soort situaties aan zet. Zij zijn namelijk de werkgever van de onderzoekers. Ik vind dat Nederlandse universiteiten in hun rol als werkgever van de onderzoekers scherp moeten zijn op dit soort acties van hun onderzoekers. Allereerst doen onderzoekers in voorkomende gevallen de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap. Het is aan de universiteiten om in hun hoedanigheid als werkgever te bepalen wat in voorkomende gevallen een gepaste sanctie is. Ik ben ervan op de hoogte dat Wageningen UR hoogleraar levensmiddelentechnologieën Vincenzo Fogliano per direct voor twee jaar uit zijn leerstoelgroep heeft gezet. Ik vertrouw erop dat deze sanctie het resultaat is van een weloverwogen besluit.
Bepalingen ten tijde van het afsluiten van het Non-Proliferatieverdrag over het delen van kernwapens en de controle over kunstmatige intelligentie in geval van beveiliging kernwapens |
|
Frank Futselaar |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kunt u openheid verschaffen over de documenten die zijn opgesteld ten tijde van de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) over het delen van kernwapens tussen de Verenigde Staten (VS) en Nederland en dat deze «afspraken in die onderhandelingen expliciet aan de orde zijn geweest en geaccepteerd door onderhandelende partijen?1 Waaruit blijkt de instemming door de onderhandelende partijen en welke landen hebben deze overeenkomst gesloten? Wilt u deze documenten, in ieder geval de documenten die Nederland betreffen, aan de Kamer sturen?
Tijdens de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) zijn de zogeheten nuclear sharing arrangements van de NAVO expliciet aan de orde geweest. Geen van de verdragspartijen heeft formeel bezwaar aangetekend tegen de afspraken bij de ondertekening van het verdrag in 1968, de inwerkingtreding in 1970 of in de decennia daarna. De afspraken zijn niet in strijd met het NPV.5 Wapens die aan de NAVO zijn toegewezen blijven te allen tijde onder de nationale controle van een kernwapenstaat.
In de reactie op de motie van lid Van Dijk, heeft het kabinet gesteld dat Nederland er naar blijft streven om binnen de kaders van de bondgenootschappelijke afspraken zo transparant mogelijk te zijn over de kernwapentaak en daaraan gerelateerde onderwerpen. Ook in de NAVO wordt belang gehecht aan meer transparantie over bondgenootschappelijke activiteiten, als vertrouwenwekkende maatregel en om de kans op misverstanden en miscalculatie te verkleinen. Tevens dient transparantie het doel van geloofwaardige nucleaire afschrikking.
Indien neen, waarom niet? Kunt u in dat geval uitleggen hoe zich dat besluit verhoudt tot transparantie over het kernwapenbeleid zoals de Tweede Kamer verzoekt met het aannemen van de motie Jasper van Dijk?2
Zie antwoord vraag 1.
Indien deze afspraken zijn gemaakt, hoe verhoudt zich dat tot artikel 2 van het Non-proliferatieverdrag dat stelt dat «each non-nuclear-weapon State Party to the Treaty undertakes not to receive the transfer from any transfer whatsoever of nuclear weapons or other nuclear explosive devices or of control over such weapons or explosive devices directly, or indirectly»?3 Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt uw stelling dat het delen van kernwapens door Nederland met de VS is toegestaan zich tot de Vienna Convention on the Law of Treaties; waarin in artikel 31 lid 3 wordt gesteld dat; «a treaty shall be interpreted in good faith in accordance with the ordinary meaning to be given to the terms of the treaty in their context and in the light of its object and purpose»?4 Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is de analyse correct dat ook bij kernwapens kunstmatige intelligentie wordt gebruikt of zal worden gebruikt?5 Zo ja, kunt u aangeven wat de huidige ontwikkelingen zijn inzake de toepassing van kunstmatige intelligentie bij kernwapenbeleid?
Bij de inzet en het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder kunstmatige intelligentie, ziet het kabinet kansen op bijvoorbeeld het gebied van data-analyse en informatievergaring, door grote hoeveelheden data te verwerken tot relevante informatie en daarbij de mens te ondersteunen in de besluitvorming. Daar waar kunstmatige intelligentie wordt ingezet om autonome functionaliteiten te ontwikkelen ziet het kabinet significante uitdagingen en bezwaren. Uitgangspunt is dat mensen verantwoordelijk blijven voor besluitvorming wanneer AI in het militaire domein wordt toegepast. Betekenisvolle menselijke controle en het behoud van menselijk oordeelsvermogen bij de inzet van wapensystemen is van groot belang. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, vindt nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd plaats onder strikte politieke controle door de bondgenoten.
Het kabinet benadrukt het belang van internationale samenwerking om te komen tot een verantwoorde omgang met nieuwe technologieën en wapenbeheersing. In samenwerking met publieke en private sectoren worden in verschillende fora internationale normen voor verantwoordelijk gebruik ontwikkeld en vastgesteld. Nederland zet zich daar actief voor in. Met de REAIM Summit heeft Nederland de toepassing van AI binnen het militaire domein hoog op de internationale agenda geplaatst.
De NAVO volgt de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën nauwgezet. Over kunstmatige intelligentie heeft de NAVO in oktober 2021 de NATO Artificial Intelligence Strategy aangenomen. Mede dankzij de inzet van Nederland is hierin ruime aandacht voor verantwoord gebruik (responsible use).
Is het juist dat de waarschuwingssystemen NORAD en Northcom «deels autonoom» zijn,» omdat er plekken zijn die te gevaarlijk voor militairen zijn om in persoon te bemannen»?
Het kabinet kan geen mededelingen doen over NORAD en Northcom, twee organisaties van de Verenigde Staten.
Deelt u de analyse dat toepassing van kunstmatige intelligentie «in de sfeer van aanval en verdediging uitgesproken riskant is», met name signaleringssystemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe groot is het risico dat Nederlandse beveiliging van kernwapens in ons land gevoelig zijn voor hacks van digitale inbrekers?
De bescherming van militaire infrastructuur tegen cyberaanvallen heeft de hoogste prioriteit. Dit geldt uiteraard ook voor de infrastructuur die van belang is voor de uitvoering van de Nederlandse kernwapentaak.
Bent u bereid (verdere) toepassing van kunstmatige intelligentie bij kernwapens actief tegen te willen gaan? Zo ja, hoe? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De arrestatie van Pakistaanse oud-premier Imran Khan |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de arrestatie van Pakistaanse oud-premier Imran Khan?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Pakistaanse oud-premier Imran Khan is gearresteerd om te voorkomen dat hij campagne voert of protesten organiseert?
De aanklager van het National Accountability Bureau in Pakistan heeft aangegeven dat oud-premier Khan is gearresteerd omdat hij niet wil meewerken aan een onderzoek over een corruptiezaak waarvan de heer Khan wordt verdacht.
De arrestatie van de heer Khan heeft geleid tot ernstige ongeregeldheden op diverse plaatsen in het land. Inmiddels is de heer Khan op last van het Supreme Court vrijgelaten en mag hij twee weken niet worden gearresteerd. De ontwikkelingen volgen elkaar momenteel in hoog tempo op en veel is nog onduidelijk. Het kabinet kan geen oordeel geven over de vraag of de genomen maatregelen in verhouding staan tot de dreiging voor de openbare orde en veiligheid. Indien er sprake is geweest van mishandeling van de advocaten van oud-premier Khan, dan is dat uiteraard zeer te betreuren.
Voegt u zich bij de constatering dat het uitermate verontrustend is dat de partijgenoten van de Pakistaanse oud-premier Imran Khan spreken van ontvoering?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de advocaten van de Pakistaanse oud-premier Imran Khan werden mishandeld op het politiebureau?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat sectie 144 van kracht is in de hoofdstad, een wet die bijeenkomsten van vijf mensen of meer verbiedt? Bent u van mening dat dit getuigt van „normale omstandigheden»?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om zich in internationaal verband uit te spreken tegen deze mogelijke onrechtmatige gang van zaken?
De Europese Unie heeft op 9 mei jl. een verklaring uitgebracht in reactie op de arrestatie van oud-premier Khan, waarin de EU oproept tot terughoudendheid en kalmte.2 Het kabinet steunt deze verklaring en benadrukt het belang van inachtneming van de beginselen van de rechtsstaat tijdens de rechtsgang. Nederland en de EU interveniëren echter niet in de rechtsgang in andere landen.
Bent u bereid om in gesprek te treden met uw counterpart in Pakistan, al dan niet via de Pakistaanse ambassadeur, over de situatie in Pakistan betreffende de arrestatie van Pakistaanse oud-premier Imran Khan?
Ik sprak mijn Pakistaanse collega telefonisch op 11 mei jl. Tijdens dit gesprek zijn de arrestatie van de heer Khan en de onrust daarover in het land ook ter sprake gekomen.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 16 mei 2023?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat militairen zelf moeten boeten voor de misstanden die ze melden |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Militairen die misstanden melden moeten daar vaak zelf voor boeten. «Ik moest naar de ggz. Maar ik ben niet gek»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving in NRC. In mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Futselaar (SP) die de Kamer ontving op 17 mei 2023, heb ik aangegeven dat Defensie doorlopend werkt aan een veilige werkomgeving voor alle medewerkers waarin iedereen zich veilig voelt om meldingen te doen (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Defensie probeert dan ook het melden van vermoedens van integriteitsschendingen en misstanden zo makkelijk mogelijk te maken. Een positieve meldcultuur waarbij medewerkers zich durven te melden is hier onderdeel van. Ik betreur het dan ook dat de (oud-)medewerkers die in NRC aan het woord komen geen positieve ervaringen hebben.
Voorafgaand aan het verder beantwoorden van de door het lid Piri (PvdA) gestelde vragen is het belangrijk te benoemen dat er een onderscheid bestaat tussen een integriteitsschending en een vermoedelijke misstand. Voor een toelichting hierop verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP).
Op welke manier worden melders actief ondersteund in het melden van een misstand bij Defensie? Hoe worden zij na de melding ondersteund?
Het beleid rondom meldingen en de stappen die horen bij het doen en behandelen van meldingen zijn voor alle medewerkers benaderbaar via het interne publicatieportaal. Deze meldingen kunnen onder meer gedaan worden bij de direct of hogere leidinggevende, de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) en het extern bemenste Meldpunt Integriteit Defensie (MID), of direct extern bij bijvoorbeeld het Huis voor Klokkenluiders. Defensie biedt melders de mogelijkheid om bijgestaan te worden door deskundige ondersteuners, zoals een vertrouwenspersoon of een integriteitsadviseur. Wanneer een melder een vermoeden van een misstand wil melden maar niet wil dat zijn identiteit kenbaar wordt binnen de organisatie, kan een coördinator vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden.
Tijdens en na afloop van het meldproces wordt (na)zorg aan de melder geboden. Dit is altijd maatwerk en hier wordt in voorzien op basis van de behoeften van de melder. Defensie blijft dan ook (na)zorg verbeteren. Recent is bijvoorbeeld in de interne procesbeschrijving voor het melden van misstanden opgenomen dat het meldproces standaard met melders geëvalueerd gaat worden.
Wat zijn de gevolgen voor de verdere carrière van een militair wanneer deze een melding doet over een misstand? Op welke manier wordt erop toegezien dat er geen consequenties zijn voor diens carrière?
Defensie werkt doorlopend aan een positieve en veilige meldcultuur, waarin medewerkers zich veilig voelen om een melding te doen. Aangiftes, andere vormen van straffen of dreigingen met straffen tegen melders vanwege het feit dat zij een melding hebben gedaan, passen hier niet in. Dit geldt ook voor het ondervinden van negatieve gevolgen voor de carrière.
Defensie wil niet dat medewerkers worden benadeeld vanwege het feit dat zij een melding doen. Melders van een vermoeden van een misstand (zowel burgermedewerkers als militairen) hebben recht op wettelijke bescherming en mogen tijdens en na de behandeling van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld. Het ondervinden van negatieve gevolgen voor de carrière en het doen van aangiftes of dreigen met straffen vanwege het feit dat iemand een melding heeft gedaan, zijn vormen van benadeling. Defensie accepteert het dan ook niet wanneer commandanten of leidinggevenden melders hiermee confronteren. Indien dit wel gebeurt wordt met hen in gesprek gegaan en worden, afhankelijk van de situatie, passende maatregelen genomen.
Indien een melder zich benadeeld voelt, wil Defensie graag dat de melder dit kenbaar maakt, zodat dit kan worden onderzocht en hiertegen kan worden opgetreden. Melders kunnen zich wenden tot hun vertrouwenspersoon, een leidinggevende, een integriteitsadviseur of het bevoegd gezag. Ook kunnen deze functionarissen proactief met de melder bespreken of de melder deze benadeling ervaart. Afhankelijk van de situatie wordt in overleg met de melder bezien hoe de ervaren benadeling moet worden behandeld.
Hoe wordt er opgetreden tegen het (dreigen met) doen van aangifte en andere vormen van «straffen» zoals het afnemen van de vaste slaapplek van een militair die een melding doet van een misstand of een andere militair daarin ondersteunt?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u dat de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) een melder advies heeft gegeven over het doorzetten van een melding in relatie tot diens ontslagregeling? Is het COID voldoende onafhankelijk in haar rol als integriteitsorgaan?
Integriteitadviseurs van de COID informeren melders over het gehele meldproces. Onderdeel hiervan is het schetsen van de verschillende mogelijkheden van het behandelen van een melding. Het is hierbij nadrukkelijk niet de bedoeling om het doorzetten van meldingen te ontmoedigen, integendeel. Indien melders toch het gevoel hebben dat het doen van een melding ontmoedigd wordt, wil Defensie graag dat een melder dit kenbaar maakt. Dit kan bij een vertrouwenspersoon, een leidinggevende, de behandelaar van de melding of het MID. Verder verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 9, 10 en 11 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644).
Hoe verklaart u dat er uit het jaarverslag van de COID uit 2021 blijkt dat slechts bij 11 van de 216 gemaakte meldingen van vermoedelijke integriteitsschendingen onderzoek werd gedaan?
Ons integriteitsbeleid is erop gericht dat de betrokken personen met elkaar in gesprek gaan om de situatie te bespreken en te verbeteren. In overleg met de melder en een integriteitsadviseur wordt bekeken wat, gegeven de omstandigheden, de meest passende manier is om op een situatie te reageren, tot een oplossing te komen en recht te doen aan de behoeften van betrokkenen.
Concrete voorbeelden zijn bemiddeling en mediation. Deze interventies worden begeleid door mediators van Defensie, welke zijn aangesloten bij het landelijke kwaliteitsregister. Betrokkenen kunnen bij dit soort gesprekken ondersteund worden door een vertrouwenspersoon of een integriteitsadviseur.
In de meeste gevallen zijn de gesprekken effectief en zijn de betrokkenen het erover eens dat de situatie zonder onderzoek kan worden afgerond. Daardoor is voor de meeste meldingen van een vermoedelijke integriteitsschending geen onderzoek nodig of gewenst.
Waarom wordt er in beginsel voorkeur gegeven aan minder ingrijpende maatregelen dan een onderzoek, zoals blijkt uit het jaarverslag van de COID uit 2021? Doet dit recht aan de gemaakte meldingen?
Zie antwoord vraag 6.
Is het feit dat een behandelaar van de COID dezelfde baas heeft als de melder wiens casus wordt behandeld wat u betreft in alle gevallen een onzuiverheid van de behandeling? Maakt het deel uit van het reglement van de COID dat de behandelaar niet dezelfde baas mag hebben als de melder?
De behandelaar van een melding is het bevoegd gezag van degene over wie gemeld is. Vaak is dit de direct leidinggevende. Deze persoon is namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving en in staat de situatie waar nodig te verbeteren. De behandeling kan belegd worden bij het naasthogere bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer het primaire bevoegd gezag niet op voldoende afstand staat van de te onderzoeken kwestie of personen. Het bevoegd gezag kan hiertoe besluiten. Ook kan de melder zelf de melding bij het naasthogere niveau neerleggen. De integriteitsadviseur kan hierbij ondersteunen. Bovengenoemde procedure geldt ook voor meldingen binnen de COID.
Wat is er gedaan met de aanbevelingen van commissie-Giebels? Op welke manier wordt het effect van de maatregelen gemonitord?
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie-Giebels is het plan van aanpak ter versterking van de sociale veiligheid opgesteld. Dit plan is in 2022 verankerd in het verbeterde integriteitsbeleid (Kamerstuk 36 124, nr. 8). Zoals de commissie-Giebels heeft aanbevolen, richt het beleid voor het herkennen en behandelen van signalen en meldingen zich in eerste instantie op het bespreken van de situatie met alle betrokkenen. Het doel hierbij is om met een mensgerichte aanpak de onderlinge relaties te herstellen en de situatie te verbeteren.
De effecten van de maatregelen worden op verschillende manieren gemonitord. Onder andere door evaluatieonderzoek – zoals de evaluatie van het MID en de COID (Kamerstuk 35 000-X, nr. 97) – peilingen onder medewerkers, doorlopend Just-cultureactie-onderzoek en onderzoek naar specifieke onderwerpen, zoals het onderzoek naar het stelsel van vertrouwenspersonen.
Hoe gaat de procedure van een melding bij het externe meldpunt op dit moment in zijn werk? Worden meldingen die bij het externe meldpunt gemaakt worden ook extern onderzocht? Kunnen meldingen net zo makkelijk bij het externe meldpunt gedaan worden als bij de COID? Hoe kunnen militairen het externe meldpunt vinden?
Alle medewerkers van Defensie (militairen en burgers) en externen kunnen een melding doen van een vermoedelijke integriteitsschending of misstand bij het extern bemenste MID. Dit kan telefonisch, via e-mail, of via een webformulier. De contactgegevens van het MID zijn te vinden op www.defensie.nl, op het intranet van Defensie en in de «Mijn Defensie»-app.
Het MID is niet bevoegd om meldingen te onderzoeken. Het MID zet de melding, alleen met instemming van de melder, binnen 24 uur door aan de COID. Een integriteitsadviseur adviseert de melder en het bevoegd gezag over de verdere behandeling van de melding. Als het bevoegd gezag vaststelt dat er sprake is van een vermoeden van een misstand, wordt altijd een onderzoek ingesteld. Zoals genoteerd in het antwoord op vraag 12 kan dit een intern of extern onderzoek zijn.
Wanneer het een melding van een (vermoedelijke) integriteitsschending betreft, wordt in samenspraak met de melder en andere betrokkenen bepaald op welke wijze met de situatie wordt omgegaan. Zoals aangegeven is niet voor elke melding van een integriteitsschending een onderzoek nodig. Wanneer er wel een onderzoek wordt uitgevoerd, is dit in de regel een intern onderzoek.
Waarom wordt er niet voor alle meldingen gebruikgemaakt van het externe meldpunt? Wat is de meerwaarde van een interne integriteitsorganisatie zoals de COID?
Als uitgangspunt geldt dat klachten en meldingen binnen Defensie zelf worden behandeld. Ten eerste omdat dit bijdraagt aan het veranderen van de cultuur waarbij de organisatie kan leren van klachten en leidinggevenden hierop sneller kunnen acteren, maar juist ook aangesproken kunnen worden. Ten tweede heeft Defensie een wettelijke verplichting om zelf klachten in behandeling te kunnen nemen. Zo stelt de algemene wet bestuursrecht dat het aan een bestuursorgaan is om klachten zelf in behandeling te nemen. Ook heeft Defensie een wettelijke verplichting om een procedure voor de behandeling van meldingen van integriteitsschendingen en vermoedens van misstanden intern te borgen. Ik acht het daarmee vanuit de zorg voor het personeel van belang dat Defensie zelf verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van klachten, integriteitsmeldingen en meldingen van vermoedens van misstanden.
Defensie beschikt over een onafhankelijk meldpunt, het MID. Dit meldpunt is extern bemenst, valt organiek rechtstreeks onder de secretaris-generaal en staat los van de COID (Kamerstuk 35 000-X nr. 86). De positionering van het MID is in lijn met de bevindingen van de Commissie-Giebels. Zij prefereert een intern meldpunt boven een extern meldpunt vanwege de acceptatie (Kamerstuk 34 775-X nr. 130).
Een medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden kan zich ook richten tot het Huis voor Klokkenluiders.
Tot in hoeverre zijn de onderzoekscommissies die meldingen onderzoeken onafhankelijk? Wat zijn hier de vereisten voor?
Het bevoegd gezag kan een interne commissie van onderzoek instellen. Een vermoeden van een misstand kan het bevoegd gezag ook door een externe onderzoekscommissie laten onderzoeken. In alle gevallen mogen de leden van de commissie niet betrokken zijn of zijn geweest bij het voorval en moeten zij op voldoende afstand staan van de te onderzoeken kwestie of personen. De melder heeft de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de samenstelling van de commissie.
Hoe verklaart u dat er de afgelopen vijf jaarverslagen van de COID 1224 meldingen zijn gedaan bij het meldpunt, en er slechts zeven militairen zijn erkend als klokkenluider?
In de praktijk is een (melding van een vermoeden van een) misstand niet vaak aan de orde. Vaker gaat het om een (melding van een vermoeden van een) integriteitsschending in meer algemene zin. In het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) heb ik toegelicht wanneer sprake is van een (vermoeden van een) integriteitsschending en een (vermoeden van een) misstand (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644).
Wat zijn de vereisten om officieel aangemerkt te worden als klokkenluider, en zijn deze vereisten in verhouding met een realistisch profiel van een klokkenluider? Waarin wijken de vereisten van Defensie af van de vereisten die het Huis voor Klokkenluiders hanteert?
Zoals genoteerd in het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) is in de Wet bescherming klokkenluiders gedefinieerd wanneer sprake is van een melder van een vermoeden van een misstand, ook wel een «klokkenluider» (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Zowel Defensie als het Huis voor Klokkenluiders toetsen bij het toekennen van de status van klokkenluider aan deze definitie.
Hoe beoordeelt u de beschreven situatie dat klokkenluiders van Defensie een schadevergoeding krijgen in ruil voor een verdere zwijgplicht (ook als de casus niet wordt opgelost)? Wanneer is de laatste vaststellingsovereenkomst met daarin een geheimhoudingsclausule gesloten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 7 en 8 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP), is voor Defensie het uitgangspunt dat in een vaststellingsovereenkomst geen afspraak wordt gemaakt die de (voormalig) medewerker belet om te spreken over het gemelde vermoeden van een misstand. Mocht een dergelijk afspraak toch in een vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen, dan zal Defensie de melder hier niet aan houden (afgezien van wettelijke en op andere (interne)regelgeving gebaseerde geheimhoudingsverplichtingen).
Wat is de standaardprocedure als er melding wordt gemaakt over een fysieke veiligheidssituatie door een militair?
Medewerkers kunnen een onveilige situatie in alle gevallen met hun leidinggevende bespreken. Daarnaast moeten onveilige situaties (ook) gemeld worden. Meldingen over een fysieke veiligheidssituatie worden gedaan in het centrale interne systeem «PeopleSoft Melden Voorvallen» (PSMV). De meldingen worden afhankelijk van de ernst van de schade en/of het letsel gecategoriseerd in vier «ernstcategorieën». Hierbij is categorie 1 de laagste en categorie 4 de zwaarste. De procedure voor het melden via PSMV is uniform voor alle typen meldingen.
De verantwoordelijkheden voor het onderzoeken en afdoen van een melding voor categorieën 1 en 2 ligt bij de commandant van de zelfstandige eenheid en voor categorie 3 bij de commandant van het defensieonderdeel. De Inspecteur-Generaal Veiligheid (IGV) doet in beginsel onderzoek naar meldingen die vallen in categorie 4, maar is daartoe niet beperkt. De verantwoordelijkheid voor het initiëren van acties, zoals het treffen van maatregelen, ligt primair bij de verantwoordelijke commandanten.
Worden leidinggevenden geïnstrueerd over de te hanteren procedure bij een melding? Op welke manier wordt erop toegezien dat deze wordt gevolgd?
Leidinggevenden worden geïnstrueerd over de te hanteren procedure bij een melding. Indien de melding een (vermoedelijke) integriteitsschending betreft wordt de leidinggevende geïnstrueerd en geadviseerd door een integriteitsadviseur. De integriteitsadviseur begeleidt het proces en ziet erop toe dat deze zoals voorgeschreven wordt gevolgd.
Wanneer het een melding gaat over een fysieke veiligheidssituatie worden leidinggevenden geïnstrueerd door de veiligheidsadviseur van de eenheid. Deze adviseurs bewaken dat de standaardprocedure wordt gevolgd. Ook is een instructiekaart beschikbaar en biedt het PSMV-systeem de mogelijkheid om aanvullende informatie over de meldprocedure weer te geven.
Wordt er zorgvuldig omgegaan met de vertrouwelijkheid van een melding? Hoe kunt u ervoor zorgen dat militairen er zeker van kunnen zijn dat een melding in alle vertrouwelijkheid gedaan kan worden?
De regelgeving bij Defensie is als volgt. Bij de behandeling van meldingen van een vermoeden van een misstand wordt informatie over de melding en de melder alleen gedeeld met functionarissen die noodzakelijkerwijs bij de melding betrokken zijn. Het is niet de bedoeling dat buiten deze groep informatie wordt gedeeld die herleidbaar is tot de identiteit van de melder.
In de praktijk komt het voor dat binnen delen van de organisatie bekend wordt wie een melding heeft gedaan, bijvoorbeeld omdat dit door collega’s kan worden afgeleid uit veranderde omstandigheden, het onderzoeken van de melding, of zelf door de melder wordt gedeeld. Mocht dit gebeuren dan wordt afhankelijk van de situatie samen met de relevante betrokkenen bepaald hoe hier op moet worden gereageerd. Hierbij adviseert de integriteitsadviseur het bevoegd gezag.
Wordt er na het doen van een melding (over veiligheid) ook op geacteerd als dit het nadrukkelijke verzoek van de melder is? Hoe wordt een melding vervolgens (anoniem) besproken door leidinggevenden?
Defensie neemt elke melding serieus en bekijkt in overleg met de melder en overige betrokkenen wat de meest passende manier van behandeling is. Dit geldt voor alle soorten meldingen, zowel voor (vermoedelijke) integriteitsschendingen als voor fysieke veiligheidssituaties.
Ons beleid omtrent integriteitsschendingen is erop gericht om met alle betrokkenen te bespreken wat er nodig is om met de situatie om te gaan. Hierbij wordt er rekening gehouden met de rechten, belangen, en wensen van alle betrokkenen. Integriteitsschendingen kunnen anoniem gemeld worden bij het MID. Een melding vervolgens volledig anoniem bespreken is in de praktijk lastig. Informatie moet namelijk gedeeld worden en deze is mogelijk herleidbaar naar de melder. Wel kan een (coördinator) vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden, zodat de melding zo vertrouwelijk mogelijk wordt besproken en de melder zelf hier niet direct betrokken hoeft te zijn. Meldingen omtrent fysieke veiligheidssituaties kunnen in het PSMV-systeem niet anoniem worden gemeld.
Wordt er pas iets met een melding gedaan wanneer de misstand iets illegaals betreft (zie de uitspraak van de commandant in het genoemde NRC-artikel)? Wordt de veiligheid van militairen op die manier voldoende gewaarborgd volgens u?
Defensie neemt elke melding in behandeling. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 en 7 wordt altijd bekeken wat de meest passende manier is om op een situatie te reageren en tot een oplossing te komen. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de veiligheid zoals bedoeld in de vraag voldoende gewaarborgd is, doordat ons beleid en procedures met zorg zijn ontwikkeld en de medewerkers betrokken bij het proces voldoende zijn gekwalificeerd.
De uitvoering van het meldproces blijft mensenwerk, waarbij het een uitdaging kan zijn om aan alle belangen en partijen evenredig recht te doen. Daarom bespreken medewerkers betrokken bij het meldproces regelmatig met elkaar over de uitvoering hiervan. Tevens voert Defensie regelmatig onderzoek uit omtrent meldingen en hoe het meldproces verloopt en ervaren wordt door medewerkers. De komende periode gaat het hierbij onder meer om een validatie naar de uitvoering van de Wet bescherming Klokkenluiders, een onderzoek naar het stelsel van vertrouwenspersonen en een peiling naar de ervaren meldingsbereidheid.
Is het actief ophalen van feedback van militairen over de veiligheid van hun werk standaard deel van het plan van aanpak voor (sociale) veiligheid bij Defensie? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij alle eenheden worden structureel werkbelevingsonderzoeken uitgevoerd, geregeld wordt de mening van medewerkers over veiligheid gepeild, waaronder over sociale veiligheid en commandanten lopen safety walks -veiligheidsrondes om met hun medewerkers op de werkvloer te spreken over veiligheid.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het doen van een melding bij Defensie in de toekomst wel veilig is voor de melder?
Verwijzend naar mijn antwoorden op vragen 2, 4, 12 en 18 ben ik van mening dat binnen Defensie veilig een melding kan worden gedaan. Defensie werkt doorlopend aan een veilige werkomgeving voor alle medewerkers waarin iedereen zich veilig voelt om meldingen te doen. Defensie probeert dan ook het melden van vermoedens van integriteitsschendingen en misstanden zo makkelijk mogelijk te maken. Een positieve meldcultuur waarbij medewerkers zich durven te melden is hier onderdeel van. Met de resultaten van frequente evaluaties, onderzoeken en peilingen blijft Defensie werken aan het verder verbeteren van de veiligheidscultuur en het verder vergroten van de meldingsbereidheid. Ook laat ik in de procedure voor het melden van misstanden opnemen dat het meldproces met de melders wordt geëvalueerd, zodat Defensie met de resultaten hiervan de uitvoering van het proces kan blijven verbeteren.
Zoals benoemd in mijn antwoord op vraag 5 van het lid Futselaar (SP) onderken ik dat sommige, reeds ingezette, verbetermaatregelen nog niet (volledig) het gewenste effect hebben bereikt. Dit geldt voornamelijk voor de ingezette cultuurverandering en voor de rol en het voorbeeldgedrag van leidinggevenden. Daarom blijf ik hier de komende jaren op investeren, met als doel een veilige werkomgeving te garanderen en melden zo veilig mogelijk te maken.
Het bericht ‘Brussel zint op nieuwe Europese belastingen’ |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Renteblunder coronafonds: Brussel zint op nieuwe Europese belastingen»?1
Ja
Klopt het dat de Europese Commissie voor de financiering van het Europese Corona Herstelfonds te maken heeft met financiële tegenvallers als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes? Zo ja, wat is de financiële omvang van de tegenvaller?
Bij het akkoord over de Europese meerjarenbegroting (MFK) 2021–2027 is afgesproken dat de aflossingen en rentebetalingen op de leningen die voor het subsidiedeel van het Coronaherstelinstrument worden gebruikt zullen plaatsvinden via de EU-begroting2. In het huidige MFK is in de jaren 2023–2027 ca. 15 miljard euro gereserveerd voor rentebetalingen3. De rente is sinds het akkoord echter meer dan verwacht gestegen, waardoor de gereserveerde rentemiddelen mogelijk niet meer voldoende zijn om de volledige rentebetalingen t/m eind 2027 te kunnen financieren. De precieze omvang is nog niet vast te stellen, omdat deze mede afhankelijk is van de omvang van de uitgifte van leningen in 2023 (van het subsidiedeel van het herstelfonds) en de verdere ontwikkeling van de rente.
Gestegen rentelasten speelt breder dan alleen de Europese begroting; ook bijvoorbeeld nationale begrotingen hebben hiermee te maken. In juni publiceert de Commissie naar verwachting een mid term review (MTR) van het huidige MFK waarin het ook in zal gaan op de actuele financiële uitdagingen. Waarschijnlijk maken de gestegen rentekosten daar onderdeel van uit. Na de publicatie van de MTR zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie.
Rentekosten na 2027 en de budgettaire verwerking daarvan maken onderdeel uit van de onderhandelingen over het volgende MFK.
Klopt het dat de Europese Commissie nieuwe eigen middelen wil introduceren om deze tegenvallers te financieren?
In het interinstitutioneel akkoord (IIA) tussen het Europees parlement, de Raad en de Europese Commissie van 16 december 20204 was reeds het voornemen tot het introduceren van nieuwe eigen middelen opgenomen. De nieuwe eigen middelen zijn in eerste instantie bedoeld om rentebetalingen en aflossingen van leningen onder het Coronaherstelinstrument te financieren om te voorkomen dat rentebetalingen en aflossingen ten koste gaan van uitgaven aan specifieke programma’s in het MFK. Nederland heeft bij dit akkoord ingestemd met het verkennen van opties voor nieuwe categorieën van eigen middelen en daarbij aangegeven dat alle voorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun eigen merites beoordeeld zullen worden. Uw Kamer is hierover op 19 november 2020 geïnformeerd5.
In dit IIA is ook reeds een indicatieve routekaart voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen afgesproken waarin een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen. Het voornemen van de Commissie om voorstellen voor nieuwe eigen middelen te publiceren is dus al een bestaand voornemen, en niet ingegeven vanuit de huidige gestegen rentekosten.
Indien het kabinet door de Europese Commissie formeel nog niet op de hoogte is gesteld van de financiële tegenvaller, welke financiële tegenvaller verwacht u binnen het Europese Corona Herstelfonds als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes?
Zie antwoord op vraag 2. De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF. Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni.
Welke financiële tegenvallers zijn nog meer te verwachten ten aanzien van de andere Europese fondsen die afgelopen jaren zijn opgericht? Kunt een overzicht geven voor alle recent opgerichte Europese fondsen?
Er zijn geen andere recent opgerichte Europese fondsen waarbij sprake is van mogelijke rentetegenvallers als gevolg van gestegen rente. Dit omdat er geen andere recent opgerichte Europese fondsen zijn die worden gefinancierd middels leningen van de Europese Commissie op de kapitaalmarkt en waarvoor de rentebetalingen ten laste komen van de Europese begroting.
Wel is er binnen het MFK sprake van gestegen kosten door de hoge inflatie en nieuwe uitdagingen als gevolg van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het kabinet verwacht dat de Europese Commissie deze onderwerpen – en de gestegen rentekosten – terug zal laten komen in de mid-term review van het MFK.
Deelt u de mening dat uitgaventegenvallers opgevangen moeten worden binnen de uitgaven? Met andere woorden, dat de Europese Commissie elders minder moet uitgeven in plaats van te kijken naar extra belastinginkomsten?
De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF (MTR). Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni. Na de publicatie van zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie. Het kabinet is voorstander van begrotingsdiscipline, en daar hoort ook bij dat eerst binnen een begroting gekeken dient te worden naar het opvangen van mogelijke tegenvallers.
Daarbij wil ik graag benadrukken dat de Europese begroting niet wordt gefinancierd met Europese belastinginkomsten. De Europese begroting wordt gefinancierd middels eigen middelen; dat zijn grondslagen die een verdeelsleutel bepalen op basis waarvan de verschillende lidstaten bijdragen aan de Europese begroting.
Wat is uw inzet in Europa op dit punt? Bent u bereid uw veto uit te spreken over extra eigen middelen ter financiering van uitgaventegenvallers binnen Europese fondsen?
Eventuele voorstellen voor nieuwe eigen middelen zal het kabinet op eigen merites beoordelen. De introductie van nieuwe eigen middelen is echter niet noodzakelijk om uitgaventegenvallers te financieren. Het sluitstuk van de Europese begroting is en blijft immers de afdracht op basis van het bni. Eerder is het kabinetsstandpunt met uw Kamer gedeeld voor nieuwe eigen middelen op basis van het Carbon Border Adjustment Mechanisme (CBAM) en Emission Trading System (ETS).6 Voordat nieuwe eigen middelen geïntroduceerd kunnen worden dienen deze met unanimiteit in de Raad te worden aangenomen en daarna, conform de eigen grondwettelijke bepalingen, door iedere lidstaat te worden geratificeerd. In Nederland betekent dit een wetstraject via de Tweede en Eerste Kamer.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende Commissiedebat Eurogroep en Ecofinraad van 11 mei 2023?
Ja.