Een rapport van Stop Wapenhandel over de wapenleveranties van Nederlandse bedrijf Thales wapens levert aan Myanmar |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het rapport van Stop Wapenhandel over de verkoop van wapens aan Myanmar?1
Ja.
Klopt het bericht dat het Indiase Bharat Electroncis (BEL) lange afstandsradars aan Myanmar heeft geleverd die, aldus Thales zelf, zouden zijn gemaakt op basis van de LW-04 radar van Thales Nederland?
Er zijn berichten dat het Indiase overheidsbedrijf Bharat Electronics Ltd.(BEL) een contract heeft afgesloten om RAWL-02 Mk II radars te leveren aan de marine van Birma/Myanmar. Navraag bij Thales leverde het volgende beeld op: In de jaren ’50 van de vorige eeuw heeft Holland Signaal Apparaten(HSA), dat later is opgegaan in Thales, de LW-04-technologie ontwikkeld en deze in de jaren ’60 uitgevoerd naar BEL. Deze technologie, waarbij de zender gebaseerd is op het magnetronprincipe en één vaste golflengte wordt gebruikt, wordt nu als verouderd bestempeld. BEL heeft de LW-04-technologie sindsdien zelf verder doorontwikkeld en gemoderniseerd. Deze doorontwikkelde technologie zou zijn gebruikt voor het ontwerp van de RAWL-02 Mk II radars. De berichtgeving geeft aan dat radars van dit type geleverd worden aan de marine van Birma/Myanmar.
Is in de licentie van het type radar dat nu aan India wordt geleverd vastgelegd dat Bharat niet zonder opgave van een eindbestemming aan derde landen kan leveren?
Ja. Thales leverde in de jaren ’90 aan BEL technologie voor de LW-08-radar, waarbij de zender gebaseerd is op het lopende golfprincipe (TWT) en gebruikt wordt gemaakt van meerdere golflengtes. Deze modernere versie is als RAWL-02 Mk III geleverd aan de Indiase marine. In de voorwaarden van de uitvoervergunning is destijds opgenomen dat de LW-08 technologie bestemd was voor de Indiase marine en dat BEL derhalve geen in licentie geproduceerde radars aan derden mocht leveren zonder voorafgaande toestemming van de Nederlandse exportcontrole autoriteiten. Deze clausule is vastgelegd in het contract tussen Thales en BEL en vervolgens ook nog eens bevestigd in de door BEL afgegeven eindgebruikersverklaring.
Toen Thales begin 2013 door BEL werd benaderd met een verzoek tot offerte voor bepaalde onderdelen, bestemd voor RAWL-02 Mk III radars voor de marine van Birma/Myanmar, is het Indiase bedrijf gewezen op de contractuele verplichtingen. Daarbij heeft Thales direct aangegeven dat de Nederlandse exportcontrole autoriteiten, gelet op het door de EU ingestelde wapenembargo voor Birma/Myanmar, geen toestemming zouden kunnen verlenen.
Zo ja, heeft de Nederlandse overheid de mogelijkheid een levering op een dergelijke licentie te verbieden?
De Nederlandse staat heeft in beginsel geen zeggenschap over een Indiaas bedrijf en de transacties die dit bedrijf uitvoert. Wel heeft de Nederlandse overheid de mogelijkheid om de Nederlandse exporteur de verplichting op te leggen om in het contract met zijn (Indiase) eindgebruiker een clausule op te nemen dat betreffende eindgebruiker niet zonder toestemming van de Nederlandse overheid de onderhavige goederen/technologie mag doorverkopen aan derden. In het contract tussen Thales en BEL is ook een dergelijke clausule opgenomen. De Nederlandse overheid heeft in dit geval dus de mogelijkheid om de gevraagde toestemming niet te verlenen. Indien de eindgebruiker de verplichting tot het verkrijgen van voorafgaande toestemming negeert, dan is er sprake van contractbreuk met de Nederlandse leverancier. Bovendien houdt de eindgebruiker zich dan evenmin aan de verplichtingen van de door hem afgegeven eindgebruikersverklaring. Het mag duidelijk zijn dat de Nederlandse overheid een volgende vergunningaanvraag voor deze eindgebruiker zal weigeren.
Deelt u de mening dat wapenleveranties van nieuw en oud wapentuig tegen alle regels van het door de EU ingestelde wapenembargo voor Myanmar ingaan?
Ja. Nederland past wapenembargo’s scrupuleus toe. Het EU-wapenembargo op Birma/Myanmar omvat alle goederen die vermeld staan op de Gemeenschappelijke EU-lijst van Militaire Goederen. Leidend bij het vaststellen of goederen op deze lijst staan, zijn de specificaties, niet de productiedatum.
Bent u nog steeds bereid om gedetailleerd te gaan kijken naar de leveranties van Thales aan Indiase bedrijven?2
Conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 11 december 2014, blijft het kabinet actief in contact met Thales over leveranties aan Indiase bedrijven en toetst het die aanvragen zeer nauwlettend.
Wat gaat u doen om verdere schending van het wapenembargo tegen te gaan?
Uit de huidige informatie waar het kabinet over beschikt, blijkt niet dat Nederlandse bedrijven het EU-wapenembargo op Birma/Myanmar hebben geschonden.
Het vereiste inburgeringsexamen voor gezinsmigranten |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat Nederland vaker vrijstelling aan gezinsmigranten moet geven voor het afleggen van het inburgeringsexamen1?
Ja.
Erkent u dat dit nu al de zoveelste keer is dat de Eueropese Unie een streng(er) toelatingsbeleid voor migranten dwarsboomt?
Het Kabinet staat voor een restrictief gezinsmigratiebeleid dat gericht is op succesvolle integratie. Uiteraard houdt het Kabinet zich wel aan de kaders die door het Europees recht worden gesteld. De Europese regelgeving komt tot stand met inbreng vanuit alle betrokken lidstaten. Bij de implementatie van Europese regelgeving heeft de Nederlandse regering altijd oog voor de toepassing daarvan in de Nederlandse context. Op Europees niveau blijft de inzet erop gericht om hierover de best mogelijke afspraken te maken. Op dit moment beraadt het Kabinet zich op de consequenties van de uitspraak.
Kunt u garanderen dat het huidige gezinsherenigingsbeleid niet verder wordt uitgehold vanwege deze uitspraak?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u inmiddels bereid, zolang Nederland nog bij de Europese Unie is aangesloten, te zorgen voor een «opt-out» op het gebied van immigratie en asiel, zodat Nederland niet langer gebonden is aan de veel te softe Europes regels op dit gebied? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn eerdere beantwoording in de brief van 21 mei 2014.2
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben een uitzonderingspositie op het terrein van immigratie en asiel bedongen voordat deze lidstaten konden worden gebonden aan de EU-wetgeving ter zake. Indien een andere lidstaat een uitzonderingspositie wenst te verkrijgen kan dat alleen wanneer het EU-verdrag hiertoe zou worden aangepast. Alle lidstaten moeten akkoord gaan met die verdragswijziging en deze moet ook in alle lidstaten geratificeerd worden. Dit is geen realistische weg en daarmee is een Nederlandse opt-out op het gebied van immigratie en asiel niet opportuun.
Het bericht ‘Oproep tot ‘jihadbendes’ in Europa |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oproep tot «jihadbendes» in Europa»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de oproepen aan moslims om zich te bewapenen, banden van politiewagens lek te steken, de politie te bekogelen met stenen, te infiltreren in criminele bendes, juweliers te overvallen, pinautomaten op te blazen, creditcards te stelen, zelfmoordbomvesten te maken, kinderen te recruteren en militaire jihadbendes te vormen, om daarmee een machtsfactor van betekenis in het Westen te vormen?
Het kabinet neemt de dreiging die van het gewelddadig jihadisme uitgaat uiterst serieus. Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme beschrijft de brede aanpak hiervan, waarbij zowel de harde kern van extremisten wordt bestreden, als de verspreiding van het gewelddadige gedachtengoed wordt tegengegaan, door een strafrechtelijke en/of bestuurlijke aanpak. Bij de bestrijding van de gewelddadige jihadistische beweging in Nederland is het zaak om nieuwe aanwas van deze beweging te voorkomen door het tegengaan van radicalisering en het wegnemen van de voedingsbodem.
De woordvoerder van de NCTV heeft gereageerd op de in het artikel genoemde geschriften en deze als «jihadistische propaganda» gekwalificeerd. Er is momenteel geen aanleiding om de reactie van de NCTV-woordvoerder te herzien.
Deelt u de mening dat we in Nederland met de grote invloed van de islam een megaprobleem hebben, of ziet u de islam nog steeds als verrijking?
De islam kent in Nederland dezelfde nationale en internationale mensenrechtelijke bescherming als andere godsdiensten of levensovertuigingen. Op grond van artikel 6 van de Grondwet heeft een ieder het recht om zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Het recht op de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging is ook vastgelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
Neemt u, gezien de door u erkende invloed die internet heeft op de radicalisering van moslims, de in het artikel genoemde geschriften wèl serieus, in tegenstelling tot de woordvoerder van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Groeit door dit soort publicaties bij u eindelijk het inzicht dat Nederland gedeïslamiseerd dient te worden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat deurwaarders ziedend zijn over het daltarief van het CJIB |
|
Michiel van Nispen |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen over gerechtsdeurwaarders die woedend zijn over het daltarief van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)?1
Ja.
Klopt het dat de vergoedingen van het CJIB aan de contractdeurwaarders de afgelopen jaren zijn gedaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welk bedrag?
De afspraken tussen het CJIB en gerechtsdeurwaarders over tarieven verschillen per type product. De vergoedingensystematiek en de daarmee samenhangende prijsafspraken zijn sinds 2012 slechts in beperkte mate gewijzigd. De enige substantiële verlaging betreft de vergoeding voor niet geïncasseerde vorderingen van het Zorginstituut Nederland die op verzoek van het CJIB werden teruggehaald. De oorspronkelijke prijs was bepaald vanuit de gedachte dat het meer complexe zaken betrof. Omdat uit een evaluatie bleek dat dit niet het geval is, is het standaardtarief voor deze zaken verlaagd van € 150,– naar € 75,–.
Deelt u de mening dat er in feite geen sprake kan zijn van vrije prijsvorming en marktwerking aangezien het CJIB door zijn feitelijke machts- en marktpositie steeds geringere vergoedingen vraagt, wat voor de deurwaarders betekent dat ze moeten slikken of stikken? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid deel ik dit standpunt niet. Dat een vragende partij een belangrijke positie op een markt inneemt en vanuit die positie een gunstige prijs probeert te bedingen, is een normaal gegeven waarmee concurrerende aanbieders van diensten of producten bij het opereren op een markt rekening dienen te houden. Dat is de essentie van marktwerking, waar in dit geval uiteindelijk ook de belastingbetaler baat bij heeft. Ter uitvoering van zijn wettelijke overheidstaak – in dit geval het in het algemeen belang maatschappelijk verantwoord incasseren van overheidsvorderingen – dient het CJIB te handelen binnen bestaande juridische kaders, o.a. omtrent inkoop en aanbesteding. Het CJIB doet dat ook.
Klopt het dat een contractdeurwaarder een A-vergoeding krijgt uitgekeerd per aangeleverde executoriale titel en een B-vergoeding indien deze daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd en de vordering derhalve wordt geïnd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe hoog zijn deze vergoedingen binnen de huidige afspraken en hoe hoog zijn deze vergoedingen in de aanbesteding?
Om een helder antwoord te kunnen geven op uw vraag schets ik eerst welke vergoedingen kunnen worden onderscheiden bij de uitvoering van werkzaamheden.
Aan de ene kant zijn er vergoedingen die de opdrachtgever (in dit geval: het CJIB) aan de opdrachtnemer (de gerechtsdeurwaarder) uitkeert. Dit zijn de zogenoemde A-vergoedingen.
Aan de andere kant zijn er vergoedingen die de opdrachtnemer op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving in rekening mag brengen bij de debiteur. Dit zijn de zogenoemde B-vergoedingen. Het betreft de buitengerechtelijke kosten (maximaal 15% van de hoofdsom), alsmede de volledige tarieven uit het Besluit tarieven ambtshandelingen (Btag). Deze vergoedingen zijn voor de gerechtsdeurwaarder zelf en hoeven niet te worden afgedragen aan de opdrachtnemer.
De huidige afspraken over de vergoedingen verschillen per type zaak. Er zijn 3 categorieën te onderscheiden.
Allereerst de «bulkzaken». Het betreft de incasso van sancties in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), geldsomstrafbeschikkingen, geldboetevonnissen en de Europese geldelijke sancties. De prijs per vordering bedraagt daar € 3,53. Dit bedrag wordt uitgekeerd, ongeacht de uitkomst van de zaak.
Ten tweede zijn er de zaken in het strafrechtelijk domein waarvoor gerechtsdeurwaarders meer maatwerk dienen te leveren. Voor zaken die niet (geheel) geïnd kunnen worden, betaalt het CJIB € 175,–.
De derde categorie betreft de bestuursrechtelijke vorderingen. Voor zaken die niet (geheel) geïnd kunnen worden, betaalt het CJIB € 75,–. Indien de gerechtsdeurwaarder de gehele vordering (hoofdsom, gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten) weet te incasseren, wordt geen vergoeding uitgekeerd.
De gerechtsdeurwaarder incasseert in alle gevallen eerst de wettelijk vastgestelde tarieven voor de onkosten die hij maakt en die ten laste komen van de debiteur (de B-vergoedingen). Daarna worden geïnde bedragen in mindering gebracht op de hoofdsom.
De afspraken zoals genoemd in de aanbesteding in het kader van Clustering Rijksincasso zijn het best te vergelijken met de huidige afspraken tussen CJIB en gerechtsdeurwaarders over «bulkzaken». Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder voor alle zaken de A-vergoeding krijgt uitgekeerd. Bij een succesvolle incasso ontvangt de gerechtsdeurwaarder zowel de A-, als de B-vergoeding.
Ook de voorwaarden waaronder de gerechtsdeurwaarders de werkzaamheden moeten uitvoeren, verschillen per categorie. Een voorbeeld betreft de frequentie van de tussentijdse afdrachten. Het CJIB streeft naar generieke afspraken die gelden voor alle CJIB vorderingen. Hier wordt stapsgewijs naartoe gewerkt.
Als het bedrag van 10,33 euro is gebaseerd op ervaringscijfers van onder andere het CJIB, waarom wordt dit dan als maximumbedrag gehanteerd bij de aanbesteding en niet bijvoorbeeld als een gemiddelde of een minimumbedrag?
Bij de prijsvorming is er voor gekozen om geen no-cure-no-pay systematiek te hanteren, maar een bandbreedte aan te houden van € 0,87 en € 10,33 (beide excl. BTW) per zaak. Het klopt dat het maximumbedrag is gebaseerd op ervaringscijfers van het CJIB en de vijf organisaties voor wie het CJIB de incassotaken gaat verrichten. In een offerte-uitvraag kan geen gemiddelde prijs worden gehanteerd.
Zoals in antwoorden op eerdere Kamervragen2 over dit onderwerp reeds is gemeld, is er een aantal klachten ingediend tegen de aanbesteding in het kader van Clustering Rijksincasso. In het verlengde daarvan is een aantal kort geding procedures aanhangig gemaakt. In afwachting van de uitkomsten van deze procedures is de aanbesteding tijdelijk opgeschort. Uw vraag ziet deels op de hoogte van de vergoeding. Aangezien dit direct verband houdt met de vraagstukken die onder de rechter zijn, kan ik deze vraag op dit moment niet inhoudelijk beantwoorden.
Waarom is er bij de kostprijsberekening geen rekening gehouden met het rapport «Een gewichtig ambt gewogen», waaruit blijkt dat de kostprijs hoger ligt dan waar het CJIB vanuit gaat?2
Met de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet in 2001 is er bewust gekozen voor een vorm van geconditioneerde marktwerking binnen de gerechtsdeurwaarderspraktijk. De tarieven zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen (Btag). Bij de vaststelling van de hoogte van deze tarieven in het Btag is aangesloten bij de adviezen uit het rapport «Een gewichtig ambt gewogen»; dit zijn ook de tarieven waar het rapport op zag. Op deze wijze hier bij de kostprijsberekening rekening mee worden gehouden.
Deelt u de mening dat er strikt gezien wel sprake is van no-cure-less-fee in plaats van nop-cure-no-pay als er slechts 0,87 euro per niet-geïnde vordering zou worden uitgekeerd? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening niet.
De gerechtsdeurwaarder ontvangt per overgedragen zaak een vaste vergoeding, ongeacht of de vordering wel, deels of niet geïncasseerd kan worden door de gerechtsdeurwaarder. De veronderstellingen dat de gerechtsdeurwaarder geen vaste vergoeding zou ontvangen (no-cure-no-pay), of dat de gerechtsdeurwaarder een lagere vergoeding zou ontvangen indien hij de vordering niet (volledig) weet te incasseren (no-cure-less-fee), zijn beiden onjuist.
Deelt u de mening dat hoe lager de vergoeding per niet-geïnde vordering is, hoe hoger het risico is dat een deurwaarder indirect voor eigen rekening int? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de eerder gegeven antwoorden op vraag 1, 2, 4, 5 en 74. Hierin wordt aangegeven dat de Gerechtsdeurwaarderswet het mogelijk maakt om – met behoud van waarborgen voor de positie van de schuldenaar – meer marktwerking in het ambtelijk domein van de gerechtsdeurwaarder te brengen. Daartoe voorziet die wet in een systeem waarin de prijsvorming in de relatie tussen opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder volledig vrij is gelaten. Om die reden is gekozen voor het aanbesteden van de opdracht, waarbij in de prijsvorming een bandbreedte wordt gehanteerd. Het is aan de gerechtsdeurwaarder om een afweging te maken of, en zo ja voor welk bedrag hij zich wil inschrijven.
Komt het er in de praktijk vrijwel altijd op neer dat op het laagste bedrag per zaak wordt ingeschreven, omdat anders de kans kleiner is om de opdracht gegund te krijgen? Kan dit concurrentievervalsend werken omdat grotere kantoren deze lage kosten beter kunnen opvangen dan de kleine kantoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Aangezien deze vragen direct verband houden met de vraagstukken die onder de rechter zijn, kan ik uw vragen op dit moment niet inhoudelijk beantwoorden.
Op welke manier kunnen partijen zich op dit moment onderscheiden op kwaliteit? In hoeverre wordt hier bij de aanbesteding rekening mee gehouden?
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat deurwaarderskantoren die uit meerdere juridische entiteiten bestaan meer kans hebben dan kantoren die uit één juridische entiteit bestaan als eerstgenoemden zich allemaal inschrijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht u dat wenselijk en is dit niet concurrentievervalsend?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u de verschillen uiteenzetten tussen de door het CJIB binnen de aanbesteding geboden prijzen en voorwaarden en die binnen de afspraken waarmee het CJIB momenteel zaken doet met zijn contractdeurwaarders? Kunt u deze verschillen toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vergoedingsafspraken gelden er op dit moment tussen de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Zorginstituut Nederland en de deurwaarders? Welke afspraken zullen door de nieuwe aanbesteding vervallen?
In de huidige vergoedingsafspraken van DUO met gerechtsdeurwaarders wordt uitgegaan van het beginsel «no cure, no pay». De deurwaarders ontvangen geen vaste vergoeding. De vergoeding is afhankelijk van het resultaat.
Voor zaken van Zorginstituut Nederland ontvangt de gerechtsdeurwaarder op dit moment voor de niet of niet-geheel geïncasseerde zaken een bedrag van € 75,– per dwangbevel. Indien de gerechtsdeurwaarder de eigen gemaakte kosten heeft geïnd, dan ontvangt hij dit bedrag niet. In de zaken waarin de gerechtsdeurwaarder wel de gehele vordering (dus hoofdsom, gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten) incasseert, wordt dus geen bedrag uitgekeerd aan de gerechtsdeurwaarder.
U vraagt mij daarnaast welke afspraken door de nieuwe aanbesteding komen te vervallen. Deze vraag houdt direct verband met vraagstukken (o.a. over de prijs) die onder de rechter zijn. Om die reden kan ik deze vraag op dit moment niet inhoudelijk beantwoorden.
Klopt het dat bijvoorbeeld met betrekking tot DUO-zaken de aanbestedingsfrequenties naar een wekelijkse in plaats van een maandelijks tussentijdse afdracht gaat en dat de behandelingstermijnen substantieel worden verkort? Wat zijn daarvan de redenen? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling?
Het klopt dat wordt voorgesteld om te werken met een wekelijkse tussentijdse afdracht in plaats van een maandelijkse tussentijdse afdracht. Dit is conform de wens van de vijf opdrachtgevende organisaties. Vooralsnog zie ik geen belemmeringen voor deze handelwijze.
De behandeltermijnen worden niet substantieel verkort. Debiteuren krijgen de gelegenheid om binnen de huidige behandeltermijnen de vordering te voldoen.
Klopt het dat bijvoorbeeld met betrekking tot zaken van Zorginstituut Nederland de vergoeding van maximaal 75 euro bij niet volledig gedekte kosten komt te vervallen en tussentijdse afdrachten op dossierniveau worden verwacht, waardoor een forse druk wordt gelegd op de financiële positie van de deurwaarder? Wat zijn daarvan de redenen? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling?
De vergoedingen die aan gerechtsdeurwaarders zullen worden uitgekeerd, staan op dit moment nog niet vast. Aangezien ook deze vraag verband houdt met vraagstukken die onder de rechter zijn, kan ik deze op dit moment niet beantwoorden.
Bent u bereid de Kamer te zijner tijd op de hoogte te brengen van de uitspraak van het kort geding tussen de deurwaarders en de Nederlandse overheid over de aanbestedingsprocedure van het CJIB, met daarbij uw reactie?
De uitspraken zullen, wanneer zij zich daartoe lenen, worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak: www.Rechtspraak.nl. Uiteraard zal, voor zover de definitieve uitspraken gevolgen hebben voor de aanbesteding, hieraan uitvoering worden gegeven.
Waarom start het onderzoek naar de deurwaarderstarieven pas na de zomer? Zullen de uitkomsten van dit onderzoek meegenomen worden in eventuele toekomstige aanbestedingen door het CJIB?
Het opzetten van een dergelijk onderzoek vergt een gedegen voorbereiding. Het onderzoek bevindt zich thans in de aanbestedingsfase, waarin externe onderzoekers worden benaderd met het verzoek offerte uit te brengen. Naar verwachting start het onderzoek in het najaar van 2015.
In de relatie opdrachtgever – gerechtsdeurwaarder geldt dat de totstandkoming van het tarief voor dienstverlening van de gerechtsdeurwaarder volledig vrij is. Dit tarief moet worden onderscheiden van het schuldenaarstarief, dat het vaste op kostprijs gebaseerde tarief vormt dat voor het verrichten van een ambtshandeling aan de schuldenaar in rekening mag worden gebracht. Het onderzoek naar de tarieven van ambtshandelingen betreft het schuldenaarstarief. De uitkomsten van het onderzoek hebben daarom geen rechtstreekse betekenis voor de wijze waarop opdrachtgevers, waaronder het CJIB, met gerechtsdeurwaarders tot prijsvorming komen.
Zieke werknemers die samen met de FNV aangifte doen tegen hun werkgever |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht van Nieuwsuur dat zieke werknemers aangifte doen tegen hun werkgever wegens het overtreden van de arboregels?1
Werknemers staat het vrij hun situatie aan politie of justitie voor te leggen.
Heeft de Inspectie SZW de afgelopen 10 jaar onderzoek gedaan bij het bedrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de bevindingen?
De Inspectie SZW is de afgelopen 10 jaar drie maal in het bedrijf aanwezig geweest. Eenmaal voor een bedrijfsongeval met lichamelijk letsel, eenmaal voor een monitoringsonderzoek Arbo in bedrijf en eenmaal in verband met een aanvraag voor het predicaat «Koninklijk».
Wilt U de waarnemingen, inspectierapporten, ongevalsmeldingen enzovoort aan de Tweede Kamer zenden en voor zover vertrouwelijkheid in het geding is, de stukken ter vertrouwelijk inzage leggen? Zo nee, waarom niet?
De Tweede Kamer kan de resultaten van de bevindingen vertrouwelijk inzien.
Heeft de Inspectie SZW rapporten van in- en of externen over blootstelling aan belastende omstandigheden op zijn juistheid beoordeeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?
De Inspectie SZW heeft geen verzoeken ontvangen om rapporten van internen of externen over blootstelling aan belastende omstandigheden op juistheid te beoordelen.
Is de Inspectie SZW bereid om de klachten en omstandigheden grondig te onderzoek inclusief de rol van de bedrijfsarts en arbodienst? Zo nee waarom niet?
De Inspectie is inmiddels een onderzoek gestart naar de wijze waarop werknemers nu worden beschermd tegen de aanwezige gevaarlijke stoffen. Overigens zijn er geen klachten gemeld bij de Inspectie.
Het op grote schaal frauderen met gesubsidieerde rechtshulp |
|
Michiel van Nispen |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen over het op grote schaal frauderen met gesubsidieerde rechtshulp? 1
Ja.
Is al duidelijk in hoeverre het versterkte toezicht een betere indruk geeft van de wijze van beroepsuitoefening? Waar heeft dit op dit moment reeds toe geleid?
Zoals in het antwoord op de vorige Kamervragen is aangegeven is het toezicht op advocaten met ingang van 1 januari 2015 nog verder versterkt. Het is nu te vroeg om resultaten van deze verdere versterking van het toezicht te kunnen geven. Wel geldt dat ook voor 2015 ten minste 10 procent van alle advocatenkantoren zal worden bezocht door de deken. De ervaring leert dat dergelijke bezoeken in zijn algemeenheid een goed beeld geven van het functioneren van advocaten. Naast de kantoorbezoeken ontvangen dekens ook signalen over advocaten. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig onderneemt de deken actie. Dit kan bijvoorbeeld door het indienen van een klacht bij de raad van discipline of door het opleggen van een boete of een last onder dwangsom. Ook hiervoor geldt dat het nu nog te vroeg is om concrete resultaten te geven. Meer informatie over de kantoorbezoeken kan worden gevonden via de jaarplannen van het dekenberaad.2
Hoe ziet de geïntensiveerde informatie-uitwisseling tussen de dekens en de Raad voor Rechtsbijstand eruit waar het bijvoorbeeld gaat over advocaten die frauderen met toevoegingen? Heeft deze intensivering reeds het gewenste effect gehad?
Zowel de dekens en de Nederlandse orde van advocaten als de Raad voor Rechtsbijstand (hierna ook: de Raad) onderschrijven het belang van een goede informatie-uitwisseling. Om die reden hebben zij afspraken met elkaar gemaakt over de informatie-uitwisseling tussen de Raad en de dekens. Deze afspraken zijn in de zomer van vorig jaar geïntensiveerd.
De Raad verstrekt standaard twee keer per jaar aan de dekens overzichten van toevoegingen en vergoedingen waaruit bijvoorbeeld afgeleid kan worden welke advocaten het voorgaande jaar 2000 punten of meer gedeclareerd hebben of het maximaal aantal toevoegingen hebben bereikt. Dit betekent overigens niet dat er in dergelijke gevallen ook altijd daadwerkelijk sprake is van fraude.
Hoe gaat de Raad voor Rechtsbijstand om met ontvangen klachten over sociale advocaten die mogelijk frauderen met toevoegingen?
Alle klachten en andere signalen die door de Raad voor Rechtsbijstand worden ontvangen, worden door de Raad onderzocht. Afhankelijk van de ernst van de onderzochte klacht worden stappen ondernomen. Daarbij kan gedacht worden aan het informeren van de deken over de betreffende klacht. De deken kan vervolgens beoordelen of, en zo ja op welke wijze, de desbetreffende advocaat moet worden aangepakt. De Raad kan op grond van artikel 17 van de Wet op de rechtsbijstand tot doorhaling van de inschrijving van de advocaat overgaan.
In hoeverre wordt een klager op de hoogte gehouden van de uitkomst van een onderzoek naar aanleiding van zijn of haar klacht?
Degene van wie de klacht of het signaal afkomstig is, ontvangt van de Raad voor Rechtsbijstand een ontvangstbevestiging van de klacht. De klager wordt niet geïnformeerd over de uitkomst van het door de Raad naar aanleiding van de klacht uitgevoerde onderzoek in verband met de privacy. In de ontvangstbevestiging wordt de klager hierover geïnformeerd.
Wanneer een klager (dat kan een cliënt zijn, maar bijvoorbeeld ook de Raad zelf) op grond van artikel 46c van de Advocatenwet een klacht indient bij de deken van de orde van advocaten, wordt hij op de hoogte gehouden van het onderzoek dat de deken naar de klacht uitvoert; de klager is immers partij. De deken onderzoekt ook of het mogelijk is de klacht in der minne te schikken (art. 46d, eerste lid Advocatenwet). Ook wanneer de klacht uiteindelijk wordt doorgezonden naar de tuchtrechter wordt de klager over de voortgang van zijn/haar klacht geïnformeerd.
Op welke manier controleert de Raad voor Rechtsbijstand proactief op eventuele fraude met toevoegingen?
De Raad voor Rechtsbijstand doet periodiek dossieronderzoek naar de rechtmatigheid van de verstrekte toevoegingen en uitbetaalde declaraties aan advocaten. De selectie van de toevoegingsdossiers vindt zowel aselect als op basis van risicoprofielen plaats. Daarnaast vindt er periodiek gegevensuitwisseling plaats met de Nederlandse orde van advocaten over aanvraag- en declaratiegedrag.
Zijn er meer advocaten, dan die waar u in uw vorige antwoorden naar hebt verwezen2, die misbruik hebben gemaakt van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in de vorige antwoorden op Kamervragen is aangegeven, zijn er in 2012, 2013 en 2014 respectievelijk zes, drie en drie gevallen geweest waarin de rechtsbijstandverlening onvoldoende doelmatig of zorgvuldig is geweest dan wel waarin onjuiste informatie is gegeven met het oog op de vaststelling van de vergoeding. Al deze gevallen hebben geleid tot doorhaling. Er zijn in voornoemde jaren niet meer advocaten geweest waarvan de signalen hebben geduid op misbruik van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.
Hoe past het aanpakken van fraude met toevoegingen in de rijksbrede aanpak van fraude?
Het uitgangspunt van de rijksbrede aanpak van fraude is het wegnemen van gelegenheden om fraude te kunnen plegen. Dit komt overeen met de werkwijze van de Raad voor Rechtsbijstand, die de draagkracht van rechtzoekenden toetst met behulp van gegevens over inkomen en vermogen die hem door de Belastingdienst worden verstrekt. Toevoegingsdeclaraties worden voor- of achteraf getoetst, aangevuld met extra onderzoek aan de hand van risicoprofielen op frauderisico’s. Onder de vigeur van High Trust afspraken met advocatenkantoren (zie ook het antwoord op vraag 9) wordt steeds meer overgestapt op steekproefsgewijze controle. Het beleid om zaken steekproefsgewijs te controleren en informatie uit te wisselen met de deken indien de Raad bij een advocaat gedragingen constateert op grond waarvan de inschrijving doorgehaald zou kunnen worden, past bij het streven van het kabinet om een goede balans te vinden tussen vertrouwen, dienstverlening en fraudebestrijding.4
Is er aanleiding om nader onderzoek te doen naar de (omvang van de) fraude met gefinancierde rechtsbijstand? Zo nee, waarom niet?
Nee. De proactieve aanpak en de inspanningen van de Raad voor Rechtsbijstand zijn op het signaleren en aanpakken van fraude gericht. Op basis van signalen uit dossiers, cliënten of ketenpartners zoekt de Raad – naast de voorgeschreven controles – zaken verder uit en onderneemt zo nodig extra stappen. Als de Raad bijvoorbeeld signalen ontvangt die wijzen op misbruik, wordt dit samen met de deken van de Nederlandse orde van advocaten besproken en wordt verdere actie ondernomen.
Het bericht ‘Arbeidswet bedreigt Nederlandse speelfilms’ |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Arbeidswet bedreigt Nederlandse speelfilms»?1
Ja.
Wat is de aanleiding voor uw plan om de Beleidsregels inzake ontheffing verbod van kinderarbeid te wijzigen, anders dan alleen de toename van het aantal producties? Door wie wordt de huidige regelgeving als onduidelijk dan wel oneerlijk ervaren?
In de loop der jaren is, mede door de ontwikkeling in en de toename van het aantal cultuur- en mediaproducties waarin kinderen een rol spelen, een uitvoeringspraktijk ontstaan die niet meer aansluit bij de bestaande regelgeving. Ik vind het daarom gewenst om de huidige regels aan te passen.
Sommige producenten, ouders/voogden en kinderen ervaren het als onduidelijk dat bepaalde kinderen meer keren mogen optreden per jaar dan andere.
Waarom wilt u niet alleen de regels rondom begeleiding van de kinderen verbeteren, maar ook de regels rondom arbeidstijd aanscherpen, waardoor bijvoorbeeld het maximaal aantal dagen waarop een kind van 7 tot en met 12 jaar via een ontheffing mag werken, wordt teruggebracht van 24 naar 18 dagen en er niet meer twee voorstellingen op een dag gespeeld kunnen worden?
Voorop staat het belang van het kind. Kinderen mogen niet in een contractuele relatie arbeid verrichten. De aanpassing van de ontheffingregels beoogt een verduidelijking en vereenvoudiging. Mijn voorstel gaat niet uit van het aantal speelbeurten, maar van het aantal speeldagen. Daardoor is het in principe mogelijk om vaker dan 1 keer per dag op te treden. Ook tellen repetities niet meer mee en gaat het aantal speeldagen naar 18. Dit is een verruiming ten opzichte van de huidige ontheffing, die ruimte tot maximaal 12 speelbeurten biedt. Het is mijn inziens redelijk dat hiermee de verdergaande uitzondering van 24 speelbeurten komt te vervallen.
Zijn er negatieve ervaringen met kinderen, voor wie het schadelijk is geweest dat zij 24 dagen per jaar in bijvoorbeeld een film, tv-serie, musical of balletvoorstelling hebben gespeeld? Zo niet, waarom wilt u dit maximum dan beperken?
Zie mijn antwoord bij vraag 3. Verder zijn mij geen negatieve ervaringen bekend over de invloed van het aantal speeldagen.
Welke gevolgen heeft uw plan naar uw verwachting voor de productie van bijvoorbeeld musicals, tv-series en kinderfilms? Wat heeft u gedaan met de reactie van diverse producenten, deskundigen en ouders in de internetconsultatie van de beleidsregels?
Op de internetconsultatie van mijn voorstellen is gereageerd door ongeveer 30 partijen. Ik bestudeer thans de inbreng en heb het voornemen, voor zover relevant, partijen uit te nodigen voor een nadere toelichting op hun inbreng. Op basis hiervan zal ik mij een mening vormen over de gevolgen voor de sectoren zoals ik die heb toegelicht bij vraag 3.
Welke voorwaarden en regels gelden er in Duitsland, België en Luxemburg voor het inzetten van kinderen in culturele producties?
Ook de genoemde landen zijn gebonden aan de Europese jongeren richtlijn 94/33/EG. Het uitgangspunt hierbij is dat kinderen onder de 15 niet mogen werken. Lidstaten mogen individuele ontheffingen verlenen voor kinderen die werken in de kunstsector.
In grote lijnen is de situatie in de genoemde landen als volgt:
Kinderen van 7 tot en met 11 jaar mogen maximaal 6 uur per dag werken (tussen 8:00 en 22:00) en niet op meer dan 5 achtereenvolgende dagen. Ze mogen niet meer dan 12 werkzaamheden per jaar uitvoeren; daarbij kan 24 keer worden toegestaan voor bepaalde arbeid.
Kinderen van 3 tot en met 6 jaar mogen maximaal 2 uur per dag werken tussen 8:00 en 17:00. Kinderen ouder dan 6 jaar mogen maximaal 4 uur per dag tussen 10:00 en 23:00 werken in het theater en maximaal 3 uur per dag in overige producties tussen 8:00 en 22:00.
Zowel in Duitsland als in Luxemburg wordt het maximaal aantal speeldagen niet begrensd, maar is pedagogische begeleiding vereist.
Kunt u toelichten waarom u uniforme regels wilt hanteren, terwijl de werkwijze van balletvoorstellingen, musicals, televisieseries of filmproducties in grote mate verschillen?
Ongeacht het type werkzaamheden staat centraal het belang van het kind. Hierbij worden ten behoeve van de eenvoud en transparantie zoveel mogelijk dezelfde regels en uitgangspunten gehanteerd. Ik zal mij nog een mening vormen over de gevolgen van de nieuwe regels in de verschillende sectoren.
Waarom mag een kind nooit op een zaterdag en een zondag aaneengesloten werken? Betekent dit ook dat een kind niet op een zaterdag mag repeteren voor een voorstelling op zondag?
Volgens de Arbeidstijdenwet hebben volwassenen in principe recht op minimaal één dag vrij in de week (doorgaans is dat de zondag). Ditzelfde uitgangspunt wordt gehanteerd voor schoolgaande kinderen. Voor nog niet-leerplichtige kinderen worden dezelfde regels gehanteerd.
Dit betekent inderdaad dat een kind niet op een zaterdag mag repeteren voor een voorstelling op zondag.
Kan een beperking van het aantal speeldagen tot 18 dagen per jaar er niet juist toe leiden dat speeldagen veel intensiever moeten worden ingevuld, waardoor een kind onder grotere druk moet werken?
Zie mijn antwoord bij vraag 3. Het is aan de producent, de kindbegeleiders en de ouders/voogden om de arbeid zo in te richten dat het passend is voor het individuele kind. Zoals reeds vermeld bij vraag 5, zal ik op basis van de internetconsultatie een mening vormen over de gevolgen.
Hoe verhouden de regels voor de ontheffing van het verbod van kinderarbeid zich tot regels rondom andere gelegenheden waarin kinderen in een professionele omgeving intensief actief zijn, zoals bijvoorbeeld in topsportopleidingen?
Er is geen sprake van een contractuele verplichting tussen een sportbond en het kind. Voor kinderen tot en met 12 jaar is het uitgangspunt van NOC*NSF en de sportbonden dat de focus ligt op lichamelijke ontwikkeling en het ontdekken van de sport.
De entreetoets die steeds meer gebruikt wordt als basis voor schooladviezen |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het feit dat basisscholen de entreetoets van groep 7 gebruiken als eerste (pre)adviesmoment voor het uiteindelijke schooladvies? Acht u het wenselijk dat de vroege selectie op een nog eerder moment plaatsvindt dan voorheen?1 2
De basisscholen zijn eigenaar van hun eigen schooladvies. Ze bepalen zelf hoe dit advies tot stand komt en welke gegevens ze daarbij betrekken. Het is aan hun professionele oordeel om te bepalen hoe toetsgegevens hierin meewegen. De basisschool kan er dus ook voor kiezen om de entreetoets van groep 7 mee te wegen. In 2015 werd de entreetoets bij circa 40 procent van de basisschoolleerlingen afgenomen. Dit instrument wordt al jarenlang door veel scholen als hulpmiddel benut om uiteindelijk in groep 8 te komen tot het schooladvies. Dit is ook niet verwonderlijk, omdat de entreetoets specifiek is ontwikkeld om de school en de leerling inzicht te geven in het best passende vervolgonderwijs. Door middel van doorstroomonderzoek wordt de voorspellende waarde van de entreetoets gemonitord. Er is geen sprake van een vroegere selectie dan voorheen. Het definitieve advies wordt halverwege groep 8 vastgesteld. Daarbij weten we uit recent onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs dat scholen zich bij de opstelling van het advies niet beperken tot één bron.3 De scholen die ervoor kiezen de entreetoets af te nemen, gebruiken ook gegevens uit het leerlingvolgsysteem (voor én na de afname van de entreetoets) en eigen leerkrachtobservaties om te komen tot het uiteindelijke schooladvies.
Is het waar dat basisscholen het resultaat van de entreetoets slechts mogen gebruiken om te bekijken welke ondersteuning en begeleiding een leerling nodig heeft gedurende het betreffende schooljaar?
Nee, er gelden vanuit de wetgeving geen beperkingen op de manier waarop de entreetoets wordt gebruikt.
Hoe beoordeelt u het feit dat Cito-toetsen nog steeds als basis gebruikt worden om schooladviezen te geven aan leerlingen? Staat dit niet haaks op uw beleid?
Nee, dit staat niet haaks op mijn beleid. Voor het schooladvies kunnen scholen – naast eigen inzichten – ook toetsgegevens over de voortgang van leerlingen benutten. Ik vind het ook zinvol dat scholen dergelijke toetsgegevens – of het nu toetsen van Cito betreft of van andere aanbieders – betrekken bij het schooladvies.
Hoe beoordeelt u de grote rol dat die Cito heeft in de voorbereiding van schooladviezen van leerlingen op de basisschool, omdat zowel het leerlingvolgsysteem als de entree- en de eindtoets door het Cito gemaakt worden? Is het wenselijk dat al deze verantwoordelijkheden bij één organisatie liggen?
Het is de keuze van basisscholen zelf welke toetsen zij gebruiken om de voortgang van hun leerlingen te volgen. Het is niet aan de overheid om in deze keuze te treden. Overigens speelt Cito bv als zodanig geen rol in de voorbereiding van schooladviezen. Het is en blijft (het team van) de basisschool die daarover gaat.
Wat is de waarde nog van de Cito-toetsen wanneer ze zo veelvuldig gebruikt worden, er zoveel van afhankelijk is en leerlingen daar nu vaak voor getraind worden? Zijn deze toetsen nog betrouwbaar en geven zij in uw ogen nog wel een eerlijk beeld van de vaardigheden van de leerlingen?
Gecertificeerde methodeonafhankelijke toetsen, die inzicht geven in de vaardigheidsontwikkeling van leerlingen zijn een belangrijk hulpmiddel voor het onderwijs en zijn dus van waarde. Het is aan basisscholen zelf om te oordelen hoe dit inzicht wordt meegewogen in de vaststelling van het uiteindelijke basisschooladvies. Het is de verantwoordelijkheid van de school om zorgvuldig om te gaan met het instrument van toetsen.
Welke stappen gaat u zetten om er voor te zorgen dat de Cito-toetsen weer de gewenste waarde en kwaliteit krijgen?
In antwoord op vraag 6 en 7 zie ik geen enkele aanleiding om hierin stappen te zetten of maatregelen te nemen. In de brief «Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs» heb ik ook aangegeven dat er een goede balans bestaat tussen toetsen die scholen zelf afnemen en toetsen die zijn voorgeschreven door de overheid.4 Daarnaast blijkt uit het al genoemde recente rapport van de inspectie dat scholen door het gebruik van verschillende bronnen en inzichten, het schooladvies opbouwen vanuit het gehele beeld van de leerling. Naast het inzicht in bijvoorbeeld houding, motivatie en sociale vaardigheden, vormen toetsgegevens evenzeer onderdeel van dit gehele beeld.
Welke maatregelen gaat u nemen om van deze «toetsgekte» af te komen en schooladviezen werkelijk te laten baseren op het gehele beeld van de leerling op de basisschool?
Zie antwoord vraag 6.
De uitbetaalde bonus van de voormalig topman van de NS en de uitspraken van de minister van Financien over deze zaak |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u in het Algemeen overleg van 1 juli 2015 over staatsdeelnemingen vertelde dat er nog een openstaande vraag was over het omzetten van een variabele beloning in een vaste beloning met een lage conversiefactor en dat die hoge variabele beloning, onder andere van de heer Huges, dus omlaag moest?
Ik heb gezegd dat de hoge variabele beloning van de CFO structureel omlaag moest en dat er dientengevolge gesproken moest worden over een bescheiden conversie van die verlaagde variabele beloning in het vaste loon van de CFO.
Herinnert u zich dat u in dat overleg verder meedeelde: «Vervolgens heeft, ook tot mijn verbijstering, dhr. Huges, die een verslagje gezien had, zelf tegen de HR-afdeling gezegd: mag ik mijn bonus ontvangen? U moet mij de bonus uitbetalen en de HR-afdeling heeft dat gedaan, buiten de Raad van Commissarissen om. De Raad van Commissarissen was nog in overleg met Financiën om dit zorgvuldig af te wikkelen. Dat is wat er is gebeurd en dat is ook de Raad van Commissarissen pas later, toen we te spreken kwamen over is die bonus eigenlijk al uitgekeerd, kunnen we hem nog inhouden, etc. toen is gebleken, dat die bonus al was uitbetaald op basis van een opdracht door de heer Huges zelf aan de HR-afdeling van de NS»?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Dijsselbloem en Huges ruziën ook over bonus»?1
Ja.
Had de discussie over het omzetten van een variabele beloning in een vaste beloning ook betrekking op de beloning van de heer Huges in 2014? Zo nee, waarom legde u wel een verbinding in het Algemeen overleg staatsdeelnemingen?
Er was sprake van een totaalpakket, waarover pas op 2 juni overeenstemming werd bereikt. Voor een gedetailleerder inzicht in het verloop van deze gesprekken verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de leden Koolmees en Van Veldhoven hierboven.
Kunt u aangeven of de Raad van Commissarissen de variabele beloning al op 10 februari van dit jaar heeft besproken en goedgekeurd?
De raad heeft op 10 februari een besluit genomen over de variabele beloning. Diezelfde dag heeft de toenmalige voorzitter van de raad van commissarissen dat besluit gemeld aan de aandeelhouder. Ik heb vervolgens om een gesprek gevraagd. De raad van commissarissen besloot op 11 februari zijn besluit van de vorige dag aan te houden, om zijn overwegingen met de aandeelhouder te kunnen bespreken. Sindsdien liep overleg over de in het vorige antwoord genoemde onderwerpen, dat op 2 juni werd afgerond.
Klopt het dat de secretaris van de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen op 4 maart een mail stuurde naar beide gremia over de bonusafspraak?
Ik ben met die e-mail niet bekend. Uit navraag door mijn medewerkers blijkt dat het hier een e-mail betrof waarmee de secretaris het gespreksverslag van de toenmalige voorzitter van de raad commissarissen van het gesprek met mij van 26 februari doorstuurde aan alle leden van de raad van commissarissen en aan de CFO.
Was de aandeelhouder daarmee akkoord met de bonus van de heer Huges over 2014?
Zie de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Wanneer vroeg de heer Huges om uitbetaling en wanneer vond die uitbetaling plaats?
De heer Huges verzocht de HR-directeur van NS op 2 maart de variabele beloning van hem en van de CFO te betalen met de normale loonbetaling in maart 2015, zich baserend op een verslag van de toenmalige voorzitter van de raad van commissarissen van een gesprek met mij op 26 februari. Dat verslag noemt niet alle onderdelen waarover nog nader moest worden overlegd. Het verslag noemt bovendien niet dat de variabele beloning kan worden uitbetaald.
Wie tekende voor de uitbetaling?
De raad van commissarissen heeft mij gemeld dat de raad van commissarissen de uitbetaling niet heeft geautoriseerd. De raad is ook niet bekend met autorisaties van andere organen of daartoe bevoegden binnen NS.
Wanneer ontdekte de Raad van Commissarissen dat de bonus al was uitbetaald?
De raad van commissarissen kreeg de bevestiging hiervan tegelijkertijd met de aandeelhouder, op 17 juni.
Wanneer ontdekte de aandeelhouder dat de bonus al was uitbetaald?
Op 17 juni als antwoord op de vraag of de variabele beloning al was uitbetaald.
Tot wanneer was de heer Huges ingeschreven als bestuurder van de NS bij de Kamer van Koophandel? Wie heeft hem uitgeschreven, c.q. opdracht gegeven om hem uit te schrijven?
Op 24 juni 2015 is het formulier dat voorziet in de uitschrijving namens NV Nederlandse Spoorwegen ondertekend. Als datum van uitfunctietreding is 5 juni 2015 vermeld. Dit is de datum waarop de heer Huges naar ons oordeel ontslag heeft genomen. Ter zake dit ontslag verwijs ik u naar mijn brieven aan uw Kamer van 5 en 23 juni 2015.
De situatie van de Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «China tot Oeigoeren: eet door tijdens ramadan»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Chinese autoriteiten Oeigoeren beletten om gehoor te geven aan religieuze voorschriften tijdens de ramadan en Oeigoeren hebben opgeroepen om niet te vasten?2 Acht u dit in strijd met de fundamentele mensenrechten? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze wantoestanden te adresseren? Zo nee, waarom niet?
De Chinese autoriteiten doen vaker de oproep aan partijfunctionarissen in Xinjiang niet aan de ramadan mee te doen. In hoeverre aan deze oproep gehoor wordt gegeven en daarop wordt gecontroleerd, is moeilijk te achterhalen. Nederland vindt dat elk individu de vrijheid moet hebben zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland roept de Chinese autoriteiten op mensenrechten, waaronder vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, te respecteren.
Wat vindt u ervan dat moskeeën in Xinjiang streng worden gecontroleerd en dat religieuze bijeenkomsten in het openbaar daar zijn verboden? Ziet u dit als een onrechtmatige onderdrukking van een religieuze minderheid? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze wantoestanden te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Over specifieke maatregelen tegen moskeeën bestaan moeilijk verifieerbare berichten. Wel is de algemene indruk dat moskeeën streng worden gecontroleerd. Ook andere religieuze of niet-religieuze bijeenkomsten in China worden gecontroleerd en bijeenkomsten die zich aan formeel toezicht onttrekken, zijn per definitie illegaal. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 roept Nederland de Chinese autoriteiten op om mensenrechten als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te respecteren.
Was de Nederlandse regering bekend met eerdere berichten van Human Rights Watch uit 2005, dat de religieuze vrijheden van de Oeigoeren worden beperkt3 en wat heeft de Nederlandse regering destijds met deze berichten gedaan?
Ja. Het kabinet gebruikt dergelijke rapporten bij het ontwikkelen van beleid en voor het toetsen van staand beleid. Zo zijn de berichten van Human Rights Watch uit 2005 o.a. geraadpleegd bij het opstellen van het Algemeen Ambtsbericht China in juni 2005.
Wat heeft de Nederlandse regering de afgelopen jaren concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren in China te adresseren dan wel verbeteren?
Etnische en religieuze minderheden in het bijzonder, zoals de Oeigoeren, zijn kwetsbaar voor mensenrechtenschendingen. De toestroom van Han-Chinezen in de provincie Xinjiang heeft in het verleden geleid tot spanningen tussen de Oeigoerse bevolking, Han-Chinezen en de Chinese autoriteiten. Nederland wijst de Chinese autoriteiten op hun verantwoordelijkheden bij het wegnemen van deze spanningen, met respect voor de rechten en vrijheden van een ieder.
Nederland vraagt bilateraal op uiteenlopende manieren aandacht voor de mensenrechtensituatie in China. Zo bespreekt Nederland mensenrechten tijdens bilaterale contacten en tijdens bezoeken op verschillende niveaus. Ook houdt Nederland met China mensenrechtenconsultaties. Tijdens de mensenrechtenconsultaties in december 2013 heeft de toenmalige Nederlandse mensenrechtenambassadeur aandacht gevraagd voor de positie van Oeigoeren en de bescherming van hun rechten, zoals vrijheid van religie en vrijheid van vereniging. Tijdens mijn recente bezoek aan China op 18 en 19 juni jl. is door mijn Chinese counterpart aangegeven dat China open staat de volgende ronde van de bilaterale mensenrechtenconsultaties binnen enkele maanden te houden.
Ook draagt Nederland via projecten gesteund uit het Mensenrechtenfonds bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Oeigoerse gebieden.
Tevens maakt Nederland zich binnen de EU sterk voor het mensenrechtenbeleid jegens China. De EU maakt zich zorgen over de mensenrechtensituatie in Xinjiang en benadrukt het belang van het adresseren van onderliggende oorzaken van etnische spanningen in de regio voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie. De Europese Unie maakt zich bij de Chinese overheid sterk voor de fundamentele mensenrechten, een eerlijke rechtsgang en de gelijkwaardige ontwikkeling en participatie van minderheden in autonome regio’s in het besluitvormingsproces.
De EU uit haar zorgen over de mensenrechtensituatie van Oeigoeren onder andere in verklaringen en tijdens bezoeken. Zo heeft Hoge Vertegenwoordiger Federica Mogherini in het kader van de EU-China Strategische Dialoog in Peking op 5 mei jl. de noodzaak benadrukt dat de Chinese autoriteiten hun verantwoordelijkheid nemen voor het wegnemen van de spanningen in de regio. Ook ondersteunt de EU projecten in Oeigoerse gebieden die tot doel hebben de mensenrechtensituatie te verbeteren.
Wat heeft de Europese Unie de afgelopen jaren concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren in China te adresseren dan wel verbeteren?
Zie antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de stellingname van Amnesty International, dat er in de provincie Xinjiang sprake is van bewuste bevolkingspolitiek door de Chinese autoriteiten?4 Zo ja, vindt u het bedrijven van bevolkingspolitiek niet misselijkmakend en wat bent u voornemens te doen om dit aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Waarom stelt u in uw antwoorden op eerdere vragen5 en uw brief van 17 november 20146, dat de incidenten rond de situatie van de Oeigoeren en de mate van geweld niet kunnen worden getoetst door een gebrek aan onafhankelijke informatie? Hoe is dit te rijmen met het feit dat Amnesty International en Vluchtelingenwerk Nederland7 wél stellig zijn met betrekking tot de geweldsincidenten, de onderdrukking en de bevolkingspolitiek in Xinjiang? Doet u hiermee deze instituten en hun informatie niet tekort?
Er komt weinig informatie uit de provincie Xinjiang. De informatie waar Nederland wel over beschikt, waaronder berichtgeving van Amnesty International en Vluchtelingenwerk Nederland, is daarom waardevol. Echter, berichten die binnenkomen uit en over Xinjiang komen regelmatig van bronnen waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden gecontroleerd. Op basis van de beperkte informatie is het niet mogelijk om stellige uitspraken te doen over geweldsincidenten in Xinjiang. Dat er geweldsincidenten zijn wordt door bronnen van verschillende achtergronden gemeld. Het is echter niet te achterhalen hoe deze incidenten precies tot stand komen, hoeveel mensen erbij betrokken zijn en of er schuldigen voor kunnen worden aangewezen.
Acht u de signalen dat Oeigoerse partijfunctionarissen moeten beloven dat ze geen geloof hebben, dat jonge Oeigoeren worden aangemoedigd buiten Xinjiang te studeren en religieuze leiders in Xinjiang worden verplicht om het socialisme te bestuderen en op te leggen wel als bevestigde en onafhankelijke feiten?8 Zo ja, durft u dan de stelling in te nemen dat de Oeigoeren in China cultureel en sociaal worden onderdrukt en dat hen door bevolkingspolitiek een assimilatoir kader wordt opgelegd? Zo ja, wat gaat u hier dan concreet mee doen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen is het zo dat het in China moeilijk is om aan onafhankelijk getoetste informatie te komen. De zaken die hier worden genoemd zijn wel beter te controleren, omdat ze ook door Chinese media worden gepubliceerd. Dit zou niet gebeuren als het geen maatregelen waren van of gesteund door de autoriteiten. De vereisten ten aanzien van partijfunctionarissen en religieuze leiders zijn niet uniek voor Xinjiang of specifiek tegen Oeigoeren gericht – ze gelden in heel China en voor alle bevolkingsgroepen, en zijn in algemeen geldende wet- en regelgeving vastgelegd. Dat dit op gespannen voet staat met etnische, culturele en religieuze vrijheden wordt regelmatig verwoord in verklaringen en aan de orde gesteld in dialogen van o.a. de EU met China.
Deelt u met Amnesty International9 en met Michael Clarke10, wetenschapper aan de Griffith University, de mening dat China de internationale preoccupatie met terreur aangrijpt om de rechten en de eigenheid van de Oeigoeren in Xinjiang in te dammen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hier concreet mee doen?
De spanningen in Xinjiang zijn de afgelopen jaren toegenomen. In 2014 is het aantal geweldsincidenten met dodelijke slachtoffers gegroeid, maar ook recentelijk zijn er bij gewelddadigheden in de regio dodelijke slachtoffers gevallen. Chinese autoriteiten schrijven deze geweldsincidenten toe aan Oeigoerse extremisten.
Nederland erkent de noodzaak om maatregelen te nemen om deze gewelddadigheden te voorkomen in de toekomst. Het beeld is niettemin dat door de aanslagen in 2014 de positie van Oeigoeren verder onder druk is komen te staan.
Zoals ook beschreven in het Kamerstuk 33 625, nr. 143 van 17 november 2014 is het van belang om onderliggende oorzaken van etnische spanningen in de regio te adresseren om langdurige stabiliteit en welvaart te bereiken. Randvoorwaarden hiervoor zijn dat de mensenrechten worden gerespecteerd en dat er sprake is van gelijkwaardige ontwikkeling en participatie van minderheden in autonome regio’s in het besluitvormingsproces. Zoals door de EU, mede namens de Nederlandse regering, naar voren wordt gebracht, is van belang dat de Oeigoerse cultuur en religieuze vrijheid worden gerespecteerd.
Op welke wijze geeft de Nederlandse regering uitvoering aan de uitspraak van de hoogste Nederlandse bestuursrechter, dat Oeigoeren die om bescherming hebben gevraagd in Nederland risico’s lopen bij terugkeer, omdat China asielzoekers vervolgt als landverraders?10 Zou de Nederlandse regering het beleid ten aanzien van het terugsturen van Oeigoeren willen aanpassen? Zo nee, waarom niet?
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 2 juli 2015 verzocht om een reactie op de bedoelde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2015. Gaarne verwijs ik u naar de reactie van de Staatssecretaris in de Kamerbrief met kenmerk 666492 van 10 augustus jl.
Is de Nederlandse regering voornemens om tijdens het staatsbezoek aan China van Zijne Majesteit de Koning in oktober 2015, de situatie van de Oeigoeren bilateraal te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet levert een consistente en gezamenlijke inspanning wat betreft de mensenrechtensituatie in China: alle bewindspersonen besteden bij hun gesprekken met Chinese counterparts op gepaste wijze aandacht aan mensenrechten op hun eigen terrein.
Het bericht ‘dat Europese salamanders bedreigd worden door de Aziatische schimmelziekte’ |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in het wetenschappelijk tijdschrift «Science» (31 oktober 2014) over onderzoek dat aantoont dat Europese salamanders bedreigd worden door de Aziatische schimmelziekte?1
Ja.
Kunt u aangeven in welke mate deze ziekte bij salamanders in Nederland is geconstateerd?
De schimmel Batrachochytrium salamandrivorans, die de dodelijke ziekte bij de vuursalamanders veroorzaakt, is in Nederland ontdekt bij de enige populatie vuursalamanders in Nederland, namelijk die in de provincie Limburg. De ziekte is geconstateerd nadat het Ministerie van Economische Zaken een onderzoeksopdracht heeft gegeven om de oorzaak van de in Limburg gevonden dode dieren te achterhalen. Het onderzoek waarover het tijdschrift bericht is mede gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Tot nu toe heeft het virus binnen Nederland zich niet verder verspreid naar andere amfibiesoorten. Wel is de ziekte inmiddels ook aangetroffen bij populaties vuursalamanders in zowel België als Duitsland.
Welke maatregelen neemt u om de uitbreiding en overdracht van deze ziekte bij salamanders te voorkomen?
Van de getroffen populatie zijn de levende vuursalamanders weggevangen en onderzocht op de aanwezigheid van de schimmel. De dieren zijn vervolgens in bewaring genomen bij diverse dierentuinen. De omringende populaties van andere salamandersoorten zijn op de aanwezigheid van de schimmel gecontroleerd.
De door de schimmel getroffen populatie vuursalamanders wordt gevolgd, waarbij ook onderzocht is of er uitwisseling met andere soorten amfibieën mogelijk is.
De beheerder van het bosgebied, Staatsbosbeheer. waar de besmette vuursalamanders zijn aangetroffen, is betrokken bij het onderzoek.
Aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit is gevraagd in beeld te brengen hoe de schimmelinfectie in Nederland is terecht gekomen en wat de mogelijkheden zijn om daar tegen op te treden. Ook is er contact met de provincie Limburg die vanuit haar verantwoordelijkheid voor het soortenbeleid bijdraagt aan onderzoek naar deze ziekte.
Bent u voornemens om in Europees verband deze problematiek opnieuw te bespreken en aan te dringen op Europese maatregelen, totdat het ingediende Commissievoorstel voor een nieuwe verordening betreffende diergezondheid de wetgevingsprocedure heeft doorlopen en de Commissie over de noodzakelijke bevoegdheden beschikt?2
In de ontwerp EU-Diergezondheidsverordening worden ziekten met impact op biodiversiteit inbegrepen. In de toekomst kunnen zij dus op Europees niveau worden aangepakt. Dit ondersteun ik. Over de voortgang van het EU-Diergezondheidsverordening wordt uw Kamer geïnformeerd via de voortgangsrapportage plant- en diergezondheidspakket (Kamerstuk 33 643, nr. 17, d.d. 9 juni jl.).
Ook in internationaal verband is, mede naar aanleiding van het onderzoek, hier aandacht voor. Zo staat tijdens de jaarlijkse vergadering van de Conventie van Bern in december a.s. de ziekte onder de vuursalamanders, veroorzaakt door deze schimmel, op de agenda. Het verwachte resultaat daarvan is dat er aanbevelingen worden aangenomen om de verdere verspreiding van deze schimmelziekte tegen te gaan. Dit raakt vooralsnog alleen Duitsland, Nederland en België, de landen waar de ziekte is waargenomen.
Bent u voornemens om uit de bestaande financieringsmechanismen, zoals LIFE en Horizon 2020, middelen aan te vragen welke onder andere gebruikt kunnen worden voor financiering van onderzoek naar de bestrijding van deze ziekte?
Tot nu toe is in Nederland het onderzoek bekostigd door het Ministerie van Economische Zaken en uitgevoerd door RAVON in samenwerking met de Universiteit van Gent in België. Zodra duidelijk is in hoeverre samenwerking binnen de Europese Unie uitzicht kan bieden op bestrijding van deze ziekte, zal ik de mogelijkheden daartoe onderzoeken en waar mogelijk benutten.
Wat is uw reactie op het bericht dat het openbaar ministerie (OM) al in 2004 wist dat de eerder veroordeelde Hunnik de Hilversumse platenbaas Van der Laar niet gedood kon hebben, maar dat deze ontlastende informatie jarenlang niet is gedeeld met de veroordeelde, ondanks herhaalde verzoeken hiertoe?1
De Hoge Raad heeft op 26 mei 2015 de herzieningsaanvraag toegewezen en bepaald dat het gerechtshof Den Haag de zaak opnieuw moet behandelen. Nu de zaak onder de rechter is, past het mij niet een oordeel te geven op de gang van zaken en het onderzoek.
Is het waar dat de reden voor de weigering het ontlastende rapport te verstrekken was dat de veroordeelde werd gezien als derde en dat de privacy van anderen (de mogelijke daders) gewaarborgd moest worden? Hoe beoordeelt u dit? Was geen andere oplossing denkbaar geweest om er voor te zorgen dat ontlastende informatie, die van belang kon zijn voor een herzieningsverzoek en het zuiveren van de naam, de (mogelijk ten onrechte) veroordeelde wel zou bereiken?
Nee, dat is niet waar. Het betreffende rapport is in 2004 in opdracht van het arrondissementsparket opgemaakt en bestaat uit informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid uit 2002 en een analyse van de reeds bekende informatie uit het procesdossier. Dit rapport behoorde niet tot het procesdossier, omdat het pas na het onherroepelijk worden van de veroordeling in 1994 is opgesteld.
In de periode van 2006 tot en met 2011 heeft de veroordeelde (eerst alleen, later met zijn raadsman) enkele verzoeken om inzage in zijn gegevens gedaan bij het ressortsparket. De veroordeelde heeft toen inzage gehad in het procesdossier dat zich bij het ressortsparket bevond. Bij het ressortsparket was het bestaan van de het rapport niet bekend. Er is toentertijd ook geen overleg geweest tussen het ressortsparket en het arrondissementsparket. Eerst in 2012 is het rapport bij het procesdossier gevoegd. Daarom is pas in 2012 inzage in dit rapport gegeven aan de veroordeelde.
Hoe kan het dat het OM dit rapport ook niet heeft gedeeld met de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) die gerechtelijke dwalingen onderzoekt, waardoor de zaak al jaren geleden heropend had kunnen worden?
Hoewel in 2006 door het arrondissementsparket is geoordeeld dat de zaak mogelijk zou moeten worden voorgelegd aan de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS), is dat nooit gedaan. Dit is voor het Openbaar Ministerie (OM) aanleiding geweest om tegelijk met het onderzoek naar het daderschap in deze zaak ook te kijken naar de gang van zaken rond het niet voorleggen van de zaak en het rapport aan de CEAS. In dit kader heeft er archiefonderzoek bij het OM plaatsgevonden en is er gesproken met de toenmalig betrokken medewerkers van het OM. Dit heeft echter niet tot duidelijkheid geleid over de reden waarom de zaak niet is voorgelegd aan de CEAS. Het is inderdaad onbevredigend dat niet meer kan worden achterhaald waarom dit niet is gebeurd.
Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat volgens het OM niet meer te achterhalen is waarom dit is gegaan zoals het is gegaan?2
Zie antwoord vraag 3.
Is nader onderzoek mogelijk en kansrijk om op te helderen waarom dit is gebeurd, wie hiertoe heeft besloten en waarom? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn reeds maatregelen genomen om te voorkomen dat dit in de toekomst nog eens op deze wijze kan gebeuren? Zo ja, welke? Zo nee, welke maatregelen moeten er nog genomen worden?
Met de inwerkingtreding van de Wet herziening ten voordele per 1 oktober 2012 is de CEAS opgeheven. De taken van de CEAS zijn overgedragen aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Een veroordeelde kan bij de procureur-generaal ter voorbereiding van zijn herzieningsaanvraag een verzoek indienen tot nader onderzoek naar bepaalde feiten. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek tot nader onderzoek kan – of in bepaalde gevallen moet – de procureur-generaal advies vragen aan de adviescommissie afgesloten strafzaken. Deze adviescommissie is vergelijkbaar met de voormalige toegangscommissie van de CEAS. De adviescommissie is niet alleen bevoegd om kennis te nemen van alle stukken die verband houden met de strafzaak, maar ook om deskundigen en bij de strafzaak betrokken medewerkers van de politie en het OM te horen.
Welke waarborgen zijn er inmiddels om er voor te zorgen dat dergelijke (ontlastende) informatie niet meer zal worden achtergehouden voor de veroordeelde, zijn advocaat en de CEAS?
Zie antwoord vraag 6.
Berichtgeving over “monsterfile” op de A2 door ongeval bij Everdingen |
|
Barbara Visser (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «monsterfile» op A2 door ongeval?1
Ja.
Klopt het dat Rijkswaterstaat (RWS) kunstmatige files voor de A2-tunnel bij Utrecht creëert door middel van de zogenoemde tunneldosering? Klopt de stelling dat tunneldosering de laatste maanden vaker wordt toegepast? Zo ja, in welke mate en wat is hiervoor de reden?
Nee, dat klopt niet. De maatregel tunneldosering is een file verplaatsingssysteem. De file wordt niet gecreëerd, maar buiten de tunnel verplaatst. Het klopt dat in het afgelopen jaar een stijging van de tunneldosering heeft plaatsgevonden bij de A2 Leidsche Rijntunnel van gemiddeld 60x per maand naar gemiddeld 140x per maand (gemeten per rijrichting en tunnelbuis). De reden is de toename van congestie en ongevallen voorbij de tunnel door een toegenomen verkeersaanbod.
Sinds wanneer past RWS een dergelijke tunneldosering toe en op grond waarvan wordt deze toegepast door RWS? In hoeverre speelt de nieuwe tunnelveiligheidswet (de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels) hierin een rol? Verplicht deze tot volledige afsluiting van de tunnel?
Bij de A2 Leidsche Rijntunnel wordt tunneldosering sinds de openstelling in 2012 toegepast. Dit op basis van bestuurlijke afspraken, die zijn gebaseerd op het advies van de toenmalige Commissie Tunnelveiligheid.
De nieuwe Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw) uit 2013 en onderliggende regelgeving eist geen tunneldosering. Files in tunnels worden niet verboden, mits wordt voldaan aan de wettelijke veiligheidsnorm. De Warvw eist dan ook geen volledig afsluiten van een tunnel in geval van file.
Vindt u een file van 23 kilometer door het toepassen van tunneldosering acceptabel? Wordt er ook gemonitord hoeveel files er dit jaar rond en nabij de A2-tunnel zijn veroorzaakt door toepassing van tunneldosering? Is er inzicht in de maatschappelijke kosten van deze vertragingen? Zo nee, bent u bereid om rond en nabij de A2-tunnel de files te monitoren?
De betreffende file werd niet veroorzaakt door het toepassen van tunneldosering. Uitsluitend het deel van de file dat in de tunnel dreigde te ontstaan is verplaatst naar vóór de tunnel. Het aantal files rondom de tunnel wordt inderdaad gemonitord, zie het antwoord op vraag 2 en de periodieke Publieksrapportage Rijkswegennet.
De maatschappelijke kosten van de vertragingen zijn te berekenen, echter, de reistijd wordt niet vergroot door de tunneldosering, waardoor ook de maatschappelijke kosten van de files niet toenemen door de tunneldosering.
Zijn er ook andere trajecten bij u bekend waar dit probleem van tunneldosering en vervolgens toenemende filevorming zich voordoet? Zo ja, welke?
Tunneldosering wordt ook toegepast bij de Coentunnel en de A73 tunnels bij Roermond. Ook hier gaat het om verplaatsing van files.
Heeft Nederland met de invoering van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en de toepassing van de tunneldosering gekozen voor strengere veiligheidsnormen dan de andere Europese landen? Zo ja, waarom?
De Warvw en onderliggende regelgeving bevat geen eisen omtrent tunneldosering. De wettelijke veiligheidsnorm die in de Warvw is opgenomen is gemiddeld genomen niet strenger dan in overige Europese landen.
Is er verkend of er andere manieren zijn om aan de beoogde doelstellingen van de tunnelveiligheid te voldoen? Deelt u de vrees dat het middel, «tunneldosering», erger is dan de kwaal, «bevorderen van de veiligheid in de tunnel»? Zo nee, waarom niet?
De A2 Leidsche Rijtunnel is gerealiseerd voorafgaand aan de wetgeving uit 2013. De afweging toentertijd was dat in de tunnel aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig waren, vanwege de hoge verkeersintensiteit in de tunnel en de lengte van de tunnel. Op basis van deze afweging is de tunneldosering geïntroduceerd. Desalniettemin komt de uitrusting in de A2 Leidsche Rijn tunnel in zeer hoge mate overeen met de in de wet vastgelegde gestandaardiseerde uitrusting. Omdat tunneldoseren geen extra file veroorzaakt, zie ik geen dringende reden om de bestuurlijke afspraken met de gemeente Utrecht – als bevoegd gezag – te herzien.
Bent u bereid om te kijken naar een oplossing op de A2 door middel van bijvoorbeeld tijdelijke opening van een spits- of vluchtstrook dan wel een betere aansluiting van het onderliggende dan wel aansluitende wegennetwerk?
Er wordt gekeken naar mogelijkheden om de doorstroming op het aansluitende wegennet te verbeteren. Bij deze mogelijkheden gaat het om (beperkte) infrastructurele verbeteringen en het programma Beter Benutten. Het (tijdelijk) openen dan wel realiseren van spits- of vluchtstroken overweeg ik niet, omdat dit relatief kostbaar is door aan te brengen voorzieningen voor veiligheid (incidentcamera’s en- detectie) en hiervoor op dit moment geen budget is gereserveerd.
Bent u bereid om de weggebruikers beter te informeren over het doel en het gebruik van het middel tunneldosering? Zo ja, op welke wijze en wanneer wordt hiermee gestart?
Rijkswaterstaat communiceert op verschillende manieren over tunneldoseren. Op de eigen website is een tunneldossier aangemaakt waarin een animatie over tunneldoseren staat. Deze animatie is ook te vinden op Youtube en wordt verspreid via twitter en facebook. Tevens wordt deze animatie meegestuurd bij vragen of klachten over tunneldoseren die via de RWS-informatielijn binnenkomen.
De situatie van de Rohingya’s uit Myanmar |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Verenigde Staten willen hulp bieden aan Rohingya-vluchtelingen in Azië»1 en «Lichamen van 30 Rohingya moslims in massagraf gevonden»?2
Ja.
Deelt u de mening dat de Rohingya’s een zodanig onmenselijke behandeling verduren dat hier spoedige actie tegen moet worden ondernomen? Zo ja, bent u bereid, net als de Verenigde Staten, financiële hulp te bieden aan de bootvluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bezorgd over de situatie van de Rohingya en zet zich er voor in deze te verbeteren. Nederland draagt met ongeoormerkte bijdragen bij aan diverse humanitaire organisaties die actief zijn in Birma/Myanmar (bijvoorbeeld OCHA, UNHCR, WFP, ICRC, UNICEF en MSF-Holland). Deze organisaties zetten zich in voor het verbeteren van de situatie van de Rohingya en van verschillende andere kwetsbare groepen, waaronder de Kachin en Karen.
Daarnaast draagt Nederland bij aan het ontwikkelingsfonds van de Europese Unie. De Europese Unie heeft verschillende programma’s in Rakhine State. De EU heeft onder andere op het hoogtepunt van de crisis EUR 300.000 bijgedragen aan de IOM om humanitaire hulp te verstrekken aan vluchtelingen en migranten in Indonesië, Thailand en Maleisië.
Deelt u de mening van Brad Adams, Azië-Directeur Human Rights Watch, dat de mensenhandel in Thailand al een erg lange tijd enorm uit de hand loopt? Onderschrijft u de duiding van de huidige situatie in Thailand door het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken in het rapport «Trafficking in Persons Report 2014»3 waarin wordt gesteld dat de Thaise overheid geen serieuze inspanningen verricht om de mensenhandel tegen te gaan? Zo ja, bent u dan bereid om er (al dan niet nogmaals) specifiek bij de Thaise overheid op aan te dringen om de mensenhandel in het land aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Mensenhandel in Thailand (en omringende landen) is een groot probleem. De Thaise overheid heeft tot op heden onvoldoende effectieve stappen ondernomen om mensenhandel aan te pakken. Van een systematische aanpak, bescherming van slachtoffers en preventie lijkt nog nauwelijks sprake. Het probleem is diepgeworteld. Mensenhandel wordt onder meer door tussenpersonen (brokers), syndicaten en corrupte ambtenaren in stand gehouden; witwas- en andere criminele praktijken zijn hiermee direct verbonden.
Nederland oefent in EU-verband continue druk uit op de Thaise overheid om mensensmokkel en uitbuiting aan te pakken. De Thaise autoriteiten lijken zich de recente internationale kritiek aan te trekken. Dit blijkt uit de kleine stappen die Thailand gemaakt heeft – zoals het aanpakken van corrupte officials die betrokken waren bij mensensmokkel en het intrekken van tienduizenden vislicenties. Het kabinet zal zich er voor blijven inspannen dat de Thaise overheid mensenhandel meer systematisch aanpakt. Nederland, de EU en andere partners zijn bereid Thailand hierbij te ondersteunen.
Is het nog steeds zo, zoals uw ambtsvoorganger in zijn antwoorden op eerdere vragen aangaf4, dat Nederland een bijdrage geeft aan Thailand voor de opvang van vluchtelingen uit Myanmar? Zo ja, wat bedraagt deze bijdrage? Zo nee, waarom niet meer?
In Thailand worden nog steeds naar schatting 100.000 vluchtelingen uit Birma/Myanmar opgevangen. Dit zijn vooral Karen en Kachin minderheden die vanwege aanhoudend geweld hun woonplaats moesten ontvluchten.
Tussen 2007 en 2012 heeft Nederland via ZOA bijgedragen aan het The Border Consortium Relief Programme (TBC) ten behoeve van opvang van Birmese vluchtelingen in Thailand en aan de Thais-Birmese grens. In totaal heeft Nederland hieraan EUR 8.855.240 bijgedragen. Sinds 2008 heeft ZOA zich voorbereid om in 2014 hun activiteiten in Thailand geleidelijk te beëindigen en over te dragen aan andere organisaties. Momenteel draagt Nederland bij via het ontwikkelingsfonds van de Europese Unie (Azië Actie Programma).
Is het nog steeds zo, zoals uw ambtsvoorganger in zijn antwoorden op eerdere vragen aangaf5, dat Rohingya-vluchtelingen geen toegang hebben tot vluchtelingenkampen in Thailand en hierdoor in detentiecentra verblijven, omdat Thailand ze niet als vluchtelingen erkent? Zo ja, bent u dan bereid om Thailand hierop aan te spreken en te overwegen om de Nederlandse bijdrage aan kampen in Thailand ervan afhankelijk te maken dat de Rohingya-vluchtelingen toegang verkrijgen tot de kampen in Thailand?
Thailand is geen partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag en verstrekt personen geen vluchtelingenstatus. Thailand beschouwt het lot van vluchtelingen binnen de landsgrenzen als een immigratiezaak. Er worden geen Rohingya in de opvangkampen aan de Thais-Birmese grens gehuisvest. Het is overigens de vraag of de Rohingya in deze kampen veilig opgevangen zouden kunnen worden. De organisatie de de kampen beheert, The Border Consortium, vreest voor grote onderlinge spanningen met de daar verblijvende groepen.
Nederland dringt in EU verband aan op verbetering van de omstandigheden van opvang van Rohingya in Thailand. Nederland brengt voorts, o.a. in EU-verband, de schendingen van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers regelmatig op bij de Thaise autoriteiten en benadrukt het belang van spoedige ratificatie van het VN Vluchtelingenverdrag. Ook wordt in EU verband ingezet op andere manieren om misstanden met betrekking tot vluchtelingen in Thailand aan te pakken, onder meer door steun aan NGO’s in de regio die zich met de problematiek bezig houden.
Zijn er tijdens het bezoek van de president van Myanmar aan Nederland in 2014 tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en de president van Myanmar (of andere vertegenwoordigers van de zijde van Myanmar) gesprekken geweest over de situatie van de Rohingya’s en de mensenrechten in Myanmar? Zo ja, wat was de uitkomst van deze gesprekken en wordt er door de Nederlandse regering gecontroleerd op het nakomen van gedane toezeggingen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het bezoek van president U Thein Sein aan Nederland in september 2014 is zowel door de Minister-President als door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het belang van universele mensenrechten benadrukt. In een bilateraal gesprek met de Birmese Minister van Buitenlandse Zaken is uitgebreid gesproken over de situatie van de Rohingya. Tijdens haar bezoek aan Birma/Myanmar heeft ook de Staatssecretaris van Economische Zaken zorgen over de Rohingya aan de orde gesteld bij president U Thein Sein. Zij benadrukte het belang van inclusiviteit. Vanzelfsprekend zal het kabinet de situatie van de Rohingya blijven monitoren en ook in toekomstige gesprekken aan de orde stellen.
Deelt u op dit moment de mening van Human Rights Watch, dat er in Myanmar sprake is van etnische zuivering van (de Rohingya) moslims?6 Zo nee, waarom niet?
Het betreffende rapport van Human Rights Watch gaat over de periode juni tot oktober in 2012. Er hebben zich sindsdien geen incidenten op dezelfde schaal voorgedaan. Het kabinet maakt zich grote zorgen over systematische onderdrukking en schendingen van de mensenrechten van de Rohingya en andere moslims in Birma/Myanmar.
Bent u bekend met het feit dat de regering van Myanmar vorig jaar de Nederlandse tak van Artsen Zonder Grenzen heeft opgedragen haar werk in Myanmar te stoppen7 en denkt u dat dit verband had met het feit dat zij als een van de weinige instanties hulp bood aan de Rohingya’s?
Ja, het kabinet is bekend met problemen rond de werkzaamheden van Artsen zonder Grenzen in Rakhine. In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma over religieuze spanningen in Birma/Myanmar heeft het kabinet aangegeven bezorgd te zijn over de evacuatie van humanitaire organisaties uit Rakhine State in maart 2014; en over belemmerde toegang tot Rakhine in de periode daarna. Het kabinet hecht veel waarde aan ongehinderde en veilige toegang voor humanitaire organisaties tot alle delen van Birma/Myanmar, inclusief Rakhine State. De Nederlandse ambassadeur heeft dat in 2014 op ministerieel niveau opgebracht in Birma/Myanmar. Ook de EU, de VS en verschillende Europese lidstaten hebben de situatie opgebracht. Tijdens het inkomend bezoek van president Thein Sein is door zowel de Minister-President als de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangedrongen op ongehinderde en veilige toegang voor humanitaire organisaties tot Rakhine State. Artsen zonder Grenzen heeft inmiddels haar werkzaamheden in Rakhine State kunnen hervatten.
Heeft u met vertegenwoordigers van de regering van Myanmar gesproken over het feit dat de Nederlandse tak van Artsen Zonder Grenzen haar werk in Myanmar moest stoppen? Zo ja, wat was de uitkomst van deze gesprekken en heeft Artsen Zonder Grenzen inmiddels haar werk weer kunnen hervatten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u het wenselijk dat het kabinet, getuige de bijdrage van de Staatssecretaris van Economische Zaken in een interview met het Algemeen Dagblad8, door economische deals werkt aan de politieke stabiliteit in Myanmar, terwijl in Myanmar door het regime stelselmatig de mensenrechten van de Rohingya’s en andere groepen worden geschonden?
Het kabinet is van mening dat de transitie ten gunste moet komen van alle inwoners van Birma/Myanmar. Het kabinet zet zich in voor stabiliteit, inclusieve economische ontwikkeling, democratische ontwikkeling en verbetering van de mensenrechtensituatie inclusief het aanpakken van onrechtvaardigheid. Het één kan niet zonder het ander.
Door de hulp-handel agenda in te zetten kan met Nederlandse kennis en kunde worden bijgedragen aan beter waterbeheer en voedselzekerheid. Inclusieve economische ontwikkeling draagt bij aan het verminderen van spanningen tussen bevolkingsgroepen. Bij de inzet van de hulp-handel agenda kiest Nederland voor een conflict-sensitieve benadering met bijzondere aandacht voor het thema business and human rights. Het kabinet is van mening dat deze brede inzet bijdraagt aan een inclusieve transitie in Birma/Myanmar.
Deelt u de mening van de Staatssecretaris van Economische Zaken9 dat er «heel voorzichtig» ontwikkeling is met betrekking tot de mensenrechtensituatie en de situatie van vluchtelingen in Myanmar? Zo ja, op welke gronden deelt u dan deze mening?
Sinds 2010 is de transitie in Birma/Myanmar in een stroomversnelling gekomen. De omvangrijke hervormingen hebben tot verbeteringen in de mensenrechtensituatie geleid, zoals wordt erkend in de AVVN- en Mensenrechtenresoluties en in de recent aangenomen Europese Raadsconclusies over Birma/Myanmar. Zo zijn duizenden politiek gevangenen vrijgelaten en wordt onafhankelijke media toegestaan. Talloze Birmese organisaties konden terugkeren uit ballingschap in Thailand. Recent konden 2,000 Rohingya uit IDP-kampen terugkeren naar hun leefomgeving.
Tegelijkertijd blijft het kabinet bezorgd over de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar. In het bijzonder zijn er zorgen over de situatie van de Rohingya (en andere moslims), als ook de situatie van andere etnische minderheden zoals de Kachin. De voortgang van het vredesproces wordt nauwlettend gemonitord. Nederland zet zich al jaren in voor verbetering van de mensenrechtensituatie en zal dat blijven doen. Zo ondersteunt het kabinet activiteiten ter verbetering van de mensenrechtensituatie en is Nederland, samen met het VK, één van de trekkers van de AVVN- en Mensenrechtenresoluties over Birma/Myanmar binnen de EU. In gesprekken met autoriteiten van Birma/Myanmar worden steeds zorgen opgebracht en wordt aangedrongen op verbetering. Onder andere naar aanleiding van deze gesprekken konden humanitaire organisaties inclusief MSF terugkeren naar Rakhine State.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio onderhouden nauwe contacten met diverse organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en humanitaire hulp aan vluchtelingen. Onder andere op verzoek van de Kamer wordt een uitgezonden medewerker politieke en mensenrechten aan de vertegenwoordiging in Yangon worden toegevoegd. Hierdoor kan de situatie nog intensiever worden gevolgd en worden ingezet op verbetering van de situatie.
Deelt u de mening dat de kwalificatie «heel voorzichtig» bij verre na niet voldoende is in situaties waar mensenrechten stelselmatig worden geschonden? Zo ja, is dit dan reden voor u en de Nederlandse regering om het beleid ten aanzien van Myanmar te wijzigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening dat geen enkele cent Nederlands geld zou mogen bijdragen aan de schending van mensenrechten? Zo ja, in hoeverre is dit in overeenstemming met het feit dat de Nederlandse economische deals tot politieke stabiliteit leiden in Myanmar?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering in plaats van naar politieke stabiliteit, naar het aanpakken van de onrechtvaardigheid zou moeten streven in Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Op welke wijze is de bijdrage van 650.000 euro aan projecten in Myanmar10 ook ten goede gekomen aan de situatie van de Rohingya’s in Myanmar en is er controle uitgeoefend op de besteding van dit budget?
Nederland ondersteunt de transitie in Birma/Myanmar op verschillende manieren. De EUR 650.000 euro betreft de bijdrage uit het Mensenrechtenfonds. De ambassade ondersteunt diverse projecten om de positie van alle etnische minderheden in het land te versterken, inclusief de Rohingya. Bijvoorbeeld door een bijdrage aan Fortify Rights gericht op versterking van de capaciteit van lokale mensenrechtenverdedigers in Rakhine of via steun aan de «Irrawaddy»-krant en trainingen van journalisten om onafhankelijke berichtgeving over spanningen tussen etnische groepen te bevorderen. Ook financiert de ambassade onderzoek naar landrechtenproblematiek. Juist voor veel etnische minderheden, die veelal in rurale gebieden wonen en voor hun voedselzekerheid afhankelijk zijn van zwerflandbouw, is dit relevant. Tevens is uit dit fonds bijgedragen aan het Myanmar Centre for Responsible Business (MCRB), waarmee verantwoord ondernemen in Birma/Myanmar wordt gestimuleerd. Het MCRB richt zich onder andere op informatievoorziening aan en het bevorderen van bewustzijn bij internationale ondernemingen over de mensenrechtenproblematiek in Birma/Myanmar, ook over de situatie van de Rohingya.
Bij alle ontwikkelingsuitgaven wordt gecontroleerd of de betrokken organisaties het geld goed besteden. Over de uitgaven van het Mensenrechtenfonds wordt in de Mensenrechtenrapportage jaarlijks gerapporteerd aan de Kamer.
Wat heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu concreet gedaan toen zij tijdens haar bezoek aan Myanmar expliciet aandacht heeft besteed aan mensenrechtenvraagstukken?11 Zijn er toezeggingen gedaan en houdt de Nederlandse regering toezicht op het nakomen van gedane toezeggingen?
Het bezoek van de Minister van Infrastructuur en Milieu stond in het teken van water. Birma/Myanmar heeft ruim 2,000 kilometer kustlijn en kampt regelmatig met overstromingen en natuurrampen, zoals de cycloon Nargis in 2008. Er is behoefte aan schoon drinkwater en irrigatiesystemen om de landbouwproductiviteit te verbeteren. Nederland heeft de kennis en kunde om bij te dragen aan bescherming tegen overstromingen, toegang tot schoon water en stimuleren van inclusieve economische groei. Watersamenwerking is ook een uitgangspunt van waaruit zorgen over de mensenrechtensituatie kunnen worden opgebracht in de relatie met de autoriteiten. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft in gesprekken met haar Birmese collega’s het belang van verbetering van de mensenrechtensituatie benadrukt. Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Deelt u de mening dat, gezien het aantal Rohingya-vluchtelingen, er een te grote last op Indonesië en Maleisië neerkomt? Zo ja, bent u bereid, net als de Verenigde Staten, deze landen bij te staan in het faciliteren van bijvoorbeeld opvangcentra? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat er een regionale, structurele oplossing moet worden gevonden voor deze crisis. Nederland dringt hierop aan in gesprekken met de betrokken autoriteiten, en beziet daarvoor de mogelijkheden voor samenwerking. Indonesië, Maleisië en Thailand verlenen inmiddels humanitaire hulp aan opgevangen vluchtelingen. Op 2 juli jl. werd tijdens een hiertoe speciaal ingelaste ASEAN-bijeenkomst van betrokken ministers uit de regio besloten een speciaal fonds te creëren voor opvang van vluchtelingen en migranten in de regio. Een gemeenschappelijke ASEAN «taskforce» voor migratie werd opgericht.
Deelt u de strekking van de oproep van de Hoge Commissaris van de Mensenrechten en de UNHCR12, dat het terugduwen van bootvluchtelingen door Indonesië, Thailand en Maleisië dient te stoppen? Zo ja, dringt u hier dan in contacten met vertegenwoordigers van deze landen op aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
Het bericht ‘terrorist sprak in moskee’ |
|
Sjoerd Potters (VVD), Ockje Tellegen (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Terrorist sprak in moskee»?1
Ja.
Wie waren op de hoogte van de komst van deze veroordeelde terrorist naar de moskee in Geleen?
Iemand die in het verleden is veroordeeld voor terroristische activiteiten en daarna zijn straf heeft uitgezeten, kan geen rechten worden ontzegd. Als er ernstige vermoedens bestaan dat iemand na zijn veroordeling en het voldoen aan zijn straf opnieuw activiteiten ontplooit die strafbaar zijn, in strijd zijn met de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of de openbare orde, kan dit leiden tot onderzoek van daartoe bevoegde instanties, zoals de AIVD, de politie of het OM. Over individuele zaken kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. Ik zal dus niet ingaan op de mate en wijze waarop informatie is gedeeld tussen betrokken instanties in deze specifieke casus.
Waarom waren de betrokken instanties, waaronder de burgemeester, niet voldoende geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen tegen moskeebesturen die dergelijke sprekers uitnodigen?
De vrijheden van godsdienst, meningsuiting en vereniging zijn essentieel voor onze democratie. In onze rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Maar deze vrijheden zijn niet onbeperkt. Zij vinden hun grens als de vrijheden van anderen in het gedrang komen, als mensen aanzetten tot haat of geweld of als de veiligheid in het geding komt. Oproepen tot een gewapende strijd, geweld of haatzaaien tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten, of het verkondigen van een anti-integratieve en/of antidemocratische boodschap, kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Het kabinet is daarom van mening dat het niet acceptabel is als moskeebesturen sprekers uitnodigen met onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen. In de afgelopen periode is de dialoog over wat acceptabel is en wat niet, beter op gang gekomen en dit heeft geleid tot een bewustere houding van veel moskeebesturen bij het uitnodigen van sprekers. In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft het kabinet gesteld radicalisering te willen tegengaan door verspreiders van jihadistische propaganda aan te pakken en te verstoren. In de lokale driehoek maakt de burgemeester, samen met de politie en het OM, de afweging of er sprake is van mogelijke lokale maatschappelijke onrust en/of (potentiële) lokale openbare orde verstoringen, en vervolgens of er op basis daarvan maatregelen genomen moeten worden. Sprekers of predikers die rechtmatig in het Schengengebied verblijven, worden daartoe beoordeeld op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, eventueel via strafrechtelijke weg. Daarnaast wordt vanuit dit Actieprogramma ingezet op het stimuleren van debat in de samenleving en gemeenten kunnen vanuit het Actieprogramma ondersteuning krijgen in het opbouwen maatschappelijke netwerken en bij het aangaan van dat maatschappelijke debat en dialoog met moskeebesturen. Wanneer er ernstige vermoedens bestaan dat iemand activiteiten ontplooit die strafbaar zijn, in strijd zijn met de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of de openbare orde, kan dit leiden tot onderzoek van daartoe bevoegde instanties.
Zou een moskee moeten worden gesloten als het een podium biedt voor terroristen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer personen, opruien, aanzetten tot geweld of haat tegen bevolkingsgroepen, kan strafrechtelijk worden opgetreden. Als blijkt dat er daadwerkelijk tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, dan kan het Openbaar Ministerie beoordelen of degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, dan wel ook degene die hem bij de strafbare uitingen heeft geholpen (zoals de organisator of de verstrekker van de locatie).Indien sprake is van het ronselen voor de gewapende strijd kan strafrechtelijk worden ingegrepen. Ook wordt prioriteit gegeven aan het strafrechtelijk ingrijpen jegens personen die haatzaaien en oproepen tot geweld in extremistisch kader. Sprekers of predikers worden beoordeeld op de boodschap die zij uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen zullen daarmee worden geconfronteerd eventueel via strafrechtelijke weg.
Is de burgemeester bevoegd een moskee op eigen gezag te sluiten? Welke rol heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in deze?
De verantwoordelijkheid voor de lokale openbare orde en veiligheid ligt bij de lokale driehoek. Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel. In geval van een rechtspersoon is (verboden verklaring en) ontbinding alleen mogelijk als het doel en/of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. Als Minister van Veiligheid en Justitie heb ik, mede in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, aangegeven dat momenteel prioriteit wordt gegeven aan het strafrechtelijk ingrijpen jegens personen die haatzaaien en oproepen tot geweld in extremistisch kader.
Hoe wordt voorkomen dat veroordeelde terroristen in de toekomst ongehinderd kunnen spreken in moskeeën in Nederland? Deelt de regering de mening dat een zwarte lijst van haatpredikers hier een goed middel voor is?
Iemand die in het verleden is veroordeeld voor terroristische activiteiten en daarna zijn straf heeft uitgezeten, heeft daarna dezelfde rechten als ieder ander. Wanneer er ernstige vermoedens bestaan dat iemand na zijn veroordeling en het voldoen aan zijn straf opnieuw activiteiten ontplooit die strafbaar zijn, in strijd zijn met de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of de openbare orde, kan dit leiden tot onderzoek van daartoe bevoegde instanties. Per brief is op 3 maart aan uw Kamer medegedeeld dat in het kader van de nadere invulling van maatregel 20f van het Actieprogramma er een alerteringslijst bestaat van sprekers en/of referenten die extra aandacht vragen in de beoordeling bij een visumaanvraag. Er bestaat dus geen zwarte lijst. De alerteringslijst wordt opgesteld en bijgehouden door de NCTV. Sprekers of predikers worden beoordeeld op de boodschap die zij tijdens hun preken uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, eventueel via strafrechtelijke weg.
De artikelen “ANBO: Het gaat mis met de thuiszorg”, en “Thuiszorg wordt zorgenkind” |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «ANBO: Het gaat mis met de thuiszorg, gepubliceerd in Leeuwarder Courant» van 8 juli 20151 en «Thuiszorg wordt zorgenkind», gepubliceerd in AD/Haagsche Courant van 8 juli 2015?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat volgens onderzoek van de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO) inmiddels in 78 gemeenten de huishoudelijke hulp wordt teruggeschroefd of afgeschaft, zonder dat er het wettelijk verplichte gedegen onderzoek aan voorafgaat?
Het door een gemeente vooraf generiek uitsluiten van een voorziening gericht op ondersteuning in het voeren van huishouding verhoudt zich niet met het kader van de Wmo 2015. De wet schrijft in geval van melding van een ondersteuningsbehoefte, een individuele benadering door middel van een expliciet in de wet gespecificeerd onderzoek voor. Het versoberen of beëindigen van (een bestaande, doorlopende voorziening van) huishoudelijke hulp is slechts mogelijk wanneer dat vooraf is gegaan door een zorgvuldig voorbereide individuele afweging. Het wettelijk kader biedt de cliënt dan ook de benodigde waarborgen.
Indien een inwoner het niet eens is met het besluit van zijn gemeente om de huishoudelijke hulp te versoberen, te beëindigen, via een algemene voorziening te verstrekken of van mening is dat het overgangsrecht in zijn situatie onvoldoende recht is gedaan, dan staat de mogelijkheid van bezwaar of beroep open. In het kader van de bezwaarprocedure wordt de beslissing van het college op het punt waarop de cliënt bezwaar maakt volledig heroverwogen. Daar waar ten onrechte geen of een ontoereikend onderzoek heeft plaatsgevonden, dient dit als regel opnieuw te worden uitgevoerd. Gemeenten moeten het feit dat bezwaar en beroep mogelijk is kenbaar maken aan de cliënt.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) erkent dat het in meerdere gemeenten schort aan communicatie van die gemeente naar de burger?
Een belangrijk onderdeel van een cliëntvriendelijke en effectieve uitvoering van de Wmo 2015, waarin het leveren van maatwerk voor de cliënt uitgangspunt is, is goede, persoonlijke communicatie met de cliënt. Het ontbreken van goede communicatie met de cliënt kan niet alleen leiden tot nodeloze ongerustheid van de cliënt, maar ook bijvoorbeeld tot onnodige bezwaar- en beroepszaken.
Evenals de VNG constateer ik dat er dit jaar bij een aantal gemeenten nog sprake is van problemen bij de bejegening van cliënten. Een aantal gemeenten worstelt nog met het goed vormgeven van de keukentafelgesprekken, zo blijkt uit de digitale ledenraadpleging «zorg naar gemeenten» van de samenwerkende cliëntenorganisaties. Op basis van de ledenraadpleging hebben de organisaties aanbevelingen voor gemeenten opgesteld. Uit een in april jl. uitgevoerde peiling door het programma Aandacht voor Iedereen (AvI)3 blijkt dat mensen nog niet goed geïnformeerd zijn over de (nieuwe) spelregels. Ik heb dit bij wethouders en andere partijen de afgelopen periode regelmatig onder de aandacht gebracht en zal partijen hierop blijven aanspreken. Het merendeel van de gesprekken is in toenemende mate echt persoonlijk: bij mensen thuis (72%) of op een andere locatie (16%). Daarnaast constateer ik een afname in het aantal meldingen en signalen bij de zgn. «implementatietafel». De monitor biedt de gemeenten, voor zover nodig, een goede basis om tot verdere verbetering te komen.
Deelt u de mening dat het versturen van standaardbrieven door gemeenten inzake de toekenning van WMO-voorzieningen niet strookt met de wettelijke plicht een zorgvuldig individueel onderzoek uit te voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor wat betreft de procedure die gevolgd moet worden bij de toekenning, maar ook bij het beëindigen van voorzieningen op basis van de Wmo 2015 verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. In algemene zin gaat het te ver om te concluderen dat het verzenden van standaardbrieven geen onderdeel kan uitmaken van de procedure die gemeenten volgen om een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning te beoordelen. Wel heb ik in mijn antwoord op vraag 3 het belang van een goede, zorgvuldige en persoonlijke communicatie met de cliënt benadrukt. Op de persoon afgestemde communicatie over zijn ondersteuningsbehoefte en de (on)mogelijkheden om hier zelf in te voorzien, vereist naar aard een dialoog en daarmee mondeling contact.
Hoe beoordeelt u het standpunt van de VNG, dat er weliswaar «idealiter in elke gemeente een keukentafelgesprek met iedere burger plaatsvindt, maar dat dat niet haalbaar is gezien de schaal waarop de beoordelingen plaats moeten vinden en de kosten die dat met zich meebrengt»?
De Wmo 2015 beschrijft helder in welke gevallen een onderzoek (waaronder het keukentafelgesprek) dient plaats te vinden. Op het moment dat bij het college een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, dient er een onderzoek uitgevoerd te worden zoals beschreven in de Wmo 2015 (artikel 2.3.2). Daar waar er sprake is van het versoberen of beëindigen van een voorziening, zal een gemeente dit moeten doen op basis van een weloverwogen individuele afweging. Dit vloeit reeds voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht. Het is van belang dat de gemeente een besluit goed motiveert. Om dit zorgvuldig te doen zal de gemeente de burger in deze afweging moeten betrekken.
De gemeente moet in alle gevallen een gedegen individuele afweging maken van de omstandigheden van het geval en kan daar niet vanaf wijken vanwege de schaal waarop die onderzoeken moeten plaatsvinden en of vanwege de daaraan verbonden kosten. Bovendien is er vanuit het Rijk voor 2015 extra budget beschikbaar gesteld om de effecten van de overgang te «verzachten» en gemeenten de gelegenheid te geven om een zorgvuldige overgang te realiseren.
Wat zegt het in de vorige vraag genoemde standpunt van de VNG over de haalbaarheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in huidige vorm, met het huidige budget?
Het uitgangspunt is het bij vraag 5 beschreven wettelijke kader. De praktijk laat ook zien dat het haalbaar is de Wmo 2015 in de huidige vorm uit te voeren met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving. Gemeenten beschikken hierbij over het instrumentarium, waaronder de financiële middelen, om de Wmo 2015 goed uit te voeren.
Hoe verklaart u het feit dat sommige gemeenten het niet haalbaar achten een individueel zorgvuldig onderzoek te doen, maar anderen (zoals de gemeente Huizen) wel?
Binnen de gemeente is het college verplicht de uitvoering van de Wmo 2015 zo vorm te geven dat deze zich verhoudt met de in de wet opgenomen kaders. In mijn antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven in welke gevallen een onderzoek, zoals opgenomen in de Wmo 2015, moet worden uitgevoerd. Deze wettelijke bepalingen gelden voor alle gemeenten en zijn daarmee het uitgangspunt voor hun beleid en de uitvoering daarvan. Hiermee is geborgd dat proces van beoordeling van meldingen van een ondersteuningsbehoefte en aanvragen om ondersteuning in elke gemeente aan minimale, in de wet gespecificeerde, eisen dient te voldoen.
Nu is vastgesteld dat de wet helder is over de situaties waarin het onderzoek dient plaats te vinden en aan welke minimale eisen dit onderzoek dient te voldoen is het aan de colleges van burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor een correcte uitvoering. De gemeenteraad heeft primair de verantwoordelijkheid om het college te controleren op een zorgvuldige uitvoering van de wet. Het is dan ook in de eerste plaats aan gemeenteraden om in actie te komen en colleges daar waar aangewezen te bewegen tot bijsturing. Daarnaast bevat de wet de benodigde waarborgen voor de cliënt om bezwaar te maken en zo nodig beroep in te stellen tegen hem onwelgevallige gemeentelijke besluitvorming, bijvoorbeeld in die situatie waarin de gemeente het door de wet voorgeschreven onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd. Zoals ik in mijn brief aan wethouders van 9 april 2015 heb benadrukt gaat er van de gewezen rechterlijke uitspraken ook een corrigerende werking uit; ik heb wethouders opgeroepen hun beleidsuitvoering aan deze uitspraken te toetsen en zo nodig aan te passen. Ik zie en ga er ook vanuit dat zij hierin hun verantwoordelijkheid nemen.
Op het moment dat uit de feiten blijkt dat een gemeente meer dan incidenteel afwijkt van de wettelijke kaders en de gemeenteraad haar verantwoordelijkheid niet neemt, heb ik de mogelijkheid om van de bevoegdheden in het kader van artikel 2.6.8 van de Wmo 2015 en de Wet revitalisering generiek toezicht gebruik te maken. Op basis van mijn huidig inzicht heb ik op dit moment geen aanleiding om van deze bevoegdheden gebruik te maken.
Vindt u het wenselijk dat het afhangt van de gemeente waar iemand woont, of er al dan niet zorgvuldig onderzoek wordt gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om te borgen dat alle gemeenten zich aan de wet houden en een zorgvuldig individueel onderzoek uitvoeren?
Zie antwoord vraag 7.
Toestemming voor een bonus aan de oud-topman van de NS |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de voormalig NS-topman toestemming had voor de bonus van € 75.000?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Na beoordeling door de raad van commissarissen en na een gesprek met mij op 26 februari was er in principe overeenstemming over een toekenning van een variabele beloning van 17,5% van het vaste salaris van de heer Huges. Dit was echter onderdeel van een breder pakket, waarover pas op 2 juni in totaliteit overeenstemming werd bereikt. Dat was pas het moment waarop de uitbetaling had kunnen worden geëffectueerd. Zie voor een nadere toelichting de antwoorden op de vragen van de leden Koolmees en Van Veldhoven.
Wat is de reden dat u eerder de Tweede Kamer voorhield dat de voormalig NS-topman de bonus zomaar zonder dat u of de Raad van Commissarissen van de NS daarvan op de hoogte was aan zichzelf liet uitkeren?
Omdat dat een juiste weergave van de feiten is.
Kunnen we na uw eerdere missers (zoals het feit dat u over de oud-NS-topman vol trots meedeelde dat hij zijn ontslag heeft genomen maar die achteraf helemaal niet ontslagen bleek te zijn en het gedoe rondom de bonus) nog meer verrassingen verwachten rondom de ontslagprocedure van de oud-topman? Zo ja, welke? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NS, vertegenwoordigd door de raad van commissarissen, treedt op als werkgever voor de heer Huges. In de beschrijving van de gang van zaken heb ik mij steeds gebaseerd op hetgeen de toenmalige voorzitter van de raad, de heer Van den Driest, mij heeft gezegd, dan wel door de informatie die hij mij heeft laten verstrekken door medewerkers van NS. Ik heb de Tweede Kamer sinds 28 april steeds snel op de hoogte gebracht van relevante ontwikkelingen of nieuwe informatie. Daarbij is gebleken dat de informatie waarop ik mij baseerde achteraf bezien niet altijd correct en volledig was. Dat is natuurlijk ernstig. Het illustreert dat de interne regels en procedures bij NS niet goed functioneerden. Het is mijn intentie, evenals van het bestuur en de raad van commissarissen van NS, om hierin op korte termijn verbetering aan te brengen.
Bent u bereid om alle documenten die betrekking hebben op het ontslag van de NS-topman naar de Tweede Kamer te sturen, waarbij ook de afspraken tussen de voormalig topman en de Raad van Commissarissen van de NS en uw Ministerie helder worden?
Zoals u in de NRC van 11 juli heeft kunnen lezen bereidt de advocaat van de heer Huges een kort geding voor. Om de juridische positie van NS niet te schaden kan ik niet aan uw verzoek voldoen. Na de afwikkeling van de procedure kan ik de Kamer vertrouwelijk informeren.
In hoeverre deelt u de mening dat het verkeerd voorstellen van zaken een beetje uw handelsmerk begint te worden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Het bericht dat bestuurders van ziekenhuizen massaal declaratieregels negeren |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bestuurders ziekenhuizen negeren massaal declaratieregels»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht waaruit blijkt dat bestuurders van (academische) ziekenhuizen bedragen declareren die boven de afgesproken norm liggen, en daarmee de cao afspraken negeren?
Ik betreur de berichten. Het is evident dat wij allen zinnig en zuinig moeten omgaan met de beschikbare middelen. Dat geldt niet in de laatste plaats voor bestuurders van organisaties die een publiek belang dienen, zoals ziekenhuizen. Ik heb de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) schriftelijk gevraagd om bij hun leden te benadrukken dat ook de declaraties van bestuurders zinnig en zuinig moeten zijn. Verder is contact opgenomen met de «brancheorganisaties zorg» (BOZ) om dit ook bij hen onder de aandacht te brengen. De NFU heeft besloten een inventarisatie op te stellen van declaratieregels voor de leden van de raden van bestuur van de universitair medische centra. Op basis van de uitkomst van deze inventarisatie wordt bekeken op aanpassingen nodig zijn. De NVZ en BOZ hebben aangegeven in de komende weken met hun reactie te komen.
In hoeverre is bij u bekend of in andere ziekenhuizen ook de declaratieregels worden overschreden? Zo ja, hoelang weet u dit al en waarom heeft u hier niets mee gedaan? Zo nee, bent u bereid, net als uw collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, om een onderzoek naar mogelijke onrechtmatigheden in te stellen?
Ik heb geen informatie over de omgang met declaratieregels en hoe deze regels eruit zien. Ziekenhuizen zijn onafhankelijke private instellingen waar de Raad van Toezicht verantwoordelijk is voor de naleving van dergelijke regels door de Raad van Bestuur.
Ik ben verheugd dat de NFU de handschoen hebben opgepakt en hebben besloten tot een inventarisatie van dergelijke regels onder hun leden en dat zij daar zo nodig actie op ondernemen.
Kunt u toelichten hoe u de positie van de ondernemingsraden wilt versterken, aangezien FNV stelt dat deze geen gehoor kregen toen zij het declaratiegedrag aan de orde stelden bij de raad van toezicht? Deelt u de mening dat de governance, binnen de ziekenhuizen waar dit gebeurde, niet op orde is? Zo ja, wat gaat u hier concreet aan doen? Zo nee, waarom niet?
Op 11 juni jl. heb ik met uw Kamer gesproken over mijn agenda goed bestuur. Daarin heb ik aangegeven dat ik de verantwoordelijkheidsverdeling tussen raden van toezicht en raden van bestuur wil aanscherpen, het extern toezicht op goed bestuur wil versterken, de medezeggenschap van cliënten wil verbeteren en dat ik het debat over goed bestuur wil aanzwengelen. Al deze maatregelen samen leiden tot een gezonde bestuurscultuur bij Raden van Bestuur en Raden van Toezicht.
Het onderzoek naar de grootschalige bankenfraude in Moldavië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u zich uw toezeggingen herinneren tijdens het debat over de goedkeuring van de Associatieovereenkomst van de EU met Moldavië, Georgië en Oekraïne d.d. 1 en 2 april 2015 inzake het onderzoek naar de grootschalige fraude bij Moldavische banken?
Ja.
Wat is de laatste stand van zaken rondom de bankenfraudekwestie? Is het rapport naar de fraude reeds verschenen? Heeft u reeds, zoals tijdens het debat toegezegd, bij de Europese Commissie aangedrongen op het rapporteren over de mogelijkheden van terugvordering van verduisterde middelen? Zo ja, wat is hier uit voortgekomen?
Op verzoek van toenmalig premier Leancă heeft het Amerikaanse bedrijf Kroll in november 2014 een vooronderzoek gestart naar de toedracht van de verdwijning van de fondsen. Het vertrouwelijke rapport met de uitkomsten van het Kroll onderzoek is op 4 mei door de Voorzitter van het parlement, Andrian Candu, gepubliceerd op zijn persoonlijke webpagina. De Moldavische regering heeft de authenticiteit daarvan bevestigd. De bevindingen van het rapport nopen tot nader onderzoek. De Centrale Bank van Moldavië laat daarvoor een tweede rapport opstellen dat als basis kan dienen voor een strafrechtelijk onderzoek inclusief het terugvorderen van fondsen.
Nederland acht het van belang dat dit vervolgonderzoek spoedig, onafhankelijk en volledig plaatsvindt, om te komen tot een strafrechtelijke vervolging van alle verantwoordelijken en om zover mogelijk de verduisterde middelen terug te vorderen. Daarnaast acht Nederland het van groot belang dat Moldavië in overleg met de betrokken partijen – IMF en de Europese Commissie – overgaat tot sanering van de getroffen banken, zodat hun positie niet langer een gevaar vormt voor de houdbaarheid van het financieel systeem in Moldavië.
In het algemeen blijft Nederland aandringen op een gedegen hervorming van de justitiële keten in Moldavië. Een geloofwaardige bestrijding van corruptie en machtsmisbruik in alle lagen van de maatschappij is een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame transformatie naar een democratische rechtsstaat gebaseerd op Europese waarden. De EU helpt Moldavië in de hervorming van de justitiële keten en Nederland biedt ook bilaterale ondersteuning via het MATRA fonds. Daarnaast is op 30 juni jl. een EU twinning project van start gegaan waarbij de Roemeense Nationale Bank in samenwerking met De Nederlandsche Bank de Moldavische Centrale Bank traint ten behoeve van het versterken van de controle op de overige banken.
De situatie in Moldavië, waaronder de bankenfraude, wordt in EU-verband nauwlettend gevolgd en regelmatig besproken. Ook in de recente voortgangsrapportage ten aanzien van het Europees nabuurschapsbeleid deed de EU verslag van de stand van zaken ten aanzien van de problemen in de financiële sector (zie Kamerstuk 22-112 Nr. 1961 van 17 april 2015). De EU-delegatie ter plaatse volgt de situatie op de voet en blijft bij de Moldavische autoriteiten aandringen op een spoedige oplossing van de fraudezaak. Dit is de verantwoordelijkheid van de Moldavische autoriteiten en zij dienen alles in het werk te stellen om grondig onderzoek, vervolging en terugvordering te realiseren.
Klopt het dat de Europese Unie de begrotingssteun aan Moldavië heeft stopgezet?1 Is er een verband tussen de beweegredenen achter dat besluit en het eerdergenoemde fraudeschandaal?
Ja, de Europese Commissie heeft de begrotingssteun aan Moldavië stopgezet totdat er een nieuw financieel akkoord is met het IMF. Het IMF heeft sanering (liquidatie) van de getroffen banken als voorwaarde gesteld voor een nieuw programma. Daarbij heeft de bankencrisis geleid tot zorgen over de macro-financiële stabiliteit van Moldavië. Een gezonde macro-financiële huishouding is een van de voorwaarden voor het uitbetalen van begrotingssteun. Ook hiervoor is een nieuw financieel akkoord met het IMF essentieel.
Kunt u tot slot iets zeggen over hoe de Nederlandse vertegenwoordiging in Moldavië nu en in de nabije toekomst wordt geregeld? Blijft Nederland bij de Moldavische autoriteiten vertegenwoordigd vanuit de post in Boekarest, of worden er ook mogelijkheden verkend om met bijvoorbeeld België en Luxemburg samen te werken omtrent diplomatieke vertegenwoordiging in Chişinǎu?
Het kabinet heeft een eventuele opening van een diplomatieke vertegenwoordiging in Chişinău nog in beraad. Hierover is nog geen besluit genomen.
De extra aandeelhoudersvergadering van de NS |
|
Farshad Bashir (SP), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat er op 9 en 10 juli extra vergaderingen en aandeelhoudersvergaderingen van de NS gepland staan?1
Ja.
Kunt u de uitnodiging en het verslag van de aandeelhoudersvergaderingen aan de Kamer doen toekomen?
Bij de aandeelhoudersvergadering waren het Ministerie van Financien, NS en de heer Huges aanwezig. Het onderwerp van de aandeelhoudersvergadering was het voornemen om de heer Huges te ontslaan uit de functie van president-directeur van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, voor het geval het door de heer Huges genomen ontslag van 5 juni en het door de aandeelhouder op 19 juni gegeven ontslag beide in rechte geen stand houden. Het verslag van de vergadering kan ik niet aan de Kamer sturen. Het ontslag is onderwerp in een juridische procedure. Openbaarmaking van het verslag kan de juridische positie van de staat schaden.
Kunt u ervoor zorgdragen dat indien er een vaststellingsovereenkomst gesloten wordt met de heer Huges, dat deze openbaar wordt (behalve natuurlijk de persoonlijke gegevens) en dat deze vastellingsovereenkomst in zijn geheel inzichtelijk is voor de leden van de Staten-Generaal, zodat zij hun controlerende taak kunnen uitoefenen?
Zie het antwoord op vraag 4 van het lid Bashir.