Toenemende gewelddadigheden in Macedonië tussen gewapende groepen en de politie |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat er in de stad Kumanovo in Macedonië op achtereenvolgende dagen gevechten hebben plaatsgevonden tussen de politie en gewapende groepen, waarbij tientallen doden en gewonden zijn gevallen?1
Ja.
Wat is uw oordeel en analyse van deze gebeurtenissen en de achtergronden van deze gewelddadigheden? In welke mate kent u de situatie en laat u zich daarover maximaal informeren?
Het kabinet volgt de situatie in Macedonië nauwlettend en is zeer bezorgd over de ontwikkelingen, zowel wat betreft het incident in Kumanovo als, in bredere zin, de politieke crisis tussen regering en oppositie en de achteruitgang op het gebied van democratie, rechtsstaat en fundamentele vrijheden. Nederland onderschrijft de oproep van Commissaris Hahn na de gebeurtenissen in Kumanovo dat verdere escalatie moet worden voorkomen, ook met oog op binnenlandse stabiliteit.
Ten aanzien van de politieke situatie werden in april jl. conclusies aangenomen waarin de Raad ernstige zorgen uitsprak over het voortduren van de politieke crisis, evenals over de vele aantijgingen rond machtsmisbruik die de afgelopen maanden zijn verschenen. De Raad riep op tot onafhankelijk en transparant onderzoek naar deze beschuldigingen en maande alle partijen tot een spoedige, duurzame oplossing te komen. De verantwoordelijkheid daarvoor berust bij de politieke leiders.
En marge van de ministeriële vergadering van de Raad van Europa op 19 mei jl. in Brussel sprak ik met mijn Macedonische ambtgenoot, waarbij ik mijn zorgen over de ontwikkelingen in Macedonië heb overgebracht. Tevens heb ik daags voor dit gesprek mijn zorgen geuit in de Raad Buitenlandse Zaken, zoals vermeld in het verslag van de Raad. Daarbij heb ik Hoge Vertegenwoordiger Mogherini verzocht deze in juni of juli te agenderen in de Raad. Dit vanwege het belang dat het kabinet hecht aan democratie, rechtsstaat en fundamentele vrijheden in het toetredingsproces en de belangrijke rol die hier ligt voor de EU, evenals vanwege de grote Nederlandse inzet in Macedonië en de regio ten aanzien van rechtstaatsontwikkeling. Het kabinet verwelkomt om die reden de actieve rol van de Commissie en het Europese parlement om te proberen de betrokken partijen rond de tafel te krijgen en hen te assisteren in het vinden van een duurzame oplossing. Daarbij is het van belang dat de oppositie weer terugkeert in het parlement en dat de afluisterschandalen grondig, objectief en transparant worden onderzocht en dat waar nodig strafvervolging plaatsvindt.
Heeft u contact gehad met uw ambtgenoot uit Macedonië? Zo ja, wat heeft u daarbij besproken?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de aanhoudend zorgelijke situatie in Macedonië in Europees verband bespreken, bijvoorbeeld tijdens de Raad Algemene Zaken en/of de Raad Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het gebrek aan perspectief op vervolgstappen voor het kandidaat-lidmaatschap van de EU het proces van politieke democratisering en maatschappelijke normalisering in Macedonië frustreert? Gaat u uw Griekse en Bulgaars collega’s, die al jaren de volgende stappen in het proces van onderhandeling van het kandidaat-lidmaatschap van de EU tegenhouden, ook aanspreken op hun gedeelde verantwoordelijkheid voor perspectief op stabiliteit en ontwikkeling op de Balkan?
Het is evident dat het gebrek aan perspectief vanwege de naamkwestie een uitwerking heeft en het vertrouwen in het toetredingsproces aantast. Tegelijkertijd mag de naamskwestie geen excuus zijn voor het staken of deels zelfs terugdraaien van hervormingen, noch voor toenemende druk op onafhankelijke rechtspraak en mediavrijheid. De recente ontwikkelingen in Kumanovo en de protesten in Skopje vinden plaats in een context van politisering en wantrouwen die al eerder aan uw Kamer is gesignaleerd. Ten aanzien van de naamskwestie blijft Nederland alle betrokkenen oproepen om deze zo spoedig mogelijk op te lossen. Tegelijkertijd moet Macedonië, los van naamskwestie, zich verder inzetten om voortgang te boeken bij het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen.
Welke acties onderneemt de Europese Unie om te waarborgen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de gebeurtenissen en om de situatie in deze regio in Macedonië te de-escaleren en te stabiliseren? In welke mate is hierbij sprake van een constructieve dialoog met de regering van Macedonië? Welke mogelijkheden zijn er om de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands beleid zo snel mogelijk naar het gebied te sturen?
Onder andere via het Europees parlement en ondersteund door de Commissie worden momenteel bemiddelingspogingen ondernomen om het vastgelopen politieke proces los te trekken. Drie Europarlementariërs2 en Commissaris Hahn zijn nauw betrokken om de dialoog tussen de regeringspartijen en de oppositie te herstarten. Gezien de beschuldigingen in het afluisterschandaal en de huidige animositeit tussen regering en oppositie zal het proces tijd vergen en de nodige inspanning vragen van alle betrokken partijen.
Het feit dat na de gebeurtenissen in Kumanovo alle politieke partijen samenkwamen in de Nationale Veiligheidsraad, dat enkele wijzigingen zijn doorgevoerd in het kabinet en dat de demonstraties vooralsnog vreedzaam en harmonieus verlopen stemmen voorzichtig hoopvol, al is er nog een lange weg te gaan.
Er is sprake van voorzichtige stappen voorwaarts. Mede door de inzet van het Europees parlement en de persoonlijke betrokkenheid van Commissaris Hahn is een politiek akkoord bereikt tussen de vier voornaamste partijen in Macedonië. Voorname elementen in dit akkoord zijn onder andere vervroegde verkiezingen voor eind april 2016, terugkeer van de oppositie naar het parlement, onderzoek naar de aantijgingen van machtsmisbruik en uitvoering van de aanbevelingen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaatshervormingen.
De Raad zal volgende week nader spreken over de ontwikkelingen en bezien hoe de politieke dialoog en de hervormingen in Macedonië verder bevorderd kunnen worden.
Zijn er signalen dat de onrust in deze regio in Macedonië ook zorgt voor toenemende onrust in de gebieden eromheen? Zo ja, welke, en hoe kan dit worden voorkomen?
Buurlanden van Macedonië volgen de ontwikkelingen met zorg en hebben de onrust in Kumanovo scherp veroordeeld. Ook de buurlanden onderstrepen het belang de huidige politieke impasse te doorbreken en verdere spanningen in Macedonië te voorkomen.
Bent u bereid om namens de Nederlandse regering in de EU krachtig aan te dringen op Europese initiatieven om te zorgen voor de-escalatie in het gebied? Zo ja, op welke wijze? Zou hier in dit stadium ook een rol voor de Verenigde Naties weggelegd kunnen zijn?
Ja. Zoals hierboven gemeld heeft Nederland gevraagd om een spoedige diepgaande discussie in de Raad over Macedonië. Er is reeds brede overeenstemming tussen de Europese lidstaten dat er een belangrijke rol ligt voor de EU en in het bijzonder de Commissie om haar ondersteunende rol voort te zetten en te helpen een duurzame oplossing te vinden voor de crisis. Dat laat onverlet dat organisaties als de OVSE en de VN eveneens een rol kunnen spelen.
Het meetellen van spelling en schrijfvaardigheid bij het examen Nederlands |
|
Jasper van Dijk |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het artikel «Spelfouten geen punt bij Nederlands»?1
Het artikel gaat in op de dit jaar gewijzigde toetsing van het centraal examen Nederlands. De discussie die hierover is ontstaan is voor mij aanleiding geweest om de gevolgen van de wijziging tegen het licht te houden. In de volgende antwoorden leest u mijn conclusies.
Is het waar dat spelling en schrijfvaardigheid geen rol spelen bij het centraal examen Nederlands op de havo en het vwo?
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen en het centraal examen. Daarbij is het gebruikelijk dat er op verschillende momenten verschillende vaardigheden worden getoetst. Dat geldt ook voor het eindexamen Nederlands. In het schoolexamen worden de onderdelen «mondelinge taalvaardigheid», «schrijfvaardigheid», «literatuur» en «oriëntatie op studie en beroep» getoetst. Schrijfvaardigheid en daarmee spelling zijn dus wel onderdeel van het eindexamen Nederlands, alleen van het schoolexamen en niet van het centraal examen. Ik wil benadrukken dat elke leerling ook dit jaar wel degelijk moet bewijzen dat hij of zij de Nederlandse spelling goed beheerst.
In het centraal examen draait het om de onderdelen «leesvaardigheid» en «argumentatie». Dit jaar is de toetsing van het onderdeel «leesvaardigheid» op een andere manier vormgegeven dan voorgaande jaren. Er is vanaf 2012 gewerkt aan deze wijziging vanuit een toetstechnisch motief: de voormalige samenvattingsopdracht in het centraal examen had tot doel de leesvaardigheid te testen. Uit toetsanalyses bleek echter dat de validiteit en betrouwbaarheid van de samenvatting te wensen overliet: het was volgens de toetsdeskundigen van Cito en CvTE geen optimale manier om leesvaardigheid te testen. Daarom is de samenvatting geschrapt. Daarvoor in de plaats worden nu meerdere teksten gegeven waarover leerlingen vragen moeten beantwoorden.
Volgens de correctievoorschriften blijven spelfouten en schrijfvaardigheid buiten de beoordeling. De antwoorden moeten wél in begrijpelijk Nederlands zijn opgesteld. Als in het antwoord idiomatische of grammaticale oneffenheden staan, die leiden tot onduidelijkheid van het antwoord, kan dit reden zijn voor puntaftrek.
De mogelijkheid om de antwoorden van leerlingen ook te toetsen op spelling is indertijd door de deskundigen onderzocht en haalbaar bevonden. Zij hebben echter een lichte voorkeur voor de huidige variant (dus zonder toets op spelling) uitgesproken, en deze verwerkt in het examen. Gezien het belang dat uw Kamer en ik hechten aan het toetsen van spelling in het centraal examen Nederlands heb ik het CvTE verzocht de variant met toets op spelling bij de examens in 2016 weer in te voeren.
Vindt u het niet idioot dat spellingsfouten of kromme zinnen geen rol meer spelen, uitgerekend bij het centraal examen Nederlands?
Kromme zinnen spelen nog wel een rol in het centraal examen. Er kan puntaftrek volgen als door idiomatische of grammaticale oneffenheden een antwoord minder juist of zelfs fout wordt. Mijn conclusie is dat het niet meer toetsen op spelling een voor mij ongewenst effect is van de verandering van het onderdeel leesvaardigheid van het centraal examen Nederlands.
Deelt u de mening dat dit in strijd is met uw opmerking tijdens het algemeen overleg Examens in het onderwijs (vo en mbo) op 9 oktober 2014: «Correcte spelling moet wel degelijk een plek krijgen in het centraal examen. Het zou idioot zijn als er rare fouten worden gemaakt en je toch een dikke voldoende voor Nederlands kan halen»?2
Ik was en ben van mening dat spelling ook bij havo en vwo een onderdeel moet zijn van het centraal examen. Dat heb ik in het debat aangegeven en dat herhaal ik hier nogmaals. Zoals eerder opgemerkt, is bij de op zich verklaarbare keuze om leesvaardigheid op een betere manier centraal te toetsen, de aandacht voor spelling in de uitwerking van die keuze weggevallen. Dit laatste is niet mijn bedoeling. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 worden bij de examens Nederlands in 2016 de aftrek van punten bij onjuiste spelling weer in de correctievoorschriften opgenomen.
Het centraal examen van dit jaar blijft zoals het is: ik wil niet dat leerlingen achteraf geconfronteerd worden met wijzigingen van de correctievoorschriften. Overigens verlaat zoals hierboven gesteld ook dit jaar geen leerling het havo of vwo zonder dat ook de Nederlandse spelling geëxamineerd is.
Heeft u de Kamer verkeerd geïnformeerd toen u zei: «Dat laat onverlet dat er naar spelling gekeken wordt als je dingen voor het centraal examen moet schrijven»? Hoe gaat u dit rechtzetten?
Voor mij is duidelijk dat in de praktijk blijkt dat er voor foutieve spelling in het centraal examen in ieder geval geen punten aftrek plaatsvindt. Zoals eerder gezegd vind ik dat ongewenst en vandaar mijn verzoek aan het CvTE om dit bij de examens in 2016 aan te passen.
Deelt u de mening dat correcte spelling en schrijfvaardigheid een rol moeten spelen bij het centraal examen Nederlands havo/vwo, conform de motie Jan Jacob van Dijk en Jasper van Dijk?3
Ik deel die mening, maar dit is niet conform de bovengenoemde motie: die motie betrof het verzoek onderzoek te doen naar het toetsen van spelling bij alle onderdelen van het centraal examen, niet alleen het Nederlands. Dit onderzoek is gedaan en daarover bent u geïnformeerd in de voortgangsrapportage taal en rekenen van 7 juni 2011 (Kamerstuk 31 332, nr. 16). Uit het onderzoek van het (toenmalige) CvE bleek dat aan het voorstel van de Kamerleden Van Dijk en Jasper Van Dijk grote nadelen kleefden. De organisatie van centrale examens zou hiermee onder druk komen te staan, de complexiteit van de centrale examinering zou toenemen en de betrouwbaarheid en validiteit van de examens zou afnemen. Ook bleek dat de vakcommissieleden het meetellen van spelling en grammatica bij ieder centraal examenonderdeel vanuit hun deskundigheid ontraadden. Daarom is toen besloten het toetsen van spelling bij alle onderdelen van het centraal examen niet te doen.
De fiscale vrijstelling voor SNL-subsidies |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de fiscale vrijstelling voor (agrarisch) natuurbeheer?1 Herinnert u zich uw voornemen om de fiscale vrijstelling voor SNL-subsidies (Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer) die gold tot en met 2013 ook in 2014 te continueren?
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de goedkeuring van de Europese Commissie over de continuering van deze fiscale vrijstelling?2
Wij betreuren het dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de houdbaarheid van de fiscale vrijstelling na 1 januari 2014. Belastingplichtigen hebben door deze onduidelijkheid geen zekerheid over de toepassing van de vrijstelling over 2014 en 2015. De ontstane situatie komt voort uit de behandeltijd die nodig is voor de toetsing van de staatssteunmelding door de Europese Commissie (zie vraag 6).
Moeten alle provincies individueel een staatssteunmelding doen bij de Europese Commissie om goedkeuring te krijgen voor de fiscale vrijstelling? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel provincies deze melding hebben gedaan en wanneer dit is gebeurd? Zo nee, hoe is de melding dan gedaan en door wie?
Nee.
De fiscale vrijstelling is niet separaat ter goedkeuring aan de Europese Commissie gemeld, maar maakte onderdeel uit van de (meeromvattende) melding van de provinciale subsidieregelingen SKNL (Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap) en SVNL (Subsidieverordening Natuur en Landschap). De Nederlandse autoriteiten hebben de modelregelingen voor de SKNL en SVNL genotificeerd. De eventuele goedkeuring geldt voor alle provincies die gebruik maken van deze modelregelingen.
Kunt u aangeven voor welke specifieke subsidies er een melding is gedaan voor een fiscale vrijstelling en voor welke periode de fiscale vrijstelling is aangevraagd?
Er is een melding gedaan voor de SKNL en SVNL. Bij de SVNL betreft de belastingvrijstelling alleen het natuurbeheer en landschapsbeheer. Bij de SKNL betreft de belastingvrijstelling de subsidies voor functieverandering en voor inrichting. De melding betreft de periode van 1 januari 2014 tot en met
31 oktober 2017.
Klopt het dat de Europese Commissie nog geen vragen heeft gesteld over de melding? Zo ja, wat leidt u hieruit af?
Nee, dat klopt niet. In de prenotificatiefase is verschillende malen contact geweest met de Europese Commissie. Over de notificatie heeft de Europese Commissie op 13 mei 2015 vragen gesteld.
Wanneer verwacht u duidelijkheid over een eventuele goedkeuring voor de fiscale vrijstelling? Bent u bereid om u samen met de provincies ervoor in te spannen dat deze duidelijkheid spoedig komt?
De beoordeling van een staatssteunmelding door de Europese Commissie is gestart met de prenotificatie op 16 december 2013. Daarna volgde de notificatie (gedaan op 5 maart 2015), waarvan de beoordeling doorgaans zes tot acht maanden duurt.
De procedure kan echter meer of minder tijd in beslag nemen. Een eventuele goedkeuring voor de fiscale vrijstelling verwachten wij daarom niet voor het laatste kwartaal van 2015.
Waar mogelijk spannen de betrokken Nederlandse autoriteiten zich in om spoedig een reactie te krijgen van de Commissie.
Wat zijn de consequenties voor de aangifte over 2014 nu er nog geen duidelijkheid is over de fiscale vrijstelling voor SNL-subsidies?
De vrijstelling voor deze subsidies is opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Belastingplichtigen kunnen een beroep doen op deze nationale wet- en regelgeving in hun aangifte over 2014.
Indien de Commissie echter onverhoopt geen goedkeuring verleent voor de fiscale vrijstelling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014, moet het ten onrechte genoten voordeel, inclusief wettelijke rente, worden teruggenomen door de Belastingdienst.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Natuurbeleid voorzien op 28 mei 2015?
Ja.
De vermeende Sharia-driehoek in de Schilderswijk in Den Haag |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Toch geen klein kalifaat in de schilderswijk»?1
Ja.
Bent u bekend met de aangifte van activist Frank van der Linde tegen voormalige Trouw redacteur Perdiep Ramesar, wegens laster en smaadschrift tegen moslims in z'n algemeenheid, en tegen moslims in de Schilderswijk in het bijzonder?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat omschrijvingen als «Klein Kalifaat» geen weergave van de werkelijkheid zijn en aanzetten tot onnodige stigmatisering van de Schilderswijk? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in eerder gestelde kamervragen4 heb ik na publicatie van de reportage in Trouw over de Schilderswijk (18 mei 2013) deze wijk bezocht en gesproken met bewoners en de politie. Daarbij heb ik geconstateerd5 dat van de beschreven «moslimenclave» geen sprake is. De problemen in de Schilderswijk mogen door het artikel ten onrechte het predicaat Sharia-driehoek hebben gekregen, het zou even onterecht zijn te doen alsof met de falsificatie van dat artikel ook de sociale en integratie problemen in de wijk verdwenen zouden zijn.
Het artikel van 18 mei 2013 in Trouw heeft de negatieve beeldvorming rond de Schilderwijk ongetwijfeld versterkt. Dat valt te betreuren. De krant heeft hierop actie ondernomen door de journalist te ontslaan en 126 artikelen van hem in te trekken waaronder de reportage van 18 mei 2013 over de Schilderswijk. Daarnaast heeft Trouw op 15 mei jl. een bijlage gepubliceerd in de krant waarin er afstand genomen is van het bestaan van een sharia-driehoek. Hierin is samengewerkt met de buurtbewoners zelf om de reputatie van de wijk te herstellen.
Deelt u de mening dat de stigmatisering van een wijk of bewoners van deze wijk benadeelt in hun dagelijkse leven en op de arbeidsmarkt? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het triest is dat een journalist 5,5 jaar lang een groep mensen doelbewust kan stigmatiseren op basis van verzonnen bronnen, en dat er dan kennelijk geen enkel haakje in de wet is om zo’n persoon strafrechtelijk te vervolgen?3 Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat de stigmatisering van de Schilderswijk voortkomt uit het harde politieke klimaat en de irreële maatschappelijke angst voor de islam? Zo ja, wat bent u voornemens hiertegen te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het gegeven dat bewoners die deel uitmaken van een minderheidsgroepering haatbrieven ontvangen, omdat zij een andere etnische oorsprong hebben? Zo ja, deelt u de mening dat het sturen van haatbrieven aan de bewoners voortkomt uit stigmatisering? Wat gaat u hiertegen doen?
Ik ben daarmee bekend. Dergelijke uitingen van onverdraagzaamheid zijn onacceptabel, ongeacht of deze uitingen voortkomen uit angst, stigmatisering of vooroordelen.
Ik zet mij in voor een samenleving, waar – binnen de grenzen van de rechtstaat – voor alle overtuigingen en leefstijlen ruimte is en iedereen in vrijheid en veiligheid kan samenleven. Het is dan ook belangrijk dat negatieve beeldvorming wordt tegengegaan en de verschillende maatschappelijke en religieuze groepen de dialoog met elkaar en de samenleving aan blijven gaan.
Het tegengaan van negatieve vooroordelen maakt ook onderdeel uit van de aanpak gericht op het bestrijden van discriminatie.
Welke maatregelen worden er genomen om de stigmatisering van wijken en bewoners te beperken/voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
In de beantwoording van eerdere vragen4 heeft u erkent dat de negatieve beeldvorming rond de Schilderswijk versterkt is; bent u van plan maatregelen te nemen tegen de stigmatisering rond de Schilderswijk? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Voor mij is het artikel aanleiding geweest om vanuit het integratiebeleid te reageren op de situatie in wijken zoals de Schilderswijk. De problemen in de Schilderswijk mogen door het artikel ten onrechte het predicaat Sharia-driehoek hebben gekregen, het zou even onterecht zijn te doen alsof met de falsificatie van dat artikel ook de sociale en integratie problemen verdwenen zouden zijn.
In mijn brief van 20 juni 20137 worden een aantal maatregelen genoemd waarin vooral de gemeente een primaire rol heeft. Naast het plan «Deal Schilderswijk», waarmee de gemeente Den Haag aan de slag is gegaan, heb ik (omdat de Schilderswijk niet uniek is) in de brief aangegeven dat ik bereid ben een bijdrage te leveren om gemeenten in staat te stellen hun beleidsverantwoordelijkheid voor kwetsbare wijken zoals de Schilderswijk in te vullen. Dit heeft een instrument opgeleverd (Gemeentelijke Informatiekaart Integratie), dat op buurtniveau een landelijk dekkend beeld geeft over de stand van de sociaaleconomische integratie van migranten. Dit instrument is online raadpleegbaar.8
Verder heb ik mijn brief van 20 juni 2013 en in de een eerdere set kamervragen9 gewezen op mijn integratieagenda. De agenda integratie is leidend bij het aanpakken van sociaal culturele vraagstukken, zeker wanneer deze kunnen leiden tot, of een voedingsbodem kunnen zijn voor, maatschappelijke spanningen. Deze draagt verder bij aan het versterken van een brede inspanning met betrekking tot kwetsbare wijken door het belang van taal/inburgering, burgerschapsvaardigheden en sociale competenties in het onderwijs te benadrukken. Deze maatregelen zijn niet gebaseerd op de situatie in de Schilderwijk alleen of op het artikel in Trouw.
Ik zie geen noodzaak om extra maatregelen te nemen, maar zal mij juist in blijven zetten voor de uitvoering van bestaande initiatieven en acties.
Bent u van plan om een brede aanpak tegen territoriale stigmatisering te gebruiken? Zo nee, heeft u een ander aanpak om de stigmatisering te verminderen?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht 'Haven gaat zelf treinlijn opzetten' |
|
Duco Hoogland (PvdA), Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Haven gaat zelf treinlijn opzetten»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Bent u bekend met de plannen van de Rotterdamse haven om als havenbedrijf te gaan investeren in (buitenlandse) spoorlijnen?
In het bericht wordt de suggestie gewekt dat het Havenbedrijf Rotterdam zal investeren in (buitenlandse) spoorlijnen. Daarbij is van belang onderscheid te maken tussen het investeren in spoorinfrastructuur en het investeren in vervoersdiensten op het spoor. Van het eerste is hier geen sprake. Met betrekking tot het tweede is het volgende van belang.
De heer Castelein heeft gerefereerd aan het bestaande programma «rail incubator» van het Havenbedrijf. Door dit programma investeert het Havenbedrijf in nieuwe vervoersdiensten die door marktpartijen worden geïnitieerd en die voldoen aan een aantal criteria op het gebied van modal shift en marktontwikkeling. Het Havenbedrijf stelt een financiële bijdrage aan de exploitant beschikbaar en ondersteunt de marketing van het betreffende spoorproduct. Uiteindelijk stapt het Havenbedrijf op een verantwoord moment weer uit de betreffende vervoersdienst en beoogt de investering terug te verdienen. In een investeringsovereenkomst wordt vastgelegd onder welke voorwaarden de bijdrage wordt verstrekt en terugbetaling plaatsvindt.
Wat is de rol van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bij deze strategische keuze van het havenbedrijf? Wat zou deze rol volgens u moeten zijn?
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen rol bij strategische keuzes van het Havenbedrijf Rotterdam; zie tevens het antwoord op vraag 6 hierna. Het ministerie is wel inhoudelijk betrokken.
De gemeenteraad van Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam hebben eind 2011 de Havenvisie 2030 vastgesteld. Het realiseren van de Havenvisie vereist inzet van het bedrijfsleven, de overheid en het Havenbedrijf Rotterdam. Samenwerking is hierbij essentieel. Daarom hebben de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken, de provincie Zuid-Holland, Deltalinqs, de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam het «Convenant governance uitvoering Havenvisie 2030» (Stcrt. 15138, 20 juli 2012) ondertekend. In dat convenant onderschrijven zij de visie en ambitie van het Havenbedrijf.
In de Topagenda 2014–2015 voor de uitvoering van de Havenvisie 2030 is door de convenantpartijen geconstateerd dat in het bijzonder de spoorketen extra aandacht nodig heeft. Het spoorvolume blijft achter bij de groeiambities. Een goede spreiding van het goederenvervoer over de verschillende achterlandmodaliteiten is essentieel om de Rotterdamse haven bereikbaar te houden.
Waar het Havenbedrijf binnen genoemde Topagenda en passend bij de visie en ambities van de Havenvisie 2030 activiteiten ontplooit, onderschrijf ik deze in beginsel.
Welke rol is in dit kader weggelegd voor ProRail? En voor de Nederlandse Spoorwegen?
Voor ProRail is in dit kader geen andere rol weggelegd, dan de in de Spoorwegwet opgelegde taak: het op verzoek van vervoerders die zijn toegelaten tot het spoorwegnet, beschikbaar stellen van capaciteit op de spoorweginfrastructuur en het (be-)geleiden van het spoorverkeer.
Voor de Nederlandse Spoorwegen (NS) is geen enkele rol in dit kader weggelegd. NS is één van de toegelaten vervoerders (voor reizigers) op het spoorwegnet.
Deelt u de analyse van haventopman Castelijn dat als de haven zelf op het gebied van spoor geen actie onderneemt, «die treinen er niet komen»? Zo nee, op welke termijn verwacht u ontwikkelingen op de door de haven gewenste spoorlijnen?
De markt voor spoorgoederenvervoer is een volledig geliberaliseerde markt. Vanuit de ambities van het Havenbedrijf is goed voorstelbaar dat het Havenbedrijf stimulansen biedt om het spoorgoederenvervoer van en naar het achterland vorm te geven. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 onderschrijf ik dergelijke initiatieven voor zover deze passen binnen de Topagenda en de Havenvisie 2030.
Zou een havenbedrijf naar uw mening moeten investeren in (buitenlandse) spoorlijnen om de concurrentiepositie te verbeteren? Zo ja, wat zegt dit over het beleid van de Nederlandse, buitenlandse en de Europese overheid? Zo nee, welke acties onderneemt de regering jegens het havenbedrijf?
Het Havenbedrijf Rotterdam opereert als zelfstandige onderneming conform de mogelijkheden daartoe vanuit de statuten en aandeelhoudersovereenkomst. De ambities van het Havenbedrijf Rotterdam ten aanzien van de spoorvoorzieningen zijn met het eerder aangehaalde «Convenant governance uitvoering Havenvisie 2030» reeds onderschreven.
Het programma van het Havenbedrijf past overigens goed in beleidsambities op verschillende niveaus. In het Werkprogramma zeehavens dat vorig jaar aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 29 862, nr. 25), is de verdere ontwikkeling van achterlandverbindingen één van de geformuleerde acties. De Europese Commissie ambieert met de Trans-Europese Netwerken goede verbindingen tussen de lidstaten, waaronder de achterlandverbindingen van de zeehavens. Meer specifiek heeft de Europese Commissie in de Verordening 913/2010 de Europese spoorgoederencorridors benoemd, welke momenteel geïmplementeerd worden. In de Lange Termijn Spoor Agenda is de implementatie van de corridors die door Nederland lopen, eveneens als actiepunt benoemd.
Indien het havenbedrijf daadwerkelijk investeert in spoorlijnen, welke gevolgen heeft dat voor de publieke zeggenschap over en verantwoordelijkheid voor het gebruik van die spoorlijnen?
Met betrekking tot de Hoofdspoorweginfrastructuur zijn de bepalingen uit de Spoorwegwet van kracht. De Hoofdspoorweginfrastructuur is publieke infrastructuur; het Havenbedrijf Rotterdam heeft hierover geen zeggenschap. Indien het Havenbedrijf Rotterdam zou investeren in andere infrastructuur niet zijnde Hoofdspoorweginfrastructuur, dan is de publieke zeggenschap daarover beperkt tot bepalingen die gericht zijn op het veilig gebruik van deze infrastructuur. Verder, zoals hiervoor aangegeven, opereert het Havenbedrijf Rotterdam als zelfstandige onderneming.
Het bericht dat België de politiesamenwerking met Burundi en steun aan verkiezingen opschort |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «België schort politiesamenwerking met Burundi en steun aan verkiezingen op»?1
Deelt u de mening dat het aanhoudende geweld en de veiligheidssituatie in Burundi zorgwekkend is?
Hebben politieagenten die zijn opgeleid door de politiesamenwerking tussen België en Nederland enerzijds en de Burundese politie anderzijds geschoten op burgers, waarbij geen sprake was van zelfverdediging?
Deelt u de mening van de Belgische vicepremier en Minister van Ontwikkelingssamenwerking dat de politiesamenwerking tussen België en Nederland enerzijds en de Burundese politie anderzijds moet worden opgeschort? Zo ja, waarom en welk effect denkt u dat de opschorting te weeg zal brengen? Zo nee, waarom niet?
Bent u van plan om andere bilaterale steun aan Burundi op te schorten?
Gaat u nog andere maatregelen nemen om het verkiezingsgeweld te stoppen?
Heeft de Belgische vicepremier en Minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo contact met u opgenomen over de opschorting van de politiesamenwerking? Zo ja, wat is er uit dat contact gekomen?
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden gezien de zorgwekkende ontwikkelingen in Burundi?
De verwachte uitspraak van de Raad van State |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de behandelend advocaat in de zaak die vandaag, op 11 mei 2015, in hoger beroep zou worden behandeld door de Raad van State, de zaak waaraan u in uw brief d.d. 22 april 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 1994) refereert, heeft ingetrokken?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Aangezien de richtinggevende uitspraak die u in uw brief aangaf te verwachten op 11 mei 2015 er nu kennelijk niet zal komen, kunt u de Kamer informeren over de stappen die u nu gaat ondernemen in plaats van het afwachten van deze uitspraak?
Ik vind het van belang te benadrukken dat ik niet wacht op een uitspraak. In de brief van 22 april 2015 heb ik aangekondigd dat ik met de gemeenten in gesprek ga over een aantal aanvullende maatregelen. Daarnaast heb ik aangegeven dat naar mijn mening voor de Nederlandse Staat geen verdere verplichtingen voortvloeien uit de verdragen waarbij Nederland partij is. Voor het overige wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden op de door de leden Gesthuizen (SP), Schouw (D66), Voortman (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) op 28 april 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2467)
Het korten van het pensioen van een holocaustoverlevende, omdat zij woont op de West Bank |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een Joodse dame met de Nederlandse nationaliteit, een overlevende van de Holocaust, is gekort op haar pensioen, omdat zij is gaan wonen op de West Bank?1 Klopt dit bericht en zo ja, hoe beoordeelt u dit bericht?
Ja.
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimum loon). Voor landen waarmee een verdrag is gesloten, kan de AOW voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimum loon bedragen.
Op basis van het internationaal recht heeft Israël als bezettende mogendheid geen soevereiniteit over de gebieden die het bezet.
Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU.
De Sociale verzekeringsbank (SVB) is de uitvoerder van o.a. de AOW. De SVB heeft een brief aan betrokkene gestuurd met een besluit over aanpassing van haar AOW. Geconstateerd is dat tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Daarom is het oorspronkelijke besluit ten aanzien van betrokkene teruggedraaid en ontvangt zij een AOW-uitkering voor alleenstaanden gebaseerd op 70% van het wettelijk minimumloon.
Op welke rechtsgrond berust dit besluit ten aanzien van deze dame?
Zie antwoord vraag 1.
Wie is verantwoordelijk voor dit besluit en hoe is dit in procedureel opzicht verlopen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het vaker voorgekomen dat personen met de Nederlandse nationaliteit zijn gekort op hun pensioen in verband met hun verblijf op de West Bank?
Ja, en in alle gevallen is dat teruggedraaid omdat begrijpelijk is dat betrokkenen zich niet bewust konden zijn van de gevolgen van het wonen in of verhuizen naar door Israël bezet gebied.
Acht u het niet buitengewoon wrang en ongewenst dat een oude Joodse dame die de Holocaust heeft overleefd met een dergelijke pensioenmaatregel wordt geconfronteerd?
Het kabinet betreurt de gang van zaken. Voor betrokkene is de situatie nu aangepast en zij is daarover geïnformeerd. Zij krijgt nu haar AOW gebaseerd op 70% van het wettelijk minimumloon. Geconstateerd is dat tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Daarom is het volgende besloten.
Iedereen die nu woont in door Israël bezet gebied en een AOW voor alleenstaanden ontvangt ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon, mag deze houden. Vanaf 1 januari 2016 zal de AOW-uitkering van personen die voor het eerst als alleenstaanden in door Israël bezet gebied een AOW-uitkering krijgen, ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimumloon) worden gesteld. Dit besluit zal zo spoedig mogelijk worden bekend gemaakt en gecommuniceerd. Het kabinet onderzoekt of voor de groep vervolgingsslachtoffers 1940 -1945 en burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 er voor toekomstige schrijnende gevallen specifieke maatregelen gewenst zijn.
Bent u bereid om het besluit ten aanzien van deze dame zo spoedig mogelijk terug te laten draaien en tevens te voorkomen dat dergelijke besluitvorming in toekomst opnieuw aan de orde kan zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat tienermeisjes te laat hulp zoeken na een verkrachting |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Kent u het bericht «Verkrachte tienermeisjes zoeken te laat hulp»?1 Bent u ook op de hoogte van het originele onderzoek van het Bicanic et.al. van het Universitair Medisch Centrum?2 Wat is uw reactie op dit bericht en dit onderzoek?
Ja, het bericht en het artikel naar aanleiding van het onderzoek ken ik.
Het is goed dat met het onderzoek meer inzicht is gekomen voor het belang van snel melden van slachtoffers van een verkrachting en dat hiervoor aandacht wordt gevraagd. Voor slachtoffers is tijdige melding belangrijk voor medische hulp aan verwondingen, ter voorkoming van seksueel overdraagbare aandoeningen en ter voorkoming van een zwangerschap. Ook is het belangrijk dat meer slachtoffers binnen een week melden omdat dan de kans groter is dat daders berecht kunnen worden. Het onderzoek bevat een aantal handvatten voor verbetering om te zorgen dat jongeren seksueel geweld eerder kenbaar maken.
Wat is uw reactie op het feit dat het in 41% van de gevallen langer duurt dan één week voordat slachtoffers melding maken van een verkrachting?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan er volgens u voor gezorgd worden dat tienermeisjes het belang van een snelle melding inzien, ondanks de schaamte die op het eerste moment mogelijkerwijs overheerst?
In hoeverre deelt u de zorgen dat uit dit onderzoek blijkt dat meisjes vaak ongeïnformeerd zijn over meldingsmogelijkheden? Welke rol ziet u hier weggelegd voor seksuele voorlichtingscampagnes?
Welke inspanningen treft u momenteel om vrouwelijke slachtoffers, specifiek in de leeftijdscategorie 12–17 jaar, te attenderen op bestaan de meldingsmogelijkheden? Weet u wat het effect is van uw inspanningen? Zo ja, wat zijn deze effecten? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Bent u bereid te onderzoeken op welke manier «peers» ook betrokken kunnen worden in de bewustwordingscampagnes, omdat blijkt dat 46% van de slachtoffers als eerste aan een vriend(in) meldt wat ze hebben meegemaakt, maar deze vaak een gebrek aan kennis hebben?
Hoe kan er volgens u voor worden gezorgd dat medische hulp zo spoedig mogelijk aan deze meisjes wordt verleend, om onder andere ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) te voorkomen?
In Nederland is sinds 2012 een aantal centra seksueel geweld (CSG) geopend dat slachtoffers van seksueel misbruik opvang biedt in de acute fase na het incident. Om dit aanbod structureel en duurzaam in te richten heeft de VNG het initiatief genomen om samen met andere financiers een landelijk dekkende infrastructuur voor multidisciplinaire aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld tot stand te brengen. Daartoe wordt een landelijk dekkend model ontwikkeld, waarin ook de multidisciplinaire werkwijze van de CSG’s wordt betrokken. Dit model moet leiden tot een adequate opvang van onder andere slachtoffers van acuut seksueel geweld.
De aanvullende seksuele gezondheidsregeling (ASG) horende bij de wet publieke gezondheid, is per 1 januari 2015 aangepast. Nieuw daarin is dat slachtoffers van seksueel geweld zijn opgenomen als risicogroep voor soa’s en hiv. Belangrijkste reden hiervoor is niet zozeer het aantal slachtoffers met soa, maar vooral vanwege de contacten die GGD-en met politie, justitie en de CSG’s hebben. Hierdoor kunnen de GGD-en als loket dienen voor de breder hulpverlening via de CSG’s, als slachtoffers via de GGD-en binnenkomen. Ik heb de Tweede Kamer hierover eerder geïnformeerd (TK, 32 239, nr.3)
Deelt u de bevindingen uit het onderzoek dat er meer aandacht gegeven moet worden aan de ouder-kind- relatie? Zo ja, op welke manier wilt u dit faciliteren? Zo nee, waarom niet?
U doelt waarschijnlijk op de uitkomst dat een sterke samenhang binnen het gezin beschermt tegen seksueel geweld en dat jongeren sneller bij «peers» melden dan bij hun ouders. Dat laatste sluit aan bij de vormgeving van bovengenoemde online campagne voor jongeren. Het bewerkstelligen van goede ouder-kind-relatie is uitgangspunt voor het jeugdbeleid in den brede.
Bent u bereid een (online) campagne te starten waarin u bijdraagt aan de kennis die er bestaat over de meldingsmogelijkheden? Zo nee, waarom bent u van mening dat dit niet noodzakelijk is? Zo ja, op welke manier zou u dit vormgeven?
De situatie in Burundi en de inzet van Nederland om escalatie (zoals massamoord en mogelijke genocide) te voorkomen |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het dispuut in Burundi over de vraag of een derde termijn voor de zittende president, Pierre Nkurunziza, in strijd is met de Grondwet (in het bijzonder artikel 96) en de Arusha-vredesakkoorden van 2000?1 Bent u er tevens van op de hoogte dat Pierre Nkurunziza zich nu ook formeel kandidaat heeft gesteld voor het presidentschap?
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het Constitutionele Hof in Burundi heeft bepaald dat een derde ambtstermijn voor de zittende president, Pierre Nkurunziza, niet in strijd is met Grondwet?2
Heeft u tevens kennisgenomen van het feit dat daags voor deze uitspraak de vicepresident van het Constitutionele Hof, Judge Sylvere Nimpagaritse, Burundi ontvlucht is, en heeft verklaard dat er grote druk is uitgeoefend op, en zelfs doodsbedreigingen zijn geuit aan, de leden van het Hof en dat hij van mening is dat een derde termijn wel degelijk in strijd is met de Grondwet?3
De voorzitter van de Afrikaanse Unie, Mevrouw Dlamini Zuma heeft verklaart: «Other than the Burundi Court, all interpretations of the constitution & Arusha Agreements are clear that there shouldn't be a third term.»4; bent u het met de voorzitter van de Afrikaanse Unie eens dat een derde termijn voor President Nkurunziza wel in strijd is met de Grondwet? Zo niet, kunt u een analyse geven op basis waarvan het wel rechtmatig is?
Bent u het met de voorzitter van de Afrikaanse Unie, mevrouw Zuma, eens dat van eerlijke en vrije verkiezingen nu geen sprake kan zijn?5 Zo niet, waarom niet?
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de International Crisis Group6 om de laatste tranche van de contributie aan de verkiezingen niet uit te keren? Zo niet, waarom blijft de Nederlandse regering de verkiezingen steunen?
In een OpED in de New York Times7, stellen Jean Claude Nkundwa en Jonathan W. Rosen het volgende: «Twenty-one years after the Rwandan genocide, as the United States, the United Nations and other international actors still try to come to terms with their failure to act in the face of horrific violence, they must not underestimate the severity of the crisis that once again is brewing in the region.»; hoe schat de Nederlandse regering de situatie in?
In een opinie stuk schetst Professor Filip Reyntjens vijf scenario’s8 voor Burundi; welk van deze scenario’s lijkt de regering de meest waarschijnlijke en welke contingency planning heeft de Nederlandse regering alleen of in EU-verband ondernomen in het geval dat een ander scenario zich voordoet?
Jan Egeland, voormalig onder-secretaris-generaal van de VN heeft woensdag gezegd dat internationale actie nodig is om een catastrofe te vermijden; aangezien Burundi een van de 15 partnerlanden van Nederland is op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, welke diplomatieke inzet levert Nederland nu om te zorgen dat de situatie niet verder escaleert? Kan deze diplomatieke inzet verhoogd worden en is Nederland van plan op ministerieel niveau een afvaardiging te sturen? Zo niet, waarom niet?
De president van Kenya, Uhuru Kenyatta, stelde op 9 mei jl. »The continued civil unrest in Burundi is not only a threat to the country’s stability but the whole of the East African region.»9; bent u het met hem eens? Zo niet, waarom niet?
Sinds het oplopen van de spanningen zijn 50.000 mensen het land ontvlucht volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR.10; wordt het huidige Nederlandse ontwikkelingsprogramma gewoon voortgezet? Kan een deel van het geld ingezet worden voor noodhulp? Zo niet, waarom niet?
Bent u op de hoogte van rapporten over de distributie van wapens en pogingen om in dit conflict de etnische verschillen te vergroten?11 Hoe schat u deze rapporten in?
Na een bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad heeft de Verenigde Staten gedreigd met visum bans of sancties, tegen diegenen die geweld plannen of daaraan deelnemen12; steunt de Nederlandse regering het dreigen met sancties en zal Nederland zich inzetten om op Europees niveau een sanctieregime op te zetten?
Bent u op de hoogte van een toespraak die President Nkurunziza onlangs gaf aan volgelingen (in Kirundi, en daarom waarschijnlijk niet breed weergegeven in de buitenlandse media) – blijkbaar inclusief Imbonerakure13 – waarin hij zei: «Het noodlottige moment is aangekomen (...) pak de schoffels die we je hebben gegeven, en zorg dat je je dienovereenkomstig georganiseerd.»?14 Hoe interpreteert u deze oproep?
In een artikel in Foreign Policy «Ever Again, We know a lot about genocide. So why do we keep letting it happen?» wordt de pertinente vraag gesteld «Is de internationale gemeenschap klaar om in te grijpen, mocht de situatie in Burundi escaleren?»15; is Nederland betrokken bij planning om in internationaal verband in te grijpen, indien zich er een (pre-)genocidale situatie voordoet?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het bericht dat de helft van de Somaliërs in de bijstand zit |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Helft Somaliërs in Nederland zit in de bijstand»?1
Ja.
Hoe duidt u de enorme oververtegenwoordiging van Somaliërs in de bijstand, maar ook in statistieken over schooluitval en criminaliteit?
De cijfers waar het Volkskrant-artikel van 12 mei 2015 aan refereert, zijn niet nieuw. Het is zorgelijk dat veel Somaliërs zo slecht kunnen meekomen in onze maatschappij. Het kabinet is van mening dat iedereen moet participeren in de Nederlandse samenleving; immigranten zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om hun integratie ter hand te nemen en de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om een zelfredzaam bestaan op te bouwen in Nederland (zie ook Agenda Integratie (TK 2012–2013, 32 824, nr. 7)). Dus ook Somaliërs zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun integratieproces.
Vooral de lokale overheid is een belangrijke schakel in het integratieproces van Somaliërs, omdat zij dicht bij hun lokale Somalische gemeenschap staan, en direct of indirect contact hebben met de gemeenschap en sleutelfiguren. Ik zet mij er voor in dat gemeenten met elkaar goede praktijken uitwisselen om dit te ondersteunen.
In hoeverre deelt u de constatering dat het huidige immigratie- en integratiebeleid faalt en de voortgaande toestroom van kanslozen naar Nederland onze samenleving onder grote druk zet?
Hoewel opvang in de regio de voorkeur heeft, hecht het kabinet eraan bescherming te bieden aan vreemdelingen die in Nederland een asielaanvraag indienen en van wie in een zorgvuldige procedure wordt vastgesteld dat zij in hun land van herkomst worden vervolgd of daar een ernstig risico op onmenselijke behandeling lopen. Nederland voert in dit verband een restrictief beleid, waarbij de internationale verplichtingen waaraan Nederland zich heeft verbonden leidend zijn. Vanwege de ernstige mensenrechten- en veiligheidssituaties in verschillende herkomstlanden, waaronder de oorlog in Syrië, is in het afgelopen jaar in relatief veel gevallen geconcludeerd dat een asielzoeker recht heeft op bescherming.
Het kabinet onderkent dat de komst van migranten belangrijke uitdagingen met zich mee kan brengen, mede op het terrein van integratie, maar deelt niet dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat het huidige immigratie- en integratiebeleid faalt.
Kunt u aangeven waarom u – zeker gezien de enorme integratieproblemen van eerdere groepen asielzoekers, zoals Somaliërs – ook afgelopen jaar tienduizenden asielzoekers heeft toegelaten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de oplossing ligt in het toewerken naar het Australisch immigratiemodel, waar nieuwkomers de eerste jaren geen gebruik kunnen maken van sociale voorzieningen, enkel mensen die de samenleving komen versterken welkom zijn en asielzoekers alleen nog worden opgevangen in de regio van herkomst? Zo neen, waarom niet?
Het is zoals hierboven aangegeven staand kabinetsbeleid dat opvang zoveel als mogelijk in de regio plaatsvindt. Het toepassen van een immigratiemodel in Nederland of de EU, waarbij asielzoekers uitsluitend nog worden opgevangen in derde landen die daartoe bereid zijn gevonden en de verantwoordelijkheid voor deze asielzoekers volledig aan die landen wordt overgedragen is gecompliceerd en moeilijk realiseerbaar. Zo is medewerking van die derde landen nodig, wat niet zonder meer het geval zal zijn. Daarnaast dient Nederland of de EU rekening te houden met bestaande EU- en internationale regelgeving, waaronder het beginsel van non-refoulement. Op basis van art. 3 EVRM moet Nederland of de EU kunnen garanderen dat het derde land, of een bevoegde autoriteit in het derde land, de opvang en de asielprocedure inricht naar toepasselijke internationale normen. Nader uit te werken scenario’s om deze complicaties te ondervangen wil ik evenwel niet uit de weg gaan, zoals uitbreiding van de capaciteit van de opvang van derde landen en een grotere rol van derde landen bij zoek- en reddingsactiviteiten. Daarvoor is op onderdelen ook aandacht in de op 13 mei jl. door de Europese Commissie uitgebrachte Europese Agenda voor Migratie.
Het bezoek van weer een haatsjeik, ditmaal aan een moskee in Helmond |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Sheikwatch. Weer een haatimam naar Helmond»?1
Ja.
Deelt u de mening dat iemand die heeft opgeroepen tot de vernietiging van de Joden, de Christenen, de Alawieten en Shiieten geen podium verdient om in Nederland zijn geweldsdrang te verkondigen? Zo neen, waarom niet?
De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst zijn fundamenten van de democratische rechtstaat, daarbij hoort vanzelfsprekend ook de vrijheid om conferenties te organiseren vanuit religieuze overwegingen. Deze vrijheiden zijn echter niet onbeperkt. Deze worden nadrukkelijk begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen oproepen tot haat of geweld of als de veiligheid in het geding komt. Predikers die onverdraagzame en anti-integratieve boodschappen uitdragen en daardoor een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid horen geen podium te krijgen in Nederland.
In hoeverre draagt de in het artikel genoemde beroepsmoslim, alsmede de moskee in Helmond die hem heeft uitgenodigd, uws inziens bij aan een vrij en democratisch leefklimaat in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om alsnog het visum van deze beroepsmoslim te blokkeren en de moskee in Helmond na deze herhaalde uitglijder te sluiten? Zo neen, waarom niet?
Door middel van het weigeren van visa aan predikers uit visumplichtige landen, die oproepen tot haat en geweld, tracht de overheid polarisering en radicalisering te temperen. Daarnaast spreken gemeenten, moskeebesturen, maatschappelijke organisaties en andere verantwoordelijken elkaar regelmatig om vanuit een ieders (maatschappelijke) verantwoordelijkheid actief bij te dragen aan het wegnemen van ongerustheid over het bezoek van dergelijke predikers. In deze specifieke casus heeft er intensief overleg plaatsgevonden tussen de burgemeester van Helmond en het bestuur van de Al Fadjr-moskee. De NCTV heeft informatie verschaft aan de lokale driehoek. Na overleg met het bestuur van de Al Fadjr-moskee heeft het bestuur besloten de uitnodiging aan Dhr. Sa'd bin «Ateeq al-«Ateeq en een andere buitenlandse gastspreker in te trekken en de conferentie te annuleren.
Het bericht “Russen: wel een Boek, niet van ons” |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Russen: wel een Boek, niet van ons»?1
Ja.
Is het rapport, waarvan melding wordt gedaan in dit bericht, door officiële Russische instanties opgesteld? Zo ja, door welke? Hebben Russische autoriteiten medewerking verleend aan het opstellen van het rapport? Is het rapport door officiële Russische instanties aangeboden aan de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) en/of aan het Joint Investigation Team (JIT)? Zo nee, zal de OVV of het JIT hierom verzoeken bij de Russische autoriteiten?
Het bericht in Novaya Gazeta stelt dat het gelekte rapport is opgesteld door «Russische ingenieurs, afkomstig uit het militair-industrieel complex». Om te voorkomen dat het kabinet de lopende onderzoeken doorkruist, doet het kabinet geen verdere navraag over de herkomst of inhoud van de publicatie van Novaya Gazeta en andere soortgelijke onderzoeken, maar laat dit aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Openbaar Ministerie. Navraag bij het Openbaar Ministerie leert dat het rapport niet door Rusland via officiële kanalen aan hen is aangeboden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt desgevraagd dat «het onderzoek naar de oorzaak van de crash met vlucht MH17 in volle gang is. Gedurende het onderzoek geeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid geen inzicht in de informatie die al dan niet is verkregen ten behoeve van het onderzoek.»
Het heroverwegen van boetes die op grond van de te versoepelen Fraudewet zijn opgelegd |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Leeuwarden negeert Minister en betaalt fraudeboetes wel terug?»1
Ja.
Begrijpt u de opstelling van de wethouder in kwestie dat het, nu de Fraudewet wordt versoepeld omdat die te streng zou zijn in gevallen dat mensen niets te verwijten valt, logisch is eerder opgelegde boetes te herbeoordelen? Zo nee, waarom niet?
In het geval dat mensen niets te verwijten valt, mag er geen sanctie worden opgelegd. Dat was al zo voor de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep2 (CRvB). Mensen kregen en krijgen een waarschuwing of een boete als zij de inlichtingenplicht hebben overtreden. Gemeenten kunnen op eigen kosten besluiten om eerder opgelegde boetes te herzien. Gemeenten zijn het bevoegde bestuursorgaan en als zodanig mogen ze ook terugkomen op door hen genomen besluiten die rechtens onaantastbaar zijn geworden.
In hoeveel andere gemeenten is er sprake van het herbeoordelen van eerder opgelegde boetes zoals gebeurt in de gemeente Leeuwarden?
Daar zijn geen gegevens over bekend.
Bent u bereid om het door u in uw schrijven aan de Kamer van 30 april jongstleden2 verwoorde verzoek aan de uitvoeringsorganisaties om onherroepelijke boetebesluiten «nu niet te herzien» te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Er is geen juridische verplichting om eerder opgelegde boetes waar geen rechtsmiddel meer tegen open staat (bezwaar of beroep) opnieuw te beoordelen. Het herbeoordelen van rechtens onaantastbare boetes zou een precedent scheppen dat gevolgen kan hebben ook buiten het stelsel van de sociale zekerheid. Daarnaast is het opnieuw beoordelen van alle boetes die sinds 1 januari 2013 zijn opgelegd erg kostbaar.
Indien u vraag 4 met nee hebt beantwoord, bent u dan bereid het al dan niet herbeoordelen van onherroepelijke boetebesluiten aan de uitvoeringsinstanties zelf over te laten nu in voormeld schrijven immers sprake is van «verzoeken»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bestaan van verschillende uittreksels van justitiële documentatie |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stelling dat er een onwettig schaduwsysteem bestaat met juridische documentatie naast de officiële juridische documentatie die wordt bijgehouden bij de Justitiële Informatiedienst (JustId)?1
Er bestaat één systeem voor justitiële documentatie. De justitiële documentatie, die wordt beheerd door de Justitiële Informatiedienst (Justid), wordt opgebouwd uit gegevens afkomstig van verschillende bronsystemen van onder meer het Openbaar Ministerie (OM), de rechterlijke macht en de Dienst Justitiële Inrichtingen. De aanlevering van deze justitiële gegevens is bijvoorbeeld gekoppeld aan een statusverandering in een strafproces of een later gepleegd strafbaar feit. Daarmee geeft een uittreksel justitiële documentatie een actueel beeld, hetgeen impliceert dat het aan veranderingen onderhevig is. Het gaat daarbij dus om opeenvolgende mutaties. Verder kan bijvoorbeeld het OM langs twee wegen een uittreksel opvragen en printen. Daardoor kan alleen de opmaak van de prints verschillen; de inhoud van de op dat moment verkregen informatie is gelijk ongeacht de wijze van bevraging. Er is zodoende geen sprake van naast elkaar bestaande systemen voor justitiële documentatie.
Deelt u de mening dat de juistheid van de justitiële documentatie van groot belang is voor de rechtspleging? Kunt u dit antwoord toelichten?
Ja. Gezien de maatschappelijke functie van justitiële documentatie is het borgen van de juistheid daarvan van groot belang. Daartoe vinden geautomatiseerde kwaliteitscontroles plaats op de aangeleverde gegevens en worden gesignaleerde onjuistheden door menselijke tussenkomst hersteld door daartoe geautoriseerde medewerkers van Justid. Menselijk ingrijpen in de systemen wordt gelogd.
Wat is uw verklaring voor het feit dat er verschillende versies bestaan van de justitiële documentatie van één persoon?
Ten eerste zijn de op een uittreksel justitiële documentatie gepresenteerde gegevens afhankelijk van het beoogde wettelijke doel in het kader waarvan het uittreksel wordt opgevraagd. Hierdoor kan de inhoud en de opmaak van een uittreksel verschillen. Zo omvat een uittreksel in het kader van emigratie enkel onherroepelijke veroordelingen en kan dit derhalve minder gegevens bevatten dan bijvoorbeeld een uittreksel justitiële documentatie in het kader van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). In deze gevallen gaat het om verschillende uittreksels in plaats van (tegelijkertijd naast elkaar bestaande) inhoudelijk verschillende versies van één uittreksel.
Daarnaast kan bij het op verschillende momenten opvragen van een uittreksel justitiële documentatie, zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 1, sprake zijn van tussentijdse mutaties door ontwikkelingen in een strafproces of een later gepleegd strafbaar feit. Ook daarbij gaat het om verschillende uittreksels en niet om (tegelijkertijd naast elkaar bestaande) inhoudelijk verschillende versies van één uittreksel.
Verder kan een uittreksel in een strafzaak verschillen van een eerder uittreksel ten aanzien van dezelfde betrokkene doordat een correctie heeft plaatsgevonden. Het kan gaan om de correctie van de vermelding van een sepot 01 beslissing op een uittreksel, zoals genoemd in de bij vraag 1 aangehaalde berichtgeving. Deze correcties zullen binnenkort niet langer nodig zijn, zoals ik hierna toelicht. Een sepot 01 beslissing is een beslissing van het OM om niet te vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Op het moment dat het OM meerdere beslissingen heeft genomen ten aanzien van dezelfde verdachte in één strafzaak, waaronder een sepot 01 beslissing, is het nu voor Justid niet mogelijk deze sepot 01 beslissing automatisch weg te laten uit het uittreksel van een betrokkene. Een zaak met meerdere feiten ten aanzien van dezelfde verdachte wordt in z’n geheel geregistreerd en getoond op een uittreksel. Op grond van artikel 7 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (verder: Besluit jsg) is een sepot 01 beslissing geen justitieel gegeven. Uit dit artikel volgt dat een sepot 01 beslissing niet op een uittreksel vermeld mag worden. Justid gaat in de huidige situatie tot handmatige correctie over als een vermelding van een sepot 01 beslissing op een uittreksel wordt geconstateerd. Verder informeert Justid de instanties die vóór dat moment een uittreksel ten aanzien van de betreffende persoon hebben opgevraagd over het feit dat er correctie heeft plaatsgevonden. Deze instanties kunnen dan een gecorrigeerd uittreksel opvragen als zij dat nodig hebben. Justid is zodoende bekend met dit fenomeen en gaat op korte termijn over tot het – ook in zaken met meerdere feiten – automatisch weglaten van een sepot 01 beslissing uit een uittreksel. Dit zal uiterlijk per 1 augustus 2015 zijn gerealiseerd. Over het aantal gevallen waarin tot op heden na correctie van een sepot 01 vermelding een nieuw uittreksel is opgevraagd en gemaakt, kan Justid geautomatiseerd geen gegevens genereren. Een dergelijke rapportage zou arbeidsintensief (handmatig) dossieronderzoek vergen en vindt om die reden niet plaats.
Indien u hier geen sluitende verklaring voor kunt geven, bent u bereid deze kwestie te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gevolgen kan het naast elkaar bestaan van verschillende versies van de justitiële documentatie hebben voor de betrokkene?
Wat precies in een uittreksel justitiële documentatie staat, is afhankelijk van het doel waarvoor het is opgevraagd. Verder dient besluitvorming plaats te vinden op grond van recent opgevraagde uittreksels die de actuele situatie weergeven. Dit betekent dat er geen sprake is van tegelijkertijd naast elkaar bestaande inhoudelijk verschillende versies van één uittreksel. De doelbinding kan, zoals toegelicht in mijn antwoord op vragen 3, 4 en 7, wel tot gevolg hebben dat op hetzelfde moment voor verschillende doelen opgevraagde uittreksels ook daadwerkelijk verschillen. Dit is wat de wetgever met het opstellen van de justitiële documentatie en de daaruit voortvloeiende gevolgen heeft beoogd.
Verder mag een sepotbeslissing wegens het onterecht als verdachte zijn aangemerkt geen gevolgen hebben voor de betrokkene. Om die reden is in het Besluit jsg vastgelegd dat een dergelijke beslissing geen justitieel gegeven is. Wanneer deze sepot 01 beslissing toch op een uittreksel vermeld staat, geldt dat degene die dat uittreksel in een beoordeling betrekt geen gevolgen mag verbinden aan de sepot 01 beslissing. Zo mag een sepot 01 beslissing niet meewegen in de beoordeling van een VOG-aanvraag. Een dergelijke sepotbeslissing mag ook niet meewegen in de strafeis of de strafmaat bij een vervolging wegens andere feiten. Van Justis, het OM en de zittende magistratuur verwacht ik dat voldoende is geborgd dat het buiten beschouwing laten van een sepot 01 beslissing deel uitmaakt van de professionele taakuitoefening. Dat doet er niet aan af dat het van belang is dat Justid uiterlijk 1 augustus 2015 zal voorzien in het – ook in zaken met meerdere feiten – geautomatiseerd weglaten van sepot 01 beslissingen op uittreksels justitiële documentatie.
Is het waar dat de gegevensverwerking automatisch gaat en dat er dus feitelijk niet zomaar wijzigingen kunnen worden aangebracht? Hoe is dit dan toch mogelijk? Is menselijk ingrijpen in dit systeem nu wel of niet mogelijk, en zo ja, gebeurt dat ook?
In beginsel is er sprake van een geautomatiseerd informatiesysteem en verwerkingsproces. Vanwege adequaat beheer is menselijk ingrijpen in bepaalde situaties noodzakelijk. Zo worden zoals gezegd gesignaleerde onjuistheden via menselijk ingrijpen hersteld. Dit menselijk ingrijpen is alleen mogelijk door daartoe geautoriseerde medewerkers van Justid en wordt gelogd in de systemen.
Komt het vaker voor dat er verschillende versies bestaan van uittreksels van de justitiële documentatie? Zo ja, hoe vaak?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat 10-jarige Sem niet bij de gemeente Stadskanaal en niet bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in aanmerking komt voor een indicatie voor zorg en ondersteuning |
|
Renske Leijten (SP), Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de 10-jarige Sem noch bij zijn gemeente Stadskanaal noch bij het CIZ terecht kan voor een indicatie voor zorg, terwijl hij voor 2015 wel zorgindicaties had?1
Het heeft te lang geduurd voordat duidelijk is geworden dat de gemeente op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk is voor de zorg voor Sem en dus verantwoordelijk is voor de verlenging van de indicatie, die nog onder de AWBZ was afgegeven. Overigens heb ik begrepen dat aan Sem gedurende deze periode gelukkig wel zorg is verleend, door dezelfde hulpverlener.
De gemeente Stadskanaal neemt de zorg voor Sem met terugwerkende kracht van 1 januari 2015 over.
Om er voor te zorgen dat de afbakening tussen de Jeugdwet en de Wlz als het gaat om kinderen en jongeren beter bekend wordt bij gemeenten, worden diverse bijeenkomsten georganiseerd. Kinderen en jongeren vallen niet automatisch onder de Jeugdwet: er zijn raakvlakken met de Zvw, Wlz, Wmo en de Wet Passend Onderwijs. Deze raakvlakken zijn eerder behandeld tijdens de praktijkdagen Jeugd en Wmo (maart 2015). In samenwerking met de VNG zijn in april en juli bijeenkomsten georganiseerd om gemeenten te informeren en te ondersteunen bij hun vragen. Om meer informatie te verstrekken over de toegang tot de Wlz levert het CIZ een bijdrage aan de bijeenkomst in juli. Naargelang het aantal deelnemers en de vragen zullen meer bijeenkomsten worden georganiseerd.
Vindt u het ook zo treurig dat er mensen «zoek» raken in het zorgstelsel; met andere woorden dat mensen nergens lijken «thuis te horen», maar tegelijkertijd wel zorg nodig hebben? Vindt u dit een gewenst effect van de doorgevoerde veranderingen en bezuinigingen?
Ik wil zo veel mogelijk voorkómen dat voor cliënten onduidelijkheid bestaat over de vraag waar zij terecht kunnen met hun zorgbehoefte. De acties die ik hiertoe heb ondernomen, heb ik verwoord in de beantwoording van vraag 1. Voorts verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
In het geval van een levenslange zorgbehoefte is het toch de regel dat de Wlz-zorg (Wet langdurige zorg) voorliggend is op de jeugdhulp van de gemeente? Als u het verhaal van de 10-jarige Sem leest, een jongen met zowel epilepsie als een autismestoornis, dceelt u dan de mening dat deze jongen de rest van zijn leven behoefte heeft aan steun en zorg, en dus onder de Wlz zou moeten vallen?2
In artikel 3.2.1 van de Wlz zijn de criteria vastgelegd waar de toegang tot de Wlz wordt geregeld. Om toegang te hebben tot de Wlz moet er sprake zijn van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarnaast moet er sprake zijn van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Het is dus niet zo dat de aanwezigheid van een levenslange zorgbehoefte bepalend is voor de toegang tot de Wlz.
Sem heeft geen toegang tot de Wlz, omdat bij hem primair sprake is van een psychiatrische aandoening of beperking. Het CIZ maakt bij de beoordeling van een aanvraag om toegang tot de Wlz gebruik van informatie over diagnostiek en informatie over stoornissen en beperkingen die wordt aangeleverd door een ter zake deskundige.
Kunt u aangeven hoeveel mensen door het CIZ doorverwezen worden naar de gemeente voor zorg en ondersteuning, en kunt u daarbij aangeven op welke gronden dat gebeurt? Is er een stijging van het aantal doorverwijzingen te zien sinds 1 januari 2015? Indien u deze gegevens niet beschikbaar heeft, bent u dan bereid dit te onderzoeken, en de Kamer zo spoedig als mogelijk daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het CIZ geeft aan dat op basis van de eerste maanden nog geen gevalideerd landelijk beeld beschikbaar is over het aantal doorverwijzingen. Ik ben met het CIZ in overleg over deze cijfers en verwacht u in de volgende voortgangsrapportage HLZ nader te kunnen informeren over het aantal afwijzingen van aanvragen gericht op toegang tot de Wlz.
Hoeveel mensen zijn, net als Sem en zijn familie, in dit doolhof terecht gekomen waar gemeenten en CIZ naar elkaar blijven wijzen? Indien u deze gegevens niet beschikbaar heeft, bent u dan bereid deze gegevens te achterhalen, en deze zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Indien een aanvraag voor de Wlz wordt afgewezen kan de cliënt zich tot de gemeente wenden voor hulp. Dat wil niet zeggen dat het in de praktijk toch wel eens fout kan lopen.
Indien cliënten problemen hebben bij het vinden van de juiste instantie kunnen zij zich melden bij «het juiste loket» van Per Saldo en IederIn. Daar wordt contact opgenomen met gemeenten en CIZ om tot een juiste zorgtoewijzing te komen. Dit jaar hebben 346 cliënten met vragen met betrekking tot gemeenten van deze dienstverlening gebruik gemaakt. In 166 gevallen ging het daarbij om onduidelijkheden bij de indicatiestelling.
Heeft het CIZ een indicatietaakstelling gekregen, en daardoor genoodzaakt mensen naar gemeenten te verwijzen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, het CIZ heeft geen taakstelling gekregen. Van een noodzaak tot verwijzen naar gemeenten of de zorgverzekeraars, is geen sprake. Het CIZ stelt onafhankelijk en objectief indicaties voor de Wlz, zoals tijdens de parlementaire behandeling is besproken.
Wat is de oplossing voor Sem en zijn familie en mensen die in een vergelijkbare situatie terecht zijn gekomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanuit de Wmo 2015 kunnen cliënten worden ondersteund in hun contact met het CIZ. Juist voor die gevallen dat het CIZ een afwijzend besluit neemt, is – in die gevallen waarin onduidelijk is bij welk loket de betreffende cliënt terecht kan met zijn vraag – de ondersteuning van een cliëntondersteuner Wmo 2015 van grote toegevoegde waarde om dergelijke mensen snel naar het juiste loket te begeleiden.
Kunt u aangeven in welke brief of in welke officiële stukken aan de Kamer is gemeld dat de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wlz communicerende vaten zijn?
Er is geen sprake van automatisch communicerende vaten. De vraag of ondersteuning in de thuissituatie nog passend is, hangt immers mede af van die thuissituatie. En omgekeerd, leidt een indicatie voor Wlz-zorg, soms tot niet-verzilvering daarvan.
Het kaalplukken van een afvalverwerker voor private equity |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op het artikel «investeerder plukt afvalverwerker kaal»?1
Ik ken de berichtgeving rond de overname van Attero door Waterland. Dit is een voorbeeld waar een private-equityinvesteerder een onderneming overneemt en deze financieel herstructureert. Zonder in te kunnen gaan op de specifieke feiten en omstandigheden van dit geval, wil ik wel de noodzaak benadrukken van een zorgvuldige afweging door de aandeelhouder van alle in de onderneming betrokken belangen.
Private-equityaandeelhouders dienen net als andere aandeelhouders rekening te houden met de legitieme andere belangen bij een onderneming. Om die andere belangen te beschermen is op verschillende terreinen wet- en regelgeving van toepassing. Het Nederlandse vennootschapsrecht bepaalt dat de winst uit een onderneming toekomt aan de aandeelhouders, en stelt grenzen aan uitkeerbaarheid. Dat geldt ongeacht het type aandeelhouder. Daarnaast heeft de AIFM-richtlijn die in de Wft is geïmplementeerd private-equityinvesteerders gereguleerd en onder toezicht gebracht. Een belangrijke maatregel in dat kader is gericht tegen het zogenaamde asset stripping. Deze maatregel komt bovenop eisen die aan alle aandeelhouders worden gesteld en geldt specifiek voor private equity.
Wat vindt u ervan dat private equitypartij Waterland zichzelf 183 miljoen euro gemeenschapsgeld toebedeelt dat deels was bedoeld voor het saneren van stortplaatsen?
Op grond van een statement dat Waterland heeft uitgegeven ter toelichting en informatie van Attero is er € 183 miljoen uitgekeerd. Daarnaast heeft een afwaardering plaatsgevonden van de voorziening voor pre-nazorgkosten. Het gaat daarbij echter volgens diezelfde verklaring niet om geld dat bedoeld was voor het saneren van stortplaatsen.
Amper een jaar geleden heeft private equitypartij Waterland, Attero gekocht; vindt u ook dat het er alle schijn van heeft dat Waterland de aankoop voornamelijk heeft gedaan om Attero vervolgens financieel uit te kleden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik begrijp dat de schijn van financieel uitkleden ontstaat als er meer dividend wordt uitgekeerd dan er is geïnvesteerd. Tegelijkertijd is er in principe niets mis met een situatie waarin een bedrijf meer uitkeert dan het aan investeringen ophaalt. Het vennootschapsrecht bepaalt dat winst uit de vennootschap toekomt aan de aandeelhouders. Grenzen aan de uitkeerbaarheid worden ook door de wet gesteld; die gelden voor alle typen aandeelhouders.
Attero en Waterland melden dat de financiële positie van Attero sinds de overname niet ongezond is en dat er geen sprake is van een continuïteitsrisico.
Kan het voorkomen dat de solvabiliteit van Attero in gevaar komt als gevolg van het uitkeren van 183 miljoen euro aan superdividend?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaan er wettelijke beperkingen aan de hoogte van superdividend?
In het ondernemingsrecht geldt sinds 2012 dat bij dividenduitkeringen de goedkeuring nodig is van het bestuur. Het bestuur is verplicht die goedkeuring te weigeren indien het weet, of redelijkerwijs kan voorzien, dat die dividenduitkering ertoe zou kunnen leiden dat de vennootschap haar opeisbare schulden niet meer kan voldoen. Als het bestuur toch goedkeuring heeft gegeven aan een dividenduitkering die men juist had moeten tegenhouden, en de vennootschap doordat die uitkering heeft plaatsgevonden, niet meer in staat is haar opeisbare schulden te voldoen en failliet gaat, dan zijn de aandeelhouders aansprakelijk tot het bedrag dat zij ten onrechte ontvingen. De bestuurders zijn aansprakelijk voor het «tekort dat door de uitkering is ontstaan plus de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering» (art. 2:216 lid 3 BW).
Welke actie(s) gaat u concreet ondernemen om te voorkomen dat private equitypartijen bedrijven financieel uitkleden, zoals in het verleden al vaak is voorgekomen?
De afgelopen jaren is een aantal stappen gezet ter bestrijding van mogelijke negatieve effecten van private equity-investeringen. De AIFM- heeft private-equityinvesteringen gereguleerd en onder toezicht gebracht. Een belangrijke maatregel in dat kader is gericht tegen het zogenaamde asset stripping. Het private-equityfonds moet zich in de eerste twee jaar nadat hij een controlerend belang in de onderneming heeft verkregen, onthouden van het bevorderen, steunen of opdragen van bepaalde handelingen die tot een aanzienlijke daling van het vermogen van de onderneming kunnen leiden. In de richtlijn worden de volgende vier handelingen genoemd die dienen te worden tegengegaan: uitkeringen, kapitaalvermindering, terugbetaling van aandelen en verwerving (verkrijging) van eigen aandelen indien daarmee wettelijke minimum-kapitaalseisen worden doorbroken. Dit geldt zowel bij beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde ondernemingen en voor alle typen aandeelhouders.
Voorts geldt sinds 2012 met de flexibilisering van het B.V.-recht dat dividenduitkeringen de goedkeuring nodig hebben van het bestuur. Daarnaast bestaan in het ondernemings- en faillissementsrecht regels om excessieve dividenduitkeringen in aanloop naar een faillissement tegen te gaan, waarbij ook het instrument van het enquêterecht bij de ondernemingskamer een rol speelt in het tegengaan van wanbeleid. Bestuurders en commissarissen lopen bovendien in geval van faillissement van een onderneming in beginsel het risico op persoonlijke aansprakelijkheid voor het gehele tekort, indien zij hun taken onbehoorlijk hebben vervuld en dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Volgens Peter Roosenboom, EUR-hoogleraar Entrepreneurial Finance and Private Equity, behalen private equitypartijen een derde van het rendement via de renteaftrek van de schuld waarmee overnames worden gefinancierd; is dat voor u aanleiding om de renteaftrek op vreemd vermogen (fors) te beperken? Kunt u uw antwoord toelichten2?
De rente over een schuld (vreemd vermogen) kan in beginsel ten laste van het resultaat worden gebracht. Met ingang van 1 januari 2012 kunnen de rentebetalingen op overnameschulden slechts in beperkte mate ten laste van het resultaat van het overgenomen lichaam worden gebracht. Hierdoor wordt voor dergelijke overnames een aanzienlijke belemmering in het leven geroepen.
Uitbreiding van deze rentebeperking zou eveneens overnames treffen waarbij geen sprake is van bovenmatige schuldfinanciering. Daar komt bij dat in OESO verband op dit moment in zijn algemeenheid nog wordt gesproken over de beperking van renteaftrek.
Tbs’ers die langer op de kamer zitten wegens bezuinigingen bij de Pompekliniek |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over tbs’ers die langer ingesloten moeten zitten wegen personeelstekort bij de Pompekliniek?1
Deze berichtgeving is mij bekend. Voor de Forensisch Psychiatrische Centra (hierna fpc) gelden onder andere de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Gezondheidswet, Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet Beroepen in de Individuele Gzondheidszorgwetten. Ook de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna Bvt) kent zorggerelateerde onderwerpen. Op basis van de wettelijke kaders ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg toe op de kwaliteit en randvoorwaarden voor de gezondheidszorg in alle fpc’s, waaronder de Pompekliniek. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de Pompekliniek zich niet houdt aan de wettelijk gestelde kwaliteitseisen.
Wat is uw reactie op de door de kliniek genomen maatregelen, aangekondigd in een brief aan de patiënten, te weten het langer en vaker op cel zetten van patiënten en het feit dat voor- en nabespreken voortaan tijdens verloftijd plaatsvindt?
Een fpc heeft zelf de bevoegdheid om aanpassingen door te voeren in de insluittijden zolang deze vooraf gemeld worden aan de patiënten en de aangepaste tijden passen binnen de huisregels van de kliniek. De aangepaste in- en uitsluit tijden liggen, gemiddeld genomen, in lijn met de andere fpc’s De klacht van de patiënten over de insluittijden is door de Commissie van Toezicht niet ontvankelijk verklaard omdat er naar het oordeel van de commissie geen sprake was van schending van de zorgplicht.
Wat is uw reactie op de suggestie dat de maatregelen genomen moesten worden wegens bezuinigingen? Acht u dergelijke maatregelen een wenselijk gevolg hiervan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het betreft interne bezuinigingen van de kliniek en de stichting die niet vanuit Veiligheid en Justitie zijn doorgevoerd. Het is aan de kliniek om, binnen de grenzen van de wet, maatregelen te nemen om de kosten van de geboden zorg beheersbaar te houden.
Welke consequenties hebben deze maatregelen volgens u voor de behandeling van een veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij?
Een beperking van de uitsluittijden mag niet ten koste te gaan van het behandelprogramma. De kliniek werkt in haar behandeling met zogenaamde zorgpaden. In een zorgpad wordt van begin tot eind het proces beschreven van de behandeling en zorg voor een groep patiënten met een bepaalde diagnose/stoornis. In de zorgpaden zijn de landelijke richtlijnen en normen voor verlof verwerkt die de kliniek ook toepast. Deze zijn gericht op een veilige en verantwoorde resocialisatie en terugkeer van de patiënten naar de maatschappij.
Eenieder die in de ochtenden geen werk of therapie heeft moet tot 12.00 uur achter de deur worden gezet, maar hoe gaat dat met mensen die niet kunnen of mogen werken door ziekte of arbeidsongeschiktheid?
Patiënten die niet kunnen werken vanwege ziekte verblijven tot 12 uur op hun kamer, waar zij echter wel zorg kunnen ontvangen. Voor de patiënten die niet kunnen werken vanwege arbeidsongeschiktheid worden inspanningen geleverd om hen toch een (minimaal) dagprogramma te laten volgen. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt systematisch en multidisciplinair getoetst met als doel deze zo kort en beperkt mogelijk te houden.
In hoeverre kan de Pompekliniek op dit moment en in de toekomst voldoende werk en een dagprogramma voor iedereen aanbieden?
De Pomplekliniek stelt dat zij voor nu en in de toekomst over voldoende aanbod van dagbesteding beschikt. In het afgelopen jaar is dit aanbod nog toegenomen. Wel kan het zijn dat patiënten niet altijd het type dagbesteding hebben waar zij zelf de voorkeur voor hebben.
Klopt het dat het recht of in ieder geval de mogelijkheid om aanspraak te maken op verlof vervalt als de afdeling er geen gebruik van maakt of als personeel nodig is om de kliniek te ondersteunen? Wat is uw reactie daarop? Deelt u de mening dat er voldoende personeel dient te zijn om beide taken goed uit te kunnen voeren?
Patiënten hebben geen recht op uitvoering van hun verlof op een bepaald tijdstip. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 zijn in de zorgpaden die de kliniek gebruikt de landelijke richtlijnen en normen voor verlof verwerkt. Ik deel met u de mening dat er voor zowel de werkzaamheden in de kliniek als begeleiding van het verlof voldoende personeel beschikbaar moet zijn.
Er wordt aangegeven dat de maatregelen tijdelijk en noodzakelijk zijn, maar hoe lang is tijdelijk en waarom is het noodzakelijk?
De kliniek heeft aangegeven dat de maatregelen structureel zijn. Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Welke mogelijkheden ziet u om deze maatregelen terug te draaien?
Dit hoort niet tot mijn bevoegdheden. Gezien het feit dat de insluittijden in lijn zijn met de overige fpc’s acht ik het nemen van maatregelen niet noodzakelijk.
Klopt het dat er de afgelopen jaren veel verschillende en onervaren invalkrachten zijn ingezet? Zo ja, wat zijn daar de redenen van? Zo nee, waarom niet?
De kliniek hanteert een «flexschil»; ongeveer 10% van de medewerkers werkt op basis van flexibele en/of tijdelijke arbeidscontracten. Dit om de krimp en groei van de organisatie en uitval in de 24-uurs bezetting op te vangen. Invalkrachten worden door de kliniek zorgvuldig ingewerkt en getraind. Anders dan vaste krachten zijn zij niet gebonden aan een bepaalde afdeling, waardoor zij de patiënten minder goed kennen. Daarom werken zij in principe altijd samen met afdelingsgebonden krachten.
Klopt het dat de Pompekliniek een schuld heeft van ongeveer 15 miljoen euro? Zo ja, hoe is deze schuld ontstaan en wat heeft dat voor gevolgen voor de kliniek en de patiënten? Zo nee, hoe hoog is deze schuld en hoe is deze ontstaan? Welke mogelijkheden heeft u om deze situatie te verbeteren?
Nee dit klopt niet. De Pompestichting beschikt over het wettelijk toegestane (maximum) eigen vermogen van ongeveer 10%. Jaarlijks wordt bij de eindafrekening de hoogte van het eigen vermogen door de Directie Forensische Zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen, beoordeeld.
Was deze problematiek al langer bekend bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo ja, wat is er de afgelopen jaren gedaan om de problemen op te lossen of maatregelen zoals het langer opsluiten van tbs’ers en het aanpassen van het verlof te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het is mij in algemene zin bekend dat de huidige financieringssystematiek gekoppeld aan facturatie achteraf, organisaties soms voor liquiditeitsvraagstukken stelt. Daarom wordt er gewerkt met voorschotten.
Hoeveel euro is er de afgelopen jaren bezuinigd op de Pompekliniek?
De Pompekliniek heeft geen bezuinigingen vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie gekend, anders dan de bezuinigingen die voor de hele forensische zorg sector zijn doorgevoerd en welke in de Meerjarenovereenkomst Forensische zorg zijn overeengekomen met het veld.
Krijgt deze kliniek de komende jaren met meer bezuinigingen dan wel taakstellingen te maken? Zo ja, aan welke bedragen moeten we de komende jaren dan denken?
Er is geen sprake van bezuinigingen. Echter er is wel sprake van een teruglopende behoefte aan capaciteit. Vooralsnog is daarvan echter bij de Pompekliniek geen sprake. De capaciteit bij de kliniek is de afgelopen jaren niet verminderd, echter vermeerderd. In de toekomst zal de behoefte aan tbs-capaciteit volgens de prognoses afnemen, welke gevolgen dit per kliniek zal hebben is nog niet langjarig in bedragen te duiden.
Op welke manier is en wordt er rekening gehouden met de aanstaande sluiting van tbs-kliniek Oldenkotte, waardoor een deel van de tbs’ers is verhuisd van Oldenkotte naar de Pompekliniek? Zijn er personeel en/of andere noodzakelijke middelen bijgekomen of zal dit nog gebeuren? Zo ja, kunt u uw antwoord specificeren? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het masterplan DJI zijn zowel FPC Oldekotte als FPC Tweelanden reeds gesloten. De patiëntenpopulatie van de Pompekliniek is derhalve gegroeid. Vanwege de toestroom is er extra personeel aangenomen om de diagnostiek- en behandelmodules uit te kunnen voeren.
Bent u bereid om de Kamer op de hoogte te brengen van de uitkomst van de klacht die de bewoners van de Pompekliniek op 18 april 2015 voorgelegd hebben aan de Commissie van Toezicht van de Pompestichting? Zo nee, waarom niet?
De klacht van de patiënten is op 1 mei 2015 niet ontvankelijk verklaard door de Commissie van Toezicht omdat er naar het oordeel van de commissie geen sprake was van schending van de zorgplicht. Ik heb begrepen dat de directie van de Pompekliniek naar aanleiding van de klacht een verduidelijkende brief opstelt aan de patiënten.
De PGB-betaling in orde te maken door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat de 75-jarige Mientje Ernste van Nijmegen naar Utrecht moest om bij de SVB de salarisbetaling van haar hulp in orde te maken?1
Het is niet ongebruikelijk dat klanten van de SVB voor vragen naar één van de kantoren van de SVB gaan. De SVB heeft een hoofdkantoor en regionale kantoren in heel Nederland. Daarnaast heeft de SVB aantal kantoren die gespecialiseerd zijn in bijvoorbeeld dienstverlening aan emigranten of mensen met een persoonsgebonden budget.
Op de website van de SVB https://www.svb.nl/int/bepaalVestiging.do kunnen klanten na het invullen van de postcode en de regeling waarover zij een vraag hebben, zelf bepalen naar welk kantoor zij het beste kunnen gaan. Klanten worden gevraagd een afspraak te maken voor een bezoek aan het kantoor, zodat de medewerker van de SVB zich kan voorbereiden. Ook klanten die geen afspraak maken, worden door de SVB geholpen als zij een bezoek brengen aan één van de kantoren van de SVB. Zij krijgen dan wel een brief mee waarin hen verzocht wordt bij een volgend bezoek eerst een afspraak te maken. Wekelijks brengen gemiddeld 75 personen een bezoek aan een SVB-kantoor. Er wordt volgens de SVB niemand die zich fysiek meldt, weggestuurd.
Kunt u verklaren waarom zij eerst werd weggestuurd, maar later – wellicht toen bleek dat er een journalist van het SP-partijblad Tribune mee was – toch een persoonlijk gesprek kreeg?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak komen mensen persoonlijk hun zaken regelen bij de SVB, en worden zij allemaal geholpen? Met andere woorden: wordt er niemand die zich fysiek bij de SVB meldt weggestuurd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verklaart u dat er in het gesprek met mevrouw Ernste is aangegeven dat er nog enorme achterstanden zijn in de te beantwoorden mails en ongeopende post, maar dat de perswoordvoerder dat ontkent?
Zoals eerder2 aan de Tweede Kamer meegedeeld, wordt volgens de SVB alle post en alle mail dagelijks geopend, gelezen en worden van mails met declaraties deze declaraties ingevoerd in het systeem voor de uitbetaling van de zorgverlener. Er is een achterstand in het beantwoorden van mail. Deze wordt momenteel gestaag ingelopen, nu de instroom afneemt. Er is geen sprake van ongeopende post en of mail.
Hoeveel kort gedingen zijn er inmiddels tegen de SVB aangespannen om betaling van salarissen te eisen?
Dinsdag 12 mei heeft een kort geding plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter in Den Haag van een budgethouder tegen de SVB. Daarbij zijn de eisers in het gelijk gesteld en is de SVB gesommeerd tot betaling over te gaan. SVB heeft in deze casuïstiek een contract wijziging in de zorgovereenkomst niet op tijd doorgevoerd waardoor onnodig een betaling is tegengehouden.
Naast bovenstaande kort geding heeft de SVB – zo geeft men aan – eenmaal een dagvaarding ontvangen voor een kort geding, maar dat kort geding is ingetrokken. Aansprakelijkheidsstellingen waarbij de SVB betrokken is geweest, zijn doorgeleid naar het Rapid Reponse Team (RRT) en daar afgehandeld.
Klopt het dat er kort gedingen zijn afgeblazen nadat de SVB betalingstoezeggingen deed? Zo ja, onder welke voorwaarden moest iemand (of een organisaties) dan afzien van het kort geding?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat, wanneer zorgverleners van budgethouders ziek zijn, dit niet geregistreerd kan worden in het systeem?
SVB geeft aan dat dit niet klopt. Budgethouders kunnen zorgverleners ziek en hersteld melden (ook via MijnPGB). Echter, de opvolging ervan – de betaling van de (vervangende) zorgverleners – loopt niet altijd goed. Hiervoor biedt het spoedkanaal een oplossing. Momenteel wordt gewerkt aan een structurele oplossing voor dit probleem.
Bij hoeveel budgethouders leiden herstelwerkzaamheden tot nieuwe uitbetalingsproblemen? Welke redenen zijn er dat goedlopende betalingen opeens niet meer verricht (kunnen) worden?
Het uitgangspunt bij het herstel is dat dit niet mag lijden tot nieuwe betalingsproblemen. Daar waar bij een herstelactie een risico ontstaat met betrekking tot de continuïteit van uitbetalen, is de afspraak dat ketenpartijen direct acteren. Een voorbeeld hiervan is het risico bij het omzetten van een budget naar een andere verstrekker. Hierbij moet een zorgcontract opnieuw worden goedgekeurd door de nieuwe verstrekker. Als het goedkeuren door de nieuwe verstrekker te lang zou duren, kan het voorkomen dat betalingen niet kunnen worden uitgevoerd. Er zijn daarom afspraken gemaakt om de doorlooptijd van deze goedkeuring door de verstrekker zo kort mogelijk te houden om dit te voorkomen. Daarnaast is er een onderscheid te maken tussen het onbedoeld en bedoeld staken van betalingen. Het kan ook zijn dat de een zorgcontract inhoudelijk wordt afgewezen (omdat de verstrekker niet eens is met verleende zorg). In dat geval kunnen betalingen ook stoppen, echter dit is dan terecht.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg op 20 mei a.s?
Ja.
De gevolgen van het noodlottige ongeval met een Apache gevechtshelikopter in Mali |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat alle Nederlandse Apaches al bijna twee maanden aan de grond staan? Zo ja, wat betekent dat voor de veiligheid en inzetbaarheid van de Nederlandse militairen in Mali gezien het ontbreken van gevechtsondersteuning vanuit de lucht, in combinatie met de toegenomen dreiging?1
Ja, de Nederlandse Apaches (AH-64D) hebben bijna twee maanden aan de grond gestaan. De toestellen worden in Mali ingezet als observatieplatform en ter bescherming van VN-eenheden. Het ontbreken van gevechtsondersteuning van de Nederlandse Apaches is niet ten koste gegaan van de veiligheid van de Nederlandse militairen in Mali. Gedurende de afgelopen twee maanden zijn alternatieve beschermingsmaatregelen getroffen. Er is een Quick Reaction Force op de grond samengesteld die de gevechtsondersteuning vanuit de lucht heeft vervangen. Het gevolg hiervan was dat de Nederlandse eenheden enigszins werden beperkt in de wijze van optreden. Daarnaast is in een aantal gevallen ondersteuning geleverd door Franse gevechtshelikopters. Sinds 14 mei jl. zijn de Nederlandse Apaches in Mali weer operationeel inzetbaar.
Wat zijn de praktische gevolgen voor de opleiding en training van Nederlandse Apache-vliegers als gevolg van de genomen maatregelen na het ongeval?
De uitvoering van het jaarprogramma voor opleidingen en trainingen van de Apache-vliegers heeft een achterstand opgelopen. Door de opleidingsmogelijkheden op Fort Hood (Verenigde Staten) te intensiveren kan de opleidingsachterstand de komende maanden worden ingelopen. De trainingsachterstand kan gedeeltelijk worden ingelopen. De operationele inzet en de voorbereiding hierop hebben echter prioriteit en zullen er geen hinder van ondervinden.
Op welke wijze is fabrikant Boeing betrokken geweest bij het onderzoek naar de toedracht van het noodlottige ongeval met de Apache gevechtshelikopter?
Defensie heeft een Commissie van Onderzoek (CvO) ingesteld om de toedracht van het ongeluk te achterhalen. De CvO heeft naar aanleiding van voorlopige onderzoeksresultaten een component uit de desbetreffende Apache helikopter als verdacht aangemerkt. Vervolgens is deze component nader onderzocht door de leverancier ervan, in het bijzijn van de CvO, Boeing en de US Army. Dit heeft geleid tot de bevestiging van de oorzaak van het ongeval. De component wordt nu diepgaand onderzocht. Aan Boeing is gevraagd dit onderzoek te coördineren. De CvO, de leverancier en de US Army maken deel uit van dit onderzoeksteam.
Neemt Boeing de kosten voor zijn rekening voor de te vervangen onderdelen van de Nederlandse Apaches als uit het onderzoek definitief blijkt dat een technische oorzaak de toedracht was van het ongeval? Bevat het contract met Boeing garantiebepalingen op dit punt?2
In het algemeen dekt Defensie de risico’s van ongevallen gedurende de gebruiksfase niet af met contractuele clausules die de fabrikant aansprakelijk stellen in geval van technische oorzaken. De Apache-gevechtshelikopters zijn aangeschaft via de Amerikaanse overheid en het Foreign Military Sales programma. Boeing is in dat programma de contractant van de Amerikaanse overheid. Het Foreign Military Sales programma garandeert dat Nederland contractueel op dezelfde manier wordt behandeld als de Amerikaanse overheid. Ook de Amerikaanse overheid neemt in haar overeenkomsten geen clausules op die de fabrikant gedurende de gehele gebruiksfase aansprakelijk stellen voor ongevallen door technische oorzaken.
Het toestel wordt niet direct vervangen. De versie van de Apache die Nederland in gebruik heeft, wordt niet meer geproduceerd. De fabrikant produceert op dit moment alleen de nieuwste variant. Met het project «Apache Mid-Life Update», omstreeks 2025, zullen de Nederlandse Apaches op een nieuwe standaard worden gebracht. Op dat moment zal tevens worden beoordeeld hoeveel toestellen Defensie nodig heeft.
Neemt Boeing het verlies van de gecrashte helicopter voor zijn rekening? Bevat het contract met Boeing garantiebepalingen op dit punt? Bent u van plan het verloren toestel te vervangen door een nieuwe Apache?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven op welke wijze de nabestaanden van de twee Apache-vliegers financieel worden gecompenseerd voor het trieste overlijden van hun naasten? Wat is uw inzet in deze?
De financiële compensatie van de nabestaanden bestaat uit verschillende componenten. In aanvulling op de nabestaandenvoorzieningen heeft Defensie de Regeling uitkering vliegongeval toegepast. Ook heeft Defensie bij de Verenigde Naties een claim ingediend ten behoeve van nabestaanden van deelnemers aan VN-vredesoperaties die in de uitvoering van een missie komen te overlijden.
Deelt u de mening dat Boeing financieel aansprakelijk gesteld moet worden voor de financiële compensatie richting de nabestaanden als uit het onderzoek definitief blijkt dat een technische oorzaak leidde tot het noodlottige ongeval?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór het Algemeen Overleg over materieel Defensie op 17 juni 2015, beantwoorden?
Ja.