Leraren die worden gekort op salaris voor deelname aan staking |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat vijftien basisscholen van scholenstichting Kans & Kleur in de regio Nijmegen leraren die op 28 juni jl. het werk hebben neergelegd, korten op hun salaris?1
Naar ik heb begrepen hebben de instelling en de vakorganisaties CNV en AOB inmiddels met elkaar gesproken en wordt het salaris doorbetaald over de periode dat het werk is neergelegd.
Begrijpt u het onbegrip bij veel betrokken leraren over deze salariskorting mede in het licht van de steun van de PO-Raad en het strijdpunt van de staking dat leraren in het primair onderwijs zich onderbetaald voelen?
Stakingen en werkonderbrekingen zijn een zaak van werkgevers en werknemers. Werkgevers kunnen het salaris over de tijd van werkonderbreking doorbetalen, maar zijn daartoe niet verplicht.
Gaat u het schoolbestuur in morele zin hierop aanspreken? Zo ja, wilt u de Kamer over de uitkomsten hiervan informeren? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels is besloten dat het salaris door de instelling wordt doorbetaald.
De enorme bezuiniging die het bestuur van de Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Hengelo en Almelo wil doordrukken |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ook zo geschrokken van de berichtgeving dat het bestuur van Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Hengelo en Almelo tussen de € 10 miljoen en € 15 miljoen wil bezuinigen op hun ziekenhuiszorg?1
Het is nooit prettig om te horen dat een ziekenhuis financieel gezien in zwaar weer zit, zeker niet wanneer dit mogelijk tot gedwongen ontslagen leidt.
Is het waar dat het ziekenhuis gedwongen is om te bezuinigen omdat er meer kosten worden gemaakt vanwege de toename van ouderen met complexe zorgvragen, hoge kosten voor dure geneesmiddelen, dure diagnostiek, een toename van patiënten en verminderde vergoedingen door zorgverzekeraar Menzis? Kunt u nader toelichten wat de exacte redenen zijn voor deze enorme bezuiniging?
De Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) heeft mij laten weten te maken te hebben met een toenemende en complexere zorgvraag en stijgende kosten, terwijl de tarieven volgens ZGT gelijk blijven of dalen. Ook geeft ZGT aan dat de toename van het gebruik van dure medicijnen een druk legt op de begroting van het ziekenhuis, terwijl de huidige kostenstructuur van het ziekenhuis hierop nog niet is aangepast.
Zoals ZGT zelf ook aangeeft spelen verschillende van deze ontwikkelingen niet alleen bij ZGT, maar breder in de ziekenhuissector. Dat is ook de reden waarom in het Addendum 2018 bij het onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2014 t/m 2017 (het «Hoofdlijnenakkoord») is afgesproken dat er voor de medisch-specialistische zorg voor het jaar 2018, «mede op grond van de toenemende financiële druk op de medisch-specialistische zorg door onder meer de ontwikkeling van (nieuwe) dure geneesmiddelen en de toeloop van kwetsbare ouderen in de acute zorg», een landelijk maximum groeipercentage van 1,6%, exclusief jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling geldt (Bijlage bij Kamerstuk 29 248, nr.304). Daarbij is aangegeven dat dit een landelijk maximum groeipercentage is, en dat dit onverlet laat de keuzes die in contractafspraken kunnen worden gemaakt tussen individuele zorgverzekeraars en zorgaanbieders op basis van de reële zorgvraag in de lokale/regionale situatie. Uiteindelijk sluit het ziekenhuis een contract met verzekeraars. De verzekeraar zal van het ziekenhuis vragen goede zorg te leveren voor een redelijke prijs. De invulling hiervan gebeurt in deze contracten.
Was u op de hoogte van de financiële toestand van deze twee ziekenhuizen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb evenals uw Kamer kennisgenomen van de berichtgeving over de voorgenomen bezuinigingen binnen de ZGT. Het is aan het instellingsbestuur om de organisatie financieel gezond te houden en zo nodig bij te sturen. In die verantwoordelijkheid treed ik als Minister niet. Als daarbij de patiëntveiligheid en/of kwaliteit van zorg naar het oordeel van de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) op enig moment in het geding komt, zal de IGZ onverwijld maatregelen nemen.
Is het waar dat het bestuur van de ZGT nog geen plan heeft waarop zij precies willen bezuinigen? Waarom staat de verhuizing van de Hengelose huisartsenpost naar het ziekenhuis in Hengelo dan op losse schroeven?2
ZGT heeft mij laten weten de komende maanden een pakket van maatregelen samen te zullen stellen, om een structurele resultaatsverbetering van 10 à 15 miljoen euro te kunnen realiseren. Het gaat daarbij zowel om korte termijn maatregelen als structurele maatregelen. Niet direct noodzakelijke investeringen worden uitgesteld. ZGT geeft aan onder meer keuzes in zijn zorgpakket te gaan maken en kritisch te kijken welke zorg op welke locatie zal worden aangeboden.
Voor zover mij bekend is er dan ook nog geen beslissing genomen over het al dan niet sluiten van een SEH van ZGT, en over de vraag of de verhuizing van de Hengelose huisartsenpost naar de locatie van het ziekenhuis in Hengelo op termijn alsnog door zal gaan. Zoals u weet meng ik mij hier niet in. Het beleid is erop gericht dat de voor de «45-minutennorm» «gevoelige» SEH’s niet verdwijnen. Aangezien noch de SEH op locatie Hengelo, noch de SEH op locatie Almelo «gevoelig» is voor de 45 minuten norm is de organisatie van de zorg in de regio een zaak van het ziekenhuis en de betrokken zorgverzekeraars, in overleg met alle betrokken partijen, en het is belangrijk dat hierover een dialoog wordt aangegaan met de inwoners uit de omgeving. De open communicatie van ZGT over de huidige stand van zaken richting vele betrokken partijen, waaronder ook de cliëntenraad en de gemeenten Almelo en Hengelo, vind ik in dat licht positief.
Is het waar dat het bestuur van de ZGT de spoedeisende hulppost wil sluiten en kijkt naar het concentreren van zorg? Vindt u in het kader van het noodzakelijke belang van volwaardige streekziekenhuizen dit verantwoord, gezien veel vormen van zorg in beide ziekenhuizen al geconcentreerd zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer informeren, wanneer duidelijk is waar het bestuur van de ZGT precies op wil bezuinigen? Zo neen, waarom niet?
Ik zie dat niet als mijn verantwoordelijkheid. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 heb aangegeven is het van belang dat dergelijke besluiten zorgvuldig, in overleg met alle betrokken partijen worden genomen en dat hierover ook goed wordt gecommuniceerd met de inwoners uit de omgeving. ZGT heeft mij laten weten veel waarde te hechten aan transparantie en zo snel mogelijk te zullen communiceren over nieuwe ontwikkelingen. ZGT verwacht in oktober meer duidelijkheid te hebben over de te nemen maatregelen.
Hoe verhoudt dit besluit van het bestuur van de ZGT zich met de eerdere vernietigende kritiek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die aangaf dat het ziekenhuis op heel veel onderdelen slecht scoort?3
Zoals ik u in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Marijnissen (SP) (AH-TK 2016–2017, 1763) reeds heb laten weten, blijkt uit het verslag van het jaargesprek met ZGT dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kritisch is over dit ziekenhuis. Op verschillende terreinen zijn verbeteringen mogelijk. Dat is echter wat anders dan uw kwalificatie dat sprake is van «vernietigende kritiek» van de IGZ. De geconstateerde verbeterpunten houden voor zover mij bekend geen verband met de financiële positie van het ZGT.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg betrokken bij de bezuinigingsplannen die het bestuur van de ZGT wil inzetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ is niet betrokken bij de bezuinigingsplannen van de ZGT. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid. De financiële positie van een ziekenhuis wordt slechts als contextinformatie betrokken bij het risicogestuurde toezicht. De IGZ heeft geen aanwijzingen dat de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid binnen het ZGT in het gedrang zijn als gevolg van de financiële positie van het ziekenhuis.
Hoe verhoudt dit besluit van het bestuur van de ZGT zich met de patiëntveiligheid binnen beide ziekenhuizen? Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg te vragen hier extra alert op toe te zien? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Betrekt de top van de ZGT ook personeel, huisartsen, verloskundigen, de gemeente en andere betrokken professionals bij het maken van het plan om te bezuinigen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 heb laten weten vind ik het van belang dat beslissingen over het wijzigen van het zorgaanbod op een bepaalde locatie zorgvuldig, in overleg met alle betrokken partijen, worden genomen en dat hierover goed wordt gecommuniceerd met de inwoners uit de omgeving. ZGT heeft mij laten weten bij het samenstellen van het pakket van maatregelen nauw samen te werken met de Coöperatie Medisch Specialisten ZGT en maximaal afstemming te zoeken met belangrijke strategische partners zoals de zorgverzekeraars, huisartsen en andere zorgaanbieders in de regio. Ik ga ervan uit dat hierbij ook de inwoners uit de omgeving, al dan niet (tevens) via de betrokken gemeenten, worden betrokken.
Kunt u reageren op de eerdere uitspraken van M. Schmidt (ZGT) die waarschuwde voor de financiële gevolgen ten aanzien van de ambitieuze nieuwbouwplannen van het buurtziekenhuis het Medisch Spectrum Twente (MST)?4
Als reden voor de bezuinigingen noemt het ZGT een toenemende en complexere zorgvraag, gecombineerd met druk op de opbrengsten. Ik zie daarin geen verband met de eerdere uitspraken van de heer Schmidt over de nieuwbouwplannen van het nabijgelegen MST. Zie ook mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen over de nieuwbouw van het MST (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1552).
Hoe oordeelt u over de plannen van het bestuur van de ZGT om de bezuinigingen op te vangen door te investeren in eHealth en elektronische hulpjes om patiënten meer eigen regie te geven? Vindt u dit een prioriteit dat de ZGT nu moet maken om financieel er weer bovenop te komen?4
ZGT heeft aangekondigd maatregelen te moeten treffen om weer een toekomstbestendig en financieel gezond ziekenhuis te worden. Het lijkt mij niet meer dan verstandig om daarbij ook te kijken naar de mogelijkheden die ICT biedt om zorg patiëntgerichter en doelmatiger in te zetten.
Wat voor eHealth wil de ZGT precies inzetten? Wat zijn de kosten hiervan? Hoeveel geld denkt het bestuur hiermee op te brengen? Welke eHealth bedrijven profiteren hiervan? Hoeveel gesprekken voorafgaand aan de beslissing om te bezuinigen heeft het bestuur van de ZGT gevoerd met eHealth bedrijven? Hoeveel zorgverlening en/of banen gaan ten koste van dit eHealth programma? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
De informatie die u vraagt heb ik uiteraard niet omdat deze gedetailleerde vragen bedrijfsvertrouwelijke informatie betreffen.
Openbare informatie over de plannen van ZGT met betrekking tot e-health kunt u vinden in de meerjarenbeleidsvisie ZGT2020 (http://www.zgt2020.nl/). Hierin geeft de ziekenhuisgroep onder meer aan dat men technologische innovatie wil inzetten ter ondersteuning van beleidsthema’s, waaronder met name; preventie, co-makership, de speerpunten behandeling obesitas en complexe diabetes, kwetsbare ouderen en oncologie (prostaat-, slokdarm-, maag-, borst- en huidkanker. Dit sluit aan bij mijn beleid dat e-health geen doel op zich is, maar een middel om de zorg te kunnen verbeteren. De inzet van e-health kan ondersteunend zijn aan de zorgverlening, omdat de zorg minder tijd- en plaatsgebonden wordt en veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt sneller kunnen opgemerkt. Ook biedt ICT, zoals ik in mijn antwoord op vraag 12 al heb aangegeven, de mogelijkheid om de zorg doelmatiger in te zetten.
Vindt u het verantwoord dat het bestuur van de ZGT wil investeren in eHealth-prestige projecten die ten koste gaat van goede zorg en voldoende personeel, nu juist in tijden dat deze ziekenhuizen in financieel zwaar weer verkeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik weet niet waarop u de conclusie baseert dat de plannen van het ziekenhuis op het gebied van e-health ten koste gaan van goede zorg en voldoende personeel.
ZGT heeft mij laten weten te kijken naar de mogelijkheden van e-health om de zorg patiëntgerichter en doelmatiger in te richten. Ik ken veel voorbeelden die laten zien dat e-health kan bijdragen aan kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven. Vanwege de kansen die e-health biedt voor de zorg is in het Addendum 2018 bij het onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2014 t/m 2017 (het «Hoofdlijnenakkoord») afgesproken dat het belangrijk is dat kansrijke e-health toepassingen en procesinnovaties breed in de zorg ingevoerd kunnen worden.
Vindt u het acceptabel dat het bestuur van de ZGT met zorgpartners aan de slag wil om patiënten buiten het ziekenhuis op te vangen en bijvoorbeeld ouderen elders onder te brengen omdat het bestuur van mening is dat ziekenhuisbedden voor ouderen te duur zijn? Hoewel dat deels de schuld is van het kabinet, deelt u de mening dat mensen niet zomaar in een ziekenhuis terecht komen en dat het daarom van extra belang is dat iedereen de zorg krijgt die nodig is? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?5
Het is belangrijk dat patiënten de zorg krijgen die zij nodig hebben. Als een patiënt medisch-specialistische zorg nodig heeft, moet hij of zij die ook krijgen, ongeacht de leeftijd. Maar als patiënten onterecht in het ziekenhuis terecht komen, patiënten die wel zorg of ondersteuning nodig hebben, maar geen medisch-specialistische zorg, dan is het van belang dat die patiënten op de juiste plaats deze zorg krijgen, en dat is dan niet het ziekenhuis. Als een patiënt geen medisch-specialistische zorg (meer) nodig heeft, is een ziekenhuis niet de beste plek voor hem of haar, dan kan de patiënt op een andere plek die zorg (of ondersteuning) krijgen die veel beter aansluit bij zijn of haar zorgvraag. Dergelijke vormen van passende zorg kunnen bijvoorbeeld worden geleverd door de huisarts, paramedicus, wijkverpleegkundige en binnen de langdurige zorg of het eerstelijns verblijf.
Wilt u de garantie geven dat beide ziekenhuizen niet verder uitgekleed worden door concentratie van zorg, uitplaatsing van zorg en dure onzinnige eHealth projecten en wilt u tevens de garantie geven dat u alles op alles zet om te voorkomen dat waardevol personeel ontslagen wordt? Zo neen, waarom bent u daartoe niet bereid?
Zie hiervoor de antwoorden op voorgaande vragen.
Het bericht ‘Laatste bezoek vertrekkend voorzitter CAft’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Laatste bezoek vertrekkend voorzitter CAft?»1
Ja.
In hoeverre bent u het eens met het instellen van permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen?
Ik ben van mening dat de invoering van onafhankelijk financieel toezicht tot dusverre aanzienlijke voordelen heeft gehad voor de landen van de voormalige Nederlandse Antillen. Overigens staan alle landen van het Koninkrijk in zekere zin onder een vorm van financieel toezicht, inclusief Nederland. Financieel toezicht betekent onder andere voor Curaçao en Sint Maarten een direct rentevoordeel vanwege de lopende inschrijving van Nederland en voor Aruba een indirect voordeel, vanwege het vertrouwen van de markt en daardoor een lagere rentestand.
In hoeverre kan permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen het financieel risico voor het land Nederland beperken?
De verantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën ligt bij de landen zelf en brengt derhalve geen (financiële) risico’s voor het land Nederland met zich mee. Hierbij geldt echter wel dat onafhankelijk en structureel financieel toezicht het risico op financieel wanbeheer doet afnemen.
In hoeverre moet Nederland opdraaien voor financieel wanbeheer van de Caribische landen van ons Koninkrijk?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre bent u het eens met de uitspraak van de heer Bakker dat permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen het risico dat Nederland moet opdraaien voor financieel wanbeleid verkleint?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre neemt u dit advies mee bij de evaluatie van de huidige afspraken tussen Nederland en de eilanden over financieel toezicht in 2018?
De Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten bevat een verplichte evaluatiebepaling. Bij de eerste evaluatie in 2015 is bepaald dat er in 2018 opnieuw een evaluatie dient plaats te vinden. Hiervan moeten de inhoud en het tijdpad nog nader bepaald worden.
Voor Aruba geldt een andere situatie. De tekortnormen zijn na 2018 niet in de Landsverordening Aruba Financieel Toezicht (LAft) gedefinieerd. Conform de LAft en het protocol tussen Aruba en Nederland zal de uitvoering van de LAft echter ook na 2018 worden voortgezet. Dit is namelijk gekoppeld aan het bereiken van een duurzaam begrotingsevenwicht in overeenstemming met de normen uit de LAft. Het protocol bepaalt dat het College Aruba financieel toezicht hierover aan de Rijksministerraad rapporteert. BZK en Aruba zijn daarom in gesprek over hoe het toezicht na 2018 wordt vormgegeven. Hierbij zullen alle relevante feiten worden meegenomen.
De Kamer zal uiteraard tijdig worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit terrein.
Hoe wordt de Kamer betrokken bij deze evaluatie?
Zie antwoord op vraag 6.
Wanneer verwacht u deze evaluatie naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord op vraag 6.
De rechtmatigheid van de afvloeiingsregeling bij de douane en de FIOD in de slotwet 2016 |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat medewerkers van de Douane en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) ook gebruik mochten maken van de vertrekregeling inclusief de vertrekbonus, ook al werd er met de Investeringsagenda niet gereorganiseerd of bezuinigd bij die diensten?
Ja.
Herinnert u zich dat voor deze reorganisatie gebruik gemaakt werd van de remplaçantenregeling in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR)?
Ja.
Herinnert u zich dat er bij de Douane 301 en bij de FIOD 82 medewerkers vertrokken met een vertrekpremie?
Ja.
Wat waren de totale kosten van de premies (inclusief naheffing) die de douanemedewerkers en de FIOD-medewerkers ontvangen hebben?
Er is in 2016 circa € 34,5 miljoen uitbetaald. In 2017 is nog een bedrag uitbetaald van circa € 5,4 miljoen aan medewerkers die in 2016 gebruik hebben gemaakt van de regeling.
Herinnert u zich dat de heren Borstlap en Joustra daarover schrijven: «Bij een vergelijking met de remplaçantenregeling uit het ARAR, valt op dat met voormelde uitstroommogelijkheid voor de medewerkers van de Douane en de FIOD:
Ja.
De twee situaties waarop de remplaçantenregeling van het ARAR ziet, zijn dan ook niet van toepassing op medewerkers van de Douane en de FIOD»?1
Ja.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer hierover opmerkt: «Een andere vraag was of de remplaçantenregeling (artikel 49xx van het ARAR) juist is toegepast voor de medewerkers van Douane en FIOD. Er was namelijk geen sprake van een directe plaatsing van een geremplaceerde. Wij constateren dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Als we ervan uitgaan dat dit op enig moment wel gebeurt, lijkt toepassing van dit artikel mogelijk voor de medewerkers van Douane en FIOD.»?2
Ja.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Een 1-op1-koppeling tussen de geremplaceerde en de remplaçant is echter niet noodzakelijk. Wel zal inzichtelijk moeten zijn dat het vertrek van een medewerker als remplaçant (op termijn) tot gevolg heeft dat een VWNW-kandidaat wordt geplaatst.»?3 Herinnert u zich dat u functies bij de Douane en FIOD eerst heeft opengesteld voor van werk naar werk-kandidaten (VWNW-kandidaten)?4
Ja.
Hoe komt het dan dat u, getuige de antwoorden op de feitelijke vragen over de wijzigingen samenhangende met de Voorjaarsnota over de begroting van het Ministerie van Financiën, nog steeds de vraag niet kunt beantwoorden hoeveel VWNW-kandidaten een van de vervulde vacatures die bij de Douane (201) en de FIOD (99) hebben gekregen?
Dit is nader bekeken en hieruit komt naar voren dat tot nu toe vijf VWNW- kandidaten ingestroomd zijn op functies bij de Douane en FIOD.
Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij direct door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?
Zie antwoord vraag 9.
Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij middels meerdere stappen (ketens) van medewerkers met een nieuwe functie uiteindelijk door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?
Naast de 5 VWNW-kandidaten, zoals genoemd bij vraag 10, zijn 129 medewerkers binnen de Belastingdienst doorgestroomd naar Douane en 4 naar de FIOD. Op dit moment wordt nader bekeken of deze kandidaten onder de voorwaarden van de remplaçantenregeling vallen. Ook voor de openstaande en toekomstige plekken wordt eerst gekeken naar interne doorstroming.
Binnen hoeveel tijd moeten deze stappen (ketens) te identificeren zijn om nog te passen binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?
Het ARAR stelt geen termijn. De Belastingdienst wil de plekken waarop medewerkers bij Douane en FIOD met toepassing van de remplaçantenregeling zijn vertrokken, laten vervullen door een VWNW-kandidaat dan wel dat met het vertrek van de medewerker een bijdrage wordt geleverd aan een taakstelling. In het AO van 8 juni jl. heb ik gezegd het een hele klus te vinden, maar de Belastingdienst doet er alles aan.
Hoeveel van deze stappen (ketens) mogen er maximaal gevormd worden om nog te kunnen kwalificeren als passend binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?
In de nota van toelichting bij het artikel 49xx ARAR en in de Circulaire uitvoering Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid is aangegeven dat het de bedoeling is dat remplaceren op een transparante, navolgbare wijze plaatsvindt. Daarin is niet bepaald hoe lang de keten mag zijn en/of binnen welke termijn de keten moet zijn afgerond, maar is wel aangegeven dat deze transparant en navolgbaar moet zijn.
Kunt u, voordat de Kamer bij de slotwet moet besluiten over kwijting over het jaar 2016 aangeven of de remplaçantenregeling juist en rechtmatig is toegepast?
Bij toepassing van de remplaçantenregeling (in het bijzonder artikel 49xx van het ARAR) worden specifieke aanvragen op dat moment getoetst aan het voldoen aan de voorwaarden van de voorliggende regeling. De Algemene Rekenkamer heeft in het Verantwoordingsonderzoek 2016 bij het jaarverslag van de Financiënbegroting geconstateerd dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Na toetsing, toekenning en feitelijke betaling is dan ook sprake van een rechtmatige uitgave overeenkomstig de remplaçantenregeling.
Kunt u deze vragen daarom een voor een en vóór maandag 3 juli 2017 om 18.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoord.
Het bericht “De zorg is een goudmijn” |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorg is een goudmijn»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van het aantal zorg-BV’s dat winst uitkeert? Kunt u deze aantallen uitsplitsen binnen de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Zo nee, waarom niet? Als dit overzicht er niet is, bent u dan wel bereid te onderzoeken hoeveel zorg-BV’s winst uitkeren?
Ik heb dat overzicht niet. Overigens is dit met name relevant daar waar het de Wmo betreft. Het is een taak voor zowel de instellingen zelf als de partijen die de zorg en ondersteuning inkopen, zoals gemeenten voor de Wmo, om kritisch te kijken naar de voorwaarden waaronder zorg en ondersteuning wordt geleverd zoals de prijs. Ook ligt op hun pad maatregelen te treffen indien het patiëntbelang niet wordt gediend.
In dat verband heeft de gemeente Eindhoven over de berichtgeving waarnaar u verwijst mij laten weten dat zij momenteel haar reguliere jaarlijkse analyse uitvoert van de jaarrekeningen van partijen waarmee ze een inkooprelatie heeft. De gemeente heeft ook toegelicht dat zij zal ingrijpen indien uit de analyse naar voren zou komen dat zaken naar haar oordeel niet in de haak zijn. De analyse van de gemeente is nog niet gereed en daarom vindt zij het nog te vroeg om conclusies te trekken.
In de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) die betrekking heeft op Zvw- en Wlz-zorg, is winstuitkering door zorgaanbieders in beginsel verboden. Artikel 5, tweede lid, van de WTZi bepaalt dat aan instellingen met een winstoogmerk slechts een toelating kan worden verleend indien die instelling behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie. Het toezicht op de naleving van het verbod op winstoogmerk is neergelegd bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Indien een overtreding van een WTZi-toegelaten instelling wordt geconstateerd, kan worden ingegrepen.
Gelet op het bovenstaande acht ik het niet nodig zelf nader onderzoek te doen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als winstuitkering in de zorg niet ten goede komt aan zorg zelf, zeker als er vaak tekorten zijn op gemeentelijke budgetten wat betreft het Sociaal Domein? Zo nee, waarom niet?
Ik vind primair van belang dat kwalitatief goede zorg en ondersteuning wordt geboden aan mensen die daarop zijn aangewezen. Winstuitkering vormt een vergoeding voor het verschaffen van (risicodragend) kapitaal, waarmee een instelling financieringsmogelijkheden krijgt om bijvoorbeeld te investeren in de kwaliteit van zorg en ondersteuning. De beoordeling of winstuitkering daadwerkelijk de zorg en ondersteuning ten goede komt en dus in de praktijk wenselijk is, behoort tot de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf en de partijen die de zorg inkopen zoals gemeenten. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van plan om gemeenten beter te faciliteren om hun controlerende taak wat betreft het controleren van zorgcontracten en de daadwerkelijk geleverde zorg uit te voeren? Zo nee, hoe bent u van plan deze taak anders op te pakken?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de voorwaarden van de contracten die zij afsluiten met aanbieders van diensten in het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Het is aan gemeenten om ter zake regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit.
Gemeenten worden door het Rijk ondersteund bij het opstellen van contracten. Zo legt het Besluit reële prijs2 dat 1 juni 2017 in werking is getreden, de kostprijselementen vast waar het college een reële prijs op moet baseren. Ook helpt PIANOo, het expertisecentrum aanbesteden van het Ministerie van Economische Zaken, bij de ontwikkeling van het gemeentelijke opdrachtgeverschap in het kader van het programma Sociaal Domein.
Om gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij de informatie-uitwisseling en de financiële verantwoording over de geleverde diensten, subsidieert het Ministerie van VWS samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten het programma Informatievoorziening Sociaal Domein (ISD).
Bent u bereid een boetesysteem in te stellen voor zorg-BV’s die oneigenlijk winst uitkeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vragen 2 en 3 is toegelicht, houdt de IGZ al toezicht op de naleving van de regels in de WTZi omtrent winstoogmerk. Indien een overtreding van een WTZi-toegelaten instelling wordt geconstateerd, kan worden ingegrepen. De IGZ heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen, waarmee de verplichting wordt opgelegd om de situatie voor overtreding te herstellen en om een geldsom te betalen indien herstel van de overtreding niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Ook kan overtreding van het verbod op winstoogmerk er uiteindelijk toe leiden dat op advies van de IGZ de toelating van de desbetreffende instelling wordt ingetrokken.
Bent u bereid om, nu de transitie van de zorg naar gemeenten is gerealiseerd, te onderzoeken of het geld wat naar de zorg moet gaan goed is besteed? Zo nee, waarom niet?
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015 inclusief de controle. Over de besteding van middelen in het sociaal domein vindt horizontale verantwoording plaats via de gemeenteraad. Via de rapportage sociaal domein die jaarlijks uitkomt, worden de belangrijkste aspecten van het sociaal domein samen gebracht. Naast de financiën wordt daarbij ook gekeken naar andere ontwikkelingen in het sociaal domein, zoals de vraag of mensen goede zorg en ondersteuning ontvangen, de kwaliteit van leven en de verschuivingen tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Dit blijft daarmee een belangrijke informatiedrager voor een landelijk beeld van de stand van zaken van het gedecentraliseerde domein. In november 2017 komt de tweede overall rapportage sociaal domein uit. Naast de overall rapportage sociaal domein worden de doelen van de Wmo en de Jeugdwet momenteel geëvalueerd. Gezien deze lopende trajecten en monitors acht ik een nader onderzoek niet nodig.
Een in Brunssum opgepakte Syrische terreurverdachte met een verblijfsvergunning |
|
Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe is het mogelijk dat een Syrische asielzoeker, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf, een verblijfsvergunning heeft gekregen en dus kennelijk door de screening is gekomen?1
In algemene zin geldt dat alle betrokken organisaties tijdens het gehele asielproces alert zijn op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Er wordt al geruime tijd geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om dergelijke signalen te onderkennen, maar ook toen bijvoorbeeld de screening nog niet was geïnstitutionaliseerd in het asielproces, was de IND alert op signalen die kunnen duiden op een gevaar voor de nationale veiligheid.
Dat alles neemt niet weg dat nooit geheel kan worden uitgesloten dat er ten tijde van een aanvraag geen bijzonderheden zijn of worden geconstateerd die een inwilliging van een verblijfsaanvraag in de weg staan en dat op een later moment alsnog een verdenking ontstaat.
In deze individuele casus is inmiddels gebleken, en ook door het openbaar ministerie naar buiten gebracht, dat deze man ten onrechte in verband is gebracht met een terroristisch misdrijf.
Hoeveel andere asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten? Realiseert u zich dat u de samenleving ernstig in gevaar brengt met het open grenzen-beleid?
Het OM registreert niet op verblijfstatus. Zoals ook in de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, geldt in zijn algemeenheid dat partners in de Vreemdelingenketen alert zijn op signalen van jihadisten in de asielinstroom. Zij geven signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid altijd door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig worden maatregelen getroffen.
Waarom gaat u willens en wetens door met het importeren van gevaar, wetende dat IS-terroristen met de asielstroom naar Europa komen?
De vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist.
Het kabinet wil bescherming bieden aan mensen die in Nederland asiel vragen en van wie de IND vaststelt dat ze die bescherming ook daadwerkelijk nodig hebben. Veel van de personen die in Nederland bescherming vragen en krijgen zijn juist slachtoffers van IS-barbarisme die daarvoor zijn gevlucht. Dat neemt niet weg dat ik de asielinstroom nauwgezet volg en alert ben op opvallende wijzigingen. In dit verband wil ik tevens wijzen op de vele maatregelen die door dit kabinet, al dan niet in EU-verband zijn genomen, die hebben geleid tot een lagere instroom alsmede op de maatregelen die misbruik van de asielprocedure tegengaan.
Hoewel de Nederlandse overheid alert is op de risico’s en asielzoekers screent, kan ik niet de garantie geven dat de Nederlandse asielprocedure nooit misbruikt kan worden door (potentiële) terroristen.
Bent u bereid (deze) Syrische terrorist(en) na een hopelijk lange straf direct uit te zetten naar het land van herkomst? Zo nee, waarom wilt u de Nederlandse samenleving blijvend met gewelddadige jihadisten opzadelen?
Wanneer een persoon onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een terroristisch misdrijf, of wanneer de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, beziet de IND of er vreemdelingrechtelijke of nationaliteitsrechtelijke acties ondernomen kunnen worden.
Hierbij kan worden gedacht aan het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken.
Wanneer sluit u de grenzen niet voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Elke dag.
Het bericht ‘Rijksdienst: 'Maak van niet te redden monumenten ruïnes' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Rijksdienst: «Maak van niet te redden monumenten ruïnes»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bepaald cultureel erfgoed al lijkt op te geven door met aanbevelingen te komen over het behouden van ruïnes van monumenten en beeldbepalende panden in het aardbevingsgebied?
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft, in het kader van het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021 van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), een extern onderzoeksbureau de opdracht gegeven een afwegingskader te maken dat gemeenten kan helpen met de versterkingsopgave voor monumentale gebouwen. Dit kader is op dit moment nog niet afgerond, maar richt zich juist op behoud van en zorgvuldige omgang met monumenten bij de versterkingsopgave. Er is geen sprake van dat de RCE daarbij de aanbeveling zal doen om monumenten als ruïne te behouden.
Vindt u het ook onverteerbaar dat cultureel erfgoed als «niet meer te behouden» wordt gezien? Vindt u ook dat dit niet past bij het doel in het Meerjarenprogramma om het Groningse erfgoed, de landschappelijke kwaliteit en de gebiedsidentiteit te behouden?
De inzet van de NCG en van de RCE is om al het mogelijke te doen om het erfgoed te behouden. Niettemin kan het in een enkel geval zo zijn dat een monument zodanig beschadigd is of door versterking zodanig aangetast zou worden dat behoud van het monument niet mogelijk is. De eigenaar en de gemeente besluiten vervolgens wat er met het monument gebeurt.
Kunt u inschatten hoeveel gebouwen als «niet meer te behouden» worden gezien?
Op dit moment hebben wij nog niet voldoende gegevens beschikbaar om hier een betrouwbare uitspraak over te kunnen doen.
Wat doet u er aan om het proces om Gronings erfgoed te redden, te versnellen aangezien uit het advies van de RCE blijkt dat de urgentie en de risico’s hoog zijn?
Zoals de Minister van Economische Zaken in zijn antwoorden op recente vragen van het lid Dik-Faber over het Gronings erfgoed heeft aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2150), wordt door de twaalf gemeenten in het aardbevingsgebied, de provincie, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de RCE en de NCG gewerkt aan een gezamenlijk erfgoedprogramma. Van hieruit worden in programmatisch verband concrete acties uitgevoerd die zijn gericht op een toekomstbestendig Gronings erfgoed bij schadeherstel en versterking. Wij streven ernaar het erfgoedprogramma voor het einde van het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden.
Kunt u toezeggen dat, ook voor het cultureel erfgoed dat buiten de contourenkaart ligt, er alles aan gedaan zal worden om dit te behouden?
Zie antwoord vraag 5.
In een eerdere beantwoording van vragen heeft u toegezegd met lokale organisaties in gesprek te gaan; heeft u al geïnventariseerd wat de reactie van de betrokken organisaties op de aanbevelingen van de RCE? Zo ja, wat doet u met hun inbreng?2
De RCE geeft aan dat bij de totstandkoming van het concept afwegingskader diverse organisaties, eigenaars en bewoners van monumenten betrokken zijn geweest. De NCG en de RCE zullen de voorgestelde werkwijze gezamenlijk uitwerken en toetsen in de praktijk, in samenwerking met de gemeenten en eigenaren. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Het bericht dat de ombouw naar gasloze woningen al snel € 60.000 per woning kost |
|
Alexander Kops (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hengstdal als eerste oude Nijmeegse wijk gasloos»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de ombouw naar gasloze woningen maar liefst € 60.000 per woning kost (exclusief verwijdering van gasleidingen en vernieuwing van transformatorhuisjes)?
Vorig jaar heeft het kabinet de Energieagenda uitgebracht. Daarin schetst het kabinet een perspectief hoe de energietransitie vorm moet krijgen richting 2030 en 2050. In de gebouwde omgeving wordt ingezet op vergaande reductie van de warmtevraag door energiebesparing en sterke vermindering van aardgasgebruik via stimuleren en inpassen van CO2-arm opgewekte elektriciteit en warmte.
Nijmegen is onderdeel van de Green Deal Gasvrije wijken waarin gemeenten samenwerken om ervaring op te doen met de opgave om de meeste wijken in de komende dertig jaar af te koppelen van het aardgas. In het kader van de green deal onderzoekt Nijmegen wat nodig is om een complexe wijk als Hengstdal CO2-arm te maken. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Nijmegen om met burgers en bedrijven dit verder uit te werken en te bezien welke kosten acceptabel zijn.
Welke bijkomende kosten voor aanpassing van de infrastructuur verwacht u?
Het elektriciteitsnet zal verzwaard moet worden voor de geplande warmtepompen. Hier staat tegenover dat de keuze voor Hengstdal erop is gebaseerd dat juist hier over ongeveer tien jaar de noodzakelijke vervanging van de oude gasinfrastructuur vermeden kan worden. De hierbij behorende kosten worden dus ook vermeden in de aanpassing van de infrastructuur.
Kunt u cijfermatig onderbouwd uiteenzetten hoe en op welke termijn het ombouwen naar gasloze woningen rendabel zou moeten kunnen worden?
De transitie naar een CO2-arme energievoorziening is een complexe opgave en zal grote inspanning vergen van burgers, bedrijven en overheden. Door te sturen op CO2-reductie kan de meest optimale en kosteneffectieve mix van energiebesparing, hernieuwbare energie en andere CO2-arme opties in de markt tot stand komen. Maatregelen gericht op energiebesparing zullen zorgen voor een structureel lagere energierekening voor de bewoners. Door de opschaling die de komende jaren nodig is zullen de prijzen voor energiebesparende maatregelen naar verwachting gaan dalen. Het is op dit moment niet mogelijk om te voorspellen wanneer het ombouwen naar gasloze wijken rendabel is.
Hoe gaat u voorkomen dat deze absurd hoge kosten uiteindelijk op de bewoners worden afgewenteld?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre belemmeren deze kosten het bouwen van nieuwe woningen? Deelt u de mening dat woningcorporaties dit geld beter kunnen besteden aan de uitbreiding van de woningvoorraad en/of de verlaging van de huren? Zo nee, waarom niet?
In de Woningwet is het realiseren van een energiezuinige sociale huurwoningvoorraad opgenomen als één van de volkshuisvestelijke prioriteiten, naast andere prioriteiten als betaalbaarheid en beschikbaarheid, het huisvesten van urgente doelgroepen en wonen met zorg. Deze thema’s zijn benoemd in samenwerking met huurdersorganisaties, gemeenten en woningcorporaties. De verduurzaming van de woningvoorraad is daarbij niet alleen een doel op zich, maar draagt ook bij aan andere prioriteiten door energielasten voor de huurder te beperken, het wooncomfort te verhogen en door ervoor te zorgen dat ook in de toekomst een geschikte woningvoorraad van voldoende omvang beschikbaar is voor de doelgroep.
Het kabinet hecht sterk aan de afspraken die zijn gemaakt over energiebesparingen in de corporatiesector. Zoals toegezegd zal ik de Tweede Kamer op zeer korte termijn informeren over opties om woningcorporaties een labelverplichting op te leggen, gericht op het behalen van de afgesproken energiebesparing uit het Energieakkoord (Kamerstuk 29 453, nr.447). Het is aan een volgend kabinet om hier definitieve keuzes in te maken.
De confiscaties door Turkse overheid van Aramese kerken en kerkbezittingen |
|
Sadet Karabulut , Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Raymond de Roon (PVV), Lammert van Raan (PvdD), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Turkse overheid een decreet heeft uitgevaardigd waarmee meer dan 50 kerken en kloosters in eigendom komen van het Turkse ministerie voor godsdienstzaken (Diyanet)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het hier inderdaad gaat om confiscatie van Aramese kerken en bezittingen?
Formeel is er sprake van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling binnen de provincie Mardin. Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie. Het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken Diyanet heeft op 23 juni jl. berichten ontkend dat sommige eigendommen aan deze instantie zijn overgedragen. Op 5 juli jl. bevestigde de grootstedelijke gemeente Mardin dat deze eigendommen niet aan Diyanet zijn overgedragen. Het effect van de bestuurlijke herindeling is wel dat een aantal eigendommen die al meer dan duizend jaar in gebruik zijn bij de Aramese gemeenschap nu eigendom zijn geworden van de Turkse staat.
Wat is de rechtvaardiging die de Turkse overheid hiervoor geeft?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u deze jongste maatregel gericht tegen deze christelijke minderheid?
De ambassade in Ankara onderhoudt over deze zorgelijke kwestie nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Nederland zal de rechten van religieuze minderheden in Turkije bij de autoriteiten blijven aankaarten. Samen met een aantal andere EU-ambassades zal de situatie van de christelijke minderheden ter plekke zo spoedig mogelijk door middel van een veldbezoek verder worden onderzocht.
Bent u bereid hierover opheldering te vragen bij de Turkse overheid? Bent u tevens bereid uw Europese collega’s op te roepen tot een gezamenlijke krachtige stellingname hiertegen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat het risico op een mazelen uitbraak toeneemt door een dalende vaccinatiegraad |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het risico op een mazelen uitbraak fors is toegenomen doordat de vaccinatiegraad is gezakt tot onder de 95%?1 2
In mijn brief heb ik vanwege mijn verantwoordelijkheid voor het Rijksvaccinatieprogramma als geheel de Kamer geïnformeerd over de lichte daling van de vaccinatiegraad voor het derde opeenvolgende jaar. De grootste zorg waar het RIVM op wijst is de aanhoudende daling van de vaccinatiegraad in zijn algemeenheid. Dat is ook de reden dat ik de vaccinatiegraadgegevens dit jaar actief onder de aandacht van de Kamer heb gebracht, waar eerdere jaren werd volstaan met RIVM-berichtgeving.
De 95% voor beide BMR-vaccinaties (op de leeftijd van 14 maanden en 9 jaar) is een doelstelling van de WHO4 om te komen tot een wereldwijde eliminatie van mazelen. Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd. Het niet voldoen aan de norm van 95% voor de BMR-vaccinatie is in de brief niet vermeld omdat het risico op een mazelenuitbraak niet gekoppeld is aan die 95%. Daarbij komt dat de conclusie dat de vaccinatiegraad voor mazelen zodanig is gezakt dat de groepsimmuniteit mogelijk in gevaar is, niet juist is.
Voor een uitbraak van infectieziekten gelden geen harde normen, meer factoren spelen een rol. Belangrijke graadmeter is de mate van besmettelijkheid (hoeveel personen worden ziek in de omgeving van de patiënt) en het niveau van bescherming dat nodig is om verspreiding te voorkomen. Ook is van belang of de ongevaccineerden elkaar vaak ontmoeten («clusteren») zoals bij de bevindelijk gereformeerde vaccinatieweigeraars het geval is. Hoe besmettelijker, hoe hoger de vaccinatiegraad moet zijn om een grote uitbraak te voorkomen.
De 95%-norm van de WHO voor wereldwijde eliminatie wordt in Nederland voor zowel de eerste BMR-vaccinatie (93,8%) als de tweede BMR-vaccinatie (90,9%) niet gehaald. In het vaccinatiegraadrapport van vorig jaar5 (verslagjaar 2015) zakte de vaccinatiegraad voor de eerste BMR-vaccinatie met 94,8% voor het eerst net onder de 95%.6 De tweede BMR-vaccinatie (90,9%) heeft sinds deze werd gemeten (vanaf geboortecohort 1995, verslagjaar 2004) altijd tussen de 90% en 93% geschommeld.7
Waarom heeft u in uw brief aan de Kamer verzuimd te melden dat de vaccinatiegraad voor mazelen zodanig is gezakt dat de groepsimmuniteit mogelijk in gevaar is?3
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat enkel een onderzoek naar de daling van de vaccinatiegraad nu niet volstaat en dat een snellere interventie nodig is?
Het RIVM geeft aan dat als de dalende trend de komende jaren doorzet mogelijk het risico op een grote uitbraak van mazelen ontstaat. Op dit moment is echter niet duidelijk wat de oorzaak is van de daling. Het is daarom belangrijk hiernaar onderzoek te doen. Indien zicht bestaat op de oorzaak kunnen gepaste maatregelen worden genomen.
Daarnaast wijs ik er op dat dit onderzoek niet wordt afgewacht. In juli 2017 gaat de geaccrediteerde e-learning «Achtergronden van het Rijksvaccinatieprogramma» van het RIVM online. De e-learning is een verdiepende scholing voor professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Verder vindt nog dit jaar een actualisatie en modernisering van informatie over vaccinaties plaats op de website van het RIVM en vindt er onderzoek plaats naar mogelijke belemmeringen in de toegankelijkheid van de jeugdgezondheidszorg. Uitkomsten hiervan worden eind dit jaar verwacht.
Daarbij heb ik er voor gezorgd dat vanaf 1 januari 2018 meer ruimte is in de consulten van de jeugdgezondheidszorg om het gesprek over vaccinaties te voeren.
Ook blijft het RIVM de vaccinatiegraad nauwgezet monitoren en worden de internationale ontwikkelingen gevolgd.
Wat bent u voornemens te doen om de huidige vaccinatiegraad van 93,8% weer op een acceptabel niveau van ten minste 95% te krijgen? Kunt u dit toelichten?
Voor een overzicht van de acties die ik in gang heb gezet verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3. Ik merk echter op dat de vaccinatiegraad potentieel door veel factoren kan worden beïnvloed. De vaccinatiebereidheid van mensen speelt hierbij een belangrijke rol. Deze wordt beïnvloed door bijvoorbeeld communicatie/media, de angst voor ziekten en bijwerkingen en de sociale omgeving. Ik hoop met het aangekondigde sociaal wetenschappelijk onderzoek hier meer zicht op te krijgen. Op basis van deze uitkomsten kunnen we onze acties inzetten.
Deelt u de mening dat het zeer belangrijk is om foutieve informatie over bijwerkingen van vaccinaties de wereld uit te helpen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat hier meer bekendheid aan wordt gegeven?
Ja, ik deel deze mening. Het RIVM is hier zeer alert op en zorgt zo nodig onmiddellijk voor de juiste onafhankelijke wetenschappelijke informatie. Zo is bijvoorbeeld na de uitzending vorig najaar van Zorg.nu over een vermeend verband tussen HPV-vaccinatie en chronische vermoeidheid een bericht verstuurd naar alle uitvoerders van het Rijksvaccinatieprogramma en is correcte informatie op de website van het RIVM geplaatst. Inspelen op de actualiteit is een onderdeel van het actualiseren en moderniseren van de website van het Rijksvaccinatieprogramma die gepland is komend half jaar.
Klopt het dat de jeugdgezondheidszorg pas per 1 januari 2018 meer tijd krijgt om ouders te voorlichten over vaccineren? Waarom kiest u er niet voor deze maatregel per direct in te voeren?4
Ja. Betrokken partijen (VNG, ActiZ, GGD GHOR Nederland en het RIVM) bereiden nu voor hoe de extra middelen worden ingezet, zodat in de consulten van de jeugdgezondheidszorg meer aandacht besteed kan worden aan het gesprek over vaccinaties.
De datum van 1 januari 2018 hangt samen met de wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met onder meer het Rijksvaccinatieprogramma9. Met dit wetsvoorstel worden gemeenten verantwoordelijk voor een deel van de uitvoering van het RVP. De beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel was lange tijd 1 januari 2018. Met het oog op een zorgvuldige implementatie is besloten deze datum een jaar op te schuiven naar 1 januari 2019. In overleg met genoemde partijen is besloten dat de extra financiële middelen die nodig zijn om in de consulten van de jeugdgezondheidszorg meer aandacht te kunnen besteden aan het gesprek over vaccinaties wel per 1 januari 2018 beschikbaar komen.
Kunt u aangeven hoeveel er de afgelopen jaren is bezuinigd op de jeugdgezondheidszorg?
De uitvoering van de jeugdgezondheidszorg is op grond van de Wet publieke gezondheid een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Financiering vindt plaats vanuit het gemeentefonds. Vanuit het rijk hebben geen bezuinigingen plaatsgevonden op de jeugdgezondheidszorg.
Wat is het effect van de bezuinigingen geweest op de toegankelijkheid van de jeugdgezondheidszorg?
Zie antwoord vraag 7.
Welke rol ziet u weggelegd voor het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in de voorlichting over vaccinaties?
Het RIVM heeft hierbij een zeer belangrijke rol. Het RIVM is verantwoordelijk voor de landelijke regie en coördinatie van het rijksvaccinatieprogramma. Vanuit die verantwoordelijkheid zorgt het RIVM voor landelijk uniform en wetenschappelijk verantwoord voorlichtingsmateriaal. Dit gebeurt zowel digitaal via de website als door middel van folders.
Wat is er terecht gekomen van de twee miljoen, die u vorig jaar beschikbaar heeft gesteld om de voorlichting over vaccinaties te verbeteren? Waar is dit geld naar toe gegaan, wat waren de doelstellingen en zijn deze doelstellingen bereikt?5
Vanaf 1 januari 2018 is structureel circa 2 miljoen euro extra beschikbaar. Dit naar aanleiding van een kostprijsonderzoek11 dat is uitgevoerd in het kader van de wijziging van de Wet publieke gezondheid (zie ook het antwoord op vraag 6). Uit dit onderzoek volgt dat extra tijd nodig is om in de consulten van de jeugdgezondheidszorg meer aandacht te kunnen besteden aan het gesprek over vaccinaties en meer tijd nodig is voor groepsvaccinaties.
Waarom is de digitale bijscholingscursus over vaccinaties van het RIVM, die in april van start zou gaan, tot op heden nog niet beschikbaar?6
Dit heeft te maken met de accreditatieprocedure die noodzakelijk is voor cursussen en opleidingen van artsen en verpleegkundigen. Deze procedure heeft langer geduurd dan vooraf was voorzien. Recent is bekend geworden dat de e-learning in de week van 10 juli 2017 online zal gaan.
Zijn er eerder al onderzoeken gedaan naar de oorzaken van de dalende vaccinatiegraad?
Ja, toen vorig jaar voor het tweede jaar op rij sprake was van een licht dalende vaccinatiegraad is door het RIVM onderzocht of er eenvoudige verklaringen te vinden waren, zoals administratieve veranderingen, toename van asielzoekers of geografische verschillen. Hierin is geen verklaring gevonden.
De vaccinatiegraad in Nederland is jarenlang stabiel geweest, wel waren er kleine schommelingen, maar van een meerjarige langzaam dalende trend op landelijk niveau was eerder geen sprake.
Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar het vertrouwen in het vaccinatieprogramma (zie vaccinatiegraadrapport van het RIVM13), daarin werd een stabiel groot vertrouwen van ouders in het Rijksvaccinatieprogramma waargenomen. De HPV vaccinatie daalt, na jarenlange toename, dit jaar voor het eerst. In het sociaal wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaken van de daling van de vaccinatiegraad wordt dit meegenomen (zie ook de antwoorden op de vragen 3 en 4).
Een schip dat in de nabijheid van marineschepen is geëxplodeerd voor de kust van Somalië |
|
Gabriëlle Popken (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over een geëxplodeerd schip voor de kust van Somalië?1 2
Het kabinet kan de berichtgeving niet bevestigen. De berichten over een mogelijk incident op 26 juni jl. betroffen zeer waarschijnlijk geen marineschip. Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft EUNAVFOR Atalanta het Italiaanse fregat Espero, dat zich ten tijde van het gemelde incident op een afstand van ongeveer 40 zeemijl van de positie van de melding bevond, de opdracht gegeven op onderzoek uit te gaan maar dit fregat heeft ter plaatse geen bijzonderheden waargenomen.
Zowel de initiële incidentmelding als de daaropvolgende acties van EUNAVFOR Atalanta geven geen aanleiding om verder onderzoek te verrichten. Het Nederlandse marineschip, dat dit najaar in EUNAVFOR Atalanta wordt ingezet, treft de gebruikelijke beschermingsmaatregelen.
Klopt het getuigenverslag dat het een marineschip betreft en twee andere marineschepen vrijwel direct hulp boden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat, zoals EUNAVFOR bericht, bij het incident geen marineschepen van EU-lidstaten betrokken zijn geweest?3
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u nagaan van welke landen de marineschepen in kwestie dan wél waren en wat zij daar op dat moment deden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om exact te achterhalen wat de explosie en het zinken van het schip heeft veroorzaakt, aangezien Nederland dit najaar een marineschip die kant op stuurt?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat Italië weer wordt overspoeld met migranten |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen strobreed in de weg. Libische kust zo lek als een mandje» waarin wordt gesteld dat er in twee dagen tijd ruim 13.500 migranten via Libië Italië binnenkwamen?1
Ja
Klopt het dat alleen de laatste twee dagen al 13.500 migranten Italië hebben bereikt? Zo ja, bent u het dan met de heer Tusk eens dat niets heeft geholpen om de stroom migranten te stoppen? Realiseert u zich dat deze stormloop op Europa het resultaat is van het wanbeleid om iedereen actief naar Europa te brengen?
Gegevens van de Europese Commissie bevestigen dat in de laatste week van juni ruim 12.000 migranten in Italië zijn aangekomen. Het aantal aankomsten wisselt echter sterk, mede afhankelijk van de weersomstandigheden. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar is sprake van een zeer lichte stijging van ongeveer 1%. Tot en met 30 juli jl. zijn in 2017 circa 94.800 migranten in Italië aangekomen. Tot op heden blijft de eerder verwachte grote toename van het aantal aankomsten uit.
Dat een onverminderd aantal migranten hun levens blijven wagen door gebruik te maken van de cynische diensten van mensensmokkelaars is evident en onacceptabel. Het kabinet is dan ook verheugd met het actieplan dat de Europese Commissie op 4 juli presenteerde met aanvullende acties om de druk op de Centraal-Mediterrane route te verlichten. Het ingezette beleid zal verder worden geïntensiveerd en er zal voortgebouwd worden op de reeds behaalde resultaten. Zoals ook weer door recente berichtgeving is bevestigd2, is een recordaantal migranten vanuit Libië en andere transitlanden langs de route zoals Niger vrijwillig teruggekeerd naar hun landen van herkomst. Ook is de Libische Kustwacht steeds beter in staat om de eigen territoriale wateren te controleren en wordt mede daardoor voorkomen dat nog meer migranten in levensbedreigende situaties op zee komen. Dit verklaart ook deels waarom het aantal aankomsten t.o.v. vorig jaar relatief gelijk loopt en bevestigt het belang om deze aanpak voort te zetten.
Hoeveel van de migranten die Italië hebben bereikt, reizen uiteindelijk door naar de overige EU-landen?
Migranten worden in Italië middels de hotspotaanpak geregistreerd en opgevangen, waarna men een asielaanvraag kan doen. Indien de asielzoeker in aanmerking komt voor herplaatsing, kan deze worden overgebracht naar een andere EU lidstaat. Indien de asielaanvraag wordt afgewezen of daar geen sprake van is, is terugkeer aan de orde. Italië heeft meerdere maatregelen getroffen, waaronder een intensivering van grenscontroles, om te voorkomen dat migranten onrechtmatig doorreizen naar andere EU lidstaten en daar asiel aanvragen. Indien dat onverhoopt toch gebeurt, worden zij in beginsel op basis van de Dublinverordening teruggestuurd naar Italië.
In het Actieplan van 4 juli jl. dringt de Commissie er bij Italië op aan om reeds aangekondigde maatregelen versneld door te voeren. Deze maatregelen zijn er vooral op gericht om de terugkeerinspanningen te vergroten. Expliciet wordt Italië opgeroepen om het aantal locaties waar de hotspotaanpak wordt toegepast te vergroten, de opvang- en detentiecapaciteit significant uit te breiden en maatregelen te introduceren die de detentietermijn verlengen en de asielprocedures, inclusief de bezwaarprocedures, te verkorten. De Commissie stelt hiervoor per direct € 35 miljoen ter beschikking.
Tijdens de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook gesproken over de ondersteuning aan Italië om een effectief migratiebeleid te voeren. De lidstaten hebben daarvoor hun steun uitgesproken. Het is duidelijk dat het merendeel van de migranten die aankomen in Italië geen zicht op legaal verblijf in de EU heeft. Het verbeteren van terugkeer is dan ook noodzakelijk om de situatie in Italië beheersbaar te kunnen houden.
Klopt het dat migranten steeds dichter bij de Libische kust worden opgepikt? Zo ja, op welke afstand van de Libische kust kunnen de migranten overstappen op de pendeldienst naar Italië?
Uitgangspunt is dat buitenlandse schepen niet zonder toestemming de territoriale wateren van een kuststaat betreden. Volgens het zeerecht is deze afstand maximaal twaalf zeemijl (ruim 22 kilometer) uit de kust. Uit onder andere informatie van Frontex en de Italiaanse Kustwacht3, blijkt dat schepen van hulporganisaties de afgelopen jaren steeds dichter bij deze grens zijn gaan varen.
Kunt u aangeven hoe dit gebied zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat meer dan een derde van de migranten door non gouvernementele organisaties (ngo's) worden opgepikt en vervolgens naar EU-havens worden gebracht? Zo ja, welke ngo’s zijn dat?
Naast de Europese missies EUNAVFOR MED Sophia en Frontex-operatie Triton, zijn verschillende non-gouvernementele organisaties in het Middellandse Zeegebied actief. Onder coördinatie van de Italiaanse autoriteiten nemen zij, naast de genoemde operaties en koopvaardijschepen, deel aan reddingsacties en nemen zij drenkelingen aan boord. Het gaat om zowel non-gouvernementele organisaties als Médecins Sans Frontières, Save the Children, Sea Watch, SOS Mediterranee, Sea Eye, Jugend Rettet en anderen als particuliere initiatieven zoals MOAS. Volgens verschillende schattingen worden ca. 40% van de migranten die in Italië aankomen via de Centraal Middellandse Zeeroute door ngo’s aan wal gebracht.
Kunt u garanderen dat deze ngo’s op geen enkele wijze direct of indirect Nederlands belastinggeld ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.4
Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. Deze organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren. Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties.
Hoeveel (vracht)schepen die onder Nederlandse vlag varen zijn betrokken bij deze vorm van mensensmokkel? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen schepen onder Nederlandse vlag meer fungeren als pendeldienst voor bootmigranten?
Het is het kabinet bekend dat verschillende koopvaardijschepen die onder de Nederlandse vlag varen op hun doorreis door het Middellandse Zeegebied, gehoor hebben gegeven aan verzoeken van de Italiaanse overheid om deel te nemen aan reddingsoperaties op zee, conform hun verplichting op grond van het geldende zeerecht. Hoeveel en welke dit precies zijn is niet bekend. Schepen zijn niet verplicht hun deelname aan reddingsoperaties die op verzoek van andere kuststaten plaatsvinden te melden bij de autoriteiten van de vlaggenstaat.
Voordat een schip in Nederland teboekgesteld kan worden, moet een aanvraag worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport voor een nationaliteitsverklaring, waarbij gegevens moeten worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de reder of eigenaar voldoet aan de vereisten voor inschrijving. Zo wordt zekerheid verschaft dat het schip bestaat en dat degene die de aanvraag voor inschrijving indient daadwerkelijk de gerechtigde is van het schip of namens de gerechtigde optreedt (identificatie van schip en eigenaar). Na inschrijving in het scheepsregister is het schip een Nederlands schip. Daarna kan de reder of eigenaar een zeebrief aanvragen waarmee wordt aangetoond dat het schip gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren. Dit geldt ook voor pleziervaartuigen.
Kortom, het enkel voeren van de Nederlandse vlag betekent nog niet dat er een vlaggenstaatrelatie ontstaat. Hiervoor is inschrijving in het scheepsregister benodigd.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Voor zover het kabinet bekend, staat op dit moment alleen ten aanzien van de «Iuventa» vast – dat wordt gebruikt door de Duitse ngo Juggend Rettet – dat dit een ngo schip is dat onder de Nederlands vlag vaart tussen Libië en Italië. Dit schip is onderdeel van een lopend Italiaans strafrechtelijk onderzoek.
Welke rol speelt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in dit geheel? Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er naar deze organisatie?
IOM richt zich op het bevorderen van waardige, ordelijke en veilige manieren van migratie en op het bestrijden van irreguliere migratie. IOM beschikt over operationele capaciteit om transit- en herkomstlanden te ondersteunen bij het versterken van hun migratiemanagement en om de bescherming van vluchtelingen en kwetsbare migranten te verbeteren. Daarnaast levert IOM een belangrijke bijdrage aan het ondersteunen van landen op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers en irreguliere migranten in hun landen van herkomst. Voor 2017 is een Nederlandse bijdrage van EUR 22 miljoen aan IOM-programma’s voorzien. Hiermee wordt een breed scala aan activiteiten ondersteund, zoals de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers en irreguliere migranten uit Nederland, de inzet van diaspora voor ontwikkeling in hun land van oorsprong, de terugkeer en herintegratie van gestrande migranten vanuit Libië en Marokko en dataverzameling over migratiestromen in Oost- en Noord-Afrika.
Deelt u de mening van het IOM dat «With 244 million people on the move, migration is inevitable, necessary, and desirable»? Zo ja, hoe staat dit in verhouding tot het doel om de migratiestroom een halt toe te roepen? Zo nee, wanneer zet u de financiering van deze organisatie stop?
De uitspraak van IOM verwijst naar reguliere migratie. Verreweg het grootste deel van de migratie in de wereld is regulier. De huidige migratieproblematiek in Nederland en Europa hangt vooral samen met illegale en irreguliere migratiestromen, die plaatsvinden buiten de geldende regelgeving om. Het kabinet spant zich in om irreguliere migratie tegen te gaan, de grondoorzaken van migratie te adresseren, en migratiestromen richting Europa beheersbaar te houden. IOM levert hieraan een zichtbare bijdrage. Het kabinet ziet derhalve geen reden om de financiering van deze organisatie stop te zetten
Waarom blijft u vasthouden aan de falende EU-grensbewaking in plaats van dat u onze eigen nationale grenzen sluit voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor bepaalde groepen mensen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. De Grondwet staat discriminatie niet toe. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
Een toename van meldingen over verwarde huurders |
|
Sandra Beckerman |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de toename van het aantal meldingen over verwarde huurders bij woningcorporaties in Noord-Holland?1
Ik heb kennisgenomen van de inventarisatie die NH Nieuws uitvoerde onder vijf woningcorporaties in Noord-Holland naar meldingen van overlast door verwarde huurders. Volgens NH Nieuws geven medewerkers van vier van de vijf geraadpleegde woningcorporaties aan een stijging te zien in het aantal telefonische meldingen over verwarde buren. Het verschil in aantallen meldingen die enkele woningcorporaties in Noord-Holland ontvangen en woningcorporatie Ymere kan verschillende redenen hebben en is daarom niet eenduidig vast te stellen.
De problematiek rond personen met verward gedrag staat op het netvlies van het kabinet. Over de aanpak van deze problematiek en de rol van het Schakelteam «Personen met Verward Gedrag» ga ik in bij mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u toelichten waarom drie van vier woningcorporaties in Noord-Holland een toename zien van zowel het aantal meldingen als het aantal verwarde huurders, en de grootste woningcorporatie Ymere niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom zijn er geen concrete cijfers voor en over woningcorporaties beschikbaar, terwijl de politie die cijfers wel heeft en aangeeft dat er 14% meer meldingen waren in 2016 dan het jaar daarvoor? Bent u bereid het aantal (meldingen over) verwarde huurders in kaart te brengen?2
De politie registreert het aantal incidenten waarbij personen met verward gedrag zijn betrokken onder de code «E33». Bij de betekenis van de door de politie gerapporteerde stijging van het aantal registraties van incidenten zijn enkele nuanceringen op zijn plaats. Een stijging in het aantal geregistreerde incidenten betekent niet dat daadwerkelijk sprake is van een toename van het aantal personen met verward gedrag. Zo kan eenzelfde persoon zorgen voor meerdere registraties. Ook spelen registratie-effecten mogelijk een rol: zijn er daadwerkelijk meer incidenten of registreert de politie vaker?
De politie registreert bij incidenten niet of betrokken personen huurder dan wel eigenaar-bewoner van hun woning zijn. Aedes, vereniging van woningcorporaties, enquêteerde eind 2015 woningcorporaties over meldingen over huurders met verward gedrag die overlast geven. Deze corporatiemonitor leverde het beeld op dat een deel van de corporaties een toename van het aantal huurders met verward gedrag ervaart. Aedes geeft aan deze zomer de enquête onder de woningcorporaties te herhalen.
Bent u met de woningcorporaties, de politiechef en de voorzitter van het Schakelteam Mensen Met Verward Gedrag van mening dat de decentralisatie van de zorg en bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg belangrijke oorzaken zijn van problemen met verwarde huurders? Zo nee, waarom niet?
Door de decentralisatie in de zorg is de verantwoordelijkheid voor ondersteuning van mensen die al dan niet verward zijn in één hand komen te liggen. Ik verwacht daarom dat de decentralisatie van de zorg naar gemeenten juist kan bijdragen aan de oplossing voor de problematiek van mensen met verward gedrag. De gemeente kan de regie voeren op alle leefdomeinen en daardoor de kans op problemen met verwarde huurders en andere inwoners verkleinen.
Daarnaast is er niet bezuinigd op de curatieve geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Elk jaar wordt er meer geld beschikbaar gesteld. Wel worden de financiële middelen die beschikbaar zijn gesteld voor dit deel van de zorg, niet volledig benut door zorgverzekeraars en aanbieders.
Bovendien kan ook niet gesteld worden dat psychiatrische patiënten tot dusver in meerderheid in intramurale instellingen verbleven en nu in grote getale uitstromen. Tot in 2012 was er sprake van en stijging van het aantal mensen dat in een GGZ-instelling woont (verblijfsvoorziening of beschermd wonen); de stijging in de E33-registraties van de politie was toen al in volle gang. Pas sinds 2013 is de groei van het aantal verblijfsplaatsen gestopt en gekeerd. Het aantal kortdurende opnameplaatsen (tot één jaar) daalt al iets langer, tussen 2011 en 2014 met circa 6% per jaar. Daarbij worden nog steeds ongeveer evenveel mensen opgenomen als voorheen; pas in 2014 daalt dit aantal licht. Mensen worden wel iets korter opgenomen, en soms ook iets vaker.
Dat neemt niet weg dat het van belang is dat de zorg voor mensen die aangewezen zijn op ambulante GGZ -zorg, deze tijdig beschikbaar en voldoende intensief van karakter is. Het is nodig dat hier verbetering in optreedt. Mijn ambtsgenoot van VWS heeft recent samen met betrokken partijen afspraken gemaakt over het aanpakken van wachttijden en het investeren in de opbouw van ambulante zorg. Over deze afspraken is uw Kamer op 13 juli 2017 geïnformeerd3.
Kunt u garanderen dat er in elke gemeente in ons land een sluitende aanpak tussen gemeenten, politie, GGZ-instellingen en maatschappelijke organisaties is om de oorzaken en overlast voor omwonenden te minimaliseren, waar de motie Bashir3 toe oproept? Zo nee, waarom niet?
In 2016 is het Schakelteam «Personen met Verward Gedrag» (in navolging van het Aanjaagteam Verwarde Personen) aangesteld om ervoor te zorgen dat overal in Nederland een goed werkende aanpak komt voor mensen met verward gedrag.
De verantwoordelijkheid voor het realiseren van een sluitende aanpak ligt bij alle betrokken ketenpartners, zowel lokaal als regionaal, onder regie van de gemeente. In het land wordt hard gewerkt aan deze aanpak, langs de lijnen van de negen bouwstenen van het Aanjaagteam. Het Schakelteam faciliteert partijen hierbij en monitort de voortgang zodat tijdig kan worden bijgestuurd als er op onderdelen extra actie of versnelling nodig is. De inzet van het Schakelteam is dat elke gemeente en regio voor 1 oktober 2018 een goed werkende aanpak voor mensen met verward gedrag heeft.
Welke andere maatregelen neemt het kabinet om verwarde huurders te voorkomen of te helpen en de overlast voor omwonenden te verminderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Corporaties en verhuurders hebben een taak om het woongenot van huurders te bewaken en zetten daarom veelal in op het voorkomen van overlast. Samenwerking op het lokale niveau tussen gemeenten, corporaties en zorgaanbieders en politie is hierbij van groot belang. In een eerdere brief5 aan uw Kamer is uiteengezet hoe het Rijk hier de lokale partijen bij ondersteunt. Recent is het bestuurlijk instrumentarium voor de aanpak van ernstige woonoverlast uitgebreid met de Wet Aanpak Woonoverlast en de uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp).
Verhuurders kunnen aansluiting zoeken bij het maken van een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag zoals beoogd door het Schakelteam, zodat aan huurders met verward gedrag snel de juiste hulp kan worden geboden en overlast voorkomen dan wel beperkt kan worden. In het ultieme geval kunnen verhuurders (via de rechter) ontbinding van de huur overwegen waarna in overleg met zorg/welzijn kan worden gezocht naar alternatieven.
Het bericht “Milieuactivisten maken voor tienduizenden euro’s schade” |
|
Roy van Aalst (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieuactivisten maken voor tienduizenden euro’s schade» en wat vindt u ervan dat de politie dit heeft toegestaan?1
Ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u aangeven of de actiegroep Code Rood op enigerlei wijze financiële ondersteuning vanuit de overheid krijgt en, zo ja, bent u dan bereid om hun anbi-status in te trekken?
Voor zover bekend heeft Code Rood niet de status van een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Ik verwijs naar onderstaande internetlink van de belastingdienst2.
Klopt het dat de politie er vooraf van op de hoogte was dat ecoterroristen van Code Rood zich als onbevoegden op een bedrijventerrein zouden begeven om de bedrijfsvoering te hinderen dan wel stil te leggen? Zo ja waarom heeft de politie dit toegestaan?
De burgemeester is verantwoordelijk voor de aansturing van de politie ten aanzien van de openbare orde in zijn of haar gemeente. Specifieke vragen over het genoemde voorval in Amsterdam zouden dan ook moeten worden gesteld aan het lokale gezag. De burgemeester van Amsterdam heeft mij desgevraagd van de volgende informatie voorzien: de politie was op de hoogte dat de actiegroep Code Rood mogelijk een actie zou uitvoeren bij één of meerdere van de vele bedrijven gevestigd in het Amsterdamse havengebied, dat omvangrijk is. De politie wist niet op voorhand tegen welk bedrijf of bedrijven een actie gericht zou zijn en op welk moment een actie precies zou plaatsvinden. Met bedrijven is vooraf overleg gevoerd en de bedrijven zijn daarbij geadviseerd om ook zelfstandig maatregelen te nemen.
Bij de start van de actie kon de politie niet direct optreden gezien het grote aantal actievoerders (circa 300 personen) dat een industrieel bedrijventerrein betrad. Nadat de actievoerders het bedrijventerrein betraden heeft de politie in eerste instantie samen met het bedrijf en vertegenwoordigers van de actievoerders een afspraak gemaakt over op welk moment de actievoerders het bedrijventerrein weer zouden verlaten. Toen een deel van de actievoerders deze afspraak niet na leek te komen, heeft de politie de-escalerend en gefaseerd opgetreden en heeft de actie beëindigd.
Waarom heeft de politie niet ingegrepen op het moment dat ecoterroristen van Code Rood de ketting van het hek van het bedrijventerrein doorknipten en zich dus schuldig maakten aan huisvredebreuk?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom slechts 5 van de 300 inbrekende ecoterroristen van Code Rood zijn opgepakt en in hoeverre er nog actie ondernomen wordt om meer inbrekers te arresteren?
Er zijn in totaal dertien verdachten aangehouden op het bedrijventerrein. Het betreft twee groepen, één van vijf en één van acht verdachten. De groep van vijf wordt – naast huisvredebreuk – verdacht van het plegen van openlijk geweld en het plegen van vernieling tezamen en in vereniging. De groep van acht wordt – eveneens naast huisvredebreuk – verdacht van het plegen van openlijk geweld en het plegen van mishandeling. Alle verdachten hebben een dagvaarding ontvangen voor een behandeling van hun strafzaken. Op dit moment zijn er geen concrete opsporingsindicaties ten aanzien van andere verdachten.
Kunt u aangeven of en op welke wijze de schade van zo’n 50.000 euro verhaald gaat worden op de daders en welke straffen de daders ten laste worden gelegd?
Aangevers kunnen zich voegen als benadeelde partij, waarbij de rechter een vordering ontvankelijk of niet-ontvankelijk kan verklaren en bij een ontvankelijkheid de vordering geheel of ten dele kan toewijzen. Een andere optie is om de schade te verhalen via civielrechtelijke weg. Voor wat betreft het antwoord op de vraag over de feiten die de verdachten ten laste worden gelegd, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5. Voor wat betreft het antwoord op de vraag welke straffen zullen worden opgelegd; het is aan de rechter om te bepalen welke straf passend en geboden is.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat zeven jaar geleden het kabinetsbeleid nog was dat je inbrekers een paar ferme tikken mocht geven en dat nu zelfs de politie urenlang toekijkt hoe er bij een bedrijf wordt ingebroken?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Gelden er voor klimaatactivisten soms andere regels en wetten? Zo nee, waarom worden die dan niet gehandhaafd?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat ziekenhuizen getroffen zijn door ransomware-aanvallen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Ransomware treft zeker 15 ziekenhuizen»?1
Ransomware aanvallen komen voor in alle sectoren. Ik vind het zorgelijk dat ook zorginstellingen worden getroffen door ransomware aanvallen. Patiënten moeten er op kunnen vertrouwen dat de bescherming van hun medische informatie is gewaarborgd.
Ik blijf me samen met de sector inspannen om aanvallen of andere manieren om de ICT systemen in de zorg te ontregelen te voorkomen, of als ze zich toch voordoen de schade zo veel mogelijk te beperken. (zie ook het antwoord op vraag 6).
Hoeveel en welke gegevens zijn hierdoor verloren gegaan?
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft mij laten weten dat zij sinds 1 januari 2014 vijf meldingen hebben geregistreerd van ransomware op infrastructuur van een ziekenhuis. Er is niet bekend of er losgeld is betaald. Evenmin is bekend of er bestanden onherstelbaar verloren zijn gegaan. Ook Z-CERT (Computer Emergency Response Team voor de zorg) heeft geen informatie over eventueel losgeld of verloren informatie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft geen meldingen ontvangen van situaties met ransomware.
Is er losgeld betaald aan criminelen? Zo ja, hoeveel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel ziekenhuizen werken nog met verouderde medische apparatuur of verouderde besturingssystemen?
Ziekenhuizen zijn in eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de beveiliging van medische apparatuur. Ziekenhuizen moeten passende maatregelen nemen op het gebied van informatiebeveiliging, dit geldt ook voor apparaten die nog niet zijn afgeschreven met verouderde software. De eisen voor informatiebeveiliging van ziekenhuizen zijn te vinden in de NEN-normen. Ook moeten ziekenhuizen voldoen aan het convenant veilige toepassing van medische technologie in de medisch specialistische zorg.
Wie is er verantwoordelijk voor de beveiliging van medische apparatuur, de ziekenhuizen of de leveranciers?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Nederlandse ziekenhuizen niet langer kwetsbaar zijn voor gijzelsoftware?
Naar aanleiding van de wereldwijde ransomware aanval van 12 mei jl. heb ik 19 mei jl. een brief gestuurd naar de leden van het Informatieberaad Zorg waarin ik verzoek om adequate maatregelen te treffen en aandacht heb gevraagd voor informatiebeveiliging. Ik ga er vanuit dat zorginstellingen de noodzakelijke prioriteit geven aan dit onderwerp.
Samen met de sector heb ik de afgelopen periode diverse initiatieven genomen om de beveiliging van systemen te versterken:
Met brancheorganisaties in de medisch-specialistische zorg en geestelijke gezondheidszorg heb ik een «Actieplan (informatie)beveiliging patiëntgegevens» opgesteld dat 20 juni jl. naar de Tweede Kamer is verzonden2. In het Informatieberaad van 26 juni 2017 is aangekondigd dat ik dit actieplan wil uitbreiden tot het hele zorgveld. Activiteiten uit het plan moeten leiden tot een structurele verbeteringen in de dagelijkse werkpraktijk bij ziekenhuizen op het gebied van privacybescherming en informatiebeveiliging.
Om weerbaarder te zijn voor informatiebeveiligingsincidenten en de mogelijke gevolgen te beperken is begin dit jaar de sectorale CERT (Computer Emergency Response Team) voor de zorg opgericht, de stichting Z-CERT. De Z-CERT is een voorziening die bij cyberincidenten snel in actie te komt, om detectie te versnellen en kennisdeling over informatie-beveiligingsincidenten te vergroten. Hiermee wordt de impact van dergelijke incidenten beperkt. Ik ondersteun dit initiatief met een opstartsubsidie.
Daarnaast heeft het NCSC een samenwerkingsverband ontwikkeld in de vorm van een sector Information Sharing and Analysis Centre (ISAC). Een ISAC is een publiek-private sectoraal samenwerkingsverband, waarbinnen op tactisch niveau deelnemers van de zorgsector, waaronder ziekenhuizen om de sector als geheel weerbaarder te maken tegen cyber incidenten. Door het delen van (incident) informatie en het opbouwen van een netwerk kunnen ziekenhuizen hun eigen informatiebeveiliging verbeteren.
Het bericht dat juffen en meesters die staakten een uur minder loon krijgen |
|
Peter Kwint |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat het niet door de beugel kan dat de stichting Kans en Kleur in Wijchen en omgeving een uur op het loon inhoudt van leraren die meededen aan de actie van het PO-front en dus het eerste uur geen lesgaven, Kunt u uw antwoord toelichten?1
Inmiddels is duidelijk geworden dat na overleg tussen de stichting Kans en Kleur en de vakorganisaties AOB en CNV het loon wordt doorbetaald.
Zijn er ook andere schoolbesturen die naar aanleiding van deze actie van het PO-front waarbij basisschoolleraren het eerste uur geen lesgaven, besloten hebben om een uur op hun loon in te houden? Zo ja, om hoeveel scholen gaat het? Bent u bereid deze schoolbesturen daarop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Uit navraag bij de PO-Raad is naar voren gekomen dat er geen andere schoolbesturen zijn die een uur op het loon inhouden vanwege de actie.
Beschermde identiteit voor teruggekeerde Zweedse jihadisten |
|
Raymond de Roon (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt de berichtgeving dat teruggekeerde Zweedse jihadisten een beschermde identiteit krijgen om hun «reïntegratie in de samenleving te bevorderen»?1 Hoeveel personen betreft dit?
Nee, deze berichtgeving klopt niet. Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat de Zweedse overheid geen beleid voert waarbij Zweedse uitreizigers bij terugkeer een nieuwe identiteit krijgen. In algemene zin geldt dat een Zweedse burger die bedreigd wordt, aan de overheid kan verzoeken om afscherming van de privégegevens. De politie beoordeelt of de bedreiging dusdanig is dat afscherming van privégegevens gerechtvaardigd is. Privégegevens kunnen vervolgens worden afgeschermd van in Zweden openbare registers, waardoor buitenstaanders geen toegang meer hebben tot privégegevens zoals adres, telefoonnummer, of kenteken van de auto. Aan de identiteit verandert dit echter niets, en aan de gegevens in de overheidsadministratie evenmin.
Kunnen deze Zweedse jihadisten met hun nieuwe identiteit ongehinderd door de EU en dus ook door Nederland reizen? Kunnen zij zich in Nederland vestigen?
Aangezien de berichtgeving niet juist is, zijn antwoorden op deze vragen niet van toepassing.
Zijn de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten op de hoogte van deze nieuwe identiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u verhinderen dat deze jihadisten voet op Nederlandse bodem of op Nederlandse lucht- en scheepvaartuigen zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in staat om de bewegingen van deze jihadisten in Europa te volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het blootstellen van Nederland aan terugkerende jihadisten – al of niet voorzien van een nieuwe identiteit – een krankzinnig idee is?
Personen met de Nederlandse nationaliteit kunnen terugkeren naar Nederland. Indien uitreizigers/Syriëgangers terugkeren worden zij bij terugkeer aangehouden voor verhoor en indien mogelijk strafrechtelijk vervolgd. Daarnaast wordt in een multidisciplinair casusoverleg een inschatting van de dreiging gemaakt en een individueel plan van aanpak met toepasselijke interventies opgesteld. Er kunnen zwaarwegende redenen zijn dat legale terugkeer naar Nederland en het Schengengebied moet worden voorkomen. In die gevallen kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid Nederlanderschap van uitreizigers met een dubbele nationaliteit in te trekken in het belang van de nationale veiligheid.
Hoe gaat u Nederland beschermen tegen deze jihadisten?
Zie antwoord vraag 2.
Het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) en de programmatische aanpak asbestdaken |
|
Jaco Geurts (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven welke problemen er ten aanzien van stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid de afgelopen vier jaar zijn geweest met het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS), waarnaar ook gevraagd werd bij het verslag over het inmiddels in de Tweede Kamer aangenomen voorstel tot Wijziging van de Wet milieubeheer en van de Woningwet in verband met het invoeren van het landelijk asbestvolgsysteem en enige andere wijzigingen van de Wet milieubeheer (Kamerstuk 34 679, nr. 4)?
In overleg met de betrokken branches is ervoor gekozen om het LAVS in gebruik te nemen en tegelijkertijd verder te ontwikkelen, waarbij op het moment van verplichtstelling de essentiële toepassingen van het systeem gerealiseerd waren en goed functioneerden. In de afgelopen jaren zijn er tijdens de ontwikkeling van het LAVS diverse incidenten geweest die betrekking hadden op fouten in de functionaliteit van het LAVS (bijvoorbeeld onjuiste doorverwijzingen), hetgeen bij de ontwikkeling van een ICT-systeem niet ongebruikelijk is. Het LAVS wordt met iedere aanpassing uitgebreid getest door IT-experts en gebruikerstestpanels, maar desondanks kunnen bij gebruik in de praktijk onvoorziene gebreken blijken.
Onmiddellijk na de verplichtstelling (maart 2017) zijn er problemen ten aanzien van stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid geconstateerd. Dit had te maken met de enorme toename in gebruik. Inmiddels worden 500 tot 600 projecten per dag in het LAVS ingevoerd. Van tevoren is nooit precies in te schatten hoe een systeem reageert bij een forse toename in gebruik en is het lastig daarop te anticiperen. In overleg met de gebruikers worden problemen besproken en zo snel mogelijk geadresseerd.
Kunt u toelichten of er na de verplichtstelling van het LAVS nog meer storingen optraden en het systeem traag was en wat daarvan de oorzaak is?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen en toelichten of met de extra servercapaciteit, waaraan u refereert in de nota naar aanleiding van het in de vorige vraag genoemde verslag (Kamerstuk 34 679, nr. 6), de stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid substantieel zullen verbeteren?
De extra servercapaciteit heeft inmiddels de toegankelijkheid en stabiliteit verbeterd, maar de snelheid van het systeem heeft extra aandacht. De beheerder onderzoekt in samenwerking met de leveranciers de mogelijkheden om de snelheid van het LAVS op een hoger niveau te brengen.
Kunt u aangeven hoe vaak de gebruikersoverleggen waaraan u refereert in die nota naar aanleiding van het verslag plaatshebben en wie daarvoor uitgenodigd worden? Wordt in deze overleggen gesproken over oplossingen om de stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid te verbeteren?
In onder meer de gebruikersoverleggen wordt gesproken over maatregelen om snelheid, toegankelijkheid en stabiliteit te verbeteren. Dit jaar hebben er reeds afzonderlijke gebruikersoverleggen plaatsgevonden met softwareleveranciers, LAVS-gebruikers (asbestinventarisatie- en saneringsbedrijven en eindinspectie-instellingen), en toezichthouders. Afgesproken is deze afzonderlijke gebruikersoverleggen drie keer per jaar te laten plaatsvinden. Daarnaast is er een regiegroep ingesteld met de branchevertegenwoordigers van de asbestsector (inventarisatie-, saneringsbedrijven en eindinspectie-instellingen), Aedes, vertegenwoordigers van opdrachtgevers uit de industrie (VIA), de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de beheerder. Dit overleg vindt regelmatig plaats en is bedoeld om knelpunten en nieuwe ontwikkelingen te bespreken.
Bent u op de hoogte van de klachten van gebruikers over de lay-out en de zoekfunctie van het LAVS? Bent u bereid om dit samen met gebruikers te verbeteren?
Het betreft hier aanvullende wensen van gebruikers. Deze wensen worden in de gebruikersoverleggen verder uitgewerkt, geprioriteerd en mogelijk in een volgende release van het LAVS geïmplementeerd.
Bent u ervan op de hoogte dat nu om de paar minuten ingelogd moet worden met e-herkenning in het LAVS? Is het mogelijk deze tijdspanne te verlengen?
Ik herken het geschetste beeld niet. In mijn eerdere beantwoording1 heb ik reeds aangeven dat voor een nieuwe invoer opnieuw moet worden ingelogd als de gebruiker het LAVS heeft afgesloten of als het LAVS door inactiviteit (half uur) niet is gebruikt. Dit zijn eisen vanuit beveiliging en om ongeautoriseerde toegang te voorkomen.
Is het mogelijk het inventarisatiegedeelte van het LAVS inzichtelijk te maken voor handhavende instanties in verband met gerichtere controle en betere communicatie bij gevallen waar wel asbest is geïnventariseerd maar sanering nog niet is gestart?
Het LAVS zorgt ervoor dat betrokken toezichthouders worden geïnformeerd. Hiertoe behoort ook de Certificerende Instelling (CI) die controleert op de naleving van het certificatieschema asbestinventarisatie. Een CI krijgt automatisch een melding vanuit het LAVS wanneer een asbestinventarisatiebedrijf een startmelding doet om een inventarisatie van het asbest uit te voeren. Daarmee kan de CI gericht controleren op de eisen die zijn gesteld aan afgifte en behoud van een certificaat. Andere handhavende instanties krijgen een melding zodra een saneerder in het LAVS aangeeft te zullen starten met een sanering. Het LAVS volgt de vigerende wet- en regelgeving.
Bent u op de hoogte van de gebrekkige communicatie tussen de helpdesk en de beheerders van het LAVS? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren?
Het geschetste beeld van gebrekkige communicatie en onvoldoende expertise bij de helpdesk herken ik niet. Het beheer en de gebruikersondersteuning is in handen van één organisatie, Rijkswaterstaat. Er is derhalve geen sprake van structureel gebrekkige communicatie tussen beheerder en helpdesk. Er is ook expertise nodig van ICT-leveranciers bij het beantwoorden van sommige vragen. Waar dit problemen opleverde, zijn inmiddels verbeteringen doorgevoerd.
Herkent u zich erin dat de helpdesk niet genoeg expertise in huis heeft om specifieke problemen met betrekking tot het LAVS accuraat op te lossen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u op de hoogte van de klacht dat eenmaal ingevoerde gegevens, zoals stortbonnen, nauwelijks meer te wijzigen zijn? Is hier iets aan te doen?
Nadat gegevens zijn ingevoerd, gecontroleerd en geaccordeerd is wijziging niet meer mogelijk, juist om fraude te voorkomen. De stortbon is het bewijs van afgevoerde hoeveelheden asbestafval en dient ter controle dat de gesaneerde hoeveelheid asbest correct is afgevoerd. Het is derhalve illegaal om bijvoorbeeld stortbonnen of andere geüploade documenten achteraf te wijzigen.
Is het mogelijk dat het LAVS automatisch de juiste instantie op de hoogte brengt bij wijzigingen in de ingevoerde gegevens?
Een bestaande startmelding kan niet worden gewijzigd. Als een wijziging in de startmelding toch nodig is, dan moet een nieuwe startmelding worden aangemaakt die wederom automatisch wordt doorgestuurd naar toezichthoudende instanties. Voor de overige gevallen verwijs ik naar mijn beantwoording bij vraag 10.
Is het mogelijk dat handhavende instanties op de hoogte blijven van wanneer welke storting is gedaan?
Op het moment dat een saneringsproject is afgerond, wordt vanuit het LAVS een eindmelding naar het bevoegd gezag gestuurd. Het asbestsaneringsbedrijf voert vervolgens het geleidebiljet en/of de weegbon van de stortplaats in het LAVS in. Het bevoegd gezag heeft een inkijkfunctie in het LAVS en kan daarmee kennisnemen van de afgevoerde asbesthoeveelheden en afvoerbestemming.
In hoeverre is er in het LAVS de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen bedrijven (met één Kamer van Koophandelnummer) met meerdere vestigingen?
Die mogelijkheid bestaat. Gebruikers kunnen voor ondersteuning voor het gebruik van deze mogelijkheid contact opnemen met de helpdesk.
In hoeverre is er in het LAVS de mogelijkheid om wat betreft de verwijderingsopdracht onderscheid te maken tussen asbesthoudende producten die wel gesaneerd zullen worden, en producten die niet gesaneerd gaan worden?
In het LAVS worden alle geïnventariseerde asbestbronnen ingevoerd. Op het moment dat wordt overgegaan tot verwijdering moeten de te verwijderen bronnen in het LAVS worden aangegeven. Daarmee is duidelijk welke bronnen op dat moment worden gesaneerd en welke vooralsnog niet.
Aangezien de huidige gebruikshandleiding van het LAVS vrij lang is en daardoor niet goed te lezen, is het mogelijk een handzamere introductie te maken?
Er zijn voor de verschillende doelgroepen aparte gebruikershandleidingen beschikbaar waarin stapsgewijs aan de hand van screenshots wordt uitgelegd hoe het LAVS gebruikt moet worden. De handleiding is als naslagwerk aanvullend op de aangeboden trainingen en daarom uitputtend en gedetailleerd. Het is niet bedoeld als introductie van het LAVS. De website biedt per doelgroep wel een introductie van het LAVS. Daarnaast worden er trainingen gegeven en zijn er filmpjes beschikbaar. In het in antwoord 4 genoemde gebruikersoverleg kunnen aanvullende wensen met betrekking tot ondersteuning worden besproken.
Bent u bekend met het aparte traject voor binnen- en buitensanering van asbest (waar zich asbesthoudende beplating onder de asbesthoudende golfplaten bevindt, wat voorkomt bij agrarische gebouwen) waar volgens de regels eerst binnen- en daarna pas buiten gesaneerd kan worden?
Elke asbestsanering is anders en is afhankelijk van de situatie ter plekke, hetgeen vraagt om maatwerk bij de inrichting en organisatie van het werk. In de regelgeving en de certificatieschema’s voor het veilig verwijderen van asbest zijn geen regels opgenomen die voorschrijven dat eerst binnen en daarna pas buiten gesaneerd moet worden. Wel moet conform het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) bij het uitvoeren van de werkzaamheden de concentratie van asbestvezels in de lucht zo laag mogelijk onder de grenswaarden worden gehouden en moet verspreiding van asbeststof worden voorkomen. Dat betekent dat degene die het asbest verwijdert deugdelijke maatregelen moet treffen en de werkmethode daarop moet inrichten. Hierbij hoort het volgen van de arbeidshygiënische strategie door het treffen van bronmaatregelen.
Klopt het dat lekkages tussen deze binnen- en buitensanering nagenoeg niet te voorkomen zijn?
Dat is op voorhand niet te zeggen. Het beheersen van vezelverspreiding bij asbestverwijdering is onder meer afhankelijk van de situatie ter plaatse, zoals de inrichting en de staat van het bouwwerk.
Welke redenen zijn er om binnen- en buitensanering bij deze agrarische gebouwen niet toe te staan en wegen die op tegen de voordelen van eenvoudigere, snellere en goedkopere sanering van asbest?
Saneringsmethoden die bijdragen aan een eenvoudigere, snellere en goedkopere sanering zijn niet bij voorbaat uitgesloten. Binnen- en buitensaneringen zijn toegestaan. Wel moet het werk gezond en veilig worden uitgevoerd en voldoen aan de regels. Het gelijktijdig uitvoeren van een binnen- en buitensanering van agrarische gebouwen is niet verboden. Het deugdelijk inrichten van een goed werkplan en bijbehorende werkmethoden is de verantwoordelijkheid van de professionele, gecertificeerde asbestverwijderaar.
Kunt u aangeven hoe u invulling heeft gegeven aan uw toezegging van februari 2015 om werk te maken van optimalisatie en het voorkomen van twee verschillende saneringstrajecten gedaan tijdens het Algemeen overleg Externe veiligheid over het mogelijk maken van asbestsanering in één werk (Kamerstuk 25 834, nr. 105)?
In de brief van 23 februari 20162 is aangegeven dat bezien wordt welke mogelijkheden er zijn om het saneringsproces te optimaliseren. In de programmatische aanpak asbestdaken is een aantal knelpunten in de uitvoering benoemd, waaronder het optimaliseren van de uitvoering van binnen- en buitensaneringen. In overleg met betrokken partijen is een handleiding opgesteld ten behoeve van de uitvoering van binnen- en buitensaneringen. Deze handleiding ligt ter beoordeling voor bij betrokken instanties.
Waarom is hiervan in de overleggen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met de asbestverwijderingsbranche en sinds december 2016 in het kader van de Programmatische Aanpak Aasbestdaken nog steeds geen werk gemaakt, zoals blijkt uit de brief Stand van zaken asbestdakensanering en Versnellingsaanpak van 22 juni 2017 (bijlage bij Kamerstuk 28 089, nr. 47)?
In het antwoord op vraag 19 geef ik aan wat er is gedaan aan deze toezegging. De toezegging wordt niet separaat benoemd in de stand van zaken versnellingsaanpak omdat deze toezegging nog niet afgerond is.
Bent u bereid om, net als de uitzondering die mogelijk was in het kader van de aanpak na de hagelschade in zuidoost Brabant, vlot werk te gaan maken van sanering in één werk? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord bij vraag 18 en 19. Wanneer bedoeld wordt het verwijderen van het asbestdak en het plaatsen van een nieuw dak als één werk, dan is dat al toegestaan en gebeurt dat al. Wanneer gedoeld wordt op het gelijktijdig uitvoeren van een binnensanering en een buitensanering als één werk, dan is dat ook niet verboden mits wordt voldaan aan het Arbobesluit. Hierin wordt voorgeschreven dat de concentratie van asbestvezels in de lucht zo laag mogelijk onder de grenswaarden moet worden gehouden.
Bent u bereid om er op korte termijn voor te zorgen dat het mogelijk wordt om deze gevallen van asbesthoudende platen onder het asbestdak te mogen inventariseren en te mogen saneren als zijnde één buitensanering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Het bericht “AFM waarschuwt voor cryptocurrencies als bitcoins en ethers” |
|
Renske Leijten , Maarten Hijink |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over de «cryptokoorts»?1 2
Ja.
Deelt u de mening van de AFM dat de ontwikkelingen rond virtuele munten vergelijkbaar zijn met de internetzeepbel? Wat zouden de gevolgen zijn in Nederland van een eventuele crash, en in hoeverre wordt daarop geanticipeerd door de Nederlandsche Bank (DNB) en de AFM?3 4
De huidige ontwikkeling van virtuele valuta wordt gekenmerkt door een combinatie van snel stijgende koersen en het verschijnen van relatief veel nieuwe virtuele munten. Deze combinatie van kenmerken deed zich ook voor t.a.v. internetbedrijven ten tijde van de internetzeepbel.
De huidige populariteit van bitcoins kan gedeeltelijk worden verklaard door de huidige lage-rente-omgeving en de daarmee samenhangende «search for yield» onder spaarders en beleggers.
Er bestaan op dit moment meer dan duizend verschillende virtuele valuta5 en wekelijks komen er meerdere bij6. De recente flinke koersstijgingen van bijvoorbeeld Bitcoin7 en Ether8 trekken speculanten aan die hierin investeren in de verwachting dat koersen zullen blijven stijgen. Door toenemende investeringen blijft de koers stijgen, wat nieuwe geïnteresseerden trekt die voor een verdere stijging van de vraag en daarmee de koers leiden. De koersen van virtuele valuta kunnen even snel dalen als stijgen, vanwege het feit dat er aan de prijs van virtuele valuta niet of nauwelijks reële variabelen ten grondslag liggen.
Vanwege de anonimiteit van virtuele valuta is het onmogelijk om exact te bepalen hoeveel transacties er in Nederland plaats vinden met virtuele valuta. Het wereldwijde gebruik van virtuele valuta is kleinschalig.9 Omdat virtuele valuta niet of nauwelijks zijn gekoppeld aan de reële economie bestaan er geen of zeer beperkte spillover effecten. Dit is ook door de president van de Europese Centrale Bank (ECB), dhr. Draghi, op 17 juli 2017 gesteld in zijn brief aan het Europees parlement.10 Een potentiële crash van virtuele valuta vormt op dit moment derhalve geen systeemrisico in Nederland. De maatschappelijke gevolgen van een eventuele crash van één of meerdere virtuele valuta zullen in Nederland beperkt zijn. De recente sterke koersdaling van Bitcoin en Ether in juni 2017, waarbij beide virtuele valuta in enkele dagen 20% minder waard werden, had dan ook geen gevolgen voor de reguliere geldmarkten. De gevolgen van een forse koersdaling zullen wel voelbaar zijn voor houders van virtuele valuta, aangezien zij de waarde van hun inleg in de desbetreffende valuta zullen zien dalen.
Bent u het met de AFM eens dat het de vraag is of beleggers in voldoende mate op de hoogte zijn van het product waarin ze investeren, en van de daaraan verbonden risico’s? Zo ja, wiens verantwoordelijkheid is het volgens u om beleggers voldoende te informeren over de risico’s, en ziet u daarbij een rol weggelegd voor financiële instellingen of de overheid?5
Zoals ik in Kamerbrieven heb aangegeven is de aankoop van virtuele valuta een investering waar risico’s aan kleven.12 De verantwoordelijkheid voor het aankopen en het gebruiken van virtuele valuta ligt in beginsel bij de houder van virtuele valuta zelf. Er is voor beleggers adequate informatie te vinden over de risico’s die het aanhouden van virtuele valuta met zich meebrengt. De toezichthouders AFM en DNB communiceren hier regelmatig over via diverse kanalen richting potentiële investeerders en financiële instellingen. Zo heeft DNB reeds in december 2013 gewaarschuwd voor mogelijke risico’s voor investeerders in bitcoins.13 Hierbij is de hoge volatiliteit van bitcoins benadrukt en het feit dat DNB geen toezicht houdt op (de markt in) virtuele valuta. In juni 2014 heeft DNB financiële instellingen gewaarschuwd voor integriteitsrisico’s rondom virtuele valuta in verband met de anonimiteit en traceerbaarheid.14 De toezichthouders hebben consumenten gewaarschuwd voor de risico’s van virtuele valuta, zoals het feit dat op het aanhouden van virtuele valuta het bancaire depositogarantiestelsel niet van toepassing is, en het ontbreken van een centrale uitgever van virtuele valuta om aan te spreken in het geval van misstanden en de volatiele koers.15 Ook Europese en buitenlandse toezichthouders waarschuwen voor de risico’s die aan virtuele valuta kleven. Zo heeft de Europese Bankautoriteit (EBA) in 2014 een lijst gepubliceerd met 70 mogelijke risico’s die virtuele valuta met zich meebrengen.16
Klopt het dat de bitcoin onder geen enkel garantiestelsel of toezicht staat? Zijn er virtuele munten waarbij dit wel het geval is? In hoeverre ervaart u dit als probleem?
Virtuele valuta, waaronder de bitcoin, vallen niet onder een depositogarantiestelsel noch onder de reikwijdte van financiële toezichtwetgeving. Op dit moment zie ik daartoe ook geen aanleiding gezien de beperkte omvang van de markt in virtuele valuta, anders dan toezicht op het gebruik van virtuele valuta in het kader van witwaspraktijken en terrorismefinanciering.
Met betrekking tot toezicht op het gebruik van virtuele valuta in het kader van witwaspraktijken en terrorismefinanciering zullen in de toekomst mogelijk platforms voor het omwisselen en zogenaamde custodian wallet providers17 onder de verplichtingen van de vierde anti-witwasrichtlijn vallen en uit dien hoofde onder toezicht komen te staan. Daartoe heeft de Europese Commissie in juli 2016 een richtlijnvoorstel gepresenteerd.18 Dit richtlijnvoorstel, dat strekt tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn, zou ertoe leiden dat deze platforms en custodian wallet providers verplicht worden om cliëntenonderzoek te verrichten en om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Omdat aan virtuele valuta een hoog integriteitrisico is verbonden, is het kabinet in beginsel een voorstander van dit voorstel.19
Overigens staat de uitgifte van virtuele valuta – via een zogenaamde Initial Coin Offering (ICO) – momenteel in de belangstelling van (inter)nationale toezichthouders.20 De discussie hierover wordt door mij en toezichthouders AFM en DNB met belangstelling gevolgd. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van virtuele valuta is het wenselijk om in Europees verband hier aandacht aan te besteden. De AFM heeft dit onderwerp dan ook bij de Europese Effectenmarkttoezichthouder ESMA geagendeerd. Ten aanzien van de situatie in Nederland geldt dat wanneer de aangeboden virtuele valuta kunnen worden gekwalificeerd als een effect in de zin van de Wft, deze onder het effectentoezicht vallen. Daarmee zouden onder meer het aanbieden, bemiddelen en verhandelen van dergelijke virtuele valuta binnen het effectenrecht vallen. Het is afhankelijk van de omstandigheden en de specifieke kenmerken van een ICO wanneer hiervan sprake is. Afhankelijk van de ontwikkelingen sluit de AFM niet uit dat zij ook op nationaal niveau met een kwalificatie komt van ICO’s naar Nederlands recht, waarbij zij meer duiding kan geven onder welke omstandigheden de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) van toepassing kan zijn.
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om de bitcoin, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van rekeneenheid, onder de Wet financieel toezicht (Wft) te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een schatting geven van de totale hoeveelheid geld die met de bitcoin gemoeid is?
Het schatten van de totale hoeveelheid geld die met de bitcoin gemoeid is, of met andere virtuele valuta, is lastig vanwege de hoge waardefluctuatie. Op het moment van schrijven bestaan er wereldwijd ongeveer 16,5 miljoen bitcoins.21 De totale marktwaarde van de bitcoin fluctueerde in de afgelopen 12 maanden tussen € 8,5 miljard en € 72 miljard.22 De totale waarde van alle virtuele valuta bij elkaar wordt op het moment van schrijven geschat op ongeveer € 160 miljard, maar dit hangt sterk af van de huidige koers en verdere waardeontwikkeling van de verschillende virtuele valuta.23 Ter vergelijking, de totale waarde van alle EUR transacties is in de Europese Unie is meer dan 275.000 miljard.24
Is er zicht op de schaal van witwaspraktijen, transacties op de zwarte markt, belastingontwijking of illegale praktijken die via de bitcoin en andere virtuele munten binnen Nederland en in Europees verband plaatshebben? Zo nee, bent u bereid om inspanningen te plegen om deze praktijken in kaart te brengen?
Voor Nederland verwijs ik in de eerste plaats naar het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2017–2021, dat in opdracht van het College van procureurs-generaal door de Nationale Politie is opgesteld en op 1 juni jl. aan uw Kamer is aangeboden.25 Hierin staat – kort gezegd – dat het gebruik van virtuele valuta onder meer bij witwasonderzoeken in toenemende mate wordt gesignaleerd. Het zijn vooral bitcoins die de afgelopen jaren in beslag zijn genomen. Daarnaast wordt momenteel door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum een National Risk Assessment (NRA) uitgevoerd om de risico’s op witwassen in Nederland in kaart te brengen. Deze NRA wordt naar verwachting dit jaar afgerond.
Voorts heeft de Europese Commissie op 26 juni jl. een rapport gepubliceerd met een analyse van de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme voor de interne markt van de Europese Unie en met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten.26 Ook de risico’s die aan virtuele valuta zijn verbonden, worden hierin omschreven. Daarbij wordt vermeld dat, hoewel de mate van anonimiteit die aan virtuele valuta verbonden is een hoger risico op witwassen met zich brengt, de technologie en expertise die nodig is om virtuele valuta te gebruiken het verhoogde risico op witwassen enigszins lijkt te matigen.
Wat is volgens u de verklaring van de populariteit van de bitcoin, en bij welke groepen is de bitcoin het meest populair? Welke onderzoeken zijn er gedaan naar deze vraagstukken?
Mij is geen onderzoek bekend waarbij het gebruik van bitcoin naar groepen geanalyseerd wordt. In algemene zin kan gesteld worden dat gebruikers van de bitcoin worden aangetrokken door het innovatieve karakter van de bitcoin en investeerders door de koersontwikkeling in de afgelopen jaren. De onderliggende blockchain-technologie van de bitcoin werkt als een zogenaamd decentraal systeem waarbij de deelnemers nieuwe bitcoins maken en de transacties valideren zonder dat er een centrale autoriteit is. Hierdoor zijn alle transacties zichtbaar terwijl deelnemers zo goed als anoniem zijn. Naast het gegeven dat deze anonimiteit ook criminele gebruikers aantrekt, biedt de toepassing van blockchain-technologie op meer terreinen innovatieve mogelijkheden dan enkel de toepassing zoals we bij bitcoin zien. Er worden bijvoorbeeld ook virtuele valuta aangeboden die kunnen worden ingeruild voor specifieke diensten van de aanbieder, zogenaamde utility coins. Andere redenen voor de populariteit – hoewel mogelijk niet allemaal van toepassing op Nederland – zouden de hoge kosten van de regulier (grensoverschrijdende) betaaldienstverlening of waardeverlies van de officiële valuta kunnen zijn.
Deelt u de mening dat indien er mondiaal gekozen zou worden voor een systeem van centrale bank-coins, commerciële banken in hun huidige vorm mogelijk overbodig zouden worden gemaakt?6
Als centrale banken op een bepaald moment zouden overgaan tot het uitgeven van giraal centralebankgeld dat voor het brede publiek toegankelijk is, betekent dit niet noodzakelijk dat commerciële banken overbodig worden. Hun intermediaire functie als doorgeleider van besparingen en kredietverlening binnen de economie blijft van groot belang voor de economie en ook hun geldscheppend vermogen hoeft daarmee niet te eindigen.
Kan de bitcoin gezien worden als een vorm van schuldenvrije gelduitgifte? Waarom wel/niet?
De bitcoin kan gezien worden als schuldenvrij aangezien er geen centrale uitgevende instelling is die een schuld aanvaardt. De bitcoin is overigens geen algemeen geaccepteerd of wettig betaalmiddel en daarmee geen geld in de algemeen aanvaarde definitie van dat begrip.
Kunt u ingaan op de mogelijkheid van een schuldenvrije virtuele euro?
Een schuldenvrije virtuele euro is niet mogelijk. Virtuele euro’s zouden net als bankbiljetten een schuld van de centrale bank vertegenwoordigen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de mogelijke voordelen van de invoering van een virtuele euro en de Kamer daarover te informeren?
Ik heb naar aanleiding van een motie in de Tweede Kamer28 de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) verzocht een advies uit te brengen over de werking van het geldstelsel inclusief alle vormen van geldschepping door banken, inclusief de rol van virtueel centrale bank geld, en hierbij in ieder geval de voor- en nadelen van alternatieve systemen van geldschepping te betrekken. De WRR streeft ernaar dit onderzoek begin 2018 te publiceren.
De Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor het uitgeven van de euro. Ik zal DNB vragen om mij op de hoogte te houden van de ontwikkeling van een virtuele euro en de Kamer informeren wanneer er relevante ontwikkelingen zijn.
Kunt u de Kamer informeren over de voorlopige resultaten van het onderzoek van DNB naar de mogelijkheden van blockchain technologie en de ontwikkeling van het prototype «DNBcoin»? Welke doelen beoogt dit onderzoek?7
DNB heeft in een gecontroleerd experiment twee versies van een zogenaamde DNBcoin ontwikkeld. Deze DNBcoin circuleert alleen binnen een testomgeving binnen DNB. De eerste versie van de DNBcoin is een kloon van de Bitcoin. Bij de tweede versie is het zogenaamde «minen» uitgeschakeld zodat alle coins vooraf gecreëerd worden. Het doel van deze experimenten is het doorgronden van de onderliggende blockchain-technologie. Door eigen hands-on experimenten uit te voeren, kan DNB beter begrip krijgen over wat de techniek te bieden heeft en welke voor- en nadelen ze oplevert. Voortbordurend op deze technologieën wordt door DNB gewerkt aan een prototype van een financiëlemarktinfrastructuur om te kunnen doorgronden of er daadwerkelijk voordelen bestaan aan het gebruik van de technologie waarop bitcoin is gebaseerd, de zogenaamde distributed ledger technology(DLT).
De confiscatie van 50 kerken, kloosters en begraafplaatsen door Turkije |
|
Raymond Knops (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving over de confiscatie van 50 kerken, kloosters en begraafplaatsen door Turkije in de provincie Mardin?1
Formeel is er sprake van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling binnen de provincie Mardin. Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie. Het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken Diyanet heeft op 23 juni jl. berichten ontkend dat sommige eigendommen aan deze instantie zijn overgedragen. Op 5 juli jl. bevestigde de grootstedelijke gemeente Mardin dat deze eigendommen niet aan Diyanet zijn overgedragen. Het effect van de bestuurlijke herindeling is dat een aantal eigendommen die al meer dan duizend jaar in gebruik zijn bij de Aramese gemeenschap nu eigendom zijn geworden van de Turkse staat.
Klopt het dat de kerken, kloosters en begraafplaatsen onteigend en overgedragen zijn aan het Turkse presidium voor godsdienstzaken (Diyanet)?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Arameeërs al decennialang getroffen worden door confiscatie van bezittingen in het oostelijke deel van de provincie Mardin en dat de drieduizend Arameeërs die daar nog altijd wonen te maken hebben met ruim 300 rechtszaken die betrekking hebben op confiscatie van bezittingen?
Er is inderdaad al langere tijd sprake van rechtszaken omtrent onteigening van Aramese eigendommen in de provincie Mardin.
Deelt u de opvatting dat deze schandalige praktijken, ook in het licht van de Armeense genocide, in de meest krachtige bewoordingen veroordeeld dienen te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke diplomatieke stappen bent u bereid te zetten in reactie op deze mensenrechtenschendingen?
De ambassade in Ankara onderhoudt over deze zorgelijke kwestie nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Nederland zal de rechten van religieuze minderheden in Turkije bij de autoriteiten blijven aankaarten. Samen met een aantal andere EU-ambassades zal de situatie van de christelijke minderheden ter plekke zo spoedig mogelijk door middel van een veldbezoek verder worden onderzocht.
Heeft u bovendien begrip voor de ontgoochelde en geschokte reactie van de Conferentie van Europese Kerken (CEK) op de door de Turkse overheid georganiseerde Koranlezing in de Aya Sofia, een voormalige Byzantijnse kerk, sinds 1934 een museum dat symbool staat voor het ideaal van de godsdienstvrijheid in het moderne Turkije?2
Hoe beoordeelt u het feit dat deze lezing, waar de Turkse Minister van Religieuze Aangelegenheden Görmez bij aanwezig was, live op de Turkse staatstelevisie werd uitgezonden?
Deelt u de vrees van Griekenland dat de Turkse regering het werelderfgoed van de Aya Sofia probeert in een moskee te veranderen, uitgerekend op het moment dat de dialoog tussen de godsdiensten zo noodzakelijk is?
Bent u bereid bilateraal en multilateraal stelling te nemen tegen deze provocatie?
Bent u tevens bereid te erkennen en benoemen dat het islamitisch fundamentalisme onder de regering Erdogan een belangrijke ideologische grondoorzaak is van de toenemende repressie en christenvervolging in Turkije? Zo nee, waarom niet?
Het gaat op dit moment te ver om te stellen dat er in Turkije sprake is van systematische christenvervolging. Wel blijven de rechten en positie van christelijke minderheden een zorgpunt. De Nederlandse regering zal Turkije als lidstaat van de Raad van Europa en kandidaat-lidstaat van de Europese Unie dan ook blijven aanspreken op de internationaalrechtelijke verplichtingen die het land is aangegaan ten aanzien van de bescherming van deze minderheden.