Het bericht dat niet alle rulings worden uitgewisseld |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bericht «Belastingdienst deelt «rulings» maar nauwelijks met Europa, terwijl dat verplicht is»?1
Ja.
Klopt het dat er in de afgelopen vijf jaar 10.000 rulings zijn afgesloten met internationale bedrijven?
Transparantie is een belangrijk wapen in de strijd tegen belastingontwijking. Ik vind het belangrijk dat alle gemaakte afspraken op het gebied van transparantie door alle landen zorgvuldig worden nageleefd. Dat geldt ook voor de uitwisseling van informatie over rulings met een internationaal karakter. Dat is ook de reden dat de Belastingdienst begin dit jaar een aantal maatregelen heeft genomen om de internationale afspraken op het gebied van de uitwisseling van informatie over rulings na te komen. Ik verwijs hiervoor ook naar de brief van 11 januari 2017 en mijn recente brief van 4 december 2017.2 De suggestie die wordt gewekt, namelijk dat de Belastingdienst de intentie heeft om niet alle informatie over rulings uit te wisselen, terwijl dit wel verplicht is, is dan ook niet juist.
In beleidsbesluiten staat welke rulings door het APA/ATR-team moeten worden vastgesteld en afgegeven. Rulings die worden afgegeven door het APA/ATR-team worden centraal geregistreerd. Daarnaast zijn er rulings met een internationaal karakter die niet worden afgegeven door het APA/ATR-team in Rotterdam en niet centraal waren geregistreerd. Omdat in het verleden niet alle rulings centraal zijn geregistreerd, heeft de Belastingdienst zijn dossiers doorzocht op rulings met een internationaal karakter.
Na het doorlopen van de dossiers zijn, opgeteld bij de rulings die zijn afgegeven door het APA/ATR-team, in totaal ruim 4.000 bestaande rulings in beeld gebracht waarover informatie dient te worden uitgewisseld. De schatting van Trouw dat er over 10.000 rulings informatie moet worden uitgewisseld, correspondeert derhalve niet met de rulings die op basis van dossieronderzoek in beeld zijn gebracht.
Ik zal uw Kamer begin 2018 door middel van een brief informeren over de stand van zaken ten aanzien van de rulinguitwisseling in EU- en OESO-verband. Ik zal daarbij ook ingaan op de aantallen ontvangen en verstuurde informatie over rulings.
Klopt het dat het de intentie is slechts 4.000 rulings uit te wisselen? Zo ja, waarom worden de andere 6.000 niet uitgewisseld?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat internationale afspraken dienen te worden nagekomen? Zo ja, hoe gaat daar invulling aan worden gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de sancties voor Nederland als zij haar afspraken niet nakomt?
Het toezicht op afspraken binnen EU- en OESO-verband verschilt.
De verplichting in EU-verband om informatie over rulings uit te wisselen vloeit voort uit een Europese richtlijn.3 De Europese Commissie (hierna: EC) houdt toezicht op de implementatie van deze richtlijn. Indien lidstaten een richtlijn niet of niet op een juiste wijze implementeren, kan de EC een infractieprocedure starten om een juiste implementatie af te dwingen.
Het toezicht op naleving van de afspraken in OESO-verband vindt plaats door middel van een zogenaamd «peer review» proces. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 4 december 2017. In de praktijk blijkt het peer review proces van de OESO een effectief middel om implementatie en naleving van internationale standaarden te bevorderen. Binnen het peer review proces beoordelen landen elkaars wetgeving en uitvoering om te controleren of aan de internationale standaarden wordt voldaan. In de gepubliceerde rapporten staan specifieke aanbevelingen die overheden kunnen overnemen om beter aan de internationale standaarden te voldoen. In het recente rapport van de OESO wordt ook ingegaan op de naleving van de minimum standaard door andere landen. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd.
Op welke manier kan de Kamer en de Europese Commissie controleren of afspraken worden nagekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier gaat u de Kamer informeren over de voortgang met betrekking tot de uitwisseling van rulings?
Zie antwoord vraag 2.
Gezien Nederland er internationaal slecht op staat en er ernstige fouten blijken te zijn gemaakt bij de rulingpraktijk, bent u bereid de bestaande rulingpraktijk fundamenteel te heroverwegen?
Het geven van zekerheid vooraf over de fiscale positie van een belastingplichtige draagt bij aan de rechtszekerheid. Dit geldt voor grote, kleine, nationaal en internationaal opererende bedrijven maar ook voor particulieren. Daarnaast maakt het geven van zekerheid vooraf efficiënt en effectief toezicht door de Belastingdienst mogelijk. Ook is de mogelijkheid van zekerheid vooraf bij de Belastingdienst een belangrijke pijler van het vestigingsklimaatbeleid.
De EC heeft in 2014 aangegeven dat Nederland doorgaans werkt met een grondige beoordeling op basis van uitgebreide informatie die de belastingplichtige moet verschaffen en daarom verwacht de EC geen systematische onregelmatigheden aan te treffen bij de door Nederland afgegeven rulings.4 Ook de Algemene Rekenkamer heeft naar aanleiding van het onderzoek dat plaatsvond in 2014 op basis van de onderzochte dossiers geconcludeerd dat de beoordeling en afhandeling van verzoeken van belastingplichtigen bij de afgifte van rulings door de Belastingdienst zorgvuldig en conform de opzet heeft plaatsgevonden.5
Op dit moment lopen drie initiatieven voor onderzoeken naar de door de Nederlandse Belastingdienst afgegeven rulings:
De Europese richtlijnen tegen belastingontwijking en de aangekondigde maatregelen uit het regeerakkoord zullen impact hebben op de rulingpraktijk.
Ik vind het belangrijk dat de uitkomsten van de onderzoeken en de aanpassingen in wet- en regelgeving in samenhang wordt bezien alvorens ik eventuele conclusies trek.
Deelt u de mening dat het huidige fiscale imago schadelijk is voor de Nederlandse internationale positie, zeker nu de Duitse vicepremier Nederland erop aanspreekt, de Europese Commissie Nederland tot de orde roept en premier Rutte België excuses aan moest bieden? Voelt u zich verantwoordelijk de fiscale praktijken in Nederland weer naar een maatschappelijk acceptabel niveau te brengen?
Ik deel de mening dat het fiscale beeld dat soms wordt geschetst over Nederland niet wenselijk is. Tegelijkertijd herken ik me niet in het beeld. Nederland heeft wellicht een historie op fiscaal gebied die anders was dan een aantal andere Europese landen, maar dit is een oud beeld dat niet past bij het beleid van het vorige en het huidige kabinet met betrekking tot de strijd tegen internationale belastingontwijking. Nederland zet zich actief in om in internationaal en Europees verband belastingontwijking te bestrijden. Ik zal uw Kamer in februari 2018 in een afzonderlijke brief uitgebreider informeren over de brede kabinetsinzet bij de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en brievenbusconstructies.
Houden andere landen zich aan de afspraken?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel rulings zijn er al uitgewisseld met onze belangrijkste handelspartners? Kunt u daar een overzicht van geven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Kwetsbare gezinnen op Bonaire dupe van bezuinigingen’ |
|
Antje Diertens (D66), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Kwetsbare gezinnen op Bonaire dupe van bezuinigingen»?1
Ja.
Is het waar dat het openbaar lichaam Bonaire voornemens is de begrotingssteun aan Woningbouwstichting Fundacion Cas Bonairiano (FCB) met ruim 13% te verlagen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat door deze maatregel alle huurders van sociale huurwoningen op Bonaire worden getroffen, die op basis van hun inkomen nu al regelmatig problemen hebben met het betalen van de huur?
In het antwoord op vraag 4 van het lid Bosman (VVD) inzake de begroting van het openbaar lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1475), heb ik u op de hoogte gebracht van de inschatting die door het bestuurscollege is gemaakt.
FCB zegt per brief d.d. 11 januari 20182 onder andere het volgende over de consequenties voor kwetsbare groepen. «Met deze maatregel worden alle huurders van onze sociale huurwoningen die op basis van hun inkomen nu al regelmatig problemen hebben met het betalen van de huur geraakt. Met de huidige bijdrage van US$ 698.324 wordt voor 482 huurders de huur verlaagd. Van deze groep huurders wordt voor minimaal 217 huurders de huurprijs nog eens verder verlaagd door toepassing van de huur-inkomenstabel. De aangekondigde bezuiniging raakt deze laatste groep, de meest kwetsbare huurders met toch al de laagste inkomens. Dat betekent dat de huurders met de laagste inkomens (minimaal 217) bij handhaving van de bezuiniging gemiddeld $ 115 per maand meer aan huur gaan betalen. Het varieert van $ 2,89 tot $ 301,80.»
Afgaande op de aan mij verstrekte antwoorden van zowel het bestuurscollege als FCB, schat ik in dat het effect van deze maatregel op zijn minst zal betekenen dat ingeteerd zal worden op de reserves en investeringsruimte van FCB, indien de voorgenomen korting door FCB niet doorbelast wordt aan de huurder. Dit gaat mogelijk ten koste van zaken als renovatie, onderhoud en nieuwbouw van sociale huisvesting.
Welke consequenties heeft deze voorgenomen bezuiniging voor het plan van Woningbouwstichting FCB om de komende jaren 500 sociale huurwoningen te gaan bouwen?
Het bestuurscollege van Bonaire heeft in reactie op het ambtsbericht aangegeven dat de voorgenomen bezuiniging mogelijk leidt tot stagnatie in het plan om 500 sociale huurwoningen te bouwen3.
Woningmarktbeleid betreft een eilandelijke taak. Het is daarmee aan het openbaar lichaam om zelf prioriteiten te stellen en invulling en uitvoering te geven aan de volkshuisvestelijke opgaven. Het openbaar lichaam kan de afweging maken om geen aanvullende middelen vrij te maken voor het verhogen van de verhuurdersubsidie terwijl het plan van de uitbreiding van het woningbestand van FCB met 500 woningen aan de orde is. Dat is een beleidsmatige en bestuurlijke keuze. Als deze situatie zich voordoet zal bij nieuwbouw vermoedelijk enkel verhuurd kunnen worden aan huurders die beschikken over voldoende huishoudinkomen om de volledige niet gesubsidieerde sociale huurprijs te betalen. Dat zou kunnen betekenen dat FCB hierdoor deels zijn doelgroep voorbij schiet. De noodzaak tot voldoende sociale woningbouw is desalniettemin evident en de problematiek heb ik scherp op het netvlies. Ik kan u verzekeren dat ik met diverse betrokken partijen in gesprek ben om te bezien op welke wijze alsnog binnen afzienbare tijd een impuls kan worden gegeven aan een oplossing voor dit vraagstuk. Zo heb ik op 22 januari 2018 nog een goed en constructief gesprek gevoerd in Den Haag met onder andere FCB over deze problematiek. Evident blijft echter dat alle partijen – en dus ook het openbaar lichaam – een actieve rol zullen moeten vervullen om te kunnen komen tot een sluitende businesscase. Ook hier geldt wederom het belang van stabiel bestuur en dit lijkt mij typisch een onderwerp dat ook terug zou moeten komen in het door het bestuurscollege te ontwikkelen breed gedragen actieplan, waar ik het bestuurscollege in mijn kennismakingsreis aan Bonaire om heb verzocht.
Het bericht dat een bankenlobby een EU-voorstel om de schade van een bank-run te beperken bestrijdt |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «US banks fight EU proposal to limit damage of bank runs»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van het EU-voorstel om EU-lidstaten in staat te stellen tijdelijk de deposito’s van kwetsbare banken te bevriezen indien er een bankrun dreigt? Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van het behandeltraject van dit EU-voorstel?
In juni 2016 hebben de Europese ministers van Financiën onder het Nederlands voorzitterschap een routekaart afgesproken voor het voltooien van de bankenunie. Hierin zijn meerdere afspraken gemaakt om risico’s in het Europees bankwezen te reduceren. Onderdeel van deze afspraken is dat de Europese Commissie zou nagaan of een moratoriuminstrument zou kunnen bijdragen aan de stabilisatie van banken die in problemen komen. Het idee van een moratorium is dat de uitstroom van passiva gedurende een korte periode worden bevroren. Op dit moment onderhandelt de Raad over haar standpunt ten aanzien van een breder pakket aan Commissievoorstellen uit november 2016, waaronder ook over het moratorium.2 Nederland heeft zich hierbij positief opgesteld met betrekking tot het creëren van de mogelijkheid hiertoe. Wel dient een moratorium met grote terughoudendheid te worden ingezet.
Welk belang gaat er volgens u schuil achter de brief van de sterkste Amerikaanse bankenlobbies, waarin zij ervoor waarschuwen dat het EU-voorstel de financiële stabiliteit zou ondermijnen? Hoe oordeelt u over de argumenten van deze banken?
Een moratorium kan tijdelijke gevolgen hebben voor de tegenpartijen van een bank. In noodsituaties kan het soms echter onvermijdelijk zijn om de uitstroom van middelen tijdelijk te beperken. Daarmee kan de stabiliteit van een bank en het systeem worden gewaarborgd. Daarom ben ik van mening dat een moratorium, indien nodig, met zorgvuldigheid en onder strenge voorwaarden moet worden kunnen ingezet.
Welke landen steunen het voorgestelde moratorium en welke landen verzetten zich?
Lidstaten verschillen van mening over de reikwijdte en duur van het moratorium. Zo zijn sommige lidstaten van mening dat de reikwijdte van moratoria zoveel mogelijk moet worden ingeperkt en bijvoorbeeld deposito’s niet onder de reikwijdte zouden moeten vallen. Andere lidstaten stellen juist dat deposito’s wel onder een moratorium zouden moeten vallen, om de effectiviteit van een moratorium te vergroten. Daarnaast verschillen lidstaten van mening over de toegestane duur van het moratorium.
Deelt u de mening van Elke König, baas van de Single Resolution Board (SRB), dat het instellen van een dergelijk moratorium topprioriteit zou moeten zijn als het gaat om het stabiliseren van de bancaire sector?2 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In het artikel waar het lid Leijten naar verwijst stelt Elke König dat een moratorium de uitstroom van liquiditeit bij een bank in problemen kan helpen voorkomen. Tegelijkertijd geeft zij ook aan dat gezamenlijke regels nodig zijn om de bail-in van bepaalde typen crediteuren makkelijker te maken.4
Zoals gezegd sta ik in beginsel positief tegenover de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden passiva te kunnen bevriezen. Er is echter meer nodig dan alleen een moratorium om ervoor te zorgen dat banken in de problemen efficiënt en ordentelijk kunnen worden afgewikkeld. Daarom deel ik de mening van Elke König dat regels die bail-in van bepaalde crediteuren makkelijker maken kunnen bijdragen aan het vergroten van de stabiliteit van de bancaire sector. Daarom is het ook goed dat de Raad en het Europees parlement in oktober een akkoord zijn overeengekomen over een gemeenschappelijke aanpak van de crediteurenhiërarchie. Deze aanpak voorziet in een nieuwe laag schulden die aan de faillissementsladder van banken wordt toegevoegd, zogenoemde «niet-preferente senior schuld.» Over dit specifieke voorstel is uw Kamer eerder geïnformeerd.5 Deze nieuwe laag schuld moet er toe bijdragen dat banken beschikken over voldoende bail-inbare buffers en hierdoor beter afwikkelbaar zijn wanneer zij in problemen komen.
Daarnaast ben ik van mening dat voor een stabiele bancaire sector, banken ook in voldoende mate buffers moeten aanhouden om bail-in mogelijk te maken. Ook is van belang dat deze buffers van voldoende achtergestelde kwaliteit zijn. Daarmee wordt gewaarborgd dat banken in problemen ordelijk kunnen worden afgewikkeld, en eventuele verliezen gedragen kunnen worden door aandeelhouders en investeerders. Hiertoe heeft de Europese Bankenautoriteit in 2015 een kader voor MREL ontworpen dat vervolgens door de Europese Commissie is vastgesteld. Op basis daarvan heeft de SRB in 2016 niet-bindende doelstellingen gecommuniceerd aan enkele banken. In 2017 heeft de SRB voor het eerst MREL-eisen (minimum requirement for own funds and eligible liabilities)opgelegd aan banken. Dit raamwerk wordt nu herzien als onderdeel van het voornoemde pakket van EU-voorstellen. Hierover en over het standpunt van dit kabinet is uw Kamer recentelijk per brief geïnformeerd.6
Deelt u de mening dat de bankenlobby op mondiale schaal veel teveel macht heeft op wet- en regelgeving, zowel in de Europese Unie als daarbuiten? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, welke voorstellen bent u bereid te doen teneinde de bankenlobby aan banden te leggen?
Ik kan niet beoordelen in hoeverre banken wet- en regelgeving op mondiale schaal beïnvloeden. Wel is het van belang dat wet- en regelgeving effectief is. Daarvoor is het belangrijk te weten wat de impact hiervan op banken is. Mede daarom wordt in Nederland, maar ook binnen de EU, nieuwe wetgeving vooraf openbaar geconsulteerd. Ook banken kunnen daarop reageren.
Het Ministerie van Financiën streeft naar openheid en transparantie over haar contacten met externe partijen. Daarom is er een gedragslijn opgesteld voor medewerkers van het ministerie. Deze dient als leidraad bij het onderhouden van contacten met externe partijen. Naast een openbare consultatie, vereist de gedragslijn ook een uitgebalanceerde verdeling van betrokken partijen op het betreffende terrein. Deze gedragslijn vereist ook dat bij nieuwe wetgeving een lobbyparagraaf wordt opgenomen met een verslag van de consultatie, en inzage biedt in de belangenafweging op hoofdlijnen.7
Het bericht “Meer jonge moslims leven naar strikte islamitische regels. Dreigt segregatie?” |
|
Zihni Özdil (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de reportage «Meer jonge moslims leven naar strikte islamitische regels. Dreigt segregatie?»?1
Ja.
Herkent u het beeld uit de reportage dat steeds meer jonge Nederlandse moslims naar strikt islamitische regels (willen) leven, zoals ook bevestigd in wetenschappelijk onderzoek?2 Vindt u dat u de oproepen tot afzondering tegen «het gif van de moderne maatschappij» door orthodox-islamitische predikers bevorderlijk zijn voor de integratie en emancipatie van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond?
Uit de studie van het SCP naar «Moslims in Nederland» uit 2012 blijkt dat moslims meer aandacht besteden aan hun geloof. De tweede generatie migranten gaat bijvoorbeeld gemiddeld vaker naar de moskee dan voorheen. Ook constateert het SCP een relatief hoge mate van religiositeit bij moslims in Nederland. Binnen deze brede context van de positie van moslims in Nederland is er ook een beperkt aantal mensen die kiezen voor een zeer strikte of fundamentalistische interpretatie van de islam.
Vanuit de in Nederland geldende vrijheid van geloof houdt de overheid niet bij hoeveel jonge Nederlandse moslims naar strikt islamitische regels (willen) leven. Daar waar sprake is van niet-strafbaar, maar wel problematisch gedrag of van wetsovertredingen grijpt de overheid in.
Hoe kwalificeert u de gender-segregatie (in de reportage is te zien hoe zelfs op de Vrije Universiteit Amsterdam vrouwen achter mannen moeten zitten) tijdens bijeenkomsten waar orthodox-islamitische predikers jongeren indoctrineren? Vindt u dat patriarchale gender-segregatie niet bevorderlijk is voor de integratie van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik vind het belangrijk dat iedereen meedoet in de samenleving, ongeacht achtergrond of geloof. Ik beschouw het aanzetten van anderen tot afzijdigheid van de maatschappij dan ook als problematisch vanuit het integratieperspectief.
Wat vindt u van de indoctrinatie tegen elke vorm van muziek tijdens diezelfde bijeenkomsten? Vindt u dat in een samenleving met een publieke ruimte waar overal muziek te horen is, dit neerkomt op een oproep tot segregatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Waar het mij om gaat is dat in Nederland mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Vanuit integratieperspectief vind ik het van belang dat er sprake is van ontmoetingen en contact op basis van gelijkwaardigheid. In dit specifieke geval gaat het om een bijeenkomst op een universiteit waar zowel vrouwen als mannen aan deelnemen, maar waarbij de vrouwen achter de mannen plaatsnemen. De universiteit verbiedt seksesegregatie in ruimtes die worden gehuurd. Dit is moeilijk als vrouwen en mannen vrijwillig apart van elkaar gaan zitten. Wanneer de universiteit daar signalen over ontvangt, gaat men met de betreffende zaalhuurder in gesprek.
Bent u bereid te (laten) onderzoeken welke sociale druk de opmars van de orthodoxe c.q. salafistische islam legt op jonge Nederlandse moslims die zichzelf op een gematigde, seculiere of niet-religieuze manier willen ontwikkelen in de samenleving? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij vraag 3 genoemd biedt onze democratische en pluriforme samenleving ruimte aan een grote diversiteit van (godsdienstige) beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Mijn inziens betekent dit dat je muziek categorisch mag afkeuren in je eigen omgeving of privédomein, zolang de vrijheid van anderen in de samenleving om muziek te luisteren in de publieke ruimte maar niet wordt beperkt.
Het verdwijnen van pinautomaten en de verminderende toegankelijkheid tot contant geld |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Erkent u dat toegang tot geld een nutsvoorziening is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het van belang dat de toegang tot contant geld op orde is en blijft. De toegang tot geld, inclusief contant geld, is cruciaal voor het functioneren van de Nederlandse economie, en daarmee van belang voor iedereen in Nederland. Alle producten en diensten moeten immers worden afgerekend, contant of elektronisch, aan de toonbank, online of tussen aanbieders en afnemers onderling. Daartoe worden dagelijks miljoenen transacties gedaan en hier zijn veel stakeholders bij betrokken: van aanbieders van betaaldiensten waaronder banken, tot eindgebruikers zoals ondernemers en consumenten. Dit maakt dat toegang tot geld en de infrastructuur van het betalingsverkeer noodzakelijk en onmisbaar zijn voor iedereen in de samenleving.
Wat is uw reactie op het bericht van Geldservice Nederland (GSN) dat de pinautomaat uit het straatbeeld verdwijnt met een afname van 800 automaten in de afgelopen vijf jaar en nog eens 2000 automaten de komende jaren?1
Voor mij is de toegankelijkheid en bereikbaarheid van betaalmethoden, fysiek en elektronisch, leidend. Daarnaast moet sprake zijn van een acceptabel evenwicht tussen het bereikbaar maken van (contante) betaalmethoden voor iedereen en de kosten die hieraan verbonden zijn. Het locatiebeleid voor geldautomaten en bankkantoren is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de aanbieders zelf. Voor deze fysieke voorzieningen heb ik geen absolute normen opgesteld en ik kan daarom niet zeggen dat de afname van de fysieke betaaldienstverlening teveel is. Ik acht het van belang dat er een basisniveau van dergelijke fysieke voorzieningen gehandhaafd blijft. Daarom heb ik het MOB eerder al gevraagd om te bekijken of meer gewicht kan worden gegeven aan de vijf kilometernorm: de norm dat inwoners van Nederland binnen een straal van vijf kilometer contant geld kunnen opnemen. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het MOB met de banken nader heeft onderzocht wat de aard en omvang van het probleem rond geldautomaten en de toegang tot contant geld is en hoe dit probleem kan worden aangepakt. De Tussenrapportage bereikbaarheid van geldautomaten 2014 bevat hier de resultaten van.4
De structurele afname van het gebruik van contant geld, in combinatie met de hoge vaste kosten voor het in stand houden van het aantal geldautomaten mede door veiligheidsrisico’s van plofkraken, zorgt ervoor dat de kosten per opname of storting van contant geld steeds verder toenemen. Door dit teruglopend gebruik en de toenemende veiligheidsrisico’s verwijderen banken individueel op sommige plekken geldautomaten. Zou die trend zich voortzetten, dan zou de beschikbaarheid van contant geld in het gedrang komen. Door de verdergaande samenwerking van de grootbanken en GSN kan een optimaal en veilig netwerk worden geborgd. Ook kan gezamenlijk worden geïnvesteerd in veiligheid, en kunnen geldautomaten worden weggehaald op plaatsen waar een overschot bestaat en automaten worden geplaatst op locaties waar nu sprake is van een tekort. De banken en GSN hebben aangegeven de zogeheten vijf kilometernorm van het MOB te blijven hanteren. Zij streven ernaar het percentage inwoners dat binnen een straal van vijf kilometer toegang heeft tot een geldautomaat in de toekomst minimaal gelijk te laten blijven op het niveau van 2016 en waar mogelijk te verbeteren.
Het aantal geldautomaten, evenals het aantal bankkantoren, neemt sinds een aantal jaren geleidelijk af. Deze rationalisaties in de fysieke infrastructuur gaan evenwel gepaard met een forse uitbreiding van de bancaire dienstverlening via internet- en mobielbankieren (ook onder kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen met een functiebeperking).5 Verschillende bank- en betaaldiensten, waarvoor consumenten en ondernemers voorheen naar een bankkantoor moesten, worden nu online geregeld. Producten en diensten, ook aan de toonbank, worden in toenemende mate elektronisch betaald. Daarom ben ik niet van mening dat een afname van het aantal geldautomaten en bankkantoren een negatieve invloed heeft op de lokale economieën. Een analyse van het aantal geldautomaten en bankkantoren geeft bovendien slechts een gedeeltelijk inzicht in de feitelijke toegankelijkheid en bereikbaarheid voor iedereen van de bancaire betaaldienstverlening. Uit de Bereikbaarheidsmonitor 2016 komt dit ook naar voren: ondanks de afname van het aantal geldautomaten en bankkantoren zijn in 2016 veruit de meeste respondenten even tevreden over de bereikbaarheid van bank- en betaaldiensten als in 2013 het geval was.6
Hoe verhoudt dit zich tot de doelstelling van dienstverlener GSN, namelijk het garanderen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van contant geld in Nederland? Vindt u dat met het verdwijnen van pinautomaten het belang van de klanten van GSN prevaleert boven mensen en de samenleving?2
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe vaak er actie gevoerd wordt voor toegang tot contant geld en voor bijvoorbeeld het verdwijnen van pinautomaten, zoals bijvoorbeeld in Nieuwveen, Heerlen en Terwolde?3 4 5
In haar Tussenrapportages bereikbaarheid van geldautomaten rapporteert het MOB jaarlijks over de bereikbaarheid van contant geld. Daartoe worden ook klachten hierover geïnventariseerd, die de aangesloten MOB-deelnemers hebben ontvangen.10 De MOB-deelnemers ontvangen jaarlijks slechts enkele klachten over de bereikbaarheid van geldautomaten van lokale actiegroepen, burgerinitiatieven, dorpsraden en individuele burgers, zoals ook blijkt uit de recent gepubliceerde Tussenrapportage bereikbaarheid geld- en afstortautomaten.11 De klachten die zijn geïnventariseerd in het kader van deze Tussenrapportage 2017 en in het kader van de Bereikbaarheidsmonitor 2016 hebben vooral betrekking op de verdwijnende geldautomaten in kleinere kernen. Geen van deze klachten had betrekking op de gebieden die buiten de hemelsbrede vijf kilometernorm vallen.
Welke (delen van) postcodegebieden vallen, volgens de Bereikbaarheidsmonitor 2016, buiten een straal van vijf kilometer hemelsbreed van een geldautomaat? Om hoeveel huishoudens gaat dit?6
Uit de Tussenrapportage bereikbaarheid geld- en afstortautomaten 2017 blijkt dat de landelijke dekkingsgraad van geldautomaten nog altijd hoog is. Medio 2017 heeft 99,58% (in 2016: 99,63%) van de postcodegebieden, en daarmee de huishoudens die in deze postcodegebieden wonen, binnen een hemelsbrede straal van vijf kilometer toegang tot een geldautomaat. Van de ruim 451.000 postcodes die ons land telt, vallen ruim 1.900 postcodes buiten die toegang. Gerelateerd aan het aantal inwoners betekent dit dat medio 2017 99,73% (in 2016: 99,76%) van alle Nederlanders binnen een straal van vijf kilometer toegang heeft tot een geldautomaat. De huishoudens die hierbuiten vallen, bevinden zich vooral in relatief dunbevolkte gebieden. Het gaat om naar schatting 34.000 inwoners van zestien jaar en ouder.13 Maatwerkoplossingen, zoals de mogelijkheid om bij lokale winkels kosteloos contant geld te pinnen (bijpinnen), zijn niet in de meting meegenomen. Dat betekent dat het aantal Nederlanders dat binnen een hemelsbrede straal van vijf kilometer toegang heeft tot contant geld, waarschijnlijk groter is dan de genoemde dekkingspercentages. Hierbij merk ik tot slot op dat de landelijke dekking van geldautomaten nooit 100% is geweest.
Deelt u de mening dat de afname van 1.292 geldautomaten en 1.771 bankkantoren tussen 2008 en 2016 teveel is7 en dat dit een negatieve invloed heeft op lokale economieën? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke risico’s draagt de beperkte toegang tot contact geld in zich voor mensen die geld nodig hebben of willen hebben? Erkent u dat zij worden gedwongen tot het houden van grotere sommen geld in huis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel het aantal als de totale waarde van geldopnames bij geldautomaten loopt terug. In de periode van 2010 tot en met 2016 is het aantal opnames van contant geld bij geldautomaten met 25% gedaald en de totale waarde daarvan daalde met 13%. Het gemiddelde opnamebedrag bedroeg in 2010 ongeveer 120 euro, en in 2017 was dat ongeveer 137 euro.14 Op basis van deze relatief beperkte stijging van het gemiddelde opnamebedrag kan ik niet concluderen dat mensen die geld nodig hebben of willen hebben, worden gedwongen tot het houden van grotere sommen geld in huis.
Deelt u de mening dat het voor burgers onmogelijk is te functioneren in onze samenleving zonder een betaalrekening? Zo nee, waarom niet?
In dit verband wijs ik graag op de implementatiewet toegang basisbetaalrekening en de toelichting bij die wet.15 Daar is aangegeven dat het ter voorkoming van sociale en financiële uitsluiting belangrijk is dat consumenten voldoende toegang hebben tot girale betaaldiensten, en dat dit met name geldt voor landen zoals Nederland waar contante betalingen steeds meer plaatsmaken voor giraal betalingsverkeer. Het belang van een betaalrekening neemt daarmee toe, en de juridische verankering van het algemene recht op een basisbetaalrekening past hierbij. Dankzij verschillende maatregelen zoals het Convenant Basisbankrekeningen uit 2001, die in de toelichting bij de implementatiewet toegang basisbetaalrekening zijn genoemd, beschikte voorafgaand aan deze juridische verankering 99% van de Nederlandse bevolking van vijftien jaar of ouder al over een betaalrekening.
Vindt u dat de financiële infrastructuur van het betalingsverkeer een noodzakelijke publieke infrastructuur betreft voor eenieder die wil deelnemen aan de samenleving? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat een zogeheten cashloze samenleving het belang van een betaalrekening als nutsfunctie vergroot?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u ermee bekend dat mensen met schulden wordt geadviseerd om door middel van contant geld in de portemonnee goed bij te houden hoeveel geld er nog beschikbaar is, omdat het risico van pinbetaling is dat er geen overzicht meer is in het eigen uitgavepatroon? Kunt u aangeven hoe dit soort behoeften aan beschikbaar geld meespelen bij het weghalen van pinautomaten?
Uit recent onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat de meeste consumenten vinden dat betalen met de pinpas hen het beste helpt bij het budgetteren.16 Zij ervaren daarbij geen verschil in nut tussen kaartbetalingen en contante betalingen voor het verkrijgen van inzicht in het resterende budget. Echter, kwetsbare groepen, zoals ouderen, lager opgeleiden, mensen die moeite hebben om financieel rond te komen en mensen met een laag inkomen vinden contant geld het meest geschikt om zicht te houden op hun uitgaven. Uit het onderzoek blijkt dat dit dan ook één van de belangrijkste redenen is om meestal met contant geld te betalen.
Ik ben ermee bekend dat schuldhulpverleningsinstanties sommige cliënten adviseren om contant geld te gebruiken als betaalmiddel, mede vanwege de budgetteringsfunctie. Ook het MOB wijst op de maatschappelijke functie van contant geld voor mensen die zichzelf budgetteren of gebudgetteerd worden.17 De toegang tot contant geld is van belang voor iedereen in Nederland en ik vind het daarom van belang dat deze toegang, die nu op orde is, zoals de Tussenrapportage bereikbaarheid geld- en afstortautomaten 2017 laat zien, in evenwicht blijft met de maatschappelijke vraag naar contant geld.
Erkent u dat bij het sluiten van bankfilialen altijd is aangegeven dat de beschikbaarheid van contant geld behouden werd door pinautomaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de Tussenrapportages bereikbaarheid van geldautomaten van de afgelopen jaren blijkt dat de landelijke dekkingsgraad van geldautomaten nog altijd hoog is. Banken geven aan de lokale situatie altijd in ogenschouw te nemen, alvorens eventueel over te gaan tot het sluiten van een geldautomaat. Zij analyseren daarvoor hoe vaak de geldautomaat wordt gebruikt, of het verwijderen van de geldautomaat leidt tot een zogeheten nieuwe witte vlek (een gebied waarbij niet binnen een straal van vijf kilometer toegang is tot een contant geld), of er voldoende alternatieven zijn voor de opname van contant geld in de nabije omgeving, en ze kijken tot slot naar de veiligheidsaspecten zoals risico’s op plofkraken en overvallen. In de toekomst zal GSN deze taak voor de banken op basis van dezelfde uitgangspunten vervullen.
Bent u bereid tot het normeren van de toegang tot contant geld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit invullen?
Het plaatsingsbeleid voor geldautomaten is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de aanbieders (banken en niet-bancaire partijen) zelf. De Tussenrapportages bereikbaarheid van geldautomaten laten zien dat de landelijke dekkingsgraad nog altijd hoog is. Verder komt uit de Bereikbaarheidsmonitor 2016 naar voren dat veruit de meeste respondenten ondanks de afname van het aantal geldautomaten en bankkantoren in 2016 even tevreden zijn over de bereikbaarheid van bank- en betaaldiensten als in 2013 het geval was. De partijen die zijn vertegenwoordigd in het MOB hebben met de VNG en de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) in 2007 middels de Werkafspraak Bereikbaarheid afspraken gemaakt over hoe zij gezamenlijk knelpunten (voor zover die er zijn) op het gebied van bereikbaarheid van het betalingsverkeer oplossen. Daarnaast hebben de grootbanken in samenwerking met de Betaalvereniging Nederland in 2015 afgesproken om in situaties waarin sprake is van een witte vlek, waar zich daadwerkelijk maatschappelijke knelpunten voordoen in de bereikbaarheid van contant geld, en waar andere (minder ingrijpende) manieren om contant geld op te nemen onvoldoende soelaas bieden, in onderlinge afstemming een extra geldautomaat te plaatsen. Tot slot streven de banken die samenwerken in GSN er als gezegd naar het percentage inwoners dat binnen een straal van vijf kilometer toegang heeft tot een geldautomaat in de toekomst minimaal gelijk te laten blijven op het niveau van 2016 en waar mogelijk te verbeteren. Met al deze inspanningen worden voldoende waarborgen geboden voor de bereikbaarheid van contante geldvoorzieningen. Ik zie daarom geen aanleiding om over te gaan tot het normeren van de toegang tot contant geld.
De behandeling van Faisal S, een homoseksuele asielzoeker die dreigde te worden uitgezet naar Pakistan |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «LGBT Asylum Support is met Sandro Kortekaas bij Tweede Kamer»?1
Ja.
Is het waar dat de genoemde asielzoeker naakt opgesloten heeft gezeten? Zo ja, hoe lang heeft dat geduurd? Waarom is dat gebeurd en op grond van welke wet- en regelgeving? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik ga niet in op individuele zaken. Wel kan ik in algemene zin aangeven dat mensen nooit naakt worden opgesloten. Indien nodig in verband met de veiligheid van betrokkene wordt een zogenoemde «scheurjurk» verstrekt.
Zijn er jegens Faisal S. meer dwangmaatregelen toegepast? Zo ja, welke? Hoe en door wie is beoordeeld of deze maatregelen nodig en proportioneel waren?
Ik ga niet in op individuele zaken. Indien er sprake is van een suïcide dreiging kunnen, ter bescherming van de vreemdeling, maatregelen worden toegepast, zoals isolatie.
Is het waar dat op donderdag 2 november Faisal S. op uitnodiging van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in asielzoekerscentrem Heerhugowaard een afspraak had om te komen praten over vrijwillig vertrek «terwijl hij ter plekke werd opgepakt en afgevoerd door twee mannen die niet als agenten van de vreemdelingenpolitie herkenbaar waren»? Zo ja, is dit een toelaatbare gang van zaken en waarom? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik ga niet in op individuele zaken. Staande houding op COA locaties vindt in opdracht van de DT&V plaats door medewerkers in uniform van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Vreemdelingen worden erop gewezen dat zij recht hebben op bijstand van een gemachtigde. De gemachtigde van de vreemdeling wordt geïnformeerd en het dossier wordt naar de gemachtigde verstuurd.
Op welk moment nadat Faisal S. werd opgepakt is een advocaat ingeschakeld? Was dit volgens de geldende regels op tijd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat Peshawar in Pakistan een te onveilige regio voor homo’s is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zaken van vreemdelingen uit Pakistan die stellen vanwege hun seksuele geaardheid voor vervolging te vrezen worden op eigen merites beoordeeld. De aangevoerde individuele feiten en omstandigheden worden afgezet tegen de situatie in het land van herkomst. De IND heeft hiertoe informatie beschikbaar uit openbare informatiebronnen. De aanvraag wordt getoetst aan het bestaande beleidskader waarin onder meer staat vermeld dat van een asielzoeker niet wordt verwacht dat hij in het land van herkomst terughoudendheid betracht bij het uiten van zijn seksuele gerichtheid, teneinde vervolging te voorkomen.
Erkent u dat het voor LHBT-asielzoekers uit landen zoals Pakistan waar homoseksualiteit niet of nauwelijks wordt geaccepteerd, een coming out extra moeilijk is? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat gezien het gevaar dat homo’s bij uitzetting naar Peshawar bij uitlevering lopen en gezien het verhaal van Faisal S. u zou kunnen overwegen om zijn asielverzoek in te willigen? Zo ja, waarom en gaat u dat ook doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op afwegingen in individuele zaken. Zoals in het antwoord op vragen 6 en 7 is vermeld worden zaken van vreemdelingen uit Pakistan die stellen vanwege hun seksuele geaardheid voor vervolging te vrezen op eigen merites beoordeeld. Het hangt van de individuele omstandigheden af of de asielzoeker voor internationale bescherming in aanmerking komt. Indien geen bescherming aan de orde is, dan dient de betreffende persoon Nederland te verlaten. In dit verband is relevant dat een vreemdeling tegen een afwijzing van zijn aanvraag door de IND (hoger) beroep kan instellen.
Deelt u de mening dat er een onafhankelijke geschillencommissie moet komen die de situatie van afgewezen LHBT-asielzoekers met behulp van onder andere gedragsdeskundigen en psychologen kan beoordelen? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bewerkstelligen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven tijdens het begrotingsdebat ben ik van mening dat de geloofwaardigheidsbeoordeling door de IND in zaken van gestelde lhbt’ers (en bekeerlingen) zorgvuldig plaatsvindt. De IND neemt ook schriftelijke verklaringen of adviezen van deskundigen of belangenorganisaties mee in de besluitvorming en heeft regelmatig contact met belangenorganisaties. Vanuit het belang dat ik hecht aan een zorgvuldige besluitvorming, wil ik echter bezien of er mogelijkheden zijn in beleid en/of uitvoering om de wijze van beoordeling van de geloofwaardigheid van bekering of lhbt-gerichtheid door de IND nog verder te verbeteren. Hiertoe zal ook contact worden opgenomen met belangenorganisaties. Over de uitkomsten daarvan zal ik uw Kamer berichten. Ik zal echter niet overgaan tot het instellen van een geschillencommissie ter beoordeling van asielverzoeken. De IND kan adviezen inwinnen van deskundigen maar blijft de beslissingsautoriteit, zoals vastgelegd in Europese regelgeving. De IND is als zodanig als enige bevoegd om beslissingen te nemen in asielzaken.
Het bericht dat een zakenprins illegale activiteiten onderneemt |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zakenprins Bernhard: een grote belegger van koninklijken bloede»?1
Ja.
Wat vindt u van het vragen van sleutelgeld bij het tekenen van een huurcontract?
De wet bepaalt dat aan consument-huurders van woningen geen bemiddelingskosten, onder welke benaming dan ook, in rekening mogen worden gebracht indien de bemiddelaar (ook) in opdracht van de verhuurder bemiddelt. Onterecht betaalde bemiddelingskosten kunnen worden teruggevorderd van de bemiddelaar. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de verhuurmarkt.
Wat vindt u van het feit dat verhuurders meerdere mensen een pand laten bewonen maar niet laten inschrijven om «uit het zicht van het stadhuis» te blijven?
Bewoners dienen hun correcte woongegevens aan de gemeente door te geven. Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien zij dit niet doen. Daarnaast kan er sprake zijn van onrechtmatige bewoning als de woning in strijd met de huisvestingsverordening van de gemeente wordt verhuurd. De gemeente kan bij dergelijke situaties eveneens een bestuurlijke boete opleggen.
Deelt u de mening dat ook een lid van de Koninklijk Familie zich aan de wet moet houden?
Wet en regelgeving, zoals ten aanzien van verhuur geldt voor iedereen. Ik zie geen aanleiding om op deze specifieke situatie in te gaan.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begrotingen Koning/Algemene Zaken?
Ja.
Het artikel 'Nuclear accident sends 'harmless' radioactive cloud over Europe' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Nuclear accident sends «harmless» radioactive cloud over Europe»?1
Ja.
Weet u wie verantwoordelijk is voor het nucleaire incident, waardoor er een wolk van de radioactieve stof ruthenium-106 vrij is gekomen? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
Nee, dat is niet bekend. De Russische meteorologische dienst Rosgidromet heeft onlangs aangegeven dat er eind september hoge concentraties radioactief ruthenium-106 zijn gemeten in het zuidelijke deel van de Oeral. Rusland ontkent dat er sprake is geweest van een nucleair incident.
Nederland heeft, tezamen met een aantal andere Europese landen, tijdens de afgelopen bestuursraad van de Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) opheldering gevraagd aan de andere IAEA-lidstaten. Ook is het belang van het (tijdig) delen van informatie onderstreept. Tijdens de bestuursraad van de IAEA in maart 2018 zal er op worden teruggekomen.
Deelt u de inschatting van het Franse nucleaire onderzoeksinstituut IRSN dat de radioactieve wolk tot stand is gekomen door een incident in Rusland of Kazachstan?
Op basis van de beschikbare informatie lijkt de afkomst uit het zuidelijke deel van de Oeral aannemelijk.
Deelt u de inschatting dat het incident heeft geleid tot gezondheidsgevaren voor de plaatselijke bevolking?
Op basis van de beschikbare informatie is hierover geen uitspraak te doen.
Heeft u opheldering gevraagd over het incident bij de Russische en Kazachstaanse regering? Zo nee, gaat u dit alsnog doen?
Nederland heeft in de bestuursraad van de IAEA om opheldering gevraagd (zie onder vraag 2).
Had dit incident gemeld moeten worden conform de meldplicht voor kernongevallen volgens de internationale procedures van het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA)?
Op basis van de «Convention on Early Notification of a Nuclear Accident 1986» onder het International Atomic Energy Agency (IAEA) bestaat er een meldplicht voor ongevallen waarbij radioactieve stof vrijkomt, of waarschijnlijk vrij zal komen, met significante, grensoverschrijdende veiligheidsgevolgen. Begin oktober 2017 hebben diverse landen in Europa aangegeven dat er radioactief ruthenium-106 in de lucht werd gemeten. De (hoogst) gemeten waarde had praktisch geen effect op volksgezondheid en milieu in Europa. In Nederland heeft het RIVM gemeten op ruthenium-106. Daarbij is geen ruthenium-106 aangetroffen in de lucht.
Desalniettemin acht het Kabinet het wenselijk dat een ongeval -met een grensoverschrijdend karakter- te allen tijde wordt gemeld. Nederland heeft dit dan ook aan de orde gesteld tijdens de recente bestuursraad van de IAEA (zie onder vraag 2).
Welke consequentie wordt verbonden aan het niet voldoen aan de meldplicht?
Indien er een meldplicht is, waaraan niet wordt voldaan, is er sprake van een schending van de »Convention on Early Notification of a Nuclear Accident 1986». Verdragspartijen kunnen elkaar daarop aanspreken.
Hebt u, net als het Franse nucleaire onderzoeksinstuut IRSN, het vermoeden dat de Russische en Kazachstaanse regering het nucleaire incident bewust hebben verzwegen?
Het Kabinet beschikt niet over informatie die hierop wijst.
Welke risico’s bestaan er volgens u voor Nederland en andere EU-lidstaten als landen zoals Rusland en Kazachstan de internationale plichten rondom het melden van nucleaire incidenten niet naleven? Wat gaat u doen om deze risico’s te ondervangen?
De mogelijke risico’s, zoals bijvoorbeeld voor volksgezondheid en milieu, zijn uiteraard afhankelijk van de aard van het incident.
Mocht informatie niet (tijdig) worden gemeld, kunnen risico’s worden ondervangen door het zogenoemde «Nationaal Meetnet radioactiviteit» (NMR). Na het ongeval in Tsjernobyl in 1986, is dit stralingsmeetnet opgericht. Hiermee kan de hoeveelheid radioactiviteit in luchtstof worden gemeten, waardoor een mogelijk kernongeval kan worden gesignaleerd. Afhankelijk van de gemeten hoeveelheid, kan worden besloten tot opschaling van de betrokken nationale crisisorganisaties.
Het bericht dat steeds minder starters een huis kunnen kopen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Steeds minder starters weten hypotheek te bemachtigen»?1
Ja.
Hoe groot is de groep starters die geen huis kunnen kopen, die niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning en die een huurwoning in de vrije sector niet kunnen betalen? Deelt u de mening dat het ongehoord is dat steeds meer starters op de woningmarkt geen kant op kunnen, terwijl asielzoekers van hun gratis woningen zitten te genieten? Zo nee, waarom niet?
Helaas kan ik geen uitspraken doen over mensen die vanwege diverse redenen besluiten om niet te starten op de woningmarkt als huurder dan wel koper, ik beschik niet over de relevante data. In de studie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar middeninkomens op de woningmarkt, die ik samen met de Staat van de Woningmarkt naar de Tweede Kamer heb gestuurd, worden voor verschillende inkomensgroepen de betaalmogelijkheden verkend. Echter ook hier is het om diverse redenen niet mogelijk om potentiële starters te onderscheiden en de gevraagde berekening te maken. Of iemand wil starten op de woningmarkt hangt namelijk sterk af van de mogelijkheden die hij/zij ziet in de specifieke woningmarkt waar hij/zij wil wonen, maar ook van diverse factoren die buiten de woningmarkt liggen. Daarbij is het sterk afhankelijk van de lokale en regionale woningmarkten of starters een woning kunnen kopen.
Beseft u dat startende huizenkopers het door de stijgende huizenprijzen én de strengere leennormen steeds moeilijker krijgen op de woningmarkt? Deelt u de mening dat markt en kabinetsbeleid hier niet op elkaar aansluiten? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het Nibud kijkt vanuit een onafhankelijke rol naar de betaalbaarheid van hypotheken voor huishoudens. Bij het bepalen van de maximale leencapaciteit wordt rekening gehouden met andere financiële verplichtingen van huishoudens, zoals uitgaven voor voedsel en kleding. De omvang van wat mensen kunnen lenen blijft in 2018 voor huishoudens met een inkomen tot ongeveer € 45.000 redelijk stabiel, daarbij gaat het Nibud uit van een verwachte loonstijging van 2,2 procent in 2018.
Ondanks de gelijkblijvende leencapaciteit in 2018, maken grote prijsstijgingen in sommige delen van Nederland de woningmarkt minder betaalbaar en toegankelijk voor bijvoorbeeld starters. De lage rente heeft daarbij wel een positief effect op de maximale leencapaciteit. De afgelopen jaren zijn ook diverse maatregelen genomen om de lokale mogelijkheden om te sturen op de woningvoorraad te vergroten. Daar waar sprake is van schaarste kan door gemeenten via lokale planvorming worden gestuurd op de voorraad en zo de toegankelijkheid voor diverse doelgroepen worden geborgd. Ik blijf in nauw contact met betrokken partijen over hoe op lokaal niveau kan worden gezorgd voor een passende woningvoorraad voor verschillende doelgroepen, zoals starters.
Deelt u de mening dat het, door het verder verlagen van de LTV-norm (loan-to-value), zoals het kabinet in 2018 van plan is, nog moeilijker wordt om een huis te kopen? Bent u ertoe bereid een streep te zetten door verdere verlaging van de LTV-norm? Zo nee, waarom niet?
De loan-to-value is de afgelopen jaren stapsgewijs afgebouwd en per 1 januari 2018 kan maximaal 100 procent van de woningwaarde worden geleend. De bijkomende kosten van de koop van de eigen woning worden door de koper zelf bekostigd. Zo beschermt de regelgeving de consument tegen financiële risico’s, zoals restschulden, en draagt deze bij aan de financiële stabiliteit op de woningmarkt. Dit is nodig, omdat tijdens de crisis bleek dat het risicovol is om de koopwoningmarkt te betreden met een potentiele restschuld op de woning. In het regeerakkoord is afgesproken om de loan-to-value niet verder te verlagen dan 100 procent.
Wat gaat u voor de starters doen? Waarom maakt u het hen zo moeilijk, terwijl asielzoekers op hun wenken worden bediend?
Het kabinet neemt diverse maatregelen voor de toegang van starters tot de woningmarkt. Zo wordt de maximale loan-to-value niet verder verlaagd om de toegang van starters tot de koopwoningmarkt niet onnodig te belemmeren. Ook maak ik afspraken met medeoverheden, woningcorporaties en andere stakeholders over het aanjagen van de woningbouwproductie. Het woningaanbod moet zijn toegesneden op doelgroepen als starters. Dat kan bijvoorbeeld met meer betaalbare huurwoningen in de vrije sector. Met de samenwerkingstafels onder leiding van Rob van Gijzel wordt momenteel gewerkt aan een vergroting van het middenhuursegment.
Euthanasie in de Levenseindekliniek bij psychiatrisch patiënten |
|
Carla Dik-Faber (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag d.d. 11 november jl., waarin zware kritiek wordt geuit op de Levenseindekliniek omdat euthanasie zou worden verleend aan patiënten die nog niet zijn uitbehandeld?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat in bepaalde gevallen wordt overgegaan tot het verlenen van euthanasie, terwijl een patiënt nog niet is uitbehandeld of geen sprake is van uitzichtloos lijden?
Vindt u dat in de twee casussen is gehandeld in de geest van het Chabot-arrest, dat stelt dat extra behoedzaamheid is geboden als er sprake is van een psychische ziekte en dat van uitzichtloos lijden geen sprake is als de patiënt in volle vrijheid een reëel alternatief afwijst, zoals het gebruik van antidepressiva?
Wat is uw reactie op de hoogleraar psychiatrie die in de uitzending aangeeft het onbegrijpelijk te vinden dat twee casussen door de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) als zorgvuldig zijn beoordeeld, terwijl er niet voldaan werd aan het criterium van uitzichtloos lijden?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een doodswens van een psychiatrisch patiënt besproken wordt met de Levenseindekliniek zonder dat in eerste instantie hierover gesproken is met de eigen behandelend arts?
Het beoordelen van een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychiatrische aandoening is complex. Daarnaast is ieder verzoek anders en dient ieder verzoek beoordeeld te worden op de specifieke omstandigheden van de desbetreffende patiënt. De Levenseindekliniek verklaart dat het standaardprocedure is contact op te nemen met de behandelend arts om meer over de patiënt te weten te komen en om te onderzoeken of de behandelaar bereid is het verzoek zelf op te pakken. Niet in alle gevallen reageert de behandelaar op het verzoek tot contact.
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat mensen met een psychiatrische aandoening worden doorverwezen naar de Levenseindekliniek als ze niet uitbehandeld zijn of als er geen sprake is van uitzichtloos lijden?
Het is niet zo dat patiënten alleen doorverwezen mogen worden indien helemaal duidelijk is dat er sprake is van uitzichtloos lijden. Patiënten die zich bij de Levenseindekliniek melden, komen daar terecht als hun arts het euthanasieverzoek niet (verder) in behandeling kan of wil nemen. Dit kan om uiteenlopende redenen het geval zijn. Een team van de Levenseindekliniek beoordeelt vervolgens of het euthanasieverzoek aan de zorgvuldigheideisen uit de euthanasiewet voldoet, onder andere de vraag of het lijden van de patiënt uitzichtloos is.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Levenseindekliniek en hierbij te wijzen op de extra behoedzaamheid die geboden is in het geval een euthanasieverzoek van een psychiatrisch patiënt wordt behandeld?
Gezien de deskundigheid en werkwijze van de professionals bij de Levenseindekliniek, ook in het geval van de extra behoedzaamheid die geboden is bij euthanasieverzoeken van psychiatrisch patiënten, vind ik het niet nodig aan de hand van onderhavig voorbeeld het gesprek met de Levenseindekliniek aan te gaan.
Wel zullen we in gesprek gaan met de beroepsgroep, naast psychiaters ook huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, om te bespreken welke zorgen zij hebben omtrent de huidige euthanasiepraktijk. Dit overleg zal plaatsvinden in het kader van het opstellen van een met het veld afgestemde kabinetsreactie op de evaluatie van de euthanasiewet. Hoewel wij geen aanleiding hebben om aan de zorgvuldigheid van de huidige praktijk te twijfelen, vinden we het van belang om de signalen die wij ontvangen serieus te nemen.
Gedragsinterventie voor jongeren die zich misdragen hebben op het voetbalveld |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Wat vindt u van het project «Trainingen Sport en Gedrag», waarin jongeren die zich misdragen hebben, getraind worden te stoppen met onsportief gedrag?1 2
De trainingen Sport en Gedrag vind ik goede trajecten. Mijn ambtsvoorganger heeft deze geïnitieerd als onderdeel van het actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat».
Hoe oordeelt u over de veelbelovende resultaten van dit project?
Ik vind het belangrijk dat tuchtrecht, waaronder deze trainingen vallen, niet alleen straffen is maar ook daadwerkelijk bijdraagt aan gedragsverandering. Het is goed om te zien dat in de praktijk de trainingen Sport en Gedrag helpen in het bewust maken van (onsportief) gedrag.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak van Jan Dirk van der Zee (Directeur amateurvoetbal KNVB): «We zien dat de kans groot is dat jeugdvoetballers die een buitensporig fysieke of verbale overtreding begaan, in de toekomst nogmaals in de fout gaan. Het toevoegen van een educatief component aan een straf kan hen bewust maken van hun gedrag en de consequenties daarvan»? Deelt u deze opvatting? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat iedereen op een veilige en leuke manier moet kunnen genieten van sport en dat geweldsexcessen aangepakt dienen te worden en dat het daarom goed is dat er projecten zijn voor jongeren die zich misdragen hebben op het voetbalveld met zowel een bestraffend als een educatief karakter? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat dit project beëindigd dreigt te worden vanwege een gebrek aan financiële middelen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Tot en met eind 2018 ondersteun ik de trainingen Sport en Gedrag, als onderdeel van het actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat». Daarmee zijn de trainingen ontwikkeld, geïmplementeerd en geborgd. De pedagogische aanpak blijft behouden doordat de trainingen zijn geborgd in het aanbod van Halt. Ik ben in overleg met de KNVB en Halt hoe ze in het laatste jaar de trainingen kunnen aanpassen zodat deze ook voor andere sporten beschikbaar zijn.
Bent u bereid om in overleg met halt en de KNVB te treden en te zoeken naar een oplossing voor de dreigende stopzetting van dit project, zodat deze pedagogische aanpak behouden blijft? Zo ja, wanneer pakt u dit op? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voordat gestemd wordt over de begrotingen en de amendementen voor het jaar 2018?
Ja
De omstandigheden van vluchtelingen in Libië |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de CNN-reportage «People for Sale» over vluchtelingen die in Libië worden verkocht als slaven?1
Ja.
Hoe lang bestaan deze slavenmarkten al en wat wordt ondernomen om hier een eind aan te maken?
Het kabinet is getroffen door de recente schrijnende beelden van de facto slavenhandel in Libië. Door gebrekkig internationaal toezicht als gevolg van de beperkte aanwezigheid van de internationale gemeenschap in Libië is niet bekend hoe lang de geconstateerde praktijken al plaatsvinden. Op 15 november heeft de Nederlandse ambassadeur in Tripoli bij de Libische viceminister van Buitenlandse Zaken deze kwestie aangekaart en de Nederlandse zorgen uitgesproken over de omstandigheden waaronder irreguliere migranten in Libië worden gedetineerd en de misstanden die hieruit voortvloeien. De Libische autoriteiten hebben inmiddels een onderzoek ingesteld naar de geconstateerde praktijken en toegezegd slavenhandelaren te zullen vervolgen bij voldoende bewijs. Slavenhandel is ook tijdens de recente AU-EU-top in Abidjan aan de orde geweest. Nederland ondersteunt tevens de veroordeling van de Afrikaanse Unie en de oproep van Frankrijk om de situatie in Libië in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te bespreken. Nederland kijkt op dit moment actief met andere landen naar het instellen van sancties tegen mensenhandelaren en mensensmokkelaars. Sancties kunnen een bijdrage leveren aan het stoppen van mensenrechtenschendingen en het stabiliseren van Libië.
Wat onderneemt de Europese Unie (EU) tegen deze slavenhandel? Zijn er signalen van slavenhandel gerapporteerd? Zo nee, wat gebeurt er om de rapportering te verbeteren?
Naar aanleiding van de zorgwekkende berichtgeving in de media over het verhandelen en de ernstige uitbuiting van migranten in Libië, namen de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de AU-EU Top een gezamenlijke verklaring aan waarin zij het belang van de gezamenlijke strijd tegen mensensmokkel en de noodzaak voor verbetering van de omstandigheden van migranten onderstreepten. Zij benadrukten daarnaast het belang van het faciliteren van vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden vanuit Libië en het voorkomen van irreguliere migratie – via informatiecampagnes en aanpak van grondoorzaken. Het kabinet onderschrijft deze verklaring. Alleen met een dergelijke brede gezamenlijke aanpak kan een einde worden gemaakt aan deze mensonterende praktijken.
De EU zet via EU-missie EUCAP in op betere grenscontroles en de bestrijding van mensensmokkel en -handel waarmee de informatiestromen in beeld komen. Ook richt de missie EUNAVFOR MED Sophia zich op het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken in de Middellandse Zee voor de kust van Libië. Door deze (grensoverschrijdende) samenwerking verbetert de informatie-uitwisseling maar de situatie in het land, alsmede gebrekkige toegang tot regio’s, maakt dat rapportage en opsporing onder druk blijven staan.
Wat is uw oordeel over het bericht 'VN: terugsturen vluchtelingen naar Libië inhumaan»?2
De Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten van de VN spreekt terecht zijn zorgen uit over de mensonterende situatie waar vele migranten in Libië verkeren. Helaas is al langere tijd sprake van deze situatie. Dat is ook waarom Nederland, en de Europese Unie, samenwerken met UNHCR en IOM om de situatie van migranten in de Libische detentiecentra te verbeteren en hen de mogelijkheid te bieden om vrijwillig terug te keren naar hun landen van herkomst. Het steeds toenemende aantal migranten dat hier gebruik van maakt, toont aan dat deze aanpak helpt. De IOM bereidt samen met de EU en mede gefinancierd uit de Nederlandse bijdrage aan het EU-noodfonds voor Afrika een grootschalig programma voor evacuatie van de detentiecentra voor migranten in Libië voor. Het zou hierbij gaan om de vrijwillige terugkeer van 20.000 migranten over een periode van twee maanden. Afrikaanse landen van herkomst hebben bij de AU / EU-top van 28-30 november hun steun hieraan toegezegd. De modaliteiten voor deze grootschalige vrijwillige terugkeer moeten nog worden uitgewerkt.
Migranten lopen een groot risico om op grove wijze te worden misbruikt in Libië. Zoals ook uit de inwilligingscijfers blijkt, komt het overgrote merendeel van migranten die in Italië vanuit Libië aankomen, niet in aanmerking voor internationale bescherming. Het kabinet meent dan ook dat de oplossing niet ligt in het overbrengen van alle op zee geredde migranten naar de Europese Unie. Dat werkt mensensmokkel en -handel alleen maar in de hand omdat het aangeeft dat het loont van hun diensten gebruik te maken terwijl dat verdienmodel juist moet worden doorbroken.
Nederland en de EU zetten in op een integrale aanpak, gericht op het zo veel mogelijk wegnemen van grondoorzaken, het bestrijden van mensensmokkel/-handel, het bevorderen van vrijwillige terugkeer van irreguliere migranten naar hun herkomstlanden en het informeren van betrokkenen over de risico’s van irreguliere migratie.
Klopt het dat de EU 200 miljoen euro aan Libië heeft betaald met als doel dat de Libische kustwacht schepen op de Middellandse Zee onderschept en terugbrengt naar het vasteland?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, biedt de EU al langere tijd en op verschillende manieren ondersteuning aan de Libische Kustwacht. Zo worden trainingen aangeboden, bijvoorbeeld in het kader van de Europese maritieme missie ENAVFOR MED Sophia, en hebben de EU en enkele lidstaten de aanschaf van goederen gefinancierd zodat de Kustwacht en de door de EU getrainde officieren hun werk kunnen doen. Daarbij ging het expliciet om goederen die niet onder het embargo vallen. Verder heeft de Commissie mede naar aanleiding van haar Actieplan voor de Centraal Middellandse Zee en Italië 46 miljoen euro beschikbaar gesteld voor betere grensbewaking in Libië. Een deel van deze fondsen wordt gebruikt voor verdere training en professionalisering van de Libische Kustwacht.
De Libische kustwacht voert in het kader van zijn wettelijke taak controle uit over de Libische territoriale wateren en coördineert reddingsoperaties in het door Libië ingestelde opsporings- en reddingsgebied dat ook buiten de territoriale wateren ligt. Wanneer de Libische Kustwacht in dit kader migranten onderschept en drenkelingen redt, ligt het in de rede dat zij in Libië aan wal worden gebracht. Van terugsturen van vluchtelingen naar Libië door de EU is geen sprake. De EU investeert in training van de Libische kustwacht als onderdeel van de opbouw van de Libische staat. Bij deze training is er ook aandacht voor mensenrechten.
Er is geen sprake van directe betaling aan de Libische autoriteiten, evenmin is sprake van een «Libië-deal» tussen Libië en de EU. Mogelijk doelt u op een MoU tussen Libië en Italië, waarover eerdere vragen zijn beantwoord.3
Sluit u uit dat de EU medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land? Zo ja, hoe kunt u dat rijmen met de «Libië-deal» om schepen met vluchtelingen terug te brengen naar het vasteland van Libië?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens met VN-mensenrechtenchef Zeid Ra'ad al-Hussein die zegt dat de EU tot nu toe niets heeft gedaan om misstanden in Libische gevangenissen te verminderen? Zo nee, welke concrete maatregelen treffen Nederland en de EU om de situatie te verbeteren?
Nee, de EU zet zich ook met steun van Nederland al langere tijd in om de situatie in de detentiecentra te verbeteren. Daarvoor wordt intensief samengewerkt met UNHCR en IOM. Dit heeft er mede toe geleid dat het aantal centra dat onder de formele verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten is gekomen, is toegenomen.
Mensensmokkelaars en -handelaren verdienen doordat veel migranten bereid zijn geld neer te leggen voor een reis via Libië naar Europa ondanks de enorme risico’s die dat met zich meebrengt. Eenmaal in Libië verdienen dezelfde mensensmokkelaars en -handelaren opnieuw door migranten die in detentie genomen zijn, dwangarbeid te laten verrichten. Daarom bepleit de EU ook evacuatie van de migranten die zich in deze centra bevinden. EU-gelden worden ingezet om de omstandigheden in de detentiecentra te verbeteren, maar niet om deze praktijken te bestendigen. Een aantal landen van herkomst heeft zich naar aanleiding van deze beelden bereid getoond zich meer in te spannen om eigen onderdanen terug te halen. Nederland verwelkomt dat herkomstlanden nu hun verantwoordelijkheid voor de eigen landgenoten nemen.
Hoe ziet het verdienmodel van vluchtelingenhandelaren in Libië eruit? Sluit u uit dat zij EU-gelden ontvangen?
Zie antwoord vraag 7.
Bevinden zich mensenhandelaren onder de Libische kustwacht die door de EU worden getraind? Op welke manier wordt dit gecontroleerd?
De leden van de Libische kustwacht die door de EU worden getraind ondergaan een uitgebreide vetting-procedure, die onder andere wordt uitgevoerd in samenwerking met EuropOL en de inlichtingendiensten van Italië en het Verenigd Koninkrijk. Voorts monitort de EU maritieme operatie EUNAVFOR MED Sophia het optreden van de Libische kustwacht door verzameling van informatie, monitoring op afstand en overleg met de Libische autoriteiten. De monitoring is onder meer gericht op:
Zorgen over mogelijke corruptie en infiltratie van mensensmokkelaars in de Libische kustwacht kaarten Nederland en de EU aan in het kader van de dialoog met de Libische kustwacht, waaronder tijdens de bovengenoemde periodieke overleggen.
Wat wordt ondernomen in de landen van herkomst om te voorkomen dat migranten naar Libië trekken? Wordt er gewaarschuwd voor mensenhandel en slavernij in Libië?
Nederland en EU-partners steunen verschillende informatiecampagnes om (potentiele) migranten (en hun familieleden) te informeren over de risico’s van irreguliere migratie en de gevaarlijke situatie in Libië. Het gaat onder meer om een campagne van IOM, waarbij migranten die vanuit Libië zijn teruggekeerd hun ervaringen delen. Naar aanleiding van de uitzending van CNN, hebben verschillende landen, zoals Burkina Faso hun onderdanen opgeroepen om niet naar Libië te reizen. Ook is bekend dat Marokko een groep onderdanen heeft geëvacueerd. Met Europese partners zal Nederland het gesprek met verschillende landen van herkomst blijven voeren om verder samen te werken bij het voorkomen van irreguliere migratie. Ook zet Nederland als onderdeel van de geïntegreerde aanpak in op het aanpakken van de grondoorzaken van migratie (door programma’s op onderwijs, werkgelegenheid, toekomstperspectieven).
Hoeveel migranten zijn er in 2017 door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) uit Libische detentiecentra gehaald in het kader van vrijwillige terugkeerprogramma’s? Worden de programma’s in 2018 uitgebreid om vluchtelingen een uitweg uit Libië te bieden?
In 2017 zijn ruim 11.000 migranten met behulp van IOM vrijwillig teruggekeerd via het programma dat door Nederland en de EU wordt gefinancierd.4 Dit programma wordt ook in 2018 voortgezet. Om de verdere inzet van de EU in Libië, o.a. ook op dit terrein, verder te intensiveren, heeft de Europese Commissie lidstaten opgeroepen meer bij te dragen aan het EU Trustfund voor Afrika. Nederland zal in dit kader 10 miljoen euro beschikbaar stellen voor vrijwillige terugkeer vanuit Noord-Afrikaanse landen en herintegratie in het land van herkomst.
Deelt u de mening dat de EU op geen enkele manier mag meewerken aan activiteiten die eraan bijdragen dat vluchtelingen als slaaf verhandeld worden of in detentiecentra worden vastgezet? Zo ja, wat betekent dit voor het beleid ten aanzien van Libië en de samenwerking met de Libische kustwacht?
Het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie verbiedt slavernij. De inspanningen van de EU zijn er juist op gericht om er voor te zorgen dat het verdienmodel van mensensmokkelaars en -handelaren in Libië wordt doorbroken. Nederland blijft deze Europese inzet steunen.
Het bericht dat de Rotterdamse gemeenteraad af wil van steenkooloverslag |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het huurcontract met het Europees Massagoed Overslagbedrijf (EMO) niet mag worden verlengd?1
Ja.
Wat vindt u van de bizarre en schadelijke uitspraak van de indiener van de motie, dat een verlenging van het contract van EMO onbestaanbaar is?
Zoals ik in mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 560) heb aangegeven, beschouw ik de situatie van EMO in de Rotterdamse haven als een kwestie tussen dit bedrijf en het Havenbedrijf Rotterdam. In algemene zin vind ik het belangrijk dat we in Nederland de klimaat- en energietransitie zodanig organiseren dat hiermee ook een positieve bijdrage wordt geleverd aan de economie en aan de werkgelegenheid. Daar wil ik mij voor inzetten en ik ben ervan overtuigd dat de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf deze ambitie delen.
Hoe gaat u het overslagbedrijf EMO en al haar werknemers beschermen tegen deze ernstige politieke dwaling van de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat overslagbedrijven, zoals het EMO en haar werknemers, een eerlijke behandeling krijgen bij de huur van gronden en andere voorzieningen, en op geen enkele manier worden benadeeld door «klimaatfetisjisten» in de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de belangen van de Rotterdamse Haven en haar vele bedrijven en werknemers nog wel in goede handen bij deze Rotterdamse Gemeenteraad, nu een meerderheid zich heeft uitgesproken tegen doorvoer van fossiele energiebronnen zoals kolen? Bent u bereid in te grijpen indien er schade dreigt voor onze mainport de Rotterdamse Haven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Debat over duur medicijn door lobbyist ‘vervuild’“ |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Debat over duur medicijn door lobbyist «vervuild»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van fabrikant Vertex waarbij onder meer aan Kamerleden onjuiste informatie is verstrekt over de gemaakte winst van het bedrijf?
Het is niet aan mij om me uit te laten over de juistheid van informatie die door derden aan Kamerleden is verstrekt. Wat betreft de handelwijze van Vertex: deze keur ik ten zeerste af. Het past mijns inziens niet om gedurende een onderhandeling op deze wijze het proces of de besluitvorming te beïnvloeden. Ik hecht eraan op te merken dat ik geen signalen heb ontvangen dat bij de 24 andere onderhandelingen die de afgelopen jaren zijn gevoerd dergelijke situaties zich hebben voorgedaan.
Heeft Vertex, of hebben anderen (zoals lobbyisten) die handelden in dienst van het bedrijf, ook onjuiste informatie verstrekt aan het Ministerie van VWS tijdens de onderhandelingen over het middel Orkambi? Zo ja, wat is de aard van die informatie geweest?
Over informatie die onder vertrouwelijkheid is verstrekt kan ik geen uitspraken doen, juist ook vanwege de vertrouwelijkheidafspraken aangaande de onderhandeling. De informatie die is gebruikt bij de onderhandeling komt van Vertex zelf, van betrokkenen als medische experts (behandelende artsen) en de patiëntenorganisatie en van Het Zorginstituut Nederland. Daarnaast betrekt het ministerie zelf informatie van diverse openbare financiële bronnen zoals jaarverslagen van bedrijven. Een belangrijke werkprincipe is daarbij dat medische, zorg- of financiële informatie die door het bedrijf wordt verstrekt altijd waar mogelijk ook wordt getoetst aan andere bronnen om te zien of er discrepanties zijn.
Bent u bereid de precieze informatie over de onderhandelingen met Vertex over de vergoeding van het middel Orkambi, waaronder het bedrag dat door het Ministerie van VWS uiteindelijk is betaald, met de Kamer te delen? Kunt u daarbij ook ingaan op aard en inhoud van het aantal contacten tussen het departement en Vertex? Zo nee, waarom niet?
Deze informatie kan ik vanwege de gemaakte afspraken over vertrouwelijkheid niet delen. Zoals u weet is vertrouwelijkheid een voorwaarde van leveranciers om dergelijke financiële afspraken te maken.
Indien ik die voorwaarde over vertrouwelijkheid niet zou honoreren heb ik maar twee opties: de hoofdprijs betalen voor het geneesmiddel of het geneesmiddel niet opnemen in het pakket. Net als mijn ambtsvoorganger weegt voor mij het belang van betaalbare toegang voor patiënten in dit geval zwaarder dan transparantie over de uiteindelijke prijs.
Tijdens de onderhandeling vanaf juli (de vervolgonderhandeling nadat er voor de eerste keer sprake was van een negatief vergoedingsbesluit) zijn er diverse schriftelijke onderhandelvoorstellen gewisseld, ten minste vijf uitvoerige face to face meetings geweest op het ministerie en een reeks telefonische contacten geweest tussen Vertex en het onderhandelingsburo van het Ministerie van VWS. Bij de face to face meetings was er een brede internationale vertegenwoordiging van het senior management team van Vertex. Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger Vertex enkele malen persoonlijk ontvangen om haar standpunt inzake de vergoeding van Orkambi toe te lichten.
Bent u bereid met de Kamer te delen welke eventuele overige afspraken er gemaakt zijn over de vergoeding van Orkambi met Vertex? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat farmaceuten artsen en patiëntenverenigingen financieren om te lobbyen voor hun dure medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Er zou nooit sprake mogen zijn van een afhankelijke relatie in dit verband of van twijfel daarover. Voorkomen moet worden dat er twijfel of ruis ontstaat over de inbreng van een patiëntenorganisatie in het publieke debat over maatschappelijke zeer gevoelige kwesties als de vergoeding van dure geneesmiddelen. Niemand zou daar bij gebaat zijn, niet in de laatste plaats de patiënten zelf. Bij financiering door derden zoals een farmaceutisch bedrijf is er overigens niet per definitie sprake van een belangenconflict.
Bent u, gelet op de schimmigheid die speelt rondom een maatschappelijk zeer relevante kwestie als de toelating van dure medicijnen, bereid om voortaan meer transparantie toe te passen over de onderhandelingen zodat farmaceuten niet langer in staat zijn betrokken partijen, waaronder weerloze patiënten, tegen elkaar uit te spelen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal altijd streven naar maximale transparantie. Dat heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan.
De wijze van onderhandelen is in eerdere voortgangsbrieven over de financiële arrangementen toegelicht en in het ontwerpbesluit voor de pakketsluis is dit nogmaals gedaan. Over het proces wil ik altijd transparant zijn. Over de inhoud is dat helaas niet mogelijk. Wel informeer ik u jaarlijks over de totale opbrengsten van de arrangementen. Met het bekendmaken van het laatste bod in de onderhandeling over Orkambi heeft mijn ambtsvoorganger een extra inspanning gedaan in het meer transparant maken van de onderhandelingen. Deze mogelijkheid over het openbaar maken van het laatste bod van de overheid bij een afgebroken onderhandeling en negatief vergoedingsbesluit sluit ik expliciet uit van de vertrouwelijkheidafspraken bij de onderhandelingen met fabrikanten. Dat is dus mijn voorwaarde voordat een onderhandeling van start gaat. Juist om te voorkomen dat er schimmigheid ontstaat en ik niet naar uw kamer en de samenleving kan verantwoorden waarom ik nee moet zeggen tegen een te duur geneesmiddel. Natuurlijk wil ik er het liefst altijd uitkomen. Maar als dat toch niet lukt wil ik kunnen laten zien dat ik er alles aan heb gedaan en wat onze betalingsbereidheid was.
Na een mislukte onderhandeling geef ik u dus graag inzicht in mijn handelen en afwegingen en ben ik natuurlijk bereid om verantwoording af te leggen over mijn besluit. Dit heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan na het negatieve besluit over Orkambi. Gedurende een onderhandeling ben ik, maar ook artsen en patiënten, gebaat bij het voorkomen van publieke discussies over de onderhandeling die als risico met zich meebrengen gevoed te worden door gekleurde en eenzijdige informatie.
Kunt u deze vragen, individueel en volledig, uiterlijk woensdagochtend 22 november aanstaande om 10.00 u beantwoorden zodat deze nog betrokken kunnen worden bij het algemeen overleg geneesmiddelen van 22 november 2017?
Ja.
Het bericht dat militairen vernederd zijn tijdens ontgroening op de KMA in Breda |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Legerdroom verbrijzeld»?1
Ja
Kunt u uitgebreid ingaan op de beschuldigingen in het artikel en aangeven welke feiten kloppen en wanneer u daar kennis van hebt genomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt dit uitgezocht. De Kamer wordt later over deze zaak geïnformeerd. Aangezien het hier gaat om privacy-gevoelige informatie zal Defensie bezien hoe dit zo zorgvuldig mogelijk kan gebeuren.
Deelt u de mening dat de genoemde misdragingen niet bijdragen aan de groepsvorming binnen defensie, maar louter een vernederend effect hebben? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt vanzelf dat gedragingen die in het krantenartikel worden beschreven onacceptabel zijn. Dit soort gedrag bevordert inderdaad niet de groepsvorming en is vernederend.
Kunt u ingaan op de beschreven cultuur dat melden van misstanden ontmoedigd wordt? Hoe denkt u die cultuur te doorbreken?
Binnenkort ontvangt de Kamer een brief over de instelling van een onafhankelijke externe commissie die onderzoek gaat doen naar een sociaal veilige omgeving bij Defensie. Gedurende het onderzoek zal de commissie extra alert zijn op signalen die een indicatie kunnen zijn voor een angstcultuur bij Defensie. Ik wil graag de uitkomsten van dit onderzoek afwachten en zal de Kamer dan nader berichten.
Herinnert u zich dat u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel aangaf dat ontgroeningen binnen defensie verboden zijn? Hoe kunt u deze gedragingen daarmee rijmen?
Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg Personeel gemeld dat ontgroeningen verboden zijn en dat inwijdingsrituelen wel zijn toegestaan. Inwijdingsrituelen zijn bedoeld om de saamhorigheid te versterken en het naleven van normen en waarden te bevorderen. Voor deze inwijdingsrituelen bestaan defensie-brede aanwijzingen. Commandanten houden toezicht en zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van inwijdingsrituelen. Vernederingen en misdragingen op welke grond dan ook, wanneer dan ook en door wie dan ook zijn onacceptabel.
Kunt u deze vragen voor de plenaire begrotingsbehandeling van Defensie beantwoorden?
Ja.
Een belofte van vicepremier De Jonge |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wanneer wilt u voldoen aan de belofte van vice-premier De Jonge dat u snel alsnog met concrete voorbeelden komt van de verspreiding door de Russen van nepnieuws in ons land?1
In mijn Kamerbrieven van 13 en 15 november (Kamerstuk 26 643, nrs. 496 en 497) heb ik uw Kamer concrete voorbeelden gegeven van beïnvloeding van de publieke opinie door statelijke actoren.
Ik heb in het debat over de begrotingsbehandeling van mijn ministerie vorige week aangegeven dat ik uw Kamer voor het Kerstreces nader informeer, waaronder over de uitkomsten van de gesprekken met techbedrijven en social mediaplatforms.
Ten overvloede wijs ik erop dat staatsgeheime informatie enkel kan worden gedeeld met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD).
Bent u bereid het antwoord voor dinsdag 21 november 10:00 uur naar de Tweede Kamer te sturen?
Ja.
Het bericht dat er een lek is geweest bij een Duitse kerncentrale |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat er net over de grens bij Emmen een lekkage is geweest bij de Duitse kerncentrale Emsland?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de Duitse autoriteiten tot de conclusie zijn gekomen dat er geen sprake was van een gevaarlijke situatie? Deelt u deze interpretatie van het gemelde incident?
Het Nedersaksische Ministerie van Milieubeheer, Energie en Klimaatbescherming heeft in een persbericht op 15 november jl. aangegeven dat tijdens de onderhoudsinspectie een klein lek buiten het nucleaire deel van de kerncentrale Emsland is ontdekt. De exploitant van de kerncentrale Emsland heeft, op grond van de Duitse storingsrapportage criteria, de gebeurtenis ingedeeld in categorie N (normaal). Deze ongewone gebeurtenis is een te kleine storing en valt daarmee buiten de internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen (INES schalen lopen van 1 tot 7 oplopend in ernstigheid). Deze ongewone gebeurtenis is wel meldingsplichtig en krijgt de onofficiële INES schaal 0.
De Nederlandse Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft aan mij bevestigd dat deze ongewone gebeurtenis geen gevolgen heeft voor de veiligheid.
Zal de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) met een eigen onderzoek naar het gemelde incident komen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. De ANVS geeft aan niet het beeld te hebben dat de Duitse toezichthouder en de vergunninghouder in deze ongewone gebeurtenis hun verantwoordelijkheid niet goed invullen. Bovendien is de ANVS niet bevoegd om een eigen onderzoek naar het gemelde incident uit te voeren omdat dit buiten Nederland heeft plaats gevonden.
Uit welk koelwatersysteem is er precies een lekkage geweest? Betrof dit de primaire, secundaire of tertiaire kring, of betrof het een ander systeem? Indien het een ander systeem betrof, wat was hiervan de functie? Wat zouden de slechtst denkbare gevolgen kunnen zijn geweest van het lek?
Vanuit Duitse zijde is aangegeven dat tijdens een visuele inspectie in het kader van een gepland preventief onderhoud een kleine lekkage in het nevenkoelwatersystem van de kerncentrale Emsland is ontdekt. Het betrof dus niet de primaire, secundaire of tertiaire kring, maar een viervoudig uitgevoerd hulpsysteem, het zogenaamde nevenkoelwatersysteem. Dit hulpsysteem heeft de functie om bij te schakelen wanneer extra warmte afgevoerd moet worden zoals tijdens het opstarten.
Als de desbetreffende kleine lekkage niet opgemerkt zou zijn dan is de slechtst denkbare situatie het ontstaan van een grote lekkage die een storing in één onderdeel van dit viervoudig uitgevoerd nevenkoelwatersystem zou kunnen veroorzaken. In dit specifieke geval was er geen sprake van een grote lekkage en is de integriteit van de getroffen waterleiding niet aangetast.
Is er op enig moment radioactief materiaal vrijgekomen?
Nee, de lekkage betrof niet radioactief water. De lekkage komt uit een koelwatersysteem waardoor gewoon rivierwater stroomt en dat strikt gescheiden is van het nucleaire deel van de kerncentrale (zie figuur 1).
figuur 1. Bepaalde koelwatersystemen van de kerncentrale (nummer 6/7) maken gebruik van rivierwater als koelwater. Daardoor zijn deze systemen strikt gescheiden van het nucleaire deel van de installatie. Bij een lekkage in een dergelijk systeem lekt er dus slechts normaal rivierwater weg (dit is een algemene weergave, geen specifieke tekening van de centrale Emsland en het betreffende systeem).
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten bij de kerncentrale Emsland de afgelopen jaren en welke kwalificatie binnen de International Nuclear and Radiological Event Scale (INES) deze hebben gekregen?
De kerncentrale Emsland is een Duitse kerncentrale. De incidenten en ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrale Emsland die van belang zijn voor nucleaire veiligheid worden gemeld aan de toezichthoudende Duitse autoriteiten. Het overzicht van deze gebeurtenissen met de bijbehorende INES schalen is openbaar toegankelijk via de link: http://www.bfe.bund.de/DE/kt/ereignisse/berichte/berichte_node.html
Volgens deze jaarlijkse en maandelijkse rapportages zijn in de laatste 10 jaar in totaal 50 storingen zonder gevolgen voor de veiligheid (INES-0) gemeld bij de kerncentrale Emsland. In dezelfde periode zijn er geen storingen met een hogere inschaling gemeld.
Bent u, of de ANVS, actief op de hoogte gesteld van dit incident en eventuele eerdere incidenten? Kunt u toelichten welke vorm van samenwerking er bestaat met de Bundesregierung in Berlijn en de Landesregierung in Hannover met betrekking tot deze kerncentrale? Op welke wijze werkt de ANVS samen met haar Duitse tegenhanger?
De ANVS is niet direct op de hoogte gesteld van deze ongewone gebeurtenis. Dergelijke ongewone gebeurtenissen worden achteraf gedeeld en besproken binnen het Nederlands-Duitse samenwerkingsverband (Niederländisch-Deutsche Kommission für grenznahe kerntechnische Einrichtungen, NDKK) tijdens de jaarlijkse bijeenkomst. Binnen de NDKK zijn aan Duitse kant naast het federale ministerie (Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit) ook de betrokken ministeries van de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen aanwezig. Naast het achteraf delen van ongewone gebeurtenissen zijn in NDKK-verband afspraken gemaakt met betrekking tot het direct melden van en de informatie-uitwisseling bij (dreigende) kernongevallen. Deze meldings- en informatielijnen bestaan op zowel lokaal of regionaal als op Länder en federaal niveau.
Deelt u de mening dat gedetailleerde informatie over de staat van kernreactoren in de buurt van de Nederlandse grens essentieel is om de volksgezondheid en de veiligheid van Nederlandse inwoners te garanderen?
Ja, het is erg belangrijk om informatie over ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrales uit te wisselen (verder zie antwoord op vraag 6 en 7).
Kunt u aangeven of er actuele rampenplannen binnen de veiligheidsregio’s in de grensgebieden bestaan gericht op een ramp bij deze Duitse centrale?
Er bestaat binnen de veiligheidsregio’s in het betreffende grensgebied een gezamenlijk rampenbestrijdingsplan specifiek gericht op de Duitse centrale Emsland, te weten het rampbestrijdingsplan Kernkraftwerk Emsland (rbpKKE) van de veiligheidsregio’s Twente, Drenthe en IJsselland. Dit plan is in 2015 geactualiseerd, waarbij rekening is gehouden met de preparatieafstanden zoals vastgesteld in het zogenoemde Harmonisatiebesluit van 2 juli 20142. In het kader van implementatie van Europese regelgeving worden de uitgangspunten zoals neergelegd in het Harmonisatiebesluit, op dit moment geactualiseerd.
Deelt u de mening dat deze oude kernreactor, die volgens plan in 2022 zal sluiten, zo snel mogelijk definitief gesloten dient te worden om de veiligheid van onze inwoners te garanderen? Zo ja, welke stappen zult u zetten om de Duitse overheden hiervan te overtuigen? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire veiligheid is een nationale verantwoordelijkheid. De toezichthoudende Duitse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de veiligheid van de kerncentrale. Op dit moment heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat er een onveilige situatie is of dat de toezichthouder zijn verantwoordelijkheid niet goed invult. Wanneer de situatie hier aanleiding toe zou geven zal ik mijn ambtsgenoot in Duitsland aanspreken op zijn verantwoordelijkheid.
Het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgevingen over het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat het te verwachten is dat met een nieuw beschikbaar placebo de komende jaren meer en betere studies beschikbaar komen op basis waarvan het Zorginstituut Nederland (ZIN) een eventuele beoordeling kan doen?
Het placebo cannabispreparaat dat beschikbaar is, wordt op dit moment gebruikt bij klinische studies zowel in Nederland als in het buitenland (Australië). De hoop is dat deze studies bewijs zullen opleveren om van een bewezen en therapeutisch bruikbare werkzaamheid van medicinale cannabis te kunnen spreken. Na afronding van deze studies moeten blijken of het Zorginstituut zal oordelen dat sprake is van bewezen therapeutisch bruikbare werkzaamheid.
Wanneer zullen de eerste onderzoeken op basis van dit placebo gereed zijn? Bent u bereid ook internationale ervaringen mee te nemen?
Op het momenteel loopt er in Nederland bij het Leids Universitair Medisch Centrum een placebo gecontroleerd onderzoek. De verwachting is dat dit onderzoek in juli 2018 wordt afgerond, naar waarschijnlijk zullen de eerste resultaten in het najaar van 2018 beschikbaar komen.
Uiteraard ben ik bereid om resultaten uit internationaal onderzoek mee te nemen. Internationale onderzoeken hebben ook in het verleden mijn constante aandacht gehad. Nu er ook internationaal placebo gecontroleerd onderzoek wordt gedaan, wordt het alleen maar belangrijker om dit goed te volgen.
Wanneer is het onderzoek naar een prijsverlaging van medicinale cannabis gereed? Bent u bereid de uitkomsten voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar de Kamer te sturen?
Het onderzoek ter verlaging van de prijs van medicinale cannabis is net afgerond. Hieruit is gebleken dat de prijs verlaagd kan worden van € 6,20 naar € 5,80 vanaf 1 januari 2018 zal deze prijs van kracht worden. Uit het onderzoek is gebleken dat dit een prijs is die voor langere tijd gehandhaafd kan blijven.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsbehandeling VWS?
Ja, daar ben ik toe bereid.
Het boek ‘Dagboek van een getuige’ en ‘Slachtoffer mislukte liquidatie Breda krijgt geen huurwoning’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het boek «Dagboek van een getuige»1 en het bericht «Slachtoffer mislukte liquidatie Breda krijgt geen huurwoning»?2
Ja.
Klopt het dat slachtoffers van zware- en georganiseerde criminaliteit en/of levensdelicten qua bescherming en beveiliging vallen onder de werking van het stelsel Bewaken en Beveiligen? Aan welke voorwaarden moeten deze slachtoffers voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor overheidsbescherming, voortvloeiend uit het stelsel Bewaken en Beveiligen? Kunnen mensen zelfstandig beslissen uit het stelsel Bewaken en Beveiligen te stappen? Vindt dit in de praktijk ook plaats? Welke verplichting blijft er in zo’n situatie bestaan aan de zijde van de overheid? Wordt daar in meegewogen de risico’s die mogelijk optreden voor derden zoals omwonenden)?
Alle personen in Nederland kunnen in geval van bedreiging vallen onder de werking van het Stelsel Bewaken en Beveiligen. Dat geldt dus ook voor slachtoffers van zware en georganiseerde criminaliteit en/of levensdelicten. Indien zij ook getuigen zijn in een strafzaak is het mogelijk dat rondom deze personen maatregelen worden getroffen in het kader van een getuigenbeschermingsprogramma (zie ook mijn antwoord op vraag 3).
De essentie van persoons- en objectbeveiliging is dat er bepaalde beveiligingsmaatregelen worden genomen omdat sprake is van dreiging en risico. De overheid treft noodzakelijke beveiligingsmaatregelen als deze dreiging dusdanig is dat een burger (of de organisatie waarvoor deze werkzaam is) daar zelf geen weerstand tegen kan bieden. De maatregelen hebben tot doel de burger te beschermen tegen een aantasting van lijf of goed. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen die het lid van Nispen kort geleden stelde naar aanleiding van het bericht «Beschermd door justitie, leven kapot». 3 Na aangifte of melding van bedreiging kunnen beveiligingsdeskundigen in een individuele zaak beoordelen welke beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het maatregelenpakket is uitdrukkelijk geen onderwerp van onderhandeling.
Het komt in de praktijk voor dat mensen niet (volledig) willen meewerken aan hun eigen beveiliging. Dit leidt ertoe dat de overheid minder goed in staat is de aanvullende verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van de betreffende persoon en eventuele derden. In een dergelijk geval wordt er met de bedreigde persoon gesproken om hem of haar ervan te overtuigen dat het in het belang van zijn of haar eigen veiligheid is om beveiligingsmaatregelen te accepteren en mee te werken. Mocht de persoon nog steeds niet willen meewerken, dan zal – afhankelijk van de casus en de mate van dreiging en risico (ook voor derden)- blijvend geprobeerd worden om de persoon toch te overtuigen. Uiteindelijk is het niet mogelijk bedreigde personen te dwingen mee te werken aan hun eigen beveiliging. Waar nodig en mogelijk kan de politie, in opdracht van het bevoegd gezag, maatregelen treffen waardoor het risico voor derden zo klein mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor is geen toestemming van de bedreigde persoon nodig.
In welke gevallen vallen slachtoffers van zware- en georganiseerde criminaliteit niet onder het stelsel Bewaken en Beveiligen maar onder het landelijk getuigenbeschermingsprogramma? Komt het voor dat mensen niet langer in het getuigenbeschermingsprogramma blijven of kunnen blijven en vervolgens «terugvallen» op het stelsel bewaken en beveiligen? Hoe wordt in die situatie voorzien in adequate maatregelen?
Wanneer een slachtoffer een bijdrage heeft geleverd aan een strafzaak, bijvoorbeeld als getuige, kan een slachtoffer in beginsel in aanmerking komen voor getuigenbescherming wanneer er een ernstige dreiging jegens het slachtoffer is ontstaan als gevolg van het verlenen van medewerking aan het strafproces en daarmee verband houdend overheidsoptreden. Er bestaan wezenlijke verschillen tussen bescherming door het Team Getuigenbescherming en bescherming binnen het Stelsel Bewaken en Beveiligen. Ik verwijs in dat verband naar mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Nispen van 11 augustus 2017 over dit onderwerp.
Het komt voor dat mensen niet langer in het getuigenbeschermingsprogramma kunnen blijven, bijvoorbeeld omdat ze dat zelf niet meer willen of omdat ze zich niet aan de afspraken houden waardoor de veiligheid van de getuige zelf, van andere in een beschermingsprogramma opgenomen getuigen of van medewerkers van het team getuigenbescherming in het geding is. In dat geval wordt bezien welke maatregelen in het kader van het Stelsel van Bewaken en Beveiligen kunnen worden getroffen teneinde de getuige zo goed mogelijk te kunnen beschermen tegen de bestaande dreiging. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval welke maatregelen vervolgens worden getroffen. In ieder geval wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met afschermingsbelangen die kunnen spelen rondom een te beschermen getuige.
In hoeverre speelt bij het nemen van bewakings- en beveiligingsmaatregelen door de overheid een rol dat slachtoffers van zware- en georganiseerde criminaliteit in het (recente) verleden (wellicht) zelf dader van en/of verdachte van dan wel betrokkene bij crimineel handelen zijn geweest? In hoeverre is binnen de politie en het openbaar ministerie voorzien in het scheiden van activiteiten ten aanzien van het opsporen van strafbare feiten enerzijds en het nemen van maatregelen op het vlak van bewaken en beschermen anderzijds?
De dreiging en het risico zijn in principe leidend bij het bepalen of de overheid maatregelen treft. Het gegeven dat een bedreigde persoon in het (recente) verleden zelf dader en/of verdachte van dan wel betrokkene bij crimineel handelen is geweest, kan van belang zijn voor het OM en de politie bij het maken van een risico-inschatting van de mate en waarschijnlijkheid van de dreiging. Van de bedreigde wordt hierbij volledige medewerking verlangd om de dreiging en het risico te kunnen duiden.
De personen die binnen het OM en de politie zijn belast met het nemen van maatregelen op het vlak van bewaken en beveiligen, houden zich niet bezig met het opsporen van strafbare feiten. Andersom houden degenen die zich met de opsporing van strafbare feiten bezig houden zich niet met het treffen van maatregelen ter bewaking en beveiliging bezig. Het zijn gescheiden trajecten.
Klopt het dat de kosten van bewaken en beveiligen van slachtoffers/getuigen van zware- en georganiseerde criminaliteit en/of levensdelicten ten laste van het politiebudget komen? Heeft de politie voldoende budget om deze kosten te dragen? Hoeveel heeft de politie in de jaren 2015 en 2016 besteed aan het bewaken en beveiligen van personen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen? Hoeveel daarvan werd besteed aan het bewaken en beveiligen van slachtoffers van zware- en georganiseerde criminaliteit? Om hoeveel bedreigde personen ging het?
De taak om te bewaken en te beveiligen maakt onderdeel uit van de politietaak. De veiligheid van personen, objecten en diensten is in beginsel decentraal georganiseerd. Het lokaal bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het nemen van aanvullende beveiligingsmaatregelen op basis van (voorstelbare) dreiging en risico. De rijksoverheid heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor een beperkte groep personen, objecten en diensten. De kosten voor maatregelen rondom beschermde getuigen komen hoofdzakelijk ten laste van het politiebudget. Hierbij wordt per afzonderlijke opdracht bepaald welke middelen en welke maatregelen nodig zijn (en voor welke duur) om de veiligheid van de te beveiligen persoon zo goed mogelijk te waarborgen. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging van personen aan zou kunnen worden ontleend.
Mediation in het strafrecht |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Driekwart zaken mediation in strafrecht succesvol»1 en kent u het tweede nummer van Infoblad Mediation in Strafzaken?2
Ja.
Deelt u de mening dat met een slagingspercentage van 81,2% van het aantal mediationzaken er sprake is van een groot succes? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Uit het jaarverslag van de Rechtspraak 2016 blijkt dat 598 strafzaken werden verwezen naar mediation. Het slaagcijfer lag daarbij gemiddeld op 77%. In vergelijking met de resultaten van andere zaken die door de rechter werden verwezen, zijn de resultaten van mediation in strafzaken gunstig te noemen.
Uit het Infoblad Mediation in Strafzaken blijkt dat tot medio september 2017 479 zaken zijn verwezen. Van deze zaken werden 326 zaken daadwerkelijk opgestart. Daarvan zijn 265 zaken geslaagd, hetgeen resulteert in een slagingspercentage van 81,2%.
Vergeleken met de totale instroom aan strafzaken (niet-kanton) bij de rechtbanken, te weten 106.250 zaken, is het aantal verwijzingen zeer beperkt te noemen. Ik heb met instemming kennis genomen van het kleine, maar niet onbelangrijke, aantal zaken waarin mediation in strafrecht een voor slachtoffer en dader zinvolle bijdrage heeft kunnen leveren. Hoewel in die zaken mogelijk sprake is van het voorkomen van recidive, minder beslag op de rechterlijke macht en een voor slachtoffer en dader bevredigender afhandeling van de zaak, kunnen daarover kunnen op basis van de nu beschikbare onderzoeksgegevens geen sluitende uitspraken worden gedaan.
Deelt u de mening dat succesvolle mediation in het strafrecht recidive kan voorkomen, minder beslag op de rechterlijke macht kan leggen en tot een voor slachtoffer en dader bevredigender afhandeling van de zaak kan leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat vanwege het succes van mediation in het strafrecht voortzetting en verdere uitrol daarvan gewenst is? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen en financieren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u graag naar de antwoorden op de vragen die voorafgaand aan de behandeling van de begroting door de Kamer zijn gesteld. Daarbij gaat het om de beantwoording van vraag 649 en 650. Hiermee heb ik tevens mijn toezegging over het sturen van informatie over de middelen voor mediation in strafrecht in 2018, gedaan tijdens het VAO Justitiële Jeugd van 8 november jl., gestand gedaan.
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid?
Ja.