Een gepubliceerde mail van 13 oktober 2021 |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Achahbar |
|
|
|
|
Kunt u zo snel mogelijk laten weten of de gepubliceerde mail van 13 oktober 2021 echt is?1
Op dit moment kunnen we de authenticiteit van de betreffende e-mail niet vaststellen. De e-mail is ondanks een intensieve zoektocht in de Toeslagen- en Belastingdienstsystemen niet gevonden. Er is gericht gezocht op de periode van verzending en daarbij is zowel gezocht op zinnen uit de e-mail als op onderwerpregel, maar dit leverde geen resultaten op. Er is bij diverse partijen navraag gedaan om te vragen of een ongelakte versie van de e-mail beschikbaar is, zodat de authenticiteit kan worden vastgesteld, dit bleek niet mogelijk.
Is het mogelijk te laten weten van waar uit de organisatie deze mail afkomstig is en kunt u aangeven hoe breed deze mail is verspreid?
Omdat de e-mail niet is aangetroffen binnen de Toeslagen- en/of Belastingdienstomgeving kan ook worden aangenomen dat het bericht niet is verspreid binnen de Toeslagen- en/of Belastingdienstomgeving.
Kunt u aangeven op welke manier opvolging is gegeven aan de inhoud van de voorstellen?
Het bericht is niet aangetroffen in de systemen. De inhoud en de voorstellen erin worden beschreven, worden niet herkend en er is binnen de organisatie dan ook geen opvolging aan gegeven.
Is deze mail een weerspiegeling van een breed levende emotie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze emotie wordt absoluut niet herkend binnen de organisatie. Medewerkers kiezen er bij het werken bij Dienst Toeslagen voor om bij te dragen aan de drie burgerbeloften; Wij staan voor u klaar, u weet waar u aan toe bent en u krijgt waar u recht op hebt. Daarnaast is in 2020 de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) opgericht, speciaal voor het financieel herstel van gedupeerden. Medewerkers kiezen er bewust voor om bij UHT te werken, gedreven door de overtuiging dat gedupeerden en hun naasten niet alleen recht hebben op financiële compensatie, maar ook op erkenning van het onrecht dat hen is aangedaan. Met volle toewijding zetten zij zich in om dit zo goed en zorgvuldig mogelijk te realiseren.
Erkent u dat de inhoud van deze mail totaal ongepast is? Zo ja, kunt u in algemene bewoordingen aangeven wat er gebeurt als er zulke taal wordt gebezigd en voorstellen als deze worden gedaan binnen uw ambtelijke organisatie?
Ja, de inhoud van deze e-mail is totaal ongepast. Zou iemand binnen de ambtelijke organisatie dergelijke uitspraken doen, dan zouden hierop passende maatregelen getroffen worden. Toon, noch inhoud wordt geaccepteerd.
Het bericht ‘Wat nou smaakjesverbod? Nepsigaret met menthol en fruit op de markt dankzij ‘truc’ van tabakgigant’ |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de introductie van de nicotinehoudende sticks van Philip Morris op de Nederlandse markt onder de naam Levia? Wat is uw reactie hierop?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het splitsen van productonderdelen en het vervangen van tabak door cellulose, zoals toegepast bij Levia, een juridisch grijs gebied is dat het smaakjesverbod omzeilt? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om deze maas in de wet te dichten? Bent u bereid om wetgeving aan te passen zodat ook producten als Levia onder het smaakjesverbod gaan vallen?
De Levia-sticks zijn aan te merken als een nicotineproduct zonder tabak. Het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten3 dat deze nicotineproducten onder het toepassingsbereik van de Tabaks- en rookwarenwet brengt, is aangenomen door de Tweede Kamer en is nu in behandeling bij de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt een groot aantal regels op deze nieuwe sticks van toepassing dat ook geldt voor tabaksproducten en elektronische dampwaar. Dit gaat bijvoorbeeld om het reclameverbod, de leeftijdsgrens en het verbod op de verkoop in bepaalde verkooppunten, zoals in supermarkten en via internet. Daarnaast is een besluit in voorbereiding dat het mogelijk maakt om ook de ingrediënten van nicotineproducten zonder tabak te reguleren. Hierdoor wordt het mogelijk om een smaakverbod voor de sticks in te voeren.
Kunt u aangeven, gezien het feit dat Levia geen tabak is, maar wel nicotinehoudend, welke wet- en regelgeving zoals accijnzen en belastingregels Philip Morris omzeilt die van toepassing zijn op zijn tabaksproducten?
Binnen de EU is een aantal belastingen geharmoniseerd, waaronder de accijns op tabaksproducten. De basis hiervoor is te vinden in de Richtlijn tabaksaccijns. Voor elk nieuw (tabaks-) of nicotineproduct moet bepaald worden of het kan worden aangemerkt als accijnsproduct en als zodanig kan worden belast met accijns. In 2025 wordt een voorstel tot herziening van de richtlijn tabaksaccijns verwacht. Nieuwe nicotineproducten zullen in dit voorstel naar verwachting een eigen categorie en tarief krijgen. Wanneer de herziening van de richtlijn gepubliceerd wordt, verwacht ik meer duidelijkheid over hoe dit soort producten zullen worden belast.
Deelt u de conclusie dat Levia een innovatie is die Philip Morris gebruikt met als doel tabakswetgeving te omzeilen, gezien het feit dat deze innovatie wel nicotine bevat maar door het ontbreken van tabak niet onder de tabakswetgeving valt? Bent u bereid, constaterende dat Philip Morris met deze methode handelt in strijd met de bedoeling van de wet, wet- en regelgeving aan te passen, zodat wet en de bedoeling van de wet weer in overeenstemming zijn?
De precieze motieven van de tabaksindustrie ken ik niet, maar ik ben het met u eens dat de genoemde sticks een manier lijken te zijn om bestaande wet- en regelgeving voor normale tabaksproducten te omzeilen. Gelukkig ligt het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de belangrijkste regels die voor tabaksproducten en elektronische dampwaar gelden, ook op deze sticks van toepassing zullen worden.
Bent u zich ervan bewust dat grote tabaksbedrijven zoals Philip Morris, door de beperkingen van de huidige wetgeving, steeds opnieuw hun gang kunnen gaan met het introduceren van nieuwe verslavende producten zoals Levia? Welke stappen bent u bereid te nemen om ervoor te zorgen dat dergelijke innovaties door de tabaksindustrie niet langer buiten de bestaande regelgeving vallen?
De tabaksindustrie blijft nieuwe tabaksproducten en nicotineproducten zonder tabak introduceren die als alternatief voor traditionele tabaksproducten kunnen worden gebruikt en als minder schadelijk product worden aangeprezen. De industrie lijkt zich daarbij te richten op producten waarvoor minder strenge regels gelden, zodat ze zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt kunnen worden, met name voor jongeren. Op deze manier komen jongeren makkelijker in aanraking met nicotine. Mijn beleid is erop gericht de regels van deze nieuwe producten gelijk te trekken met de regels voor tabak. Het genoemde wetsvoorstel draagt daar in belangrijke mate aan bij, omdat het alle producten waar nicotine in zit onder de reikwijdte van de wet brengt. Hierdoor wordt het moeilijker voor de industrie om producten te introduren die niet wettelijk gereguleerd zijn en deze populair te maken onder jongeren.
Kunt u bevestigen dat Levia onder de wet «Regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten» valt die op 21 mei 2024 is aangenomen door de Tweede Kamer en nu bij de Eerste Kamer ligt?
Ja.
Hoe schat u het gezondheidsrisico in van het gebruik van nicotinehoudende producten zonder tabak, zoals de Levia sticks, in vergelijking met traditionele tabaksproducten? Laat u onderzoeken welke schadelijke stoffen Levia bevat? Laat u onderzoeken van welk soort plant de cellulose in Levia afkomstig is?
Levia-sticks zijn zonder twijfel schadelijk voor de gezondheid. Hoe schadelijk precies moet nog worden bepaald. Ik heb het RIVM de opdracht gegeven een risicobeoordeling voor deze nieuwe producten uit te voeren. Deze risicobeoordeling zal inzicht geven in de schadelijkheid van deze sticks, de aanwezigheid van schadelijke stoffen en het gebruik van ingrediënten zoals kruiden en nicotine.
Overweegt u een algeheel verbod op nicotineproducten om de volksgezondheid te beschermen en verslaving te voorkomen, met name onder jongeren, zoals voorgesteld door het onlangs gepresenteerde burgerinitiatief?
Het wetsvoorstel houdende regeling van nicotineproducten zonder tabak en nicotineapparaten stelt een totaalverbod op nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik (zoals nicotinezakjes) in, en reguleert alle overige nicotineproducten zonder tabak. Dit is naar analogie van de bestaande wetgeving waarin een verbod geldt om tabak voor oraal gebruik (snus) in de handel te brengen en het in de handel brengen van andere tabaksproducten en aanverwante producten, waaronder elektronische dampwaar, wordt gereguleerd. Ik blijf kijken naar mogelijkheden om te voorkomen dat nieuwe producten populair worden gemaakt. Dit kan door een reclameverbod, een leeftijdsgrens en producteisen zoals nu in het genoemde wetsvoorstel worden voorgesteld voor de nicotineproducten die niet oraal worden gebruikt. Een verbod zou overwogen kunnen worden, maar op dit moment is er nog te weinig kennis over de betreffende producten om een dergelijk verbod te kunnen rechtvaardigen.
Kunt u deze vragen voor 1 september 2024 beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt vanwege de benodigde afstemming voor de totstandkoming van deze antwoorden.
De status van Koningin Maxima bij het World Economic Forum |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Wat is op dit moment de status van Koningin Maxima bij het World Economic Forum?
Koningin Máxima is in haar functie van speciale pleitbezorger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor inclusieve financiering voor ontwikkeling (UNSGSA) sinds 2021 lid van de Edison Alliance van het Wereld Economisch Forum (WEF). Dit initiatief richt zich op het bevorderen van digitale inclusie op de thema’s gezondheidszorg, financiële diensten en onderwijs, zoals ook gemeld in de beantwoording van eerdere vragen van Tweede Kamerlid Van Houwelingen over de functies of rollen van leden van het kabinet en Koninklijk Huis bij het WEF (11 maart 2024-nummer 2024Z00952, ondertekenaar Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de Minister-President).
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (minister infrastructuur en waterstaat) (PVV) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven waarom en wanneer u, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 7 augustus (Kamerstuk 36 410-A, nr. 63), heeft besloten alsnog een second opinion uit te laten voeren over de opdracht aan de huidige aannemer, over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en over de nadeelcompensatie?
In de Kamerbrief van 7 augustus 2024 is aangegeven dat de second opinion is uitgevoerd om er zeker van te zijn dat – gegeven de gekozen hoofdaanpak (in het droge) – de voorgenomen uitvoeringswijze klopt en de hiervoor geraamde kosten en voorgestelde risicovoorziening passend zijn. Hiertoe is op 24 juli 2024 besloten. De second opinion gaat niet over de beschikbaarheid van de omvaarroutes en de nadeelcompensatie.
Bent u bereid de tussenresultaten van deze second opinion met de Kamer te delen?
De tussenresultaten staan op hoofdlijnen al in de kamerbrief van 7 augustus1.
De eindresultaten zijn inmiddels beschikbaar. Deze resultaten zijn als bijlage bij deze brief opgenomen. In deze Kamerbrief is ook aangegeven op welke wijze Rijkswaterstaat bij het verdere uitvoering van het project invulling wil geven aan de aanbevelingen uit de second opinion.
Kunt u aangeven waarom u de eindresultaten van deze second opinion niet afwacht, voordat er met de werkzaamheden begonnen wordt en daarbij aangeven wat het nut is van een second opinion waarvan de uitkomsten niet afgewacht worden?
De tussenresultaten van de second opinion onderschrijven de noodzaak om 12 augustus 2024 te starten met de werkzaamheden. Gezien de fasering van de werkzaamheden is er voldoende tijd om de overige resultaten tijdig in de uitvoering mee te nemen. Zoals ook bij vraag 2 aangegeven is de wijze waarop dit gebeurt in de bijlage bij deze brief opgenomen.
Kunt u aangeven waarom het aanvullende benodigde budget niet eerder met de Kamer gecommuniceerd is?
In de brief van 7 augustus is aangegeven dat de belangrijkste oorzaak van de kostenstijging is dat met de oorspronkelijk bedachte techniek bij het vereiste werktempo de afdichting van het kanaal onvoldoende robuust zou zijn. Rijkswaterstaat heeft eind mei 2024 verschillende proeven uitgevoerd om de waterdichtheid van het kanaal in relatie tot de bedachte methodiek (toepassing van folie) te toetsen. Toen bleek dat toepassing van deze techniek tot onvoldoende waterdichtheid zou leiden, is een alternatieve werkmethode (bentonietmatten) inclusief bijbehorende kosten. In de brief van 7 augustus staan ook de andere kostenverhogende factoren. Dit zijn de hoge tijdsdruk in de natte winterperiode, het streven naar een zo kort mogelijke stremmingsduur en zo snel mogelijke start en noodzakelijke maatregelen zoals de aanleg van buisleidingen om gedurende de stremming de levering van vers kanaalwater aan omliggende bedrijven te kunnen waarborgen. Ook is aangegeven dat er een risicoreservering voor de uitvoeringsfase is opgenomen die groter is dan gebruikelijk aangezien er nog diverse onzekerheden zijn die mogelijk tot extra tegenvallers kunnen leiden. Nadat de totale te verwachten meerkosten in beeld waren, is dit vervolgens zo spoedig mogelijk met de Kamer gecommuniceerd via de brief van 7 augustus 2024.
De status van het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in de Berliner Zeitung van 23 juli getiteld: «Nord Stream: Neue Antwort der Bundesregierung – Ermittlungsstand zu Anschlag bleibt geheim.»?1
Ja.
Is het correct dat de Duitse regering heeft aangegeven dat de status van het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream geheim zal blijven?
Het door u genoemde artikel verwijst naar het antwoord van de Bundesregierungop vragen van de AfD-fractie over het strafrechtelijke onderzoek van het Bundesgerichtshof (GBA) naar de toedracht van de explosies bij Nordstream. In dit antwoord stelt de Bundesregierung dat «Noch de federale overheid noch het GBA hebben overwogen de voorlopige of tussentijdse resultaten van het onderzoek te publiceren of te presenteren, omdat dit het doel van het onderzoek in gevaar zou brengen.»2
Waarom wil de Duitse regering niets over de status van dit onderzoek zeggen? Bent u bereid dit bij uw Duitse collega na te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer verwacht het Nederlandse kabinet dat het Duitse onderzoek naar de aanslag op Nord Stream, nu inmiddels alweer bijna twee jaar geleden, (uiterlijk) afgerond zal zijn? Is het Nederlandse kabinet bereid hierover bij de Duitse regering opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet spreken voor de Duitse regering. Het kabinet wacht de resultaten van het onderzoek van de Duitse autoriteiten af.
Is het kabinet van mening dat het van groot belang is voor Nederland om te achterhalen wie verantwoordelijk is voor de aanslag op Nord Stream? Zo nee, waarom niet?
Er wordt door de Duitse autoriteiten onderzoek gedaan naar de toedracht van de explosies bij de Nordstream pijpleidingen. Het kabinet hecht waarde aan een gedegen onderzoek en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af. Na de explosies ontving uw Kamer op 4 november 2022 een Kamerbrief met onder andere een feitenrelaas. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de mogelijke toedracht van de explosies.
Wat gaat het Nederlandse kabinet zélf doen om ervoor te zorgen dat de onderste steen boven komt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Om herhaling te voorkomen zijn antwoorden waar nodig samengenomen.
Het bericht ‘Pro-Palestijnse activisten richten opnieuw vernielingen aan bij Universiteit van Amsterdam’. |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Pro-Palestijnse activisten richten opnieuw vernielingen aan bij Universiteit van Amsterdam»?1
Ja.
Klopt het dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) waarschijnlijk voornemens is om geen aangifte te doen van bekladding en het met hamers inslaan van ruiten van meerdere UvA-panden? Zo nee, houdt dit in dat de UvA van gedachten veranderd is en alsnog aangifte gaat doen?
Uit contact van mijn ministerie met de instelling blijkt dat de UvA altijd aangifte doet wanneer er vernielingen worden gepleegd aan hun eigendommen. Dit is in dit geval ook gedaan. In dit geval betrof het een kleinschalige schade. De UvA schat deze op € 600.
Indien inderdaad geen aangifte wordt gedaan, deelt u dan de mening dat het onbestaanbaar is wanneer een onderwijsinstelling dergelijke gewelddadige vernielzucht geen aangifte waard vindt en deze slechts afdoet met de mededeling «het is iets dat we zullen moeten repareren, dat is heel erg jammer.»?
Bij vermoedens van strafbare feiten is het van belang dat instellingen hier tegen optreden en daders ter verantwoording worden geroepen. De afweging om aangifte te doen ligt bij de individuele instelling. De instellingen hebben als gezamenlijke lijn dat bij strafbare feiten, zoals bedreiging, geweld, vernieling of openlijke geweldpleging, altijd aangifte wordt gedaan. Ook de UvA geeft aan altijd aangifte van vernielingen te doen en dat ook in dit geval te hebben gedaan.
Welk signaal denkt u dat hiervan uitgaat en deelt u de conclusie dat een dergelijke zwakke en onderdanige houding potentiële toekomstige vandalen alleen maar aanmoedigt in plaats van afschrikt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat bedraagt de totale schade van de aangerichte vernielingen en bekladdingen en deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is wanneer niet alles op alles wordt gezet om deze tot de laatste cent te verhalen op de daders, maar voor rekening van de belastingbetaler komt?
De schade door deze vernielingen werd door de UvA geschat op € 600. De afweging om aangifte te doen is aan de individuele instelling. Ik vind het belangrijk dat instellingen aangifte doen bij strafbare feiten, zoals vernielingen. De rechter beslist vervolgens in individuele gevallen over het al dan niet verhalen van de schade op de dader(s). Ik ben niet in de positie om een oordeel uit te spreken over de juridische weging in deze specifieke situatie.
Indien de UvA persisteert in het niet doen van aangifte, bent u dan bereid de kosten van het herstel in te houden op de rijksfinanciering van de UvA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Zoals eerder vermeldt, heeft de UvA aangifte gedaan naar aanleiding van deze vernielingen. Dus er is geen noodzaak toe.
Wanneer en hoe gaat u invulling geven aan mijn aangenomen motie over het intrekken van studievisa van studenten van buiten de Europese Unie die door onder andere het aanrichten van vernielingen er blijk van hebben gegeven een bedreiging voor de openbare orde te vormen?2
Zoals in de appreciatie van de desbetreffende motie3 is aangegeven, zal – wanneer een student van buiten de EU een gevaar vormt voor de openbare orde – diens verblijfsvergunning door de IND worden ingetrokken wanneer dit past binnen de zogenoemde glijdende schaal en het evenredigheidsbeginsel. Hiermee wordt uitvoering geven aan de motie.
Het rapport ‘Nederlandse jongeren weten te weinig over risico’s vapen’ |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de bevindingen van het recente onderzoek van UNICEF Nederland over de beperkte kennis van jongeren met betrekking tot de risico’s van vapen en hun roep om een algeheel verbod op vapes?1
Ja.
Welke concrete voorlichtings- en preventieprogramma’s worden momenteel ontwikkeld of uitgebreid om jongeren beter te informeren over de gezondheidsrisico’s van vapen en andere vormen van middelengebruik?
Er gebeurt al het nodige, maar meer actie is van belang. Zo ondersteun ik de integrale aanpak Helder op School van het Trimbos-Instituut. Onderdelen van deze aanpak zijn het opstellen van beleid en regelgeving, het signaleren en begeleiden van middelengebruik, het stimuleren van ouderparticipatie en het organiseren van lessen. Daarnaast zijn diverse campagnes over de gevaren van de e-sigaret van Artsen Slaan Alarm ondersteund. Op dit moment ben ik mij aan het beraden op de verdere stappen die ik wil zetten om het e-sigaretgebruik terug te dringen. Voorlichting is hier een belangrijk onderdeel van. Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden en invalshoeken voor publiekscommunicatie over het gebruik van e-sigaretten gericht op jongeren. Ik zal u zo snel mogelijk informeren over de precieze inzet die ik hiertoe zal doen.
Gezien het feit dat jongeren onvoldoende op de hoogte zijn van de specifieke gezondheidsrisico's van vapen, zoals DNA-schade met kanker als risico en de verstoring van hersenontwikkeling, welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat deze cruciale informatie hen beter en zo spoedig mogelijk bereikt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u inspelen op het gegeven dat 82 procent van de Nederlandse jongeren voor een algeheel verbod op vapen is, zoals blijkt uit het onderzoek?
Net als de jongeren uit het onderzoek ben ik zeer bezorgd over de toename van de e-sigaret. Ik wil dit dan ook tegengaan. Ik ben mij aan het beraden op verdere stappen die ik hiertoe wil zetten en zal uw Kamer zo snel mogelijk hierover informeren.
Kunt u de huidige stand van zaken toelichten met betrekking tot de uitvoering van de motie-Daniëlle Jansen/Krul voor een algeheel verbod op wegwerpvapes?2 Welke concrete stappen zijn al genomen en welke stappen worden in de nabije toekomst verwacht?
Op dit moment beraad ik mij hoe ik uitvoering zal geven aan de motie. Onderdeel van deze uitwerking zijn onder andere de juridische haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van de motie. Deze uitvoerbaarheid valt of staat bij de beschikbaarheid van voldoende handhavingscapaciteit en de benodigde financiële middelen daarvoor. Ook laat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op dit moment een onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden om vapes die voorkomen in zwerfafval te reduceren. Dit onderzoek zal eveneens worden betrokken bij de uitwerking van de motie.
Wat is uw reactie op het gegeven dat 80 procent van de jongeren voor een verbod op sigaretten is? Welke stappen overweegt u in dit verband?
Het is bemoedigend dat zo veel jongeren in deze peiling van mening zijn dat er geen plek is voor sigaretten in onze maatschappij. Het roken van sigaretten veroorzaakt veel leed en heeft de samenleving niets positiefs te bieden. De realiteit is echter dat veel mensen verslaafd zijn aan roken en dat het van de ene op de andere dag verbieden van sigaretten niet betekent dat er niet meer gerookt wordt. Het is daarom van belang roken terug te dringen met een pakket van samenhangende maatregelen zoals recent het verbieden van de verkoop in supermarkten en daarmee ook de vraag naar sigaretten te laten afnemen. Verder is een verbod juridisch niet mogelijk omdat op Europees niveau is afgesproken dat sigaretten legale producten zijn. Ik zal mij blijven inzetten om roken en ook vapen verder terug te dringen en daarbij zal ik voortbouwen op de eerder genomen maatregelen.
Hoe interpreteert u de duidelijke roep van jongeren om strengere regulering en beperking van middelengebruik door de overheid? Welke beleidsmaatregelen overweegt u naar aanleiding van deze uitkomst?
Ik vind het goed dat zo veel jongeren in deze peiling van mening zijn dat middelengebruik streng moet worden aangepakt. Daarom is het goed dat er de afgelopen jaren bijvoorbeeld op het gebied van roken en vapen veel maatregelen zijn genomen. Denk daarbij aan het recente verbod op verkoop in supermarkten, het smaakjesverbod voor e-sigaretten of de uitgebreide rookverboden die gelden op bepaalde openbare plekken. Zoals eerder aangegeven zal ik me inzetten om het middelengebruik verder terug te dringen, en daarbij voortbouwen op eerder genomen maatregelen.
Kunt u uiteenzetten welke nationale en internationale obstakels de invoering van een verbod op (wegwerp)vapes belemmeren? Daarnaast, welke internationale samenwerkingen of overlegmomenten staan op korte termijn gepland om tot een gecoördineerde aanpak te komen?
Een nationaal verbod op de e-sigaret is niet mogelijk, omdat op Europees niveau in de Tabaksproductenrichtlijn is afgesproken dat de e-sigaretten legale consumentenproducten zijn. Een algeheel verbod is alleen mogelijk wanneer er een Europees verbod in de Tabaksproductenrichtlijn wordt ingevoerd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zo’n Europees verbod er op korte termijn gaat komen. Dit komt doordat verschillende lidstaten in Europa verschillend naar de e-sigaret kijken.
Het is daarnaast geen uitgemaakte zaak of een verbod op wegwerpvapes onder de Tabaksproductenrichtlijn is toegestaan. Elke lidstaat is toegestaan een bepaalde categorie tabaksproducten of aanverwante producten, waaronder e-sigaretten, te verbieden op grond van een specifieke situatie op het gebied van volksgezondheid in de lidstaat. Aangetoond zal moeten worden dat de situatie in Nederland dermate afwijkt van de situatie in andere lidstaten zodat een verbod op wegwerpvapes gerechtvaardigd is.
Nederland voert op verschillende plekken internationaal overleg over tabak en e-sigaretten. Dit gebeurt onder andere op Europees niveau, recent bij de Gezondheidsraad of bij de relevante werkgroepen met experts uit de lidstaten die plaatsvinden. Maar ook op multilateraal niveau bij de Conference of the Parties van het WHO-Kaderverdrag inzake Tabaksontmoediging en de Meeting of the Parties van het Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten.
Voelt u de urgentie om de doelstelling van een Rookvrije Generatie vóór 2040 te realiseren? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om dit proces te versnellen?
Het beschermen van de gezondheid van jongeren is van het grootste belang en rookvrij kunnen opgroeien is een belangrijk onderdeel daarvan. De rijksoverheid heeft zich verbonden aan de ambitie om een rookvrije generatie in 2040 te realiseren. Ik zal mij daar ook voor inzetten en daarbij zal ik voortbouwen op de eerder genomen maatregelen.
Wanneer start u ─ door deze duidelijke oproep van jongeren om strengere regulering ─ met structurele accijnsverhoging zodat minder mensen beginnen met roken en er meer mensen stoppen met roken? En wat is uw plan van aanpak?
Ik ben het met de jongeren eens dat accijnsverhogingen belangrijk zijn om het roken terug te dringen. De accijnzen op sigaretten en shag zijn dan ook zeer recent, namelijk in april van dit jaar, fors verhoogd. Op dit moment heeft het kabinet nog geen plannen om een structurele accijnsverhoging in te voeren. Daarom kan ik hiertoe ook geen plan van aanpak met u delen.
Bent u voornemens om ─ door deze duidelijk oproep van jongeren om strengere regulering ─ het verbod op de verkoop van sigaretten in gemakswinkels eerder in te voeren, van 2032 naar 2028? Wanneer voert u een vergunningsstelsel in waarmee gemeenten het aantal tabaksverkooppunten kunnen beperken? Zo ja, wat is uw plan van aanpak? Zo nee, waarom niet?
Nadat de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten sinds 1 juli 2024 niet meer is toegestaan in supermarkten, zal vanaf 2030 de verkoop van deze producten verboden zijn in tankstations en andere verkooppunten, waardoor de verkoop voorbehouden is aan gemakszaken en speciaalzaken. In 2032 zal de verkoop voorbehouden zijn aan speciaalzaken en zullen er naar verwachting van een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek ca. 1.500 verkooppunten overblijven.3 Dit is een grote daling ten opzichte van 2021, toen het aantal verkooppunten nog ca. 9.700 bedroeg.4 Dit langjarige beleid om het aantal verkooppunten te verminderen zorgt naar schatting voor een extra vermindering van 120.000 rokers, maar kan voor sommige ondernemers ook ongemak opleveren. Daarom hecht ik eraan duidelijkheid te bieden aan ondernemers over de aanstaande regels en vast te houden aan de overgangstermijn die in 2022 is gecommuniceerd, zodat ondernemers voldoende tijd hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe realiteit.
Over het vergunningstelsel heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd in zijn brief van oktober vorig jaar. In deze brief meldde hij dat de inschatting is dat het aantal verkooppunten in 2032, als gevolg van de hierboven beschreven maatregelen, ook zonder aanvullende maatregelen als een vergunningsstelsel aanzienlijk afgenomen zal zijn. Gezien de grote administratieve belasting, de lange duur van het benodigde wetstraject en de verwachte voortgang die we de komende jaren al boeken op het terrein van het verminderen van verkooppunten ben ik niet voornemens een vergunningstelsel in te voeren.
Kunt u deze vragen voor 1 september 2024 beantwoorden?
Ja.
De omstreden verkiezingsuitslag in Venezuela |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven welke landen, regeringen en internationale organisaties tot nu toe de kandidaat van de oppositie in Venezuela – Edmundo Gonález Urrutia – hebben erkend als de legitiem verkozen president van Venezuela?1
De verkiezingen op 28 juli jl. waren voor de presidentstermijn 2025–2031, de inauguratie is voorzien op 10 januari 2025. Landen gebruiken verschillende formuleringen met betrekking tot de uitslag. Tot nu toe refereren Panama en Peru aan de heer González als president-elect, Ecuador stelt dat hij de legitieme winnaar is van de verkiezingen. Veel andere landen in de regio gebruiken bewoordingen die erop duiden dat Gónzalez de meeste stemmen haalde en de verkiezingen lijkt te hebben gewonnen. Ook het Koninkrijk der Nederlanden, de Europese Unie en de Verenigde Staten gebruiken deze formulering.
Bent u op de hoogte van de inhoud van het «onweerlegbare bewijs» dat de oppositie de verkiezingen in Venezuela heeft gewonnen waarover de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten zegt te beschikken?2
Al op de verkiezingsdag zelf ontstond twijfel over de mate van transparantie ten aanzien van de resultaten. Nicolas Maduro werd door de Nationale Kiesraad uitgeroepen als winnaar zonder dat hiervoor het gebruikelijke bewijsmateriaal met uitdraaien van stemcomputers werd geleverd. De EU, veel landen in de regio en de VS hebben aangegeven dat zonder dit bewijs de winst van Maduro niet kan worden erkend. De oppositie heeft ruim 80 procent van de stemresultaten openbaargemaakt via verzamelde uitdraaien van de stemcomputers.
Deelt u de mening van de regering van de Verenigde Staten dat het hier om onweerlegbaar bewijs gaat? Zo nee, waarom niet?
Onafhankelijke experts wijzen op de betrouwbaarheid van de door de oppositie beschikbaar gestelde data. Ook het rapport van de technische verkiezingsexperts van de Verenigde Naties die aanwezig waren tijdens de verkiezingen stelt op basis van een analyse van een deel van de documenten dat het lijkt te gaan om authentieke documenten.3
Waarom kiezen Nederland en de Europese Unie (EU) er op dit moment nog niet voor om de winst van de oppositie expliciet te erkennen?3
Het Koninkrijk der Nederlanden wil bijdragen aan de totstandkoming van een duurzaam onderhandelingsproces ten behoeve van herstel van democratie en rechtsstaat in Venezuela. Het Koninkrijk en de EU gebruiken daarom zorgvuldige formuleringen die bijdragen aan dit doel. De formulering van het Koninkrijk en de EU dat het er sterk op lijkt dat oppositiekandidaat Gónzalez de meeste stemmen haalde en dat het er volgens de openbare uitdraaien van stemcomputers op lijkt dat hij de verkiezingen heeft gewonnen sluiten aan bij de formuleringen van belangrijke partners in de regio.
Hoe lang mag wat u betreft de Nationale Kiesraad van Venezuela de officiële stemgegevens achterhouden voordat de EU tot expliciete erkenning van de verkiezingswinst van de oppositie over moet gaan?4
Zie het antwoord op vraag 4.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, waarin hij afsluit met «We fully support the process of re-establishing democratic norms in Venezuela and stand ready to consider ways to bolster it jointly with our international partners»?5
Ja.
Op welke wijze kunnen internationale partners wat u betreft samenwerken om het proces van herstel van democratische normen in Venezuela te versterken? Is wat u betreft het opleggen van sancties hiervoor een optie? Zo nee, waarom niet?
De internationale gemeenschap kan het meest effectief bijdragen aan herstel van democratie en rechtsstaat en een einde aan mensenrechtenschendingen als zij gezamenlijk optrekt. Landen in Latijns-Amerika, de VS, het VK en Canada zijn hierbij de belangrijke partners van de EU. Ik sprak daarom telefonisch met mijn Braziliaanse en Colombiaanse collega over de situatie. De Minister-President sprak met de Braziliaanse president over Venezuela. Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29 augustus zal ik bepleiten dat de EU zich maximaal blijft inzetten voor de terugkeer naar democratie en rechtsstaat in Venezuela en een einde aan mensenrechtenschendingen.
Sinds 2017 heeft de EU restrictieve maatregelen ingevoerd als gevolg van het democratisch verval en ernstige mensenrechtenschendingen in Venezuela. Het gaat om een wapenembargo, een EU-inreisverbod en de bevriezing van tegoeden van 54 individuen. De restrictieve maatregelen zijn 13 mei jl. verlengd tot 10 januari 2025, de datum van de inauguratie van de president.
Bent u bereid zich binnen EU-verband en samen met andere internationale partners in te zetten voor sancties of andere maatregelen richting (de regering en/of kiesraad van) Venezuela? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het instellen van aanvullende Europese restrictieve maatregelen niet aan de orde. De inzet van de internationale gemeenschap is gericht op het komen tot een onderhandelingsproces ter bevordering van herstel van de democratie.
Op welke wijze kunnen Nederland en de EU de oppositie in Venezuela ondersteunen en versterken? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Het Koninkrijk zet zich in voor herstel van democratie en rechtsstaat waarbij er een einde dient te komen aan de mensenrechtenschendingen in Venezuela. Dit gebeurt op verschillende manieren. In 2021 werd het Koninkrijk gevraagd als waarnemer/begeleider bij het onderhandelingsproces tussen het Maduro-regime en de Venezolaanse oppositie dat uiteindelijke leidde tot het Barbados-akkoord dat de modaliteiten van de presidentsverkiezingen regelde. Tevens ondersteunt de Nederlandse ambassade in Caracas verschillende projecten die gericht zijn op mensenrechten en democratie. Het kabinet heeft een actieve inbreng tijdens Europese discussies over het Venezuela-beleid en zet zich in voor zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken van de EU met landen in Latijns-Amerika, de VS, het VK en Canada. Ik ben voornemens deze rol te continueren.
Het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aan kan en er jaarlijks voor 10 miljard wordt gefraudeerd |
|
Michiel van Nispen , Sarah Dobbe |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het OM de criminaliteit in de zorg niet meer aankan en er jaarlijks voor 10 miljard euro wordt gefraudeerd?1
Ik vind het een duidelijk signaal vanuit het Openbaar Ministerie (OM). Komende tijd wil ik mij dan ook inzetten op betere onderlinge samenwerking in de keten, maar ook op betere preventie van zorgfraudeurs.
Ik wil graag opmerken dat de omvang van zorgfraude door het OM een schatting is. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de omvang van zorgfraude niet goed te kwantificeren is.
In hoeverre is het aanpakken van zorgfraude voor u een prioriteit? Zou het niet veel logsicher zijn om die 10 miljard die we jaarlijks verliezen door zorgfraude te verlagen dan om miljarden aan zorgbezuinigingen van Rutte IV door te zetten?
De aanpak van zorgfraude staat opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is dus een prioriteit. Ik ga er alles aan doen om zoveel mogelijk malafide zorgaanbieders uit de zorgmarkt te weren.
Wat zijn uw plannen om de aanpak van zorgfraude te verbeteren?
Mijn ministerie werkt samen met het veld aan maatregelen om instanties in het zorgdomein beter in staat te stellen om zorgfraude aan te pakken. Een aantal plannen zijn:
Hoe reageert u op de uitspraak dat het Ministerie van VWS, gemeenten en andere zorgfinanciers aan zet zijn «om te zorgen dat de voorkant goed is dichtgetimmerd»? Welke stappen gaat u zetten om hiermee aan de slag te gaan?
Gemeenten kunnen (kwaliteits-)eisen in de verordening opnemen, waar zowel gecontracteerde- als pgb-aanbieders aan moeten voldoen. Verder maakt de al eerder genoemde Wbsrz, die naar verwachting op 1 januari 2025 ingaat, het mogelijk voor zorgverzekeraars en gemeenten om elkaar te informeren over personen of bedrijven waarbij een gerechtvaardigd vermoeden van zorgfraude bestaat. Tevens wordt de vergunningplicht met het amendement Bushoff verbreed. Iedere nieuwe zorginstelling moet in de toekomst een vergunning aanvragen.
Ik wil benadrukken dat met screening aan de voorkant, misbruik, fraude en excessen niet volledig buiten de deur worden gehouden. Ondanks dat op moment van toetsen wordt voldaan aan alle eisen, kan iemand kwaad in de zin hebben. Ook opleidingseisen, de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en andere integriteitsbeoordelingen bieden geen 100% zekerheid dat fraudeurs de zorg niet weten te vinden. Het is dus niet alleen de voorkant die op orde moet zijn, maar de hele keten. Wanneer een zorgaanbieder aan de voorkant aan alle eisen voldoet, is het ook van belang dat de inkopers van de zorg, maar ook de toezichthouders en opsporingsdiensten, fraude effectief aanpakken. Het gaat dus om het voorkomen, stoppen én bestraffen van niet-integere zorgaanbieders.
Bent u het ermee eens dat er voor het terugdringen van zorgfraude vooral moet worden gefocust op systematische oplossingen om zorgfraude minder makkelijk en aantrekkelijk te maken, i.p.v. enkel meer toezicht achteraf? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar systematische oplossingen zoals het tegengaan van de wildgroei van zorgaanbieders, het beperken van winstuitkeringen in de zorg en het beter vooraf screenen van nieuwe zorgaanbieders?
Ja, ik ben het ermee eens dat er ook gefocust moet worden op het minder makkelijk en minder aantrekkelijk maken van zorgfraude. Daarom zet ik in op de verbetering van de mogelijkheden tot het screenen en weren van (nieuwe) zorgaanbieders. Door de vergunningsplicht voor nieuwe zorginstellingen en de voorgenomen uitbreiding van de doelgroep – via het amendement Bushoff – wordt bijgedragen aan het voorkomen van fraude. Om zorgaanbieders waarvan het niet aannemelijk is dat zij goede zorg kunnen verlenen te weren en stoppen, zal het kabinet extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de vergunning in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders opnemen.
Ik ben het eens met de vragenstellers dat commerciële belangen van zorgaanbieders of investeerders nooit vóór het maatschappelijk belang van zorg en jeugdhulp mogen gaan. Ik zal daarom in wetgeving vastleggen dat het uitkeren van winst in die sectoren, waar winstuitkering is toegestaan2, alleen onder een aantal basisvoorwaarden mogelijk is. Deze basisvoorwaarden zullen samenhangen met de kwaliteit van de geleverde zorg, de rechtmatigheid van declaraties, de continuïteit van de zorgaanbieder en het voeren van een zorgvuldige en integere bedrijfsvoering. Ik zal deze aanscherpingen wettelijk vastleggen via het eerdergenoemde wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. Ik verwacht dit wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Deelt u de analyse dat de hoge mate waarin zorgfraude voorkomt en de gebrekkige aanpak daarvan door gemeenten deels wordt veroorzaakt door de wildgroei van tot wel honderden zorgaanbieders die per gemeente actief zijn? Deelt u de analyse dat inkopen via open house-constructies deze wildgroei stimuleert en faciliteert? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om deze wildgroei tegen te gaan?
Op dit moment wordt een verkenning uitgevoerd naar de effecten van een open house constructie. Daarin wordt onder meer onderzocht wat het effect is van inkoop via open house op het aantal aanbieders. Aanleiding van deze verkenning is onder meer de motie van Kamerleden Peters en Hijink, waarin de regering wordt gevraagd hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet.3 Deze verkenning wordt uitgevoerd voor de Jeugdwet en Wmo 2015. De resultaten worden dit najaar door mijn collega, de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (JPS), met uw Kamer gedeeld.
Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van de motie-Peters/Hijink, die de regering verzocht «te verkennen hoe winstuitkeringen, private-equitybeleggers en open-houseconstructies beperkt, afgeschaft en/of geweerd kunnen worden binnen de Jeugdwet, en dat dan ook te doen»?2 Wordt de afronding van het onderzoek hiernaar nog steeds verwacht in de zomer van 2024, zoals uw voorganger in antwoorden op eerdere vragen stelde?3
Er is en wordt op meerdere manieren uitvoering gegeven aan de motie Peters/Hijink:
Net als, de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, zie ik wel risico’s voor de kwaliteit en toegankelijkheid van jeugdhulp wanneer aan het realiseren van (uitkeerbare) winst een groter belang wordt gehecht dan aan de publieke belangen. Maatregelen om de risico’s op excessieve winstuitkeringen in de jeugdhulp tegen te gaan zijn gewenst, en ook al ingezet, of in voorbereiding:
Hoe reageert u op de oproep aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om vaker onaangekondigd bij zorgaanbieders langs te gaan? Is de IGJ van plan om hier meer op in te zetten?
De IGJ voert zowel aangekondigde, als niet aangekondigde inspecties uit. Als de IGJ een inspectie van tevoren aankondigt, bevatten die bezoeken ook altijd onaangekondigde elementen. In het Follow the Money-artikel roept het OM de inspectie op om vaker onaangekondigd op bezoek te gaan om op locatie specifiek te contoleren op valse papieren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om valse diploma’s en Verklaringen omtrent het gedrag (VOG’s) van zorgpersoneel. Gelet op de stijging in de afgelopen jaren van het aantal meldingen over mogelijke fraude met diploma’s en VOG’s, en de risico’s die hierdoor ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg, heeft de IGJ aangegeven dat ze op basis van signalen de diploma's en VOG’s meer controleren. Wat betreft het onaangekondigd op bezoek gaan, kondigt de IGJ – afhankelijk van het doel van het bezoek – dit wel of niet aan. Wanneer er sprake is van signalen van deze aard, gaat de inspectie meestal onaangekondigd op bezoek. De IGJ blijft zorgaanbieders erop wijzen dat zij zelf verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat zij geen personeel of ZZP’ers met valse papieren inzetten. Zorgaanbieders zijn immers eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Bij vermoedens van valsheid in geschrifte dienen zij aangifte te doen bij de politie en/of een melding te doen bij de IGJ.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat zorgbemiddelingsbureaus die frauderen met diploma’s en daardoor ervoor zorgen dat onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt zich nu in een toezichtsvacuüm bevinden? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er voortaan wel toezicht wordt gehouden op zorgmiddelingsbureaus? Welke toezichthouder gaat hier toezicht op houden?
Ja, ik ben het met u eens dat het onwenselijk is dat er zorgbemiddelingsbureaus zijn die frauderen met diploma’s waardoor er onbevoegd en onbekwaam personeel in de zorg werkt. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en IGJ hebben in hun verkenning «Er is meer aan de hand» 6, die ze in samenwerking met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) hebben uitgevoerd, gemeld dat het toezicht niet in alle gevallen toereikend is. Naar aanleiding van de verkenning worden op dit moment met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hierover dit najaar worden geïnformeerd.7
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Het OM kan criminaliteit in de zorg niet meer aan: ‘Er wordt jaarlijks voor 10 miljard gefraudeerd’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid) , Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Het OM kan criminaliteit in de zorg niet meer aan: «Er wordt jaarlijks voor 10 miljard gefraudeerd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat er met 10 procent van de 100 miljard euro die jaarlijks in de zorg omgaat, wordt gefraudeerd? Wat is in genoemd onderzoek voor u nieuwe informatie en wat was al bekend? Hoe beoordeelt u in dit licht de toenemende betrokkenheid van de georganiseerde misdaad bij zorgfraude?
Een onderbouwing voor het benoemde bedrag waarmee gefraudeerd wordt in de zorg, is onbekend. Toch is het evident dat het enorm moet zijn. Dit grieft mij. Los van het stelen van geld dat bedoeld is voor de zorg, zijn kwetsbare patiënten dikwijls de dupe. Het is zorgelijk en onaanvaardbaar dat de georganiseerde misdaad criminele activiteiten organiseert in de zorg. Het creëren van een sluitende keten in de aanpak van criminaliteit in de zorg is essentieel om criminelen uit de zorgsector te weren en te stoppen.
Bent u het met de onderzoekers eens dat voor een effectieve aanpak van zorgfraude meer samenwerking nodig is tussen verzekeraars, rijksoverheid en gemeenten? Hoe gaat u deze samenwerking vormgeven of bevorderen?
Ja, een effectieve aanpak van zorgfraude vraagt om een effectieve samenwerking tussen verzekeraars, de rijksoverheid en gemeenten. Met de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz), die ingaat op 1 januari 2025, wordt onder andere mogelijk gemaakt dat ziektekostenverzekeraars en gemeenten elkaar kunnen waarschuwen voor personen of bedrijven, waaronder pgb-zorgaanbieders, over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat. Bij de inkoop van zorg kunnen ziektekostenverzekeraars en gemeenten dan risicobeperkende maatregelen treffen. De Wbsrz kan zo een bijdrage leveren aan het voorkomen dat betreffende zorgaanbieders kwalitatief onvoldoende zorg blijven leveren. Of dat zij dit ergens anders gaan leveren.
Erkent u dat gebrekkige gegevensdeling tussen gemeenten een van de oorzaken kan zijn van aanhoudende zorgfraude door een malafide organisatie? Bent u bereid te onderzoeken wat er nodig is zodat deze gegevens tussen gemeenten gedeeld kunnen worden teneinde zorgfraude effectief op te sporen?
Ja, het delen van kennis en informatie over meldingen van zorgfraude is een belangrijke randvoorwaarde om fraude succesvol aan te pakken. De Wbsrz maakt het straks mogelijk dat ziektekostenverzekeraars en gemeenten elkaar kunnen waarschuwen voor personen of bedrijven, over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid het rechtmatigheidsonderzoek dat gemeenten mogen doen naar zorgorganisaties uit te breiden naar de bestuurder van de organisatie teneinde een voortzetting van crimineel handelen door dezelfde bestuurder in een nieuwe organisatie te voorkomen?
Allereerst kunnen gemeenten zelf in hun verordeningen kaders stellen en regels opnemen, zoals nadere (kwaliteits-)eisen aan (pgb-) zorgaanbieders, en regels voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Dit kan bijvoorbeeld gaan om de mogelijkheid een VOG te eisen, ook voor bestuurders.
Gemeenten hebben daarnaast ook een verantwoordelijkheid in de contractering van aanbieders. Het inrichten van efficiënte monitoring en goed contractmanagement van de gemeenten is belangrijk om goed zicht te houden op aanbieders. Bij zorgen over de integriteit van een zorgaanbieders kan een Bibob-toets2 worden uitgevoerd. Het goed invullen van al deze randvoorwaarden is essentieel voor een goede taakoefening en biedt ook een stevigere basis voor eventuele handhaving. Vanaf 1 januari 2025 treedt de Wbsrz in werking en vanaf dan kunnen gemeenten het Waarschuwingsregister zorgfraude gebruiken. Ziektekostenverzekeraars en gemeenten kunnen elkaar met gebruik van dat register waarschuwen voor zorgaanbieders en bestuurders over wie een gerechtvaardigde overtuiging van fraude in de zorg bestaat.
Zorgaanbieders die rechtspersoon zijn, vallen onder de wet controle op rechtspersonen. Justis voert doorlopende controles uit als deze rechtspersonen worden ingeschreven in het handelsregister en bij veranderingen, zoals een bestuurswisseling of statutenwijziging.
Bent u het ermee eens dat het niet mogelijk zou moeten zijn om een zorgbedrijf dat vanwege zorgfraude in beeld komt te ontbinden en een nieuw bedrijf te starten om door te gaan met de fraude? Is de huidige Bibob-wetgeving en artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek voldoende uitgerust om dergelijke constructies te voorkomen en aan te pakken?
De aanpak van zorgfraude in de uitvoeringspraktijk is weerbarstig, vooral als zorgaanbieders telkens nieuwe bedrijven oprichten en als zij wisselen van zorggebied en verzekeraar. Bovendien zijn voor een effectieve aanpak grondslagen voor gegevensuitwisseling nodig. De Wbsrz is een belangrijke stap vooruit in die aanpak. Hardnekkige knelpunten in de gegevensuitwisseling worden opgelost. Malafide zorgaanbieders komen zo eerder in beeld bij opsporingsinstanties, inkopers en toezichthouders. Bij vermoedelijke fraude komen zij in een Waarschuwingsregister, waardoor zij gestopt kunnen worden, en dus niet zomaar een nieuwe zorgonderneming kunnen starten. Ook de aannemen van het amendement Bushoff m.b.t. een vergunningplicht voor alle zorginstellingen is een stap voorwaarts. Iedere nieuwe zorginstelling moet per 1 januari 2025 een vergunning gaan aanvragen.
De Wet Bibob is een instrument waarmee een screening kan worden uitgevoerd. De inzet van de Wet Bibob geeft overheden een discretionaire bevoegdheid om de achtergrond van partijen waarmee zij zaken doen te screenen. Vermoedens van strafbare feiten uit het verleden kunnen bijdragen aan de gevaarsconclusie van het overheidsorgaan dat het Bibob-onderzoek uitvoert. Zij bepalen zelf in welke gevallen zij het Bibob-instrument toepassen. In het zorgdomein kan het CIGB de wet Bibob inzetten bij vergunningen voor zorginstellingen op basis van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). Gemeenten kunnen de Wet Bibob daarnaast inzetten als sprake is van een subsidie voor bijvoorbeeld Wmo- en jeugdzorg. Of bijvoorbeeld als er sprake is van een overheidsopdracht (veelal de opdracht via een open house-constructie voor de inkoop van Wmo- of jeugdzorg).
Bent u bereid met het OM in gesprek te gaan over prioritering van zaken met betrekking tot zorgfraude waar vele miljoenen euro’s aan belastinggeld mee gemoeid is?
Het Functioneel Parket (hierna: FP), een specialistisch, landelijk opererend onderdeel van het Openbaar Ministerie, heeft de aanpak van zorgfraude als prioriteit gesteld. Bij het uitvoeren van haar taken, is het FP verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging in strafzaken waarin een bijzondere opsporingsdienst het opsporingsonderzoek doet. Voor zorgfraude is dit de opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) (recherche Zorgfraude). Ieder jaar worden tussen het FP en de opsporingsdienst van de NLA afspraken gemaakt. Dit geldt ook voor de aanpak van zorgfraude. VWS is medeondertekenaar van deze afspraken. Daarnaast wordt strafrechtelijk onderzoek naar zorgfraude gedaan door de regionale Arrondissementsparketten van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Kortom, de aandacht en prioritering van opsporing en vervolging van zorgfraude is er al. Mijn ministerie spreekt hierover geregeld met het OM.
Wat kunt u betekenen voor het verhogen van de pakkans en de vervolgingsbereidheid van het OM? Wat gaat u doen om de cijfers van veroordeelde daders voor zorgfraude omhoog te brengen? Wat betekenen deze lage cijfers voor de inzet van het rechercheteam zorgfraude van de Nederlandse Arbeidsinspectie?
Het bestrijden van een maatschappelijk probleem als zorgfraude is een ketenbrede inspanning. Het strafrecht moet worden gezien als ultimum remedium, naast de inzet van civiel- en bestuursrechtelijke handhaving. Verwezen wordt naar de effectenbrief van de Taskforce integriteit zorg (TIZ), in het bijzonder de signaleringsparagraaf vanaf p. 393. Een voorwaarde voor een effectieve aanpak van zorgfraude is fraudebestendige wet- en regelgeving. Denk aan strengere regels voor het toetreden tot de zorgmarkt en een wettelijke mogelijkheid om bekende fraudeurs van de zorgmarkt te weren. Denk ook aan verbeterde wettelijke mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen ketenpartners (zie ook mijn antwoord op vraag 10). Ook is onder andere regelgeving nodig die zorgaanbieders verplicht transparant te zijn over de vraag wie binnen een complexe organisatiestructuur de feitelijke zorg levert. Want complexe structuren – zoals bijvoorbeeld onderaanneming – dragen niet bij aan de kwaliteit van zorgverlening maar bemoeilijken wel controle, toezicht en strafrechtelijke opsporing van mogelijk malafide zorgaanbieders. De recherche Zorgfraude van de NLA levert jaarlijks 16 tot 22 strafrechtelijke onderzoeken in bij het FP. In de selectie, uitvoering en afdoening van onderzoeken werkt zij nauw samen met het FP. Het strafrecht is omgeven met veel waarborgen, zoals bijvoorbeeld het verschoningsrecht, en is daardoor complex en tijdrovend. Het wordt ingezet waar dit gezien het te bereiken effect opportuun is.
Bent u bereid om in overleg met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te verkennen wat er mogelijk is om toezicht te houden op de aanpak van netwerken in plaats van enkel individuele aanbieders? Kunt u hierbij ook het toezichtsvacuüm rondom zorgbemiddelingsbureaus betrekken en bezien wat er mogelijk is om hen onder toezicht te laten vallen?
In het belang van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg, dient zorgfraude zo effectief mogelijk te worden tegengaan. Daarbij speelt het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ), maar ook partijen die betrokken zijn bij opsporing en vervolging, een belangrijke rol. Ook bij de aanpak van malafide netwerken in de zorg. Door het uitwisselen van informatie kunnen dergelijke netwerken in kaart worden gebracht en op grond van het strafrecht (o.a. de NLA en het OM) dan wel bestuursrecht (o.a. IGJ en NZa) worden aangepakt.
Ten aanzien van het toezichtvacuüm rondom zorgbemiddelingsbureaus geldt dat de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de IGJ in hun verkenning «Er is meer aan de hand – Verkenning misstanden in het opleiden in de Zorgsector»4 hebben gemeld dat het toezicht niet in alle gevallen toereikend is. Naar aanleiding van de verkenning worden op dit moment met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hier dit najaar over worden geïnformeerd.5
Bent u bereid met het OM en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan over het delen van gegevens van zorgfraudeurs teneinde te voorkomen dat een malafide zorgaanbieder zich in een andere gemeente onder een andere naam weet te vestigen? Bent u bereid samen met gemeenten een integrale strategie te ontwikkelen?
Het OM en de VNG maken met de overige ketenpartners deel uit van de TIZ, onder voorzitterschap van het Ministerie van VWS. In dit samenwerkingsverband wordt gewerkt aan de gezamenlijke aanpak van fraude in de zorg. Vanuit deze taskforce wordt ook actief aandacht gevraagd voor de knelpunten bij gegevensuitwisseling, onder meer in het kader van de Wbsrz en het Waarschuwingsregister zorgfraude. In de huidige praktijk verstrekt de opsporingsdienst van de NLA wel informatie aan ketenpartners – inclusief gemeenten –, dat betreft informatie uit onderzoeken en uit meldingen die niet hebben geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. Deze informatie heeft altijd betrekking op een specifiek persoon en/of zorgbedrijf. Zie hiervoor het machtigingsbesluit schadebeperkende maatregelen via https://wetten.overheid.nl/BWBR0039581/2018-08-01
Hiermee wordt echter niet voorkomen dat deze persoon zich onder een andere naam of met een nieuw zorgbedrijf in een andere gemeente weet te vestigen. Hiervoor zijn twee instrumenten van belang. Het eerder toegelichte Waarschuwingsregister zorgfraude, en de wijziging in Verzamelwet gegevensverwerking I, waarin een grondslag is opgenomen voor onderlinge uitwisseling tussen gemeenten en ziektekostenverzekeraars. Beide instrumenten komen tegemoet aan een betere afstemming en samenwerking tussen gemeenten.
Hoe weegt u de aanbeveling van de onderzoekers om op basis van deze zorgwekkende cijfers niet meer uit te gaan van een «gezond vertrouwen», maar van een «gezond wantrouwen» en meer in te zetten op controle op locaties in plaats van enkel digitale checks om te kijken of de papieren in orde zijn?
Zoals in mijn antwoord op vraag 8 in de andere set Kamervragen, gesteld door de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP), voert de IGJ zowel aangekondigde, als niet aangekondigde inspecties uit. Gelet op de stijging in de afgelopen jaren van het aantal meldingen over mogelijke fraude met diploma’s en VOG’s – en de risico’s die hierdoor ontstaan voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg – heeft de IGJ bij mij aangegeven dat ze op basis van signalen de diploma's en VOG's meer controleren.
Bent u bereid om de aanbeveling van de onderzoekers over te nemen om kritischer te zijn op declaraties van zorg in buitenlandse klinieken? Kunt u hierover met zorgverzekeraars in gesprek gaan en de uitkomsten met de Kamer delen?
Ook niet-gecontracteerde zorg moet in principe vergoed worden. Daarnaast mag de hoogte van de vergoeding geen hindernis vormen om de zorg van een niet-gecontracteerde aanbieder af te nemen. Ik ben bereid het gesprek met zorgverzekeraars aan te gaan over de vraag op welke manier zij declaraties voor zorg – die geleverd is in buitenlandse klinieken – controleren en vergoeden, en uw Kamer daarover in het voorjaar van 2025 te informeren.
Bent u het ermee eens dat de wetgeving voldoende duidelijkheid moet bieden wanneer sprake is van fraude, wil een strafzaak succesvol zijn? Bent u bereid de fraudewetgeving opnieuw tegen het licht te houden om te bezien of het opzetvereiste afgezwakt kan worden of een omkering van de bewijslast ingevoerd kan worden? Bent u bereid hier met gemeenten en andere zorgfinanciers over in gesprek te gaan en de Kamer hier voor het einde van het jaar over te informeren?
Fraudebestrijding is gebaat bij heldere wet- en regelgeving en een daarop aansluitende uitvoerings- en controlepraktijk. Het afzwakken van het opzetvereiste of omkering van de bewijslast in het strafrecht zijn echter geen passende maatregelen, aangezien het aangegeven knelpunt zit in de helderheid van de (bestuursrechtelijke) normen en hoe daarmee in de praktijk wordt omgegaan door bestuursorganen en zorgverzekeraars. Daarnaast zijn het opzetvereiste en de onschuldpresumptie belangrijke rechtsprincipes van het strafrecht die we niet zomaar terzijde moeten schuiven. Het opzetvereiste is van groot belang, omdat dit het schuldbeginsel weerspiegelt, een fundamenteel principe binnen het strafrecht. Dat principe komt tot uitdrukking in de algemene eis dat iemand alleen strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor een misdrijf als sprake is van opzet, of (in bepaalde gevallen) van schuld. Het is essentieel dat een veroordeling voor deze relatief ernstige delicten alleen kan plaatsvinden wanneer iemand daadwerkelijk opzettelijk heeft gehandeld. Dat voldaan moet zijn aan het opzetvereiste, rechtvaardigt bovendien dat voor deze misdrijven forse (gevangenis)straffen kunnen worden opgelegd, anders dan bij overtredingen waarvoor geen opzet vereist is. Daarnaast zou een omkering van de bewijslast betekenen dat de verdachte moet bewijzen dat hij of zij niet schuldig is aan fraude. Dit staat op gespannen voet met de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM (het principe dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is). Om deze redenen ben ik niet voornemens de huidige fraudewetgeving tegen het licht te houden om te bezien of het opzetvereiste afgezwakt kan worden, of een omkering van de bewijslast ingevoerd kan worden. Wel ben ik bereid om samen met de partijen die betrokken zijn bij de bestrijding van zorgfraude te kijken of, en zo ja hoe, de regelgeving in de zorg fraudebestendiger en eenduidiger kan worden gemaakt. Daarbij merk ik op dat er inmiddels al verschillende wetgevingstrajecten lopen waarmee ik hieraan tegemoet kom. Te denken valt aan het beter borgen van de samenwerking tussen genoemde partijen met de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) die op 1 januari 2025 in werking treedt. Daarnaast is onlangs in uw Kamer ingestemd met de wijziging van de Wmo 2015, waarbij het dubbel opzetvereiste wordt geschrapt.
De startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (minister infrastructuur en waterstaat) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de door de Tweede Kamer op 11 juni 2024 aangenomen motie-Heutink c.s. (Kamerstuk 36 410-A, nr. 59) die verzoekt om de algehele drooglegging van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is?
Ja. In de brief van 7 augustus 20241 over de start van de afsluiting van het Julianakanaal en het benodigd aanvullend budget is reeds aangegeven dat invulling is gegeven aan deze motie. De stuw Borgharen is dusdanig hersteld dat op 12 augustus gestart kan worden met de werkzaamheden op het Julianakanaal. Bij de beantwoording van vraag 7 worden de werkzaamheden hiervoor nader toegelicht.
Bent u op de hoogte van het schrijven van de voormalig Minister van 24 juni 2024 (Kamerstuk 36 410-A, nr. 62) waarin te lezen is dat het de verwachting is dat de werkzaamheden aan de stuw Borgharen op 12 augustus voldoende zijn gevorderd om aan deze motie invulling te kunnen geven?
Ja.
Kunt u een actuele stand van zaken geven over de vordering van de werkzaamheden aan de stuw Borgharen?
Er vinden momenteel werkzaamheden aan de zogeheten scheepvaartschuif plaats. Deze wordt gebruikt voor het peilbeheer en zal voor 1 oktober 2024 functioneel inzetbaar zijn. Hiernaast vindt regulier onderhoud plaats aan de drie overige schuiven van de stuw. Er zal om de beurt aan deze schuiven gewerkt worden. Dit is een doorlopend proces.
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Overleg over schaderegeling Julianakanaal levert niets op»1, waarin 12 augustus nog altijd als startdatum van de werkzaamheden aan het Julianakanaal wordt genoemd?
Ja.
Is de constatering dat Rijkswaterstaat inderdaad op 12 augustus aan zal vangen met de werkzaamheden aan het Julianakanaal juist?
Ja. Dit wordt in de brief van 7 augustus 2024 toegelicht.
Kunt u aangeven welke inzet er vanuit het ministerie en Rijkswaterstaat is om de omgeving van het Julianakanaal actief op de hoogte te houden van de geplande werkzaamheden?
Met de omgeving is de afgelopen periode zeer actief afgestemd om de afsluiting van het Julianakanaal zo goed mogelijk voor te bereiden. Hiervoor is een bestuurlijk overleg en daaronder ressorterend zijn werkgroepen ingericht met regionale en landelijke belanghebbenden. Deze overleggen zullen tijdens de uitvoering blijven plaatsvinden waarbij de focus zal verschuiven naar de monitoring van de werkzaamheden en beschikbaarheid van de omvaarroutes.
Verder worden er regelmatig bewonersavonden georganiseerd om informatie te delen en signalen op te halen. De eerstvolgende bewonersavond zal in het najaar plaatsvinden. Daarnaast worden de directe omwonenden geïnformeerd via bewonersbrieven en wordt via de webpagina3 van het Julianakanaal informatie gedeeld. Hier kan men zich ook aanmelden voor een nieuwsbrief. Ook via kanalen van betrokken gemeenten wordt informatie verspreid.
Verder zal er op de locatie van de werkzaamheden een inlooppunt komen waar geïnteresseerden informatie over de werkzaamheden kunnen krijgen. Tenslotte wordt een uitkijkpunt gerealiseerd waar men met eigen ogen de voortgang van de werkzaamheden kan aanschouwen.
Kunt u, conform de aangenomen motie, een harde garantie geven dat op dat moment werkzaamheden aan de stuw Borgharen dusdanig ver zijn gevorderd dat er te allen tijde en dus ook bij hoog water afdoende omvaarroutes beschikbaar zijn, en ondernemers en particulieren die zich op dit moment ernstig zorgen maken bereikbaar zullen blijven?
De motie verzoekt om het droogzetten van het Julianakanaal uit te stellen tot in ieder geval stuw Borgharen weer volledig functioneel is. In het tweeminutendebat van 5 juni 2024 is reeds verduidelijkt wat hieronder verstaan moet worden. De functionaliteit van de stuw is afdoende om de te verwachten debieten en hoogwater te kunnen verwerken. Als gevolg hiervan blijft de omvaarroute via Limmel beschikbaar. Tot 1 oktober hoeft pas bij een afvoer van boven de 1.150 m3 per seconde afgesloten te worden en na 1 oktober 2024 pas bij meer dan 1.300 m3 per seconde. Op basis van langjarige historische gegevens komt een afvoer van meer dan 1.300 m3 per seconde gemiddeld minder dan drie en een halve dag per jaar voor. Verder worden nog diverse andere beheersmaatregelen ingezet waarover u met de brief van 5 april 20244, het schriftelijk overleg van 14 mei 20245 en de brief van 24 juni 20246 bent geïnformeerd.
In het Tweeminutendebat van 5 juni 2024 is al aangegeven dat dit niet betekent dat de stuw nooit buiten gebruik zal zijn. Er kan altijd iets kapot gaan dat gerepareerd moet worden, maar dat kan op iedere plek in Nederland. Er staan aannemers stand-by om reparaties zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren onder regie van het Quick Respons Team van RWS. Dit is onderdeel van het bredere pakket aan maatregelen voor de beschikbaarheid van de omvaarroutes dat met betrokken partijen is afgesproken en in het Tweeminutendebat Maritiem van 26 maart 2024 aan de Kamer is toegezegd.
Wat doet u wanneer blijkt dat op 12 augustus de werkzaamheden niet dusdanig ver zijn gevorderd dat bereikbaarheid voor plaatsen langs het Julianakanaal gegarandeerd kan worden door de afsluiting tussen Berg en Sluis Born?
De werkzaamheden zijn gelukkig al zo ver gevorderd dat de omvaarroutes zo goed als mogelijk beschikbaar zijn. Met alle ingezette maatregelen is een stremming van de omvaarroute van langer dan 48 uur niet te verwachten.
Kunt u, gezien de urgentie, deze vragen voor 12 augustus beantwoorden?
Ja.
De recente onthullingen uit Duitsland betreffende misstanden rondom de totstandkoming van het coronabeleid |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente openbaarmaking van een veelheid aan documenten van het Duitse Robert Koch Institut (hierna: RKI) – het Duitse equivalent van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) – omtrent het coronabeleid?1 Zo ja, sinds wanneer?
Ja, sinds daarover eind juli stukken in de pers verschenen.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat de openbaar gemaakte documenten authentiek zijn? Zo nee, kunt u hier navraag over doen bij uw Duitse ambtsgenoot?
Ik ga ervanuit dat de openbaar gemaakte documenten authentiek zijn.
Hoe beoordeelt u dat een voormalig medewerker van het RKI, naar verluidt uit gewetensnood, heeft besloten de documenten openbaar te maken door deze aan een onafhankelijke journalist te overhandigen?
De Duitse overheid heeft eigen regels ten aanzien van het openbaar maken van documenten en informatie. Ik ben niet op de hoogte van de beweegredenen van de persoon die documenten openbaar gemaakt heeft.
Hoe beoordeelt u de onthullingen dat in Duitsland: de adviezen van het RKI omtrent de coronamaatregelen niet waren gebaseerd op de wetenschap, maar voortkwamen uit politieke beïnvloeding; de coronamaatregelen niet het algemene belang van de volksgezondheid, maar andere, oneigenlijke belangen dienden; het RKI willens en wetens het publiek misleidde over de aard en omvang van de vermeende pandemie, de ernst van het coronavirus, de effectiviteit van de coronamaatregelen en over de veiligheid en effectiviteit van de mRNA-injecties?
Ik ben van menig dat deze conclusies op basis van de openbaar gemaakte documenten niet getrokken kunnen worden.
In welke mate is in Nederland sprake geweest van de situatie dat: de adviezen van het RIVM omtrent de coronamaatregelen niet waren gebaseerd op de wetenschap, maar voortkwamen uit politieke beïnvloeding; de coronamaatregelen niet het algemene belang van de volksgezondheid, maar andere, oneigenlijke belangen dienden; het RIVM willens en wetens het publiek misleidde over de aard en omvang van de vermeende pandemie, de ernst van het coronavirus, de effectiviteit van de coronamaatregelen en over de veiligheid of effectiviteit van de mRNA-injecties?
Hier is ook in Nederland geen sprake van geweest.
Het Ministerie van VWS betracht duidelijkheid en transparantie over de aanpak van de coronacrisis en maakt zoveel mogelijk documenten openbaar. Het ministerie moet zich bij het openbaar maken wel houden aan de zorgvuldigheidseisen van de wet, zoals de zienswijze van externe betrokkenen en bescherming van bedrijfsgeheim en privacy. Sinds begin september 2023 plaatst VWS documenten op het platform: www.open.minvws.nl. Documenten op dit platform zijn individueel toegankelijk en doorzoekbaar op zoektermen.
In welke mate heeft er overleg, afstemming of samenwerking, in welke vorm dan ook, plaatsgevonden tussen Nederland en Duitsland over het coronabeleid? Kunt u een overzicht verstrekken van de aard en inhoud van alle contacten? Hebben de adviezen van het RKI direct of indirect ook het Nederlandse coronabeleid beïnvloed? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Op Europees niveau heeft regelmatig overleg plaatsgevonden over de aanpak van de coronapandemie. Ook heeft af en toe bilateraal overleg met Duitsland plaatsgevonden. Op www.open.minvws.nl zijn ongeveer 2500 documenten te vinden waarin de zoekterm Duitsland voorkomt. Adviezen van het RKI hebben het Nederlandse coronabeleid hooguit indirect beïnvloed, onder andere door vragen vanuit de grensregio’s over verschillen tussen het Duitse en het Nederlandse coronabeleid.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk alle notulen en bijbehorende documenten van het Outbreak Management Team (OMT) en andere relevante overheidsorganisaties of gremia die betrokken waren bij het coronabeleid, volledig en ongelakt openbaar te maken, zodat eenzelfde mate van transparantie kan worden gewaarborgd als nu in Duitsland het geval is? Zo nee, waarom niet?
Alle documenten van relevante overheidsorganisaties en gremia die betrokken waren bij het coronabeleid zijn of worden op basis van de Wet open overheid zoveel mogelijk openbaar gemaakt. Daarnaast zijn deze documenten overhandigd danwel ter inzage gegeven aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid, ten behoeve van de door hen uitgevoerde uitgebreide evaluatie, en aan de parlementaire enquêtecommissie corona. Wat betreft het OMT geldt dat de vergadering van het OMT in beslotenheid plaatsvindt. Het is in het belang van een goed functionerende OMT-werkwijze, en dus in het belang van het goed functioneren van de Staat, dat de bereidheid tot deelname aan een OMT niet afneemt of bedreigd wordt. Op grond van dit belang worden van het OMT alleen de eventuele adviesaanvraag, de agenda, de deelnemerslijst, het uitgebrachte advies en de (delen van) OMT-stukken die tijdens een openbare technische briefing en de Catshuissessies zijn gepresenteerd openbaar gemaakt.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het Zuid-Hollandse ziekenhuis Alrijne een deel van de spoedzorg sluit en operaties uitstelt |
|
Jimmy Dijk |
|
Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
Heeft u het artikel «Alrijne sluit deel spoedzorg en stelt operaties uit» gelezen en wat is uw reactie hierop?1 Bent u op de hoogte van de problemen bij het Alrijne Ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de oorzaak?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik vind het te betreuren dat patiënten mogelijk hinder en ongemak hebben ervaren van de tijdelijke sluiting. Ik heb van het ziekenhuis van Alrijne begrepen dat op 1 juli jl. het klinisch chemisch laboratorium dienstverlening van Alrijne is overgegaan van Atalmedial naar Eurofins SCAL (leverancier van Alrijne voor bloedproducten, bloedafnamediensten en laboratoriumdiagnostiek op het gebied van klinische chemie en hematologie). Bij die overgang liep Eurofins SCAL tegen meerdere operationele problemen aan. Na enkele dagen bleken deze problemen dusdanig van aard dat het op dat moment niet langer verantwoord was voor Alrijne om de acute zorg en de operatieve zorg, waarvoor laboratoriumdiagnostiek en uitgifte van bloedproducten essentieel is, te continueren. Op woensdagmiddag 3 juli 2024 heeft Alrijne een deel van de acute zorg voor patiënten om die reden moeten sluiten. Ook moest een deel van de operaties worden uitgesteld. Patiënten waarvan hun operatie niet doorging, zijn door Alrijne gebeld. Over de gevolgen voor de opvang van dit deel van de acute zorg door de regio zijn in het overleg van het ROAZ (Regionale Overleg Acute Zorg) d.d. 4 juli 2024 afspraken gemaakt. Naast de omliggende ziekenhuizen via de ROAZ-structuur waren ook de GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) en de IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en jeugd) hierbij aanwezig. Eurofins SCAL heeft hard gewerkt aan het oplossen van alle problemen. Daardoor kon de acute zorg vanaf 9 juli 2024 weer gefaseerd opgestart worden. Op 23 juli 2024 was de acute zorg van Alrijne weer volledig open voor alle patiënten.
Ik heb van het Alrijne ziekenhuis begrepen dat naar aanleiding van het bovenstaande een evaluatie gestart zal worden waarin de hiervoor genoemde problemen specifiek onderzocht zullen worden.
Wat vindt u van de uitspraak dat het Zuid-Hollandse Alrijne in het gedrang zit door «grote operationele problemen»? Herkent u deze situatie? Vindt u het gepast dat vitale publieke voorzieningen, zoals ziekenhuizen, in deze situatie verkeren? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
In de beantwoording van vraag 1 heb ik toegelicht wat de oorzaak is van de problemen in het Alrijne. De operationele problemen bij het klinisch chemisch laboratorium van Eurofins hebben inderdaad geleid tot het tijdelijk moeten afschalen van een deel van de acute zorg en een klein deel van de reguliere zorg van Alrijne. Deze maatregel is genomen om risico’s voor de patiënten te minimaliseren. Na een onderbreking van enkele weken is de acute zorg weer volledig opgestart binnen Alrijne. Als Minister heb ik geen zeggenschap over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie.
De IGJ heeft mij laten weten dat de Raad van Bestuur van het Alrijne de IGJ over de situatie heeft geïnformeerd en meteen contact heeft gezocht met omliggende ziekenhuizen via de ROAZ-structuur. Spoedpatiënten zijn naar deze ziekenhuizen verwezen. Bij patiënten die al in het ziekenhuis lagen is bloed afgenomen en dit is waar nodig onderzocht in andere ziekenhuizen. De IGJ geeft aan dat er zich geen calamiteiten hebben voorgedaan.
Wat vindt u van het feit dat het ziekenhuis in Leiden en omgeving per 1 juli overgestapt is naar Eurofins SCAL voor bloedproducten, bloedafnamediensten en laboratoriumdiagnostiek waardoor een deel van het laboratorium in het Alrijne-ziekenhuis in Leiderdorp moest sluiten? Wat gaat u daaraan doen?
Ik vind het belangrijk dat situaties als deze zoveel mogelijk voorkomen worden en dat patiënten zo min mogelijk hinder ondervinden van wisselingen van samenwerkingspartners. Daarnaast vind ik het van belang dat de IGJ op de hoogte is van dergelijke situaties.
Wat vindt u van het feit dat nu ook de acute zorg moest sluiten? Vindt u dit wenselijk? Zo nee, wat gaat u er aan doen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 1, vind ik het te betreuren dat patiënten mogelijk hinder en ongemak hebben ervaren van de tijdelijke sluiting van een deel van de acute zorg. De tijdelijke sluiting is goed afgestemd met ziekenhuizen, verwijzers, verloskundigen en ambulances in de regio. Door deze regionale samenwerking konden patiënten met acute problematiek elders terecht. Zo heeft het LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum) op diverse afdelingen meer capaciteit vrijgemaakt, waarvoor ook personeel van Alrijne is ingezet. Ook de IGJ is, conform de AMvB acute zorg, door Alrijne geïnformeerd. Sinds 23 juli jl. is het Alrijne weer volledig open voor alle patiënten die acute zorg nodig hebben.
Wat vindt u van het feit dat ook de afdeling verloskunde is gesloten? Kunt u onderbouwen wat hier de bedoeling van is? Vindt u dit een aanvaardbare situatie? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het belangrijk dat de acute zorg goed toegankelijk is en dat iedereen in Nederland moet kunnen vertrouwen op goede maar ook veilige zorg. Ik heb begrepen dat ook de afdeling verloskunde tijdelijk moest sluiten binnen Alrijne om de risico’s voor patiënten te minimaliseren. De reden is dat bij verloskunde soms met spoed laboratoriumdiagnostiek en of een bloedtransfusie nodig is. Het LUMC heeft veel geboortezorg overgenomen tussen 3 en 9 juli 2024.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat een gedeelte van de operaties wordt uitgesteld? Is dit wat u betreft een oplossing? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat een gedeelte van de operaties is uitgesteld. Er kunnen zich situaties voordoen waarin dit soort maatregelen noodzakelijk is. Risicovolle operaties zijn tijdelijk uitgesteld. De patiënten waarvan hun operatie niet doorging, zijn door Alrijne gebeld en op de hoogte gesteld van het uitstel. Ook is er, via de media en de website, voorlichting gegeven over de ontstane situatie. Zie ook het antwoord op vraag 1. Inmiddels draait het operatiecomplex weer op de normale capaciteit.
Bent u op de hoogte van het feit dat de hartbewaking nog steeds gesloten is?
Ook de hartbewaking is tijdelijk dicht geweest. Ik heb begrepen van het Alrijne dat deze sinds 23 juli 2024 weer geopend is.
Vindt u dat deze problemen door regeringsbeleid zijn veroorzaakt? Zo nee, wat zijn volgens u de oorzaken? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
De problemen zijn niet veroorzaakt door regeringsbeleid. Zoals eerder benoemd is de sluiting een gevolg van technische en operationele problemen bij Eurofins SCAL. De verantwoordelijkheid ligt bij Alrijne en Eurofins SCAL om dit in de toekomst te voorkomen. Ik heb van het Alrijne begrepen dat de wachttijden niet zijn opgelopen door het bovenstaande. Wat ik belangrijk vind is dat zorginstellingen en zorgverleners patiëntgerichte, kwalitatief goede en veilige zorg leveren. Veilige zorg leveren is de opgave voor allen die dagelijks verantwoordelijkheid dragen voor patiënten.
De overdracht van patiëntendossiers door de curator van Co-Med |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Fleur Agema (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (PVV) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Co-Med curator houdt patiëntendossiers vast en zo kan nieuwe huisarts in Breezand niet starten»1 en «Curatoren Co-Med: «Huisarts kan wel degelijk bij medische dossiers»2 en ««Wij willen gewoon naar een dokter kunnen!»; Huisartsenzorg Patiënten Breezand pikken het niet langer en komen in actie»3?
Ja, ik ben bekend met de genoemde berichten.
Deelt u de mening dat in het geval van een faillissement van een huisartsenpraktijk voor goede voortzetting van de zorg een soepele overdracht van patiëntengegevens (met toestemming van de patiënt) naar de nieuwe huisarts nodig is? Zo ja, hoe komt het dan dat dat in het geval van het failliete Co-Med blijkbaar toch niet soepel verloopt? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, ik deel de mening dat een soepele overdracht van patiëntengegevens nodig is voor de continuïteit van zorg. Bij Co-Med speelt de complexiteit van het faillissementsproces een rol. Bij een praktijkovername gaat het erom wat een overnemende partij uit de boedel wil overnemen tegen welke vergoeding. Hierbij houden curatoren enerzijds rekening met de belangen van de schuldeisers, door waarde van de praktijk te realiseren. Anderzijds zijn de curatoren ook verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van zorg. De curatoren geven aan dat individuele patiëntendossiers zonder extra kosten kunnen worden overgedragen. Bij de overname van een gehele praktijk kunnen de patiëntendossiers uiteraard pas overgedragen worden als overeenstemming over deze overname is bereikt. Bij de overname van een praktijk gaat het niet alleen om de overname van patiënten, maar ook overname van bijvoorbeeld inventaris en eventueel vastgoed. Aan de overname gaan onderhandelingen vooraf, waarbij de curator mede rekening moet houden met het belang van de schuldeisers bij een zo hoog mogelijke opbrengst van de verkoop van deze goederen.
Op 21 augustus hebben de zorgverzekeraars laten weten dat er een akkoord is bereikt met de curatoren, waarin onder meer is afgesproken dat, wanneer er overeenstemming bestaat over een praktijkovername, er (bulk)overdracht van patiëntendossiers zal plaatsvinden aan de overnemende partij. Zodra er een opvolger is voor de praktijk, is de (bulk)overdracht van dossiers daarmee nu goed geregeld.
Is er naast Breezand ook nog op andere locaties sprake van dat nieuwe huisartsen patiëntendossiers van Co-Med nodig hebben, maar niet krijgen? Zo ja, welke locaties betreft dat?
Er zijn mij geen signalen bekend dat er op andere locaties een probleem is met de overdracht van individuele dossiers. Patiënten en/of nieuwe huisartsen hebben de mogelijkheid om (o.a. via Arene) individuele dossiers op te vragen c.q. over te laten dragen. De curatoren hebben aangegeven dat zowel bulkoverdracht als individuele overdracht van dossiers geen probleem is.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de overdracht van patiëntengegevens van Co-Med naar nieuwe huisartsenpraktijken?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft op 27 juni 2024 bestuursdwang opgelegd om de overdracht van patiëntendossiers te regelen, omdat vanuit Co-Med Zorg B.V. onvoldoende medewerking werd verleend om de overdracht van patiëntendossiers te realiseren. Dit houdt in dat er specifieke maatregelen zijn getroffen om de dossiers beschikbaar te stellen aan nieuwe huisartsen. De patiëntendossiers zijn zowel beschikbaar voor de tijdelijke noodoplossing als voor de nieuwe huisartsen naar wie de patiënten zijn overgestapt. De IGJ houdt hier toezicht op. Op 21 augustus is er bovendien een akkoord bereikt tussen de zorgverzekeraars en de curatoren, waardoor de overdracht van de Co-Med dossiers goed kan worden geregeld als er een opvolger is voor de praktijk. Op een aantal plekken kunnen huisartsen dankzij gemaakte afspraken op korte termijn al van start. Op andere locaties duurt dat wat langer. Zorgverzekeraars hebben laten weten dat het streven is dat de overdracht uiterlijk per 1 januari 2025 voor alle huisartsenpraktijken die Co-Med opvolgen, is geregeld.
Deelt u ook de mening dat in het geval van een faillissement van een zorgverlener de belangen van patiënten boven de belangen van schuldeisers dienen te gaan? Zo ja, waarom en hoe kan een curator aan die prioriteit worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
In het geval van een faillissement van een zorgverlener moeten curatoren rekening houden met de belangen van de schuldeisers enerzijds en maatschappelijke belangen, waaronder die van de patiënten, anderzijds4. Het insolventierecht geeft curatoren de ruimte om deze belangen af te wegen, waardoor een balans kan worden gevonden tussen het realiseren van de waarde van de praktijk voor schuldeisers en de belangen van patiënten. Curatoren dienen zich daarbij te houden aan de geldende wet- en regelgeving die gericht is op het waarborgen van de kwaliteit en continuïteit van zorg voor patiënten, zoals aan de beheer- en bewaarplicht voor patiëntendossiers die is neergelegd in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De IGJ en de NZa zien toe op de naleving van deze regels. Ik ben van mening dat patiënten in geval van een faillissement moeten kunnen blijven rekenen op continuïteit van zorg.
Welke wet- en regelgeving geldt er ten aanzien van het overdragen van patiëntendossiers tussen huisartsenpraktijken? Welke van die wetten of regels zijn niet van toepassing in het geval van faillissement van een huisartsenpraktijk?
De relevante wet- en regelgeving omvat onder andere de WGBO en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De WGBO regelt zoals reeds opgemerkt de beheer- en bewaarplicht die geldt voor patiëntendossiers. Het wetsvoorstel Verzamelwet gegevensbescherming5, dat momenteel in uw Kamer ligt, bepaalt onder meer dat in de Uitvoeringswet AVG een grondslag wordt opgenomen voor de overdracht van medische dossiers door hulpverleners en niet-hulpverleners (bijvoorbeeld een curator, erfgenaam of executeur) aan een opvolgende hulpverlener. Hierdoor is de overdracht van medische dossiers en het bewaren en beheren daarvan met het oog op de bewaarplicht en het bijbehorende beheer zonder toestemming van de betrokkene toegestaan.
De KNMG-handreiking «Overdracht patiëntendossier bij verandering van huisarts» geldt ook in het geval van een faillissement van een huisartsenpraktijk. In het geval van een faillissement zijn de curatoren verantwoordelijk voor het bewaren en beheren van de patiëntendossiers, waaronder ook het overdragen van de dossiers aan een opvolgende hulpverlener valt.
Acht u deze wet- en regelgeving voldoende geschikt om in het geval van faillissement van een zorgverlener voor overdracht van patiëntgegevens naar een nieuwe zorgverlener te kunnen zorgen? Zo ja, waarom en waarom kan daar dan in het geval van Co-Med dan niet voor gezorgd worden? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u ervoor zorgen dat die wet- en regelgeving wel geschikt wordt?
Ja, ik acht de huidige wet- en regelgeving voldoende geschikt om in geval van faillissement voor de overdracht van patiëntgegevens naar een nieuwe zorgverlener te zorgen. Ook uit jurisprudentie blijkt dat een curator de taak heeft om medische dossiers te bewaren en, zo nodig, overdracht van dossiers aan opvolgende hulpverleners te organiseren.6 Het is aan de rechter (-commissaris) om op de taakuitoefening van de curator toe te zien.
Patiënten of een nieuwe zorgverlener hebben altijd de mogelijkheid om een patiëntendossier op te vragen c.q. over te dragen.
Bij Co-Med speelt de complexiteit van het faillissementsproces een rol. Bij een praktijkovername gaat het erom wat een overnemende partij uit de boedel wil overnemen tegen welke vergoeding. Die overname omvat meer dan alleen patiëntendossiers. Per faillissement is maatwerk vereist. Enerzijds moeten curatoren immers de waarde van de praktijk realiseren, om de belangen van schuldeisers naar behoren te behartigen. Anderzijds wegen de curatoren de maatschappelijke belangen, zoals de kwaliteit van zorg voor patiënten mee7.
Kent u het bericht «Inspectie beveelt Co-Med om patiëntendossiers te delen»4? Kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ook aan een al failliete huisartsenketen een bevel gegeven om de patiëntendossiers te overhandigen aan andere huisartsen? Zo nee, waarom niet en deelt u de mening dat de IGJ een dergelijke mogelijkheid wel zou moeten hebben en hoe gaat u hiervoor zorgen?
Ja, ik ben bekend met het bericht. Eind juni hebben zorgverzekeraars hun contracten met Co-Med opgezegd en patiënten een tijdelijke alternatieve oplossing aangeboden. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft in het kader van deze tijdelijke oplossing een bevel aan Co-Med Zorg B.V. gegeven om de inzage, overdracht en postverwerking van medische dossiers te waarborgen.
Omdat Co-Med dit bevel niet heeft opgevolgd, heeft de IGJ op 27 juni 2024 bestuursdwang opgelegd om inzage en overdracht van patiëntendossiers voor vervangende huisartsen mogelijk te maken (zie: https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2024/07/03/inzage-in-patientendossiers-co-med-mogelijk). De inspectie heeft daarbij enkele professionals aangewezen om de inzage en overdracht binnen het noodscenario van de zorgverzekeraars mogelijk te maken.
Deze maatregelen zijn genomen voordat Co-Med Zorg B.V. failliet ging. De curatoren vervullen als nieuwe «bestuurder» van Co-Med momenteel de rol van zorgaanbieder. Het lopende bevel is op dat moment overgegaan op de curatoren. Zij moeten zich aan alle richtlijnen en normen voor zorgaanbieders houden.
Kan iedere patiënt van Co-Med de curator individueel vragen om het dossier over te dragen aan een nieuwe huisarts? Zo ja, deelt u de mening dat het zowel voor de nieuwe huisarts als de curator niet efficiënt is als dat per patiënt moet gebeuren? En zo ja, kunnen zorgverzekeraars of anderen een rol spelen om ervoor te zorgen dat op deze wijze patiëntgegevens alsnog op een georganiseerde wijze worden overgedragen? Zo nee, waarom kunnen patiënten dat niet vragen?5
Een patiënt kan zichzelf aanmelden bij een nieuwe huisarts, de huisarts en/of de patiënt zelf kan de curator of Arene dan vragen het dossier over te dragen. Het kan dan zowel gaan om een huisarts die al een eigen praktijk heeft als om een huisarts die een nieuwe praktijk start. Daarnaast kan een arts een bestaande praktijk, inclusief alle ingeschreven patiënten, overnemen. De overnemende partij en de overdragende partij maken dan onderling afspraken over de overname. Het gaat dan niet alleen om de overname van patiënten, maar ook overname van bijvoorbeeld inventaris en eventueel vastgoed. Door het faillissement is in dit geval de curator de overdragende partij geworden.
Op 21 augustus is er een akkoord bereikt tussen de curatoren en zorgverzekeraars waarin onder meer afspraken gemaakt zijn over de (bulk)overdracht van dossiers in gevallen waarin er overeenstemming bestaat over een praktijkovername. Zodra er een opvolger is voor de praktijk, is de (bulk)overdracht van dossiers daarmee nu goed geregeld.
Het nieuwe Oxfam-rapport Water War Crimes van 17 juli |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PVV), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapportWater War Crimes van Oxfam van 17 juli dat concludeert dat Israël watergebrek als oorlogswapen in Gaza gebruikt?1
Ja.
Bent u bekend met de constatering dat de toegang tot veilig en schoon drinkwater in Gaza sinds 7 oktober met 94% is afgenomen, van 82,7 liter naar 4,7 liter per persoon per dag?
Ja.
Bent u bekend met: de WHO-standaard van minstens 100 liter per persoon per dag; de schatting dat in Israël en in de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever het gemiddelde verbruik per persoon per dag ongeveer 247 liter bedraagt; en de humanitaire standaard voor noodsituaties van minstens 15 liter per persoon per dag?
Ja, ik ben bekend met de betreffende standaarden. De humanitaire Sphere-standaard hanteert een minimumhoeveelheid van 7,5 tot 15 liter water per dag.
Bent u het ermee eens dat, vergeleken met deze internationale cijfers, 4,7 liter per persoon per dag volledig onacceptabel is?
Het lijdt geen twijfel dat toegang tot 4,7 liter water per persoon per dag ruim onvoldoende is. Nederland maakt zich ernstig zorgen over het tekort aan water waar mensen in Gaza mee kampen.
Bent u bekend met de vierde voorlopige voorziening getroffen door het Internationaal Gerechtshof op 26 januari 2024, die Israël verplicht onmiddellijke en effectieve maatregelen te nemen om de toegang tot eerste levensbehoeften in Gaza te garanderen?
Ja.
Op basis van het rapport van Oxfam, constateert u dat Israël sinds 26 januari 2024 voldoende toegang tot veilig drinkwater heeft gegarandeerd? Zo nee, bent u van mening dat Israël handelt in strijd met de bindende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?
Nederland roept alle partijen op om de verschillende voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof te respecteren en ook uit te voeren. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is cruciaal, en humanitaire hulporganisaties moeten vrije, veilige toegang krijgen om hun onmisbare werk (waaronder activiteiten op gebied van water en sanitaire voorzieningen) uit te kunnen voeren. Nederland blijft in bilateraal contact met Israël wijzen op het belang van onmiddellijke en volledige naleving van de voorlopige uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Het is uiteindelijk aan de rechters om een definitief oordeel te vellen over schendingen van het internationaal recht.
Klopt het dat tijdens de ministeriële bijeenkomst (DMM) van de G20-landen op 22–25 juli jl., u zich heeft ingezet voor wereldwijde toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen?2
Ja.
Bent u op basis van deze uitgesproken Nederlandse inzet als «kampioen op het gebied van watermanagement», die ook in het Hoofdlijnenakkoord is vastgelegd, van plan om Israël aan te spreken op het feit dat zij watertoevoer naar Gaza afsluit, sinds het begin van de oorlog elke 3 dagen WASH (Water, sanitation and hygiene) infrastructuur vernield of vernietigd heeft, en opzettelijk hulp tegenhoudt die watervoorzieningen zou herstellen? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe verhoudt dit zich tot u inzet op toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor iedereen?
Nederland roept Israël in bilateraal verband op om de door het Internationaal Gerechtshof opgelegde voorlopige maatregelen na te leven. Dat geldt ook voor de verplichting om zorg te dragen voor voldoende en ongehinderde toegang voor humanitaire hulp in heel Gaza, inclusief hulpactiviteiten op gebied van water en sanitaire voorzieningen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit bij zijn recente bezoek aan Israël nog gedaan. Het is evident dat de professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging toegang moeten hebben om mensen in nood van water en andere humanitaire hulp te kunnen voorzien, en dat zij in staat moeten worden gesteld om, ongehinderd en in veiligheid, te helpen met het herstel van kritieke (water)infrastructuur. Hier zal Nederland in contact met de Israëlische autoriteiten op blijven wijzen.
Verder draagt Nederland, zowel via projectfinanciering als ongeoormerkte steun, bij aan diverse hulporganisaties waaronder de Dutch Relief Alliance, ICRC, het Nederlandse Rode Kruis en UNICEF, die zich richten op het lenigen van de acute noden of de structurele verbetering van water en sanitaire voorzieningen in Gaza.
Verbindt u consequenties aan Israëlische nalatigheid, wanneer de toegang tot veilig drinkwater niet onmiddellijk verbetert? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderkent de urgentie om toegang tot veilig drinkwater in Gaza te verbeteren. Nederland ziet diplomatieke inzet richting Israël, zowel bilateraal als multilateraal, in samenhang met de onder antwoord 8 genoemde financiering en steun aan hulporganisaties, op dit moment als de meest effectieve manier om resultaten te bereiken.
Het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie, uitgekomen op 24 juli 2024 |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie (COM (2024) 800 van 24 juli 2024) waarin de Commissie onder meer haar zorgen uit over de handhaving van de journalistieke standaarden in Nederland?
Ja. Uw Kamer zal, zoals gebruikelijk, nog een kabinetsreactie op het rechtsstaatrapport ontvangen.
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat de Raad voor de Journalistiek onvoldoende is toegerust om haar toezichthoudende rol te kunnen waarmaken? Welke maatregelen bent u bereid te nemen om de Raad voor de Journalistiek beter in positie te brengen?
In het rechtsstaatrapport is de positie van het zelfregulerende orgaan in de journalistiek, de Raad voor de Journalistiek, aan de orde gesteld. De Europese Commissie verwijst daarbij naar een breder onderzoek van Free Press Unlimited (FPU) naar de omvang van juridische druk op journalisten.1
De Raad voor de Journalistiek is een onafhankelijk, zelfregulerend orgaan dat geheel gedragen wordt door de sector. De Raad ontvangt geen overheidsbijdrage voor zijn activiteiten en is ook anderszins niet afhankelijk van de overheid, juist vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid. Een gevolg hiervan is dat de Raad voor inkomsten afhankelijk is van de journalistieke sector. Dat de Nederlandse journalistieke sector zelf een journalistiek orgaan opzet om klachten van het publiek te behandelen, is veelzeggend voor de professionaliteit van de journalistiek in Nederland. Het is van fundamenteel belang dat de overheid zich hier zo min mogelijk in mengt.
Door het zelfregulerende karakter, kan de Raad geen bindende sancties opleggen. Aansluiting is geheel vrijwillig. Wel is het zo dat de uitspraken als gezaghebbend in de sector gezien worden.
In het rapport van FPU is opgenomen dat met name onderzoeksjournalisten merken dat de Raad steeds meer een voorportaal wordt voor gerechtelijke procedures. Dit is te merken aan groeiende dossiers en de deelname van advocaten bij zittingen van de Raad. Om dit tegen te gaan heeft de Raad eigenstandig de procedures aangescherpt per 1 januari 2024, met als beginsel «ga je naar de Raad, dan ga je niet naar de rechter».2
Op grond van mijn rol en verantwoordelijkheid zijn mijn opties beperkt, maar zal ik altijd pleiten voor een sterke journalistieke sector en daarmee voor een sterke rechtsstaat. Ik ben bereid om in overleg te treden met de Raad over de geïdentificeerde problematiek, maar ik kan derhalve geen garanties bieden omtrent een eventueel vervolg. Subsidiëring is niet aan de orde, gelet op de onafhankelijkheid van de Raad. Dit zou ook het aangekaarte probleem van de juridificering niet oplossen.
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat door de ondoorzichtigheid van het eigenaarschap en de toegenomen concentraties in het medialandschap de verscheidenheid en pluriformiteit van onze journalistiek onder druk is komen te staan? Bent u zich ervan bewust dat de Europese Commissie hier ook expliciet wijst op de passage in het Hoofdlijnenakkoord dat dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aanvullende instrumenten moet krijgen om de pluriformiteit in het medialandschap te kunnen garanderen? Welke concrete instrumenten denkt u te introduceren?
De zorgen en uitdagingen die de Europese Commissie benoemt zijn bekend.
Ten aanzien van de geconstateerde ondoorzichtigheid van het eigenaarschap van mediabedrijven is het op dit moment zo dat het Commissariaat voor de Media (CvdM) dit jaarlijks in kaart brengt.3 Het CvdM vult die taak in met de jaarlijkse publicatie van de Mediamonitor. Met de nieuwe Europese verordening mediavrijheid zullen mediabedrijven zelf transparanter moeten gaan worden over hun eigendomsstructuur.4
Het is goed om te zien dat de Commissie kennis heeft genomen van de passage uit het Hoofdlijnenakkoord over het meewegen van pluriformiteit bij media-concentraties. Dat is een belangrijke passage die beoogt de genoemde uitdagingen of zorgen weg te nemen. Hieronder licht ik toe welke instrumenten er nu al zijn en wat het kabinet beoogt te introduceren.
Sinds 2021 bestaat er een samenwerking tussen de ACM en het Commissariaat voor de Media via het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders (SDT). Het SDT is opgericht door de ACM, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en het CvdM. In dit platform werken verschillende onafhankelijke toezichthouders samen bij het toezicht op digitale diensten om ervoor te zorgen dat ieders toezichtactiviteiten goed op elkaar aansluiten. In de huidige praktijk is er daarom al samenwerking tussen de ACM en het CvdM bij media-concentraties, bijvoorbeeld bij het lopende onderzoek naar de voorgenomen overname van RTL Nederland door DPG Media.5
De passage in het hoofdlijnenakkoord beoogt te borgen dat de gevolgen voor de pluriformiteit van het media-aanbod in brede zin mee worden gewogen bij de beoordeling van een fusie of overname van een of meer mediabedrijven. Samen met de Minister van Economische Zaken ga ik met de ACM en het CvdM in gesprek over rolverdeling tussen de toezichthouders die daarbij passend is, binnen de kaders van de onlangs aangenomen Europese verordening mediavrijheid.
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Commissie dat de herzieningsvoorstellen van de publieke omroep een risico vormen om de journalistieke standaarden hoog te kunnen houden? Deelt u de zorgen van de NPO zelf dat zij niet kunnen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de European Media Freedom Act? Zo nee, hoe denkt u de Europese Commissie en de NPO gerust te kunnen stellen? Zo ja, welke acties kunnen wij van u verwachten?
Navraag bij de NPO leert dat de zorgen die de NPO heeft geuit vooral betrekking hebben op een stabiele en toekomstgerichte financiering en heldere structuur van het publieke bestel, die voldoende rust en bestaanszekerheid bieden om zich toe te kunnen leggen op de uitvoering van de in de Mediawet 2008 verankerde publieke taakopdracht (het bieden van pluriform, hoogwaardig (journalistiek) media-aanbod zonder politieke of commerciële invloeden). Dat betrof allereerst de waarborg, genoemd in artikel 5 lid 3 van de Europese verordening mediavrijheid (European Media Freedom Act, EMFA), voor financieringsprocedures zodat de publieke omroep kan beschikken over «duurzame en voorspelbare financiële middelen voor het vervullen van hun publieke opdracht en om zich in het kader van die opdracht te kunnen ontwikkelen.» De redactionele onafhankelijkheid moet met de financiering kunnen worden gewaarborgd.
De NPO heeft ook aandacht gevraagd voor het kunnen waarborgen van andere voorschriften uit de Europese verordening mediavrijheid voor de vervulling van de publieke mediaopdracht, zoals het garanderen van de veiligheid van journalisten, bescherming van journalistieke bronnen en communicatie en het verminderen van de afhankelijkheid van grote techplatforms die door inhoudelijke moderatie en hun algoritmes media-aanbod van de publieke omroepen minder zichtbaar of zelfs ontoegankelijk kunnen maken.
De Commissie geeft in het rapport de aanbeveling om het bestuur van publieke media en hun vermogen om journalistieke normen te handhaven te versterken, rekening houdend met de Europese normen inzake publieke media.
Voor wat betreft de wijze waarop de journalistieke codes worden gewaarborgd, wil ik–zoals is aangegeven in de Kamerbrief uit april 2024 met de ambtelijke verkenning op het rapport van het Adviescollege Publieke Omroep–de tijd nemen en hierbij ook externe deskundigheid betrekken.6 Dit onderwerp zal nadrukkelijk een plek krijgen in de discussie over de brede hervorming van de landelijke publieke omroep.
Bij de uitvoering van de Europese verordening mediavrijheid zal ik rekening houden met de geuite zorgen door de NPO. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over het definitief akkoord over de verordening, verwacht ik dat het Nederlandse stelsel voldoet aan de vereisten van de nieuwe Europese verordening.7
Welke concrete stappen zult u nemen om beter te waarborgen dat alle publieke omroepen, inclusief Ongehoord Nederland (ON), zich houden aan de journalistieke standaarden?
Zoals in het vorige antwoord aangegeven, zal ik het onderwerp van de journalistieke code nadrukkelijk een plek geven in de discussie over de brede hervorming van de landelijke publieke omroep.
Wat is uw standpunt over de aanbeveling van de Europese Commissie om de toelatings- en verantwoordingscriteria voor publieke omroepen te verbeteren?
De aanbeveling van de Europese Commissie ging niet over de toelatings- en verantwoordingscriteria, de aanbeveling ziet op het versterken van het bestuur (in de Engelse tekst wordt het begrip «governance» gebruikt) van de publieke media. Overigens kan verwacht worden dat het vraagstuk over de toelatings- en verantwoordingscriteria onderdeel zullen zijn van de hervorming van de landelijke publieke omroep.
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat nu onvoldoende duidelijk is onder welke voorwaarden de overheid reclame mag maken via de Publieke Omroep? Op welke wijze gaat u de toewijzing van overheidsreclame transparanter en eerlijker maken om politieke beïnvloeding en bevoordeling te voorkomen?
De Europese Commissie heeft dergelijke zorgen niet geuit in de richting van Nederland. In de nieuwe Europese verordening mediavrijheid is wel een artikel opgenomen waarin transparantie over toewijzing van «overheidsreclame» verplicht wordt. Ook moeten overheden bijhouden hoeveel budget er per aanbieder van mediadienst wordt uitgegeven. Op deze manier wordt transparant voor publiek en politiek hoe de overheid haar advertentiebudget verdeelt.
In Nederland zijn vakdepartementen inhoudelijk verantwoordelijk voor de overheidscampagnes; veel (grote) overheidscampagnes worden uitgevoerd door de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), ressorterend onder het Ministerie van Algemene Zaken. De inzet van mediabudget voor deze campagnes wordt bepaald aan de hand van de doelgroep en de doelstellingen van de campagne.
Er wordt zendtijd voor overheidsvoorlichting toegewezen op de radio en televisiezenders van de landelijke publieke omroep. Deze zendtijd mag op grond van de wet uitsluitend worden gebruikt voor overheidsvoorlichting. Het CvdM brengt over de toewijzing van de zendtijd advies uit aan de Minister van OCW, na daarbij ook de NPO gehoord te hebben. Het Commissariaat stelt die uren vervolgens ter beschikking aan de Minister van Algemene Zaken.8
Daarbovenop kan DPC extra reclamezendtijd (laten) inkopen via de Ster. De inkomsten van de Ster worden, via de OCW-begroting, weer gebruikt om de publieke mediadienst op landelijk niveau te bekostigen. Deze bedragen zijn, in de bekostiging van de NPO, niet meer toe te schrijven aan de inkoper van reclamezendtijd.
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Commissie over de toegenomen onveiligheid en intimidatie van journalisten in Nederland? Welke concrete maatregelen heeft u in voorbereiding?
Het kabinet acht het van groot belang voor de democratie en de rechtsstaat dat journalisten in vrijheid hun werk kunnen doen. De veiligheid van journalisten is een aanhoudend onderwerp van zorg. Zo heeft de Europese Commissie het ook geformuleerd. De afgelopen jaren zijn er in Nederland belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld met de oprichting van PersVeilig. Dit initiatief werkt op basis van een samenwerking tussen de Nederlandse Vereniging van Journalisten, het Genootschap van Hoofdredacteuren, het Openbaar Ministerie en de politie. PersVeilig wordt internationaal vaak genoemd als goed voorbeeld van maatregelen om journalisten beter te beschermen. Binnenkort zal ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer de evaluatie over PersVeilig doen toekomen en daarbij ook naar de toekomst kijken. Hierbij wordt ook gekeken naar het bestendigen van de positie van PersVeilig.
De Europese Commissie heeft het in haar rapport over SLAPP-zaken. De regering werkt momenteel aan een wetsvoorstel ter uitvoering van de Europese anti-SLAPP-richtlijn.9 Zoals al eerder aan de Kamer gemeld, is het de inzet om het wetsvoorstel in de tweede helft van 2024 ter advisering aan te bieden aan de Raad van State.
Het bericht “Groeiend verzet tegen vrij rond laten lopen van veroordeelden: ’Onaanvaardbaar’” |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Ingrid Coenradie (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Groeiend verzet tegen vrij rond laten lopen van veroordeelden: «Onaanvaardbaar»»?1
Ja.
Vindt u het laten rondlopen van zo’n 2000 veroordeelden eveneens onaanvaardbaar?
Vanwege capaciteitsgebrek moeten zelfmelders langer wachten voordat zij worden opgeroepen om hun straf uit te zitten. Zelfmelders zijn veroordeelden waarvan het Centraal Justitieel Incassobureau heeft bepaald dat zij, op basis van een risicoafweging, hun straf in vrijheid mogen afwachten. De huidige maatregel betekent niet dat deze straffen niet ten uitvoer worden gelegd, maar dat de veroordeelde langer moeten wachten voordat hij wordt opgeroepen om de straf uit te zitten. Dat is geen wenselijke situatie, vooral niet voor slachtoffers. Ik vind het cruciaal dat daders hun straf niet ontlopen. Het eerlijke verhaal is echter ook dat de capaciteitsproblematiek een taai en ingewikkeld vraagstuk is. Vanuit mijn ministerie en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt alles op alles gezet om de capaciteit – zowel in termen van personeel als cellen – verder te vergroten, zodat veroordeelden die hun straf nog niet hebben uitgezeten zo snel mogelijk kunnen worden geplaatst.
Over het actuele cijferbeeld en ontwikkelingen informeer ik uw Kamer iedere drie maanden. De eerstvolgende voortgangsbrief verwacht ik eind september, voor het commissiedebat Gevangeniswezen en TBS op 2 oktober a.s., te verzenden.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk en grootschalig meerpersoonscellen te gaan realiseren?
Daar waar mogelijk wordt maximaal gebruik gemaakt van meerspersoonscellen. Nog meer meerpersoonscellen is geen oplossing voor de capaciteitsproblematiek. Redenen daarvoor zijn dat veel gedetineerden op een eenpersoonscel geplaatst moeten worden vanwege zorg- en veiligheidsrisico’s. Meer gedetineerden op een cel betekent ook dat er meer personeel benodigd is. Daarnaast zijn de inrichtingen fysiek niet ingericht op meer meerpersoonscellen,
In hoeverre verhoogt de zoveelste oproep van politiebonden, slachtofferorganisaties, het Openbaar Ministerie en het College van procureurs-generaal bij u de noodzaak om tot een zeer snelle oplossing te komen om veroordeelden hun gevangenisstraffen voortaan wel uit te laten zitten?
De noodzaak om te komen tot oplossingen voor het capaciteitsprobleem bij DJI wordt door DJI en mijn ministerie voortdurend gevoeld en heeft de hoogste prioriteit. Snelle oplossingen zijn er niet, maar samen met DJI en andere belangrijke ketenpartners zoek ik naar tijdelijke en structurele oplossingen. Mijn prioriteit is vrijheidsbenemende straffen die door de rechter zijn opgelegd zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen. Het belang van slachtoffers en de veiligheid van de maatschappij en personeel van DJI staan daarbij telkens voorop.
In hoeverre bent u bezig met een «masterplan» om ex-bewaarders weer in te zetten bij het beveiligen van gevangenissen en huizen van bewaring, waartoe de politiebond NPB pleit?
DJI richt zich met de werving op de gehele arbeidsmarkt. Daarbij is voormalig DJI-personeel uiteraard zeer welkom, gelet op de ervaring die zij met zich meebrengen. In de periode 2013–2018 zijn meerdere inrichtingen gesloten. Een fors deel van de personeelsreductie is toen gerealiseerd door vervroegde pensionering. Bij de sluitingen van gevangenissen in 2018 is het executieve personeel verplaatst naar andere gevangenissen.
Tegelijk blijkt bij de werving voor de jeugdgevangenis in Veenhuizen ook voormalig en daarmee ervaren personeel uit de recent gesloten particuliere jeugdgevangenis te solliciteren.
Kunt u aangeven in hoeverre er op dit moment (gedeelten) van gevangenisgebouwen leegstaan? Kunt u aangeven of het gebruik van deze leegstaande gebouwen mogelijk is?
In diverse inrichtingen staan afdelingen leeg in verband met noodzakelijke verbouwings- en verduurzamingswerkzaamheden of vanwege personeelstekort. Deze afdelingen zijn niet inzetbaar. Op een aantal locaties staan nog leegstaande gebouwen. Ik bezie wat er benodigd is om dat soort leegstaande gebouwen weer inzetbaar te maken, naast de problematiek van het personeelstekort.
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is om veroordeelden indien er voor hen geen cel beschikbaar is per direct werk te laten doen voor de gemeenschap? Deelt u de mening dat alles beter is dan ze zonder straf thuis te laten zitten?
In Nederland bepaalt de rechter welke straf iemand krijgt en is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van die straf. Het is mijn prioriteit om straffen zeker en snel ten uitvoer te leggen, omdat dit de effectiviteit van straffen in het realiseren van de strafdoelen (vergelding, genoegdoening en preventie) vergroot. Dat sommige veroordeelden langer dan gebruikelijk op hun gevangenisstraf moeten wachten vind ik onwenselijk. Zoals in bovenstaande antwoorden toegelicht doe ik er daarom alles aan om de wachttijden voor zelfmelders te verkorten. Het is echter niet mogelijk om een zelfmelder in afwachting van zijn of haar gevangenisstraf werk voor de gemeenschap te laten doen. Dit zou een aanvulling op de door de rechter opgelegde straf inhouden, waarvoor de wet geen ruimte biedt.
Het bericht “Overijsselse gemeenten houden tientallen miljoenen over aan opvang Oekraïners“ |
|
Joost Eerdmans (JA21) |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Overijsselse gemeenten houden tientallen miljoenen over aan opvang Oekraïners»?1
Ja, ik ben bekend met het artikel «Overijsselse gemeenten houden tientallen miljoenen over aan opvang Oekraïners« dat op RTV-Oost verscheen op 29 juli 2024.
Kunt u de totale kosten inzichtelijk maken die ten behoeve van de Oekraïnse opvang zijn verleend aan gemeenten? Kunt u het totale overschot dat door gemeenten niet is uitgekeerd inzichtelijk maken? Kunt u tevens inzichtelijk maken wat de totale overschotten van alle gemeenten per provincie zijn?
In onderstaande tabel is weergegeven welke budgetten er in de Rijksbegroting voor gemeenten en veiligheidsregio’s is gerealiseerd in 2022 en 2023 en is geraamd voor de jaren 2024 en verder.
(x mln.)
20221
20231
20242
20252
20262
Bijdrage medeoverheden
935
3.221
3.437
3.613
694
Realisatie
Raming op basis van de eerste suppletoire begroting 2024
Het Rijk heeft geen inzicht in de eventuele overschotten of tekorten ten opzichte van de normvergoeding op het niveau van individuele gemeenten of provincies.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel gemeenten het overgehouden geld, dat niet aan Oekraïners is uitgegeven, teruggegeven hebben aan het rijk?
Voor het kalenderjaar 2022 hebben 9 gemeenten overgebleven geld, dat niet aan de opvang van Oekraïners is uitgegeven, teruggegeven aan het Rijk. Voor het kalenderjaar 2023 wordt de verantwoordingsinformatie van gemeenten momenteel verwerkt.
Op welke manier houdt u toezicht op het geld dat uitgekeerd wordt aan gemeenten? Op welke manier bemoeit u zich nog met de overschotten die uitgegeven worden aan zaken die niets met de Oekraïnse opvang te maken hebben?
Medeoverheden (zoals gemeenten, provincies én veiligheidsregio’s) moeten elk jaar aan de rijksoverheid melden of en hoe ze (een) specifieke uitkering(en) hebben besteed. Dit doen zij via de methodiek SiSa (Single information, Single audit).
De specifieke uitkering aan gemeenten vanuit de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO) bestaat uit meerdere onderdelen. De belangrijkste zijn een normbedrag per gerealiseerde gemeentelijke opvangplek per dag, een normbedrag per maand per persoon in de particuliere opvang en een vergoeding van werkelijk gemaakte transitiekosten bij het realiseren van gemeentelijke opvangplekken. Het gebruik van normbedragen bevordert de controleerbaarheid en uitvoerbaarheid van de specifieke uitkering.
De normbedragen zijn op basis van onderzoek vastgesteld op een bedrag dat ziet op reële compensatie van kosten die gemeenten maken. De werkelijk gemaakte kosten van de gemeente komen (meestal) niet exact overeen met de bijdrage vanuit het Rijk. Omdat de normbedragen in de BooO geregeld zijn, zijn de middelen besteed conform de in de BooO aangegeven wettelijke bepalingen. Overschotten bij de normbedragen kunnen door de gemeente worden besteed aan hun publieke taak. De gemeente legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Is het wettelijk toegestaan dat gemeenten overschotten van de gelden van de opvang van Oekraïners vrijelijk mogen besteden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens de overschotten van gemeenten terug te vorderen?
Als gemeenten minder kosten maken dan de uitkering op basis van de normbedragen, dan is het verzoek aan de gemeente om eventuele overschotten, vrijwillig terugstorten naar het Rijk. Dit is niet verplicht, overschotten worden dus niet door het Rijk teruggevorderd. Het normbedrag is op basis van onderzoek vastgesteld op een bedrag dat ziet op reële compensatie van kosten die gemeenten maken.
Kunt u een verklaring geven waarom gemeenten tientallen miljoen overhouden aan de opvang van Oekraïners, bijvoorbeeld dat het rijk een verkeerde inschatting heeft gemaakt of dat gemeenten kampen met uitvoeringsproblemen?
De normbedragen dienen aan te sluiten bij de werkelijke kosten die gemeenten maken. Sinds 2022 wordt ieder jaar in de zomer een kostenonderzoek uitgevoerd naar de werkelijke kosten die gemeenten maken. De inzichten die uit het onderzoek naar voor komen, leiden tot aanpassingen in zowel het normbedrag voor de gemeentelijke als de particuliere opvang per 1 januari van het jaar erna.
Uit het kostenonderzoek gedaan in de zomer van 2023 bleek € 83 per opvangplek per dag een reële compensatie te zijn voor 2023, en voor 2024 € 61 (dit is zonder het bedrag aan leefgeld (€ 9) dat in 2023 in het normbedrag verwerkt was). Op deze manier zorgen we voor een zo overzichtelijk en eenvoudig mogelijke regeling. Een aantal gemeenten zal niet uitkomen met deze normvergoeding en andere gemeenten kunnen geld overhouden.
Er is bewust gekozen voor één normbedrag per gemeentelijke of particuliere opvangplek. Deze methodiek draagt bij aan continuïteit en stabiliteit in de bekostiging, dat gezien de huidige bezettingsgraad en de opgave om het aantal opvangplekken uit te breiden gewenst is. Bovendien is in de afgelopen tweeënhalf jaar gebleken dat het hanteren van deze methodiek zowel voor het Rijk als voor gemeenten goed uitvoerbaar is. Een alternatieve bekostiging op basis van werkelijke kosten brengt extra administratieve lasten en een groter aantal ambtenaren met zich mee voor indiening, beoordeling en controle. De huidige methodiek bevordert de controleerbaarheid en eenvoud van de uitvoering, waardoor gemeenten efficiënt kunnen werken binnen de gestelde financiële kaders.
Dat er minder milieucontroles plaatsvinden vanwege personeelstekorten bij de omgevingsdiensten |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Minder milieucontroles door personeelstekorten omgevingsdiensten»? Wat is uw reactie hierop?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht en ik vind het zorgwekkend dat omgevingsdiensten kampen met personeelstekorten. Voldoende personeel bij de omgevingsdiensten is essentieel om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen waarborgen.
Welke effecten heeft het personeelstekort bij omgevingsdiensten op het toezicht en handhaving bij bedrijven als Schiphol, Nedmag, Chemours en Tata Steel?
Ik deel uw zorgen over het personeelstekort. De bevoegde gezagen (gemeenten en provincies) bepalen hoe de Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)-taken worden geprioriteerd en uitgevoerd. De controle van de door u genoemde bedrijven vallen onder de Seveso-omgevingsdiensten, waarvan er zes in Nederland zijn met specifieke kennis en ervaring. Het is aan het bevoegd gezag om te zorgen voor voldoende capaciteit en keuzes te maken in de prioriteiten van deze diensten.
Wordt er bijvoorbeeld minder gecontroleerd bij deze bedrijven dan dat er zou worden gedaan met meer personeel? Zo ja, hoeveel minder wordt er gecontroleerd bij Schiphol, Nedmag, Tata Steel en Chemours?
Het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten bepalen in afstemming hoe zij het werk prioriteren. Cijfers over aantallen controles heb ik niet, ook heb ik geen inzicht of er minder controles worden uitgevoerd dan wanneer er meer personeel zou zijn.
Hoeveel extra schade aan milieu, natuur en gezondheid levert de onderbezetting van omgevingsdiensten (naar schatting) op?
Milieuschade is lastig te kwantificeren, omdat meerdere factoren meespelen bij het veroorzaken van milieuschade. Daarnaast zijn de omgevingsdiensten niet verantwoordelijk voor de milieuschade. De omgevingsdienst kan een veroorzaker van milieuschade opsporen en sanctioneren, maar de verantwoordelijkheid voor de milieuschade ligt bij de veroorzaker.
Zijn er momenten of incidenten geweest waarbij had moeten worden opgetreden tegen bedrijven, maar dit niet is gebeurd vanwege een personeelstekort? Zo ja, wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?
Bescherming van het milieu en de leefomgeving heeft bij omgevingsdiensten een hoge prioriteit. De diensten regelen met de opdrachtgevers de piketdiensten (dag- en wachtdienst en directiewacht). Er zijn geen incidenten en risicovolle voorvallen bekend die niet adequaat afgehandeld konden worden als gevolg van de krappe arbeidsmarkt.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het rapport «Om de Leefomgeving» van de commissie Van Aartsen dat het huidige aantal van 29 omgevingsdiensten te hoog is en te weinig garanties geeft voor de vereiste robuustheid om milieuhandhaving op een goed niveau uit te voeren?2
Ik herken dit beeld. In het interbestuurlijk programma versterking VTH stelsel (IBP VTH) is onderzocht wat de minimale criteria zijn voor een robuuste omgevingsdienst en dat heeft geleid tot het vaststellen van de robuustheidscriteria door het bestuurlijk overleg van het IBP VTH. Op dit moment hebben alle omgevingsdiensten een plan van aanpak opgesteld waarin zij aangeven hoe zij ervoor gaan zorgen dat zij robuust worden voor 1 april 2026. Wanneer zij niet aan de robuustheidscriteria kunnen voldoen, kunnen de bevoegde gezagen besluiten om omgevingsdiensten te fuseren zodat deze diensten wel gaan voldoen.
Wat is uw reactie op de conclusie uit de «Review IBP VTH» door mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen dat er weinig is gedaan met het advies om een ondergrens te hanteren voor de omvang van een omgevingsdienst en dat om tot robuuste omgevingsdiensten te komen er moet worden gezorgd voor de noodzakelijke verkleining van het aantal omgevingsdiensten?3
De omgevingsdiensten werken nu aan het voldoen aan de robuustheidscriteria. De afspraak is dat de omgevingsdiensten robuust zijn uiterlijk 1 april 2026. Ik ben nauw betrokken bij dit proces vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke en vanuit die rol zal ik dit proces ook monitoren. Een uitkomst van dit proces kan zijn dat het bevoegd gezag besluit om omgevingsdiensten te fuseren.
Klopt het dat u geen ondergrens stelt aan de omvang van een omgevingsdienst, maar in plaats daarvan «robuustheidscriteria» heeft opgesteld waaraan omgevingsdiensten 1 april 2026 moeten voldoen? Zo nee, hoe zit dit dan?
Nee, de robuustheidscriteria zijn de ondergrens van een omgevingsdienst. Aan deze minimale eisen moet een omgevingsdienst voldoen.
Waarom kiest u ervoor om het aantal omgevingsdiensten niet te verkleinen, zoals mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen meermaals hebben geadviseerd?
In het IBP VTH zijn criteria geformuleerd die zorgen voor een betere robuustheid van omgevingsdiensten. Momenteel werken omgevingsdiensten aan het voldoen aan deze robuustheidscriteria. Wanneer omgevingsdiensten dit niet kunnen, kan een uitkomst zijn dat het bevoegd gezag besluit om te fuseren om wel te voldoen aan de eisen.
Hoe en wanneer gaat u invulling geven aan de stelseldiscussie die volgens de heer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager nodig is, omdat volgens hen doorgaan op de huidige weg niet zal leiden tot substantiële verbetering?
Op 19 maart heeft mijn voorganger uw Kamer een brief4 gestuurd waarin het proces rondom de wetgeving over stelselverantwoordelijkheid is toegelicht. De regelgeving ten aanzien van de sturingsmogelijkheden op doelmatigheid en kwaliteit van de uitvoering van de VTH-basistaken behoeft aanpassing. Daarom ben ik gestart met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee de stelselverantwoordelijkheid concreet verder geïnstrumenteerd wordt. Ik zal uw Kamer dit najaar verder informeren.
Wanneer wordt duidelijk of de aanbevelingen uit de «Review IBP VTH» om de positie van Omgevingsdienst NL te versterken, door het stelsel in te richten als het Veiligheidsberaad en door Omgevingsdienst NL te hervormen tot een stichting met een raad van toezicht, daadwerkelijk worden uitgevoerd, gezien Omgevingsdienst NL deze aanbevelingen op dit moment uitwerkt?
Omgevingsdienst NL heeft vergaande plannen om de rechtsvorm te wijzigen. Ik kijk net als u uit naar deze plannen van Omgevingsdienst NL.
Wordt met de «Rapportage financieringssystematiek omgevingsdiensten» (2024D27433) ook rechtstreekse financiering van Omgevingsdienst NL door het Rijk geregeld (Kamerstuk 22 343, nr. 397)? Zo ja hoe wordt dit dan precies geregeld? Zo nee, waarom niet en hoe wordt dit dan geregeld?
Deze zaken zijn niet hetzelfde. De Rapportage financieringssystematiek omgevingsdiensten is een omschrijving hoe de financiering vanuit opdrachtgevers richting omgevingsdiensten geregeld kan worden. Los daarvan financier ik Omgevingsdienst NL voor het programmabureau en heb ik omgevingsdiensten toegezegd financieel te ondersteunen bij de meetapparatuur en bij het robuust worden. Via de Regeling specifieke uitkering IBP VTH zorg ik voor directe tijdelijke financiering van Omgevingsdiensten voor de uitvoering van bepaalde taken.
Wanneer stuurt u het besluit waarin de wettelijke basis van de Strategische Milieukamer wordt geregeld naar de Kamer?
De formalisering van de Strategische Milieukamer geschiedt, zoals uw Kamer afgelopen juni 20245 is gemeld, door middel van een instellingsbesluit. Naar verwachting zal het Instellingsbesluit voor de Strategische Milieukamer voor het eind van dit jaar in de Staatscourant gepubliceerd worden. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Waarom brengt u de voor- en nadelen van een Bijzondere Opsporingsdienst ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van milieuregelgeving niet in kaart, gezien u het ontbreken van zicht op deze voor- en nadelen als reden gebruikt om deze aanbeveling niet op te volgen? Gaat u deze voor- en nadelen op korte termijn alsnog in kaart brengen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 juni jl.6 wordt ingezet op de lopende verbeteringen binnen de milieuopsporing door de politie. Om die reden wordt voor nu geen opvolging gegeven aan de aanbeveling die ziet op het instellen van een Bijzondere Opsporingsdienst. Indien de ingezette acties en afspraken niet leiden tot de gewenste verbeteringen, dan zal dit opnieuw worden bezien en worden de voor- en nadelen in kaart gebracht.
Wanneer stuurt u een wijziging van de Omgevingswet naar de Kamer om voor indirecte lozingen de verhouding tussen Waterschappen en omgevingsdiensten te herstellen?
Een effectief en sterk VTH stelsel is essentieel om de waterkwaliteit in Nederland te beschermen. Dit geldt zowel voor indirecte lozingen als voor de gehele afvalwaterketen. Binnen het KRW-impulsprogramma lopen verschillende trajecten om het VTH-stelsel te versterken, waaronder;
Het wijzigen van de Omgevingswet waarbij de verhoudingen tussen waterschap en omgevingsdienst verandert, garandeert geen verbetering in de waterkwaliteit omdat het inzicht en de capaciteit op indirecte lozingen daarmee niet per definitie wordt verbeterd. Een gedegen analyse van de volledige bevoegdheidsverdeling rondom indirecte lozingen moet aantonen of het op termijn van toegevoegde waarde is om de Omgevingswet op dit punt te wijzigen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen over de opvolging van de aanbevelingen uit de «Review IBP VTH»? Zo nee, waarom niet?
Als er aanleiding is, zal ik zeker spreken met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen. Mijn voorganger heeft de review reeds besproken met mevrouw Sorgdrager en de heer Van Aartsen.
Bent u bereid om samen met experts te verkennen welke kansen inzet van meer slimme technologie en camera's biedt om de controle en handhaving door omgevingsdiensten te versterken, op zijn minst bij bedrijven die veel gevaarlijke stoffen uitstoten en lozen?
Het bevoegd gezag gaat over de inzet van slimme technologieën, maar ik stimuleer de ontwikkeling en inzet van deze technologieën. Dit doe ik onder ander door middelen aan omgevingsdiensten beschikbaar te stellen voor een versterking van de inzet van slimme technologieën. Deze worden ook gebruikt voor de ontwikkeling en toepassing van slimme oplossingen. Daarnaast is het ontwikkelen en toepassen van innovatie ook benoemd als onderdeel van een robuuste omgevingsdienst. Eén van de robuustheidscriteria stelt dat een omgevingsdienst een innovatieagenda moet hebben, waarbij de opdrachtgevers zorgdragen voor een bijpassend budget. Verder wordt komende jaren ingezet op het versterken van kennis bij de omgevingsdiensten.
Kunt u de bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De berichten het zonder veiligheidsonderzoek toelaten door Hongarije van Russische en Wit-Russische ‘gastarbeiders’ tot het Schengengebied |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Kent u de signalen dat Hongarije zonder noodzakelijke veiligheidsonderzoeken «gastarbeiders» uit Rusland en Wit-Rusland toelaat via een zogenaamde «National Card»?
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijke opstelling van Hongarije in strijd zou zijn met de Europees ingestelde individuele en economische sancties tegen de Russische Federatie, als reactie op haar aanvalsoorlog tegen Oekraïne?
De sancties naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne bevatten een groot aantal inreisverboden ten aanzien van specifieke personen. Alle Europese lidstaten zijn verplicht om deze inreisverboden te handhaven en betreffende personen toegang tot het Schengengebied te weigeren. Het toevoegen door Hongarije van Rusland en Belarus aan de lijst met landen waarvan de burgers in aanmerking komen voor de zogenaamde «Nationale Kaart», laat de geldende inreisverboden die aan individuele Belarussen en Russen zijn opgelegd onverlet.
Hongarije is daarnaast, net als alle andere landen behorend tot het Schengengebied, gebonden aan verplichtingen inzake het uitvoeren van grondige grenscontroles op alle derdelanders die het Schengengebied willen inreizen. Daaronder valt de controle of een persoon geen gevaar oplevert voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid.
Het is niet zo dat er een algeheel toelatings- en verblijfsverbod geldt voor Russen en Belarussen in de EU. Russen en Belarussen kunnen, wanneer er geen inreisverbod aan ze is opgelegd en ze geen gevaar vormen voor de openbare orde of veiligheid, in principe toelating en verblijf verkrijgen indien zij voldoen aan de voorwaarden voor een specifieke vergunning. Ook Nederland is afgelopen jaren Russen en Belarussen blijven toelaten. Met uitzondering van een aantal sectorspecifieke EU-richtlijnen op het terrein van bijvoorbeeld onderzoekers is er in het Unierecht niets geregeld inzake de toelating van derdelanders tot de arbeidsmarkt van de EU-lidstaten. De lidstaten blijven dan ook bevoegd daarvoor eigen voorwaarden te stellen.
Indien nee, waarom niet? Indien ja, wat gaat u eraan doen om in Europees verband de samenwerking te zoeken om Hongarije hierop aan te spreken en deze schending van het Schengenakkoord te voorkomen?
Nederland heeft bilateraal en binnen EU-kader bezorgd navraag gedaan. De Europese Commissie houdt toezicht op de naleving van EU-wetgeving door EU-lidstaten. Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken Ylva Johansson heeft op 1 augustus jl. per brief aan de Hongaarse Minister van Binnenlandse Zaken Hongarije verzocht op korte termijn tekst en uitleg te geven over de uitbreiding van het toepassingsbereik van de «Nationale Kaart» naar personen met de Belarussische en Russische nationaliteit. De Commissie vraagt deze informatie om te kunnen beoordelen of de uitbreiding in lijn is met EU-recht en of de werking van het Schengengebied hierdoor in gevaar komt. Hongarije heeft hierop gereageerd dat de «Nationale Kaart» in lijn met EU-wetgeving toegekend wordt. Het kabinet wacht de reactie van de Commissie hierop af.
Welke voorwaarden zijn verbonden aan deze «National Card» en ziet u ook het onacceptabele risico van een «Schengenlek», waarbij de mogelijkheid ontstaat voor de Russische Federatie om vijandelijke actoren naar Europa te sturen die zich ondermijning van onze rechtsstaat, veiligheid en soevereiniteit ten doel stellen?
Op basis van openbare informatie van de Hongaarse overheid is bekend dat sinds 9 juli jl. inwoners uit Bosnië en Herzegovina, Moldavië, Noord-Macedonië, Montenegro, Rusland en Belarus, naast inwoners uit Oekraïne en Servië, in aanmerking kunnen komen voor de «Nationale Kaart». Hiervoor dienen zij betaalde arbeid te gaan verrichten in Hongarije. Overige voorwaarden volgens de website van de Hongaarse overheid zijn o.a. beschikking over huisvesting, voldoende middelen, een geldige zorgverzekering en eventuele voor de functie benodigde kwalificaties. Hongarije heeft in antwoord op Eurocommissaris Johansson gesteld voldoende rekening te houden met mogelijke veiligheidsrisico’s. Het kabinet wacht eventuele vervolgstappen van de Commissie af.
Welke intenties heeft Hongarije voor het instellen van deze «National Card» denkt u en welke veiligheidsrisico’s ziet u in het zonder veiligheidsonderzoek toelaten van Russische en Wit-Russische «gastarbeiders» tot het Schengengebied, specifiek voor Nederland?
Hongarije stelt de «Nationale Kaart» te gebruiken om arbeidsmarkttekorten op te vullen en dat het rekening houdt met mogelijke veiligheidsrisico’s.
Het jaarverslag 2023 van de AIVD beschrijft dat grootschalige uitzettingen van Russische inlichtingenofficieren onder diplomatieke dekmantel in Nederland en andere EU-lidstaten in combinatie met effectief visumbeleid het moeilijker voor Rusland heeft gemaakt om in Nederland te spioneren. Nederland blijft echter een belangrijk spionagedoelwit voor de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In dit licht moet het risico van de mogelijkheid om ongezien het Schengengebied in te reizen serieus genomen worden. De «Nationale Kaart» zou een potentieel makkelijke weg kunnen zijn voor kwaadwillenden, waaronder Russische inlichtingenofficieren, om het Schengengebied binnen te komen. In het kader van het tegengaan van statelijke dreigingen onderzoekt het kabinet al hoe ongewenste kennis-en technologieoverdracht via bedrijven, onder meer via individuele migranten en bedrijven die erkend referent zijn, kan worden tegengegaan. Daarnaast heeft de Tweede Kamer afgelopen mei ingestemd met het wetsvoorstel om meer vormen van spionage strafbaar te stellen. Om de veiligheidsrisico’s en eventueel benodigde extra maatregelen goed in te kunnen schatten is een beoordeling van de Hongaarse reactie door de Europese Commissie noodzakelijk.
Indien u de signalen niet kent over een Hongaarse «National Card» voor Russische en Wit-Russische «gastarbeiders», bent u bereid om hier bij de daartoe bevoegde veiligheids-/inlichtingendienst onderzoek naar te laten doen en het resultaat van dit onderzoek te betrekken bij de beantwoording van deze vragen?
Zie antwoord op eerdere vragen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.