Het bericht ‘Ook zoon Janoekovitsj sluisde vermogen weg via Nederlandse belastingroute |
|
Jesse Klaver (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel waarin wordt gesteld dat Nederlandse belastingroute gebruikt wordt door de Oekraïense machthebbers om geld weg te sluizen?1
Ja.
Klopt het dat de zoon van Viktor Janoekovitsj zijn belangen en geld mede heeft ondergebracht in Mako Holding en Artvin Holding zoals het Anti-Corruption Action Center in Kiev en zusterorganisatie PEPWatch beweren? Klopt het dat beide bedrijven in Nederland geen personeel hebben volgens de Kamer van Koophandel?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan geen informatie worden gegeven over individuele belastingplichtigen. In zijn algemeenheid kan ik hierover opmerken dat zogenoemde dienstverleningslichamen aan bepaalde vereisten inzake de aanwezigheid in Nederland dienen te voldoen. Indien daaraan niet wordt voldaan, zal een belanghebbend ander land daarover worden ingelicht. In geval zekerheid vooraf voor een dienstverleningslichaam wordt gevraagd, dan zal de afspraak in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) worden uitgewisseld met een belanghebbend ander land, indien slechts aan de minimum vereisten inzake de aanwezigheid in Nederland wordt voldaan. Voor houdstervennootschappen wordt alleen nog zekerheid vooraf gegeven, indien het concern naast de houdsteractiviteit voldoende nexus met Nederland aanwezig heeft. Hiervoor wordt verwezen naar de brief van 30 augustus 2013, IFZ/2103/320 U waarin deze maatregelen zijn beschreven.
Binnen de wettelijke mogelijkheden worden alle maatregelen genomen die dienstig en verantwoord zijn om het wegsluizen van mogelijk uit corruptie verkregen kapitaal uit Oekraïne te voorkomen. Zo zijn financiële instellingen en trustkantoren wettelijk verplicht cliënten en transacties te onderzoeken ter bestrijding van witwassen. Daarbij moeten zij in het bijzonder letten op personen met politieke of bestuurlijke posities en hun entourage, juist met het oog op het gevaar van corruptie. Transacties die kunnen duiden op witwassen, bijvoorbeeld het wegsluizen van corruptiegelden, moeten worden gemeld aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland). Dit meldpunt zorgt voor doorgeleiding naar opsporingsdiensten. Opsporingsdiensten kunnen dan strafrechtelijk onderzoek instellen en beslag leggen op tegoeden. Hierover vindt structureel afstemming plaats tussen de sector, financieel toezichthouders, FIU-Nederland en het Openbaar Ministerie. Die afstemming ziet nu ook specifiek op de situatie in Oekraïne.
Heeft u de indruk dat bij de financiële constructie rondom Mako Holding en Artvin Holding sprake is van een «lege» brievenbusmaatschappij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe rijmt dit met uw voornemen om dit soort «lege» brievenbussen die alleen maar uit zijn op de fiscale voordelen van het uitgebreide Nederlandse net van belastingverdragen aan te pakken? Deelt u onze mening dat Nederland per direct moet stoppen met meewerken aan corruptie en wegsluizen van kapitaal uit Oekraïne en daartoe zo snel mogelijk actie moet nemen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en/of neemt u al?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze situatie nogmaals zichtbaar maakt dat het een noodzaak is duidelijk te weten wie de uiteindelijke belanghebbenden zijn van brievenbusmaatschappijen? Zo nee, waarom niet?
Kennis van de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden van cliënten is uitgangspunt in wetgeving ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme. Conform Europese wetgeving ter zake is onderzoek naar de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden wettelijk verplicht voor ondermeer banken en trustkantoren.
De Nederlandse regulering van trustkantoren gaat nog verder: voor hen gelden bijvoorbeeld verdergaande verplichtingen inzake het achterhalen van herkomst en bestemming van middelen van rechtspersonen waaraan zij diensten verlenen.
Zo ja, waarom weigert het kabinet over te gaan tot invoering van een (openbaar) register van ultieme belanghebbenden? Bent u het eens dat zo'n register een belangrijk middel is om witwaspraktijken en belastingfraude tegen te gaan?
In het kader van lopende onderhandelingen over een vierde witwasrichtlijn is ondermeer het onderwerp «informatie over uiteindelijk belanghebbenden» aan de orde. In de beantwoording van eerdere vragen ter zake2 heeft het kabinet de Nederlandse visie op dit onderwerp toegelicht, onder verwijzing naar het BNC-fiche voor dit richtlijnvoorstel (Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1578).
In dat fiche staat dat het kabinet in dat verband een rol ziet voor het centraal aandeelhoudersregister. Dat standpunt draag ik ook uit bij de Europese onderhandelingen. Over de uitgangspunten voor dat centraal aandeelhoudersregister heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Economische zaken en mijzelf, de Kamer geïnformeerd bij brief van 19 december 2012 (Kamerstukken II, 2012/13, 32608, nr.3. Het centraal aandeelhoudersregister zal in het kader van de uitoefening van publieke taken zoals controle, toezicht en handhaving toegankelijk worden voor bepaalde, geautoriseerde overheidsdiensten. De keuze voor een besloten register waarborgt de privacy van betrokkenen. Het feit dat de geautoriseerde diensten toegang zullen krijgen, maakt dat er sneller en meer informatie beschikbaar komt waardoor slagvaardiger kan worden opgetreden tegen onder meer witwassen en belastingfraude.
Bent u er van op de hoogte dat onder meer Frankrijk voorstander is van een ultiem belanghebbenden register en dat binnen het Europees parlement hiervoor ook brede steun bestaat? Kunt u verklaren waarom Nederland afwijkt van andere landen door een ultiem belanghebbenden register af te wijzen? Sluit u uit dat dit verband houdt met het relatief groot aantal brievenbusmaatschappijen in Nederland?
Ik ben ervan op de hoogte dat verschillende landen verschillende posities innemen ten aanzien van het onderwerp «informatie over uiteindelijk belanghebbenden». Uit een persbericht van het Europees Parlement heb ik begrepen dat het Europees Parlement voorstander is van een openbaar register. Een belangrijk aantal EU-lidstaten deelt evenwel de Nederlandse visie dat de vierde witwasrichtlijn ook op dit punt zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF).4 Die aanbevelingen schrijven voor dat bevoegde autoriteiten, in het bijzonder de opsporingsautoriteiten, snel toegang moeten hebben tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Dit kan worden gerealiseerd door middel van een register of op andere wijze. Landen kunnen verder overwegen toegang tot deze informatie ook te verlenen aan private instellingen die wettelijk verplicht zijn cliëntenonderzoek uit te voeren. Publieke toegankelijkheid is niet aan de orde in deze internationaal overeengekomen aanbevelingen. De FATF benadering wordt ook onderschreven door de G8 in haar «Action Plan Principles to prevent the misuse of companies and legal arrangements» van 2013.
De Nederlandse opstelling in de richtlijnonderhandelingen houdt verband met het borgen van privacy van betrokkenen, zoals in verband met het centraal aandeelhoudersregister al verwoord in de hiervoor aangehaalde brief, en niet met het Nederlandse vestigingsklimaat of de aanwezigheid van zogenoemde brievenbusmaatschappijen in Nederland.
Zijn de Raadsconclusies over Oekraïne van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari 2014 al geëffectueerd in de zin dat er door Nederland al sancties zijn genomen en tegoeden zijn bevroren en geen visa worden uitgegeven aan degenen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en het gebruik van buitensporig geweld? Zo nee, wanneer zal dit gebeuren?
Voor antwoord op deze vragen zij verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in Oekraïne van 2 maart 2014 en het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 maart 2014.
In aanvulling hierop kan worden vermeld dat op dit moment wordt onderhandeld over een EU-Raadsbesluit en Verordening om het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 maart jl. te effectueren tot het instellen van sancties gericht op het bevriezen van tegoeden van degenen die verantwoordelijk zijn voor misbruik van staatstegoeden onder de voormalige regering en het bevriezen van tegoeden van personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen. Over de lijst met verantwoordelijken wordt nauw contact onderhouden met de Oekraïense autoriteiten. De Nederlandse inzet is erop gericht dit besluit zo snel mogelijk aan te nemen. Naar verwachting zal dat deze week nog gebeuren. Het kabinet hecht eraan bevriezing van tegoeden op Europees niveau vast te leggen om een maximaal effect te bereiken.
Bent u bereid het vermogen en de tegoeden van personen uit de corrupte elite uit Oekraïne, waaronder de zoon van de verdreven president Viktor Janoekovitsj, die via deze of soortgelijke financiële constructies geld wegsluizen, zo snel mogelijk te bevriezen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk maandag 3 maart te beantwoorden?
Interdepartementale afstemming heeft ertoe geleid dat de onderhavige vragen eerst na de genoemde datum konden worden beantwoord.
Discriminerende LHBT wetgeving in Kansas en Arizona |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «Kansas House passes bill allowing refusal of service to same-sex couples»1 en «Arizona neemt omstreden anti-homowet aan»?2
Deelt u de mening dat deze wet die individuen, groepen en ondernemingen toestaat om lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen (LHBT’s) te discrimineren op grond van religieuze overtuigingen, in tegenspraak is met internationale mensenrechtenverdragen?
Klopt het dat na invoering deze wet in principe alle diensten in de Amerikaanse staat Kansas geweigerd kunnen worden aan LHBT’s, waaronder zelfs medische behandeling?
Klopt het dat bedrijven in de Amerikaanse staat Arizona op basis van religieuze redenen homoseksuele klanten kunnen weigeren?
In hoeverre zijn staten in de VS gebonden aan internationale mensenrechtenverdragen?
Het is de VS zelf die partij is bij mensenrechtenverdragen en derhalve gehouden om te verzekeren dat deze worden nageleefd. De manier waarop dat gebeurt, is aan de VS zelf. Als blijkt dat binnen de VS wetgeving van kracht zou zijn die strijdig is met de mensenrechtenverdragen, dan is de VS daarop aanspreekbaar voor zijn verdragspartners.
Bent u voornemens om zelf of in EU-verband stappen te ondernemen tegen deze discriminerende wetgeving? Zo ja, hoe gaat u hier uitvoering aan geven? Zo neen, waarom niet?
Nee, want de genoemde wetsvoorstellen zijn niet aangenomen.
Het bericht 'Hoe een Amerikaanse zakenman miljoenen verdiende aan het failliete Aldel' |
|
Agnes Mulder (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hoe een Amerikaanse zakenman miljoenen verdiende aan het failliete Aldel», beschikbaar op de website?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de bedragen die in dit artikel worden genoemd met betrekking tot de overname van Aldel door Klesch, en over de winstuitkeringen die zijn toegekend door Aldel aan een bedrijf van Klesch op Malta, en over de management fees en groepskosten, betaald door Aldel, aan andere bedrijven van Klesch en kunt u reflecteren op de lening die door Aldel is verstrekt aan Basemet en of Aldel daar nog iets van heeft teruggezien?
Momenteel doen curatoren onderzoek naar Aldel. De datum van oplevering van het eindverslag van de curatoren is nog niet bekend. Pas als het eindverslag beschikbaar is, kan duidelijk worden of de in het artikel genoemde bedragen en bestemmingen correct zijn.
Is volgens u de informatie juist dat Klesch eind 2011 is gaan investeren in Aldel door middel van leningen met een totale waarde van 18,9 miljoen euro?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn aan deze leningen van Klesch alle pandrechten, die Aldel in eigendom heeft, gekoppeld, en heeft Klesch daardoor als eerste aanspraak op het onroerend goed, de achtergebleven noden en mogelijk ook de BTW-teruggaaf?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat Klesch zelf ongeveer een winst van 14 miljoen euro aan het faillissement overhoudt?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de kwalificatie van Albert Kuper, bestuurder bij FNV Metaal, dat er sprake is van «roof» door Klesch?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke investeringen, subsidies, kwijtscheldingen, overbruggingskredieten, garantstellingen en fiscale voordelen vanuit het Rijk en de Provincie Groningen sinds de overname van Aldel door Klesch in 2008 ten goede zijn gekomen aan Aldel?
Bij verschillende gelegenheden heb ik aan uw Kamer de maatregelen geschetst die het afgelopen jaar in gang zijn gezet voor het verbeteren van de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie, waaronder Aldel. Verder is door de provincie Groningen, in samenwerking met het Rijk, een overbruggingskrediet verstrekt aan Aldel. Ik verwijs hiervoor naar de verschillende brieven aan uw Kamer over Aldel (Kamerstukken 32 637, nrs. 83, 98, 100 en 106).
Welke voorwaarden hebben het Rijk en de Provincie Groningen gesteld aan de diverse vormen van steun aan Aldel?
In maart 2013 heb ik, gelet op de toenmalige krappe financiële situatie van Aldel, de heer Klesch gevraagd om het aflossen en de rente van de lening van de heer Klesch aan Aldel en het betalen van de management fee aan de holding, op te schorten tot 2015. Uit de laatste informatie betreffende resultaatprognoses en liquiditeitsbegroting van Aldel, die ik in december 2013 van Aldel heb ontvangen, blijkt de heer Klesch dit te hebben gedaan. Ten aanzien van de voorwaarden aan het overbruggingskrediet, dat in oktober 2013 door de provincie Groningen is verstrekt, verwijs ik u naar mijn brief van 4 oktober 2013 (TK 32 637, nr. 83).
Aan het overbruggingskrediet was de voorwaarde verbonden dat Aldel een voorstel, gericht op een sluitende exploitatie, voor het einde van het jaar 2013 afgerond zou hebben. Dit overbruggingskrediet is verstrekt in de vorm van een lening van de provincie Groningen aan Aldel. Aan deze lening ligt de verpanding ten grondslag van de toen voorziene uitkering voor ETS-compensatie aan Aldel die in de eerste helft van 2014 aan Aldel zou worden betaald.
Hebben de Rijksoverheid of de provinciale overheid de boeken gecontroleerd bij het verlenen van steun? Zo nee, waarom niet? Zo ja, was de minister op de hoogte van de in het artikel van de Correspondent beschreven constructies van Klesch?
Voordat het overbruggingskrediet in oktober 2013 is verstrekt, heeft een extern bureau, in opdracht van Aldel, een (vertrouwelijke) beoordeling gegeven van de liquiditeits- en resultaatontwikkeling tot en met december 2015. Bij de afweging om een overbruggingskrediet te verstrekken is deze beoordeling zorgvuldig bekeken en meegenomen. Ten aanzien van de in het artikel van de Correspondent beschreven financiële constructies was mij bekend dat Klesch met name via leningen aan Aldel de continuïteit van het bedrijf ondersteunde. Over de verpanding van bezittingen van Aldel had ik in het najaar van 2013 geen informatie.
Hebben gelijksoortige praktijken plaatsgevonden bij andere Nederlandse bedrijven die voor korte tijd in eigendom waren van Klesch, zoals Zalco, DAF en Fokker?
Hoeveel geld van de belastingbetaler is zo beland in de zakken van Klesch en hoe kan dit in de toekomst voorkomen worden zonder dat werknemers daar de dupe van worden?
De levenslange uitkering voor remigranten |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Run op betaalde terugkeer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onverkoopbaar blijft dat groepen immigranten die langdurig werkloos zijn, op kosten van de belastingbetaler, terug kunnen keren naar het land van herkomst met een levenslange uitkering op zak? Zo neen, waarom dient werkend Nederland op te draaien voor de mislukte integratie van deze immigranten?
De voorziening met een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet betreft migranten die hun arbeidsverleden of een substantieel deel daarvan in Nederland hebben opgebouwd. Het gaat hier om migranten die in een uitzichtloze uitkeringsafhankelijke situatie zijn geraakt en er vrijwillig voor kiezen om terug te keren naar het land van herkomst. Voorwaarde hiervoor is dat zij bereid zijn om de nationaliteit van het bestemmingsland te verwerven. Leidend principe voor de tegemoetkoming op grond van de Remigratiewet is het woonlandbeginsel, waarbij de hoogte van de uitkering is afgestemd op de kosten van het levensonderhoud in het land van herkomst. De uitkeringen zijn lager dan de uitkeringen in Nederland op grond van de sociale zekerheid.
In hoeverre acht u het rechtvaardig dat immigranten die gebruik maken van de Remigratieregeling een levenslange uitkering kunnen genieten, een vergoeding voor de ziektekostenverzekering krijgen en geen sollicitatieplicht hebben, terwijl deze luxe-regeling niet geldt voor autochtonen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alsnog de voorstellen van de PVV mee te nemen die ertoe leiden dat de levenslange uitkering en de ziektekostenvergoeding worden geschrapt en er slechts een enkeltje land van herkomst wordt betaald, op voorwaarde dat de absurde terugkeerregeling wordt geschrapt? Zo nee, waarom niet?
Op 1 juli aanstaande treedt de wijziging van de Remigratiewet in werking. Kortheidshalve verwijs ik u naar de parlementaire behandeling dienaangaande.
Het bericht dat president Museveni de omstreden anti-homowet heeft ondertekend |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pieter Omtzigt (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ingrid de Caluwé (VVD), Michiel Servaes (PvdA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de Oegandese president Museveni de omstreden anti-homowet heeft ondertekend?1
Het kabinet is teleurgesteld dat president Museveni de wet toch heeft ondertekend ondanks zijn eerdere kritische houding ten aanzien van de wet en ondanks internationale signalen dat dit ernstig zou worden opgenomen. De wet gaat in tegen de fundamentele rechten van de mens en de internationale verdragen waaraan Uganda zich heeft gecommitteerd. Het kabinet maakt zich zorgen over de negatieve gevolgen van de wet voor de LHBT gemeenschap, zoals mogelijk toenemende discriminatie, onveiligheid en inperking van de vrijheid van meningsuiting en toegang tot gezondheidszorg, inclusief HIV/aids bestrijding.
Welke maatregelen zult u nemen, gezien uw volgende uitspraak op 18 februari jl.: «als deze wet inderdaad wordt aangenomen, heeft dat grote consequenties voor de relatie tussen de Europese Unie en Uganda, maar ook voor de relatie tussen Nederland en Uganda»?2
Meteen na het ondertekenen van de wet heeft het kabinet de hulp aan de Ugandese overheid in de justitiële sector opgeschort. Het gaat specifiek om een fonds voor hervormingen in de justitiële sector waaraan Nederland een bedrag van max. 8,5 mln. euro per jaar bijdraagt. Daarnaast doet Nederland een beroep op de mensenrechtenclausule binnen de Democratic Governance Facility (DGF) om steun aan de Inter-Religious Council (IRC) en Parliamentary Commission (PC) op te schorten. Deze organisaties hebben zich openlijk voor de wet uitgesproken. Ook bepleit Nederland dat de EU haar begrotingssteun aan Uganda niet hervat; deze was eind 2012 opgeschort n.a.v. een corruptieschandaal.
Op verschillende niveaus zal Nederland de zorg over de wet blijven opbrengen bij de Ugandese overheid. Op 26 februari is de Ugandese zaakgelastigde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag ontboden om de Nederlandse zorgen nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht van de Ugandese overheid te brengen. De Nederlanse ambassadeur in Kampala heeft hetzelfde gedaan tijdens een gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sam Kutesa op 27 februari. Daarbij heeft hij ook de opschorting van de hulp in de justitiële sector toegelicht. Hij heeft daarnaast gesproken met een parlementslid dat de wet wil laten toetsen aan de Ugandese grondwet. Samen met andere ontwikkelingspartners in Uganda heeft Nederland een verklaring uitgebracht waarin de anti-homowetgeving scherp wordt veroordeeld.
Bent u bereid het budget dat gereserveerd is voor directe steun aan de Oegandese regering stop te zetten? Welke mogelijkheden ziet u om middelen over te hevelen naar Oegandese mensenrechtenorganisaties?
Zie antwoord op vraag 2. Nederland steunt in Uganda al een aantal mensenrechtenorganisaties, waaronder LHBT organisaties. Het kabinet zal in overleg met LHBT organisaties en de internationale gemeenschap bezien welke lokale initiatieven kunnen worden gesteund om de belangen en de veiligheid van de LHBT gemeenschap in Uganda te waarborgen. Nederland stelt middelen beschikbaar om het voornemen van de LHBT coalitie in Uganda te steunen om de wet te toetsen aan de grondwet.
Bent u bereid per direct te stoppen met ontwikkelingssamenwerking met Oegandese organisaties die steun hebben uitgesproken aan deze wetgeving? Zo neen, waarom niet?
Ja, zie antwoord op vraag 2.
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de Europese Unie een krachtig signaal afgeeft met concrete maatregelen tegen deze onwenselijke wet? Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met uw EU-collega’s en EU-programma’s in Oeganda tegen het licht te houden?
In vervolg op de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Ashton van 18 februari3 zal de EU, mede op aandringen van Nederland, een stevige verklaring uitbrengen waarin de ondertekening van de wet wordt veroordeeld. Nederland bepleit dat de EU de begrotingssteun aan Uganda niet hervat.
Bent u, gezien de urgentie van het vraagstuk en dynamische ontwikkelingen, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
De regering heeft getracht de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht dat de IC van het Reinier de Graaf Gasthuis dreigt weg te vallen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat zorgverzekeraars van plan zijn om de Intensive Care (IC) van het Reinier de Graaf Gasthuis te sluiten?1
Ja.
Deelt u de mening dat naast concentratie van gespecialiseerde zorg juist ook spreiding van acute zorg noodzakelijk is?
Het conceptplan van de zorgverzekeraars inzake concentratie van acute zorg is ingegeven om de kwaliteit te verbeteren is met name gericht op complexe acute zorgstromen. Dit betreft een beperkt deel van het ziekenhuisaanbod. Daarnaast is spreiding van acute basiszorg erg belangrijk, om de bereikbaarheid van cruciale zorg, zoals de Spoedeisende Hulp (SEH), binnen 45 minuten na een spoedmelding met een ambulance te kunnen garanderen.
Deelt u de mening van de arts in het artikel, dat door het sluiten van een IC-voorziening voor 95% van de spoedpatiënten een verslechtering van zorg optreedt, omdat zij immers langer moeten rijden naar een ziekenhuis?
Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat 95% van de spoedpatiënten een IC-voorziening nodig heeft. Dat neemt niet weg dat een IC-voorziening belangrijk is voor een ziekenhuis en voor de kwaliteit van de basis SEH. Volgens de veldnormen van de werkgroep Breedveld (oktober 2009) moet elke geopende SEH voldoen aan een basis kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat er voldoende deskundig personeel en materieel gedurende de openingstijden beschikbaar moet zijn voor stabilisatie en resuscitatie van alle medische calamiteiten.
Tevens is vaardigheid vereist voor herkenning en (veelal) behandeling van een breed scala van acute ziekte en letsel in alle leeftijdcategorieën. Door middel van triage en zo nodig doorverwijzing wordt de patiënt op de juiste plaats door de juiste hulpverlener geholpen.
Ik heb begrepen dat het om een conceptplan gaat dat nog moet worden besproken met de stakeholders.
Is er voldoende draagvlak voor dit plan zeker gezien de bezwaren vanuit de zorgbestuurder van DSW die expliciet afstand neemt van het Regioplan Acute Zorg voor de regio West?
Bovengenoemde plannen zijn nog in concept en worden nog besproken met de partijen uit de regio. Er valt dus nog niets te zeggen over het draagvlak.
Op welke wijze zijn de genoemde ziekenhuizen en de gemeentebesturen betrokken geweest bij de totstandkoming van dit plan? Zou een betrokkenheid van gemeentebesturen niet logisch zijn, omdat zij met de decentralisaties veel meer zorgtaken toebedeeld krijgen?
Betrokkenheid van gemeentebesturen is niet per definitie logisch. Het betreft hier gespecialiseerde spoedeisende zorg. Kwaliteit en spreiding zijn daarin doorslaggevend.
Het is de bedoeling dat er uiteindelijk in gezamenlijkheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders, rekening houdend met belangen van alle betrokken partijen een regioplan wordt vastgesteld. Uitgangspunten zijn dat de basisspoedzorg voor iedereen goed en dichtbij georganiseerd is (45 minuten norm) en dat de complexe spoedzorg kwaliteit en doelmatig zo goed mogelijk georganiseerd is.
Het «Gemeenschappelijk Standpunt» van de EU ten aanzien van Cuba |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de schuld, waarover overeenstemming bereikt werd tussen Cuba en Nederland de Exportkredietverzekering betrof die op 15 mei 2003 is afgesloten door de Rabobank voor een financieringsovereenkomst met de Cubaanse staatsbank «Banco Nacional de Cuba»?1
Nee, in 2001 heeft de rechtsvoorganger van Atradius Dutch State Business twee verzekeringspolissen afgegeven met als debiteur een Cubaanse bank in staatshanden. Onder deze polissen is in 2003 schade ontstaan. De verzekeringsovereenkomst waarnaar de vraag verwijst heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.
Hoe groot was de oorspronkelijke schuld inclusief de geaccumuleerde rente eind 2013, toen de deal gesloten werd? Wat was het rentepercentage dat afgesproken was bij de lening in 2003?
In 2003 is onder de betreffende polissen en voor rekening van de Nederlandse Staat een bedrag van € 37,3 miljoen uitgekeerd aan de verzekerde. Op het moment dat onder een polis schade ontstaat neemt de Nederlandse Staat de vordering van de verzekerde over en gaat Atradius over tot het treffen van incassomaatregelen om de schade op, in dit geval, de Cubaanse debiteur te verhalen. De initiële incassomaatregelen hebben in de periode 2004 – 2006 geleid tot de terugbetaling van circa € 3,5 miljoen. Sindsdien is door de Cubaanse bank geen betaling meer gedaan. De uitstaande schuld per december 2013 bedroeg, inclusief geaccumuleerde rente, € 73 miljoen. Het rentepercentage in de oorspronkelijke leningsovereenkomsten tussen de verzekerde partij en de Cubaanse bank betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Hoeveel is er afgeschreven op deze totale schuld en op welke wijze wordt dat in de rijksbegroting(en) verwerkt?
De Cubaanse debiteur dient in de periode 2014 tot en met 2025 € 42,6 miljoen terug te betalen plus jaarlijks 2% rente over het uitstaande bedrag. Met het sluiten van dit akkoord is van de totale vordering van € 73 miljoen een bedrag van circa € 30 miljoen, dat met name bestond uit hoog opgelopen boeterente, afgeschreven. Bij de behandeling van de rente in het akkoord is rekening gehouden met het feit dat de financieringskosten voor de Nederlandse Staat laag zijn. Het akkoord zorgt ervoor dat het oorspronkelijke schadebedrag van € 37,3 miljoen terugvloeit naar de Nederlandse Staat plus een vergoeding voor gederfde rente. De afwikkeling van deze schadezaak verloopt voor de Nederlandse Staat dan ook min of meer budgetneutraal. Na jaren van onderhandelingen en gezien de akkoorden die andere landen met Cuba hebben gesloten werd bovendien duidelijk dat geen terugbetalingsregeling tot stand zou komen als Nederland zou blijven vasthouden aan de volledige betaling van de gehele vordering.
De Minister van Buitenlandse Zaken is inhoudelijk niet bij de onderhandelingen betrokken geweest, de onderhandelingen werden gevoerd door incassospecialisten van Atradius. Het bezoek van de Minister verhoogde aan Cubaanse zijde het gevoel van urgentie om deze langslepende kwestie op te lossen en heeft er dan ook toe bijgedragen dat een significant bedrag aan belastinggeld naar Nederland terugkeert.
De recuperaties worden verantwoord in artikel 5 van hoofdstuk 9 van de Rijksbegroting («Exportkredietverzekeringen, – garanties en investeringsverzekeringen»). Het eerstvolgende begrotingsmoment na dit akkoord is de voorjaarsnota.
Wordt een deel van de afgeschreven schuld nog als ODA opgevoerd en zo ja, hoeveel?
Nee. Dit is overigens ook alleen toegestaan als er kwijtschelding plaatsvindt in het kader van de Club van Parijs, en dat is hier niet het geval.
Waarom betaalt Cuba slechts 2% rente vanaf nu op de uitstaande schuld aan Nederland? Welke andere particulieren of bedrijven mogen nog meer lenen bij de Nederlandse staat tegen 2% rente?
De rentevoet van 2% is de uitkomst van de onderhandelingen. De rente van 2% is vergelijkbaar met de «Commercial Interest Reference Rates» (CIRR) van de OESO en de financieringskosten van de Nederlandse Staat.
Waarop slaat de 2% rente precies? Over welk bedrag en welke periode wordt die in rekening gebracht?
De rente van 2% wordt berekend vanaf 1 januari 2014 over het uitstaande bedrag. Op dit moment is dat € 42,6 miljoen. Met andere woorden, bovenop de € 42,6 miljoen komt nog jaarlijks 2% rente over het uitstaande saldo. In het akkoord is bovendien opgenomen dat, als er niet wordt betaald, bovenop de rente ook een boeterente van 2% verschuldigd is.
Kunt u het precieze aflossingsschema en het rentepercentage aan de Kamer doen toekomen, aangezien de totale betalingen van Cuba aan Nederland maar € 41 miljoen lijken te bedragen en daar een (reeds afgewaardeerde) schuld van € 42,7 miljoen en rente mee wordt terugbetaald?
Het verschil tussen beide bedragen wordt verklaard door afrondingsverschillen doordat in antwoord op de in de voetnoot genoemde vragen werd gerekend met afgeronde bedragen. De precieze bedragen zijn als volgt. In 2014 en 2015 wordt € 125.000 per kwartaal betaald. Vervolgens wordt de resterende schuld afgelost in 40 kwartaaltermijnen van € 1.039.616.
Heeft Nederland overleg gehad met de andere landen in de club van Parijs voordat zij overging tot deze schulddeal en vonden de andere landen het prima dat Nederland in zijn eentje een deal aangaat voor schuld van Cuba? Zo ja, op welke wijze heeft dat overleg plaatsgevonden en hebben deze landen ingestemd? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de Club van Parijs is afgesproken dat kortlopende vorderingen op Cuba bilateraal worden geregeld, dus buiten de Club van Parijs om. Een groot deel van de leden van de Club van Parijs heeft inmiddels een vergelijkbaar akkoord gesloten. Er zijn landen die op de hoofdsom hebben kwijtgescholden.
Welke vormen van exportkredietverzekering (EKV) is nu weer beschikbaar voor Nederlandse bedrijven in hun handel met Cuba en hoe verhoudt die zich tot de EKV van andere EU-landen in hun handel met Cuba?
In het kader van de schuldenregeling is, in het geval van een vervroegde aflossing van de hoofdsom, de mogelijkheid om nieuw kortlopend krediet te verzekeren. Zodoende heeft Cuba een prikkel om Nederland sneller terug te betalen. Vanzelfsprekend is hierbij een voorwaarde dat er geen achterstand onder de regeling mag zijn. Andere landen in de Club van Parijs hebben een vergelijkbare constructie opgenomen in hun akkoorden.
Het bericht ' Eigen medisch dossier inzien te moeilijk' |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «eigen medisch dossier inzien te moeilijk»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een patiënt volgens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) recht heeft op inzage in het eigen medisch dossier en dit dan ook, zonder drempels te ervaren, moet krijgen?
Uitgangspunt is dat elke patiënt recht heeft op inzage in, dan wel afschrift van zijn of haar dossier. Het is belangrijk dat patiënten betrokken zijn bij hun behandeling en daarover goed geïnformeerd (mee)beslissen. Daarom is het van belang dat (huis)artsen geen onnodige drempels opwerpen voor deze inzage.
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Consumentenbond over gebrek aan inzage in het eigen medisch dossier?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u hoe vaak het weigeren van inzage in eigen medisch dossiers voorkomt in de verschillende sectoren in de zorg en wat hiervan de oorzaak is?
Ik heb geen inzicht in het aantal weigeringen van inzage per zorgsector en de oorzaken hiervan. Het recht op inzage, dan wel afschrift van het eigen medisch dossier is geregeld in de Wet geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) en is daarmee een civielrechtelijke aangelegenheid. De IGZ ziet niet toe op de naleving. Wel heeft de IGZ in 2012 en 2013 zeventien meldingen van patiënten ontvangen. Deze meldingen blijken evenredig over de zorgsectoren verdeeld te zijn.
Zo nee, bent u dan bereid een onderzoek te laten verrichten naar de mate waarin er geen inzage in eigen dossiers wordt gegeven en of hierbij drempels worden ervaren? Onderzoekt u dan ook wat de oorzaken zijn waarom er door artsen en andere zorgverleners geen inzage wordt gegeven?
Ik ben van oordeel dat nader onderzoek niet nodig is. De patiënt heeft naar mijn oordeel voldoende juridische middelen tot zijn beschikking als de arts hem geen inzage geeft in zijn medische gegevens. Natuurlijk moeten patiënten in de eerste plaats met hun arts contact opnemen om zeker te stellen dat de arts weigerachtig is. Met vragen kunnen patiënten ook telefonisch contact opnemen met de «Zorglijn» van de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF). Daarnaast kunnen burgers met (klachtgerelateerde) vragen en klachten over de zorg vanaf 1 juli 2014 voor advies en begeleiding ook terecht bij het Landelijk Meldpunt Zorg. Patiënten kunnen vervolgens op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) een klacht bij het bestuur indienen dat de betrokken arts weigert inzage te geven of een kopie te verstrekken. Ook kunnen patiënten zich tot de civiele rechter wenden met een vordering tot inzage. Op grond van het wetsvoorstel Wkkgz, kunnen patiënten nadat het wetsvoorstel kracht van wet heeft verkregen, een dergelijk geschil aan een geschilleninstantie voorleggen.
Deelt u de mening dat patiënten altijd recht hebben op betrouwbare en begrijpelijke informatie over zorg en specifiek hun eigen dossier, mede omdat dit de behandeling ten goede kan komen?
Ja.
Deelt u de mening dat een patiënt de eigenaar is van zijn eigen medische gegevens en dus ook toegang toe dient te hebben? Zo ja, hoe gaat u dit borgen in het licht van de toenemende digitalisering van medische dossiers?
De patiënt is geen eigenaar van zijn eigen medische gegevens2, wel heeft de patiënt recht op inzage in, dan wel afschrift van zijn of haar medisch dossier.
In het wetsvoorstel Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens, dat bij uw Kamer is ingediend, is geregeld dat de patiënt recht krijgt op elektronische inzage in en afschrift van zijn medische gegevens.
Het bericht “België wil af van ‘arme’ Nederlanders” |
|
Pieter Heerma (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «België wil af van «arme» Nederlanders»?1
Ja.
Wat vindt u van de berichtgeving dat in 2013 305 Nederlanders te horen hebben gekregen dat zij België dienen te verlaten omdat zij een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem? Bent u ook van mening dat in Nederland vaker bekeken zou moeten worden of EU-onderdanen een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem?
Op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (RL 2004/38) kan een EU-burger het recht op verblijf verliezen, zodra hij/zij een onredelijke belasting is gaan vormen voor het sociale bijstandssysteem in een gastlidstaat. Beëindiging van het verblijf behoort tot de mogelijkheden bij een onredelijke beroep op bijstand door een EU-burger. In feite volgt Nederland wat dit betreft reeds een vergelijkbare koers als België. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013). Voorts loopt in de gemeente Rotterdam een pilot, die mede is bedoeld om na te gaan hoe de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en IND verbeterd kan worden.
Volgens de berichtgeving zijn de voorwaarden niet strenger geworden in België voor EU-onderdanen, toch is het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen gestegen. Uit de cijfers blijkt veel meer dan in Nederland. Hoe komt het dat de afgelopen twee jaar het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen is gestegen in België? En is er een verschil met Nederland? Zo ja, wat is dan het verschil en hoe kan dit verschil verklaard worden?
Gebleken is dat in België beëindigingen van het verblijfsrecht de laatste jaren zijn toegenomen doordat controles op het verblijfsrecht bij het aanvragen, c.q. ontvangen van sociale bijstand («leefloon») in het land doeltreffender zijn georganiseerd dan voorheen. De relatief hoge cijfers zijn mede te verklaren uit de omstandigheid dat België bezig is met een inhaalslag. Behalve nieuwe aanvragen wordt ook het zittend bestand van EU-burgers, die korter dan vijf jaar in België verblijven en langer dan drie maanden «leefloon» ontvangen, onderworpen aan de nieuwe regels. Verwachting is dat de cijfers de komende tijd zullen dalen.
Sinds 2011 is in België sprake van een «regelmatige uitwisseling van gegevens» tussen betrokken instanties, resp. de «Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie» (POD MI) en de «Dienst Vreemdelingenzaken» (DVZ). De koppeling van databestanden van vreemdelingen (DVZ) en uitkeringsgerechtigden (POD MI) leidt tot een automatische «wake up call» om een onderzoek uit te voeren, via een zogenaamde Kruispuntbank. In totaal genereerde het systeem in 2012 en 2013, respectievelijk 59.000 en 64.000 «wake up calls». In circa 7,5% van de gevallen heeft vervolgens nader onderzoek plaatsgevonden. Of er een nader onderzoek komt, is afhankelijk van beleid op gemeenteniveau. Gemeenten bepalen uiteindelijk welke dossiers voor onderzoek aan de DVZ worden voorgelegd.
Nederland kent een andere werkwijze. De IND ontvangt meldingen over het verstrekken van bijstandsuitkeringen aan EU-burgers van de gemeente. Die meldingen verlopen niet geautomatiseerd. De uitvoering van de WWB is gedecentraliseerd aan gemeenten. Gemeenten verstrekken enkel een beperkte set van statistische gegevens aan het CBS en zijn niet verplicht aanvullende informatie te verstrekken. Zodra de IND een melding over het verstrekken van een bijstandsuitkering van een gemeente ontvangt, onderzoekt de IND of sprake is van een onredelijk beroep op de bijstand. In 2013 is in Nederland van totaal 650 EU-burgers het verblijf beëindigd. Uit handmatige registratie van de IND blijkt dat van 60 EU-burgers in 2013 het verblijf is beëindigd wegens een onredelijk beroep op de bijstand.
Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013) De resultaten van de pilot Rotterdam zijn in dit verband van belang. Ook de praktijkervaringen in België worden betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling.
Uit de berichtgeving komt naar voren dat België sinds twee jaar werkt met een nieuw controlesysteem waarbij de samenwerking tussen de bijstand- en uitkeringsinstanties met de Dienst Vreemdelingenzaken sterk is verbeterd. Waarin verschilt dit systeem ten opzichte van de werkwijze in Nederland? Zijn de ervaringen in België ook meegenomen in de pilot van Rotterdam die 1 oktober 2013 is gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn in Nederland de databanken van de bijstands- en uitkeringsinstanties automatisch gekoppeld aan de databanken van de Immigratie en Naturalisatiedienst? Zo nee, waarom niet? En als er geen koppeling van databanken (mogelijk) is op welke wijze zou de gegevensuitwisseling dan geïntensiveerd en verbeterd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Op 9 december 2013 heeft u samen met de Belgische minister Bourgeois een intentieverklaring ondertekend om beter samen te werken op onder meer de schaduwkanten van intra-EU-arbeidsmobiliteit. Neemt u in deze samenwerking ook het nieuwe, verbeterde, controlesysteem van de Belgische overheid mee? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De intentieverklaring om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te verbeteren ziet primair op integratie en inburgering van migranten in de samenleving. Derhalve ligt het minder voor de hand het controlesysteem van de Belgische overheid op rechtmatig verblijf bij aanvraag van een sociale bijstandsuitkering in deze samenwerking mee te nemen. Dit laat onverlet dat contacten met vertegenwoordigers van de Vlaamse deelregering waar mogelijk benut kunnen worden.
Op welke samenwerking ziet de intentieverklaring nog meer? Welke onderwerpen komen hier in aan bod?
Voor het thema «integratie en inburgering» heeft de intentieverklaring betrekking op het delen van kennis en ervaring tussen Nederland en Vlaanderen over de volgende aspecten: kennis bij migranten van waarden en normen (incl. rechten en plichten) in de samenleving; aanpak en instrumenten voor het leren en kennen van de Nederlandse taal; vergelijking en analyse van uitkomsten van studies en indicatoren. Verder pleit de verklaring voor samenwerking in Benelux-verband wat betreft het beheersen van intra-Europese mobiliteit.
Uitstel van het rapport van de Commissie dienstverlening aan huis |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom het Instellingsbesluit Commissie Dienstverlening aan huis is verlengd, zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 24 februari 2014?1
Het Instellingsbesluit is verlengd vanwege uitloop van de werkzaamheden van de commissie.
Kunt u toelichten waarom de vooraf gestelde datum van het eindverslag op 31 december 2013 niet is gehaald?
De commissie heeft te kennen gegeven dat meer tijd nodig is om tot een voldragen advies te komen, gegeven de complexiteit en reikwijdte van het onderwerp. Bovendien heeft de commissie extern empirisch onderzoek laten uitvoeren, hetgeen tot enige vertraging in de oplevering heeft geleid.
Wanneer verwacht u het eindverslag met de Kamer te kunnen delen?
Het Instellingsbesluit is verlengd tot 30 april. Ik verwacht voor die datum het eindverslag met de Kamer te kunnen delen.
Deelt u de mening dat aangezien de werkzaamheden van de Commissie dienstverlening aan huis ook de zorg aan huis betreffen, het eindverslag en de kabinetsreactie daarop belangrijk zijn voor de Tweede Kamer om een afweging te maken inzake de hervormingen in de langdurige zorg, zoals het wetsvoorstel Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015) (33 841) dat al in behandeling is bij de Tweede Kamer?
Nee, die mening deel ik niet. De commissie Dienstverlening aan huis onderzoekt beleidsopties voor de markt voor dienstverlening aan huis ten aanzien van de rechtspositie van bepaalde groepen werknemers in relatie tot ILO-verdrag 189 (domestic workers). Naar het oordeel van het kabinet staat dit rapport los van de visie die het kabinet heeft gegeven op de langdurige zorg, waar dit wetsvoorstel uit voortvloeit. Daarom staat het eindrapport de behandeling van het wetsvoorstel Wmo 2015 niet in de weg. In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Dienstverlening aan huis zal het kabinet uitgaan van de wettelijke kaders die gelden vanaf 1 januari 2015 en verder, inclusief de gevolgen daarvan voor zowel de medewerkers als de cliënten in deze markt.
Deelt u de mening dat wetsvoorstel Wmo 2015 door de Tweede Kamer pas verder kan worden behandeld, wanneer het eindverslag en de kabinetsreactie daarop in de Tweede Kamer bekend zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u op dit moment al in het bezit van een versie van het eindverslag of van de aanbevelingen die de Commissie Dienstverlening aan huis voornemens is te geven? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen, nog voor verdere behandeling van het Wetsvoorstel Wmo 2015?
De commissie heeft het rapport nog niet aan mij aangeboden en ik kan dit dus nog niet met de Kamer delen.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg arbeidsmarktbeleid op 6 maart 2014 te beantwoorden?
Ja.
De aanpak van vacaturefraude |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het probleem van vacture- of thuiswerkfraude, waarbij mensen onder valse voorwendselen worden geworven om hun eigen bankrekening te gebruiken om transacties te doen naar het buitenland, en de uitzending over dit probleem van KRO Reporter?1
Ja. Het gaat hier om gevallen waarin individuele personen door middel van een contract worden ingeschakeld voor het verrichten van werkzaamheden tegen betaling. De werkzaamheden blijken eruit te bestaat dat gelden die op een bankrekening worden ontvangen worden overgemaakt op een buitenlandse bankrekening, al dan niet na opname in contanten. Hier lijkt sprake te zijn van het witwassen van op criminele wijze verkregen gelden door middel van een zogenaamde money mule (letterlijk: «geldmuilezel»). Dat is iemand die wordt gebruikt voor het witwassen van geld. In het meest simpele voorbeeld ontvangt de money mule geld op zijn bankrekening dat hij moet overboeken naar een andere bankrekening. In feite probeert de crimineel de criminele oorsprong van het geld te versluieren door het (meerdere keren en via tussenpersonen) van bank naar bank over te boeken.
Hoe groot is naar uw mening dit probleem? Bent u er van op de hoogte dat vacaturefraude al een jaar geleden de snelst stijgende oplichtingsvorm kon worden genoemd?2
Volgens de cijfers die de Fraudehelpdesk mij ter beschikking stelde, betrof het aantal meldingen van vacaturefraude in 2011, 2012 en 2013, respectievelijk 198, 861 en 375. In januari en februari 2014 ontving de Fraudehelpdesk 28 meldingen van personen die daadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met het verschijnsel.
Daarnaast ontving de Fraudehelpdesk in januari en februari van dit jaar 126 e-mails met «vacature-aanbiedingen» in de speciale mailbox voor valse meldingen. Hieruit blijkt alertheid op het malafide karakter bij de ontvangers van dergelijke aanbiedingen.
Er zijn geen cijfers over het aantal strafzaken aangaande deze specifieke verschijningsvorm van fraude beschikbaar. De fraude wordt namelijk onder diverse strafbare feiten in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten en het openbaar ministerie geregistreerd, bijvoorbeeld onder «oplichting» of «witwassen».
Welke maatregelen heeft u al genomen om deze vorm van fraude tegen te gaan en welke maatregelen bent u nog voornemens hier tegen te nemen? Welke mogelijkheden ziet u om de medewerkers van het UWV alerter te maken op deze vorm van fraude, zodat dergelijke «vacatures» er uit gefilterd kunnen worden en de politie hierover in kan worden geseind?
Het UWV heeft een aantal waarborgen ingebouwd om deze vorm van fraude tegen te gaan. Zo haalt het UWV alle vacatures die op werk.nl worden geplaatst door een systeem dat vacatures screent op woorden en uitdrukkingen die in strijd zijn met wet- en regelgeving en de voorwaarden van UWV. Een vacature die niet aan de voorwaarden voldoet wordt inactief gemaakt of verwijderd. Het UWV gaat onmiddellijk over tot uitsluiting van de gebruiker, indien sprake is van herhaling.
Eind 2012 heeft UWV de maatregel geïntroduceerd dat nieuwe werkgevers een account moeten aanmaken voordat zij een vacature kunnen plaatsen. Werkgevers vragen hiertoe met het fiscale nummer van het bedrijf een code aan. Na ontvangt van de code kan de werkgever terecht op werk.nl. Het aantal klachten over dubieuze werkgevers is sinds de invoering van deze maatregel duidelijk gedaald. In 2013 heeft UWV 4 à 5 werkgevers de toegang tot werk.nl ontzegd.
Het UWV kan niet op voorhand alle frauduleuze vacatures uitsluiten. Zo komt het voor dat pas bij sollicitaties blijkt dat er een geldbedrag moet worden overgemaakt, terwijl dit niet in de vacature staat. Als een klant een klacht indient, wordt de vacature verwijderd als de klacht gegrond is. Het UWV kan geen aangifte doen, alleen direct gedupeerden. Als er sprake is van ernstig misbruik dan adviseert het UWV de gedupeerden dit te doen. Tot slot geeft het UWV ook tips op werk.nl aan werkzoekenden hoe men veilig online kan solliciteren.
Voorts is voorlichting over het bestaan van deze vorm van fraude belangrijk. Door mensen te waarschuwen en alert te maken kunnen nieuwe gevallen worden voorkomen. De fraudehelpdesk speelt in het kader van deze voorlichting een belangrijke rol.
Voor meer informatie over de rijksbrede aanpak van fraude wil ik u tevens verwijzen naar onze brief van 20 december 20133 aan Uw Kamer, waarin een aantal maatregelen wordt geschetst dat naast de aanpak van fraude met publieke middelen ook de aanpak van fraude tegen burgers en bedrijfsleven versterkt.
Hoeveel organisaties die zich hieraan schuldig hebben gemaakt zijn reeds aangepakt? Kunt u uw antwoord toelichten? Welke problemen doen zich voor in deze aanpak?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eveneens op de hoogte van de ernst en narigheid die slachtoffers van deze vorm van fraude ondervinden, juist ook vanwege het feit dat zij zich zelf ook schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten? Bestaat hiervoor enig begrip bij de politie en het openbaar ministerie? Is er ruimte voor enige coulance richting mensen die wellicht naïef dachten op een relatief eenvoudige wijze geld te verdienen, waarna zij zowel slachtoffer (van vacaturefraude) als dader (witwassen) zijn geworden, indien zij medewerking verlenen aan de opsporing van de achterliggende «echte criminelen» die de herkomst van geld proberen te versluieren? Bent u bereid deze coulance te bevorderen? Zo ja, hoe? Zo niet, waarom niet?
Degene die een contract sluit voor het verrichten van werkzaamheden dient zich er onder meer van te vergewissen dat de te verrichten werkzaamheden legaal zijn. Van burgers mag in dit opzicht enige alertheid worden verwacht. Wanneer de uit te voeren werkzaamheden bijvoorbeeld uitsluitend bestaan uit bijvoorbeeld het overmaken van (contant) ontvangen gelden naar het buitenland dan moet men zich wel de vraag stellen of er sprake is van het faciliteren van illegale activiteiten.
Als de verdenking ontstaat dat sprake is van een misdrijf dan is het aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of vervolging opportuun is en vervolgens eventueel aan de rechter om een uitspraak te doen. Er kan geen algemene uitspraak worden gedaan over coulance jegens plegers van strafbare feiten. De situatie zal per geval aan de hand van de omstandigheden, de toepasselijke wettelijke bepalingen en jurisprudentie worden beoordeeld.
Het bericht dat honderden mensen Mogadishu ontvluchten |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Mogadishu de laatste weken regelmatig wordt opgeschrikt door aanslagen van Al-Shabaab?1
Het is zeer betreurenswaardig dat de situatie in Mogadishu recentelijk zo onrustig is.
Welke conclusies en consequenties verbindt u aan deze ontwikkelingen?
De situatie in Somalië, met name in Zuid- en Centraal-Somalië, is al jaren zorgwekkend en wordt gekenmerkt door gevechten en aanslagen. Ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Uit het meest recente ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van december 2013 blijkt dat het geweld in Mogadishu in de verslagperiode meer gericht van aard is geworden en dat er minder sprake is van willekeurig geweld dan daarvoor. In Mogadishu en in gebieden onder controle van Al-Shabaab lopen volgens het ambtsbericht bepaalde groepen meer gevaar dan anderen. Ik heb het toelatingsbeleid voor Somalische asielzoekers aangepast vanwege deze gewijzigde situatie en heb deze groepen aangewezen als aandachtsgroepen.3
Recente berichtgeving bevestigt de bovengenoemde tendens van gericht geweld in Mogadishu, maar maakt ook melding van willekeurig geweld in de stad. De beleidsaanpassing die ik recentelijk heb gedaan door het aanwijzen van aandachtsgroepen in Mogadishu (en overige delen van Zuid- en Centraal-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab), die te vrezen kunnen hebben van de zijde van Al-Shabaab, is daarom nog steeds aangewezen. In het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire is vanwege deze beleidswijziging wordt een toetsingskader opgenomen ten aanzien van aangewezen aandachtsgroepen.
Voor wat betreft de berichtgeving over recent willekeurig geweld in Mogadishu zie ik vooralsnog geen aanleiding om mijn beleid aan te passen.
In het bestaande beleid en ook in individuele toetsing wordt de algemene situatie in het land, en het willekeurige geweld meegewogen. Zoals ik in reactie op de motie waarnaar u verwijst heb aangegeven, vindt in de toelatingsprocedure steeds een zorgvuldige individuele toetsing plaats aan de hand van artikel 3 van het EVRM. In de genoemde brief aan uw Kamer ben ik ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van gedwongen vertrek naar Somalië en deze is nog steeds actueel.
In het najaar verwacht ik een nieuw ambtsbericht over de situatie in het land en aan de hand daarvan zal ik, zoals gebruikelijk, bepalen of een beleidswijziging geïndiceerd is. Een van de zaken die ik daarbij vanzelfsprekend bezie, is de aard en omvang van het geweld in Mogadishu en de wijzigingen die zich daarin in de verslagperiode hebben voorgedaan.
Op (de toepassing van) het buitenschuldbeleid heeft de berichtgeving geen invloed aangezien dit beleid niet ziet op de veiligheidssituatie in een land, maar op de situatie dat een vreemdeling, ondanks zijn inspanningen daartoe, niet kan terugkeren.
Zullen deze ontwikkelingen invloed hebben op het landgebonden asielbeleid, het buitenschuldbeleid en het terugkeerbeleid inzake Somalië? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu wel bereid uitgeprocedeerde asielzoekers niet meer gedwongen uit te zetten zolang terugkeerders uit het westen nog het gevaar lopen door Al-Shabaab te worden verdacht van spionage?2
Zie antwoord vraag 2.
Ongunstige milieucondities in natuurgebieden |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Considerable environmental bottlenecks for species listed in the Habitats and Birds Directive in the Netherlands» gepubliceerd in Biological Conservation,1 waarin Wageningse wetenschappers tot de conclusie komen dat stikstof, onder meer uit de vee-industrie, en verdroging, ook al vanwege de intensieve landbouw in Nederland, de grootste problemen vormen voor de kwaliteit van de natuur in Nederland?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de onderzoekers dat een van de belangrijkste oplossingen voor het verbeteren van de natuurkwaliteit ligt in een duurzame landbouw?
Ik ben een voorstander van een verdere verduurzaming van de landbouw, dit draagt bij aan het verbeteren van de natuurkwaliteit. In mijn brief van 14 juni 2013, Kamerstuk 28 973, nr. 134, heb ik het kabinetsstandpunt inzake de omvang van de intensieve veehouderij en schaalgrootte uiteengezet en aangegeven op welke wijze het kabinet de noodzakelijke transitie tot een zorgvuldige en duurzame veehouderij de komende jaren gaat vormgeven.
En met de programmatische aanpak stikstof (PAS) worden ook bronmaatregelen in de veehouderijsector genomen, die samen met de herstel- en hydrologische maatregelen die ik met provincies heb afgesproken in het Natuurpact zorgen voor een verbetering van de natuurkwaliteit.
In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij hebben sector, maatschappelijke organisaties en overheden met elkaar 15 ambities voor de lange termijn vastgesteld voor een duurzame veehouderij. Ook EZ maakt onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Een van deze ambities is dat «gewenste soortenrijkdom in natuurgebieden niet wordt beperkt door de Nederlandse veehouderij. Ze herstelt de soortenrijkdom op eigen grond.» Op dit moment beziet het samenwerkingsverband hoe deze 15 ambities invulling kunnen krijgen in doelen per keten voor 2020.
Bent u bereid deze hoopgevende conclusie in te passen in uw natuurbeleid? Zo ja, welke beleidswijzigingen ten aanzien van de landbouw kan de Kamer tegemoet zien? Zo nee, waarom laat u zulke belangrijke kansen om de natuur in Nederland te versterken liggen?
Zie het antwoord op vraag 2. Ik laat overigens geen kansen liggen om de natuur te versterken. Juist de PAS is een voorbeeld van het pakken van kansen.
Bent u bereid om een uitgebreide reactie op het artikel en de beantwoording van deze vragen zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze nog kan betrekken bij de voortzetting van het debat over de wijziging Natuurbeschermingswet 1998 (Programmatische Aanpak Stikstof)?
Het artikel geeft een overzicht van de milieuproblemen in ons land en de gevolgen daarvan voor onze natuur. Dit overzicht biedt voor mij geen nieuwe inzichten. Vergelijkbare conclusies hebben juist geleid tot het besluit om met een programmatische aanpak voor stikstof te gaan werken en afspraken te maken over aanvullende hydrologische maatregelen.
Hoe reageert u op bericht dat zorgverzekeraars het aantal spoedeisende hulpen boven het Noordzeekanaal willen terugbrengen naar drie, en het aantal ziekenhuizen dat in Noord-Holland beroertezorg aanbiedt naar zes?1
In het Hoofdlijnenakkoord van juli 2011 is afgesproken dat zorgverzekeraars, waar nodig om redenen van kwaliteit en doelmatigheid, overgaan tot herinrichting van het zorglandschap. In navolging van deze afspraken heeft Zorgverzekeraars Nederland begin 2013 het rapport «Kwaliteitsvisie Spoedeisende Zorg» gepubliceerd. Verzekeraars zetten vanuit kwaliteits- en doelmatigheidsoverwegingen in op specialisatie en concentratie van complexe acute zorg. Dit betreft traumazorg, spoedeisende neurologische zorg, spoedeisende cardiologische zorg, spoedeisende vaatchirurgische zorg en spoedeisende geboortezorg. Op basis van deze visie zijn er door zorgverzekeraars regionale scenario’s ontwikkeld voor de toekomst, op basis van de huidige ziekenhuislocaties en de locale zorgvraag. In elke regio is een coördinerend verzekeraar die zorg draagt voor het verloop van het proces. Ook in de regio Noord Holland zijn er scenario’s ontwikkeld die momenteel met de betrokken partijen worden besproken. Het is de bedoeling dat er uiteindelijk in gezamenlijkheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders, rekening houdend met belangen van alle betrokken partijen een regioplan wordt vastgesteld. Het uiteindelijke doel is betere kwaliteit van de spoedeisende zorg voor de patiënt. Dit zal vervolgens in de loop van een aantal jaren tot uitvoering worden gebracht via de contractering tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars Achmea en VGZ hun plannen met de CVA-zorg nog niet openbaar willen maken?2 Deelt u de mening dat het hier gaat om een publiek belang en dat het daarom niet past hier zo geheimzinnig over te doen?
Deze plannen zijn op dit moment nog in concept en worden besproken met de partijen uit de regio. In deze fase in het proces kan ik het mij voorstellen dat Achmea en VGZ hun plannen nog niet openbaar willen maken.
Deelt u de vrees dat zorgverzekeraars dit doen om te voorkomen dat er maatschappelijk debat ontstaat voordat de plannen definitief en onomkeerbaar zijn? Past dat binnen uw definitie van open en transparant communiceren? Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars open en transparant gaan communiceren over hun plannen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hebben zorgverzekeraars Achmea en VGZ overlegd met het lokaal bestuur over hun plannen met de CVA-zorg en de spoedeisende hulpen? Deelt u de mening dat zorgverzekeraars eerst te rade moeten gaan bij het lokaal bestuur, voordat zij deze plannen uitstorten over de samenleving, zodat zij het lokale belang van CVA-zorg en spoedeisende hulpen niet kunnen negeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is de bedoeling dat er uiteindelijk in gezamenlijkheid van zorgverzekeraars en zorgaanbieders, rekening houdend met belangen van alle betrokken partijen een regioplan wordt vastgesteld. Uitgangspunten zijn dat de basisspoedzorg voor iedereen goed en dichtbij georganiseerd is (45 minuten norm) en dat de complexe spoedzorg kwalitatief en doelmatig zo goed mogelijk georganiseerd is.
Bij welke zes ziekenhuizen willen de zorgverzekeraars de CVA-zorg concentreren en welke ziekenhuizen dreigen de CVA-zorg kwijt te raken?
Bovengenoemde plannen zijn nog in concept en worden nog besproken met de partijen uit de regio. Er valt dus nog niets te zeggen over welke ziekenhuizen welke acute zorg zullen gaan aanbieden. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft. Dat valt onder hun zorgplicht.
Wat is uw reactie op het gegeven dat ziekenhuisdirecteuren de plannen van zorgverzekeraars Achmea en VGZ «erg ver vinden gaan»? Deelt u deze mening? Kunt u uw antwoord toelichten?
De plannen zijn nog te prematuur om hier op in te gaan.
Deelt u de mening dat een druk bevolkt gebied, zoals het gebied boven het Noordzeekanaal, niet toe kan met slechts drie locaties voor spoedeisende hulp? Deelt u de mening dat voor plaatsen als Beverwijk, Purmerend, Beverwijk en Den Helder het hebben van een spoedeisende hulppost noodzakelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5. Een van deze drie genoemde locaties, te weten Den Helder, is cruciaal voor de 45 minuten norm om tijdig met de ambulance bij een ziekenhuis met een basis SEH en afdeling voor acute verloskunde te kunnen komen.
Deelt u de mening dat het uitkleden van de CVA-zorg onacceptabel is, omdat het de kwaliteit van zorg aantast?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Wat zegt het u dat een bestuurder stelt dat «de plannen een hoog studeerkamer-gehalte hebben»? Deelt u de mening dat hier sprake is van tekentafelzorg waarbij de realiteit ver uit het zicht is geraakt?
Zie mijn antwoord op vraag 1. De kwaliteitsvisie van ZN is de basis van de plannen. De lokale uitwerking en de gesprekken met de partijen in de regio moeten er voor zorgen dat de plannen in de regio realistisch worden uitgevoerd. Daarnaast is er de wettelijke rol voor het ROAZ om ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «bij CVA-zorg snelheid essentieel is. Je moet snel een CT-scan maken en snel een injectie geven met anti-stolling. Je kunt ook redeneren dat je omwille van de snelheid moet deconcentreren»? Vindt u in het licht van deze uitspraak de plannen van de zorgverzekeraars verantwoord?
De zorgverzekeraars hebben hun plannen voorzien van een onderbouwing. Daarnaast wijs ik op een recent verschenen proefschrift van drs. M.M.H. Lahr et al (UMCG) betreffende «Organizational models for thrombolysis in acute ischemic stroke: a simulation exemplar» geeft aan dat een ischemisch herseninfarct een belangrijke oorzaak is van langdurige arbeidsongeschiktheid en sterfte. Ik zie in dat kader het grote belang van implementatie van bewezen effectieve maatregelen in de acute zorg. Het proefschrift geeft aan dat de behandeling met trombolyse de meest effectieve behandeling voor een acuut herseninfarct binnen 4,5 uur na het ontstaan van de symptomen is, maar dat deze zorg helaas nog in hoge mate onderbenut wordt op dit moment. Een model waarin gespecialiseerde ziekenhuizen stroke centers inrichten zorgt ervoor dat 50% meer patiënten de behandeling met trombolyse binnen 4,5 uur ontvangen.
Op welk wetenschappelijk onderzoek baseren de zorgverzekeraars zich om tot een dergelijke concentratie van CVA-zorg te komen? Bestaat er objectief bewijs dat CVA-zorg ten minste een bepaalde omvang dient te hebben? Wat zijn dan die precieze omvangcriteria?
Zie mijn antwoord op vraag 10. De genoemde volumes zijn geen doel op zich maar een middel om doelmatig investeringen te kunnen doen in personeel, apparatuur en training om zo efficiënte gespecialiseerde stroke centers vorm te geven.
Deelt u de mening dat de overlevingskansen van ziekenhuizen sterk worden gereduceerd na het sluiten van CVA-zorg en spoedeisende hulpen? Is het sluiten van de CVA-zorg en spoedeisende hulpposten de opmaat naar het sluiten van ziekenhuizen boven het Noordzeekanaal? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 10. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft. Overigens strekt de zorgplicht van zorgverzekeraars zich breder uit dan alleen de acute zorg.
Wat gaat u ondernemen om de plannen van de zorgverzekeraars met de CVA-zorg boven het Noordzeekanaal tegen te houden?
Zie mijn antwoord op vraag 1. De zorgverzekeraars pakken de rol op die hen in het stelsel is toebedeeld.
Wat gaat u ondernemen om de plannen van de zorgverzekeraars om het aantal spoedeisende hulpen boven het Noordzeekanaal terug te brengen naar drie tegen te houden?
Zie mijn antwoord op vraag 1. Mochten er in de toekomst plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid binnen de wettelijk gestelde 45 minutennorm in de regio geborgd blijft.
Het bericht ‘Situatie in de Vluchtgarage dreigt uit de hand te lopen’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Situatie in de Vluchtgarage dreigt uit de hand te lopen»?1
Ja.
In hoeverre en waarom wordt het bestaan van opvanglocaties voor uitgeprocedeerde asielzoekers naast de opvang in de Havenstraat in Amsterdam getolereerd?
De «Vluchtgarage» is geen opvangfaciliteit van de gemeente, maar een door een groep vreemdelingen gekraakt pand. Van de kraak is aangifte gedaan. In geval van kraak wordt in Amsterdam het uitgangspunt gehanteerd dat niet wordt ontruimd voor leegstand. Voordat tot ontruiming wordt overgegaan wordt door de lokale driehoek (burgemeester, Openbaar Ministerie en politie) vastgesteld of er plannen zijn voor ingebruikname van het pand nadat de kraak is beëindigd en of alle eventueel benodigde vergunningen er zijn. Als dat niet het geval is, is er sprake van leegstand en wordt er niet ontruimd omdat anders het risico bestaat dat het pand opnieuw wordt gekraakt.
Bovenstaande neemt niet weg dat ik een langdurig verblijf van de vreemdelingen in de Vluchtgarage onwenselijk vind. Hoewel de identiteit van de vreemdelingen niet bekend is, zal voor de overgrote meerderheid in de Vluchtgarage het perspectief naar verwachting terugkeer zijn. Daar moeten deze vreemdelingen aan werken. Het is overigens aan de burgemeester, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, om keuzes te maken over een eventuele ontruiming.
Wordt deze Vluchtgarage gekraakt? Deelt u de mening dat dergelijke opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die niet meewerken aan vertrek, beëindigd zou moeten worden? Waarom is er geen sprake van ontruiming van de Vluchtgarage?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt de berichtgeving dat er hoogoplopende conflicten voorkomen in de Vluchtgarage waarbij gevochten wordt en waarbij zelfs steekwapens worden gebruikt? Deelt u de mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers die geweld en wapens gebruiken direct opgepakt zouden moeten worden en in vreemdelingenbewaring geplaatst zouden moeten worden? Waarom is dat met de bewoners van de Vluchtgarage niet gebeurd en gaat dit alsnog gebeuren?
In de periode sinds de groep in de Vluchtgarage is getrokken, heeft er een aantal incidenten plaatsgevonden, deels binnen de groep. In twee gevallen is sprake geweest van (dreiging met) een (steek)wapen. De politie treedt op waar nodig. Er zijn bijvoorbeeld aanhoudingen verricht, waarbij ook personen in (vreemdelingen)bewaring zijn gesteld.
Waarom wordt opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die geweld en wapens gebruiken gedoogd? Bent u bereid met de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over het beëindigen van de opvang in de Vluchtgarage?
Zoals ik bovenstaand heb geschreven, gaat het hier niet om een opvangfaciliteit en is dus geen sprake van het gedogen van opvang voor deze groep. Ik ben en blijf uiteraard in gesprek met de burgemeester van Amsterdam over de ontstane situatie. Daarnaast is de gemeente gemeld dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) beschikbaar is om met de bewoners van de Vluchtgarage in gesprek te gaan over terugkeer naar het land van herkomst en de ondersteuning die hierbij aan de bewoners kan worden geboden.
Het bericht dat een ernstig zieke vader is uitgezet naar Guinee |
|
Sharon Gesthuizen (SP), Gerard Schouw (D66), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bereid de Kamer (desgewenst vertrouwelijk) te informeren over uw overwegingen bij de keuze voor uitzetting vandaag van de heer Ahmed Baba Koné1 ondanks de verschillende bezwaren welke bestonden tegen uitzetting zoals ziekte en het niet beschikbaar zijn van juiste medicatie in het kader van een nog lopende artikel 8 EVRM procedure, een hiermee samenhangende eerder toegewezen voorlopige voorziening en de kritiek vanuit de Tweede Kamer op de «titres de voyage» waarmee wordt gewerkt?
Het is uw Kamer bekend dat ik het niet wenselijk acht in het publieke debat in te gaan op individuele gevallen. Gelet op het feit dat u in uw vragen de betrokken persoon bij naam noemt en andere persoonlijke informatie noemt, die eerder ook via de media publiek is geworden, meen ik dat het in dit geval voor een volledig beeld van het Nederlandse vreemdelingenbeleid en de inzet van de IND en DT&V noodzakelijk is uw vragen inhoudelijk te beantwoorden. In mijn antwoorden zal ik niet meer informatie over deze individuele casus verstrekken dan daarvoor noodzakelijk is.
De overwegingen om tot de uitzetting van betrokkene over te gaan waren gelegen in de zorgvuldige individuele beoordeling in meerdere procedures waarbij is geconstateerd dat zowel de asielmotieven en medische omstandigheden van betrokkene als ook de verplichtingen en aanspraken in het kader van artikel 8 EVRM niet noopten tot verblijf. Daarbij is getoetst aan de bij uw Kamer bekende beleidskaders op de betreffende onderdelen en is voorts in de individuele aspecten geen aanleiding gezien van dat beleid af te wijken. Overigens geldt dat gedwongen terugkeer pas aan de orde komt als een vreemdeling geen betekenisvolle stappen heeft gezet om Nederland zelfstandig te verlaten.
De in de vraag genoemde voorlopige voorziening vormde geen beletsel voor uitzetting omdat deze door de rechtbank is ingetrokken. Over de rechtmatigheid van het gebruik van door de Guineese autoriteiten afgegeven «titres de voyage» heb ik uw Kamer in antwoord op meerdere sets van Kamervragen geïnformeerd (zie onder meer TK 2012–2013, 386).
Is het waar dat deze Guineese vreemdeling is aangehouden terwijl politieagenten aanwezig waren in het kader van geluidsoverlast, veroorzaakt door andere bewoners van de noodopvang? Zo nee, in welk kader is de desbetreffende vreemdeling dan wel aangehouden?
Ja.
Herinnert u zich uw toezeggingen om het asielbeleid humaan te laten zijn en rekening te houden met eventuele schrijnende omstandigheden van individuen? Hoe verhouden zich deze toezeggingen tot uw uitspraken dat uitzetting – van een ernstig zieke vader noodzakelijk is ten behoeve van de diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Guinee?
Ja. Het uitgangspunt van een humaan asielbeleid wordt al vele kabinetsperiodes gehanteerd en is ook voor het huidige kabinet het uitgangspunt. Ik heb daar ten overstaan van uw Kamer aan toegevoegd dat ik het van groot belang vind dat bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid de menselijke maat wordt gehanteerd. Daarbij heb ik aangegeven dat het hanteren van de menselijke maat niet een wijziging van het toelatingsbeleid hoeft te betekenen of het verlaten van het uitgangspunt van een restrictief toelatingsbeleid, maar wel dat in alle stappen van het proces vreemdelingen met zorg en respect en als individuen moeten worden behandeld.
Wat is de reden dat u geen gehoor hebt gegeven aan de concrete voorstellen van de gemeente Utrecht met betrekking tot onder andere het op zich nemen van de noodzakelijke zorg voor deze man? Waarom negeert u alle noodkreten vanuit Utrecht en vanuit de Tweede Kamer?
De reden dat ik geen gehoor heb gegeven aan het voorstel van de gemeente Utrecht, is dat daarmee een belangrijk risico ontstond dat – na afwijzing van meerdere toelatingsaanvragen in meerdere zorgvuldige procedures – een concrete uitzettingsmogelijkheid voor langere tijd (en mogelijk permanent) verloren zou gaan. Dit is ook uitgebreid gecommuniceerd met de gemeente Utrecht. Van negeren van de gemeente Utrecht is dan ook geen sprake geweest. Evenmin negeer ik signalen uit uw Kamer. Op alle signalen en vragen van uw Kamer probeer ik altijd een duidelijke reactie te geven. Daarbij is het evenwel niet altijd mogelijk om tegemoet te komen aan alle verzoeken die bij een aantal fracties in uw Kamer bestaan.
Klopt het dat uit een recent medisch rapport is gebleken dat de man nog slechts vijf procent zicht heeft in één oog en dat hij aan zijn andere oog al geheel blind is? Kunt u aangeven op welke wijze u deze informatie hebt meegewogen in uw beslissing om uit te zetten?
Nee. Volledigheidshalve meld ik uw Kamer dat betrokkene vlak voor zijn vertrek is beoordeeld door een onafhankelijke arts in het kader van een fit-to-fly keuring in verband met de feitelijke uitzetting.
Is het waar dat er een apotheek door uw diensten is geconsulteerd om te verifiëren of deze medicijnen daadwerkelijk beschikbaar zijn en dat uw diensten na deze verificatie ervan zijn uitgegaan dat dit inderdaad het geval is? Is het tevens waar dat de advocaat van de vreemdeling met een verklaring is gekomen van diezelfde apotheek waaruit blijkt dat de apotheek niet over alle benodigde medicatie beschikt? Zo ja, hoe verhoudt deze verklaring zich tot de aannamen van uw diensten? Zo nee, wat is dan wel het geval?
Uit het medisch advies van BMA bleek dat een medische noodsituatie zou kunnen ontstaan indien betrokkene zijn benodigde oogdruppels niet zou krijgen. Door BMA is nagegaan of de benodigde medicijnen beschikbaar waren in Guinee, hetgeen het geval was. Door gemachtigde is in een procedure aangegeven dat uit navraag door een medewerker van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen in Utrecht bij de apotheek in Conakry zou zijn gebleken dat de medicijnen niet beschikbaar zouden zijn bij de in het advies genoemde apotheek. BMA heeft naar aanleiding daarvan nogmaals bevestigd dat de medicijnen wel beschikbaar zijn. Om betrokkene qua tijd in de gelegenheid te stellen om in Guinee zijn medicatie te regelen, is hij voor een periode van drie maanden voorzien van de benodigde medicijnen. Daarnaast heeft betrokkene zijn medisch dossier meegekregen en een medisch paspoort. Tevens werd betrokkene tijdens de vlucht begeleid door een medische escort.
Op welke wijze meent u dat het belang van het kind van deze man en het recht van dit kind op gezinsleven geborgd is met deze uitzetting?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven zijn de verplichtingen en aanspraken in het kader van artikel 8 EVRM (gezinsleven) zorgvuldig beoordeeld in een daartoe strekkende procedure en is geconcludeerd dat deze niet nopen tot het verlenen van verblijf. In de verrichte belangenafweging is ook uitdrukkelijk aandacht besteed aan de belangen van de zoon van betrokkene. Daarbij is stilgestaan bij zijn banden met Nederland en bij de mogelijkheid om het gezinsleven in Guinee uit te oefenen. Na een zorgvuldige afweging van de belangen is geconcludeerd dat artikel 8 EVRM geen aanleiding geeft om betrokkene verblijf toe te staan. Het beroep tegen dit besluit is thans aanhangig. De rechtbank heeft de eerdere voorlopige voorziening ingetrokken en geoordeeld dat er geen grond bestaat om betrokkene het beroep in Nederland te laten afwachten.
Het bericht ‘Nibud bevestigt dat Bonaire ver onder de armoedegrens leeft’ |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Nibud bevestigt dat Bonaire ver onder de armoedegrens leeft»?1
Ja.
Bent u in het bezit van het Nibud-rapport waar in het artikel over gesproken wordt? Zo ja, kunt u dit rapport naar de Kamer sturen en van een reactie van uw kant voorzien? Kunt u hierbij ingaan op hoe de berekeningen van het Nibud voor de situatie op Bonaire zich verhouden tot de berekening van het sociaal minimum in Europees Nederland? Zo nee, bent u bereid dit rapport bij het bestuurscollege van Bonaire op te vragen en met de Kamer te delen?
Het bestuurscollege van Bonaire heeft het rapport bij brief van 27 februari 2014 aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezonden. Het rapport, getiteld «Minimumvoorbeeldbegrotingen voor Bonaire» is bijgevoegd.2 De onderhavige antwoorden kunnen beschouwd worden als onze reactie op dit rapport.
Met betrekking tot de vraag hoe de onderhavige berekeningen van het Nibud zich verhouden tot de berekening van het sociaal minimum in Europees Nederland zij het volgende opgemerkt. In het Europees deel van Nederland geldt het bijstandsniveau als het sociaal minimum. In Caribisch Nederland ontbreekt – mede als gevolg van de andere systematiek achter de niveaus van de onderstand – een dergelijk ijkpunt. Het lopende onderzoek van het CBS kan behulpzaam zijn om op termijn richting een sociaal minimum voor Caribisch Nederland te komen.
Hoe verhoudt het Nibud-rapport zich tot het CBS-onderzoek (waarvan u opdrachtgever bent) waarover u de Kamer schreef in december 2013?2 Was u op de hoogte van deze opdracht door de lokale overheid aan het Nibud? Zo nee, acht u het wenselijk dat u hiervan niet op de hoogte was? Wanneer verwacht u dat het CBS-onderzoek is afgerond en naar de Kamer wordt gestuurd?
De beslissing van het openbaar lichaam Bonaire om Nibud opdracht te geven minimumvoorbeeldbegrotingen op te stellen, is van tevoren aangekondigd. Hierbij was van meet af aan duidelijk dat deze opdracht een geheel andere insteek zou hebben dan de opdracht die inmiddels aan het CBS is gegeven. Bonaire heeft het rapport laten opstellen ten behoeve van het eilandelijk armoedebeleid. Het bestuurscollege van Bonaire heeft aangegeven dat het rapport gezien moet worden als «een beleidsinstrument voor vaststelling van het basispakket goederen, budgetadvisering en -begeleiding, armoedebeleid en armoedemeting». Met de uitkomst van het rapport kan Bonaire de in het kader van het armoedebeleid beschikbare instrumenten gerichter inzetten. De minimumvoorbeeldbegrotingen kunnen het openbaar lichaam helpen bij de beoordeling bij welke huishoudtypen de financiële situatie het meest nijpend is.
De onderzoeksopdracht van CBS is van geheel andere aard. CBS doet onderzoek naar het Bruto Binnenlands Product (BBP), inkomens- en inkomensverdeling en werkgelegenheidsindicatoren. Doel van dit onderzoek is een beter beeld te krijgen van de algemene economische omstandigheden van Caribisch Nederland ten behoeve van besluitvorming over de (verdere) ontwikkeling van de niveaus van wettelijk minimumloon en uitkeringen. De onderzoeksopdracht bevat dus verschillende elementen, met uiteenlopende momenten van afronding. Van de thans voorziene eindproducten wordt een aantal naar verwachting al vóór de zomer opgeleverd. Hierbij zij aangetekend dat voor wat betreft het BBP voor de eilanden Sint Eustatius en Saba nog niet direct een BBP-raming wordt opgeleverd, maar een vooronderzoek naar de mogelijkheid voor het inrichten van een macro-raming. De verwachting is dat er eveneens in de zomer helderheid is over de haalbaarheid van een BBP-raming voor deze twee eilanden. Zodra de samenhangende CBS-producten gereed zijn, zult u daarover worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van het Nibud-rapport? Is dit voor u aanleiding om op een andere manier naar de armoedeproblematiek op Bonaire te kijken? Geeft dit rapport nieuw inzicht in de armoedeproblematiek op Saba en Sint Eustatius of is daarvoor aanvullend onderzoek nodig?
De uitkomst van het Nibud-onderzoek sluit aan op mijn eigen waarneming bij het werkbezoek in juli 2013. Hierbij past wel de kanttekening dat het beoordelen van minimumvoorbeeldbegrotingen los van betrouwbare gegevens over de inkomensverdeling (waaraan het CBS zoals gezegd nog werkt), niet goed mogelijk is. Bovendien is van belang dat, zoals Nibud zelf ook aangeeft, de in het rapport genoemde bedragen referentiebedragen zijn, die niet als norm mogen worden opgevat. Het valt ook op dat Nibud op sommige punten (bijvoorbeeld woonkosten, watergebruik en vervoer) een ruimere norm hanteert dan in Europees Nederland in de bijstand wordt gehanteerd. Zo is in Europees Nederland geen auto ingecalculeerd voor de basisbehoeften van bijstandsontvangers. Het door het Nibud berekende benodigde minimum inkomen ligt daardoor hoger dan de bijstandsnormen in Europees Nederland.
Dit neemt niet weg dat het Nibud-rapport bruikbaar kan zijn voor het doel waarvoor het is opgesteld. Deze beoordeling is aan het eilandbestuur van Bonaire. Het openbaar lichaam heeft geld en instrumenten om het eilandelijk armoedebeleid vorm te geven (waarbij het Rijk kan ondersteunen, wat ook gebeurt via met name de bijzondere uitkering integrale projecten). De bestuurscolleges van Saba en Sint Eustatius kunnen zelf beoordelen of een overeenkomstig Nibud-onderzoek dat is toegespitst op deze beide eilanden, nuttig is.
Het Nibud-onderzoek kan niet de basis zijn voor het rijksbeleid ten aanzien van de niveaus van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen. Daarmee zou worden voorbijgegaan aan het uitgangspunt van economische draagkracht. Het verhogen van het wettelijk minimumloon zonder de economische draagkracht in beschouwing te nemen, zou de economie van de eilanden ernstig kunnen schaden, terwijl het enkel verhogen van de uitkeringen los van de economische draagkracht tot een situatie zou leiden waarin werken niet langer loont. Dat moet worden voorkomen. Het CBS werkt zoals gezegd aan statistische informatie die nodig is om de economische situatie te kunnen beoordelen. Dat is nodig om een beslissing over de niveaus beter te kunnen funderen. Met het reeds vóór 10 oktober 2010 gezamenlijk uitgesproken verbeterstreven wordt tot uitdrukking gebracht dat het voorzieningenniveau zoals dat op de transitiedatum vorm heeft gekregen, niet het uitpunt zou mogen zijn, maar een eerste stap in een verdere ontwikkeling. De uitkomsten van het Nibud-onderzoek benadrukken de urgentie daarvan.
Het rapport heeft dan ook een belangrijke signaalwerking en zal vanuit die hoedanigheid een rol spelen in het voortgaande gesprek met het openbaar lichaam over het voorzieningenniveau. Gezien de doelstelling van het onderzoek is hierbij in eerste instantie het bestuurscollege van Bonaire aan zet om beleidsconclusies aan het rapport te verbinden. Daarover gaan we graag met het bestuurscollege in gesprek, om zo waar mogelijk vanuit de onderscheiden rollen een bijdrage te leveren aan het verlichten van de armoedeproblematiek op het eiland.
Bent u van mening dat het Nibud-onderzoek een ernstiger beeld van de situatie schetst dan uw brief van december 2013?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft het Nibud ook andere gezinssituaties – bijvoorbeeld het samenwonen van meerdere generaties – dan de in het artikel genoemde gezinssituaties onderzocht? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten?
Het Nibud presenteert alleen minimumvoorbeeldbegrotingen voor de (gezins)situaties die in het artikel zijn genoemd, d.w.z. resp. alleenstaande man, alleenstaande vrouw, samenwonend paar, alleenstaande vrouw met één kind, alleenstaande vrouw met twee kinderen, paar met één kind, paar met twee kinderen, alleenstaande AOV-gerechtigde en AOV-gerechtigd paar. Het samenwonen van meerdere generaties komt in het Nibud-rapport in zoverre terug, dat Nibud constateert dat huishoudens met een laag inkomen vaak bij elkaar inwonen. Nibud vertaalt deze constatering echter niet naar minimumvoorbeeldbegrotingen die bij deze situatie aansluiten. Het kostendrukkend effect van gezamenlijk wonen is derhalve niet af te leiden uit het rapport.
Is inmiddels duidelijk op welke wijze de 600.000 euro per jaar die u structureel beschikbaar hebt gesteld voor armoedebeleid wordt ingezet?
In mijn brief van 19 december 2013 (Kamerstukken II, 2013/»14, 33 750 XV, nr. 57, pag. 4) is vermeld welke bestemming de openbaar lichamen hebben gegeven aan de middelen die voor 2013 zijn toegekend. De voor 2014 e.v. toegekende middelen zullen opnieuw op projectbasis worden toegekend. De openbaar lichamen ontvangen de middelen op basis van in te dienen plannen. Voor 2014 zijn de bestuurscolleges bezig met de beleidsvorming en het opstellen van hun plannen.
Het bericht ‘Eigen medisch dossier taboe voor patiënten’ |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Eigen medisch dossier taboe voor patiënten?»1
Ja.
Klopt het dat in twee derde van de gevallen artsen drempels opwerpen om de gevraagde informatie te verstrekken?
Hoe beoordeelt u de weigering van artsen om patiënten hun eigen medisch dossiers te laten inzien, of een kopie daarvan te verschaffen?
Het bericht «Eigen medisch dossier taboe voor patiënten» is gebaseerd op de conclusies van een onderzoek van de Consumentenbond waarin zij vijftig consumenten heeft gevraagd om een kopie van hun complete medisch dossier op te vragen bij de huisarts en vervolgens over het verloop een vragenlijst in te vullen2. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de uitkomsten hiervan.
Patiënten hebben het recht om hun eigen medische dossiers in te zien dan wel een afschrift daarvan te ontvangen.
Wat is uw oordeel over het feit dat door artsen onderdelen van medische dossiers onleesbaar worden gemaakt?
Artsen mogen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens in uitzonderingsgevallen onderdelen van medische dossiers voor inzage onleesbaar maken. Het gaat dan om informatie in het dossier die over andere personen gaat en waarvan kennisneming door de patiënt schade zou kunnen toebrengen aan de privacy van die anderen. Ook kunnen dit persoonlijke werkaantekeningen van de arts betreffen. Voor het overige moet alles wat in het medisch dossier over de patiënt staat toegankelijk voor de patiënt zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat op grond van de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) iedere patiënt recht heeft op inzage in zijn of haar medisch dossier? Op welke wijze kunnen patiënten hun beklag doen over het niet verstrekken of het weigeren van inzage in het persoonlijk medisch dossier?
Ja. Iedere patiënt heeft recht op inzage in zijn of haar medisch dossier. Als patiënten de indruk hebben dat de arts hieraan geen medewerking geeft is het zinvol als zij hierover met de arts het gesprek aangaan. Ook kunnen zij op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) een klacht indienen. Tot slot kunnen patiënten zich tot de civiele rechter wenden. Op grond van het wetsvoorstel Wkkgz, kunnen patiënten, nadat het wetsvoorstel kracht van wet heeft verkregen, een dergelijk geschil aan een geschilleninstantie voorleggen.
Hoeveel meldingen zijn er de afgelopen twee jaar binnengekomen van mensen die geen inzage of kopie van hun medisch dossier konden krijgen?
De IGZ heeft hierover in 2012 en 2013 zeventien meldingen ontvangen.
Welke maatregelen zijn er de afgelopen twee jaar genomen tegen artsen die weigerden een kopie of inzage te geven van een medisch dossier?
Het inzagerecht is geregeld in de Wgbo en is daarmee een civielrechtelijke aangelegenheid. Ik heb geen inzicht in eventuele uitkomsten van dergelijke procedures. De IGZ ziet niet toe op de naleving. De IGZ neemt desalniettemin meldingen van weigering tot inzage in dan wel afschrift van een medisch dossier mee in haar regulier toezicht en spreekt de betreffende arts of bestuurder hierop aan.
Bent u van mening dat artsen zich te lang kunnen verzetten tegen het overdragen van medisch dossiers aan patiënten en nabestaanden?
Nee, patiënten hebben er recht op dat artsen zo snel mogelijk inzage in, dan wel afschrift van hun dossier geven. Nabestaanden hebben overigens geen recht op inzage in het dossier van een overledene vanwege de privacy van de patiënt en het beroepsgeheim dat voor artsen geldt, behoudens een aantal uitzonderingen. Een nabestaande kan inzage verkrijgen als de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven. Daarnaast kunnen er naasten zijn die uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor de inmiddels overledene, nadien aanspraak kunnen maken op inzage in het dossier. Tot slot is in de jurisprudentie erkend dat inzage mogelijk is bij een zwaarwegend belang voor de nabestaande en als de toestemming van de overledene verondersteld kan worden, waarbij wel aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan.
Als een arts niet voldoet aan een verzoek van een patiënt of nabestaande dan staan hun de rechtsmiddelen genoemd in het antwoord op vraag 5 ter beschikking. Daarmee kan worden voorkomen dat artsen zich te lang kunnen verzetten tegen het overdragen van medische dossiers.
Het bericht dat steeds meer jongeren zich met een gameverslaving melden bij verslavingsklinieken |
|
Marith Volp (PvdA), Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Veel meer jonge gameverslaafden»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een toenemend aantal jongeren zich meldt bij klinieken om af te kicken van hun verslaving, en dat deze jongeren jonger en erger verslaafd zijn dan enkele jaren geleden?
In het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) worden gegevens opgeslagen van patiënten van 14 verslavingszorginstellingen. Uit de Kerncijfers verslavingszorg 20122 is af te leiden dat er in dat jaar 411 patiënten waren met een hulpvraag voor internetgamen. In 2010 waren het er 182. In 2010 was de gemiddelde leeftijd 28 jaar, in 2012 22,5 jaar. Ruim 90% is man.
Hoewel deze gegevens enigszins afwijken van de NOS-berichtgeving, is er inderdaad sprake van een toename van de hulpvraag die tegelijk naar een gemiddeld lager leeftijdsniveau verschuift. Ik vind deze ontwikkeling zorgelijk en zal deze blijven monitoren.
Wat is bekend over de mogelijke oorzaken en schadelijke gevolgen van gameverslaving? Is er naar uw oordeel voldoende bekend over dit probleem, of acht u meer onderzoek wenselijk?
We leven in het digitale tijdperk. Tegenwoordig worden games niet meer uitsluitend op de spelcomputer gespeeld, maar ook op smartphones en tablets, waardoor gamen niet aan tijd en plaats gebonden is.
De meeste mensen die een spel spelen doen dat zonder problemen. Doorgaans vormen internetgames het grootste risico op problematisch gamen. Voor sommige spelers is de virtuele wereld aantrekkelijker dan de werkelijke wereld.
Mijns inziens is over de oorzaken en gevolgen van de problematiek op dit moment voldoende bekend. Spelers komen in de problemen doordat zij, al dan niet onder druk van medespelers, hun speelgedrag niet meer onder controle hebben. Ze besteden zoveel tijd aan gamen, dat er geen ruimte is voor andere activiteiten met soms zelfs spijbelgedrag, schooluitval en sociaal isolement tot gevolg.
Wordt gameverslaving erkend als een aandoening, en wordt de behandeling hiervan vergoed?
Internet- en gameverslaving zijn als zodanig niet opgenomen in het door psychiaters gehanteerde handboek Psychische Stoornissen, de DSM V. Behandeling van gameverslaving door GGZ-instellingen wordt doorgaans door zorgverzekeraars vergoed.
Bent u van mening dat het goed is het onderwerp te bespreken met betrokken instanties, zoals de game-industrie, verslavingsklinieken en onderzoekers in de gezondheidszorg? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat bij ouders en opvoeders van minderjarigen een grote verantwoordelijkheid ligt om controle uit te oefenen op de aard van het spel dat kinderen spelen, alsmede op het tijdstip en de tijdsduur. Voorlichting en hulpmiddelen zijn al beschikbaar. Hulpmiddel voor ouders is de zogenaamde «Parental Control». Parental Control stelt ouders en opvoeders in staat om toegang tot games, websites, bepaalde inhoud en diensten uit te schakelen of te beperken. Deze Parental Control functies worden vaak meegeleverd als onderdeel van media apparaten (game consoles, mobiele telefoons), besturingssystemen (Windows, Apple, Firefox), software en platforms (beveiligingsoftware, online games, social networks), en televisieaanbod (digitale tv-kanalen, satelliet-tv). Ook kunnen ouders en opvoeders informatie vinden op verschillende websites, zoals «weetwatzegamen», «gameadviesopmaat» en «mediaopvoeding» en kunnen zij in geval van een problematisch gamend kind terecht bij Centra voor Jeugd en Gezin.
Voor games geldt een leeftijdsclassificatie. In Europa is dit geharmoniseerd door middel van het systeem van Pan European Game Information (PEGI). De Europese Commissie overlegt met de game-industrie over betere bescherming tegen de schadelijke effecten van games.
Bent u voorts van mening dat meer kan worden gedaan om gameverslaving onder jongeren te voorkomen, bijvoorbeeld door meer voorlichting te geven, zowel aan jongeren als aan ouders en docenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u het onderwerp willen bespreken met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, om te bezien of scholen een rol kunnen spelen in het geven van voorlichting en het (samen met ouders) vroegtijdig signaleren van problemen?
Het onderwijs is een belangrijke plek waar alle jongeren samenkomen. Dit biedt kansen voor signalering en voorlichting, ten aanzien van gameverslaving, maar ook op talloze andere (gezondheids-)problemen. Het is hierbij belangrijk dat scholen inzetten op onderwerpen die aansluiten bij hun behoefte. Voor de ene school kan dit (game)verslaving zijn, voor andere scholen wellicht andere leefstijlonderwerpen. Om scholen te voorzien van de juiste programma’s, handvatten en ondersteuning werk ik reeds nauw samen met het Ministerie van OCW. Dit uit zich in een integraal en samenhangend aanbod op, zoals te vinden op de website Gezonde School (www.gezondeschool.nl). Specifiek gericht op hoe verstandig om te gaan met onder andere games is het programma Mediawijsheid (www.mediawijsheid.nl).
De aanwezigheid van de staatssecretaris bij de doop van een reddingsboot |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Reddingboot Oranje bij doop Royal Flush»1 en herinnert u zich de meerdere, deels onbeantwoorde eerdere vragen waarin expliciet vraagtekens worden gesteld bij de legaliteit van de activiteiten van Oranje Casino?
Ja
Deelt u de mening dat het aanbieden van online gokspelen op de Nederlandse markt nog steeds verboden is? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wet op de kansspelen (Wok) is het aanbieden van kansspelen zonder vergunning in Nederland verboden. De Wok voorziet niet in een expliciete vergunningsmogelijkheid voor het organiseren van kansspelen op afstand. Online kansspelen (zoals online poker, casinospelen of sportweddenschappen) zijn daarom op dit moment naar de letter van de wet nog verboden.
Deelt u de mening dat door de woorden op de site van Oranje Casino «Oranje Casino is the most popular online casino in the Netherlands» en «Oranje Casino is the first real, legal Dutch online casino»2, het feit dat de site oranjecasino.nl doorlinkt naar oranjecasino.com en de naam van deze site, veel meer dan de schijn wordt gewekt dat er sprake is van online gokken gericht op de Nederlandse markt? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de kansspelautoriteit om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De kansspelautoriteit heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Bij de prioritering van haar werkzaamheden wordt bezien of sites al dan niet voldoen aan de door de kansspelautoriteit gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de kansspelautoriteit geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.
Mag iedere goksite die met een buitenlandse vergunning, met een site die niet in de Nederlandse taal is en niet de extensie.nl heeft, online gokspelen aan Nederlandse spelers aanbieden? Zo ja, waarom is er dan nog wetgeving in voorbereiding teneinde Nederlandse online vergunningen mogelijk te maken? Zo nee, waar blijkt, anders dan uit niet gehandhaafde wettelijke bepalingen, het tegendeel uit?
Nee. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven is op grond van de Wok het aanbieden van kansspelen zonder vergunning in Nederland verboden. De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor handhaving van de Wet op de kansspelen. Zij geeft daaraan concreet invulling, zoals bijvoorbeeld blijkt uit diverse inmiddels openbaar gemaakte boetebesluiten.
Deelt u de mening dat door uw aanwezigheid bij de doop van de door Oranje Casino gesponsorde boot u een signaal heeft afgegeven dat Oranje Casino een bona fide bedrijf is? Zo ja, waarom doet u dat? Zo nee, waarom niet?
Nee. Als staatssecretaris draag ik de stelselverantwoordelijkheid voor de kansspelen. Vergunningen voor kansspelen worden echter uitgegeven door de Kansspelautoriteit, dat een zelfstandig bestuursorgaan is en als zodanig een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft. Indien het bedrijf Oranje Casino te zijner tijd, wanneer een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand is ingericht, een vergunning zou aanvragen, zal de kansspelautoriteit beoordelen of het bedrijf aan alle strikte eisen voldoet. Daaronder valt ook een betrouwbaarheidstoets. Door mijn aanwezigheid geef ik geen enkel signaal. Wel is het goed om te constateren dat ook online aanbieders bezig zijn met maatschappelijk ondernemen.
Kent u het bericht dat het Zweede Betsson er op uit is onder andere Oranje Casino over te nemen en daarmee een Nederlandse vergunning voor online gokken aan te vragen?3
Ja. Oranje Casino is recent onderdeel geworden van Betsson, een Zweeds beursgenoteerd bedrijf dat beschikt over een vergunning voor het aanbieden van online kansspelen in diverse Europese landen. Over de motieven van Betsson voor deze overname kan en wil ik mij geen oordeel vormen.
Deelt u de mening dat door het feit dat mede onder uw verantwoordelijkheid straks vergunningen voor online gokken uitgegeven gaan worden, u door uw aanwezigheid de schijn gewekt kunt hebben dat u een potentiële aanvrager van een dergelijke vergunning welwillend tegemoet zult gaan treden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Aan mijn aanwezigheid bij de doop van een reddingboot kan een potentiële aanvrager geen enkel recht ontlenen als straks ook in Nederland een vergunningstelsel voor kansspelen op afstand wordt ingericht. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al heb aangegeven worden vergunningen voor kansspelen immers uitgegeven door de kansspelautoriteit. De kansspelautoriteit is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft als zodanig een eigenstandige verantwoordelijkheid. Zij zal te zijner tijd toetsen of het bedrijf, als het daadwerkelijk een vergunning aanvraagt, aan de strikte voorwaarden voldoet.
Wel is het verheugend om te constateren dat Nederlandse goede doelen nadrukkelijk in beeld zijn bij deze buitenlandse online aanbieders.