Het bericht dat pgb-chaos ten koste gaat van verpleeghuizen |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Pgb-chaos gaat ten koste van verpleeghuizen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de inhoud van dit bericht waarin wordt gesteld dat instellingen waar gehandicapten en demente ouderen wonen moeten bezuinigen om het gat te dichten dat is ontstaan doordat er meer, dan verwacht, geld gaat naar individuele budgetten?
De conclusie dat er op de budgetten van instellingen voor zorg in natura wordt gekort is voorbarig. Ik verwacht dat er landelijk gezien voldoende middelen beschikbaar zijn zodat zorgkantoren via een onderlinge herverdeling tekorten zelf kunnen oplossen. In de brief van Achmea, waar in het artikel naar wordt verwezen, wordt aangegeven dat in dat geval de korting niet nodig is.
In hoeverre klopt het dat zowel de pgb-kosten stevig stijgen én de uitgaven van instellingen tegelijkertijd toenemen? Is dit niet een ongewenst effect van het beoogde beleid, waarin mensen door middel van zorg thuis door onder andere de inzet van een pgb langer thuis kunnen blijven wonen. Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2015 is er naar verwachting sprake van een groei van het aantal budgethouders en een lichte daling van het aantal cliënten in instellingen. De lichte daling van het aantal cliënten in instellingen is het saldo van de demografische ontwikkelingen (die leiden tot een hoger aantal cliënten) en de effecten van extramuralisering (die ertoe leiden dat mensen met een lichte zorgzwaarte langer thuis blijven wonen, voordat ze eventueel naar een instelling gaan). Door voornoemde volumeontwikkelingen is er in 2015 naar verwachting sprake van een stijging van de pgb-uitgaven, maar tevens sprake van een lichte daling van de uitgaven door instellingen.
Hoe bent u voornemens ervoor te zorgen dat instellingen niet hoeven te korten op budgetten door de gevolgen van de pgb’s?
Op grond van het mei-advies van de NZa is tot op heden mijn verwachting dat de beschikbare middelen voor 2015 op landelijk niveau toereikend zullen zijn. Zorgkantoren kunnen dus onderling middelen herverdelen, zodat kortingen bij instellingen kunnen worden voorkomen en de beschikbare middelen zo effectief mogelijk ingezet. Ik heb de zorgkantoren daarom gevraagd om actief met elkaar in overleg te gaan over de herverdeling van de beschikbare middelen.
In hoeverre heeft u zicht op de situatie bij andere zorgverzekeraars, naast de genoemde kortingen van Achmea in dit artikel? Indien u hier geen zicht op heeft, bent u bereid hierover in gesprek te gaan en deze informatie te achterhalen en met de Kamer te delen?
Met de zorgkantoren heb ik regelmatig overleg over de ontwikkelingen in de Wlz. Teneinde een actueel zicht te verkrijgen in de toereikendheid van het Wlz-kader en het proces van herverdelen over de regio’s zoveel mogelijk te faciliteren, heb ik de NZa gevraagd om een update uit te brengen van haar eerdere mei-advies over het jaar 2015. Daarmee kan ik op een geactualiseerde basis vaststellen of de beschikbare middelen voor de Wlz in 2015 landelijk gezien nog steeds toereikend zijn. Dit nieuwe NZa-advies komt in oktober beschikbaar. Ik ben uiteraard bereid om dit rapport, vergezeld van mijn reactie, naar de Kamer te zenden.
Het betalen van goodwill door notarissen die een kantoor willen overnemen |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de mogelijkheid van het betalen van goodwill door (startende) notarissen die een kantoor willen overnemen?
Notarissen zijn ondernemers belast met ambtelijke taken. In dat kader is betalen van een redelijke goodwill door (startende) notarissen die een kantoor willen overnemen gebruikelijk en niet bezwaarlijk. Startende notarissen die een kantoor willen overnemen moeten hun benoemingsverzoek vergezeld laten gaan van onder andere een ondernemingsplan en een advies van de Commissie van deskundigen. Dit is in de Wet op het notarisambt geregeld. De Commissie van deskundigen beoordeelt de bedrijfseconomische aanvaardbaarheid van een ondernemingsplan en daar maakt de beoordeling van de overeengekomen goodwill deel van uit. In het jaarverslag 20141 beschrijft de Commissie van deskundigen de wijze waarop zij tot haar oordeel ten aanzien van de betaling van goodwill komt. In die beoordelingsprocedure komt het incidenteel voor dat goodwillafspraken naar het oordeel van de Commissie van deskundigen niet aanvaardbaar zijn. Dan wordt de startende notaris geadviseerd de goodwillafspraken te herzien. Lukt dat niet, dan zal de Commissie van deskundigen over het ondernemingsplan negatief adviseren. Bij mijn besluit op het benoemingsverzoek houd ik vervolgens terdege rekening met dit advies.
Kunt u aangeven welke bezwaren er aan kleven als er goodwill wordt betaald voor de overname van een notariskantoor?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u de kritiek van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op huisartsen die goodwill vragen? Deelt u haar zorgen waar het gaat om notarissen die goodwill vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van de kritiek van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze kritiek ziet specifiek op de betaling van goodwill door huisartsen en niet op goodwillbetaling door notarissen. Ik heb geen signalen ontvangen dat het vragen van goodwill ongewenste effecten heeft op het functioneren van het notariaat. Daarnaast is van belang dat, zoals ik bij de beantwoording van de vragen 1, 2 en 5 al heb aangegeven, onaanvaardbare goodwillafspraken zullen leiden tot een negatief advies van de Commissie van deskundigen ten aanzien van het ondernemingsplan, waarmee ik bij de besluitvorming op het benoemingsverzoek terdege rekening zal houden. Ik deel de zorgen dan ook niet waar het gaat om het notariaat.
Hebben zich eerder situaties voorgedaan waarin de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft moeten ingrijpen omdat (mede) door het vragen van goodwill de eer en het aanzien, en dus de kwaliteit en integriteit, van de beroepsgroep werd aangetast? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De KNB heeft mij desgevraagd medegedeeld dat haar geen situaties bekend zijn waarbij door het vragen van goodwill de eer en aanzien, en dus de kwaliteit en integriteit, van de beroepsgroep zou zijn aangetast. De KNB heeft in dit verband dan ook geen klachten bij de tuchtrechter ingediend of anderszins moeten ingrijpen. Het is niet de KNB, maar de Commissie van deskundigen, die reeds aan de voorkant in de benoemingsprocedure toetst of (de hoogte van de) goodwill aanvaardbaar is (zie antwoord op de vragen 1, 2 en 5).
Welke mogelijkheden zijn er op dit moment om het vragen van goodwill zoveel mogelijk te beperken? Zijn deze mogelijkheden voldoende volgens u? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet en wat is er volgens u nog meer nodig?
Zie antwoord vraag 1.
De balans tussen veiligheid en rechtsstaat |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Michiel van Nispen (SP), Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Op welke manier is volgens u de balans tussen veiligheid en rechtsstaat de laatste tijd doorgeslagen naar veiligheid? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten, zeker ook vanwege de grote bezuinigingen op onder andere de politie en het openbaar Ministerie van de afgelopen en komende jaren?1
Wat bent u concreet van plan om deze balans weer in evenwicht te brengen, zoals u stelt in het interview?2
Is het mogelijk om deze balans terug te brengen gezien alle bezuinigingen op de begroting van uw ministerie? Zo ja, hoe?
Bent u bereid, om het evenwicht te herstellen, de politie weer onder te brengen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Zo nee, waarom niet?
Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de politie te beleggen bij de Minister van Veiligheid en Justitie. Die keuze is door het huidige kabinet overgenomen. Of door een volgend kabinet andere keuzes worden gemaakt is thans niet aan de orde. Een discussie hierover kan plaatsvinden in het kader van een volgende kabinetsformatie. Het kabinet ziet geen aanleiding hierop vooruit te lopen.
Het snoepreisje van de gehele directie Koninkrijksrelaties naar Curaçao |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Waarom geeft u toestemming om Nederlands belastinggeld te verkwanselen aan snoepreisjes naar Curaçao voor tientallen ambtenaren om «inzicht in de praktijk te verkrijgen»1?
Voor het antwoord verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van de leden Van Raak en Van Laar.
Bent u het er mee eens dat algemeen bekend is dat Curaçao een corrupte bodemloze put is waar Nederlands belastinggeld in verdwijnt, en dat als uw ambtenaren dit nog steeds niet weten zij hun werk niet goed doen en dus niet beloond mogen worden met een vakantiereisje?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u stoppen met het uitdelen van gratis reisjes op kosten van de belastingbetaler of deze anders voortaan uit uw eigen zak betalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De schokkende uitspraken op Twitter van een persoon die werkzaam is bij een onderwijsinstelling |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tweet van raadslid LEF Nissewaard zorgt voor ophef»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak? Wat voor signaal gaat er naar uw mening uit naar de leerlingen van de school van de betrokkene, door haar uitspraken?
Ook gebruikers van internet en social media hebben, binnen de grenzen van de wet, recht op vrijheid van meningsuiting. Docenten hebben echter ook een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen. Uitspraken waarin het omkomen van mensen lijkt te worden gezien als een soort verdiende straf («Karma is a bitch»), passen daar niet bij. De school heeft afstand genomen van deze kwetsende uitspraken en de betrokken docent ontheven van haar lessen. De school beraadt zich thans op de ontstane situatie.
Zijn de uitspraken van de betrokkene naar uw mening ook symptomatisch voor het feit dat discriminatie op internet een groot probleem en rijzende is?
We worden in ons land geconfronteerd met een beeld van toenemende onverdraagzaamheid. Dat uit zich niet alleen op internet, maar het internet is door de grote toegankelijkheid en laagdrempeligheid ervan wel een terrein waar discriminerende uitingen sterk naar voren komen. De cijfers die u noemt bevestigen dat beeld.
Wat vindt u ervan dat uit cijfers van het meldpunt voor internetdiscriminatie blijkt, dat het aantal meldingen van internetdiscriminatie vorig jaar met 22% is gestegen?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ons van de meest recente cijfers voorzien met betrekking tot het voorkomen van internetdiscriminatie? Kunt u dit specificeren naar grond? Is er wederom sprake van een stijging?
Onderstaande tabellen bevatten de meest recente cijfers van het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND), uitgesplitst naar gronden van discriminatie. Er is over de eerste negen maanden van 2015 wederom sprake van een stijging.
2015
2014
2013
t/m september
302
183
108
Totaal
n.n.b.
305
251
20151
2014
2013
Ras
144
159
129
Anders
38
34
42
Antisemitisme
21
31
14
Leeftijd
21
29
20
Godsdienst2
44
27
12
Persoonlijke discriminatie
27
16
15
Seksuele voorkeur
4
7
18
Handicap
3
2
1
tot en met 30 september 2015
43 van de 44 meldingen in 2015 waren islam gerelateerd
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg dat de regering, via de persoon van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met experts en vertegenwoordigers van Facebook en Twitter zal hebben over het voorkomen van discriminatie op internet?3
Zoals ik heb aangegeven in de tweede termijn van het Algemeen Overleg discriminatie op 9 september jl., zal ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW informeren over de uitkomsten van het overleg dat op mijn Ministerie zal plaatsvinden.
Wat is de inzet van de regering in deze gesprekken? Wat zal de regering doen als Facebook en Twitter niet bereid zijn mee te werken?
Voor de expertmeeting worden diverse stakeholders uitgenodigd: internet- en social media bedrijven, organisaties waarbij internetdiscriminatie gemeld kan worden als ook organisaties die zich richten op verantwoord internetgebruik. De inzet van de expertmeeting is om informatie en ideeën uit te wisselen. De verschillende stakeholders zal daarbij gevraagd worden om aan te geven welke rol zij voor zichzelf zien in het tegengaan van discriminatie op internet, waar zij tegenaan lopen en welke mogelijkheden tot verbetering zij zien. Hierbij ligt de nadruk op het verkrijgen van nader inzicht in de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen en de bijdrage die partijen daar zelf aan kunnen leveren.
Op basis van de uitkomsten hiervan zal het vervolg nader worden bepaald.
Met welke andere stakeholders overlegt de regering ten aanzien van internetdiscriminatie? Is de regering bereid een bredere conventie in te lassen met bijvoorbeeld providers, Google en Youtube om het punt van internetdiscriminatie onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat voor maatregelen gaat de regering nemen om discriminatie op internet aan te pakken?
Voor discriminatie op internet bestaat de mogelijkheid aangifte van strafbare uitingen te doen bij de politie of de uiting voor te leggen aan het landelijk Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND). De inzet voor de expertmeeting is in eerste instantie om te bekijken wat de stakeholders zelf kunnen doen of verbeteren om discriminatie op internet aan te pakken.
Is de regering nu wel bereid om een racismeregister in te voeren, waarin de namen en uitspraken, zoals die van de betrokkene, worden geregistreerd en waarbij een registratie in het racismeregister een baan bij de overheid en het onderwijs onmogelijk maakt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het doen van racistische uitingen verhoudt zich niet tot hetgeen van overheidspersoneel verwacht mag worden. In het verleden geplaatste racistische opmerkingen op internet zijn in zijn algemeenheid echter geen reden om iemand de toegang tot een baan bij de overheid of binnen het onderwijs te ontzeggen, tenzij een dergelijke opmerking heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. Dan kan deze veroordeling een voor een bepaalde functie noodzakelijk goed gedrag in de weg staan. Binnen de overheid bestaat hiervoor de procedure om – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) te vragen. Ik ben geen voorstander van een apart racismeregister zoals dat wordt voorgestaan door de leden Kuzu en Öztürk, naast de justitiële en politiegegevens die al geraadpleegd worden bij een VOG-procedure.
Is de regering nu wel bereid om een educatieve maatregel discriminatie in te voeren, vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol, waarbij mensen die discrimineren corrigerend worden bijgeschoold en ervan doordrongen raken dat discriminatie echt niet kan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het ontwerpen van een educatieve maatregel of leerstraf vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol is een arbeidsintensief traject: er zal veel geïnvesteerd moeten worden in het inrichten van de maatregel/straf. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het Openbaar Ministerie geeft aan dat de recidive van personen die bestraft worden voor een discriminatiefeit vrijwel nihil is. Het invoeren van een maatregel met als doel speciale preventie lijkt dan ook niet nodig. Overigens bestaat voor de rechter bij vaststelling van strafbare discriminatie reeds de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf. De taakstraf kan ook een leerstraf inhouden, welke kan worden ingevuld als een leertraject tegen discriminatie. Rechters maken hier in beperkte mate gebruik van.
Is de regering bereid om de bekendheid en de rol van het meldpunt internetdiscriminatie te vergroten? Zo ja, wat gaat de regering ondernemen en hoe gaat de regering de gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie beter faciliteren? Zo nee, waarom niet?
MiND heeft een aantal communicatieactiviteiten die structureel terug komen. Dit omvat onder meer een succesvolle Facebook campagne in 2014 die in het najaar van 2015 wordt herhaald, het inzetten van jongerenambassadeurs, deelnemen aan de Gay Pride in Amsterdam en investeren in de vindbaarheid van MiND op internet. Daarnaast worden mensen in de landelijke campagne tegen discriminatie via de website discriminatie.nl doorverwezen naar MiND als er specifiek sprake is van internetdiscriminatie. De samenwerking van MiND met Facebook en Twitter zal in de expertmeeting aan de orde komen.
Is de regering bereid een betere gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie mede inzet van de gesprekken met Facebook en Twitter te maken? Moet er bij een rapportage van ongewenste content op social media niet direct kunnen worden doorgelinkt naar het meldpunt internetdiscriminatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Welke aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus bestaan er op dit moment? Welke zijn er tijdens deze kabinetsperiode ontbonden?
Op grond van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) dient elk gemeentebestuur burgers toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening (ADV). Deze voorzieningen dienen onafhankelijke bijstand te bieden bij klachten over discriminatie en deze klachten te registreren. Het is, binnen de wettelijke kaders, een lokale keuze en verantwoordelijkheid hoe een ADV wordt ingericht. Er zijn 23 onafhankelijk antidiscriminatiebureaus die voor een groot aantal gemeenten de taken uit de Wga uitvoeren. Er zijn daarnaast gemeenten die ervoor kiezen om de wettelijke taken op andere wijze vorm te geven, zoals bijvoorbeeld het onderbrengen van de taak bij een welzijnsorganisatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal onderzoeken hoe gemeenten de taken van de Wga uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2016 verwacht. Hoewel er in deze kabinetsperiode veranderingen in de gemeentelijke uitvoering van de Wga zullen zijn geweest, zijn er mij op dit moment geen gevallen bekend waarin een antidiscriminatiebureau is ontbonden. Ook dit zal in het bovengenoemde onderzoek nader in kaart worden gebracht.
Wat voor output hebben de aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus de afgelopen jaren geleverd?
Uit de wettelijke taakomschrijving van ADV’s vloeit voort dat zij de klachten en meldingen die jaarlijks binnenkomen, registreren en daarover rapporteren. Op deze manier leveren ze een belangrijke bijdrage bij het in kaart brengen van de discriminatieproblematiek op lokaal niveau. Naast het verzorgen van bijstand aan burgers, geven veel ADV’s ook voorlichting en advies. Een overzicht van alle output die antidiscriminatiebureaus en andere voorzieningen in de afgelopen jaren hebben geleverd is niet eenvoudig te geven. Uit het in vraag 14 genoemde onderzoek naar de uitvoering van de Wga zal wel een inzichtelijk beeld naar voren komen over de werkzaamheden en resultaten van de verschillende voorzieningen in alle Nederlandse gemeenten.
Het bericht dat Nederlandse banken een megakippenbedrijf in Oekraïne financieren |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Nederlandse banken een megakippenbedrijf in Oekraïne financieren?1
Ja.
Wat is uw mening over het gigabedrijf Myronivsky Hliboproduct (MHP) in Oekraïne, waar jaarlijks 322 miljoen kippen worden gefokt en geslacht, bijna net zoveel als in heel Nederland?
Het Nederlandse kabinet staat een integrale aanpak voor waar het gaat om de veehouderij. Onderdeel daarvan is een begrenzing of beperking aan de groei van de veehouderij waar dit uit een oogpunt van volksgezondheid, milieu, natuur, kwaliteit van de leefomgeving (waaronder geurhinder) of landschappelijke inpassing noodzakelijk is. Het is aan de regering van de Oekraïne of een dergelijke schaalomvang zoals van het genoemde bedrijf wenselijk is. Bedrijven dienen in ieder geval te voldoen aan de wettelijke voorschriften van het land en de richtlijnen van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de OESO na te streven.
Wat zijn de dierenwelzijnsnormen bij MHP?
Momenteel zijn de dierenwelzijnsnormen in Oekraïne lager dan in Nederland. Voor de productie van zijn vleeskuikens heeft MHP specifiek beleid vastgelegd.
Op verzoek van IFC (onderdeel Wereldbankgroep) heeft enkele maanden geleden een onafhankelijke audit plaatsgevonden gericht op dierenwelzijn waarbij het bedrijf volgens de audit goed scoorde op het gebied van dierenwelzijn en bioveiligheid. MHP hanteert internationale normen als bedrijfstandaard zoals EU-richtlijnen en de normen van de World Organisation for Animal Health (OIE) – waar Oekraïne permanent lid van is.
Hoe verhouden de Nederlandse en Oekraïense dierenwelzijnsnormen zich tot elkaar?
Oekraïne heeft dierenwelzijnsvoorschriften met algemene doelvoorschriften, die niet precies aangeven hoe deze moeten worden bereikt. Een gedetailleerde vergelijking van de EU en Oekraïense normen is onderdeel van het EU-associatieverdrag met Oekraïne (zie verder antwoord onder vraag 7).
Wat is het gevolg voor de Nederlandse agrarische sector (met name pluimvee en varkens) van de opkomst van dergelijke megabedrijven in landen met lage milieu en dierenwelzijnsnormen?
Het EU-associatieverdrag met Oekraïne heeft onder andere als doel een geleidelijke economische integratie van Oekraïne met de EU te bewerkstelligen, via de oprichting van een Diepe en Brede Vrijhandelszone (Deep and Comprehensive Free Trade Area, DCFAT).
In het EU-associatieverdrag met Oekraïne is vastgelegd dat Oekraïne zich zal inspannen om zijn wetgeving op één lijn te brengen met die van de EU, ook op het terrein van dierenwelzijn. Oekraïne is thans bezig met een plan van aanpak voor de veehouderijsector en zal niet later dan drie maanden na het inwerkingtreding van het vrijhandelsakkoord EU-Oekraïne een strategieplan aan het SPS-comité (Sanitair en PhytoSanitair) voorleggen. Het stappenplan beoogt de geleidelijke aanpassing van de Oekraïense sanitaire en fytosanitaire wetgeving en praktijk voor levensmiddelen en diervoeders, gezondheid van planten en dieren en welzijn aan die van de Europese Unie. De EU ondersteunt Oekraïne onder andere om het corresponderende institutionele-hervormingsprogramma (IHP) ten uitvoer te brengen en zal regelmatig het implementatieproces monitoren. Vanuit de Nederlandse overheid wordt daarbij de nadruk gelegd op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
In dit verdrag is afgesproken dat er voor pluimveevlees een heffingsvrije contingent komt (0% tarief) van 36.000 ton (16.000 ton vers en 20.000 ton bevroren). Op een totale EU-productie van 12,9 miljoen ton betreft dit een aandeel van 0,3%. Deze import zal weinig effect hebben op de prijsvorming van pluimveevlees in de EU. Import van pluimveevlees vindt plaats omdat men in Oekraïne voldoet aan de Europese voedselveiligheidseisen. Voor varkens voldoet Oekraïne hier nog niet aan, en er is geen export van varkensvlees naar de EU. Het is dus niet zo dat vleesproducten vrijelijk op de Europese markt kunnen worden gebracht.
Klopt het dat onder het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Oekraïne vleesproducten vrijelijk op de Europese markt kunnen worden gebracht? Worden dierenwelzijns-, milieu en volksgezondheidsnormen betrokken bij het vrijhandelsverdrag met Oekraïne?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke termijn dient Oekraïne stappen te zetten om de dierenwelzijns- en milieunormen op één lijn te brengen met die in de EU? Welke stappen zijn dit precies?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat de Rabobank en ING in het buitenland veehouderijen financieren die oneerlijk concurreren met Nederlandse veehouderijen?
In onderhavig geval gaat het om een Oekraïense partij die conform internationaal afgesproken richtlijnen opereert. Binnen deze afgesproken richtlijnen dragen buitenlandse partijen bij aan de duurzame ontwikkeling van de veehouderij in Oekraïne en kunnen op termijn de normen van de Oekraïense veehouderij naar boven worden opgetrokken. Het gaat hier dus om het opereren binnen een afgesproken raamwerk.
Worden er nog steeds exportkredietverzekeringen verstrekt, voor de export van stalsystemen en het vergroten van kennis, aan gigastallen in het buitenland?
De Nederlandse overheid ondersteunt exporterende bedrijven met een exportkredietverzekering wanneer de betalingsrisico’s van de betreffende export transactie niet door de private markt afgedekt kunnen worden. De exportkredietverzekeringfaciliteit ondersteunt deze bedrijven omdat ze de Nederlandse export stimuleren, de concurrentiekracht versterken en werkgelegenheid mogelijk maken. Bij deze ondersteuning wordt geen onderscheid gemaakt naar de sector waarin het bedrijf actief is maar gelden wel strikte regels en afspraken waaraan bedrijven zich moeten houden. Dit geldt dus ook voor de Nederlandse bedrijven die zaken doen met veehouderijsystemen in het buitenland.
Voorafgaand aan de verstrekking van een exportkredietverzekering wordt een maatwerkbeoordeling uitgevoerd op basis van internationale normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Dierenwelzijn maakt expliciet onderdeel uit van deze beoordeling. Goed dierenwelzijn is o.a. gerelateerd aan goede huisvesting waarbij de inrichting van de stal en het management van voeder en drinkwater en het hanteren van de dieren doorslaggevende factoren zijn en de stalomvang niet. Stalomvang is geen selectiecriterium bij de exportkredietverzekeringsaanvragen.
Wel ziet het kabinet in algemene zin grenzen aan de groei van de veehouderij. Deze moeten dan wel in regionaal dan wel lokaal perspectief worden bezien en binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders.
Het kabinetsstandpunt inzake de intensieve veehouderij is naar uw Kamer gezonden op 14 juni 2013 (Kamerstuk 28 973, nr. 134) en herhaald bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2014 (Kamerstuk 33 750-XVII).
Wordt er bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen voor de export van stalsystemen en agrarische kennis rekening gehouden met de Nederlandse of de Oekraïense dierenwelzijnsnormen?
Voorafgaand aan het verstrekken van exportkredietverzekeringen wordt er een maatwerkbeoordeling uitgevoerd waarbij niet alleen wordt getoetst aan lokale wet- en regelgeving maar juist ook aan de internationaal overeengekomen normen, de zogeheten IFC Performance Standards, waarvan dierenwelzijn onderdeel is. Wanneer na een uitgebreide toetsing en beoordeling het eindoordeel is dat er per saldo geen onaanvaardbare milieu en sociale risico’s worden verwacht, kan een exportkredietverzekering worden verstrekt aan Nederlandse bedrijven en banken. Bij de exportkredietverzekering gaat het veelal om de levering van Nederlandse hoogtechnologische producten en diensten waaraan hoge dierenwelzijnsnormen zijn verbonden. Door de afname van deze producten en diensten kunnen de buitenlandse partners hun dierenwelzijn verbeteren en daarmee hun eigen dierenwelzijnsnormen opschroeven.
Deelt u de mening dat er door de overheid geen exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt voor de export van stalsystemen met een lagere dierenwelzijnsnorm dan in Nederland van toepassing is?
Nederland hanteert hoge dierenwelzijnsnormen en moedigt andere landen aan dezelfde normen na te volgen. Zoals hierboven is aangegeven, kunnen exporttransacties een positieve bijdrage leveren aan het opkrikken van de dierenwelzijnsnormen in landen waar de normen nu nog lager liggen. Bij internationaal ondernemen gelden de internationale normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, waaronder ook dierenwelzijnsnormen. Nederland houdt zich aan deze afspraken zodat ons bedrijfsleven kan concurreren op basis van een level playing field.
Een nieuw systeem voor een veiliger patiëntendossier |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het initiatief van Amsterdamse huisartsen voor een veiliger patiëntendossier en uitwisseling van patiëntgegevens?1
Er bestaan verschillende systemen waarmee gegevens elektronisch worden uitgewisseld. Het landelijk schakelpunt (LSP) is er daar één van. In zijn algemeenheid ben ik een voorstander van elektronische gegevensuitwisseling in de zorg, mits bij het gebruik van elektronische uitwisselingssystemen wordt voldaan aan de wet- en regelgeving. Het is het niet aan mij over de individuele systemen te oordelen, maar aan de toezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Mijn verantwoordelijkheid richt zich op het stellen van de randvoorwaarden waaraan de verschillende systemen moeten voldoen, met name op het gebied van privacy en veiligheid. Overigens is schaalgrootte niet de bepalende factor voor de veiligheid of bescherming van de privacy.
Erkent u dat het uitwisselen van gegevens in veel gevallen inderdaad kan zonder schakelpunt, en dat met het nieuwe systeem de schaal van toegang kleiner is dan bij het Landelijk SchakelPunt (LSP), zodat er minder bedreigingen voor veiligheid/privacybescherming bestaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de aanblijvende zorgen die er zijn over het LSP, de vervanger van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD), over de privacy voor patiënten?
Ik vind veilige en betrouwbare uitwisseling van medische gegevens erg belangrijk. Het is echter aan de toezichthouder (CBP) toe te zien op de privacy van burgers en te toetsen of elektronische uitwisselingsystemen voldoen aan de wet- en regelgeving. Uiteraard heeft dit ook mijn belangstelling met het oog op het stellen van randvoorwaarden.
Onder welke wettelijke voorwaarden valt het initiatief van de Amsterdamse huisartsen op dit moment? Is de vervangende EPD-wet nog wel nodig als gebruik wordt gemaakt van dit initiatief? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bij het (al dan niet elektronisch) uitwisselen van gegevens gelden op dit moment de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). In aanvulling daarop is er het wetsvoorstel Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens dat op dit moment voor behandeling in de Eerste Kamer ligt. Dit wetsvoorstel stelt aanvullende regels en regelt de rechten van cliënten bij het gebruik van elektronische uitwisselingsystemen, dus ook voor dit Amsterdamse initiatief.
Kunt u garanderen dat de Amsterdamse huisartsen de mogelijkheid krijgen om met dit initiatief te werken en het te testen, en dat zij niet gehinderd zullen worden door de zorg-inkoopregels van zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan dit niet garanderen. Het is aan de zorgaanbieders, en in dit geval de Amsterdamse huisartsen, om met de zorgverzekeraars afspraken te maken over de zorginkoopregels. De overheid treedt daar niet in.
Hoe reageert u op het feit dat drie zorginstellingen uit de ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, bij wijze van proef, toegang krijgen tot het LSP? Op welke wijze is de toestemming van burgers voor het uitwisselen van de gegevens geregeld? 3
Het staat partijen in het zorgveld vrij te kiezen om gebruik te maken van het landelijk schakelpunt (LSP), mits daarbij wordt voldaan aan wet- en regelgeving.
Volgens informatie van de beheerder van het LSP, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ), gaat het hier om een proef om alle praktische voorzieningen voor te bereiden en te testen. De proef in Waardenland van WeMove betreft drie zorginstellingen en een beperkt aantal daar werkzame medisch specialisten. Koepelorganisaties Actiz en GGZ Nederland hebben samen met VZVZ de inhoud en reikwijdte van de proef bepaald.
De VZVZ geeft aan dat juridisch is vastgesteld dat de bestaande toestemming van patiënten (op basis van Wbp en WGBO) voorziet in het beschikbaar mogen stellen van medicatieoverzichten aan de medisch specialisten in de drie zorginstellingen waartoe de proef beperkt is. Uiteraard alleen wanneer dit in het specifieke geval noodzakelijk zou zijn in het kader van de behandeling van een betrokkene.
Klopt het dat het uitwisselen van gegevens niet binnen de huidige toestemming valt?
Zie antwoord vraag 6.
Hoeveel meer zorgverleners krijgen toegang tot het LSP door de proef die wordt gedaan en in hoeveel patiëntgegevens krijgen zij inzage?
VZVZ meldt mij dat een beperkt aantal medisch specialisten twee verzorgingsinstellingen en een GGZ-instelling in de proef medicatiegegevens kunnen opvragen en inzien van in potentie resp. 200/250 en 100 patiënten, mits er sprake is van een behandelrelatie en de patiënten daarvoor toestemming hebben gegeven. Partijen hebben ingestemd met een proef van deze beperkte omvang. Voor alle duidelijkheid: de proef betreft alleen noodzakelijke medicatiegegevens.
Is het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) betrokken bij de proef met nieuwe zorgsectoren die toegang krijgen tot het LSP? Zo ja, wat was hun oordeel en advies? Zo nee, waarom niet en bent u bereid het CBP te verzoeken om deze proef vooraf te beoordelen en te volgen op de gevolgen voor de privacy van burgers?
Alle uitwisselingen van medische gegevens moeten voldoen aan de geldende wet en regelgeving. Het is aan het College Bescherming Persoonsgegevens daar toezicht op te houden en handhavend op te treden. Het College Bescherming Persoonsgegevens is onafhankelijk en bepaalt haar eigen agenda.
Mijn verantwoordelijkheid is gericht op het stellen van de randvoorwaarden. Het is dan ook niet aan mij om specifieke uitwisselingen ter toetsing voor te leggen aan het College Bescherming Persoonsgegevens.
Het bericht 'Verkeer rond scholen onveilig voor kinderen' |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Verkeer rond scholen onveilig voor kinderen»?1 Kent u het rapport dat Veilig Verkeer Nederland (VVN) door TNS NIPO heeft laten opstellen over verkeersbrigades bij basisscholen?2
Ja.
Deelt u de mening dat verkeersveiligheid nabij basisscholen van een extra groot belang is? Welk beleid voeren de gezamenlijke overheden om de verkeersveiligheid in deze gebieden zo groot mogelijk te laten zijn?
Ik deel uw mening dat de veiligheid rond basisscholen van groot belang is. Kinderen zijn kwetsbare verkeersdeelnemers.
Beleid op dit gebied is niet zozeer iets van gezamenlijke overheden, maar van gemeenten in samenspraak met de scholen. Het gaat om lokaal maatwerk waarbij vooral lokale partijen betrokken zijn (school en ouders, gemeente, politie).
Herkent u zich in de in het rapport genoemde oorzaken van de verkeersonveiligheid nabij basisscholen (drukte door brengen/halen kinderen, parkeerproblemen, gevaarlijke oversteekplaatsen, hard rijdend verkeer, drukke weg, gevaarlijk rijgedrag, werkverkeer dichtbij school, weinig oversteekvoorzieningen, tijdelijke wegwerkzaamheden, verkeerd gestalde fietsen)?3
Er worden in het rapport een aantal zeer herkenbare oorzaken genoemd. De mate waarin die zich voordoen verschilt per school. Drukte door het halen en brengen van kinderen blijft een breed voorkomend probleem, en daarbij gaat het om gedrag van ouders of het treffen van voorzieningen in de omgeving van de school.
Heeft u inzicht in welke maatregelen effectief zijn om de verkeersveiligheid rond basisscholen te verbeteren? Zo ja, kunt u dit inzicht met de Kamer delen? Zo nee, bent u bereid in beeld te brengen welke maatregelen effectief en minder effectief zijn?
Welke maatregelen het meest effectief zijn hangt af van de oorzaken die zich voordoen bij een specifieke school.
Het is goed dat hiervoor opnieuw aandacht wordt gevraagd door de VVN, die op dit gebied veel ondersteuning biedt, onder andere door campagnes en verkeerskundige adviezen. Op grond van een melding kan VVN hulp bieden bij het in gang zetten van maatregelen in samenspraak met gemeenten en bv. politie.
VVN stimuleert ook de inzet van verkeersouders en verkeersbrigadiers, die samen met het vrijwilligersnetwerk van de VVN en buurtactiegroepen maatwerk leveren voor een specifieke schoolomgeving.
Ik ondersteun deze werkwijze. Het heeft geen toegevoegde waarde om nationaal in kaart te gaan brengen wat de meest effectieve maatregelen zijn. Het gaat hier vooral om betrokkenheid op het lokale niveau, zeker ook van de ouders.
Welke rol, taak en verantwoordelijkheid hebben de lokale, de regionale en de rijksoverheid waar het gaat om verkeersveiligheid nabij basisscholen?
Verkeersveiligheid rond scholen is primair een verantwoordelijkheid van de lokale overheid. De Regionale Organen Verkeersveiligheid (ROV’s) kunnen hierbij een ondersteunende rol vervullen.
Op welke wijze kan het Rijk verder bijdragen aan verkeersveiligheid rondom scholen ter reductie van het aantal kinderen dat gewond raakt op weg van en naar school? Bent u bereid deze verdere bijdrage te leveren? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk kan waar nodig stimuleren en faciliteren. De concrete acties moeten door anderen worden uitgevoerd.
Een stimulerende rol vervul ik bijvoorbeeld bij de uitvoering «Lokale aanpak veilig fietsen», één van de acties uit de Beleidsimpuls verkeerveiligheid. Gemeenten stellen in dit kader plannen op ter verbetering van gedrag en/of infrastructurele maatregelen. Ik heb gestimuleerd dat gemeenten aandacht besteden aan de schoolomgeving en het fietsexamen voor basisscholieren opnemen in hun basispakket fietsveiligheid.
Bent u bereid zelf een rol te spelen in de promotie van het gebruik van de fiets naar school? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie hier geen rol weggelegd voor de rijksoverheid. Zoals hiervoor aangegeven is dit primair een taak van gemeenten, scholen en ouders. Ouders kunnen er voor zorgen dat het teveel aan auto’s rond de school wordt teruggedrongen en er meer wordt gefietst.
Het onderzoeken van signalen van mensensmokkel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Argos, OneWorld, Radio Bremen op zaterdag 12 september inzake het overlijden van Kahsay Mekonen?
Ja.
De voorbereidingen voor de gezinshereninging van het gezin Mekonen waren al in gang gezet voor de dood van Kahsay Mekonen, zij lopen gevaar in Eritrea; hoe gaat het nu verder met het gezin en deze procedure?
Door het overlijden van de heer Mekonen is gezinshereniging niet langer mogelijk. Wel bestaat voor de gezinsleden de mogelijkheid om op grond van een aan te vragen visum voor een kort verblijf naar Nederland te komen in verband met het overlijden. In dat geval zijn de algemene voorwaarden, waaronder het beschikken over een geldig grensoverschrijdend document en bestaansmiddelen, alsmede de waarborg van een tijdige terugkeer, wel van toepassing. Een daartoe strekkende aanvraag kan, indien nodig, versneld worden behandeld.
Heeft de politie serieuze stappen genomen naar aanleiding van de bedreiging, op zijn laatst bij de aangifte van 2 januari? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie (OM) en de nationale politie hebben mij geïnformeerd dat bekenden van de heer Mekonen op 2 januari 2014 bij de politie melding hebben gedaan van diens vermissing. Daarbij hebben deze bekenden tevens gemeld dat de heer Mekonen eerder bedreigd zou zijn door een kamergenoot in het AZC te Leersum. De heer Mekonen had van deze bedreiging geen aangifte gedaan, waardoor de politie niet eerder dan 2 januari betrokken was bij deze zaak. Bij het COA was geen melding van een bedreiging bekend.
Vervolgens ontving de politie kort daarop bericht van de Duitse politie dat de heer Mekonen zelfmoord zou hebben gepleegd. De Nederlandse politie heeft op basis van dit bericht, in combinatie met de informatie die het COA had verstrekt, geen aanleiding gezien om de mogelijke bedreiging in het AZC nader te onderzoeken, noch om deze mogelijke bedreiging aan de Duitse politie te melden.
Naar aanleiding van twijfels van de familie van de heer Mekonen over zijn doodsoorzaak heeft de Nederlandse politie de Duitse collega's expliciet gevraagd of er indicaties waren om te twijfelen aan een zelfmoord. De Duitse politie herbevestigde dat zelfmoord door hen als de doodsoorzaak werd gezien. Ook hierna is in Nederland door de politie en het OM van verder onderzoek afgezien.
Zijn de kamergenoten van Kahsay Mekonen in het asielzoekerscentrum, waaronder de man met wie hij ruzie had, verhoord? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de politie de informatie over de bedreiging doorgegeven aan de autoriteiten in Bremen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben politie en het Openbaar Ministerie de signalen die wijzen in de richting van mensenhandel doorgegeven aan de Duitse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Het overlijden van de heer Mekonen is door de Duitse autoriteiten beschouwd als een zelfmoord. Het OM en de politie hebben mij laten weten dat zij destijds rondom de vermissing en het overlijden van de heer Mekonen geen concrete signalen van mensenhandel of mensensmokkel hebben ontvangen in relatie tot de heer Mekonen dan wel in relatie tot zijn dood. Er was op dat moment dan ook geen aanleiding voor een onderzoek naar een mogelijk mensensmokkelnetwerk.
Hebben politie en het Openbaar Ministerie de mysterieuze dood van Kahsay Mekonen aangegrepen voor een onderzoek naar een mogelijk ook in Nederland actief crimineel mensensmokkelnetwerk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhoudt zich de stellingname van de Nederlandse regering actief in te zetten op het tegengaan van criminele mensensmokkelnetwerken tot de conclusie van Argos, OneWorld en Radio Bremen dat signalen van mensensmokkel, zoals in de zaak van Mekonen, niet worden nagegaan?1
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de politie in januari 2014 een telefoongesprek heeft getapt, waarin twee personen van Eritrese afkomst spreken over de dood van Kahsay Mekonen, waarbij het vermoeden wordt uitgesproken dat Mekonen vermoord is?
Het OM bevestigt dat de politie een dergelijk telefoongesprek heeft getapt waarin die woorden zijn uitgesproken. Het betrof een strafrechtelijk onderzoek naar de vermissing van een Eritrese vrouw, waarbij aanvankelijk een vermoeden bestond van vrijheidsberoving en mogelijk ook mensensmokkel. Dit bleek echter niet zo te zijn. Het opsporingsonderzoek is daarna gestaakt.
De politie heeft de getapte informatie die leek te verwijzen naar de dood van de heer Mekonen – een naam werd overigens niet genoemd – gedeeld met de Duitse autoriteiten om hen in staat te stellen de inhoud van het gesprek te koppelen aan het aantreffen van het lichaam van de heer Mekonen.
In Duitsland is men na ontvangst van de resultaten van de autopsie, inclusief het toxicologisch onderzoek, tot het oordeel gekomen dat het bij de heer Mekonen ging om een zelfdoding. De DuitseStaatsanwalt heeft het onderzoek in deze zaak gesloten.
Klopt het dat in dit door de politie getapt telefoongesprek ook de volgende woordwisseling plaatsvond: «Pas op voor jezelf. Breng hen niet naar je huis. Ze zijn te brutaal en gemeen geworden. Als hij zelfmoord had gepleegd, dan was hij in het opvangcentrum gevonden. Zij hebben hem vermoord, zonder twijfel. Zij hebben hem opgehangen.»?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft de politie deze personen gehoord over het vermoeden dat zij hebben over de mogelijke moordenaars? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de politie te verzoeken het onderzoek te heropenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de nabestaanden van Kahsay Mekonen bij het onderzoek te betrekken en minstens te informeren wat er in het dossier staat opdat zij meer weten over de toedracht van de dood van deze echtgenoot/vader?
Zoals bij het antwoord op vraag 6, 7 en 8 reeds is aangegeven, heeft de politie noch het OM destijds, in de periode rond de vermissing en het overlijden van de heer Mekonen, concrete signalen van mensenhandel of mensensmokkel ontvangen in relatie tot de heer Mekonen dan wel in relatie tot zijn overlijden.
Politie en OM hebben kennis genomen van de uitzending van het programma Argos waarin wordt gesteld dat er in relatie tot de heer Mekonen signalen van mensensmokkel dan wel -handel zouden zijn. De politie en het OM hebben Argos reeds benaderd met het verzoek om deze informatie te delen; op zeer korte termijn staat een afspraak met Argos gepland. Indien de programmamakers van Argos bereid zijn hun onderzoeksbevindingen te delen, dan zullen politie en OM deze nader bestuderen. Indien dit leidt tot nader inzicht in de gang van zaken rondom het overlijden van de heer Mekonen, zullen politie en OM de nabestaanden daarover op een daartoe geëigend moment informeren.
Zijn er aanwijzingen dat er in Nederland activiteiten plaatsvinden die te maken hebben met illegale orgaanhandel?
Het OM heeft mij laten weten dat er op dit moment geen aanwijzingen of signalen zijn dat in Nederland sprake is van (gedwongen) orgaanhandel. In dit verband wil ik u graag wijzen op een groot Europees onderzoek naar de aard en omvang van orgaanhandel, het HOTT-project. De Landelijke Eenheid participeert in dit door de EU gesubsidieerde onderzoeksproject van de Erasmus Universiteit. De eerste resultaten van dit drie jaar durende onderzoek worden eind dit jaar verwacht. Expertise op het gebied van orgaanhandel is wel bij de Landelijke Eenheid aanwezig. Aangezien er op dit moment geen aanwijzingen of signalen zijn van (gedwongen) orgaanhandel, is dit geen prioriteit.
Zijn er aanwijzingen dat vluchtelingen, die in Nederland opgevangen worden, onder druk worden of zijn gezet om te «betalen' met een nier?
Zie antwoord vraag 13.
Is er bij de politie expertise op het gebied van orgaanhandel aanwezig? Is dit een prioriteit van de politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat de asieladvocate van de overleden Kahsay Mekonen, gemachtigd door een broer van hem, het COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers) heeft verzocht om inzage in alle informatie die bij het COA aanwezig is over de heer Mekonen, onder meer in het IBIS-systeem?
Ja, dat klopt. In reactie op dat verzoek heeft het COA de asieladvocate van de overleden heer Mekonen verzocht om een door de broer van de heer Mekonen ondertekende schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat hij haar heeft gemachtigd om namens hem alle informatie, die bij het COA aanwezig is, in te zien. Zodra het COA bedoelde machtiging heeft ontvangen, zal het COA in het licht van de Wet bescherming persoonsgegevens beoordelen of en onder welke voorwaarden inzage kan worden verstrekt.
Klopt het dat de COA-leiding medewerkers van het Asielzoekerscentrum in Leersum verboden heeft om met de journalisten Sanne Terlingen (OneWorld) en/of Huub Jaspers (Argos) en/of Hanna Moellers (Radio Bremen) te spreken?
Nee. Bij het COA geldt voor mediacontacten een aantal werkafspraken, zeker als het gaat om individuele dossiers. Van een spreekverbod is echter geen sprake.
Indien het politieonderzoek niet heropend wordt, bent u bereid alsnog inzage en openheid te geven inzake documenten in onder meer het IBIS-systeem rondom Mekonen?
Nee. Gelet op de uitgebreide aandacht die de zaak reeds heeft gehad van politie en OM zie ik daar geen aanleiding toe.
De aanpassingen voor het woningwaarderingsstelsel |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw circulaire met datum 14 juli 2015 over de aanpassingen voor het woningwaarderingsstelsel?
Ja.
Kunt u het verschil aangeven tussen de begrippen «zorgwoning» en «serviceflatwoning» en de betekenis daarvan?
Het verschil tussen de begrippen «zorgwoning» en «serviceflatwoning» is feitelijk beperkt en dient om beter aan te sluiten bij de huidige praktijk. De faciliteiten voor een huurder bij een «zorgwoning» zijn niet wezenlijk anders dan bij een «serviceflatwoning». Over de aanpassing bent u geïnformeerd bij brief van 13 september 2013 (Kamerstuk 32 847, nr. 86). Het ontwerpbesluit ter wijziging van het woningwaarderingsstelsel is bij brieven van 17 oktober 2014 (Kamerstuk 27 926, nr. 234 en Kamerstuk 27 926, D.) toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal. Vragen van de Tweede Kamer over hetontwerpbesluit, waaronder vragen over de wijziging van het begrip serviceflatwoning, zijn beantwoord bij brief van 21 november 2014 (Kamerstuk 27 926, nr. 237).
De «serviceflatwoning» kon volgens het woningwaarderingsstelsel leiden tot extra punten indien de woonruimte voldeed aan een aantal voorwaarden. Een deel van deze voorwaarden bleek echter gedateerd daarom zijn deze komen te vervallen om meer aan te sluiten bij de huidige praktijk.
Zo was een voorwaarde de aanwezigheid van een logeerkamer terwijl deze in de praktijk niet of nauwelijks meer werd gebruik. Dit leidde ertoe dat een ruimte nodeloos wordt ingericht voor gebruik als logeerkamer. Ook was er de voorwaarde dat maaltijden vanwege de verhuurder worden verzorgd. Bewoners kunnen echter zelf beslissen van wie ze hun maaltijden willen betrekken en dit kan ook van een organisatie of restaurant buiten de serviceflat zijn. Deze voorwaarden zijn komen te vervallen.
De voorwaarden dat een noodoproepinstallatie aanwezig moet zijn en dat de verhuur mede betrekking heeft op het gebruik van gemeenschappelijke ruimten voor maaltijden of recreatie zijn gehandhaafd. Voorts is met de definitie voor het begrip zorgwoning benadrukt dat het moet gaan om complexen die geschikt zijn voor het huisvesten van mensen met een fysieke beperking en daar ook voor zijn bestemd. Dit moet minimaal tot uitdrukking komen in een drempelloze toegankelijkheid en doorgankelijkheid van de appartementen, algemene en verkeersruimten van het complex.
In hoeverre zijn de faciliteiten bij een zorgwoning anders dan de faciliteiten van een serviceflatwoning?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten op basis van welke praktijk de voorwaarden voor een serviceflat zijn aangepast, zoals u aangeeft op pagina 5 van uw circulaire?
De wijziging van het begrip serviceflatwoning door het begrip zorgwoning is meegenomen bij de wijziging van het woningwaarderingsstelsel. In dat kader is breed overleg gevoerd met Nederlandse Woonbond, Aedes, IVBN en Vastgoed Belang, evenals met Kences en Lsvb (huurders en verhuurders studentenhuisvesting), Actiz en VGZ (aanbieders zorg en geestelijke gezondheidszorg), en met steden uit de G4 en G32. Van de zijde van de belangenvertegenwoordigers van verhuurders van serviceflats, Aedes en Actiz, is er op gewezen dat de voorwaarden voor de serviceflat gedateerd waren en niet meer aansluiten bij de huidige praktijk.
In hoeverre verliezen mensen hun keuzevrijheid in de vorm van wonen nu de keuze voor een serviceflatwoning wegvalt?
Het vervangen van het begrip «serviceflatwoning» door het begrip «zorgwoning» beïnvloedt op geen enkele wijze de keuzevrijheid van mensen. De feitelijke beschikbaarheid van dit type woning staat namelijk los van het gebruik van een andere aanduiding.
Hoe wilt u vermijden dat een stigmatiserende signaal afgegeven wordt aan de bewoners van woningen die voorheen wél werden aangeduid als serviceflatwoningen en nu zorgwoningen heten, terwijl deze bewoners geen zorg behoeven?
Het begrip «zorgwoning» is een begrip in het woningwaarderingsstelsel en wordt daarin gebruikt om de maximale huurprijs te berekenen. Deze maximale huurprijs speelt slechts op een beperkt aantal momenten een rol: bij het aangaan van de huurovereenkomst en bij de jaarlijkse huurprijsverhoging. Gezien dit specifieke gebruik verwacht ik niet dat dit leidt tot een stigmatiserend signaal aan de bewoners van deze woningen.
Op welke manier heeft u rekening gehouden met de mogelijkheid dat huurprijzen verhoogd uitvallen voor bewoners nu de voormalig «serviceflatwoningen» worden aangeduid als «zorgwoningen»?
Het vervangen van het begrip «serviceflatwoning» door het begrip «zorgwoning» leidt niet tot de mogelijkheid van een huurverhoging.Voor zittende huurders van een woning, of dit nu een «serviceflatwoning» is of een «zorgwoning», kan de huur alleen worden verhoogd met de jaarlijkse huurverhoging, of in het geval van een woningverbetering. Net als voor huurders van andere woningen, gelden dan de wettelijke beperkingen in de vorm van een maximering van de huurprijsverhoging en de maximale huurprijs.
De uitspraken dat een Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter ‘daar kan sneuvelen’ |
|
Alexander Pechtold (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kunt u toelichten wat u verstaat onder een «feitelijke constatering» in uw opmerking over de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen?1
Het betreft de feitelijke constatering dat de beantwoording van de stelling die destijds aan de Minister-President is voorgelegd, een keuze betrof uit twee expliciete antwoorden: sneuvelen of terugkeren.
Hoe moeten we uw opvatting dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen interpreteren, als dit niet uw «wens» is en ook geen kabinetsbeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat een uitspraak van een Minister of Minister-President in functie altijd kabinetsbeleid is, en dat er geen mogelijkheid is tot een persoonlijke mening, aangezien dit afwijkt van de eenheid van kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tegenover de opmerking dat de uitspraak over de Nederlandse sergeant van de luchtmacht «geen kabinetsbeleid» is?
In de Nederlandse verhoudingen geldt, zoals recent ook is uitgelegd in de bijlage bij de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 III, nr. 1, blz. 22–23) dat individuele bewindspersonen in beginsel geen uitlatingen doen die niet passen bij de grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad, zijn reglement van orde en de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad. In de gevallen waarin geen sprake is van een op basis van het reglement van orde voor de ministerraad genomen besluit over een bepaald onderwerp van algemeen regeringsbeleid, kunnen uitlatingen van individuele bewindspersonen over een dergelijk onderwerp plaatsvinden, indien vaststaat dat deze in overeenstemming zijn met de individuele en collectieve ministeriële verantwoordelijkheid voor een goede taakuitoefening van de ministerraad en zijn onderraden en commissies. Dit kan het geval zijn indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan onmiskenbaar volgt dat de eenheid van beleid in de zin van art. 45 Grondwet en het Reglement van Orde voor de ministerraad niet aan de orde kan zijn, zoals bij een verkiezingscampagne, partijbijeenkomst, beschouwingen over de langere termijn of het optreden als lid van de Staten-Generaal (art. 57, derde lid, Grondwet).
De uitspraak die de Minister-President heeft gedaan over de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS, moet geplaatst worden in laatstgenoemde categorie. Het is een reactie op een feitelijke meerkeuzevraag die werd gesteld naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Minister-President gedaan tijdens een verkiezingsdebat. De Minister van Defensie heeft tijdens het algemeen overleg over het jaarverslag van de MIVD op 9 september jl. gezegd dat als haar «op dat moment eenzelfde meerkeuzevraag was voorgelegd», zij hetzelfde antwoord zou hebben gegeven. De eenheid van het kabinetsbeleid is daardoor niet in het geding.
Bent u er zich van bewust dat in de Grondwet staat dat de Ministers de ministerraad vormen, de Minister-President deze ministerraad voorzit, en dat deze ministerraad besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid?2 Zo ja, kunt u toelichten waarom u stelt dat uw uitspraken tijdens een persconferentie over de ministerraad géén kabinetsbeleid zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat uitspraken gedaan door een Minister in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dus ook tijdens een Algemeen overleg, kabinetsbeleid is? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich er van bewust dat in Nederland de doodstraf niet kan worden opgelegd? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak dat de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter kan sneuvelen?
Ja. Er is geen relatie tussen de in de vraagstelling genoemde onderwerpen.
Betekent de uitspraak dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen, dat deze actief dienende militair nu persona non grata is? Zo nee, waarom niet?
De betrokken persoon zal, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer naar Nederland worden aangehouden en verhoord. Uiteraard wordt hierbij per geval bekeken wat de meest doeltreffende en toepasbare maatregelen zijn. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Het Openbaar Ministerie (OM) is een onderzoek gestart naar strafbare feiten. Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt, kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Klopt het dat een Nederlander die in vreemde krijgsdienst treedt volgens de Wet op het Nederlanderschap zijn Nederlanderschap verliest?3
Op grond artikel 15, eerste lid, sub e van de Rijkswet op het Nederlanderschap verliest een Nederlander van rechtswege de Nederlandse nationaliteit indien hij zich vrijwillig in vreemde krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is. Aansluiting bij een terroristische organisatie valt hier echter niet onder, omdat hierbij geen sprake is van een staat.
Om de nationale veiligheid te kunnen beschermen tegen terugkerende jihadgangers waarvan een dreiging voor de nationale veiligheid uitgaat, heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in voorbereiding. Zodra het voorstel tot wet wordt verheven en in werking is getreden wordt het mogelijk om in verband met de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van een persoon die zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie en waarvan een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid, tenzij dit leidt tot staatloosheid. Na het verlies van het Nederlanderschap wordt betrokkene tot ongewenst vreemdeling verklaard. Dit wetsvoorstel ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Het in de Eerste Kamer aanhangige voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven zal het mogelijk maken het Nederlanderschap in te trekken indien de persoon is veroordeeld voor bijvoorbeeld het meewerken of deelnemen aan training voor terroristische activiteiten (artikel 134a Wetboek van Strafrecht), mits dit niet leidt tot staatloosheid.
Over individuele gevallen en eventuele maatregelen die aan deze persoon worden opgelegd, kunnen geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, zal de persoon, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer worden aangehouden en verhoord. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Bent u van plan de Nederlandse sergeant van de luchtmacht die overgelopen is naar ISIS zijn Nederlanderschap te ontnemen?
Zie antwoord vraag 8.
Is de regering actief op zoek naar de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het lopende onderzoek en met het oog op de operationele veiligheid evenals de veiligheid van onze militairen kan ik geen verdere mededelingen doen. Evenmin treed ik naar buiten over de middelen die worden ingezet om verdachten op te sporen.
Is er een officieel uitleveringsverzoek van Nederland voor de Nederlandse actief dienende militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, aan wie is dit uitleveringsverzoek gericht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Op basis van welke informatie en feiten bent u er zo zeker van dat deze actief dienende militair daadwerkelijk vrijwillig is overgelopen? Houdt u rekening met de mogelijkheid dat deze militair krijgsgevangene is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Indien de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS wordt gevonden, wordt hij dan bestraft op basis van de wet Militaire strafrechtspraak en/of de wet Militair tuchtrecht? Zo nee, waarom niet, en wat gebeurt er dan wel?
Militair tuchtrecht is slechts aan de orde in geval van normovertredingen die de dagelijkse discipline betreffen. Gezien de strafrechtelijke aard van de zaak is tuchtrecht daarom niet primair aan de orde.
Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Wat is de maximale straf die deze militair kan krijgen voor het feit dat hij is overgelopen naar ISIS op basis van het wetboek Militair strafrecht?4
Het is aan het OM om op grond van de bevindingen van het strafrechtelijke onderzoek te beslissen of de betrokken militair dient te worden vervolgd en zo ja, voor welke strafbare feiten. Omdat het strafrechtelijk onderzoek nog gaande is, kunnen daar op dit moment geen inhoudelijke mededelingen over worden gedaan.
Bent u er zich van bewust dat indien de deserteur wordt opgepakt en in Nederland berecht, hij een lagere straf kan krijgen als gevolg van publieke veroordeling naar aanleiding van uw uitspraken en de ophef die zij veroorzaken? Heeft dit niet tot gevolg dat u juist het tegenovergestelde bereikt van wat u oorspronkelijk heeft beoogd? Graag een toelichting.
Deze hypothetische vraag laat zich per definitie niet vooraf beantwoorden.
Betekent uw uitspraak dat de militair die is overgelopen «beter daar kan sneuvelen» dat u van mening bent dat de doodstraf meer gepast vindt voor deserteurs dan een gevangenisstraf, zoals deze nu geldt op basis van het wetboek Militair strafrecht?
Nee. Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden?
De detentie van een Nederlands staatsburger in het buitenland |
|
Magda Berndsen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ombudsman laatste hoop gevangene VS»?1
Ja.
Kunt u nader toelichten waarom u het verzoek van de Nederlander, de heer Singh, om overgeplaatst te worden naar Nederland, niet inwilligt en waarop die afwijzing precies is gebaseerd?
Het doel van overbrenging van Nederlandse gedetineerden uit het buitenland is het bevorderen van de resocialisatie in de samenleving, waarmee zij verbonden zijn. Om voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te komen, gelden – conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland (Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 VI, nr. 30) – in het bijzonder twee criteria: (1) er dient sprake te zijn van aantoonbare en voldoende binding met Nederland zodat (2) de overbrenging kan bijdragen aan een geslaagde maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in Nederland. Om invulling te kunnen geven aan het resocialisatietraject vanuit een Nederlandse detentie, is na overbrenging naar Nederland een strafrestant van minimaal vier maanden nodig.
In deze casus wordt aan beide criteria niet voldaan. Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat in een uitzonderlijk geval wordt afgeweken van het staande beleid. In deze casus zie ik hiertoe geen aanleiding.
Klopt het dat er niet is ingegaan op het aanbod van de Consul Generaal van San Francisco om een onafhankelijk rapport over de medische toestand van de heer Singh op te stellen? Zo ja, wat is de reden daarvan?
De door het Consulaat-Generaal te San Francisco geopperde mogelijkheid heeft naar mijn mening geen toegevoegde waarde, omdat de informatie waarover ik reeds beschik, mij voldoende inzicht in de situatie van de heer Singh biedt om op grond hiervan mijn standpunt in deze casus te vormen.
Bent u ervan op de hoogte dat Reclassering Nederland een plan heeft opgesteld met de toezegging tot vrijwillige resocialisatie van de heer Singh? Zo ja, kunt u toelichten waarom u hier niet op heeft gereageerd? Indien dit niet het geval is, bent u dan bereid dit plan alsnog te bekijken en de Kamer te informeren of overplaatsing aan de orde is?
De rapportage die ik van Reclassering Nederland heb ontvangen, behelst geen resocialisatieplan voor de heer Singh. Nochtans had dit niet geleid tot een ander standpunt is deze casus, aangezien er geen invulling kan worden gegeven aan het resocialisatietraject binnen een strafrechtelijk kader, vanwege het ontbreken van een strafrestant na overbrenging naar Nederland.
Klopt het dat u WOTS-verzoeken weigert met als reden dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland onvoldoende binding met Nederland zouden hebben? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd?2
Ja, conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland geldt binding met Nederland als voorwaarde voor overbrenging naar Nederland. Re-integratie in de Nederlandse samenleving is immers zinloos als er geen wezenlijke relatie is met Nederland. Concrete aantallen hiervan zijn niet te achterhalen, omdat dit niet op een dusdanige wijze wordt geregistreerd.
Is het kabinetsbeleid dat een Nederlands burger die meer dan vijf jaar uit Nederland weg is geen aanspraak kan maken op de WOTS? Zo ja, waar is deze termijn van vijf jaar precies op gebaseerd en waar staat deze termijn precies in de WOTS vermeld?
Er bestaat geen wettelijke grondslag met betrekking tot een termijn om de mate van binding met Nederland aan te tonen. Conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland wordt bij het bepalen of er sprake is van binding onder meer gekeken naar waar betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang, waar hij werkt, waar het gezin verblijft dan wel de familie en zo meer. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij na afloop van zijn detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking voor overbrenging. Daarvan is sprake in het geval betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar een land buiten Nederland te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. De zogenoemde vijfjarenregel dient hierbij ter indicatie en is zeker niet allesbepalend.
Is er een wettelijke grondslag met betrekking tot de bindingstermijn voor WOTS-onderzoeken? Zo ja, welke grondslag is dat?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe wordt precies de medische situatie van een gedetineerde meegewogen in beslissing om een Nederlandse gedetineerde over te plaatsen naar Nederland? Wat heeft daarbij prioriteit, de bindingstermijn en het strafrestant of de medische situatie van de gedetineerde? Kunt u deze prioritering toelichten?
Om voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te komen, gelden – zoals reeds aangeven in het antwoord op vraag 2 – in het bijzonder twee criteria: (1) er dient sprake te zijn van aantoonbare en voldoende binding met Nederland zodat (2) de overbrenging kan bijdragen aan een geslaagde maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in Nederland. Als er geen wezenlijke relatie is met Nederland, is re-integratie in de Nederlandse samenleving immers zinloos. Beide criteria zijn -onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Individuele omstandigheden, zoals een dermate ernstige medische situatie, zouden ertoe kunnen leiden dat in een uitzonderlijk geval wordt afgeweken van het staande beleid. De medische situatie van een gedetineerde in het buitenland is derhalve ondergeschikt aan het doel van resocialisatie.
Vindt u het wenselijk dat voor Nederlanders die meer dan vijf jaar buiten Nederland verblijven, een tweederangs burgerschap ontstaat doordat terugkeer naar Nederland onder de WOTS door u wordt uitgesloten? Indien dat niet uw bedoeling is, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Nederlanders die daartoe een expliciet verzoek bij u indienen, zoals de heer Singh, wel onder voorwaarden kunnen terugkeren naar Nederland voor resocialisatie?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Milieu ondergeschikt bij inkoop materialen door overheid’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Milieu ondergeschikt bij inkoop materialen door overheid»?1
Ja, het bericht is bekend.
Kunt u aangeven in hoeverre u zich kunt vinden in de aanleiding die de Forest Stewardship Council (FSC) zag om over te gaan tot onderzoek naar de rol van de overheid als opdrachtgever in de houtsector, namelijk dat bijna de helft van het toegepaste tropische hout in de grond,- weg- en waterbouw niet aantoonbaar uit een verantwoord beheerd bos komt, terwijl de herkomst van tropisch hout het verschil maakt tussen goed bosbeheer en ontbossing, en dat bovendien in veel projecten milieuonvriendelijke materialen worden toegepast waar eerder hout werd gebruikt?
In de aanleiding van dit rapport kan het kabinet zich deels vinden. De Nederlandse bouw- en GWW-sector heeft een belangrijke positie in het stimuleren van duurzaam bosbeheer in de tropen. Overheden domineren als opdrachtgever in de GWW sector en hebben daarmee ook een belangrijke rol en verantwoordelijkheid2.
De conclusie dat er in veel projecten milieuonvriendelijke materialen worden toegepast waar eerder hout werd gebruikt, kan op basis van dit rapport niet getrokken worden. Het rapport concludeert alleen dat milieucriteria in veel gevallen niet spontaan worden genoemd als gevraagd wordt waar de materiaalkeuze op is gebaseerd.
Was u vervolgens verrast door de hoofdconclusies van het rapport «Het bos verdient beter» van de FSC, namelijk dat er onvoldoende wordt gecontroleerd op de toepassing van duurzaam hout, dat bij de keuze van materialen het milieu meestal geen rol speelt en dat het bij projectmedewerkers ontbreekt aan kennis over duurzaam inkopen? Hoe verhoudt zich dit tot het doel van de overheid om vanaf dit jaar 100% duurzaam in te kopen? Zo nee, waarom niet?2
De onderzoekers geven aan dat in vrijwel alle onderzochte projecten waarbij voor hout is gekozen, duurzaam hout is voorgeschreven in bestekken of contracten. Daaruit blijkt dat duurzaamheid wel degelijk een rol speelt bij de materiaalkeuze. Zoals reeds aangegeven, wordt het belang van duurzaam inkopen ondersteund door het kabinet en wordt daar ook extra aandacht voor gevraagd via onder andere Green Deals en kennisdeling via PIANOo.
Uit gesprekken met ngo’s, onderzoeksinstellingen, eigen inkopers en partijen bij de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer wordt het signaal herkend dat niet in alle overheidsprojecten kan worden aangetoond dat duurzaam hout daadwerkelijk is toegepast. Het is een van de redenen geweest om samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer te tekenen en inkopers extra te informeren over het hoe en waarom van het inkopen van duurzaam hout.
Onderschrijft u de conclusies van het genoemde FSC-rapport? Zo nee, kunt u aangeven op welke punten u de conclusies niet onderschrijft? Kunt u daarbij een uitgebreide toelichting geven?
Het FSC-rapport bevestigt dat in vrijwel alle onderzochte projecten waarbij voor hout is gekozen, duurzaam hout is voorgeschreven. Het FSC-onderzoek constateert daarnaast dat de gehele overheid als opdrachtgever onvoldoende aantoonbaar kan maken dat er duurzaam hout is ingekocht. De signalen over aantoonbaarheid zijn bij de rijksoverheid bekend. Dit heeft ook de aandacht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst die coördineert en faciliteert dat rijksinkopers maatschappelijk verantwoord inkopen toepassen. Vanwege de genoemde signalen is na het ondertekenen van de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer in 2013 opdracht gegeven door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor een onderzoek naar de redenen waarom bij rijksoverheidsprojecten niet in alle gevallen aangetoond kan worden dat duurzaam hout is geleverd. Dit onderzoek en de kabinetsreactie daarop wordt u eind van het jaar toegezonden.
Hoe verhouden zich deze conclusies met uw uitspraken tijdens het Algemeen overleg Duurzaamheid en milieu op 5 februari 2015 dat het onderwerp duurzaam inkopen u aan het hart gaat, u er de afgelopen twee jaar druk mee bent geweest en dat u zich heel verantwoordelijk voelt voor het onderwerp duurzaam hout?
Het plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen, dat 11 september jl. aan u is aangeboden, is een plan van vijf departementen. Duurzaam inkopen van hout is daarin ook opgenomen waarbij kennisdeling een belangrijk aspect blijft. Daarnaast staat in het plan onder meer dat aan harmonisatie en totstandkoming van Europese standaarden gewerkt gaat worden voor een aantal specifieke inkoopcategorieën, zoals duurzaam hout.
Het kabinet onderkent het belang van duurzaam bosbeheer, vooral in de tropen, en daarmee het gebruik van duurzaam hout. In 2013 was 74% van het hout op de Nederlandse markt van duurzame oorsprong. Wereldwijd is nog maar 11% van het bos gecertificeerd4. Dat is de reden dat het kabinet de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer heeft afgesloten. In dit kader is de afgelopen twee jaar een aantal acties uitgevoerd. Zie voor deze acties het antwoord op vraag 9.
Deelt u de mening dat het in het licht van het voorgaande teleurstellend is te constateren dat in slechts acht van de 100 onderzochte projecten «milieueffecten» een serieus selectiecriterium bleek te zijn?
Deze conclusie acht het kabinet onvoldoende onderbouwd. Het rapport concludeert dat milieucriteria in veel gevallen niet spontaan worden genoemd als gevraagd wordt waar de materiaalkeuze op is gebaseerd. Er is door de onderzoekers niet actief gevraagd naar de rol van milieucriteria bij materiaalkeuze. Het signaal is daarmee niet minder relevant en heeft de aandacht van het kabinet. Zie ook het antwoord bij vraag 3.
Deelt u de mening dat er nog verbeterslagen te maken zijn als het gaat om kennisdeling, nu geconcludeerd wordt dat het bij projectmedewerkers ontbreekt aan kennis over duurzaam inkopen? Kunt u daarbij expliciet ingaan op de rol en het functioneren van het loket Duurzaam inkopen van expertisecentrum PIANOo? Zo nee, waarom niet?
Het Plan van aanpak maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) gaat uitgebreid in op de verbetering van kennisdeling en de uitgebreide activiteiten door PIANOo. Onderdeel van dit plan is het verder versterken van de uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van MVI. PIANOo heeft daarbinnen een belangrijke rol. Sinds 2014 ondersteunt het centraal loket Maatschappelijk Verantwoord Inkopen publieke, inkopende organisaties bij de implementatie van MVI. De dienstverlening van het loket is tweeledig:
Kunt u ingaan op de aanbevelingen in het FSC-rapport en of u voornemens bent om deze aanbevelingen over te nemen?
Via de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer wordt kennisverspreiding gestimuleerd. Ervaringen en lessen vanuit de rijksinkoop worden met andere overheden gedeeld via het MVI loket. Het kabinet werkt via het eerder genoemde plan van aanpak aan een intensievere samenwerking van overheden op het dossier maatschappelijk verantwoord inkopen.
Het kabinet is verantwoordelijk voor duurzaam inkopen voor de rijksoverheid. Andere overheden zijn zelf verantwoordelijk voor een goede en juiste implementatie van duurzaam inkopen. De aanbevelingen voor waar het de rijksoverheid betreft worden meegenomen in een kabinetsreactie op het lopende onderzoek naar inkoop van duurzaam hout bij rijksoverheidsprojecten. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Kunt u gedetailleerd aangeven welke maatregelen u getroffen heeft om de inbedding van duurzaam inkopen van hout bij de overheid te maximaliseren? Zo nee, waarom niet?
Om het inkopen van duurzaam hout, en duurzaam bosbeheer in den brede te stimuleren heeft het kabinet de Green Deal bevorderen duurzaam bosbeheer gesloten met marktpartijen. In dit kader zijn een aantal toegezegde acties opgepakt. Als voorbeeld is de categorie «houten producten» toegevoegd aan de MIA/Vamil regeling5, zijn er voorlichtingsbijeenkomsten geweest voor inkopers, en is de website www.inkoopduurzaamhout.nl vernieuwd en aangevuld met een online leermodule voor inkopers. PIANOo heeft in het kader van deze Green Deal regelmatig aandacht besteed aan het duurzaam inkopen van hout via hun website, nieuwsbrief en diverse bijeenkomsten. Ook is toegezegd het aandeel duurzaam hout op de Nederlandse markt opnieuw te zullen meten over de jaren 2013 en 2015. De monitor over 2013 heeft u 15 juli jl. ontvangen6, de monitor over 2015 zal in 2016 worden uitgevoerd.
Kunt u gedetailleerd aangeven waarom de maatregelen die al dan niet door u getroffen zijn klaarblijkelijk niet het gewenste effect hebben? Zo nee, waarom niet?
Het niet gewenste effect betreft vooral aantoonbaarheid van duurzaam hout in overheidsprojecten. Of in deze projecten al dan niet duurzaam hout is gebruikt, kan niet in alle gevallen worden aangetoond. Dat wil niet zeggen dat dit niet gebeurd is. Het onderzoek naar de toepassing van hout bij rijksoverheidsprojecten zal daar meer inzicht in geven. Zie ook het antwoord op vraag 4 en 8.
Kunt u aangeven of u naar aanleiding van de conclusies van dit rapport aanvullende inspanning gaat verrichten om zo snel mogelijk een aanzienlijke verbetering aan te brengen op het gebied van het duurzaam inkopen van hout door de overheid? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4 en 8.
Kunt u in algemene zin aangeven welke (aanvullende) maatregelen u heeft getroffen naar aanleiding van de brandbrief over duurzaam inkoopbeleid van de overheid die uitvoerig besproken is in het eerder genoemde Algemeen overleg?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Kunt u vervolgens aangeven of u de mening deelt dat wanneer het gaat om duurzaam inkoopbeleid van de overheid het zaak is om ook op zeer korte termijn verbeterslagen te maken, gezien het feit dat de overheid iedere dag inkoopt en het gaat over een totaalvolume van 60 miljard?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Duurzaamheid en milieu voorzien op 1 oktober 2015?
Dit is niet mogelijk gebleken. Het Algemeen overleg Duurzaamheid is uitgesteld.
Het bericht dat de sluiting van tbs-klinieken voor agressie en frustratie zorgt |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de zorgen van advocaten dat de resocialisatie in het gedrang komt door de sluiting van tbs-klinieken en gedwongen verhuizingen?1
Als gevolg van enerzijds een afname van het aantal tbs-opleggingen en anderzijds een toename in de uitstroom van tbs-gestelden is de totale tbs-capaciteit teruggebracht, conform de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 2013–2017. De afname van het aantal behandellocaties leidt tot meer geografische concentratie, maar is noodzakelijk om leegstand te voorkomen. De afbouw van de capaciteit betekent concreet dat circa 370 tbs-gestelden zijn overgeplaatst naar een ander forensisch psychiatrisch centrum (fpc). Bij de overplaatsingen zijn, rekening houdend met de gevolgen voor patiënten, personeel en maatschappij, de (negatieve) consequenties voor de resocialisatie van patiënten tot een minimum beperkt. Zo is er een op- en afbouwplan opgesteld met daarin onder meer een verkorte verlofprocedure, waarbij het nieuwe fpc de lopende verlofmachtiging overneemt. Dit neemt echter niet weg dat een overplaatsing op casusniveau een negatief effect kan hebben op de voortgang van de behandeling en resocialisatie. Ik ben mij ervan bewust dat, ondanks de gemaakte afspraken, de impact van de sluitingen, en overplaatsingen die hieruit voortvloeien, onder zowel het personeel als de patiënten wordt gevoeld.
Gelet op de ontwikkelingen in de vraag naar sanctie-capaciteit in brede zin, is een toekomstverkenning gestart die is gericht op de uitvoering van alle vrijheidsbeperkende en vrijheidsbenemende sancties. In deze verkenning zal nadrukkelijk naar de aansluiting tussen sancties (waaronder de tbs-maatregel), zorg en de samenleving worden gekeken. De uitkomsten van dit traject komen naar verwachting begin 2017 beschikbaar.
Hoe wordt voorkomen dat tbs’ers veel verhuisbewegingen moeten maken? Hoe vaak worden tbs’ers gemiddeld overgeplaatst?
In de regel blijft een tbs-gestelde gedurende de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in behandeling bij één fpc. Bij die plaatsing wordt immers al gekeken welk fpc de juiste zorg aanbiedt passend bij de problematiek en de regionale binding van de tbs-gestelde. Om diverse redenen kan een overplaatsing niettemin noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld, omdat uit een nadere diagnose blijkt dat een behandeltraject van een ander fpc beter aansluit op de problematiek van een tbs-gestelde of omdat er een incident heeft plaatsgevonden, waardoor de tbs-gestelde niet langer in het fpc kan verblijven. Circa 5%2 van de tbs-gestelden wordt naar een ander fpc overgebracht.
Bij de circa 370 overplaatsingen die zijn verricht om de capaciteit van de tbs te kunnen afbouwen wordt opnieuw bekeken welk fpc het beste bij een tbs-gestelde past. Hierbij is plaatsing in de regio van herkomst leidend, omdat dit de optimale omstandigheden biedt voor een (eventueel) resocialisatietraject. Daarnaast moet het behandelaanbod van het ontvangend fpc passen bij het behandeltraject van de tbs’er (benodigde expertise/bijzondere doelgroep).
Klopt het dat tbs’ers opgebouwde rechten verliezen door verhuizing? Deelt u de mening dat hierdoor de kans wordt vergroot dat zij opnieuw in de fout gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als gevolg van een overplaatsing vervalt een verlofmachtiging (artikel 15 van de Verlofregeling tbs). Het ontvangend fpc is verantwoordelijk voor de aanvraag van een nieuwe machtiging.
Hoewel de lopende verlofmachtiging komt te vervallen, verliezen de tbs-gestelden geen opgebouwde rechten. Verlof is immers geen wettelijk recht, maar onderdeel van de behandeling.
Met het oog op zowel de bescherming van de samenleving als een verantwoorde resocialisatie is het belangrijk dat goed wordt gekeken naar het effect van de overplaatsing (andere omgeving e.d.) op de risicofactoren, alvorens het verlof wordt hervat. Deze standaardprocedure heeft dan ook tot doel de kans dat tbs-gestelden opnieuw de fout ingaan te verkleinen.
Voor de overplaatsingen in het kader van het Masterplan DJI is niettemin, zoals ik ook in mijn eerste antwoord heb gemeld, een versnelde verlofprocedure ingericht. In dit proces worden geen essentiële stappen overgeslagen, maar worden stappen sneller gezet. Door de invoer van het nieuwe verlofformat kan het nieuwe fpc de verlofmachtiging overnemen. Alleen een op de situatie aangepast verlofplan en risicomanagement zijn nodig. Vervolgens wordt met een verkorte procedure, waarin dus ook een advies van het Adviescollege Verloftoetsing tbs is opgenomen, een verlofmachtiging verkregen. De termijnen van de verkorte procedure zijn veel korter dan de termijnen van een reguliere verlofaanvraag.
Hoe vaak komt het voor dat tbs’ers door overplaatsing geconfronteerd worden met afgebroken of tijdelijk stilgelegde behandelingen? Hoe lang duurt het gemiddeld voordat een behandeling wordt hervat?
Het overplaatsen van patiënten leidt niet tot afgebroken of tijdelijk stilgelegde behandelingen. De behandeltrajecten worden door de nieuwe fpc’s voortgezet. Wel kan een fpc besluiten om, uit veiligheidsoogpunt, een onderdeel van de behandeling niet direct na een overplaatsing te continueren, zoals het verlof.
Hoe vaak komt het voor dat tbs’ers door overplaatsing niet met verlof kunnen en resocialisatie dus langer duurt? Hoe lang duurt het gemiddeld voordat zij alsnog met verlof kunnen en het resocialisatietraject dus wordt voortgezet?
Voor elke overgeplaatste tbs-gestelde wordt een nieuwe verlofaanvraag door het nieuwe fpc ingediend. Allereerst wordt de aanvraag getoetst door de directe behandelaars en behandelverantwoordelijken. Ook wordt er een risicotaxatie opgesteld. Daarna buigt het Adviescollege Verloftoetsing tbs zich inhoudelijk over de aanvraag. Deze toetsing duurt maximaal twee maanden. In het merendeel van de gevallen wordt het advies van dit college gevolgd, bij een negatief advies wordt per definitie het advies overgenomen.
Bij de Masterplan-overplaatsingen geldt dat de lopende verlofmachtiging wordt overgenomen. Als er slechts kleine wijzigingen moeten worden doorgevoerd in deze machtiging wordt door het Adviescollege Verloftoetsing tbs en de Verlofunit een verkorte en versnelde procedure gevolgd.
Hierdoor kan de tbs-gestelde direct na de overplaatsing verlof praktiseren, tenzij het nieuwe fpc anders beslist. Er zijn patiënten die moeten wennen aan nieuwe behandelaars, en behandelaars die hun nieuwe patiënten moeten leren kennen alvorens verlof veilig en zorgvuldig kan plaatsvinden. De tijd die het kost om aan elkaar te wennen en elkaar te leren kennen, verschilt per geval. Hoe lang dit gemiddeld duurt, kan ik op dit moment niet zeggen. Na afloop van de ongeveer 370 overplaatsingen wordt een evaluatie verricht, waarin ook het effect hiervan op de behandeling en resocialisatie wordt meegenomen.
Kunt u aangeven op welke manier wordt gewerkt aan het verbeteren van de door advocaten en rechters geconstateerde vertraagde resocialisatie?
Het overplaatsen van een tbs-gestelde naar een ander fpc moet altijd zorgvuldig worden vormgegeven en uitgevoerd, daarbij rekening houdend met de wensen, belangen en gevolgen voor de patiënt en de maatschappij.
In een aantal gevallen kan een overplaatsing een positief effect hebben. Hiermee kan bijvoorbeeld een behandelimpasse worden doorbroken. Ik sluit echter niet uit dat een overplaatsing op casusniveau minder positief uitpakt.
Als dit leidt tot een (dreigende) impasse in de behandeling kan een tbs-gestelde of zijn advocaat een driegesprek (fpc, tbs-gestelde en advocaat) aanvragen waarin samen wordt bezien hoe een impasse of een dreiging daarvan kan worden weggenomen.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met de stelling dat overplaatsing ook kan zorgen voor een versnelde behandeling? Hoe staat dit in verhouding tot de door advocaten en rechters geconstateerde vertraagde resocialisatie door overplaatsingen?
Ten behoeve van een warme overdracht tussen het zendend fpc en ontvangend fpc wordt het dossier van een over te plaatsen tbs-gestelde uitgebreid besproken door de fpc’s. De uitkomst hiervan is in een beperkt aantal gevallen geweest dat besloten is meer vrijheden aan te vragen. In de afgelopen periode heeft dit geresulteerd in extra verlofaanvragen, die zoals gebruikelijk zijn getoetst door het Adviescollege Verloftoetsing tbs. De (nog) uit te voeren evaluatie van de overplaatsingen moet uitwijzen of, en zo ja in welke mate sprake is geweest van versnelling in de behandeling.
Wat is uw reactie op de uitspraak dat rechters de tbs met maar een jaar verlengen in plaats van met twee jaar, zodat zij de vinger beter aan de pols kunnen houden?
Volgens vigerende wet- en regelgeving besluit de rechter over de verlenging van de tbs-maatregel. Daarbij toetst hij, op basis van gedragskundig advies met een risicotaxatie, of een verlenging van de tbs met één of twee jaar proportioneel en noodzakelijk is. Een uitspraak over de verlenging, en de duur hiervan, laat ik dan ook aan de deskundige rechter die daartoe bevoegd is.
Wat wordt bedoeld met de stelling dat er overplaatsingen zijn waarbij het niet helemaal optimaal gaat?
Zie mijn antwoorden bij vraag 1, 3 en 5.
Was het juist niet de bedoeling in het kader van het Masterplan DJI 2013–2018 de gemiddelde opnameduur van tbs’ers te verkorten? Hoe verhoudt zich de door advocaten en rechters geconstateerde ontwikkeling tot de beloftes die zijn gemaakt in dit masterplan?
De in het Masterplan DJI vastgelegde tbs-capaciteitsreductie wordt gerealiseerd door een afnemende vraag naar capaciteit en een verkorting van de gemiddelde behandelduur van de tbs naar acht jaar. Hierbij kan ik Uw Kamer melden dat de beoogde verkorting inmiddels is gerealiseerd.
Om leegstand in de fpc’s te voorkomen is de sluiting van drie fpc’s noodzakelijk. De sluitingen leiden tot het overplaatsen van circa 370 tbs-gestelden. Als uitgangspunt geldt dat de overplaatsingen moeten worden gerealiseerd met minimale hinder voor de patiënten, het personeel en de maatschappij. Daarom zijn er afspraken gemaakt die waar mogelijk moeten voorkomen dat de duur van de behandeling oploopt. Deze afspraken verhouden zich goed tot het streven de behandelduur van de tbs (verder) terug te brengen.
Bent u bereid uw antwoorden nog voor het Algemeen overleg over tbs voorzien op 15 oktober 2015 aan de Kamer te doen toekomen?
De antwoorden worden vóór het AO Tbs van 28 oktober aan Uw Kamer gestuurd.
Een strafrechtelijk onderzoek naar lekken |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u ondertussen een tv-, internet- of een krantenabonnement?
Bij het lekken van vertrouwelijke informatie kan een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld. Dit is van belang met het oog op de algemene en bijzondere belangen die zijn gemoeid met het bewaren van de vertrouwelijkheid van informatie. De kring waarbinnen informatie is verspreid, kan evenwel zo ruim zijn dat een onderzoek naar redelijke verwachting even kostbaar als vruchteloos zal zijn. In dit geval wordt daarom niet verzocht om een strafrechtelijk onderzoek.
Bent u nog steeds van mening dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat plannen voor Prinsjesdag vanuit de ministeries zijn gelekt?
Zie antwoord vraag 1.
Steunt u het voorstel van de Minister van Infrastructuur en Milieu dat naar deze lekken een strafrechtelijk onderzoek moet worden gedaan?1
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer start dit strafrechtelijk onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen vóór morgen (Prinsjesdag) te beantwoorden?
Zie antwoord vraag 1.
De arbeidsomstandigheden bij het Europees octrooibureau |
|
Grace Tanamal (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Alarm om schrikbewind bij Europees patentbureau na vijfde zelfmoord»?1
Ja.
Herinnert u zich de eerdere vragen over de arbeidsomstandigheden bij het Europees Octrooibureau?2 3 4
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling dat ondanks de start van een «social dialogue» tussen management en personeelsvertegenwoordigers de situatie bij het Octrooibureau niet verbeterd is? Hoe beoordeelt u berichtgeving in de media dat de situatie zelfs verslechterd zou zijn? Deelt u de mening dat voor de situatie zoals beschreven in de media een snelle en voortvarende oplossing nodig is? Bent u bereid om u in te zetten voor mediation in dit conflict?
Op aandringen van de lidstaten van de Europese octrooiorganisatie (EOO) is er een dialoog op gang gebracht tussen het management van het EOB (onderdeel van de EOO) en de vakbonden. Doel daarvan was en is om in een dialoog tussen beide partijen te komen tot een betere onderlinge verstandhouding als voorwaarde voor een door personeel en management gedragen verbetering.
Deze dialoog verloopt moeizaam en heeft nog niet geleid tot concrete resultaten. Ook geven berichten in de media over de slechte verhoudingen reden tot zorg. Er is dus alle reden om de vinger goed aan de pols te houden over de «social dialogue». De Nederlandse delegatie in de Beheersraad onderhoudt daartoe zowel in als en marge van vergaderingen nauwe contacten met het management van het EOB en met andere landen. Als echter blijkt dat interventie door een derde, bijvoorbeeld via mediation, inderdaad wenselijk wordt, dan zijn wij graag bereid ons daarvoor, in samenspraak met andere landen, in te zetten.
Heeft u kennisgenomen van de wens van de vakbond dat de Europese Octrooiorganisatie meewerkt aan een onafhankelijk onderzoek van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) naar de arbeidsomstandigheden bij het Europees Octrooibureau? Deelt u de mening dat het onwaarschijnlijk is dat het Europees Octrooibureau zelf toestemming zal geven voor een dergelijk onderzoek nu de topman daarvan zelf onderwerp van deze discussie is? Bent u bereid u er sterk voor te maken om de Beheersraad te laten beslissen over toestemming voor een onderzoek? Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek door de Inspectie SZW voor te stellen in de Beheersraad? Zo ja, bent u bereid om dit gezien de ernst van de situatie met alle mogelijke spoed te doen? Zo nee, waarom niet?
Wij hebben kennisgenomen van de wens van de vakbonden dat een onderzoek door de Inspectie SZW plaatsvindt. Zoals reeds aangegeven in de beantwoording van eerdere kamervragen, heeft de inspectie gelet op de voor de EOO geldende immuniteit geen inspectiebevoegdheid. De inspectie SZW is bereid een inspectie uit te voeren bij het EOB mocht een verzoek daartoe ontvangen worden vooropgesteld dat het management daarom vraagt en zich eraan committeert.
Dat neemt niet weg dat een onafhankelijk onderzoek door een derde partij naar de arbeidsomstandigheden op vrijwillige basis nuttig kan zijn. Naar onze mening zou een dergelijk onderzoek evenwel niet beperkt moeten zijn tot de Nederlandse vestiging van de EOO of beperkt moeten zijn tot toetsing aan Nederlandse wettelijke normen. Goede arbeidsomstandigheden dienen immers in alle vestigingen (de EOO heeft vestigingen in München, Rijswijk, Berlijn en Wenen) aanwezig te zijn en een dergelijk initiatief zou dan ook breed gedragen moeten worden door de lidstaten. Daarnaast is de medewerking van het EOB zelf noodzakelijk. De Beheersraad van de EOO heeft geen zelfstandige bevoegdheid tot het doen uitvoeren van een dergelijk onderzoek.
Op welke termijn kan het onafhankelijk onderzoek starten nadat de Beheersraad besloten heeft tot de uitvoering hiervan? Kunt u de bevoegdheden van de Beheersraad in relatie tot het Europees Octrooibureau nader toelichten?
De Beheersraad heeft geen zelfstandige bevoegdheid tot het doen uitvoeren van een dergelijk onderzoek. Zie ook het antwoord op de vorige vraag. De bevoegdheden van de Beheersraad van de EOO zijn vastgelegd in het Europees Octrooiverdrag. Op grond van artikel 33 van dit verdrag heeft de Beheersraad de bevoegdheid regels aan te nemen en te wijzigen ten aanzien van het financieel reglement, het ambtenarenreglement en de arbeidsvoorwaarden voor ander personeel van de organisatie, hun salarisschaal, de regels met betrekking tot toelagen, het pensioenreglement, het taksenreglement en zijn eigen reglement van orde. Daarnaast mag de Beheersraad de President van de organisatie mandateren overeenkomsten te sluiten met staten en intergouvernementele organisaties. De Beheersraad benoemt op grond van artikel 11 van het verdrag senior functionarissen, waaronder de president van het EOB. Naast deze formele bevoegdheden is de Beheersraad, als hoogste lichaam van de EOO het forum waarin de lidstaten met de leiding van het EOB discussiëren over het te voeren (toekomstige) beleid en besluiten nemen ter zake. In dit kader wordt natuurlijk ook indringend gesproken over de arbeidsomstandigheden bij het EOB. De Beheersraad kent 38 leden, die ieder één stem hebben. Besluiten worden bij gewone of gekwalificeerde meerderheid genomen.
De besteding van een IMF-lening aan Oekraïne |
|
Arnold Merkies , Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Undelivered Goods, How $ 1.8 billion in aid to Ukraine was funneled to the outposts of the international finance galaxy»?1
Van het bericht hebben we kennis genomen.
Kunt u bevestigen dat een groot deel van de miljardenlening van het IMF aan Oekraïne van april vorig jaar binnen korte tijd het land heeft verlaten via banken en rekeningen die gerelateerd kunnen worden aan de Oekraïense oligarch Igor Kolomoisky? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
Het IMF keert financiering in delen uit gedurende de looptijd van een IMF programma, onder voorbehoud van tussentijdse beoordelingen. Het IMF heeft van het SBA (Stand-By Arrangement) programma dat Oekraïne met het IMF is overeengekomen in april 2014, in totaal SDR 2,972 miljard (ongeveer 3,7 miljard euro) financiering uitgekeerd. Het SBA programma is in maart 2015 omgezet naar een langduriger nieuw programma van 12,4 miljard SDR voor de periode maart 2015 t/m maart 2019, na goedkeuring in de Raad van Bestuur van het IMF. Hiervan is momenteel SDR 4,728 miljard (ongeveer 5,9 miljard euro) uitgekeerd.
Het IMF-programma heeft als doel om de economische situatie in Oekraïne te stabiliseren. Onderdeel van het programma is de herkapitalisatie van Oekraïense banken. De financiële sector stond er als gevolg van kapitaaluitstroom door het conflict met Rusland en de verslechterde politieke en economische situatie slecht voor. Voor de herkapitalisatie van de commerciële banken, inclusief PrivatBank, is geen IMF programmageld gebruikt. Banken in handen van de overheid hebben financiering ontvangen, maar via de Oekraïense overheid, in de vorm van overheidsobligaties. PrivatBank is een van de grootste commerciële banken.
Als onderdeel van het IMF programma hebben alle commerciële banken twee rondes van diagnostische studies moeten ondergaan. De eerste Asset Quality Review (AQR) is afgerond in de herfst van 2014 en keek toe op de herkapitalisatie van de banken. Voor deze review konden de 15 grootste banken, waar PrivatBank onderdeel van uit maakt, één van de vier grote accountantskantoren selecteren, waarbij als voorwaarde gold dat een bank niet hetzelfde accountantskantoor kon kiezen waarmee het al een contract had voor de analyse van de jaarrekening. De AQRs werden gedaan volgens Terms of Reference ontwikkeld met assistentie van het IMF en de Wereldbank. Alle banken hebben de deadline voor herkapitalisatie gehaald (eind juni 2015).
Vervolgens heeft er een tweede test plaatsgevonden waarbij uitzonderlijke verliezen – veroorzaakt door de economische omstandigheden van eind 2014 en begin 2015 – en de exposure van banken ten opzichte van gerelateerde partijen in kaart zijn gebracht. Hierbij zijn nieuwe Asset Quality Reviews uitgevoerd door de Nationale Bank van Oekraïne, wederom volgens Terms of Reference ontwikkeld met assistentie van het IMF en de Wereldbank. Deze review wordt op dit moment afgerond.
Op het IMF programma van Oekraïne is daarnaast het «safeguards» beleid van toepassing waarin is vastgelegd dat het IMF structureel controleert of centrale banken zelf voldoende controle-, audit- en rapportagesystemen hebben voor het beheer van de ontvangen middelen van het IMF. In 2015 heeft het IMF een beoordeling gemaakt van de besteding van de IMF middelen door de Oekraïense centrale bank. De uitkomsten van de beoordeling zijn vertrouwelijk, maar het IMF heeft aangegeven dat er bij de beoordeling van de Oekraïense centrale bank geen onregelmatigheden zijn gevonden.
In reactie op de berichten in de pers waaraan wordt gerefereerd heeft het IMF overigens in een recente persconferentie gesteld dat de beschuldigingen ongegrond zijn.
Wat is het aandeel van Nederland in deze lening?
De steun aan Oekraïne is verstrekt uit de algemene middelen van het IMF. Alle leden dragen bij aan deze middelen, waaronder ook Nederland. De algemene middelen bestaan uit quota- en tijdelijke middelen. Als lid van het IMF heeft Nederland zowel permanente quota- als tijdelijke middelen voor het IMF ter beschikking gesteld, waar het Fonds een beroep op kan doen. Het is daardoor niet direct te herleiden wat het Nederlands aandeel in de financiering voor Oekraïne is.
Kunt u toelichten waar dit deel van de lening van het IMF voor bedoeld was en waarvoor dit is/wordt gebruikt en in wiens handen het nu is?
Zie antwoord vraag 2.
Is er met betrekking tot het gebruik van dit geld sprake geweest van illegaal handelen?
Zie antwoord vraag 2.
Moet hier geconcludeerd worden dat IMF-geld is misbruikt om de rekening van een rijke oligarch te spekken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de accountants die de boeken van de desbetreffende banken controleerden, door deze banken zelf uitgekozen werden, terwijl dit eigenlijk een taak van het IMF is? Kunt u toelichten waarop u uw antwoord baseert?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid te pleiten voor nader onderzoek naar de uiteindelijk belanghebbenden van zowel de 54 offshore entiteiten die verbonden zijn aan de PrivatBank en eigenaar zijn van de Oekraïense bedrijven die geld hebben geleend van de PrivatBank, als de zes buitenlandse leverantiebedrijven, indien deze informatie nog niet beschikbaar is? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?
Aangezien het standaard beleid is dat het IMF de besteding van haar publieke middelen controleert en dit recent is gebeurd in het geval van Oekraïne, zien wij geen noodzaak om voor nader onderzoek te pleiten.
Hoe verhoudt de besteding van de 1.8 miljard dollar zich tot uw eerdere uitspraken over het leningenpakket aan Oekraïne, waarin de nadruk wordt gelegd op het voldoen aan de voorwaarden die gesteld werden aan de lening van de zijde van de Oekraïense regering? Is het transparant kunnen maken van de besteding van IMF-leningen ook onderdeel van deze voorwaarden? Zo neen, bent u dan bereid om hier ogenblikkelijk voor te pleiten, om te voorkomen dat Europees belastinggeld verdwijnt in de zakken van oligarchen, terwijl de plaatselijke bevolking te lijden heeft onder de geëiste hervormingen en bezuinigingen?3
Zoals hierboven toegelicht zijn er strenge voorwaarden verbonden aan het programma van Oekraïne en de besteding van publieke middelen. De voorwaarden voor het programma en het beleid van het IMF zijn openbaar en dus transparant. Het IMF ziet toe op de besteding van de IMF-middelen en volgt daarbij internationale standaarden.
Bent u bereid bij de Oekraïense autoriteiten opheldering over deze kwestie te vragen en de Kamer daarover te informeren?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat een man op social media dreigt met massamoord op Turkse Nederlanders |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koerdische man uit Duitsland dreigt met massamoord op Turken in Nederland»?1
Ja.
Bent u bereid om, eventueel in samenwerking met de Duitse autoriteiten, de identiteit van de persoon in de video te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid kan worden gemeld dat alle mogelijke instrumenten worden ingezet om eventuele dreiging richting Nederlanders of andere in Nederland woonachtige personen te voorkomen, dan wel weg te nemen. Omwille van de belangen van opsporing en vervolging kan ik over individuele gevallen geen uitspraken doen.
Heeft deze persoon banden met de PKK, een organisatie die binnen de Europese Unie, de NAVO en Nederland op de lijst van terroristische organisaties staat?
Zie antwoord vraag 2.
Is er sprake van activiteiten van de terreurorganisatie PKK in Nederland? Zo ja, welke en wat gaat u hiertegen doen?
De PKK staat op de terrorismelijst van de Europese Unie en is daarom verboden in Nederland. De organisatie kan dus geen openlijke activiteiten ontplooien in Nederland of andere Europese lidstaten. Wel heeft de AIVD vastgesteld dat de PKK of aan PKK gelieerde organisaties heimelijke activiteiten ontplooien. Hierbij moet worden gedacht aan het werven van fondsen ter ondersteuning van de gewapende strijd tegen de Turkse staat. Als heimelijke activiteiten worden gesignaleerd kan de AIVD overgaan tot het verstrekken van een ambtsbericht op basis waarvan het OM een strafrechtelijk onderzoek kan starten
Gaat er op dit moment een dreiging uit naar Nederlanders, en in het bijzonder Koerdische en Turkse Nederlanders, van de PKK in Nederland? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen nemen?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van fysieke dreiging van de PKK of aan de PKK gelieerde organisaties naar Nederlanders ongeacht afkomst, dan wel naar evenementen in Nederland, ongeacht signatuur.
Gaat er op dit moment een dreiging uit naar evenementen in zijn algemeenheid, en in het bijzonder naar evenementen van een Turks-Nederlandse of Koerdisch-Nederlandse signatuur, van de PKK in Nederland? Zo ja, wat gaat u hier, in samenspraak met de lokale autoriteiten, aan doen?
Zie antwoord vraag 5.
De uitzetting van journaliste Frederike Geerdink |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzetting van journaliste Frederike Geerdink vanuit Turkije naar Nederland?1
Fréderike Geerdink werd op 5 september jl. in het zuidoosten van Turkije gearresteerd. Dit gebeurde in een periode van aanzienlijke spanningen in de regio tussen Turkse strijdkrachten en strijders van de verboden Koerdische afscheidingsbeweging PKK. Volgens de Turkse autoriteiten bevond zij zich, samen met een groep activisten, in verboden gebied. Mevrouw Geerdink is na haar arrestatie enkele dagen gedetineerd. Op 9 september jl. werd haar te kennen gegeven dat zij op grond van artikel 54 1d van de law on foreigners and international protection zou worden uitgezet. Zij heeft een verklaring ondertekend waarin zij verklaarde het land vrijwillig te verlaten, in de veronderstelling dat terugkeer op termijn hiermee vergemakkelijkt zou kunnen worden.
Nederland maakt zich als bekend al langer zorgen over persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in Turkije. Na bekendwording van haar arrestatie heeft Nederland, net als bij haar eerdere arrestatie in januari, onmiddellijk contact gezocht met de Turkse autoriteiten om de Nederlandse zorgen over de arrestatie kenbaar te maken, te wijzen op de geldende principes van persvrijheid en de verwachting uit te spreken dat alle vereisten voor goede procesgang in acht genomen zouden worden.
Kunt u exact de gronden en omstandigheden schetsen waaronder haar uitzetting heeft plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de Nederlandse regering richting Turkije pogingen ondernomen om de uitzetting van Geerdink te verhinderen? Zo ja, welke? Waarom hebben deze initiatieven niet tot resultaat geleid?
De Nederlandse ambassade te Ankara heeft mevrouw Geerdink de gebruikelijke consulaire bijstand verleend. Zo heeft de ambassade op verschillende niveaus en bij diverse gelegenheden bij de Turkse autoriteiten aandacht gevraagd voor haar zaak en de verwachtingen van een gedegen procesgang. Dit is onder andere gebeurd door de Nederlandse ambassadeur bij de Turkse premier Davutoglu.
Mevrouw Geerdink heeft op basis van vrijwilligheid het land verlaten. In hoeverre zij de omstandigheden waarin dit is gebeurd wil aanvechten bij de Turkse autoriteiten is een besluit van mevrouw Geerdink zelf en een civielrechtelijke aangelegenheid.
Welke andere initiatieven heeft u genomen om Geerdink te helpen, en wat heeft u bereikt? Welke initiatieven neemt u nog in deze zaak om de toelating van Geerdink in Turkije in de toekomst mogelijk te maken? Wat kunt u nog doen voor andere journalisten in Turkije die met dezelfde risico’s als Geerdink te maken hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in Europees en internationaal verband op te komen voor alle journalisten die in Turkije worden vastgehouden of worden geïntimideerd met invallen en onderzoeken? Zo ja, op welke wijze?
Nederland maakt zich wereldwijd sterk voor de pers- en mediavrijheid, ook in Turkije. De ontwikkelingen op dat vlak stemmen tot zorg; ook bij internationale partners. Zaken als die van mevrouw Geerdink of de gedeporteerde Britse journalisten van Vice News hebben de journalistieke werkzaamheden in m.n. het zuidoosten ingeperkt. Ook de afgelopen maanden zijn enkele sociale media tijdelijk afgesloten. Pers- en mediavrijheid worden nauwgezet gemonitord door de Europese Commissie in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportages van Turkije, en zullen weer aandacht krijgen in de rapportage die in oktober zal verschijnen. Pers- en mediavrijheid maken vast onderdeel uit van de Europese dialoog met Turkije.
Deelt u de mening dat situaties als deze een enorme knauw geven aan de persvrijheid in Turkije en dat dit voor een kandidaat-lidstaat van de EU niet acceptabel is?
Zie antwoord vraag 5.
De antwoorden op eerdere Kamervragen inzake de detentie van dhr. Romano van der Dussen |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich dat u op eerdere vragen antwoordde dat u «het zeer zou betreuren indien de heer Van der D. of andere gedetineerden in Nederland en het buitenland onschuldig zouden zijn, maar toch veroordeeld en gedetineerd.»?1
Ja.
Wanneer was u voor het eerst op de hoogte van het feit dat het enige DNA materiaal gevonden op een van de drie slachtoffers van het seksueel geweld waarvoor Romano van der Dussen veroordeeld is, al in 2006 door de Britse autoriteiten gematched is met het DNA materiaal van de Brit Mark D. die in Groot-Brittannië een levenslange straf uitzit voor moord?
Zie mijn antwoorden van 27 augustus 2015 op de vragen van de leden Omtzigt en Knops met kenmerk 2015Z14411. Aanvullend hierop geldt dat vanaf zomer 2012 de Stichting PrisonLAW zich in de zaak heeft verdiept. De Stichting PrisonLAW informeerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in mei 2015 dat er zekerheid was over deze DNA-match.
Heeft u zich de afgelopen maanden verdiept in de casus van de heer van der Dussen?
Ja, net als daarvoor.
Bent u van mening dat de heer Van der Dussen op adequate wijze bijstand is verleend door Nederland sinds zijn arrestatie in 2003? Zo nee, wat had beter gedaan kunnen worden?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de regering van mening is dat «als bepaalde inlichtingen moeten worden verstrekt op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur, zij zeker aan de Kamer moeten worden verstrekt op basis van artikel 68 van de Grondwet»?2
Ja.
Kunt u alle stukken die over de zaak Van der Dussen gaan bij de rijksoverheid (inclusief de diplomatieke dienst) aan de Kamer doen toekomen, inclusief mails, brieven en memo’s? Kunt u dit zoveel mogelijk openbaar doen, maar waar nodig stukken vertrouwelijk ter inzage leggen bij de Tweede Kamer?
Ik doe u hierbij een chronologisch overzicht toekomen van de consulaire bijstand aan de heer R. van der D. gebaseerd op de stukken zoals die beschikbaar zijn op dit ministerie. Het dossier over de consulaire bijstand aan R. van der D. bestaat in grote mate uit persoonlijke gespreksverslagen die deels zijn opgesteld door derden. Dit zijn bijvoorbeeld vrijwillige gedetineerdenbegeleiders die mogen verwachten dat hun verslagen vertrouwelijk worden behandeld. Ook bevat het dossier veel bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens zoals gegevens over de gezondheid. Vanwege dit sterke individuele persoonlijke karakter van het dossier en de vele stukken en opvattingen van derden beperk ik mij tot het verstrekken van voornoemde inlichtingen en niet tot het overleggen van de documenten zelf.
Op welke dagen is de heer Van der Dussen fysiek bezocht door (vertegenwoordigers van) de Nederlandse ambassade in 2012, 2013, 2014 en 2015? Kunt u de precieze data geven en deze vraag niet ontwijken zoals u deed bij de eerdere vragen?
Deze informatie treft u aan in het overzicht waarnaar wordt verwezen in het antwoord op vraag 6. Consulaire bijstand aan gedetineerden is een samenstel van activiteiten zoals bezoeken, telefoongesprekken en informatieverschaffing. De contacten betreffen zowel de gedetineerden, de contactpersonen van gedetineerden in Nederland, advocaten als vrijwilligers van Reclassering Nederland. Van der D. is in detentie bezocht door onder meer medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid, honorair consulaten in Spanje en vrijwilligers van Reclassering Nederland en Stichting Epafras.
Kunt u een reactie geven op het artikel «BuZa liegt over zaak Romano van der Dussen»?3
Zie mijn antwoord van 10 september 2015 op de schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes van 1 september 2015 (2015Z15375) die aan dit artikel refereerden.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden en ze een voor een beantwoorden?
De antwoorden zijn zo spoedig mogelijk toegezonden.