Bedreigingen, geweldsdelicten en brandstichtingen gericht tegen Turkse of Koerdische buurthuizen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hoeveel berichten kent u over bedreigingen, geweldsdelicten en brandstichtingen gericht tegen Turkse of Koerdische buurthuizen of andere instellingen gedurende het afgelopen half jaar in Nederland? Hoeveel meldingen en aangiften zijn u bekend?
De incidenten tegen Koerdische en Turkse verenigingsgebouwen in Amsterdam en Rotterdam zijn mij bekend. De politie registreert aantallen incidenten zoals bedreigingen, geweldsdelicten en brandstichtingen, maar registreert daarbij niet standaard tegen welk soort objecten dit is gericht, zoals «Turkse of Koerdische buurthuizen». Omdat dit niet standaard geregistreerd wordt, kunnen geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over aantallen of over patronen en ontwikkelingen.
Kent u het bericht «Rotterdamse Koerden en Turken vrezen toename geweld»?1
Ja.
Wat is naar uw mening de achtergrond van de in het bericht genoemde incidenten in Rotterdam of elders in Nederland?
Geconstateerd kan worden dat de spanningen tussen Koerdische en Turkse gemeenschappen in Nederland oplopen en dat dit samenhangt met de situatie in Turkije. Tot de bomaanslag op 20 juli 2015 in de Turkse grensplaats Suruç was de situatie in het eerste halfjaar van 2015 in Turkije betrekkelijk rustig. Hierna werd de situatie in Turkije grimmiger en namen de spanningen tussen Turken en Koerden toe.
Gegeven deze oplopende spanningen in Turkije heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onmiddellijk na de zomervakantie een groot aantal Turkse en Koerdische organisaties uitgenodigd voor een spoedoverleg op 8 september jl. Door verscheidende afzeggingen heeft hij helaas moeten besluiten dit overleg te annuleren. Op ambtelijk niveau zijn door het Ministerie van SZW de gesprekken echter wel voortgezet. Zo vond op 8 september jl. op ambtelijk niveau een overleg plaats met het Landelijk Platform Koerden en de Federatie Koerden in Nederland.
In navolging van de recente gesprekken tussen Turkse en Koerdische organisaties op lokaal niveau in Rotterdam en Amsterdam op initiatief van burgemeesters Aboutaleb en Van der Laan, heeft de Minister van SZW op 28 oktober jongstleden gesproken met Turkse en Koerdische organisaties als ook met vertegenwoordigers van de Alevitische gemeenschap. Daarbij is afgesproken dat deze organisaties hun achterban oproepen om beheerst om te gaan met meningsverschillen en spanningen en dat de organisaties met elkaar in gesprek blijven om bedreigingen, vernielingen en andere escalaties te voorkomen. De Minister van SZW heeft de vertegenwoordigers van de gemeenschappen gevraagd incidenten te melden bij zijn ministerie. Hij heeft aangegeven lokale initiatieven die de spanningen verminderen te willen ondersteunen. Tijdens de bijeenkomst is afgesproken dat de organisaties en de Minister van SZW regelmatig bij elkaar blijven komen om naast maatschappelijk spanningen ook zaken als discriminatie en de positie van migrantenjongeren op de arbeidsmarkt te bespreken. De organisaties Milli Görüş en Diyanet gingen overigens niet in op de uitnodiging voor het gesprek van 28 oktober jl.
Is er sprake van een toename van genoemde incidenten? Zo ja, in welke mate?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u aanwijzingen dat de spanningen in Turkije tussen de Koerdische PKK en de Turkse regering overslaan naar Nederland? Zo ja, waar bestaan die aanwijzingen uit?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kijkt u aan tegen de spanningen tussen Turken en Koerden in Nederland? Wat doet u of gaat u doen, in overleg met lokale bestuurders, om te voorkomen dat deze spanningen verder escaleren?
Zie antwoord vraag 3.
Brengen de komende Turkse verkiezingen, waarbij ook Turken in Nederland mogen stemmen, mogelijk extra spanningen met zich mee? Zo ja, wat betekent dat voor de beveiliging van stembureaus in Nederland? Zo nee, waarom niet?
We volgen deze situatie op de voet. Vanuit verschillende verantwoordelijkheden wordt gemonitord of er rond de stembureaus extra spanningen ontstaan. Indien het naar aanleiding van extra spanningen op basis van dreiging en risico nodig is aanvullende maatregelen te treffen, kunnen beveiligingsmaatregelen worden getroffen.
Hoeveel bedragen de op pagina 12 van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2016 genoemde extra middelen voor het bewaken en beveiligen van objecten? Kunnen deze middelen desgewenst ook ingezet worden voor het bewaken en beveiligen van Koerdische of Turkse objecten? Zo nee, waarom niet?
In het kader van versterking van de veiligheidsketen zijn er extra middelen voor de uitbreiding van de beschikbare capaciteit voor het bewaken en beveiligen van objecten. Capaciteit in het kader van bewaken en beveiligen wordt ingezet op basis van dreiging en risico. Indien dreiging en risico daar aanleiding toe geven, kunnen beveiligingsmaatregelen worden getroffen voor de bewaking en beveiliging van Koerdische en/of Turkse objecten. Voor de specifieke bedragen verwijs ik u naar de brief die op 27 februari 2015 naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 754, nr. 302).
Het bericht dat Volkswagen dieselauto’s uit de handel neemt |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Volkswagen haalt sjoemeldiesels uit de handel»?1
Ja.
Heeft Volkswagen/Audi mogelijk ook in Nederland met de software geknoeid om de emissie-eisen te omzeilen? Zo nee, waar blijkt dit uit?
Volkwagen heeft in het persbericht van 22 september 2015 aangegeven dat onrechtmatigheden met de NOx-emissies betrekking hebben op voertuigen met het motortype Type EA 189 en dat het wereldwijd om elf miljoen voertuigen gaat. De afgelopen dagen is bekend geworden dan het niet alleen om modellen van het merk Volkswagen gaat, maar ook andere merken van de Volkswagen Groep en dat het niet alleen dieselpersonenauto’s betreft, maar ook dieselbestelauto’s.
Navraag bij de RDW heeft opgeleverd dat aan de hand van deze motorcode niet precies kan worden achterhaald om welke voertuigentypen het gaat en hoeveel voertuigen er daarvan in Nederland zijn toegelaten. Op woensdag 30/9 staat een gesprek gepland tussen de importeur van Volkswagen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De verwachting is dat op dat moment meer duidelijk wordt over de omvang van de fraude voor Nederland.
Gaat u ook in Nederland een onderzoek instellen naar deze verwerpelijke praktijk? Zo nee, waarom niet?
Handhaving van de emissies van een voertuig is de verantwoordelijkheid van de typegoedkeuringsinstantie van het land dat de Europese typegoedkeuring voor de betreffende voertuigen heeft afgegeven. De Nederlandse typegoedkeuringsinstantie RDW heeft geen typegoedkeuring afgegeven ten aanzien van de uitlaatgasemissies voor Volkswagenmodellen waarmee mogelijk is gefraudeerd. Daarvoor is de Europese typegoedkeuring afgegeven door de Duitse typegoedkeuringsinstantie KBA. De KBA heeft een nader onderzoek ingesteld en heeft volgens een bericht uit Bild am Sonntag Volkswagen tot en met 7 oktober 2015 de tijd gegeven om een oplossing te vinden voor de frauduleuze dieseltesten. Voor die tijd moet de autofabrikant met maatregelen en een tijdschema komen. Als er geen bevredigend plan komt, kan de Duitse typegoedkeuringsautoriteit besluiten dat Volkswagen de auto's waarmee mogelijk is gemanipuleerd niet meer mag verkopen en niet meer mag verplaatsen. Ook sluit zij niet uit dat alle 2,8 miljoen verdachte Volkswagens die al in Duitsland zijn verkocht, niet meer de weg op mogen. Ingrepen van de Duitse typegoedkeuringsautoriteit kunnen ook doorwerken naar de Nederlandse situatie.
Bent u bereid om ook auto’s van andere automerken te controleren op mogelijke milieufraude? Zo nee, waarom niet?
De emissies van auto’s van andere merken moeten worden gecontroleerd door de typegoedkeuringsinstantie van het land dat de Europese typegoedkeuring voor de betreffende voertuigen heeft afgegeven. In Nederland moet de Nederlandse typegoedkeuringsinstantie RDW de emissies controleren van de auto’s waarvoor de RDW Europese typegoedkeuringen heeft afgegeven. De RDW heeft voor andere merken dan Volkswagen ook typegoedkeuringen afgegeven voor de Europese markt. Hoewel er op dit moment geen signalen zijn dat andere fabrikanten betrokken zijn, overweegt de RDW in zijn verantwoordelijkheid als typegoedkeuringsinstantie hier een eigen onderzoek naar te starten.
Welke sancties gaat u instellen tegen dit soort frauduleuze praktijken?
De sancties die van toepassing zijn op auto’s die niet aan Europese emissie-eisen blijken te voldoen, zijn vastgelegd in de betreffende Europese regelgeving. In het uiterste geval kan een typegoedkeuringsinstantie de eerder afgegeven Europese goedkeuring van het voertuigtype intrekken, waarna het niet langer is toegestaan om voertuigen van het betreffende type op de Europese markt te brengen.
Oplopende spanningen in Turkije |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Wie wil vechten in Turkije, gaat nu los» over de oplopende spanningen in Turkije?1
Ja.
Wat is uw beeld van het aantal doden als gevolg van het geëscaleerde geweld tussen enerzijds Turkse militairen en politieagenten en anderzijds de PKK en daaraan gelieerde groepen? Kunt u aangeven hoeveel slachtoffers (ongeveer) aan beide kanten zijn gevallen en hoeveel slachtoffers burgers zijn?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde cijfers wat betreft aantallen slachtoffers aan weerszijden.
Kunt u bevestigen dat kantoren van de pro-Koerdische politieke partij HDP op grote schaal zijn aangevallen en dat Koerdische burgers zijn aangevallen door nationalistische groepen? Hoe beoordeelt u het optreden van de Turkse autoriteiten om deze aanvallen tegen te gaan?
Ja, kantoren van de HDP en Koerdische burgers zijn aangevallen. Premier Davutoğlu en de vicepremiers Akdoğan en Kurtulmus hebben dit opgelaaide geweld ten stelligste veroordeeld. De Turkse politie trad op tegen de aanvallen, maar was vaak laat ter plekke.
Hoe beoordeelt u de Turkse inval in het noorden van Irak om PKK-strijders aan te vallen? Is dit, en zijn de luchtaanvallen op doelen in Irak, in lijn met het internationaal recht? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Turkije voert acties uit tegen de PKK, ook in Noord-Irak.
Net als andere landen heeft Turkije het recht zich te verdedigen tegen terroristische daden. Nederland blijft van mening dat maatregelen van Turkije tegen terroristische dreigingen, ook als die uitgaan van de PKK, proportioneel moeten zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. Nederland heeft Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Diverse bondgenoten hebben gelijkluidende oproepen aan Turkije gedaan.
Is het waar dat in Turkije een wet is aangenomen die bepaalt dat Turkse veiligheidsfunctionarissen met scherp mogen schieten op demonstranten en dat dit ook gebeurt, met dodelijk gevolg?2 Indien neen, wat zijn hier dan de feiten?
De Domestic Security Billvan april van dit jaar geeft politieagenten de bevoegdheid om een vuurwapen te gebruiken om te voorkomen dat er een aanval met een «molotov of een daarop lijkend wapen» plaatsvindt tegen gebouwen, voertuigen of mensen. Het is mij niet bekend of er door gericht politiegeweld dodelijke slachtoffers onder burgers zijn gevallen.
Deelt u de zorgen dat onder de huidige omstandigheden eerlijke verkiezingen, die gepland staan voor later dit jaar, (in delen van het land) niet mogelijk zijn?
Vooralsnog gaan de verkiezingen op 1 november door als gepland. Turkije heeft, zoals gebruikelijk, ODIHR om verkiezingswaarneming gevraagd. Op korte termijn zal hiervoor een Needs Assession Missionnaar Turkije reizen. Nederland is voornemens aan deze waarnemingsmissie deel te nemen.
Bent u bereid de strijdende partijen in Turkije op te roepen tot een staakt-het-vuren? Indien neen, waarom niet?
Ja. Nederland heeft Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen.
Onterechte medische claims over het middel Souvenaid en de gebrekkige handhaving door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NVWA |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat op www.souvenaid.nl nog steeds reclame wordt gemaakt voor het drankje Souvenaid van Nutricia, als zijnde een medisch dieetpreparaat dat werkzaam is bij beginnende Alzheimer?1 2
Nutricia heeft het product Souvenaid op de markt gebracht als dieetvoeding voor medisch gebruik. Dit is een speciale categorie binnen de groep producten voor bijzondere voeding, waarvoor specifieke regelgeving bestaat. Deze voeding wordt onder medisch toezicht door patiënten gebruikt en richt zich op de speciale voedingsbehoefte van de patiënt, in dit geval personen met beginnende Alzheimer. Om een product als dieetvoeding voor medisch gebruik op de markt te zetten moet het aan een aantal verschillende eisen voldoen.
De NVWA heeft onderzoek uitgevoerd en geconcludeerd dat Souvenaid niet voldoet aan de definitie van dieetvoeding voor medisch gebruik. Nutricia heeft een waarschuwing ontvangen om de etikettering van het product aan te passen. Het is aan de toezichthouder, de nVWA, om hierop toezicht te houden.
Klopt het dat Nutricia eigenaar is van deze site? Zo neen, wie dan?
Er is in ieder geval op de website een directe link naar Nutricia en de contactgegevens verwijzen ook naar Nutricia.
Wat is uw oordeel over de prijs van een flesje van 125 milliliter dat 3 euro kost? Wordt het drankje hier niet duur betaald?3
Ik heb geen oordeel over de prijs van dit product. Souvenaid is niet opgenomen in de richtlijn van de beroepsgroep voor artsen en zorgverzekeraars vergoeden het niet.
Is het niet verboden dat Souvenaid via een webwinkel kan worden gekocht, terwijl Nutricia aangeeft dat verstrekking onder medisch toezicht dient te geschieden?4
Nee. Bij dieetvoeding voor medisch gebruik gaat het om gebruik onder medisch toezicht. Het zijn geen medicijnen voor ziektebehandeling, dergelijke producten hoeven daarom niet onder medisch toezicht worden verstrekt. In principe mogen deze producten dus vrij worden verkocht. Er gelden verplichte vermeldingen op het etiket die uitleggen hoe en onder welke voorwaarden ze gebruikt moeten worden.
Wat heeft de NVWA tot op heden ondernomen tegen de onterechte claim dat Souvenaid werkzaam zou zijn bij beginnende Alzheimer?
De NVWA heeft onderzocht of het product Souvenaid voldoet aan de regelgeving waaronder Nutricia het product op de markt heeft gebracht. Nutricia heeft Souvenaid als dieetvoeding voor medisch gebruik op de markt gezet. De NVWA heeft vervolgens vastgesteld dat Souvenaid niet aan de definitie voor dieetvoeding voor medisch gebruik voldoet. Er is een waarschuwing uitgegaan naar Nutricia. Afhankelijk van de wijze waarop Nutricia reageert zullen al dan niet nadere stappen vanuit de NVWA volgen.
Over wat voor een vergrijp gaat het in deze kwestie? Zijn in deze kwestie boetes opgelegd? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
Over het vervolgtraject kan ik nu niets zeggen. Zie antwoord bij vraag 1 en 5.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de NVWA, gezien uw eerdere opmerkingen in maart jongstleden over de werking van Souvenaid, waarbij de NVWA stelt dat de werking van Souvenaid als medisch preparaat niet bewezen is, en dat daarom de etikettering dient te worden aangepast, alsmede de constatering dat een half jaar na dato nog steeds reclame voor Souvenaid als medisch dieetpreparaat wordt gemaakt?5
Zie antwoord bij vraag 1 en 5.
Is de etikettering van Souvenaid reeds volledig aangepast? Zo neen, hoe kan het dat dit nog niet is gebeurd? Welke acties ontplooit de NVWA in deze?
Zie vorige antwoorden.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg hier nog een handhavende taak? Zo ja, welke rol heeft zij vervuld in deze kwestie?
De IGZ is betrokken geweest bij de beoordeling van de status van het product Souvenaid.
Indien relevant heeft de NVWA bij haar werkzaamheden contact met IGZ. Het product Souvenaid betreft geen medicijn, maar is een voedingsmiddel. Voedingsmiddelen vallen onder de handhavingsactiviteiten van de NVWA.
Leerlingen die kleine vakken thuis volgen achter de computer |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over leerlingen die bij het Liemers College kleine vakken thuis volgen achter de computer?1
Ja.
Beschouwt u de oplossing die het Liemers College heeft gekozen als een creatieve mogelijkheid die bij krimp recht doet aan het vak filosofie door gebruik te maken van afstandsonderwijs waardoor het onderwijsaanbod breed kan blijven?
Het gaat er primair om of de leraren op deze school dit zélf een goede, professionele keuze vinden, en of leerlingen en hun ouders (in eerste instantie via de medezeggenschapsraad) instemmen met deze invulling van de onderwijstijd. Ik maak uit het aangehaalde artikel op dat dit het geval is. Daardoor is deze school, op basis van eigen afwegingen, in staat een breder onderwijsaanbod aan te bieden dan wanneer niet voor een oplossing als deze gekozen zou zijn. In algemene zin zijn in situaties met leerlingendaling creatieve oplossingen wel nodig. Samenwerking tussen scholen en afstandsonderwijs kunnen daar voorbeelden van zijn.
Welke mogelijkheden ziet u om bij deze oplossing de kwaliteit van het onderwijsleerproces te waarborgen?
Het is niet aan mij, maar aan de professionals in de school hiervoor goede waarborgen te bieden. Zie echter het antwoord op vraag 5 voor enkele algemene uitgangspunten.
Kunnen scholen dit soort oplossingen misschien ook om andere, bijvoorbeeld financiële, redenen dan krimp verkiezen? Wat zijn dan de gevolgen voor het onderwijsaanbod van scholen?
Er kunnen ook bijvoorbeeld onderwijskundige redenen zijn om voor vormen van afstandsonderwijs te kiezen. Zo zijn er scholen die Massive Open Online Courses (MOOC’s) (zouden willen) aanbieden. Dat kan (deels) in de vorm van afstandsonderwijs gebeuren. Daarmee kunnen scholen hun onderwijsaanbod uitbreiden met verrijkende, verdiepende of verbredende programma’s.
Bestaan er voor deze oplossing wellicht wettelijke belemmeringen doordat vakken die leerlingen thuis achter de computer volgen, niet kunnen gelden als lestijd in de zin van de Leerplichtwet? Zo ja, wilt u deze wegnemen of handhaven?
Afstandsonderwijs kan gezien worden als onderwijstijd en daarmee ook als lestijd in de zin van de Leerplichtwet, als dit de kwaliteit of toegankelijkheid van het onderwijs ten goede komt. Daarvoor moet het integraal onderdeel uitmaken van het reguliere onderwijsprogramma dat in beginsel voor alle leerlingen toegankelijk is, onder verantwoordelijkheid van de school waar de leerling is ingeschreven wordt verzorgd en dat is gericht op de onder meer in kerndoelen, exameneisen en algemene wettelijke bepalingen vervatte doelstellingen. De medezeggenschapsraad van de school moet er ook vooraf mee instemmen dat een deel van de onderwijstijd met afstandsonderwijs wordt ingevuld.
Het bericht ‘PGB-chaos gaat ten koste van verpleeghuizen’ |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «PGB-chaos gaat ten koste van verpleeghuizen»?1
Ja.
Klopt het dat budgetten voor zorg in natura worden gekort, omdat er in sommige gevallen hogere PGB-budgetten verstrekt worden? Zo ja, wat is de hoogte van deze kortingen, en welke zorginstellingen worden hierdoor getroffen?
De conclusie dat er op de budgetten van instellingen voor zorg in natura wordt gekort, is voorbarig. Ik verwacht dat er landelijk gezien voldoende middelen beschikbaar zijn zodat zorgkantoren via een onderlinge herverdeling tekorten zelf kunnen oplossen. In de brief van Achmea, waar in het artikel naar wordt verwezen, wordt aangegeven dat in dat geval de korting niet nodig is.
Klopt het dat een korting op de budgetten voor zorg in natura ten koste kan gaan van de zorg aan kwetsbare cliënten? Zo ja, wat gaat u voor deze mensen doen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre zijn deze kortingen het gevolg van de bestaande systematiek waarbinnen instellingen worden gefinancierd?
De bestaande systematiek schrijft voor dat zorgkantoren met een tekort eerst een beroep doen op herverdeling van de beschikbare middelen door zorgkantoren met een overschot. Achmea geeft in haar brief ook aan dat het haar intentie is om aanvullende productie-afspraken te maken indien er via de herverdeling voldoende middelen beschikbaar komen. Naar mijn huidige inzichten is het landelijke kader toereikend om de regionale tekorten (ook bij Achmea) op te lossen. Ik heb de zorgkantoren daarom gevraagd om actief met elkaar in overleg te gaan over de herverdeling van de beschikbare middelen.
Kunt u aangeven of een andere financieringssystematiek, bijvoorbeeld persoonsvolgende bekostiging, kan voorkomen dat het budget van de een ten koste gaat van het budget van de ander?
Deelt u de mening dat een hoger PGB er nooit toe mag leiden dat iemand anders zijn zorg ziet verdwijnen?
De Wlz biedt een recht op zorg voor iedereen met een CIZ-indicatie. Er kan daarom geen sprake zijn van het verdwijnen van zorg voor geïndiceerde cliënten.
Ongewenste beïnvloeding van de stemming voor de Nederlandse mensenrechtenprijs ‘De Tulp’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rechts Israël saboteert De Tulp»?1
Zie antwoord op vraag 6.
Klopt het dat de stemming voor De Tulp beïnvloed is door de rechts-nationalistische organisatie «My Israel»?
«My Israel» heeft een oproep gedaan niet op de organisatie «B’Tselem» te stemmen. Van de 70.853 stemmen die op de top-3 kandidaten zijn uitgebracht, kwamen er ongeveer 50.000 uit Israël. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat de oproep van «My Israel» invloed heeft gehad op de stemming.
Klopt het dat deze organisatie het stemadvies heeft gegeven niet op de organisatie B’tselem, die mensenrechtenschendingen tegen Palestijnen in bezet gebied rapporteert, te stemmen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe groot de invloed is geweest van de rechts-nationalistische organisatie «My Israel» op de uiteindelijke uitslag van de stemming voor «De Tulp»?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt «My Israel» in enige vorm of via enige wijze door de Israëlische overheid gefinancierd?
«My Israel« is een netwerk van pro-Israëlische activisten op internet. Het is onduidelijk of en op welke wijze «My Israel« financiering ontvangt. Er kan derhalve niet worden vastgesteld of er een financiële relatie bestaat tussen «My Israel» en de Israëlische overheid.
Welke consequenties verbindt u aan deze ongewenste beïnvloeding? Bent u van mening dat deze beïnvloeding van belang is voor de geldigheid van de stemming? Bent u voornemens stappen en/of acties te ondernemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht vreedzaam debat en discussie over de kandidaten op zich positief. Uiteindelijk kan openlijk debat over mensenrechtenonderwerpen bijdragen aan zichtbaarheid voor mensenrechtenverdedigers (individuen en organisaties) en verbetering van de mensenrechtensituatie. Het kabinet betreurt evenwel dat door de proteststemmen de positieve steun voor kandidaten onderbelicht kan zijn gebleven.
Het kabinet is zich er van bewust dat bij een internetstemming dergelijke initiatieven mogelijk zijn. Tegelijkertijd is de publiekskeuze maar één onderdeel van een uitgebreid selectieproces, zoals uitgelegd op www.humanrightstulip.nl. Overigens zijn voor de publieksstemming waarborgen ingebouwd om frauduleuze stemmen te voorkomen. Zo wordt maximaal één stem per e-mailadres meegeteld en worden stemmen vanuit automatisch gegenereerde e-mailadressen niet meegeteld.
Kunt u deze vragen beantwoorden ruim voor 10 december 2015, de internationale dag van de mensenrechten, waarop de winnaar van «De Tulp» bekend wordt gemaakt?
Ja.
Een anti-Westerse en anti-Israëlische docent |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Docent maatschappijleer: «Vluchtelingen deel van Allahs plan tegen grote vijanden als Amsterdam»?1
Ja.
Deelt u de zorg over het absurde anti-Israëlische idee van de betreffende docent, dat Israël achter de islamitische terreurorganisatie ISIS zou zitten?
Uitspraken die ingaan tegen de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat, horen niet thuis in het onderwijs. Na onderzoek heeft de school waar de betreffende persoon werkzaam was, geconstateerd dat er geen aanwijzingen zijn dat er onwenselijke standpunten zijn uitgedragen naar leerlingen. De betreffende persoon was stagiair op de school en is vorig schooljaar afgestudeerd. Inmiddels zijn er geen contacten meer tussen de school en deze persoon.2 Het artikel van de hand van dhr. Tekin waarnaar verwezen wordt, is nadien verschenen. De uitlatingen waarin aan het artikel wordt gerefereerd, zijn gedaan als privépersoon.
Hoe beoordeelt u de uitingen van de betreffende docent, dat steden als Amsterdam, Londen, Parijs en Berlijn vijanden van de islam zijn?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre deelt u de mening dat een docent die er anti-Israëlische en anti-westerse ideeën op na houdt niet geschikt is om les te geven, nota bene in het vak maatschappijleer?
Zie antwoord op vraag 2.
Het bericht “Commissarissen zijn grote bemoeienis Dijsselbloem zat” |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Commissarissen zijn grote bemoeienis Dijsselbloem zat»? Wat vindt u van dit bericht? Heeft u of uw ministerie al eerder signalen ontvangen dat commissarissen bij overheidsdeelnemingen ontevreden zijn over de rol die de aandeelhouder speelt? Wat klopt er van dit bericht?1
Het geciteerde artikel is mij bekend. Het ministerie spreekt regelmatig met bestuurders en commissarissen over de actieve rol van de staat als aandeelhouder. Het aandeelhouderschap komt voort uit de grote maatschappelijke belangen die door de staatsdeelnemingen worden gediend. Gegeven die belangen en het geïnvesteerde vermogen is een actieve opstelling van de overheid in haar rol als aandeelhouder gewenst. Over de vormgeving van de samenwerking met de RvC’s blijven we in gesprek.
De raad van commissarissen speelt een cruciale rol in de onderneming. Die wordt niet minder belangrijk door actief aandeelhouderschap. Integendeel, er is juist een maatschappelijke trend waarneembaar waarin de rol van de raad van commissarissen verder professionaliseert en wordt uitgebreid. Er worden ook steeds hogere eisen gesteld aan het toezicht van commissarissen op de onderneming en aan de rol van de raad van commissarissen als werkgever van de bestuursleden. In aansluiting bij deze maatschappelijke ontwikkelingen vragen we ook meer van commissarissen bij staatsdeelnemingen.
Hoe ziet u de rol van de Raad van Commissarissen (RvC) bij een staatsdeelneming ten opzichte van de aandeelhouder? In welk opzicht verschilt de rol van een commissaris in het bedrijfsleven ten opzichte van een commissaris bij een staatsdeelneming?
Met het model van een staatsdeelneming kiest de overheid er bewust voor om activiteiten op afstand en bedrijfsmatig te laten uitvoeren en daarbij taken en verantwoordelijkheden te delegeren naar een raad van bestuur en een raad van commissarissen. De basis van de zeggenschap van de staat als aandeelhouder in een staatsdeelneming vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek. De rol van de aandeelhouder, de raad van bestuur en raad van commissarissen bij een staatsdeelneming is daarbij gedefinieerd op basis van de dezelfde regels als bij een onderneming in private handen.
Zoals in de Nota Deelnemingenbeleid beschreven zie ik de rol van de raad van commissarissen als volgt: De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden ondernemingen. Daarnaast staat de raad het bestuur met (gevraagd en ongevraagd) advies ter zijde. Net als het bestuur richt de raad van commissarissen zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden ondernemingen en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de vennootschap betrokken belanghebbenden af. Deze rolbeschrijving wijkt ook niet af van wat er bijvoorbeeld in de corporate governance code staat over de rol van de commissarissen.
Ik vind wel dat commissarissen en bestuurders bij een staatsdeelneming zich bewust zijn moeten van het grote publieke belang van hun ondernemingen voor de Nederlandse economie en burgers. Staatsdeelneming hebben een bijzondere positie in de maatschappij en de commissarissen houden daarmee over het algemeen uitstekend rekening.
Wat is het aantal aanvaringen in de afgelopen jaren tussen commissarissen en de aandeelhouder geweest en wat was de reden van het conflict? Is er sprake van een toename van conflicten over de afgelopen jaren?
De publieke aandeelhouder en de staatsdeelnemingen hebben een gezamenlijk belang, te weten het zo goed mogelijk waarborgen van de betrokken publieke belangen. Dit neemt niet weg dat er een gezonde spanning kan zijn tussen aandeelhouder en raad van commissarissen. Vanwege het actievere aandeelhouderschap zijn de contacten de laatste jaren intensiever geworden en dus ontstaat er zo nu en dan ook meer discussie. Het gaat dan veelal om goede, inhoudelijke gesprekken over bijvoorbeeld de koers van de onderneming, het nut van investeringen en de samenstelling van het bestuur. Ik beschouw dat niet als een conflict.
Wat moet volgens u prevaleren: het strategisch belang van het bedrijf of het politiek belang? In hoeverre botst dit in de praktijk bij het nemen van beslissingen? Stuurt u op het halen van politieke doelen als dit ten koste gaat van het strategisch belang van het deelneming zelf?
Staatsdeelnemingen zijn ondernemingen die publieke belangen borgen. In hun strategie dient dat publieke belang centraal te staan. Tegelijk moet de strategie de staatsdeelneming in staat stellen om het publieke belang te borgen met een financieel gezonde bedrijfsvoering, zodat de onderneming haar continuïteit kan waarborgen en haar investeringen kan financieren. Ik zie dan ook geen tegenstelling tussen het publieke belang en de strategische belangen van het bedrijf. Dit vindt ook zijn weerslag in de wijze waarop ik het aandeelhouderschap uitoefen. In de Nota Deelnemingen is de volgende missie gedefinieerd bij het beheer van deelnemingen: De staat als aandeelhouder ziet er op toe dat het in staatsdeelnemingen geïnvesteerde maatschappelijke vermogen op verantwoorde wijze wordt beheerd. Daartoe:
Klopt het dat oud-minister Wijers als bemiddelaar is opgetreden? Zo ja, wat was daarvoor de aanleiding c.q. wat was daarvan de reden? Wat is daaruit gekomen? Waarom is de bemiddeling mislukt?
De heer Wijers heeft medio 2012 met ambtenaren van het ministerie gesproken over de door de staat voorgestane standaardstatuten en specifiek de rol van de staat als aandeelhouder in verhouding tot de rol van de raad van commissarissen. In dit constructieve gesprek is van beide zijden toelichting gegeven op wensen en aandachtspunten.
Klopt het dat topmensen uit het bedrijfsleven geen zin meer hebben om commissaris te worden bij een staatsdeelneming? In hoeverre vindt u dit een wenselijke ontwikkeling? Kunt u een overzicht geven van recent als commissaris benoemde mensen uit het bedrijfsleven bij staatsdeelnemingen? Kunt u een overzicht geven van recent als commissaris benoemde mensen met vooral ervaring in de publieke sector bij staatsdeelnemingen?
Ik kan in generieke zin niet het gevoelen van mensen uit het bedrijfsleven beoordelen ten aanzien van een commissariaat bij een staatsdeelneming.
Diversiteit, in de breedste zin, speelt een belangrijke rol bij de vervulling van de commissariaten, waarbij ervaring in het bedrijfsleven en ervaring in de publieke sector beide van belang zijn. Sinds het begin van dit jaar zijn er vijf nieuwe commissarissen benoemd, van wie drie vrouwen. Vier van de vijf commissarissen komen uit de private sector. Het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen geeft jaarlijks een overzicht van zittende en nieuw benoemde commissarissen per deelneming.
Wat vindt u van de kritiek dat er onvoldoende ervaring vanuit de betrokken sectoren zou komen in de raden van commissarissen, zoals bijvoorbeeld bij de Schiphol Group vanuit luchtvaartkringen, waar eerder dit jaar drie nieuwe commissarissen zonder enige luchtvaartervaring in de RvC zijn benoemd? Hoe is de luchtvaartervaring nog geborgd in de RvC?
Voor het vormen van een goede en gebalanceerde raad van commissarissen zijn personen nodig die samen kennis hebben van de relevante kennisgebieden, zoals financiën, luchtvaart, retail en HRM. Schiphol Group onderscheidt elf van zulke kennisgebieden voor commissarissen, waaronder luchtvaart. In het proces van de benoeming van nieuwe commissarissen wordt allereerst gekeken welke kennis de raad, gezien de zittende commissarissen, nodig heeft om zijn taak te kunnen vervullen. De recent benoemde commissarissen brengen alle drie afzonderlijk kennis en kwaliteiten mee die de raad goed kan gebruiken, met het oog op de achtergrond van de zittende commissarissen.
Wat is uw reactie op de beslissing van het Europese Hof van Justitie, waaruit blijkt dat de staat de in Nederland geheven dividendbelasting moet terugbetalen aan particuliere beleggers die elders in de Europese Unie wonen?1
Het arrest ziet op drie zaken van buitenlandse portfolio-aandeelhouders. Portfolio-aandeelhouders zijn aandeelhouders die minder dan 5% van de aandelen in een vennootschap hebben. In deze gevallen gaat het om twee particulieren in België en een vennootschap in Frankrijk. Het arrest gaat om de situatie dat binnenlandse aandeelhouders 15% dividendbelasting als voorheffing kunnen verrekenen met de inkomstenbelasting (particulieren) of vennootschapsbelasting (bedrijven), terwijl voor buitenlandse portfolio- aandeelhouders deze mogelijkheid niet bestaat. Voor hen is de dividendbelasting geen voorheffing maar een eindheffing. Daardoor is de Nederlandse belastingdruk op dividenden voor buitenlandse aandeelhouders soms hoger dan de belastingdruk (inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting) op dividenden bij binnenlandse aandeelhouders. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) vindt dat, in voorkomende gevallen, in strijd met het Europese recht. Indien op basis van een belastingverdrag en de nationale wetgeving het nadeel voor de buitenlandse aandeelhouder in zijn woonstaat volledig wordt weggenomen omdat de Nederlandse dividendbelasting daar wordt verrekend met de aldaar geheven belasting, hoeft Nederland geen teruggaaf te verlenen.
De impact van de uitspraak van het HvJ EU zal in de praktijk waarschijnlijk verschillen al naar gelang er sprake is van buitenlandse particuliere portfolio-aandeelhouders en buitenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit. Bij die laatste groep is van belang dat het HvJ EU voor het berekenen van de belastingdruk een beperkt kostencriterium aanlegt. Bij de vergelijking van de belastingdruk op dividenden moet de dividendbelasting die drukt op buitenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit, worden vergeleken met de vennootschapsbelasting die drukt op binnenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit. In de vennootschapsbelasting wordt het netto-dividend in de heffing betrokken, terwijl in de dividendbelasting het brutodividend in de heffing wordt betrokken. In de vennootschapsbelasting wordt dus rekening gehouden met kosten. Het HvJ EU heeft bepaald dat buitenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit in de drukvergelijking daarom niet hoeven uit te gaan van het brutodividend als heffingsgrondslag. Zij mogen rekening houden met de kosten die rechtstreeks samenhangen met de inning van het dividend. Bij kosten van de inning van het dividend moet worden gedacht aan de kosten die een bank voor deze dienst in rekening brengt. De kosten van het houden van aandelen, inclusief financieringskosten, vallen hier niet onder. Het is de inschatting dat buitenlandse bedrijven met een portfolio-aandelenbezit door het door het HvJ EU gehanteerde kostenbegrip niet of nauwelijks voor teruggaaf van dividendbelasting in aanmerking komen.
De twee zaken van de buitenlandse particulieren laten een ander beeld zien, omdat buitenlandse particulieren bij de drukvergelijking volgens het HvJ EU rekening mogen houden met het heffingvrije vermogen van box 3. Het arrest leidt ertoe dat buitenlandse particuliere aandeelhouders in voorkomende gevallen mogelijk recht krijgen op een teruggave van dividendbelasting. Indien op basis van een belastingverdrag het nadeel voor de buitenlandse aandeelhouder in zijn woonstaat volledig wordt verrekend, hoeft Nederland geen teruggaaf te verlenen. Wat de exacte gevolgen zullen zijn, is pas duidelijk nadat de verwijzende rechter (Hoge Raad) de eindarresten heeft gewezen. Ik verwacht daarna, vooruitlopend op wetgeving, met een beleidsbesluit te komen om de praktijk meer helderheid te bieden.
Kunt u aangeven hoe groot de budgettaire derving is die hierdoor gaat ontstaan?
Het arrest ziet op buitenlandse vennootschappen en buitenlandse particuliere aandeelhouders met een portfolio-belang. Bij de buitenlandse vennootschappen heeft het HvJ EU geoordeeld dat bij het bepalen van de belastingdruk alleen met kosten rekening gehouden mag worden die rechtstreeks samenhangen met de inning van het dividend. Doordat het HvJ EU een eng kostenbegrip hanteert, valt er bij deze groep nauwelijks een derving te verwachten.
Voor de particuliere buitenlandse portfolio-aandeelhouders is een beperkte budgettaire derving te verwachten doordat het heffingvrije vermogen, als gevolg van de uitspraak, in aanmerking genomen mag worden bij de drukvergelijking. De derving wordt momenteel geschat op incidenteel € 39 mln en structureel € 13 mln. Daarbij geldt wel het voorbehoud dat de uitspraak van de verwijzende rechter (Hoge Raad) nog moet worden afgewacht, hetgeen eventueel nog gevolgen kan hebben voor de omvang van de derving. Het spreekt voor zich dat een budgettaire derving in adequate dekking wordt voorzien.
In hoeverre werkt deze uitspraak met terugwerkende kracht? Voor welke jaren kunnen particuliere aandeelhouders elders in de EU Nederlandse dividendbelasting terugvragen?
Voor buitenlandse portfolio-aandeelhouders geldt een termijn van drie jaar waarbinnen de dividendbelasting kan worden teruggevraagd.
Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de regeling in Nederland voor het verrekenen van de dividendbelasting met de inkomstenbelasting in box 3?
Allereerst merk ik op dat buitenlandse portfolio-aandeelhouders niet als buitenlandse belastingplichtigen onderworpen zijn aan Nederlandse inkomstenbelasting. De dividendbelasting over dividend uit Nederlandse aandelen is voor hen eindheffing. Zij doen dus ook geen aangifte inkomstenbelasting in Nederland.
Buitenlandse aanmerkelijk belanghouders (aandeelhouders met minimaal 5% van de aandelen in een vennootschap) zijn wel buitenlandse belastingplichtig voor de inkomstenbelasting in Nederland. De dividendbelasting is voor hen verrekenbaar met de inkomstenbelasting in Nederland. Het arrest van het HvJ EU geeft geen directe aanleiding deze systematiek te wijzigen.
Het HvJ EU heeft nu geoordeeld dat buitenlandse particuliere portfolio-aandeelhouders bij het bepalen van de belastingdruk op dividenden zich mogen vergelijken met een inwoner van Nederland wiens aandelenbezit in box-3 wordt belast. Bij die drukvergelijking mag rekening worden gehouden met het heffingvrije vermogen. Deze groep is, zoals opgemerkt, niet buitenlands belastingplichtig voor de inkomstenbelasting en de dividendbelasting is voor hen eindheffing in plaats van voorheffing. De particuliere buitenlandse portofolio- aandeelhouders zullen dus een teruggaafverzoek voor de dividendbelasting willen doen indien voor hen sprake is van een hogere belastingdruk op dividenden dan bij vergelijkbare Nederlandse aandeelhouders. Welke factoren daarvoor precies relevant zijn, wordt pas duidelijk nadat de verwijzende rechter (Hoge Raad) de eindarresten heeft gewezen. Het spreekt voor zich dat de wetgeving uiteindelijk in lijn moet worden gebracht met de einduitspraak van de verwijzende rechter.
Welke oplossing ziet u om deze budgettaire derving te dekken? Wanneer gaat u maatregelen treffen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre bieden andere EU-landen vergelijkbare belastingvoordelen? Welke implicaties heeft de beslissing van het Europees Hof voor deze landen?
In beginsel zijn alle lidstaten gebonden aan de uitleg die het HvJ EU aan het Europese recht geeft. Alle lidstaten waar de dividendbelasting voor ingezetenen een voorheffing is voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting zouden door dit arrest kunnen worden geraakt. Of dit arrest ook daadwerkelijk gevolgen heeft voor andere lidstaten is sterk afhankelijk van de hoogte van het tarief van de dividendbelasting en de daadwerkelijke belastingdruk in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting in de betreffende lidstaat. Dit laatste wordt bepaald door de details van het belastingstelsel van iedere lidstaat afzonderlijk. De mogelijke gevolgen van een uitspraak over de Nederlandse regelgeving zijn daarom niet een op een te herleiden naar een oordeel over de regelgeving in andere lidstaten. Hier zijn geen algemene uitspraken over te doen.
Het bericht dat een verlamde Haagse jongen gewoon moet solliciteren |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een verlamde jongen met een Wajong-uitkering van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) te horen heeft gekregen dat op basis van een voorlopige herbeoordeling is geconcludeerd dat hij kan werken en moet gaan solliciteren?1
Allereerst wil ik benadrukken dat ik het voor betrokkene en zijn familie uitermate vervelend vind dat dit is gebeurd. Om te bereiken dat de herindeling van Wajongers zo efficiënt en zo zorgvuldig mogelijk door het UWV wordt uitgevoerd, waarbij ook uitkeringsgerechtigden niet onnodig worden belast, is met UWV een herindelingsprocedure afgesproken die is vastgelegd in het Schattingsbesluit. Ik heb deze wijziging van het Schattingsbesluit in het kader van de voorhangprocedure op 4 juni 2014 aan uw Kamer gezonden. Uitgangspunt is dat het UWV voor de beoordeling gebruik maakt van gegevens die beschikbaar zijn in de systemen en dossiers van het UWV. Op basis hiervan kan het UWV in veel gevallen vaststellen of een Wajonger wel of niet arbeidsvermogen heeft. Het UWV stuurt de uitkomst van de beoordeling in de vorm van een vooraankondiging van het te treffen besluit naar de betrokkene (zie bijlage)2.
Het kan natuurlijk zijn dat de Wajonger het niet eens is met de voorgenomen indeling. UWV heeft in het proces waarborgen getroffen: de Wajonger heeft de ruimte om te reageren op de voorgenomen herindeling. De Wajonger die zich niet in het voorgenomen besluit kan vinden, kan een beoordeling bij UWV aanvragen. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door een verzekeringsarts en/of arbeidsdeskundige. Een dergelijke beoordeling vindt overigens eveneens plaats wanneer UWV niet in staat is op basis van de systemen en het dossier een oordeel te vellen over het arbeidsvermogen van een betrokkene. Na de beoordeling volgt een definitief besluit van UWV dat in het najaar van 2017 aan de Wajonger zal worden meegedeeld. Door deze manier van beoordelen wordt op efficiënte wijze invulling gegeven aan de gehele operatie.
Het kan niet helemaal worden uitgesloten dat de gegevens uit de systemen en het dossier niet meer aansluiten bij de actuele situatie van iemand. Het gevolg kan zijn dat het UWV een voorlopige indeling «arbeidsvermogen» opstelt die niet overeenkomt met de actuele status van de betrokkene. Het is te begrijpen dat dit leidt tot onbegrip bij de klant en in de samenleving. Om deze reden is de mogelijkheid gecreëerd dat iemand altijd kan reageren op een vooraankondigingsbrief.
Uit navraag bij het UWV over de situatie van de Wajonggerechtigde uit het mediabericht blijkt het volgende. Betrokkene heeft een re-integratietraject gevolgd en had voorzieningen i.v.m. studie en stage. Op basis van deze informatie uit het systeem over opleiding, verdiensten en stage heeft UWV – in lijn met de afgesproken procedure zoals die in het Schattingsbesluit is opgenomen – aangenomen dat in zijn geval sprake is van arbeidsvermogen. Hij heeft dus een voorlopig oordeel over de indeling ontvangen, die blijkbaar achteraf gebaseerd is op niet meer actuele gegevens. Het voorlopige oordeel kan via een reactie op de vooraankondigingsbrief – en in het verlengde daarvan het uitvoeren van een beoordeling – worden rechtgezet. Het UWV heeft inmiddels een reactieformulier ontvangen waarin betrokkene aangeeft niet akkoord te gaan met de voorgenomen indeling. De voorbereidingen voor een beoordeling zijn inmiddels aangevangen. De arbeidskundige van UWV is bij de betrokkene op huisbezoek geweest; tevens heeft hij inmiddels contact met een verzekeringsarts over deze casus.
Hoe kan het gebeuren dat een jongen die niet kan praten, vanaf zijn nek niet meer kan bewegen en 24 uur aan de beademingsapparaat ligt, te horen krijgt dat hij voldoende arbeidsvermogen heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke manier is betreffende beoordeling tot stand gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van vergelijkbare voorvallen? Zo ja, hoeveel mensen die zelfstandig minder dan 20% van het WML kunnen verdienen hebben een brief ontvangen met de mededeling dat ze moeten solliciteren? Zo nee, bent u bereid om te onderzoeken om hoeveel mensen het gaat?
Bij het UWV zijn tot op heden geen vergelijkbare situaties bekend. Zoals gezegd is er gekozen voor een procedure waarbij de herindelingoperatie op zo efficiënt mogelijke wijze wordt uitgevoerd. Het kan daarbij niet helemaal worden uitgesloten, zoals het geval van de Wajongere uit het mediabericht, dat de gegevens uit de systemen en het dossier niet meer aansluiten bij de actuele situatie van iemand. Om de reden dat gegevens niet meer actueel kunnen zijn, is de waarborg ingebouwd, dat er altijd een daadwerkelijke beoordeling plaats vindt als de Wajongere daarom alsnog vraagt. Er is dan ook geen aanleiding om te komen tot een andere werkwijze.
In de aankondigingsbrief die wordt verstuurd naar aanleiding van het voorlopige oordeel op basis van systemen en dossier wordt overigens niet vermeld dat betrokkene moet solliciteren. Het UWV biedt hulp bij het vinden van werk aan vanaf het moment dat betrokkene een definitieve beoordeling heeft gekregen, waaruit blijkt dat betrokkene arbeidsvermogen heeft.
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat mensen die volgens de wet niet kunnen werken de mededeling krijgen dat ze moeten solliciteren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met de in 2012 uit het bestuur van de salafistische moskee As-Soennah gezette imam Fawaz?
Ja.
Klopt het dat deze radicale prediker ook in Nederland nog steeds ongehinderd kan prediken? Bent u bekend met hetgeen hij in het verleden over Hirsi Ali, Theo van Gogh, homoseksuelen en vrouwen zonder sluier heeft gezegd?1
Ik kan bevestigen dat ik bekend ben met de uitspraken waaraan u refereert.
Het recht op vrijheid van meningsuiting biedt niet alleen bescherming wanneer uitingen instemmend worden ontvangen in het maatschappelijk debat, maar ook als ze als verstorend of niet welgevallig worden ervaren. Maar ook hier zijn grenzen aan het toelaatbare en onverdraagzame of anti-integratieve uitlatingen zijn onwenselijk. Waar er mogelijk sprake is van strafbare feiten kan er een strafrechtelijk onderzoek worden gestart. Zoals aangekondigd in de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek»2 zal de overheid naast handhaving bij wetsovertreding ook verstoren, confronteren en het gesprek aangaan bij niet-strafbare, maar wel polariserende uitlatingen of boodschappen van intolerantie.
Kunt u bevestigen dat Fawaz in 2014 is veroordeeld wegens het sluiten van sharia-huwelijken? Welke straf is hem destijds opgelegd?
Ja. Betrokkene is in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete.
Bent u er bekend mee dat de stichting «Qanitoen» sinds 2013 een pand probeert te regelen in Den Haag waar deze imam zijn radicale boodschap kan verkondigen maar dat de gemeente Den Haag deze overeenkomst tot nu toe met succes heeft weten te voorkomen?2
Ja, in 2013 heeft de stichting Qanitoen zich tot de gemeente Den Haag gewend over de huur van een gemeentelijk pand. Het door Qanitoen beoogde gebruik paste echter niet binnen de bestemming van het pand.4 In september 2015 is ten aanzien van de mogelijke aankoop van een pand, informatie ontvangen dat het niet tot een verkoop is gekomen.5
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid van een vast onderkomen van deze radicale imam in dit gedeelte van de stad waar in de zomer van 2014 sympathisanten van terreurorganisatie Islamitische Staat (IS) door de straten marcheerden en overduidelijk een voedingsbodem aanwezig is voor antidemocratische uitingen tegen onze rechtstaat?
Bij de beoordeling van de wenselijkheid van een dergelijk onderkomen is een grote rol weggelegd voor de gemeente als meest nabije overheid. Het College van B en W van de gemeente Den Haag heeft in de beantwoording van raadsvragen van het raadslid mevrouw Koster te kennen gegeven de gevoelens van haar en de wijk ten aanzien van de stichting Qanitoen te delen en het derhalve «verre van wenselijk» te achten «dat de omstreden imam Fawaz [...] zich vestigt in de Haagse Schilderswijk».6
Klopt het dat de stichting opnieuw zijn oog heeft laten vallen op een pand midden in de Haagse Schilderswijk? Had (of heeft) u contact met de lokale autoriteiten in het kader van uw «Integrale aanpak Jihadisme»3 om deze vestiging te voorkomen?
Vanuit de brede integrale aanpak gewelddadig jihadisme is er doorlopend contact met gemeenten.
Op welke wijze voorziet uw actieprogramma «Integrale aanpak Jihadisme» in de mogelijkheden om de fysieke facilitering van radicale predikers tegen te gaan? Kunt u aangeven hoe de bestuurlijke maatregel nummer elf («medewerking aan herhuisvesting») concreet wordt toegepast op bovengenoemde plannen van de stichting?
Het actieprogramma beschrijft de brede integrale aanpak en heeft onder andere tot doel het beschermen van de democratie en rechtsstaat en het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering. Indien sprake is van ronselen voor de gewapende strijd, haatzaaien en oproepen tot geweld in extremistisch kader wordt strafrechtelijk ingegrepen. Ook worden facilitatoren en verspreiders van gewelddadig jihadistische propaganda in hun activiteiten verstoord. Het kabinet kiest er voor om naast strafrechtelijke handhaving in te zetten op een aanpak gericht op interactie en dialoog waar mogelijk en aanspreken en confrontatie waar nodig. Het kabinet wil zoveel mogelijk voorkomen dat een veiligheidsrisico ontstaat en stelt zich daarom tot doel problematische gedragingen al eerder te signaleren en aan te pakken. Aangezien het hier meer sluipende processen betreft heeft de overheid geen monopolie positie en lang niet altijd een wettelijke titel om in te grijpen. De aanpak zal daarom niet altijd justitieel van aard zijn.
Het Wetsvoorstel Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding ligt momenteel voor advisering bij de Raad van State. In dit wetsvoorstel worden bevoegdheden aan de Minister van VenJ gegeven voor het opleggen van vrijheid beperkende maatregelen, noodzakelijk ter bescherming van de nationale veiligheid, aan personen die op grond van hun gedragingen in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. In die gevallen kan de desbetreffende persoon een gebiedsverbod, een contactverbod, een uitreisverbod en/of een meldplicht worden opgelegd. Ook zal de nieuwe wet de grondslag geven voor het weigeren of intrekken van onder meer subsidies en vergunningen indien het gevaar bestaat dat deze mede gebruikt zullen worden ten behoeve van terroristische activiteiten.
Wat kunt en gaat u doen om te voorkomen dat deze radicale imam middels een pand in de Schilderswijk een vaste plek krijgt om zijn radicale boodschap te verkondigen?
Over individuele casuïstiek doe ik geen mededeling. In generieke zin kan ik u mededelen dat de uitvoering van elke maatregel maatwerk is en dat de betrokken partners, zoals gemeente, OM en politie, in het lokale multidisciplinaire casusoverleg de meest effectieve interventiestrategie afspreken. Het gaat hierbij om de toepassing van die combinatie van maatregelen die het meest effectief wordt geacht om de dreiging die van een individu uitgaat of kan uitgaan te verminderen. Dat kan, afhankelijk van de omstandigheden, leiden tot strafrechtelijk ingrijpen of een meer op preventie gerichte aanpak.
Op welke manier is in het verleden (en wordt op dit moment) door politie, justitie en lokale autoriteiten deze imam gevolgd om het plegen van strafbare feiten (zoals radicale prediking en het sluiten van sharia-huwelijken) te voorkomen en desgewenst hem daarvoor te vervolgen?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen uit uw actieprogramma «Integrale aanpak Jihadisme» zijn de afgelopen jaren toegepast op deze haatimam?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft er conform uw eigen actieprogramma ook informatie-uitwisseling plaatsgevonden met buitenlandse autoriteiten over de reisbewegingen en/of mogelijk strafrechtelijke uitingen van deze imam, aangezien hij ook in het buitenland radicale boodschappen heeft verkondigd? Zo ja, met welke landen is hier contact over geweest en wat heeft deze gezamenlijke aanpak opgeleverd tot nu toe?
Zie antwoord vraag 8.
De verbanning van twee journalisten uit Oekraïne |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ukraine bans journalists who «threaten national interests» from country»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op bevel van de Oekraïense president twee journalisten van de BBC uit Oekraïne zijn gezet? Zo ja, hoe beoordeelt u dit incident?
Het klopt dat een aantal buitenlandse journalisten, waaronder ook twee in Moskou werkende BBC-journalisten, aanvankelijk op de Oekraïense sanctielijst zijn geplaatst. Deze journalisten zijn echter niet uit Oekraïne gezet. Na breed nationaal en internationaal protest, waar ook Nederland zich in kon vinden, zijn de zes westerse journalisten van de sanctielijst gehaald en hebben de Oekraïense autoriteiten excuses aangeboden.
Kunt u een appreciatie geven van de persvrijheid in Oekraïne? Hoe heeft deze zich in de afgelopen jaren ontwikkeld? Vindt u dat Oekraïne onafhankelijke verslaggeving van het conflict in Oost-Oekraïne voldoende faciliteert?
In het grootste, door de Oekraïne gecontroleerde, deel van het land is de algemene mediavrijheid sinds de val van president Janoekovitsj toegenomen. Er is minder vijandigheid en druk van de zijde van de overheid, ook op de media in staatseigendom. De pluriformiteit van het aanbod van informatie neemt toe, zowel op het internet, als in de geschreven pers, op de radio en televisie. In het Freedom of the Press rapport 2015 (van het Freedom House) is Oekraïne in de ranglijst gestegen van de 60ste plaats (2013) naar de 58ste plaats. Hieraan heeft ook verbetering van de wetgeving, zoals de wet op toegang tot informatie en de toegenomen onafhankelijkheid van televisie en pers bijgedragen. In de bezette gebieden staan de media onder sterke invloed van Rusland met bijbehorende intimidatie en beïnvloeding van journalisten. Voor heel Oekraïne geldt dat neutrale, onafhankelijke berichtgeving over het conflict in de huidige situatie een grote uitdaging blijft.
Welke verplichtingen schept het recent met Oekraïne gesloten associatieakkoord precies ten aanzien van persvrijheid? Wordt Oekraïne in het kader van dit akkoord geacht verbeteringen door te voeren op het gebied van persvrijheid?
Voor alle Associatieakkoorden geldt dat fundamentele waarden als respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden expliciet ten grondslag aan het akkoord liggen. Dit geldt ook voor het Associatieakkoord met Oekraïne. In Associatieakkoorden zijn geen bijzondere bepalingen over persvrijheid opgenomen. Dit geldt ook voor het Akkoord met Oekraïne.
Bent u bereid deze vragen vóór het Algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken op 8 oktober 2015 te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Fors hogere pachtprijzen door verpachten van grond door het Rijksvastgoedbedrijf |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Fors hogere pachtprijzen bij veiling»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de pachtprijzen fors hoger zijn geworden?
Dat de prijzen fors hoger zijn geworden is het gevolg van vraag en aanbod. Grond is in Nederland steeds schaarser, hetgeen leidt tot stijgende prijzen.
Wat vindt u ervan dat ondanks dat de pachtprijzen fiks hoger zijn de betalingsrechten overgedragen moeten worden van pachter op pachter na elke nieuwe veiling, en de inkomsten van het landbouwbedrijf in kwestie hierdoor niet stabiel zijn?
Betalingsrechten zijn alleen verzilverbaar met het in gebruik hebben van landbouwgrond. Betalingsrechten kunnen met of zonder grond overgedragen worden tussen actieve landbouwers. Afgaande en opkomende pachter hebben daardoor de mogelijkheid om tot een overdracht van betalingsrechten te komen.
Kunt u garanderen dat de verpachte gronden duurzaam worden beheerd? Zo ja, hoe?
Voor de grond die in geliberaliseerde pacht wordt uitgegeven door middel van een openbare inschrijving of een veiling per opbod wordt een bouwplan voorgeschreven. Het bouwplan dient het duurzaam grondgebruik en de kwaliteit van de grond te borgen. Het Rijksvastgoedbedrijf inventariseert de bodemkwaliteit voordat de grond in geliberaliseerde pacht wordt uitgegeven door middel van diverse bodemkwaliteits-onderzoeken (onderzoeken naar bemesting en besmetting met diverse ziekten). De bodemkwaliteit wordt aan het eind van het contract opnieuw gecontroleerd. Met deze maatregelen beoogt het RVB het duurzame gebruik van de grond te borgen.
De opgedane ervaringen zijn tot nog toe in overeenstemming met het beoogde duurzame gebruik.
Hoe gaat u om met de nu pachtende boeren die zwaar getroffen kunnen worden in hun bedrijfsvoering en toekomst nu ze de pachtgrond kwijt raken?
De betreffende pachters hadden de grond ook al in geliberaliseerde pacht. Dit betekent dat de overeenkomst eindig is; hier kan de ondernemer rekening mee houden in zijn bedrijfsvoering. Een bedrijf dat sterk afhankelijk is van grond in geliberaliseerde pacht (in plaats van eigendom of reguliere pacht) kan hierdoor kwetsbaar zijn.
Kunt u aangeven of een bod gekoppeld is aan een in te dienen bouwplan?
De nieuwe pachter is verplicht zich te houden aan het voorgeschreven bouwplan van het RVB. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Kunt u toelichten of de ingediende bouwplannen meewegen in de keuze van een bod? Zo nee, hoe wordt dan rekening gehouden met duurzaam beheer? Zo ja, op basis van welke criteria worden deze meegewogen?
Er worden geen bouwplannen ingediend en deze hebben dus ook geen invloed op de keuze van het bod. De hoogste inschrijver of bieder is verplicht zich te houden aan het voorgeschreven bouwplan. Fysieke controle en handhaving van het bouwplan door het Rijksvastgoedbedrijf draagt bij aan het duurzaam beheer. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de invulling van de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid?
De vergroeningsvereisten gelden voor het gehele bedrijf van de landbouwer, als hij betalingsrechten aanvraagt of uitoefent. Het is aan de ondernemer zelf om die verplichting in te vullen. De pachtrelatie staat daar los van.
Kunt u aangeven op welke wijze de bodemonderzoeken en ingediende bouwplannen op elkaar afgestemd worden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe garandeert u de betrouwbaarheid van bodem- en bemestingsonderzoeken?
De besmettings- en bemestingsonderzoeken zijn door onafhankelijke bureaus uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn vastgelegd in rapporten die beschikbaar zijn gesteld aan alle belangstellenden, waaronder de nieuwe pachters.
Kunt u toelichten of het verplicht is om een bod gepaard te laten gaan van een bankgarantie?
In de inschrijvingsvoorwaarden is opgenomen dat diegene aan wie wordt gegund zal moeten zorgdragen dat de Staat binnen 10 werkdagen na datum dagtekening gunningsbrief in het bezit wordt gesteld van een bankgarantie ter hoogte van het geboden bedrag, vermenigvuldigd met het aantal hectares en de looptijd van de pachtovereenkomst.
Worden er in de afgelopen jaren meer hectares landbouwgrond door het Rijksvastgoedbedrijf aangeboden in éénjarige liberale pacht?
Ja, in de afgelopen jaren zijn door het RVB meer gronden in eenjarige geliberaliseerde pacht uitgegeven.
Het bericht dat teveel uitgaven aan pgb-gelden ten koste gaat van intramurale zorg |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de pgb-chaos ten koste gaat van de verpleeghuizen?1
De conclusie dat er op de budgetten van instellingen voor zorg in natura wordt gekort is voorbarig. Ik verwacht dat er landelijk gezien voldoende middelen beschikbaar zijn zodat zorgkantoren via een onderlinge herverdeling tekorten zelf kunnen oplossen. In de brief van Achmea wordt aangegeven dat in dat geval de korting niet nodig is.
Kunt u aangeven hoe het kan dat Achmea Zorgkantoren op 19 augustus aangeeft dat er een overschrijding op de contracteerruimte voor pgb is terwijl u op 11 september antwoordt dat er geen tekorten op de pgb-middelen worden verwacht?2 3
De contracteerruimte voor zorg in natura en het beschikbare kader voor pgb zijn regionaal verdeeld over de zorgkantoren. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 juni jl4 is mijn conclusie op grond van het mei-advies van de NZa5 over het budgettair kader Wlz 2015 dat de beschikbare middelen op landelijk niveau toereikend zijn. De NZa gaf in haar mei-advies reeds aan dat in een aantal regio’s tekorten kunnen ontstaan, die zorgkantoren kunnen oplossen door onderling middelen te herverdelen. Zorgkantoren hebben dit onderschreven. Dit proces van herverdelen tussen de zorgkantoren moet in de maand oktober gaan plaatsvinden.
Achmea Zorgkantoren heeft in haar brief van 19 augustus aangegeven dat zij een tekort op de contracteerruimte verwacht. Het betrof hier een verwacht tekort op de eigen contracteerruimte, zonder rekening te houden met een mogelijke herverdeling van middelen tussen regio’s. Achmea geeft in haar brief ook aan dat het haar intentie is om aanvullende productie-afspraken te maken indien er via de herverdeling voldoende middelen beschikbaar komen, zodat er uiteindelijk geen sprake zal zijn van een korting. Naar mijn huidige inzichten is het landelijke kader toereikend om de regionale tekorten (ook bij Achmea) op te lossen. Ik heb de zorgkantoren daarom gevraagd om actief met elkaar in overleg te gaan over de herverdeling van de beschikbare middelen. Teneinde het proces van herverdelen over de regio’s zoveel mogelijk te faciliteren heb ik de NZa gevraagd om in oktober een update uit te brengen van haar eerdere mei-advies, zodat er een geactualiseerd beeld beschikbaar is over de toereikendheid van het kader.
Vindt u het terecht dat instellingen met een korting te maken krijgen mede veroorzaakt door een overschrijding op de pgb-middelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat meer aan pgb’s is uitgegeven doordat er ongezien rekeningen betaald zijn, zonder controle of die wel terecht waren, zoals een woordvoerder van Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Er is geen verband tussen de tekorten die Achmea signaleert op haar pgb-kader en de wijze waarop uitbetalingen via het trekkingsrecht plaatsvinden. De zorgkantoren van Achmea beschikken over regionale budgetten die het maximale bedrag aangeven waarvoor pgb-verplichtingen kunnen worden aangegaan. Het beroep op de verplichtingenruimte voor pgb in de Wlz neemt toe, omdat het aantal budgethouders geleidelijk toeneemt. Met deze stijging is in de raming van de pgb-uitgaven grotendeels rekening gehouden. De feitelijke uitbetalingen vanuit het pgb aan zorgverleners verlopen via het trekkingsrecht. Met instemming van de Kamer is besloten prioriteit te leggen bij de uitbetalingen. Hiervoor zijn terugvalscenario’s ontwikkeld. Deze terugvalscenario’s zijn geen verklaring voor de toename van de inzet van pgb-gelden, zoals zorgkantoren die waarnemen. De feitelijke betalingen waaraan de woordvoerder van VGN refereert hebben immers geen invloed op de door zorgkantoren aangegane verplichtingen.
Verwacht u in andere zorgkantoorregio’s ook tekorten die mede veroorzaakt worden door een tekort aan pgb-middelen?
Nee. Zoals ik hiervoor heb aangegeven verwacht ik dat de zorgkantoren door onderlinge herverdeling van middelen de regionale tekorten kunnen oplossen.
Hoe kan de stijging in het aantal aangevraagde pgb’s zo’n 2% per maand zijn, terwijl dit niet is terug te zien in de realisatiecijfers van de Sociale Verzekeringsbank als het gaat om het aantal betaalde maandloners en declaraties? Betreft het nieuwe aanvragen of omzettingen van zorg-in-natura indicaties?
Op grond van cijfers van de NZa constateer ik dat het aantal budgethouders in de Wlz is toegenomen van circa 27,7 duizend op 1-1-2015 tot circa 30 duizend op 1-8-2015. Dat is een stijging met circa 1% per maand. Het kan hierbij gaan om nieuwe aanvragen of omzettingen van zorg-in-natura-indicaties.
De genoemde realisatiecijfers van de SVB betreffen het totaal van alle budgethouders (dus behalve Wlz ook Jeugdwet, Wmo en Zvw) en zijn daarmee niet vergelijkbaar met de ontwikkeling van het aangevraagde pgb’s.
Hoelang bent u al op de hoogte van het voornemen van de Achmea Zorgkantoren om budgetten te gaan herschikken omdat er een tekort is van 0,6% op de contracteerruimte?4
Ik heb op 27 augustus 2015 kennis genomen van de brief.
Kunt u aangeven welk bedrag 0,6% van de contracteerruimte van Achmea is en hoe dit bedrag zich verhoudt tot de buffers die bij Achmea per zorgkantoorregio beschikbaar zijn? Kunt u een helder overzicht geven?
Bij een aandeel van 0,6% van de contracteerruimte van Achmea gaat het om een bedrag van circa € 31 miljoen. Het betreft hier middelen voor de inkoop van Wlz-zorg. Zorgkantoren beschikken niet over buffers die zij kunnen inzetten voor de inkoop van (extra) Wlz-zorg.
Waarom doet Achmea haar aankondiging dat er herschikking van budgetten gaat komen, al vóórdat zij inzicht heeft in de eventuele mogelijkheden om regionaal budgetten te herverdelen, omdat andere regio’s mogelijk een onderschrijding kennen? Is er wellicht geen zicht op herverdeling van contracteerruimte tussen zorgkantoorregio’s?
Achmea heeft ervoor gekozen zorgaanbieders te informeren, uitgaande van de situatie die zou ontstaan indien de in haar eigen regio ontstane tekorten niet door middel van regionale herverdeling van middelen zouden kunnen worden weggewerkt. Achmea geeft in haar brief tevens aan dat er mogelijkheden zijn voor aanvullende afspraken indien er via een herverdeling over de regio’s of via de nacalculatie extra middelen beschikbaar komen. Zoals ik hiervoor aangaf, verwacht ik dat de zorgkantoren door onderlinge herverdeling van middelen de regionale tekorten kunnen oplossen.
Heeft Achmea het tekort op de contracteerruimte gemeld bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Klopt het dat de NZa nog geen beleidsregel heeft gemaakt om budgetten te nacalculeren als er zorginstellingen zijn met over- en onderproductie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa is op de hoogte van de (verwachte) benutting van de contracteerruimte van Achmea. De NZa is bezig met het opstellen van de beleidsregel Nacalculatie en verwacht die in de komende weken te kunnen publiceren.
Hoe groot acht u de kans dat er aan het eind van het jaar pgb-gelden terugkomen, omdat budgethouders hun budget niet volledig nodig hebben gehad? Hoeveel geld betrof het de afgelopen jaren?
Evenals in de voorgaande jaren verwacht ik dat ook in 2015 niet alle budgethouders hun pgb volledig zullen benutten. In de afgelopen jaren 2013 – 2014 ging het landelijk gezien om een bedrag van circa € 0,3 miljard dat niet is besteed (ten opzichte van een subsidieplafond in de AWBZ van ruim € 2,6 miljard). Om die reden wordt het pgb-kader voor de zorgkantoren elk jaar hoger vastgesteld dan het bedrag dat beschikbaar is op de VWS-begroting.
Zou u het ook niet zonde vinden als Achmea nu een tekort voorziet maar dat wellicht aan het einde van het jaar, als de niet bestede pgb-gelden terugkomen, blijkt dat dit er niet is? Hoe gaat u voorkomen dat er onnodig wordt gekort?
Zie antwoord vraag 11.
Kan de Sociale Verzekeringsbank inzicht geven in het openstaande pgb-bedrag dat mensen met een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg) hebben? Zo neen, waarom kan de SVB dat niet? Zo ja, hoe hoog is dat openstaande bedrag en welke inschatting is te maken van een percentage dat uiteindelijk niet nodig zal zijn?
De Sociale Verzekeringsbank kan pas na afloop van het jaar vaststellen welk deel van het beschikbare verplichtingenbedrag voor pgb niet is besteed. Een budgethouder krijgt een trekkingsrecht op zijn of haar pgb op jaarbasis. Daarbij kan het bestedingsritme verschillend zijn. Sommige budgethouders besteden een relatief groot deel aan het begin van het jaar, anderen pas aan het einde van het jaar. De balans over de totale betalingen ten laste van het pgb-kader kan dus pas na afloop van het jaar worden opgemaakt. Het kabinet heeft vooraf reeds een inschatting hiervan gemaakt. Het kabinet gaat ervan uit dat er na afloop van het jaar sprake zal zijn van een onderuitputting van circa 14% op het beschikbare verplichtingenplafond van € 1,4 miljard in 2015. Met deze onderuitputting van circa € 0,2 miljard is reeds rekening gehouden in de begroting. Deze leidt daarmee dus niet tot extra uitgavenruimte.
Benodigdheden voor hennepteelt door de overheid aangeboden op een veiling |
|
Nine Kooiman , Marith Volp (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht over de verkoop van benodigdheden voor de hennepteelt die afkomstig zijn van de Belastingdienst?1 Herinnert u zich de nog altijd niet beantwoorde vragen over een gelijkwaardig bericht over de verkoop van deze benodigdheden door de Dienst Domeinen?2
Ja, ik ken het bericht en herinner me de eerdere vragen. Deze vragen zijn op 3 augustus 2015 beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 100).
Deelt u de mening dat het verschijnen van deze producten op de veilingsite een grote misser is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Berndsen-Jansen (D66) van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 464).
Is het waar dat de overheid ook nu weer producten of apparatuur die geschikt kunnen zijn voor het telen van hennep heeft aangeboden op een veilingsite? Zo ja, waarom en waren die producten door de verkoop via de veilingsite dan ineens niet meer geschikt voor het telen van hennep? Zo nee, wat is niet waar aan het bericht?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Berndsen-Jansen (D66) van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 464).
Deelt u de mening dat deze actie de onduidelijkheid die het nieuwe wetsartikel met zich meebrengt aantoont en dat hier sprake is van een schimmig gebied? Kunt u het antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Als de producten of apparatuur zijn afgenomen op grond van artikel 11a van de Opiumwet en diezelfde producten of apparatuur worden opnieuw te koop aangeboden, betekent dit dan dat dit eenzelfde strafbaar feit oplevert? Zo nee, waarin zit het verschil?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het mogelijk dat de genoemde producten of apparatuur na de verkoop opnieuw voor hennepteelt kunnen worden gebruikt? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Niets is uit te sluiten. Waar het echter in artikel 11a van de Opiumwet om draait is of de verkoper op het moment van verkoop wist, of een ernstig reden had te vermoeden, dat de producten of apparatuur bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Op grond van welke concrete criteria kan de Belastingdienst beoordelen of in beslaggenomen producten of apparatuur die voor hennepteelt werden gebruikt, wel geschikt zijn om via een veiling te verkopen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien producten of apparaten door de overheid zelf te koop aan worden geboden, er geen reden kan zijn om ondernemers te verbieden diezelfde producten op apparaten te verkopen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 2.
De opkomst van lachgas als partydrug bij minderjarigen |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Overlast door lachgas»? Herkent u het in het artikel genoemde toegenomen gebruik van lachgas als partydrug door jongeren?1 Zo ja, op welke cijfers baseert u zich? Zo nee, ziet u reden om onderzoek te laten doen naar het gebruik van lachgas onder jongeren?
Ja, dat bericht is mij bekend en ik herken de signalen van een toename van gebruik. Volgens het Trimbos-instituut wordt er de laatste jaren een toename gesignaleerd van de verkoop en het gebruik van lachgasballonnen in de reguliere horeca, op (openbare) evenementen en op kleinere feesten. Er zijn geen cijfers bekend over de mate van gebruik van lachgas onder de algemene bevolking. Wel zijn er gegevens bekend uit het Groot Uitgaansonderzoek 2013, uitgevoerd door het Trimbos-instituut onder frequente uitgaanders binnen de leeftijdsgroep van 15–35 jaar. Eén op de vier respondenten had het afgelopen jaar lachgas gebruikt. In het in 2014 door het Bonger-instituut en de Jellinek uitgevoerde onderzoek onder Amsterdamse cafébezoekers (leeftijd 14–55 jaar) gaf één op de drie respondenten aan in het voorgaande jaar drie tot vijf keer lachgas gebruikt te hebben.
Wat zijn de consequenties voor de gezondheid van het gebruik van lachgas, met name voor jongeren, en welke activiteiten onderneemt u om gebruikers en met name jongeren te informeren? In hoeverre acht u de voorlichting van Trimbos voldoende om gezondheidsschade bij onwetende jongeren te voorkomen?
Het gebruik van lachgas als drug brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Door het in- en uitademen van lachgas kan zuurstoftekort ontstaan. Dit kan leiden tot misselijkheid, hoofdpijn en duizeligheid. Bij chronisch gebruik (maandenlang of jarenlang bijna dagelijks gebruik) treedt een tekort aan vitamine B12 op, wat tot neurologische stoornissen leidt. Het Trimbos-instituut licht jongeren voor over de risico’s van gebruik, onder meer via de website drugsenuitgaan.nl. Deze informatie wordt zo gericht mogelijk verspreid onder gebruikers van uitgaansdrugs via Twitter, Facebook en partysites zoals Partyflock. Ook op de websites van instellingen voor verslavingszorg is informatie beschikbaar. Voorlichtingsteams van Unity geven via «peer tot peer education» informatie over alcohol en drugs (waaronder lachgas) aan bezoekers van festivals en in clubs. Er zijn dus voldoende en diverse kanalen beschikbaar via welke jongeren zich kunnen informeren over de risico’s van het gebruik van lachgas.
Bent u van mening dat het gebruik van lachgas overlast veroorzaakt aan buurtbewoners? Zo ja, op welke manier? Hoe groot is het probleem?
Het gebruik van lachgas kan leiden tot overlast en ergernissen bij buurtbewoners wanneer bijvoorbeeld sprake is van geluidsoverlast of het achterlaten van afval in de openbare ruimte. Het is niet bekend op welke schaal overlast wordt ervaren in gemeenten als gevolg van het gebruik van lachgas. Als er sprake is van overlast is het aan het lokale gezag om te beslissen op welke wijze hier tegen op te treden.
Vindt u dat er iets moet gebeuren aan het gebruik van lachgas door jongeren en de overlast die het gebruik in de buurt veroorzaakt? Zo ja, wat gaat u doen en hoe houdt u daarbij rekening met de vrije verkrijgbaarheid van ampullen zonder leeftijdscontrole? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het lokaal gezag om te bepalen of het handhavend wil optreden tegen ervaren overlast. Gaspatronen zijn legaal in winkels verkrijgbaar. De verkoop van patronen valt onder de Warenwet en deze kent geen leeftijdsgrens. Het feit dat gaspatronen legaal verkrijgbaar zijn in winkels (zoals voor een slagroomspuit) hoeft het lokale gezag niet te beletten handhavend op te treden tegen overlast. De verkoop c.q. handel van lachgas in verpakkingen ten behoeve van onmiddellijk eigen gebruik, zoals een ballon, is een overtreding van de geneesmiddelenwet. Deze overtreding kan worden bestraft met een bestuurlijke boete, die alleen kan worden opgelegd door ambtenaren van het Staatstoezicht (de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit). Verder is deze overtreding in de Wet op de Economische delicten (WED) aangemerkt als een economisch delict. Krachtens de WED kunnen opsporingsambtenaren (waaronder dus de politie) strafrechtelijk optreden en dit kan leiden tot strafrechtelijke vervolging.
Waarom wordt, ondanks dat openbare verkoop, handel en productie van lachgas als partydrug strafbaar zijn via de Geneesmiddelenwet, hier niet op gehandhaafd door politie? Waarom zijn er bijvoorbeeld tijdens grootschalige handel in het openbaar op Koningsdag geen boetes uitgedeeld?2
Handhavend optreden door de politie ten aanzien van lachgas op grond van de WED heeft bij de handhaving van de openbare orde en strafbare feiten geen prioriteit. De ernst van de overtreding speelt bij die afweging een rol. De IGZ houdt primair toezicht op de gezondheidszorg en niet op het uitgaans- en partycircuit. Echter, indien de IGZ, na constatering door de politie, met de verkoop en handel van een gebruikersverpakking lachgas wordt geconfronteerd kan zij handhavend optreden (zie antwoord vraag 4). Daarnaast ondersteunt IGZ de politie desgevraagd met expertise.
Is het gebruik van lachgas strafbaar voor minderjarigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, acht u dit wenselijk? Is het wenselijk dat het gebruik van lachgas door autobestuurders in het kader van de verkeersveiligheid strafbaar wordt? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee, het gebruik van lachgas is niet strafbaar. Het is niet wenselijk om ook het gebruik strafbaar te stellen. Dit geldt immers ook niet voor het gebruik van middelen die onder de Opiumwet vallen. De reden hiervoor is dat strafbaarstelling van het gebruik een drempel tot het vragen van hulp kan opwerpen.
Artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat het verboden is om een voertuig te besturen onder invloed van een stof die de rijvaardigheid kan verminderen. Op basis van dit artikel kan een bestuurder die onder invloed van lachgas heeft gereden worden vervolgd.
De berichtgeving dat de belastingdienst kweekbenodigdheden voor de hennepteelt heeft doorverkocht op een veiling |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Belastingdienst verkoopt kweekspullen voor hennepteelt door»?1
Ja.
Kunt u zich de antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp herinneren?2
Ja.
Hoe verhouden uw eerdere antwoorden zich tot de berichtgeving?
Het betreft hier een fiscale beslaglegging (in het kader van een belastingschuld), geen strafrechtelijke inbeslagname in het kader van artikel 11a van de Opiumwet.
In dit specifieke geval vond de inbeslagname door de Belastingdienst plaats toen artikel 11a van de Opiumwet nog niet in werking was getreden. Dit betekent dat ten tijde van de inbeslagname en de onmiddellijke opvolging daarvan artikel 11a van de Opiumwet nog niet het referentiekader was.
Voor de vraag of de Belastingdienst in strijd heeft gehandeld met artikel 11a van de Opiumwet is van belang of de Belastingdienst op het moment van verkoop wist, of een ernstige reden had te vermoeden, dat de producten of apparatuur bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Daarvoor is van belang dat de Belastingdienst, na de inwerkingtreding van artikel 11a van de Opiumwet, heeft besloten om goederen waarbij naar het oordeel van de Belastingdienst een duidelijke link was te leggen met de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt niet in een executieveiling te betrekken. Als uitgangspunt gold dat alleen meer algemene voorwerpen via veilingsite BVA, in verschillende kavels, werden aangeboden.
Inmiddels heeft, om elke onduidelijkheid in de afwegingen omtrent verkoop van inbeslaggenomen zaken weg te nemen, de Belastingdienst een landelijke werkwijze bepaald. Volgens deze landelijke werkwijze vinden alle fiscale beslagleggingen bij belastingschuldigen die onder de werking van artikel 11a van de Opiumwet (kunnen) vallen alleen na en in overleg met politie plaats. Zaken die onder artikel 11a van de Opiumwet vallen zullen niet fiscaal, maar strafrechtelijk in beslag worden genomen en worden vernietigd.
Klopt het dat de Belastingdienst in beslag genomen kweekbenodigdheden heeft doorverkocht en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 11a van de Opiumwet?
Zie antwoord vraag 3.
Voor welk bedrag zijn de kweekbenodigdheden verkocht?
Informatie over de verkoopopbrengst valt onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Invorderingswet 1990.
Indien u van oordeel bent dat de Belastingdienst niet in strijd heeft gehandeld met de Opiumwet omdat deze producten niet specifiek te koppelen zijn aan hennepteelt, waarom zijn dergelijke producten wel in beslag genomen in het kader van de Opiumwet bij een groothandel in april van dit jaar?
Ik neem aan dat vragensteller hiermee doelt op de inbeslagname door Domeinen Roerende Zaken (DRZ), waarnaar eerder is gevraagd door vragensteller (ingezonden 24 juni 2015). Zoals in de beantwoording van die vragen (zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3017) al is duidelijk gemaakt, betrof de verkoop destijds een dompelpomp, die niet in beslag was genomen omdat de verkoop ervan in strijd zou zijn met de Opiumwet, maar omdat deze te koop werd aangeboden terwijl hij van diefstal afkomstig was. In onderhavige zaak betreft het een inbeslagname door de Belastingdienst in verband met een openstaande belastingschuld. In beide zaken gaat het dus uitdrukkelijk niet om een strafrechtelijke inbeslagname op grond van artikel 11a van de Opiumwet.
Zijn er bij u nog meer gevallen van verkoop van kweekbenodigdheden door de overheid bekend?
Nee.
Deelt u de mening dat het juist de overheid past om geen misverstanden te laten bestaan over het verkopen van producten die mogelijk onder artikel 11a van de Opiumwet vallen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben het met de vragensteller eens. Uit bovenstaande antwoorden blijkt dat er ook maatregelen zijn getroffen om misverstanden te voorkomen.
Deelt u de mening dat dit voorbeeld aantoont dat handhaving van artikel 11a van de Opiumwet ondoenlijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wilt u in de toekomst voorkomen dat er kweekbenodigdheden worden aangeboden door de overheid op veilingen?
Zie antwoord vraag 3.
De mogelijkheid in een handomdraai aan een vals Syrisch paspoort te komen |
|
Gert-Jan Segers (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Het Syrische paspoort van Mark Rutte» over het gemak waarmee een officieel Syrisch paspoort verworven kan worden?1
Ja dat bericht is mij bekend.
Wat is uw reactie op dit artikel?
Bekend is dat er Syrische paspoorten in omloop zijn die vals zijn, respectievelijk op oneigenlijke gronden zijn verkregen. Het artikel toont dit eens te meer aan. Gezien de instabiele situatie in Syrië is er een verhoogd risico dat personen met dergelijke Syrische documenten Nederland trachten binnen te komen. Syrische documenten worden daarom extra grondig gecontroleerd door de Koninklijke Marechaussee (KMar) de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de politie.
Zijn er op dit moment al gevallen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend in Nederland waarbij er gebruik is gemaakt van dergelijke paspoorten?
Het document waar in het artikel over wordt geschreven is door de journalist onbruikbaar gemaakt. Het is dus niet in handen van de Nederlandse overheid voor nader onderzoek. Voor herkenning en beoordeling van vervalste documenten moet het betreffende document onderzocht en vergeleken kunnen worden met andere door de KMar onderschepte vervalste Syrische paspoorten.Daarom valt niet te zeggen of het soort vervalste document dat in het artikel wordt genoemd al eens eerder door de KMar is aangetroffen.
In zijn algemeenheid geldt dat de KMar van iedere persoon die de Schengen buitengrens passeert de echtheid van het paspoort controleert en tevens controleert of de houder van het paspoort bij het aangeboden paspoort hoort. De KMar beschikt over veel expertise voor het herkennen van valse documenten en «look a likes» die gebruik maken van echte documenten. Daarnaast heeft de KMar technische hulpmiddelen ter beschikking en wordt bij de minste twijfel een document nader onderzocht. Evenals veel andere reisdocumenten zijn ook Syrische paspoorten voorzien van beveiligings- en echtheidskenmerken. Manipulatie daarvan wordt tijdens de controle veelal herkend.
Zijn uw diensten in staat om dergelijke paspoorten te herkennen? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 3.
Werken uw diensten samen met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) om te voorkomen dat deze mensen onder valse voorwendselen toegang krijgen in Nederland? In hoeverre vormt dit fenomeen een concrete dreiging in Nederland?
De IND werkt samen met de AIVD en de MIVD.2 De IND kan gegevens verstrekken aan de AIVD en MIVD die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de taken ingevolge de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. De AIVD en MIVD kunnen in het kader van hun taakuitvoering in een ambtsbericht gegevens verstrekken aan de IND die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de taken ingevolge de Vreemdelingenwet en de Rijkswet op het Nederlanderschap. De informatie in een ambtsbericht kan de IND ten grondslag leggen aan de afwijzing van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning dan wel het Nederlanderschap of het beëindigen van verblijfsrecht.
In zijn brief van 31 oktober 2014 (TK 2014–2015, 29 754, nr. 269) heeft de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer geïnformeerd over de afspraken die zijn gemaakt tussen de vreemdelingenketen (IND, COA en DT&V), de Nationale Politie en de AIVD over het melden van signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
Integraal onderdeel van deze afspraken is te borgen dat medewerkers in de vreemdelingenketen relevante signalen onderkennen. Binnen de vreemdelingenketen wordt daarom continu geïnvesteerd in het veiligheidsbe-wustzijn (awareness) van medewerkers zodat zij alert zijn op dergelijke signalen en weten op welke wijze dit signaal kan worden doorgeleid naar de AIVD of de Nationale Politie. Dit gebeurt zowel bij medewerkers die asielzoekers spreken in het kader van hun procedure, als medewerkers die asielzoekers begeleiden gedurende hun verblijf en vertrek.
Zoals ook in antwoord twee staat aangegeven is er, vanwege de instabiele situatie in Syrië, een verhoogd risico dat personen met valse Syrische documenten Nederland trachten binnen te komen. Syrische documenten worden daarom extra grondig gecontroleerd.
Werkt de IND samen met partnerorganisaties van andere Europese lidstaten en bondgenoten? Is er sprake van een gemeenschappelijke aanpak? Zo ja, kunt u deze aanpak toelichten? Zo nee, bent u bereid om met spoed te komen tot een dergelijke gemeenschappelijke aanpak? Kunt u aangeven of dhr. «Mark Rutte» gebruik gaat maken van zijn nieuwe reispapieren?
De IND werkt nauw samen met partnerorganisaties in Europa op het terrein van asiel en migratie in de Directors» Immigration Services Conference (GDISC). Een van de onderwerpen van samenwerking is het tegengaan van documentfraude.
In de Europese werkgroep valse documenten en in FRONTEX wisselen Nederland en de andere Europese landen expertise uit met betrekking tot het beter kunnen herkennen van valse documenten en identiteitsfraude. Op mondiaal terrein participeert Nederland in expertsessies van de International Civil Aviation Organisation (ICAO) op het terrein van identiteits- en documentfraude.
De internationale aanpak is erop gericht om door intensieve samenwerking en constante uitwisseling van expertise misbruik van reis- en identiteitsdocumenten en identiteitsfraude zo veel mogelijk tegen te gaan.
Het valse Syrische paspoort dat in het artikel wordt beschreven is door de journalist onbruikbaar gemaakt en kan dus niet meer als reis- of identiteitsdocument worden gebruikt.
Een tbs-er die vanuit zijn kliniek via internet contact heeft kunnen leggen met jonge vrouwen |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Tbs'er benaderde jonge vrouwen vanuit kliniek»?1
Ja.
Is het waar dat een tbs-patiënt die voor meerdere zedendelicten is veroordeeld er in geslaagd is vanuit zijn kliniek contact te leggen met jonge vrouwen? Zo ja, wat was de aard van die contacten en is daarbij sprake geweest van mogelijk strafbare feiten? Zo ja, hoe is deze patiënt er in geslaagd onopgemerkt contact te leggen met jonge vrouwen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Betrokkene werd behandeld in het kader van een tbs met voorwaarden.
Het eerste deel van de behandeling, voor een periode van twee jaar, vond plaats in het beveiligde deel van een Forensische Psychiatrisch Kliniek (FPK) en vervolgens, voor de periode van één jaar, op een open resocialisatieafdeling, in een woning buiten de muren van de kliniek.
Onderdeel van de resocialisatiefase is dat justitiabelen op een veilige en verantwoorde manier kunnen re-integreren in de maatschappij. Daar hoort ook het gebruik van internet bij. Het is niet uit te sluiten dat betrokkene in deze periode de betreffende contacten heeft gelegd.
Mocht de patiënt onder begeleiding internetten? Zo ja, wat was de reden om internetten toe te staan? Zo nee, waarom niet?
Toen betrokkene in maart 2011 werd opgenomen in de FPK had hij geen internetvrijheden. Na ruim twee jaar kreeg betrokkene onder strikte voorwaarden toegang tot internet om zich te kunnen oriënteren op een vrijetijdsbesteding in de beoogde woonplaats na behandeling. Vervolgens werd betrokkene overgeplaatst naar een open resocialisatieafdeling om te wennen aan grotere vrijheid in internetgebruik, onder de voorwaarde dat betrokkene zich hierbij controleerbaar opstelde.
Hebben de heimelijke en delictsgerelateerde gedragspatronen van de patiënt gevolgen voor de aard en de duur van zijn behandeling? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De behandeling in de FPK vond plaats in het kader van een tbs met voorwaarden. Hij stond daarbij onder toezicht van de reclassering. Wegens het herhaaldelijk niet nakomen van de voorwaarden, o.a. rondom internetgebruik, is de tbs-maatregel met voorwaarden (opgelegd in februari 2012) in april 2015 omgezet in een tbs-maatregel met dwang. Hij is vervolgens overgeplaatst naar een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Hier verblijft hij sindsdien.
Hoe vaak komt het voor dat een tbs-patiënt ongeoorloofd gebruik maakt van internet dan wel in staat is internet te gebruiken voor (het voorbereiden van) strafbare feiten?
Over het internetgebruik van justitiabelen tijdens hun verblijf in FPK’s worden geen cijfers verzameld. Bij strafbare feiten wordt uiteraard aangifte gedaan, maar er is geen separate registratie van ongeoorloofd internetgebruik in FPK’s.
Ziet u in deze of andere zaken aanleiding om de regelgeving ten aanzien van het gebruik van internet in tbs-klinieken aan te scherpen? Zo ja, wat gaat u doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor aangegeven verbleef betrokkene verbleef de laatste fase van zijn verblijf in een open resocialisatieafdeling van een FPK, in een woning buiten de muren van de kliniek. De FPK’s kennen wettelijk gezien het BOPZ-regime. Binnen dit regime gelden minder algemene beperkingen dan binnen de forensisch psychiatrische centra (FPC’s, voorheen tbs-klinieken)2.
De betreffende FPK is verzocht om een verslag op te maken van de omstandigheden en het verblijf van betrokkene. Op basis daarvan wordt bekeken of het nodig is om het bestaande beleid aan te passen.